ISSN 1725-2598

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 68

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

52e jaargang
13 maart 2009


Inhoud

 

I   Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie verplicht is

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

 

Verordening (EG) nr. 195/2009 van de Commissie van 12 maart 2009 tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

1

 

 

RICHTLIJNEN

 

*

Richtlijn 2009/14/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2009 tot wijziging van Richtlijn 94/19/EG inzake de depositogarantiestelsels wat dekking en uitbetalingstermijn betreft ( 1 )

3

 

 

II   Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie niet verplicht is

 

 

BESLUITEN/BESCHIKKINGEN

 

 

Commissie

 

 

2009/182/EG

 

*

Beschikking van de Commissie van 12 september 2007 betreffende de steunregeling C 12/06 (ex N 132/05) die de Tsjechische Republiek voornemens is in te voeren ten behoeve van gecombineerd vervoer (Kennisgeving geschied onder nummer C(2007) 4134)  ( 1 )

8

 

 

2009/183/EG

 

*

Besluit nr. 2/2008 van het Statistisch Comité Gemeenschap/Zwitserland van 21 november 2008 tot wijziging van bijlage A bij de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat over samenwerking op het gebied van statistiek

14

 

 

2009/184/EG

 

*

Beschikking van de Commissie van 10 maart 2009 tot verlening van een vergunning voor het in de handel brengen van producten die het genetisch gemodificeerde koolzaad T45 (ACS-BNØØ8-2) bevatten of daarmee zijn geproduceerd als gevolg van commercialisering van dit koolzaad in derde landen tot 2005, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1829/2003 van het Europees Parlement en de Raad (Kennisgeving geschied onder nummer C(2009) 1541)  ( 1 )

28

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


I Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie verplicht is

VERORDENINGEN

13.3.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 68/1


VERORDENING (EG) Nr. 195/2009 VAN DE COMMISSIE

van 12 maart 2009

tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („Integrale-GMO-verordening”) (1),

Gelet op Verordening (EG) nr. 1580/2007 van de Commissie van 21 december 2007 tot vaststelling van bepalingen voor de uitvoering van de Verordeningen (EG) nr. 2200/96, (EG) nr. 2201/96 en (EG) nr. 1182/2007 van de Raad in de sector groenten en fruit (2), en met name op artikel 138, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

Bij Verordening (EG) nr. 1580/2007 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XV, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 138 van Verordening (EG) nr. 1580/2007 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 13 maart 2009.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 12 maart 2009.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 350 van 31.12.2007, blz. 1.


BIJLAGE

Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

IL

148,7

JO

78,3

MA

56,2

TN

134,4

TR

96,6

ZZ

102,8

0707 00 05

EG

147,3

JO

158,4

MA

78,7

MK

139,3

TR

165,6

ZZ

137,9

0709 90 70

JO

249,0

MA

58,2

TR

96,9

ZZ

134,7

0709 90 80

EG

88,5

ZZ

88,5

0805 10 20

EG

43,5

IL

56,5

MA

45,2

TN

57,1

TR

61,6

ZZ

52,8

0805 50 10

EG

51,3

MA

61,0

TR

50,9

ZZ

54,4

0808 10 80

AR

102,3

BR

82,7

CA

86,3

CL

79,2

CN

85,6

MK

22,7

US

117,7

UY

68,9

ZZ

80,7

0808 20 50

AR

77,7

CL

163,9

CN

44,9

US

104,6

ZA

92,9

ZZ

96,8


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.


RICHTLIJNEN

13.3.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 68/3


RICHTLIJN 2009/14/EG VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 11 maart 2009

tot wijziging van Richtlijn 94/19/EG inzake de depositogarantiestelsels wat dekking en uitbetalingstermijn betreft

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 47, lid 2,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van de Europese Centrale Bank (1),

Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag (2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 7 oktober 2008 is de Raad overeengekomen dat het herstellen van het vertrouwen en van de goede werking van de financiële sector prioriteit geniet. De Raad heeft toegezegd alle nodige maatregelen te zullen nemen om de deposito’s van particuliere spaarders te beschermen en heeft tevens het voornemen van de Commissie toegejuicht om spoedig een passend voorstel in te dienen dat de convergentie van depositogarantiestelsels moet bevorderen.

(2)

Richtlijn 94/19/EG van het Europees Parlement en de Raad (3) biedt deposanten reeds een basisdekking. De heersende financiële beroering maakt het echter noodzakelijk in een betere dekking te voorzien.

(3)

De thans bij Richtlijn 94/19/EG voorgeschreven minimumdekking is vastgesteld op 20 000 EUR, waarbij lidstaten over de mogelijkheid beschikken een hogere dekking te bieden. Deze maatregel is echter ontoereikend gebleken voor een groot aantal deposito’s in de Gemeenschap. Om het vertrouwen van deposanten in stand te houden en een grotere stabiliteit van de financiële markten te bereiken, dient de minimumdekking derhalve te worden verhoogd tot 50 000 EUR. Voor 31 december 2010 dient de totale dekkingssom per deposant te worden vastgesteld op 100 000 EUR — tenzij uit een door de Commissie verrichte en vóór 31 december 2009 aan het Europees Parlement en de Raad voorgelegde effectbeoordeling blijkt dat een dergelijke verhoging en een dergelijke harmonisatie niet aangewezen zijn en niet financieel haalbaar zijn voor alle lidstaten — om de bescherming van de consument en de financiële stabiliteit in de Gemeenschap te waarborgen en mededingingsverstoringen tussen de lidstaten te vermijden. Indien uit de effectbeoordeling blijkt dat een dergelijke verhoging en harmonisatie niet wenselijk zijn, moet de Commissie het Europees Parlement en de Raad adequate voorstellen voorleggen.

(4)

Voor alle deposanten moet dezelfde dekking gelden, ongeacht of de valuta van de lidstaat de euro is of niet. Lidstaten die geen deel uitmaken van de eurozone moeten echter de mogelijkheid hebben de uit de omzetting resulterende bedragen af te ronden zonder de equivalente bescherming van de deposanten aan te tasten.

(5)

In een door de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad uitgebracht verslag dienen alle hiermee samenhangende onderwerpen te worden geanalyseerd, zoals verrekeningen en tegenvorderingen, de bepaling van de bijdragen aan de stelsels, de reeks van gedekte producten en deposanten, de doeltreffendheid van grensoverschrijdende samenwerking tussen depositogarantiestelsels, en het verband tussen depositogarantiestelsels en alternatieve manieren om deposanten hun inleg te vergoeden, zoals nooduitbetalingsregelingen. Ten behoeve van dit verslag moeten de lidstaten de relevante gegevens verzamelen en deze desgevraagd aan de Commissie doen toekomen.

(6)

Sommige lidstaten hebben uit hoofde van Richtlijn 94/19/EG depositogarantiestelsels ingesteld die een volledige dekking bieden voor bepaalde soorten langetermijn-deposito’s, zoals pensioenvorderingen. De rechten en verwachtingen van deposanten in die stelsels dienen te worden geëerbiedigd.

(7)

Sommige lidstaten hebben uit hoofde van Richtlijn 94/19/EG depositogarantiestelsels ingesteld die een volledige dekking bieden voor bepaalde tijdelijk verhoogde balansen, of zijn van plan dit te doen. De Commissie moet voor 31 december 2009 evalueren of een volledige dekking voor bepaalde tijdelijk verhoogde balansen gehandhaafd of geïntroduceerd moet worden.

(8)

Systemen die de kredietinstelling zelf beschermen en in het bijzonder haar liquide middelen en solvabiliteit verzekeren, en daarmee een bescherming garanderen voor de deposanten die ten minste equivalent is aan de bescherming die geboden wordt door een depositogarantiestelsel, en vrijwillige regelingen voor deposanten-compensatie die niet door een lidstaat ingevoerd of officieel erkend zijn, mogen in hun werking niet worden gehinderd door deze richtlijn.

(9)

De lidstaten moeten depositogarantieregelingen aanmoedigen te overwegen afspraken te maken over hun wederzijdse verplichtingen dan wel bestaande afspraken daarover te verbeteren.

(10)

De thans geldende uitbetalingstermijn van drie maanden, die tot 9 maanden kan worden verlengd, is strijdig met de noodzaak het vertrouwen van deposanten in stand te houden en voldoet niet aan hun behoeften. De uitbetalingstermijn dient daarom te worden verkort tot twintig werkdagen. Deze termijn zou alleen in uitzonderlijke omstandigheden en met instemming van de bevoegde autoriteiten mogen worden verlengd. Twee jaar na de inwerkingtreding van deze richtlijn moet de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad een verslag indienen over de doeltreffendheid en de termijnen van de uitbetalingsprocedures, waarin beoordeeld wordt of een verdere verkorting van de uitbetalingstermijn tot tien werkdagen wenselijk is.

(11)

Daarenboven dient in gevallen waarin de uitbetaling afhankelijk is van een vaststelling van de bevoegde autoriteiten, de thans geldende termijn van 21 dagen voor het doen van een dergelijke vaststelling tot vijf werkdagen te worden verkort om een snelle uitbetaling niet te verhinderen. De bevoegde instanties moeten echter eerst voldoende hebben geconstateerd dat een kredietinstelling heeft nagelaten een verschuldigd en betaalbaar deposito terug te betalen. Die beoordeling moet onderworpen zijn aan de rechterlijke of bestuursrechtelijke procedures in de lidstaten.

(12)

Deposito’s mogen als niet beschikbaar worden beschouwd, wanneer een vroege interventie of reorganisatiemaatregelen niet met succes werden bekroond. Dit mag de bevoegde autoriteiten niet beletten om tijdens de uitbetalingstermijn verdere herstructureringsinspanningen te leveren.

(13)

De lidstaten moeten ernaar streven de continuïteit van de dienstverlening door banken en beschikbaarheid van de liquide middelen van banken te verzekeren, vooral in perioden van financiële beroering. Daarom worden de lidstaten ertoe aangemoedigd zo snel mogelijk regelingen te treffen om betalingen uit een noodfonds van adequate bedragen te verzekeren na aanvraag van de getroffen deposant, binnen drie dagen na een dergelijke aanvraag. Daar de verkorting van de huidige uitbetalingstermijn van drie maanden een positief effect zal hebben op het vertrouwen van de deposanten en de werking van de financiële markten, moeten de lidstaten met hun depositogarantiestelsels ervoor zorgen dat de uitbetalingstermijn zo kort mogelijk is.

(14)

Richtlijn 94/19/EG biedt de lidstaten de mogelijkheid de dekking tot een bepaald percentage te beperken. Het is aangetoond dat deze mogelijkheid het vertrouwen van deposanten ondermijnt en dient dan ook te worden afgeschaft.

(15)

De voor de uitvoering van Richtlijn 94/19/EG vereiste maatregelen dienen te worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden (4).

(16)

In het bijzonder dient aan de Commissie de bevoegdheid te worden verleend de geboden dekking aan te passen om rekening te houden met de inflatie in de Europese Unie, conform de door de Commissie gepubliceerde geharmoniseerde consumentenprijsindex. Daar het een maatregel van algemene strekking betreft tot wijziging van niet-essentiële onderdelen van Richtlijn 94/19/EG, moet deze maatregel volgens de in artikel 5 bis van Besluit 1999/468/EG neergelegde regelgevingsprocedure met toetsing worden vastgesteld.

(17)

Aangezien de doelstellingen van deze richtlijn, namelijk de harmonisatie van de dekking en van de uitbetalingstermijn, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt vanwege de veelheid van verschillende voorschriften die thans in de rechtsstelsels van de diverse lidstaten bestaan, en derhalve beter door de Gemeenschap kan worden verwezenlijkt, kan de Gemeenschap, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.

(18)

Richtlijn 94/19/EG dient derhalve dienovereenkomstig te worden gewijzigd.

(19)

Overeenkomstig punt 34 van het Interinstitutioneel Akkoord „Beter wetgeven” (5) worden de lidstaten ertoe aangespoord om voor zichzelf en in het belang van de Gemeenschap hun eigen tabellen op te stellen, die, voor zover mogelijk, het verband weergeven tussen deze richtlijn en de omzettingsmaatregelen, en deze openbaar te maken,

HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Wijzigingen in Richtlijn 94/19/EG

Richtlijn 94/19/EG wordt als volgt gewijzigd:

1.

Artikel 1, punt 3, onder i), tweede alinea, wordt vervangen door:

„De bevoegde autoriteiten doen deze vaststelling zo spoedig mogelijk en in ieder geval uiterlijk vijf werkdagen nadat zij voor het eerst hebben geconstateerd dat een kredietinstelling heeft nagelaten een verschuldigd en betaalbaar deposito terug te betalen; of”.

2.

Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:

a)

lid 5 wordt vervangen door:

„5.   De lidstaten dragen er zorg voor dat de depositogarantiestelsels in de in de leden 1 tot en met 4 bedoelde gevallen met elkaar samenwerken.”;

b)

het volgende lid wordt toegevoegd:

„6.   De Commissie evalueert de werking van dit artikel ten minste om de twee jaar en stelt in voorkomend geval wijzigingen daarin voor.”.

3.

Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:

a)

lid 1 komt als volgt te luiden:

„1.   De lidstaten zorgen ervoor dat de dekking voor het totaal van de deposito’s van een zelfde deposant ten minste 50 000 EUR bedraagt wanneer de deposito’s niet-beschikbaar zijn.

1 bis.   Uiterlijk op 31 december 2010 zorgen de lidstaten ervoor dat de dekking voor het totaal van de deposito’s van elke deposant wordt vastgesteld op 100 000 EUR wanneer de deposito’s niet-beschikbaar zijn.

Indien uit het in artikel 12 bedoelde verslag van de Commissie blijkt dat een dergelijke verhoging en een dergelijke harmonisatie niet aangewezen zijn en niet voor alle lidstaten financieel haalbaar zijn om de bescherming van de consument en de financiële stabiliteit in de Gemeenschap te waarborgen en om grensoverschrijdende verstoringen tussen de lidstaten te vermijden, zal het Europees Parlement en de Raad een voorstel worden gedaan voor de wijziging van de eerste alinea.

1 terties.   Lidstaten die geen deel uitmaken van de eurozone dragen er zorg voor dat wanneer zij de in lid 1 en lid 1 bis genoemde in euro uitgedrukte bedragen omzetten in hun nationale munteenheden, dat de in de nationale munteenheden uitgedrukte bedragen die daadwerkelijk aan de deposanten worden uitbetaald, gelijkwaardig zijn met de in deze richtlijn bepaalde bedragen.”;

b)

lid 3 wordt vervangen door:

„3.   Lid 1 bis belet niet dat bepalingen worden gehandhaafd die vóór 1 januari 2008, met name om sociale redenen, een volledige dekking van bepaalde soorten deposito’s boden.”;

c)

lid 4 wordt geschrapt;

d)

het volgende lid wordt toegevoegd:

„7.   De Commissie kan de in leden 1 en 1 bis bedoelde bedragen aanpassen om rekening te houden met de inflatie in de Europese Unie conform de door de Commissie gepubliceerde geharmoniseerde consumentenprijsindex.

Deze maatregel, die niet-essentiële onderdelen van deze richtlijn beoogt te wijzigen, wordt vastgesteld volgens de in artikel 7 bis, lid 2, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.”.

