ISSN 1725-2598

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 49

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

52e jaargang
20 februari 2009


Inhoud

 

I   Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie verplicht is

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

 

Verordening (EG) nr. 139/2009 van de Commissie van 19 februari 2009 tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

1

 

 

Verordening (EG) nr. 140/2009 van de Commissie van 19 februari 2009 tot vaststelling van de uitvoerrestituties in de sector melk en zuivelproducten

3

 

 

Verordening (EG) nr. 141/2009 van de Commissie van 19 februari 2009 tot vaststelling van het maximumbedrag van de uitvoerrestitutie voor boter in het kader van de in Verordening (EG) nr. 619/2008 bedoelde permanente inschrijving

7

 

 

Verordening (EG) nr. 142/2009 van de Commissie van 19 februari 2009 tot vaststelling van het maximumbedrag van de uitvoerrestitutie voor mageremelkpoeder in het kader van de in Verordening (EG) nr. 619/2008 bedoelde permanente inschrijving

9

 

 

Verordening (EG) nr. 143/2009 van de Commissie van 19 februari 2009 tot vaststelling van de representatieve prijzen in de sectoren slachtpluimvee en eieren, alsmede van ovoalbumine, en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1484/95

10

 

 

Verordening (EG) nr. 144/2009 van de Commissie van 19 februari 2009 houdende vaststelling van de restituties die van toepassing zijn op melk en zuivelproducten, uitgevoerd in de vorm van goederen die niet onder bijlage I bij het Verdrag vallen

12

 

 

II   Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie niet verplicht is

 

 

BESLUITEN/BESCHIKKINGEN

 

 

Raad

 

 

2009/144/EG

 

*

Besluit van de Raad van 19 februari 2009 tot verlenging van de looptijd van de maatregelen vastgesteld bij Besluit 2002/148/EG houdende afsluiting van het overleg met Zimbabwe krachtens artikel 96 van de ACS-EG-Partnerschapsovereenkomst

15

 

 

Commissie

 

 

2009/145/EG

 

*

Beschikking van de Commissie van 10 december 2008 betreffende steunmaatregel C 15/06 (ex N 291/2000) die Frankrijk voornemens is toe te kennen aan Pilkington/Interpane (Kennisgeving geschied onder nummer C(2008) 7799)  ( 1 )

18

 

 

2009/146/EG

 

*

Besluit van de Commissie van 19 februari 2009 betreffende de benoeming van de leden en de adviseurs van de wetenschappelijke comités en de pool die bij Besluit 2008/721/EG zijn ingesteld

33

 

 

2009/147/EG

 

*

Beschikking van de Commissie van 19 februari 2009 tot vaststelling van een financiële bijdrage van de Gemeenschap voor 2008 in de door Duitsland, Nederland en Slovenië gedane uitgaven ter bestrijding van voor planten en voor plantaardige producten schadelijke organismen (Kennisgeving geschied onder nummer C(2009) 1013)

43

 

 

2009/148/EG

 

*

Beschikking van de Commissie van 19 februari 2009 tot wijziging van Beschikking 2008/883/EG voor Brazilië wat betreft de datum waarvoor de invoer van bepaalde soorten vers rundvlees in de Gemeenschap is toegestaan (Kennisgeving geschied onder nummer C(2009) 1040)  ( 1 )

46

 

 

Rectificaties

 

*

Rectificatie van Richtlijn 92/65/EEG van de Raad van 13 juli 1992 tot vaststelling van de veterinairrechtelijke voorschriften voor het handelsverkeer en de invoer in de Gemeenschap van dieren, sperma, eicellen en embryo's waarvoor ten aanzien van de veterinairrechtelijke voorschriften geen specifieke communautaire regelgeving als bedoeld in bijlage A, onder I, van Richtlijn 90/425/EEG geldt (PB L 268 van 14.9.1992)

48

 

 

 

*

Bericht aan de lezer (zie bladzijde 3 van de omslag)

s3

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


I Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie verplicht is

VERORDENINGEN

20.2.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 49/1


VERORDENING (EG) Nr. 139/2009 VAN DE COMMISSIE

van 19 februari 2009

tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („Integrale-GMO-verordening”) (1),

Gelet op Verordening (EG) nr. 1580/2007 van de Commissie van 21 december 2007 tot vaststelling van bepalingen voor de uitvoering van de Verordeningen (EG) nr. 2200/96, (EG) nr. 2201/96 en (EG) nr. 1182/2007 van de Raad in de sector groenten en fruit (2), en met name op artikel 138, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

Bij Verordening (EG) nr. 1580/2007 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XV, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 138 van Verordening (EG) nr. 1580/2007 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 20 februari 2009.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 19 februari 2009.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 350 van 31.12.2007, blz. 1.


BIJLAGE

Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

IL

129,4

JO

62,0

MA

46,5

TN

132,6

TR

75,4

ZZ

89,2

0707 00 05

JO

161,3

MA

88,2

TR

177,4

ZZ

142,3

0709 90 70

JO

239,8

MA

69,2

TR

119,2

ZZ

142,7

0709 90 80

EG

94,1

ZZ

94,1

0805 10 20

EG

41,1

IL

53,2

MA

53,4

TN

44,6

TR

65,3

ZZ

51,5

0805 20 10

IL

145,4

MA

99,4

TR

73,0

ZZ

105,9

0805 20 30, 0805 20 50, 0805 20 70, 0805 20 90

EG

75,3

IL

82,3

JM

119,0

MA

112,2

PK

52,7

TR

62,2

ZZ

84,0

0805 50 10

EG

81,5

MA

44,0

TR

60,2

ZZ

61,9

0808 10 80

CA

89,7

CL

67,7

CN

93,5

MK

25,2

US

118,0

ZZ

78,8

0808 20 50

AR

112,5

CL

73,7

CN

75,9

US

119,1

ZA

109,2

ZZ

98,1


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.


20.2.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 49/3


VERORDENING (EG) Nr. 140/2009 VAN DE COMMISSIE

van 19 februari 2009

tot vaststelling van de uitvoerrestituties in de sector melk en zuivelproducten

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („Integrale-GMO-verordening”) (1), en met name op artikel 164, lid 2, juncto artikel 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Krachtens artikel 162, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 kan het verschil tussen de prijzen van de in deel XVI van bijlage I bij die verordening bedoelde producten op de wereldmarkt en die in de Gemeenschap worden overbrugd door een restitutie bij uitvoer.

(2)

Gelet op de huidige situatie op de markt voor melk en zuivelproducten dienen uitvoerrestituties te worden vastgesteld in overeenstemming met de voorschriften en bepaalde criteria van de artikelen 162, 163, 164, 167, 169 en 170 van Verordening (EG) nr. 1234/2007.

(3)

In artikel 164, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 is bepaald dat de restitutie kan variëren naargelang van de bestemming, met name indien de situatie in de internationale handel, de specifieke vereisten van bepaalde markten of de verplichtingen die voortvloeien uit volgens artikel 300 van het Verdrag gesloten overeenkomsten, dit noodzakelijk maken.

(4)

Overeenkomstig het memorandum van overeenstemming tussen de Europese Gemeenschap en de Dominicaanse Republiek betreffende beschermende maatregelen ten aanzien van de invoer van melkpoeder in de Dominicaanse Republiek (2), goedgekeurd bij Besluit 98/486/EG van de Raad (3), kan een bepaalde hoeveelheid naar de Dominicaanse Republiek uitgevoerde communautaire zuivelproducten in aanmerking komen voor verlaagde douanerechten. De uitvoerrestituties voor in het kader van deze regeling uitgevoerde producten dienen bijgevolg te worden verlaagd met een bepaald percentage.

(5)

Het Beheerscomité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten heeft geen advies uitgebracht binnen de door zijn voorzitter vastgestelde termijn,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 164 van Verordening (EG) nr. 1234/2007 bedoelde uitvoerrestituties worden toegekend voor de in de bijlage bij de onderhavige verordening vastgestelde producten en bedragen, onder de voorwaarden van artikel 3, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1282/2006 van de Commissie (4).

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 20 februari 2009.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 19 februari 2009.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 218 van 6.8.1998, blz. 46.

(3)  PB L 218 van 6.8.1998, blz. 45.

(4)  PB L 234 van 29.8.2006, blz. 4.


BIJLAGE

Vanaf 20 februari 2009 geldende uitvoerrestituties voor melk en zuivelproducten

Productcode

Bestemming

Meeteenheid

Bedrag van de restitutie

0401 30 31 9100

L20

EUR/100 kg

10,43

0401 30 31 9400

L20

EUR/100 kg

16,34

0401 30 31 9700

L20

EUR/100 kg

18,02

0401 30 39 9100

L20

EUR/100 kg

10,43

0401 30 39 9400

L20

EUR/100 kg

16,34

0401 30 39 9700

L20

EUR/100 kg

18,02

0401 30 91 9100

L20

EUR/100 kg

20,56

0401 30 99 9100

L20

EUR/100 kg

20,56

0401 30 99 9500

L20

EUR/100 kg

30,26

0402 10 11 9000

L20 (1)

EUR/100 kg

19,00

0402 10 19 9000

L20 (1)

EUR/100 kg

19,00

0402 10 99 9000

L20

EUR/100 kg

19,00

0402 21 11 9200

L20

EUR/100 kg

19,00

0402 21 11 9300

L20

EUR/100 kg

26,35

0402 21 11 9500

L20

EUR/100 kg

27,36

0402 21 11 9900

L20 (1)

EUR/100 kg

29,00

0402 21 17 9000

L20

EUR/100 kg

19,00

0402 21 19 9300

L20

EUR/100 kg

26,35

0402 21 19 9500

L20

EUR/100 kg

27,36

0402 21 19 9900

L20 (1)

EUR/100 kg

29,00

0402 21 91 9100

L20

EUR/100 kg

29,16

0402 21 91 9200

L20 (1)

EUR/100 kg

29,32

0402 21 91 9350

L20

EUR/100 kg

29,59

0402 21 99 9100

L20

EUR/100 kg

29,16

0402 21 99 9200

L20 (1)

EUR/100 kg

29,32

0402 21 99 9300

L20

EUR/100 kg

29,59

0402 21 99 9400

L20

EUR/100 kg

30,99

0402 21 99 9500

L20

EUR/100 kg

31,49

0402 21 99 9600

L20

EUR/100 kg

33,46

0402 21 99 9700

L20

EUR/100 kg

34,55

0402 29 15 9200

L20

EUR/100 kg

19,00

0402 29 15 9300

L20

EUR/100 kg

26,35

0402 29 15 9500

L20

EUR/100 kg

27,36

0402 29 19 9300

L20

EUR/100 kg

26,35

0402 29 19 9500

L20

EUR/100 kg

27,36

0402 29 19 9900

L20

EUR/100 kg

29,00

0402 29 99 9100

L20

EUR/100 kg

29,16

0402 29 99 9500

L20

EUR/100 kg

30,99

0402 91 10 9370

L20

EUR/100 kg

2,88

0402 91 30 9300

L20

EUR/100 kg

3,41

0402 91 99 9000

L20

EUR/100 kg

20,56

0402 99 10 9350

L20

EUR/100 kg

7,41

0402 99 31 9300

L20

EUR/100 kg

10,43

0403 90 11 9000

L20

EUR/100 kg

19,00

0403 90 13 9200

L20

EUR/100 kg

19,00

0403 90 13 9300

L20

EUR/100 kg

26,35

0403 90 13 9500

L20

EUR/100 kg

27,36

0403 90 13 9900

L20

EUR/100 kg

29,00

0403 90 33 9400

L20

EUR/100 kg

26,35

0403 90 59 9310

L20

EUR/100 kg

10,43

0403 90 59 9340

L20

EUR/100 kg

16,34

0403 90 59 9370

L20

EUR/100 kg

18,02

0404 90 21 9120

L20

EUR/100 kg

16,21

0404 90 21 9160

L20

EUR/100 kg

19,00

0404 90 23 9120

L20

EUR/100 kg

19,00

0404 90 23 9130

L20

EUR/100 kg

26,35

0404 90 23 9140

L20

EUR/100 kg

27,36

0404 90 23 9150

L20

EUR/100 kg

29,00

0404 90 81 9100

L20

EUR/100 kg

19,00

0404 90 83 9110

L20

EUR/100 kg

19,00

0404 90 83 9130

L20

EUR/100 kg

26,35

0404 90 83 9150

L20

EUR/100 kg

27,36

0404 90 83 9170

L20

EUR/100 kg

29,00

0405 10 11 9500

L20

EUR/100 kg

53,66

0405 10 11 9700

L20

EUR/100 kg

55,00

0405 10 19 9500

L20

EUR/100 kg

53,66

0405 10 19 9700

L20

EUR/100 kg

55,00

0405 10 30 9100

L20

EUR/100 kg

53,66

0405 10 30 9300

L20

EUR/100 kg

55,00

0405 10 30 9700

L20

EUR/100 kg

55,00

0405 10 50 9500

L20

EUR/100 kg

53,66

0405 10 50 9700

L20

EUR/100 kg

55,00

0405 10 90 9000

L20

EUR/100 kg

57,01

0405 20 90 9500

L20

EUR/100 kg

50,30

0405 20 90 9700

L20

EUR/100 kg

52,32

0405 90 10 9000

L20

EUR/100 kg

66,60

0405 90 90 9000

L20

EUR/100 kg

55,00

0406 10 20 9640

L04

EUR/100 kg

11,78

L40

EUR/100 kg

14,72

0406 10 20 9650

L04

EUR/100 kg

9,82

L40

EUR/100 kg

12,27

0406 10 20 9830

L04

EUR/100 kg

7,03

L40

EUR/100 kg

8,79

0406 10 20 9850

L04

EUR/100 kg

6,85

L40

EUR/100 kg

8,56

0406 20 90 9913

L04

EUR/100 kg

8,54

L40

EUR/100 kg

10,68

0406 20 90 9915

L04

EUR/100 kg

11,61

L40

EUR/100 kg

14,51

0406 20 90 9917

L04

EUR/100 kg

12,34

L40

EUR/100 kg

15,42

0406 20 90 9919

L04

EUR/100 kg

13,79

L40

EUR/100 kg

17,24

0406 30 31 9730

L04

EUR/100 kg

5,29

L40

EUR/100 kg

6,61

0406 30 31 9930

L04

EUR/100 kg

5,69

L40

EUR/100 kg

7,11

0406 30 31 9950

L04

EUR/100 kg

5,17

L40

EUR/100 kg

6,46

0406 30 39 9500

L04

EUR/100 kg

4,62

L40

EUR/100 kg

5,77

0406 30 39 9700

L04

EUR/100 kg

4,96

L40

EUR/100 kg

6,20

0406 30 39 9930

L04

EUR/100 kg

5,31

L40

EUR/100 kg

6,64

0406 30 39 9950

L04

EUR/100 kg

5,11

L40

EUR/100 kg

6,39

0406 40 50 9000

L04

EUR/100 kg

12,47

L40

EUR/100 kg

15,59

0406 40 90 9000

L04

EUR/100 kg

13,82

L40

EUR/100 kg

17,28

0406 90 13 9000

L04

EUR/100 kg

17,58

L40

EUR/100 kg

21,98

0406 90 15 9100

L04

EUR/100 kg

18,17

L40

EUR/100 kg

22,71

0406 90 17 9100

L04

EUR/100 kg

18,17

L40

EUR/100 kg

22,71

0406 90 21 9900

L04

EUR/100 kg

17,60

L40

EUR/100 kg

22,00

0406 90 23 9900

L04

EUR/100 kg

15,93

L40

EUR/100 kg

19,91

0406 90 25 9900

L04

EUR/100 kg

15,53

L40

EUR/100 kg

19,41

0406 90 27 9900

L04

EUR/100 kg

14,06

L40

EUR/100 kg

17,58

0406 90 32 9119

L04

EUR/100 kg

13,02

L40

EUR/100 kg

16,28

0406 90 35 9190

L04

EUR/100 kg

18,63

L40

EUR/100 kg

23,29

0406 90 35 9990

L04

EUR/100 kg

18,63

L40

EUR/100 kg

23,29

0406 90 37 9000

L04

EUR/100 kg

17,58

L40

EUR/100 kg

21,98

0406 90 61 9000

L04

EUR/100 kg

20,31

L40

EUR/100 kg

25,39

0406 90 63 9100

L04

EUR/100 kg

19,93

L40

EUR/100 kg

24,91

0406 90 63 9900

L04

EUR/100 kg

19,93

L40

EUR/100 kg

24,91

0406 90 69 9910

L04

EUR/100 kg

19,56

L40

EUR/100 kg

24,45

0406 90 73 9900

L04

EUR/100 kg

16,20

L40

EUR/100 kg

20,25

0406 90 75 9900

L04

EUR/100 kg

16,61

L40

EUR/100 kg

20,76

0406 90 76 9300

L04

EUR/100 kg

14,65

L40

EUR/100 kg

18,31

0406 90 76 9400

L04

EUR/100 kg

16,41

L40

EUR/100 kg

20,51

0406 90 76 9500

L04

EUR/100 kg

15,02

L40

EUR/100 kg

18,77

0406 90 78 9100

L04

EUR/100 kg

16,53

L40

EUR/100 kg

20,66

0406 90 78 9300

L04

EUR/100 kg

15,87

L40

EUR/100 kg

19,84

0406 90 79 9900

L04

EUR/100 kg

13,22

L40

EUR/100 kg

16,53

0406 90 81 9900

L04

EUR/100 kg

16,41

L40

EUR/100 kg

20,51

0406 90 85 9930

L04

EUR/100 kg

18,12

L40

EUR/100 kg

22,65

0406 90 85 9970

L04

EUR/100 kg

16,61

L40

EUR/100 kg

20,76

0406 90 86 9200

L04

EUR/100 kg

17,30

L40

EUR/100 kg

21,63

0406 90 86 9400

L04

EUR/100 kg

17,60

L40

EUR/100 kg

22,00

0406 90 86 9900

L04

EUR/100 kg

18,12

L40

EUR/100 kg

22,65

0406 90 87 9300

L04

EUR/100 kg

15,89

L40

EUR/100 kg

19,86

0406 90 87 9400

L04

EUR/100 kg

15,61

L40

EUR/100 kg

19,51

0406 90 87 9951

L04

EUR/100 kg

16,12

L40

EUR/100 kg

20,15

0406 90 87 9971

L04

EUR/100 kg

16,12

L40

EUR/100 kg

20,15

0406 90 87 9973

L04

EUR/100 kg

15,82

L40

EUR/100 kg

19,78

0406 90 87 9974

L04

EUR/100 kg

16,85

L40

EUR/100 kg

21,06

0406 90 87 9975

L04

EUR/100 kg

16,50

L40

EUR/100 kg

20,63

0406 90 87 9979

L04

EUR/100 kg

15,93

L40

EUR/100 kg

19,91

0406 90 88 9300

L04

EUR/100 kg

13,82

L40

EUR/100 kg

17,28

0406 90 88 9500

L04

EUR/100 kg

13,52

L40

EUR/100 kg

16,90

De bestemmingen zijn als volgt vastgesteld:

L20

:

Alle bestemmingen, met uitzondering van:

a)

derde landen: Andorra, de Heilige Stoel (Vaticaanstad), Liechtenstein en de Verenigde Staten van Amerika;

b)

tot de lidstaten behorend grondgebied dat geen deel uitmaakt van het douanegebied van de Gemeenschap: de Faeröer, Groenland, Helgoland, Ceuta, Melilla, de gemeenten Livigno en Campione d'Italia, en de gebieden van de Republiek Cyprus waarover de Regering van de Republiek Cyprus niet feitelijk het gezag uitoefent.

c)

Europese grondgebieden waarvan de buitenlandse betrekkingen door een lidstaat worden behartigd en die geen deel uitmaken van het douanegebied van de Gemeenschap: Gibraltar.

d)

bestemmingen als bedoeld in artikel 36, lid 1, artikel 44, lid 1, en artikel 45, lid 1, van Verordening (EG) nr. 800/1999 van de Commissie (PB L 102 van 17.4.1999, blz. 11).

