ISSN 1725-2598

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 73

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

52e jaargang
19 maart 2009


Inhoud

 

I   Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie verplicht is

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

 

Verordening (EG) nr. 210/2009 van de Commissie van 18 maart 2009 tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

1

 

 

Verordening (EG) nr. 211/2009 van de Commissie van 18 maart 2009 inzake de afgifte van invoercertificaten voor de aanvragen die tijdens de eerste zeven dagen van maart 2009 zijn ingediend in het kader van het bij Verordening (EG) nr. 1399/2007 geopende tariefcontingent voor de invoer van worst en bepaalde vleesproducten van oorsprong uit Zwitserland

3

 

 

Verordening (EG) nr. 212/2009 van de Commissie van 18 maart 2009 inzake de afgifte van invoercertificaten voor de aanvragen die tijdens de eerste zeven dagen van maart 2009 in het kader van het bij Verordening (EG) nr. 1382/2007 geopende tariefcontingent zijn ingediend voor varkensvlees

4

 

*

Verordening (EG) nr. 213/2009 van de Commissie van 18 maart 2009 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2160/2003 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (EG) nr. 1003/2005 wat betreft de bestrijding en de uitvoering van tests op de aanwezigheid van salmonella bij vermeerderingskoppels van Gallus gallus en kalkoenen ( 1 )

5

 

*

Verordening (EG) nr. 214/2009 van de Commissie van 18 maart 2009 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1800/2004 wat betreft de voorwaarden voor de verlening van de vergunning voor het toevoegingsmiddel voor diervoeding Cycostat 66G ( 1 )

12

 

*

Verordening (EG) nr. 215/2009 van de Commissie van 18 maart 2009 tot indeling van bepaalde goederen in de gecombineerde nomenclatuur

17

 

 

II   Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie niet verplicht is

 

 

BESLUITEN/BESCHIKKINGEN

 

 

Raad

 

 

2009/246/EG

 

*

Besluit van de Raad van 16 februari 2009 betreffende de sluiting van een Protocol bij de Euro-mediterrane Overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en het Koninkrijk Marokko, anderzijds, teneinde rekening te houden met de toetreding van de Republiek Bulgarije en van Roemenië tot de Europese Unie

19

 

 

Commissie

 

 

2009/247/EG

 

*

Beschikking van de Commissie van 16 maart 2009 tot wijziging van Beschikking 2003/322/EG wat betreft het voederen van bepaalde soorten aasetende vogels in Bulgarije met bepaald categorie 1-materiaal (Kennisgeving geschied onder nummer C(2009) 1670)  ( 1 )

20

 

 

2009/248/EG

 

*

Beschikking van de Commissie van 18 maart 2009 tot wijziging van Beschikking 2008/185/EG wat betreft de veterinairrechtelijke voorschriften voor het handelsverkeer in varkens tussen lidstaten of regio’s daarvan die vrij zijn van de ziekte van Aujeszky (Kennisgeving geschied onder nummer C(2009) 1687)  ( 1 )

22

 

 

IV   Andere besluiten

 

 

EUROPESE ECONOMISCHE RUIMTE

 

 

Toezichthoudende Autoriteit van de EVA

 

*

Besluit van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA nr. 154/07/COL van 3 mei 2007 houdende de drieënzestigste wijziging van de formele en materiële regels op het gebied van staatssteun

23

 

 

Gemengd Comité van de EER

 

*

Besluit van het Gemengd Comité van de EER nr. 1/2009 van 5 februari 2009 tot wijziging van bijlage I (Veterinaire en fytosanitaire aangelegenheden) bij de EER-overeenkomst

30

 

*

Besluit van het Gemengd Comité van de EER nr. 2/2009 van 5 februari 2009 tot wijziging van bijlage I (Veterinaire en fytosanitaire aangelegenheden) bij de EER-overeenkomst

32

 

*

Besluit van het Gemengd Comité van de EER nr. 3/2009 van 5 februari 2009 tot wijziging van bijlage II (Technische voorschriften, normen, keuring en certificatie) bij de EER-overeenkomst

35

 

*

Besluit van het Gemengd Comité van de EER nr. 4/2009 van 5 februari 2009 tot wijziging van bijlage II (Technische voorschriften, normen, keuring en certificatie) bij de EER-overeenkomst

36

 

*

Besluit van het Gemengd Comité van de EER nr. 5/2009 van 5 februari 2009 tot wijziging van bijlage II (Technische voorschriften, normen, keuring en certificatie) bij de EER-overeenkomst

38

 

*

Besluit van het Gemengd Comité van de EER nr. 6/2009 van 5 februari 2009 tot wijziging van bijlage II (Technische voorschriften, normen, keuring en certificatie) bij de EER-overeenkomst

39

 

*

Besluit van het Gemengd Comité van de EER nr. 7/2009 van 5 februari 2009 tot wijziging van bijlage II (Technische voorschriften, normen, keuring en certificatie) bij de EER-overeenkomst

41

 

*

Besluit van het Gemengd Comité van de EER nr. 8/2009 van 5 februari 2009 tot wijziging van bijlage II (Technische voorschriften, normen, keuring en certificatie) en bijlage XIII (Vervoer) bij de EER-overeenkomst

42

 

*

Besluit van het Gemengd Comité van de EER nr. 9/2009 van 5 februari 2009 tot wijziging van bijlage VI (Sociale zekerheid) bij de EER-overeenkomst

44

 

*

Besluit van het Gemengd Comité van de EER nr. 10/2009 van 5 februari 2009 tot wijziging van bijlage VI (Sociale zekerheid) bij de EER-overeenkomst

45

 

*

Besluit van het Gemengd Comité van de EER nr. 11/2009 van 5 februari 2009 tot wijziging van bijlage XIII (Vervoer) bij de EER-overeenkomst

46

 

*

Besluit van het Gemengd Comité van de EER nr. 12/2009 van 5 februari 2009 tot wijziging van bijlage XIII (Vervoer) bij de EER-overeenkomst

47

 

*

Besluit van het Gemengd Comité van de EER nr. 13/2009 van 5 februari 2009 tot wijziging van bijlage XIII (Vervoer) bij de EER-overeenkomst

49

 

*

Besluit van het Gemengd Comité van de EER nr. 14/2009 van 5 februari 2009 tot wijziging van bijlage XIII (Vervoer) bij de EER-overeenkomst

50

 

*

Besluit van het Gemengd Comité van de EER nr. 15/2009 van 5 februari 2009 tot wijziging van bijlage XIII (Vervoer) bij de EER-overeenkomst

52

 

*

Besluit van het Gemengd Comité van de EER nr. 16/2009 van 5 februari 2009 tot wijziging van bijlage XIX (Consumentenbescherming) bij de EER-overeenkomst

53

 

*

Besluit van het Gemengd Comité van de EER nr. 17/2009 van 5 februari 2009 tot wijziging van bijlage XX (Milieu) bij de EER-overeenkomst

55

 

*

Besluit van het Gemengd Comité van de EER nr. 18/2009 van 5 februari 2009 tot wijziging van bijlage XX (Milieu) bij de EER-overeenkomst

57

 

*

Besluit van het Gemengd Comité van de EER nr. 19/2009 van 5 februari 2009 tot wijziging van bijlage XXII (Vennootschapsrecht) bij de EER-overeenkomst

58

 

*

Besluit van het Gemengd Comité van de EER nr. 20/2009 van 5 februari 2009 tot wijziging van bijlage XXII (Vennootschapsrecht) bij de EER-overeenkomst

59

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


I Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie verplicht is

VERORDENINGEN

19.3.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 73/1


VERORDENING (EG) Nr. 210/2009 VAN DE COMMISSIE

van 18 maart 2009

tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („Integrale-GMO-verordening”) (1),

Gelet op Verordening (EG) nr. 1580/2007 van de Commissie van 21 december 2007 tot vaststelling van bepalingen voor de uitvoering van de Verordeningen (EG) nr. 2200/96, (EG) nr. 2201/96 en (EG) nr. 1182/2007 van de Raad in de sector groenten en fruit (2), en met name op artikel 138, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

Bij Verordening (EG) nr. 1580/2007 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XV, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 138 van Verordening (EG) nr. 1580/2007 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 19 maart 2009.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 18 maart 2009.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 350 van 31.12.2007, blz. 1.


BIJLAGE

Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

IL

148,7

JO

80,4

MA

40,1

TN

134,4

TR

103,1

ZZ

101,3

0707 00 05

EG

139,2

JO

158,4

MA

61,4

MK

118,9

TR

166,9

ZZ

129,0

0709 90 70

JO

249,0

MA

53,0

TR

92,1

ZZ

131,4

0709 90 80

EG

122,4

ZZ

122,4

0805 10 20

EG

46,1

IL

51,4

MA

50,0

TN

59,0

TR

73,9

ZZ

56,1

0805 50 10

TR

49,5

ZZ

49,5

0808 10 80

AR

99,0

BR

84,1

CA

95,8

CL

80,6

CN

70,9

MK

21,2

US

117,4

UY

63,2

ZA

82,7

ZZ

79,4

0808 20 50

AR

80,4

CL

140,4

CN

35,6

US

104,6

ZA

89,6

ZZ

90,1


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.


19.3.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 73/3


VERORDENING (EG) Nr. 211/2009 VAN DE COMMISSIE

van 18 maart 2009

inzake de afgifte van invoercertificaten voor de aanvragen die tijdens de eerste zeven dagen van maart 2009 zijn ingediend in het kader van het bij Verordening (EG) nr. 1399/2007 geopende tariefcontingent voor de invoer van worst en bepaalde vleesproducten van oorsprong uit Zwitserland

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten (Integrale-GMO-verordening) (1),

Gelet op Verordening (EG) nr. 1399/2007 van de Commissie van 28 november 2007 houdende opening en vaststelling van de wijze van beheer van een tariefcontingent voor worst en bepaalde vleesproducten van oorsprong uit Zwitserland (2), en met name op artikel 5, lid 5,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 1399/2007 is een tariefcontingent geopend voor de invoer van worst en bepaalde vleesproducten.

(2)

De in de eerste zeven dagen van maart 2009 voor de deelperiode van 1 april tot en met 30 juni 2009 ingediende invoercertificaataanvragen hebben betrekking op een hoeveelheid die kleiner is dan de beschikbare hoeveelheid. Bijgevolg dienen de hoeveelheden waarvoor geen aanvragen zijn ingediend, te worden vastgesteld en te worden toegevoegd aan de voor de volgende deelperiode vastgestelde hoeveelheid,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De hoeveelheden waarvoor in het kader van het tariefcontingent met volgnummer 09.4180 geen invoercertificaataanvragen zijn ingediend op grond van Verordening (EG) nr. 1399/2007 en die aan de deelperiode van 1 juli tot en met 30 september 2009 moeten worden toegevoegd, bedragen 929 000 kg.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 19 maart 2009.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 18 maart 2009.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 311 van 29.11.2007, blz. 7.


19.3.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 73/4


VERORDENING (EG) Nr. 212/2009 VAN DE COMMISSIE

van 18 maart 2009

inzake de afgifte van invoercertificaten voor de aanvragen die tijdens de eerste zeven dagen van maart 2009 in het kader van het bij Verordening (EG) nr. 1382/2007 geopende tariefcontingent zijn ingediend voor varkensvlees

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten (Integrale-GMO-verordening) (1),

Gelet op Verordening (EG) nr. 1382/2007 van de Commissie van 26 november 2007 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 774/94 van de Raad wat de invoerregeling voor varkensvlees betreft (2), en met name op artikel 5, lid 6,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 1382/2007 is een tariefcontingent geopend voor de invoer van producten van de sector varkensvlees.

(2)

De in de eerste zeven dagen van maart 2009 voor de deelperiode van 1 april tot en met 30 juni 2009 ingediende invoercertificaataanvragen hebben betrekking op een hoeveelheid die kleiner is dan de beschikbare hoeveelheid. Bijgevolg dienen de hoeveelheden waarvoor geen aanvragen zijn ingediend, te worden vastgesteld en te worden toegevoegd aan de voor de volgende deelperiode vastgestelde hoeveelheid,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De hoeveelheden waarvoor in het kader van het tariefcontingent met volgnummer 09.4046 geen invoercertificaataanvragen zijn ingediend op grond van Verordening (EG) nr. 1382/2007 en die aan de deelperiode van 1 juli tot en met 30 september 2009 moeten worden toegevoegd, bedragen 3 094 000 kg.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 19 maart 2009.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 18 maart 2009.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 309 van 27.11.2007, blz. 28.


19.3.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 73/5


VERORDENING (EG) Nr. 213/2009 VAN DE COMMISSIE

van 18 maart 2009

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2160/2003 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (EG) nr. 1003/2005 wat betreft de bestrijding en de uitvoering van tests op de aanwezigheid van salmonella bij vermeerderingskoppels van Gallus gallus en kalkoenen

(Voor de EER relevante tekst)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 2160/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 17 november 2003 inzake de bestrijding van salmonella en andere specifieke door voedsel overgedragen zoönoseverwekkers (1), en met name op artikel 5, lid 6, en artikel 13,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EG) nr. 2160/2003 is bedoeld om te waarborgen dat er adequate en doeltreffende maatregelen worden getroffen voor de detectie en de bestrijding van salmonella en andere zoönoseverwekkers in alle stadia van productie, verwerking en distributie, in het bijzonder op het niveau van de primaire productie, teneinde de prevalentie ervan en het risico voor de volksgezondheid te verminderen.

(2)

Overeenkomstig Verordening (EG) nr. 2160/2003 zijn specifieke voorschriften voor vermeerderingskoppels van Gallus gallus van toepassing, wanneer op basis van de analyse van monsters de aanwezigheid van Salmonella enteritidis of Salmonella typhimurium bij dergelijke koppels is aangetoond. Het doel van deze voorschriften is het voorkomen van de verspreiding van de besmetting in de productieketen van eieren en slachtkuikenvlees, namelijk van vermeerderingskippen op hun nakomelingen. Soortgelijke voorschriften moeten ook gelden voor de kalkoenproductie om te voorkomen dat de besmetting naar de productieketen van kalkoenvlees wordt overgedragen. Verordening (EG) nr. 2160/2003 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(3)

Verordening (EG) nr. 1003/2005 van de Commissie van 30 juni 2005 ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 2160/2003 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft een communautaire doelstelling voor het verminderen van de prevalentie van bepaalde serotypen salmonella bij vermeerderingskoppels van Gallus gallus  (2) stelt een communautaire doelstelling voor het verminderen van de prevalentie van bepaalde Salmonella spp. bij vermeerderingskoppels van Gallus gallus vast. Bovendien wordt in de bijlage bij die verordening het testschema vastgesteld om na te gaan of de communautaire doelstelling is verwezenlijkt.

(4)

Overeenkomstig artikel 2 van Verordening (EG) nr. 1003/2005 beziet de Commissie de communautaire doelstelling opnieuw in het licht van de resultaten van het eerste uitvoeringsjaar van de nationale bestrijdingsprogramma's die overeenkomstig Verordening (EG) nr. 2160/2003 zijn goedgekeurd. 2007 was het eerste uitvoeringsjaar.

(5)

Overeenkomstig Richtlijn 2003/99/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 november 2003 inzake de bewaking van zoönoses en zoönoseverwekkers (3) hebben de lidstaten de bewakingsresultaten voor 2007 bij de Commissie ingediend. In het licht van die resultaten lijkt het niet nodig de communautaire doelstelling te wijzigen.

(6)

Met het oog op de doelmatige toewijzing van de financiële middelen moeten de lidstaten die de communautaire doelstelling hebben verwezenlijkt, in staat worden gesteld het aantal officiële controles te verminderen. Verordening (EG) nr. 1003/2005 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(7)

Uit een onderzoek van het in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 1003/2005 vastgestelde testschema is gebleken dat de toepassing van de bemonsteringsinstructies moeilijkheden oplevert en er is nieuwe informatie over de gevoeligheid van het testschema beschikbaar. Het testschema moet bijgevolg worden gewijzigd.

(8)

De Verordeningen (EG) nr. 2160/2003 en (EG) nr. 1003/2005 moeten daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(9)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

In deel C van bijlage II bij Verordening (EG) nr. 2160/2003 worden de titel en punt 1 vervangen door:

„C.   Specifieke eisen voor vermeerderingskoppels van Gallus gallus en fokkalkoenen

1.

Wanneer op basis van de analyses van de monsters die zijn genomen overeenkomstig deel B of overeenkomstig de in de bijlagen bij de Verordeningen (EG) nrs. 1003/2005 (4) en 584/2008 (5) van de Commissie opgenomen testschema's in de in punt 2 vermelde omstandigheden de aanwezigheid van Salmonella enteritidis of Salmonella typhimurium is aangetoond in een vermeerderingskoppel van Gallus gallus of fokkalkoenen, moeten de maatregelen in de punten 3 tot en met 5 worden getroffen.

Artikel 2

De bijlage bij Verordening (EG) nr. 1003/2005 wordt vervangen door de bijlage bij deze verordening.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 2 is echter van toepassing met ingang van 1 april 2009 en artikel 1 met ingang van 1 januari 2010.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 18 maart 2009.

