ISSN 1725-2598

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 344

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

51e jaargang
20 december 2008


Inhoud

 

I   Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie verplicht is

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Verordening (EG) nr. 1299/2008 van de Raad van 9 december 2008 tot vaststelling, voor het visseizoen 2009, van de oriëntatieprijzen en de communautaire productieprijzen voor bepaalde visserijproducten overeenkomstig Verordening (EG) nr. 104/2000

1

 

*

Verordening (EG) nr. 1300/2008 van de Raad van 18 december 2008 tot vaststelling van een meerjarenplan voor het haringbestand in het gebied ten westen van Schotland en de visserijen die dat bestand exploiteren

6

 

 

Verordening (EG) nr. 1301/2008 van de Commissie van 19 december 2008 tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

10

 

*

Verordening (EG, Euratom) nr. 1302/2008 van de Commissie van 17 december 2008 over de centrale gegevensbank van uitsluitingen

12

 

*

Verordening (EG) nr. 1303/2008 van de Commissie van 18 december 2008 houdende rectificatie van Verordening (EG) nr. 983/2008 tot vaststelling van een programma voor de toewijzing aan de lidstaten van aan het begrotingsjaar 2009 toe te rekenen middelen voor de levering van levensmiddelen uit de interventievoorraden aan de meest behoeftigen in de Gemeenschap

27

 

*

Verordening (EG) nr. 1304/2008 van de Commissie van 19 december 2008 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1266/2007 wat betreft de voorwaarden waaronder bepaalde dieren van vatbare soorten worden vrijgesteld van het verplaatsingsverbod overeenkomstig Richtlijn 2000/75/EG van de Raad ( 1 )

28

 

*

Verordening (EG) nr. 1305/2008 van de Commissie van 19 december 2008 houdende goedkeuring van minimale wijzigingen van het productdossier van een benaming die is opgenomen in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen (Maroilles ou Marolles (BOB))

30

 

*

Verordening (EG) nr. 1306/2008 van de Commissie van 17 december 2008 tot vaststelling van de communautaire verkoopprijzen voor de in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 104/2000 genoemde visserijproducten voor het visseizoen 2009

35

 

*

Verordening (EG) nr. 1307/2008 van de Commissie van 19 december 2008 tot vaststelling van de referentieprijzen voor bepaalde visserijproducten voor het visseizoen 2009

37

 

*

Verordening (EG) nr. 1308/2008 van de Commissie van 19 december 2008 tot vaststelling van het bedrag van de steun voor de particuliere opslag van bepaalde visserijproducten voor het visseizoen 2009

41

 

*

Verordening (EG) nr. 1309/2008 van de Commissie van 19 december 2008 tot vaststelling van de communautaire ophoudprijzen en verkoopprijzen voor de in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 104/2000 genoemde visserijproducten voor het visseizoen 2009

42

 

*

Verordening (EG) nr. 1310/2008 van de Commissie van 19 december 2008 tot vaststelling van de forfaitaire waarde van de in het visseizoen 2009 uit de markt genomen visserijproducten die in aanmerking wordt genomen voor de berekening van de financiële vergoeding en het hierop betrekking hebbende voorschot

52

 

*

Verordening (EG) nr. 1311/2008 van de Commissie van 19 december 2008 tot vaststelling van het bedrag van de steun voor verkoopuitstel en van de forfaitaire premie voor bepaalde visserijproducten voor het visseizoen 2009

54

 

*

Verordening (EG) nr. 1312/2008 van de Commissie van 19 december 2008 houdende vaststelling van de omrekeningsgetallen, de bewerkingskosten en de waarde van de bijproducten toevallend aan de verschillende verwerkingsstadia van rijst (Gecodificeerde versie)

56

 

*

Verordening (EG) nr. 1313/2008 van de Commissie van 19 december 2008 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 501/2008 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 3/2008 van de Raad inzake voorlichtings- en afzetbevorderingsacties voor landbouwproducten op de binnenmarkt en in derde landen

61

 

*

Verordening (EG) nr. 1314/2008 van de Commissie van 19 december 2008 tot 102e wijziging van Verordening (EG) nr. 881/2002 tot vaststelling van bepaalde specifieke beperkende maatregelen tegen sommige personen en entiteiten die banden hebben met Usama bin Laden, het Al-Qa‘ida-netwerk en de Taliban

64

 

 

Verordening (EG) nr. 1315/2008 van de Commissie van 19 december 2008 inzake de afgifte van invoercertificaten voor de aanvragen die tijdens de eerste zeven dagen van december 2008 in het kader van de bij Verordening (EG) nr. 533/2007 geopende tariefcontingenten zijn ingediend voor vlees van pluimvee

66

 

 

Verordening (EG) nr. 1316/2008 van de Commissie van 19 december 2008 inzake de afgifte van invoercertificaten voor de aanvragen die tijdens de eerste zeven dagen van december 2008 in het kader van de bij Verordening (EG) nr. 539/2007 geopende tariefcontingenten zijn ingediend voor bepaalde producten in de sector eieren en ovoalbumine

68

 

 

Verordening (EG) nr. 1317/2008 van de Commissie van 19 december 2008 inzake de afgifte van invoercertificaten voor de aanvragen die tijdens de eerste zeven dagen van december 2008 in het kader van het bij Verordening (EG) nr. 1385/2007 geopende tariefcontingent zijn ingediend voor vlees van pluimvee

70

 

 

Verordening (EG) nr. 1318/2008 van de Commissie van 19 december 2008 inzake de afgifte van invoercertificaten voor de aanvragen die tijdens de eerste zeven dagen van december 2008 in het kader van het bij Verordening (EG) nr. 536/2007 geopende en aan de Verenigde Staten van Amerika toegewezen tariefcontingent zijn ingediend voor vlees van pluimvee

72

 

 

Verordening (EG) nr. 1319/2008 van de Commissie van 19 december 2008 inzake de afgifte van invoercertificaten voor de aanvragen die tijdens de eerste zeven dagen van december 2008 in het kader van het bij Verordening (EG) nr. 1384/2007 geopende tariefcontingent zijn ingediend voor vlees van pluimvee van oorsprong uit Israël

73

 

 

Verordening (EG) nr. 1320/2008 van de Commissie van 19 december 2008 inzake de afgifte van invoercertificaten voor de aanvragen die tijdens de eerste zeven dagen van december 2008 in het kader van het bij Verordening (EG) nr. 1383/2007 geopende tariefcontingent zijn ingediend voor vlees van pluimvee van oorsprong uit Turkije

75

 

 

Verordening (EG) nr. 1321/2008 van de Commissie van 19 december 2008 inzake de afgifte van invoercertificaten voor de aanvragen die tijdens de eerste zweven dagen van de maand december 2008 in het kader van de bij Verordening (EG) nr. 616/2007 geopende tariefcontingenten zijn ingediend voor vlees van pluimvee

76

 

 

RICHTLIJNEN

 

*

Richtlijn 2008/125/EG van de Commissie van 19 december 2008 tot wijziging van Richtlijn 91/414/EEG om aluminiumfosfide, calciumfosfide, magnesiumfosfide, cymoxanil, dodemorf, 2,5-dichloorbenzoëzuurmethylester, metamitron, sulcotrione, tebuconazool en triadimenol op te nemen als werkzame stoffen ( 1 )

78

 

*

Richtlijn 2008/127/EG van de Commissie van 18 december 2008 tot wijziging van Richtlijn 91/414/EEG van de Raad teneinde verscheidene werkzame stoffen op te nemen ( 1 )

89

 

 

II   Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie niet verplicht is

 

 

BESLUITEN/BESCHIKKINGEN

 

 

Commissie

 

 

2008/965/EG

 

*

Beschikking van de Commissie van 5 december 2008 betreffende de financiële steun van de Gemeenschap voor 2009 voor bepaalde communautaire referentielaboratoria op het gebied van diergezondheid en levende dieren (Kennisgeving geschied onder nummer C(2008) 7667)

112

 

 

2008/966/EG

 

*

Beschikking van de Commissie van 12 december 2008 tot vaststelling, op grond van Richtlijn 92/43/EEG van de Raad, van de initiële lijst van gebieden van communautair belang voor de biogeografische regio steppengebied (Kennisgeving geschied onder nummer C(2008) 8066)

117

 

 

2008/967/EG

 

*

Beschikking van de Commissie van 12 december 2008 betreffende de niet-opneming van koolstofmonoxide in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG van de Raad en de intrekking van de toelatingen voor gewasbeschermingsmiddelen die deze stof bevatten (Kennisgeving geschied onder nummer C(2008) 8077)  ( 1 )

121

 

 

2008/968/EG

 

*

Beschikking van de Commissie van 12 december 2008 tot verlening van een vergunning voor het in de handel brengen van arachidonzuurrijke olie van Mortierella alpina als een nieuw voedselingrediënt krachtens Verordening (EG) nr. 258/97 van het Europees Parlement en de Raad (Kennisgeving geschied onder nummer C(2008) 8080)

123

 

 

2008/969/EG, Euratom

 

*

Besluit van de Commissie van 16 december 2008 betreffende het systeem voor vroegtijdige waarschuwing dat door de ordonnateurs van de Commissie en de uitvoerende agentschappen kan worden gebruikt

125

 

 

III   Besluiten op grond van het EU-Verdrag

 

 

BESLUITEN OP GROND VAN TITEL V VAN HET EU-VERDRAG

 

 

2008/970/GBVB

 

*

Besluit EUPOL COPPS/1/2008 van het Politiek en Veiligheidscomité van 16 december 2008 betreffende de benoeming van het hoofd van de politiemissie van de Europese Unie voor de Palestijnse Gebieden

139

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


I Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie verplicht is

VERORDENINGEN

20.12.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 344/1


VERORDENING (EG) Nr. 1299/2008 VAN DE RAAD

van 9 december 2008

tot vaststelling, voor het visseizoen 2009, van de oriëntatieprijzen en de communautaire productieprijzen voor bepaalde visserijproducten overeenkomstig Verordening (EG) nr. 104/2000

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 104/2000 van de Raad van 17 december 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector visserijproducten en producten van de aquacultuur (1), en met name op artikel 18, lid 3, en artikel 26, lid 1,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In artikel 18, lid 1, en artikel 26, lid 1, van Verordening (EG) nr. 104/2000 is bepaald dat er elk visseizoen een oriëntatieprijs en een communautaire productieprijs moeten worden vastgesteld om het prijspeil voor de interventies op de markt voor bepaalde visserijproducten vast te stellen.

(2)

Artikel 18, lid 1, van Verordening (EG) nr. 104/2000 schrijft voor dat voor alle in de bijlagen I en II bij die verordening vermelde producten of groepen van producten een oriëntatieprijs wordt vastgesteld.

(3)

Op grond van de thans beschikbare gegevens betreffende de prijzen voor de betrokken producten en op grond van de in artikel 18, lid 2, van Verordening (EG) nr. 104/2000 vermelde criteria is het dienstig de oriëntatieprijzen voor het visseizoen 2009 naar gelang van de vissoort te verhogen, ongewijzigd te laten of te verlagen.

(4)

In artikel 26, lid 1, van Verordening (EG) nr. 104/2000 is bepaald dat voor elk van de in bijlage III bij die verordening vermelde visserijproducten de communautaire productieprijs wordt vastgesteld. Het is dienstig de communautaire productieprijs voor één van deze producten vast te stellen en deze prijs voor andere producten te berekenen met behulp van de bij Verordening (EG) nr. 802/2006 van de Commissie van 30 mei 2006 tot vaststelling van de aanpassingscoëfficiënten voor vis van de geslachten Thunnus en Euthynnus  (2) vastgestelde aanpassingscoëfficiënten.

