ISSN 1725-2598

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 46

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

52e jaargang
17 februari 2009


Inhoud

 

I   Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie verplicht is

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

 

Verordening (EG) nr. 133/2009 van de Commissie van 16 februari 2009 tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

1

 

*

Verordening (EG) nr. 134/2009 van de Commissie van 16 februari 2009 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH) met betrekking tot bijlage XI ( 1 )

3

 

 

II   Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie niet verplicht is

 

 

BESLUITEN/BESCHIKKINGEN

 

 

Raad

 

 

2009/127/EG

 

*

Besluit van de Raad van 18 december 2008 betreffende de ondertekening van de Overeenkomst voor samenwerking tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de Zwitserse Bondsstaat, anderzijds, ter bestrijding van fraude en andere illegale activiteiten die hun financiële belangen schaden

6

Overeenkomst voor samenwerking tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de Zwitserse Bondsstaat, anderzijds, ter bestrijding van fraude en andere illegale activiteiten die hun financiële belangen schaden

8

 

 

III   Besluiten op grond van het EU-Verdrag

 

 

BESLUITEN OP GROND VAN TITEL V VAN HET EU-VERDRAG

 

*

Gemeenschappelijk Optreden 2009/128/GBVB van de Raad van 16 februari 2009 houdende verlenging van het mandaat van de speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie voor het gebied van de Grote Meren in Afrika

36

 

*

Gemeenschappelijk Optreden 2009/129/GBVB van de Raad van 16 februari 2009 houdende verlenging van het mandaat van de speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie in de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië

40

 

*

Gemeenschappelijk Optreden 2009/130/GBVB van de Raad van 16 februari 2009 tot verlenging van het mandaat van de speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie voor Centraal-Azië

43

 

*

Gemeenschappelijk Optreden 2009/131/GBVB van de Raad van 16 februari 2009 houdende de verlenging van het mandaat van de speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie voor de crisis in Georgië

47

 

*

Gemeenschappelijk Optreden 2009/132/GBVB van de Raad van 16 februari 2009 houdende verlenging van het mandaat van de speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie in de Republiek Moldavië

50

 

*

Gemeenschappelijk Optreden 2009/133/GBVB van de Raad van 16 februari 2009 houdende verlenging van het mandaat van de speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie voor de zuidelijke Kaukasus

53

 

*

Gemeenschappelijk Optreden 2009/134/GBVB van de Raad van 16 februari 2009 tot verlenging van het mandaat van de speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie voor Sudan

57

 

*

Gemeenschappelijk Optreden 2009/135/GBVB van de Raad van 16 februari 2009 houdende de verlenging van het mandaat van de speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie in Afghanistan

61

 

*

Gemeenschappelijk Optreden 2009/136/GBVB van de Raad van 16 februari 2009 houdende wijziging en verlenging van het mandaat van de speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie voor het vredesproces in het Midden-Oosten

65

 

*

Gemeenschappelijk Optreden 2009/137/GBVB van de Raad van 16 februari 2009 houdende verlenging van het mandaat van de speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie in Kosovo

69

 

*

Gemeenschappelijk Standpunt 2009/138/GBVB van de Raad van 16 februari 2009 betreffende beperkende maatregelen tegen Somalië en tot intrekking van Gemeenschappelijk Standpunt 2002/960/GBVB

73

 

*

Gemeenschappelijk Standpunt 2009/139/GBVB van de Raad van 16 februari 2009 tot verlenging van de beperkende maatregelen tegen de leiders van de regio Trans-Nistrië van de Republiek Moldavië

76

 

 

Rectificaties

 

*

Rectificatie van Verordening (EG) nr. 77/2009 van de Commissie van 26 januari 2009 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 314/2004 van de Raad betreffende bepaalde beperkende maatregelen tegen Zimbabwe (PB L 23 van 27.1.2009)

79

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


I Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie verplicht is

VERORDENINGEN

17.2.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 46/1


VERORDENING (EG) Nr. 133/2009 VAN DE COMMISSIE

van 16 februari 2009

tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („Integrale-GMO-verordening”) (1),

Gelet op Verordening (EG) nr. 1580/2007 van de Commissie van 21 december 2007 tot vaststelling van bepalingen voor de uitvoering van de Verordeningen (EG) nr. 2200/96, (EG) nr. 2201/96 en (EG) nr. 1182/2007 van de Raad in de sector groenten en fruit (2), en met name op artikel 138, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

Bij Verordening (EG) nr. 1580/2007 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XV, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 138 van Verordening (EG) nr. 1580/2007 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 17 februari 2009.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 16 februari 2009.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 350 van 31.12.2007, blz. 1.


BIJLAGE

Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

IL

129,4

JO

68,6

MA

43,2

TN

134,4

TR

87,8

ZZ

92,7

0707 00 05

JO

170,1

MA

134,2

TR

164,1

ZZ

156,1

0709 90 70

MA

85,2

TR

128,4

ZZ

106,8

0709 90 80

EG

164,4

ZZ

164,4

0805 10 20

EG

49,2

IL

51,8

MA

64,3

TN

46,4

TR

71,0

ZZ

56,5

0805 20 10

IL

144,4

MA

91,8

ZZ

118,1

0805 20 30, 0805 20 50, 0805 20 70, 0805 20 90

IL

88,6

JM

85,4

MA

150,0

PK

47,6

TR

65,9

ZZ

87,5

0805 50 10

EG

44,9

MA

55,8

TR

52,5

ZZ

51,1

0808 10 80

CN

71,6

MK

32,6

US

105,7

ZZ

70,0

0808 20 50

AR

113,7

CL

79,6

CN

84,1

US

107,3

ZA

115,2

ZZ

100,0


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.


17.2.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 46/3


VERORDENING (EG) Nr. 134/2009 VAN DE COMMISSIE

van 16 februari 2009

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH) met betrekking tot bijlage XI

(Voor de EER relevante tekst)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH), tot oprichting van een Europees Agentschap voor chemische stoffen, houdende wijziging van Richtlijn 1999/45/EG en houdende intrekking van Verordening (EEG) nr. 793/93 van de Raad en Verordening (EG) nr. 1488/94 van de Commissie alsmede Richtlijn 76/769/EEG van de Raad en de Richtlijnen 91/155/EEG, 93/67/EEG, 93/105/EG en 2000/21/EG van de Commissie (1), en met name op artikel 131,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EG) nr. 1907/2006 bevat registratieverplichtingen voor fabrikanten of importeurs in de Gemeenschap van stoffen als zodanig of in preparaten of voorwerpen, waarbij de registrant als onderdeel van het registratiedossier de krachtens de bijlagen VI tot en met XI vereiste informatie moet verstrekken.

(2)

Krachtens bijlage XI mogen de registranten onder bepaalde voorwaarden onderzoeken overeenkomstig de punten 8.6 en 8.7 van bijlage VIII en overeenkomstig bijlage IX en bijlage X bij Verordening (EG) nr. 1907/2006 achterwege laten.

(3)

Om twijfel te voorkomen, dient te worden verduidelijkt dat de verwijzing in punt 3.1 naar de punten 8.6 en 8.7 alleen betrekking heeft op bijlage VIII.

(4)

Er dienen criteria te worden vastgesteld om te bepalen wat een afdoende motivering is om de onderzoeken overeenkomstig de punten 8.6 en 8.7 van bijlage VIII en overeenkomstig bijlage IX en bijlage X bij Verordening (EG) nr. 1907/2006 achterwege te laten.

(5)

Op basis van de ervaring die bij de ontwikkeling van richtsnoeren voor de beoordeling van de veiligheid van chemische stoffen krachtens Verordening (EG) nr. 1907/2006 is opgedaan, zijn er drie verschillende criteria gespecificeerd om onderzoek op basis van blootstelling achterwege te laten. Het eerste criterium houdt in dat moet worden aangetoond en gestaafd dat de blootstelling in alle scenario’s duidelijk lager is dan een onder specifieke voorwaarden bepaalde adequate DNEL (afgeleide doses zonder effect) of PNEC (voorspelde concentratie zonder effect). Het tweede criterium houdt in dat moet worden aangetoond en gestaafd dat er gedurende de hele levenscyclus strikt gecontroleerde voorwaarden van toepassing zijn. Het derde criterium houdt in dat de stof, wanneer deze in een voorwerp wordt opgenomen, op zodanige wijze wordt opgenomen dat er geen blootstelling kan plaatsvinden en de stof gedurende zijn levenscyclus niet vrijkomt en gedurende alle fabricage- en productiefasen onder strikt gecontroleerde voorwaarden wordt verwerkt. Deze criteria voor de motivering om onderzoeken achterwege te laten dienen derhalve in Verordening (EG) nr. 1907/2006 te worden opgenomen.

(6)

Verordening (EG) nr. 1907/2006 dient derhalve dienovereenkomstig te worden gewijzigd.

(7)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 133 van Verordening (EG) nr. 1907/2006 ingestelde comité,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage XI bij Verordening (EG) nr. 1907/2006 wordt overeenkomstig de bijlage bij deze verordening gewijzigd.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 16 februari 2009.

Voor de Commissie

Stavros DIMAS

Lid van de Commissie


(1)  PB L 396 van 30.12.2006, blz. 1. Verordening gerectificeerd bij PB L 136 van 29.5.2007, blz. 3.


BIJLAGE

Hoofdstuk 3 van bijlage XI bij Verordening (EG) nr. 1907/2006 wordt vervangen door:

„3.   ONDERZOEK OP MAAT OP BASIS VAN DE BLOOTSTELLING AAN DE STOF

3.1.   Onderzoek overeenkomstig de punten 8.6 en 8.7 van bijlage VIII en overeenkomstig bijlage IX en bijlage X mag op basis van de in het chemische veiligheidsrapport ontwikkelde blootstellingsscenario’s achterwege worden gelaten.

3.2.   In alle gevallen moet er een adequate motivering en documentatie worden verstrekt. De motivering moet steunen op een grondige en strikte beoordeling van de blootstelling overeenkomstig punt 5 van bijlage I en voldoen aan een van de volgende criteria:

a)

de fabrikant of importeur toont aan en staaft dat aan alle onderstaande voorwaarden wordt voldaan:

i)

de resultaten van de beoordeling van de blootstelling, waarin elke relevante blootstelling gedurende de hele levenscyclus van de stof aan de orde komt, tonen aan dat er in geen enkel scenario van de fabricage en geen enkel geïdentificeerd gebruik als bedoeld in punt 3.5 van bijlage VI sprake is van een significante blootstelling;

ii)

uit de resultaten van beschikbare onderzoeksgegevens voor de betrokken stof kan een DNEL of PNEC worden afgeleid, waarbij volledig rekening wordt gehouden met de verhoogde onzekerheid ten gevolge van het schrappen van de informatieverplichting, en deze DNEL of PNEC is zowel voor de te schrappen informatieverplichting als met het oog op de risicobeoordeling relevant en adequaat (1);

iii)

uit een vergelijking van de afgeleide DNEL of PNEC met de resultaten van de beoordeling van de blootstelling blijkt dat de blootstelling in alle gevallen duidelijk onder de afgeleide DNEL of PNEC ligt;

b)

wanneer de stof niet in een voorwerp is opgenomen, toont de fabrikant of importeur aan en staaft hij voor alle relevante scenario’s dat gedurende de hele levenscyclus strikt gecontroleerde voorwaarden van toepassing zijn zoals die in artikel 18, lid 4, onder a) tot en met f), worden gespecificeerd;

c)

wanneer de stof in een voorwerp is opgenomen waarin deze permanent in een matrix wordt verankerd of anderszins met technische middelen strikt wordt ingeperkt, wordt aangetoond en gestaafd dat aan alle onderstaande voorwaarden wordt voldaan:

i)

de stof komt gedurende zijn hele levenscyclus niet vrij;

ii)

de kans dat werknemers of het grote publiek of het milieu onder normale of redelijkerwijs te voorziene gebruiksomstandigheden aan de stof worden blootgesteld, is te verwaarlozen, en

iii)

de stof wordt gedurende alle fabricage- en productiefasen met inbegrip van de afvalverwerking van de stof gedurende deze fasen overeenkomstig de in artikel 18, lid 4, onder a) tot en met f), gespecificeerde voorwaarden verwerkt.

3.3.   De specifieke gebruiksomstandigheden moeten overeenkomstig artikel 31 of artikel 32, naargelang het geval, via de toeleveringsketen worden medegedeeld.


(1)  Met het oog op punt 3.2, onder a), ii), wordt een DNEL die van een screeningtest voor giftigheid voor de voortplanting/ontwikkelingstoxiciteit is afgeleid, onverminderd kolom 2 van punt 8.7 van de bijlagen IX en X niet als adequaat beschouwd om een onderzoek naar prenatale ontwikkelingstoxiciteit of een onderzoek naar giftigheid voor de voortplanting over twee generaties achterwege te laten. Met het oog op punt 3.2, onder a), ii), wordt een DNEL die van een onderzoek naar toxiciteit bij herhaalde toediening over 28 dagen is afgeleid, onverminderd kolom 2 van punt 8.6 van de bijlagen IX en X niet als adequaat beschouwd om een onderzoek naar toxiciteit bij herhaalde toediening over 90 dagen achterwege te laten.”.


II Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie niet verplicht is

BESLUITEN/BESCHIKKINGEN

Raad

17.2.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 46/6


BESLUIT VAN DE RAAD

van 18 december 2008

betreffende de ondertekening van de Overeenkomst voor samenwerking tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de Zwitserse Bondsstaat, anderzijds, ter bestrijding van fraude en andere illegale activiteiten die hun financiële belangen schaden

(2009/127/EG)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 280, in samenhang met artikel 300, lid 2, eerste alinea, eerste zin, en artikel 300, lid 3, eerste alinea,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Parlement (1),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 14 december 2000 machtigde de Raad de Commissie met de Zwitserse Bondsstaat te onderhandelen over een overeenkomst ter bestrijding van fraude en andere illegale activiteiten die de financiële belangen van de Gemeenschap en haar lidstaten schaden, met inbegrip van de belasting over de toegevoegde waarde en accijnzen.

(2)

Ingevolge het besluit van de Raad van 26 oktober 2004 betreffende de ondertekening van de Overeenkomst voor samenwerking tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de Zwitserse Bondsstaat, anderzijds, ter bestrijding van fraude en andere illegale activiteiten die hun financiële belangen schaden, en onder voorbehoud van sluiting op een latere datum, is de overeenkomst namens de Europese Gemeenschap op 26 oktober 2004 ondertekend.

(3)

Bij de overeenkomst wordt een gemengd comité ingesteld met beslissingsbevoegdheden op bepaalde gebieden, zodat moet worden gespecificeerd wie de Gemeenschap in dit comité vertegenwoordigt.

(4)

De overeenkomst moet worden goedgekeurd,

BESLUIT:

Artikel 1

De Overeenkomst voor samenwerking tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de Zwitserse Bondsstaat, anderzijds, ter bestrijding van fraude en andere illegale activiteiten die hun financiële belangen schaden („de overeenkomst”), alsmede de bijbehorende slotakte worden hierbij namens de Europese Gemeenschap goedgekeurd.

De teksten van de overeenkomst en de slotakte zijn aan dit besluit gehecht (2).

Artikel 2

Voor aangelegenheden die onder haar bevoegdheid vallen, wordt de Gemeenschap in het bij artikel 39 van de overeenkomst ingestelde gemengd comité vertegenwoordigd door de Commissie.

Het standpunt dat de Gemeenschap bij de uitvoering van de overeenkomst inneemt ten aanzien van besluiten of aanbevelingen van het gemengd comité, wordt door de Raad met gekwalificeerde meerderheid van stemmen vastgesteld, op voorstel van de Commissie. De Raad besluit met eenparigheid van stemmen wanneer het akkoord betrekking heeft op een gebied waarvoor, wat de aanneming van de interne voorschriften betreft, eenparigheid vereist is.

Artikel 3

De voorzitter van de Raad wordt gemachtigd namens de Gemeenschap de akte van kennisgeving, bedoeld in artikel 44, lid 2, van de overeenkomst (3), neer te leggen.

De voorzitter van de Raad zal een verklaring van de Europese Gemeenschap neerleggen, volgens welke de Gemeenschap zich tot de inwerkingtreding van de overeenkomst en binnen de grenzen van haar bevoegdheid, in haar betrekkingen met een andere overeenkomstsluitende partij die overeenkomstig artikel 44, lid 3, dezelfde verklaring heeft afgelegd, gebonden acht door de overeenkomst (4).

Artikel 4

Dit besluit wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 18 december 2008.

Voor de Raad

De voorzitter

M. BARNIER


(1)  PB C 304 E van 1.12.2005, blz. 106.

(2)  Zie bladzijde 8 van dit Publicatieblad.

(3)  De datum van inwerkingtreding van de overeenkomst wordt door het secretariaat-generaal van de Raad bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

(4)  De datum waarop de overeenkomst krachtens artikel 44, lid 3, van toepassing wordt tussen de Gemeenschap en Zwitserland, wordt door het secretariaat-generaal van de Raad bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.


OVEREENKOMST VOOR SAMENWERKING

tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de Zwitserse Bondsstaat, anderzijds, ter bestrijding van fraude en andere illegale activiteiten die hun financiële belangen schaden

DE EUROPESE GEMEENSCHAP,

HET KONINKRIJK BELGIË,

DE REPUBLIEK TSJECHIË,

HET KONINKRIJK DENEMARKEN,

DE BONDSREPUBLIEK DUITSLAND,

DE REPUBLIEK ESTLAND,

DE HELLEENSE REPUBLIEK,

HET KONINKRIJK SPANJE,

DE FRANSE REPUBLIEK,

IERLAND,

DE ITALIAANSE REPUBLIEK,

DE REPUBLIEK CYPRUS,

DE REPUBLIEK LETLAND,

DE REPUBLIEK LITOUWEN,

HET GROOTHERTOGDOM LUXEMBURG,

DE REPUBLIEK HONGARIJE,

DE REPUBLIEK MALTA,

HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN,

DE REPUBLIEK OOSTENRIJK,

DE REPUBLIEK POLEN,

DE PORTUGESE REPUBLIEK,

DE REPUBLIEK SLOVENIË,

DE SLOWAAKSE REPUBLIEK,

DE REPUBLIEK FINLAND,

HET KONINKRIJK ZWEDEN,

HET VERENIGD KONINKRIJK VAN GROOT-BRITTANNIË EN NOORD-IERLAND,

enerzijds, en

DE ZWITSERSE BONDSSTAAT,

anderzijds,

hierna de „overeenkomstsluitende partijen” genoemd,

GELET OP de nauwe betrekkingen tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de Zwitserse Bondsstaat, anderzijds,

GELEID DOOR DE WENS fraude en andere illegale activiteiten die de financiële belangen van de overeenkomstsluitende partijen schaden doeltreffend te bestrijden,

GELET OP de noodzaak om de administratieve bijstand op deze gebieden te versterken,

ERVAN OVERTUIGD dat wederzijdse rechtshulp, met inbegrip van huiszoekingen en inbeslagneming van voorwerpen, moet worden verstrekt — ook voor alle gevallen van smokkel en ontduiking van indirecte belastingen, met name de belasting over de toegevoegde waarde, douanerechten en accijnzen,

ERKENNENDE het belang van de bestrijding van het witwassen van geld,

HEBBEN BESLOTEN DE VOLGENDE OVEREENKOMST TE SLUITEN:

TITEL I

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

Voorwerp

Voorwerp van deze overeenkomst is de uitbreiding van de administratieve bijstand en de wederzijdse rechtshulp in strafzaken tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de Zwitserse Bondsstaat, anderzijds, ter bestrijding van de in artikel 2 vermelde illegale activiteiten.

Artikel 2

Werkingssfeer

1.   Deze overeenkomst is van toepassing op de volgende gebieden:

a)

het administratief en strafrechtelijk voorkomen, opsporen, onderzoeken, vervolgen en bestraffen van fraude en andere illegale activiteiten die de financiële belangen van de overeenkomstsluitende partijen schaden, met betrekking tot:

goederenhandel die in strijd is met de douane- en landbouwwetgeving;

handel die in strijd is met de belastingwetgeving op het gebied van de belasting over de toegevoegde waarde, bijzondere verbruiksbelastingen en accijnzen;

het ontvangen of achterhouden van middelen — met inbegrip van het gebruik van deze middelen voor andere doelen dan die waarvoor zij oorspronkelijk zijn toegekend — afkomstig van de begroting van de overeenkomstsluitende partijen of van de door of voor hen beheerde begrotingen, zoals subsidies en restituties;

procedures voor de gunning van opdrachten door de overeenkomstsluitende partijen;

b)

inbeslagneming en terugvordering van verschuldigde of ten onrechte ontvangen bedragen die voortvloeien uit de onder a) vermelde illegale activiteiten.

2.   Samenwerking in de zin van de titels II (administratieve bijstand) en III (wederzijdse rechtshulp) kan niet worden geweigerd op de enkele grond dat het verzoek betrekking heeft op een delict dat door de aangezochte overeenkomstsluitende partij als fiscaal delict wordt aangemerkt of dat de wetgeving van de aangezochte overeenkomstsluitende partij niet dezelfde soort heffingen of uitgaven kent of niet dezelfde soort regelgeving of dezelfde juridische kwalificatie van de feiten bevat als de wetgeving van de verzoekende overeenkomstsluitende partij.

3.   Het witwassen van de opbrengsten van de onder deze overeenkomst vallende activiteiten valt ook onder de werkingssfeer van deze overeenkomst mits de handelingen die het voorafgaande feit vormen naar het recht van beide overeenkomstsluitende partijen strafbaar zijn gesteld met een vrijheidsstraf of een tot vrijheidsbeneming strekkende maatregel met een maximum van meer dan zes maanden.

4.   De directe belastingen zijn van de werkingssfeer van deze overeenkomst uitgesloten.

Artikel 3

Minder belangrijke gevallen

1.   De autoriteit van de aangezochte overeenkomstsluitende partij kan een verzoek om samenwerking afwijzen wanneer het vermoedelijke te lage of ontdoken bedrag aan rechten lager ligt dan 25 000 EUR, of de vermoedelijke waarde van de op onregelmatige wijze in- of uitgevoerde goederen minder bedraagt dan 100 000 EUR, tenzij de feiten wegens hun aard of de persoon van de dader door de verzoekende overeenkomstsluitende partij als zeer ernstig worden beschouwd.

2.   De autoriteit van de aangezochte overeenkomstsluitende partij stelt de autoriteit van de verzoekende overeenkomstsluitende partij onverwijld in kennis van de redenen waarom het verzoek om samenwerking wordt afgewezen.

Artikel 4

Openbare orde

De samenwerking kan worden geweigerd indien de aangezochte overeenkomstsluitende partij van mening is dat uitvoering van het verzoek haar soevereiniteit, veiligheid, openbare orde of andere wezenlijke belangen zal aantasten.

Artikel 5

Het verstrekken van inlichtingen en bewijsmateriaal

1.   De in enigerlei vorm uit hoofde van deze overeenkomst verstrekte of verkregen inlichtingen en bewijzen vallen onder de geheimhoudingsplicht en genieten de bescherming die geldt voor soortgelijke gegevens krachtens de nationale wetgeving van de ontvangende overeenkomstsluitende partij en krachtens de overeenkomstige bepalingen die van toepassing zijn op de communautaire instellingen.

Deze inlichtingen en bewijzen mogen niet worden meegedeeld aan andere personen dan degenen die er ambtshalve kennis van moeten nemen in de communautaire instellingen, de lidstaten of de Zwitserse Bondsstaat, en mogen niet worden gebruikt voor andere doeleinden dan die welke onder de werkingssfeer van deze overeenkomst vallen.

2.   De door de verzoekende overeenkomstsluitende partij krachtens deze overeenkomst verkregen inlichtingen en bewijzen mogen aan elke overeenkomstsluitende partij worden doorgegeven indien laatstbedoelde overeenkomstsluitende partij een onderzoek verricht waarvoor samenwerking niet is uitgesloten of indien er concrete aanwijzingen zijn dat deze overeenkomstsluitende partij een dergelijk onderzoek nuttig zou kunnen verrichten Deze doorgifte mag alleen voor de doeleinden worden gebruikt die in deze overeenkomst zijn gespecificeerd.

3.   Tegen het verstrekken van inlichtingen en bewijzen uit hoofde van deze overeenkomst aan een of meer andere overeenkomstsluitende partijen kan geen beroep worden ingesteld in de aanvankelijk aangezochte overeenkomstsluitende partij.

4.   Elke overeenkomstsluitende partij waaraan inlichtingen of bewijzen zijn verstrekt overeenkomstig lid 2 neemt de beperkingen op het gebruik daarvan die door de aangezochte overeenkomstsluitende partij zijn opgelegd aan de overeenkomstsluitende partij die om de eerste verstrekking heeft verzocht, in acht.

5.   Wenst een overeenkomstsluitende partij krachtens deze overeenkomst verkregen inlichtingen en bewijzen te verstrekken aan een derde staat, dan is daarvoor de toestemming vereist van de overeenkomstsluitende partij waarvan deze gegevens en bewijzen afkomstig zijn.

Artikel 6

Vertrouwelijkheid

De verzoekende overeenkomstsluitende partij kan verlangen dat de aangezochte overeenkomstsluitende partij het verzoek en de inhoud ervan vertrouwelijk behandelt, tenzij dit de uitvoering van het verzoek belemmert. Indien de aangezochte overeenkomstsluitende partij niet kan voldoen aan het vereiste van vertrouwelijkheid, stelt zij de autoriteit van de verzoekende overeenkomstsluitende partij daarvan vooraf in kennis.

TITEL II

ADMINISTRATIEVE BIJSTAND

HOOFDSTUK 1

Algemene bepalingen

Artikel 7

Verband met andere overeenkomsten

Deze titel laat de toepasselijke bepalingen inzake wederzijdse rechtshulp in strafzaken, de verdergaande verplichtingen inzake administratieve bijstand of de gunstiger bepalingen van bilaterale of multilaterale overeenkomsten inzake samenwerking tussen de overeenkomstsluitende partijen, met name het aanvullend protocol inzake wederzijdse administratieve bijstand in douanezaken van 9 juni 1997, onverlet.

Artikel 8

Draagwijdte

1.   De overeenkomstsluitende partijen verlenen elkaar wederzijdse bijstand om de in deze overeenkomst bedoelde illegale activiteiten te bestrijden, met name door de preventie, de opsporing en het onderzoek van transacties en andere handelingen en nalatigheden die in strijd zijn met de relevante wetgeving.

2.   De bijstand overeenkomstig deze titel heeft betrekking op alle bevoegde bestuurlijke autoriteiten van de overeenkomstsluitende partijen die optreden in het kader van de uitoefening van hun bevoegdheden inzake administratief onderzoek en strafvervolging, met inbegrip van de gevallen waarin deze autoriteiten bevoegdheden uitoefenen op verzoek van de gerechtelijke autoriteiten.

Wanneer een strafrechtelijk onderzoek wordt verricht door of onder leiding van een gerechtelijke autoriteit, bepaalt deze autoriteit of daarmee samenhangende verzoeken om wederzijdse bijstand of samenwerking ingediend worden op grond van de toepasselijke bepalingen betreffende wederzijdse rechtshulp in strafzaken dan wel op grond van deze titel.

Artikel 9

Bevoegdheden

1.   De autoriteiten van de overeenkomstsluitende partijen passen de bepalingen van deze titel toe in het kader van de bevoegdheden die hun overeenkomstig het interne recht zijn toegekend. Niets in deze titel kan worden uitgelegd als een wijziging van de bevoegdheden die krachtens interne bepalingen aan de autoriteiten van de overeenkomstsluitende partijen in de zin van deze titel zijn toegekend.

Zij gaan te werk alsof zij ten eigen behoeve of op verzoek van een andere autoriteit van dezelfde overeenkomstsluitende partij handelen. Daartoe gebruiken zij alle hun in het kader van hun intern recht ter beschikking staande wettelijke bevoegdheden ter inwilliging van het verzoek.

2.   Verzoeken gericht tot autoriteiten die niet bevoegd zijn, worden onverwijld doorgezonden aan de bevoegde autoriteit.

Artikel 10

Evenredigheid

De autoriteit van de aangezochte overeenkomstsluitende partij kan een verzoek om samenwerking afwijzen wanneer het duidelijk is dat:

a)

het aantal en de aard van de binnen een bepaalde periode door de verzoekende overeenkomstsluitende partij ingediende verzoeken de autoriteit van de aangezochte overeenkomstsluitende partij onevenredig zwaar belasten;

b)

de autoriteit van de verzoekende overeenkomstsluitende partij voor het verkrijgen van de gevraagde inlichtingen niet eerst een beroep heeft gedaan op alle gebruikelijke bronnen die zij in de gegeven omstandigheden had kunnen benutten zonder het verkrijgen van het beoogde resultaat in gevaar te brengen.

Artikel 11

Centrale diensten

1.   Elke overeenkomstsluitende partij wijst de centrale dienst of diensten aan die bevoegd zijn om de verzoeken om administratieve bijstand in de zin van deze titel te behandelen.

Om de gevraagde bijstand te verlenen doen deze diensten beroep op alle bevoegde bestuurlijke autoriteiten.

2.   De centrale diensten treden rechtstreeks met elkaar in contact.

3.   De activiteiten van de centrale diensten sluiten niet uit dat andere autoriteiten van de overeenkomstsluitende partijen, met name in spoedgevallen, rechtstreeks samenwerken op de onder deze overeenkomst vallende gebieden. De centrale diensten worden op de hoogte gesteld van alle gevallen waarin deze rechtstreekse samenwerking plaatsvindt.