Voor de Commissie

Androulla VASSILIOU

Lid van de Commissie


(1)  PB L 325 van 12.12.2003, blz. 1.

(2)  PB L 170 van 1.7.2005, blz. 12.

(3)  PB L 325 van 12.12.2003, blz. 31.

(4)  PB L 170 van 1.7.2005, blz. 12.

(5)  PB L 162 van 21.6.2008, blz. 3.”.


BIJLAGE

„BIJLAGE

Testschema om na te gaan of de communautaire doelstelling voor de vermindering van Salmonella enteritidis, Salmonella hadar, Salmonella infantis, Salmonella typhimurium en Salmonella virchow bij volwassen vermeerderingskoppels van Gallus gallus is verwezenlijkt

1.   STEEKPROEFKADER

Het steekproefkader omvat alle volwassen vermeerderingskoppels van kippen (Gallus gallus) die bestaan uit minimaal 250 dieren („vermeerderingskoppels”).

2.   BEWAKING VAN VERMEERDERINGSKOPPELS

2.1.   Locatie, frequentie en status van de bemonstering

Vermeerderingskoppels worden op initiatief van de exploitant en in het kader van officiële controles bemonsterd.

2.1.1.   Bemonstering op initiatief van de exploitant

De bemonstering vindt tweewekelijks plaats op de door de bevoegde autoriteit aangewezen locatie, en wel:

a)

op de broederij, of

b)

op het bedrijf.

De bevoegde autoriteit kan kiezen voor een van de onder a) of b) bedoelde mogelijkheden voor het hele testschema voor alle vermeerderingskoppels van slachtkuikens en een van die mogelijkheden voor vermeerderingskoppels van legkippen. De bemonstering van bedrijven die hoofdzakelijk broedeieren uitvoeren naar of handel in broedeieren drijven met andere lidstaten, vindt in elk geval op het bedrijf plaats. De bevoegde autoriteit stelt een procedure vast om ervoor te zorgen dat, wanneer de in artikel 1, lid 1, bedoelde salmonella-serotypen („relevante salmonella's”) bij bemonstering op initiatief van de exploitant worden aangetroffen, dit door het laboratorium dat de analyses verricht, onverwijld aan de bevoegde autoriteit wordt gemeld. De exploitant en het laboratorium dat de analyses verricht, blijven verantwoordelijk voor de tijdige melding van de detectie van salmonella, inclusief het serotype.

Als de communautaire doelstelling in ten minste twee achtereenvolgende kalenderjaren is verwezenlijkt, kan de bevoegde autoriteit naar eigen goeddunken de bemonstering op het bedrijf in plaats van tweewekelijks elke drie weken laten plaatsvinden. De bevoegde autoriteit kan besluiten om naar het tweewekelijkse testinterval terug te keren wanneer een positief koppel op het bedrijf wordt aangetroffen en/of wanneer de bevoegde autoriteit dat nodig acht.

2.1.2.   Bemonstering bij officiële controles

Onverminderd deel C, punt 2, van bijlage II bij Verordening (EG) nr. 2160/2003 omvat de officiële bemonstering het volgende:

2.1.2.1.

Indien de bemonstering op initiatief van de exploitant op de broederij wordt uitgevoerd:

a)

routinebemonstering op de broederij elke 16 weken, en

b)

routinebemonstering op het bedrijf op twee tijdstippen van de productiecyclus, namelijk binnen vier weken na de overgang naar de legfase of de verplaatsing naar een legeenheid en tegen het eind van de legfase, op zijn vroegst acht weken voor het eind van de productiecyclus;

c)

verificatiebemonstering op het bedrijf, als bij de bemonstering op de broederij relevante salmonella's zijn aangetroffen.

2.1.2.2.

Indien de bemonstering op initiatief van de exploitant op het bedrijf wordt uitgevoerd, vindt op drie tijdstippen in de productiecyclus routinebemonstering plaats:

a)

binnen vier weken na de overgang naar de legfase of de verplaatsing naar een legeenheid;

b)

tegen het eind van de legfase, op zijn vroegst acht weken voor het eind van de productiecyclus;

c)

tijdens de productie, op een tijdstip dat voldoende verschilt van de onder a) en b) bedoelde tijdstippen.

2.1.2.3

In afwijking van de punten 2.1.2.1 en 2.1.2.2 en als de communautaire doelstelling in ten minste twee achtereenvolgende kalenderjaren is verwezenlijkt, kan de bevoegde autoriteit de routinebemonsteringen vervangen door een bemonstering:

a)

op het bedrijf op één willekeurig tijdstip in de productiecyclus en eens per jaar op de broederij, of

b)

op het bedrijf op twee willekeurige tijdstippen die voldoende ver uit elkaar liggen in de productiecyclus.

Een bemonstering door de bevoegde autoriteit kan in de plaats komen van de bemonstering op initiatief van de exploitant van een levensmiddelenbedrijf.

2.2.   Bemonsteringsprotocol

2.2.1.   Bemonstering op de broederij

Bij elke bemonstering wordt minstens één monster per vermeerderingskoppel genomen. De bemonstering moet plaatsvinden op een uitkomstdag wanneer monsters van alle vermeerderingskoppels beschikbaar zijn en al het materiaal van alle uitkomstkasten (uitkipkasten) waaruit de uitgekomen kuikens op de bemonsteringsdag worden weggehaald, moet proportioneel bijdragen tot het stel monsters. Als zich in de uitkomstkasten meer dan 50 000 eieren van een koppel bevinden, wordt een tweede monster van dat koppel verzameld.

Het monster bestaat ten minste uit:

a)

één verzamelmonster van zichtbaar met feces besmeurde inlegvellen van uitkomstladen die aselect van vijf verschillende uitkomstladen of plaatsen in de uitkomstkast zijn genomen, overeenkomend met een totaaloppervlak van minimaal 1 m2; als de broedeieren van een vermeerderingskoppel over meer dan één uitkomstkast verdeeld zijn, wordt echter van alle (maximaal vijf) uitkomstkasten een dergelijk verzamelmonster genomen, of

b)

één monster dat met één of meer bevochtigde veegdoekjes met een totaal oppervlak van minstens 900 cm2 onmiddellijk na het weghalen van de kuikens is genomen van het gehele oppervlak van de bodem van in totaal minstens vijf uitkomstladen of van dons op vijf plaatsen, waaronder de vloer, in alle (maximaal vijf) uitkomstkasten met uitgebroede eieren van het koppel, waarbij ervoor wordt gezorgd dat minstens één monster per koppel waarvan eieren afkomstig zijn, wordt genomen, of

c)

10 g gebroken eierschalen genomen uit in totaal 25 afzonderlijke uitkomstladen (d.w.z. 250 g oorspronkelijk monster) in maximaal vijf uitkomstkasten met uitgebroede eieren van het koppel, fijngemaakt en gemengd, waarna hiervan een deelmonster van 25 g voor de tests wordt genomen.

De onder a), b) en c) beschreven procedure wordt zowel voor bemonstering op initiatief van de exploitant als voor officiële bemonstering gevolgd. Het is niet verplicht een monster te nemen van een uitkomstkast met eieren uit verschillende koppels, als minstens 80 % van de eieren zich in andere bemonsterde uitkomstkasten bevindt.

2.2.2.   Bemonstering op het bedrijf

2.2.2.1.   Routinebemonstering op initiatief van de exploitant

De bemonstering betreft in eerste instantie fecesmonsters en moet zodanig zijn dat een koppelprevalentie van 1 % met een betrouwbaarheid van 95 % wordt opgespoord. Daartoe worden de monsters op een van de volgende wijzen genomen:

a)

Verzamelde feces van afzonderlijke verse fecesmonsters met een gewicht van ten minste 1 g, die aselect zijn genomen op een aantal plaatsen in de stal waar het koppel wordt gehouden, of, indien het koppel vrije toegang heeft tot meer dan één stal op een bepaald bedrijf, in elke groep stallen van het bedrijf waar het koppel wordt gehouden. De feces mogen voor de analyse worden samengevoegd tot minimaal twee verzamelmonsters.

Het aantal plaatsen waar afzonderlijke fecesmonsters moeten worden genomen om het verzamelmonster te vormen, wordt als volgt bepaald:

Aantal dieren dat in een koppel wordt gehouden

Aantal in het koppel te nemen fecesmonsters

250-349

200

350-449

220

450-799

250

800-999

260

1 000 of meer

300

b)

Overschoentjes en/of stofmonsters:

De gebruikte overschoentjes moeten voldoende absorberend zijn om vocht op te nemen. Buisgaas-„sokken” kunnen ook daarvoor worden gebruikt.

Het oppervlak van de overschoentjes wordt bevochtigd met een geschikte vloeistof (bv. 0,8 % keukenzout + 0,1 % pepton in steriel gede-ioniseerd water, steriel water of een andere door de bevoegde autoriteit goedgekeurde vloeistof).

De monsters worden genomen terwijl de monsternemer door de stal loopt en daarbij een route volgt die representatieve monsters voor alle delen van de stal of de respectieve sector oplevert. Dit omvat ook delen met strooisel en latten, als op de latten veilig kan worden gelopen. Alle afzonderlijke hokken in de stal moeten worden bemonsterd. Als de bemonstering van de gekozen sector gereed is, worden de overschoentjes voorzichtig uitgetrokken zodat het aanhangende materiaal niet loskomt.

De monsters bestaan uit:

i)

vijf paar overschoentjes, elk overeenkomend met een monster van circa 20 % van het oppervlak van de stal; de overschoentjes mogen voor de analyse worden samengevoegd tot minimaal twee verzamelmonsters, of

ii)

minstens één paar overschoentjes als monster voor het gehele oppervlak van de stal en één aanvullend stofmonster verzameld op verschillende plaatsen in de stal op oppervlakken waar zichtbaar stof aanwezig is. Voor de verzameling van dit stofmonster worden één of meer bevochtigde veegdoekjes met een totaal oppervlak van minstens 900 cm2 gebruikt.

c)

Bij vermeerderingskoppels in kooisystemen kunnen de monsters bestaan uit natuurlijk gemengde feces afkomstig van mestbanden, mestschrapers of mestputten, naargelang van het type stal. Er worden twee monsters van minimaal 150 g verzameld, die afzonderlijk worden onderzocht:

i)

van mestbanden onder elke kooilaag, die op gezette tijden worden aangezet en waarvan de mest via een vijzel- of transportsysteem wordt afgevoerd;

ii)

van een mestopvangsysteem waarbij de mest via mestgoten in een mestput onder de stal terechtkomt;

iii)

van een systeem met trapkooien die niet recht onder elkaar staan, zodat de feces direct in de mestput vallen.

In de regel bestaat een stal uit meerdere stapelkooien. Uit elke stapel moeten samengevoegde feces in het totale verzamelmonster vertegenwoordigd zijn. Er worden twee verzamelmonsters van elk koppel genomen, als beschreven in de derde tot en met zesde alinea hieronder:

Bij systemen met mestbanden of mestschrapers moeten die op de dag van de bemonstering in werking worden gesteld voordat het monster wordt genomen.

Bij systemen met mestgoten en mestschrapers moeten de samengevoegde feces na het afschrapen van de mestschraper worden genomen.

Bij trapkooien zonder mestbanden of mestschrapers moeten de samengevoegde feces in de mestput bemonsterd worden.

Bij mestbanden wordt samengevoegd fecaal materiaal verzameld aan het eind van de band.

2.2.2.2.   Officiële bemonstering

a)

De routinebemonstering vindt plaats zoals beschreven in punt 2.2.2.1.

b)

De verificatiebemonstering na aantoning van relevante salmonella's op de broederij verloopt zoals beschreven in punt 2.2.2.1. Er kunnen aanvullende monsters worden genomen voor tests om antimicrobiële stoffen of bacteriegroeiremmers op te sporen: in dit geval wordt een monster genomen van aselect gekozen dieren uit elke stal op het bedrijf, in de regel vijf dieren per stal, tenzij de autoriteit het nodig acht een groter aantal dieren te bemonsteren. Als de besmettingsbron niet wordt bevestigd, worden antimicrobiële tests uitgevoerd of worden nieuwe bacteriologische tests op salmonella uitgevoerd op het koppel en zijn nakomelingen, voordat de handelsbeperkingen worden opgeheven. Als antimicrobiële stoffen of bacteriegroeiremmers worden opgespoord, wordt de salmonellabesmetting als bevestigd beschouwd.

c)

Verdachte gevallen

In uitzonderingsgevallen waarin de bevoegde autoriteit redenen heeft om te twijfelen aan de juistheid van het resultaat (fout-positieve of fout-negatieve resultaten), kan zij besluiten om de test overeenkomstig punt b) te herhalen.

3.   ONDERZOEK VAN DE MONSTERS

3.1.   Monstervoorbereiding

3.1.1.   Inlegvellen van uitkomstladen:

a)

plaats de inlegvellen in 1 liter gebufferd peptonwater (BPW) dat op kamertemperatuur is gebracht en schud zachtjes;

b)

incubeer het monster volgens de in punt 3.2 aangegeven detectiemethode.

3.1.2.   Overschoentjes en stofmonsters:

a)

De overschoenen of oversokken (één of meer paar) en het stofmonster (veegdoekje) worden zorgvuldig uitgepakt om te vermijden dat aanhangend fecaal materiaal of stofmateriaal loskomt, en worden ondergedompeld in 225 ml gebufferd peptonwater (BPW) dat op kamertemperatuur is gebracht. De overschoenen/oversokken en het veegdoekje worden volledig ondergedompeld in BPW om ervoor te zorgen dat zich rond het monster voldoende vrije vloeistof bevindt voor de migratie van salmonella uit het monster en daarom moet zo nodig meer BPW worden toegevoegd. Er worden afzonderlijke bereidingen gemaakt van de overschoentjes en het veegdoekje.

b)

Wanneer vijf paar overschoentjes/oversokken worden samengevoegd tot twee monsters, wordt elk verzamelmonster in 225 ml BPW, of meer indien nodig, geplaatst zodat het volledig wordt ondergedompeld en ervoor wordt gezorgd dat zich rond het monster voldoende vrije vloeistof bevindt voor de migratie van salmonella uit het monster.

c)

Zwenk om zodat het monster volledig verzadigd is en incubeer volgens de in punt 3.2 beschreven detectiemethode.

3.1.3.   Andere fecesmonsters:

a)

De fecesmonsters worden samengevoegd en grondig gemengd, waarna een deelmonster van 25 g wordt genomen dat verder wordt gekweekt.

b)

Het deelmonster van 25 gram wordt in 225 ml op kamertemperatuur gebracht BPW gedaan.

c)

Vervolgens wordt de in punt 3.2 beschreven detectiemethode toegepast.

Indien ISO-normen voor de bereiding van relevante monsters met het oog op de opsporing van salmonella worden vastgesteld, worden die toegepast in plaats van de bovenstaande voorschriften voor de monsterbereiding.

3.2.   Detectiemethode

De detectie van Salmonella spp. wordt uitgevoerd overeenkomstig amendement 1 van EN/ISO 6579-2002/Amd1:2007. „Microbiology of food and animal feeding stuffs — Horizontal method for the detection of Salmonella spp. (Microbiologie van voedingsmiddelen en diervoeders — Horizontale methode voor het aantonen van Salmonella spp.) — amendement 1: bijlage D: Detection of Salmonella spp. in animal faeces and in samples of the primary production stage”.

Wat de in punt 3.1 bedoelde monsters van overschoentjes, stofmonsters en monsters van ander fecaal materiaal betreft, kan de geïncubeerde BPW-ophopingsbouillon voor toekomstige kweken worden samengevoegd. Incubeer daartoe beide monsters zoals gebruikelijk in BPW. Neem 1 ml geïncubeerde bouillon van elk monster en meng zorgvuldig; neem vervolgens 0,1 ml van het mengsel en beënt de MSRV-platen op de gebruikelijke manier.

Schud de monsters in BPW na incubatie niet en zwenk of roer ze niet om, aangezien daardoor deeltjes met remmende werking vrijkomen en de isolatie in MSRV wordt verminderd.

3.3.   Serotypering

Ten minste één isolaat van elk monster dat een positieve reactie vertoont, wordt getypeerd aan de hand van het Kaufmann-White-schema.

4.   RESULTATEN EN RAPPORTAGE

Een vermeerderingskoppel wordt ten aanzien van de communautaire doelstelling als besmet beschouwd als in één of meer op het bedrijf genomen monsters (of als er een secundaire officiële bevestiging in de lidstaat is, in de desbetreffende feces- of orgaanmonsters) relevante salmonella's (met uitzondering van vaccinstammen) zijn aangetroffen, ook als salmonella alleen in het stofmonster wordt aangetroffen. Dit geldt niet voor uitzonderingsgevallen van verdachte vermeerderingskoppels waarbij de detectie van salmonella op het bedrijf op initiatief van de exploitant niet door officiële bemonstering is bevestigd.