(5)

Uitgaande van de in artikel 18, lid 2, eerste en tweede streepje, en artikel 26, lid 1, van Verordening (EG) nr. 104/2000 vermelde criteria, moet de communautaire productieprijs voor het visseizoen 2009 worden aangepast.

(6)

Gezien de urgentie van de zaak is het dienstig een uitzondering toe te staan op de in punt 1, onder 3, van het aan het EU-Verdrag gehechte Protocol betreffende de rol van de nationale parlementen bedoelde periode van zes weken,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Voor het visseizoen van 1 januari tot en met 31 december 2009 zijn de in artikel 18, lid 1, van Verordening (EG) nr. 104/2000 bedoelde oriëntatieprijzen de in bijlage I bij de onderhavige verordening vermelde prijzen.

Artikel 2

Voor het visseizoen van 1 januari tot en met 31 december 2009 zijn de in artikel 26, lid 1, van Verordening (EG) nr. 104/2000 bedoelde communautaire productieprijzen de in bijlage II bij de onderhavige verordening vermelde prijzen.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2009.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 9 december 2008.

Voor de Raad

De voorzitter

D. BUSSEREAU


(1)  PB L 17 van 21.1.2000, blz. 22.

(2)  PB L 144 van 31.5.2006, blz. 15.


BIJLAGE I

Bijlagen

Soort

Producten van de bijlagen I en II van Verordening (EG) nr. 104/2000

Aanbiedingsvorm

Oriëntatieprijs

(in EUR/ton)

I

1.

Haring van de soort Clupea harengus

In gehele staat

281

2.

Sardines van de soort Sardina pilchardus

In gehele staat

574

3.

Doornhaai (Squalus acanthias)

In gehele staat of Ontdaan van ingewanden, met kop

1 112

4.

Hondshaai (Scyliorhinus spp.)

In gehele staat of Ontdaan van ingewanden, met kop

725

5.

Roodbaars (Sebastes spp.)

In gehele staat

1 200

6.

Kabeljauw van de soort Gadus morhua

In gehele staat of ontdaan van ingewanden, met kop

1 655

7.

Koolvis (Pollachius virens)

In gehele staat of ontdaan van ingewanden, met kop

776

8.

Schelvis (Melanogrammus aeglefinus)

In gehele staat of ontdaan van ingewanden, met kop

1 038

9.

Wijting (Merlangius merlangus)

In gehele staat of ontdaan van ingewanden, met kop

955

10.

Leng (Molva spp.)

In gehele staat of ontdaan van ingewanden, met kop

1 214

11.

Makreel van de soort Scomber scombrus

In gehele staat

323

12.

Makreel van de soort Scomber japonicus

In gehele staat

291

13.

Ansjovis (Engraulis spp.)

In gehele staat

1 300

14.

Schol (Pleuronectes platessa)

In gehele staat of ontdaan van ingewanden, met kop van 1.1.2009 tot 30.4.2009

1 079

In gehele staat of ontdaan van ingewanden, met kop van 1.5.2009 tot 31.12.2009

1 499

15.

Heek van de soort Merluccius merluccius

In gehele staat of ontdaan van ingewanden, met kop

3 620

16.

Schartong (Lepidorhombus spp.)

In gehele staat of ontdaan van ingewanden, met kop

2 528

17.

Schar (Limanda limanda)

In gehele staat of ontdaan van ingewanden, met kop

854

18.

Bot (Platichthys flesus)

In gehele staat of ontdaan van ingewanden, met kop

522

19.

Witte tonijn (Thunnus alalunga)

In gehele staat

2 197

Ontdaan van ingewanden, met kop

2 415

20.

Inktvis (Sepia officinalis en Rossia macrosoma)

In gehele staat

1 729

21.

Zeeduivel (Lophius spp.)

In gehele staat of ontdaan van ingewanden, met kop

2 968

Zonder kop

6 107

22.

Garnalen van de soort Crangon crangon

Enkel gekookt in water

2 498

23.

Noorse garnaal (Pandalus borealis)

Enkel gekookt in water

6 539

Vers of gekoeld

1 622

24.

Noordzeekrab (Cancer pagurus)

In gehele staat

1 783

25.

Langoestine (Nephrops norvegicus)

In gehele staat

5 470

Staarten

4 364

26.

Tong (Solea spp.)

In gehele staat of ontdaan van ingewanden, met kop

6 880

II

1.

Zwarte heilbot (Reinhardtius hippoglossoides)

Bevroren, in oorspronkelijke verpakking, bevattende homogene producten

1 955

2.

Heek van de soort Merluccius spp.

Bevroren, in gehele staat, in oorspronkelijke verpakking, bevattende homogene producten

1 196

Bevroren, filets, in oorspronkelijke verpakking, bevattende homogene producten

1 483

3.

Zeebrasem (Dentex dentex en Pagellus spp.)

Bevroren, in partijen of in oorspronkelijke verpakking, bevattende homogene producten

1 554

4.

Zwaardvis (Xiphias gladius)

Bevroren, in gehele staat, in oorspronkelijke verpakking, bevattende homogene producten

3 998

5.

Inktvis (Sepia officinalis) (Rossia macrosoma) (Sepiola rondeletti)

Bevroren, in oorspronkelijke verpakking, bevattende homogene producten

1 954

6.

Achtarmige inktvis (Octopus spp.)

Bevroren, in oorspronkelijke verpakking, bevattende homogene producten

2 183

7.

Pijlinktvis (Loligo spp.)

Bevroren, in oorspronkelijke verpakking, bevattende homogene producten

1 203

8.

Pijlinktvis (Ommastrephes sagittatus)

Bevroren, in oorspronkelijke verpakking, bevattende homogene producten

961

9.

Illex argentinus

Bevroren, in oorspronkelijke verpakking, bevattende homogene producten

869

10.

Garnalen van de familie Penaeidae

 

 

Garnalen van de soort Parapenaeus Longirostris

Bevroren, in oorspronkelijke verpakking, bevattende homogene producten

4 032

Andere soorten van de familie Penaeidae

Bevroren, in oorspronkelijke verpakking, bevattende homogene producten

7 897


BIJLAGE II

Soort

Producten van bijlage III bij Verordening (EG) nr. 104/2000

Gewicht

Handelskenmerken

Communautaire productieprijs

(EUR/t)

Geelvintonijn (Thunnus albacares)

met een gewicht van meer dan 10 kg per stuk

In gehele staat

1 275

Ontdaan van ingewanden en kieuwen

 

Overige

 

met een gewicht van niet meer dan 10 kg per stuk

In gehele staat

 

Ontdaan van ingewanden en kieuwen

 

Overige

 

Witte tonijn (Thunnus alalunga)

met een gewicht van meer dan 10 kg per stuk

In gehele staat

 

Ontdaan van ingewanden en kieuwen

 

Overige

 

met een gewicht van niet meer dan 10 kg per stuk

In gehele staat

 

Ontdaan van ingewanden en kieuwen

 

Overige

 

Gestreepte tonijn (Katsuwonus pelamis)

 

In gehele staat

 

 

Ontdaan van ingewanden en kieuwen

 

 

Overige

 

Blauwvintonijn (Thunnus thynnus)

 

In gehele staat

 

 

Ontdaan van ingewanden en kieuwen

 

 

Overige

 

Andere soorten van de geslachten (Thunnus en Euthynnus)

 

In gehele staat

 

 

Ontdaan van ingewanden en kieuwen

 

 

Overige

 


20.12.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 344/6


VERORDENING (EG) Nr. 1300/2008 VAN DE RAAD

van 18 december 2008

tot vaststelling van een meerjarenplan voor het haringbestand in het gebied ten westen van Schotland en de visserijen die dat bestand exploiteren

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 37,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Parlement (1),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad van 20 december 2002 inzake de instandhouding en de duurzame exploitatie van de visbestanden in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid (2) schrijft voor dat de Gemeenschap, om het aldaar genoemde doel te bereiken, de voorzorgsaanpak toepast bij het nemen van maatregelen om de levende aquatische hulpbronnen te beschermen en in stand te houden, voor een duurzame exploitatie van die hulpbronnen te zorgen en het effect van visserijactiviteiten op de mariene ecosystemen zo gering mogelijk te houden.

(2)

Uit recente wetenschappelijke adviezen van de Internationale Raad voor het Onderzoek van de Zee (ICES) en het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de visserij (WTECV) komt naar voren dat het bestand van de haring (Clupea harengus) in de zeeën ten westen van Schotland enigszins wordt overbevist in verhouding tot de maximale duurzame opbrengst.

(3)

Het is passend dat een meerjarenplan wordt opgesteld om ervoor te zorgen dat dit visbestand wordt geëxploiteerd op basis van de maximale duurzame opbrengst en in omstandigheden die in economisch, ecologisch en sociaal opzicht duurzaam zijn.

(4)

Het plan dient gericht te zijn op de geleidelijke tenuitvoerlegging van een op het ecosysteem gebaseerde aanpak van het visserijbeheer en bij te dragen tot doelmatige visserijactiviteiten binnen een economisch levensvatbare en concurrerende visserijsector, daarbij zorgend voor een redelijke levensstandaard voor degenen die van de haringvisserij ten westen van Schotland afhankelijk zijn, en rekening houdend met de belangen van de consument.

(5)

Uit wetenschappelijke adviezen van het WTECV en de ICES komt naar voren dat het haringbestand in de zeeën ten westen van Schotland duurzaam is en een redelijk hoge opbrengst zal opleveren mits het zodanig wordt geëxploiteerd dat de visserijsterfte 0,25 bedraagt bij een hoeveelheid biomassa van 75 000 ton of meer en 0,2 bij een hoeveelheid begrepen tussen 75 000 ton en 50 000 ton.

(6)

Dat advies moet in de praktijk worden vertaald door de vaststelling van een passende methode ter bepaling van de totaal toegestane vangsten (TAC’s) voor het haringbestand in de wateren ten westen van Schotland op een niveau dat verenigbaar is met een passende visserijsterfte op lange termijn, rekening houdend met de omvang van het visbestand.

(7)

Om stabiliteit van de vangstmogelijkheden te waarborgen, dient de verandering van de TAC’s ten opzichte van het voorgaande jaar te worden beperkt bij een hoeveelheid biomassa van 50 000 ton of meer.

(8)

Om ervoor te zorgen dat de bij deze verordening vastgestelde maatregelen worden nageleefd, zijn controlemaatregelen nodig ter aanvulling van die welke zijn vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1627/94 van de Raad van 27 juni 1994 tot vaststelling van algemene bepalingen inzake speciale visdocumenten (3), Verordening (EEG) nr. 2847/93 van de Raad van 12 oktober 1993 tot invoering van een controleregeling voor het gemeenschappelijk visserijbeleid (4) en Verordening (EEG) nr. 2807/83 van de Commissie van 22 september 1983 houdende uitvoeringsbepalingen inzake de registratie van gegevens over de visvangst van de lidstaten (5).

(9)

Er moeten voorschriften worden vastgesteld om het in deze verordening bedoelde meerjarenplan aan te merken als een herstelplan in de zin van artikel 5 van Verordening (EG) nr. 2371/2002 en voor de toepassing van artikel 21, onder a), i), van Verordening (EG) nr. 1198/2006 van de Raad van 27 juli 2006 inzake het Europees Visserijfonds (6), of als een beheerplan in de zin van artikel 6 van Verordening (EG) nr. 2371/2002 en voor de toepassing van artikel 21, onder a), iv), van Verordening (EG) nr. 1198/2006, een en ander rekening houdend met de toestand van het biomassabestand.