L04

:

Albanië, Bosnië en Herzegovina, Servië, Kosovo (), Montenegro en de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië.

L40

:

Alle bestemmingen, met uitzondering van:

a)

derde landen: L04, Andorra, IJsland, Liechtenstein, Noorwegen, Zwitzerland, de Heilige Stoel (Vaticaanstad), de Verenigde Staten van Amerika, Kroatië, Turkije, Australië, Canada, Nieuw Zeeland en Zuid Afrika;

b)

tot de lidstaten behorend grondgebied dat geen deel uitmaakt van het douanegebied van de Gemeenschap: de Faeröer, Groenland, Helgoland, Ceuta, Melilla, de gemeenten Livigno en Campione d'Italia, en de gebieden van de Republiek Cyprus waarover de Regering van de Republiek Cyprus niet feitelijk het gezag uitoefent.

c)

Europese grondgebieden waarvan de buitenlandse betrekkingen door een lidstaat worden behartigd en die geen deel uitmaken van het douanegebied van de Gemeenschap: Gibraltar.

d)

bestemmingen als bedoeld in artikel 36, lid 1, artikel 44, lid 1, en artikel 45, lid 1, van Verordening (EG) nr. 800/1999 van de Commissie (PB L 102 van 17.4.1999, blz. 11).


(1)  Voor producten die zijn bestemd voor uitvoer naar de Dominicaanse Republiek in het kader van het contingent 2008/2009 als bedoeld in Besluit 98/486/EG en die voldoen aan de voorwaarden van hoofdstuk III, afdeling 1, van Verordening (EG) nr. 1282/1999, gelden de volgende restituties:

a)

producten van de GN-codes 0402 10 11 9000 en 0402 10 19 9000

0,00 euro/100 kg

b)

producten van de GN-codes 0402 21 11 9900, 0402 21 19 9900, 0402 21 91 9200 en 0402 21 99 9200

0,00 euro/100 kg

De bestemmingen zijn als volgt vastgesteld:

L20

:

Alle bestemmingen, met uitzondering van:

a)

derde landen: Andorra, de Heilige Stoel (Vaticaanstad), Liechtenstein en de Verenigde Staten van Amerika;

b)

tot de lidstaten behorend grondgebied dat geen deel uitmaakt van het douanegebied van de Gemeenschap: de Faeröer, Groenland, Helgoland, Ceuta, Melilla, de gemeenten Livigno en Campione d'Italia, en de gebieden van de Republiek Cyprus waarover de Regering van de Republiek Cyprus niet feitelijk het gezag uitoefent.

c)

Europese grondgebieden waarvan de buitenlandse betrekkingen door een lidstaat worden behartigd en die geen deel uitmaken van het douanegebied van de Gemeenschap: Gibraltar.

d)

bestemmingen als bedoeld in artikel 36, lid 1, artikel 44, lid 1, en artikel 45, lid 1, van Verordening (EG) nr. 800/1999 van de Commissie (PB L 102 van 17.4.1999, blz. 11).

L04

:

Albanië, Bosnië en Herzegovina, Servië, Kosovo (), Montenegro en de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië.

L40

:

Alle bestemmingen, met uitzondering van:

a)

derde landen: L04, Andorra, IJsland, Liechtenstein, Noorwegen, Zwitzerland, de Heilige Stoel (Vaticaanstad), de Verenigde Staten van Amerika, Kroatië, Turkije, Australië, Canada, Nieuw Zeeland en Zuid Afrika;

b)

tot de lidstaten behorend grondgebied dat geen deel uitmaakt van het douanegebied van de Gemeenschap: de Faeröer, Groenland, Helgoland, Ceuta, Melilla, de gemeenten Livigno en Campione d'Italia, en de gebieden van de Republiek Cyprus waarover de Regering van de Republiek Cyprus niet feitelijk het gezag uitoefent.

c)

Europese grondgebieden waarvan de buitenlandse betrekkingen door een lidstaat worden behartigd en die geen deel uitmaken van het douanegebied van de Gemeenschap: Gibraltar.

d)

bestemmingen als bedoeld in artikel 36, lid 1, artikel 44, lid 1, en artikel 45, lid 1, van Verordening (EG) nr. 800/1999 van de Commissie (PB L 102 van 17.4.1999, blz. 11).

(2)  Zoals gedefinieerd in Resolutie 1244 van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties van 10 juni 1999.


20.2.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 49/7


VERORDENING (EG) Nr. 141/2009 VAN DE COMMISSIE

van 19 februari 2009

tot vaststelling van het maximumbedrag van de uitvoerrestitutie voor boter in het kader van de in Verordening (EG) nr. 619/2008 bedoelde permanente inschrijving

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („Integrale-GMO-verordening”) (1), en met name op artikel 164, lid 2, juncto artikel 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EG) nr. 619/2008 van de Commissie van 27 juni 2008 tot opening van een permanente inschrijving voor de vaststelling van de uitvoerrestituties voor bepaalde zuivelproducten (2) voorziet in een permanente inschrijving.

(2)

Krachtens artikel 6 van Verordening (EG) nr. 1454/2007 van de Commissie van 10 december 2007 houdende gemeenschappelijke bepalingen betreffende inschrijvingen voor de vaststelling van uitvoerrestituties voor bepaalde landbouwproducten (3) moet, na bestudering van de offertes die in het kader van de inschrijving zijn ingediend, een maximumbedrag van de uitvoerrestitutie worden vastgesteld voor de inschrijvingsperiode die eindigt op 17 februari 2009.

(3)

Het Beheerscomité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten heeft geen advies uitgebracht binnen de door zijn voorzitter vastgestelde termijn,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

In het kader van de bij Verordening (EG) nr. 619/2008 geopende permanente inschrijving wordt voor de inschrijvingsperiode die eindigt op 17 februari 2009, het maximumbedrag van de uitvoerrestitutie voor de in artikel 1, onder a) en b), en artikel 2, van die verordening vermelde producten en bestemmingen, vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 20 februari 2009.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 19 februari 2009.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 168 van 28.6.2008, blz. 20.

(3)  PB L 325 van 11.12.2007, blz. 69.


BIJLAGE

(EUR/100 kg)

Product

Productcodes

Maximumuitvoerrestitutie voor uitvoer naar de in artikel 2 van Verordening (EG) nr. 619/2008 vermelde bestemmingen

Boter

ex ex 0405 10 19 9700

60,00

Butteroil

ex ex 0405 90 10 9000

73,00


20.2.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 49/9


VERORDENING (EG) Nr. 142/2009 VAN DE COMMISSIE

van 19 februari 2009

tot vaststelling van het maximumbedrag van de uitvoerrestitutie voor mageremelkpoeder in het kader van de in Verordening (EG) nr. 619/2008 bedoelde permanente inschrijving

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („Integrale-GMO-verordening”) (1), en met name op artikel 164, lid 2, juncto artikel 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EG) nr. 619/2008 van de Commissie van 27 juni 2008 tot opening van een permanente inschrijving voor de vaststelling van de uitvoerrestituties voor bepaalde zuivelproducten (2) voorziet in een permanente inschrijving.

(2)

Krachtens artikel 6 van Verordening (EG) nr. 1454/2007 van de Commissie van 10 december 2007 houdende gemeenschappelijke bepalingen betreffende inschrijvingen voor de vaststelling van uitvoerrestituties voor bepaalde landbouwproducten (3) moet, na bestudering van de offertes die in het kader van de inschrijving zijn ingediend, een maximumbedrag van de restitutie worden vastgesteld voor de inschrijvingsperiode die eindigt op 17 februari 2009.

(3)

Het Beheerscomité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten heeft geen advies uitgebracht binnen de door zijn voorzitter vastgestelde termijn,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

In het kader van de bij Verordening (EG) nr. 619/2008 geopende permanente inschrijving wordt voor de inschrijvingsperiode die eindigt op 17 februari 2009, het maximumbedrag van de restitutie voor de in artikel 1, onder c), en artikel 2, van die verordening bedoelde producten en bestemmingen vastgesteld op 21,98 EUR/100 kg.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 20 februari 2009.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 19 februari 2009.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 168 van 28.6.2008, blz. 20.

(3)  PB L 325 van 11.12.2007, blz. 69.


20.2.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 49/10


VERORDENING (EG) Nr. 143/2009 VAN DE COMMISSIE

van 19 februari 2009

tot vaststelling van de representatieve prijzen in de sectoren slachtpluimvee en eieren, alsmede van ovoalbumine, en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1484/95

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten (Integrale-GMO-verordening) (1), en met name op artikel 143,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 2783/75 van de Raad van 29 oktober 1975 betreffende een gemeenschappelijke regeling van het handelsverkeer voor ovoalbumine en lactoalbumine, en met name op artikel 3, lid 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 1484/95 van de Commissie (2) zijn bepalingen vastgesteld voor de toepassing van de regeling inzake aanvullende invoerrechten en zijn de representatieve prijzen in de sectoren slachtpluimvee en eieren, alsmede van ovoalbumine, vastgesteld.

(2)

Uit de regelmatige controle van de gegevens die als basis worden gebruikt voor het bepalen van de representatieve prijzen in de sectoren slachtpluimvee en eieren, alsmede van ovoalbumine, blijkt dat de representatieve prijzen voor de invoer van bepaalde producten moeten worden gewijzigd met inachtneming van de naar gelang van de oorsprong optredende prijsverschillen. De representatieve prijzen moeten derhalve worden bekendgemaakt.

(3)

Deze wijziging moet, gezien de marktsituatie, zo spoedig mogelijk worden toegepast.

(4)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Beheerscomité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 1484/95 wordt vervangen door de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 19 februari 2009.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 145 van 29.6.1995, blz. 47.


BIJLAGE

van de verordening van de Commissie van 19 februari 2009 tot vaststelling van de representatieve prijzen in de sectoren slachtpluimvee en eieren, alsmede van ovoalbumine, en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1484/95

„BIJLAGE I

GN-code

Omschrijving

Representatieve prijs

(EUR/100 kg)

In artikel 3, lid 3, bedoelde zekerheid

(EUR/100 kg)

Oorsprong (1)

0207 12 10

Geslachte kippen (zogenaamde kippen 70 %), bevroren

114,6

0

BR

116,4

0

AR

0207 12 90

Geslachte kippen (zogenaamde kippen 65 %), bevroren

129,4

0

BR

124,6

0

AR

0207 14 10

Delen zonder been, van hanen of van kippen, bevroren

213,4

26

BR

252,7

14

AR

282,7

5

CL

0207 14 50

Borsten van kippen, bevroren

192,0

6

BR

0207 14 60

Dijen van kippen, bevroren

125,5

5

BR

0207 25 10

Geslachte kalkoenen (zogenaamde kalkoenen 80 %), bevroren

213,5

0

BR

0207 27 10

Delen zonder been, van kalkoenen, bevroren

194,6

31

BR

251,3

14

CL

0408 11 80

Eigeel

422,1

0

AR

0408 91 80

Eieren uit de schaal, gedroogd

426,2

0

AR

1602 32 11

Bereidingen van hanen of van kippen, niet gekookt en niet gebakken

234,8

16

BR

3502 11 90

Ovoalbumine, gedroogd

602,4

0

AR


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „andere oorsprong”.”


20.2.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 49/12


VERORDENING (EG) Nr. 144/2009 VAN DE COMMISSIE

van 19 februari 2009

houdende vaststelling van de restituties die van toepassing zijn op melk en zuivelproducten, uitgevoerd in de vorm van goederen die niet onder bijlage I bij het Verdrag vallen

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („Integrale-GMO-verordening”) (1), en met name op artikel 164, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 162, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 1234/2007 kan het verschil tussen de prijzen van de in artikel 1, lid 1, onder p) en in deel XVI van bijlage I bij die verordening bedoelde producten in de internationale handel enerzijds en de prijzen in de Gemeenschap anderzijds door een restitutie bij de uitvoer worden overbrugd wanneer deze producten worden uitgevoerd in de vorm van goederen vermeld in deel IV van bijlage XX bij die verordening.

(2)

In Verordening (EG) nr. 1043/2005 van de Commissie van 30 juni 2005 houdende tenuitvoerlegging van Verordening (EG) nr. 3448/93 van de Raad wat betreft de regeling aangaande de toekenning van restituties bij uitvoer en de criteria voor de vaststelling van het restitutiebedrag betreffende bepaalde landbouwproducten (2), uitgevoerd in de vorm van goederen die niet onder bijlage I bij het Verdrag vallen, is aangegeven voor welke producten een restitutie moet worden vastgesteld wanneer deze worden uitgevoerd in de vorm van goederen vermeld in deel IV van bijlage XX bij Verordening (EG) nr. 1234/2007.

(3)

Overeenkomstig artikel 14, tweede alinea, onder a), van Verordening (EG) nr. 1043/2005 wordt de restitutie per 100 kg van elk van de betrokken basisproducten vastgesteld voor dezelfde periode als die welke is gekozen voor de vaststelling van de restituties voor dezelfde producten die in onverwerkte toestand worden uitgevoerd.

(4)

In artikel 11 van de in het kader van de Uruguayronde gesloten Overeenkomst inzake de landbouw is bepaald dat de restitutie bij uitvoer van een in een goed verwerkt product niet meer mag bedragen dan de restitutie voor ditzelfde product dat in onverwerkte toestand wordt uitgevoerd.

(5)

Voor bepaalde melkproducten die worden uitgevoerd in de vorm van goederen die niet onder bijlage I bij het Verdrag vallen, bestaat evenwel het gevaar dat, indien vooraf hoge restituties worden vastgesteld, de verplichtingen die met betrekking tot deze restituties zijn aangegaan, op het spel worden gezet. Om dat gevaar te voorkomen moeten passende voorzorgsmaatregelen worden genomen, zonder evenwel langetermijncontracten uit te sluiten. De vaststelling van specifieke restitutiebedragen voor het vooraf vaststellen van de restituties voor deze producten moet het mogelijk maken beide doelstellingen te verwezenlijken.

(6)

In artikel 15, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1043/2005 is bepaald dat voor de vaststelling van de restitutie in voorkomend geval rekening moet worden gehouden met restituties bij de productie en steunmaatregelen of andere maatregelen van gelijke werking die voor de in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1043/2005 vermelde basisproducten of daarmee gelijkgestelde producten in alle lidstaten worden toegepast uit hoofde van de verordening houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten.

(7)

Overeenkomstig artikel 100, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 wordt steun verleend aan in de Gemeenschap geproduceerde en tot caseïne verwerkte ondermelk, indien deze melk en de daarvan vervaardigde caseïne aan bepaalde eisen voldoen.

(8)

Verordening (EG) nr. 1898/2005 van de Commissie van 9 november 2005 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad, wat betreft maatregelen voor de afzet van room, boter en boterconcentraat (3) op de markt van de Gemeenschap, bepaalt dat boter en room tegen verlaagde prijs beschikbaar worden gesteld aan industrieën die deze goederen verwerken.

(9)

Het Beheerscomité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten heeft geen advies uitgebracht binnen de door zijn voorzitter vastgestelde termijn,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De restituties die van toepassing zijn op de in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1043/2005 en in deel XVI van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1234/2007 opgenomen basisproducten die worden uitgevoerd in de vorm van goederen vermeld in deel IV van bijlage XX bij Verordening (EG) nr. 1234/2007, worden vastgesteld zoals in de bijlage bij deze verordening is aangegeven.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 20 februari 2009.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 19 februari 2009.

Voor de Commissie

Heinz ZOUREK

Directeur-generaal Ondernemingen en industrie


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 172 van 5.7.2005, blz. 24.

(3)  PB L 308 van 25.11.2005, blz. 1.