Voor statistische doeleinden wordt een besmet koppel slechts eenmaal geteld, ongeacht hoe vaak salmonella tijdens de productieperiode bij dit koppel is aangetroffen

De rapportage omvat:

a)

een uitvoerige beschrijving van de voor het bemonsteringsschema gemaakte keuzes en het type monsters dat is genomen;

b)

het totale aantal vermeerderingskoppels en het aantal geteste koppels;

c)

de resultaten van de tests;

d)

een toelichting op de resultaten, met name wat uitzonderingsgevallen betreft.”


19.3.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 73/12


VERORDENING (EG) Nr. 214/2009 VAN DE COMMISSIE

van 18 maart 2009

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1800/2004 wat betreft de voorwaarden voor de verlening van de vergunning voor het toevoegingsmiddel voor diervoeding Cycostat 66G

(Voor de EER relevante tekst)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1831/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2003 betreffende toevoegingsmiddelen voor diervoeding (1), en met name op artikel 13, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Voor het toevoegingsmiddel robenidinehydrocloride 66 g/kg (Cycostat 66G), hierna „Cycostat 66G” genoemd, dat gebonden is aan de vergunninghouder Alpharma (Belgium) BVBA en dat behoort tot de groep coccidiostatica en andere geneeskrachtige stoffen, is onder bepaalde voorwaarden een vergunning verleend overeenkomstig Richtlijn 70/524/EEG van de Raad (2). Krachtens Verordening (EG) nr. 1800/2004 van de Commissie (3) is voor dat toevoegingsmiddel een vergunning voor tien jaar verleend voor gebruik bij mestkippen, kalkoenen en mestkonijnen. Dat toevoegingsmiddel is overeenkomstig artikel 10 van Verordening (EG) nr. 1831/2003 als bestaand product aangemeld. Aangezien alle krachtens die bepaling vereiste informatie werd ingediend, is dat toevoegingsmiddel in het Communautair repertorium van toevoegingsmiddelen voor diervoeding opgenomen.

(2)

Verordening (EG) nr. 1831/2003 biedt de mogelijkheid om de vergunning voor een toevoegingsmiddel te wijzigen ingevolge een verzoek van de vergunninghouder en een advies van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid. Alpharma (Belgium) BVBA, vergunninghouder van Cycostat 66G, heeft een aanvraag ingediend waarin wordt verzocht de vergunningvoorwaarden met betrekking tot mestkippen en kalkoenen te wijzigen door de handelsnaam te wijzigen van Cycostat 66G in Robenz 66G, maar de handelsnaam Cycostat 66G ongewijzigd te laten voor zover het mestkonijnen betreft.

(3)

De voorgestelde wijziging van de vergunningvoorwaarden is louter administratief en maakt geen nieuwe beoordeling van de desbetreffende toevoegingsmiddelen noodzakelijk. De Europese Autoriteit voor voedselveiligheid is in kennis gesteld van de aanvraag.

(4)

Om de aanvrager in staat te stellen gebruik te maken van zijn rechten om het product onder de nieuwe handelsnaam „Robenz 66G” in de handel te brengen, moeten de vergunningvoorwaarden met betrekking tot mestkippen en kalkoenen worden gewijzigd.

(5)

Verordening (EG) nr. 1800/2004 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(6)

Er moet worden voorzien in een overgangsperiode tijdens welke bestaande voorraden kunnen worden opgebruikt.

(7)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De bijlage bij Verordening (EG) nr. 1800/2004 wordt vervangen door de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Bestaande voorraden die voldoen aan de bepalingen die golden vóór de inwerkingtreding van deze verordening mogen verder in de handel worden gebracht en worden gebruikt tot en met 30 juni 2010.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 18 maart 2009.

Voor de Commissie

Androulla VASSILIOU

Lid van de Commissie


(1)  PB L 268 van 18.10.2003, blz. 29.

(2)  PB L 270 van 14.12.1970, blz. 1.

(3)  PB L 317 van 16.10.2004, blz. 37.


BIJLAGE

Registratienummer van het toevoegingsmiddel

Naam en registratienummer van de persoon die verantwoordelijk is voor het in het verkeer brengen

Toevoegingsmiddel

(handelsnaam)

Samenstelling, chemische formule, beschrijving

Diersoort of -categorie

Maximumleeftijd

Minimumgehalte

Maximumgehalte

Overige bepalingen

Einde van de vergunningsperiode

Maximumgehalte aan residuen in de desbetreffende levensmiddelen van dierlijke oorsprong

mg werkzame stof/kg volledig diervoeder

Coccidiostatica en andere geneeskrachtige stoffen

„E 758

Alpharma (België) BVBA

Robenidinehydrochloride 66 g/kg

(Robenz 66G)

 

Samenstelling van het toevoegingsmiddel:

 

Robenidinehydrochloride: 66 g/kg

 

Lignosulfonaat: 40 g/kg

 

Calciumsulfaat-dihydraat: 894 g/kg

 

Werkzame stof:

 

Robenidinehydrochloride, C15H13Cl2N5·HCl, 1,3-bis [(p-chloorbenzylideen)amino]-guanidinehydrochloride,

 

CAS-nummer: 25875-50-7,

 

Productiegebonden onzuiverheden:

 

N,N′,N′′-Tris[(p-chloorbenzylideen)amino]-guanidine: ≤ 0,5 %

 

Bis-[4-chloorbenzylideen]hydrazine: ≤ 0,5 %

Mestkippen

30

36

Toediening verboden vanaf ten minste vijf dagen vóór het slachten.

29.10.2014

800 μg robenidinehydrochloride/kg natte lever.

350 μg robenidinehydrochloride/kg natte nieren.

200 μg robenidinehydrochloride/kg natte spier.

1 300 μg robenidinehydrochloride/kg natte huid/vet.

Robenidinehydrochloride 66 g/kg

(Robenz 66G)

 

Samenstelling van het toevoegingsmiddel:

 

Robenidinehydrochloride: 66 g/kg

 

Lignosulfonaat: 40 g/kg

 

Calciumsulfaat-dihydraat: 894 g/kg

 

Werkzame stof:

 

Robenidinehydrochloride, C15H13Cl2N5·HCl, 1,3-bis [(p-chloorbenzylideen)amino]-guanidinehydrochloride,

 

CAS-nummer: 25875-50-7,

 

Productiegebonden onzuiverheden:

 

N,N′,N′′-Tris[(p-chloorbenzylideen)amino]-guanidine: ≤ 0,5 %

 

Bis-[4-chloorbenzylideen]hydrazine: ≤ 0,5 %

Kalkoenen

30

36

Toediening verboden vanaf ten minste vijf dagen vóór het slachten.

29.10.2014

400 μg robenidinehydrochloride/kg natte huid/vet.

400 μg robenidinehydrochloride/kg natte lever.

200 μg robenidinehydrochloride/kg natte nieren.

200 μg robenidinehydrochloride/kg natte spier.

Robenidinehydrochloride 66 g/kg

(Cycostat 66G)

 

Samenstelling van het toevoegingsmiddel:

 

Robenidinehydrochloride: 66 g/kg

 

Lignosulfonaat: 40 g/kg

 

Calciumsulfaat-dihydraat: 894 g/kg

 

Werkzame stof:

 

Robenidinehydrochloride, C15H13Cl2N5·HCl, 1,3-bis [(p-chloorbenzylideen)amino]-guanidinehydrochloride,

 

CAS-nummer: 25875-50-7,

 

Productiegebonden onzuiverheden:

 

N,N′,N′′-Tris[(p-chloorbenzylideen)amino]-guanidine: ≤ 0,5 %

 

Bis-[4-chloorbenzylideen]hydrazine: ≤ 0,5 %

Mestkonijnen

50

66

Toediening verboden vanaf ten minste vijf dagen vóór het slachten.

29.10.2014

—”


19.3.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 73/17


VERORDENING (EG) Nr. 215/2009 VAN DE COMMISSIE

van 18 maart 2009

tot indeling van bepaalde goederen in de gecombineerde nomenclatuur

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de statistiek- en tariefnomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (1), en met name op artikel 9, lid 1, onder a),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Om de uniforme toepassing te waarborgen van de gecombineerde nomenclatuur die als bijlage bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 is gevoegd, moeten bepalingen worden vastgesteld voor de indeling van de in de bijlage bij onderhavige verordening vermelde goederen.

(2)

Bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 zijn de algemene regels voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur vastgesteld. Deze regels zijn ook van toepassing op iedere andere nomenclatuur die geheel of gedeeltelijk of met toevoeging van onderverdelingen op de gecombineerde nomenclatuur is gebaseerd en die bij specifieke Gemeenschapswetgeving is vastgesteld met het oog op de toepassing van tariefmaatregelen en andere maatregelen in het kader van het goederenverkeer.

(3)

Volgens deze algemene regels moeten de in kolom 1 van de tabel in de bijlage omschreven goederen worden ingedeeld onder de in kolom 2 vermelde GN-code om de in kolom 3 genoemde redenen.

(4)

Er moet worden bepaald dat de houder van een door de douane van een lidstaat afgegeven bindende tariefinlichting inzake de indeling van goederen in de gecombineerde nomenclatuur die in strijd is met deze verordening, deze inlichting nog drie maanden mag blijven gebruiken op grond van artikel 12, lid 6, van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (2).

(5)

De bepalingen van deze verordening zijn in overeenstemming met het advies van het Comité Douanewetboek,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De goederen die zijn omschreven in kolom 1 van de tabel in de bijlage worden onder de in kolom 2 van die tabel vermelde GN-code in de gecombineerde nomenclatuur ingedeeld.

Artikel 2

Op een door de douane van een lidstaat verstrekte bindende tariefinlichting die niet in overeenstemming is met de bepalingen van deze verordening, kan nog gedurende drie maanden een beroep worden gedaan overeenkomstig artikel 12, lid 6, van Verordening (EEG) nr. 2913/92.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 18 maart 2009.

Voor de Commissie

László KOVÁCS

Lid van de Commissie


(1)  PB L 256 van 7.9.1987, blz. 1.

(2)  PB L 302 van 19.10.1992, blz. 1.


BIJLAGE

Omschrijving

Indeling

(GN-code)

Motivering

(1)

(2)

(3)

Een zogenaamde „radio tuner module” ontworpen om te worden ingebouwd in ontvangtoestellen voor radio-omroep van de soort die in motorvoertuigen wordt gebruikt, tezamen met andere componenten zoals een voedingseenheid, signaalprocessoren, geluidversterkers en kanaalgeheugenschakelingen.

De module bestaat uit een radiofrequentieblok, een middenfrequentieblok en AM/FM-demodulatieschakelingen.

De module isoleert radiofrequenties en demoduleert het geluidssignaal zonder enige verdere verwerking.

8527 29 00

De indeling is vastgesteld op basis van de algemene Regels 1, 2 a) en 6 voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur en de tekst van de GN-codes 8527 en 8527 29 00.

De module bevat alle noodzakelijke componenten (een radiofrequentieblok, een middenfrequentieblok en AM/FM-demodulatieschakelingen) om radio-uitzendingen te ontvangen en te verwerken. De module moet, met toepassing van algemene regel 2 a), worden geacht de essentiële kenmerken van een compleet of afgewerkt product van post 8527 te hebben en daarom onder die post worden ingedeeld.

Indeling onder post 8529 als deel dat uitsluitend of hoofdzakelijk bestemd is te worden gebruikt met een apparaat van post 8527 is daarom uitgesloten.

De module moet daarom onder post 8527 worden ingedeeld als een ontvangtoestel voor radio-omroep dat niet zonder externe energiebron kan functioneren, van de soort die in motorvoertuigen wordt gebruikt.


II Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie niet verplicht is

BESLUITEN/BESCHIKKINGEN

Raad

19.3.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 73/19


BESLUIT VAN DE RAAD

van 16 februari 2009

betreffende de sluiting van een Protocol bij de Euro-mediterrane Overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en het Koninkrijk Marokko, anderzijds, teneinde rekening te houden met de toetreding van de Republiek Bulgarije en van Roemenië tot de Europese Unie

(2009/246/EG)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 310, in samenhang met artikel 300, lid 2, eerste alinea, tweede zin, en lid 3, tweede alinea,

Gelet op de Toetredingsakte van 2005, en met name op artikel 6, lid 2,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien de instemming van het Europees Parlement (1),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Het Protocol bij de Euro-mediterrane Overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en het Koninkrijk Marokko, anderzijds, teneinde rekening te houden met de toetreding van de Republiek Bulgarije en van Roemenië tot de Europese Unie (hierna „het protocol” te noemen), is namens de Europese Gemeenschap en haar lidstaten ondertekend te Luxemburg op 13 oktober 2008, onder voorbehoud van de sluiting ervan op een latere datum, overeenkomstig Besluit 2008/881/EG van de Raad (2).

(2)

Het protocol moet worden goedgekeurd,

BESLUIT:

Artikel 1

Het Protocol bij de Euro-mediterrane Overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en het Koninkrijk Marokko, anderzijds, teneinde rekening te houden met de toetreding van de Republiek Bulgarije en van Roemenië tot de Europese Unie, wordt namens de Europese Gemeenschap en haar lidstaten goedgekeurd.

De tekst van het protocol is aan dit besluit gehecht (3).

Artikel 2

De voorzitter van de Raad gaat namens de Gemeenschap en haar lidstaten over tot de in artikel 8 van het protocol bedoelde nederlegging van de akten.

Gedaan te Brussel, 16 februari 2009.

Voor de Raad

De voorzitter

O. LIŠKA


(1)  Instemming betuigd op 16 december 2008 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

(2)  PB L 324 van 3.12.2008, blz. 1.

(3)  Zie PB L 324 van 3.12.2008, blz. 3.


Commissie

19.3.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 73/20


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 16 maart 2009

tot wijziging van Beschikking 2003/322/EG wat betreft het voederen van bepaalde soorten aasetende vogels in Bulgarije met bepaald categorie 1-materiaal

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2009) 1670)

(Slechts de teksten in de Bulgaarse, de Franse, de Griekse, de Italiaanse, de Portugese en de Spaanse taal zijn authentiek)

(Voor de EER relevante tekst)

(2009/247/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1774/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 3 oktober 2002 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten (1), en met name op artikel 23, lid 2, onder d),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Beschikking 2003/322/EG van de Commissie van 12 mei 2003 ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 1774/2002 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft het voederen van bepaalde aasetende vogels met bepaald categorie 1-materiaal (2) stelt de voorwaarden vast voor het voederen van bepaalde met uitsterven bedreigde of beschermde soorten aasetende vogels door bepaalde lidstaten.

(2)

In die beschikking worden de lidstaten vermeld die van die mogelijkheid gebruik mogen maken, alsook de soorten aasetende vogels die met het categorie 1-materiaal mogen worden gevoederd en de voorschriften waaronder dat voederen mag plaatsvinden.

(3)

Bulgarije heeft een verzoek ingediend om bepaalde soorten aasetende vogels met bepaald categorie 1-materiaal te mogen voederen en heeft toereikende informatie verstrekt over het vóórkomen van die soorten op zijn grondgebied en de veiligheidsmaatregelen die bij het voederen van die vogels met categorie 1-materiaal zullen worden toegepast.

(4)

Beschikking 2003/322/EG moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(5)

De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

Beschikking 2003/322/EG wordt als volgt gewijzigd:

1.

Artikel 1 wordt vervangen door:

„Artikel 1

Uitvoeringsvoorschriften betreffende het voederen van aasetende vogels met categorie 1-materiaal

Krachtens artikel 23, lid 2, onder d), van Verordening (EG) nr. 1774/2002 mogen Bulgarije, Griekenland, Spanje, Frankrijk, Italië, Cyprus en Portugal toestaan dat hele kadavers van dode dieren die gespecificeerd risicomateriaal als bedoeld in artikel 4, lid 1, onder b), ii), van die verordening kunnen bevatten, worden gebruikt voor het voederen van de met uitsterven bedreigde of beschermde soorten aasetende vogels zoals vermeld onder A in de bijlage bij deze beschikking.”.

2.

Artikel 4 wordt vervangen door:

„Artikel 4

Naleving door de betrokken lidstaten

De betrokken lidstaten treffen onverwijld de nodige maatregelen om aan deze beschikking te voldoen en maken die maatregelen bekend. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.”.

3.

Artikel 6 wordt vervangen door:

„Artikel 6

Adressaten

Deze beschikking is gericht tot de Republiek Bulgarije, de Helleense Republiek, het Koninkrijk Spanje, de Franse Republiek, de Italiaanse Republiek, de Republiek Cyprus en de Portugese Republiek.”.

4.

In deel A van de bijlage wordt het volgende punt g) toegevoegd:

„g)

wat Bulgarije betreft: monniksgier (Aegypius monachus), lammergier (Gypaetus barbatus), vale gier (Gyps fulvus), aasgier (Neophron percnopterus), steenarend (Aquila chrysaetos), keizerarend (Aquila heliaca), zeearend (Haliaetus albicilla), zwarte wouw (Milvus migrans) en rode wouw (Milvus milvus).”.

Artikel 2

Deze beschikking is gericht tot de Republiek Bulgarije, de Helleense Republiek, het Koninkrijk Spanje, de Franse Republiek, de Italiaanse Republiek, de Republiek Cyprus en de Portugese Republiek.

Gedaan te Brussel, 16 maart 2009.