(10)

De vaststelling van totaal toegestane vangsten, de herziening van de minimale visserijsterftecoëfficiënten, alsook bepaalde noodzakelijke aanpassingen van de beheers- en herstelplannen in het licht van hun efficiëntie en werking, zijn maatregelen van cruciaal belang in het gemeenschappelijk visserijbeleid. Het is dan ook passend dat de Raad zich het recht voorbehoudt zijn uitvoeringsbevoegdheden in deze specifieke materies rechtstreeks uit te oefenen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

ONDERWERP EN DEFINITIES

Artikel 1

Onderwerp

Bij deze verordening wordt een meerjarenplan vastgesteld voor de visserijen die het bestand van de haring (Clupea harengus) exploiteren in de internationale en communautaire wateren van de ICES-sectoren V b en VI b alsmede het gedeelte van ICES-sector VI a dat ten westen van 7o WL en ten noorden van 55o NB, of ten oosten van 7o WL en ten noorden van 56o NB ligt, de Clyde uitgezonderd (hierna gezamenlijk „het gebied ten westen van Schotland” genoemd).

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van deze verordening gelden de definities van artikel 3 van Verordening (EG) nr. 2371/2002. Voorts wordt verstaan onder:

a)

„de sectoren van de Internationale Raad voor het Onderzoek van de Zee (ICES-sectoren)”: de sectoren zoals afgebakend in Verordening (EEG) nr. 3880/91 van de Raad van 17 december 1991 inzake de verstrekking van statistieken van de nominale vangsten van lidstaten die in het noordoostelijke gedeelte van de Atlantische Oceaan vissen (7);

b)

„totaal toegestane vangst (TAC)”: de hoeveelheid die in een gegeven jaar van het bestand mag worden gevangen en aangevoerd;

c)

„VMS”: een satellietvolgsysteem (VMS) dat wordt beheerd overeenkomstig Verordening (EG) nr. 2244/2003 van de Commissie van 18 december 2003 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen inzake satellietvolgsystemen (VMS) (8).

d)

„passende leeftijdsklassen”: de leeftijden van 3 tot en met 7 jaar, of andere leeftijdsklassen die door het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de visserij (WTCV) als passend zijn aangemerkt.

HOOFDSTUK II

DOEL EN STREEFWAARDEN

Artikel 3

Doel en streefwaarden

1.   Het meerjarenplan garandeert dat het haringbestand in het gebied ten westen van Schotland wordt geëxploiteerd op basis van de maximale duurzame opbrengst.

2.   Het in lid 1 omschreven doel wordt bereikt door:

a)

beperking van de visserijsterftecoëfficiënt tot 0,25 per jaar voor de relevante leeftijdsklassen als de hoeveelheid biomassa van het paaibestand meer dan 75 000 ton bedraagt;

b)

beperking van de visserijsterftecoëfficiënt tot ten hoogste 0,2 per jaar voor de relevante leeftijdsklassen bij een hoeveelheid biomassa van het paaibestand tussen 50 000 en 75 000 ton;

c)

sluiting van de visserij als de hoeveelheid biomassa van het paaibestand tot minder dan 50 000 ton afneemt.

3.   Het in lid 1 omschreven doel wordt bereikt met TAC’s die van jaar tot jaar met ten hoogste 20 % of 25 % variëren, naargelang van de toestand van het visbestand.

HOOFDSTUK III

TOTAAL TOEGESTANE VANGSTEN

Artikel 4

Vaststelling van de TAC’s

1.   Ieder jaar stelt de Raad op voorstel van de Commissie bij gekwalificeerde meerderheid de hoogte van de TAC voor het volgende jaar vast voor het haringbestand in het gebied ten westen van Schotland overeenkomstig de leden 2 tot en met 6.

2.   Wanneer de hoeveelheid biomassa van het paaibestand naar de mening van het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de visserij (WTECV) 75 000 ton of meer zal bedragen in het jaar waarvoor de TAC moet worden vastgesteld, wordt de TAC vastgesteld op een niveau dat volgens het advies van het WTECV zal resulteren in een visserijsterftecoëfficiënt van 0,25 per jaar. De jaarlijkse TAC-variaties bedragen evenwel ten hoogste 20 %.

3.   Wanneer de hoeveelheid biomassa van het paaibestand naar de mening van het WTECV tussen 50 000 en 75 000 ton zal bedragen in het jaar waarvoor de TAC moet worden vastgesteld, wordt de TAC vastgesteld op een niveau dat volgens het advies van de WTECV zal resulteren in een visserijsterftecoëfficiënt van 0,2 per jaar. De jaarlijkse TAC-variatie bedraagt evenwel ten hoogste:

a)

20 % wanneer de hoeveelheid biomassa van het paaibestand naar schatting 62 500 ton of meer en minder dan 75 000 ton bedraagt;

b)

25 % wanneer de hoeveelheid biomassa van het paaibestand naar schatting 50 000 ton of meer en minder dan 62 500 ton bedraagt;

4.   Wanneer de hoeveelheid biomassa van het paaibestand naar de mening van het WTECV minder dan 50 000 ton zal bedragen in het jaar waarvoor de TAC moet worden vastgesteld, wordt de TAC vastgesteld op 0 ton.

5.   Bij de overeenkomstig de leden 2 en 3 uit te voeren berekening gaat het WTECV uit van de aanname dat de visserijsterftecoëfficiënt voor het bestand in het jaar voorafgaand aan het jaar waarvoor de TAC moet worden vastgesteld, 0,25 bedraagt.

6.   Indien het WTECV van oordeel is dat het haringbestand in het gebied ten westen van Schotland zich niet voldoende aan het herstellen is, wordt de TAC in afwijking van lid 2 of lid 3 vastgesteld op een lager niveau dan het overeenkomstig bovenvermelde leden vast te stellen niveau.

Artikel 5

Speciaal visdocument

1.   Voor de haringvisserij in het gebied ten westen van Schotland moeten vaartuigen beschikken over een speciaal visdocument dat is afgegeven overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 1627/94.

2.   Voor vissersvaartuigen die niet beschikken over het in lid 1 bedoelde visdocument, is het verboden te vissen op haring of enige hoeveelheid haring aan boord te hebben tijdens visreizen waarbij het vaartuig het gebied ten westen van Schotland heeft aangedaan.

3.   Vaartuigen waarvoor het in lid 1 bedoelde speciale visdocument is afgegeven, mogen in de loop van dezelfde visreis niet vissen buiten het gebied ten westen van Schotland.

4.   Lid 3 is niet van toepassing op vaartuigen die dagelijks hun vangstaangifte doorgeven aan het krachtens artikel 3, lid 7, van Verordening (EG) nr. 2847/93 ingestelde visserijcontrolecentrum van de vlaggenlidstaat met het oog op de opneming van die gegevens in de geautomatiseerde gegevensbank van dat centrum.

5.   Iedere lidstaat stelt een lijst op van de vaartuigen die een in lid 1 bedoeld speciaal visdocument hebben, houdt deze lijst bij en stelt deze beschikbaar voor de Commissie en de overige lidstaten door deze op zijn officiële website te publiceren. De vaartuigen waarop de bepalingen van lid 4 van toepassing zijn, zijn duidelijk aangegeven in de lijst.

Artikel 6

Kruiscontroles

Onverminderd de in artikel 19 van Verordening (EEG) nr. 2847/93 vastgestelde verplichtingen voeren de lidstaten administratieve kruiscontroles uit met betrekking tot de aanvoeraangiften, de in het logboek vermelde visgebieden en vangsten, de overeenkomstig artikel 5, lid 4, van deze verordening ingediende vangstaangiften en de VMS-gegevens. Deze kruiscontroles worden geregistreerd en op verzoek ter beschikking gesteld van de Commissie.

HOOFDSTUK IV

VERVOLGACTIES

Artikel 7

Herziening van de minimale visserijsterftecoëfficiënten

Indien de Commissie op basis van een advies van het WTECV vaststelt dat de in artikel 3, lid 2, gespecificeerde visserijsterftecoëfficiënten en daaraan gerelateerde biomassaniveaus van het paaibestand niet geschikt zijn om het in artikel 3, lid 1, omschreven doel te bereiken, neemt de Raad op basis van een voorstel van de Commissie met gekwalificeerde meerderheid van stemmen een besluit over de herziening van deze hoeveelheden biomassa en/of coëfficiënten.

Artikel 8

Evaluatie en toetsing van het meerjarenplan

1.   De Commissie wint elk jaar het advies in van het WTECV en van de regionale adviesraad voor de pelagische bestanden over de mate waarin de streefwaarden van het meerjarenplan worden gehaald. Indien uit het advies blijkt dat de streefwaarden niet worden gehaald, neemt de Raad van de EU op voorstel van de Commissie met gekwalificeerde meerderheid van stemmen een besluit over aanvullende en/of alternatieve maatregelen om ervoor te zorgen dat de streefwaarden worden gehaald.

2.   Met ingang van de vaststellingsdatum van deze verordening evalueert de Commissie het geografische toepassingsgebied, de biologische referentieniveaus, de doeltreffendheid en de werking van het meerjarenplan ten minste om de vier jaar, te rekenen vanaf 18 december 2008. In het kader van deze evaluatie wint de Commissie het advies in van het WTECV en van de regionale adviesraad voor de pelagische bestanden. Zo nodig besluit de Raad van de EU op voorstel van de Commissie met gekwalificeerde meerderheid van stemmen tot passende bijstelling van het meerjarenplan, wat het in artikel 1 omschreven geografische toepassingsgebied betreft, wat de in artikel 3 genoemde biologische referentieniveaus betreft of wat de in artikel 4 genoemde voorschriften voor de vaststelling van de TAC's betreft.

HOOFDSTUK V

SLOTBEPALINGEN

Artikel 9

Europees Visserijfonds

Aangezien de paaibiomassa van haring door het WTECV is geschat op 75 000 ton of meer, geldt het meerjarenplan als beheersplan in de zin van artikel 6 van Verordening (EG) nr. 2371/2002, ook bij de toepassing van artikel 21, onder a), iv), van Verordening (EG) nr. 1198/2006. Zo niet dan geldt het meerjarenplan als een herstelplan in de zin van artikel 5 van Verordening (EG) nr. 2371/2002, en voor de toepassing van artikel 21, onder a), i), van Verordening (EG) nr. 1198/2006.

Artikel 10

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 18 december 2008.

Voor de Raad

De voorzitter

M. BARNIER


(1)  Advies uitgebracht op 4 december 2008 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

(2)  PB L 358 van 31.12.2002, blz. 59.

(3)  PB L 171 van 6.7.1994, blz. 7.

(4)  PB L 261 van 20.10.1993, blz. 1.

(5)  PB L 276 van 10.10.1983, blz. 1.

(6)  PB L 223 van 15.8.2006, blz. 1.

(7)  PB L 365 van 31.12.1991, blz. 1.

(8)  PB L 333 van 20.12.2003, blz. 17.


20.12.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 344/10


VERORDENING (EG) Nr. 1301/2008 VAN DE COMMISSIE

van 19 december 2008

tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („Integrale-GMO-verordening”) (1),

Gelet op Verordening (EG) nr. 1580/2007 van de Commissie van 21 december 2007 tot vaststelling van bepalingen voor de uitvoering van de Verordeningen (EG) nr. 2200/96, (EG) nr. 2201/96 en (EG) nr. 1182/2007 van de Raad in de sector groenten en fruit (2), en met name op artikel 138, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

Bij Verordening (EG) nr. 1580/2007 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XV, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 138 van Verordening (EG) nr. 1580/2007 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 20 december 2008.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 19 december 2008.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 350 van 31.12.2007, blz. 1.