BIJLAGE

Restituties welke van toepassing zijn vanaf 20 februari 2009 op bepaalde zuivelproducten die worden uitgevoerd in de vorm van goederen die niet onder bijlage I van het Verdrag vallen (1)

(EUR/100 kg)

GN-code

Omschrijving

Restituties

Bij vaststelling vooraf van de restituties

Overige gevallen

ex 0402 10 19

Melk in poeder, in korrels of in andere vaste vorm, zonder toegevoegde suiker of andere zoetstoffen, met een vetgehalte van minder dan 1,5 gewichtspercenten (PG 2):

 

 

a)

in geval van uitvoer van goederen van GN-code 3501

b)

in geval van uitvoer van andere goederen

19,00

19,00

ex 0402 21 19

Melk in poeder, in korrels of in andere vaste vorm, zonder toegevoegde suiker of andere zoetstoffen, met een vetgehalte van 26 gewichtspercenten (PG 3):

 

 

a)

bij uitvoer van producten, bevattende boter of room in de vorm van een aan PG 3 gelijkgesteld product, tegen verlaagde prijs krachtens Verordening (EG) nr. 1898/2005

31,50

31,50

b)

in geval van uitvoer van andere goederen

29,00

29,00

ex 0405 10

Boter met een vetgehalte van 82 gewichtspercenten (PG 6):

 

 

a)

bij uitvoer van producten, bevattende boter of room tegen verlaagde prijs, vervaardigd overeenkomstig het bepaalde in Verordening (EG) nr. 1898/2005

55,00

55,00

b)

in geval van uitvoer van goederen behorende tot GN-code 2106 90 98, met een vetgehalte van 40 of meer gewichtspercenten

56,28

56,28

c)

in geval van uitvoer van andere goederen

55,00

55,00


(1)  De in deze bijlage vastgestelde restituties zijn niet van toepassing op de uitvoer naar:

a)

derde landen: Andorra, de Heilige Stoel (Vaticaanstad), Liechtenstein en de Verenigde Staten van Amerika en op de naar de Zwitserse Bondsstaat uitgevoerde goederen die zijn opgenomen in de tabellen I en II van Protocol nr. 2 bij de Overeenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat van 22 juli 1972;

b)

gebieden van de lidstaten van de EU die geen deel uitmaken van het douanegebied van de Gemeenschap: Ceuta, Melilla, de gemeenten Livigno en Campione d’Italia, Helgoland, Groenland, de Faeröer en de gebieden van de Republiek Cyprus waarover de regering van de Republiek Cyprus niet feitelijk het gezag uitoefent;

c)

Europese gebieden waarvoor buitenlandse betrekkingen onder de verantwoordelijkheid van een lidstaat vallen en die geen deel uitmaken van het douanegebied van de Gemeenschap: Gibraltar.

d)

bestemmingen als bedoeld in artikel 36, lid 1, artikel 44, lid 1, en artikel 45, lid 1, van Verordening (EG) nr. 800/1999 van de Commissie (PB L 102 van 17.4.1999, blz. 11).


II Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie niet verplicht is

BESLUITEN/BESCHIKKINGEN

Raad

20.2.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 49/15


BESLUIT VAN DE RAAD

van 19 februari 2009

tot verlenging van de looptijd van de maatregelen vastgesteld bij Besluit 2002/148/EG houdende afsluiting van het overleg met Zimbabwe krachtens artikel 96 van de ACS-EG-Partnerschapsovereenkomst

(2009/144/EG)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 300, lid 2,

Gelet op de ACS-EG-Partnerschapsovereenkomst ondertekend te Cotonou op 23 juni 2000 (1) en herzien in Luxemburg op 25 juni 2005 (2),

Gelet op het Intern Akkoord van de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, betreffende de te nemen maatregelen en te volgen procedures voor de tenuitvoerlegging van de ACS-EG-Partnerschapsovereenkomst (3), en met name op artikel 3,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Besluit 2002/148/EG van de Raad (4) werd het overleg met de Republiek Zimbabwe krachtens artikel 96, lid 2, onder c), van de ACS-EG-Partnerschapsovereenkomst afgesloten en werden de in de bijlage bij dit besluit omschreven passende maatregelen genomen.

(2)

De looptijd van de in artikel 2 van Besluit 2002/148/EG bedoelde maatregelen, die bij artikel 1 van Besluit 2003/112/EG (5) was verlengd tot en met 20 februari 2004, bij artikel 1 van Besluit 2004/157/EG (6) tot en met 20 februari 2005, bij artikel 1 van Besluit 2005/139/EG (7) tot en met 20 februari 2006, bij artikel 1 van Besluit 2006/114/EG (8) tot en met 20 februari 2007 en bij artikel 1 van Besluit 2007/127/EG (9) tot en met 18 februari 2008, werd bij Besluit 2008/158/EG (10) opnieuw voor 12 maanden verlengd tot en met 20 februari 2009.

(3)

De in artikel 9 van de ACS-EG-Partnerschapsovereenkomst genoemde essentiële elementen worden nog steeds door de regering van Zimbabwe geschonden en in het huidige klimaat in Zimbabwe worden de mensenrechten, de democratische beginselen en de rechtsstaat niet geëerbiedigd.

(4)

De looptijd van de maatregelen dient derhalve te worden verlengd,

BESLUIT:

Artikel 1

De looptijd van de in artikel 2 van Besluit 2002/148/EG bedoelde maatregelen wordt verlengd tot en met 20 februari 2010. De maatregelen worden constant geëvalueerd.

De brief in de bijlage bij dit besluit wordt gericht tot de president van Zimbabwe.

Artikel 2

Dit besluit is van toepassing met ingang van de dag van zijn bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 19 februari 2009.

Voor de Raad

De voorzitter

M. ŘÍMAN


(1)  PB L 317 van 15.12.2000, blz. 3.

(2)  PB L 209 van 11.8.2005, blz. 26.

(3)  PB L 317 van 15.12.2000, blz. 376.

(4)  PB L 50 van 21.2.2002, blz. 64.

(5)  PB L 46 van 20.2.2003, blz. 25.

(6)  PB L 50 van 20.2.2004, blz. 60.

(7)  PB L 48 van 19.2.2005, blz. 28.

(8)  PB L 48 van 18.2.2006, blz. 26.

(9)  PB L 53 van 22.2.2007, blz. 23.

(10)  PB L 51 van 26.2.2008, blz. 19.


BIJLAGE

Brussel,

De Europese Unie hecht het grootste belang aan de bepalingen van artikel 9 van de ACS-EG-Partnerschapsovereenkomst. Eerbiediging van de mensenrechten, de democratische instellingen en de rechtsstaat zijn essentiële elementen van de partnerschapsovereenkomst en vormen de grondslag van onze betrekkingen.

Bij brief van 19 februari 2002 heeft de Europese Unie u in kennis gesteld van haar besluit om het overleg krachtens artikel 96 van de ACS-EG-Partnerschapsovereenkomst af te sluiten en „passende maatregelen” te nemen in de zin van artikel 96, lid 2, onder c), van de overeenkomst.

In haar brieven van 19 februari 2003, 19 februari 2004, 18 februari 2005, 15 februari 2006, 21 februari 2007 en 19 februari 2008 heeft de Europese Unie u in kennis gesteld van haar beslissing om de „passende maatregelen” niet in te trekken en de looptijd ervan te verlengen tot en met respectievelijk 20 februari 2004, 20 februari 2005, 20 februari 2006, 20 februari 2007, 20 februari 2008 en 20 februari 2009.

De Europese Unie is ingenomen met het feit dat er onder leiding van de SADC een akkoord tussen de partijen is bereikt in Zimbabwe. Zij hoopt dat de nieuwe regering zal tonen dat zij zich inspant voor hervormingen, ook met betrekking tot de rechtsstaat, de mensenrechten en democratisering.

Niettemin is de Europese Unie twaalf maanden na de aanneming van het laatste besluit over passende maatregelen van oordeel dat er geen significante vooruitgang is geboekt op de vijf gebieden die in het besluit van de Raad van 18 februari 2002 zijn genoemd.

Gezien het bovenstaande is de Europese Unie niet van oordeel dat de passende maatregelen kunnen worden ingetrokken en heeft zij besloten de looptijd ervan tot en met 20 februari 2010 te verlengen in afwachting van de hervatting van het overleg.

De Europese Unie benadrukt opnieuw dat haar maatregelen niet gericht zijn tegen de bevolking van Zimbabwe en dat zij zal doorgaan met haar bijdragen aan humanitaire maatregelen en projecten voor directe steun aan de bevolking, in het bijzonder in de sociale sector en inzake democratisering, eerbiediging van de mensenrechten en de rechtsstaat, die niet door deze maatregelen worden getroffen.

De Europese Unie herhaalt dat de toepassing van passende maatregelen in de zin van artikel 96 van de ACS-EG-Partnerschapsovereenkomst geen hindernis vormt voor de politieke dialoog, vastgesteld bij artikel 8 van die overeenkomst.

Uitgaande daarvan onderstreept de Europese Unie nogmaals het belang dat zij aan de toekomstige samenwerking tussen de EG en Zimbabwe hecht en bevestigt zij haar bereidheid om de dialoog voort te zetten en in de nabije toekomst voortgang te maken op weg naar een situatie waarin hervatting van de volledige samenwerking mogelijk wordt.

Met de meeste hoogachting,

Voor de Commissie

Voor de Raad


Commissie

20.2.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 49/18


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 10 december 2008

betreffende steunmaatregel C 15/06 (ex N 291/2000) die Frankrijk voornemens is toe te kennen aan Pilkington/Interpane

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2008) 7799)

(Slechts de tekst in de Franse taal is authentiek)

(Voor de EER relevante tekst)

(2009/145/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 88, lid 2, eerste alinea,

Gelet op de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, en met name op artikel 62, lid 1, onder a),

Gelet op Verordening (EG) nr. 659/1999 van de Raad van 22 maart 1999 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 93 van het EG-Verdrag (1), en met name op artikel 9,

Na de belanghebbenden overeenkomstig het genoemde artikel te hebben aangemaand hun opmerkingen te maken (2), en gezien deze opmerkingen,

Overwegende hetgeen volgt:

1.   PROCEDURE

(1)

Bij schrijven van 22 mei 2000, dat op 25 mei 2000 werd geregistreerd onder nummer A/34298, heeft Frankrijk overeenkomstig de bepalingen van de multisectorale kaderregeling betreffende regionale steun voor grote investeringsprojecten van 1998 (3) (hierna „de multisectorale kaderregeling” te noemen) steun aangemeld aan twee naamloze vennootschappen naar Frans recht, Pilkington France SAS en Interpane Glass Coating France SAS, die gezamenlijk deel uitmaken van de twee internationale glasconcerns Interpane en Pilkington. Op 7 juni 2000 heeft de Commissie om nadere inlichtingen verzocht. Frankrijk heeft aanvullende inlichtingen verstrekt bij brieven van 13 juni 2000, 30 juni 2000, en nogmaals 30 juni 2000, die werden geregistreerd op, respectievelijk, 14 juni 2000 (A/34798), 3 juli 2000 (A/35410) en 3 juli 2000 (A/35411).

(2)

In haar beschikking van 17 augustus 2000 (4), met als referentie SG(2000) D/106264 (hierna „de beschikking van 2000” te noemen) heeft de Commissie de intensiteit van de steun aan Pilkington/Interpane welke overeenkomstig de multisectorale kaderregeling was aangemeld, goedgekeurd.

(3)

In samenwerking met de begunstigde ondernemingen heeft Frankrijk op 17 oktober 2002, 18 augustus 2003 en 31 augustus 2004 jaarverslagen verstrekt in het kader van de controle achteraf op de juiste uitvoering van beschikkingen die in het kader van de multisectorale kaderregeling (punt 6.4) zijn gegeven en overeenkomstig de beschikking van 2000.

(4)

Bij schrijven van 13 januari 2005, dat op dezelfde dag werd geregistreerd (A/30447) en bij schrijven van 13 juni 2005, dat op 14 juni 2005 werd geregistreerd (A/34734), hebben de Franse autoriteiten de Commissie in kennis gesteld van het feit dat de gegevens die waren verstrekt in de aanmelding die aan de beschikking van 2000 ten grondslag lag onjuist waren, met name voor wat betreft de berekening van het bedrag aan vrijstelling van bedrijfsbelasting, en verzochten zij de Commissie daarom de beschikking van 2000 te wijzigen.

(5)

Bij schrijven van 6 maart 2006 (D-57979) heeft de Commissie de Franse autoriteiten overeenkomstig artikel 9 van Verordening (EG) nr. 659/1999 verzocht hun opmerkingen in te dienen met betrekking tot haar voornemen om de beschikking van 2000 te herroepen. De Franse autoriteiten hebben hun opmerkingen op 16 maart 2006 per e-mail ingediend. Dit bericht werd op 17 maart 2006 geregistreerd (A/32057).

(6)

Bij schrijven van 26 april 2006 heeft de Commissie Frankrijk in kennis gesteld van haar besluit om de procedure van artikel 88, lid 2 van het EG-Verdrag in te leiden ten aanzien van de desbetreffende steunmaatregel, teneinde haar besluit van 17 augustus 2000 te herroepen en een nieuwe beschikking te geven. De beschikking van de Commissie tot inleiding van de procedure is gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie  (5). De Commissie heeft de belanghebbenden aangemaand hun opmerkingen over de desbetreffende steunmaatregel te maken.

(7)

Frankrijk heeft zijn opmerkingen op 2 juni 2006 per e-mail ingediend.

(8)

De Commissie heeft hieromtrent geen opmerkingen van de belanghebbenden ontvangen.

(9)

Bij schrijven van 12 september 2007 (D/53668) heeft de Commissie om nadere inlichtingen verzocht. Bij schrijven van 21 december 2007 (A/40607) heeft Frankrijk ten dele geantwoord. Dit antwoord werd op 30 mei 2008 per e-mail aangevuld (A/10204).

(10)

Op 16 en 19 september 2008 heeft Frankrijk per e-mail (A/19328 en A/19263) nieuwe informatie verstrekt, die op 24 oktober 2008 per e-mail werd aangevuld (A/22746).

2.   GEDETAILLEERDE BESCHRIJVING VAN DE STEUN

2.1.   De begunstigden van de steun

(11)

De navolgende beschrijving van de begunstigden heeft betrekking op de in 2000 bestaande omstandigheden.

2.1.1.   Betrokken ondernemingen

(12)

In zijn aanmelding van 2000 heeft Frankrijk de Commissie op de hoogte gebracht van zijn voornemen om regionale investeringssteun te verlenen aan twee naamloze vennootschappen naar Frans recht (vereenvoudigde vennootschappen op aandelen) die beide gemeenschappelijke ondernemingen zijn van twee glasconcerns, Interpane en Pilkington, en die opereren onder de namen Pilkington Glass France SAS (hierna „PGF” te noemen) en Interpane Glass Coating France SAS (hierna „IGCF” te noemen).

(13)

Het eigendom van de gemeenschappelijke ondernemingen is niet gelijkelijk over de moederbedrijven verdeeld (zie figuur 1):

PGF is voor 51 % eigendom van Pilkington en voor 49 % van Interpane,

IGCF is voor 51 % eigendom van Interpane en voor 49 % van Pilkington.

Figuur 1

Juridische structuur van de bedrijven.

Image

(14)

De twee nieuwe vennootschappen die de staatssteun ontvangen zijn gemeenschappelijke productieondernemingen. Zij treden niet zelfstandig op de markt op. Hun activiteiten zijn uitsluitend gericht op de levering aan de moederbedrijven van ruw vlak floatglas na de eerste verwerking, bestemd voor eigen gebruik of voor latere verkoop op de markt.

2.1.2.   Oprichting van de gemeenschappelijke ondernemingen

(15)

De oprichting van de gemeenschappelijke ondernemingen is aangemeld bij schrijven van 7 april 2000 krachtens artikel 81 van het EG-Verdrag (6) met het oog op de afgifte van een individuele ontheffing krachtens artikel 81, lid 3, van het EG-Verdrag.

(16)

De aanmeldende partijen hebben ermee ingestemd dat de aanmelding zou worden afgehandeld met een gunstige administratieve brief.

(17)

Op 29 juni 2000 heeft de Commissie twee administratieve brieven aan elk van de aanmeldende partijen verzonden, waarin zij meedeelde dat:

de overeenkomsten concurrentiebeperkende bepalingen bevatten die onder het verbod van artikel 81, lid 1, van het EG-Verdrag vallen;

het directoraat-generaal Concurrentie van mening is dat de aanmeldende partijen voldoende hebben aangetoond dat aan de voorwaarden voor toepassing van artikel 81, lid 3, van het EG-Verdrag is voldaan;

het directoraat-generaal Concurrentie derhalve van mening is dat het niet noodzakelijk is de procedure af te sluiten met een voorstel aan de Commissie om krachtens artikel 81, lid 3, van het EG-Verdrag een vrijstellingsbeschikking te geven volgens de procedure die is vastgesteld in de voormalige Verordening nr. 17 (7).

(18)

Deze administratieve brieven werden verzonden nadat onderzoek was gedaan naar de economische situatie. De uitkomsten van dat onderzoek kunnen als volgt worden samengevat:

de aangemelde transactie bestaat uit de oprichting van twee samenwerkende gemeenschappelijke ondernemingen;

de aangemelde overeenkomsten voorzien in het volgende:

a)

de productie door de gemeenschappelijke ondernemingen van halffabricaten die door de oprichters tot eindproducten worden verwerkt of via hun eigen distributienetwerken worden verkocht;

b)

de exclusieve levering door de gemeenschappelijke ondernemingen aan de oprichters; deze overeenkomst is ondergeschikt aan de oprichting van de gemeenschappelijke ondernemingen omdat zij niet los van de gemeenschappelijke ondernemingen kan worden gezien zonder het bestaan daarvan in gevaar te brengen;

het ernstige vermoeden bestaat dat de gemeenschappelijke ondernemingen onder de werkingssfeer van artikel 81, lid 1, van het EG-Verdrag vallen omdat:

a)

waarschijnlijk binnen de gemeenschappelijke ondernemingen een uitwisseling van gevoelige informatie plaatsvindt;

b)

de samenwerking tussen twee grote concurrenten zou kunnen leiden tot onderlinge afstemming van de gedragingen van partijen op de sterk geconcentreerde markt voor gelaagd glas.

het directoraat-generaal Concurrentie heeft de overeenkomsten getoetst aan artikel 81, lid 3, van het EG-Verdrag en is tot de conclusie gekomen dat aan de voorwaarden voor toepassing van artikel 81, lid 3, wordt voldaan nadat de partijen hadden bevestigd dat clausule 2 uit de exclusieve leveringsovereenkomst was geschrapt. In deze clausule, waarvan mag worden betwijfeld of zij slechts een ondergeschikte rol speelde, werd bepaald dat Pilkington en Interpane afhankelijk van hun behoefte te allen tijde zouden kunnen worden beleverd door andere fabrieken dan de beide gemeenschappelijke ondernemingen.

2.1.3.   De partners

(19)

De begunstigde ondernemingen maken beide deel uit van de twee internationale glasconcerns Interpane en Pilkington.

(20)

Interpane werd in 1971 opgericht door de heer Georg Hesselbach, die momenteel meerderheidsaandeelhouder en directievoorzitter van het Interpane-concern is. Het concern is thans wereldwijd actief in de glasindustrie voor de bouw en aanverwante terreinen (fabricage van ramen in Duitsland en de Verenigde Staten, en van machines voor de glasindustrie in Duitsland).

(21)

In Europa zijn de concernactiviteiten (15 ondernemingen in 1999) met name gericht op behandeling, verwerking en toepassing van glas in de bouw. Sinds 1998 is Interpane in Frankrijk aanwezig, na de overname van 2 glasverwerkers (in Hoerdt, in de Elzas, en Mitry-Mory in de regio Parijs). De Europese dochterondernemingen vallen onder de holding Interpane Glas Industrie AG, die in Duitsland is gevestigd in (37697) Lauenförde. Deze holding is voor 88 % eigendom van de familie Hesselbach en voor 12 % van de Duitse Landesbank Nord/LB.