4.

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

„Artikel 7 bis

1.   De Commissie wordt bijgestaan door het bij Besluit 2004/10/EG van de Commissie (6) ingestelde Europees Comité voor het bankwezen.

2.   Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn artikel 5 bis, leden 1 tot en met 4, en artikel 7 van Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden (7) van toepassing, met inachtneming van artikel 8 van dat besluit.

5.

Artikel 9, lid 1, wordt vervangen door:

„1.   De lidstaten dragen er zorg voor dat de kredietinstellingen aan feitelijke en potentiële deposanten de nodige gegevens ter beschikking stellen om te kunnen nagaan aan welk depositogarantiestelsel in de Gemeenschap de kredietinstelling en haar bijkantoren deelnemen, of welke alternatieve regeling krachtens artikel 3, lid 1, tweede alinea, of artikel 3, lid 4, is getroffen. De deposanten worden ingelicht over de bepalingen van het depositogarantiestelsel of van de van toepassing zijnde alternatieve regeling, met inbegrip van het bedrag van de dekking en de reikwijdte van het depositogarantiestelsel. Indien op grond van artikel 7, lid 2, voor een deposito geen garantie uit het depositogarantiestelsel geldt, informeert de kredietinstelling de deposant hierover. Alle inlichtingen worden in een bevattelijke vorm ter beschikking gesteld.

Desgevraagd moeten inlichtingen worden verstrekt over de voorwaarden voor terugbetaling en de met het oog daarop te vervullen formaliteiten.”.

6.

Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:

a)

lid 1 wordt vervangen door:

„1.   Het depositogarantiestelsel moet in staat zijn terdege getoetste aanspraken van deposanten op uitkeringen in verband met niet-beschikbare deposito’s te honoreren binnen een termijn van twintig werkdagen, te rekenen vanaf de datum waarop de bevoegde autoriteiten tot de in artikel 1, punt 3, onder i), bedoelde vaststelling overgaan of een rechterlijke instantie de uitspraak als bedoeld in artikel 1, punt 3, onder ii), doet; het vergaren en doorgeven van de accurate gegevens over deposanten en deposito’s die nodig zijn voor de toetsing van de aanspraken, valt binnen deze termijn.

In zeer uitzonderlijke omstandigheden kan een deposito-garantiestelsel de bevoegde autoriteiten verzoeken deze termijn te verlengen. De verlenging geldt voor maximaal tien werkdagen.

Uiterlijk op 16 maart 2011 dient de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in over de doeltreffendheid en de termijnen van de uitbetalingsprocedures, waarin beoordeeld wordt of het wenselijk is om de in de eerste alinea vermelde termijn te verminderen tot tien werkdagen.

De lidstaten dragen er zorg voor dat de depositogarantiestelsels regelmatig tests op hun systemen uitvoeren en dat zij in voorkomend geval geïnformeerd worden ingeval de bevoegde autoriteiten problemen in een kredietinstelling op het spoor komen die waarschijnlijk tot de interventie van depositogarantiestelsels zullen leiden.”;

b)

lid 2 wordt geschrapt.

7.

Artikel 12 wordt vervangen door:

„Artikel 12

1.   Uiterlijk op 31 december 2009 dient de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in over:

a)

de harmonisatie van de financieringsmechanismen van depositogarantiestelsels, waarbij zij met name aandacht besteedt aan de gevolgen van het ontbreken van een dergelijke harmonisatie in het geval van een grensoverschrijdende crisis met betrekking tot de beschikbaarheid van compensatie-uitkeringen van het deposito, en met betrekking tot de eerlijke concurrentie en de voordelen en kosten van deze harmonisatie;

b)

de gepastheid van en de voorwaarden voor een volledige dekking voor bepaalde tijdelijk verhoogde balansen;

c)

mogelijke modellen voor de invoering van risico-afhankelijke bijdragen;

d)

de voordelen en kosten van de mogelijke invoering van een communautair depositogarantiestelsel;

e)

het effect van uiteenlopende wetgevingen met betrekking tot de verrekening van een tegoed van een deposant met diens schuld, op de doeltreffendheid van het systeem en mogelijke verstoringen, rekening houdend met grensoverschrijdende vereffeningen;

f)

de harmonisatie van de reeks van gedekte producten en deposanten, met inbegrip van de specifieke behoeften van kleine en middelgrote ondernemingen en van lokale instanties;

g)

de koppeling tussen depositogarantiestelsels en alternatieve manieren om deposanten hun inleg te vergoeden, zoals mechanismen voor nooduitbetaling.

Indien nodig doet de Commissie passende voorstellen tot wijziging van deze richtlijn.

2.   De lidstaten stellen de Commissie en het Europees Comité voor het bankwezen in kennis van hun voornemen om wijzigingen in de bestreken categorieën deposito’s of in de dekking van deposito’s aan te brengen, alsook van alle eventuele moeilijkheden die zij bij de samenwerking met andere lidstaten ondervinden.”.

8.

Bijlage III wordt geschrapt.

Artikel 2

Omzetting

1.   De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 30 juni 2009 aan deze richtlijn te voldoen.

In afwijking van de eerste alinea doen de lidstaten uiterlijk op 31 december 2010 de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om aan artikel 1, punt 3, onder i), tweede alinea, artikel 7, lid 1 bis, artikel 7, lid 3, en artikel 10, lid 1, van Richtlijn 94/19/EG, gewijzigd bij deze richtlijn, te voldoen.

Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor die verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

2.   De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mee die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 3

Inwerkingtreding

Deze richtlijn treedt in werking op de derde dag volgend op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 4

Adressaten

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Straatsburg, 11 maart 2009.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

H.-G. PÖTTERING

Voor de Raad

De voorzitter

A. VONDRA


(1)  PB C 314 van 9.12.2008, blz. 1.

(2)  Advies van het Europees Parlement van 18 december 2008 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluiten van de Raad van 26 februari 2009 en van 5 maart 2009.

(3)  PB L 135 van 31.5.1994, blz. 5.

(4)  PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.

(5)  PB C 321 van 31.12.2003, blz. 1.

(6)  PB L 3 van 7.1.2004, blz. 36.

(7)  PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.”.


II Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie niet verplicht is

BESLUITEN/BESCHIKKINGEN

Commissie

13.3.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 68/8


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 12 september 2007

betreffende de steunregeling C 12/06 (ex N 132/05) die de Tsjechische Republiek voornemens is in te voeren ten behoeve van gecombineerd vervoer

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2007) 4134)

(Slechts de tekst in de Tsjechische taal is authentiek)

(Voor de EER relevante tekst)

(2009/182/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 88, lid 2, eerste alinea,

Na de belanghebbenden overeenkomstig dit artikel te hebben aangemaand hun opmerkingen te maken (1),

Overwegende hetgeen volgt:

1.   PROCEDURE

(1)

Bij schrijven van 16 maart 2005 heeft de Tsjechische Permanente Vertegenwoordiging een steunregeling ten behoeve van het gecombineerd vervoer aangemeld. De steunmaatregel is op 16 maart 2005 geregistreerd onder N 132/05. De Commissie heeft bij schrijven van 19 mei 2005 bijkomende vragen over de regeling gesteld. De Tsjechische autoriteiten hebben hierop geantwoord met een schrijven dat door DG TREN geregistreerd is op 11 juli 2005. Op 14 juni 2005 hebben de Tsjechische autoriteiten en de diensten van de Commissie een technische bijeenkomst belegd. Bij schrijven van 5 september 2005 is voor de tweede maal om informatie gevraagd. Hierop is door de Tsjechische autoriteiten geantwoord bij schrijven van 5 oktober 2005. Op 1 december 2005 is een derde verzoek om informatie gedaan. Hierop hebben de Tsjechische autoriteiten geantwoord bij schrijven van 9 januari 2006.

(2)

Bij schrijven van 4 april 2006 heeft de Commissie de Tsjechische Republiek in kennis gesteld van haar besluit tot inleiding van de procedure van artikel 88, lid 2, van het EG-Verdrag ten aanzien van één specifieke maatregel met betrekking tot de aanschaf van speciale voor gecombineerd vervoer bestemde wagons en van haar besluit geen bezwaar aan te tekenen tegen de overige steunmaatregelen.

(3)

Het besluit om de procedure in te leiden is gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie  (2). De Commissie heeft de belanghebbenden verzocht hun opmerkingen kenbaar te maken.

(4)

De Commissie heeft geen opmerkingen ontvangen van de belanghebbenden.

(5)

De Tsjechische autoriteiten hebben de Commissie hun opmerkingen betreffende het Commissiebesluit van 4 april 2006 toegezonden bij schrijven van 9 mei 2006.

(6)

Bij schrijven van 1 februari 2007 hebben de Tsjechische autoriteiten de Commissie op de hoogte gesteld van de wijzigingen die zijn aangebracht aan de aangemelde steunregeling voor steun voor de aanschaf van bepaalde voor gecombineerd vervoer bestemde wagons. Op 27 april 2007 werd aanvullende informatie aan de Commissie toegezonden. Bij schrijven van 28 juni 2007 hebben de Tsjechische autoriteiten de Commissie op de hoogte gesteld van nieuwe wijzigingen die zijn aangebracht aan de regeling voor steun voor de aanschaf van bepaalde voor gecombineerd vervoer bestemde wagons.

2.   BESCHRIJVING VAN DE STEUNREGELING

2.1.   Doelstelling

(7)

Het doel van de steunregeling is de ontwikkeling van het gecombineerd vervoer te bevorderen teneinde een overschakeling van vrachtvervoer over de weg naar andere vervoerswijzen (modal shift) te bewerkstelligen. De regeling bestaat uit een aantal deelprogramma’s:

a)

deelprogramma 1: steun voor de bouw, uitbreiding en modernisering van bestaande terminals voor gecombineerd vervoer;

b)

deelprogramma 2: steun voor aanschaf van materieel voor gecombineerd vervoer en investeringssubsidies;

c)

deelprogramma 3: steun voor de aanloopfase van nieuwe routes met gebruikmaking van gecombineerd vervoer.

(8)

De regeling is er vooral op gericht het gebruik van gecombineerd vervoer zonder begeleiding te stimuleren door het concurrerender te maken.

2.2.   Rechtsgrondslag

(9)

De rechtsgrondslag is de Resolutie van de regering van de Tsjechische Republiek inzake het kaderbeleid voor de ontwikkeling van en steunverlening aan gecombineerd vervoer in de periode 2006-2010.

2.3.   Begunstigden

(10)

De begunstigden zijn de exploitanten van gecombineerd vervoer, spoorvervoerders en exploitanten van terminals.

(11)

Alle Europese Unie bedrijven die geregistreerde kantoren, agentschappen, vestigingen of filialen hebben in de Tsjechische Republiek krijgen toegang tot de steun.

2.4.   Type maatregel

(12)

De steun neemt de vorm aan van niet-terugvorderbare subsidies.

Deelprogramma 2 voorziet in steun in de vorm van investeringssubsidies voor de verwerving van uitrusting voor gecombineerd vervoer, inclusief voor de aanschaf van bepaalde voor gecombineerd vervoer bestemde wagons.

(13)

De in de deelprogramma’s 1 en 3 vervatte staatssteunmaatregelen en die welke zijn vervat in deelprogramma 2, met uitzondering van de steun voor de aankoop van bepaalde voor het gecombineerd vervoer bestemde wagons, waren het voorwerp van de beschikking van de Commissie van 4 april 2006 waarbij de huidige onderzoeksprocedure werd geopend. De Commissie heeft toen besloten om, afgezien van de steun voor de aanschaf van bepaalde voor het gecombineerd vervoer bestemde wagons, met betrekking tot de overige steunmaatregelen geen bezwaar te maken. De onderhavige beschikking heeft dus uitsluitend betrekking op de steun voor de aanschaf van bepaalde voor het gecombineerd vervoer bestemde wagons.

(14)

De Tsjechische autoriteiten onderstrepen in deze kennisgeving dat deze speciale wagons niet geschikt zijn voor traditioneel spoorvervoer, maar enkel en alleen kunnen worden gebruikt voor het vervoer van intermodale transporteenheden. De wagons hebben een speciale gewijzigde constructie, waardoor ze uitsluitend intermodale transporteenheden kunnen vervoeren en niet geschikt zijn voor het door traditionele goederenwagons verrichte goederenvervoer. Zo hebben genoemde wagons geen bodem, zijkanten of eindwanden, maar zijn ze uitgerust met twistlocks (bevestigingspinnen). De subsidie zal alleen worden verleend voor deze speciale spoorwagons, de aanvrager daarvan moet ze nauwkeurig specificeren en mag ze alleen gebruiken voor een specifieke nieuwe lijn van gecombineerd vervoer. Het voornaamste doel van de steun is te zorgen voor het benodigde aantal spoorwagons voor de desbetreffende lijn van gecombineerd vervoer, of voor de spoorwagons voor de „nieuwe” systemen van gecombineerd vervoer (bv. voorbereiding van het vervoer van opleggers), die tot nu toe nog niet in de Tsjechische Republiek zijn gebruikt. Hetzelfde principe wordt gehanteerd voor speciale voertuigen voor gecombineerd vervoer. De steun zal verder worden uitgebreid tot intermodale transporteenheden, met uitzondering van ISO-containers.

2.5.   Intensiteit, budget en looptijd

(15)

De steunintensiteit bedraagt 30 % van de in aanmerking komende kosten.

(16)

Het verwachte budget voor de periode 2006-2010 bedraagt 1 580 miljoen CZK (55 702 450 EUR) voor het gehele programma.

2.6.   Procedure

(17)

De procedure om de steun toe te kennen, de projectevaluatie, de cumulatie en de toezichtsmaatregelen zijn exact dezelfde als die waarvoor de Commissie toestemming heeft verleend in haar beschikking van 4 april 2006.

3.   REDENEN OM DE FORMELE ONDERZOEKSPROCEDURE IN TE LEIDEN: TWIJFELS VAN DE COMMISSIE WAT DE VERENIGBAARHEID MET HET VERDRAG VAN DE STEUN VOOR DE SPECIALE VOOR HET GECOMBINEERD VERVOER BESTEMDE WAGONS BETREFT

(18)

Wat dit specifieke deel van de steun voor de aanschaf van speciale spoorwagons voor het gecombineerd vervoer betreft, betwijfelde de Commissie of deze steun als verenigbaar met het EG-Verdrag kon worden beschouwd.

(19)

In het licht van het beleid van de Commissie ter stimulering van het gecombineerd vervoer kan de maatregel als verenigbaar op basis van artikel 87, lid 3, onder c), van het EG-Verdrag worden beschouwd op voorwaarde dat wordt gewaarborgd dat de wagons, ter aankoop waarvan de steun wordt verleend, uitsluitend voor gecombineerd vervoer kunnen worden gebruikt. In de fase van de inleiding van de procedure beschikte de Commissie niet over voldoende informatie waarop zij zich ten gronde kon baseren om vast te stellen dat de wagons in kwestie uitsluitend en alleen in het kader van het gecombineerd vervoer konden worden gebruikt.