BIJLAGE

Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

CR

110,3

MA

82,4

TR

91,2

ZZ

94,6

0707 00 05

JO

167,2

MA

63,0

TR

110,3

ZZ

113,5

0709 90 70

MA

126,5

TR

110,9

ZZ

118,7

0805 10 20

AR

17,0

BR

44,6

CL

52,1

EG

51,1

MA

76,3

TR

76,0

UY

30,6

ZA

44,5

ZW

25,4

ZZ

46,4

0805 20 10

MA

76,3

TR

64,0

ZZ

70,2

0805 20 30, 0805 20 50, 0805 20 70, 0805 20 90

CN

50,3

IL

73,9

TR

66,7

ZZ

63,6

0805 50 10

MA

64,0

TR

58,5

ZZ

61,3

0808 10 80

CA

82,7

CN

85,8

MK

30,3

US

94,9

ZA

118,0

ZZ

82,3

0808 20 50

CN

48,4

TR

42,4

US

117,2

ZZ

69,3


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.


20.12.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 344/12


VERORDENING (EG, EURATOM) Nr. 1302/2008 VAN DE COMMISSIE

van 17 december 2008

over de centrale gegevensbank van uitsluitingen

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie,

Gelet op Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (1), en met name op artikel 95,

Gelet op Verordening (EG) nr. 215/2008 van de Raad van 18 februari 2008 inzake het Financieel Reglement van toepassing op het 10e Europees Ontwikkelingsfonds (2), en met name artikel 98,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Commissie is verantwoordelijk voor de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Unie en van andere door de Gemeenschappen beheerde middelen en moet een centrale gegevensbank oprichten en beheren, met inachtneming van de communautaire voorschriften inzake de bescherming van persoonsgegevens, teneinde het in het Financieel Reglement bedoelde mechanisme voor uitsluiting goed te doen werken en de financiële belangen van de Gemeenschappen te beschermen. De gegevensbank zou met name de uitvoering van alle communautaire middelen moeten bestrijken, ongeacht de toepasselijke beheersvorm.

(2)

Het Financieel Reglement houdt verplichtingen in voor de instellingen met betrekking tot het gunnen van opdrachten en het verlenen van subsidies aan derden in het kader van gecentraliseerd beheer van communautaire middelen. Met name artikel 93 en artikel 114, lid 3, bevatten een verplichting om derden uit te sluiten van deelname aan procedures voor de plaatsing van een opdracht of de toekenning van subsidie, wanneer zij zich in een van de in artikel 93, lid 1, bedoelde situaties bevinden. Overeenkomstig artikel 94 en artikel 114, lid 3, is het verboden een opdracht te gunnen of een subsidie te verlenen aan derden die naar aanleiding van de betrokken aanbestedingsprocedure in een belangenconflict verkeren, valse verklaringen hebben afgelegd in de door de instelling verlangde inlichtingen voor deelname aan de procedure voor het plaatsen van een opdracht of het toekennen van een subsidie. Overeenkomstig artikel 96 en artikel 114, lid 4, kan de aanbestedende dienst derden tevens administratieve en financiële sancties opleggen, met name door deze van alle communautaire opdrachten en subsidies uit te sluiten gedurende een periode die de betrokken instelling vaststelt krachtens artikel 133 bis van Verordening (EG) nr. 2342/2002 van de Commissie van 23 december 2002 tot vaststelling van uitvoeringsvoorschriften van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (3).

(3)

Overeenkomstig de artikelen 74 en 75 van Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 23 december 2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (4) zijn deze organen gehouden voornoemde bepalingen toe te passen.

(4)

Krachtens artikel 50 van Verordening (EG) nr. 1653/2004 van de Commissie van 21 september 2004 houdende een model voor het financieel reglement van de uitvoerende agentschappen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 58/2003 van de Raad tot vaststelling van het statuut van de uitvoerende agentschappen waaraan bepaalde taken voor het beheer van communautaire programma’s worden gedelegeerd (5) dienen de uitvoerende agentschappen de voornoemde bepalingen van het Financieel Reglement toe te passen bij de uitvoering van hun huishoudelijke begroting.

(5)

Aangezien de uitvoerende agentschappen de status van gedelegeerd ordonnateur van de Commissie hebben voor de besteding van beleidskredieten, waarvoor zij het Financieel Reglement toepassen, zouden zij net als de diensten van de Commissie toegang moeten hebben tot de gegevensbank van uitsluitingen.

(6)

De doelstellingen en het oogmerk van de gegevensbank van uitsluitingen dienen te worden omschreven om het gebruik van de gegevens vast te stellen.

(7)

Het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) zou toegang moeten hebben tot de gegevensbank van uitsluitingen voor het vervullen van zijn reglementaire onderzoekstaken en de opsporings- en fraudebestrijdingsactiviteiten die het verricht uit hoofde van artikel 1, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad van 25 mei 1999 betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) (6) en Verordening (Euratom) nr. 1074/1999 van de Raad van 25 mei 1999 betreffende de door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) verrichte onderzoeken (7).

(8)

De rekenplichtige van de Commissie zou de gegevensbank van uitsluitingen moeten beheren en het recht moeten hebben om gegevens in de gegevensbank te wijzigen. De verantwoordelijkheid voor het verzoek tot opname van een uitsluitingswaarschuwing in de gegevensbank van uitsluitingen zou moeten berusten bij de betrokken dienst van de Commissie of de andere instellingen.

(9)

Voor de diensten van de Commissie, de uitvoerende agentschappen en alle instellingen en communautaire organen die gebruikmaken van een door de Commissie ter beschikking gesteld boekhoudsysteem (hierna „ABAC” genoemd) dat direct toegang biedt tot de waarschuwingen, zouden andere regels inzake de toegang tot de gegevensbank van uitsluitingen moeten gelden, dan voor de andere instellingen, uitvoerende autoriteiten en organen, die dergelijke toegang niet hebben. Derhalve zouden deze instellingen toegang moeten hebben via aangewezen contactpunten en de uitvoerende autoriteiten of organen via verbindingspunten.

(10)

Het zou mogelijk moeten zijn om de toegang tot de gegevensbank van uitsluitingen te beperken wanneer uitvoerende autoriteiten of organen middelen beheren met een zeer geringe mate van decentralisatie, waardoor toegang tot de gegevensbank niet aangewezen is, of wanneer dergelijke toegang omwille van de gegevensbescherming moet worden geweigerd.

(11)

Teneinde hun verantwoordelijkheden duidelijk te omschrijven, zouden de taken van de contactpunten en de verbindingspunten moeten worden vastgesteld.

(12)

Aangezien de gegevensbank gemeenschappelijk zou moeten zijn voor de instellingen, zou de gegevensstroom rechtstreeks aan de rekenplichtige van de Commissie moeten worden gericht.

(13)

Ter bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschappen in de periode tussen een uitsluiting op basis van artikel 93, lid 1, van het Financieel Reglement voor een specifieke procedure voor de plaatsing van een opdracht of de toekenning van een subsidie en de vaststelling van de duur van de uitsluiting door een instelling, zou de instelling om voorlopige registratie van een uitsluitingswaarschuwing moeten kunnen verzoeken.

(14)

Om achterhaalde waarschuwingen te voorkomen, met name die met betrekking tot geliquideerde entiteiten, zouden uitsluitingswaarschuwingen op grond van artikel 93, lid 1, onder a) en d), van het Financieel Reglement na vijf jaar automatisch moeten worden verwijderd.

(15)

Aangezien uitsluitingen op grond van artikel 94 van het Financieel Reglement gelden voor specifieke procedures voor de plaatsing van een opdracht of de toekenning van een subsidie en — anders dan het in artikel 93, lid 1, bedoelde geval — geen betrekking hebben op een situatie van algehele uitsluiting, zou de registratie van beperkte duur moeten zijn en automatisch moeten worden verwijderd.

(16)

De procedure voor verzoeken op grond van informatie van uitvoerende autoriteiten of organen, die van toepassing is op alle beheersvormen, met uitzondering van gecentraliseerd direct beheer, zou duidelijk moeten worden vastgesteld.

(17)

Er zou duidelijk moeten worden vastgesteld wat de verantwoordelijkheid van de uitvoerende autoriteiten of organen is met betrekking tot de gegevens die — enerzijds via het verbindingspunt, anderzijds via de rekenplichtige — worden meegedeeld aan de verantwoordelijke dienst van de Commissie, ook wat betreft het rectificeren, bijwerken of verwijderen van de gegevens.

(18)

Om te voorzien in een duidelijk pakket regels voor alle gevallen waarin de uitvoerende autoriteit of het uitvoerende orgaan geen duur heeft vastgesteld voor de uitsluiting op grond van artikel 133 bis, lid 1, van de uitvoeringsvoorschriften, zou moeten worden vastgesteld dat de beslissing over de duur van de uitsluiting door de verantwoordelijke dienst van de Commissie wordt voorbereid en door de Commissie wordt genomen.

(19)

De informatiestroom tussen gemachtigde gebruikers van de gegevensbank van uitsluitingen zou in detail moeten worden beschreven. Voor elke waarschuwing zou een contactpersoon moeten worden opgegeven, die informatie over de betrokken waarschuwing verstrekt aan de gemachtigde gebruikers van de gegevensbank van uitsluitingen.

(20)

Er zou een specifieke bepaling moeten gelden voor gevallen waarin door derden verstrekt bewijs niet consistent is met gegevens in de gegevensbank van uitsluitingen, teneinde te garanderen dat de gegevens in de gegevensbank van uitsluitingen correct en actueel zijn.

(21)

Er zou een passend kader moeten worden opgesteld voor de uitwisseling van beproefde methoden door de instellingen en om kwesties betreffende het gebruik van de gegevensbank van uitsluitingen te regelen.

(22)

De verwerking van persoonsgegevens, die inherent is aan het beheer van de gegevensbank van uitsluitingen, moet worden verricht overeenkomstig Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (8), die van toepassing is op de lidstaten, en Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (9), die geheel van toepassing zijn.

(23)

Bij het opstellen van deze verordening is terdege rekening gehouden met het advies van de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming. Bovendien moet dergelijke verwerking krachtens Verordening (EG) nr. 45/2001 vooraf worden gecontroleerd door de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming, na kennisgeving door de functionaris voor gegevensbescherming van de Commissie.

(24)

Duidelijkheidshalve zouden in de bepalingen inzake gegevensbescherming de rechten moeten worden vervat van de personen wier gegevens in de gegevensbank van uitsluitingen zijn of zullen worden opgenomen. Natuurlijke en rechtspersonen zouden in kennis moeten worden gesteld wanneer er gegevens over hen in de gegevensbank van uitsluitingen worden opgeslagen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Onderwerp

1.   Bij deze verordening wordt een centrale gegevensbank ingesteld (hierna „de gegevensbank van uitsluitingen” genoemd), zoals bedoeld in artikel 95 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 (hierna „het Financieel Reglement” genoemd).

2.   De in de gegevensbank van uitsluitingen opgeslagen gegevens mogen uitsluitend worden gebruikt voor de toepassing van de artikelen 93 tot en met 96 en artikel 114 van het Financieel Reglement en de artikelen 133 tot en met 134 ter van Verordening (EG, Euratom) nr. 2342/2002, evenals de artikelen 96 tot en met 99 en artikel 110 van Verordening (EG) nr. 215/2008.

3.   Het OLAF mag de gegevens gebruiken voor zijn onderzoeken op grond van Verordening (EG) nr. 1073/1999 en Verordening (Euratom) nr. 1074/1999 van de Raad, alsook voor zijn opsporings- en fraudepreventieactiviteiten, zoals risicoanalyses.

Artikel 2

Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

1.

„instellingen”: het Europees Parlement, de Raad, de Commissie, het Hof van Justitie, de Rekenkamer, het Europees Economisch en Sociaal Comité, het Comité van de Regio’s, de Europese Ombudsman, de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming, de uitvoerende agentschappen en organen bedoeld in artikel 185, lid 1, van het Financieel Reglement;

2.