(22)

Deze holding bezit, samen met de Nederlandse holding Interpane nv, via de holdingmaatschappij Interpane Glass Manufacturing bv de deelnemingen van het Interpane-concern in de gemeenschappelijke ondernemingen die de begunstigden van de steun zijn. Interpane nv en Interpane Glass Manufacturing bv werden speciaal voor deze operatie opgericht. Zij zijn eigendom van de familie Hesselbach alleen of van deze familie samen met de Landesbank Nord/LB.

(23)

Het Pilkington-concern is een van de grootste glasproducenten ter wereld. Het is actief op alle industriële gebieden in deze sector: fabricage, behandeling en verwerking van glas voor de bouwindustrie (49 % van de activiteiten) en de automobielindustrie (44 %) en productie van speciaal glas. Het hoofdkantoor van het concern bevindt zich in Groot-Brittannië. Het concern beschikt over 24 dochterondernemingen met productiefaciliteiten in de hele wereld (Europa, Noord- en Zuid-Amerika en in Azië en de regio van de Stille Oceaan).

(24)

De deelnemingen van het concern in de gemeenschappelijke ondernemingen in Freyming-Merlebach zijn in handen van de Nederlandse holding Pilkington bv.

Tabel 1

Omzet

NB: De cijfers voor Interpane werden berekend op basis van een wisselkoers van 1 DEM tegen 3,35 FRF (koers in 1999). Voor de cijfers van Pilkington werd uitgegaan van 1 GBP tegen 10,60 FRF (koers januari 2000).

(in miljoen EUR)

Interpane-concern

 

Wereldwijd/Europa (8)

Frankrijk (9)

1996

107

0

1997

114

0

1998

118

0


Pilkington-concern

 

Wereldwijd

Europa

Frankrijk

1996/1997

4 380

2 730

69,5

1997/1998

4 830

2 500

75,0

1998/1999

5 000

2 410

73,0

Tabel 2

Aantallen werknemers van de concerns

(in miljoen EUR)

Interpane-concern

 

Wereldwijd

Europa (10)

Frankrijk (11)

1996

onbek.

703

0

1997

onbek.

721

0

1998

1 748

732

65


Pilkington-concern

 

Wereldwijd

Europa

Frankrijk

1996/1997

39 100

24 200

537

1997/1998

37 800

23 500

524

1998/1999

32 300

20 500

497

2.2.   Het investeringsproject

(25)

De gemeenschappelijke ondernemingen zijn gevestigd in de werkgelegenheidszone van Freyming-Merlebach, die in de periode 2000-2006 een ondersteunde streek was in de zin van artikel 87, lid 3, onder c), van het EG-Verdrag (12), waarin de intensiteit van de staatssteun voor investeringen kan oplopen tot 15 % netto subsidie-equivalent (NSE).

(26)

Volgens de door Frankrijk verstrekte gegevens wordt het investeringsproject door twee verschillende gemeenschappelijke ondernemingen gedragen vanwege het gedeelde eigendom van de productiefaciliteiten. Het investeringsproject blijft echter volledig geïntegreerd en ongedeeld: de productie-eenheid voor vlakglas is vanaf het begin bedoeld om een deel van haar productie te leveren aan een gezamenlijke verwerkingseenheid voor glas, en deze tweede eenheid is alleen maar op deze locatie gevestigd omdat zijn leverancier van floatglas er direct naast is gevestigd. Volgens dezelfde gegevens blijkt de mate van integratie van het project uit het feit dat de productielijnen voor floatglas, gelaagd glas en gecoat glas zich in hetzelfde gebouw bevinden. Frankrijk is daarom van mening dat het gezamenlijke investeringsproject op de locatie in Lotharingen een „investering in vaste activa bij de oprichting van een nieuwe vestiging” in de zin van punt 7.2 van de multisectorale kaderregeling is. Er zijn twee begunstigden voor de steun, maar de staatssteun gaat naar slechts één enkel investeringsproject.

(27)

Het was de bedoeling dat de productie medio 2001 van start zou gaan. Na vijf bedrijfsjaren zou de productie in 2006-2007 op zijn maximum moeten uitkomen. In het eerste volledige jaar (2001-2002) zou 147 000 t vlakglas moeten worden geproduceerd, om vervolgens geleidelijk door te groeien naar 260 000 t verwerkbare producten per jaar vanaf 2006 bij een volledige benutting van de productiecapaciteit.

(28)

Het project omvat de bouw van een geïntegreerde productie-eenheid voor vlakglas voor de bouw, met inbegrip van de fabricage van ruw glas (float), het snijden, de behandeling (coaten) en de verwerking tot gelaagd glas. De beoogde cyclus voor het geproduceerde glas zag er als volgt uit:

Figuur 2

Image

(29)

Bij schrijven van 13 januari 2005 hebben de Franse autoriteiten de Commissie meegedeeld dat het project was gewijzigd. De subsidiabele kosten bedragen nu 158,5 miljoen EUR in nominale waarde. Het gecreëerde aantal rechtstreekse arbeidsplaatsen bedraagt 176 en het gecreëerde aantal indirecte arbeidsplaatsen 150 (zie ook punt 5.2).

2.3.   De steunmaatregelen

(30)

De beoogde staatssteun omvat een aantal maatregelen die onder verschillende toegestane steunregelingen vallen of individuele ad-hocsteun vormen.

premie ruimtelijke ordening voor industriële projecten (Prime à l’Aménagement du Territoire pour les projets industriels — hierna „PAT” genoemd),

Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO),

ad-hocsteun voor de aankoop van de grond (korting op de verkoopprijs),

ad-hocsteun voor de onroerende inrichting,

vrijstelling van bedrijfsbelasting,

gesubsidieerde lening van de financieringsmaatschappij ter bevordering van de industrialisatie van de mijngebieden (Société Financière pour favoriser l’industrialisation des Régions Minières — SOFIREM).

(31)

De PAT-regeling werd goedgekeurd in de beschikking van de Commissie van 28 juni 2000 (steunmaatregel N 782/1999). De regeling met de leningen van de SOFIREM werd goedgekeurd bij besluit van de Commissie van 15 juni 1989 (Steunmaatregel NN 2/89, zoals gewijzigd na de invoering van de dienstige maatregelen om die maatregel in overeenstemming te brengen met de richtsnoeren inzake regionale steunmaatregelen van 1998 (13).

(32)

De vrijstelling van bedrijfsbelasting gedurende vijf jaar is gestoeld op de artikelen 1464 B en 1465 van het algemene belastingwetboek (Code Général des Impôts — CGI), het besluit van 16 december 1993, het besluit van 24 november 1980 en de verordeningen 86/225, 80/921 en 80/922.

(33)

De steun beloopt op dit moment een totaalbedrag van 17 106 280 EUR in nominale waarde (zie ook punt 5.2).

3.   INLEIDING VAN DE PROCEDURE

3.1.   Nieuwe gegevens van de Franse autoriteiten

(34)

Bij schrijven van 13 januari 2005 hebben de Franse autoriteiten de Commissie meegedeeld dat enerzijds het project was gewijzigd en anderzijds het steunbedrag voortvloeiend uit de vrijstelling van bedrijfsbelasting door Frankrijk te laag was geraamd.

(35)

De totale subsidiabele kosten zouden nu uitkomen op 158,5 miljoen EUR in nominale waarde (tegen 164,7 miljoen EUR in de beschikking van 2000). De netto contante waarde van de subsidiabele kosten zou 149,97 miljoen EUR bedragen. Het project is in maart 2005 afgesloten en de investeringen zijn volledig uitgevoerd. In maart 2005 waren er 176 directe arbeidsplaatsen gecreëerd en 150 indirecte (respectievelijk 245 en 260 in de beschikking van 2000).

(36)

In hun schrijven van 13 januari 2005 geven de Franse autoriteiten aan dat de vrijstelling van de bedrijfsbelasting in eerste instantie te laag is geraamd. Deze zou nu 6,28 miljoen EUR bedragen, waarvan 2,14 miljoen EUR reeds is uitgekeerd door de Franse staat (als onderdeel van de reeds betaalde 17,89 miljoen EUR staatssteun). Dit bedrag is gelijk aan het steunbedrag voor belastingen en is dus een bruto subsidie-equivalent (BSE).

(37)

Het resterende bedrag aan vrijstelling van bedrijfsbelasting van 4,14 miljoen EUR maakt deel uit van de 5,19 miljoen EUR die de Franse staat nog als laatste tranche aan het project moet uitkeren en waarvoor de voorafgaande goedkeuring van de Commissie vereist is, overeenkomstig punt 6.2 van de multisectorale kaderregeling en de beschikking van 2000, waarin wordt bepaald dat de laatste grotere tranche van de steun (bijvoorbeeld 25 %) pas wordt uitgekeerd nadat de Franse autoriteiten hebben gecontroleerd of het investeringsproject door de ondernemingen is uitgevoerd in overeenstemming met de beschikking van de Commissie.

(38)

Frankrijk geeft aan dat het verschil met het in 2000 aangemelde steunbedrag een gevolg is van het feit dat het aanvankelijk geraamde bedrag van de vrijstelling van bedrijfsbelasting naar boven is bijgesteld.

(39)

Uiteindelijk zou de totale steun 23,09 miljoen EUR in nominale waarde bedragen (14,65 miljoen EUR in netto contante waarde). De steunintensiteit voor het Pilkington/Interpane-project zou daarmee uitkomen op 14,65/149,97 = 9,77 % NSE. Volgens Frankrijk is deze steunintensiteit lager dan de maximaal toelaatbare intensiteit na herberekening (9,82 % volgens de multisectorale kaderregeling) op basis van de gewijzigde projectparameters.

3.2.   Gronden voor het inleiden van de procedure

(40)

De nieuwe gegevens die door de Franse autoriteiten zijn verstrekt, vormen aanleiding om de maximaal toelaatbare steunintensiteit opnieuw vast te stellen (14). De Commissie is van mening dat het punt van de intensiteit van doorslaggevend belang voor de beschikking kan zijn, en dat daarom niet kan worden volstaan met een wijziging van de beschikking van 2000 in de vorm van een „corrigendum” wegens tikfouten. De beschikking van 2000 is namelijk gebaseerd op door de Franse autoriteiten verstrekte onjuiste informatie.

(41)

Daarom moet de Commissie de beschikking van 2000 herroepen, overeenkomstig artikel 9 van Verordening (EG) nr. 659/1999, waarin wordt bepaald dat de Commissie „na de betrokken lidstaat de gelegenheid te hebben gegeven opmerkingen in te dienen, […] een […] beschikking [kan] herroepen, indien de beschikking berustte op tijdens de procedure verstrekte onjuiste informatie die voor de beschikking doorslaggevend was. Alvorens een beschikking te herroepen en een nieuwe beschikking te geven, leidt de Commissie de formele onderzoeksprocedure uit hoofde van artikel 4, lid 4, in.”.

(42)

In hun schrijven van 16 maart 2006 stellen de Franse autoriteiten dat de nieuwe informatie over de industriële eigenschappen van het project en de inhoud van de steunmaatregel niet tot gevolg heeft dat de beschikking van 2000 ingrijpend zou moeten worden gewijzigd en dat een nieuwe beschikking in deze zaak van beperkte invloed op het verloop ervan zal zijn. In hetzelfde schrijven geven de Franse autoriteiten aan dat zij de procedure van artikel 9 van Verordening (EG) nr. 659/1999 aanvaarden. Daarin wordt de Commissie verplicht om de beschikking eerst te herroepen en vervolgens ter vervanging van het besluit van 2000 een nieuwe beschikking te geven, waarin rekening wordt gehouden met de haar toegezonden verbeterde gegevens, nadat zij de formele onderzoeksprocedure van artikel 88, lid 2, van het EG-Verdrag heeft ingeleid.

4.   OPMERKINGEN VAN DE BELANGHEBBENDEN

(43)

De Commissie heeft hieromtrent geen opmerkingen van de belanghebbenden ontvangen.

5.   OPMERKINGEN VAN FRANKRIJK

5.1.   Schrijven van 2 juni 2006

(44)

Frankrijk heeft in een e-mailbericht van 2 juni 2006 opmerkingen ingediend over de beschikking om de procedure in te leiden.

(45)

Frankrijk geeft aan dat de Commissie in kennis is gesteld van wijzigingen in het industriële project die het gevolg waren van ontwikkelingen in de marktomstandigheden, en ook van bijstellingen van de aanvankelijke raming van het steunbedrag. De gegevens van het industriële project zelf enerzijds en de steungegevens anderzijds worden toegelicht in een schrijven van Frankrijk van 13 januari 2005. Frankrijk merkt op dat met al deze wijzigingen de algemene opzet van de beschikking van 2000 echter niet verandert en dat de aan de twee ondernemingen toegekende steun de maximaal toegelaten steunintensiteit krachtens de multisectorale kaderregeling niet overschrijdt.

(46)

Naar aanleiding van monitoringrapporten die werden opgesteld uit hoofde van de beschikking van 2000 hebben de Franse autoriteiten alle gegevens die aan dat besluit ten grondslag liggen, opnieuw onderzocht. Daarbij hebben zij vastgesteld dat bij twee aspecten van de steunmaatregel sprake was van verschillen met de aanvankelijk aan de Commissie verstrekte gegevens:

het geraamde bedrag van de vrijstelling van bedrijfsbelasting moest worden herzien,

de berekeningsmethode voor het NSE moest eveneens worden herzien om haar in overeenstemming te brengen met de werkelijke verdeling van de investeringen (grond, pand en machines) en met de fiscale impact op de totale steun, hetgeen bij de kennisgeving niet was gedaan.

(47)

Tussen deze beide wijzigingen bestaat geen specifiek verband. Omdat zij echter tegelijkertijd moeten worden doorgevoerd, verandert zowel het nominale steunbedrag als het NSE daarvan.

(48)

Toen in 2000 het steundossier voor het project werd uitgewerkt, werd voor de vrijstelling van bedrijfsbelasting een grondslag gehanteerd die bestond uit de huurwaarde van de vaste activa (grond, opstallen, inrichting, machines, meubilair enz.) en een deel van het uitbetaalde bedrag aan loon en salarissen. Bij de vaststelling van de grondslag voor deze belasting worden salarissen na een herziening van de bedrijfsbelasting in 2003 echter niet meer meegerekend. Sindsdien is de bedrijfsbelasting uitsluitend gebaseerd op de activa.

(49)

Frankrijk geeft aan dat bij het bepalen van de vrijstelling van bedrijfsbelasting aanvankelijk een materiële fout is gemaakt, die een gevolg was van het feit dat destijds met het oog op het tijdschema voor uitvoering van het industriële project voor een aantal scenario’s berekeningen zijn gemaakt. De aanvankelijke raming werd pas in 2005 bijgesteld, enerzijds omdat meerdere diensten betrokken waren bij de uitwerking en het beheer van het begeleidingsdossier voor de onderneming en anderzijds omdat de effecten van deze vrijstellingen pas later doorwerkten. Naar aanleiding van uitgevoerde controles hebben de Franse autoriteiten de Commissie in kennis gesteld van de herziening van de aanvankelijke raming in 2005.

5.2.   Later ontvangen gegevens

(50)

Bij schrijven van 12 september 2007 heeft de Commissie om nadere inlichtingen gevraagd, om meer inzicht te krijgen in het project en de berekening van de toegekende steun. Nadat meermaals was verzocht om verlenging van de termijn voor het verstrekken van de gevraagde gegevens heeft Frankrijk bij schrijven van 21 december 2007 een gedeeltelijk antwoord gegeven. In dat schrijven bevestigt Frankrijk dat het in maart 2005 afgeronde project inderdaad het in de kennisgeving omschreven voorgenomen project is.

(51)

De ontbrekende gegevens werden nadat de termijn nog enkele malen was verlengd op 30 mei 2008 per e-mail verstrekt. Andere aanvullende gegevens werden op 16 en 19 september en op 24 oktober 2008 per e-mail toegezonden. Deze gegevens zijn het resultaat van berekeningen met de definitieve gegevens uit het project over de investeringen en het aantal gecreëerde arbeidsplaatsen. De steunbedragen voor het scheppen van werkgelegenheid zijn vanaf 2006 bijgesteld op basis van het lager dan verwachte aantal gecreëerde arbeidsplaatsen.

(52)

Door al deze nieuwe gegevens is de toegekende steun lager dan in 2000 en 2005 werd verwacht. De subsidiabele kosten bedragen 158,5 miljoen EUR (150,165 miljoen EUR in netto contante waarde). Het totaalbedrag aan toegekende steun bedraagt 17 106 280 EUR (netto contante waarde 12 985 610 EUR), hetgeen overeenkomt met een steunintensiteit van 8,65 % NSE.

(53)

De laatste steuntranche, die pas na goedkeuring van de Commissie mag worden uitbetaald (15) bedraagt (in nominale waarde) 4 276 570 EUR. Frankrijk deelt de Commissie echter mee dat vier vijfde van dit bedrag al is uitgekeerd en dat het restant (in nominale waarde) 727 389 EUR groot is. Frankrijk erkent dat het daarmee vooruit is gelopen op de uitbetaling van de laatste tranche van 25 % van de steun, maar dat deze situatie het gevolg is van fouten in de berekening van de vrijstelling van bedrijfsbelasting. De Franse autoriteiten geven aan dat zij nooit hebben geprobeerd om de bevoegdheden van de Commissie te omzeilen.

(54)

Vanwege de wijzigingen (minder nieuwe arbeidsplaatsen dan voorzien) moest het bedrag van enkele voorgenomen steunmaatregelen naar beneden worden bijgesteld. Pilkington heeft in september 2007 zelfs een teveel uit het PAT ontvangen bedrag van 146 430 EUR moeten terugbetalen. Voor deze drie maatregelen luiden de herziene steunbedragen nu als volgt: 993 968 EUR voor het PAT (waarvan 34 561 EUR nog te betalen), 1 532 765 EUR voor het FIL (16) (aan het PAT gekoppelde steun, waarvan nog 399 851 EUR uit te betalen) en 694 426 EUR voor het FIBM (17) (deel van de steun voor onroerende inrichting, waarvan nog 64 304 EUR uit te keren). Bij het totaal van de uit te keren 498 716 EUR moet nog een bedrag van 228 673 EUR steun van de Conseil général worden opgeteld, waarmee het vastgestelde bedrag in afwachting van de goedkeuringsbeschikking van de Commissie voor uitbetaling van de laatste tranche op 727 389 EUR komt.