Voor de Commissie

Androulla VASSILIOU

Lid van de Commissie


(1)  PB L 273 van 10.10.2002, blz. 1.

(2)  PB L 117 van 13.5.2003, blz. 32.


19.3.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 73/22


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 18 maart 2009

tot wijziging van Beschikking 2008/185/EG wat betreft de veterinairrechtelijke voorschriften voor het handelsverkeer in varkens tussen lidstaten of regio’s daarvan die vrij zijn van de ziekte van Aujeszky

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2009) 1687)

(Voor de EER relevante tekst)

(2009/248/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 64/432/EEG van de Raad van 26 juni 1964 inzake veterinairrechtelijke vraagstukken op het gebied van het intracommunautaire handelsverkeer in runderen en varkens (1), en met name op artikel 10, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Richtlijn 64/432/EEG voorziet in criteria voor de erkenning van een lidstaat of een regio daarvan als zijnde vrij van bepaalde besmettelijke ziekten, waaronder de ziekte van Aujeszky. Die richtlijn bepaalt ook dat de algemene of specifieke aanvullende garanties die ten aanzien van die lidstaten en regio’s in het intracommunautaire handelsverkeer kunnen worden geëist, moeten worden vastgesteld overeenkomstig de daarin voorgeschreven procedure.

(2)

Bijlage I bij Beschikking 2008/185/EG van de Commissie van 21 februari 2008 betreffende aanvullende garanties ten aanzien van de ziekte van Aujeszky voor het intracommunautaire handelsverkeer van varkens en criteria voor de over deze ziekte te verstrekken gegevens (2) bevat een lijst van lidstaten of regio’s daarvan die vrij zijn van de ziekte van Aujeszky en waar vaccinatie niet is toegestaan.

(3)

Beschikking 2008/185/EG stelt ook de aanvullende garanties met betrekking tot die ziekte voor de verplaatsing van varkens tussen lidstaten vast. Die aanvullende garanties zijn gekoppeld aan de ziektestatus van de betrokken lidstaten of regio’s daarvan.

(4)

Uit de ervaring met de uitvoering van die garanties is gebleken dat moet worden verduidelijkt dat voor de verplaatsing van varkens tussen lidstaten of regio’s daarvan die vrij zijn van de ziekte van Aujeszky en waar vaccinatie niet is toegestaan en die zijn opgenomen in bijlage I bij Beschikking 2008/185/EG, geen aanvullende garanties vereist zijn.

(5)

Beschikking 2008/185/EG moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(6)

De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

Beschikking 2008/185/EG wordt als volgt gewijzigd:

1.

In artikel 1 wordt de inleidende zin vervangen door:

„Fok- of gebruiksvarkens die worden verzonden naar lidstaten of regio’s daarvan die vrij zijn van de ziekte van Aujeszky en die zijn opgenomen in bijlage I moeten uit een in die bijlage opgenomen lidstaat of regio daarvan afkomstig zijn of moeten aan de volgende aanvullende voorwaarden voldoen:”.

2.

In artikel 2 wordt de inleidende zin vervangen door:

„Slachtvarkens die worden verzonden naar lidstaten of regio’s daarvan die vrij zijn van de ziekte van Aujeszky en die zijn opgenomen in bijlage I moeten uit een in die bijlage opgenomen lidstaat of regio daarvan afkomstig zijn of moeten aan de volgende aanvullende voorwaarden voldoen:”.

Artikel 2

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 18 maart 2009.

Voor de Commissie

Androulla VASSILIOU

Lid van de Commissie


(1)  PB 121 van 29.7.1964, blz. 1977/64.

(2)  PB L 59 van 4.3.2008, blz. 19.


IV Andere besluiten

EUROPESE ECONOMISCHE RUIMTE

Toezichthoudende Autoriteit van de EVA

19.3.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 73/23


BESLUIT VAN DE TOEZICHTHOUDENDE AUTORITEIT VAN DE EVA

Nr. 154/07/COL

van 3 mei 2007

houdende de drieënzestigste wijziging van de formele en materiële regels op het gebied van staatssteun

DE TOEZICHTHOUDENDE AUTORITEIT VAN DE EVA (1),

GELET OP de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (2), en met name op de artikelen 61, 62 en 63 en Protocol nr. 26,

GELET OP de Overeenkomst tussen de EVA-staten betreffende de oprichting van een Toezichthoudende Autoriteit en een Hof van Justitie (3), en met name op artikel 24 en artikel 5, lid 2, onder b),

OVERWEGENDE dat de Autoriteit, overeenkomstig artikel 24 van de Toezichtovereenkomst, uitvoering geeft aan de staatssteunbepalingen van de EER-overeenkomst,

OVERWEGENDE dat de Autoriteit, overeenkomstig artikel 5, lid 2, onder b), van de Toezichtovereenkomst, mededelingen en richtsnoeren bekendmaakt over aangelegenheden waarop de EER-overeenkomst betrekking heeft, indien die overeenkomst of de Toezichtovereenkomst daarin uitdrukkelijk voorziet of indien de Autoriteit zulks nodig acht,

WIJZEND OP de formele en materiële regels op het gebied van staatssteun, die op 19 januari 1994 door de Autoriteit zijn vastgesteld (4),

OVERWEGENDE dat hoofdstuk 9 van de richtsnoeren staatssteun „Bekendmaking van beslissingen” achterhaald is ingevolge een wijziging van Protocol nr. 3 bij de Toezichtovereenkomst (5),

OVERWEGENDE dat door de goedkeuring van Besluit nr. 195/04/COL van de Autoriteit (6) de volgende procedurele richtsnoeren op het gebied van staatssteun achterhaald zijn wat betreft de beoordeling van bestaande steun en voornemens om nieuwe steun te verlenen:

hoofdstuk 11 van de richtsnoeren staatssteun „Criteria inzake de toepassing van de versnelde goedkeuringsprocedure”,

hoofdstuk 13 van de richtsnoeren staatssteun „Regels die van toepassing zijn op de cumulering van steunmaatregelen met uiteenlopende doelstelling”,

bijlage I bij de richtsnoeren staatssteun „Controlelijst van gegevens die moeten worden verstrekt bij kennisgeving van een steunregeling aan de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA” (7),

bijlage II bij de richtsnoeren staatssteun „Aanmeldingsformulier voor toepassing van de versnelde goedkeuringsprocedure”,

bijlage III bij de richtsnoeren staatssteun „Model van een omstandig jaarlijks verslag”,

bijlage IV bij de richtsnoeren staatssteun „Model van een vereenvoudigd jaarlijks verslag”,

bijlage XIII bij de richtsnoeren staatssteun „Standaardformulier voor aanmelding overeenkomstig de multisectorale kaderregeling betreffende regionale steun voor grote investeringsprojecten” (8),

bijlage XIV bij de richtsnoeren staatssteun „Aanmeldingsformulier voor reddingssteun”,

bijlage XV bij de richtsnoeren staatssteun „Aanmeldingsformulier voor reddingssteun”,

bijlage XVI bij de richtsnoeren staatssteun „Aanvullende inlichtingen die in de regel moeten worden verstrekt bij de aanmelding van steunmaatregelen ten behoeve van het milieu overeenkomstig artikel 1, lid 3, van Protocol 3 van de Toezichtovereenkomst (Steunregelingen, steunverlening op grond van een goedgekeurde regeling en ad-hocsteunmaatregelen)”,

OVERWEGENDE dat na de goedkeuring van de nieuwe richtsnoeren regionale steun bij Besluit nr. 85/06/COL (9) van de Autoriteit de volgende hoofdstukken van de richtsnoeren staatssteun achterhaald zijn wat betreft de beoordeling van nieuwe voornemens om staatssteun te verlenen:

hoofdstuk 25 van de richtsnoeren staatssteun „Regionale steunmaatregelen”,

hoofdstuk 25A van de richtsnoeren staatssteun „Herziening van de richtsnoeren inzake regionale steunmaatregelen voor de periode na 1 januari 2007”,

hoofdstuk 26A van de richtsnoeren staatssteun „Multisectorale kaderregeling betreffende regionale steun voor grote investeringsprojecten”, thans opgenomen in de nieuwe richtsnoeren regionale steun,

bijlage X bij de richtsnoeren staatssteun „Het nettosubsidie-equivalent van investeringssteun”,

bijlage XI bij de richtsnoeren staatssteun „Steunmaatregelen die bedoeld zijn ter compensatie van de extra vervoerskosten in regio’s die in aanmerking komen voor de afwijkingsbepaling van artikel 61, lid 3, onder c), op grond van het criterium van de bevolkingsdichtheid”,

bijlage XII bij de richtsnoeren staatssteun „Methode voor de berekening van de maxima van de bevolking die onder de afwijkingsbepaling van artikel 61, lid 3, onder c), valt”,

OVERWEGENDE dat de volgende materieelrechtelijke bepalingen inzake staatssteun dienen te worden herzien (10):

hoofdstuk 10A „Staatssteun en risicokapitaal”, is, na de goedkeuring van Besluit nr. 313/06/COL van de Autoriteit (11), vervangen door Hoofdstuk 10B „Staatssteun ter bevordering van risicokapitaalinvesteringen in kleine en middelgrote ondernemingen”,

hoofdstuk 24 van de richtsnoeren staatssteun „Steun voor niet onder het EGKS-Verdrag vallende sectoren van de ijzer- en staalindustrie” is achterhaald doordat Besluit nr. 263/02/COL (12) houdende invoeging van hoofdstuk 26A: „Multisectorale kaderregeling betreffende regionale steun voor grote investeringsprojecten” werd goedgekeurd,

hoofdstuk 29 van de richtsnoeren staatssteun „Algemene investeringssteunregelingen” (13) was enkel relevant in het kader van de goedkeuring van de EER-overeenkomst,

bijlage V bij de richtsnoeren staatssteun „Toelaatbare steun voor het mkb naar bedrijfsgrootte en vestigingsplaats” is achterhaald en niet langer van toepassing,

OVERWEGENDE dat het wenselijk is bij de deze herziening van de richtsnoeren staatssteun de mededeling van de Commissie betreffende de vaststelling van regels voor de beoordeling van onrechtmatig verleende staatssteun (14) op te nemen, ook al heeft de Autoriteit al bij een aantal gelegenheden daarnaar verwezen,

OVERWEGENDE dat deze mededeling ook van belang is voor de Europese Economische Ruimte,

OVERWEGENDE dat een uniforme toepassing van de EER-regels inzake staatssteun in de gehele Europese Economische Ruimte dient te worden gewaarborgd,

OVERWEGENDE dat de Autoriteit ingevolge punt II onder de titel „ALGEMEEN” aan het eind van bijlage XV bij de EER-overeenkomst, na overleg met de Commissie, besluiten dient vast te stellen die met de besluiten van de Commissie overeenstemmen,

NA RAADPLEGING van de Commissie,

EROP WIJZEND dat de Autoriteit op 29 maart 2007 de EVA-staten IJsland, Liechtenstein en Noorwegen ter zake heeft geraadpleegd,

BESLUIT:

Artikel 1

De richtsnoeren staatssteun worden gewijzigd door schrapping van de hoofdstukken 9, 10A, 11, 13, 24, 25, 25A, 26A en 29, alsmede de bijlage I (behalve deel III over klachten), de bijlagen II tot en met V en de bijlagen X tot en met XVI.

Deel III van bijlage I en de bijlagen VIII en IX worden in de richtsnoeren staatssteun opgenomen aan het eind van, onderscheidenlijk, het hoofdstuk over klachten — formulier voor de indiening van klachten over beweerdelijk onrechtmatige staatssteun, het hoofdstuk over steun voor het zeevervoer, en het hoofdstuk over kortlopende exportkredietverzekering.

In bijlage I bij dit besluit worden alle geschrapte hoofdstukken en bijlagen opgesomd.

Artikel 2

De richtsnoeren staatssteun worden tevens gewijzigd door de invoeging van een nieuw hoofdstuk over de regels voor de beoordeling van onrechtmatig verleende staatssteun. Dit nieuwe hoofdstuk is als bijlage II aan dit besluit gehecht.

Artikel 3

De hoofdstukken van de richtsnoeren staatssteun worden niet genummerd. De nieuwe structuur van de richtsnoeren is ter informatie in bijlage III bij dit besluit weergegeven.

De tekst van de richtsnoeren staatssteun wordt dienovereenkomstig bijgewerkt. Er wordt niet verwezen naar het nummer van het hoofdstuk, maar naar de titel van de richtsnoeren wat betreft kruisverwijzingen naar nog bestaande hoofdstukken. Wat kruisverwijzingen naar geschrapte hoofdstukken betreft, blijft het nummer van het vroegere hoofdstuk behouden. (15)

Artikel 4

De EVA-staten worden in kennis gesteld door middel van een brief, vergezeld van een afschrift van dit besluit, daaronder begrepen de bijlagen.

Artikel 5

De Commissie wordt overeenkomstig Protocol nr. 27, onder d), van de EER-overeenkomst van dit besluit in kennis gesteld door toezending van een afschrift van dit besluit, daaronder begrepen de bijlagen.

Artikel 6

Dit besluit, daaronder begrepen de bijlagen I, II en III, wordt bekendgemaakt in het EER-gedeelte van en het EER-supplement bij het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 7

Slechts de tekst in de Engelse taal is authentiek.

Gedaan te Brussel, 3 mei 2007.

Voor de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA,

Bjørn T. GRYDELAND

Voorzitter

Kurt JÄGER

Lid van het College


(1)  Hierna „de Autoriteit” genoemd.

(2)  Hierna „de EER-overeenkomst” genoemd.

(3)  Hierna „de Toezichtovereenkomst” genoemd.

(4)  Richtsnoeren voor de toepassing en uitlegging van de artikelen 61 en 62 van de EER-overeenkomst en artikel 1 van Protocol 3 bij de Toezichtovereenkomst, aangenomen en uitgevaardigd door de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA op 19 januari 1994, bekendgemaakt in PB L 231 van 3.9.1994, blz. 1, en in EER-supplement nr. 32 van 3.9.1994. Richtsnoeren laatstelijk gewijzigd op 7.2.2007 bij Besluit nr. 14/07/COL (nog niet bekendgemaakt). Hierna „de richtsnoeren staatssteun” genoemd. Deze richtsnoeren staatssteun zijn te vinden op de website van de Autoriteit.

(5)  Overeenkomst tussen de EVA-staten tot wijziging van Protocol nr. 3, ondertekend op 10.12.2001 (datum inwerkingtreding: 28.8.2003).

(6)  Besluit nr. 195/04/COL van 14 juli 2004 betreffende de uitvoeringsbepalingen als bedoeld in artikel 27 van deel II van Protocol 3 bij de overeenkomst tussen de EVA-staten betreffende de oprichting van een Toezichthoudende Autoriteit en een Hof van Justitie (PB L 139 van 25.5.2006, blz. 37).

(7)  Behalve deel III, dat het klachtenformulier bevat.

(8)  Nieuwe aanmeldingsformulieren voor regionale steun zijn vastgesteld bij Besluit nr. 387/06/COL van de Autoriteit van 13 december 2006 tot wijziging van besluit van het College nr. 195/04/COL betreffende de uitvoeringsbepalingen als bedoeld in artikel 27 van deel II van Protocol nr. 3 bij de Overeenkomst tussen de EVA-staten betreffende de oprichting van een Toezichthoudende Autoriteit en een Hof van Justitie wat betreft de standaardformulieren voor de aanmelding van staatssteun (nog niet bekendgemaakt in het EER-gedeelte van en het EER-supplement bij het Publicatieblad van de Europese Unie).

(9)  Besluit van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA houdende de zesenvijftigste wijziging van de formele en materiële regels op het gebied van staatssteun door invoeging van een nieuw hoofdstuk 25B — Regionale steunmaatregelen 2007-2013 (nog niet bekendgemaakt). Beschikbaar op de website van de Autoriteit.

(10)  Deze regels zijn niet langer van toepassing voor de beoordeling van nieuwe voornemens om staatssteun te verlenen.

(11)  Besluit van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA nr. 313/06/COL houdende de negenenvijftigste wijziging van de formele en materiële regels op het gebied van staatssteun door invoeging van een nieuw hoofdstuk 10B: „Staatssteun ter bevordering van risicokapitaalinvesteringen in kleine en middelgrote ondernemingen” (nog niet bekendgemaakt). Beschikbaar op de website van de Autoriteit.

(12)  Besluit van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA nr. 263/02/COL van 18 december 2002 houdende de zesendertigste wijziging van de formele en materiële regels op het gebied van staatssteun door invoeging van een nieuw hoofdstuk 26A: Multisectorale kaderregeling betreffende regionale steun voor grote investeringsprojecten (PB L 139 van 25.5.2006, blz. 8).