„uitvoerende autoriteit of orgaan”: autoriteiten van de lidstaten of van derde landen, internationale organisaties en andere organen die overeenkomstig de artikelen 53 en 54 van het Financieel Reglement betrokken zijn bij de uitvoering van de begroting, met uitzondering van de uitvoerende agentschappen en organen bedoeld in artikel 185, lid 1, van het Financieel Reglement. De lidstaten mogen in deze verordening omschreven taken toevertrouwen aan andere nationale overheden, die in dat geval als uitvoerende autoriteiten of organen worden aangemerkt.

3.

„derden”: gegadigden, inschrijvers, contractanten, leveranciers, dienstverleners en hun respectieve subcontractanten, alsook subsidieaanvragers en subsidieontvangers, waaronder begunstigden van rechtstreekse steun, contractanten van subsidieontvangers en entiteiten die financiële steun ontvangen van een begunstigde van een communautaire subsidie op grond van artikel 120 van het Financieel Reglement.

Artikel 3

Uitsluitingswaarschuwing

Uitsluitingswaarschuwingen bevatten de volgende gegevens:

a)

gegevens ter identificatie van derden die verkeren in een van de situaties bedoeld in artikel 93, lid 1, artikel 94, artikel 96, lid 1, onder b), en artikel 96, lid 2, onder a), van het Financieel Reglement;

b)

gegevens over personen met vertegenwoordigings-, beslissings- of controlebevoegdheid ten aanzien van juridische entiteiten, wanneer deze personen verkeren in een van de situaties bedoeld in artikel 93, lid 1, artikel 94, artikel 96, lid 1, onder b), en artikel 96, lid 2, onder a), van het Financieel Reglement;

c)

de gronden voor uitsluiting van onder a) bedoelde derden of onder b) bedoelde personen en eventueel het soort veroordeling en de duur van de uitsluiting.

Artikel 4

Beheer van de gegevensbank van uitsluitingen

1.   De rekenplichtige van de Commissie of diens ondergeschikte personeelsleden, aan wie op grond van artikel 62 van het Financieel Reglement bepaalde taken zijn gedelegeerd (hierna „de rekenplichtige van de Commissie” genoemd), verzorgen het beheer van de gegevensbank van uitsluitingen en treffen passende technische regelingen.

De rekenplichtige van de Commissie voert op verzoek van de instellingen uitsluitingswaarschuwingen in, en wijzigt of verwijdert deze.

2.   De rekenplichtige van de Commissie stelt uitvoeringsmaatregelen inzake de technische aspecten en de bijbehorende ondersteunende procedures vast, onder meer op het gebied van beveiliging.

Hij meldt deze maatregelen aan de diensten van de Commissie, de uitvoerende agentschappen en, indien nodig, aan de overeenkomstig artikel 6, lid 1, aangewezen contactpunten van de andere instellingen of de overeenkomstig artikel 7, lid 2, aangewezen verbindingspunten.

Artikel 5

Toegang tot de gegevensbank van uitsluitingen

1.   Andere instellingen dan de Commissie en de uitvoerende agentschappen hebben door middel van het door de Commissie ter beschikking gestelde boekhoudsysteem (ABAC) of via contactpunten rechtstreekse toegang tot de gegevens in de gegevensbank van uitsluitingen.

2.   Uitvoerende autoriteiten of organen die middelen beheren onder gedeeld beheer en nationale publiekrechtelijke organen van de lidstaten die middelen beheren onder indirect gecentraliseerd beheer, hebben via de verbindingspunten toegang tot de gegevens in de gegevensbank van uitsluitingen.

3.   Uitvoerende autoriteiten of organen die middelen beheren onder indirect gecentraliseerd, gedecentraliseerd of gezamenlijk beheer hebben via de verbindingspunten toegang tot de gegevens in de gegevensbank van uitsluitingen, wanneer zij tegenover de verantwoordelijke dienst van de Commissie bevestigen dat zij toereikende gegevensbeschermingsmaatregelen toepassen, zoals vastgelegd in overeenkomsten gesloten op grond van artikel 134 bis, lid 4, tweede alinea, van Verordening (EG, Euratom) nr. 2342/2002.

De uitvoerende autoriteiten of organen krijgen echter geen toegang tot de gegevensbank van uitsluitingen in de volgende gevallen:

a)

de verantwoordelijke dienst van de Commissie heeft de in de eerste alinea bedoelde bevestiging niet ontvangen;

b)

de verantwoordelijke dienst van de Commissie is in het bezit van bewijs dat de uitvoerende autoriteiten of organen geen toereikende gegevensbeschermingsmaatregelen toepassen;

c)

de verantwoordelijke dienst van de Commissie meent dat toegang niet aangewezen is in gevallen van beperkte decentralisatie waarin de Commissie controles vooraf verricht.

Wanneer toegang tot de gegevens in de gegevensbank van uitsluitingen wordt geweigerd, treft de verantwoordelijke dienst van de Commissie passende maatregelen om de financiële belangen van de Gemeenschap ten minste op een gelijkwaardig niveau te beschermen. In het kader van deze maatregelen controleert de verantwoordelijke dienst van de Commissie vóór de verlening van een subsidie of de gunning van een opdracht of er voor de betrokken derde geen uitsluitingswaarschuwing geldt.

4.   Voor de diensten van de Commissie en de uitvoerende agentschappen is de toegang tot de gegevens in de gegevensbank van uitsluitingen geregeld bij Besluit 2008/969/EG, Euratom van de Commissie (10).

Artikel 6

Contactpunten en gemachtigde gebruikers binnen de instellingen

1.   Iedere andere instelling dan de Commissie en de uitvoerende agentschappen wijst een contactpunt aan dat verantwoordelijk is voor alle kwesties die verband houden met de gegevensbank van uitsluitingen en deelt de namen van alle verantwoordelijke personen mee aan de rekenplichtige van de Commissie.

2.   Toegang tot de informatie in de gegevensbank van uitsluitingen kan door de contactpunten worden gegeven aan gemachtigde gebruikers, namelijk personeelsleden van de instellingen voor wie toegang tot deze gegevensbank onontbeerlijk is om hun taken naar behoren te kunnen vervullen. Ieder contactpunt houdt een register van gemachtigde gebruikers bij, waartoe de Commissie op verzoek toegang heeft.

Gemachtigde gebruikers mogen overgaan tot actieve onlineraadpleging van de gegevensbank van uitsluitingen.

3.   De instelling treft toereikende beveiligingsmaatregelen om te voorkomen dat de informatie door niet-gemachtigde personen wordt gelezen of gekopieerd.

Artikel 7

Verbindingspunten en gemachtigde gebruikers binnen de uitvoerende autoriteiten en organen

1.   De verbindingspunten zijn verantwoordelijk voor de betrekkingen met de Commissie wat betreft alle kwesties die verband houden met de gegevensbank van uitsluitingen.

2.   Iedere lidstaat wijst één verbindingspunt aan voor de middelen waarmee hij werkt onder gedeeld beheer op grond van artikel 53, onder b), en voor de middelen waarmee door zijn nationale publiekrechtelijke organen wordt gewerkt via indirect gecentraliseerd beheer op grond van artikel 54, lid 2, onder c), van het Financieel Reglement. Bij wijze van uitzondering en om naar behoren gemotiveerde redenen kan de Commissie meer dan één verbindingspunt per lidstaat toestaan.

3.   Ieder derde land dat met middelen werkt onder gedecentraliseerd beheer op grond van artikel 53, onder b), van het Financieel Reglement wijst op verzoek van de verantwoordelijke dienst van de Commissie een verbindingspunt aan.

Ieder uitvoerend orgaan dat met middelen werkt onder gezamenlijk beheer op grond van artikel 53, onder c), of onder indirect gecentraliseerd beheer op grond van artikel 54, lid 2, onder b), c) of d), van het Financieel Reglement, met uitzondering van nationale publiekrechtelijke organen, wijst op verzoek van de verantwoordelijke dienst van de Commissie een verbindingspunt aan.

De verantwoordelijke dienst van de Commissie verzoekt echter niet om een verbindingspunt aan te wijzen als een dergelijk verbindingspunt al bestaat.

Als de verantwoordelijke dienst van de Commissie een verbindingspunt de toegang tot de gegevensbank van uitsluitingen ontzegt, stelt hij de rekenplichtige van de Commissie hiervan in kennis.

4.   Iedere lidstaat, iedere autoriteit en ieder orgaan bedoeld in lid 3 deelt de rekenplichtige van de Commissie de namen mee van de personen die verantwoordelijk zijn voor hun respectieve verbindingspunt. De lijst van derde landen en uitvoerende organen die over verbindingspunten beschikken, wordt door de rekenplichtige van de Commissie bekendgemaakt op de intranetsite van de Commissie.

5.   Verbindingspunten bieden de uitvoerende autoriteiten en organen toegang tot de informatie in de gegevensbank van uitsluitingen.

Uitvoerende autoriteiten en organen mogen personeelsleden aanwijzen als gemachtigde gebruikers. De groep van gemachtigde gebruikers blijft beperkt tot personen voor wie toegang tot de gegevensbank onontbeerlijk is om hun taken naar behoren te kunnen vervullen. Iedere uitvoerende autoriteit en ieder uitvoerend orgaan houdt een register van gemachtigde gebruikers bij, waartoe de Commissie op verzoek toegang heeft.

Voor de gunning van opdrachten in verband met de uitvoering van de begroting of het Europees Ontwikkelingsfonds mogen gemachtigde gebruikers de gegevensbank van uitsluitingen actief online raadplegen. Wanneer onlineraadpleging niet mogelijk is, kan de gemachtigde gebruiker gedownloade gegevens ontvangen. In het laatste geval worden de gegevens ten minste maandelijks bijgewerkt.

6.   De autoriteit die, of het orgaan dat, het verbindingspunt of de gemachtigde gebruikers heeft aangewezen, treft toereikende beveiligingsmaatregelen om te voorkomen dat de informatie door niet-gemachtigde personen wordt gelezen of gekopieerd.

Artikel 8

Verzoeken van de instellingen

1.   Alle verzoeken tot registratie, rectificatie, bijwerking of verwijdering van uitsluitingswaarschuwingen worden gericht aan de rekenplichtige van de Commissie.

Alleen instellingen kunnen dergelijke verzoeken indienen. Hiertoe gebruiken de verantwoordelijke diensten van de Commissie en de uitvoerende agentschappen de modellen die als bijlage bij Besluit 2008/969/EG, Euratom zijn gevoegd en de contactpunten van andere instellingen gebruiken de modellen die zijn opgenomen als bijlage I bij deze verordening.

2.   In ieder verzoek tot registratie van een uitsluitingswaarschuwing bevestigt de verantwoordelijke dienst van de Commissie of het verantwoordelijke uitvoerend agentschap dat de meegedeelde informatie werd vastgesteld en doorgegeven overeenkomstig Verordening (EG) nr. 45/2001 en wordt een contactpersoon voor waarschuwing opgegeven, die belast is met de in artikel 12 van deze verordening vastgestelde verantwoordelijkheden.

Bij het verzoek tot registratie van een uitsluitingswaarschuwing bevestigen de contactpunten dat de meegedeelde informatie werd vastgesteld en doorgegeven overeenkomstig Verordening (EG) nr. 45/2001. De contactpunten dragen de verantwoordelijkheden van een contactpersoon voor waarschuwingen.

3.   In afwachting van een beslissing over de duur van de uitsluiting verzoekt iedere instelling om voorlopige registratie van een uitsluitingswaarschuwing.