(55)

Frankrijk geeft aan dat alleen PGF in de periode 2001-2005 vrijstelling van bedrijfsbelasting heeft genoten voor de vestiging in Seingbouse (IGCF heeft in de onderzochte periode deze vrijstelling niet gehad).

(56)

De steun die PGF heeft genoten door de vrijstelling als bedoeld in artikel 1465 van het algemene belastingwetboek is gelijk aan het verschil tussen de daadwerkelijk door de onderneming betaalde premie en de premie die zij zonder vrijstelling zou hebben betaald, waarbij voor deze bedragen de netto bedragen worden aangehouden, in voorkomend geval na toepassing van het maximum op basis van de toegevoegde waarde (18). Dit is een bedrag van 986 170 EUR (de vrijstelling van bedrijfsbelasting die in de aanslagen 2001-2005 is toegekend aan PGF’s vestiging in Seingbouse).

(57)

De Franse autoriteiten geven aan dat zij de fout die in 2005 werd gemaakt met het destijds te hoog geraamde bedrag alleen maar kunnen verklaren door misverstanden tussen twee overheidsdiensten over de aard van de gegevens die in het jaarverslag moeten worden opgenomen en door klaarblijkelijke verwarring over de vraag of sprake was van belastingverlichting door maximering (de algemene maatregel) of van vrijstelling (de steunmaatregel).

(58)

Frankrijk heeft het NSE voor het geheel en voor alle afzonderlijke onderdelen van de steun opnieuw berekend en daarbij het geldende disconteringspercentage van 5,70 % gebruikt. Voor alle onderdelen van de steun (met uitzondering van de steun voor de grond, die niet gefiscaliseerd is) werd een uitsplitsing gemaakt naar het pand (19,24 %) en de machines (78,82 %). Ook deze verdeling is gebaseerd op de werkelijke investering, terwijl in de kennisgeving voor deze berekening werd uitgegaan van een standaardverdeling van de grondslag voor de steun (5 % grond, 50 % pand en 45 % machines). Vervolgens is het geïntegreerde jaarlijkse deel van de steun voor alle afzonderlijke onderdelen van de steun berekend op basis van de afschrijvingsduur (20 jaar voor het pand en 7 jaar voor de machines). De resultaten van deze berekeningen zijn in onderstaande tabel opgenomen:

Tabel 3

Steunmaatregel

Steunbedrag

(in EUR, nominale waarde)

Steunbedrag

(in EUR, NSE)

PAT (en FIL)

2 526 740

 

1 623 160

 

EFRO

2 667 570

 

1 761 250

 

Steun voor de aankoop van de grond

2 816 000

 

2 816 000

 

Onroerende inrichting

7 974 690

 

6 100 300

 

waarvan Conseil régional

 

2 988 100

 

1 983 190

waarvan Conseil général

 

1 753 160

 

1 126 820

waarvan District

 

2 539 000

 

2 539 000

waarvan staat (FIBM)

 

694 430

 

451 290

Vrijstelling bedrijfsbelasting

986 170

 

593 730

 

SOFIREM

135 110

 

91 170

 

Totaal

17 106 280

12 985 610

Steunintensiteit

10,79 %

8,65 %

6.   BEOORDELING VAN DE STEUN

6.1.   Inleidende opmerkingen

(59)

Op 17 augustus 2000 heeft de Commissie haar goedkeuring verleend aan de steunintensiteit voor Pilkington/Interpane zoals op 22 mei 2000 door Frankrijk aangemeld. Vervolgens heeft Frankrijk de Commissie meegedeeld dat in de oorspronkelijke kennisgeving onjuiste gegevens waren opgenomen en heeft de Commissie, gezien het feit dat deze gegevens van doorslaggevend belang voor de beschikking waren, op 26 april 2006 besloten om de procedure van artikel 88, lid 2, van het EG-Verdrag tegen de desbetreffende steunmaatregel in te leiden teneinde de beschikking van 2000 te herroepen en een nieuwe beschikking te geven.

(60)

In de beschikking van 2000 is een volledige beoordeling van de kennisgeving opgenomen. De beoordeling uit de beschikking van 2000 is in deze beschikking overgenomen, met uitzondering van de onderdelen die moeten worden gecorrigeerd op basis van de gegevens die Frankrijk op 13 januari 2005 heeft verstrekt en zijn omschreven in de beschikking tot inleiding van de procedure van 26 april 2006, en van op een later tijdstip aan de Commissie verstrekte gegevens.

6.1.1.   Toepasselijke richtsnoeren

(61)

Frankrijk heeft de steun aan PGF/IGCF aangemeld bij schrijven van 22 mei 2000, dat op 25 mei 2000 werd geregistreerd. Voetnoot 58 van de richtsnoeren inzake regionale steunmaatregelen voor de periode 2007-2013 (19) bepaalt dat „investeringsprojecten die individueel moeten worden aangemeld, […] aan de regels die op het tijdstip van de aanmelding van kracht zijn, [worden] getoetst”. De Commissie is dan ook van mening dat dit project valt onder de werkingssfeer van de multisectorale kaderregeling en in het licht van die kaderregeling moet worden onderzocht.

6.1.2.   Relevante feiten

(62)

In deze beoordeling wordt rekening gehouden met de feiten en omstandigheden die bestonden op de kennisgevingsdatum van 22 mei 2000.

(63)

De Commissie moet een beschikking geven op basis van vooraf gemaakte ramingen van toekomstperspectieven en van prognoses voor marktaandelen. De steunintensiteiten worden vervolgens niet aangepast wanneer enige jaren later — achteraf — uit de cijfers blijkt dat de markt zich bijvoorbeeld anders heeft ontwikkeld dan aanvankelijk werd verwacht. Hoewel de Commissie in dit geval acht jaar na de oorspronkelijke kennisgeving een beschikking moet geven, moet zij haar beoordeling toch baseren op de feiten en omstandigheden die bestonden ten tijde van de kennisgeving.

(64)

Voor de berekening van de maximale steunintensiteit zal de Commissie echter rekening houden met de door Frankrijk verstrekte nieuwe gegevens. Frankrijk heeft de toegekende steun verlaagd, om deze in overeenstemming te brengen met het werkelijke aantal nieuwe arbeidsplaatsen dat door de investering is ontstaan (naar beneden bijgesteld in vergelijking met de gegevens uit de kennisgeving) en om een rekenfout te herstellen die was gemaakt met het bedrag van de vrijstelling van bedrijfsbelasting die in 2000 werd aangemeld.

6.2.   Toetsing van de oprichting van de gemeenschappelijke ondernemingen aan artikel 81, lid 3, van het EG-Verdrag

(65)

Vooraf moet worden opgemerkt dat de procedure van de artikelen 87 en 88 de Commissie en, onder bepaalde voorwaarden, de Raad weliswaar aanzienlijke ruimte biedt bij de beoordeling van de verenigbaarheid van staatssteunregelingen met de eisen van de gemeenschappelijke markt maar dat uit de algemene opzet van het Verdrag blijkt dat deze procedure nooit mag leiden tot een resultaat dat strijdig is met de specifieke bepalingen van het Verdrag (20).

(66)

Ook heeft het Hof van Justitie geoordeeld dat er een dermate nauw verband kan bestaan tussen het doel van een steunmaatregel die met bijzondere verdragsbepalingen — naast de artikelen 87 en 88 — in strijd is, dat een afzonderlijke beoordeling van die voorschriften niet mogelijk is (21).

(67)

Deze verplichting voor de Commissie om de samenhang tussen de artikelen 87 en 88 en andere verdragsbepalingen te eerbiedigen geldt met name wanneer deze andere bepalingen, zoals in dit geval, ook de eerlijke concurrentie op de gemeenschappelijke markt beogen. Wanneer zij namelijk een besluit neemt over de verenigbaarheid van een steunmaatregel met de gemeenschappelijke markt kan de Commissie niet voorbij gaan aan het gevaar van aantasting van de concurrentie op de gemeenschappelijke markt door specifieke marktdeelnemers.

(68)

Desalniettemin zijn de procedure van de artikelen 81 en volgende en die van de artikelen 87 en volgende, aparte procedures, die elk hun eigen specifieke regels kennen.

(69)

Bij het nemen van een besluit over de verenigbaarheid van een steunmaatregel met de gemeenschappelijke markt is de Commissie daarom niet verplicht om te wachten op de uitkomsten van een gelijktijdige procedure die is gestart op grond van de reeds genoemde Verordening nr. 17 wanneer zij, binnen het kader van haar beoordelingsbevoegdheid en op grond van een economische analyse van de omstandigheden, ervan overtuigd is dat de begunstigde van de steun zich niet kan gedragen in strijd met de artikelen 81 en 82 van het Verdrag.

(70)

Gelet op de feiten als omschreven in bovenstaand punt 3.1.2 en op bovengenoemde rechtspraak van het Hof van Justitie is de Commissie van mening dat er geen beletsel is voor het toestaan van de voorgenomen steun aan PGF/IGCF.

6.3.   Bestaan van steun in de zin van artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag

(71)

De onderhavige steun is verleend door een lidstaat en uit staatsmiddelen in de zin van artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag (zie punt 2.3 van deze beschikking). Met de steunmaatregel wordt PGF/IGCF een voordeel verleend, waarzonder de volledige kosten van de investering ten laste van deze ondernemingen waren gekomen. Aangezien een groot deel van het ruwe glas wordt uitgevoerd, is er sprake van internationale handel op de markt voor ruw glas. Dat betekent dat het door deze ondernemingen genoten financiële voordeel kan leiden tot verstoring van de concurrentie en het handelsverkeer tussen lidstaten ongunstig kan beïnvloeden. In deze beoordeling is de Commissie derhalve van mening dat de aangemelde maatregel staatssteun is in de zin van artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag.

6.4.   Verplichte kennisgeving

(72)

Aangezien aan de drie cumulatieve voorwaarden van punt 2.1, onder i), van de multisectorale kaderregeling wordt voldaan, dient de voorgenomen steun te worden aangemeld en dient de maximaal toegekende steunintensiteit te worden bepaald overeenkomstig de multisectorale kaderregeling. Daarnaast dient de ad-hocsteun bij de Commissie te worden aangemeld op grond van artikel 88, lid 3, van het EG-Verdrag.

6.5.   Rechtsgrondslag van bepaalde steunmaatregelen

(73)

Een deel van de steun wordt toegekend op grond van door de Commissie goedgekeurde regelingen voor regionale investeringssteun die van kracht waren op de datum waarop de steun werd aangemeld (zie punt 2.3 van deze beschikking), terwijl een ander deel wordt toegekend als ad-hocsteun.

(74)

Met betrekking tot de EFRO-steun is in artikel 25 van Verordening (EG) nr. 1260/1999 van de Raad van 21 juni 1999 houdende algemene bepalingen inzake de structuurfondsen (22) bepaald dat de structuurfondsen uitgaven kunnen financieren die verband houden met grote economische projecten waarvan de kosten hoger zijn dan 50 miljoen EUR. Zo kan het EFRO een aanvulling verstrekken op nationale regelingen als het PAT en de steun aan bedrijfsonroerend goed wanneer dat is opgenomen in de enkelvoudige programmeringsdocumenten (EPD) van de desbetreffende regio. De regio Freyming-Merlebach staat op de Franse kaart van doelstelling 2 „Economische en sociale omschakeling van zones die in structurele moeilijkheden verkeren” die op 16 januari 2000 door de Commissie werd goedgekeurd.

(75)

Lokale overheden in het gebied voor regionale steun beschikken over de wettelijk geregelde mogelijkheid om ad-hocsteun te verlenen voor de aankoop van grond en onroerend goed.

(76)

Bij schrijven van 30 juni 2000 (A/35411) hebben de Franse autoriteiten nadere gegevens verstrekt over de berekening van het bedrag aan vrijstelling van bedrijfsbelasting, waaruit blijkt dat in dit geval de investeringskosten en de kosten voor de geschapen permanente arbeidsplaatsen als grondslag hebben gefungeerd voor de berekening van de vrijstelling. Na een herziening van de bedrijfsbelasting in 2003 mogen salarissen echter niet meer worden meegerekend bij het vaststellen van de grondslag voor deze belasting. Sindsdien is de bedrijfsbelasting uitsluitend gebaseerd op de activa. Derhalve kan deze steun worden beschouwd als investeringssteun in de zin van de richtsnoeren voor regionale steunmaatregelen uit 1998.

(77)

Ad-hocsteun kan alleen aan de onderneming worden toegekend wanneer deze zich verplicht om de met steun tot stand gekomen arbeidsplaatsen en investeringen gedurende ten minste vijf jaar in het gebied te handhaven.

(78)

Voor deze beschikking heeft de Commissie uitsluitend onderzoek gedaan naar de verenigbaarheid van de aangemelde steunintensiteit van 8,65 % volgens de criteria van de multisectorale kaderregeling.

6.6.   Beoordeling in het kader van de multisectorale kaderregeling

(79)

De maximaal toegestane intensiteit voor projecten in het kader van de multisectorale kaderregeling dient te worden bepaald volgens het percentage voor de maximale intensiteit van regionale steun in de desbetreffende steunregio op het moment waarop de steun wordt aangemeld.

(80)

De Commissie is van mening dat door de nieuwe gegevens haar algemene beoordeling van de markt en de ontwikkelingen daarop zoals opgenomen in de beschikking van 2000 niet ter discussie komt te staan.

(81)

De Commissie wijst erop dat geen van de bij het project betrokken ondernemingen op het moment waarop het project werd aangemeld een groot marktaandeel bezat in de zin van punt 3.6 van de multisectorale kaderregeling.

6.6.1.   Betrokken product en markt

(82)

Vlakglas (floatglas) kan worden gebruikt voor de productie van ruiten voor de bouw en voor auto’s. De fabriek waarop de kennisgeving betrekking heeft, is ingericht voor de productie van glas voor de bouw. De omschrijving van het product en de markt zoals opgenomen in de beschikking van 2000 is betwist noch gewijzigd en maakte geen deel uit van de beschikking van 26 april 2006 tot inleiding van de procedure. De navolgende beoordeling is daarom overgenomen uit de beschikking van 2000.

(83)

Ruw vlakglas wordt in een continu gietproces vervaardigd op een bad van gesmolten tin en onder stikstofatmosfeer (het zogenoemde floatglass-procedé, dat in de jaren zestig door Pilkington werd ontwikkeld).

(84)

Gecoat glas bestaat uit basisglas dat een oppervlaktebehandeling of coating heeft ondergaan (onder vacuüm aangebracht in een elektromagnetisch proces (23) om reflectie te verminderen of te zorgen voor thermische isolatie. Zo kan thermisch glas worden gemaakt (het zogenoemde hoogrendementsglas, dat bij Interpane Iplus wordt genoemd) of zonwerend glas (zonlicht reflecterend glas, bij Interpane verkocht onder de naam Ipasol). Naar verwachting zal 90 % hoogrendementsglas worden geproduceerd en 10 % zonwerend glas, in diktes van 4,6 of 8 mm.

(85)

Gelaagd glas is veiligheidsglas dat uit ten minste twee lagen glas bestaat, waartussen lagen PVB (polyvinylbutyral) of hars zijn aangebracht (24).

(86)

Ruw floatglas en gecoat glas uit een eerste bewerking zijn samen in de statistische nomenclatuur opgenomen onder de volgende codes:

NC 7005: Glas (floatglas en zachtglas of aan een of beide zijden gepolijst glas) in platen of bladen, ook met absorberende laag, al dan niet reflecterend maar niet anderszins bewerkt,

NACE 26.1.A: Vervaardiging van vlakglas.

(87)

Onbewerkt floatglas wordt in de bouw of de automobielindustrie gebruikt. Volgens de Groupement Européen des Producteurs de Verre Plat (de Europese organisatie van vlakglasproducenten — hierna „GEPVP” genoemd) is 80 % van de Europese productie van vlakglas bestemd voor de bouwindustrie. De investeerders zullen op de locatie in Freyming-Merlebach uitsluitend glas voor de bouw produceren. Het bijzondere van dit type productie is met name dat de productielocatie draait op kleine fabricageseries die volgens orderspecificatie worden gemaakt (volume, dikte en andere eigenschappen van het glas).

(88)

Producten uit de eerste verwerking van ruw vlakglas zijn halffabricaten die worden gebruikt voor de productie van veiligheidsglas (statistische code NC 7007 — bestaand uit gehard glas of op elkaar verlijmde glasplaten) en meervoudig isolerend glas voor de bouwindustrie (statistische code NC 7008 — bestaand uit een of meer ruiten, gescheiden door een of meer spouwen gevuld met ontvochte lucht of een gas waarmee het isolerende vermogen van de beglazing tot stand wordt gebracht). Isolerende beglazing wordt met name van gecoat glas gemaakt.

(89)

De ondernemingen zullen op de locatie in Lotharingen ook gelaagd glas voor de bouw produceren. In de statistiek wordt dit product ingedeeld in categorie NC 7007 29 00 — Veiligheidsglas bestaand uit op elkaar verlijmde glaslagen — Overige. De overige soorten gelaagd glas die onder deze statistische categorie vallen worden gebruikt in de automobielindustrie. Deze industrie is overigens de grootste afnemer van het in Europa geproduceerde gelaagde glas (fabricage van voorruiten).

(90)

Vlakglas kan worden gebruikt voor de productie van ruiten voor de bouw en voor auto’s. De Commissie stelt vast dat de fabriek in Freyming-Merlebach is ingericht op de productie van glas voor de bouwindustrie, overeenkomstig de wens van de investeerders om te kunnen voldoen aan de toenemende vraag naar glas voor de bouw. Dit is thans overigens de enige specialisatie van Interpane. Dit concern beschikt niet over capaciteit voor de verwerking van primair glas tot ruiten voor de automobielindustrie en heeft geen handelsbetrekkingen met fabrikanten in deze sector. De eigenschappen van het gecoate glas dat op de nieuwe locatie zal worden geproduceerd, maken het alleen geschikt voor de bouw (25). Ook zal het gelaagde glas bestemd zijn voor de productie van veiligheidsglas voor gebouwen. Daarom lijkt de keuze voor de productie van glas voor de bouw in Freyming-Merlebach voor de investeerders een definitieve keuze.