(20)

Als alternatief zou steun voor de aanschaf van rollend materieel dat niet uitsluitend voor gecombineerd vervoer is bestemd, als verenigbaar met de gemeenschappelijke markt worden beschouwd, als de begunstigden van de steun uitsluitend kleine en middelgrote ondernemingen („kmo’s”) zouden zijn. Krachtens artikel 4, lid 5, van Verordening (EG) nr. 70/2001 van de Commissie van 12 januari 2001 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op staatssteun voor kleine en middelgrote ondernemingen (3) is investeringssteun voor spoorwagons voor kmo’s toegestaan. Met name bedraagt de maximale steunintensiteit, als vastgesteld bij artikel 4, lid 2, in het geval van kleine ondernemingen 15 % en in het geval van middelgrote ondernemingen 7,5 %. Om deze bepaling toe te kunnen passen, verzocht de Commissie om bevestiging dat de geplande maatregel uitsluitend ten gunste van kleine en middelgrote ondernemingen zal zijn, en beneden de vastgestelde drempels zal blijven.

4.   OPMERKINGEN VAN DE TSJECHISCHE REPUBLIEK

A.   Opmerkingen bij het besluit de formele onderzoeksprocedure in te leiden

(21)

In hun brief van 9 mei 2006 hebben de autoriteiten van de Tsjechische Republiek de volgende opmerkingen kenbaar gemaakt.

(22)

De voorgestelde steunmaatregel heeft betrekking op de aanschaf van speciale uitsluitend voor het gecombineerd vervoer bestemde spoorwagons, die gezien hun specifiek ontwerp niet voor andere spoorvervoerdoeleinden kunnen worden gebruikt.

(23)

Overeenkomstig het internationale markeringssysteem van de Internationale Spoorwegunie UIC worden deze wagons ondergebracht in de S-, of mogelijk in de L-categorie. „S” betekent een platte wagon van het bogie-type met een specifieke constructie, terwijl „L” een platte wagon met twee assen is van een specifieke constructie. Wagons in deze categorieën zijn van een speciaal ontwerp (specifieke constructie), zijn uitsluitend bestemd voor het vervoer van intermodale transporteenheden, wat het onmogelijk maakt deze wagons te gebruiken voor het vervoer van goederen op dezelfde wijze als traditionele goederenwagons. Het laadoppervlak van wagons van deze categorieën omvat een soort geraamte met bevestigingspinnen of andere speciale onderdelen of inrichtingen die essentieel zijn voor het vastzetten of behandelen van intermodale transporteenheden. Zij hebben daarom geen volledige bodem, zijkanten of eindwanden, en het is dus niet mogelijk om er andere soorten vracht aan te bevestigen dan intermodale transporteenheden. In Europa bestaan er ongeveer 100 types wagons in deze categorieën.

(24)

Het doel van de steun voor de aanschaf van bedoelde wagons is bij te dragen tot de ingebruikname van het benodigde aantal spoorwagons voor de nieuwe routes van gecombineerd vervoer of voor de „nieuwe” systemen met gebruikmaking van gecombineerd vervoer die tot nu toe nog niet in de Tsjechische Republiek zijn gebruikt (bv. het vervoer van opleggers voor het wegvervoer) of die slechts op kleine schaal zijn gebruikt (bv. het vervoer van wissellaadbakken).

(25)

De speciale spoorwagons, waarvan de aankoop met overheidsmiddelen wordt ondersteund, kunnen uitsluitend worden gebruikt in de context van een nieuwe gecombineerdvervoerroute en onder de voorwaarden als vooraf vastgelegd in de in overweging 9 bedoelde regeringsresolutie. De subsidie mag maximaal 30 % van de totale aankoopkosten bedragen. Het evaluatiecomité zal een evaluatie maken van het aantal aangeschafte wagons, het bedrag van de subsidie, het nakomen van de voorwaarden van het programma en de kwaliteit van het ondernemingsplan.

(26)

Gedurende een vooraf vastgelegde periode zal de begunstigde om de drie maanden aan het ministerie van Vervoer informatie toezenden over onder meer de exploitatie van de nieuwe routes en het gebruik van de spoorwagons die met behulp van de subsidie zijn aangekocht. Bovendien zal de monitoring van het ministerie van Vervoer voornamelijk gericht zijn op de boekhouding en de inventaris en op fysieke controles at random van de wagons in kwestie.

(27)

Het is technisch moeilijk en zeer kostbaar om deze wagons om te bouwen. Een dergelijke ombouw zou bovendien een categoriewijziging inhouden, waarvoor vanzelfsprekend de goedkeuring is vereist van de Spoorwegadministratie, een Tsjechische overheidsinstantie. Ombouw van de wagons zou ook zijn weerslag vinden in de inventaris, die op gezette tijden wordt gecontroleerd door het ministerie van Vervoer.

(28)

De Tsjechische Republiek is van mening dat steun voor de aanschaf van wagons van het S- of L-type verenigbaar is met het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap aangezien het ontwerp zelf van de wagons het onmogelijk maakt ze als gewone goederenwagons te gebruiken en het ombouwen van dergelijke wagons technisch ingewikkeld en zeer duur is. De monitoring van het gebruik van de financiële middelen zal worden gebaseerd, in de eerste plaats, op de informatie die de begunstigde verplicht is aan het ministerie van Vervoer toe te zenden, onder meer over de exploitatie van een nieuwe route en het gebruik van de met behulp van de subsidie aangeschafte wagons, in de tweede plaats, op de verificatie van de boekhouding en de inventaris van de begunstigde, inclusief fysieke controles at random van deze wagons.

B.   Wijziging van de steunregeling

(29)

In hun schrijven van 1 februari 2007 hebben de Tsjechische autoriteiten de Commissie kennisgeving gedaan van een wijziging van de steunregeling wat de intensiteit van de steun voor bepaalde voor gecombineerd vervoer bestemde wagons betreft, teneinde die steun in overeenstemming te brengen met de eisen van Verordening (EG) nr. 70/2001. Bij schrijven van 28 juni 2007 hebben de Tsjechische autoriteiten de Commissie echter geïnformeerd over een nieuwe wijziging van de steunregeling voor de aanschaf van bepaalde voor gecombineerd vervoer bestemde wagons, teneinde opnieuw terug te keren naar het bepaalde in de oorspronkelijke kennisgeving.

5.   BEOORDELING VAN DE MAATREGEL

(30)

Overeenkomstig artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag zijn, behoudens de afwijkingen waarin dit Verdrag voorziet, steunmaatregelen van de staten of in welke vorm ook met staatsmiddelen bekostigd, die de mededinging door begunstiging van bepaalde ondernemingen of bepaalde producties vervalsen of dreigen te vervalsen, onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt, voor zover deze steun het handelsverkeer tussen de lidstaten ongunstig beïnvloedt.

(31)

Wat de voorwaarde voor het gebruik van staatsmiddelen betreft, ontvangen de geselecteerde begunstigden overeenkomstig de geplande maatregel een overheidssubsidie. De staat is verantwoordelijk voor de levering van die financiële bijdrage. De Commissie concludeert derhalve dat de maatregel het gebruik van staatsmiddelen impliceert.

(32)

Wat de voorwaarde voor het verlenen van een selectief economisch voordeel betreft, geldt de geplande steunmaatregel uitsluitend voor spoorwegondernemingen die gecombineerd vervoer aanbieden binnen de Tsjechische Republiek. De maatregel begunstigt dus bepaalde ondernemingen of de levering van bepaalde goederen.

(33)

Wat de voorwaarde inzake de vervalsing van de mededinging en het handelsverkeer tussen de betrokken lidstaten betreft, wanneer door een lidstaat verleende steun de positie van een onderneming versterkt ten opzichte van andere ondernemingen die concurreren in het handelsverkeer binnen de Gemeenschap, worden die laatste beïnvloedt door deze steun (4).

(34)

Bij Richtlijn 92/106/EEG van de Raad van 7 december 1992 houdende vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor bepaalde vormen van gecombineerd vervoer van goederen tussen lidstaten (5) zijn operaties van gecombineerd vervoer sinds 1 juli 1993 vrijgesteld van alle contingenterings- en vergunningenstelsels. Vanaf die datum zijn ondernemingen geleidelijk aan actief geworden in meerdere lidstaten en is de intracommunautaire handel zich beginnen te ontwikkelen. De mededinging tussen economische entiteiten die actief zijn op het gebied van het gecombineerd vervoer van goederen ontwikkelt zich op die manier over de grenzen van de verschillende lidstaten heen. De geografische positie van de Tsjechische Republiek maakt de concurrentie tussen exploitanten van gecombineerd vervoer binnen en buiten deze lidstaat naar verhouding heviger dan in andere delen van de Gemeenschap. De geplande maatregel zal de exploitanten van gecombineerd vervoer ondersteunen die een activiteit binnen de Tsjechische Republiek ontplooien, in concurrentie met andere exploitanten die hun activiteit in naburige lidstaten ontplooien. Daardoor kan deze maatregel dus de mededinging vervalsen en het handelsverkeer tussen de lidstaten beïnvloeden.

(35)

In het licht van deze feiten is de Commissie van mening dat de aangemelde steunregeling steun behelst in de zin van artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag en derhalve, in beginsel, verboden is krachtens dat artikel, tenzij de maatregel als verenigbaar met de gemeenschappelijke markt kan worden beschouwd uit hoofde van één van de afwijkingen als bedoeld in het Verdrag of de afgeleide wetgeving.

6.   BEOORDELING VAN DE VERENIGBAARHEID VAN DE STEUNMAATREGEL

(36)

In afwezigheid van een meer specifieke bepaling, kan de aangemelde steunregeling uitsluitend worden beoordeeld op basis van artikel 87, lid 3, onder c), van het Verdrag.

(37)

Overeenkomstig artikel 87, lid 3, onder c), kan steun om de ontwikkeling van bepaalde vormen van economische bedrijvigheid of van bepaalde regionale economieën te vergemakkelijken, als verenigbaar met de gemeenschappelijke markt worden beschouwd, mits de voorwaarden waaronder het handelsverkeer plaatsvindt daardoor niet zodanig worden veranderd dat het gemeenschappelijk belang wordt geschaad.

6.1.   Doelstelling van gemeenschappelijk belang

(38)

De Gemeenschap ontwikkelt reeds enige tijd een beleid om een evenwichtig intermodaal vervoerssysteem tot stand te brengen; de bevordering van het concurrentievermogen van gecombineerd vervoer ten opzichte van het wegvervoer is een belangrijk onderdeel van dit beleid. Het doel van het EG-beleid voor gecombineerd vervoer is een zogenaamde modal shift van het wegvervoer naar andere vervoerstakken tot stand te brengen.

(39)

Communautaire instrumenten zoals Richtlijn 92/106/EEG hebben uitdrukkelijk tot doel het gecombineerd vervoer te bevorderen, zoals bevestigd in de vierde overweging van de richtlijn. In het Witboek over het Europees vervoersbeleid (6) wordt het gebruik van de spoorwegen en andere milieuvriendelijke vervoerstakken aangemoedigd opdat die concurrerende alternatieven zouden worden voor het wegvervoer.

(40)

Het intermodaal beleid is een initiatief om de druk op de sector van het wegvervoer te verlichten en spoort met de conclusies van de Europese Raad van Gothenburg van juni 2001 waarin werd verklaard dat maatregelen om bij te dragen tot de modal shift van het wegvervoer naar meer milieuvriendelijke vervoerstakken in het centrum staan van het beleid voor duurzaam vervoer (7).

(41)

Voorts handhaaft of versterkt de Europese industrie het concurrentievermogen van haar in Europa gebaseerde productie grotendeels door een geavanceerde logistiek, waarbij productie en distributie geoptimaliseerd worden en in het proces waarde wordt gecreëerd. Deze geavanceerde toeleveringsketens ondervinden steeds meer de nadelen van de afnemende betrouwbaarheid en toenemende kosten van het wegvervoer. Een intermodale logistiek wordt dus steeds belangrijker voor Europa’s productie-industrie om productieactiva en -processen in Europa te kunnen houden.

6.2.   Noodzaak en evenredigheid van de steunmaatregel

(42)

Intermodaal vervoer is een ingewikkelde vervoersoptie, waarbij verscheidene marktdeelnemers met verschillende ondernemingsmodellen betrokken zijn, in een versnipperde en kleinschalige omgeving, vaak nog gescheiden door een verschillende modale cultuur en langs nationale scheidslijnen. De Commissie erkent dat het in de eerste plaats de taak is van de marktdeelnemers om het intermodale vervoer te verbeteren binnen de markten waartoe de toegang vrij is en waar de regels van vrije mededinging en vraag en aanbod dominerend zijn. Om het potentieel van intermodaal vervoer ten volle te kunnen benutten, moet echter de bereidheid worden ondersteund om de risico’s te nemen die eigen zijn aan de overstap van wegvervoer naar andere vervoerstakken.

(43)

Vele verschillende transportondernemingen zijn momenteel actief op markten die volop worden geherstructureerd. Hun winstmarges zijn klein, de planning is ingewikkeld en de toekomst onzeker. Er moeten derhalve praktische en op de markt afgestemde ondersteuningsprogramma’s worden uitgewerkt om de intermodale sector te helpen risico’s te nemen en de uitdaging van het tot stand brengen van een duurzame en grote modal shift het hoofd te bieden, in lijn met de door de Commissie in het Witboek van 2001 neergelegde doelstellingen.

(44)

De voorgestelde steun is bedoeld voor de aanschaf van speciale voor gecombineerd vervoer bestemde spoorwagons die gezien hun speciaal ontwerp niet kunnen worden gebruikt voor andere spoorvervoerdoeleinden.

(45)

De Commissie is van oordeel dat uit de door de Tsjechische autoriteiten gegeven toelichtingen, in hun schrijven van 9 mei 2006, waarnaar wordt verwezen in de overwegingen 20 tot en met 27 van deze beschikking, duidelijk blijkt dat de speciale wagons uitsluitend zijn bestemd voor operaties van gecombineerd vervoer, met name gezien hun speciaal ontwerp (specifieke constructie) dat uitsluitend is aangepast aan het vervoer van intermodale transporteenheden, wat het moeilijk maakt deze wagons te gebruiken voor het vervoer van goederen op dezelfde wijze als traditionele goederenwagons.

(46)

In haar praktijk heeft de Commissie staatssteun voor de aanschaf van apparatuur die exclusief bestemd is voor gecombineerd vervoer (8), met name dergelijke specifieke wagons (9), als verenigbaar met de regels van het Verdrag beschouwd. Bovendien is de Commissie van mening (10) dat het noodzakelijk is het rollend materieel in de spoorwegsector te moderniseren en/of te vernieuwen teneinde een verdere terugloop van het marktaandeel van de railsector in vergelijking met andere, minder duurzame en milieuvriendelijke takken van het vervoer tegen te gaan.

6.3.   Geen verandering van de voorwaarden waaronder het handelsverkeer plaatsvindt op zodanige wijze dat het gemeenschappelijke belang wordt geschaad

(47)

De Commissie is van mening dat, in lijn met de gevestigde praktijk (11), de beperking van de geplande steunintensiteit tot 30 % zal waarborgen dat de voorwaarden waaronder het handelsverkeer plaatsvindt niet op zodanige wijze worden beïnvloedt dat het gemeenschappelijke belang wordt geschaad.