(13)  Dit hoofdstuk dateert uit 1994 en er wordt in verklaard dat algemene investeringssteunregelingen onverenigbaar zijn met de werking van de EER-overeenkomst. Ondanks dat de EVA-staten deze steunregelingen in lijn hebben gebracht met de EER-overeenkomst krachtens hun algemene verplichting om alle maatregelen te nemen welke geschikt zijn om de nakoming van de uit de Overeenkomst voortvloeiende verplichtingen te verzekeren (artikel 3), kunnen bepaalde EVA-staten dergelijke regelingen misschien nog toepassen. Daarom worden daarin de regels uiteengezet op grond waarvan individuele zaken waarin dergelijke regelingen worden toegepast, mogelijk moeten worden aangemeld. Daarin wordt ten dele verwezen naar schrijven SG (79) D/10478 van de Commissie van 14.9.1979 aan de lidstaten, dat als punt 32 werd opgenomen in bijlage XV bij de EER-overeenkomst.

(14)  PB C 119 van 22.5.2002, blz. 22.

(15)  De geconsolideerde versie van de richtsnoeren staatssteun is te vinden op de website van de Autoriteit: http://www.eftasurv.int/


BIJLAGE I

DEEL A —   UIT DE RICHTSNOEREN STAATSSTEUN GESCHRAPTE HOOFDSTUKKEN

Titel

Hoofdstuk nr.

Bekendmaking van beslissingen

9

Staatssteun en risicokapitaal

10A (1)

Criteria inzake de toepassing van de versnelde goedkeuringsprocedure

11

Regels die van toepassing zijn op de cumulering van steunmaatregelen met uiteenlopende doelstelling

13

Steun voor niet onder het EGKS-Verdrag vallende sectoren van de ijzer- en staalindustrie

24

Regionale steunmaatregelen

25 (1)

Herziening van de richtsnoeren inzake regionale steunmaatregelen voor de periode na 1 januari 2007

25A (1)

Multisectorale kaderregeling betreffende regionale steun voor grote investeringsprojecten

26A (1)

Algemene investeringssteunregelingen

29

DEEL B —   UIT DE RICHTSNOEREN STAATSSTEUN GESCHRAPTE BIJLAGEN

Bijlage I (behalve deel III over klachten), de bijlagen II tot en met V en de bijlagen X tot en met XVI zijn geschrapt.

Het vroegere deel III van bijlage I en de bijlagen VIII en IX worden in de richtsnoeren staatssteun opgenomen aan het eind van, onderscheidenlijk, het hoofdstuk over klachten — formulier voor de indiening van klachten over beweerdelijk onrechtmatige staatssteun, het hoofdstuk over steun voor het zeevervoer, en het hoofdstuk over kortlopende exportkredietverzekering.


(1)  Deze hoofdstukken kunnen nog relevant zijn voor de beoordeling van onrechtmatige steun en zijn dus nog te vinden op de website van de Autoriteit (lijst van geschrapte hoofdstukken).


BIJLAGE II

NIEUW HOOFDSTUK VAN DE RICHTSNOEREN STAATSSTEUN

REGELS VOOR DE BEOORDELING VAN ONRECHTMATIG VERLEENDE STAATSSTEUN

Een aantal door de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA (hierna „de Autoriteit” genoemd) goedgekeurde instrumenten bevat over de jaren een bepaling dat onrechtmatige steun — steun dus die ten uitvoer is gelegd in strijd met artikel 1, lid 3, van Protocol nr. 3 bij de Toezichtovereenkomst (1) — dient te worden getoetst aan de bepalingen die van kracht waren op het ogenblik waarop de steun werd verleend. Dit is bijvoorbeeld het geval voor het hoofdstuk staatssteun ten behoeve van het milieu van de richtsnoeren staatssteun van de Autoriteit.

Ter wille van de transparantie en de rechtszekerheid deelt de Autoriteit de EVA-staten en derden mee dat zij heeft besloten diezelfde regel te blijven toepassen in het kader van alle instrumenten waarin wordt aangegeven hoe de Autoriteit haar bevoegdheid om de verenigbaarheid van steun met de werking van de EER-overeenkomst te beoordelen, zal uitoefenen. De Autoriteit zal de verenigbaarheid van onrechtmatig verleende steun met de werking van de EER-overeenkomst dan ook steeds beoordelen aan de hand van de inhoudelijke criteria die worden gehanteerd in welk instrument ook dat op het ogenblik waarop de steun werd verleend van kracht was.

Een en ander laat de specifiekere bepalingen in de hoofdstuk reddings- en herstructureringssteun aan ondernemingen in moeilijkheden van de richtsnoeren staatssteun onverlet.

Een en ander laat de uitlegging van de besluiten op het gebied van staatssteun, die in de EER-overeenkomst zijn opgenomen, onverlet.


(1)  Overeenkomst tussen de EVA-staten betreffende de oprichting van een Toezichthoudende Autoriteit en een Hof van Justitie, hierna „de Toezichtovereenkomst” genoemd.


BIJLAGE III

NIEUWE STRUCTUUR VAN DE RICHTSNOEREN STAATSSTEUN

Titel

Vroeger hoofdstuk

Wijzigingen

Inhoud

Deel I:   

Inleiding

Inleiding

1

Rechtsgrond en algemene bepalingen

2

Deel II:   

Procedureregels

Regels voor de beoordeling van onrechtmatig verleende staatssteun

 

Samenwerking tussen nationale rechterlijke instanties en de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA op het gebied van steunmaatregelen van de staten

9A

Klachten — Formulier voor de indiening van klachten over beweerdelijk onrechtmatige staatssteun

9B

Geheimhouding bij beschikkingen inzake staatssteun

9C

Deel III:   

Regels inzake horizontale steun

Steun ten behoeve van het midden- en kleinbedrijf (mkb)

10

Regionale steunmaatregelen 2007-2013

25B

Staatssteun ter bevordering van risicokapitaalinvesteringen in kleine en middelgrote ondernemingen

10B

Steun voor onderzoek, ontwikkeling en innovatie

14

Steun ten behoeve van het milieu

15

Reddings- en herstructureringssteun aan ondernemingen in moeilijkheden

16

Deel IV:   

Sectorale regels

Methode voor de analyse van met gestrande kosten verband houdende staatssteun

21

Reddings-, herstructurerings- en sluitingssteun aan de ijzer- en staalindustrie

22

Steun voor het zeevervoer

24A

Staatssteun aan de scheepsbouw

24B

Toepassing van de regels inzake staatssteun op publieke omroepen

24C

Steun aan de luchtvaartsector

30

Financiering van luchthavens en aanloopsteun voor luchtvaartmaatschappijen met een regionale luchthaven als thuishaven

30A

Steun voor scheepsbouw in de vorm van ontwikkelingshulp aan een ontwikkelingsland

31

Deel V:   

Specifieke steuninstrumenten

Overheidsgaranties

17

Kortlopende exportkredietverzekering

17A

Toepassing van de regels betreffende overheidssteun op maatregelen op het gebied van de directe belastingen op ondernemingen

17B

Staatssteunelementen bij de verkoop van gronden en gebouwen voor openbare instanties

18B

Deel VI:   

Regels inzake staatseigendom van ondernemingen, steun aan openbare ondernemingen en diensten van algemeen economisch belang

Staatssteun in de vorm van compensatie voor de openbare dienst

18C

Overheidsparticipaties

19

Toepassing van de bepalingen betreffende staatssteun op openbare bedrijven in de industriesector

20

Deel VII:   

Overige

Omrekeningen tussen de nationale valuta’s en de euro

33

Bij de terugvordering van onrechtmatig verleende steun toe te passen referentie- en disconteringspercentages en rentevoeten

34


Gemengd Comité van de EER

19.3.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 73/30


BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER

Nr. 1/2009

van 5 februari 2009

tot wijziging van bijlage I (Veterinaire en fytosanitaire aangelegenheden) bij de EER-overeenkomst

HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER,

Gelet op de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, zoals gewijzigd bij het Protocol tot aanpassing van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, hierna „de Overeenkomst” genoemd, en met name op artikel 98,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bijlage I bij de Overeenkomst werd gewijzigd bij Besluit nr. 43/2008 van het Gemengd Comité van de EER van 25 april 2008 (1).

(2)

Verordening (EG) nr. 1500/2007 van de Commissie van 18 december 2007 tot verlening van een vergunning voor een nieuwe toepassing van 6-fytase EC 3.1.3.26 (Ronozyme) als toevoegingsmiddel voor diervoeding (2) moet in de Overeenkomst worden opgenomen.

(3)

Verordening (EG) nr. 1501/2007 van de Commissie van 18 december 2007 tot verlening van een vergunning voor een nieuwe toepassing van endo-1,4-bèta-xylanase EC 3.2.1.8 (Safizym X) als toevoegingsmiddel voor diervoeding (3) moet in de Overeenkomst worden opgenomen.

(4)

Verordening (EG) nr. 1519/2007 van de Commissie van 19 december 2007 tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 2430/1999, (EG) nr. 418/2001 en (EG) nr. 162/2003 wat betreft de voorwaarden voor de verlening van vergunningen voor het gebruik van bepaalde toevoegingsmiddelen in de diervoeding, behorende tot de groep Coccidiostatica en andere geneeskrachtige stoffen (4) moet in de Overeenkomst worden opgenomen.

(5)

Verordening (EG) nr. 1520/2007 van de Commissie van 19 december 2007 tot verlening van een permanente vergunning voor bepaalde toevoegingsmiddelen voor diervoeding (5) moet in de Overeenkomst worden opgenomen.

(6)

Verordening (EG) nr. 1521/2007 van de Commissie van 19 december 2007 tot verlening van een vergunning voor een nieuwe toepassing van Enterococcus faecium DSM 7134 (Bonvital) als toevoegingsmiddel voor diervoeding (6) moet in de Overeenkomst worden opgenomen.

(7)

Dit besluit is niet van toepassing op Liechtenstein,

BESLUIT:

Artikel 1

Hoofdstuk II van bijlage I bij de Overeenkomst wordt als volgt gewijzigd:

1.

In punt 1k (Verordening (EG) nr. 2430/1999 van de Commissie) wordt het volgende streepje toegevoegd:

„—

32007 R 1519: Verordening (EG) nr. 1519/2007 van de Commissie van 19 december 2007 (PB L 335 van 20.12.2007, blz. 15).”.

2.

In punt 1t (Verordening (EG) nr. 418/2001 van de Commissie) en punt 37 (Verordening (EG) nr. 162/2003 van de Commissie) wordt het volgende toegevoegd:

„ , gewijzigd bij:

32007 R 1519: Verordening (EG) nr. 1519/2007 van de Commissie van 19 december 2007 (PB L 335 van 20.12.2007, blz. 15).”.

3.

Na punt 1zzzze (Verordening (EG) nr. 1380/2007 van de Commissie) worden de volgende punten ingevoegd:

„1zzzzf.

32007 R 1500: Verordening (EG) nr. 1500/2007 van de Commissie van 18 december 2007 tot verlening van een vergunning voor een nieuwe toepassing van 6-fytase EC 3.1.3.26 (Ronozyme) als toevoegingsmiddel voor diervoeding (PB L 333 van 19.12.2007, blz. 54).

1zzzzg.

32007 R 1501: Verordening (EG) nr. 1501/2007 van de Commissie van 18 december 2007 tot verlening van een vergunning voor het gebruik van endo-1,4-bèta-xylanase EC 3.2.1.8 (Safizym X) als toevoegingsmiddel voor diervoeding (PB L 333 van 19.12.2007, blz. 57).

1zzzzh.

32007 R 1520: Verordening (EG) nr. 1520/2007 van de Commissie van 19 december 2007 tot verlening van een permanente vergunning voor bepaalde toevoegingsmiddelen voor diervoeding (PB L 335 van 20.12.2007, blz. 17).

1zzzzi.

32007 R 1521: Verordening (EG) nr. 1521/2007 van de Commissie van 19 december 2007 tot verlening van een vergunning voor een nieuwe toepassing van Enterococcus faecium DSM 7134 (Bonvital) als toevoegingsmiddel voor diervoeding (PB L 335 van 20.12.2007, blz. 24).”.

Artikel 2

De in het EER-supplement bij het Publicatieblad van de Europese Unie bekend te maken teksten in de IJslandse en de Noorse taal van Verordeningen (EG) nr. 1500/2007, (EG) nr. 1501/2007, (EG) nr. 1519/2007, (EG) nr. 1520/2007 en (EG) nr. 1521/2007 van de Commissie zijn authentiek.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking op 6 februari 2009, op voorwaarde dat alle in artikel 103, lid 1, van de Overeenkomst bedoelde kennisgevingen aan het Gemengd Comité van de EER hebben plaatsgevonden (7).

Artikel 4

Dit besluit wordt bekendgemaakt in het EER-gedeelte van en in het EER-supplement bij het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 5 februari 2009.

Voor het Gemengd Comité van de EER

De voorzitter

Alan SEATTER


(1)  PB L 223 van 21.8.2008, blz. 36.

(2)  PB L 333 van 19.12.2007, blz. 54.

(3)  PB L 333 van 19.12.2007, blz. 57.

(4)  PB L 335 van 20.12.2007, blz. 15.

(5)  PB L 335 van 20.12.2007, blz. 17.

(6)  PB L 335 van 20.12.2007, blz. 24.

(7)  Geen grondwettelijke vereisten aangegeven.


19.3.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 73/32


BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER

Nr. 2/2009

van 5 februari 2009

tot wijziging van bijlage I (Veterinaire en fytosanitaire aangelegenheden) bij de EER-overeenkomst

HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER,

Gelet op de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, zoals gewijzigd bij het Protocol tot aanpassing van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, hierna „de Overeenkomst” genoemd, en met name op artikel 98,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bijlage I bij de Overeenkomst werd gewijzigd bij Besluit nr. 43/2008 van het Gemengd Comité van de EER van 25 april 2008 (1).

(2)

Verordening (EG) nr. 156/2008 van de Commissie van 21 februari 2008 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 109/2007 wat betreft het minimumgehalte van het toevoegingsmiddel voor diervoeding monensin-natrium (Coxidin) (2) moet in de Overeenkomst worden opgenomen.

(3)

Verordening (EG) nr. 163/2008 van de Commissie van 22 februari 2008 tot verlening van een vergunning voor het preparaat lanthaancarbonaat-octahydraat (Lantharenol) als toevoegingsmiddel voor diervoeding (3), gerectificeerd in PB L 92 van 3.4.2008, blz. 40, moet in de Overeenkomst worden opgenomen.

(4)

Verordening (EG) nr. 164/2008 van de Commissie van 22 februari 2008 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1444/2006 wat betreft het minimumgehalte van het toevoegingsmiddel voor diervoeding Bacillus subtilis C-3102 (Calsporin) (4) moet in de Overeenkomst worden opgenomen.

(5)

Verordening (EG) nr. 165/2008 van de Commissie van 22 februari 2008 tot verlening van een vergunning voor een nieuwe toepassing van 3-fytase (Natuphos) als toevoegingsmiddel voor diervoeding (5), moet in de Overeenkomst worden opgenomen.

(6)

Verordening (EG) nr. 166/2008 van de Commissie van 22 februari 2008 tot verlening van een vergunning voor een nieuwe toepassing van het preparaat van Bacillus cereus var. toyoi (Toyocerin) als toevoegingsmiddel voor diervoeding (6) moet in de Overeenkomst worden opgenomen.

(7)

Verordening (EG) nr. 167/2008 van de Commissie van 22 februari 2008 tot verlening van een nieuwe vergunning voor tien jaar voor het gebruik van een coccidiostaticum als toevoegingsmiddel voor diervoeding (7) moet in de Overeenkomst worden opgenomen.

(8)

Verordening (EG) nr. 209/2008 van de Commissie van 6 maart 2008 tot verlening van een vergunning voor een nieuwe toepassing van Saccharomyces cerevisiae (Biosaf SC 47) als toevoegingsmiddel voor diervoeding (8) moet in de Overeenkomst worden opgenomen.

(9)

Richtlijn 2008/38/EG van de Commissie van 5 maart 2008 tot vaststelling van de lijst van bestemmingen voor diervoeders met bijzonder voedingsdoel (Gecodificeerde versie) (9) moet in de Overeenkomst worden opgenomen.

(10)

De in de Overeenkomst opgenomen Richtlijn 94/39/EG van de Commissie (10) wordt met ingang van 31 juli 2008 bij Richtlijn 2008/38/EG ingetrokken en dient derhalve uit de Overeenkomst te worden geschrapt.

(11)

Dit besluit is niet van toepassing op Liechtenstein,

BESLUIT:

Artikel 1

Hoofdstuk II van bijlage I bij de Overeenkomst wordt als volgt gewijzigd:

1.

In punt 1zzz (Verordening (EG) nr. 1444/2006 van de Commissie) wordt het volgende toegevoegd:

„ , gewijzigd bij:

32008 R 0164: Verordening (EG) nr. 164/2008 van de Commissie van 22 februari 2008 (PB L 50 van 23.2.2008, blz. 6).”.

2.

In punt 1zzzg (Verordening (EG) nr. 109/2007 van de Commissie) wordt het volgende toegevoegd:

„ , gewijzigd bij:

32008 R 0156: Verordening (EG) nr. 156/2008 van de Commissie van 21 februari 2008 (PB L 48 van 22.2.2008, blz. 14).”.

3.

Na punt 1zzzzi (Verordening (EG) nr. 1521/2007 van de Commissie) worden de volgende punten ingevoegd:

„1zzzzj.