4.   De overeenkomstsluitende partijen delen bij de in artikel 44, lid 2, bedoelde kennisgeving mee welke autoriteiten voor de toepassing van dit artikel als centrale diensten worden aangemerkt.

HOOFDSTUK 2

Bijstand op verzoek

Artikel 12

Verzoeken om inlichtingen

1.   Binnen de grenzen van de werkingssfeer van deze overeenkomst deelt de autoriteit van de aangezochte overeenkomstsluitende partij op verzoek van de autoriteit van de verzoekende overeenkomstsluitende partij, deze laatste autoriteit alle inlichtingen mee waarover zij of andere autoriteiten van dezelfde overeenkomstsluitende partij beschikken en die deze autoriteit nodig heeft om illegale activiteiten in de zin van deze overeenkomst te voorkomen, op te sporen en te bestraffen dan wel om schuldvorderingen in te vorderen. De autoriteit van de aangezochte overeenkomstsluitende partij verricht elk administratief onderzoek dat nodig is om deze inlichtingen te verkrijgen.

2.   De meegedeelde inlichtingen gaan vergezeld van rapporten en andere documenten of voor eensluidend gewaarmerkte afschriften of uittreksels daarvan waarop de verstrekte inlichtingen gebaseerd zijn en waarover de autoriteiten van de aangezochte overeenkomstsluitende partij beschikken of die voor het antwoord op het verzoek om inlichtingen zijn opgesteld of verkregen.

3.   In onderlinge overeenstemming tussen de autoriteit van de verzoekende overeenkomstsluitende partij en die van de aangezochte overeenkomstsluitende partij en overeenkomstig de gedetailleerde instructies van de laatstbedoelde autoriteit kunnen ambtenaren die daartoe zijn gemachtigd door de autoriteit van de verzoekende overeenkomstsluitende partij in de kantoren van de autoriteiten van de aangezochte overeenkomstsluitende partij toegang hebben tot de documenten en inlichtingen in de zin van lid 1 die in het bezit zijn van deze autoriteiten en betrekking hebben op specifieke illegale activiteiten die onder de werkingssfeer van deze overeenkomst vallen. De betrokken ambtenaren mogen deze documenten kopiëren.

Artikel 13

Verzoeken tot uitoefening van toezicht

Op verzoek van de autoriteit van de verzoekende overeenkomstsluitende partij oefent de autoriteit van de aangezochte overeenkomstsluitende partij voor zover mogelijk toezicht uit op de goederenhandel die in strijd is met de in artikel 2 bedoelde regelgeving. Dit toezicht kan betrekking hebben op personen ten aanzien van wie gegronde vermoedens bestaan dat zij aan deze illegale activiteiten deelnemen of hebben deelgenomen dan wel dat zij daartoe voorbereidingen hebben getroffen, alsmede op gebouwen, vervoermiddelen en goederen die verband houden met deze activiteiten.

Artikel 14

Kennisgeving en toezending per post

1.   Op verzoek van de autoriteit van de verzoekende overeenkomstsluitende partij en met inachtneming van de interne voorschriften van de aangezochte overeenkomstsluitende partij, geeft de autoriteit van de aangezochte overeenkomstsluitende partij de geadresseerde kennis of laat zij hem kennis geven van alle besluiten of beslissingen die uitgaan van de bevoegde autoriteiten van de verzoekende overeenkomstsluitende partij en die onder de werkingssfeer van deze overeenkomst vallen.

2.   De verzoeken om kennisgeving, die het onderwerp moeten vermelden van de besluiten of beslissingen waarvan kennis moet worden gegeven, gaan vergezeld van een vertaling in een officiële taal van de aangezochte overeenkomstsluitende partij of in een voor deze overeenkomstsluitende partij aanvaardbare taal.

3.   De overeenkomstsluitende partijen kunnen de onder artikel 2, lid 1, onder a), derde en vierde streepje, vallende marktdeelnemers die op het grondgebied van de andere overeenkomstsluitende partij verblijven rechtstreeks per post kennisgevingen, verzoeken om inlichtingen en om documenten toezenden.

Deze personen kunnen daaraan gevolg geven en de relevante documenten en inlichtingen verstrekken in de vorm die is vastgesteld in de voorschriften en de regelgeving op basis waarvan de middelen zijn toegekend.

Artikel 15

Verzoeken tot onderzoeken

1.   Op verzoek van de verzoekende overeenkomstsluitende partij verricht de aangezochte overeenkomstsluitende partij de passende onderzoeken of doet zij deze verrichten naar transacties of gedragingen die illegale activiteiten in de zin van deze overeenkomst vormen, of die bij de autoriteit van de verzoekende overeenkomstsluitende partij het gegronde vermoeden doen ontstaan dat dergelijke illegale activiteiten werden gepleegd.

2.   De aangezochte overeenkomstsluitende partij gebruikt alle in haar rechtsorde bestaande onderzoeksmiddelen als handelde zij ten eigen behoeve of op verzoek van een andere interne autoriteit, met inbegrip van de medewerking van de gerechtelijke autoriteiten of — indien nodig — met toestemming van deze autoriteiten.

Deze bepaling laat de krachtens artikel 17 op de marktdeelnemers rustende verplichting tot samenwerking onverlet.

De autoriteit van de aangezochte overeenkomstsluitende partij deelt de resultaten van deze onderzoeken mee aan de autoriteit van de verzoekende overeenkomstsluitende partij. Artikel 12, lid 2, is van overeenkomstige toepassing.

3.   De autoriteit van de aangezochte overeenkomstsluitende partij breidt deze bijstand uit tot alle aspecten, voorwerpen en personen die duidelijk samenhangen met de in het verzoek om bijstand vermelde zaak, zonder dat daartoe een aanvullend verzoek nodig is. In twijfelgevallen neemt de autoriteit van de aangezochte overeenkomstsluitende partij eerst contact op met de autoriteit van de verzoekende overeenkomstsluitende partij.

Artikel 16

Aanwezigheid van ambtenaren die door de autoriteit van de verzoekende overeenkomstsluitende partij zijn gemachtigd

1.   De autoriteit van de verzoekende overeenkomstsluitende partij en die van de aangezochte overeenkomstsluitende partij kunnen overeenkomen dat door de eerstbedoelde autoriteit aangewezen ambtenaren aanwezig mogen zijn bij het in het voorgaande artikel bedoelde onderzoek. Hun aanwezigheid is niet afhankelijk van de instemming van de persoon of de marktdeelnemer bij wie het onderzoek plaatsvindt.

2.   De ambtenaren van de autoriteit van de aangezochte overeenkomstsluitende partij hebben te allen tijde de leiding van het onderzoek. De ambtenaren van de autoriteit van de verzoekende overeenkomstsluitende partij mogen niet op eigen initiatief de bevoegdheden die aan ambtenaren van de autoriteit van de aangezochte overeenkomstsluitende partij zijn toegekend, uitoefenen.

Daarentegen hebben zij wel toegang tot dezelfde gebouwen en documenten als de ambtenaren van de autoriteit van de aangezochte overeenkomstsluitende partij, zulks door hun tussenkomst en alleen ten behoeve van het lopende onderzoek.

3.   Aan de toestemming kunnen voorwaarden worden verbonden.

4.   De inlichtingen die ter kennis worden gebracht van de autoriteit van de verzoekende overeenkomstsluitende partij kunnen niet als bewijs worden gebruikt voordat toestemming is verleend voor het verstrekken van de stukken betreffende de uitvoering.

Artikel 17

Verplichting tot samenwerking

De marktdeelnemers zijn verplicht mee te werken aan de uitvoering van het verzoek om administratieve bijstand, door toegang te verlenen tot hun gebouwen, vervoermiddelen en documenten en door alle relevante inlichtingen te verstrekken.

Artikel 18

Vorm en inhoud van verzoeken om bijstand

1.   Verzoeken om bijstand worden schriftelijk gedaan. Zij gaan vergezeld van de documenten die voor de behandeling ervan dienstig worden geacht.

In spoedeisende gevallen worden mondelinge verzoeken aanvaard, die evenwel zo spoedig mogelijk schriftelijk moeten worden bevestigd.

2.   De verzoeken bevatten de volgende gegevens:

a)

de verzoekende autoriteit;

b)

gevraagde maatregel;

c)

voorwerp en reden van het verzoek;

d)

betrokken wetgeving, voorschriften en andere rechtselementen;

e)

zo nauwkeurig en volledig mogelijke inlichtingen betreffende de natuurlijke personen of rechtspersonen waarop de onderzoeken betrekking hebben;

f)

een overzicht van de relevante feiten en van de onderzoeken die reeds zijn uitgevoerd, behalve in de in artikel 14 bedoelde gevallen.

3.   De verzoeken worden opgesteld in een officiële taal van de aangezochte overeenkomstsluitende partij of in een voor deze overeenkomstsluitende partij aanvaardbare taal.

4.   Onjuiste of onvolledige verzoeken kunnen worden gecorrigeerd of aangevuld. In afwachting daarvan worden de maatregelen die nodig zijn voor de uitvoering van het verzoek reeds getroffen.

Artikel 19

Gebruik van inlichtingen

1.   De verkregen inlichtingen worden uitsluitend voor de in deze overeenkomst omschreven doeleinden gebruikt. Wanneer een overeenkomstsluitende partij dergelijke inlichtingen voor andere doeleinden wenst te gebruiken, dient zij daarvoor de voorafgaande schriftelijke toestemming te krijgen van de autoriteit die deze inlichtingen heeft verstrekt. Een dergelijk gebruik is dan onderworpen aan de door deze autoriteit opgelegde beperkingen.

2.   Lid 1 vormt geen beletsel voor het gebruik van de inlichtingen in het kader van gerechtelijke of administratieve procedures die worden ingesteld wegens niet-naleving van de in het verzoek om administratieve bijstand bedoelde wetgeving, indien voor deze procedures dezelfde vormen van bijstand beschikbaar zouden zijn. De bevoegde autoriteit van de overeenkomstsluitende partij die de inlichtingen heeft verstrekt, wordt van een dergelijk gebruik onverwijld in kennis gesteld.

3.   De overeenkomstsluitende partijen kunnen de krachtens deze overeenkomst verkregen inlichtingen en geraadpleegde documenten als bewijs gebruiken in hun processen-verbaal, rapporten en getuigenverklaringen en tijdens gerechtelijke procedures en vervolgingen.

HOOFDSTUK 3

Bijstand op eigen initiatief

Artikel 20

Bijstand op eigen initiatief

1.   De in het voorgaande hoofdstuk vastgelegde vormen van samenwerking kunnen ook zonder voorafgaand verzoek van een andere overeenkomstsluitende partij plaatsvinden.

2.   De autoriteit van de overeenkomstsluitende partij die de inlichtingen verstrekt kan overeenkomstig haar intern recht voorwaarden verbinden aan het gebruik van deze inlichtingen door de autoriteit van de ontvangende overeenkomstsluitende partij.

3.   Alle autoriteiten van de overeenkomstsluitende partijen zijn aan deze voorwaarden gebonden.

HOOFDSTUK 4

Bijzondere vormen van samenwerking

Artikel 21

Gezamenlijke acties

1.   Wanneer bij in-, uit- en doorvoer van goederen wegens de omvang van deze transacties en de ermee gepaard gaande risico’s op het gebied van belastingen en subsidies grote schadeposten voor de begroting van de overeenkomstsluitende partijen kunnen ontstaan, kunnen deze partijen overeenkomen om gezamenlijke grensoverschrijdende acties uit te voeren met het oog op de preventie en de vervolging van onder de werkingssfeer van deze overeenkomst vallende illegale activiteiten.

2.   De coördinatie en planning van de grensoverschrijdende acties behoren tot de bevoegdheid van de centrale dienst of een door hem aangewezen dienst.

Artikel 22

Gezamenlijke bijzondere onderzoeksteams

1.   In onderlinge overeenstemming kunnen de autoriteiten van verschillende overeenkomstsluitende partijen een gezamenlijk bijzonder onderzoeksteam oprichten dat in een van de overeenkomstsluitende partijen is gevestigd.

2.   Het onderzoeksteam verricht moeilijke onderzoeken die aanzienlijke middelen vereisen en coördineert gezamenlijke acties.

3.   Deelname aan een dergelijk team verleent de betrokken vertegenwoordigers van de autoriteiten van de overeenkomstsluitende partij geen bevoegdheid op het grondgebied van de overeenkomstsluitende partij waar de onderzoeken worden verricht.

Artikel 23

Verbindingsambtenaren

1.   Om elkaar te steunen bij het verlenen van de administratieve bijstand, kunnen de bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende partijen overeenkomen om voor bepaalde of onbepaalde duur verbindingsambtenaren van een overeenkomstsluitende partij bij de bevoegde diensten van een andere overeenkomstsluitende partij te detacheren.

2.   De verbindingsambtenaren hebben een adviserende en assisterende taak. Zij hebben geen autonome operationele bevoegdheid op het grondgebied van de ontvangende overeenkomstsluitende partij. Met toestemming of op verzoek van de bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende partijen kunnen zij:

a)

de informatie-uitwisseling vergemakkelijken en bespoedigen;

b)

bijstand verlenen bij onderzoeken;

c)

meewerken aan het behandelen van verzoeken om bijstand;

d)

het gastland adviseren en bijstaan bij de voorbereiding en de uitvoering van grensoverschrijdende acties;

e)

eventuele andere door de overeenkomstsluitende partijen overeen te komen taken verrichten.

3.   De bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende partijen stellen in onderlinge overeenstemming de praktische regelingen vast.

4.   De verbindingsambtenaren kunnen de belangen van een of meer overeenkomstsluitende partijen behartigen.

HOOFDSTUK 5

Invordering

Artikel 24

Invordering

1.   Op verzoek van de verzoekende overeenkomstsluitende partij gaat de aangezochte overeenkomstsluitende partij over tot invordering van onder de werkingssfeer van deze overeenkomst vallende schuldvorderingen als betrof het eigen schuldvorderingen.

2.   Het verzoek tot invordering van een schuldvordering moet vergezeld gaan van een officieel of voor eensluidend gewaarmerkt afschrift van de executoriale titel die is afgegeven door de verzoekende overeenkomstsluitende partij en, in voorkomend geval, van het origineel of een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift van andere documenten die nodig zijn voor de invordering.

3.   De aangezochte overeenkomstsluitende partij neemt conservatoire maatregelen met het oog op de invordering van een schuldvordering.

4.   De autoriteit van de aangezochte overeenkomstsluitende partij maakt het door haar ingevorderde bedrag van de schuldvordering aan de autoriteit van de verzoekende overeenkomstsluitende partij over. In overeenstemming met de verzoekende overeenkomstsluitende partij kan zij daarvan het percentage dat overeenkomt met de door haar gemaakte administratieve kosten aftrekken.

5.   Niettegenstaande het bepaalde in lid 1, behoeft aan de in te vorderen schuldvorderingen geen preferentiële behandeling te worden toegekend ten opzichte van vergelijkbare schuldvorderingen die zijn ontstaan in de aangezochte overeenkomstsluitende partij.

TITEL III

WEDERZIJDSE RECHTSHULP

Artikel 25

Verband met andere overeenkomsten

1.   Met de bepalingen van deze titel wordt beoogd het Europees Verdrag aangaande de wederzijdse rechtshulp in strafzaken van 20 april 1959 en het Verdrag inzake het witwassen, de opsporing, de inbeslagneming en de confiscatie van opbrengsten van misdrijven van 8 november 1990 aan te vullen en de toepassing ervan tussen de overeenkomstsluitende partijen te vergemakkelijken.

2.   Er wordt geen afbreuk gedaan aan gunstiger bepalingen van bilaterale of multilaterale overeenkomsten tussen de overeenkomstsluitende partijen.

Artikel 26

Procedures waarvoor eveneens wederzijdse rechtshulp wordt verleend

1.   Wederzijdse rechtshulp wordt eveneens verleend:

a)

in procedures wegens feiten die volgens het nationale recht van een van beide of van beide overeenkomstsluitende partijen als vergrijpen tegen voorschriften betreffende de orde door bestuurlijke autoriteiten worden bestraft, mits van hun beslissingen beroep openstaat op een ook in strafzaken bevoegde rechter;

b)

bij burgerlijke rechtsvorderingen die in een strafrechtelijke procedure zijn ingesteld, zolang de strafrechter nog niet onherroepelijk in de strafzaak heeft beslist;

c)

wegens feiten of vergrijpen waarvoor een rechtspersoon van de verzoekende overeenkomstsluitende partij aansprakelijk kan worden gesteld.

2.   Rechtshulp wordt ook verleend ten behoeve van onderzoeken en procedures met het oog op de inbeslagneming en confiscatie van hulpmiddelen en van opbrengsten van deze vergrijpen.

Artikel 27

Toezending van verzoeken

1.   Verzoeken uit hoofde van deze titel worden door de autoriteit van de verzoekende overeenkomstsluitende partij gedaan via een bevoegde centrale autoriteit van de aangezochte overeenkomstsluitende partij ofwel rechtstreeks bij de autoriteit van de overeenkomstsluitende partij die bevoegd is voor de uitvoering van het verzoek van de verzoekende overeenkomstsluitende partij. De autoriteit van de verzoekende overeenkomstsluitende partij en, in voorkomend geval, de autoriteit van de aangezochte overeenkomstsluitende partij zenden hun centrale autoriteit ter informatie een kopie van het verzoek toe.

2.   Stukken in verband met het verzoek of de uitvoering ervan kunnen langs dezelfde weg worden toegezonden. Deze stukken, of althans een kopie ervan, worden rechtstreeks aan de autoriteit van de verzoekende overeenkomstsluitende partij toegezonden.

3.   Wanneer de autoriteit van de overeenkomstsluitende partij die het verzoek ontvangt niet bevoegd is om de rechtshulp te verlenen, zendt zij dit verzoek onverwijld door aan de bevoegde autoriteit.

4.   Verzoeken met gebreken of onvolledige verzoeken worden uitgevoerd voor zover zij de voor de uitvoering ervan benodigde essentiële gegevens bevatten, ongeacht de latere rectificatie ervan door de autoriteit van de verzoekende overeenkomstsluitende partij. De autoriteit van de aangezochte overeenkomstsluitende partij stelt de autoriteit van de verzoekende overeenkomstsluitende partij van deze tekortkomingen in kennis en geeft haar een termijn voor de rectificatie ervan.

De autoriteit van de aangezochte overeenkomstsluitende partij zendt de autoriteit van de verzoekende overeenkomstsluitende partij onverwijld alle andere gegevens toe zodat deze haar verzoek eventueel kan aanvullen of uitbreiden tot andere maatregelen.

5.   De overeenkomstsluitende partijen delen bij de in artikel 44, lid 2, bedoelde kennisgeving mee welke de voor de toepassing van dit artikel bevoegde centrale autoriteiten zijn.

Artikel 28

Toezending per post

1.   Gerechtelijke stukken in procedures wegens illegale activiteiten in de zin van deze overeenkomst worden door de overeenkomstsluitende partijen in de regel rechtstreeks per post toegezonden aan de personen die zich op het grondgebied van de andere overeenkomstsluitende partij bevinden.

2.   Indien de autoriteit van de overeenkomstsluitende partij waarvan de documenten afkomstig zijn, weet of redenen heeft om aan te nemen dat de geadresseerde slechts een andere taal machtig is, dienen de documenten of althans de belangrijkste passages daarvan te worden vertaald in die andere taal.

3.   De autoriteit van de verzendende overeenkomstsluitende partij stelt de geadresseerde ervan in kennis dat zij op het grondgebied van de andere overeenkomstsluitende partij niet rechtstreeks dwangmaatregelen of sancties kan uitvoeren.

4.   De gerechtelijke stukken gaan vergezeld van een nota waarin wordt aangegeven dat de geadresseerde bij de in de nota genoemde autoriteit inlichtingen kan inwinnen over zijn rechten en verplichtingen met betrekking tot de stukken.

Artikel 29

Voorlopige maatregelen

1.   Binnen de grenzen van haar intern recht en haar bevoegdheden en op verzoek van de autoriteit van de verzoekende overeenkomstsluitende partij gelast de bevoegde autoriteit van de aangezochte overeenkomstsluitende partij de voorlopige maatregelen die nodig zijn om de bestaande situatie te handhaven, bedreigde juridische belangen te beschermen of bewijsmateriaal te vrijwaren, voor zover het verzoek om rechtshulp niet kennelijk niet ontvankelijk lijkt.

2.   Preventieve bevriezing en inbeslagneming worden gelast voor hulpmiddelen en opbrengsten van strafbare feiten waarvoor om rechtshulp wordt verzocht. Indien de opbrengsten van een strafbaar feit geheel of gedeeltelijk niet meer bestaan, worden dezelfde maatregelen gelast voor zich op het grondgebied van de aangezochte overeenkomstsluitende partij bevindende voorwerpen waarvan de waarde overeenkomt met die van de betrokken opbrengsten.

Artikel 30

Aanwezigheid van de autoriteiten van de verzoekende overeenkomstsluitende partij

1.   De aangezochte overeenkomstsluitende partij stemt er op verzoek van de verzoekende overeenkomstsluitende partij in toe dat vertegenwoordigers van de autoriteiten van de verzoekende partij aanwezig zijn bij de uitvoering van het verzoek om wederzijdse rechtshulp. Deze aanwezigheid is niet afhankelijk van de instemming van de personen op wie de maatregel betrekking heeft.

Aan de toestemming kunnen voorwaarden worden verbonden.

2.   De aanwezigen hebben toegang tot dezelfde gebouwen en documenten als de vertegenwoordigers van de autoriteit van de aangezochte overeenkomstsluitende partij, zulks door hun tussenkomst en alleen ten behoeve van de uitvoering van het verzoek om rechtshulp. Aan de aanwezigen kan met name de toestemming worden verleend om vragen te stellen of voor te stellen en om onderzoeksmaatregelen te suggereren.

3.   Deze aanwezigheid mag er niet toe leiden dat feiten onder schending van de geheimhoudingsplicht of van de rechten van de betrokkene bekend worden aan anderen dan aan de op basis van de voorgaande leden bevoegde personen. De inlichtingen die ter kennis worden gebracht van de autoriteit van de verzoekende overeenkomstsluitende partij kunnen niet als bewijs worden gebruikt voordat de beslissing inzake het verstrekken van de stukken betreffende de uitvoering in kracht van gewijsde is gegaan.

Artikel 31

Huiszoekingen en inbeslagneming van voorwerpen

1.   De overeenkomstsluitende partijen onderwerpen de inwilligbaarheid van rogatoire commissies strekkende tot huiszoeking en inbeslagneming niet aan verdergaande voorwaarden dan dat:

a)

het aan de rogatoire commissie ten grondslag liggende feit naar het recht van beide overeenkomstsluitende partijen strafbaar is gesteld met een vrijheidsstraf of een tot vrijheidsbeneming strekkende maatregel met een maximum van ten minste zes maanden, dan wel naar het recht van één van beide overeenkomstsluitende partijen strafbaar gesteld met een sanctie met een zelfde maximum en naar het recht van de andere overeenkomstsluitende partij als een vergrijp tegen voorschriften betreffende de orde door de bestuurlijke autoriteiten wordt bestraft, mits van hun beslissingen beroep openstaat op een ook in strafzaken bevoegde rechter;

b)

de uitvoering van de rogatoire commissie verenigbaar is met het recht van de aangezochte overeenkomstsluitende partij.

2.   Rogatoire commissies strekkende tot huiszoeking en inbeslagneming wegens witwaspraktijken die onder de werkingssfeer van deze overeenkomst vallen, zijn ook ontvankelijk mits de handelingen die het voorafgaande feit vormen naar het recht van beide overeenkomstsluitende partijen strafbaar zijn gesteld met een vrijheidsstraf of een tot vrijheidsbeneming strekkende maatregel met een maximum van meer dan zes maanden.

Artikel 32

Verzoek om financiële en bankgegevens

1.   Indien is voldaan aan de voorwaarden van artikel 31, voert de aangezochte overeenkomstsluitende partij verzoeken om rechtshulp uit die betrekking hebben op het verkrijgen en het doorgeven van financiële en bankgegevens, met inbegrip van:

a)

de identificatie van en gegevens over bankrekeningen bij op haar grondgebied gevestigde banken waarvan degenen tegen wie een onderzoek is ingesteld houder of gevolmachtigde zijn, of waarover deze personen de controle uitoefenen;

b)

de identificatie van en alle gegevens over transacties en banktransacties die van, naar of via een of meer bankrekeningen dan wel door bepaalde personen gedurende een welbepaalde periode worden verricht.

2.   Voorzover dit krachtens haar strafprocesrecht voor soortgelijke interne gevallen is toegestaan, kan de aangezochte overeenkomstsluitende partij gelasten dat gedurende een welbepaalde periode wordt toegezien op banktransacties die van, naar of via bankrekeningen dan wel door bepaalde personen worden verricht en dat de resultaten aan de verzoekende overeenkomstsluitende partij worden meegedeeld. De beslissing inzake het toezicht op transacties en de mededeling van de resultaten wordt voor elk geval afzonderlijk genomen door de bevoegde autoriteiten van de aangezochte overeenkomstsluitende partij en moet voldoen aan de nationale wetgeving van deze overeenkomstsluitende partij. De praktische regelingen voor het toezicht worden tussen de bevoegde autoriteiten van de verzoekende en de aangezochte overeenkomstsluitende partij overeengekomen.

3.   Iedere overeenkomstsluitende partij neemt de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de financiële instellingen de betrokken klant of derden niet meedelen dat maatregelen worden uitgevoerd op verzoek van de verzoekende overeenkomstsluitende partij of dat een onderzoek loopt, zolang dit noodzakelijk is om de resultaten ervan niet in gevaar te brengen.

4.   De autoriteit van de verzoekende overeenkomstsluitende partij vermeldt in het verzoek:

a)

waarom zij van mening is dat de gevraagde inlichtingen waarschijnlijk van doorslaggevend belang zijn voor het onderzoek naar het strafbare feit;

b)

op welke gronden zij veronderstelt dat banken in de aangezochte overeenkomstsluitende partij de betrokken rekeningen onder zich hebben en, voor zover hierover gegevens beschikbaar zijn, om welke banken het zou kunnen gaan;

c)

elke beschikbare informatie die de uitvoering van het verzoek kan vergemakkelijken.

5.   Een overeenkomstsluitende partij beroept zich niet op het bankgeheim als reden om iedere medewerking bij een rechtshulpverzoek van een andere overeenkomstsluitende partij te weigeren.

Artikel 33

Gecontroleerde aflevering

1.   De bevoegde autoriteit van de aangezochte overeenkomstsluitende partij verbindt zich ertoe ervoor te zorgen dat op verzoek van de autoriteit van de verzoekende overeenkomstsluitende partij gecontroleerde aflevering op haar grondgebied kan worden toegestaan in het kader van strafrechtelijke onderzoeken naar strafbare feiten die aanleiding kunnen geven tot uitlevering.

2.   De beslissing over een gecontroleerde aflevering wordt voor elk geval afzonderlijk genomen door de bevoegde autoriteiten van de aangezochte overeenkomstsluitende partij, met inachtneming van het nationale recht van deze partij.

3.   De gecontroleerde aflevering vindt plaats volgens de in het recht van de aangezochte overeenkomstsluitende partij vastgestelde procedures. Het recht om te handelen en om het optreden te leiden en te controleren berust bij de bevoegde autoriteiten van die partij.

Artikel 34

Overgave met het oog op confiscatie of teruggave

1.   Op verzoek van de verzoekende overeenkomstsluitende partij kunnen voorwerpen, documenten, gelden of andere waarden waarop bewarend beslag is gelegd worden overgegeven met het oog op confiscatie of teruggave aan de rechthebbende.

2.   De aangezochte overeenkomstsluitende partij kan de overgave niet weigeren op grond van het feit dat de gelden met een fiscale of douaneschuld overeenstemmen.

3.   De betrokken rechten van derden te goeder trouw blijven onverlet.

Artikel 35

Versnelling van de rechtshulp

1.   De autoriteit van de aangezochte overeenkomstsluitende partij voldoet zo spoedig mogelijk aan het verzoek om rechtshulp en houdt daarbij zoveel mogelijk rekening met de door de autoriteit van de verzoekende overeenkomstsluitende partij aangegeven procedurele of andere termijnen. Deze autoriteit licht de redenen voor de gestelde termijn toe.

2.   Indien aan het verzoek niet of niet geheel volgens de eisen van de autoriteit van de verzoekende overeenkomstsluitende partij kan worden voldaan, stelt de autoriteit van de aangezochte overeenkomstsluitende partij de autoriteit van de verzoekende overeenkomstsluitende partij hiervan onverwijld in kennis, onder vermelding van de voorwaarden waaronder het verzoek zou kunnen worden uitgevoerd. Beide autoriteiten kunnen vervolgens afspreken welk gevolg aan het verzoek zal worden gegeven en, in voorkomend geval, dat bij de uitvoering ervan aan de gestelde voorwaarden zal worden voldaan.

Indien te verwachten valt dat niet binnen de door de autoriteit van de verzoekende overeenkomstsluitende partij gestelde termijn aan het verzoek kan worden voldaan en de in lid 1, tweede volzin, bedoelde redenen concrete aanwijzingen bevatten dat elke vertraging de door deze autoriteit gevoerde procedure aanzienlijk zal schaden, geeft de autoriteit van de aangezochte overeenkomstsluitende partij onverwijld aan hoeveel tijd zij nodig acht voor de uitvoering van het verzoek. De autoriteit van de verzoekende overeenkomstsluitende partij geeft onverwijld te kennen of het verzoek desalniettemin wordt gehandhaafd. Beide autoriteiten kunnen vervolgens afspreken welk gevolg aan het verzoek zal worden gegeven.