6.4.   Conclusie: verenigbaarheid in de zin van artikel 87, lid 3, onder c), van het EG-Verdrag

(48)

De Commissie concludeert derhalve dat de in dit geval bedoelde steun voor de aanschaf van bepaalde speciale voor gecombineerd vervoer bestemde spoorwagons als verenigbaar met het EG-Verdrag in de zin van artikel 87, lid 3, onder c), van het Verdrag kan worden beschouwd, in die zin dat het handelsverkeer niet op zodanige wijze wordt verstoord dat het gemeenschappelijke belang wordt geschaad,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

De staatssteun die de Tsjechische Republiek voornemens is te verlenen voor de aanschaf van bepaalde voor gecombineerd vervoer bestemde wagons is overeenkomstig artikel 87, lid 3, onder c), van het EG-Verdrag verenigbaar met de gemeenschappelijke markt.

De verlening van deze steun wordt bijgevolg toegestaan.

Artikel 2

Deze beschikking is gericht tot de Tsjechische Republiek.

Gedaan te Brussel, 12 september 2007.

Voor de Commissie

Jacques BARROT

Vicevoorzitter


(1)  PB C 150 van 28.6.2006, blz. 35.

(2)  Vgl. voetnoot 1.

(3)  PB L 10 van 13.1.2001, blz. 33.

(4)  Zie met name Zaak 730/79 Philip Morris tegen Commissie [1980] ECR 2671, punt 11; Zaak C-53/00 Ferring [2001] ECR I-9067, punt 21, en Zaak C-372/97 Italië tegen Commissie, [2004] ECR I-3679, punt 44.

(5)  PB L 368 van 17.12.1992, blz. 38.

(6)  Witboek — Het Europese vervoersbeleid tot het jaar 2010: tijd om te kiezen, COM(2001) 370.

(7)  Kan worden geraadpleegd op de volgende website, http://ec.europa.eu/governance/impact/docs/key_docs/goteborg_concl_en.pdf (punt 29).

(8)  Beschikking van 22 december 2006, Zaak N 575/06 — Italië (PB C 139 van 23.6.2007, blz. 11); Beschikking van 6 april 2006, Zaak N 132/05 — Tsjechische Republiek (PB C 150 van 28.6.2006, blz. 35); Beschikking van 8 september 2004, Zaak N 140/04 — Oostenrijk (PB C 126 van 25.5.2005, blz. 10); Beschikking van 19 februari 2002, Zaak N 566/02 — België (PB C 248 van 16.10.2003, blz. 3); Beschikking van 11 november 2003, Zaak N 134/01 — Italië (PB C 311 van 20.12.2003, blz. 18); Beschikking van 24 juli 2002, Zaak N 833/01 — Italië (PB C 242 van 8.10.2002, blz. 8); Beschikking van 22 oktober 1997, Zaak N 79/97 — Nederland (PB C 377 van 12.12.1997, blz. 3); Beschikking van 4 mei 1999, C 21/98 — Italië (PB L 227 van 28.8.1999, blz. 12); Beschikking van 21 december 2000, N 508/99 — Italië (PB C 71 van 3.3.2001, blz. 21), en Beschikking van 8 juli 1999, Zaak N 121/99 — Oostenrijk (PB C 245 van 28.8.1999, blz. 2).

(9)  Beschikking van 27 februari 2002, Zaak C 644/01 — Oostenrijk (PB C 88 van 12.4.2002, blz. 16). Zie ook Beschikking van 12 september 2007, Zaak N 76/07 — Oostenrijk, nog niet gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie.

(10)  Beschikking van 20 december 2006, Zaak C 46/04 (ex NN 65/04) — Frankrijk, overwegingen 176 en 177 (PB L 112 van 30.4.2007, blz. 41).

(11)  Zie beschikking van de Commissie van 22 december 2006, Zaak N 575/06 — Italië — Regio Friuli-Venezia Giulia — Verlenging van de bestaande toegestane steunregeling N 134/01— Italië — Regio Friuli-Venezia Giulia — Ontwerp-wet nr. 06/1-A — Steun voor de totstandbrenging van infrastructuren en diensten in de sector goederenvervoer, voor de herstructurering van het wegvervoer en de ontwikkeling van gecombineerd vervoer (nog niet gepubliceerd); Beschikking van de Commissie van 13 september 2006, Zaak N 196/06 — Oostenrijk — Richtsnoeren voor overheidssteun voor overslagsystemen in het intermodaal vervoer (PB C 280 van 18.11.2006); Beschikking van 6 april 2006, Staatssteun N 132/05 — Tsjechische Republiek (PB C 150 van 28.6.2006, blz. 35); Beschikking van de Commissie van 25 januari 2006, Zaak N 247/04 — België — Steun ter bevordering van het gecombineerd vervoer in de regio Wallonië (PB C 136 van 3.6.2005, blz. 43); Beschikking van de Commissie van 25 januari 2006, N 160/05 — Polen — Steunregeling voor de ontwikkeling van intermodale systemen (PB C 272 van 9.11.2006, blz. 10); Beschikking van de Commissie van 16 maart 2005, Zaak N 238/04 — Duitsland — Steunregeling voor de financiering van nieuwe projecten voor gecombineerd vervoer (PB C 136 van 3.6.2005, blz. 43); Beschikking van de Commissie van 19 februari 2002, N 566/02 — België — Besluit van de Vlaamse regering betreffende steun voor het gecombineerd vervoer in de context van de economische-expansiewetgeving (PB C 248 van 16.10.2003); Beschikking van de Commissie van 9 december 1998, Zaak N 598/98 — Nederland (PB C 29 van 4.2.1999, blz. 13); Beschikking van de Commissie van 8 juli 1999, Zaak N 121/99 — Oostenrijk (PB C 245 van 28.8.1999, blz. 2); Beschikking van de Commissie van 4 mei 1999, Zaak N 508/99 — Italië — Regio Bozen-Alto Adige Wet 4/97 (PB C 71 van 3.3.2001, blz. 21); Beschikking van de Commissie van 15 november 2000, Zaak N 755/99 — Italië — Regio Bozen-Alto Adige — Wet nr. 8/98 (PB C 71 van 3.3.2001, blz. 19).


13.3.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 68/14


BESLUIT Nr. 2/2008 VAN HET STATISTISCH COMITÉ GEMEENSCHAP/ZWITSERLAND

van 21 november 2008

tot wijziging van bijlage A bij de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat over samenwerking op het gebied van statistiek

(2009/183/EG)

HET STATISTISCH COMITÉ GEMEENSCHAP/ZWITSERLAND,

Gelet op de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat over samenwerking op het gebied van statistiek (1), en met name op artikel 4, lid 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat is op 1 januari 2007 in werking getreden en bevat bijlage A betreffende wetgeving op het gebied van statistiek.

(2)

Er is nieuwe wetgeving op het gebied van statistiek vastgesteld en deze moet aan bijlage A worden toegevoegd. Bijlage A moet dan ook worden herzien.

BESLUIT:

Artikel 1

Bijlage A bij de overeenkomst wordt vervangen door de bijlage bij dit besluit.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de dag dat het wordt vastgesteld.

Gedaan te Luxemburg, 21 november 2008.

Voor het gemengd comité

Het hoofd van de EG-delegatie

Walter RADERMACHER

Het hoofd van de Zwitserse delegatie

Adelheid BÜRGI-SCHMELZ


(1)  PB L 90 van 28.3.2006, blz. 2.


BIJLAGE

„BIJLAGE A

WETGEVING OP HET GEBIED VAN STATISTIEK ALS BEDOELD IN ARTIKEL 2

SECTORALE AANPASSING

1.

De term „lidstaat” of „lidstaten” in de in deze bijlage genoemde besluiten wordt geacht om, naast de betekenis in de desbetreffende besluiten van de Gemeenschap, ook Zwitserland te omvatten.

2.

Bepalingen waarin is vastgelegd voor wiens rekening de kosten van uitvoering van enquêtes en dergelijke komen, zijn voor deze overeenkomst niet van toepassing.

BESLUITEN

ONDERNEMINGENSTATISTIEK

397 R 0058: Verordening (EG, Euratom) nr. 58/97 van de Raad van 20 december 1996 inzake structurele bedrijfsstatistieken (PB L 14 van 17.1.1997, blz. 1), gewijzigd bij:

398 R 0410: Verordening (EG, Euratom) nr. 410/98 van de Raad van 16 februari 1998 (PB L 52 van 21.2.1998, blz. 1),

32002 R 2056: Verordening (EG) nr. 2056/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 5 november 2002 (PB L 317 van 21.11.2002, blz. 1),

32002 R 1614: Verordening (EG) nr. 1614/2002 van de Commissie van 6 september 2002 (PB L 244 van 12.9.2002, blz. 7).

Voor de toepassing van deze overeenkomst worden de bepalingen van de verordening als volgt gelezen:

a)

Zwitserland is niet gebonden aan de in de verordening verlangde regionale indeling van de gegevens;

b)

Zwitserland is vrijgesteld van het verschaffen van gegevens op 4-cijferniveau van de NACE REV 1;

c)

Zwitserland is vrijgesteld van het verschaffen van de door de verordening verlangde gegevens voor eenheden van economische activiteit.

398 R 2700: Verordening (EG) nr. 2700/98 van de Commissie van 17 december 1998 betreffende de definities van kenmerken voor de structurele bedrijfsstatistieken (PB L 344 van 18.12.1998, blz. 49), gewijzigd bij:

32002 R 1614: Verordening (EG) nr. 1614/2002 van de Commissie van 6 september 2002 (PB L 244 van 12.9.2002, blz. 7),

32003 R 1670: Verordening (EG) nr. 1670/2003 van de Commissie van 1 september 2003 (PB L 244 van 29.9.2003, blz. 74).

398 R 2701: Verordening (EG) nr. 2701/98 van de Commissie van 17 december 1998 betreffende reeksen gegevens die moeten worden geproduceerd voor de structurele bedrijfsstatistieken (PB L 344 van 18.12.1998, blz. 81), gewijzigd bij:

32002 R 1614: Verordening (EG) nr. 1614/2002 van de Commissie van 6 september 2002 (PB L 244 van 12.9.2002, blz. 7),

32003 R 1669: Verordening (EG) nr. 1669/2003 van de Commissie van 1 september 2003 (PB L 244 van 29.9.2003, blz. 57).

398 R 2702: Verordening (EG) nr. 2702/98 van de Commissie van 17 december 1998 betreffende het technische formaat voor de indiening van structurele bedrijfsstatistieken (PB L 344 van 18.12.1998, blz. 102), gewijzigd bij:

32002 R 1614: Verordening (EG) nr. 1614/2002 van de Commissie van 6 september 2002 (PB L 244 van 12.9.2002, blz. 7),

32003 R 1668: Verordening (EG) nr. 1668/2003 van de Commissie van 1 september 2003 (PB L 244 van 29.9.2003, blz. 32),

32006 R 1792: Verordening (EG) nr. 1792/2006 van de Commissie van 23 oktober 2006 (PB L 362 van 20.12.2006, blz. 1).

399 R 1618: Verordening (EG) nr. 1618/1999 van de Commissie van 23 juli 1999 inzake de criteria voor de kwaliteitsbeoordeling van structurele bedrijfsstatistieken (PB L 192 van 24.7.1999, blz. 11).

399 R 1225: Verordening (EG) nr. 1225/1999 van de Commissie van 27 mei 1999 betreffende de definities van kenmerken voor de statistieken van verzekeringsdiensten (PB L 154 van 19.6.1999, blz. 1).

399 R 1227: Verordening (EG) nr. 1227/1999 van de Commissie van 28 mei 1999 betreffende het technische formaat voor de indiening van statistieken van verzekeringsdiensten (PB L 154 van 19.6.1999, blz. 75), gewijzigd bij:

32006 R 1792: Verordening (EG) nr. 1792/2006 van de Commissie van 23 oktober 2006 (PB L 362 van 20.12.2006, blz. 1).

399 R 1228: Verordening (EG) nr. 1228/1999 van de Commissie van 28 mei 1999 betreffende de reeksen gegevens die moeten worden geproduceerd voor de statistieken van verzekeringsdiensten (PB L 154 van 19.6.1999, blz. 91), gewijzigd bij:

32006 R 1792: Verordening (EG) nr. 1792/2006 van de Commissie van 23 oktober 2006 (PB L 362 van 20.12.2006, blz. 1).

32003 R 1668: Verordening (EG) nr. 1668/2003 van de Commissie van 1 september 2003 ter uitvoering van Verordening (EG, Euratom) nr. 58/97 van de Raad, wat het technische formaat voor de indiening van structurele bedrijfsstatistieken betreft, en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2702/98 betreffende het technische formaat voor de indiening van structurele bedrijfsstatistieken (PB L 244 van 29.9.2003, blz. 32), gewijzigd bij:

32006 R 1792: Verordening (EG) nr. 1792/2006 van de Commissie van 23 oktober 2006 (PB L 362 van 20.12.2006, blz. 1).

32003 R 1669: Verordening (EG) nr. 1669/2003 van de Commissie van 1 september 2003 ter uitvoering van Verordening (EG, Euratom) nr. 58/97 van de Raad met betrekking tot de reeksen gegevens die moeten worden geproduceerd voor de structurele bedrijfsstatistieken en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2701/98 betreffende de reeksen gegevens die moeten worden geproduceerd voor de structurele bedrijfsstatistieken (PB L 244 van 29.9.2003, blz. 57).

32003 R 1670: Verordening (EG) nr. 1670/2003 van de Commissie van 1 september 2003 ter uitvoering van Verordening (EG, Euratom) nr. 58/97 van de Raad met betrekking tot de definities van kenmerken voor de structurele bedrijfsstatistieken en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2700/98 betreffende de definities van kenmerken voor de structurele bedrijfsstatistieken (PB L 244 van 29.9.2003, blz. 74).

398 R 1165: Verordening (EG) nr. 1165/98 van de Raad van 19 mei 1998 inzake kortetermijnstatistieken (PB L 162 van 5.6.1998, blz. 1), gewijzigd bij:

32005 R 1158: Verordening (EG) nr. 1158/2005 van het Europees Parlement en de Raad van 6 juli 2005 (PB L 191 van 22.7.2005, blz. 1),

32006 R 1503: Verordening (EG) nr. 1503/2006 van 28 september 2006 (PB L 281 van 12.10.2006, blz. 15).

Voor de toepassing van deze overeenkomst worden de bepalingen van de verordening als volgt gelezen:

Zwitserland is vrijgesteld van het verschaffen van gegevens op 4-cijferniveau van de NACE REV 1.

32001 R 0586: Verordening (EG) nr. 586/2001 van de Commissie van 26 maart 2001 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1165/98 van de Raad inzake kortetermijnstatistieken, wat de definitie van belangrijke industriegroepen (BIG’s) betreft (PB L 86 van 27.3.2001, blz. 11), gewijzigd bij:

32006 R 1503: Verordening (EG) nr. 1503/2006 van de Commissie van 28 september 2006 (PB L 281 van 12.10.2006, blz. 15),

32007 R 0656: Verordening (EG) nr. 656/2007 van de Commissie van 14 juni 2007 (PB L 155 van 15.6.2007, blz. 3).

393 R 2186: Verordening (EEG) nr. 2186/93 van de Raad van 22 juli 1993 betreffende de communautaire coördinatie van de inrichting van ondernemingsregisters voor statistische doeleinden (PB L 196 van 5.8.1993, blz. 1).