32008 R 0163: Verordening (EG) nr. 163/2008 van de Commissie van 22 februari 2008 tot verlening van een vergunning voor het gebruik van het preparaat lanthaancarbonaat-octahydraat (Lantharenol) als toevoegingsmiddel voor diervoeding (PB L 50 van 23.2.2008, blz. 3), gerectificeerd in PB L 92 van 3.4.2008, blz. 40.

1zzzzk.

32008 R 0165: Verordening (EG) nr. 165/2008 van de Commissie van 22 februari 2008 tot verlening van een vergunning voor een nieuwe toepassing van 3-fytase (Natuphos) als toevoegingsmiddel voor diervoeding (PB L 50 van 23.2.2008, blz. 8).

1zzzzl.

32008 R 0166: Verordening (EG) nr. 166/2008 van de Commissie van 22 februari 2008 tot verlening van een vergunning voor een nieuwe toepassing van het preparaat van Bacillus cereus var. toyoi (Toyocerin) als toevoegingsmiddel voor diervoeding (PB L 50 van 23.2.2008, blz. 11).

1zzzzm.

32008 R 0167: Verordening (EG) nr. 167/2008 van de Commissie van 22 februari 2008 tot verlening van een nieuwe vergunning voor tien jaar voor het gebruik van een coccidiostaticum als toevoegingsmiddel voor diervoeding (PB L 50 van 23.2.2008, blz. 14).

1zzzzn.

32008 R 0209: Verordening (EG) nr. 209/2008 van de Commissie van 6 maart 2008 tot verlening van een vergunning voor een nieuwe toepassing van Saccharomyces cerevisiae (Biosaf SC 47) als toevoegingsmiddel voor diervoeding (PB L 63 van 7.3.2008, blz. 3).”.

4.

De tekst van punt 9 (Richtlijn 94/39/EG van de Commissie) wordt geschrapt.

5.

Na punt 14b (Beschikking 2004/217/EG van de Commissie) wordt het volgende punt ingevoegd:

„14c.

32008 L 0038: Richtlijn 2008/38/EG van de Commissie van 5 maart 2008 tot vaststelling van de lijst van bestemmingen voor diervoeders met bijzonder voedingsdoel (PB L 62 van 6.3.2008, blz. 9).”.

Artikel 2

De in het EER-supplement bij het Publicatieblad van de Europese Unie bekend te maken teksten in de IJslandse en de Noorse taal van Verordeningen (EG) nr. 156/2008 en (EG) 163/2008, gerectificeerd in PB L 92 van 3.4.2008, blz. 40, en (EG) nr. 164/2008, (EG) nr. 165/2008, (EG) nr. 166/2008, (EG) nr. 167/2008 en (EG) nr. 209/2008, alsmede van Richtlijn 2008/38/EG, zijn authentiek.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking op 6 februari 2009, op voorwaarde dat alle in artikel 103, lid 1, van de Overeenkomst bedoelde kennisgevingen aan het Gemengd Comité van de EER hebben plaatsgevonden (11).

Artikel 4

Dit besluit wordt bekendgemaakt in het EER-gedeelte van en in het EER-supplement bij het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 5 februari 2009.

Voor het Gemengd Comité van de EER

De voorzitter

Alan SEATTER


(1)  PB L 223 van 21.8.2008, blz. 36.

(2)  PB L 48 van 22.2.2008, blz. 14.

(3)  PB L 50 van 23.2.2008, blz. 3.

(4)  PB L 50 van 23.2.2008, blz. 6.

(5)  PB L 50 van 23.2.2008, blz. 8.

(6)  PB L 50 van 23.2.2008, blz. 11.

(7)  PB L 50 van 23.2.2008, blz. 14.

(8)  PB L 63 van 7.3.2008, blz. 3.

(9)  PB L 62 van 6.3.2008, blz. 9.

(10)  PB L 207 van 10.8.1994, blz. 20.

(11)  Geen grondwettelijke vereisten aangegeven.


19.3.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 73/35


BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER

Nr. 3/2009

van 5 februari 2009

tot wijziging van bijlage II (Technische voorschriften, normen, keuring en certificatie) bij de EER-overeenkomst

HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER,

Gelet op de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, zoals gewijzigd bij het Protocol tot aanpassing van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, hierna „de Overeenkomst” genoemd, en met name op artikel 98,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bijlage II bij de Overeenkomst werd gewijzigd bij Besluit nr. 96/2008 van het Gemengd Comité van de EER van 26 september 2008 (1).

(2)

Richtlijn 2007/15/EG van de Commissie van 14 maart 2007 tot wijziging van bijlage I bij Richtlijn 74/483/EEG van de Raad betreffende de naar buiten uitstekende delen van motorvoertuigen, met het oog op de aanpassing aan de technische vooruitgang (2) moet in de Overeenkomst worden opgenomen,

BESLUIT:

Artikel 1

In hoofdstuk I van bijlage II bij de Overeenkomst wordt in punt 17 (Richtlijn 74/483/EEG van de Raad) het volgende streepje toegevoegd:

„—

32007 L 0015: Richtlijn 2007/15/EG van de Commissie van 14 maart 2007 (PB L 75 van 15.3.2007, blz. 21).”.

Artikel 2

De in het EER-supplement bij het Publicatieblad van de Europese Unie bekend te maken teksten in de IJslandse en de Noorse taal van Richtlijn 2007/15/EG zijn authentiek.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking op 6 februari 2009, op voorwaarde dat alle in artikel 103, lid 1, van de Overeenkomst bedoelde kennisgevingen aan het Gemengd Comité van de EER hebben plaatsgevonden (3).

Artikel 4

Dit besluit wordt bekendgemaakt in het EER-gedeelte van en in het EER-supplement bij het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 5 februari 2009.

Voor het Gemengd Comité van de EER

De voorzitter

Alan SEATTER


(1)  PB L 309 van 20.11.2008, blz. 15.

(2)  PB L 75 van 15.3.2007, blz. 21.

(3)  Geen grondwettelijke vereisten aangegeven.


19.3.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 73/36


BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER

Nr. 4/2009

van 5 februari 2009

tot wijziging van bijlage II (Technische voorschriften, normen, keuring en certificatie) bij de EER-overeenkomst

HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER,

Gelet op de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, zoals gewijzigd bij het Protocol tot aanpassing van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, hierna „de Overeenkomst” genoemd, en met name op artikel 98,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bijlage II bij de Overeenkomst werd gewijzigd bij Besluit nr. 98/2008 van het Gemengd Comité van de EER van 26 september 2008 (1).

(2)

Richtlijn 2008/5/EG van de Commissie van 30 januari 2008 betreffende de vermelding op het etiket van bepaalde levensmiddelen van andere verplichte gegevens dan die waarin Richtlijn 2000/13/EG van het Europees Parlement en de Raad voorziet (2) moet in de Overeenkomst worden opgenomen.

(3)

Beschikking 2007/802/EG van de Commissie van 4 december 2007 tot wijziging van Beschikking 2002/840/EG wat betreft de lijst van erkende installaties in derde landen voor de doorstraling van levensmiddelen (3) moet in de Overeenkomst worden opgenomen.

(4)

Aanbeveling 2007/196/EG van de Commissie van 28 maart 2007 betreffende de monitoring op de aanwezigheid van furan in levensmiddelen (4) moet in de Overeenkomst worden opgenomen.

(5)

De in de Overeenkomst opgenomen Richtlijn 94/54/EG van de Commissie (5) wordt bij Richtlijn 2008/5/EG ingetrokken en dient derhalve uit de Overeenkomst te worden geschrapt.

(6)

Deze richtlijn is niet van toepassing op Liechtenstein,

BESLUIT:

Artikel 1

Hoofdstuk XII van bijlage II bij de Overeenkomst wordt als volgt gewijzigd:

1.

De tekst van punt 54zc (Richtlijn 94/54/EG van de Commissie) wordt geschrapt.

2.

In punt 54zze (Beschikking 2002/840/EG van de Commissie) wordt het volgende streepje toegevoegd:

„—

32007 D 0802: Beschikking 2007/802/EG van de Commissie van 4 december 2007 (PB L 323 van 8.12.2007, blz. 40).”.

3.

Na punt 54zzzv (Richtlijn 2006/141/EG van de Commissie) wordt het volgende punt ingevoegd:

„54zzzw.

32008 L 0005: Richtlijn 2008/5/EG van de Commissie van 30 januari 2008 betreffende de vermelding op het etiket van bepaalde levensmiddelen van andere verplichte gegevens dan die waarin Richtlijn 2000/13/EG van het Europees Parlement en de Raad voorziet (Gecodificeerde versie) (PB L 27 van 31.1.2008, blz. 12).”.

4.

Na punt 63 (Aanbeveling 2007/331/EG van de Commissie) wordt het volgende punt ingevoegd:

„64.

32007 H 0196: Aanbeveling 2007/196/EG van de Commissie van 28 maart 2007 betreffende de monitoring op de aanwezigheid van furan in levensmiddelen (PB L 88 van 29.3.2007, blz. 56).”.

Artikel 2

De in het EER-supplement bij het Publicatieblad van de Europese Unie bekend te maken teksten in de IJslandse en de Noorse taal van Richtlijn 2008/5/EG, Beschikking 2007/802/EG en Aanbeveling 2007/196/EG zijn authentiek.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking op 6 februari 2009, op voorwaarde dat alle in artikel 103, lid 1, van de Overeenkomst bedoelde kennisgevingen aan het Gemengd Comité van de EER hebben plaatsgevonden (6).

Artikel 4

Dit besluit wordt bekendgemaakt in het EER-gedeelte van en in het EER-supplement bij het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 5 februari 2009.

Voor het Gemengd Comité van de EER

De voorzitter

Alan SEATTER


(1)  PB L 309 van 20.11.2008, blz. 19.

(2)  PB L 27 van 31.1.2008, blz. 12.

(3)  PB L 323 van 8.12.2007, blz. 40.

(4)  PB L 88 van 29.3.2007, blz. 56.

(5)  PB L 300 van 23.11.1994, blz. 14.

(6)  Geen grondwettelijke vereisten aangegeven.


19.3.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 73/38


BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER

Nr. 5/2009

van 5 februari 2009

tot wijziging van bijlage II (Technische voorschriften, normen, keuring en certificatie) bij de EER-overeenkomst

HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER,

Gelet op de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, zoals gewijzigd bij het Protocol tot aanpassing van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, hierna „de Overeenkomst” genoemd, en met name op artikel 98,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bijlage II bij de Overeenkomst werd gewijzigd bij Besluit nr. 98/2008 van het Gemengd Comité van de EER van 26 september 2008 (1).

(2)

Richtlijn 2008/39/EG van de Commissie van 6 maart 2008 tot wijziging van Richtlijn 2002/72/EG inzake materialen en voorwerpen van kunststof, bestemd om met levensmiddelen in aanraking te komen (2) moet in de Overeenkomst worden opgenomen.

(3)

Dit besluit is niet van toepassing op Liechtenstein,

BESLUIT:

Artikel 1

In hoofdstuk XII van bijlage II bij de Overeenkomst wordt in punt 54zzb (Richtlijn 2002/72/EG van de Commissie) het volgende streepje toegevoegd:

„—

32008 L 0039: Richtlijn 2008/39/EG van de Commissie van 6 maart 2008 (PB L 63 van 7.3.2008, blz. 6).”.

Artikel 2

De in het EER-supplement bij het Publicatieblad van de Europese Unie bekend te maken teksten in de IJslandse en de Noorse taal van Richtlijn 2008/39/EG zijn authentiek.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking op 6 februari 2009, op voorwaarde dat alle in artikel 103, lid 1, van de Overeenkomst bedoelde kennisgevingen aan het Gemengd Comité van de EER hebben plaatsgevonden (3).

Artikel 4

Dit besluit wordt bekendgemaakt in het EER-gedeelte van en in het EER-supplement bij het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 5 februari 2009.

Voor het Gemengd Comité van de EER

De voorzitter

Alan SEATTER


(1)  PB L 309 van 20.11.2008, blz. 19.

(2)  PB L 63 van 7.3.2008, blz. 6.

(3)  Geen grondwettelijke vereisten aangegeven.


19.3.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 73/39


BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER

Nr. 6/2009

van 5 februari 2009

tot wijziging van bijlage II (Technische voorschriften, normen, keuring en certificatie) bij de EER-overeenkomst

HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER,

Gelet op de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, zoals gewijzigd bij het Protocol tot aanpassing van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, hierna „de Overeenkomst” genoemd, en met name op artikel 98,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bijlage II bij de Overeenkomst werd gewijzigd bij Besluit nr. 99/2008 van het Gemengd Comité van de EER van 26 september 2008 (1).

(2)

Verordening (EG) nr. 203/2008 van de Commissie van 4 maart 2008 tot wijziging van bijlage III bij Verordening (EEG) nr. 2377/90 van de Raad houdende een communautaire procedure tot vaststelling van maximumwaarden voor residuen van geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik in levensmiddelen van dierlijke oorsprong, wat gamitromycine betreft (2) moet in de Overeenkomst worden opgenomen.

(3)

Verordening (EG) nr. 542/2008 van de Commissie van 16 juni 2008 tot wijziging van de bijlagen I en II bij Verordening (EEG) nr. 2377/90 van de Raad houdende een communautaire procedure tot vaststelling van maximumwaarden voor residuen van geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik in levensmiddelen van dierlijke oorsprong, wat betreft cyfluthrine en uit rode kidneybonen (Phaseolus vulgaris) geëxtraheerde lectine (3) moet in de Overeenkomst worden opgenomen,

BESLUIT:

Artikel 1

In hoofdstuk XIII van bijlage II bij de Overeenkomst worden in punt 14 (Verordening (EEG) nr. 2377/90 van de Raad) de volgende streepjes toegevoegd:

„—

32008 R 0203: Verordening (EG) nr. 203/2008 van de Commissie van 4 maart 2008 (PB L 60 van 5.3.2008, blz. 18),

32008 R 0542: Verordening (EG) nr. 542/2008 van de Commissie van 16 juni 2008 (PB L 157 van 17.6.2008, blz. 43).”.

Artikel 2

De in het EER-supplement bij het Publicatieblad van de Europese Unie bekend te maken teksten in de IJslandse en de Noorse taal van de Verordeningen (EG) nr. 203/2008 en (EG) nr. 542/2008 zijn authentiek.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking op 6 februari 2009, op voorwaarde dat alle in artikel 103, lid 1, van de Overeenkomst bedoelde kennisgevingen aan het Gemengd Comité van de EER hebben plaatsgevonden (4).

Artikel 4

Dit besluit wordt bekendgemaakt in het EER-gedeelte van en in het EER-supplement bij het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 5 februari 2009.

Voor het Gemengd Comité van de EER

De voorzitter

Alan SEATTER


(1)  PB L 309 van 20.11.2008, blz. 21.

(2)  PB L 60 van 5.3.2008, blz. 18.

(3)  PB L 157 van 17.6.2008, blz. 43.

(4)  Geen grondwettelijke vereisten aangegeven.


19.3.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 73/41


BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER

Nr. 7/2009

van 5 februari 2009

tot wijziging van bijlage II (Technische voorschriften, normen, keuring en certificatie) bij de EER-overeenkomst

HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER,

Gelet op de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, zoals gewijzigd bij het Protocol tot aanpassing van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, hierna „de Overeenkomst” genoemd, en met name op artikel 98,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bijlage II bij de Overeenkomst werd gewijzigd bij Besluit nr. 49/2008 van het Gemengd Comité van de EER van 25 april 2008 (1).

(2)

Richtlijn 2007/67/EG van de Commissie van 22 november 2007 tot wijziging van Richtlijn 76/768/EEG van de Raad inzake cosmetische producten met het oog op de aanpassing van bijlage III aan de technische vooruitgang (2) moet in de Overeenkomst worden opgenomen,

BESLUIT:

Artikel 1

In hoofdstuk XVI van bijlage II bij de Overeenkomst wordt in punt 1 (Richtlijn 76/768/EEG van de Raad) het volgende streepje toegevoegd:

„—

32007 L 0067: Richtlijn 2007/67/EG van de Commissie van 22 november 2007 (PB L 305 van 23.11.2007, blz. 22).”.

Artikel 2

De in het EER-supplement bij het Publicatieblad van de Europese Unie bekend te maken teksten in de IJslandse en de Noorse taal van Richtlijn 2007/67/EG zijn authentiek.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking op 6 februari 2009, op voorwaarde dat alle in artikel 103, lid 1, van de Overeenkomst bedoelde kennisgevingen aan het Gemengd Comité van de EER hebben plaatsgevonden (3).

Artikel 4

Dit besluit wordt bekendgemaakt in het EER-gedeelte van en in het EER-supplement bij het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 5 februari 2009.

Voor het Gemengd Comité van de EER

De voorzitter

Alan SEATTER


(1)  PB L 223 van 21.8.2008, blz. 45.

(2)  PB L 305 van 23.11.2007, blz. 22.

(3)  Geen grondwettelijke vereisten aangegeven.