Artikel 36

Gebruik van de verstrekte inlichtingen en bewijzen

Behalve voor doeleinden van de procedure waarvoor rechtshulp werd verleend, kunnen de in het kader van de rechtshulpprocedure verstrekte inlichtingen en bewijzen ook worden gebruikt:

a)

in een strafprocedure in de verzoekende overeenkomstsluitende partij die is gericht tegen andere personen die hebben deelgenomen aan het plegen van het strafbare feit waarvoor rechtshulp werd verleend;

b)

wanneer de aan het verzoek ten grondslag liggende feiten een ander strafbaar feit vormen waarvoor ook rechtshulp zou moeten worden verleend;

c)

in procedures met het oog op de confiscatie van hulpmiddelen en van opbrengsten van strafbare feiten waarvoor rechtshulp zou moeten worden verleend en in schadevergoedingsprocedures wegens feiten waarvoor rechtshulp werd verleend.

Artikel 37

Het verstrekken van inlichtingen en bewijsmateriaal op eigen initiatief

1.   Binnen de grenzen van hun intern recht en hun bevoegdheden kunnen de gerechtelijke autoriteiten van een overeenkomstsluitende partij op eigen initiatief inlichtingen en bewijsmateriaal verstrekken aan een gerechtelijke autoriteit van een andere overeenkomstsluitende partij wanneer zij van oordeel zijn dat deze nuttig zouden kunnen zijn voor de autoriteit van de ontvangende overeenkomstsluitende partij bij het inleiden of uitvoeren van onderzoeken of procedures dan wel dat deze inlichtingen en bewijsmateriaal ertoe kunnen leiden dat deze autoriteit een verzoek om wederzijdse rechtshulp indient.

2.   De autoriteit van de overeenkomstsluitende partij die de inlichtingen en het bewijsmateriaal verstrekt kan overeenkomstig haar intern recht voorwaarden verbinden aan het gebruik van deze inlichtingen en bewijsmateriaal door de autoriteit van de ontvangende overeenkomstsluitende partij.

3.   Alle autoriteiten van de overeenkomstsluitende partijen zijn aan deze voorwaarden gebonden.

Artikel 38

Procedures in de aangezochte overeenkomstsluitende partij

Het verzoek om rechtshulp doet geen afbreuk aan de rechten die voor de verzoekende overeenkomstsluitende partij kunnen voortvloeien uit haar hoedanigheid van burgerlijke partij in interne strafprocedures die bij de autoriteiten van de aangezochte overeenkomstsluitende partij zijn ingeleid.

TITEL IV

SLOTBEPALINGEN

Artikel 39

Gemengd comité

1.   Er wordt een gemengd comité ingesteld, bestaande uit vertegenwoordigers van de overeenkomstsluitende partijen, dat belast wordt met de correcte toepassing van deze overeenkomst. Het comité doet hiertoe aanbevelingen en neemt besluiten in de gevallen bedoeld in deze overeenkomst. Het neemt besluiten met eenparigheid van stemmen.

2.   Het gemengd comité stelt zijn reglement van orde op, waarin onder meer voorschriften voor het bijeenroepen van een vergadering, de aanwijzing van de voorzitter en de vaststelling van diens taken zijn vervat.

3.   Het gemengd comité komt zo vaak als nodig, doch ten minste eenmaal per jaar bijeen. Elke overeenkomstsluitende partij kan verzoeken om een vergadering te beleggen.

4.   Het gemengd comité kan besluiten werkgroepen of groepen van deskundigen in te stellen om zich bij de uitvoering van zijn taken te laten bijstaan.

Artikel 40

Regeling van geschillen

1.   Elke overeenkomstsluitende partij kan een geschil betreffende de uitlegging of de toepassing van deze overeenkomst voorleggen aan het gemengd comité, met name wanneer zij van mening is dat een andere overeenkomstsluitende partij herhaaldelijk geen gevolg heeft gegeven aan de tot haar gerichte verzoeken om samenwerking.

2.   Het gemengd comité tracht het geschil zo spoedig mogelijk op te lossen. Het gemengd comité krijgt de beschikking over alle nuttige inlichtingen om de situatie diepgaand te onderzoeken en een aanvaardbare oplossing te vinden. Het gemengd comité onderzoekt hiertoe alle mogelijkheden om de goede werking van deze overeenkomst te behouden.

Artikel 41

Wederkerigheid

1.   De autoriteit van de aangezochte overeenkomstsluitende partij kan een verzoek om samenwerking afwijzen wanneer de verzoekende overeenkomstsluitende partij herhaaldelijk geen gevolg heeft gegeven aan een verzoek om samenwerking in soortgelijke gevallen.

2.   Vooraleer een verzoek om samenwerking wordt afgewezen op basis van wederkerigheid, moet het gemengd comité op de hoogte worden gebracht teneinde het de mogelijkheid te bieden zijn standpunt over de kwestie kenbaar te maken.

Artikel 42

Herziening

Wanneer een overeenkomstsluitende partij deze overeenkomst wenst te herzien, legt zij een voorstel daartoe aan het gemengd comité voor, dat aanbevelingen doet, inzonderheid met het oog op het openen van onderhandelingen.

Artikel 43

Territoriale werkingssfeer

Deze overeenkomst is enerzijds van toepassing op het grondgebied van de Zwitserse Bondsstaat en anderzijds op de grondgebieden waar het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap van toepassing is en onder de in dat Verdrag neergelegde voorwaarden.

Artikel 44

Inwerkingtreding

1.   Deze overeenkomst wordt voor onbepaalde tijd gesloten.

2.   Deze overeenkomst wordt door de overeenkomstsluitende partijen volgens hun eigen procedures geratificeerd of goedgekeurd. Zij treedt in werking op de eerste dag van de tweede maand volgend op de laatste kennisgeving van de ratificatie- of goedkeuringsinstrumenten.

3.   Tot de inwerkingtreding van deze overeenkomst kan elke overeenkomstsluitende partij bij de kennisgeving als bedoeld in lid 2, of op enig ander later tijdstip, verklaren dat de overeenkomst op haar van toepassing is in haar betrekkingen met de andere overeenkomstsluitende partijen die eenzelfde verklaring hebben afgelegd. Deze verklaringen worden van toepassing negentig dagen na ontvangst van de kennisgeving.

Artikel 45

Opzegging

De Europese Gemeenschap of de Zwitserse Bondsstaat kan deze overeenkomst opzeggen door kennisgeving aan de andere overeenkomstsluitende partij. De opzegging wordt van kracht zes maanden na ontvangst van de kennisgeving van de opzegging.

Artikel 46

Toepassing in de tijd

De bepalingen van deze overeenkomst zijn van toepassing op verzoeken betreffende illegale activiteiten die ten minste zes maanden na de datum van ondertekening van de overeenkomst zijn gepleegd.

Artikel 47

Uitbreiding van de overeenkomst tot nieuwe lidstaten van de EU

1.   Elke staat die lid wordt van de Europese Unie kan, door middel van een schriftelijke kennisgeving aan de overeenkomstsluitende partijen, overeenkomstsluitende partij worden bij deze overeenkomst.

2.   De tekst van de overeenkomst in de taal van de toetredende nieuwe lidstaat — die door de Raad van de Europese Unie wordt opgesteld — zal worden geauthentiseerd op basis van een briefwisseling tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat. Hij zal gelden als authentieke tekst in de zin van artikel 48.

3.   Deze overeenkomst treedt ten aanzien van elke nieuwe EU-lidstaat die ertoe toetreedt, negentig dagen nadat diens toetredingsakte is neergelegd in werking, of op de datum van inwerkingtreding van deze overeenkomst indien deze na afloop van genoemde periode van negentig dagen nog niet in werking is getreden.

4.   Indien deze overeenkomst bij de kennisgeving van de toetredingsakte van de toetredende nieuwe lidstaten nog niet in werking is getreden, is artikel 44, lid 3, van toepassing op deze lidstaten.

Artikel 48

Talen

1.   Deze overeenkomst is opgesteld in tweevoud in de Deense, de Duitse, de Engelse, de Estse, de Finse, de Franse, de Griekse, de Hongaarse, de Italiaanse, de Letse, de Litouwse, de Nederlandse, de Poolse, de Portugese, de Sloveense, de Slowaakse, de Spaanse, de Tsjechische en de Zweedse taal, zijnde alle teksten gelijkelijk authentiek.

2.   De versie van deze overeenkomst in de Maltese taal wordt op basis van een briefwisseling authentiek verklaard door de overeenkomstsluitende partijen. Die versie zal gelijkelijk authentiek zijn, op dezelfde wijze als de in lid 1 genoemde taken.

TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekende gevolmachtigden hun handtekening onder deze overeenkomst hebben geplaatst.

Hecho en Luxemburgo, el veintiseis de octubre del dos mil cuatro.

V Lucemburku dne dvacátého šestého října dva tisíce čtyři.

Udfærdiget i Luxembourg den seksogtyvende oktober to tusind og fire.

Geschehen zu Luxemburg am sechsundzwanzigsten Oktober zweitausendundvier.

Kahe tuhande neljanda aasta oktoobrikuu kahekümne kuuendal päeval Luxembourgis.

Έγινε στo Λουξεμβούργο, στις είκοσι έξι Οκτωβρίου δύο χιλιάδες τέσσερα.

Done at Luxembourg on the twenty sixth day of October in the year two thousand and four.

Fait à Luxembourg, le vingt six octobre deux mille quatre.

Fatto a Lussembourgo, addì ventisei ottobre duemilaquattro.

Luksemburgā, divi tūkstoši ceturtā gada divdesmit sestajā oktobrī.

Priimta du tūkstančiai ketvirtų metų spalio dvidešimt šeštą dieną Liuksemburge.

Kelt Luxembourgban, a kettőezer negyedik év október huszonhatodik napján.

Magħmul fil-Lussemburgu fis-sitta u għoxrin jum ta' Ottubru tas-sena elfejn u erbgħa.

Gedaan te Luxemburg, de zesentwintigste oktober tweeduizendvier.

Sporządzono w Luksemburgu, dnia dwudziestego szóstego października roku dwutysięcznego czwartego.

Feito no Luxemburgo, em vinte e seis de Outubro de dois mil e quatro.

V Luxemburgu dvadsiateho šiesteho októbra dvetisícštyri.

V Luxembourgu, dne šestindvajsetega oktobra leta dva tisoč štiri.

Tehty Luxemburgissa kahdentenakymmenentenäkuudentena päivänä lokakuuta vuonna kaksituhattaneljä.

Som skedde i Luxemburg den tjugosjätte oktober tjugohundrafyra.

Pour le Royaume de Belgique

Voor het Koninkrijk België

Für das Königreich Belgien

Image

Cette signature engage également la Communauté française, la Communauté flamande, la Communauté germanophone, la Région wallonne, la Région flamande et la Région de Bruxelles-Capitale.

Deze handtekening verbindt eveneens de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschap, de Duitstalige Gemeenschap, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

Diese Unterschrift bindet zugleich die Deutschsprachige Gemeinschaft, die Flämische Gemeinschaft, die Französische Gemeinschaft, die Wallonische Region, die Flämische Region und die Region Brüssel-Hauptstadt.

Za Českou republiku

Image

På Kongeriget Danmarks vegne

Image

Für die Bundesrepublik Deutschland

Image

Image

Eesti Vabariigi nimel

Image

Για την Ελληνική Δημοκρατία

Image

Por el Reino de España

Image

Pour la République française

Image

Thar cheann Na hÉireann

For Ireland

Image

Per la Repubblica italiana

Image

Για την Κυπριακή Δημοκρατία

Image

Latvijas Republikas vārdā

Image

Lietuvos Respublikos vardu

Image

Pour le Grand-Duché de Luxembourg

Image

A Magyar Köztársaság részéről

Image

Għar-Repubblika ta' Malta

Image

Voor het Koninkrijk der Nederlanden

Image

Für die Republik Österreich

Image

W imieniu Rzeczypospolitej Polskiej

Image

Pela República Portuguesa

Image

Za Republiko Slovenijo

Image

Za Slovinskú republiku

Image

Suomen tasavallan puolesta

För Republiken Finland

Image

För Konungariket Sverige

Image

For the United Kingdom of Great Britain and Northern Ireland

Image

Por la Comunidad Europea

Za Evropské společenství

For Det Europæiske Fællesskab

Für die Europäische Gemeinschaft

Euroopa Ühenduse nimel

Για την Ευρωπαϊκή Κοινότητα

For the European Community

Pour la Communauté européenne

Per la Comunità europea

Eiropas Kopienas vārdā

Europos bendrijos vardu

Az Európai Közösség részéről

Għall-Komunità Ewropea

Voor de Europese Gemeenschap

W imieniu Wspólnoty Europejskiej

Pela Comunidade Europeia

Za Európske spoločenstvo

Za Evropsko skupnost

Euroopan yhteisön puolesta

På Europeiska gemenskapens vägnar

Image

Image

Für die Schweizerische Eidgenossenschaft

Pour la Confédération suisse

Per la Confederazione svizzera

Image

Image


SLOTAKTE

De gevolmachtigden van

HET KONINKRIJK BELGIË,

DE REPUBLIEK TSJECHIË,

HET KONINKRIJK DENEMARKEN,

DE BONDSREPUBLIEK DUITSLAND,

DE REPUBLIEK ESTLAND,

DE HELLEENSE REPUBLIEK,

HET KONINKRIJK SPANJE,

DE FRANSE REPUBLIEK,

IERLAND,

DE ITALIAANSE REPUBLIEK,

DE REPUBLIEK CYPRUS,

DE REPUBLIEK LETLAND,

DE REPUBLIEK LITOUWEN,

HET GROOTHERTOGDOM LUXEMBURG,

DE REPUBLIEK HONGARIJE,

DE REPUBLIEK MALTA,

HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN,

DE REPUBLIEK OOSTENRIJK,

DE REPUBLIEK POLEN,

DE PORTUGESE REPUBLIEK,

DE REPUBLIEK SLOVENIË,

DE SLOWAAKSE REPUBLIEK,

DE REPUBLIEK FINLAND,

HET KONINKRIJK ZWEDEN,

HET VERENIGD KONINKRIJK VAN GROOT-BRITTANNIË EN NOORD-IERLAND,

DE EUROPESE GEMEENSCHAP,

enerzijds, en

DE ZWITSERSE BONDSSTAAT,

anderzijds,

bijeen te Luxemburg op 26 oktober 2004 ter gelegenheid van de ondertekening van de Overeenkomst voor samenwerking tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de Zwitserse Bondsstaat, anderzijds, ter bestrijding van fraude en andere illegale activiteiten die hun financiële belangen schaden, hebben hun goedkeuring gehecht aan de volgende, aan deze slotakte gehechte gemeenschappelijke verklaringen:

1.

Gemeenschappelijke verklaring betreffende het witwassen,

2.

Gemeenschappelijke verklaring betreffende de samenwerking van de Zwitserse Bondsstaat met Eurojust en, indien mogelijk, met het Europees justitieel netwerk.

Bovendien hebben de gevolmachtigden van de lidstaten van de Europese Gemeenschap en die van de Gemeenschap alsmede de gevolmachtigden van de Zwitserse Bondsstaat hun instemming betuigd met het aan deze slotakte gehechte proces-verbaal van overeenkomst van de onderhandelingen. Het proces-verbaal van overeenkomst is bindend.

Hecho en Luxemburgo, el veintiseis de octubre del dos mil cuatro.

V Lucemburku dne dvacátého šestého října dva tisíce čtyři.

Udfærdiget i Luxembourg den seksogtyvende oktober to tusind og fire.

Geschehen zu Luxemburg am sechsundzwanzigsten Oktober zweitausendundvier.

Kahe tuhande neljanda aasta oktoobrikuu kahekümne kuuendal päeval Luxembourgis.

Έγινε στo Λουξεμβούργο, στις είκοσι έξι Οκτωβρίου δύο χιλιάδες τέσσερα.

Done at Luxembourg on the twenty sixth day of October in the year two thousand and four.

Fait à Luxembourg, le vingt six octobre deux mille quatre.

Fatto a Lussemburgo, addì ventisei ottobre duemilaquattro.

Luksemburgā, divi tūkstoši ceturtā gada divdesmit sestajā oktobrī.

Priimta du tũkstančiai ketvirtų metų spalio dvidešimt šeštą dieną Liuksemburge.

Kelt Luxembourgban, a kettőezer negyedik év október huszonhatodik napján.

Magħmul fil-Lussemburgu fis-sitta u għoxrin jum ta' Ottubru tas-sena elfejn u erbgħa.

Gedaan te Luxemburg, de zesentwintigste oktober tweeduizendvier.

Sporządzono w Luksemburgu, dnia dwudziestego szóstego października roku dwutysięcznego czwartego.

Feito no Luxemburgo, em vinte e seis de Outubro de dois mil e quatro.

V Luxemburgu dvadsiateho šiesteho októbra dvetisícštyri.

V Luxembourgu, dne šestindvajsetega oktobra leta dva tisoč štiri.

Tehty Luxemburgissa kahdentenakymmenentenäkuudentena päivänä lokakuuta vuonna kaksituhattaneljä.

Som skedde i Luxemburg den tjugosjätte oktober tjugohundrafyra.

Pour le Royaume de Belgique

Voor het Koninkrijk België

Für das Königreich Belgien

Image

Cette signature engage égalerment la Communauté française, la Communauté flamande, la Communauté germanophone, la Région wallonne, la Région flamande et la Région de Bruxelles-Capitale.

Deze handtekening verbindt eveneens de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschap, de Duitstalige Gemeenschap, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

Diese Unterschrift bindet zugleich die Deutschsprachige Gemeinschaft, die Flämische Gemeinschaft, die Französische Gemeinschaft, die Wallonische Region, die Flämische Region und die Region Brüssel-Hauptstadt.

Za Českou republiku

Image

På Kongeriget Danmarks vegne

Image

Für die Bundesrepublik Deutschland

Image

Image

Eesti Vabariigi nimel

Image

Για την Ελληνική Δημοκρατία

Image

Por el Reino de España

Image

Pour la République française

Image

Thar cheann Na hÉireann

For Ireland

Image

Per la Repubblica italiana

Image

Για την Κυπριακή Δημοκρατία

Image

Latvijas Republikas vārdā

Image

Lietuvos Respublikos vardu

Image

Pour le Grand-Duché de Luxembourg

Image

A Magyar Köztársaság részéről

Image

Għar-Repubblika ta' Malta

Image

Voor het Koninkrijk der Nederlanden

Image

Für die Republik Österreich

Image

W imieniu Rzeczypospolitej Polskiej

Image

Pela República Portuguesa

Image

Za Republiko Slovenijo

Image

Za Slovinskú republiku

Image

Suomen tasavallan puolesta

För Republiken Finland

Image

För Konungariket Sverige

Image

For the United Kingdom of Great Britain and Northern Ireland

Image

Por la Comunidad Europea

Za Evropské společenství

For Det Europæiske Fællesskab

Für die Europäische Gemeinschaft

Euroopa Ühenduse nimel

Για την Ευρωπαϊκή Κοινότητα

For the European Community

Pour la Communauté européenne

Per la Comunità europea

Eiropas Kopienas vārdā

Europos bendrijos vardu

Az Európai Közösség részéről

Għall-Komunità Ewropea

Voor de Europese Gemeenschap

W imieniu Wspólnoty Europejskiej

Pela Comunidade Europeia

Za Európske spoločenstvo

Za Evropsko skupnost

Euroopan yhteisön puolesta

På Europeiska gemenskapens vägnar

Image

Image

Für die Schweizerische Eidgenossenschaft

Pour la Confédération suisse

Per la Confederazione svizzera

Image

Image

GEMEENSCHAPPELIJKE VERKLARING BETREFFENDE HET WITWASSEN

De overeenkomstsluitende partijen komen overeen dat artikel 2, lid 3, van de Overeenkomst voor samenwerking met betrekking tot de bestrijding van het witwassen ook voorafgaande feiten omvat die belastingfraude of professionele smokkel naar Zwitsers recht vormen. De in het kader van een verzoek inzake witwassen ontvangen inlichtingen kunnen worden gebruikt in witwasprocedures, behalve in procedures tegen Zwitserse onderdanen indien alle relevante handelingen in verband met het delict uitsluitend in Zwitserland werden begaan.

GEMEENSCHAPPELIJKE VERKLARING BETREFFENDE DE SAMENWERKING VAN DE ZWITSERSE BONDSSTAAT MET EUROJUST EN, INDIEN MOGELIJK, MET HET EUROPEES JUSTITIEEL NETWERK

De overeenkomstsluitende partijen nemen kennis van de wens van de Zwitserse Bondsstaat om de mogelijkheid te kunnen onderzoeken van een deelname van de Zwitserse Bondsstaat aan de werkzaamheden van Eurojust en, indien mogelijk, van het Europees justitieel netwerk.

PROCES-VERBAAL VAN OVEREENKOMST VAN DE ONDERHANDELINGEN OVER DE OVEREENKOMST VOOR SAMENWERKING TUSSEN DE EUROPESE GEMEENSCHAP EN HAAR LIDSTATEN, ENERZIJDS, EN DE ZWITSERSE BONDSSTAAT, ANDERZIJDS, TER BESTRIJDING VAN FRAUDE EN ALLE ANDERE ILLEGALE ACTIVITEITEN DIE HUN FINANCIËLE BELANGEN SCHADEN

De overeenkomstsluitende partijen zijn het volgende overeengekomen:

Ad artikel 2, lid 1, onder a)

de begrippen „fraude en andere illegale activiteiten” omvatten tevens smokkel, corruptie en het witwassen van de opbrengsten van de onder deze overeenkomst vallende activiteiten, onder voorbehoud van artikel 2, lid 3;

bij het begrip „goederenhandel die in strijd is met de douane- en landbouwwetgeving” speelt het geen rol of de goederen al dan niet langs het grondgebied van de andere overeenkomstsluitende partij gaan (vertrek, bestemming of doorvoer);

bij het begrip „handel die in strijd is met de belastingwetgeving op het gebied van de belasting over de toegevoegde waarde, bijzondere verbruiksbelastingen en accijnzen” speelt het geen rol of de goederen of diensten al dan niet langs het grondgebied van de andere overeenkomstsluitende partij gaan (vertrek, bestemming of doorvoer);

Ad artikel 15, lid 2

het begrip „onderzoeksmiddel” omvat het verhoor van personen, het bezoeken en doorzoeken van gebouwen en vervoermiddelen, het kopiëren van documenten, het verzoek om inlichtingen en de inbeslagneming van voorwerpen, documenten en waarden;

Ad artikel 16, lid 2, tweede alinea

op grond van deze alinea kan aan de aanwezigen ook de toestemming worden verleend om vragen te stellen en onderzoeksmaatregelen voor te stellen;

Ad artikel 25, lid 2

het begrip multilaterale overeenkomsten tussen de overeenkomstsluitende partijen, omvat ook, na de inwerkingtreding ervan, de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat betreffende de wijze waarop de Zwitserse Bondsstaat wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis;

Ad artikel 35, lid 1

onder „verzoek om rechtshulp” wordt tevens verstaan het verstrekken van inlichtingen en bewijsmateriaal aan de autoriteit van de verzoekende overeenkomstsluitende partij;

Ad artikel 43

de Commissie deelt uiterlijk bij de ondertekening van de overeenkomst een indicatieve lijst mee van grondgebieden waar deze overeenkomst van toepassing is.


III Besluiten op grond van het EU-Verdrag

BESLUITEN OP GROND VAN TITEL V VAN HET EU-VERDRAG

17.2.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 46/36


GEMEENSCHAPPELIJK OPTREDEN 2009/128/GBVB VAN DE RAAD

van 16 februari 2009

houdende verlenging van het mandaat van de speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie voor het gebied van de Grote Meren in Afrika

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name op artikel 14, artikel 18, lid 5, en artikel 23, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 15 februari 2007 heeft de Raad Gemeenschappelijk Optreden 2007/112/GBVB (1) vastgesteld, houdende benoeming van de heer Roeland VAN DE GEER tot speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie (SVEU) voor het gebied van de Grote Meren in Afrika.

(2)

De Raad heeft op 12 februari 2008 Gemeenschappelijk Optreden 2008/108/GBVB (2) tot wijziging en verlenging van het mandaat van de SVEU tot 28 februari 2009 vastgesteld.

(3)

Uit een evaluatie van Gemeenschappelijk Optreden 2008/108/GBVB blijkt dat het mandaat van de SVEU met twaalf maanden moet worden verlengd.

(4)

De SVEU zal zijn mandaat uitvoeren in een mogelijk verslechterende situatie die de doelstellingen van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid, uiteengezet in artikel 11 van het Verdrag, zouden kunnen schaden,

HEEFT HET VOLGENDE GEMEENSCHAPPELIJK OPTREDEN VASTGESTELD:

Artikel 1

Speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie

Het mandaat van de heer Roeland VAN DE GEER als SVEU voor het gebied van de Grote Meren in Afrika wordt hierbij verlengd tot en met 28 februari 2010.

Artikel 2

Beleidsdoelstellingen

Het mandaat van de SVEU is gebaseerd op de beleidsdoelstellingen van de Europese Unie ten aanzien van de verdere stabilisering en consolidering van de postconflictsituatie in het gebied van de Grote Meren in Afrika, met bijzondere aandacht voor de regionale dimensie van de ontwikkelingen in de betrokken landen. Deze doelstellingen, waarmee met name wordt beoogd de inachtneming van de grondbeginselen van democratie en goed bestuur, waaronder de eerbiediging van de mensenrechten en de rechtsstaat, te bevorderen, zijn onder meer:

a)

actief en effectief bij te dragen tot een samenhangend, duurzaam en verantwoordelijk beleid van de Europese Unie voor het gebied van de Grote Meren in Afrika, waarbij een samenhangende en alomvattende EU-aanpak in de regio wordt voorgestaan. De SVEU steunt het werk van de secretaris-generaal/hoge vertegenwoordiger (SG/HV) in het gebied;

b)

te zorgen voor de voortdurende inzet van de Europese Unie voor de stabilisatie- en wederopbouwprocessen in de regio, door actieve aanwezigheid op het terrein en in de betrokken internationale fora, permanente contacten met de voornaamste spelers en een bijdrage tot de crisisbeheersing;

c)

bij te dragen tot de postovergangsfase in de Democratische Republiek Congo (DRC), met name wat betreft het politieke proces van consolidering van de nieuwe instellingen en bepaling van een breder internationaal kader voor politiek overleg en coördinatie met de nieuwe regering;

d)

bij te dragen, in nauwe samenwerking met de Verenigde Naties/MONUC, tot de internationale inspanningen ter ondersteuning van een grootscheepse hervorming van de veiligheidssector in de DRC, met name in het licht van de coördinerende rol die de Europese Unie in dat verband op zich wenst te nemen;

e)

bij te dragen tot passende maatregelen voor de follow-up van de Internationale Conferentie over het gebied van de Grote Meren, met name door nauwe contacten te leggen met het secretariaat voor het gebied van de Grote Meren met de uitvoerende secretaris daarvan, en met de trojka van het follow-upmechanisme, alsmede door goede nabuurschapsbetrekkingen in de regio te bevorderen;

f)

het aanpakken van het nog steeds aanzienlijke probleem van de over de grenzen heen opererende gewapende groeperingen, die de landen van de regio dreigen te destabiliseren en hun binnenlandse problemen dreigen te verergeren;

g)

bij te dragen tot de stabilisering na de conflicten in Burundi, Rwanda en Oeganda, met name door de onderhandelingen met gewapende groeperingen, zoals het FNL en het LRA, te begeleiden.

Artikel 3

Mandaat

Ter verwezenlijking van deze beleidsdoelstellingen van de Europese Unie, krijgt de SVEU het mandaat om:

a)

nauwe contacten te leggen en te onderhouden met de landen van het gebied van de Grote Meren, de Verenigde Naties, de Afrikaanse Unie, cruciale Afrikaanse landen en de voornaamste partners van de DRC en de Europese Unie, alsmede de regionale en de subregionale Afrikaanse organisaties, andere relevante derde landen en andere cruciale regionale leiders;

b)

advies en verslag uit te brengen over de mogelijkheden voor steun van de Europese Unie voor het proces van verdere stabilisering en consolidering en de wijze waarop initiatieven van de Europese Unie het best kunnen worden ontplooid;

c)

advies en bijstand te verlenen voor de hervorming van de veiligheidssector (SSR) in de DRC;

d)

bij te dragen tot de follow-up van de Internationale Conferentie over het gebied van de Grote Meren, met name door het ondersteunen van de beleidsmaatregelen die in de regio worden getroffen in het streven naar geweldloosheid en wederzijdse defensie bij het oplossen van conflicten, alsook, met betrekking tot de regionale samenwerking, ter bevordering van de mensenrechten en de democratisering, goed bestuur, justitiële samenwerking, en de bestrijding van straffeloosheid en de illegale exploitatie van natuurlijke hulpbronnen;

e)

bij te dragen tot een beter begrip van de rol van de Europese Unie bij de opiniemakers in de regio;

f)

op verzoek bij te dragen tot de onderhandelingen over en de uitvoering van vredesakkoorden en overeenkomsten voor een staakt-het-vuren tussen de partijen, en diplomatiek met hen in verbinding te treden indien de voorwaarden van die akkoorden niet nagekomen worden; in het geval van de lopende LRA-onderhandelingen moeten deze activiteiten in nauwe samenwerking met de SVEU voor Soedan worden verricht;

g)

bij te dragen tot de uitvoering van het mensenrechtenbeleid en de richtsnoeren van de Europese Unie inzake de mensenrechten, met name de richtsnoeren van de Europese Unie over kinderen en gewapende conflicten, en het beleid van de Europese Unie met betrekking tot Resolutie 1325(2000) van de VN-Veiligheidsraad over vrouwen, vrede en veiligheid, mede door de ontwikkelingen op dat gebied te volgen en er verslag over uit te brengen.