(91)

Gelet op het bovenstaande en ten behoeve van een vergelijking van de marktontwikkeling is de Commissie van mening dat een onderscheid moet worden gemaakt tussen de ontwikkeling van floatglas (raw float glass) en die van halffabricaten, waaronder gelaagd glas (laminated glass) of gecoat glas, die op een later tijdstip een bewerking ondergaan met het oog op uiteindelijk gebruik in een architectonische toepassing of de bouw (architectural of building glass). Dit onderscheid sluit aan bij de analyse van de Commissie van de relevante markt in het kader van bovengenoemde overeenkomsten over de oprichting van de twee gemeenschappelijke ondernemingen, waarin een onderscheid wordt gemaakt tussen de markt voor floatglas (raw float glass) als zodanig en het gebruik van de verschillende soorten glas (met inbegrip van gelaagd en gecoat glas (laminated en coated glass)) voor uiteindelijk gebruik in een architectonische toepassing of voor de bouw (architectural of building glass).

(92)

De relevante geografische markt omvat in beginsel de EER of, indien dit niet het geval is, een wezenlijk deel van de EER, voor zover de concurrentievoorwaarden in dat gebied in voldoende mate van die in andere gebieden in de EER kunnen worden onderscheiden.

(93)

In onderhavig geval is bij het onderzoek uit niets gebleken dat de relevante geografische markt verschilt van de EER. De EER moet in dit geval dus worden aangemerkt als de geografische markt.

(94)

De Commissie neemt niet zonder meer de gegevens uit de kennisgeving over, waaruit zou blijken dat de productiecapaciteit voor een groot deel wordt benut. Deze gegevens zijn verstrekt door de glasindustrie (GEPVP) (26) en komen overeen met wat in de sector „saleable capacities (27) genoemd worden. Deze berekeningswijze is ongetwijfeld binnen de sector zinvol, maar maakt de gegevens over de benutting van de capaciteit moeilijk vergelijkbaar met de gegevens die voor andere industriële sectoren beschikbaar zijn.

(95)

Daarom is de Commissie voor haar analyse in de beschikking van 2000 uitgegaan van de ontwikkeling van het schijnbare verbruik.

(96)

In de kennisgeving zijn voor de periode 1993-1998 volumegegevens opgenomen over de ontwikkeling van het schijnbare verbruik van floatglas (CN 7005).

(97)

Uit de resultaten blijkt dat de prijzen dalen (28). Een dergelijke afname, in combinatie met een volumegroei van 4,89 % leidt tot de conclusie dat de gemiddelde groei beneden het jaargemiddelde van 5,78 % voor de hele industrie in de EER ligt, hetgeen betekent dat in de zin van de multisectorale kaderregeling sprake is van een krimpende markt.

(98)

Zoals reeds aangegeven, is de Commissie echter van mening dat een onderscheid moet worden gemaakt tussen de ontwikkeling voor floatglas (raw float glass) en de ontwikkeling van halffabricaten, waaronder gelaagd glas (laminated glass) of gecoat glas (coated glass), die op een later tijdstip worden bewerkt met het oog op een uiteindelijk gebruik in architectonische toepassingen of de bouw (architectural of building glass).

(99)

Met name stelt de Commissie vast dat isolerende beglazing (sealed units, CN 7008) (29) in de periode 1993-1998 aanzienlijk in prijs is gestegen. Deze stijgingen kunnen worden verklaard door de invoering van nieuwe Europese normen voor het gebruik van isolatiemateriaal in de bouw en door de trend in de industrie om voor de lange termijn isolerende producten en materialen te gebruiken.

(100)

De Commissie stelt ook vast dat de gemiddelde groei van het verbruik van isolerende producten (met inbegrip van isolerend glas voor de bouw) sterk zal toenemen vanwege de strengere controles op de uitstoot van CO2 na het aannemen in 1997 van het Kyotoprotocol bij het Raamverdrag Klimaatverandering van de Verenigde Naties. In de woning- en utiliteitsbouw vormt thermische isolatie een effectieve technologie voor energiebesparing en daarom ook voor de reductie van de uitstoot van CO2. Door de toepassing van nieuwe normen voor typen isolatie (ISO 10456) en voor thermische verliezen (ISO 832) worden de waarden voor thermische verliezen hoger en wordt de noodzaak van energiebesparing groter.

(101)

Daarom, en in lijn met de analyse uit de beschikking van de Commissie in de zaak-Rockwool (30), kan uit de sterk stijgende trend voor halffabricaten van glas die op een later tijdstip worden bewerkt voor een uiteindelijk gebruik in architectonische toepassingen of voor de bouw worden geconcludeerd dat deze markt niet krimpt (31).

(102)

Concluderend wordt geoordeeld dat sprake is van een verschillende ontwikkeling voor i) floatglas (raw float glass) en ii) halffabricaten van glas die op een later tijdstip worden bewerkt met het oog op een uiteindelijk gebruik in architectonische toepassingen of voor de bouw (waaronder gelaagd glas of gecoat glas): ten aanzien van i) is de Commissie van mening dat sprake is van een krimpende markt in de zin van de multisectorale kaderregeling; voor wat betreft ii) is geen sprake van een krimpende markt.

(103)

Wanneer een project leidt tot capaciteitsuitbreiding in een sector die zich kenmerkt door structurele overcapaciteit of een krimpende markt en tegelijkertijd een groot marktaandeel nog verder kan vergroten (32) zou de toekenning van maximale steunbedragen die normaliter in de desbetreffende regio zijn toegestaan tot een onterechte verstoring van de concurrentie leiden. In dergelijke gevallen voorziet de multisectorale kaderregeling in de toepassing van een aanpassingsfactor van 0,50.

(104)

In onderhavig geval heeft de Commissie de markt voor floatglas aangemerkt als een krimpende markt. Geen van de oprichters van de beide gemeenschappelijke ondernemingen heeft op deze markt een marktaandeel van 40 % of meer.

6.6.2.   Bepaling van de maximaal toelaatbare steun

(105)

Overeenkomstig de bepalingen van de multisectorale kaderregeling stelt de Commissie de maximaal toelaatbare intensiteit van een aangemelde steunmaatregel vast volgens een formule waarin met diverse factoren rekening wordt gehouden. De berekening begint met de vaststelling van de maximale intensiteit (regionaal plafond) die een grote onderneming in de desbetreffende steunzone kan ontvangen in het kader van een goedgekeurde regionale steunmaatregel die van kracht is op de datum waarop kennisgeving wordt gedaan. Vervolgens worden op het verkregen percentage aan de hand van drie specifieke beoordelingscriteria verschillende correctiecoëfficiënten toegepast om de maximaal toelaatbare intensiteit voor het desbetreffende steunproject te berekenen: toestand van de mededinging, verhouding kapitaal/arbeid en regionale effecten.

(106)

Volgens de geldende Franse kaart voor regionale steunmaatregelen 2000-2006 is de werkgelegenheidszone Freyming-Merlebach een ondersteunde streek in de zin van artikel 87, lid 3, onder c), van het EG-Verdrag, waar de intensiteit van staatssteun voor investeringen kan oplopen tot 15 % NSE.

(107)

De factor „ mededinging” (de punten 3.2 tot en met 3.6 van de multisectorale kaderregeling) zoals bepaald in de beschikking van 2000 is niet ter discussie gesteld en evenmin gewijzigd, en maakte geen deel uit van de beschikking van 26 april 2006 tot inleiding van de procedure. De navolgende beoordeling is daarom overgenomen uit de beschikking van 2000.

(108)

Voor de factor „mededinging” wordt een analyse gemaakt om vast te stellen of het project zal worden uitgevoerd in een sector of subsector die met structurele overcapaciteit te kampen heeft.

(109)

Overeenkomstig de bepalingen van de multisectorale kaderregeling (punt 3.3) wordt beoordeeld of mogelijk van structurele overcapaciteit sprake is door een vergelijking tussen het gemiddelde benuttingspercentage van de productiecapaciteit van de industrie als geheel en het benuttingspercentage van de capaciteit in de desbetreffende (sub-)sector. Wanneer onvoldoende gegevens over de benutting van de capaciteit beschikbaar zijn, onderzoekt de Commissie of de desbetreffende investeringen plaatsvinden in een krimpende markt. Daartoe vergelijkt zij de ontwikkeling van het schijnbare verbruik van het (de)desbetreffende product(en) met het groeipercentage van de industrie als geheel binnen de EER.

(110)

Zoals reeds aangegeven, heeft de Commissie moeten vaststellen dat betrouwbare gegevens over de desbetreffende sector ontbreken. Er kan dus voor deze sector geen berekening worden gemaakt van het benuttingspercentage van de capaciteit en evenmin van het schijnbare verbruik.

(111)

Op basis van de analyse van de marktontwikkeling moet een factor 0,75 worden toegepast op het deel van de investering dat is bestemd voor de productie van floatglas (raw float glass — CN 7005). Voor het deel van de investering dat betrekking heeft op gelaagd of gecoat glas voor de bouw (laminated of coated building glass) uit de categorieën CN 7007 en 7008 zou een mededingingsfactor 1 moeten worden toegepast.

(112)

De multisectorale kaderregeling ziet niet op een situatie waarin twee of meer „mededingings”-factoren zouden kunnen worden toegepast op één enkele investering waarvoor een gedifferentieerde ontwikkeling van de markt is beoordeeld voor elk betrokken product. Aangezien in dit geval de toepassing van een van de twee factoren op de gehele investering niet alleen onevenredig maar ook onjuist zou zijn, is de Commissie van mening dat de factor „mededinging” zou moeten worden gewogen om de ontwikkeling van de markt voor elk betrokken product weer te geven.

(113)

Aangezien het project wordt gevormd door een volledig geïntegreerde fabriek zou het kunstmatig zijn om een wegingsfactor vast te stellen die zou worden berekend op basis van de relatieve waarde van de investering ten opzichte van elk van de betrokken producten. Daarom heeft de Commissie een wegingsfactor (40/60) toegepast, die is gebaseerd op de respectieve capaciteit die door de begunstigde van de steun op de markt wordt gebracht.

(114)

Dit levert een coëfficiënt T van 0,85 (33) op, waarmee de factor „mededinging” (1 en 0,75) op de beide markten wordt weergegeven.

(115)

Nu de Franse autoriteiten nieuwe gegevens hebben aangeleverd, verandert de coëfficiënt „verhouding kapitaal/arbeid”: het subsidiabele investeringsbedrag is 158,5 miljoen EUR. Frankrijk heeft aangegeven dat het gecreëerde aantal directe arbeidsplaatsen op termijn uitkomt op 176. De verhouding kapitaal/arbeid is dus 900. Omdat deze verhouding tussen 701 en 1 000 ligt, moet een factor I van 0,7 worden toegepast, en niet van 0,8 zoals aanvankelijk werd verwacht (punt 3.10 onder (2) van de multisectorale kaderregeling).

(116)

Door de nieuwe gegevens die de Franse autoriteiten hebben verstrekt verandert de coëfficiënt „indirecte/directe arbeidsplaatsen”. Frankrijk heeft aangegeven dat het gecreëerde aantal indirecte arbeidsplaatsen 150 bedraagt, oftewel 85 % van de directe arbeidsplaatsen. Omdat dit percentage tussen 50 en 100 % ligt, moet een factor M van 1,1 worden toegepast, en niet van 1,2 zoals aanvankelijk werd verwacht (punt 3.10 onder (3) van de multisectorale kaderregeling).

(117)

Gelet op het bovenstaande komt de herziene maximale steunintensiteit in dit geval dus uit op: R × T × I × M = 15 % × 0,85 × 0,7 × 1,1 = 9,82 % (tegen 12,24 % in de beschikking van 2000).

6.7.   Conclusie over de verenigbaarheid van de toegekende steun

(118)

Gelet op al deze nieuwe gegevens is de toegekende steun lager dan in 2000 werd verwacht. De subsidiabele kosten van het project belopen 158,5 miljoen EUR (150,165 miljoen EUR in netto contante waarde).

(119)

Volgens de methode van bijlage I bij de richtsnoeren voor regionale steunmaatregelen uit 1998 komen we volgens de Franse autoriteiten uit op een NSE van 12 985 610 EUR voor een nominale steun van 17 106 280 EUR.

(120)

Volgens de Franse autoriteiten zou de steunintensiteit voor het PGF/IGCF-project daarmee uitkomen op 8,65 % NSE (12 985 610/150 165 000), hetgeen lager is dan de maximaal toelaatbare steunintensiteit na herberekening vanwege de ontwikkeling van de projectparameters (9,82 % ESN).

(121)

De aangemelde steunintensiteit van 8,65 % NSE die in het voorstel van Frankrijk aan PGF/IGCF wordt toegekend, voldoet aan de voorwaarden om haar met de multisectorale kaderregeling verenigbaar te verklaren.

(122)

Aangezien het investeringsproject is voltooid, is er geen aanleiding voor toepassing van de voorwaarden voor controle achteraf als bedoeld in punt 6 van de multisectorale kaderregeling. Aan Frankrijk kan dus toestemming worden verleend om het resterende deel van de laatste steuntranche, te weten een bedrag (in nominale waarde) van 727 389 EUR, aan PGF/IGCF uit te betalen,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

De beschikking van 17 augustus 2000 betreffende Steunmaatregel N 291/2000 wordt herroepen.

Artikel 2

De staatssteun die Frankrijk voornemens is ten uitvoer te leggen ten gunste van PGF/IGCF met een intensiteit van 8,65 % NSE is verenigbaar met de gemeenschappelijke markt krachtens artikel 87, lid 3, onder c), van het EG-Verdrag.

De tenuitvoerlegging van deze steunmaatregel is derhalve toegestaan.

Aan Frankrijk wordt toestemming verleend om het resterende deel van de steun, te weten een bedrag van 727 389 EUR (in nominale waarde), aan PGF/IGCF uit te keren.

Artikel 3

Deze beschikking is gericht tot de Franse Republiek.

Gedaan te Brussel, 10 december 2008.

Voor de Commissie

Neelie KROES

Lid van de Commissie


(1)  PB L 83 van 27.3.1999, blz. 1.

(2)  PB C 196 van 19.8.2006, blz. 3.

(3)  PB C 107 van 7.4.1998, blz. 7.

(4)  PB C 293 van 14.10.2000, blz. 7.

(5)  PB C 196 van 19.8.2006, blz. 3.

(6)  Op grond van artikel 4 van Verordening nr. 17 van de Raad, (PB 13 van 21.2.1962, blz. 204/62).

(7)  Eerste verordening over de toepassing van de artikelen 81 en 82 van het Verdrag (ex artikelen 85 en 86).

(8)  Holding Interpane Glas Industrie AG.

(9)  Twee dochterondernemingen van het Interpane-concern zijn sinds 1998 in Frankrijk actief op het gebied van isolerend glas: Interpane Hoerdt SA (departement 67) en Interpane Ile-de-France in Mitry-Mory (departement 77). In 1999 waren bij deze dochterondernemingen 97 mensen werkzaam.

(10)  Holding Interpane Glas Industrie AG.

(11)  Twee dochterondernemingen van het Interpane-concern zijn sinds 1998 in Frankrijk actief op het gebied van isolerend glas: Interpane Hoerdt SA (departement 67) en Interpane Ile-de-France in Mitry-Mory (departement 77). In 1999 waren bij deze dochterondernemingen 97 mensen werkzaam.

(12)  Beschikking van de Commissie van 15 maart 2000 tot vaststelling van de regionale steunkaart 2000-2006 voor Frankrijk (Steunmaatregel N 45/2000).

(13)  PB C 74 van 10.3.1998, blz. 9.

(14)  Berekend op basis van punt 3.10 van de multisectorale kaderregeling.

(15)  Overeenkomstig punt 6 van de multisectorale kaderregeling.

(16)  FIL: Fonds d’Industrialisation de la Lorraine (industrialisatiefonds voor Lotharingen).

(17)  FIBM: Fonds d’Industrialisation des Bassins Miniers (industrialisatiefonds voor de mijnbekkens).

(18)  Het algemene belastingwetboek voorziet in een maximering van de bedrijfsbelasting naar rato van de toegevoegde waarde. Deze bepaling is algemeen van aard en kan niet worden beschouwd als staatssteun (artikel 1 647 B sexies van de CGI).

(19)  PB C 54 van 4.3.2006, blz. 13.

(20)  Zaak 73/79, Commissie/Italië, Jurispr. 1980, blz. 1533, punt 11.

(21)  Zaak 74/76, Iannelli & Volpi SpA/Firma Paolo Meroni, Jurispr. 1977, blz. 557, punt 14.

(22)  PB L 161 van 26.6.1999, blz. 1.

(23)  Het toegepaste procedé wordt een „magnetron”-proces genoemd, waarbij het ruwe glas op een afzonderlijke productielijn wordt behandeld. Er bestaat ook een procedé waarbij een pyrolysebehandeling (verstuiven) plaatsvindt. Hierbij kan het glas meteen op de floatlijn worden behandeld.

(24)  Alle definities zijn afkomstig uit: L’industrie du verre (De glasindustrie), Secrétariat d’Etat à l’industrie, Service des Etudes et des Statistiques Industrielles (SESSI), 1999.

(25)  De normen voor en de behoefte aan zonlichtreflectie en isolatie zijn in de automobielindustrie anders.

(26)  Europese organisatie van vlakglasproducenten.

(27)  De verkoopbare productiecapaciteit (saleable capacities) wordt berekend op basis van de nominale smeltcapaciteit (melt capacity) waarop een correctie wordt toegepast voor verliezen (circa 15 % van het geproduceerde vlakglas wordt tijdens het fabricageproces vernietigd) en stilstand van de ovens voor het omstellen naar andere glaskleuren en -diktes en wegens de uitvoering van de belangrijkste periodieke reparaties.

(28)  366,9 EUR/t in 1993 en 338,19 EUR/t in 1995, met een piek in 1995.

(29)  Isolerende beglazing bestaande uit meerdere lagen met daartussen een of meer met ontvochte lucht of met gas gevulde spouwen

(30)  Beschikking van de Commissie van 21 april 1999 betreffende Steunmaatregel N 94/99 — Rockwool Peninsular SA.

(31)  Zie punt 7.8 van de multisectorale kaderregeling

(32)  Een marktaandeel dat voor de multisectorale kaderregeling werd vastgesteld op ten minste 40 %.

(33)  (0,4 × 1) + (0,6 × 0,75).