Voor de toepassing van deze overeenkomst worden de bepalingen van de verordening als volgt gelezen:

Punt 1 k) van bijlage II bij de verordening is voor Zwitserland niet van toepassing.

VERVOERS- EN TOERISMESTATISTIEK

398 R 1172: Verordening (EG) nr. 1172/98 van de Raad van 25 mei 1998 betreffende de statistische registratie van het goederenvervoer over de weg (PB L 163 van 6.6.1998, blz. 1), gewijzigd bij:

399 R 2691: Verordening (EG) nr. 2691/1999 van de Commissie van 17 december 1999 (PB L 326 van 18.12.1999, blz. 39),

32006 R 1792: Verordening (EG) nr. 1792/2006 van de Commissie van 23 oktober 2006 (PB L 362 van 20.12.2006, blz. 1).

32001 R 2163: Verordening (EG) nr. 2163/2001 van de Commissie van 7 november 2001 betreffende de technische aspecten van de toezending van gegevens voor de statistiek van het goederenvervoer over de weg (PB L 291 van 8.11.2001, blz. 13).

32004 R 0642: Verordening (EG) nr. 642/2004 van de Commissie van 6 april 2004 inzake de nauwkeurigheidseisen voor de gegevens die ingevolge Verordening (EG) nr. 1172/98 van de Raad betreffende de statistische registratie van het goederenvervoer over de weg worden verzameld (PB L 102 van 7.4.2004, blz. 26).

32007 R 0833: Verordening (EG) nr. 833/2007 van de Commissie van 16 juli 2007 tot beëindiging van de overgangsperiode zoals bedoeld in Verordening (EG) nr. 1172/98 van de Raad betreffende de statistische registratie van het goederenvervoer over de weg (PB L 185 van 17.7.2007, blz. 9).

32003 R 0006: Verordening (EG) nr. 6/2003 van de Commissie van 30 december 2002 betreffende de verspreiding van statistieken inzake het goederenvervoer over de weg (PB L 1 van 4.1.2003, blz. 45).

393 D 0704: Beschikking 93/704/EG van de Raad van 30 november 1993 betreffende de oprichting van een communautaire gegevensbank inzake ongevallen in het wegverkeer (PB L 329 van 30.12.1993, blz. 63).

32003 R 0091: Verordening (EG) nr. 91/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2002 betreffende de statistieken van het spoorvervoer (PB L 14 van 21.1.2003, blz. 1), gewijzigd bij:

32003 R 1192: Verordening (EG) nr. 1192/2003 van de Commissie van 3 juli 2003 (PB L 167 van 4.7.2003, blz. 13).

32007 R 0332: Verordening (EG) nr. 332/2007 van de Commissie van 27 maart 2007 betreffende de technische regelingen voor de indiening van statistieken over het spoorvervoer (PB L 88 van 29.3.2007, blz. 16).

32007 R 1304: Verordening (EG) nr. 1304/2007 van de Commissie van 7 november 2007 tot wijziging van Richtlijn 95/64/EG van de Raad, Verordening (EG) nr. 1172/98 van de Raad en de Verordeningen (EG) nr. 91/2003 en (EG) nr. 1365/2006 van het Europees Parlement en de Raad in verband met de vaststelling van NST 2007 als enige nomenclatuur voor vervoerde goederen in bepaalde vervoerswijzen (PB L 290 van 8.11.2007, blz. 14).

32003 R 0437: Verordening (EG) nr. 437/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 27 februari 2003 betreffende de statistische registratie van het passagiers-, vracht- en postvervoer door de lucht (PB L 66 van 11.3.2003, blz. 1), gewijzigd bij:

32003 R 1358: Verordening (EG) nr. 1358/2003 van de Commissie van 31 juli 2003 (PB L 194 van 1.8.2003, blz. 9),

32005 R 0546: Verordening (EG) nr. 546/2005 van de Commissie van 8 april 2005 (PB L 91 van 9.4.2005, blz. 5).

32003 R 1358: Verordening (EG) nr. 1358/2003 van de Commissie van 31 juli 2003 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 437/2003 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de statistische registratie van het passagiers-, vracht- en postvervoer door de lucht en tot wijziging van de bijlagen I en II daarbij (PB L 194 van 1.8.2003, blz. 9), gewijzigd bij:

32005 R 0546: Verordening (EG) nr. 546/2005 van de Commissie van 8 april 2005 (PB L 91 van 9.4.2005, blz. 5),

32007 R 0158: Verordening (EG) nr. 158/2007 van de Commissie van 16 februari 2007 (PB L 49 van 17.2.2007, blz. 9),

32006 R 1792: Verordening (EG) nr. 1792/2006 van de Commissie van 23 oktober 2006 (PB L 362 van 20.12.2006, blz. 1).

380 L 1119: Richtlijn 80/1119/EEG van de Raad van 17 november 1980 betreffende de statistische registratie van het goederenvervoer over de binnenwateren (PB L 339 van 15.12.1980, blz. 30).

395 L 0064: Richtlijn 95/64/EG van de Raad van 8 december 1995 betreffende de statistiek van het zeevervoer van goederen en personen (PB L 320 van 30.12.1995, blz. 25), gewijzigd bij:

398 D 0385: Beschikking 98/385/EG van de Commissie van 13 mei 1998 (PB L 174 van 18.6.1998, blz. 1),

32000 D 0363: Beschikking 2000/363/EG van de Commissie van 28 april 2000 (PB L 132 van 5.6.2000, blz. 1).

32001 D 0423: Beschikking 2001/423/EG van de Commissie van 22 mei 2001 betreffende regelingen voor de bekendmaking of verspreiding van statistische gegevens die zijn verzameld ingevolge Richtlijn 95/64/EG van de Raad betreffende de statistiek van het zeevervoer van goederen en personen (PB L 151 van 7.6.2001, blz. 41).

32005 D 0366: Beschikking 2005/366/EG van de Commissie van 4 maart 2005 tot uitvoering van Richtlijn 95/64/EG van de Raad betreffende de statistiek van het zeevervoer van goederen en personen en tot wijziging van de bijlagen (PB L 123 van 17.5.2005, blz. 1).

395 L 0057: Richtlijn 95/57/EG van de Raad van 23 november 1995 betreffende de verzameling van statistische informatie op het gebied van het toerisme (PB L 291 van 6.12.1995, blz. 32).

399 D 0035: Beschikking 1999/35/EG van de Commissie van 9 december 1998 inzake de procedures ter uitvoering van Richtlijn 95/57/EG van de Raad betreffende de verzameling van statistische informatie op het gebied van het toerisme (PB L 9 van 15.1.1999, blz. 23).

32007 R 0973: Verordening (EG) nr. 973/2007 van de Commissie van 20 augustus 2007 tot wijziging van enkele Verordeningen (EG) betreffende specifieke statistische gebieden waarop de statistische classificatie van economische activiteiten NACE Rev. 2 ten uitvoer wordt gelegd (PB L 216 van 21.8.2007, blz. 10).

STATISTIEK VAN DE BUITENLANDSE HANDEL

395 R 1172: Verordening (EG) nr. 1172/95 van de Raad van 22 mei 1995 betreffende de statistieken van het goederenverkeer van de Gemeenschap en haar lidstaten met derde landen (PB L 118 van 25.5.1995, blz. 10), gewijzigd bij:

397 R 0476: Verordening (EG) nr. 476/97 van de Raad van 13 maart 1997 (PB L 75 van 15.3.1997, blz. 1),

398 R 0374: Verordening (EG) nr. 374/98 van de Raad van 12 februari 1998 (PB L 48 van 19.2.1998, blz. 6).

Voor de toepassing van deze overeenkomst worden de bepalingen van de verordening als volgt gelezen:

a)

het statistische registratiegebied van Zwitserland omvat het douanegebied;

b)

Zwitserland is niet verplicht statistieken voor het handelsverkeer tussen Zwitserland en Liechtenstein op te stellen;

c)

de in artikel 8, lid 2, bedoelde indeling vindt ten minste op 6-cijferniveau plaats;

d)

artikel 10, lid 1, onder h) en j), is niet van toepassing;

e)

artikel 10, lid 1, onder i): de nationaliteit van het vervoermiddel dat de grens overschrijdt, is alleen van toepassing voor het wegvervoer.

32000 R 1917: Verordening (EG) nr. 1917/2000 van de Commissie van 7 september 2000 tot vaststelling van bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 1172/95 van de Raad wat de statistiek van de buitenlandse handel betreft (PB L 229 van 9.9.2000, blz. 14), gewijzigd bij:

32001 R 1669: Verordening (EG) nr. 1669/2001 van de Commissie van 20 augustus 2001 (PB L 224 van 21.8.2001, blz. 3),

32005 R 0179: Verordening (EG) nr. 179/2005 van de Commissie van 2 februari 2005 (PB L 30 van 3.2.2005, blz. 6).

Voor de toepassing van deze overeenkomst worden de bepalingen van de verordening als volgt gelezen:

a)

de verwijzing in artikel 6, lid 1, naar Verordening (EG) nr. 2454/96 is niet van toepassing;

b)

aan artikel 7, lid 1, onder a), wordt de volgende alinea toegevoegd:

„Voor Zwitserland is het „land van oorsprong” het land waar de goederen hun oorsprong hebben in de zin van de nationale oorsprongsregels.”;

c)

aan artikel 9, lid 2, wordt de volgende alinea toegevoegd:

„Voor Zwitserland wordt „de douanewaarde” gedefinieerd overeenkomstig de nationale regels.”;

d)

artikel 11, lid 2, is niet van toepassing;

e)

hoofdstuk 2 (artikelen 16-19) is niet van toepassing.

32002 R 1779: Verordening (EG) nr. 1779/2002 van de Commissie van 4 oktober 2002 betreffende de nomenclatuur van landen en gebieden voor de statistieken van de buitenlandse handel van de Gemeenschap en van de handel tussen de lidstaten (PB L 269 van 5.10.2002, blz. 6).

32006 R 1833: Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie van 13 december 2006 betreffende de nomenclatuur van landen en gebieden voor de statistieken van de buitenlandse handel van de Gemeenschap en van de handel tussen de lidstaten (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19).

STATISTISCHE BEGINSELEN, STATISTISCHE GEHEIMHOUDING

390 R 1588: Verordening (Euratom/EEG) nr. 1588/90 van de Raad van 11 juni 1990 betreffende de toezending van onder de statistische geheimhoudingsplicht vallende gegevens aan het Bureau voor de Statistiek van de Europese Gemeenschappen (PB L 151 van 15.6.1990, blz. 1).

Voor de toepassing van deze overeenkomst worden de bepalingen van de verordening als volgt gelezen:

a)

aan artikel 2 wordt het volgende punt toegevoegd:

„11.

personeelsleden van het Bureau van de statistisch adviseur van de EVA: personeelsleden van het EVA-secretariaat die ten kantore van het BSEG werkzaam zijn.”;

b)

in de tweede zin van artikel 5, lid 1, wordt „BSEG” vervangen door „BSEG en van het Bureau van de statistisch adviseur van de EVA”;

c)

aan artikel 5, lid 2, wordt de volgende alinea toegevoegd:

„De vertrouwelijke statistische gegevens die door het Bureau van de statistisch adviseur van de EVA aan het BSEG worden toegezonden, zijn ook toegankelijk voor de personeelsleden van dat Bureau.”;

d)

in artikel 6 wordt onder „BSEG” in dit verband ook het Bureau van de statistisch adviseur van de EVA verstaan.

397 R 0322: Verordening (EG) nr. 322/97 van de Raad van 17 februari 1997 betreffende de communautaire statistiek (PB L 52 van 22.2.1997, blz. 1).

32002 R 0831: Verordening (EG) nr. 831/2002 van de Commissie van 17 mei 2002 tot tenuitvoerlegging van Verordening (EG) nr. 322/97 van de Raad betreffende de communautaire statistiek, met betrekking tot de toegang tot vertrouwelijke gegevens voor wetenschappelijke doeleinden (PB L 133 van 18.5.2002, blz. 7), gewijzigd bij:

32006 R 1104: Verordening (EG) nr. 1104/2006 van de Commissie van 18 juli 2006 (PB L 197 van 19.7.2006, blz. 3).

32008 D 0234: Besluit nr. 234/2008/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2008 tot oprichting van een Europees Raadgevend Comité voor de statistiek en tot intrekking van Besluit 91/116/EEG van de Raad (PB L 73 van 15.3.2008, blz. 13).

32008 D 0235: Besluit nr. 235/2008/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2008 tot instelling van de Europese Adviescommissie voor statistische governance (PB L 73 van 15.3.2008, blz. 17).

BESLUITEN WAARVAN DE OVEREENKOMSTSLUITENDE PARTIJEN NOTA DIENEN TE NEMEN

De overeenkomstsluitende partijen nemen nota van de inhoud van het volgende besluit:

52005 PC 0217: Aanbeveling van de Commissie (COM(2005) 217) van 25 mei 2005 over de onafhankelijkheid, integriteit en verantwoordingsplicht van de nationale en communautaire statistische instanties (PB C 172 van 12.7.2005, blz. 22).

SOCIALE EN BEVOLKINGSSTATISTIEK

2007 R 0862: Verordening (EG) nr. 862/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 11 juli 2007 betreffende communautaire statistieken over migratie en internationale bescherming en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 311/76 van de Raad betreffende de opstelling van statistieken over buitenlandse werknemers (PB L 199 van 31.7.2007, blz. 23).

398 R 0577: Verordening (EG) nr. 577/98 van de Raad van 9 maart 1998 betreffende de organisatie van een steekproefenquête naar de arbeidskrachten in de Gemeenschap (PB L 77 van 14.3.1998, blz. 3), gewijzigd bij:

32002 R 1991: Verordening (EG) nr. 1991/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 8 oktober 2002 (PB L 308 van 9.11.2002, blz. 1),

32002 R 2104: Verordening (EG) nr. 2104/2002 van de Commissie van 28 november 2002 (PB L 324 van 29.11.2002, blz. 14).

Voor de toepassing van deze overeenkomst worden de bepalingen van de verordening als volgt gelezen:

voor Zwitserland is de steekproefeenheid ongeacht de bepalingen van artikel 2, lid 4, het individu en kan de informatie voor de andere leden van het huishouden ten minste de in artikel 4, lid 1, genoemde kenmerken omvatten.

32000 R 1575: Verordening (EG) nr. 1575/2000 van de Commissie van 19 juli 2000 houdende uitvoering van Verordening (EG) nr. 577/98 van de Raad betreffende de organisatie van een steekproefenquête naar de arbeidskrachten in de Gemeenschap, wat de te gebruiken codering voor de overbrenging van de gegevens vanaf het jaar 2001 betreft (PB L 181 van 20.7.2000, blz. 16).

32000 R 1897: Verordening (EG) nr. 1897/2000 van de Commissie van 7 september 2000 houdende uitvoering van Verordening (EG) nr. 577/98 van de Raad betreffende de organisatie van een steekproefenquête naar de arbeidskrachten in de Gemeenschap, wat de operationele definitie van werkloosheid betreft (PB L 228 van 8.9.2000, blz. 18).