Artikel 4

Uitvoering van het mandaat

1.   De SVEU is onder het gezag en de operationele leiding van de SG/HV verantwoordelijk voor de uitvoering van het mandaat.

2.   Het Politiek- en Veiligheidscomité (PVC) onderhoudt een bevoorrechte relatie met de SVEU en vormt het eerste contactpunt met de Raad. Het PVC zorgt binnen het kader van het mandaat voor strategische richtsnoeren en politieke aansturing ten behoeve van de SVEU.

Artikel 5

Financiering

1.   Het financiële referentiebedrag ter dekking van de uitgaven in verband met het mandaat van de SVEU voor de periode van 1 maart 2009 tot en met 28 februari 2010 bedraagt 1 425 000 EUR.

2.   Uitgaven die uit het in lid 1 genoemde bedrag worden gefinancierd, komen voor financiering in aanmerking vanaf 1 maart 2009. De uitgaven worden beheerd met inachtneming van de procedures en voorschriften van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen, met dien verstande dat voorfinanciering niet het eigendom van de Gemeenschap blijft.

3.   Voor het uitgavenbeheer wordt een overeenkomst gesloten tussen de SVEU en de Commissie. De SVEU legt voor alle uitgaven verantwoording af aan de Commissie.

Artikel 6

Samenstelling van het team

1.   Binnen de grenzen van zijn mandaat en de daartoe vrijgemaakte financiële middelen is de SVEU verantwoordelijk voor de samenstelling van zijn team, in overleg met het voorzitterschap, bijgestaan door de SG/HV, en in volledige samenspraak met de Commissie. In het team dient de volgens het mandaat vereiste deskundigheid inzake specifieke beleidsvraagstukken aanwezig te zijn. De SVEU houdt de SG/HV, het voorzitterschap en de Commissie op de hoogte van de samenstelling van zijn team.

2.   De lidstaten en de instellingen van de Europese Unie kunnen voorstellen personeel te detacheren bij de SVEU. De bezoldiging van het personeel dat door een lidstaat of een instelling van de Europese Unie bij de SVEU wordt gedetacheerd, komt ten laste van de betrokken lidstaat of instelling van de Europese Unie. Deskundigen die door de lidstaten bij het secretariaat-generaal van de Raad zijn gedetacheerd, kunnen eveneens aan de SVEU worden toegewezen. Internationaal aangeworven personeel dient de nationaliteit van een EU-lidstaat te hebben.

3.   Al het gedetacheerde personeel blijft onder het administratieve gezag van de detacherende lidstaat of EU-instelling en voert zijn taken uit en handelt in het belang van het mandaat van de SVEU.

Artikel 7

Voorrechten en immuniteiten van de SVEU en zijn personeel

De voorrechten, immuniteiten en andere garanties die noodzakelijk zijn voor de uitvoering en het goede verloop van de missie van de SVEU en zijn medewerkers, worden met de ontvangende partij(en) naargelang het geval overeengekomen. De lidstaten en de Commissie verlenen daartoe alle nodige steun.

Artikel 8

Beveiliging van gerubriceerde gegevens van de EU

De SVEU en de leden van zijn team leven de beveiligingsbeginselen en -minimumnormen na die zijn vastgelegd in Besluit 2001/264/EG van de Raad van 19 maart 2001 tot vaststelling van beveiligingsvoorschriften van de Raad (3), met name wanneer zij werken met gerubriceerde gegevens van de EU.

Artikel 9

Toegang tot informatie en logistieke steun

1.   De lidstaten, de Commissie en het secretariaat-generaal van de Raad zorgen ervoor dat de SVEU toegang krijgt tot alle relevante informatie.

2.   Het voorzitterschap, de Commissie en/of de lidstaten, naargelang het geval, verlenen logistieke steun in de regio.

Artikel 10

Veiligheid

Overeenkomstig het beleid van de Europese Unie inzake de veiligheid van personeel dat op grond van titel V van het VEU wordt ingezet in operaties buiten de Europese Unie, neemt de SVEU in overeenstemming met zijn mandaat en de veiligheidssituatie in het gebied waarvoor hij verantwoordelijk is alle redelijkerwijs haalbare maatregelen voor de beveiliging van het personeel dat rechtstreeks onder zijn gezag staat:

a)

hij stelt op basis van de richtsnoeren van het secretariaat-generaal van de Raad een missiespecifiek veiligheidsplan op dat onder meer missiespecifieke fysieke, organisatorische en procedurele beveiligingsmaatregelen voor het beheer van personeelsbewegingen naar en binnen het missiegebied, alsmede het beheer van veiligheidsincidenten met inbegrip van een nood- en evacuatieplan voor de missie behelst;

b)

hij zorgt ervoor dat alle buiten de Europese Unie ingezette personeelsleden gedekt zijn door een op de omstandigheden in het missiegebied afgestemde verzekering tegen grote risico’s;

c)

hij zorgt ervoor dat alle buiten de Europese Unie ingezette leden van zijn team, ook het ter plaatse aangeworven personeel, voor of bij aankomst in het missiegebied een passende beveiligingsopleiding hebben genoten waarvan de inhoud is bepaald op basis van de risicoklasse waarin het secretariaat-generaal van de Raad het missiegebied heeft ingedeeld;

d)

hij zorgt ervoor dat alle naar aanleiding van geregelde beveiligingsbeoordelingen overeengekomen aanbevelingen worden opgevolgd, en hij brengt de SG/HV, de Raad en de Commissie schriftelijk verslag uit over de uitvoering daarvan en over andere veiligheidskwesties, zulks in het kader van zijn tussentijdse verslag en zijn verslag over de uitvoering van het mandaat.

Artikel 11

Rapportage

De SVEU brengt geregeld mondeling en schriftelijk verslag uit aan de SG/HV en aan het PVC. De SVEU brengt zo nodig ook verslag uit aan de Raadsgroepen. De geregelde schriftelijke verslagen worden verspreid via het COREU-netwerk. Op aanbeveling van de SG/HV en het PVC kan de SVEU ook verslag uitbrengen aan de Raad Algemene zaken en externe betrekkingen.

Artikel 12

Coördinatie

1.   De SVEU bevordert de samenhang tussen de actoren van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid en deze van het Europees veiligheids- en defensiebeleid, en bevordert de algehele politieke coördinatie van de Europese Unie. De SVEU helpt ervoor te zorgen dat alle EU-instrumenten ter plaatse op coherente wijze worden ingezet om de beleidsdoelstellingen van de Europese Unie te verwezenlijken. Daartoe worden de activiteiten van de SVEU gecoördineerd met die van het voorzitterschap en de Commissie, en in voorkomend geval met die van de andere SVEU’s die actief zijn in de regio. De SVEU brengt regelmatig verslag uit aan de missies van de lidstaten en aan de delegaties van de Commissie.

2.   Ter plaatse worden nauwe contacten onderhouden met het voorzitterschap, de Commissie en de hoofden van de missies van de lidstaten, die alles doen wat in hun vermogen ligt om de SVEU bij te staan in de uitvoering van zijn mandaat. De SVEU onderhoudt tevens contacten met andere internationale en regionale actoren ter plaatse.

3.   De SVEU zorgt voor samenhang tussen de activiteiten van de missie EUSEC RD Congo en de missie EUPOL RD Congo en verstrekt de hoofden van deze missies lokale politieke richtsnoeren. Hij draagt bij tot de coördinatie met de andere internationale actoren die betrokken zijn bij de hervorming van de veiligheidssector in de DRC. De SVEU en de civiele operationele commandant plegen indien nodig overleg.

Artikel 13

Herziening

De uitvoering van dit gemeenschappelijk optreden en de samenhang ervan met andere bijdragen van de Europese Unie in de regio worden op gezette tijden geëvalueerd. De SVEU legt de SG/HV, de Raad en de Commissie vóór eind juni 2009 een voortgangsverslag, en uiterlijk medio november 2009 een uitvoerig verslag over de uitvoering van het mandaat voor. Deze verslagen vormen de basis voor de beoordeling van dit gemeenschappelijk optreden in de bevoegde groepen en door het PVC. In het kader van de algemene inzetprioriteiten doet de SG/HV aanbevelingen aan het PVC voor een beslissing van de Raad tot verlenging, wijziging of beëindiging van het mandaat.

Artikel 14

Inwerkingtreding

Dit gemeenschappelijk optreden treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.

Artikel 15

Bekendmaking

Dit gemeenschappelijk optreden wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 16 februari 2009.

Voor de Raad

De voorzitter

O. LIŠKA


(1)  PB L 46 van 16.2.2007, blz. 79.

(2)  PB L 38 van 13.2.2008, blz. 22.

(3)  PB L 101 van 11.4.2001, blz. 1.


17.2.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 46/40


GEMEENSCHAPPELIJK OPTREDEN 2009/129/GBVB VAN DE RAAD

van 16 februari 2009

houdende verlenging van het mandaat van de speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie in de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name op artikel 14, artikel 18, lid 5, en artikel 23, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 17 oktober 2005 heeft de Raad Gemeenschappelijk Optreden 2005/724/GBVB (1) vastgesteld houdende benoeming van de heer Erwan FOUÉRÉ tot speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie (SVEU) in de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië.

(2)

Op 18 februari 2008 heeft de Raad Gemeenschappelijk Optreden 2008/129/GBVB (2) vastgesteld houdende verlenging van het mandaat van de SVEU tot en met 28 februari 2009.

(3)

Uit een evaluatie van Gemeenschappelijk Optreden 2008/129/GBVB blijkt dat het mandaat van de SVEU moet worden verlengd tot en met 30 september 2009,

HEEFT HET VOLGENDE GEMEENSCHAPPELIJK OPTREDEN VASTGESTELD:

Artikel 1

Speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie

Het mandaat van de heer Erwan FOUÉRÉ als speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie (SVEU) in de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië wordt verlengd tot en met 30 september 2009.

Artikel 2

Beleidsdoelstelling

Het mandaat van de SVEU is gebaseerd op de beleidsdoelstelling van de Europese Unie in de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, namelijk bij te dragen tot de consolidatie van het vreedzame politieke proces en de volledige uitvoering van de kaderovereenkomst van Ohrid, en aldus nieuwe vooruitgang in de richting van Europese integratie door middel van het stabilisatie- en associatieproces te bevorderen.

De SVEU steunt het werk van de secretaris-generaal/hoge vertegenwoordiger (SG/HV) in het gebied.

Artikel 3

Mandaat

Ter verwezenlijking van deze beleidsdoelstelling krijgt de SVEU het mandaat om:

a)

nauwe contacten te onderhouden met de regering van de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië en de andere partijen die bij het politieke proces betrokken zijn;

b)

advies en bevorderingsmaatregelen van de Europese Unie voor het politieke proces aan te bieden;

c)

de inspanningen van de internationale gemeenschap, ter ondersteuning van de uitvoering en instandhouding van de bepalingen van de kaderovereenkomst van 13 augustus 2001, zoals vastgelegd in de overeenkomst en de bijlagen daarbij, te coördineren;

d)

veiligheids- en etnische aangelegenheden nauwlettend te volgen en daarover verslag uit te brengen, en hiertoe in verbinding te treden met alle betrokken organen;

e)

bij te dragen tot de ontwikkeling en de consolidatie van de eerbiediging van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden in de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, in overeenstemming met het mensenrechtenbeleid en de richtsnoeren van de Europese Unie voor de mensenrechten.

Artikel 4

Uitvoering van het mandaat

1.   De SVEU is onder het gezag en de operationele leiding van de SG/HV verantwoordelijk voor de uitvoering van het mandaat.

2.   Het Politiek en Veiligheidscomité (PVC) onderhoudt een bevoorrechte relatie met de SVEU en vormt het eerste contactpunt met de Raad. Het PVC zorgt binnen het kader van het mandaat voor strategische richtsnoeren en politieke aansturing ten behoeve van de SVEU.

Artikel 5

Financiering

1.   Het financieel referentiebedrag ter dekking van de uitgaven in verband met het mandaat van de SVEU voor de periode van 1 maart 2009 tot en met 30 september 2009 bedraagt 305 000 EUR.

2.   Uitgaven die uit het in lid 1 genoemde bedrag worden gefinancierd, komen voor financiering in aanmerking vanaf 1 maart 2009. De uitgaven worden beheerd volgens de procedures en voorschriften die van toepassing zijn op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen.

3.   Voor het uitgavenbeheer wordt een overeenkomst gesloten tussen de SVEU en de Commissie. De SVEU legt van alle uitgaven verantwoording af aan de Commissie.

Artikel 6

Vorming en samenstelling van het team

1.   Binnen de grenzen van zijn mandaat en de daartoe vrijgemaakte financiële middelen is de SVEU verantwoordelijk voor het samenstellen van zijn team, in overleg met het voorzitterschap, bijgestaan door de SG/HV, en in volledige samenspraak met de Commissie. In het team dient de door het mandaat vereiste deskundigheid inzake specifieke beleidsvraagstukken aanwezig te zijn. De SVEU houdt de SG/HV, het voorzitterschap en de Commissie op de hoogte van de samenstelling van zijn team.

2.   De lidstaten en de instellingen van de Europese Unie kunnen voorstellen personeel te detacheren bij de SVEU. De bezoldiging van het personeel dat door een lidstaat of een instelling van de Europese Unie bij de SVEU wordt gedetacheerd, komt ten laste van de betrokken lidstaat of instelling van de Europese Unie. Door de lidstaten bij het secretariaat-generaal van de Raad gedetacheerde deskundigen kunnen ook ter beschikking van de SVEU worden gesteld. Internationaal aangeworven personeel moet de nationaliteit van een EU-lidstaat hebben.

3.   Al het gedetacheerde personeel blijft onder het administratieve gezag van de detacherende lidstaat of EU-instelling en voert zijn taken uit en handelt in het belang van de missie van de SVEU.

Artikel 7

Voorrechten en immuniteiten van de SVEU en zijn personeel

De voorrechten, immuniteiten en andere garanties die noodzakelijk zijn voor de uitvoering en het goede verloop van de missie van de SVEU en van zijn medewerkers, worden met de ontvangende partij(en) naargelang het geval overeengekomen. De lidstaten en de Commissie verlenen daartoe alle nodige steun.

Artikel 8

Beveiliging van gerubriceerde gegevens

De SVEU en de leden van zijn team leven de beveiligingsbeginselen en -minimumnormen na die zijn vastgelegd in Besluit 2001/264/EG van de Raad van 19 maart 2001 tot vaststelling van beveiligingsvoorschriften van de Raad (3), met name wanneer zij gerubriceerde EU-gegevens behandelen.

Artikel 9

Toegang tot informatie en logistieke steun

1.   De lidstaten, de Commissie en het secretariaat-generaal van de Raad zorgen ervoor dat de SVEU toegang krijgt tot alle relevante informatie.

2.   Het voorzitterschap, de Commissie en/of de lidstaten, naargelang het geval, verlenen logistieke steun in de regio.

Artikel 10

Veiligheid

Overeenkomstig het beleid van de Europese Unie inzake de veiligheid van personeel dat op grond van titel V van het Verdrag wordt ingezet in operaties buiten de Europese Unie, neemt de SVEU alle redelijkerwijs uitvoerbare maatregelen voor de beveiliging van het personeel dat rechtstreeks onder zijn gezag staat, in overeenstemming met zijn mandaat en de veiligheidssituatie in het gebied waarvoor hij verantwoordelijk is:

a)

hij stelt op basis van de richtsnoeren van het secretariaat-generaal van de Raad een missiespecifiek veiligheidsplan op, dat onder meer missiespecifieke fysieke, organisatorische en procedurele beveiligingsmaatregelen voor het beheer van personeelsbewegingen naar en binnen het missiegebied, het beheer van veiligheidsincidenten en een nood- en evacuatieplan van de missie behelst;

b)

hij zorgt ervoor dat alle buiten de Europese Unie ingezette personeelsleden gedekt zijn door een op de omstandigheden in het missiegebied afgestemde verzekering tegen grote risico’s;

c)

hij zorgt ervoor dat alle buiten de Europese Unie ingezette leden van zijn team, ook het ter plaatse aangeworven personeel, voor of bij aankomst in het missiegebied een passende beveiligingsopleiding hebben genoten waarvan de inhoud is bepaald op basis van de risicoklasse waarin het secretariaat-generaal van de Raad het missiegebied heeft ingedeeld;

d)

hij zorgt ervoor dat alle naar aanleiding van geregelde beveiligingsbeoordelingen overeengekomen aanbevelingen worden opgevolgd, en hij brengt schriftelijk verslag uit over de uitvoering daarvan en over andere veiligheidskwesties, zulks in het kader van zijn tussentijds verslag en zijn verslag over de uitvoering van het mandaat aan de secretaris-generaal/hoge vertegenwoordiger, de Raad en de Commissie.

Artikel 11

Rapportage

De SVEU brengt geregeld mondeling en schriftelijk verslag uit aan de SG/HV en aan het PVC. De SVEU brengt zo nodig ook verslag uit aan de groepen. De geregelde schriftelijke verslagen worden verspreid via het COREU-netwerk. Op aanbeveling van de SG/HV en het PVC kan de SVEU ook verslag uitbrengen aan de Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen.

Artikel 12

Coördinatie

De SVEU bevordert de algehele politieke coördinatie van de Europese Unie. Hij helpt ervoor te zorgen dat alle EU-instrumenten ter plaatse op coherente wijze worden ingezet om de beleidsdoelstellingen van de Europese Unie te verwezenlijken. Daartoe worden de activiteiten van de SVEU gecoördineerd met die van het voorzitterschap en de Commissie, en in voorkomend geval met die van de andere SVEU’s die actief zijn in de regio. De SVEU brengt regelmatig verslag uit aan de missies van de lidstaten en de delegaties van de Commissie.

Ter plaatse worden nauwe contacten onderhouden met het voorzitterschap, de Commissie en de missiehoofden van de lidstaten, die alles doen wat in hun vermogen ligt om de SVEU bij te staan in de uitvoering van zijn mandaat. De SVEU onderhoudt eveneens contacten met andere internationale en regionale actoren ter plaatse.

Artikel 13

Herziening

De uitvoering van dit gemeenschappelijk optreden en de samenhang ervan met andere bijdragen van de Europese Unie in de regio worden op gezette tijden getoetst. De SVEU legt de SG/HV, de Raad en de Commissie vóór eind juni 2009 een uitvoerig verslag over de uitvoering van het mandaat voor. Dit verslag vormt de basis voor de beoordeling van dit gemeenschappelijk optreden in de bevoegde groepen en door het PVC. In het kader van de algemene inzetprioriteiten doet de SG/HV aanbevelingen aan het PVC voor een beslissing van de Raad tot verlenging, wijziging of beëindiging van het mandaat.

Artikel 14

Inwerkingtreding

Dit gemeenschappelijk optreden treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.

Artikel 15

Bekendmaking

Dit gemeenschappelijk optreden wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 16 februari 2009.

Voor de Raad

De voorzitter

O. LIŠKA


(1)  PB L 272 van 18.10.2005, blz. 26.

(2)  PB L 43 van 19.2.2008, blz. 19.

(3)  PB L 101 van 11.4.2001, blz. 1.


17.2.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 46/43


GEMEENSCHAPPELIJK OPTREDEN 2009/130/GBVB VAN DE RAAD

van 16 februari 2009

tot verlenging van het mandaat van de speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie voor Centraal-Azië

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name op artikel 14, artikel 18, lid 5, en artikel 23, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 5 oktober 2006 heeft de Raad Besluit 2006/670/GBVB (1) houdende benoeming van de heer Pierre MOREL tot speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie (SVEU) voor Centraal-Azië, vastgesteld.

(2)

De Raad heeft op 12 februari 2008 Gemeenschappelijk Optreden 2008/107/GBVB (2) tot wijziging en verlenging van het mandaat van de SVEU tot en met 28 februari 2009 vastgesteld.

(3)

Uit een evaluatie van Gemeenschappelijk Optreden 2008/107/GBVB blijkt dat het mandaat van de SVEU met twaalf maanden moet worden verlengd.

(4)

De SVEU zal zijn mandaat uitvoeren in een mogelijk verslechterende situatie die de doelstellingen van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid, uiteengezet in artikel 11 van het Verdrag, kan schaden,

HEEFT HET VOLGENDE GEMEENSCHAPPELIJK OPTREDEN VASTGESTELD:

Artikel 1

Speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie

Het mandaat van de heer Pierre MOREL als speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie (SVEU) voor Centraal-Azië wordt verlengd tot en met 28 februari 2010.

Artikel 2

Beleidsdoelstellingen

Het mandaat van de SVEU is gebaseerd op de beleidsdoelstellingen van de Europese Unie in Centraal-Azië. Deze doelstellingen zijn:

a)

goede en nauwe betrekkingen te bevorderen tussen de landen van Centraal-Azië en de Europese Unie, op basis van gemeenschappelijke waarden en belangen, zoals uiteengezet in de toepasselijke overeenkomsten;

b)

bij te dragen tot een versterking van de stabiliteit en de samenwerking tussen de landen in de regio;

c)

bij te dragen tot de versterking van de democratie, de rechtsstaat, het behoorlijk bestuur en de eerbiediging van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden in Centraal-Azië;

d)

grote bedreigingen, in het bijzonder specifieke problemen met rechtstreekse gevolgen voor Europa, aan te pakken;

e)

de efficiëntie en de zichtbaarheid van het optreden van de Europese Unie in de regio te vergroten, onder meer door nauwere coördinatie met andere betrokken partners en internationale organisaties zoals de OVSE.

Artikel 3

Mandaat

1.   Ter verwezenlijking van deze beleidsdoelstellingen krijgt de SVEU het mandaat om:

a)

de algemene politieke coördinatie van de Europese Unie in Centraal-Azië te bevorderen en te zorgen voor de samenhang van de externe optredens van de Europese Unie in de regio, onverminderd de bevoegdheid van de Gemeenschap;

b)

namens de hoge vertegenwoordiger en conform zijn mandaat, samen met de Commissie en het voorzitterschap, en onverminderd de bevoegdheid van de Gemeenschap, toezicht te houden op het uitvoeringsproces van de EU-strategie voor een nieuw partnerschap met Centraal-Azië, aanbevelingen te doen en op gezette tijden te rapporteren aan de bevoegde Raadsorganen;

c)

de Raad te helpen bij de verdere ontwikkeling van een algeheel beleid voor Centraal-Azië;

d)

de politieke ontwikkelingen in Centraal-Azië op de voet te volgen door nauwe contacten met de regeringen, de parlementen, de rechterlijke macht, de civiele samenleving en de massamedia te ontwikkelen en in stand te houden;

e)

Kazachstan, Kirgizië, Tadzjikistan, Turkmenistan, en Oezbekistan aan te moedigen om samen te werken bij regionale vraagstukken van gemeenschappelijk belang;

f)

de juiste contacten te leggen en samenwerking tot stand te brengen tussen de voornaamste betrokken partijen in de regio, waaronder alle belangrijke regionale en internationale organisaties, zoals de Shanghai Samenwerkingsorganisatie (SCO), de Euraziatische Economische Gemeenschap (EURASEC), de Conferentie inzake interactie en vertrouwenwekkende maatregelen in Azië (CICA), de Collective Security Treaty Organisation (CSTO), het Regionaal Economisch Samenwerkingsprogramma voor Centraal-Azië (CAREC) en het Regionaal Informatie- en Coördinatiecentrum voor Centraal-Azië (CARICC);

g)

bij te dragen tot de uitvoering van het mensenrechtenbeleid van de Europese Unie en de richtsnoeren voor de mensenrechten van de Europese Unie, met name ten aanzien van vrouwen en kinderen in door conflicten getroffen gebieden, voornamelijk door de ontwikkelingen op dat gebied te volgen en te sturen;

h)

in nauwe samenwerking met de OVSE bij te dragen tot conflictpreventie en conflictoplossing, door contacten te leggen met de autoriteiten en andere lokale actoren (ngo’s, politieke partijen, minderheden, religieuze groeperingen en hun leiders);

i)

een bijdrage te leveren tot de beleidsvorming inzake de energiezekerheids- en de drugsbestrijdingsaspecten van het GBVB ten aanzien van Centraal-Azië.

2.   De SVEU steunt de werkzaamheden van de secretaris-generaal/hoge vertegenwoordiger (SG/HV) en hij houdt zicht op alle activiteiten van de Europese Unie in de regio.

Artikel 4

Uitvoering van het mandaat

1.   De SVEU is onder het gezag en de operationele leiding van de SG/HV verantwoordelijk voor de uitvoering van het mandaat.

2.   Het Politiek en Veiligheidscomité (PVC) onderhoudt een bevoorrechte relatie met de SVEU en vormt het eerste contactpunt met de Raad. Het PVC zorgt binnen het kader van het mandaat voor strategische aansturing en politieke leiding ten behoeve van de SVEU.

Artikel 5

Financiering

1.   Het financiële referentiebedrag ter dekking van de uitgaven in verband met het mandaat van de SVEU voor de periode van 1 maart 2009 tot en met 28 februari 2010 bedraagt 998 000 EUR.

2.   Uitgaven die uit het in lid 1 genoemde bedrag worden gefinancierd, komen voor financiering in aanmerking vanaf 1 maart 2009. De uitgaven worden beheerd met inachtneming van de procedures en voorschriften van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen.

3.   Voor het uitgavenbeheer wordt een overeenkomst gesloten tussen de SVEU en de Commissie. De SVEU legt van alle uitgaven verantwoording af aan de Commissie.

Artikel 6

Vorming en samenstelling van het team

1.   Binnen de grenzen van zijn mandaat en de daartoe vrijgemaakte financiële middelen is de SVEU verantwoordelijk voor de samenstelling van zijn team, in overleg met het voorzitterschap, bijgestaan door de SG/HV, en in volledige samenspraak met de Commissie. In het team dient de door het mandaat vereiste deskundigheid inzake specifieke beleidsvraagstukken aanwezig te zijn. De SVEU houdt de SG/HV, het voorzitterschap en de Commissie op de hoogte van de samenstelling van zijn team.

2.   De lidstaten en de instellingen van de Europese Unie kunnen voorstellen personeel te detacheren bij de SVEU. De bezoldiging van het personeel dat door een lidstaat of een instelling van de Europese Unie bij de SVEU wordt gedetacheerd, komt ten laste van de betrokken lidstaat of instelling van de Europese Unie. Deskundigen die door de lidstaten bij het secretariaat-generaal van de Raad zijn gedetacheerd, kunnen eveneens aan de SVEU worden toegewezen. Internationaal aangeworven personeel dient de nationaliteit van een EU-lidstaat te hebben.

3.   Al het gedetacheerde personeel blijft onder het administratieve gezag van de detacherende lidstaat of EU-instelling en voert zijn taken uit en handelt in het belang van het mandaat van de SVEU.

Artikel 7

Voorrechten en immuniteiten van de SVEU en zijn medewerkers

De voorrechten, immuniteiten en andere garanties die noodzakelijk zijn voor de uitvoering en het goede verloop van de missie van de SVEU en zijn medewerkers, worden met de ontvangende partij(en) naargelang van het geval overeengekomen. De lidstaten en de Commissie verlenen daartoe alle nodige steun.

Artikel 8

Beveiliging van gerubriceerde EU-gegevens

De SVEU en de leden van zijn team leven de beveiligingsbeginselen en -minimumnormen na die zijn vastgelegd in Besluit 2001/264/EG van de Raad van 19 maart 2001 tot vaststelling van beveiligingsvoorschriften van de Raad (3), met name wanneer zij gerubriceerde gegevens van de Europese Unie behandelen.

Artikel 9

Toegang tot informatie en logistieke steun

1.   De lidstaten, de Commissie en het secretariaat-generaal van de Raad zorgen ervoor dat de SVEU toegang krijgt tot alle relevante informatie.

2.   Het voorzitterschap, de Commissie en/of de lidstaten, naargelang van het geval, verlenen logistieke steun in de regio.

Artikel 10

Veiligheid

Overeenkomstig het beleid van de Europese Unie inzake de veiligheid van personeel dat op grond van titel V van het Verdrag betreffende de Europese Unie wordt ingezet in operaties buiten de Europese Unie, neemt de SVEU alle redelijkerwijs haalbare maatregelen voor de beveiliging van het personeel dat rechtstreeks onder zijn gezag staat, in overeenstemming met zijn mandaat en de veiligheidssituatie in het gebied waarvoor hij verantwoordelijk is:

a)

hij stelt op basis van de richtsnoeren van het secretariaat-generaal van de Raad een missiespecifiek beveiligingsplan op, dat onder meer missiespecifieke fysieke, organisatorische en procedurele beveiligingsmaatregelen voor het beheer van veilige personeelsbewegingen naar en binnen het missiegebied, alsmede het beheer van veiligheidsincidenten met inbegrip van een nood- en evacuatieplan voor de missie behelst;

b)

hij zorgt ervoor dat alle buiten de Europese Unie ingezette personeelsleden gedekt zijn door een op de omstandigheden in het missiegebied afgestemde verzekering tegen grote risico’s;

c)

hij zorgt ervoor dat alle buiten de Europese Unie in te zetten leden van zijn team, ook het ter plaatse aangeworven personeel, voor of bij aankomst in het missiegebied een passende beveiligingsopleiding hebben genoten waarvan de inhoud is bepaald op basis van de risicoklasse waarin het secretariaat-generaal van de Raad het missiegebied heeft ingedeeld;

d)

hij zorgt ervoor dat alle naar aanleiding van geregelde beveiligingsbeoordelingen overeengekomen aanbevelingen worden opgevolgd, en hij brengt aan de SG/HV, de Raad en de Commissie schriftelijk verslag uit over de uitvoering ervan en over andere veiligheidskwesties in het kader van zijn tussentijds verslag en zijn verslag over de uitvoering van het mandaat.