20.2.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 49/33


BESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 19 februari 2009

betreffende de benoeming van de leden en de adviseurs van de wetenschappelijke comités en de pool die bij Besluit 2008/721/EG zijn ingesteld

(2009/146/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Besluit 2008/721/EG van de Commissie van 5 september 2008 tot instelling van een adviesstructuur van wetenschappelijke comités en deskundigen op het gebied van consumentenveiligheid, volksgezondheid en het milieu en tot intrekking van Besluit 2004/210/EG (1), en met name op de artikelen 3 en 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Commissie heeft bij Besluit 2008/721/EG drie wetenschappelijke comités ingesteld, namelijk voor consumentenveiligheid (WCCV), voor gezondheids- en milieurisico’s (WCGM) en voor nieuwe gezondheidsrisico’s (WCNG), alsmede een pool van wetenschappelijke adviseurs op het gebied van risicobeoordeling (hierna „de pool” genoemd) op het gebied van consumentenveiligheid, volkgezondheid en milieu.

(2)

Het WCCV, het WCGM en het WCNG bestaan elk uit maximaal 17 leden, en het aantal wetenschappelijke adviseurs in de pool wordt vastgesteld door de Commissie op basis van haar behoefte aan wetenschappelijk advies. Met het oog op een goede dekking van het brede spectrum aan wetenschappelijke vakgebieden waarover de wetenschappelijke comités tijdens hun ambtstermijn naar verwachting zullen worden geraadpleegd, is het wenselijk het aantal leden van elk wetenschappelijk comité vast te stellen op 17 en het aantal wetenschappelijke adviseurs van de pool op 189.

(3)

Overeenkomstig de artikelen 3, lid 4 en 4, lid 2, van Besluit 2008/721/EG is een oproep tot het indienen van blijken van belangstelling bekendgemaakt, waarin ook de selectiecriteria en de beoordelingsprocedure werden vastgesteld. Dit heeft geleid tot een lijst geschikte kandidaten waaruit de Commissie de leden van de wetenschappelijke comités en de wetenschappelijke adviseurs van de pool benoemt.

(4)

Overeenkomstig artikel 3, lid 2, van Besluit 2008/721/EG zijn de leden van de comités gekozen op basis van hun deskundigheid en — in overeenstemming hiermee — aan de hand van een geografische verdeling die de diversiteit aan wetenschappelijke problemen en benaderingen, met name in Europa, weerspiegelt. Overeenkomstig artikel 4, lid 1, van dat besluit zijn de adviseurs gekozen met als doel een zo breed mogelijk spectrum aan vakgebieden te bestrijken,

BESLUIT:

Enig artikel

Het aantal leden van elk van de drie wetenschappelijke comités die bij Besluit 2008/721/EG zijn ingesteld, wordt vastgesteld op 17. De in bijlage I bij dit besluit genoemde deskundigen worden benoemd tot lid van deze comités.

Het aantal wetenschappelijke adviseurs in de pool wordt vastgesteld op 189 en de in bijlage II bij deze beschikking genoemde deskundigen worden benoemd als wetenschappelijke adviseurs op het gebied van risicobeoordeling in de bij Besluit 2008/721/EG ingestelde pool.

Gedaan te Brussel, 19 februari 2009.

Voor de Commissie

Androulla VASSILIOU

Lid van de Commissie


(1)  PB L 241 van 10.9.2008, blz. 21.


BIJLAGE I

Lijst van deskundigen die tot lid van de wetenschappelijke comités zijn benoemd

Lijst in alfabetische volgorde van de wetenschappers die door de Commissie zijn benoemd tot lid van de wetenschappelijke comités die zijn ingesteld bij Besluit 2008/721/EG;

Wetenschappelijk Comité voor consumentenveiligheid

Achternaam

Voornaam

Instelling of organisatie

Angerer

Jürgen

Institute for Occupational and Environmental Medicine, Erlagen, Germany

Bernauer

Ulrike

Federal Institute for Risk Assessment (BfR), Berlin, Germany

Chambers

Claire

Chambers Toxicological Consulting, Wicklow, Ireland

Chaudhry

Mohammad

Central Science Laboratory, Sand Hutton, York, United Kingdom

Degen

Gisela

Leibniz Research Centre for Working Environment and Human Factors (IfADo), Dortmund, Germany

Eisenbrand

Gerhard

University of Kaiserslautern, Kaiserslautern, Germany

Galli

Corrado

University of Milan, Milan, Italy

Platzek

Thomas

Federal Institute for Risk Assessment (BfR), Berlin, Germany

Rastogi

Suresh

Retired

Rogiers

Vera

Vrije Universiteit Brussel, Brussels, Belgium

Rousselle

Christophe

French Agency for Environmental and Occupationnal Health Safety (Afsset), Maisons-Alfort, France

Sanner

Tore

Retired

Savolainen

Kai

Finnish Institute of Occupational Health, Helsinki, Finland

Van Engelen

Jacqueline

National Institute for Public Health and the Environment (RIVM), Bilthoven, The Netherlands

Vinardell

Maria

University of Barcelona, Barcelona, Spain

Waring

Rosemary

University of Birmingham, Edgbaston Birmingham, United Kingdom

White

Ian

Guy’s & St Thomas’ NHS Hospitals, London, United Kingdom


Wetenschappelijk Comité voor gezondheids- en milieurisico’s

Achternaam

Voornaam

Instelling of organisatie

Ackermann-Liebrich

Ursula

Swiss School of Public Health, Zürich, Switzerland

Autrup

Herman

University of Aarhus, Aarhus, Denmark

Bard

Denis

École des Hautes Études en Santé Publique (EHESP), Rennes, France

Calow

Peter

Roskilde University, Roskilde, Denmark

Canna-Michaelidou

Stella

State General Laboratory, Nicosia, Cyprus

Davison

John

French National Institute for Agricultural Research (INRA), Paris, France

Dekant

Wolfgang

University of Würzburg, Würzburg, Germany

De Voogt

Pim

University of Amsterdam, Amsterdam, The Netherlands

Gard

Arielle

University of Montpellier, Montpellier, France

Greim

Helmut

Retired

Hirvonen

Ari

Finnish Institute of Occupational Health, Helsinki, Finland

Janssen

Colin

Ghent University, Ghent, Belgium

Linders

Jan

National Institute for Public Health and the Environment (RIVM), Bilthoven, The Netherlands

Peterlin

Borut

University Medical Center Ljubljana, Ljubljana, Slovenia

Tarazona

José

Spanish National Institute for Agriculture and Food Research and Technology, Madrid, Spain

Testai

Emanuela

Istituto Superiore di Sanità, Rome, Italy

Vighi

Marco

University of Milano Bicocca, Milan, Italy


Wetenschappelijk Comité voor nieuwe gezondheidsrisico’s

Achternaam

Voornaam

Instelling of organisatie

Auvinen

Anssi

University of Tampere, Tampere, Finland

Bridges

James

Retired

Dawson

Kenneth

University College Dublin, Belfield, Ireland

De Jong

Wim

National Institute for Public Health and the Environment (RIVM), Bilthoven, The Netherlands

Hartemann

Philippe

Université Henri Poincaré, Nancy, France

Hoet

Peter

Katholieke Universiteit Leuven, Leuven, Belgium

Jung

Thomas

Paul Scherrer Institute, Villigen PSI, Switzerland

Mattsson

Mats-Olof

Örebro University, Örebro, Sweden

Norppa

Hannu

Finnish Institute of Occupational Health, Helsinki, Finland

Pagès

Jean-Marie

INSERM and Université de la Méditerranée, Marseille, France

Proykova

Ana

University of Sofia, Sofia, Bulgaria

Rodríguez-Farré

Eduardo

Consejo Superior de Investigaciones Cientificas (CSIC), Madrid, Spain

Schulze-Osthoff

Klaus

University Clinics Tübingen, Tübingen, Germany

Schüz

Joachim

Danish Cancer Society, Institute of Cancer Epidemiology, Copenhagen, Denmark

Stahl

Dorothea

Paracelsus Private Medical University, Salzburg, Austria

Thomsen

Mogens

Retired

Vermeire

Theodorus

National Institute of Public Health and the Environment (RIVM), The Netherlands


BIJLAGE II

Lijst van deskundigen benoemd als wetenschappelijk adviseur op het gebied van risicobeoordeling

Lijst in alfabetische volgorde van de deskundigen die door de Commissie zijn benoemd als wetenschappelijk adviseur op het gebied van risicobeoordeling in de pool ingesteld bij Besluit 2008/721/EG.

Achternaam

Voornaam

Instelling of organisatie

Ahlers

Jan

Retired

Algorta

Jaime

Progenika Biopharma Group, Derio, Spain

Altenburger

Rolf

Helmholtz Centre for Environmental Research, Leipzig, Germany

Ambrogi

Nicoletta

Department of pharmaceutical assistance Local Public Health Unit 4, Terni, Italy

André

Jean-Claude

Centre National de la Recherche Scientifique (CNRS), Paris, France

Assmuth

Timo

Finnish Environment Institute (SYKE), Helsinki, Finland

Baars

Aalbert

Retired

Bailey

Andrew

ViruSure GmbH, Vienna, Austria

Balicer

Ran

Clalit Health Services, Tel.-Aviv, Israel

Bell

David

University of Nottingham, Nottingham, United Kingdom

Bernard

Alfred

Université Catholique de Louvain (UCL), Louvain-la-Neuve, Belgium

Berry

Bernard

Berry Environmental Ltd, Shepperton, United Kingdom

Bommelaer

Jean

Laboratoire Shadeline France, Mouans-Sartoux, France

Boogaard

Pieter

Shell, The Hague, The Netherlands

Borrego

Carlos

University of Aveiro, Aveiro, Portugal

Breckenridge

Ross

University College London, London, United Kingdom

Broschard

Thomas

Merck KGaA, Darmstadt, Germany

Brunnhuber

Stefan

University of Essen, Essen, Germany

Bubenheim

Michael

University Hospital of Rouen, Rouen, France

Cabanes

Pierre-André

Électricité de France, Paris, France

Calvo Rojas

Gonzalo

Hospital Clinic i Provincial of Barcelona, Barcelona, Spain

Carroquino

Maria

Instituto de Salud Carlos III, Madrid, Spain

Cazals

Yves

Institut National de la Santé et de la Recherche Médicale (INSERM), Paris, France

Colbeck

Ian

University of Essex, Colchester, United Kingdom

Coleman

Michael

Aston University, Birmingham, United Kingdom

Cooke

Allan Melvin

Alchemy Compliance Ltd, Nottinghamshire, United Kingdom

Cotrim

Teresa

Technical University of Lisbon, Lisbon, Portugal

Crawford-Brown

Douglas

Pell Frischmann, London, United Kingdom

Cuypers

Ann

Hasselt University, Diepenbeek, Belgium

Dal Negro

Gianni

GlaxoSmithKline, Verona, Italy

Darbre

Philippa

University of Reading, Reading, United Kingdom

De Gaetano

Giovanni

Catholic University, Campobasso, Italy

Del Mazo

Jesús

Consejo Superior de Investigaciones Cientificas (CSIC), Madrid, Spain

De Paepe

Boel

Ghent University Hospital, Ghent, Belgium

De Sutter

Petra

Ghent University, Ghent, Belgium

Di Guardo

Antonio

University of Insubria, Varese, Italy

Dorigan

Lee

Public Health — Seattle & King County, Seattle, Verenigde Staten

Dreher

Jean-Claude

Centre National de la Recherche Scientifique (CNRS), Bron, France

Duffus

John

John H Duffus, Edinburgh, United Kingdom

Ellerbrok

Heinz

Robert-Koch-Institut, Berlin, Germany

Emmanouil-Nikoloussi

Elpida-Niki

Aristotle University of Thessaloniki (AUTH), Thessaloniki, Greece

Fernandes

Teresa

Napier University, Edinburgh, United Kingdom

Figueras

Maria

University Rovira I Virgili, Tarragona, Spain

Fillet

Anne-Marie

Électricité de France, Paris, France

Floc’h

François

ITEConsult, Genay, France

Fruijtier-Pölloth

Claudia

CATS Consultants GmbH, Gräfelfing, Germany

Fustinoni

Silvia

Fondazione IRCCS Ospedale Maggiore Policlicnico Mangiagalli e Regina Elena, Milan, Italy

Galley-Taylor

Magdalen

Leicestershire County and Rutland Primary Care Trust, Enderby, United Kingdom

Garrigue

Jean-Luc

ImmunoSearch, Grasse, France

Gheber

Levi

Ben-Gurion University of the Negev, Beer-Sheva, Israel

Gibb

Herman

Tetra Tech Sciences, Arlington, Verenigde Staten

Giménez-Arnau

Ana

Hospital del Mar. IMAS., Barcelona, Spain

Gjomarkaj

Mark

Consiglio Nazionale delle Ricerche, Rome, Italy

Goldberg

Michel

Retired

Gordts

Bart

Algemeen Ziekenhuis Sint-Jan, Bruges, Belgium

Górski

Andrzej

Warsaw Medical University/Polish Academy of Sciences, Warsaw, Poland

Grandjean

Philippe

University of Southern Denmark, Odense, Denmark

Greil

Gerald

King’s College London, London, United Kingdom

Griem

Peter

Clariant Produkte (Deutschland) GmbH, Sulzbach, Germany

Gushulak

Brian

Government of Canada — Citizenship and Immigration Canada, Ottawa, Canada

Håkansson

Helen

Karolinska Institutet, Stockholm, Sweden

Hanke

Wojciech

Nofer Institute of Occupational Medicine (NIOM), Lodz, Poland

Harrison

Paul

PTCH Consultancy Limited, Market Harborough, United Kingdom

Hassenzahl

David

University of Nevada, Las Vegas, Verenigde Staten

Hauptmann

Michael

Netherlands Cancer Institute, Amsterdam, The Netherlands

Hayward

Gordon

Consumer Risk Limited, London, United Kingdom

Heederik

Dirk

Utrecht University, Utrecht, The Netherlands

Hellebek

Annemarie

Hvidovre Hospital, Hvidovre, Denmark

Hensten

Arne

University of Tromsö, Tromsö, Norway

Hurley

John Fintan

Institute of Occupational Medicine, Edinburgh, United Kingdom

Jacobsen

Hans-Jörg

Leibniz-University Hannover, Hannover, Germany

Jaźwiec-Kanyion

Bożena

Medical Center OMEGA, Sosnowiec, Poland

Jensen

Allan

Force Technology, Brøndby, Denmark

Jobling

Susan

Brunel University, Uxbridge, United Kingdom

Johansen

Jeanne duus

Gentofte Hospital, Hellerup, Denmark

Kneuer

Carsten

Federal Institute for Risk Assessment (BfR), Berlin, Germany

Koennecker

Gustav

Fraunhofer Institute of Toxicology and Experimental Medicine (ITEM), Hannover, Germany

Komulainen

Hannu

National Public Health Institute, Helsinki, Finland

Koppe

Janna

Retired

Krätke

Renate

Federal Institute for Risk Assessment (BfR), Berlin, Germany

Kreyling

Wolfgang

Helmholtz Zentrum München, German Research Center for Environmental Health, Neuherberg/München, Germany

Kruize

Hanneke

National Institute for Public Health and the Environment (RIVM), Bilthoven, The Netherlands

Lambré

Claude

Institut National de la Santé et de la Recherche Médicale (INSERM), Paris, France

Lambrozo

Jacques

Électricité de France, Paris, France

Landsiedel

Robert

BASF, Ludwigshafen, Germany

Latini

Giuseppe

Perrino Hospital, Brindisi, Italy

Laurent

Christian

Unemployed

Lebret

Erik

National Institute for Public Health and the Environment (RIVM), Bilthoven, The Netherlands

Lens

Piet

Unesco-IHE, Delft, The Netherlands

Lichtenbeld

Hera

NanoTox BV and Biomedbooster BV, Maastricht, The Netherlands

Lilienblum

Werner

LiCoTox (Lilienblum Consulting Toxicology), Hemmingen/Hannover, Germany

Liu

Qintao

AstraZeneca UK Ltd, Brixham, United Kingdom

Lopes

Isabel

University of Aveiro, Aveiro, Portugal

Luches

Armando

University of Salento, Lecce, Italy

Macpherson

Douglas

Faculty of Health Sciences, McMaster University, Hamilton, Ontario, Canada

Maillard

Jean-Yves

Welsh School of Pharmacy, Cardiff University, Cardiff, United Kingdom

Mamo

Julian

University of Malta, Msida, Malta

Mangelsdorf

Inge

Fraunhofer Institute of Toxicology and Experimental Medicine (ITEM), Hannover, Germany

Marti

Amelia

University of Navarra, Pamplona, Spain

Marti-Mestres

Gilberte

University of Montpellier I, Montpellier, France

Martínez Serrano

Alberto

Autonomous University of Madrid (UAM), Madrid, Spain

Melhus

Äsa

Uppsala University, Uppsala University Hospital, Uppsala, Sweden

Melissos

Dimitrios

QACS Ltd, Athens, Greece

Minor

Philip

National Institute for Biological Standards and Control, Blanche Lane, South Mimms, Potters Bar, United Kingdom

Mølhave

Lars

University of Aarhus, Århus, Denmark

Montanaro

Fabio

Fabio Montanaro, Genova, Italy

Moseley

Harry

University of Dundee Ninewells Hospital & Medical School, Dundee, United Kingdom

Moulin

Gérard

National agency for veterinary medicinal products, Fougères, France

Mühlemann

Marc

Agroscope Liebefeld-Posieux Research Station ALP, Berne, Switzerland

Mulon

Laurence

Mulon Conseil, Saint-Maurice, France

Navas

José

Spanish National Institute for Agricultural and Food Research and Technology, Madrid, Spain

Nemery de Bellevaux

Benoit

Katholieke Universiteit Leuven, Leuven, Belgium

Nielsen

Elsa

Technical University of Denmark, Søborg, Denmark

Nogueira

António

University of Aveiro, Aveiro, Portugal

Nohynek

Gerhard

L’Oreal Research and Development, Asnières, France

Nordberg

Monica

Karolinska Institutet, Stockholm, Sweden

Nübling

Claudius

Paul-Ehrlich-Institut, Langen, Germany

Nychas

George-John

Agricultural University of Athens, Athens, Greece

Pallapies

Dirk

Forschungsinstitut für Arbeitsmedizin der Deutschen Gesetzlichen Unfallversicherung (BGFA), Bochum, Germany

Papadopoulou

Chrissanthy

University of Ioannina, Ioannina, Greece

Pandiella

Atanasio

Consejo Superior de Investigaciones Cientificas (CSIC), Madrid, Spain

Pauwels

Marleen

Vrije Universiteit Brussel, Brussels, Belgium

Peijnenburg

Willie

National Institute for Public Health and the Environment (RIVM), Bilthoven, The Netherlands

Peltonen

Kimmo

Finnish Food Safety Authority (Evira), Helsinki, Finland

Pereira

Ruth

University of Aveiro, Aveiro, Portugal

Petrova

Rumiana

Retired

Pickup

Roger

Natural Environment Research Council, Centre for Ecology and Hydrology, Bailrigg, United Kingdom