4.   De verantwoordelijke dienst van de Commissie of andere instelling die heeft verzocht om registratie van een uitsluitingswaarschuwing, is verantwoordelijk voor de verzoeken tot rectificatie, bijwerking of verwijdering van die waarschuwing.

Artikel 9

Verzoeken op basis van informatie van uitvoerende autoriteiten of organen

1.   De verbindingspunten delen de van uitvoerende autoriteiten of organen ontvangen informatie over uitsluitingssituaties zoals bedoeld in artikel 93, lid 1, onder e), van het Financieel Reglement mee aan de rekenplichtige van de Commissie, die deze informatie doorzendt aan de dienst van de Commissie die verantwoordelijk is voor het programma, de maatregel of de wetgeving en die door de autoriteiten of organen is opgegeven. Ook de bevestiging van de uitvoerende autoriteit of het uitvoerende orgaan, dat de door hen meegedeelde informatie werd opgesteld en doorgegeven overeenkomstig de beginselen van Richtlijn 95/46/EG, geven zij door.

Hiervoor gebruiken de verbindingspunten het model dat is opgenomen als bijlage II bij deze verordening.

2.   Bij ontvangst van de in lid 1 bedoelde informatie verzoekt de verantwoordelijke dienst van de Commissie de rekenplichtige van de Commissie om voor de door de uitvoerende autoriteit of het uitvoerende orgaan vastgestelde duur, die niet meer mag belopen dan de in artikel 93, lid 3, van het Financieel Reglement vastgestelde maximumduur, een uitsluitingswaarschuwing op te nemen in de gegevensbank van uitsluitingen.

Wanneer er geen duur is vastgesteld, verzoekt de verantwoordelijke dienst van de Commissie om voorlopige registratie overeenkomstig artikel 10, lid 2, in afwachting van een beslissing van de Commissie. De verantwoordelijke dienst van de Commissie legt de zaak zo spoedig mogelijk ter beslissing aan de Commissie voor.

3.   De uitvoerende autoriteit of het uitvoerende orgaan is verantwoordelijk voor de meegedeelde gegevens. De betrokken autoriteit of het betrokken orgaan zal de verantwoordelijke dienst van de Commissie onverwijld via het verbindingspunt informeren wanneer doorgegeven informatie moet worden gerectificeerd, bijgewerkt of verwijderd.

Hiertoe gebruiken de uitvoerende autoriteiten of organen en de verbindingspunten het model dat is opgenomen als bijlage II.

Bij ontvangst van bijgewerkte informatie verzoekt de verantwoordelijke dienst van de Commissie de rekenplichtige van de Commissie om de betrokken uitsluitingswaarschuwing te rectificeren, bij te werken of te verwijderen.

Artikel 10

Duur van de registratie in de gegevensbank van uitsluitingen

1.   Waarschuwingen betreffende uitsluitingen op grond van artikel 93, lid 1, onder b), c), e) en f), van het Financieel Reglement worden geregistreerd voor de duur die door de verzoekende instelling is vastgesteld en die in het verzoek is vermeld.

2.   Een uitsluitingswaarschuwing op grond van een overeenkomstig artikel 8, lid 3, ingediend verzoek wordt voorlopig geregistreerd voor een duur van drie maanden. Deze voorlopige registratie kan op verzoek eenmaal worden verlengd.

De voorlopige registratie van een uitsluitingswaarschuwing op grond van de in artikel 9, lid 2, tweede alinea, bedoelde verzoeken kan in uitzonderlijke gevallen met nog eens drie maanden worden verlengd.

3.   Waarschuwingen betreffende uitsluitingen op grond van artikel 93, lid 1, onder a) of d), van het Financieel Reglement worden geregistreerd voor een duur van vijf jaar.

4.   Waarschuwingen betreffende uitsluitingen van de gunning van een opdracht of de verlening van een subsidie in een bepaalde procedure op grond van artikel 94, onder a) en b), van het Financieel Reglement worden geregistreerd voor een duur van zes maanden.

Artikel 11

Verwijdering van uitsluitingswaarschuwingen

Uitsluitingswaarschuwingen worden automatisch verwijderd na het verstrijken van de in artikel 10 vastgestelde termijn.

De instelling die om registratie heeft verzocht, verzoekt om de verwijdering van een uitsluitingswaarschuwing vóór het verstrijken van de termijn, wanneer de derde niet langer in een uitsluitingssituatie verkeert, inzonderheid in de in artikel 10, lid 3, bedoelde gevallen of op grond van kennelijke fouten die worden ontdekt na de registratie van de uitsluiting.

Artikel 12

Samenwerking

1.   De in artikel 8, lid 2, van deze verordening bedoelde contactpersoon voor waarschuwingen verstrekt, schriftelijk dan wel langs elektronische weg, alle beschikbare informatie, zodat de verzoekende instelling tot uitsluiting op grond van artikel 93, lid 1, van het Financieel Reglement kan beslissen, of de uitvoerende autoriteit of het uitvoerende orgaan hiermee rekening kan houden bij het gunnen van opdrachten in het kader van de begrotingsuitvoering.

2.   Wanneer een instelling bevestigingen of bewijzen verkrijgt die niet consistent zijn met geregistreerde uitsluitingswaarschuwingen, stelt de betrokken instelling de contactpersoon voor waarschuwingen hiervan onmiddellijk in kennis. De contactpersoon voor waarschuwingen en eventueel het betrokken verbindingspunt treffen passende maatregelen.

3.   Wanneer een uitvoerende autoriteit of een uitvoerend orgaan bevestigingen of bewijzen verkrijgt die niet consistent zijn met geregistreerde uitsluitingswaarschuwingen, geeft de autoriteit of het orgaan de informatie via het eigen verbindingspunt door aan de contactpersoon voor waarschuwingen. De contactpersoon voor waarschuwingen en eventueel het betrokken verbindingspunt treffen passende maatregelen.

4.   De rekenplichtige van de Commissie en de contactpunten van de andere instellingen wisselen op gezette tijden beproefde methoden uit.

Kwesties die verband houden met de gegevensbank van uitsluitingen worden besproken in het kader van bijeenkomsten van de uitvoerende autoriteit of het uitvoerende orgaan en de verantwoordelijke dienst van de Commissie.

Artikel 13

Gegevensbescherming

1.   In oproepen tot het indienen van blijken van belangstelling en oproepen tot het indienen van voorstellen en, wanneer er geen oproepen worden gedaan, vóór het gunnen van opdrachten of het verlenen van subsidies, delen de instellingen en uitvoerende autoriteiten of organen derden mee welke gegevens over hen kunnen worden opgenomen in de gegevensbank van uitsluitingen en aan welke entiteiten deze gegevens kunnen worden meegedeeld. Wanneer derden juridische entiteiten zijn, informeren de instellingen en uitvoerende autoriteiten of organen ook de personen met vertegenwoordigings-, beslissings- of controlebevoegdheid ten aanzien van deze juridische entiteiten.

2.   De instelling die om registratie van een uitsluitingswaarschuwing verzoekt, is verantwoordelijk voor de betrekkingen met de natuurlijke of rechtspersoon waarvan gegevens worden opgenomen in de gegevensbank van uitsluitingen (hierna „het betrokken gegevenssubject” genoemd).

De instelling informeert het betrokken gegevenssubject over het verzoek tot het activeren, bijwerken of verwijderen van uitsluitingswaarschuwingen die het subject rechtstreeks aangaan en vermeldt de redenen hiervoor.

De instelling geeft ook gehoor aan verzoeken van betrokken gegevenssubjecten om onjuiste of onvolledige persoonsgegevens te rectificeren, en aan andere verzoeken of vragen van subjecten.

Verzoeken of vragen van betrokken gegevenssubjecten met betrekking tot door uitvoerende autoriteiten of organen verstrekte informatie worden door deze autoriteiten of organen behandeld. De verantwoordelijke dienst van de Commissie verwijst dergelijke verzoeken en vragen naar het betrokken verbindingspunt en informeert het betrokken gegevenssubject hieromtrent.

3.   Onverminderd de in lid 2 vastgestelde informatieverplichtingen, kan een naar behoren geïdentificeerde natuurlijke persoon informeren of er gegevens over hem in de gegevensbank van uitsluitingen zijn geregistreerd.

De rekenplichtige van de Commissie informeert hem schriftelijk, dan wel langs elektronische weg, of hij in de gegevensbank van uitsluitingen is geregistreerd. Indien de persoon geregistreerd is, voegt de rekenplichtige van de Commissie de in de gegevensbank van uitsluitingen opgeslagen gegevens over de persoon bij. Hij informeert de instelling die om de waarschuwing heeft verzocht hieromtrent.

4.   Onverminderd de in lid 2 vastgestelde informatieverplichtingen, kan een naar behoren gemachtigde vertegenwoordiger van een rechtspersoon informeren of er gegevens over deze rechtspersoon in de gegevensbank van uitsluitingen zijn geregistreerd.

De rekenplichtige van de Commissie informeert hem schriftelijk, dan wel langs elektronische weg, of de rechtspersoon in de gegevensbank van uitsluitingen is geregistreerd. Indien de persoon geregistreerd is, voegt de rekenplichtige van de Commissie de in de gegevensbank van uitsluitingen opgeslagen gegevens over de persoon bij. Hij informeert de instelling die om de waarschuwing heeft verzocht hieromtrent.

5.   Verwijderde waarschuwingen zijn uitsluitend toegankelijk voor controle- en onderzoeksdoeleinden en zijn niet meer zichtbaar voor gebruikers van de gegevensbank.

In uitsluitingswaarschuwingen opgenomen persoonsgegevens van natuurlijke personen blijven na de verwijdering van de waarschuwing echter slechts vijf jaar voor deze doeleinden toegankelijk.

Artikel 14

Overgangsbepalingen

1.   Informatie van uitvoerende autoriteiten of organen kan uitsluitend betrekking hebben op rechterlijke beslissingen van na 1 januari 2009.

2.   Waarschuwingen die krachtens artikel 95 van het Financieel Reglement zijn geregistreerd vóór de datum waarop deze verordening van toepassing wordt en op die datum nog steeds van kracht zijn, worden aangemerkt als uitsluitingswaarschuwingen en worden direct opgenomen in de gegevensbank van uitsluitingen.

3.   Wanneer een betrokken derde niet in kennis gesteld werd van de registratie van een in lid 2 bedoelde uitsluitingswaarschuwing, stelt de dienst van de Commissie of de instelling die om de registratie heeft verzocht, de derde er binnen één maand na de datum waarop deze verordening van toepassing wordt, van in kennis dat zijn gegevens in de gegevensbank van uitsluitingen zijn opgenomen.

4.   De verantwoordelijke dienst van de Commissie of andere instelling die om registratie van een in lid 2 bedoelde uitsluitingswaarschuwing heeft verzocht, blijft verantwoordelijk voor de verzoeken tot wijziging of verwijdering van deze waarschuwing overeenkomstig deze verordening.

5.   Bij uitsluitingen waartoe een dienst van de Commissie of een uitvoerend agentschap op grond van artikel 93, lid 1, onder b) en e), van het Financieel Reglement vóór 1 mei 2007 heeft besloten, wordt bij de vaststelling van de duur van de uitsluiting rekening gehouden met de in de nationale wetgeving voorgeschreven bewaringstermijn van strafregisters.

Voor een dergelijke uitsluiting geldt een maximumduur van vier jaar te rekenen vanaf de datum van kennisgeving van de rechterlijke beslissing. Na het verstrijken van deze termijn verzoekt de dienst van de Commissie of het verantwoordelijke uitvoerende agentschap om verwijdering van de waarschuwing.

Artikel 15

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2009.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 17 december 2008.

Voor de Commissie

Dalia GRYBAUSKAITĖ

Lid van de Commissie


(1)  PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.