Artikel 11

Rapportage

De SVEU brengt geregeld mondeling en schriftelijk verslag uit aan de SG/HV en aan het PVC. De SVEU brengt zo nodig ook verslag uit aan groepen. De geregelde schriftelijke verslagen worden verspreid via het COREU-netwerk. Op aanbeveling van de SG/HV of het PVC kan de SVEU ook verslag uitbrengen aan de Raad Algemene zaken en externe betrekkingen.

Artikel 12

Coördinatie

De SVEU bevordert de algehele politieke coördinatie van de Europese Unie. Hij helpt ervoor te zorgen dat alle EU-instrumenten ter plaatse op coherente wijze worden ingezet om de beleidsdoelstellingen van de Europese Unie te verwezenlijken. Daartoe worden de activiteiten van de SVEU gecoördineerd met die van het voorzitterschap en de Commissie, alsook met die van de SVEU voor Afghanistan. De SVEU brengt regelmatig verslag uit aan de missies van de lidstaten en aan de delegaties van de Commissie.

Ter plaatse worden nauwe contacten onderhouden met het voorzitterschap, de Commissie en de missiehoofden van de lidstaten, die alles doen wat in hun vermogen ligt om de SVEU bij te staan in de uitvoering van zijn mandaat. De SVEU onderhoudt tevens contacten met andere internationale en regionale actoren ter plaatse.

Artikel 13

Toetsing

De uitvoering van dit gemeenschappelijk optreden en de samenhang ervan met andere bijdragen van de Europese Unie in de regio worden op gezette tijden getoetst. De SVEU legt de SG/HV, de Raad en de Commissie vóór eind juni 2009 een voortgangsverslag, en uiterlijk medio november 2009 een uitvoerig verslag over de uitvoering van het mandaat voor. Deze verslagen vormen de basis voor de beoordeling van dit gemeenschappelijk optreden in de bevoegde groepen en door het PVC. In het kader van de algemene inzetprioriteiten doet de SG/HV aanbevelingen aan het PVC voor een beslissing van de Raad tot verlenging, wijziging of beëindiging van het mandaat.

Artikel 14

Inwerkingtreding

Dit gemeenschappelijk optreden treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.

Artikel 15

Bekendmaking

Dit gemeenschappelijk optreden wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 16 februari 2009.

Voor de Raad

De voorzitter

O. LIŠKA


(1)  PB L 275 van 6.10.2006, blz. 65.

(2)  PB L 38 van 13.2.2008, blz. 19.

(3)  PB L 101 van 11.4.2001, blz. 1.


17.2.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 46/47


GEMEENSCHAPPELIJK OPTREDEN 2009/131/GBVB VAN DE RAAD

van 16 februari 2009

houdende de verlenging van het mandaat van de speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie voor de crisis in Georgië

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name op artikel 14, artikel 18, lid 5, en artikel 23, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 25 september 2008 heeft de Raad Gemeenschappelijk Optreden 2008/760/GBVB (1) houdende benoeming van de heer Pierre MOREL tot speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie (SVEU) voor de crisis in Georgië vastgesteld.

(2)

Uit een evaluatie van Gemeenschappelijk Optreden 2008/760/GBVB blijkt dat het mandaat van de SVEU met zes maanden moet worden verlengd.

(3)

De SVEU zal zijn mandaat uitvoeren in een mogelijk verslechterende situatie die de doelstellingen van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid, uiteengezet in artikel 11 van het Verdrag, kan schaden,

HEEFT HET VOLGENDE GEMEENSCHAPPELIJK OPTREDEN VASTGESTELD:

Artikel 1

Speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie

Het mandaat van de heer Pierre MOREL als speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie (SVEU) voor de crisis in Georgië wordt verlengd tot en met 31 augustus 2009.

Artikel 2

Doelstellingen

Het mandaat van de SVEU voor de crisis in Georgië berust op de doelstellingen, omschreven in de conclusies van het voorzitterschap van de buitengewone Europese Raad van Brussel van 1 september 2008 en de conclusies van de Raad over Georgië van 15 september 2008.

De SVEU moet de doeltreffendheid en de zichtbaarheid van de bijdrage van de Europese Unie aan de beslechting van het conflict in Georgië verhogen.

Artikel 3

Mandaat

De SVEU krijgt het mandaat om:

a)

mee te helpen aan de voorbereiding van het internationale overleg, bedoeld in punt 6 van het akkoord van 12 augustus 2008, dat met name betrekking zal hebben op:

de wijze waarop vorm moet worden gegeven aan de veiligheid en de stabiliteit in de regio,

de problematiek van de vluchtelingen en de ontheemden, op basis van internationaal erkende principes,

elk ander onderwerp dat in onderlinge overeenstemming door beide partijen wordt vastgelegd;

alsmede om het standpunt van de Europese Unie te helpen bepalen en haar tijdens dit overleg te vertegenwoordigen;

b)

de uitvoering van het op 8 september 2008 in Moskou en Tbilisi gesloten akkoord, alsmede het akkoord van 12 augustus 2008, te bevorderen, in nauwe coördinatie met de Verenigde Naties en de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE);

en in het kader van de bovengenoemde activiteiten bij te dragen aan de uitvoering van het beleid en de richtlijnen van de Europese Unie inzake de rechten van de mens, met name ten aanzien van kinderen en vrouwen.

Artikel 4

Uitvoering van het mandaat

1.   De SVEU is onder het gezag en de operationele leiding van de secretaris-generaal/hoge vertegenwoordiger (SG/HV) verantwoordelijk voor de uitvoering van het mandaat.

2.   Het Politiek en Veiligheidscomité (PVC) onderhoudt een bevoorrechte relatie met de SVEU en vormt het eerste contactpunt met de Raad. Het PVC zorgt binnen het kader van het mandaat voor strategische aansturing en politieke leiding ten behoeve van de SVEU.

Artikel 5

Financiering

1.   Het financiële referentiebedrag ter dekking van de kosten in verband met het mandaat van de SVEU voor de periode vanaf 1 maart 2009 tot en met 31 augustus 2009 bedraagt 445 000 EUR.

2.   Uitgaven die uit het in lid 1 genoemde bedrag worden gefinancierd komen in aanmerking voor financiering vanaf 1 maart 2009. De uitgaven worden beheerd volgens de procedures en voorschriften die van toepassing zijn op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen.

3.   Voor het uitgavenbeheer wordt een overeenkomst gesloten tussen de SVEU en de Commissie. De SVEU legt voor alle uitgaven verantwoording af aan de Commissie.

Artikel 6

Vorming en samenstelling van het team

1.   Binnen de grenzen van zijn mandaat en de daartoe vrijgemaakte financiële middelen is de SVEU verantwoordelijk voor de samenstelling van zijn team, in overleg met het voorzitterschap, dat wordt bijgestaan door de SG/HV, en in volledige samenspraak met de Commissie. In het team dient de door het mandaat vereiste deskundigheid inzake specifieke beleidsvraagstukken aanwezig te zijn. De SVEU deelt de SG/HV, het voorzitterschap en de Commissie de samenstelling van zijn team mee.

2.   De lidstaten en de instellingen van de Europese Unie kunnen voorstellen personeel te detacheren bij de SVEU. De bezoldiging van het personeel dat door een lidstaat of een EU-instelling bij de SVEU wordt gedetacheerd, komt ten laste van de betrokken lidstaat of EU-instelling. Door de lidstaten bij het secretariaat-generaal van de Raad gedetacheerde deskundigen kunnen ook ter beschikking van de SVEU worden gesteld. Internationaal aangeworven personeel moet de nationaliteit van een EU-lidstaat hebben.

3.   Al het gedetacheerde personeel blijft onder het administratieve gezag van de detacherende lidstaat of EU-instelling en voert zijn taken uit en handelt in het belang van het mandaat van de SVEU.

Artikel 7

Voorrechten en immuniteiten van de SVEU en zijn personeel

De voorrechten, immuniteiten en andere garanties die noodzakelijk zijn voor de uitvoering en het goede verloop van de missie van de SVEU en zijn medewerkers, worden met de ontvangende partij(en) naargelang het geval overeengekomen. De lidstaten en de Commissie verlenen daartoe alle nodige steun.

Artikel 8

Beveiliging van gerubriceerde EU-gegevens

De SVEU en de leden van zijn team leven de beveiligingsbeginselen en -minimumnormen na die zijn vastgelegd in Besluit 2001/264/EG van de Raad van 19 maart 2001 tot vaststelling van beveiligingsvoorschriften van de Raad (2), met name wanneer zij gerubriceerde EU-gegevens behandelen.

Artikel 9

Toegang tot informatie en logistieke steun

1.   De lidstaten, de Commissie en het secretariaat-generaal van de Raad zorgen ervoor dat de SVEU toegang krijgt tot alle relevante informatie.

2.   Het voorzitterschap, de Commissie en/of de lidstaten, naargelang het geval, verlenen logistieke steun in de regio.

Artikel 10

Veiligheid

Overeenkomstig het beleid van de Europese Unie inzake de veiligheid van personeel dat op grond van titel V van het Verdrag wordt ingezet in operaties buiten de Europese Unie, neemt de SVEU alle redelijkerwijs haalbare maatregelen voor de beveiliging van het personeel dat rechtstreeks onder zijn gezag staat, in overeenstemming met zijn mandaat en de veiligheidssituatie in het gebied waarvoor hij verantwoordelijk is:

a)

hij stelt op basis van de richtsnoeren van het secretariaat-generaal van de Raad een missiespecifiek veiligheidsplan op dat missiespecifieke fysieke, organisatorische en procedurele beveiligingsmaatregelen voor het beheer van veilige personeelsbewegingen naar en binnen het missiegebied, het beheer van veiligheidsincidenten en een nood- en evacuatieplan voor de missie behelst;

b)

hij zorgt ervoor dat alle buiten de Europese Unie ingezette personeelsleden gedekt zijn door een op de omstandigheden in het missiegebied afgestemde verzekering tegen grote risico’s;

c)

hij zorgt ervoor dat alle buiten de Europese Unie ingezette leden van zijn team, ook het ter plaatse aangeworven personeel, voor of bij aankomst in het missiegebied een passende beveiligingsopleiding hebben genoten waarvan de inhoud is bepaald op basis van de risicoklasse waarin het secretariaat-generaal van de Raad het missiegebied heeft ingedeeld;

d)

hij zorgt ervoor dat alle naar aanleiding van de geregelde beveiligingsbeoordelingen overeengekomen aanbevelingen worden opgevolgd, en hij brengt aan de secretaris-generaal/hoge vertegenwoordiger, de Raad en de Commissie schriftelijk verslag uit over de uitvoering daarvan en over andere veiligheidskwesties, zulks in het kader van het tussentijdse verslag en het verslag over de uitvoering van zijn mandaat.

Artikel 11

Rapportage

De SVEU brengt geregeld mondeling en schriftelijk verslag uit aan de SG/HV en aan het PVC. De SVEU brengt zo nodig tevens verslag uit aan de groepen. De geregelde schriftelijke verslagen worden verspreid via het COREU-netwerk. Op aanbeveling van de SG/HV en het PVC kan de SVEU ook verslag uitbrengen aan de Raad Algemene zaken en externe betrekkingen.

Artikel 12

Coördinatie

1.   De SVEU bevordert de algemene politieke coördinatie van de Europese Unie. Hij helpt ervoor te zorgen dat alle EU-instrumenten op coherente wijze worden ingezet om de beleidsdoelstellingen van de Europese Unie te verwezenlijken. De activiteiten van de SVEU worden gecoördineerd met die van het voorzitterschap en de Commissie, en in voorkomend geval met die van de andere SVEU’s die actief zijn in de regio, en met name de SVEU voor de zuidelijke Kaukasus, met inachtneming van de specifieke doelstellingen van het mandaat van laatstgenoemde. De SVEU verstrekt regelmatig informatie aan de missies van de lidstaten en aan de delegaties van de Commissie.

2.   Er worden nauwe contacten onderhouden met het voorzitterschap, de Commissie en de missiehoofden van de lidstaten, die alles doen wat in hun vermogen ligt om de SVEU bij te staan in de uitvoering van zijn mandaat. De SVEU onderhoudt eveneens contacten met andere internationale en regionale actoren.

Artikel 13

Evaluatie

De uitvoering van dit gemeenschappelijk optreden en de samenhang ervan met andere initiatieven van de Europese Unie worden op gezette tijden geëvalueerd. De SVEU legt de SG/HV, de Raad en de Commissie vóór eind mei 2009 een uitvoerig verslag over de uitvoering van het mandaat voor. Dit verslag vormt de basis voor de beoordeling van dit gemeenschappelijk optreden door de bevoegde groepen en door het PVC. In het kader van de algemene inzetprioriteiten doet de SG/HV aanbevelingen aan het PVC inzake het besluit van de Raad tot verlenging, wijziging of beëindiging van het mandaat.

Artikel 14

Inwerkingtreding

Dit gemeenschappelijk optreden treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.

Artikel 15

Bekendmaking

Dit gemeenschappelijk optreden wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 16 februari 2009.

Voor de Raad

De voorzitter

O. LIŠKA


(1)  PB L 259 van 27.9.2008, blz. 16.

(2)  PB L 101 van 11.4.2001, blz. 1.


17.2.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 46/50


GEMEENSCHAPPELIJK OPTREDEN 2009/132/GBVB VAN DE RAAD

van 16 februari 2009

houdende verlenging van het mandaat van de speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie in de Republiek Moldavië

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name op artikel 14, artikel 18, lid 5, en artikel 23, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Raad heeft op 15 februari 2007 Gemeenschappelijk Optreden 2007/107/GBVB (1) houdende benoeming van de heer Kálmán MIZSEI tot speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie (SVEU) in de Republiek Moldavië vastgesteld.

(2)

Op 12 februari 2008 heeft de Raad Gemeenschappelijk Optreden 2008/106/GBVB (2) aangenomen houdende verlenging van het mandaat van de SVEU tot en met 28 februari 2009.

(3)

Uit een evaluatie van Gemeenschappelijk Optreden 2008/106/GBVB blijkt dat het mandaat van de SVEU met twaalf maanden moet worden verlengd.

(4)

De SVEU zal zijn mandaat uitvoeren in een mogelijk verslechterende situatie die de doelstellingen van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid, uiteengezet in artikel 11 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, kan schaden,

HEEFT HET VOLGENDE GEMEENSCHAPPELIJK OPTREDEN VASTGESTELD:

Artikel 1

Speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie

Het mandaat van de heer Kálmán MIZSEI als speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie (SVEU) in de Republiek Moldavië wordt verlengd tot en met 28 februari 2010.

Artikel 2

Beleidsdoelstellingen

1.   Het mandaat van de SVEU is gebaseerd op de beleidsdoelstellingen van de Europese Unie (EU) in de Republiek Moldavië. Deze doelstellingen zijn onder meer:

a)

bij te dragen tot een vreedzame regeling van het conflict over Transnistrië en tot de uitvoering ervan op basis van een levensvatbare oplossing, waarbij de soevereiniteit en de territoriale integriteit van de Republiek Moldavië binnen haar internationaal erkende grenzen worden geëerbiedigd;

b)

bij te dragen tot de versterking van de democratie, de rechtsstaat en de eerbiediging van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden voor alle burgers van de Republiek Moldavië;

c)

goede en nauwe betrekkingen tussen de Republiek Moldavië en de Europese Unie te bevorderen, op basis van gemeenschappelijke waarden en belangen, en overeenkomstig het actieplan in het kader van het Europees nabuurschapsbeleid (ENB);

d)

assistentie te verlenen bij de bestrijding van mensensmokkel en smokkel van wapens en andere goederen uit en via de Republiek Moldavië;

e)

bij te dragen tot een versterking van de stabiliteit en de samenwerking in de regio;

f)

de doeltreffendheid en de zichtbaarheid van het optreden van de Europese Unie in de Republiek Moldavië en in de regio te vergroten;

g)

de doeltreffendheid van de grens- en douanecontrole en de grensbewaking aan de gemeenschappelijke grens van de Republiek Moldavië en Oekraïne te vergroten, met bijzondere nadruk op het Transnistrische gedeelte, met name via een grensmissie van de EU.

2.   De SVEU steunt de werkzaamheden van de secretaris-generaal/hoge vertegenwoordiger (SG/HV) in de Republiek Moldavië en in de regio.

Artikel 3

Mandaat

1.   Ter verwezenlijking van de beleidsdoelstellingen van de Europese Unie krijgt de SVEU het mandaat om:

a)

de Europese Unie een grotere rol te laten spelen bij de oplossing van het conflict over Transnistrië volgens de overeengekomen beleidsdoelstellingen van de Europese Unie en in nauwe samenwerking met de OVSE, door de Europese Unie via de juiste kanalen en in onderling overeengekomen fora te vertegenwoordigen en door nauwe contacten met alle betrokken actoren te ontwikkelen en in stand te houden;

b)

waar nodig, mee te werken aan de voorbereiding van bijdragen van de Europese Unie aan de uitvoering van de uiteindelijke regeling voor het conflict;

c)

de politieke ontwikkelingen in de Republiek Moldavië, de regio Transnistrië inbegrepen, op de voet te volgen, door nauwe contacten met de regering van de Republiek Moldavië en met andere binnenlandse actoren te ontwikkelen en in stand te houden, en in voorkomende gevallen het advies en de steun van de Europese Unie aan te bieden;

d)

de verdere ontwikkeling van het beleid van de Europese Unie ten aanzien van de Republiek Moldavië en de regio, met name op het gebied van preventie en oplossing van conflicten, te begeleiden;

e)

via een ondersteuningsteam, geleid door een hoge politiek adviseur van de SVEU:

i)

uit politiek oogpunt zicht te houden op de ontwikkelingen en activiteiten aan de Moldavisch-Oekraïense grens;

ii)

de politieke wil van de Republiek Moldavië en Oekraïne om hun grensbeheer te verbeteren, te analyseren;

iii)

de samenwerking tussen de Republiek Moldavië en Oekraïne in grensoverschrijdende aangelegenheden te bevorderen, mede met het oog op het scheppen van de voorwaarden voor een regeling van het Transnistrische conflict;

f)

bij te dragen tot de uitvoering van het EU-mensenrechtenbeleid en de richtsnoeren voor de mensenrechten van de Europese Unie, met name ten aanzien van vrouwen en kinderen in door conflicten getroffen gebieden, voornamelijk door de ontwikkelingen op dit gebied te volgen en te sturen.

2.   Ten behoeve van zijn mandaat houdt de SVEU een overzicht over alle werkzaamheden van de Europese Unie, in het bijzonder wat de ter zake dienende aspecten van het ENB-actieplan betreft.

Artikel 4

Uitvoering van het mandaat

1.   De SVEU is onder het gezag en de operationele leiding van de SG/HV verantwoordelijk voor de uitvoering van het mandaat.

2.   Het Politiek- en Veiligheidscomité (PVC) onderhoudt een bevoorrechte relatie met de SVEU en vormt het eerste contactpunt met de Raad. Het PVC zorgt binnen het kader van het mandaat voor strategische aansturing en politieke leiding ten behoeve van de SVEU.

Artikel 5

Financiering

1.   Het financiële referentiebedrag ter dekking van de uitgaven in verband met het mandaat van de SVEU voor de periode van 1 maart 2009 tot en met 28 februari 2010 bedraagt 1 280 000 EUR.

2.   Uitgaven die uit het in lid 1 genoemde bedrag worden gefinancierd, komen voor financiering in aanmerking vanaf 1 maart 2009. De uitgaven worden beheerd met inachtneming van de procedures en voorschriften van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen.

3.   Voor het uitgavenbeheer wordt een overeenkomst gesloten tussen de SVEU en de Commissie. De SVEU legt van alle uitgaven verantwoording af aan de Commissie.

Artikel 6

Vorming en samenstelling van het team

1.   Binnen de grenzen van zijn mandaat en de daartoe vrijgemaakte financiële middelen is de SVEU verantwoordelijk voor de samenstelling van zijn team, in overleg met het voorzitterschap, bijgestaan door de SG/HV, en in volledige samenspraak met de Commissie. In het team dient de door het mandaat vereiste deskundigheid inzake specifieke beleidsvraagstukken aanwezig te zijn. De SVEU houdt de SG/HV, het voorzitterschap en de Commissie op de hoogte van de samenstelling van zijn team.

2.   De lidstaten en de instellingen van de Europese Unie kunnen voorstellen personeel te detacheren bij de SVEU. De bezoldiging van het personeel dat door een lidstaat of een instelling van de Europese Unie bij de SVEU wordt gedetacheerd, komt ten laste van de betrokken lidstaat of instelling van de Europese Unie. Deskundigen die door de lidstaten bij het secretariaat-generaal van de Raad zijn gedetacheerd, kunnen eveneens aan de SVEU worden toegewezen. Internationaal aangeworven personeel dient de nationaliteit van een EU-lidstaat te hebben.

3.   Al het gedetacheerde personeel blijft onder het administratieve gezag van de detacherende lidstaat of EU-instelling en voert zijn taken uit en handelt in het belang van het mandaat van de SVEU.

Artikel 7

Voorrechten en immuniteiten van de SVEU en zijn medewerkers

De voorrechten, immuniteiten en andere garanties die noodzakelijk zijn voor de uitvoering en het goede verloop van de missie van de SVEU en zijn medewerkers, worden met de ontvangende partij(en) naargelang het geval overeengekomen. De lidstaten en de Commissie verlenen daartoe alle nodige steun.

Artikel 8

Beveiliging van gerubriceerde EU-gegevens

De SVEU en de leden van zijn team leven de beveiligingsbeginselen en -minimumnormen na die zijn vastgelegd in Besluit 2001/264/EG van de Raad van 19 maart 2001 tot vaststelling van beveiligingsvoorschriften van de Raad (3), met name wanneer zij gerubriceerde EU-gegevens behandelen.

Artikel 9

Toegang tot informatie en logistieke steun

1.   De lidstaten, de Commissie en het secretariaat-generaal van de Raad zorgen ervoor dat de SVEU toegang krijgt tot alle relevante informatie.

2.   Het voorzitterschap, de Commissie en/of de lidstaten, naargelang het geval, verlenen logistieke steun in de regio.

Artikel 10

Veiligheid

Overeenkomstig het beleid van de Europese Unie inzake de veiligheid van personeel dat op grond van titel V van het VEU wordt ingezet in operaties buiten de Europese Unie, neemt de SVEU alle redelijkerwijs haalbare maatregelen voor de beveiliging van het personeel dat rechtstreeks onder zijn gezag staat, in overeenstemming met zijn mandaat en de veiligheidssituatie in het gebied waarvoor hij verantwoordelijk is:

a)

hij stelt op basis van de richtsnoeren van het secretariaat-generaal van de Raad een missiespecifiek veiligheidsplan op dat onder meer missiespecifieke fysieke, organisatorische en procedurele beveiligingsmaatregelen voor het beheer van veilige personeelsbewegingen naar en binnen het missiegebied, alsmede het beheer van veiligheidsincidenten met inbegrip van een nood- en evacuatieplan voor de missie behelst;

b)

hij zorgt ervoor dat alle buiten de Europese Unie ingezette personeelsleden gedekt zijn door een op de omstandigheden in het missiegebied afgestemde verzekering tegen grote risico’s;

c)

hij zorgt ervoor dat alle buiten de Europese Unie ingezette leden van zijn team, ook het ter plaatse aangeworven personeel, voor of bij aankomst in het missiegebied een passende beveiligingsopleiding hebben genoten waarvan de inhoud is bepaald op basis van de risicoklasse waarin het secretariaat-generaal van de Raad het missiegebied heeft ingedeeld;

d)

hij zorgt ervoor dat alle naar aanleiding van geregelde beveiligingsbeoordelingen overeengekomen aanbevelingen worden opgevolgd, en hij brengt aan de SG/HV, de Raad en de Commissie schriftelijk verslag uit over de uitvoering ervan en over andere veiligheidskwesties, in het kader van zijn tussentijdse verslag en zijn verslag over de uitvoering van het mandaat.

Artikel 11

Rapportage

De SVEU brengt geregeld mondeling en schriftelijk verslag uit aan de SG/HV en aan het PVC. De SVEU brengt zo nodig ook verslag uit aan de groepen. De geregelde schriftelijke verslagen worden verspreid via het COREU-netwerk. Op aanbeveling van de SG/HV of het PVC kan de SVEU ook verslag uitbrengen aan de Raad Algemene zaken en externe betrekkingen.

Artikel 12

Coördinatie

De SVEU bevordert algehele politieke coördinatie door de Europese Unie. Hij helpt ervoor te zorgen dat alle EU-instrumenten ter plaatse op coherente wijze worden ingezet om de beleidsdoelstellingen van de Europese Unie te verwezenlijken. De activiteiten van de SVEU worden gecoördineerd met die van het voorzitterschap en de Commissie, en in voorkomend geval met die van de andere SVEU’s die actief zijn in de regio. De SVEU brengt regelmatig verslag uit aan de missies van de lidstaten en aan de delegaties van de Commissie.

Ter plaatse worden nauwe contacten onderhouden met het voorzitterschap, de Commissie en de missiehoofden van de lidstaten, die alles doen wat in hun vermogen ligt om de SVEU bij te staan in de uitvoering van zijn mandaat. De SVEU onderhoudt tevens contacten met andere internationale en regionale actoren ter plaatse.

Artikel 13

Toetsing

De uitvoering van dit gemeenschappelijk optreden en de samenhang ervan met andere bijdragen van de Europese Unie in de regio worden op gezette tijden getoetst. De SVEU legt de SG/HV, de Raad en de Commissie vóór eind juni 2009 een voortgangsverslag, en uiterlijk medio november 2009 een uitvoerig verslag over de uitvoering van het mandaat voor. Deze verslagen vormen de basis voor de beoordeling van dit gemeenschappelijk optreden in de bevoegde groepen en door het PVC. In het kader van de algemene inzetprioriteiten doet de SG/HV aanbevelingen aan het PVC voor een beslissing van de Raad tot verlenging, wijziging of beëindiging van het mandaat.

Artikel 14

Inwerkingtreding

Dit gemeenschappelijk optreden treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.

Artikel 15

Bekendmaking

Dit gemeenschappelijk optreden wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 16 februari 2009.

Voor de Raad

De voorzitter

O. LIŠKA


(1)  PB L 46 van 16.2.2007, blz. 59.

(2)  PB L 38 van 13.2.2008, blz. 15.

(3)  PB L 101 van 11.4.2001, blz. 1.


17.2.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 46/53


GEMEENSCHAPPELIJK OPTREDEN 2009/133/GBVB VAN DE RAAD

van 16 februari 2009

houdende verlenging van het mandaat van de speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie voor de zuidelijke Kaukasus

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name op artikel 14, artikel 18, lid 5, en artikel 23, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 20 februari 2006 heeft de Raad Gemeenschappelijk Optreden 2006/121/GBVB (1) houdende benoeming van de heer Peter SEMNEBY tot speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie (SVEU) voor de zuidelijke Kaukasus vastgesteld.

(2)

Op 18 februari 2008 heeft de Raad Gemeenschappelijk Optreden 2008/132/GBVB (2) houdende wijziging en verlenging van het mandaat van de SVEU tot en met 28 februari 2009, vastgesteld.

(3)

Uit een evaluatie van Gemeenschappelijk Optreden 2008/132/GBVB blijkt dat het mandaat van de SVEU met 12 maanden moet worden verlengd.

(4)

De SVEU zal zijn mandaat uitvoeren in een mogelijk verslechterende situatie die de doelstellingen van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid als uiteengezet in artikel 11 van het Verdrag kan schaden,

HEEFT HET VOLGENDE GEMEENSCHAPPELIJK OPTREDEN VASTGESTELD:

Artikel 1

Speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie

Het mandaat van de heer Peter SEMNEBY als speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie (SVEU) voor de zuidelijke Kaukasus wordt verlengd tot en met 28 februari 2010.

Artikel 2

Beleidsdoelstellingen

1.   Het mandaat van de SVEU is gebaseerd op de beleidsdoelstellingen van de Europese Unie voor de zuidelijke Kaukasus. Deze doelstellingen zijn onder meer:

a)

Armenië, Azerbeidzjan en Georgië te helpen bij de uitvoering van politieke en economische hervormingen, met name op het gebied van de rechtsstaat, democratisering, mensenrechten, behoorlijk bestuur, ontwikkeling en het terugdringen van de armoede;

b)

overeenkomstig de bestaande mechanismen conflicten in de regio te voorkomen, bij te dragen tot de vreedzame oplossing van conflicten, onder andere door de terugkeer van vluchtelingen en intern ontheemden te bevorderen;

c)

constructieve gesprekken te voeren met de belangrijkste betrokkenen in de regio;

d)

verdere samenwerking te stimuleren en te ondersteunen, onder andere op het gebied van economie, energie en vervoer, tussen de landen van de regio, met name tussen de landen van de zuidelijke Kaukasus;

e)

de doeltreffendheid en de zichtbaarheid van de Europese Unie in de regio te verhogen.