19.3.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 73/42


BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER

nr. 8/2009

van 5 februari 2009

tot wijziging van bijlage II (Technische voorschriften, normen, keuring en certificatie) en bijlage XIII (Vervoer) bij de EER-overeenkomst

HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER,

Gelet op de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, zoals gewijzigd bij het Protocol tot aanpassing van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, hierna „de Overeenkomst” genoemd, en met name op artikel 98,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bijlage II bij de Overeenkomst werd gewijzigd bij Besluit nr. 112/2008 van het Gemengd Comité van de EER van 7 november 2008 (1).

(2)

Bijlage XIII bij de Overeenkomst werd gewijzigd bij Besluit nr. 129/2008 van het Gemengd Comité van de EER van 5 december 2008 (2).

(3)

Verordening (EG) nr. 549/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 10 maart 2004 tot vaststelling van het kader voor de totstandbrenging van het gemeenschappelijke Europese luchtruim (3), Verordening (EG) nr. 550/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 10 maart 2004 betreffende de verlening van luchtvaartnavigatiediensten in het gemeenschappelijk Europees luchtruim (4), Verordening (EG) nr. 551/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 10 maart 2004 betreffende de organisatie en het gebruik van het gemeenschappelijk Europees luchtruim (5) en Verordening (EG) nr. 552/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 10 maart 2004 betreffende de interoperabiliteit van het Europese netwerk voor luchtverkeersbeveiliging (6) werden in de Overeenkomst opgenomen bij Besluit nr. 67/2006 van het Gemengd Comité van de EER van 2 juni 2006 (7), met specifieke aanpassingen per land.

(4)

Verordening (EG) nr. 482/2008 van de Commissie van 30 mei 2008 betreffende de invoering van een systeem ter verzekering van de softwareveiligheid door verleners van luchtvaartnavigatiediensten en tot wijziging van bijlage II bij Verordening (EG) nr. 2096/2005 (8) moet in de Overeenkomst worden opgenomen.

(5)

De in de Overeenkomst opgenomen Richtlijn 80/51/EEG (9) en bijlage II bij Verordening (EEG) nr. 3921/91 (10) zijn ingetrokken bij Verordening (EG) nr. 1592/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 15 juli 2002 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels op het gebied van burgerluchtvaart en tot oprichting van een Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart (11), die in de Overeenkomst was opgenomen bij Besluit nr. 179/2004 (12) van het Gemengd Comité van de EER van 9 december 2004, en moeten derhalve uit de Overeenkomst worden geschrapt,

BESLUIT:

Artikel 1

In hoofdstuk XVII van bijlage II bij de Overeenkomst wordt de tekst van punt 2 (Richtlijn 80/51/EEG van de Raad) geschrapt.

Artikel 2

Bijlage XIII bij de Overeenkomst wordt als volgt gewijzigd:

1.

In punt 66a (Verordening (EEG) nr. 3922/91 van de Raad) wordt het volgende streepje toegevoegd:

„—

32002 R 1592: Verordening (EG) nr. 1592/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 15 juli 2002 (PB L 240 van 7.9.2002, blz. 1).”.

2.

Na punt 66we (Verordening (EG) nr. 1265/2007 van de Commissie) wordt het volgende punt ingevoegd:

„66wf.

32008 R 0482: Verordening (EG) nr. 482/2008 van de Commissie van 30 mei 2008 betreffende de invoering van een systeem ter verzekering van de softwareveiligheid door verleners van luchtvaartnavigatiediensten en tot wijziging van bijlage II bij Verordening (EG) nr. 2096/2005 (PB L 141 van 31.5.2008, blz. 5).”.

3.

In punt 66x (Verordening (EG) nr. 2096/2005 van de Commissie) wordt het volgende streepje toegevoegd:

„—

32008 R 0482: Verordening (EG) nr. 482/2008 van de Commissie van 30 mei 2008 (PB L 141 van 31.5.2008, blz. 5).”.

Artikel 3

De in het EER-supplement bij het Publicatieblad van de Europese Unie bekend te maken teksten in de IJslandse en de Noorse taal van Verordening (EG) nr. 482/2008 zijn authentiek.

Artikel 4

Dit besluit treedt in werking op 6 februari 2009, op voorwaarde dat alle in artikel 103, lid 1, van de Overeenkomst bedoelde kennisgevingen aan het Gemengd Comité van de EER hebben plaatsgevonden (13).

Artikel 5

Dit besluit wordt bekendgemaakt in het EER-gedeelte van en in het EER-supplement bij het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 5 februari 2009.

Voor het Gemengd Comité van de EER

De voorzitter

Alan SEATTER


(1)  PB L 339 van 18.12.2008, blz. 100.

(2)  PB L 25 van 29.1.2009, blz. 36.

(3)  PB L 96 van 31.3.2004, blz. 1.

(4)  PB L 96 van 31.3.2004, blz. 10.

(5)  PB L 96 van 31.3.2004, blz. 20.

(6)  PB L 96 van 31.3.2004, blz. 26.

(7)  PB L 245 van 7.9.2006, blz. 18.

(8)  PB L 141 van 31.5.2008, blz. 5.

(9)  PB L 18 van 24.1.1980, blz. 26.

(10)  PB L 373 van 31.12.1991, blz. 4.

(11)  PB L 240 van 7.9.2002, blz. 1.

(12)  PB L 133 van 26.5.2005, blz. 37.

(13)  Geen grondwettelijke vereisten aangegeven.


19.3.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 73/44


BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER

Nr. 9/2009

van 5 februari 2009

tot wijziging van bijlage VI (Sociale zekerheid) bij de EER-overeenkomst

HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER,

Gelet op de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, zoals gewijzigd bij het Protocol tot aanpassing van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, hierna „de Overeenkomst” genoemd, en met name op artikel 98,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bijlage VI bij de Overeenkomst werd gewijzigd bij Besluit nr. 113/2008 van het Gemengd Comité van de EER van 7 november 2008 (1).

(2)

Verordening (EG) nr. 592/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1408/71 van de Raad betreffende de toepassing van de socialezekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, alsmede op hun gezinsleden, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen (2) moet in de Overeenkomst worden opgenomen,

BESLUIT:

Artikel 1

In bijlage VI bij de Overeenkomst wordt in punt 1 (Verordening (EEG) nr. 1408/71 van de Raad) het volgende streepje toegevoegd:

„—

32008 R 0592: Verordening (EG) nr. 592/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 (PB L 177 van 4.7.2008, blz. 1).”.

Artikel 2

De in het EER-supplement bij het Publicatieblad van de Europese Unie bekend te maken teksten in de IJslandse en de Noorse taal van Verordening (EG) nr. 592/2008 zijn authentiek.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking op 6 februari 2009, op voorwaarde dat alle in artikel 103, lid 1, van de Overeenkomst bedoelde kennisgevingen aan het Gemengd Comité van de EER hebben plaatsgevonden (3).

Artikel 4

Dit besluit wordt bekendgemaakt in het EER-gedeelte van en in het EER-supplement bij het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 5 februari 2009.

Voor het Gemengd Comité van de EER

De voorzitter

Alan SEATTER


(1)  PB L 339 van 18.12.2008, blz. 102.

(2)  PB L 177 van 4.7.2008, blz. 1.

(3)  Geen grondwettelijke vereisten aangegeven.


19.3.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 73/45


BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER

Nr. 10/2009

van 5 februari 2009

tot wijziging van bijlage VI (Sociale zekerheid) bij de EER-overeenkomst

HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER,

Gelet op de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, zoals gewijzigd bij het Protocol tot aanpassing van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, hierna „de Overeenkomst” genoemd, en met name op artikel 98,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bijlage VI bij de Overeenkomst werd gewijzigd bij Besluit nr. 113/2008 van het Gemengd Comité van de EER van 7 november 2008 (1).

(2)

Besluit nr. 208 van de Administratieve Commissie van de Europese Gemeenschappen voor de sociale zekerheid van migrerende werknemers van 11 maart 2008 betreffende het opstellen van een gemeenschappelijke methode voor de verzameling van gegevens over de vaststelling van pensioenen (2) moet in de Overeenkomst worden opgenomen,

BESLUIT:

Artikel 1

In bijlage VI bij de Overeenkomst wordt na punt 3.82 (Besluit nr. 207) het volgende punt ingevoegd:

„3.83.

32008 D 0683: Besluit nr. 208 van de Administratieve Commissie van de Europese Gemeenschappen voor de sociale zekerheid van migrerende werknemers van 11 maart 2008 betreffende het opstellen van een gemeenschappelijke methode voor de verzameling van gegevens over de vaststelling van pensioenen (PB L 223 van 21.8.2008, blz. 25).”.

Artikel 2

De in het EER-supplement bij het Publicatieblad van de Europese Unie bekend te maken teksten in de IJslandse en de Noorse taal van Besluit nr. 208 zijn authentiek.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking op 6 februari 2009, op voorwaarde dat alle in artikel 103, lid 1, van de Overeenkomst bedoelde kennisgevingen aan het Gemengd Comité van de EER hebben plaatsgevonden (3).

Artikel 4

Dit besluit wordt bekendgemaakt in het EER-gedeelte van en in het EER-supplement bij het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 5 februari 2009.

Voor het Gemengd Comité van de EER

De voorzitter

Alan SEATTER


(1)  PB L 339 van 18.12.2008, blz. 102.

(2)  PB L 223 van 21.8.2008, blz. 25.

(3)  Geen grondwettelijke vereisten aangegeven.


19.3.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 73/46


BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER

Nr. 11/2009

van 5 februari 2009

tot wijziging van bijlage XIII (Vervoer) bij de EER-overeenkomst

HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER,

Gelet op de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, zoals gewijzigd bij het Protocol tot aanpassing van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, hierna „de Overeenkomst” genoemd, en met name op artikel 98,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bijlage XIII bij de Overeenkomst werd gewijzigd bij Besluit nr. 129/2008 van het Gemengd Comité van de EER van 5 december 2008 (1).

(2)

Beschikking 2008/386/EG van de Commissie van 23 april 2008 tot wijziging van bijlage A bij Beschikking 2006/679/EG betreffende de technische specificaties van het subsysteem besturing en seingeving van het conventionele trans-Europese spoorwegsysteem en bijlage A bij Beschikking 2006/860/EG betreffende de technische specificaties inzake interoperabiliteit van het subsysteem besturing en seingeving van het trans-Europees hogesnelheidsspoorwegsysteem (2) moet in de Overeenkomst worden opgenomen,

BESLUIT:

Artikel 1

In bijlage XIII bij de Overeenkomst wordt in punt 37i (Beschikking 2006/679/EG van de Commissie) en in punt 37j (Beschikking 2006/860/EG van de Commissie) het volgende streepje toegevoegd:

„—

32008 D 0386: Beschikking 2008/386/EG van de Commissie van 23 april 2008 (PB L 136 van 24.5.2008, blz. 11).”.

Artikel 2

De in het EER-supplement bij het Publicatieblad van de Europese Unie bekend te maken teksten in de IJslandse en de Noorse taal van Beschikking 2008/386/EG zijn authentiek.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking op 6 februari 2009, op voorwaarde dat alle in artikel 103, lid 1, van de Overeenkomst bedoelde kennisgevingen aan het Gemengd Comité van de EER hebben plaatsgevonden (3).

Artikel 4

Dit besluit wordt bekendgemaakt in het EER-gedeelte van en in het EER-supplement bij het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 5 februari 2009.

Voor het Gemengd Comité van de EER

De voorzitter

Alan SEATTER


(1)  PB L 25 van 29.1.2009, blz. 36.

(2)  PB L 136 van 24.5.2008, blz. 11.

(3)  Geen grondwettelijke vereisten aangegeven.


19.3.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 73/47


BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER

Nr. 12/2009

van 5 februari 2009

tot wijziging van bijlage XIII (Vervoer) bij de EER-overeenkomst

HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER,

Gelet op de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, zoals gewijzigd bij het Protocol tot aanpassing van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, hierna „de Overeenkomst” genoemd, en met name op artikel 98,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bijlage XIII bij de Overeenkomst werd gewijzigd bij Besluit nr. 129/2008 van het Gemengd Comité van de EER van 5 december 2008 (1).

(2)

Richtlijn 2007/59/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2007 inzake de certificering van machinisten die locomotieven en treinen op het spoorwegsysteem van de Gemeenschap besturen (2) moet in de Overeenkomst worden opgenomen,

BESLUIT:

Artikel 1

In bijlage XIII bij de Overeenkomst wordt na punt 42f (Verordening (EG) nr. 881/2004 van het Europees Parlement en de Raad) het volgende punt ingevoegd:

„42g.

32007 L 0059: Richtlijn 2007/59/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2007 inzake de certificering van machinisten die locomotieven en treinen op het spoorwegsysteem van de Gemeenschap besturen (PB L 315 van 3.12.2007, blz. 51).

De bepalingen van de richtlijn worden voor de toepassing van de Overeenkomst als volgt aangepast:

a)

Artikel 22, lid 6, is niet van toepassing.

b)

De tekst van punt 2, onder c), van bijlage I wordt vervangen door:

„het onderscheidingsteken van de EVA-staat die de vergunning afgeeft, in zwart afgedrukt en omringd door een zwarte ellips. De onderscheidingstekens zijn:

IS

:

IJsland

FL

:

Liechtenstein

N

:

Noorwegen”.

c)

In punt 2, onder e), van bijlage I worden de woorden „Model van de Europese Gemeenschappen” vervangen door „EER-model”.”.

Artikel 2

De in het EER-supplement bij het Publicatieblad van de Europese Unie bekend te maken teksten in de IJslandse en de Noorse taal van Richtlijn 2007/59/EG zijn authentiek.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking op 6 februari 2009, op voorwaarde dat alle in artikel 103, lid 1, van de Overeenkomst bedoelde kennisgevingen aan het Gemengd Comité van de EER hebben plaatsgevonden (3).

Artikel 4

Dit besluit wordt bekendgemaakt in het EER-gedeelte van en in het EER-supplement bij het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 5 februari 2009.

Voor het Gemengd Comité van de EER

De voorzitter

Alan SEATTER


(1)  PB L 25 van 29.1.2009, blz. 36.

(2)  PB L 315 van 3.12.2007, blz. 51.

(3)  Grondwettelijke vereisten aangegeven.


19.3.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 73/49


BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER

Nr. 13/2009

van 5 februari 2009

tot wijziging van bijlage XIII (Vervoer) bij de EER-overeenkomst

HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER,

Gelet op de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, zoals gewijzigd bij het Protocol tot aanpassing van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, hierna „de Overeenkomst” genoemd, en met name op artikel 98,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bijlage XIII bij de Overeenkomst werd gewijzigd bij Besluit nr. 129/2008 van het Gemengd Comité van de EER van 5 december 2008 (1).

(2)

Richtlijn 2008/87/EG van de Commissie van 22 september 2008 tot wijziging van Richtlijn 2006/87/EG van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van de technische voorschriften voor binnenschepen (2) moet in de Overeenkomst worden opgenomen,

BESLUIT:

Artikel 1

In bijlage XIII bij de Overeenkomst wordt in punt 47a (Richtlijn 2006/87/EG van het Europees Parlement en de Raad) het volgende streepje toegevoegd:

„—

32008 L 0087: Richtlijn 2008/87/EG van de Commissie van 22 september 2008 (PB L 255 van 23.9.2008, blz. 5).”.

Artikel 2

De in het EER-supplement bij het Publicatieblad van de Europese Unie bekend te maken teksten in de IJslandse en de Noorse taal van Richtlijn 2008/87/EG zijn authentiek.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking op 6 februari 2009, op voorwaarde dat alle in artikel 103, lid 1, van de Overeenkomst bedoelde kennisgevingen aan het Gemengd Comité van de EER hebben plaatsgevonden (3).

Artikel 4

Dit besluit wordt bekendgemaakt in het EER-gedeelte van en in het EER-supplement bij het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 5 februari 2009.

Voor het Gemengd Comité van de EER

De voorzitter

Alan SEATTER


(1)  PB L 25 van 29.1.2009, blz. 36.

(2)  PB L 255 van 23.9.2008, blz. 5.

(3)  Geen grondwettelijke vereisten aangegeven.


19.3.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 73/50


BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER

Nr. 14/2009

van 5 februari 2009

tot wijziging van bijlage XIII (Vervoer) bij de EER-overeenkomst

HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER,

Gelet op de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, zoals gewijzigd bij het Protocol tot aanpassing van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, hierna „de Overeenkomst” genoemd, en met name op artikel 98,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bijlage XIII bij de Overeenkomst werd gewijzigd bij Besluit nr. 129/2008 van het Gemengd Comité van de EER van 5 december 2008 (1).

(2)

Richtlijn 2004/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 inzake de veiligheid van luchtvaartuigen uit derde landen die gebruikmaken van luchthavens in de Gemeenschap (2) was bij Besluit nr. 152/2005 van het Gemengd Comité van de EER van 2 december 2005 (3) in de Overeenkomst opgenomen, met specifieke aanpassingen per land.

(3)

Richtlijn 2008/49/EG van de Commissie van 16 april 2008 tot wijziging van bijlage II bij Richtlijn 2004/36/EG van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot de criteria voor het uitvoeren van platforminspecties van luchtvaartuigen die gebruikmaken van luchthavens in de Gemeenschap (4) moet in de Overeenkomst worden opgenomen.