32002 R 2104: Verordening (EG) nr. 2104/2002 van de Commissie van 28 november 2002 tot aanpassing van Verordening (EG) nr. 577/98 van de Raad betreffende de organisatie van een steekproefenquête naar de arbeidskrachten in de Gemeenschap, alsmede van Verordening (EG) nr. 1575/2000 houdende uitvoering van Verordening (EG) nr. 577/98 van de Raad, wat de lijst van variabelen voor onderwijs en opleiding en de vanaf 2003 voor de indiening van gegevens te gebruiken codering van deze variabelen betreft (PB L 324 van 29.11.2002, blz. 14), uitgevoerd bij:

32003 R 0246: Verordening (EG) nr. 246/2003 van de Commissie van 10 februari 2003 tot vaststelling van het programma van speciale modules voor de jaren 2004-2006 bij de steekproefenquête naar de arbeidskrachten overeenkomstig Verordening (EG) nr. 577/98 van de Raad (PB L 34 van 11.2.2003, blz. 3).

399 R 0530: Verordening (EG) nr. 530/1999 van de Raad van 9 maart 1999 betreffende structuurstatistieken van lonen en loonkosten (PB L 63 van 12.3.1999, blz. 6), gewijzigd bij:

399 R 1726: Verordening (EG) nr. 1726/1999 van de Commissie van 27 juli 1999 (PB L 203 van 3.8.1999, blz. 28),

32005 R 1737: Verordening (EG) nr. 1737/2005 van de Commissie van 21 oktober 2005 (PB L 279 van 22.10.2005, blz. 11),

32007 R 0973: Verordening (EG) nr. 973/2007 van de Commissie van 20 augustus 2007 (PB L 216 van 21.8.2007, blz. 10).

32000 R 1916: Verordening (EG) nr. 1916/2000 van de Commissie van 8 september 2000 houdende uitvoering van Verordening (EG) nr. 530/1999 van de Raad betreffende structuurstatistieken van lonen en loonkosten, wat de definitie en de indiening van gegevens over de loonstructuur betreft (PB L 229 van 9.9.2000, blz. 3), gewijzigd bij:

32005 R 1738: Verordening (EG) nr. 1738/2005 van de Commissie van 21 oktober 2005 (PB L 279 van 22.10.2005, blz. 32),

32007 R 0973: Verordening (EG) nr. 973/2007 van de Commissie van 20 augustus 2007 (PB L 216 van 21.8.2007, blz. 10).

32006 R 0698: Verordening (EG) nr. 698/2006 van de Commissie van 5 mei 2006 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 530/1999 van de Raad, wat de kwaliteitsbeoordeling van de structuurstatistieken van de loonkosten en lonen betreft (PB L 121 van 6.5.2006, blz. 30).

32003 R 0450: Verordening (EG) nr. 450/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 27 februari 2003 betreffende de loonkostenindex (PB L 69 van 13.3.2003, blz. 1), uitgevoerd bij:

32003 R 1216: Verordening (EG) nr. 1216/2003 van de Commissie van 7 juli 2003 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 450/2003 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de loonkostenindex (PB L 169 van 8.7.2003, blz. 37).

32007 R 0973: Verordening (EG) nr. 973/2007 van de Commissie van 20 augustus 2007 tot wijziging van enkele Verordeningen (EG) betreffende specifieke statistische gebieden waarop de statistische classificatie van economische activiteiten NACE Rev. 2 ten uitvoer wordt gelegd (PB L 216 van 21.8.2007, blz. 10).

32003 R 1177: Verordening (EG) nr. 1177/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 16 juni 2003 inzake de communautaire statistiek van inkomens en levensomstandigheden (EU-SILC) (PB L 165 van 3.7.2003, blz. 1), gewijzigd bij:

32005 R 1553: Verordening (EG) nr. 1553/2005 van het Europees Parlement en de Raad van 7 september 2005 (PB L 255 van 30.9.2005, blz. 6).

32003 R 1980: Verordening (EG) nr. 1980/2003 van de Commissie van 21 oktober 2003 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1177/2003 van het Europees Parlement en de Raad inzake de communautaire statistiek van inkomens en levensomstandigheden (EU-SILC), wat de definities en bijgewerkte definities betreft (PB L 298 van 17.11.2003, blz. 1), gewijzigd bij:

32006 R 0676: Verordening (EG) nr. 676/2006 van de Commissie van 2 mei 2006 (PB L 118 van 3.5.2006, blz. 3).

32003 R 1981: Verordening (EG) nr. 1981/2003 van de Commissie van 21 oktober 2003 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1177/2003 van het Europees Parlement en de Raad inzake de communautaire statistiek van inkomens en levensomstandigheden (EU-SILC), wat het veldwerk en de imputatieprocedures betreft (PB L 298 van 17.11.2003, blz. 23).

32003 R 1982: Verordening (EG) nr. 1982/2003 van de Commissie van 21 oktober 2003 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1177/2003 van het Europees Parlement en de Raad inzake de communautaire statistiek van inkomens en levensomstandigheden (EU-SILC), wat de voorschriften voor de steekproeftrekking en de opsporing betreft (PB L 298 van 17.11.2003, blz. 29).

32003 R 1983: Verordening (EG) nr. 1983/2003 van de Commissie van 21 oktober 2003 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1177/2003 van het Europees Parlement en de Raad inzake de communautaire statistiek van inkomens en levensomstandigheden (EU-SILC), wat de lijst van primaire doelvariabelen betreft (PB L 298 van 17.11.2003, blz. 34), gewijzigd bij:

32007 R 0973: Verordening (EG) nr. 973/2007 van de Commissie van 20 augustus 2007 (PB L 216 van 21.8.2007, blz. 10).

32004 R 0028: Verordening (EG) nr. 28/2004 van de Commissie van 5 januari 2004 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1177/2003 van het Europees Parlement en de Raad inzake de communautaire statistiek van inkomens en levensomstandigheden (EU-SILC), wat de gedetailleerde inhoud van het tussentijdse en het eindverslag over de kwaliteit betreft (PB L 5 van 9.1.2004, blz. 42).

32006 R 0315: Verordening (EG) nr. 315/2006 van de Commissie van 22 februari 2006 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1177/2003 van het Europees Parlement en de Raad inzake de communautaire statistiek van inkomens en levensomstandigheden (EU-SILC) met betrekking tot de lijst van secundaire doelvariabelen betreffende „huisvestingsomstandigheden” (PB L 52 van 23.2.2006, blz. 16).

ECONOMISCHE STATISTIEK

395 R 2494: Verordening (EG) nr. 2494/95 van de Raad van 23 oktober 1995 inzake geharmoniseerde indexcijfers van de consumptieprijzen (PB L 257 van 27.10.1995, blz. 1).

Voor Zwitserland is de verordening van toepassing op de harmonisatie van de indexcijfers van de consumptieprijzen voor internationale vergelijkingen.

Zij is daarentegen niet relevant voor zover het uitdrukkelijk gaat om de berekening van geharmoniseerde indexcijfers van de consumptieprijzen in het kader van de Economische en Monetaire Unie.

Voor de toepassing van deze overeenkomst worden de bepalingen van de verordening als volgt gelezen:

a)

artikel 2, onder c), en de verwijzingen naar het MUICP in artikel 8, lid 1, en artikel 11 zijn niet van toepassing;

b)

artikel 5, lid 1, onder a), is niet van toepassing;

c)

artikel 5, lid 2, is niet van toepassing;

d)

de in artikel 5, lid 3, genoemde raadpleging van het EMI is niet van toepassing.

396 R 1749: Verordening (EG) nr. 1749/96 van de Commissie van 9 september 1996 inzake initiële maatregelen tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 2494/95 van de Raad inzake geharmoniseerde indexcijfers van de consumptieprijzen (PB L 229 van 10.9.1996, blz. 3), gewijzigd bij:

398 R 1687: Verordening (EG) nr. 1687/98 van de Raad van 20 juli 1998 (PB L 214 van 31.7.1998, blz. 12),

398 R 1688: Verordening (EG) nr. 1688/98 van de Raad van 20 juli 1998 (PB L 214 van 31.7.1998, blz. 23),

32007 R 1334: Verordening (EG) nr. 1334/2007 van de Commissie van 14 november 2007 (PB L 296 van 15.11.2007, blz. 22).

396 R 2214: Verordening (EG) nr. 2214/96 van de Commissie van 20 november 1996 inzake geharmoniseerde indexcijfers van de consumptieprijzen: indiening en verspreiding van subindexcijfers van het GICP (PB L 296 van 21.11.1996, blz. 8), gewijzigd bij:

399 R 1617: Verordening (EG) nr. 1617/1999 van de Commissie van 23 juli 1999 (PB L 192 van 24.7.1999, blz. 9),

399 R 1749: Verordening (EG) nr. 1749/1999 van de Commissie van 23 juli 1999 (PB L 214 van 13.8.1999, blz. 1), gerectificeerd in PB L 267 van 15.10.1999, blz. 59,

32001 R 1920: Verordening (EG) nr. 1920/2001 van de Commissie van 28 september 2001 (PB L 261 van 29.9.2001, blz. 46), gerectificeerd in PB L 295 van 13.11.2001, blz. 34,

32005 R 1708: Verordening (EG) nr. 1708/2005 van de Commissie van 19 oktober 2005 (PB L 274 van 20.10.2005, blz. 9).

397 R 2454: Verordening (EG) nr. 2454/97 van de Commissie van 10 december 1997 houdende vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 2494/95 van de Raad met betrekking tot minimumnormen voor de kwaliteit van GICP-wegingen (PB L 340 van 11.12.1997, blz. 24).

398 R 2646: Verordening (EG) nr. 2646/98 van de Commissie van 9 december 1998 houdende gedetailleerde regels voor de uitvoering van Verordening (EG) nr. 2494/95 van de Raad wat de minimumnormen voor de behandeling van tarieven in het geharmoniseerde indexcijfer van de consumptieprijzen betreft (PB L 335 van 10.12.1998, blz. 30).

399 R 1617: Verordening (EG) nr. 1617/1999 van de Commissie van 23 juli 1999 houdende gedetailleerde regels voor de uitvoering van Verordening (EG) nr. 2494/95 van de Raad wat de minimumnormen voor de behandeling van verzekeringen in het geharmoniseerde indexcijfer van de consumptieprijzen betreft, en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2214/96 (PB L 192 van 24.7.1999, blz. 9).

399 R 2166: Verordening (EG) nr. 2166/1999 van de Raad van 8 oktober 1999 houdende gedetailleerde regels voor de uitvoering van Verordening (EG) nr. 2494/95 voor wat betreft de minimumnormen voor de behandeling van tot de sectoren gezondheid, onderwijs en sociale bescherming behorende producten in het geharmoniseerde indexcijfer van de consumptieprijzen (PB L 266 van 14.10.1999, blz. 1).

32000 R 2601: Verordening (EG) nr. 2601/2000 van de Commissie van 17 november 2000 houdende gedetailleerde regels voor de uitvoering van Verordening (EG) nr. 2494/95 van de Raad wat het moment van registratie van aankoopprijzen in het geharmoniseerde indexcijfer van de consumptieprijzen betreft (PB L 300 van 29.11.2000, blz. 14).

32000 R 2602: Verordening (EG) nr. 2602/2000 van de Commissie van 17 november 2000 houdende gedetailleerde regels voor de uitvoering van Verordening (EG) nr. 2494/95 van de Raad wat de minimumnormen voor de behandeling van kortingen in het geharmoniseerde indexcijfer van de consumptieprijzen betreft (PB L 300 van 29.11.2000, blz. 16), gewijzigd bij:

32001 R 1921: Verordening (EG) nr. 1921/2001 van de Commissie van 28 september 2001 (PB L 261 van 29.9.2001, blz. 49), gerectificeerd in PB L 295 van 13.11.2001, blz. 34.

32001 R 1920: Verordening (EG) nr. 1920/2001 van de Commissie van 28 september 2001 houdende gedetailleerde regels voor de uitvoering van Verordening (EG) nr. 2494/95 van de Raad wat de minimumnormen voor de behandeling van in een percentage van de transactiewaarde uitgedrukte kosten van diensten in het geharmoniseerde indexcijfer van de consumptieprijzen betreft, en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2214/96 (PB L 261 van 29.9.2001, blz. 46), gerectificeerd in PB L 295 van 13.11.2001, blz. 34.

32001 R 1921: Verordening (EG) nr. 1921/2001 van de Commissie van 28 september 2001 houdende gedetailleerde regels voor de uitvoering van Verordening (EG) nr. 2494/95 van de Raad wat de minimumnormen voor herzieningen van het geharmoniseerde indexcijfer van de consumptieprijzen betreft en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2602/2000 (PB L 261 van 29.9.2001, blz. 49), gerectificeerd in PB L 295 van 13.11.2001, blz. 34.

32005 R 1708: Verordening (EG) nr. 1708/2005 van de Commissie van 19 oktober 2005 houdende gedetailleerde regels voor de uitvoering van Verordening (EG) nr. 2494/95 van de Raad, wat de gemeenschappelijke referentieperiode voor het geharmoniseerde indexcijfer van de consumptieprijzen betreft, en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2214/96 (PB L 274 van 20.10.2005, blz. 9).

32006 R 0701: Verordening (EG) nr. 701/2006 van de Raad van 25 april 2006 houdende gedetailleerde regels voor de uitvoering van Verordening (EG) nr. 2494/95, wat de dekking in de tijd van de verzameling van prijzen in het kader van het geharmoniseerde indexcijfer van de consumptieprijzen betreft (PB L 122 van 9.5.2006, blz. 3).

32007 R 1445: Verordening (EG) nr. 1445/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2007 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels voor de levering van basisgegevens over koopkrachtpariteiten en voor de berekening en verspreiding van deze pariteiten (PB L 336 van 20.12.2007, blz. 1).

396 R 2223: Verordening (EG) nr. 2223/96 van de Raad van 25 juni 1996 inzake het Europees systeem van nationale en regionale rekeningen in de Gemeenschap (PB L 310 van 30.11.1996, blz. 1), gewijzigd bij:

398 R 0448: Verordening (EG) nr. 448/98 van de Raad van 16 februari 1998 (PB L 58 van 27.2.1998, blz. 1),

32000 R 1500: Verordening (EG) nr. 1500/2000 van de Commissie van 10 juli 2000 (PB L 172 van 12.7.2000, blz. 3),

32000 R 2516: Verordening (EG) nr. 2516/2000 van het Europees Parlement en de Raad van 7 november 2000 (PB L 290 van 17.11.2000, blz. 1),

32001 R 0995: Verordening (EG) nr. 995/2001 van de Commissie van 22 mei 2001 (PB L 139 van 23.5.2001, blz. 3),

32001 R 2558: Verordening (EG) nr. 2558/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 3 december 2001 (PB L 344 van 28.12.2001, blz. 1),

32002 R 0113: Verordening (EG) nr. 113/2002 van de Commissie van 23 januari 2002 (PB L 21 van 24.1.2002, blz. 3),

32002 R 1889: Verordening (EG) nr. 1889/2002 van de Commissie van 23 oktober 2002 (PB L 286 van 24.10.2002, blz. 1),

32003 R 1267: Verordening (EG) nr. 1267/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 16 juni 2003 (PB L 180 van 18.7.2003, blz. 1).