(2)  PB L 78 van 19.3.2008, blz. 1.

(3)  PB L 357 van 31.12.2002, blz. 1.

(4)  PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.

(5)  PB L 297 van 22.9.2004, blz. 6.

(6)  PB L 136 van 31.5.1999, blz. 1.

(7)  PB L 136 van 31.5.1999, blz. 8.

(8)  PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31.

(9)  PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1.

(10)  Zie bladzijde 125 van dit Publicatieblad.


BIJLAGE I

Verzoek tot opneming van gegevens in de gegevensbank van uitsluitingen, tot wijziging of tot verwijdering hiervan, door andere instellingen dan de Commissie en de uitvoerende agentschappen

Het verzoek dient te worden verzonden volgens de procedure voor gerubriceerde informatie overeenkomstig de door de instelling vastgestelde regels. Voor de toezending dient één gesloten omslag te worden gebruikt.

Europese Commissie

Directeur-generaal Begroting

Rekenplichtige van de Europese Commissie

BRE2 13/505

B-1049 BRUSSEL

Image

Image


BIJLAGE II

Mededeling van informatie door uitvoerende autoriteiten of organen

Image

Image

Image


20.12.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 344/27


VERORDENING (EG) Nr. 1303/2008 VAN DE COMMISSIE

van 18 december 2008

houdende rectificatie van Verordening (EG) nr. 983/2008 tot vaststelling van een programma voor de toewijzing aan de lidstaten van aan het begrotingsjaar 2009 toe te rekenen middelen voor de levering van levensmiddelen uit de interventievoorraden aan de meest behoeftigen in de Gemeenschap

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („Integrale-GMO-verordening”) (1), en met name op artikel 43, onder g), juncto artikel 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Door een administratieve onoplettendheid zijn in bijlage III bij Verordening (EG) nr. 983/2008 van de Commissie (2) met betrekking tot de intracommunautaire overdrachten van suiker de verkeerde bureaus vermeld als zijnde gemachtigd om suiker in ontvangst te nemen voor Litouwen en Portugal. Deze vergissingen moeten worden gerectificeerd om de correcte uitvoering van het programma te garanderen.

(2)

Verordening (EG) nr. 983/2008 moet derhalve dienovereenkomstig worden gerectificeerd. De rectificatie moet van toepassing zijn met ingang van de datum waarop die verordening in werking is getreden.

(3)

De in deze verordening vervatte maatregel is in overeenstemming met het advies van het Beheerscomité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

In bijlage III bij Verordening (EG) nr. 983/2008 wordt de vierde kolom, „Geadresseerde”, als volgt gewijzigd:

1.

In punt 2 wordt „Ministério das Finanças, Direcção-Geral das Alfândegas e dos Impostos Especiais sobre o Consumo, Direcção de Serviços de Licenciamento, Portugal” vervangen door „IFAP, Portugal”.

2.

In punt 4 wordt „NMA, Lietuva” vervangen door „Lietuvos žemės ūkio ir maisto produktų rinkos reguliavimo agentūra, Lietuva”.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 10 oktober 2008.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 18 december 2008

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 268 van 9.10.2008, blz. 3.


20.12.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 344/28


VERORDENING (EG) Nr. 1304/2008 VAN DE COMMISSIE

van 19 december 2008

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1266/2007 wat betreft de voorwaarden waaronder bepaalde dieren van vatbare soorten worden vrijgesteld van het verplaatsingsverbod overeenkomstig Richtlijn 2000/75/EG van de Raad

(Voor de EER relevante tekst)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 2000/75/EG van de Raad van 20 november 2000 tot vaststelling van specifieke bepalingen inzake de bestrijding en uitroeiing van bluetongue (1), en met name op artikel 9, lid 1, onder c), de artikelen 11 en 12, en artikel 19, derde alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EG) nr. 1266/2007 (2) van de Commissie stelt in verband met bluetongue bepalingen vast wat betreft de bestrijding, monitoring, surveillance en beperkingen op verplaatsingen van dieren in en uit de beperkingsgebieden.

(2)

Overeenkomstig artikel 8, lid 1, van die verordening worden verplaatsingen van dieren en sperma, eicellen en embryo’s daarvan van een bedrijf of spermawinnings- of opslagcentrum, dat is gelegen in een beperkingsgebied, naar een ander bedrijf of spermawinnings- of opslagcentrum vrijgesteld van het krachtens Richtlijn 2000/75/EG ingestelde verbod, mits de dieren en sperma, eicellen en embryo’s daarvan voldoen aan bepaalde in dat artikel vastgestelde voorwaarden.

(3)

Uit ervaring is gebleken dat de doeltreffendheid van de maatregelen die zijn vastgelegd in Verordening (EG) nr. 1266/2007 om dieren tegen vectoren te beschermen, in een aantal lidstaten door een combinatie van factoren kan worden ondermijnd. Die factoren zijn onder meer de vectorsoort, de klimatologische omstandigheden en het type veehouderij van de vatbare herkauwers.

(4)

Daarom mogen de lidstaten van bestemming bij wijze van overgangsmaatregel overeenkomstig artikel 9 bis van Verordening (EG) nr. 1266/2007, zoals gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 394/2008 (3), op basis van de resultaten van een risicobeoordeling waarin rekening wordt gehouden met de entomologische en epidemiologische omstandigheden waaronder de dieren worden binnengebracht, tot en met 31 december 2008 eisen dat bij de verplaatsing van dieren die onder de uitzondering van artikel 8, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1266/2007 vallen, aan aanvullende voorwaarden wordt voldaan.

(5)

Tijdens de periode na de goedkeuring van die overgangsmaatregel is gebleken dat de toepassing van de maatregelen om dieren tegen vectoren te beschermen in een aantal lidstaten niet doeltreffend is. In haar advies over bluetongue van 19 juni 2008 (4) heeft de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid er bovendien op gewezen dat er in de Gemeenschap voor de doeltreffende bescherming van dieren tegen Culicoides geen formeel goedgekeurd behandelingsprotocol werd goedgekeurd.

(6)

Gezien deze omstandigheden en in afwachting van een verdere wetenschappelijke beoordeling, dient de toepassingsperiode van de overgangsmaatregel van artikel 9 bis van Verordening (EG) nr. 1266/2007 te worden verlengd.

(7)

Verordening (EG) nr. 1266/2007 dient daarom dienovereenkomstig te worden gewijzigd.

(8)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

In artikel 9 bis, inleidende zin, van Verordening (EG) nr. 1266/2007 wordt „31 december 2008” vervangen door „31 december 2009”.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 19 december 2008.

Voor de Commissie

Androulla VASSILIOU

Lid van de Commissie


(1)  PB L 327 van 22.12.2000, blz. 74.

(2)  PB L 283 van 27.10.2007, blz. 37.

(3)  PB L 117 van 1.5.2008, blz. 22.

(4)  Opinion of the Scientific Panel on Animal Health and Welfare on a request from the European Commission (DG SANCO) on Bluetongue. The EFSA Journal (2008) 735, 1-69.


20.12.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 344/30


VERORDENING (EG) Nr. 1305/2008 VAN DE COMMISSIE

van 19 december 2008

houdende goedkeuring van minimale wijzigingen van het productdossier van een benaming die is opgenomen in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen (Maroilles ou Marolles (BOB))

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad van 20 maart 2006 inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen (1), en met name op artikel 9, lid 2, tweede zin,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Commissie heeft overeenkomstig artikel 9, lid 1, eerste alinea, en artikel 17, lid 2, van Verordening (EG) nr. 510/2006 de aanvraag van Frankrijk beoordeeld voor de goedkeuring van een wijziging van onderdelen van het productdossier van de beschermde oorsprongsbenaming „Maroilles ou Marolles”, die bij Verordening (EG) nr. 1107/96 van de Commissie (2) is geregistreerd.

(2)

De aanvraag betreft een wijziging van het productdossier waarbij de voorwaarden voor de toepassing van behandelingen en toevoegingen ten aanzien van de melk en bij de vervaardiging van de „Maroilles ou Marolles” nader worden omschreven. Door deze handelwijze wordt gewaarborgd dat de essentiële kenmerken van de benaming behouden blijven.

(3)

De Commissie heeft de betrokken wijziging onderzocht en acht ze gerechtvaardigd. Aangezien het een minimale wijziging betreft in de zin van artikel 9 van Verordening (EG) nr. 510/2006, kan de Commissie de wijziging goedkeuren zonder gebruik te maken van de in de artikelen 5, 6 en 7 van die verordening omschreven procedure.

(4)

Overeenkomstig artikel 18, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1898/2006 van de Commissie (3) en artikel 17, lid 2, van Verordening (EG) nr. 510/2006 dient een samenvatting van het productdossier te worden bekendgemaakt,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Het productdossier voor de beschermde oorsprongsbenaming „Maroilles ou Marollles” wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage I bij deze verordening.

Artikel 2

De geconsolideerde samenvatting, die de belangrijkste gegevens uit het productdossier bevat, is opgenomen in bijlage II bij deze verordening.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 19 december 2008.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 93 van 31.3.2006, blz. 12.

(2)  PB L 148 van 21.6.1996, blz. 1.

(3)  PB L 369 van 23.12.2006, blz. 1.


BIJLAGE I

De volgende wijzigingen in het productdossier van de beschermde oorsprongsbenaming „Maroilles ou Marolles” worden goedgekeurd:

„Werkwijze voor het verkrijgen van het product”:

Punt 5 van het productdossier over de beschrijving van de werkwijze voor het verkrijgen van het product wordt aangevuld met de volgende bepalingen:

„(…) Voor het laten stremmen van de melk mag uitsluitend leb worden toegevoegd.

Het concentreren van de melk door de gedeeltelijke verwijdering van het waterige gedeelte vóór de stremming is verboden.

Naast op zuivel gebaseerde ingrediënten zijn de enige ingrediënten, technische hulpmiddelen of additieven die aan de melk mogen worden toegevoegd of die tijdens de bereiding mogen worden gebruikt, leb, onschadelijke culturen van bacteriën, gist en schimmels, calciumchloride en zout.

(…) Het is verboden op zuivel gebaseerde ingrediënten, producten in bereiding, wrongel en verse kaas onder het vriespunt te bewaren.

(…) Het is verboden verse en rijpende kazen onder gemodificeerde atmosfeer te bewaren.”.


BIJLAGE II

SAMENVATTING

Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen

„MAROILLES ou MAROLLES”

EG-nummer: FR-PDO-0117-0123/29.03.2006

BOB (X) BGA ( )

Deze samenvatting bevat de belangrijkste gegevens uit het productdossier ter informatie.

1.   Bevoegde dienst van de lidstaat

Naam:

Institut national de l’origine et de la qualité (INAO)

Adres:

51 rue d’Anjou — 75008 Paris

Tel.

+33 (0)1 53 89 80 00

Fax

+33 (0)1 53 89 80 60

E-mail:

info@inao.gouv.fr

2.   Groepering

Naam:

Syndicat des Fabricants et Affineurs du fromage de Maroilles

Adres:

Uriane — B.P. 20 — 148 av. du Général de Gaulle — 02260 La Capelle

Tel.

+33 (0)3 23 97 57 57

Fax

+33 (0)3 23 97 57 59

E-mail:

sfam@uriane.com

Samenstelling:

Producenten/verwerkers (X) Andere samenstelling ( )

3.   Productcategorie

Categorie 1.3:

Kaas

4.   Productdossier

(samenvatting van de in artikel 4, lid 2, van Verordening (EG) nr. 510/2006 voorgeschreven gegevens)

4.1.   Naam

„Maroilles ou Marolles”

4.2.   Beschrijving

Zachte kaas van koemelk met een gewassen oranjerode korst, in een vierkante vorm met zijden van 12,5 tot 13 cm, maar ook in drie kleinere formaten (Sorbais, Mignon en Quart); ten minste 45 % vet.