Pirnay

Jean-Paul

Queen Astrid Military Hospital, Brussels, Belgium

Pitard

Alexandre

Fédération des Réseaux de Santé de Franche-Comté, Besançon, France

Polettini

Aldo

University of Verona, Verona, Italy

Popov

Todor

Retired

Porzsolt

Franz

University of Ulm, Ulm, Germany

Pratt

Iona

Food Safety Authority of Ireland, Dublin, Ireland

Pukkala

Eero

Finnish Cancer Registry, Helsinki, Finland

Quesniaux

Valérie

Centre National de la Recherche Scientifique (CNRS), Paris, France

Ramsden

David

Retired

Richert

Susann

Industriepark Wolfgang GmbH, Hanau, Germany

Riese

Hans

Instituto de Salud Carlos III, Madrid, Spain

Robbins

Anthony

Retired

Ryffel

Bernhard

Centre National de la Recherche Scientifique (CNRS), Orléans, France

Sacile

Roberto

University of Genova, Genova, Italy

Sakellaris

George

National Hellenic Research Foundation (NHRF), Athens, Greece

Salifoglou

Athanasios

Aristotle University of Thessaloniki, Thessaloniki, Greece

Salman

Mo

Colorado State University, Colorado, Verenigde Staten

Sans Menéndez

Susana

Institute of Health Studies — Generalitat of Catalonia, Barcelona, Spain

Santos-Sanches

Ilda

Universidade Nova de Lisboa, Lisbon, Portugal

Saravanane

Raman

Pondicherry Engineering College, Pondicherry, India

Schnekenburger

Jürgen

Westfälische Wilhelms-Universität, Münster, Germany

Schowanek

Diederik

Procter & Gamble Eurocor, Strombeek-Bever, Belgium

Schulte

Stefan

BASF, Ludwigshafen, Germany

Scialli

Anthony

Tetra Tech Sciences, Arlington, Verenigde Staten

Sharp

Stephen

Medical Research Council, Cambridge, United Kingdom

Simms

Ian

Health Protection Agency (HPA), London, United Kingdom

Simkó

Myrtill

Austrian Academy of Sciences, Institute of Technology Assessment, Vienna, Austria

Straif

Kurt

International Agency for Research on Cancer (IARC), Lyon, France

Stück

Wolfgang

Wolfgang Stück, Koblenz, Germany

Spindler

Per

University of Copenhagen, Copenhagen, Denmark

Suh Macintosh

Helen

Harvard School of Public Health, Boston, Verenigde Staten

Sweet

Jeremy

Sweet Environmental Consultants, Cambridge, UK

Tchepel

Oxana

University of Aveiro, Aveiro, Portugal

Torok

Andrea

National Institute for Environmental Health, Budapest, Hungary

Torrence

Mary

Department of Agriculture — Agricultural Research Service, Beltsville, Verenigde Staten

Trevisan

Marco

Università Cattolica del Sacro Cuore, Piacenza, Italy

Tribsch

Andreas

University of Salzburg, Salzburg, Austria

Tytgat

Jan

Katholieke Universiteit Leuven, Leuven, Belgium

Uter

Wolfgang

Friedrich-Alexander University (FAU), Erlangen, Germany

Vallaeys

Tatiana

University of Montpellier II, Montpellier, France

Van Beelen

Patrick

National Institute for Public Health and the Environment (RIVM), Bilthoven, The Netherlands

Van Benthem

Jan

National Institute for Public Health and the Environment (RIVM), Bilthoven, The Netherlands

Van De Meent

Dirk

National Institute for Public Health and the Environment (RIVM), Bilthoven, The Netherlands

Van Den Hazel

Peter

Public Health Services Gelderland Midden, Arnhem, The Netherlands

Van Der Laan

Jan Willem

National Institute for Public Health and the Environment (RIVM), Bilthoven, The Netherlands

Vanhaecke

Tamara

Vrije Universiteit Brussel, Brussels, Belgium

Van Rongen

Eric

Health Council of the Netherlands, The Hague, The Netherlands

Verbeken

Gilbert

Ministry of Defence, Brussels, Belgium

Viluksela

Matti

National Public Health Institute, Kuopio, Finland

Virtanen

Jorma

University of Helsinki, Helsinki, Finland

Voncina

Ernest

Institute of Public Health, Maribor, Slovenia

Von Stackelberg

Katherine

Harvard School of Public Health, Boston, Verenigde Staten

Wallet

France

Électricité de France, Paris, France

Walochnik

Julia

Medical University of Vienna, Vienna, Austria

Wester

Piet

National Institute for Public Health and the Environment (RIVM), Bilthoven, The Netherlands

Widén

Frederik

Statens Veterinärmedicinska Anstalt, Uppsala, Sweden

Willing

Andreas

Cognis GmbH, Düsseldorf, Germany

Wu

Qinglan

Det Norske Veritas As, Hoevik, Norway

Yang

Hong

Verenigde Staten Food and Drug Administration, Rockville, Maryland, Verenigde Staten

Yu

Il Je

Korea Environment & Merchandise Testing Institute, Incheon, Korea

Zappa

Giovanna

Italian National Agency for New Technology, Energy and the Environment (ENEA), Rome, Italy

Zouali

Moncef

Institut National de la Santé et de la Recherche Médicale (INSERM), Paris, France


20.2.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 49/43


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 19 februari 2009

tot vaststelling van een financiële bijdrage van de Gemeenschap voor 2008 in de door Duitsland, Nederland en Slovenië gedane uitgaven ter bestrijding van voor planten en voor plantaardige producten schadelijke organismen

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2009) 1013)

(Slechts de tekst in de Duitse, de Nederlandse en de Sloveense taal is authentiek)

(2009/147/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 2000/29/EG van de Raad van 8 mei 2000 betreffende de beschermende maatregelen tegen het binnenbrengen en de verspreiding in de Gemeenschap van voor planten en voor plantaardige producten schadelijke organismen (1), en met name op artikel 23,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig Richtlijn 2000/29/EG kan aan de lidstaten een financiële bijdrage van de Gemeenschap worden toegekend voor de uitgaven die rechtstreeks verband houden met getroffen of voorgenomen noodzakelijke maatregelen met het oog op de bestrijding van schadelijke organismen die uit een derde land of uit een ander gebied van de Gemeenschap zijn binnengebracht, om deze organismen uit te roeien of, als dat niet mogelijk is, de verspreiding ervan tegen te gaan.

(2)

Duitsland, Nederland en Slovenië hebben elk een actieprogramma opgesteld voor de uitroeiing van voor planten schadelijke organismen die op hun grondgebied worden binnengebracht. In deze programma’s zijn de te verwezenlijken doelstellingen, de uit te voeren maatregelen, alsmede de duur en de kosten van de maatregelen vastgelegd. Duitsland, Nederland en Slovenië hebben binnen de daarvoor in Richtlijn 2000/29/EG vastgestelde termijn en overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1040/2002 van de Commissie van 14 juni 2002 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van de regeling inzake de toekenning van een financiële bijdrage van de Gemeenschap voor fytosanitaire bestrijdingsmaatregelen en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 2051/97 (2) verzocht om toekenning van een financiële bijdrage van de Gemeenschap.

(3)

Dankzij de door Duitsland, Nederland en Slovenië verstrekte technische informatie heeft de Commissie de situatie nauwkeurig en volledig kunnen onderzoeken. Zij is tot de conclusie gekomen dat aan de in artikel 23 van Richtlijn 2000/29/EG vastgestelde voorwaarden voor het verlenen van een financiële bijdrage is voldaan. Bijgevolg is het dienstig een financiële bijdrage van de Gemeenschap te verlenen in de voor bovengenoemde programma’s gedane uitgaven.

(4)

De financiële bijdrage van de Gemeenschap mag ten hoogste 50 % van de subsidiabele uitgaven bedragen. Overeenkomstig artikel 23, lid 5, derde alinea, van Richtlijn 2000/29/EG moet het percentage van de financiële bijdrage van de Gemeenschap voor een deel van het door Nederland ingediende programma voor de bestrijding van Diabrotica virgifera virgifera Le Conte worden verlaagd, aangezien het door deze lidstaat gemelde programma reeds het voorwerp was van een financiering door de Gemeenschap krachtens Beschikking 2007/877/EG van de Commissie (3).

(5)

Overeenkomstig artikel 24 van Richtlijn 2000/29/EG gaat de Commissie na of het binnenbrengen van het betrokken schadelijke organisme toe te schrijven is aan gebrekkige onderzoeken of inspecties en neemt zij de op grond van de bevindingen van haar verificatie vereiste maatregelen.

(6)

Overeenkomstig artikel 3, lid 2, onder a), van Verordening (EG) nr. 1290/2005 van de Raad van 21 juni 2005 betreffende de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (4) moeten fytosanitaire maatregelen worden gefinancierd uit het Europees Landbouwgarantiefonds. Voor de financiële controle van deze maatregelen zijn de artikelen 9, 36 en 37 van voornoemde verordening van toepassing.

(7)

De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Plantenziektekundig Comité,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

De toekenning van een financiële bijdrage van de Gemeenschap voor 2008 in de door Duitsland, Nederland en Slovenië gedane uitgaven in verband met noodzakelijke maatregelen, als bedoeld in artikel 23, lid 2, van Richtlijn 2000/29/EG, ter bestrijding van de organismen waarop de in de bijlage bij deze beschikking genoemde uitroeiingsprogramma’s zijn gericht, wordt goedgekeurd.

Artikel 2

1.   De in artikel 1 bedoelde financiële bijdrage bedraagt in totaal 871 953 EUR.

2.   De maximumbedragen van de financiële bijdrage van de Gemeenschap voor elk programma staan vermeld in de bijlage.

Artikel 3

De in de bijlage vermelde financiële bijdrage van de Gemeenschap wordt onder de volgende voorwaarden betaald:

a)

er zijn bewijsstukken met betrekking tot de genomen maatregelen verstrekt overeenkomstig de bepalingen van Verordening (EG) nr. 1040/2002;

b)

er is een betalingsverzoek door de betrokken lidstaat bij de Commissie ingediend overeenkomstig artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1040/2002.

De betaling van de financiële bijdrage geschiedt onverminderd de verificaties door de Commissie krachtens artikel 24 van Richtlijn 2000/29/EG.

Artikel 4

Deze beschikking is gericht tot de Bondsrepubliek Duitsland, het Koninkrijk der Nederlanden en de Sloveense Republiek.

Gedaan te Brussel, 19 februari 2009.

Voor de Commissie

Androulla VASSILIOU

Lid van de Commissie


(1)  PB L 169 van 10.7.2000, blz. 1.

(2)  PB L 157 van 15.6.2002, blz. 38.

(3)  PB L 344 van 28.12.2007, blz. 51.

(4)  PB L 209 van 11.8.2005, blz. 1.


BIJLAGE

UITROEIINGSPROGRAMMA’S

Verklaring:

a= jaar van uitvoering van het uitroeiingsprogramma.

Sectie I —   Programma’s waarvoor de financiële bijdrage van de Gemeenschap overeenkomt met 50 % van de subsidiabele uitgaven

Lidstaat

Bestreden schadelijke organismen

Betrokken planten

Jaar

Subsidiabele uitgaven

(EUR)

Maximale bijdrage van de Gemeenschap per programma

(EUR)

Duitsland, deelstaat Baden-Württemberg

Diabrotica virgifera

Zea mays

2007

481 817

240 908

Duitsland, deelstaat Beieren

Diabrotica virgifera

Zea mays

2007

197 319

98 659

Nederland

Diabrotica virgifera

Zea mays

2006

125 320

62 660

Nederland

PSTVd

Brugmansia spp., Solanum jasminoides

2006, 2007

687 606

343 803

Nederland

TRSV

Hemerocallis spp., Iris spp.

2006

148 589

74 294

Slovenië

Dryocosmus kuriphilus

Castanea sp.

2007

41 307

20 653


Sectie II —   Programma’s waarvoor de financiële bijdrage van de Gemeenschap varieert naargelang de toegepaste degressiviteit

Lidstaat

Bestreden schadelijke organismen

Betrokken planten

Jaar

a

Subsidiabele uitgaven

(EUR)

Percentage

(%)

Maximale bijdrage van de Gemeenschap

(EUR)

Nederland

Diabrotica virgifera

Zea mays

2007

3

68 837

45

30 976


Totale bijdrage van de Gemeenschap (EUR)

871 953


20.2.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 49/46


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 19 februari 2009

tot wijziging van Beschikking 2008/883/EG voor Brazilië wat betreft de datum waarvoor de invoer van bepaalde soorten vers rundvlees in de Gemeenschap is toegestaan

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2009) 1040)

(Voor de EER relevante tekst)

(2009/148/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 2002/99/EG van de Raad van 16 december 2002 houdende vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor de productie, de verwerking, de distributie en het binnenbrengen van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong (1), en met name op artikel 8, inleidende zin, artikel 8, punt 1, eerste alinea, en artikel 8, punt 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Beschikking 79/542/EEG van de Raad van 21 december 1976 tot vaststelling van een lijst van derde landen of delen van derde landen, alsmede tot vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften, gezondheidsvoorschriften en voorschriften inzake de veterinaire certificering voor de invoer in de Gemeenschap van levende dieren en vers vlees daarvan (2), stelt de gezondheidsvoorschriften vast voor de invoer in de Gemeenschap van levende dieren, met uitzondering van paardachtigen, en voor de invoer van vers vlees van die dieren, met inbegrip van paardachtigen, doch met uitsluiting van vleesbereidingen.

(2)

Beschikking 79/542/EEG bepaalt dat de invoer van vers vlees voor menselijke consumptie alleen is toegestaan als het vlees afkomstig is van een grondgebied van een derde land of een deel daarvan dat is opgenomen in de lijst van deel 1 van bijlage II bij die beschikking, en het verse vlees voldoet aan de eisen die zijn vastgesteld in het veterinair certificaat voor dat vlees overeenkomstig de modellen van deel 2 van die bijlage, rekening houdend met de specifieke voorwaarden en de aanvullende garanties voor het vlees.

(3)

Bij Beschikking 79/542/EEG, gewijzigd bij Beschikking 2008/642/EG van de Commissie (3), zijn onder meer de staten Paraná en São Paulo met gebiedscode BR-3 opnieuw in de vermelding voor Brazilië in deel 1 van bijlage II bij Beschikking 79/542/EEG opgenomen voor de invoer in de Gemeenschap van gerijpt rundvlees zonder been van dieren die op of ná 1 augustus 2008 zijn geslacht.

(4)

Bij Beschikking 79/542/EEG, gewijzigd bij Beschikking 2008/883/EG van de Commissie (4), is in die bijlage ook de vermelding voor Brazilië met gebiedscode BR-1 gewijzigd om Mato Grosso Do Sul opnieuw in de lijst op te nemen en de rest van de staten Minas Gerais en Mato Grosso aan de lijst toe te voegen om de invoer in de Gemeenschap van gerijpt rundvlees zonder been van dieren die op of ná 1 december 2008 zijn geslacht, toe te laten. Krachtens artikel 2 van Beschikking 2008/883/EG mogen zendingen vers gerijpt rundvlees zonder been uit het gebied met code BR-1, als omschreven in Beschikking 2008/642/EG, van vóór 1 december 2008 geslachte dieren echter tot en met 14 januari 2009 in de Gemeenschap worden ingevoerd.

(5)

Er moet meer tijd worden gegeven om voorraden rundvlees van op of vóór 1 december 2008 geslachte dieren van het grondgebied van Brazilië met code BR-1, als beschreven in de vermelding voor dat land in deel 1 van bijlage II bij Beschikking 79/542/EEG, gewijzigd bij Beschikking 2008/642/EG, te kunnen blijven uitvoeren naar de Gemeenschap, omdat er geen bezorgdheid over de diergezondheid bestaat aangezien al vóór die datum vers vlees uit die gebieden in de Gemeenschap mocht worden ingevoerd. Bijgevolg moet artikel 2 van Beschikking 2008/883/EG worden gewijzigd om dergelijke invoer tot en met 30 juni 2009 toe te staan.

(6)

Beschikking 2008/883/EG moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(7)

De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

Artikel 2 van Beschikking 2008/883/EG wordt vervangen door:

„Artikel 2

Zendingen vers gerijpt rundvlees zonder been uit het gebied in Brazilië met code BR-1, als beschreven in deel 1 van bijlage II bij Beschikking 79/542/EEG, gewijzigd bij Beschikking 2008/642/EG van de Commissie (5), van op of vóór 1 december 2008 geslachte dieren mogen tot en met 30 juni 2009 in de Gemeenschap blijven worden ingevoerd.

Artikel 2

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 19 februari 2009.

Voor de Commissie

Androulla VASSILIOU

Lid van de Commissie


(1)  PB L 18 van 23.1.2003, blz. 11.

(2)  PB L 146 van 14.6.1979, blz. 15.

(3)  PB L 207 van 5.8.2008, blz. 36.

(4)  PB L 316 van 26.11.2008, blz. 14.

(5)  PB L 207 van 5.8.2008, blz. 36.”.


Rectificaties

20.2.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 49/48


Rectificatie van Richtlijn 92/65/EEG van de Raad van 13 juli 1992 tot vaststelling van de veterinairrechtelijke voorschriften voor het handelsverkeer en de invoer in de Gemeenschap van dieren, sperma, eicellen en embryo's waarvoor ten aanzien van de veterinairrechtelijke voorschriften geen specifieke communautaire regelgeving als bedoeld in bijlage A, onder I, van Richtlijn 90/425/EEG geldt

( Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen L 268 van 14 september 1992 )

Bladzijde 62, artikel 17, lid 2, eerste alinea:

in plaats van:

„2.   De dieren, het sperma, de eicellen en de embryo's als bedoeld in artikel 11 mogen slechts in de Gemeenschap worden ingevoerd indien zij aan de volgende eisen voldoen:”,

te lezen:

„2.   De dieren en het sperma, de eicellen en de embryo's als bedoeld in artikel 11 mogen slechts in de Gemeenschap worden ingevoerd indien zij aan de volgende eisen voldoen:”.


20.2.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 49/s3


BERICHT AAN DE LEZER

De instellingen hebben besloten in hun teksten niet langer te verwijzen naar de laatste wijziging van de aangehaalde besluiten.

Tenzij anders vermeld, zijn de besluiten waarnaar in de hierin gepubliceerde teksten wordt verwezen, de besluiten zoals die momenteel van kracht zijn.