2.   De SVEU steunt het werk van de secretaris-generaal/hoge vertegenwoordiger (SG/HV) in het gebied.

Artikel 3

Mandaat

Ter verwezenlijking van deze beleidsdoelstellingen krijgt de SVEU het mandaat om:

a)

contacten met de regeringen, de parlementen, de rechterlijke macht en de civiele samenleving van de regio te ontwikkelen;

b)

Armenië, Azerbeidzjan en Georgië aan te moedigen om samen te werken inzake regionale thema’s van gemeenschappelijk belang, zoals een gemeenschappelijke bedreiging van de veiligheid en de bestrijding van het terrorisme, illegale handel en georganiseerde criminaliteit;

c)

bij te dragen tot het voorkomen van conflicten en mee te werken aan het scheppen van voorwaarden om vorderingen te maken met het regelen van conflicten, onder andere door aanbevelingen voor actie in verband met de civiele samenleving en rehabilitatie van de gebieden, onverminderd de verantwoordelijkheid van de Commissie overeenkomstig het EG-Verdrag;

d)

bij te dragen tot de oplossing van conflicten en de uitvoering van die oplossingen te helpen vergemakkelijken in nauwe samenwerking met de secretaris-generaal van de Verenigde Naties en zijn speciale vertegenwoordiger voor Georgië, de Groep vrienden van de secretaris-generaal van de VN voor Georgië, de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa en haar Minsk Groep alsook het voor Zuid-Ossetië ingestelde mechanisme voor de oplossing van conflicten;

e)

aan het hoofd van de waarnemingsmissie van de Europese Unie in Georgië (EUMM Georgia) op plaatselijk niveau politieke richtsnoeren te verstrekken;

f)

de EU-dialoog over de regio met de belangrijkste betrokkenen te intensiveren;

g)

de Raad te helpen bij de verdere ontwikkeling van een alomvattend beleid voor de zuidelijke Kaukasus;

h)

via een ondersteuningsteam:

ten behoeve van de Europese Unie te rapporteren over de grenssituatie en deze doorlopend te evalueren;

het wederzijds vertrouwen tussen Georgië en de Russische Federatie te bevorderen, waarbij doeltreffende samenwerking en verbinding met alle betrokkenen wordt gewaarborgd;

de nodige contacten in de conflictgebieden te leggen, en zo het team in staat te stellen bij te dragen tot het scheppen van vertrouwen en grensvraagstukken in die gebieden te beoordelen, nadat met de Georgische overheid een mandaat is overeengekomen en na overleg met alle betrokken partijen (met uitzondering van operationele activiteiten te velde in Abchazië en Zuid-Ossetië);

de Georgische grenspolitie en andere bevoegde overheidsinstanties in Tbilisi te helpen bij de uitvoering van de alomvattende geïntegreerde grensbeheerstrategie;

met de Georgische autoriteiten samen te werken om de communicatie tussen Tbilisi en de grens, met inbegrip van het toezicht, te intensiveren. Dit gebeurt door contacten en door nauwe samenwerking met alle niveaus van de bevelsstructuur tussen Tbilisi en de grens (met uitzondering van operationele activiteiten te velde in Abchazië en Zuid-Ossetië);

i)

bij te dragen tot de uitvoering van het EU-mensenrechtenbeleid en de EU-richtsnoeren voor de mensenrechten, met name ten aanzien van kinderen en vrouwen in door conflicten getroffen gebieden, voornamelijk door de ontwikkelingen op dat gebied te volgen en te sturen.

Artikel 4

Uitvoering van het mandaat

1.   De SVEU is onder het gezag en de operationele leiding van de secretaris-generaal/hoge vertegenwoordiger (SG/HV) verantwoordelijk voor de uitvoering van het mandaat.

2.   Het Politiek- en veiligheidscomité (PVC) onderhoudt een bevoorrechte relatie met de SVEU en vormt het eerste contactpunt met de Raad. Het PVC biedt binnen het kader van het mandaat strategische aansturing en politieke leiding aan de SVEU.

Artikel 5

Financiering

1.   Het financiële referentiebedrag ter dekking van de uitgaven in verband met het mandaat van de SVEU voor de periode van 1 maart 2009 tot en met 28 februari 2010 bedraagt 2 510 000 EUR.

2.   Uitgaven die uit het in lid 1 genoemde bedrag worden gefinancierd, komen voor financiering in aanmerking vanaf 1 maart 2009. De uitgaven worden beheerd volgens de procedures en voorschriften die van toepassing zijn op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen.

3.   Voor het uitgavenbeheer wordt een overeenkomst gesloten tussen de SVEU en de Commissie. De SVEU legt van alle uitgaven verantwoording af aan de Commissie.

Artikel 6

Vorming en samenstelling van het team

1.   Binnen de grenzen van zijn mandaat en de daartoe vrijgemaakte financiële middelen is de SVEU verantwoordelijk voor de samenstelling van zijn team, in overleg met het voorzitterschap, bijgestaan door de SG/HV, en in volledige samenspraak met de Commissie. In het team dient de door het mandaat vereiste deskundigheid inzake specifieke beleidsvraagstukken aanwezig te zijn. De SVEU houdt de SG/HV, het voorzitterschap en de Commissie op de hoogte van de samenstelling van zijn team.

2.   De lidstaten en de instellingen van de Europese Unie kunnen voorstellen personeel te detacheren bij de SVEU. De bezoldiging van het personeel dat door een lidstaat of een instelling van de Europese Unie bij de SVEU wordt gedetacheerd, komt ten laste van de betrokken lidstaat of instelling van de Europese Unie. Deskundigen die door de lidstaten bij het secretariaat-generaal van de Raad zijn gedetacheerd, kunnen eveneens aan de SVEU worden toegewezen. Internationaal aangeworven personeel moet de nationaliteit van een EU-lidstaat hebben.

3.   Al het gedetacheerde personeel blijft onder het administratieve gezag van de detacherende lidstaat of EU-instelling en voert zijn taken uit en handelt in het belang van de missie van de SVEU.

Artikel 7

Voorrechten en immuniteiten van de SVEU en zijn personeel

De voorrechten, immuniteiten en andere garanties die noodzakelijk zijn voor de uitvoering en het goede verloop van de missie van de SVEU en zijn medewerkers, worden met de ontvangende partij(en) naargelang van het geval overeengekomen. De lidstaten en de Commissie verlenen daartoe alle nodige steun.

Artikel 8

Beveiliging van gerubriceerde EU-gegevens

De SVEU en de leden van zijn team leven de beveiligingsbeginselen en -minimumnormen na die zijn vastgelegd in Besluit 2001/264/EG van de Raad van 19 maart 2001 tot vaststelling van beveiligingsvoorschriften van de Raad (3), met name wanneer zij gerubriceerde EU-gegevens behandelen.

Artikel 9

Toegang tot informatie en logistieke steun

1.   De lidstaten, de Commissie en het secretariaat-generaal van de Raad zorgen ervoor dat de SVEU toegang krijgt tot alle relevante informatie.

2.   Het voorzitterschap, de Commissie en/of de lidstaten, naargelang van het geval, verlenen logistieke steun in de regio.

Artikel 10

Veiligheid

Overeenkomstig het beleid van de Europese Unie inzake de veiligheid van personeel dat op grond van titel V van het Verdrag wordt ingezet in operaties buiten de Europese Unie, neemt de SVEU alle redelijkerwijs uitvoerbare maatregelen voor de beveiliging van het personeel dat rechtstreeks onder zijn gezag staat, in overeenstemming met zijn mandaat en de veiligheidssituatie in het gebied waarvoor hij verantwoordelijk is:

a)

hij stelt op basis van de richtsnoeren van het secretariaat-generaal van de Raad een missiespecifiek veiligheidsplan op, dat onder meer missiespecifieke fysieke, organisatorische en procedurele beveiligingsmaatregelen voor het beheer van personeelsbewegingen naar en binnen het missiegebied, het beheer van veiligheidsincidenten en een nood- en evacuatieplan van de missie behelst;

b)

hij zorgt ervoor dat alle buiten de Europese Unie ingezette personeelsleden gedekt zijn door een op de omstandigheden in het missiegebied afgestemde verzekering tegen grote risico’s;

c)

hij zorgt ervoor dat alle buiten de Europese Unie in te zetten leden van zijn team, ook het ter plaatse aangeworven personeel, voor of bij aankomst in het missiegebied een passende beveiligingsopleiding hebben genoten waarvan de inhoud is bepaald op basis van de risicoklasse waarin het secretariaat-generaal van de Raad het missiegebied heeft ingedeeld;

d)

hij zorgt ervoor dat alle naar aanleiding van geregelde beveiligingsbeoordelingen overeengekomen aanbevelingen worden opgevolgd, en hij brengt schriftelijk verslag uit over de uitvoering daarvan en over andere veiligheidskwesties, zulks in het kader van zijn tussentijds verslag en zijn verslag over de uitvoering van het mandaat aan de secretaris-generaal/hoge vertegenwoordiger, de Raad en de Commissie.

Artikel 11

Rapportage

De SVEU brengt geregeld mondeling en schriftelijk verslag uit aan de SG/HV en aan het PVC. De SVEU brengt zo nodig ook verslag uit aan groepen. De geregelde schriftelijke verslagen worden verspreid via het COREU-netwerk. Op aanbeveling van de SG/HV en het PVC kan de SVEU ook verslag uitbrengen aan de Raad Algemene zaken en externe betrekkingen.

Artikel 12

Coördinatie

1.   De SVEU bevordert de algehele politieke coördinatie van de Europese Unie. Hij helpt ervoor te zorgen dat alle EU-instrumenten ter plaatse op coherente wijze worden ingezet om de beleidsdoelstellingen van de Europese Unie te verwezenlijken. Daartoe worden de activiteiten van de SVEU gecoördineerd met die van het voorzitterschap en de Commissie, en in voorkomend geval met die van de andere SVEU’s die actief zijn in de regio, en met name de SVEU voor de crisis in Georgië, waarbij de specifieke doelstellingen van diens mandaat in acht worden genomen. De SVEU verstrekt regelmatig informatie aan de missies van de lidstaten en aan de delegaties van de Commissie.

2.   Ter plaatse worden nauwe contacten onderhouden met het voorzitterschap, de Commissie en de missiehoofden van de lidstaten, die alles doen wat in hun vermogen ligt om de SVEU bij te staan in de uitvoering van zijn mandaat. De SVEU verstrekt aan het hoofd van de waarnemingsmissie van de Europese Unie in Georgië (EUMM Georgia) op plaatselijk niveau politieke richtsnoeren. De SVEU en de civiele operationele commandant plegen indien nodig overleg. De SVEU onderhoudt eveneens contacten met andere internationale en regionale actoren ter plaatse.

Artikel 13

Evaluatie

De uitvoering van dit gemeenschappelijk optreden en de samenhang ervan met andere bijdragen van de Europese Unie in de regio worden op gezette tijden getoetst. De SVEU legt de SG/HV, de Raad en de Commissie vóór eind juni 2009 een voortgangsverslag, en uiterlijk medio november 2009 een uitvoerig verslag over de uitvoering van het mandaat voor. Deze verslagen vormen de basis voor de beoordeling van dit gemeenschappelijk optreden in de bevoegde groepen en door het PVC. In het kader van de algemene inzetprioriteiten doet de SG/HV aanbevelingen aan het PVC voor een beslissing van de Raad tot verlenging, wijziging of beëindiging van het mandaat.

Artikel 14

Inwerkingtreding

Dit gemeenschappelijk optreden treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.

Artikel 15

Bekendmaking

Dit gemeenschappelijk optreden wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 16 februari 2009.

Voor de Raad

De voorzitter

O. LIŠKA


(1)  PB L 49 van 21.2.2006, blz. 14.

(2)  PB L 43 van 19.2.2008, blz. 30.

(3)  PB L 101 van 11.4.2001, blz. 1.


17.2.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 46/57


GEMEENSCHAPPELIJK OPTREDEN 2009/134/GBVB VAN DE RAAD

van 16 februari 2009

tot verlenging van het mandaat van de speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie voor Sudan

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name op artikel 14, artikel 18, lid 5, en artikel 23, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 19 april 2007 heeft de Raad Besluit 2007/238/GBVB (1) aangenomen, waarbij de heer Torben BRYLLE werd benoemd tot speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie (SVEU) voor Sudan.

(2)

Op 12 februari 2008 heeft de Raad Gemeenschappelijk Optreden 2008/110/GBVB (2) vastgesteld, houdende wijziging en verlenging van het mandaat van de speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie tot en met 28 februari 2009.

(3)

Het mandaat van de SVEU moet blijkens de evaluatie van Gemeenschappelijk Optreden 2008/110/GBVB met nog eens twaalf maanden worden verlengd.

(4)

De SVEU zal zijn mandaat uitvoeren in een mogelijk verslechterende situatie die de doelstellingen van het gemeenschappelijk buitenlands- en veiligheidsbeleid, uiteengezet in artikel 11 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, kan schaden,

HEEFT HET VOLGENDE GEMEENSCHAPPELIJK OPTREDEN VASTGESTELD:

Artikel 1

Speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie

Het mandaat van de heer Torben BRYLLE als speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie (SVEU) voor Sudan wordt verlengd tot en met 28 februari 2010.

Artikel 2

Beleidsdoelstellingen

1.   Het mandaat van de SVEU is gebaseerd op de beleidsdoelstellingen van de Europese Unie (EU) in Sudan, met name wat betreft de inspanningen, als deel van de internationale gemeenschap en ter ondersteuning van de Afrikaanse Unie (AU) en de Verenigde Naties (VN), om de Sudanese partijen, de AU en de VN te helpen tot een politieke regeling van het conflict in Darfur te komen, mede door de uitvoering van het vredesakkoord voor Darfur (DPA), om de uitvoering van het alomvattend vredesakkoord (CPA) te vergemakkelijken en om de Zuid-Zuiddialoog te bevorderen, alsook om de uitvoering van het vredesakkoord voor Oost-Sudan (ESPA) te vergemakkelijken, met passende aandacht voor de regionale uitlopers van deze kwesties en het beginsel van eigen inbreng van Afrika.

2.   Het mandaat van de SVEU is voorts gebaseerd op de beleidsdoelstellingen van de Europese Unie met betrekking tot Gemeenschappelijk Optreden 2007/677/GBVB van de Raad inzake de militaire operatie van de Europese Unie in de Republiek Tsjaad en de Centraal-Afrikaanse Republiek (3) (EUFOR Tsjaad/CAR).

Artikel 3

Mandaat

1.   Ter verwezenlijking van deze beleidsdoelstellingen krijgt de SVEU het mandaat om:

a)

contacten te onderhouden met de AU, de Sudanese regering, de regering van Zuid-Sudan, de gewapende bewegingen in Darfur en andere partijen in Sudan, alsmede met het maatschappelijk middenveld in Darfur en met niet-gouvernementele organisaties, en nauw te blijven samenwerken met de VN en andere betrokken internationale actoren, met als doel de beleidsdoelstellingen van de Europese Unie te verwezenlijken;

b)

de Europese Unie te vertegenwoordigen in de interne dialoog in Darfur, op bijeenkomsten op hoog niveau van de gezamenlijke commissie en indien gewenst ook op andere bijeenkomsten over deze kwestie;

c)

de Europese Unie waar mogelijk te vertegenwoordigen in de Comités voor beoordeling en evaluatie van het CPA en het DPA;

d)

de ontwikkelingen met betrekking tot de uitvoering van het ESPA voor Oost-Sudan te volgen;

e)

te zorgen voor samenhang tussen de bijdrage van de Europese Unie tot de crisisbeheersing in Darfur en de algemene politieke betrekkingen van de Europese Unie met Sudan;

f)

met betrekking tot de mensenrechten, met name de rechten van kinderen en vrouwen, en de bestrijding van straffeloosheid in Sudan, de situatie op de voet te volgen en regel-matig contacten te onderhouden met de Sudanese autoriteiten, de AU en de VN, met name met het Bureau van de Hoge Commissaris voor de mensenrechten, de mensenrechtenwaarnemers die actief zijn in de regio en het openbaar ministerie bij het Internationaal Strafhof;

g)

contacten te onderhouden met het voorzitterschap, de secretaris-generaal/hoge vertegenwoordiger (SG/HV), de operationeel commandant van de Europese Unie en de commandant van de troepen van de Europese Unie voor de operatie EUFOR Tsjaad/CAR, om te zorgen voor nauwe coördinatie van hun respectieve activiteiten in verband met de uitvoering van Gemeenschappelijk Optreden 2007/677/GBVB; ook met de lokale delegaties van de Commissie worden nauwe contacten onderhouden;

h)

met betrekking tot de uitvoering van Gemeenschappelijk Optreden 2007/677/GBVB, de SG/HV bij te staan in zijn contacten met de Verenigde Naties, de autoriteiten van Tsjaad, de autoriteiten van de Centraal-Afrikaanse Republiek en de buurlanden, alsook met andere betrokken actoren;

i)

zonder afbreuk te doen aan de militaire commandostructuur, de commandant van de troepen van de Europese Unie van Operatie EUFOR Tsjaad/CAR politieke richtsnoeren te verstrekken, met name over aangelegenheden met een regionale politieke dimensie;

j)

met betrekking tot de taken in verband met Operatie EUFOR Tsjaad/CAR, overleg te plegen met de commandant van de troepen van de Europese Unie over politieke kwesties met een veiligheidsdimensie.

2.   Ten behoeve van zijn mandaat zal de SVEU onder meer:

a)

zicht houden op alle activiteiten van de Europese Unie;

b)

zorgen voor nauwe coördinatie en samenhang van de activiteiten van de Europese Unie in verband met Operatie EUFOR Tsjaad/CAR;

c)

steun verlenen aan het politieke proces, en aan activiteiten betreffende de uitvoering van het CPA, het DPA en het ESPA, en

d)

toezicht houden op de naleving door de Sudanese partijen van de toepasselijke resoluties van de VN-Veiligheidsraad, met name de Resoluties 1556 (2004), 1564 (2004), 1591 (2005), 1593 (2005), 1672 (2006), 1679 (2006), 1706 (2006), 1769 (2007) en 1778 (2007), en daarover verslag uitbrengen.

Artikel 4

Uitvoering van het mandaat

1.   De SVEU is onder het gezag en de operationele leiding van de secretaris-generaal/hoge vertegenwoordiger (SG/HV) verantwoordelijk voor de uitvoering van het mandaat.

2.   Het Politiek en Veiligheidscomité (PVC) onderhoudt een bevoorrechte relatie met de SVEU en vormt het eerste contactpunt met de Raad. Het PVC zorgt binnen het kader van het mandaat voor strategische richtsnoeren en politieke aansturing ten behoeve van de SVEU.

Artikel 5

Financiering

1.   Het financieel referentiebedrag ter dekking van de uitgaven in verband met het mandaat van de SVEU voor de periode van 1 maart 2009 tot en met 28 februari 2010 bedraagt 1 800 000 EUR.

2.   Uitgaven die uit het in lid 1 genoemde bedrag worden gefinancierd, komen vanaf 1 maart 2009 in aanmerking voor financiering. De uitgaven worden beheerd volgens de procedures en voorschriften die van toepassing zijn op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen, met dien verstande dat een eventuele voorfinanciering niet het eigendom van de Gemeenschap blijft.

3.   Voor het uitgavenbeheer wordt een overeenkomst gesloten tussen de SVEU en de Commissie. De SVEU legt van alle uitgaven verantwoording af aan de Commissie.

Artikel 6

Samenstelling van het team

1.   Binnen de grenzen van zijn mandaat en de daartoe vrijgemaakte financiële middelen is de SVEU verantwoordelijk voor het samenstellen van zijn team, in overleg met het voorzitter-schap, bijgestaan door de SG/HV, en in volledige samenspraak met de Commissie. In het team dient de door het mandaat vereiste deskundigheid inzake specifieke beleidsvraagstukken aanwezig te zijn. De SVEU houdt de SG/HV, het voorzitterschap en de Commissie op de hoogte van de samenstelling van zijn team.

2.   De lidstaten en de instellingen van de Europese Unie kunnen voorstellen personeel te detacheren bij de SVEU. De bezoldiging van het personeel dat door een lidstaat of een instelling van de Europese Unie bij de SVEU wordt gedetacheerd, komt ten laste van de betrokken lidstaat of instelling van de Europese Unie. Door de lidstaten bij het secretariaat-generaal van de Raad gedetacheerde deskundigen kunnen ook ter beschikking van de SVEU worden gesteld. Internationaal aangeworven personeel moet de nationaliteit van een EU-lidstaat hebben.

3.   Al het gedetacheerde personeel blijft onder het administratieve gezag van de detacherende lid-staat of EU-instelling en voert zijn taken uit en handelt in het belang van de missie van de SVEU.

4.   In Khartoem en in Juba worden kantoren van de SVEU aangehouden, bestaande uit een politiek adviseur en de nodige administratieve en logistieke medewerkers. Overeenkomstig het in artikel 3 omschreven mandaat van de SVEU kan voorts een bijkantoor in Darfur worden gevestigd indien de bestaande kantoren in Khartoem en Juba niet alle nodige steun aan het in Darfur ingezette personeel van de SVEU kunnen bieden.

Artikel 7

Voorrechten en immuniteiten van de SVEU en zijn personeel

De voorrechten, immuniteiten en andere garanties die noodzakelijk zijn voor de uitvoering en het goede verloop van de missie van de SVEU en van zijn medewerkers, worden met de ontvangende partij(en) naargelang het geval overeengekomen. De lidstaten en de Commissie verlenen daartoe alle nodige steun.

Artikel 8

Beveiliging van gerubriceerde gegevens

De SVEU en de leden van zijn team leven de beveiligingsbeginselen en -minimumnormen na die zijn vastgelegd in Besluit 2001/264/EG van de Raad van 19 maart 2001 tot vaststelling van beveiligingsvoorschriften van de Raad (4), met name wanneer zij gerubriceerde EU-gegevens behandelen.

Artikel 9

Toegang tot informatie en logistieke steun

1.   De lidstaten, de Commissie en het secretariaat-generaal van de Raad zorgen ervoor dat de SVEU toegang krijgt tot alle relevante informatie.

2.   Het voorzitterschap, de Commissie en/of de lidstaten, naargelang het geval, verlenen logistieke steun in de regio.

Artikel 10

Veiligheid

Overeenkomstig het beleid van de Europese Unie inzake de veiligheid van personeel dat op grond van titel V van het Verdrag wordt ingezet in operaties buiten de Europese Unie, neemt de SVEU alle redelijkerwijs uitvoerbare maatregelen voor de beveiliging van het personeel dat rechtstreeks onder zijn gezag staat, in overeenstemming met zijn mandaat en de veiligheidssituatie in het gebied waarvoor hij verantwoordelijk is:

a)

hij stelt op basis van de richtsnoeren van het secretariaat-generaal van de Raad een missiespecifiek veiligheidsplan op, dat onder meer missiespecifieke fysieke, organisatorische en procedurele beveiligingsmaatregelen voor het beheer van personeelsbewegingen naar en binnen het missiegebied, alsmede het beheer van veiligheidsincidenten en tevens een nood- en evacuatieplan van de missie behelst;

b)

hij zorgt ervoor dat alle buiten de Europese Unie ingezette personeelsleden gedekt zijn door een op de omstandigheden in het missiegebied afgestemde verzekering tegen grote risico′s;

c)

hij zorgt ervoor dat alle buiten de Europese Unie ingezette leden van zijn team, ook het ter plaatse aangeworven personeel, voor of bij aankomst in het missiegebied een passende beveiligingsopleiding hebben genoten waarvan de inhoud is bepaald op basis van de risicoklasse waarin het secretariaat-generaal van de Raad het missiegebied heeft ingedeeld;

d)

hij zorgt ervoor dat alle naar aanleiding van geregelde beveiligingsbeoordelingen overeengekomen aanbevelingen worden opgevolgd, en hij brengt schriftelijk verslag uit over de uitvoering daarvan en over andere veiligheidskwesties, zulks in het kader van zijn tussentijds verslag en zijn verslag over de uitvoering van het mandaat aan de SG/HV, de Raad en de Commissie.

Artikel 11

Rapportage

1.   De SVEU brengt geregeld mondeling en schriftelijk verslag uit aan de SG/HV en aan het PVC. De SVEU brengt zo nodig ook verslag uit aan de groepen. De geregelde schriftelijke verslagen worden verspreid via het COREU-netwerk. Op aanbeveling van de SG/HV en het PVC kan de SVEU ook verslag uitbrengen aan de Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen.

2.   De SVEU brengt regelmatig verslag uit aan het PVC over de situatie in Darfur en over de situatie in Sudan als geheel, alsmede over de situatie in de Republiek Tsjaad en in de Centraal-Afrikaanse Republiek met betrekking tot EUFOR Tsjaad/CAR.

Artikel 12

Coördinatie

1.   De SVEU bevordert de algehele politieke coördinatie van de Europese Unie. Hij helpt ervoor te zorgen dat alle EU-instrumenten ter plaatse op coherente wijze worden ingezet om de beleidsdoelstellingen van de Europese Unie te verwezenlijken. Daartoe worden de activiteiten van de SVEU gecoördineerd met die van het voorzitterschap en de Commissie, en in voorkomend geval met die van de andere SVEU's die in de regio actief zijn. De SVEU brengt regelmatig verslag uit aan de missie van de lidstaten en de delegaties van de Commissie.

2.   Ter plaatse worden nauwe contacten onderhouden met het voorzitterschap, de Commissie en de missiehoofden van de lidstaten. Zij doen alles wat in hun vermogen ligt om de SVEU bij te staan in de uitvoering van zijn/haar mandaat. De SVEU onderhoudt tevens contacten met andere internationale en regionale actoren ter plaatse.

Artikel 13

Toetsing

De uitvoering van dit gemeenschappelijk optreden en de samenhang ervan met andere bijdragen van de Europese Unie in de regio worden op gezette tijden getoetst. De SVEU legt de SG/HV, de Raad en de Commissie vóór eind juni 2009 een voortgangsverslag, en uiterlijk medio november 2009 een uitvoerig verslag over de uitvoering van het mandaat voor. Deze verslagen vormen de basis voor de beoordeling van dit gemeenschappelijk optreden in de bevoegde groepen en door het PVC. In het kader van de algemene inzetprioriteiten doet de SG/HV aanbevelingen aan het PVC voor een besluit van de Raad tot verlenging, wijziging of beëindiging van het mandaat.

Artikel 14

Inwerkingtreding

Dit gemeenschappelijk optreden treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.

Artikel 15

Bekendmaking

Dit gemeenschappelijk optreden wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 16 februari 2009.

Voor de Raad

De voorzitter

O. LIŠKA


(1)  PB L 103 van 20.4.2007, blz. 52.

(2)  PB L 38 van 13.2.2008, blz. 28.

(3)  PB L 279 van 23.10.2007, blz. 21.

(4)  PB L 101 van 11.4.2001, blz. 1.


17.2.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 46/61


GEMEENSCHAPPELIJK OPTREDEN 2009/135/GBVB VAN DE RAAD

van 16 februari 2009

houdende de verlenging van het mandaat van de speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie in Afghanistan

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name op artikel 14, artikel 18, lid 5, en artikel 23, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 24 juli 2008 heeft de Raad Gemeenschappelijk Optreden 2008/612/GBVB (1) houdende benoeming van de heer Ettore F. SEQUI tot speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie (SVEU) in Afghanistan tot en met 28 februari 2009, vastgesteld.

(2)

Uit een evaluatie van Gemeenschappelijk Optreden 2008/612/GBVB blijkt dat het mandaat van de SVEU met twaalf maanden moet worden verlengd.

(3)

De SVEU zal zijn mandaat uitvoeren in een mogelijk verslechterende situatie die de doelstellingen van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid, uiteengezet in artikel 11 van het Verdrag, kan schaden,

HEEFT HET VOLGENDE GEMEENSCHAPPELIJK OPTREDEN VASTGESTELD:

Artikel 1

Speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie

Het mandaat van de heer Ettore F. SEQUI als speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie (SVEU) in Afghanistan wordt verlengd tot en met 28 februari 2010.

Artikel 2

Beleidsdoelstellingen

Het mandaat van de SVEU is gebaseerd op de beleidsdoelstellingen van de Europese Unie in Afghanistan. De SVEU dient met name:

a)

bij te dragen tot de uitvoering die wordt gegeven aan de Gezamenlijke Verklaring van de Europese Unie en Afghanistan en de „Afghanistan Compact”, alsook aan de betrokken resoluties van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties (VN) en andere relevante VN-resoluties;

b)

constructieve bijdragen van regionale actoren in Afghanistan en van buurlanden aan het vredesproces in Afghanistan te stimuleren, om aldus de consolidatie van de Afghaanse staat te bevorderen;

c)

de sleutelrol van de VN, met name van de speciale vertegenwoordiger van de secretaris-generaal, te ondersteunen, en

d)

de werkzaamheden van de secretaris-generaal/hoge vertegenwoordiger (SG/HV) in de regio te ondersteunen.