Voor de toepassing van deze overeenkomst worden de bepalingen van de verordening als volgt gelezen:

a)

Zwitserland mag de gegevens opstellen naar institutionele eenheid wanneer de verordening spreekt van bedrijfstak;

b)

Zwitserland is niet gebonden aan de in de verordening verlangde regionale indeling van de gegevens;

c)

Zwitserland is niet gebonden aan de in de verordening verlangde indeling van de in- en uitvoer van diensten in Europese Unie en derde landen;

d)

in bijlage B, Afwijkingen met betrekking tot de tabellen die moeten worden geleverd in het kader van de „ESR 1995”-vragenlijst per land, wordt na punt 15 (IJsland) het volgende toegevoegd:

„16.   ZWITSERLAND

16.1   Afwijkingen voor de tabellen

Tabel nr.

Tabel

Afwijking

Tot en met

1

Belangrijkste aggregaten, jaarlijks en driemaandelijks

Indiening vanaf 1990

 

2

Belangrijkste aggregaten van de overheid

Indieningstermijn: t + 8 maanden

Onbeperkt

Frequentie: jaarlijks

Onbeperkt

Indiening vanaf 1990

 

3

Tabellen per bedrijfstak

Indiening vanaf 1990

 

4

In- en uitvoer ingedeeld naar Europese Unie en derde landen

Indiening vanaf 1998

 

5

Consumptieve bestedingen van huishoudens naar functie

Indiening vanaf 1990

 

6

Financiële rekeningen naar institutionele sector

Indiening vanaf 1998

2006

7

Balansen voor vorderingen en schulden

Indiening vanaf 1998

2006

8

Niet-financiële rekeningen naar institutionele sector

Indieningstermijn: t + 18 maanden

Indiening vanaf 1990

Onbeperkt

9

Gedetailleerde opbrengsten van de belastingen en de sociale premies naar sector

Indieningstermijn: t + 18 maanden

Indiening vanaf 1998

Onbeperkt

10

Tabellen naar bedrijfstak en regio, NUTS II, A17

Geen regionale indeling

 

11

Overheidsuitgaven naar functie

Indiening vanaf 2005

Geen retropolaties

2007

12

Tabellen naar bedrijfstak en regio, NUTS III, A3

Geen regionale indeling

 

13

Rekeningen van de huishoudens naar regio, NUTS II

Geen regionale indeling

 

14-22

In overeenstemming met afwijking a) op deze verordening is Zwitserland vrijgesteld van het verstrekken van gegevens voor de tabellen 14 tot en met 22.”

 

397 D 0178: Beschikking 97/178/EG, Euratom van de Commissie van 10 februari 1997 inzake de vaststelling van methoden voor de overgang tussen het Europees systeem van nationale en regionale rekeningen in de Gemeenschap (ESR 95) en het Europees stelsel van economische rekeningen (ESER, 2e druk) (PB L 75 van 15.3.1997, blz. 44).

398 D 0715: Beschikking 98/715/EG van de Commissie van 30 november 1998 ter verduidelijking van bijlage A van Verordening (EG) nr. 2223/96 van de Raad inzake het Europees systeem van nationale en regionale rekeningen in de Gemeenschap met betrekking tot de beginselen voor prijs- en volumemetingen (PB L 340 van 16.12.1998, blz. 33).

Voor de toepassing van deze overeenkomst worden de bepalingen van de beschikking als volgt gelezen:

Artikel 3 (Classificatie van methoden per product) geldt niet voor Zwitserland.

32002 R 1889: Verordening (EG) nr. 1889/2002 van de Commissie van 23 oktober 2002 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 448/98 van de Raad tot aanvulling en wijziging van Verordening (EG) nr. 2223/96 wat betreft de toerekening van de indirect gemeten diensten van financiële intermediairs (IGDFI) in het kader van het Europees systeem van nationale en regionale rekeningen (ESR) (PB L 286 van 24.10.2002, blz. 11).

32003 R 1287: Verordening (EG, Euratom) nr. 1287/2003 van de Raad van 15 juli 2003 betreffende de harmonisatie van het bruto nationaal inkomen tegen marktprijzen („BNI-verordening”) (PB L 181 van 19.7.2003, blz. 1).

32005 R 0116: Verordening (EG, Euratom) nr. 116/2005 van de Commissie van 26 januari 2005 betreffende de behandeling van btw-teruggaven aan niet-belastingplichtigen en aan belastingplichtigen voor vrijgestelde handelingen bij de toepassing van Verordening (EG, Euratom) nr. 1287/2003 van de Raad betreffende de harmonisatie van het bruto nationaal inkomen tegen marktprijzen (PB L 24 van 27.1.2005, blz. 6).

32005 R 1722: Verordening (EG) nr. 1722/2005 van de Commissie van 20 oktober 2005 betreffende de beginselen voor de schatting van woondiensten ten behoeve van Verordening (EG, Euratom) nr. 1287/2003 van de Raad betreffende de harmonisatie van het bruto nationaal inkomen tegen marktprijzen (PB L 276 van 21.10.2005, blz. 5).

399 D 0622: Beschikking 1999/622/EG, Euratom van de Commissie van 8 september 1999 over de behandeling van btw-teruggaven aan niet-belastingplichtige eenheden en aan belastingplichtige eenheden voor vrijgestelde handelingen bij de uitvoering van Richtlijn 89/130/EEG, Euratom van de Raad betreffende de harmonisatie van de opstelling van het bruto nationaal product tegen marktprijzen (PB L 245 van 17.9.1999, blz. 51).

32006 R 0601: Verordening (EG) nr. 601/2006 van de Commissie van 18 april 2006 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 184/2005 van het Europees Parlement en de Raad, wat het formaat en de procedure voor de toezending van gegevens betreft (PB L 106 van 19.4.2006, blz. 7).

NOMENCLATUREN

390 R 3037: Verordening (EEG) nr. 3037/90 van de Raad van 9 oktober 1990 betreffende de statistische nomenclatuur van de economische activiteiten in de Europese Gemeenschap (PB L 293 van 24.10.1990, blz. 1), gewijzigd bij:

393 R 0761: Verordening (EEG) nr. 761/93 van de Raad van 24 maart 1993 (PB L 83 van 3.4.1993, blz. 1),

32002 R 0029: Verordening (EG) nr. 29/2002 van de Commissie van 19 december 2001 (PB L 6 van 10.1.2002, blz. 3).

393 R 0696: Verordening (EEG) nr. 696/93 van de Raad van 15 maart 1993 inzake de statistische eenheden voor waarneming en analyse van het productiestelsel in de Gemeenschap (PB L 76 van 30.3.1993, blz. 1).

393 R 3696: Verordening (EEG) nr. 3696/93 van de Raad van 29 oktober 1993 betreffende de statistische classificatie van producten, gekoppeld aan de economische activiteiten in de Europese Economische Gemeenschap (CPA) (PB L 342 van 31.12.1993, blz. 1), gewijzigd bij:

398 R 1232: Verordening (EG) nr. 1232/98 van de Commissie van 17 juni 1998 (PB L 177 van 22.6.1998, blz. 1),

32002 R 0204: Verordening (EG) nr. 204/2002 van de Commissie van 19 december 2001 (PB L 36 van 6.2.2002, blz. 1).

32003 R 1059: Verordening (EG) nr. 1059/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 26 mei 2003 betreffende de opstelling van een gemeenschappelijke nomenclatuur van territoriale eenheden voor de statistiek (NUTS) (PB L 154 van 21.6.2003, blz. 1).

LANDBOUWSTATISTIEK

396 L 0016: Richtlijn 96/16/EG van de Raad van 19 maart 1996 betreffende statistische enquêtes inzake melk en zuivelproducten (PB L 78 van 28.3.1996, blz. 27), gewijzigd bij:

32003 L 0107: Richtlijn 2003/107/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 december 2003 (PB L 7 van 13.1.2004, blz. 40).

Voor de toepassing van deze overeenkomst worden de bepalingen van de richtlijn als volgt gelezen:

Zwitserland is niet gebonden aan de in de richtlijn verlangde regionale indeling van de gegevens.

397 D 0080: Beschikking 97/80/EG van de Commissie van 18 december 1996 houdende uitvoeringsbepalingen van Richtlijn 96/16/EG betreffende statistische enquêtes inzake melk en zuivelproducten (PB L 24 van 25.1.1997, blz. 26), gewijzigd bij:

398 D 0582: Beschikking 98/582/EG van de Raad van 6 oktober 1998 (PB L 281 van 17.10.1998, blz. 36).

388 R 0571: Verordening (EEG) nr. 571/88 van de Raad van 29 februari 1988 houdende organisatie van communautaire enquêtes inzake de structuur van de landbouwbedrijven (PB L 56 van 2.3.1988, blz. 1), gewijzigd bij:

396 R 2467: Verordening (EG) nr. 2467/96 van de Raad van 17 december 1996 (PB L 335 van 24.12.1996, blz. 3),

398 D 0377: Beschikking 98/377/EG van de Commissie van 18 mei 1998 (PB L 168 van 13.6.1998, blz. 29),

32002 R 143: Verordening (EG) nr. 143/2002 van de Commissie van 24 januari 2002 (PB L 24 van 26.1.2002, blz. 16),

32004 R 2139: Verordening (EG) nr. 2139/2004 van de Commissie van 8 december 2004 (PB L 369 van 16.12.2004, blz. 26),

32006 R 0204: Verordening (EG) nr. 204/2006 van de Commissie van 6 februari 2006 (PB L 34 van 7.2.2006, blz. 3).

Voor de toepassing van deze overeenkomst worden de bepalingen van de verordening als volgt gelezen:

a)

in artikel 4 is het tekstgedeelte dat begint met „en in de mate waarin de volgende regionale eenheden van lokaal belang zijn” en eindigt met „de bijzondere productierichtingen in de zin van dezelfde beschikking” niet van toepassing;

b)

in artikel 6, tweede alinea, wordt „bruto standaardsaldo, in de zin van Beschikking 85/377/EEG” vervangen door:

„bruto standaardsaldo, in de zin van Beschikking 85/377/EEG, of aan de waarde van de totale landbouwproductie”;

c)

de artikelen 10, 12 en 13 en bijlage II zijn niet van toepassing;

d)

Zwitserland is niet gehouden de in de artikelen 6, 7, 8 en 9 en in bijlage I bij deze verordening bedoelde indeling naar type toe te passen.

Zwitserland verschaft evenwel de nodige aanvullende informatie om een dergelijke indeling achteraf mogelijk te maken;

e)

ongeacht de bepalingen van de verordening mag Zwitserland de enquête in mei houden en de gegevens uiterlijk 18 maanden daarna leveren.

32000 D 0115: Beschikking 2000/115/EG van de Commissie van 24 november 1999 betreffende de definities van de kenmerken, de lijst van landbouwproducten, de uitzonderingen op de definities en de regio’s en gebieden voor de enquêtes inzake de structuur van de landbouwbedrijven (PB L 38 van 12.2.2000, blz. 1), gewijzigd bij:

32002 R 1444: Verordening (EG) nr. 1444/2002 van de Commissie van 24 juli 2002 (PB L 216 van 12.8.2002, blz. 1),

32004 R 2139: Verordening (EG) nr. 2139/2004 van de Commissie van 8 december 2004 (PB L 369 van 16.12.2004, blz. 26),

32006 R 0204: Verordening (EG) nr. 204/2006 van de Commissie van 6 februari 2006 (PB L 34 van 7.2.2006, blz. 3).

390 R 0837: Verordening (EEG) nr. 837/90 van de Raad van 26 maart 1990 inzake door de lidstaten te verstrekken statistische informatie over de graanproductie (PB L 88 van 3.4.1990, blz. 1).

393 R 0959: Verordening (EEG) nr. 959/93 van de Raad van 5 april 1993 betreffende door de lidstaten te verstrekken statistische informatie over andere gewassen dan granen (PB L 98 van 24.4.1993, blz. 1).

32004 R 0138: Verordening (EG) nr. 138/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 5 december 2003 betreffende de landbouwrekeningen in de Gemeenschap (PB L 33 van 5.2.2004, blz. 1), gewijzigd bij:

32005 R 0306: Verordening (EG) nr. 306/2005 van de Commissie van 24 februari 2005 (PB L 52 van 25.2.2005, blz. 9),

32006 R 0909: Verordening (EG) nr. 909/2006 van de Commissie van 20 juni 2006 (PB L 168 van 21.6.2006, blz. 14),

32008 R 0212: Verordening (EG) nr. 212/2008 van de Commissie van 7 maart 2008 (PB L 65 van 8.3.2008, blz. 5).

VISSERIJSTATISTIEK

391 R 1382: Verordening (EEG) nr. 1382/91 van de Raad van 21 mei 1991 inzake de indiening van gegevens over de aanvoer van visserijproducten in de lidstaten (PB L 133 van 28.5.1991, blz. 1), gewijzigd bij:

393 R 2104: Verordening (EEG) nr. 2104/93 van de Raad van 22 juli 1993 (PB L 191 van 31.7.1993, blz. 1).

391 R 3880: Verordening (EEG) nr. 3880/91 van de Raad van 17 december 1991 inzake de verstrekking van statistieken van de nominale vangsten van lidstaten die in het noordoostelijke gedeelte van de Atlantische Oceaan vissen (PB L 365 van 31.12.1991, blz. 1), gewijzigd bij:

32001 R 1637: Verordening (EG) nr. 1637/2001 van de Commissie van 23 juli 2001 (PB L 222 van 17.8.2001, blz. 20).

393 R 2018: Verordening (EEG) nr. 2018/93 van de Raad van 30 juni 1993 inzake de indiening van statistieken van de vangsten en de visserijactiviteit van de lidstaten die in het noordwestelijk deel van de Atlantische Oceaan vissen (PB L 186 van 28.7.1993, blz. 1), gewijzigd bij:

32001 R 1636: Verordening (EG) nr. 1636/2001 van de Commissie van 23 juli 2001 (PB L 222 van 17.8.2001, blz. 1).

395 R 2597: Verordening (EG) nr. 2597/95 van de Raad van 23 oktober 1995 inzake de verstrekking van statistieken van de nominale vangsten van lidstaten in bepaalde gebieden buiten de Noord-Atlantische Oceaan (PB L 270 van 13.11.1995, blz. 1), gewijzigd bij:

32001 R 1638: Verordening (EG) nr. 1638/2001 van de Commissie van 24 juli 2001 (PB L 222 van 17.8.2001, blz. 29).

396 R 0788: Verordening (EG) nr. 788/96 van de Raad van 22 april 1996 betreffende de indiening door de lidstaten van statistieken over de aquacultuurproductie (PB L 108 van 1.5.1996, blz. 1).

ENERGIESTATISTIEK

390 L 0377: Richtlijn 90/377/EEG van de Raad van 29 juni 1990 betreffende een communautaire procedure inzake de doorzichtigheid van de prijzen van gas en elektriciteit voor industriële eindgebruikers (PB L 185 van 17.7.1990, blz. 16).”.