(4)

Verordening (EG) nr. 351/2008 van de Commissie van 16 april 2008 tot uitvoering van Richtlijn 2004/36/EG van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot het geven van prioriteit aan platforminspecties van luchtvaartuigen die gebruikmaken van luchthavens in de Gemeenschap (5) moet in de Overeenkomst worden opgenomen,

BESLUIT:

Artikel 1

Bijlage XIII bij de Overeenkomst wordt als volgt gewijzigd:

1.

In punt 66r (Richtlijn 2004/36/EG van het Europees Parlement en de Raad) wordt het volgende streepje toegevoegd:

„—

32008 L 0049: Richtlijn 2008/49/EG van de Commissie van 16 april 2008 (PB L 109 van 19.4.2008, blz. 17).”.

2.

Na punt 66ra (Verordening (EG) nr. 768/2006 van de Commissie) wordt het volgende punt ingevoegd:

„66rb.

32008 R 0351: Verordening (EG) nr. 351/2008 van de Commissie van 16 april 2008 tot uitvoering van Richtlijn 2004/36/EG van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot het geven van prioriteit aan platforminspecties van luchtvaartuigen die gebruikmaken van luchthavens in de Gemeenschap (PB L 109 van 19.4.2008, blz. 7).”.

Artikel 2

De in het EER-supplement bij het Publicatieblad van de Europese Unie bekend te maken teksten in de IJslandse en de Noorse taal van Richtlijn 2008/49/EG en Verordening (EG) nr. 351/2008 zijn authentiek.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking op 6 februari 2009, op voorwaarde dat alle in artikel 103, lid 1, van de Overeenkomst bedoelde kennisgevingen aan het Gemengd Comité van de EER hebben plaatsgevonden (6).

Artikel 4

Dit besluit wordt bekendgemaakt in het EER-gedeelte van en in het EER-supplement bij het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 5 februari 2009.

Voor het Gemengd Comité van de EER

De voorzitter

Alan SEATTER


(1)  PB L 25 van 29.1.2009, blz. 36.

(2)  PB L 143 van 30.4.2004, blz. 76.

(3)  PB L 53 van 23.2.2006, blz. 53.

(4)  PB L 109 van 19.4.2008, blz. 17.

(5)  PB L 109 van 19.4.2008, blz. 7.

(6)  Geen grondwettelijke vereisten aangegeven.


19.3.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 73/52


BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER

Nr. 15/2009

van 5 februari 2009

tot wijziging van bijlage XIII (Vervoer) bij de EER-overeenkomst

HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER,

Gelet op de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, zoals gewijzigd bij het Protocol tot aanpassing van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, hierna „de Overeenkomst” genoemd, en met name op artikel 98,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bijlage XIII bij de Overeenkomst werd gewijzigd bij Besluit nr. 129/2008 van het Gemengd Comité van de EER van 5 december 2008 (1).

(2)

Verordening (EG) nr. 1131/2008 van de Commissie van 14 november 2008 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 474/2006 tot opstelling van de communautaire lijst van luchtvaartmaatschappijen waaraan een exploitatieverbod is opgelegd in de Gemeenschap (2), moet in de Overeenkomst worden opgenomen,

BESLUIT:

Artikel 1

In punt 66zab van bijlage XIII bij de Overeenkomst (Verordening (EG) nr. 474/2006 van de Commissie) wordt het volgende streepje toegevoegd:

„—

32008 R 1131: Verordening (EG) nr. 1131/2008 van de Commissie van 14 november 2008 (PB L 306 van 15.11.2008, blz. 47).”.

Artikel 2

De in het EER-supplement bij het Publicatieblad van de Europese Unie bekend te maken teksten in de IJslandse en de Noorse taal van Verordening (EG) nr. 1131/2008 zijn authentiek.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking op 6 februari 2009, op voorwaarde dat alle in artikel 103, lid 1, van de Overeenkomst bedoelde kennisgevingen aan het Gemengd Comité van de EER hebben plaatsgevonden (3).

Artikel 4

Dit besluit wordt bekendgemaakt in het EER-gedeelte van en in het EER-supplement bij het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 5 februari 2009.

Voor het Gemengd Comité van de EER

De voorzitter

Alan SEATTER


(1)  PB L 25 van 29.1.2009, blz. 36.

(2)  PB L 306 van 15.11.2008, blz. 47.

(3)  Geen grondwettelijke vereisten aangegeven.


19.3.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 73/53


BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER

Nr. 16/2009

van 5 februari 2009

tot wijziging van bijlage XIX (Consumentenbescherming) bij de EER-overeenkomst

HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER,

Gelet op de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, zoals gewijzigd bij het Protocol tot aanpassing van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, hierna „de Overeenkomst” genoemd, en met name op artikel 98,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bijlage XIX bij de Overeenkomst werd gewijzigd bij Besluit nr. 114/2008 van het Gemengd Comité van de EER van 7 november 2008 (1).

(2)

Richtlijn 2008/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2008 inzake kredietovereenkomsten voor consumenten en tot intrekking van Richtlijn 87/102/EEG van de Raad (2) moet in de Overeenkomst worden opgenomen.

(3)

De in de Overeenkomst opgenomen Richtlijn 87/102/EEG van de Raad (3) wordt met ingang van 12 mei 2010 bij Richtlijn 2008/48/EG ingetrokken en moet derhalve met ingang van 12 mei 2010 uit de Overeenkomst worden geschrapt,

BESLUIT:

Artikel 1

Bijlage XIX bij de Overeenkomst wordt als volgt gewijzigd:

1.

Na punt 7g (Richtlijn 2005/29/EG van het Europees Parlement en de Raad) wordt het volgende punt ingevoegd:

„7h.

32008 L 0048: Richtlijn 2008/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2008 inzake kredietovereenkomsten voor consumenten en tot intrekking van Richtlijn 87/102/EEG van de Raad (PB L 133 van 22.5.2008, blz. 66).”.

2.

De tekst van punt 4 (Richtlijn 87/102/EEG van de Raad) wordt met ingang van 12 mei 2010 geschrapt.

Artikel 2

De in het EER-supplement bij het Publicatieblad van de Europese Unie bekend te maken teksten in de IJslandse en de Noorse taal van Richtlijn 2008/48/EG zijn authentiek.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking op 6 februari 2009, op voorwaarde dat alle in artikel 103, lid 1, van de Overeenkomst bedoelde kennisgevingen aan het Gemengd Comité van de EER hebben plaatsgevonden (4).

Artikel 4

Dit besluit wordt bekendgemaakt in het EER-gedeelte van en in het EER-supplement bij het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 5 februari 2009.

Voor het Gemengd Comité van de EER

De voorzitter

Alan SEATTER


(1)  PB L 339 van 18.12.2008, blz. 103.

(2)  PB L 133 van 22.5.2008, blz. 66.

(3)  PB L 42 van 12.2.1987, blz. 48.

(4)  Grondwettelijke vereisten aangegeven.


19.3.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 73/55


BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER

Nr. 17/2009

van 5 februari 2009

tot wijziging van bijlage XX (Milieu) bij de EER-overeenkomst

HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER,

Gelet op de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, zoals gewijzigd bij het Protocol tot aanpassing van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, hierna „de Overeenkomst” genoemd, en met name op artikel 98,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bijlage XX bij de Overeenkomst werd gewijzigd bij Besluit nr. 122/2008 van het Gemengd Comité van de EER van 7 november 2008 (1).

(2)

Richtlijn 2004/35/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 betreffende milieuaansprakelijkheid met betrekking tot het voorkomen en herstellen van milieuschade (2) moet in de Overeenkomst worden opgenomen.

(3)

Bij Richtlijn 2004/35/EG dient te worden gelet op de werkingssfeer van de Overeenkomst, en met name rekening te worden gehouden met het feit dat natuurbehoud buiten het bestek van de Overeenkomst valt,

BESLUIT:

Artikel 1

In bijlage XX bij de Overeenkomst wordt na punt 1h (Verordening (EG) nr. 166/2006 van het Europees Parlement en de Raad) het volgende punt ingevoegd:

„1i.

32004 L 0035: Richtlijn 2004/35/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 betreffende milieuaansprakelijkheid met betrekking tot het voorkomen en herstellen van milieuschade (PB L 143 van 30.4.2004, blz. 56).

De bepalingen van de richtlijn worden voor de toepassing van de Overeenkomst met de volgende aanpassingen gelezen:

a)

Onverminderd toekomstige maatregelen van het Gemengd Comité van de EER worden de navolgende besluiten van de Gemeenschap niet in de EER-overeenkomst opgenomen:

i)

Richtlijn 79/409/EEG van de Raad van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand (de vogelrichtlijn),

ii)

Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna (de habitatrichtlijn).

Alle verwijzingen naar deze besluiten zijn derhalve niet van toepassing voor de EVA-staten.

b)

Artikel 2, lid 3 is niet van toepassing voor de EVA-staten.

c)

Met betrekking tot de EVA-staten betekent „beschermde soorten en natuurlijke habitats”:

indien een EVA-staat zulks bepaalt, elke habitat of soort of verschillende habitats of soorten die de EVA-staat aanwijst voor de doeleinden van de in artikel 2, lid 3, bedoelde richtlijnen.”.

Artikel 2

De in het EER-supplement bij het Publicatieblad van de Europese Unie bekend te maken teksten in de IJslandse en de Noorse taal van Richtlijn 2004/35/EG zijn authentiek.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking op 6 februari 2009, op voorwaarde dat alle in artikel 103, lid 1, van de Overeenkomst bedoelde kennisgevingen aan het Gemengd Comité van de EER hebben plaatsgevonden (3).

Artikel 4

Dit besluit wordt bekendgemaakt in het EER-gedeelte van en in het EER-supplement bij het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 5 februari 2009.

Voor het Gemengd Comité van de EER

De voorzitter

Alan SEATTER


(1)  PB L 339 van 18.12.2008, blz. 114.

(2)  PB L 143 van 30.4.2004, blz. 56.

(3)  Grondwettelijke vereisten aangegeven.


19.3.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 73/57


BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER

Nr. 18/2009

van 5 februari 2009

tot wijziging van bijlage XX (Milieu) bij de EER-overeenkomst

HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER,

Gelet op de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, zoals gewijzigd bij het Protocol tot aanpassing van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, hierna „de Overeenkomst” genoemd, en met name op artikel 98,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bijlage XX bij de Overeenkomst werd gewijzigd bij Besluit nr. 122/2008 van het Gemengd Comité van de EER van 7 november 2008 (1).

(2)

Richtlijn 2006/21/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2006 betreffende het beheer van afval van winningsindustrieën en houdende wijziging van Richtlijn 2004/35/EG (2) dient in de Overeenkomst te worden opgenomen,

BESLUIT:

Artikel 1

Bijlage XX bij de Overeenkomst wordt als volgt gewijzigd:

1.

Na punt 32fd (Beschikking 2006/329/EG van de Commissie) wordt het volgende punt ingevoegd:

„32fe.

32006 L 0021: Richtlijn 2006/21/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2006 betreffende het beheer van afval van winningsindustrieën en houdende wijziging van Richtlijn 2004/35/EG (PB L 102 van 11.4.2006, blz. 15).”.

2.

In punt 1i (Richtlijn 2004/35/EG van het Europees Parlement en de Raad) wordt het volgende toegevoegd:

„, gewijzigd bij:

32006 L 0021: Richtlijn 2006/21/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2006 (PB L 102 van 11.4.2006, blz. 15).”.

Artikel 2

De in het EER-supplement bij het Publicatieblad van de Europese Unie bekend te maken teksten in de IJslandse en Noorse taal van Richtlijn 2006/21/EG zijn authentiek.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking op 6 februari 2009, op voorwaarde dat alle in artikel 103, lid 1, van de Overeenkomst bedoelde kennisgevingen aan het Gemengd Comité van de EER hebben plaatsgevonden (3).

Artikel 4

Dit besluit wordt bekendgemaakt in het EER-gedeelte van en in het EER-supplement bij het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 5 februari 2009.

Voor het Gemengd Comité van de EER

De voorzitter

Alan SEATTER


(1)  PB L 339 van 18.12.2008, blz. 114.

(2)  PB L 102 van 11.4.2006, blz. 15.

(3)  Grondwettelijke vereisten aangegeven.


19.3.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 73/58


BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER

Nr. 19/2009

van 5 februari 2009

tot wijziging van bijlage XXII (Vennootschapsrecht) bij de EER-overeenkomst

HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER,

Gelet op de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, zoals gewijzigd bij het Protocol tot aanpassing van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, hierna „de Overeenkomst” genoemd, en met name op artikel 98,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bijlage XXII bij de Overeenkomst werd gewijzigd bij Besluit nr. 59/2008 van het Gemengd Comité van de EER van 25 april 2008 (1).

(2)

Verordening (EG) nr. 1004/2008 van de Commissie van 15 oktober 2008 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1725/2003 tot goedkeuring van bepaalde internationale standaarden voor jaarrekeningen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1606/2002 van het Europees Parlement en de Raad wat International Accounting Standard (IAS) 39 en International Financial Reporting Standard (IFRS) 7 betreft (2), dient in de Overeenkomst te worden opgenomen,

BESLUIT:

Artikel 1

In bijlage XXII bij de Overeenkomst wordt aan punt 10ba (Verordening (EG) nr. 1725/2003 van de Commissie) het volgende streepje toegevoegd:

„—

32008 R 1004: Verordening (EG) nr. 1004/2008 van de Commissie van 15 oktober 2008 (PB L 275 van 16.10.2008, blz. 37).”.

Artikel 2

De in het EER-supplement bij het Publicatieblad van de Europese Unie bekend te maken teksten in de IJslandse en de Noorse taal van Verordening (EG) nr. 1004/2008 zijn authentiek.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking op 6 februari 2009, op voorwaarde dat alle in artikel 103, lid 1, van de Overeenkomst bedoelde kennisgevingen aan het Gemengd Comité van de EER hebben plaatsgevonden (3).

Artikel 4

Dit besluit wordt bekendgemaakt in het EER-gedeelte van en in het EER-supplement bij het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 5 februari 2009.

Voor het Gemengd Comité van de EER

De voorzitter

Alan SEATTER


(1)  PB L 223 van 21.8.2008, blz. 60.

(2)  PB L 275 van 16.10.2008, blz. 37.

(3)  Geen grondwettelijke vereisten aangegeven.


19.3.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 73/59


BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER

Nr. 20/2009

van 5 februari 2009

tot wijziging van bijlage XXII (Vennootschapsrecht) bij de EER-overeenkomst

HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER,

Gelet op de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, zoals gewijzigd bij het Protocol tot aanpassing van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, hierna „de Overeenkomst” genoemd, en met name op artikel 98,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bijlage XXII bij de Overeenkomst werd gewijzigd bij Besluit nr. 59/2008 van het Gemengd Comité van de EER van 25 april 2008 (1).

(2)

Beschikking 2008/627/EG van de Commissie van 29 juli 2008 betreffende een overgangsperiode voor controleactiviteiten van bepaalde auditors en auditorganisaties van derde landen (2), dient in de Overeenkomst te worden opgenomen,

BESLUIT:

Artikel 1

In bijlage XXII bij de Overeenkomst wordt na punt 10f (Richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad) het volgende punt ingevoegd:

„10fa.

32008 D 0627: Beschikking 2008/627/EG van de Commissie van 29 juli 2008 betreffende een overgangsperiode voor controleactiviteiten van bepaalde auditors en auditorganisaties van derde landen (PB L 202 van 31.7.2008, blz. 70).”.

Artikel 2

De in het EER-supplement bij het Publicatieblad van de Europese Unie bekend te maken teksten in de IJslandse en de Noorse taal van Beschikking 2008/627/EG zijn authentiek.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking op 6 februari 2009, op voorwaarde dat alle in artikel 103, lid 1, van de Overeenkomst bedoelde kennisgevingen aan het Gemengd Comité van de EER hebben plaatsgevonden (3).

Artikel 4

Dit besluit wordt bekendgemaakt in het EER-gedeelte van en in het EER-supplement bij het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 5 februari 2009.

Voor het Gemengd Comité van de EER

De voorzitter

Alan SEATTER


(1)  PB L 223 van 21.8.2008, blz. 60.

(2)  PB L 202 van 31.7.2008, blz. 70.

(3)  Grondwettelijke vereisten aangegeven.


Gemeenschappelijke verklaring van de overeenkomstsluitende partijen bij Besluit nr. 20/2009, waarbij Beschikking 2008/627/EG van de Commissie in de Overeenkomst wordt opgenomen

„Verschillende artikelen van Beschikking 2008/627/EG van de Commissie van 29 juli 2008 betreffende een overgangsperiode voor controleactiviteiten van bepaalde auditors en auditorganisaties van derde landen hebben betrekking op voorlopige gelijkwaardigheidsbesluiten voor derde landen. Het feit dat deze beschikking in de EER-overeenkomst wordt opgenomen, laat het toepassingsgebied van deze overeenkomst onverlet.”