Artikel 3

Mandaat

Ter verwezenlijking van deze beleidsdoelstellingen, krijgt de SVEU het mandaat om:

a)

uitdrukking te geven aan de standpunten van de Europese Unie over het politiek proces, voortbouwend op de kernbeginselen waarover tussen Afghanistan en de internationale gemeenschap overeenstemming is bereikt, met name de Gezamenlijke Verklaring van de Europese Unie en Afghanistan en de „Afghanistan Compact”;

b)

nauwe contacten te leggen en te onderhouden met, en steun te verlenen aan, de vertegenwoordigende instellingen van Afghanistan, met name de regering en het parlement. Er dient tevens contact te worden onderhouden met andere politieke figuren en andere betrokken actoren van Afghanistan, zowel in het land als daarbuiten;

c)

nauwe contacten te onderhouden met bevoegde internationale en regionale organisaties, met name met de plaatselijke vertegenwoordigers van de VN;

d)

in nauw contact te blijven met buurlanden en andere belanghebbende landen in de regio, zodat hun opvattingen over de situatie in Afghanistan, alsook de ontwikkeling van de samenwerking tussen deze landen en Afghanistan, in het beleid van de Europese Unie in aanmerking worden genomen;

e)

advies te geven over de gemaakte vorderingen in de richting van de doelstellingen van de Gezamenlijke Verklaring van de Europese Unie en Afghanistan en de „Afghanistan Compact”, met name op de volgende gebieden:

goed bestuur en de oprichting van instellingen van de rechtsstaat,

hervormingen in de veiligheidssector, waaronder de organisatie van een gerechtelijk apparaat, een nationaal leger en een nationale politie,

eerbiediging van de mensenrechten van alle Afghanen, ongeacht geslacht, etnische groep of godsdienst,

eerbiediging van de democratische beginselen, de rechtsstaat, de rechten van minderheden, de rechten van vrouwen en kinderen en de beginselen van het volkenrecht,

aanmoediging van de deelname van vrouwen aan het openbaar bestuur en de civiele samenleving,

eerbiediging van Afghanistans internationale verplichtingen, met inbegrip van samenwerking in de internationale inspanningen ter bestrijding van terrorisme, drugshandel en mensenhandel,

bevordering van humanitaire hulp en de ordelijke terugkeer van vluchtelingen en binnenlands ontheemden;

f)

in overleg met vertegenwoordigers van de lidstaten en de Commissie mee te helpen ervoor te zorgen dat de politieke benadering van de Europese Unie tot uiting komt in haar actie voor de ontwikkeling van Afghanistan;

g)

samen met de Commissie actief deel te nemen aan de in het kader van de „Afghanistan Compact” ingestelde Gemeenschappelijke coördinatie- en bewakingsraad;

h)

advies te verstrekken over de deelneming en de standpunten van de Europese Unie in internationale conferenties over Afghanistan.

Artikel 4

Uitvoering van het mandaat

1.   De SVEU is onder het gezag en de operationele leiding van de SG/HV verantwoordelijk voor de uitvoering van het mandaat.

2.   Het Politiek en Veiligheidscomité (PVC) onderhoudt een bevoorrechte relatie met de SVEU en vormt het eerste contactpunt met de Raad. Het PVC biedt binnen het kader van het mandaat strategische aansturing en politieke leiding aan de SVEU.

Artikel 5

Financiering

1.   Het financiële referentiebedrag ter dekking van de uitgaven in verband met het mandaat van de SVEU voor de periode van 1 maart 2009 tot en met 28 februari 2010 bedraagt 2 830 000 EUR.

2.   Uitgaven die uit het in lid 1 genoemde bedrag worden gefinancierd, komen voor financiering in aanmerking vanaf 1 maart 2009. De uitgaven worden beheerd volgens de procedures en voorschriften die van toepassing zijn op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen.

3.   Voor het uitgavenbeheer wordt een overeenkomst gesloten tussen de SVEU en de Commissie. De SVEU legt van alle uitgaven verantwoording af aan de Commissie.

Artikel 6

Vorming en samenstelling van het team

1.   Binnen de grenzen van zijn mandaat en de daartoe vrijgemaakte financiële middelen is de SVEU verantwoordelijk voor de samenstelling van zijn team, in overleg met het voorzitterschap, bijgestaan door de SG/HV, en in volledige samenspraak met de Commissie. In het team dient de door het mandaat vereiste deskundigheid inzake specifieke beleidsvraagstukken aanwezig te zijn. De SVEU deelt de SG/HV, het voorzitterschap en de Commissie de definitieve samenstelling van zijn team mee.

2.   De lidstaten en de instellingen van de Europese Unie kunnen voorstellen personeel te detacheren bij de SVEU. De bezoldiging van het personeel dat door een lidstaat of een instelling van de Europese Unie bij de SVEU wordt gedetacheerd, komt ten laste van de betrokken lidstaat of instelling van de Europese Unie. Internationaal aangeworven personeel moet de nationaliteit van een EU-lidstaat hebben. De door de lidstaten bij het secretariaat-generaal van de Raad gedetacheerde deskundigen kunnen ook bij de SVEU te werk worden gesteld.

3.   Al het gedetacheerde personeel blijft onder het administratieve gezag van de detacherende lidstaat of EU-instelling en voert zijn taken uit en handelt in het belang van de missie van de SVEU.

Artikel 7

Voorrechten en immuniteiten van de SVEU en zijn personeel

De voorrechten, immuniteiten en andere garanties die noodzakelijk zijn voor de uitvoering en het goede verloop van de missie van de SVEU en van zijn medewerkers, worden met de ontvangende partij(en) naargelang het geval overeengekomen. De lidstaten en de Commissie verlenen daartoe alle nodige steun.

Artikel 8

Beveiliging van gerubriceerde EU-gegevens

De SVEU en de leden van zijn team leven de beveiligingsbeginselen en -minimumnormen na die zijn vastgelegd in Besluit 2001/264/EG van de Raad van 19 maart 2001 tot vaststelling van beveiligingsvoorschriften van de Raad (2), met name wanneer zij gerubriceerde EU-gegevens behandelen.

Artikel 9

Toegang tot informatie en logistieke steun

1.   De lidstaten, de Commissie en het secretariaat-generaal van de Raad zorgen ervoor dat de SVEU toegang krijgt tot alle relevante informatie.

2.   Het voorzitterschap, de Commissie en/of de lidstaten, naargelang het geval, verlenen logistieke steun in de regio.

Artikel 10

Veiligheid

Overeenkomstig het beleid van de Europese Unie inzake de veiligheid van personeel dat op grond van titel V van het Verdrag wordt ingezet in operaties buiten de Europese Unie, neemt de SVEU alle redelijkerwijs haalbare maatregelen voor de beveiliging van het personeel dat rechtstreeks onder zijn gezag staat, in overeenstemming met zijn mandaat en de veiligheidssituatie in het gebied waarvoor hij verantwoordelijk is:

a)

hij stelt op basis van de richtsnoeren van het secretariaat-generaal van de Raad een missiespecifiek veiligheidsplan op, dat onder meer missiespecifieke fysieke, organisatorische en procedurele beveiligingsmaatregelen voor het beheer van personeelsbewegingen naar en binnen het missiegebied, alsmede het beheer van veiligheidsincidenten met inbegrip van een nood- en evacuatieplan voor de missie behelst;

b)

hij zorgt ervoor dat alle buiten de Europese Unie ingezette personeelsleden gedekt zijn door een op de omstandigheden in het missiegebied afgestemde verzekering tegen grote risico’s;

c)

hij zorgt ervoor dat alle buiten de Europese Unie ingezette leden van zijn team, ook het ter plaatse aangeworven personeel, voor of bij aankomst in het missiegebied een passende beveiligingsopleiding hebben genoten waarvan de inhoud is bepaald op basis van de risicoklasse waarin het secretariaat-generaal van de Raad het missiegebied heeft ingedeeld;

d)

hij zorgt ervoor dat alle naar aanleiding van geregelde beveiligingsbeoordelingen overeengekomen aanbevelingen worden opgevolgd, en hij brengt schriftelijk verslag uit over de uitvoering daarvan en over andere veiligheidskwesties, zulks in het kader van zijn verslag over de uitvoering van het mandaat aan de secretaris-generaal/hoge vertegenwoordiger, de Raad en de Commissie.

Artikel 11

Rapportage

De SVEU brengt geregeld mondeling en schriftelijk verslag uit aan de SG/HV en aan het PVC. De SVEU brengt zo nodig ook verslag uit aan de groepen. De geregelde schriftelijke verslagen worden verspreid via het COREU-netwerk. Op aanbeveling van de SG/HV of het PVC kan de SVEU ook verslag uitbrengen aan de Raad Algemene zaken en externe betrekkingen (RAZEB).

Artikel 12

Coördinatie

1.   De SVEU bevordert de algehele politieke coördinatie van de Europese Unie. Hij helpt ervoor te zorgen dat alle EU-instrumenten ter plaatse op coherente wijze worden ingezet om de beleidsdoelstellingen van de Europese Unie te verwezenlijken. Daartoe worden de activiteiten van de SVEU gecoördineerd met die van het voorzitterschap en de Commissie, en in voorkomend geval met die van de SVEU voor Centraal-Azië. De SVEU verstrekt regelmatig informatie aan de missies van de lidstaten en aan de delegaties van de Commissie.

2.   Ter plaatse worden nauwe contacten onderhouden met het voorzitterschap, de Commissie en de missiehoofden, die alles doen wat in hun vermogen ligt om de SVEU bij te staan in de uitvoering van zijn/haar mandaat. De SVEU geeft het hoofd van de politiemissie van de Europese Unie in Afghanistan (EUPOL AFGHANISTAN) plaatselijke politieke sturing. De SVEU en de civiele operationele commandant plegen indien nodig overleg. De SVEU onderhoudt eveneens contacten met andere internationale en regionale actoren ter plaatse.

Artikel 13

Evaluatie

De uitvoering van dit gemeenschappelijk optreden en de samenhang ervan met andere bijdragen van de Europese Unie in de regio worden op gezette tijden getoetst. Medio november 2008 legt de SVEU een uitvoerig verslag over de uitvoering van het mandaat voor aan de SG/HV, de Raad en de Commissie. Dit verslag vormt een basis voor de evaluatie van het mandaat door de bevoegde groepen en door het PVC. In het kader van de algemene prioriteiten inzake inzet doet de SG/HV aanbevelingen aan het PVC inzake het besluit van de Raad tot verlenging, wijziging of beëindiging van het mandaat.

Artikel 14

Inwerkingtreding

Dit gemeenschappelijk optreden treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.

Artikel 15

Bekendmaking

Dit gemeenschappelijk optreden wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 16 februari 2009.

Voor de Raad

De voorzitter

O. LIŠKA


(1)  PB L 197 van 25.7.2008, blz. 60.

(2)  PB L 101 van 11.4.2001, blz. 1.


17.2.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 46/65


GEMEENSCHAPPELIJK OPTREDEN 2009/136/GBVB VAN DE RAAD

van 16 februari 2009

houdende wijziging en verlenging van het mandaat van de speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie voor het vredesproces in het Midden-Oosten

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name op artikel 14, artikel 18, lid 5, en artikel 23, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 21 juli 2003 heeft de Raad Gemeenschappelijk Optreden 2003/537/GBVB (1) aangenomen, houdende benoeming van de heer Marc OTTE tot speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie (SVEU) voor het vredesproces in het Midden-Oosten.

(2)

Op 18 februari 2008 heeft de Raad Gemeenschappelijk Optreden 2008/133/GBVB (2) vastgesteld, houdende wijziging en verlenging van het mandaat van de SVEU tot en met 28 februari 2009.

(3)

Uit een evaluatie van Gemeenschappelijk Optreden 2008/133/GBVB blijkt dat het mandaat van de SVEU nogmaals met twaalf maanden moet worden verlengd.

(4)

De SVEU zal zijn mandaat uitvoeren in een mogelijk verslechterende situatie die de doelstellingen van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid, uiteengezet in artikel 11 van het Verdrag, kan schaden,

HEEFT HET VOLGENDE GEMEENSCHAPPELIJK OPTREDEN VASTGESTELD:

Artikel 1

Speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie

Het mandaat van de heer Marc OTTE als speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie (SVEU) voor het vredesproces in het Midden-Oosten wordt verlengd tot en met 28 februari 2010.

Artikel 2

Beleidsdoelstelling

1.   Het mandaat van de SVEU is gebaseerd op de beleidsdoelstellingen van de Europese Unie ten aanzien van het vredesproces in het Midden-Oosten.

2.   Deze doelstellingen zijn:

a)

een oplossing met twee staten, dat wil zeggen Israël en een democratische, levensvatbare, vreedzame en soevereine Palestijnse staat, die binnen veilige en erkende grenzen naast elkaar leven en met hun buurlanden normale betrekkingen onderhouden overeenkomstig de Resoluties 242 (1967), 338 (1973), 1397 (2002) en 1402 (2002) van de VN-Veiligheidsraad en de beginselen van de Conferentie van Madrid;

b)

een oplossing van de vraagstukken Israël-Syrië en Israël-Libanon in het proces;

c)

een billijke oplossing voor het complexe vraagstuk van Jeruzalem en een rechtvaardige, levensvatbare en overeengekomen oplossing van het probleem van de Palestijnse vluchtelingen;

d)

de follow-up van het Annapolis-proces, leidend tot een akkoord over een definitieve status en de oprichting van een Palestijnse staat, met als onderdeel daarvan een sterkere rol voor het Kwartet als hoeder van de routekaart, in het bijzonder om toe te zien op de uitvoering van de verplichtingen die beide partijen krachtens die routekaart hebben en in overeenstemming met alle internationale bemoeienis om tot een alomvattende vredesregeling tussen Israël en de Arabische landen te komen;

e)

de totstandbrenging van een duurzame en doeltreffende politiestructuur onder Palestijns gezag die aan de hoogste internationale normen voldoet, in samenwerking met de programma's van de Europese Gemeenschap voor institutionele opbouw en andere internationale inspanningen in de ruimere context van de veiligheidssector, met inbegrip van de hervorming van de strafrechtspraak;

f)

het heropenen van de grensovergangen in Gaza, waaronder de grensovergang bij Rafah, en het zorgen voor de aanwezigheid van een derde partij, indien beide partijen het daarover eens zijn, in samenspel met de programma's van de Europese Gemeenschap voor institutionele opbouw.

3.   Deze doelstellingen zijn gebaseerd op het streven van de Europese Unie om:

a)

met de partijen en met de partners in de internationale gemeenschap samen te werken, in het bijzonder binnen het kader van het Midden-Oosten-Kwartet, teneinde al het mogelijke te doen met het oog op vrede en een redelijke toekomst voor alle mensen in de regio;

b)

bijstand te blijven verlenen bij de Palestijnse politieke en administratieve hervormingen, het verkiezingsproces en de hervorming van het veiligheidssysteem;

c)

ten volle bij te dragen aan het bewerkstelligen van vrede, alsmede aan het herstel van de Palestijnse economie als een integrerend onderdeel van regionale ontwikkeling.

4.   De SVEU ondersteunt de werkzaamheden van de secretaris-generaal/hoge vertegenwoordiger (SG/HV) in het gebied, mede in het kader van het Midden-Oosten-Kwartet.

Artikel 3

Mandaat

Ter verwezenlijking van deze beleidsdoelstellingen krijgt de SVEU het mandaat om:

a)

een actieve en efficiënte bijdrage van de Europese Unie te leveren tot acties en initiatieven die leiden tot een definitieve regeling van het conflict tussen Israël en Palestina en van het conflict Israël-Syrië en Israël-Libanon;

b)

nauwe contacten te vergemakkelijken en te onderhouden met alle partijen bij het vredesproces in het Midden-Oosten, met andere landen in de regio, de leden van het Midden-Oosten-Kwartet en andere betrokken landen en met de VN en andere betrokken internationale organisaties, teneinde met hen samen te werken aan de versterking van het vredesproces;

c)

te zorgen voor de voortdurende aanwezigheid van de Europese Unie, ter plaatse en in bevoegde internationale fora, en bij te dragen tot crisisbeheersing en -preventie;

d)

de vredesonderhandelingen tussen de partijen waar te nemen en te ondersteunen en in voorkomend geval advies en goede diensten van de Europese Unie aan te bieden;

e)

desgevraagd bij te dragen tot de uitvoering van de internationale overeenkomsten die de partijen hebben bereikt, en op het diplomatieke vlak met hen in contact te treden indien men zich niet houdt aan de voorwaarden van deze overeenkomsten;

f)

bijzondere aandacht te schenken aan factoren die gevolgen hebben voor de regionale dimensie van het vredesproces in het Midden-Oosten;

g)

constructieve gesprekken te voeren met de ondertekenaars van overeenkomsten in het kader van het vredesproces, teneinde de inachtneming van de basisnormen van de democratie te bevorderen, waaronder de eerbiediging van de mensenrechten en van de rechtsstaat;

h)

bij te dragen tot de uitvoering van het mensenrechtenbeleid en de richtsnoeren voor de mensenrechten van de Europese Unie, met name ten aanzien van vrouwen en kinderen in door conflicten getroffen gebieden, voornamelijk door de ontwikkelingen op dit gebied te volgen en te sturen;

i)

verslag uit te brengen over de mogelijkheden voor interventie van de Europese Unie in het vredesproces, en over de wijze waarop het best uitvoering kan worden gegeven aan de initiatieven van de Europese Unie en de lopende activiteiten van de Europese Unie in verband met het vredesproces in het Midden-Oosten, zoals de bijdrage van de Europese Unie aan de Palestijnse hervormingen, waaronder de politieke aspecten van de ontwikkelingsprojecten van de Europese Unie;

j)

toezicht te houden op handelingen van de partijen met betrekking tot de uitvoering van de routekaart en vraagstukken die het resultaat van de onderhandelingen betreffende de permanente status nadelig zouden kunnen beïnvloeden, opdat het Midden-Oosten-Kwartet de naleving door de partijen beter kan beoordelen;

k)

in overleg met de Europese Commissie en de VS-veiligheidscoördinator een ruimere samenwerking inzake de hervorming van de veiligheidssector tot stand te brengen en de samenwerking met alle betrokken actoren bij veiligheidsvraagstukken te faciliteren;

l)

bij te dragen tot een beter begrip van de rol van de Europese Unie onder de opiniemakers in de regio.

Artikel 4

Uitvoering van het mandaat

1.   De SVEU is onder het gezag en de operationele leiding van de SG/HV verantwoordelijk voor de uitvoering van het mandaat.

2.   Het Politiek en Veiligheidscomité (PVC) onderhoudt een bevoorrechte relatie met de SVEU en vormt het eerste contactpunt met de Raad. Het PVC biedt binnen het kader van het mandaat strategische aansturing en politieke leiding aan de SVEU.

Artikel 5

Financiering

1.   Het financiële referentiebedrag ter dekking van de uitgaven in verband met het mandaat van de SVEU van 1 maart 2009 tot en met 28 februari 2010 bedraagt 1 190 000 EUR.

2.   Uitgaven die uit het in lid 1 genoemde bedrag worden gefinancierd, komen voor financiering in aanmerking vanaf 1 maart 2009. De uitgaven worden beheerd volgens de procedures en voorschriften die van toepassing zijn op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen.

3.   Voor het uitgavenbeheer wordt een overeenkomst gesloten tussen de SVEU en de Commissie. De SVEU legt over alle uitgaven verantwoording af aan de Commissie.

Artikel 6

Vorming en samenstelling van het team

1.   Binnen de grenzen van zijn mandaat en de daartoe vrijgemaakte financiële middelen is de SVEU verantwoordelijk voor de vorming van zijn team, in overleg met het voorzitterschap, bijgestaan door de SG/HV, en in volledige samenspraak met de Commissie. In het team dient de door het mandaat vereiste deskundigheid inzake specifieke beleidsvraagstukken aanwezig te zijn. De SVEU houdt de SG/HV, het voorzitterschap en de Commissie op de hoogte van de samenstelling van zijn team.

2.   De lidstaten en de instellingen van de Europese Unie kunnen voorstellen personeel te detacheren bij de SVEU. De bezoldiging van het personeel dat door een lidstaat of een EU-instelling bij de SVEU wordt gedetacheerd, komt ten laste van de betrokken lidstaat of de EU-instelling. Door de lidstaten bij het secretariaat-generaal van de Raad gedetacheerde deskundigen kunnen ook ter beschikking van de SVEU worden gesteld. Internationaal aangeworven personeel moet de nationaliteit van een EU-lidstaat hebben.

3.   Al het gedetacheerde personeel blijft onder het administratieve gezag van de detacherende lidstaat of EU-instelling en voert zijn taken uit en handelt in het belang van de missie van de SVEU.

Artikel 7

Voorrechten en immuniteiten van de SVEU en zijn personeel

De voorrechten, immuniteiten en andere garanties die noodzakelijk zijn voor de uitvoering en het goede verloop van de missie van de SVEU en van zijn medewerkers, worden met de ontvangende partij(en) naargelang het geval overeengekomen. De lidstaten en de Commissie verlenen daartoe alle nodige steun.

Artikel 8

Beveiliging van gerubriceerde gegevens

De SVEU en de leden van zijn team leven de beveiligingsbeginselen en -minimumnormen na die zijn vastgelegd in Besluit 2001/264/EG van de Raad van 19 maart 2001 tot vaststelling van beveiligingsvoorschriften van de Raad (3), met name wanneer zij gerubriceerde gegevens van de EU behandelen.

Artikel 9

Toegang tot informatie en logistieke steun

1.   De lidstaten, de Commissie en het secretariaat-generaal van de Raad zorgen ervoor dat de SVEU toegang krijgt tot alle relevante informatie.

2.   Het voorzitterschap, de Commissie en/of de lidstaten, naargelang van het geval, verlenen logistieke steun in de regio.

Artikel 10

Veiligheid

Overeenkomstig het beleid van de EU inzake de veiligheid van personeel dat op grond van titel V van het Verdrag betreffende de Europese Unie wordt ingezet in operaties buiten de EU, neemt de SVEU alle redelijkerwijs haalbare maatregelen voor de beveiliging van het personeel dat rechtstreeks onder zijn gezag staat, in overeenstemming met zijn mandaat en de veiligheidssituatie in het gebied waarvoor hij verantwoordelijk is:

a)

hij stelt op basis van de richtsnoeren van het secretariaat-generaal van de Raad een missiespecifiek veiligheidsplan op dat onder meer missiespecifieke fysieke, organisatorische en procedurele beveiligingsmaatregelen voor het beheer van personeelsbewegingen naar en binnen het missiegebied, het beheer van veiligheidsincidenten en een nood- en evacuatie-plan van de missie behelst;

b)

hij zorgt ervoor dat alle buiten de EU ingezette personeelsleden gedekt zijn door een op de omstandigheden in het missiegebied afgestemde verzekering tegen grote risico's;

c)

hij zorgt ervoor dat alle buiten de EU in te zetten leden van zijn team, ook het ter plaatse aangeworven personeel, voor of bij aankomst in het missiegebied een passende beveili-gingsopleiding hebben genoten waarvan de inhoud is bepaald op basis van de risicoklasse waarin het secretariaat-generaal van de Raad het missiegebied heeft ingedeeld;

d)

hij zorgt ervoor dat alle naar aanleiding van geregelde beveiligingsbeoordelingen overeengekomen aanbevelingen worden opgevolgd, en hij brengt aan de SG/HV, de Raad en de Commissie schriftelijk verslag uit over de uitvoering ervan en over andere veiligheidskwesties in het kader van zijn tussentijdse verslag en zijn verslag over de uitvoering van het mandaat.

Artikel 11

Rapportage

De SVEU brengt geregeld mondeling en schriftelijk verslag uit aan de SG/HV en aan het PVC. De SVEU brengt zo nodig ook verslag uit aan de groepen. De geregelde schriftelijke verslagen worden verspreid via het COREU-netwerk. Op aanbeveling van de SG/HV en het PVC kan de SVEU ook verslag uitbrengen aan de Raad Algemene zaken en externe betrekkingen.

Artikel 12

Coördinatie

1.   De SVEU bevordert de algehele politieke coördinatie van de EU. Hij helpt ervoor te zorgen dat alle EU-instrumenten ter plaatse op coherente wijze worden ingezet om de beleidsdoelstellingen van de EU te verwezenlijken. Daartoe worden de activiteiten van de SVEU gecoördineerd met die van het voorzitterschap en de Commissie, en in voorkomend geval met die van de andere SVEU's die actief zijn in de regio. De SVEU verstrekt regelmatig informatie aan de missies van de lidstaten en aan de delegaties van de Commissie.

2.   Ter plaatse worden nauwe contacten onderhouden met het voorzitterschap, de Commissie en de hoofden van de missies van de lidstaten. Zij doen alles wat in hun vermogen ligt om de SVEU bij te staan in de uitvoering van zijn mandaat. De SVEU geeft op lokaal niveau politieke aansturing aan de missiehoofden van de EUPOL COPPS en de EU BAM Rafah. De SVEU en de civiele operationele commandant plegen indien nodig overleg. De SVEU onderhoudt tevens contacten met andere internationale en regionale actoren ter plaatse.

Artikel 13

Herziening

De uitvoering van dit gemeenschappelijk optreden en de samenhang ervan met andere bijdragen van de Europese Unie in de regio worden op gezette tijden getoetst. De SVEU legt de SG/HV, de Raad en de Commissie vóór eind juni 2009 een voortgangsverslag, en uiterlijk medio november 2009 een uitvoerig verslag over de uitvoering van het mandaat voor. Deze verslagen vormen de basis voor de beoordeling van dit gemeenschappelijk optreden in de bevoegde groepen en door het PVC. In het kader van de algemene inzetprioriteiten doet de SG/HV aanbevelingen aan het PVC over het besluit van de Raad tot verlenging, wijziging of beëindiging van het mandaat.

Artikel 14

Inwerkingtreding

Dit gemeenschappelijk optreden treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.

Artikel 15

Bekendmaking

Dit gemeenschappelijk optreden wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 16 februari 2009.

Voor de Raad

De voorzitter

O. LIŠKA


(1)  PB L 184 van 23.7.2003, blz. 45.

(2)  PB L 43 van 19.2.2008, blz. 34.

(3)  PB L 101 van 11.4.2001, blz. 1.


17.2.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 46/69


GEMEENSCHAPPELIJK OPTREDEN 2009/137/GBVB VAN DE RAAD

van 16 februari 2009

houdende verlenging van het mandaat van de speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie in Kosovo

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name op artikel 14, artikel 18, lid 5, en artikel 23, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 10 juni 1999 heeft de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties Resolutie 1244 aangenomen.

(2)

Op 15 september 2006 heeft de Raad Gemeenschappelijk Optreden 2006/623/GBVB (1) vastgesteld, betreffende de instelling van een EU-team dat zal bijdragen tot de vestiging van een eventueel internationaal civiel bureau in Kosovo, waaronder begrepen de diensten van een speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie (Voorbereidingsteam ICB/SVEU).

(3)

De Europese Raad van 13 en 14 december 2007 heeft erop gewezen dat de Europese Unie bereid is een leidinggevende rol te spelen bij de versterking van de stabiliteit in de regio en de uitvoering van een regeling die de toekomstige status van Kosovo bepaalt. De Europese Raad verklaarde dat de Europese Unie bereid is Kosovo bij te staan op de weg naar duurzame stabiliteit, onder meer door een missie in het kader van het Europees veiligheids- en defensiebeleid (EVDB) en een bijdrage aan een internationaal civiel bureau als onderdeel van de internationale aanwezigheid.

(4)

Op 4 februari 2008 heeft de Raad Gemeenschappelijk Optreden 2008/124/GBVB inzake de rechtsstaatmissie van de Europese Unie voor Kosovo, EULEX KOSOVO (2), vastgesteld, alsmede Gemeenschappelijk Optreden 2008/123/GBVB (3) houdende benoeming van de heer Pieter FEITH tot speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie (SVEU) in Kosovo tot en met 28 februari 2009.

(5)

Uit een evaluatie van Gemeenschappelijk Optreden 2008/123/GBVB blijkt dat het mandaat van de SVEU met twaalf maanden moet worden verlengd.

(6)

Het stabilisatie- en associatieproces is het strategische kader voor het beleid van de Europese Unie ten aanzien van de westelijke Balkan, en de instrumenten ervan, waaronder een Europees partnerschap, een politieke en technische dialoog in het kader van het voortgangsbewakingsmechanisme van het SAP, en de bijbehorende bijstandsprogramma’s van de Gemeenschap, zijn van toepassing op Kosovo.

(7)

Het mandaat van de SVEU moet worden vervuld in coördinatie met de Commissie teneinde te zorgen voor samenhang met andere relevante activiteiten die onder de bevoegdheid van de Gemeenschap vallen.

(8)

De Raad voorziet dat de bevoegdheden en het gezag van de SVEU en de bevoegdheden en het gezag van een internationale civiele vertegenwoordiger bij een en dezelfde persoon berusten.

(9)

De SVEU zal zijn mandaat uitvoeren in een mogelijk verslechterende situatie die de doelstellingen van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid als uiteengezet in artikel 11 van het Verdrag betreffende de Europese Unie kan schaden,

HEEFT HET VOLGENDE GEMEENSCHAPPELIJK OPTREDEN VASTGESTELD:

Artikel 1

Speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie

Het mandaat van de heer Pieter FEITH als speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie (SVEU) in Kosovo wordt verlengd tot en met 28 februari 2010.

Artikel 2

Beleidsdoelstellingen

Het mandaat van de SVEU is gebaseerd op de beleidsdoelstellingen van de Europese Unie in Kosovo. Deze omvatten een leidinggevende rol bij de versterking van de stabiliteit in de regio en bij de uitvoering van een regeling die de toekomstige status van Kosovo bepaalt, teneinde te komen tot een stabiel, levensvatbaar, vreedzaam, democratisch en multi-etnisch Kosovo dat op basis van goede nabuurschapsbetrekkingen tot samenwerking en stabiliteit in de regio bijdraagt en zich voor de rechtsstaat en voor de bescherming van minderheden en van het culturele en religieuze erfgoed inzet.