13.3.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 68/28


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 10 maart 2009

tot verlening van een vergunning voor het in de handel brengen van producten die het genetisch gemodificeerde koolzaad T45 (ACS-BNØØ8-2) bevatten of daarmee zijn geproduceerd als gevolg van commercialisering van dit koolzaad in derde landen tot 2005, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1829/2003 van het Europees Parlement en de Raad

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2009) 1541)

(Slechts de tekst in de Duitse taal is authentiek)

(Voor de EER relevante tekst)

(2009/184/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1829/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2003 inzake genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders (1), en met name op artikel 7, lid 3, en artikel 19, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 28 oktober 2005 heeft Bayer CropScience AG overeenkomstig de artikelen 5 en 17 van Verordening (EG) nr. 1829/2003 bij de bevoegde instantie van het Verenigd Koninkrijk een aanvraag ingediend voor het in de handel brengen van levensmiddelen, levensmiddeleningrediënten en diervoeders die T45 koolzaad bevatten of daarmee zijn geproduceerd.

(2)

De aanvraag heeft ook betrekking op het in de handel brengen van andere producten die T45 koolzaad bevatten voor dezelfde gebruiksdoeleinden als ander koolzaad, met uitzondering van de teelt. Daarom omvat zij overeenkomstig artikel 5, lid 5, en artikel 17, lid 5, van Verordening (EG) nr. 1829/2003 de gegevens en de informatie als voorgeschreven in de bijlagen III en IV bij Richtlijn 2001/18/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 maart 2001 inzake de doelbewuste introductie van genetisch gemodificeerde organismen in het milieu en tot intrekking van Richtlijn 90/220/EEG van de Raad (2) en de informatie en de conclusies over de risicobeoordeling die is uitgevoerd overeenkomstig de beginselen van bijlage II bij Richtlijn 2001/18/EG.

(3)

Op 17 april 2007 heeft Bayer CropScience AG overeenkomstig artikel 8, lid 4, en artikel 20, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1829/2003 een aanvraag ingediend voor de verlening van een vergunning voor bestaande producten die met T45 koolzaad zijn geproduceerd (levensmiddelenadditieven en voedermiddelen voor diervoeders die zijn geproduceerd met T45 koolzaad).

(4)

De aanvrager gaf in zijn aanvragen en correspondentie aan de Commissie aan dat de commercialisering van koolzaad T45 na het plantseizoen van 2005 was stopgezet.

(5)

De aanvragen zijn derhalve alleen gericht op de aanwezigheid van T45 koolzaad als gevolg van eerdere teelt in derde landen.

(6)

Op 5 maart 2008 heeft de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) overeenkomstig de artikelen 6 en 18 van Verordening (EG) nr. 1829/2003 voor beide aanvragen samen één positief advies uitgebracht en geconcludeerd dat het onwaarschijnlijk is dat het in de handel brengen van producten die T45 koolzaad bevatten of daarmee zijn geproduceerd, als beschreven in de aanvragen („de producten”), schadelijke gevolgen voor de gezondheid van mens en dier en voor het milieu zal hebben in de context van de beoogde toepassingen ervan (3). In haar advies heeft de EFSA aandacht besteed aan alle specifieke kwesties en problemen die door de lidstaten aan de orde waren gesteld in de context van de raadpleging van de bevoegde nationale instanties, als bedoeld in artikel 6, lid 4, en artikel 18, lid 4, van die verordening.

(7)

De EFSA concludeerde met name dat aangezien er geen indicatie was van biologisch relevante veranderingen in samenstelling of agronomische veranderingen van T45 koolzaad, behalve de aanwezigheid van het PAT-eiwit, geen verdere studies nodig zijn naar de veiligheid voor dieren met de volledige levensmiddelen/diervoeders (bijvoorbeeld een toxiciteitsstudie van 90 dagen bij ratten).

(8)

De EFSA heeft in haar advies ook geconcludeerd dat het door de aanvrager ingediende monitoringplan voor de milieueffecten, dat bestaat uit een algemeen toezichtsplan, aansluit bij het beoogde gebruik van de producten. Gezien de fysieke eigenschappen van koolzaad en de transportmethoden beveelt de EFSA echter aan dat geschikte beheersystemen worden opgezet om onopzettelijk verlies en morsen van transgeen koolzaad tijdens het vervoer, de opslag, de hantering en de verwerking tot een minimum te beperken. Het door de aanvrager ingediende monitoringplan is gewijzigd om aan deze aanbeveling van de EFSA te voldoen.

(9)

Om toezicht te houden op de uitfasering van T45 koolzaad, moet regelmatig worden gerapporteerd over de aanwezigheid ervan in ingevoerde producten.

(10)

Met het oog op deze overwegingen dient een vergunning te worden verleend voor de aanwezigheid in producten van T45 koolzaad als gevolg van de commercialisering van koolzaad in derde landen tot 2005.

(11)

Er moet aan ieder genetisch gemodificeerd organisme („ggo”) een eenduidig identificatienummer worden toegekend overeenkomstig Verordening (EG) nr. 65/2004 van de Commissie van 14 januari 2004 tot vaststelling van een systeem voor de ontwikkeling en toekenning van eenduidige identificatienummers voor genetisch gemodificeerde organismen (4).

(12)

Op grond van het advies van de EFSA lijken voor levensmiddelen, levensmiddeleningrediënten en diervoeders die T45 koolzaad bevatten of daarmee zijn geproduceerd, geen andere specifieke etiketteringsvoorschriften nodig te zijn dan die welke zijn vastgesteld in artikel 13, lid 1, en artikel 25, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1829/2003. Om ervoor te zorgen dat de producten binnen de grenzen van de door deze beschikking verleende vergunning worden gebruikt, moet op het etiket van diervoeders en andere producten dan levensmiddelen en diervoeders die het ggo waarvoor een vergunning wordt aangevraagd bevatten, ook duidelijk worden vermeld dat de producten in kwestie niet voor de teelt mogen worden gebruikt.

(13)

Het advies van de EFSA rechtvaardigt evenmin het opleggen van specifieke voorwaarden of beperkingen voor het in de handel brengen en/of specifieke voorwaarden of beperkingen voor het gebruik en de behandeling, met inbegrip van voorschriften voor monitoring na het in de handel brengen, of specifieke voorwaarden voor de bescherming van bijzondere ecosystemen/het milieu en/of geografische gebieden, als bedoeld in punt e) van artikel 6, lid 5, en artikel 18, lid 5, van Verordening (EG) nr. 1829/2003.

(14)

Alle relevante informatie over de verlening van de vergunning voor de producten moet worden opgenomen in het Communautair register van genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders, als bedoeld in Verordening (EG) nr. 1829/2003.

(15)

In artikel 4, lid 6, van Verordening (EG) nr. 1830/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2003 betreffende de traceerbaarheid en etikettering van genetisch gemodificeerde organismen en de traceerbaarheid van met genetisch gemodificeerde organismen geproduceerde levensmiddelen en diervoeders en tot wijziging van Richtlijn 2001/18/EG (5) worden etiketteringsvoorschriften vastgesteld voor producten die geheel of gedeeltelijk bestaan uit ggo’s.

(16)

Krachtens artikel 9, lid 1, en artikel 15, lid 2, onder c), van Verordening (EG) nr. 1946/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 15 juli 2003 betreffende de grensoverschrijdende verplaatsing van genetisch gemodificeerde organismen (6) moeten de partijen bij het aan het Verdrag inzake biodiversiteit gehechte Protocol van Cartagena inzake bioveiligheid via het uitwisselingscentrum voor bioveiligheid van deze beschikking in kennis worden gesteld.

(17)

De aanvrager is over de in deze beschikking vervatte maatregelen geraadpleegd.

(18)

Het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid heeft binnen de door zijn voorzitter vastgestelde termijn geen advies uitgebracht; daarom heeft de Commissie op 30 oktober 2008 overeenkomstig artikel 5 van Besluit 1999/468/EG van de Raad (7) een voorstel bij de Raad ingediend, waarover deze binnen drie maanden een besluit moest nemen.

(19)

De Raad heeft echter geen besluit genomen binnen de vastgestelde termijn; daarom moet de Commissie nu een beschikking geven,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

Genetisch gemodificeerd organisme en eenduidig identificatienummer

Aan het genetisch gemodificeerde koolzaad (Brassica napus L.) T45, als nader gespecificeerd in punt b) van de bijlage bij deze beschikking, wordt het eenduidige identificatienummer ACS-BNØØ8-2 toegekend, als bedoeld in Verordening (EG) nr. 65/2004.

Artikel 2

Toelating

1.   Het doel van deze beschikking is een vergunning te verlenen voor de aanwezigheid van koolzaad ACS-BNØØ8-2 in de in lid 2 bedoelde producten, die direct of indirect het gevolg is van de commercialisering van koolzaad ACS-BNØØ8-2 in derde landen tot 2005.

2.   Voor de volgende producten wordt voor de doeleinden van artikel 4, lid 2, en artikel 16, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1829/2003 een vergunning verleend overeenkomstig de voorwaarden van deze beschikking:

a)

levensmiddelen en levensmiddeleningrediënten die koolzaad ACS-BNØØ8-2 bevatten of daarmee zijn geproduceerd;

b)

diervoeders die koolzaad ACS-BNØØ8-2 bevatten of daarmee zijn geproduceerd;

c)

andere producten dan levensmiddelen en diervoeders die koolzaad ACS-BNØØ8-2 bevatten voor dezelfde gebruiksdoeleinden als ander koolzaad, met uitzondering van de teelt.

Artikel 3

Etikettering

1.   Voor de etiketteringsvoorschriften van artikel 13, lid 1, en artikel 25, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1829/2003 en artikel 4, lid 6, van Verordening (EG) nr. 1830/2003 is de naam van het organisme „koolzaad”.

2.   De woorden „niet voor teeltdoeleinden” worden aangebracht op het etiket en in de begeleidende documenten van de in artikel 2, lid 2, onder b) en c), bedoelde producten die koolzaad ACS-BNØØ8-2 bevatten.

Artikel 4

Monitoring van de milieueffecten

1.   De vergunninghouder zorgt ervoor dat het in punt h) van de bijlage vermelde monitoringplan voor de milieueffecten wordt vastgesteld en uitgevoerd.

2.   De vergunninghouder dient bij de Commissie elk jaar een verslag in over de uitvoering en de resultaten van de in het monitoringplan vermelde activiteiten.

Artikel 5

Monitoring van de uitfasering

1.   De vergunninghouder zorgt ervoor dat zendingen koolzaad die in de Europese Unie worden ingevoerd uit een derde land waar koolzaad ACS-BNØØ8-2 tot 2005 werd gecommercialiseerd, worden bemonsterd en op de aanwezigheid van koolzaad ACS-BNØØ8-2 worden getest.

2.   Voor de bemonstering van koolzaad wordt een internationaal erkende methode gebruikt. De tests vinden plaats in een erkend laboratorium en volgens de in de bijlage bij deze beschikking gevalideerde detectiemethode.

3.   De vergunninghouder dient bij de Commissie, samen met de in artikel 4, lid 2, bedoelde verslagen, jaarverslagen in over de monitoringactiviteiten met betrekking tot de aanwezigheid van koolzaad ACS-BNØØ8-2.

Artikel 6

Communautair register

De informatie in de bijlage bij deze beschikking wordt opgenomen in het bij artikel 28 van Verordening (EG) nr. 1829/2003 vastgestelde communautaire register van genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders.

Artikel 7

Vergunninghouder

De vergunninghouder is Bayer CropScience AG.

Artikel 8

Geldigheid

Deze beschikking is van toepassing gedurende een periode van tien jaar vanaf de datum van kennisgeving.

Artikel 9

Adressaat

Deze beschikking is gericht tot Bayer CropScience AG, Alfred-Nobel-Straße 50, 40789 Monheim am Rhein, Duitsland.

Gedaan te Brussel, 10 maart 2009.

Voor de Commissie

Androulla VASSILIOU

Lid van de Commissie


(1)  PB L 268 van 18.10.2003, blz. 1.

(2)  PB L 106 van 17.4.2001, blz. 1.

(3)  http://registerofquestions.efsa.europa.eu/roqFrontend/questionLoader?question = EFSA-Q-2005-278

(4)  PB L 10 van 16.1.2004, blz. 5.

(5)  PB L 268 van 18.10.2003, blz. 24.

(6)  PB L 287 van 5.11.2003, blz. 1.

(7)  PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.


BIJLAGE

a)   Aanvrager en vergunninghouder:

naam

:

Bayer CropScience AG

adres

:

Alfred-Nobel-Straße 50, 40789 Monheim am Rhein, Duitsland

b)   Benaming en specificatie van de producten:

(1)

levensmiddelen en levensmiddeleningrediënten die koolzaad ACS-BNØØ8-2 bevatten of daarmee zijn geproduceerd;

(2)

diervoeders die koolzaad ACS-BNØØ8-2 bevatten of daarmee zijn geproduceerd;

(3)

andere producten dan levensmiddelen en diervoeders die koolzaad ACS-BNØØ8-2 bevatten voor dezelfde gebruiksdoeleinden als ander koolzaad, met uitzondering van de teelt.

Het in de aanvraag beschreven genetisch gemodificeerd koolzaad ACS-BNØØ8-2 brengt het PAT-eiwit tot expressie, dat tolerantie veroorzaakt tegen het herbicide glufosinaatammonium.

c)   Etikettering:

(1)

Voor de specifieke etiketteringsvoorschriften van artikel 13, lid 1, en artikel 25, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1829/2003 en artikel 4, lid 6, van Verordening (EG) nr. 1830/2003 is de naam van het organisme „koolzaad”.

(2)

De woorden „niet voor teeltdoeleinden” worden aangebracht op het etiket en in de begeleidende documenten van de in artikel 2, lid 2, onder b) en c), van deze beschikking bedoelde producten die koolzaad ACS-BNØØ8-2 bevatten.

d)   Detectiemethode:

modificatiespecifieke real-time PCR-methode voor de kwantificering van koolzaad ACS-BNØØ8-2

gevalideerd op zaaizaad door het communautair referentielaboratorium, opgericht bij Verordening (EG) nr. 1829/2003, gepubliceerd op http://gmo-crl.jrc.ec.europa.eu/statusofdoss.htm

referentiemateriaal: AOCS 0208-A toegankelijk via the American Oil Chemists Society op http://www.aocs.org/tech/crm/bayer_canola.cfm

e)   Eenduidig identificatienummer:

ACS-BNØØ8-2.

f)   Informatie die vereist is krachtens bijlage II bij het Protocol van Cartagena inzake bioveiligheid dat aan het Verdrag inzake biodiversiteit gehecht is:

Uitwisselingscentrum voor bioveiligheid, Record ID: zie (wordt ingevuld bij de kennisgeving)

g)   Voorwaarden of beperkingen met betrekking tot het in de handel brengen, het gebruik en de behandeling van het product:

niet van toepassing.

h)   Monitoringplan

Monitoringplan voor de milieueffecten overeenkomstig bijlage VII bij Richtlijn 2001/18/EG.

(Link naar het plan op internet)

i)   Voorschriften voor monitoring, na het in de handel brengen, van het gebruik van het levensmiddel voor menselijke consumptie:

niet van toepassing.

Aantekening: het kan gebeuren dat de links naar de documenten na verloop van tijd gewijzigd moeten worden. Dergelijke wijzigingen worden bekendgemaakt door het Communautair register van genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders te updaten.