Artikel 3

Mandaat

Met het oog op de verwezenlijking van de beleidsdoelstellingen van de Europese Unie in Kosovo omvat het mandaat van de SVEU het volgende:

a)

advisering en ondersteuning door de Europese Unie in het politieke proces aanbieden;

b)

de algehele politieke coördinatie van de Europese Unie in Kosovo behartigen;

c)

plaatselijke politieke aansturing aan het hoofd van de rechtsstaatmissie van de Europese Unie in Kosovo (EULEX KOSOVO) bieden, ook betreffende de politieke aspecten van aangelegenheden in verband met uitvoeringsbevoegdheden;

d)

consistentie en samenhang van het optreden van de Europese Unie ten overstaan van het publiek waarborgen. De woordvoerder van de SVEU vormt voor de media in Kosovo het voornaamste contactpunt van de Europese Unie betreffende vraagstukken op het gebied van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid/Europees veiligheids- en defensiebeleid (GBVB/EVDB). Alle activiteiten in verband met voorlichting aan pers en publiek geschieden doorlopend in nauwe coördinatie met de woordvoerder van de secretaris-generaal/hoge vertegenwoordiger (SG/HV)/de persdienst van de Raad;

e)

overeenkomstig het EU-mensenrechtenbeleid en de EU-richtsnoeren inzake mensenrechten bijdragen tot de ontwikkeling en bestendiging van het respect voor de mensenrechten en de fundamentele vrijheden in Kosovo, mede ten aanzien van vrouwen en kinderen.

Artikel 4

Uitvoering van het mandaat

1.   De SVEU is onder het gezag en de operationele leiding van de SG/HV verantwoordelijk voor de uitvoering van het mandaat.

2.   Het Politiek en Veiligheidscomité (PVC) onderhoudt een bevoorrechte relatie met de SVEU en vormt het eerste contactpunt met de Raad. Het PVC zorgt binnen het kader van het mandaat voor strategische aansturing en politieke leiding ten behoeve van de SVEU.

Artikel 5

Financiering

1.   Het financiële referentiebedrag ter dekking van de kosten in verband met het mandaat van de SVEU voor de periode vanaf 1 maart 2009 tot en met 28 februari 2010 beloopt 645 000 EUR.

2.   Uitgaven die uit het in lid 1 genoemde bedrag worden gefinancierd, komen voor financiering in aanmerking vanaf 1 maart 2009. De uitgaven worden beheerd volgens de procedures en voorschriften die van toepassing zijn op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen. Onderdanen van de landen van de westelijke Balkan mogen inschrijven bij aanbestedingen.

3.   Voor het uitgavenbeheer wordt een overeenkomst gesloten tussen de SVEU en de Commissie. De SVEU legt voor alle uitgaven verantwoording af aan de Commissie.

Artikel 6

Vorming en samenstelling van het team

1.   Er wordt een speciaal voor de Europese Unie bestemde staf benoemd die de SVEU moet bijstaan bij de uitvoering van zijn mandaat en zal bijdragen aan de samenhang, de zichtbaarheid en de doeltreffendheid van het algehele optreden van de Europese Unie in Kosovo. Binnen de grenzen van zijn mandaat en de daartoe vrijgemaakte financiële middelen is de SVEU verantwoordelijk voor het samenstellen van zijn team, in overleg met het voorzitterschap, bijgestaan door de SG/HV en in volledige samenspraak met de Commissie. In het team dient de door het mandaat vereiste deskundigheid inzake specifieke beleidsvraagstukken aanwezig te zijn. De SVEU deelt de SG/HV, het voorzitterschap en de Commissie de samenstelling van zijn team mee.

2.   De lidstaten en de instellingen van de Europese Unie kunnen voorstellen personeel te detacheren bij de SVEU. De bezoldiging van het personeel dat door een lidstaat of een instelling van de Europese Unie bij de SVEU wordt gedetacheerd, komt ten laste van de betrokken lidstaat of instelling van de Europese Unie. Door de lidstaten bij het secretariaat-generaal van de Raad gedetacheerde deskundigen kunnen ook ter beschikking van de SVEU worden gesteld. Internationaal aangeworven personeel moet de nationaliteit van een EU-lidstaat hebben.

3.   Al het gedetacheerde personeel blijft onder het administratieve gezag van de detacherende lidstaat of EU-instelling en voert zijn taken uit en handelt in het belang van de missie van de SVEU.

Artikel 7

Voorrechten en immuniteiten van de SVEU en zijn medewerkers

De voorrechten, immuniteiten en andere garanties die noodzakelijk zijn voor de uitvoering en het goede verloop van de missie van de SVEU en van zijn medewerkers, worden naargelang het geval overeengekomen. De lidstaten en de Commissie verlenen daartoe alle nodige steun.

Artikel 8

Beveiliging van gerubriceerde gegevens

1.   De SVEU en de leden van zijn team leven de beginselen en minimumnormen inzake beveiliging na die zijn vastgelegd in Besluit 2001/264/EG van de Raad van 19 maart 2001 tot vaststelling van beveiligingsvoorschriften van de Raad (4), met name wanneer zij gerubriceerde EU-gegevens behandelen.

2.   De SG/HV is gemachtigd om gerubriceerde gegevens en documenten van de Europese Unie tot op het niveau „CONFIDENTIEL UE” die ten behoeve van het optreden zijn opgesteld, overeenkomstig de beveiligingsvoorschriften van de Raad vrij te geven aan de NAVO/KFOR EU.

3.   De SG/HV is gemachtigd om, naargelang van de operationele behoeften van de SVEU, gerubriceerde gegevens en documenten van de Europese Unie tot op het niveau „RESTREINT UE”, die ten behoeve van het optreden zijn opgesteld, overeenkomstig de beveiligingsvoorschriften van de Raad vrij te geven aan de Verenigde Naties (VN) en de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE). Te dien einde worden plaatselijke regelingen opgesteld.

4.   De SG/HV is gemachtigd om niet-gerubriceerde documenten van de Europese Unie betreffende de beraadslagingen van de Raad over de missie die onder de geheimhoudingsplicht van artikel 6, lid 1, van het reglement van orde van de Raad (5) vallen, vrij te geven aan derden die bij dit gemeenschappelijk optreden betrokken zijn.

Artikel 9

Toegang tot informatie en logistieke steun

1.   De lidstaten, de Commissie en het secretariaat-generaal van de Raad zorgen ervoor dat de SVEU toegang krijgt tot alle relevante informatie.

2.   Het voorzitterschap, de Commissie en/of de lidstaten, naargelang van het geval, verlenen logistieke steun in de regio.

Artikel 10

Veiligheid

Overeenkomstig het beleid van de Europese Unie inzake de veiligheid van personeel dat op grond van titel V van het Verdrag betreffende de Europese Unie wordt ingezet in operaties buiten de Europese Unie, neemt de SVEU alle redelijkerwijs haalbare maatregelen voor de beveiliging van het personeel dat rechtstreeks onder zijn gezag staat, in overeenstemming met zijn mandaat en de veiligheidssituatie in het gebied waarvoor hij verantwoordelijk is:

a)

hij stelt op basis van richtsnoeren van het secretariaat-generaal van de Raad een missiespecifiek veiligheidsplan op dat onder meer missiespecifieke fysieke, organisatorische en procedurele beveiligingsmaatregelen voor het beheer van veilige personeelsbewegingen naar en binnen het missiegebied, alsmede het beheer van veiligheidsincidenten met inbegrip van een nood- en evacuatieplan voor de missie behelst;

b)

hij zorgt ervoor dat alle buiten de Europese Unie ingezette personeelsleden gedekt zijn door een op de omstandigheden in het missiegebied afgestemde verzekering tegen grote risico’s;

c)

hij zorgt ervoor dat alle buiten de Europese Unie in te zetten leden van zijn team, ook het ter plaatse aangeworven personeel, voor of bij aankomst in het missiegebied een passende beveiligingsopleiding hebben genoten waarvan de inhoud is bepaald op basis van de risicoklasse waarin het secretariaat-generaal van de Raad het missiegebied heeft ingedeeld;

d)

hij zorgt ervoor dat alle naar aanleiding van geregelde beveiligingsbeoordelingen overeengekomen aanbevelingen worden opgevolgd, en hij brengt aan de SG/HV, de Raad en de Commissie schriftelijk verslag uit over de uitvoering ervan en over andere veiligheidskwesties in het kader van zijn tussentijdse verslag en zijn verslag over de uitvoering van het mandaat.

Artikel 11

Rapportage

De SVEU brengt geregeld mondeling en schriftelijk verslag uit aan de SG/HV en aan het PVC. De SVEU brengt zo nodig ook verslag uit aan de groepen. De geregelde schriftelijke verslagen worden verspreid via het COREU-netwerk. Op aanbeveling van de SG/HV of het PVC kan de SVEU ook verslag uitbrengen aan de Raad Algemene zaken en externe betrekkingen.

Artikel 12

Coördinatie

1.   De SVEU bevordert de algehele politieke coördinatie van de Europese Unie. Hij helpt ervoor te zorgen dat alle EU-instrumenten ter plaatse op coherente wijze worden ingezet om de beleidsdoelstellingen van de Europese Unie te verwezenlijken. Daartoe worden de activiteiten van de SVEU gecoördineerd met die van het voorzitterschap en de Commissie, en in voorkomend geval met die van de andere SVEU’s die actief zijn in de regio. De SVEU verstrekt regelmatig informatie aan de missies van de lidstaten en aan de delegaties van de Commissie.

2.   Ter plaatse worden nauwe contacten onderhouden met het voorzitterschap, de Commissie en de hoofden van de missies van de lidstaten, die alles doen wat in hun vermogen ligt om de SVEU bij te staan in de uitvoering van zijn mandaat. De SVEU biedt plaatselijke politieke aansturing aan het hoofd van de rechtsstaatmissie van de Europese Unie in Kosovo (EULEX KOSOVO), ook betreffende de politieke aspecten van aangelegenheden in verband met uitvoeringsbevoegdheden. De SVEU en de civiele operationele commandant plegen indien nodig overleg.

3.   De SVEU onderhoudt eveneens contacten met relevante plaatselijke instanties en andere internationale en regionale actoren ter plaatse.

4.   De SVEU draagt samen met de andere EU-actoren die op het terrein aanwezig zijn, zorg voor de verspreiding en uitwisseling van informatie onder de EU-actoren ter plaatse, zodat een in hoge mate gemeenschappelijk situatiebewustzijn en een in hoge mate gemeenschappelijke situatiebeoordeling worden bewerkstelligd.

Artikel 13

Evaluatie

De uitvoering van dit gemeenschappelijk optreden en de samenhang ervan met andere bijdragen van de Europese Unie in de regio worden op gezette tijden geëvalueerd. De SVEU legt de SG/HV, de Raad en de Commissie vóór eind juni 2009 een voortgangsverslag, en uiterlijk medio november 2009 een uitvoerig verslag over de uitvoering van het mandaat voor. Deze verslagen vormen de basis voor de beoordeling van dit gemeenschappelijk optreden in de bevoegde groepen en door het PVC. In het kader van de algemene prioriteiten inzake inzet doet de SG/HV aanbevelingen aan het PVC inzake het besluit van de Raad tot verlenging, wijziging of beëindiging van het mandaat.

Artikel 14

Inwerkingtreding

Dit gemeenschappelijk optreden treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.

Artikel 15

Bekendmaking

Dit gemeenschappelijk optreden wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 16 februari 2009.

Voor de Raad

De voorzitter

O. LIŠKA


(1)  PB L 253 van 16.9.2006, blz. 29.

(2)  PB L 42 van 16.2.2008, blz. 92.

(3)  PB L 42 van 16.2.2008, blz. 88.

(4)  PB L 101 van 11.4.2001, blz. 1.

(5)  Besluit 2006/683/EG, Euratom van de Raad van 15 september 2006 houdende vaststelling van zijn reglement van orde (PB L 285 van 16.10.2006, blz. 47).


17.2.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 46/73


GEMEENSCHAPPELIJK STANDPUNT 2009/138/GBVB VAN DE RAAD

van 16 februari 2009

betreffende beperkende maatregelen tegen Somalië en tot intrekking van Gemeenschappelijk Standpunt 2002/960/GBVB

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name op artikel 15,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Raad heeft op 10 december 2002 Gemeenschappelijk Standpunt 2002/960/GBVB (1) vastgesteld in het verlengde van de Resoluties (UNSCR) 733 (1992), 1356 (2001) en 1425 (2002) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties met betrekking tot een wapenembargo tegen Somalië.

(2)

De Veiligheidsraad van de Verenigde Naties heeft op 20 november 2008 UNSCR 1844 (2008) aangenomen waarbij beperkende maatregelen worden ingevoerd tegen degenen die een vreedzaam politiek proces trachten te voorkomen of blokkeren en degenen die de federale overgangsinstellingen van Somalië of de missie van de Afrikaanse Unie in Somalië (AMISOM) bedreigen met geweld of actie ondernemen die de stabiliteit in Somalië of de regio ondermijnt.

(3)

Duidelijkheidshalve dienen de maatregelen die zijn opgelegd bij Gemeenschappelijk Standpunt 2002/960/GBVB en de maatregelen die moeten worden opgelegd krachtens UNSCR 1844 (2008) in één wetgevingsinstrument te worden opgenomen.

(4)

Gemeenschappelijk Standpunt 2002/960/GBVB moet derhalve worden ingetrokken.

(5)

Om een aantal maatregelen uit te voeren, is een optreden van de Gemeenschap vereist,

HEEFT HET VOLGENDE GEMEENSCHAPPELIJK STANDPUNT VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   De levering of de verkoop aan Somalië van wapentuig en aanverwant materiaal van alle soorten, waaronder wapens en munitie, militaire voertuigen en militaire uitrusting, paramilitaire uitrusting, en onderdelen daarvoor, door onderdanen van de lidstaten of vanaf het grondgebied van de lidstaten, ongeacht de vraag of de goederen daar oorspronkelijk vandaan komen, is verboden.

2.   De rechtstreekse of onrechtstreekse verstrekking aan Somalië van technisch advies, financiële of andere bijstand, en opleiding in verband met militaire activiteiten, waaronder met name technische opleiding en bijstand in samenhang met de levering, de fabricage, het onderhoud of het gebruik van de in lid 1 genoemde goederen door onderdanen van de lidstaten of vanaf het grondgebied van de lidstaten is verboden.

3.   De leden 1 en 2 zijn niet van toepassing op:

a)

de levering of de verkoop van wapentuig en aanverwant materieel van alle soorten en de rechtstreekse of onrechtstreekse verstrekking van technisch advies, financiële of andere bijstand, alsmede opleiding in verband met militaire activiteiten, die alleen bestemd zijn voor de ondersteuning van of het gebruik door de AMISOM-missie overeenkomstig punt 4 van Resolutie 1744 (2007) van de VN-Veiligheidsraad, of die alleen bestemd zijn voor gebruik door landen en regionale organisaties die maatregelen treffen overeenkomstig punt 6 van Resolutie 1851 (2008) van de VN-Veiligheidsraad en punt 10 van Resolutie 1846 (2008) van de VN-Veiligheidsraad;

b)

de levering of de verkoop van wapentuig en aanverwant materieel van alle soorten en de rechtstreekse of onrechtstreekse verstrekking van technisch advies, die alleen bestemd zijn voor de hulp bij de ontwikkeling van de instellingen van de veiligheidssector, in overeenstemming met het politieke proces als omschreven in de punten 1, 2 en 3 van Resolutie 1744 (2007) van de VN-Veiligheidsraad, en mits het bij punt 11 van Resolutie 751 (1992) van de VN-Veiligheidsraad ingestelde Comité (hierna „het Sanctiecomité”) niet binnen vijf werkdagen na ontvangst van de kennisgeving een negatief besluit heeft genomen;

c)

leveringen van niet-dodelijke militaire uitrusting die uitsluitend voor humanitaire of beschermende doeleinden bestemd is, of van materieel dat bestemd is voor programma’s van de Unie, de Gemeenschap of de lidstaten voor het opzetten van instellingen, onder meer op het gebied van veiligheid, die in het kader van het vredes- en verzoeningsproces worden uitgevoerd en waaraan vooraf door het Sanctiecomité goedkeuring is verleend, noch op beschermende kleding, waaronder scherfwerende vesten en militaire helmen, die door VN-personeel, vertegenwoordigers van de media, medewerkers van humanitaire organisaties en ontwikkelingswerkers en aanverwant personeel louter voor persoonlijk gebruik tijdelijk naar Somalië worden uitgevoerd.

Artikel 2

De in artikel 3, artikel 4, lid 1, en artikel 5, leden 1 en 2, bepaalde beperkende maatregelen worden opgelegd aan personen en entiteiten die door het Sanctiecomité zijn aangewezen, en:

die handelingen verrichten of steunen die de vrede, de veiligheid of de stabiliteit van Somalië bedreigen, met inbegrip van handelingen die het akkoord van Djibouti van 18 augustus 2008 of het politieke proces bedreigen, dan wel de federale overgangsinstellingen of AMISOM bedreigen met geweld;

die het wapenembargo en de aanverwante maatregelen als genoemd in artikel 1 hebben geschonden;

die de levering van humanitaire bijstand aan Somalië of de toegang tot, of verdeling van, humanitaire bijstand in Somalië belemmeren.

De lijst van de bedoelde personen en entiteiten is vervat in de bijlage.

Artikel 3

De lidstaten nemen de nodige maatregelen ter voorkoming van de rechtstreekse en onrechtstreekse levering, verkoop of overdracht van wapens en militaire uitrusting, en van de rechtstreekse of onrechtstreekse verstrekking van technische bijstand of opleiding, financiële en andere bijstand, waaronder investeringen, tussenhandel of andere financiële diensten, die verband houden met militaire activiteiten of met de levering, de verkoop, de overdracht, de fabricage, het onderhoud of het gebruik van wapens en militaire uitrusting, aan de in artikel 2 bedoelde personen of entiteiten.

Artikel 4

1.   De lidstaten nemen de nodige maatregelen om de binnenkomst op of doorreis via hun grondgebied van de in artikel 2 bedoelde personen te beletten.

2.   Lid 1 verplicht lidstaten niet eigen onderdanen te beletten hun grondgebied binnen te komen.

3.   Lid 1 is niet van toepassing wanneer het Sanctiecomité:

a)

per geval bepaalt dat de binnenkomst of doorreis op humanitaire gronden, die ook een geloofsplicht kunnen inhouden, gewettigd is,

b)

per geval bepaalt dat een ontheffing de doelstellingen van vrede en nationale verzoening in Somalië en stabiliteit in de regio bevordert.

4.   In de gevallen waarin een lidstaat krachtens lid 3 machtiging verleent tot binnenkomst in of doorreis via zijn grondgebied van door het Sanctiecomité aangewezen personen, geldt deze machtiging alleen voor het doel waarvoor zij is verleend en alleen voor de personen waarop zij betrekking heeft.

Artikel 5

1.   Alle tegoeden en economische middelen die rechtstreeks of onrechtstreeks in bezit zijn of onder zeggenschap staan van de in artikel 2 bedoelde personen of entiteiten, of die worden gehouden door entiteiten waarvan de eigendom of de zeggenschap rechtstreeks of onrechtstreeks berust bij die personen of entiteiten, dan wel bij personen of entiteiten die namens deze of op hun aanwijzing handelen, als aangewezen door het Sanctiecomité, worden bevroren. De betrokken personen en entiteiten worden genoemd in de bijlage.

2.   Tegoeden of economische middelen worden rechtstreeks noch onrechtstreeks aan of ten behoeve van de in lid 1 bedoelde personen of entiteiten ter beschikking gesteld.

3.   Lidstaten mogen ontheffingen van de in de leden 1 en 2 genoemde maatregelen toestaan voor tegoeden en economische middelen die:

a)

noodzakelijk zijn ter dekking van basisuitgaven, zoals betalingen voor voedsel, huur of hypotheeklasten, geneesmiddelen of geneeskundige behandelingen, belastingen, verzekeringspremies of openbare voorzieningen;

b)

uitsluitend bestemd zijn voor de betaling van redelijke honoraria en de vergoeding van gemaakte kosten in verband met de verlening van juridische diensten;

c)

uitsluitend bestemd zijn voor de betaling van honoraria of kosten, overeenkomstig het nationaal recht, voor alleen het houden of beheren van bevroren tegoeden en economische middelen;

d)

noodzakelijk zijn ter dekking van uitzonderlijke uitgaven, na kennisgeving door de betrokken lidstaat aan het Sanctiecomité en goedkeuring door dit comité;

e)

het voorwerp zijn van een justitieel, administratief of arbitraal retentierecht of uitspraak; in dat geval kunnen de tegoeden en economische middelen worden gebruikt om het retentierecht uit te oefenen of de uitspraak ten uitvoer te leggen mits het retentierecht of de uitspraak vóór de aanwijzing van de betrokken persoon of entiteit door het Sanctiecomité is ingegaan, respectievelijk is gedaan, en niet ten goede komt aan een in artikel 2 genoemde persoon of entiteit, een en ander na kennisgeving door de betrokken lidstaat aan het Sanctiecomité.

4.   De in lid 3, onder a), b) en c), bedoelde ontheffingen kunnen worden verleend na kennisgeving aan het Sanctiecomité door de betrokken lidstaat van zijn voornemen om, waar van toepassing, toestemming te verlenen voor de toegang tot dergelijke tegoeden en economische middelen en bij uitblijven van een negatief besluit van het Sanctiecomité binnen drie werkdagen na deze kennisgeving.

5.   Lid 2 is niet van toepassing op de bijboeking op bevroren rekeningen van:

a)

rente of andere inkomsten op die rekeningen, of

b)

betalingen die verschuldigd zijn krachtens contracten, overeenkomsten of verplichtingen die zijn gesloten of ontstaan vóór de datum waarop beperkende maatregelen op deze rekeningen van toepassing werden,

mits deze rente, andere inkomsten en betalingen onder lid 1 blijven vallen.

Artikel 6

De Raad stelt de in de bijlage vervatte lijst op en wijzigt deze overeenkomstig de aanwijzingen van het Sanctiecomité.

Artikel 7

Dit gemeenschappelijk standpunt wordt van kracht op de dag waarop het wordt vastgesteld.

Artikel 8

Dit gemeenschappelijk standpunt wordt zo nodig herzien, gewijzigd of ingetrokken op basis van door de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties genomen besluiten.

Artikel 9

Gemeenschappelijk Standpunt 2002/960/GBVB wordt ingetrokken.

Artikel 10

Dit gemeenschappelijk standpunt wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 16 februari 2009.

Voor de Raad

De voorzitter

O. LIŠKA


(1)  PB L 334 van 11.12.2002, blz. 1.


BIJLAGE

Lijst van personen en entiteiten bedoeld in de artikelen 2, 3, 4 en 5


17.2.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 46/76


GEMEENSCHAPPELIJK STANDPUNT 2009/139/GBVB VAN DE RAAD

van 16 februari 2009

tot verlenging van de beperkende maatregelen tegen de leiders van de regio Trans-Nistrië van de Republiek Moldavië

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name op artikel 15,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Raad heeft op 25 februari 2008 Gemeenschappelijk Standpunt 2008/160/GBVB inzake beperkende maatregelen tegen de leiders van de regio Trans-Nistrië in de Republiek Moldavië (1) vastgesteld. Dat gemeenschappelijk standpunt is van toepassing tot 27 februari 2009.

(2)

Na een evaluatie van Gemeenschappelijk Standpunt 2008/160/GBVB wordt het wenselijk geacht de toepassing van de beperkende maatregelen met 12 maanden te verlengen.

(3)

Bijlage I en Bijlage II bij Gemeenschappelijk Standpunt 2008/160/GBVB moeten worden gewijzigd na een wijziging van de functie van bepaalde personen die onder de beperkende maatregelen vallen,

HEEFT HET VOLGENDE GEMEENSCHAPPELIJK STANDPUNT VASTGESTELD:

Artikel 1

Gemeenschappelijk Standpunt 2008/160/GBVB wordt verlengd tot 27 februari 2010.

Artikel 2

Bijlage I en bijlage II bij Gemeenschappelijk Standpunt 2008/160/GBVB worden vervangen door de tekst in bijlage I en bijlage II bij dit gemeenschappelijk standpunt.

Artikel 3

Dit gemeenschappelijk standpunt wordt van kracht de dag waarop het wordt vastgesteld.

Artikel 4

Dit gemeenschappelijk standpunt wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 16 februari 2009.

Voor de Raad

De voorzitter

O. LIŠKA


(1)  PB L 51 van 26.2.2008, blz. 23.


BIJLAGE

„BIJLAGE I

Lijst van de in artikel 1, lid 1, onder i), bedoelde personen

1.

SMIRNOV, Igor Nikolajevitsj, „president”, geboren op 23 oktober 1941 in Chabarovsk, Russische Federatie, Russisch paspoort nr. 50No0337530.

2.

SMIRNOV, Vladimir Igorjevitsj, zoon van nr. 1, „voorzitter van het Staatscomité voor douanezaken”, geboren op 3 april 1961 in Koepiansk, oblast Charkov of Novaja Kachovka, oblast Cherson, Oekraïne, Russisch paspoort nr. 50No00337016.

3.

SMIRNOV, Oleg Igorjevitsj, zoon van nr. 1, „adviseur van het Staatscomité voor douanezaken”, „lid van de Opperste Sovjet”, geboren op 8 augustus 1967 in Novaja Kachovka, oblast Cherson, Oekraïne, Russisch paspoort nr. 60No1907537.

4.

MARAKOETSA, Grigorij Stepanovitsj, „lid van de Opperste Sovjet”, „speciale vertegenwoordiger van de Opperste Sovjet voor interparlementaire betrekkingen”, geboren op 15 oktober 1942 in Teja, rayon Grigoriopol, Republiek Moldavië, oud Sovjetpaspoort nr. 8BM724835.

5.

LITSKAJ, Valerij Anatoljevitsj, voormalig „minister van Buitenlandse Zaken”, geboren op 13 februari 1949 in Tver, Russische Federatie, Russisch paspoort nr. 51No0076099, afgegeven op 9 augustus 2000.

6.

CHAZJEJEV, Stanislav Galimovitsj, „minister van Defensie”, geboren op 28 december 1941 in Tsjeljabinsk, Russische Federatie.

7.

ANTYOEFEJEV, Vladimir Joerjevitsj, alias SJEVTSOV, Vadim, „minister van Staatsveiligheid”, geboren in 1951 in Novosibirsk, Russische Federatie, Russisch paspoort.

8.

KOROLJOV, Aleksandr Ivanovitsj, „vicepresident”, geboren op 24 oktober 1958 in Wroclaw, Polen, Russisch paspoort.

9.

BALALA, Viktor Aleksejevitsj, voormalig „minister van Justitie”, geboren in 1961 in Vinnitsa, Oekraïne.

10.

ZACHAROV, Viktor Pavlovitsj, voormalig „procureur-generaal van Trans-Nistrië”, geboren in 1948 in Kamenka, Republiek Moldavië.

11.

GOEDYMO, Oleg Andrejevitsj, „lid van de Opperste Sovjet”, „voorzitter van het Comité voor veiligheid, defensie en vredeshandhaving van de Opperste Sovjet”, voormalige „onderminister van Veiligheid”, geboren op 11 september 1944 in Almaty, Kazachstan, Russisch paspoort nr. 51No0592094.

12.

KRASNOSELSKIJ, Vadim Nikolajevitsj, „minister van Binnenlandse Zaken”, geboren op 14 april 1970 in Daurija, rayon Trans-Baikal, oblast Tsjita, Russische Federatie.

13.

ATAMANIOEK, Vladimir, „onderminister van Defensie”.”


BIJLAGE II

„BIJLAGE II

Lijst van de in artikel 1, lid 1, onder ii), bedoelde personen

1.

OERSKAJA, Galina Vasiljevna, voormalig „minister van Justitie”, geboren op 10 december 1957 in Pjatiletka, rayon Briansk, oblast Briansk, Russische Federatie.

2.

MAZOER, Igor Leonidovitsj, „hoofd overheidsdiensten van de rayon Dubăsari”, geboren op 29 januari 1967 in Dubăsari, Republiek Moldavië.

3.

PLATONOV, Joerij Michajlovitsj, bekend als Joerij PLATONOV, „hoofd overheidsdiensten van de rayon Rybnitsa en de stad Rybnitsa”, geboren op 16 januari 1948 in Klimkovo, rayon Poddorje, oblast Novgorod, Russisch paspoort nr. 51No0527002, afgegeven door de Russische ambassade in Chisinau op 4 mei 2001.

4.

TSJERBOELENKO, Alla Viktorovna, „plaatsvervangend hoofd van de overheidsdiensten van Rybnitsa”, bevoegd voor onderwijsvraagstukken.

5.

KOGOET, Vjetsjeslav Vasiljevitsj, „hoofd van de overheidsdiensten in Bender”, geboren op 16 februari 1950 in Taraclia, rayon Ceadir-Lunga, Republiek Moldavië.

6.

KOSTIRKO, Viktor Ivanovitsj, „hoofd van de overheidsdiensten in Tiraspol”, geboren op 24 mei 1948, Komsomolsk aan de Amoer, kraj Chabarovsk, Russische Federatie.”


Rectificaties

17.2.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 46/79


Rectificatie van Verordening (EG) nr. 77/2009 van de Commissie van 26 januari 2009 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 314/2004 van de Raad betreffende bepaalde beperkende maatregelen tegen Zimbabwe

( Publicatieblad van de Europese Unie L 23 van 27 januari 2009 )

Bladzijde 8, punt 24 van de bijlage:

in plaats van:

„Datum van aanwijzing bedoeld in artikel 7, lid 2: 16.6.2005”,

te lezen:

„Datum van aanwijzing bedoeld in artikel 7, lid 2: 27.1.2009”.

Bladzijde 15, punt 122 van de bijlage:

in plaats van:

„Functie / Reden voor opname in lijst, identificatiegegevens: Assistent-inspecteur Zimbabwaans Nationaal Leger.”,

te lezen:

„Functie / Reden voor opname in lijst, identificatiegegevens: Assistent-inspecteur van de Zimbabwe Republic Police.”.