De kaas is smeuïg en vet, homogeen en roomkleurig.

4.3.   Geografisch gebied

Het geografische gebied bestrijkt het grondgebied van de volgende gemeenten:

 

Departement Aisne:

 

Kantons in hun geheel: Aubenton, Hirson, La Capelle, Le Nouvion-en-Thiérache, Vervins.

 

Gemeenten in hun geheel: Archon, Les Autels, Le Sourd, Brunehamel, Cuiry-lès-Iviers, Dagny-Lambercy, Dohis, Etreux, Flavigny-le-Grand-et-Beaurain, Grandrieux, Guise, Iron, Lavaqueresse, Lemé, Malzy Marly-Gomont, Monceau-sur-Oise, Morgny-en-Tiérache, Oisy, Parfondeval, Proizy, Résigny, Romery, Villers-lès-Guise en Wiège-Faty.

 

Departement Nord:

 

Kantons in hun geheel: Avesne-sur-Helpe-Nord, Avesne-sur-Helpe-Sud, Solre-le-Château, Trélon.

 

Gemeenten in hun geheel: Aulnoye-Aymeries, Bachant, Bazuel, Beaufort, Berlaimont, Catillon-sur-Sambre, Damousies, Eclaibes, Ecuélin, Le Favril, Fontaine-au-Bois, La Groise, Hecq, Landrecies, Leval, Limont-Fontaine, Locquignol, Maroilles, Monceau-Saint-Waast, Noyelles-Sur-Sambre, Obrechies, Ors, Pommereuil, Pont-sur-Sambre, Preux-aux-Bois, Prisches, Quievelon, Rejet-de-Beaulieu, Saint-Rémy-Chaussée, Robersart, Sassegnies en Wattignies-la-Victoire.

4.4.   Bewijs van de oorsprong

Elk verwerkingsbedrijf en elk rijpingsbedrijf vult een „verklaring van geschiktheid” in die wordt geregistreerd door de diensten van het INAO en aan de hand waarvan de laatstgenoemde alle ondernemers kan identificeren. De ondernemers dienen registers bij te houden voor het INAO, evenals alle documenten die nodig zijn voor de controle van de oorsprong, de kwaliteit en de omstandigheden van de productie van de melk en de kazen.

De kwaliteit en de typische kenmerken van een product met een oorsprongsbenaming worden gecontroleerd aan de hand van een analytisch en organoleptisch onderzoek.

4.5.   Werkwijze voor het verkrijgen van het product

De melkproductie en de fabricage en de rijping van de kazen moeten plaatsvinden in het geografische gebied.

De kaas is uitsluitend vervaardigd uit gestremde koemelk; de wrongel wordt verdeeld en niet gewassen; het uitlekken gebeurt spontaan; de kaas wordt drooggezouten; de rijping is variabel naargelang van het formaat en duurt ten minste vijf weken voor het basisformaat, gedurende welke de korst meerdere malen zonder gebruik van schimmelwerende middelen met zout water wordt gewassen.

4.6.   Verband

De monniken van de abdij in Maroilles die in de zevende eeuw werd gesticht, hebben deze kaas in ongeveer 960 ontwikkeld. Vanaf de elfde eeuw mochten ook de naburige dorpen de kaas fabriceren. De abten verbeterden het runderras afhankelijk van het klimaat en de kaasverwerking. De benaming werd op 17 juli 1955 langs gerechtelijke weg toegekend.

De benaming is ontstaan in de natuurlijke regio Thiérache, rondom de stad Maroilles en de bijbehorende abdij, met een koel en vochtig klimaat, met een niet-doorlatende bodem die zo geschikt is voor grassen dat in dit gebied tegenwoordig uitsluitend vee wordt gefokt; dankzij de kennis van de monniken, die op de omringende bevolking is overgedragen, heeft de Maroilles zich harmonieus kunnen ontwikkelen.

4.7.   Controlestructuur

Naam:

Institut national de l’origine et de la qualité (INAO)

Adres:

51, rue d’Anjou — 75008 Paris

Tel.

+33 (0)1 53 89 80 00

Fax

+33 (0)1 53 89 80 60

E-mail:

info@inao.gouv.fr

Het Institut National de l’origine et de la qualité is een bestuursrechtelijke openbare instelling met rechtspersoonlijkheid die onder het ministerie van Landbouw valt.

Het INAO is verantwoordelijk voor de controle van de productievoorwaarden van de producten met een oorsprongsbenaming.

Naam:

Direction Générale de la Concurrence, de la Consommation et de la Répression des Fraudes (DGCCRF)

Adres:

59, Boulevard Vincent Auriol — 75703 Paris Cedex 13

Tel.

+33 (0)1 44 87 17 17

Fax

+33 (0)1 44 97 30 37

Het DGCCRF is een dienst van het ministerie van Economische Zaken, Industrie en Werkgelegenheid.

4.8.   Etikettering

Het is verplicht de benaming aan te brengen.


20.12.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 344/35


VERORDENING (EG) Nr. 1306/2008 VAN DE COMMISSIE

van 17 december 2008

tot vaststelling van de communautaire verkoopprijzen voor de in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 104/2000 genoemde visserijproducten voor het visseizoen 2009

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 104/2000 van de Raad van 17 december 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector visserijproducten en producten van de aquacultuur (1), en met name op artikel 25, leden 1 en 6,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Voor alle in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 104/2000 genoemde producten wordt voor het begin van het visseizoen een communautaire verkoopprijs vastgesteld die ten minste 70 % en ten hoogste 90 % van de oriëntatieprijs bedraagt.

(2)

Voor alle betrokken producten zijn de oriëntatieprijzen voor het visseizoen 2009 vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1299/2008 (2).

(3)

De marktprijzen variëren aanzienlijk volgens de soorten en de commerciële aanbiedingsvormen van de producten, in het bijzonder voor pijlinktvis en heek.

(4)

Derhalve dienen, met het oog op de bepaling van het prijsniveau waarop kan worden overgegaan tot toepassing van de in artikel 25, lid 2, van Verordening (EG) nr. 104/2000 bedoelde interventiemaatregel, aanpassingscoëfficiënten te worden vastgesteld voor de verschillende soorten en aanbiedingsvormen van de in de Gemeenschap aangevoerde bevroren producten.

(5)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor visserijproducten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De communautaire verkoopprijzen, als bedoeld in artikel 25, lid 1, van Verordening (EG) nr. 104/2000, voor de in bijlage II bij die verordening genoemde visserijproducten voor het visseizoen 2009, en de betrokken aanbiedingsvormen en aanpassingscoëfficiënten, zijn vermeld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2009.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 17 december 2008.

Voor de Commissie

Joe BORG

Lid van de Commissie


(1)  PB L 17 van 21.1.2000, blz. 22.

(2)  Zie bladzijde 1 van dit Publicatieblad.


BIJLAGE

Verkoopprijzen en aanpassingscoëfficiënten

Soort

Aanbiedingsvorm

Aanpassingscoëfficiënt

Interventieniveau

Verkoopprijs

(in euro/ton)

Zwarte heilbot

(Reinhardtius hippoglossoides)

Geheel of gestript, met of zonder kop

1,0

0,85

1 662

Heek

(Merluccius spp.)

Geheel of gestript, met of zonder kop

1,0

0,85

1 017

Afzonderlijke filets

 

 

 

met huid

1,0

0,85

1 261

zonder huid

1,1

0,85

1 387

Zeebrasem

(Dentex dentex en Pagellus spp.)

Geheel of gestript, met of zonder kop

1,0

0,85

1 321

Zwaardvis

(Xiphias gladius)

Geheel of gestript, met of zonder kop

1,0

0,85

3 398

Garnalen Penaeidae

Bevroren

 

 

 

a)

Parapenaeus Longirostris

1,0

0,85

3 427

b)

Andere Penaeidae

1,0

0,85

6 712

Inktvissen

(Sepia officinalis, Rossia macrosoma en Sepiola rondeletti)

Bevroren

1,0

0,85

1 661

Pijlinktvissen (Loligo spp.)

a)

Loligo patagonica

geheel, niet schoongemaakt

1,00

0,85

1 023

schoongemaakt

1,20

0,85

1 227

b)

Loligo vulgaris

geheel, niet schoongemaakt

2,50

0,85

2 556

schoongemaakt

2,90

0,85

2 965

Achtarmige inktvissen

(Octopus spp.)

Bevroren

1,00

0,85

1 856

Illex argentinus

geheel, niet schoongemaakt

1,00

0,80

695

tube

1,70

0,80

1 182

Commerciële aanbiedingsvorm:

geheel, niet schoongemaakt

:

product dat geen enkele behandeling heeft ondergaan

schoongemaakt

:

product dat ten minste van de ingewanden is ontdaan

tube

:

pijlinktvis die ten minste van de ingewanden en de kop is ontdaan


20.12.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 344/37


VERORDENING (EG) Nr. 1307/2008 VAN DE COMMISSIE

van 19 december 2008

tot vaststelling van de referentieprijzen voor bepaalde visserijproducten voor het visseizoen 2009

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 104/2000 van de Raad van 17 december 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector visserijproducten en producten van de aquacultuur (1), en met name op artikel 29, leden 1 en 5,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In Verordening (EG) nr. 104/2000 is bepaald dat jaarlijks per productklasse voor de gehele Gemeenschap geldende referentieprijzen kunnen worden vastgesteld voor producten waarvoor op grond van artikel 28, lid 1, een schorsing van de douanerechten geldt. Dit geldt ook voor producten waarvoor een referentieprijs in acht moet worden genomen hetzij in het kader van een regeling inzake verlaging van douanetarieven die is geconsolideerd in de WTO, hetzij in het kader van een andere preferentiële regeling.

(2)

Overeenkomstig artikel 29, lid 3, onder a), van Verordening (EG) nr. 104/2000 is de referentieprijs voor de in bijlage I, punten A en B, van die verordening genoemde producten gelijk aan de overeenkomstig artikel 20, lid 1, van die verordening vastgestelde ophoudprijs.

(3)

Voor de betrokken producten zijn de communautaire ophoudprijzen voor het visseizoen 2009 vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1309/2008 van de Commissie (2).

(4)

Overeenkomstig artikel 29, lid 3, onder d), van Verordening (EG) nr. 104/2000 wordt de referentieprijs voor andere dan de in de bijlagen I en II bij die verordening genoemde producten met name bepaald op basis van het gewogen gemiddelde van de douanewaarden die op de invoermarkten of in de invoerhavens zijn geconstateerd tijdens de drie jaren voorafgaand aan de datum waarop de referentieprijs wordt vastgesteld.

(5)

Voor de onder de criteria van artikel 29, lid 1, van Verordening (EG) nr. 104/2000 vallende producten waarvan de omvang van de invoer uit derde landen niet significant is, dient geen referentieprijs te worden vastgesteld.

(6)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor visserijproducten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De referentieprijzen voor de in artikel 29 van Verordening (EG) nr. 104/2000 bedoelde visserijproducten voor het visseizoen 2009 zijn vermeld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2009.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 19 december 2008.

Voor de Commissie

Joe BORG

Lid van de Commissie


(1)  PB L 17 van 21.1.2000, blz. 22.

(2)  Zie bladzijde 42 van dit Publicatieblad.


BIJLAGE (1)

1.   Referentieprijzen voor de in artikel 29, lid 3, onder a), van Verordening (EG) nr. 104/2000 van de Raad bedoelde producten

Soort

Grootte (2)

Referentieprijs (in EUR/ton)

Ontdaan van ingewanden, met kop (2)

In gehele staat (2)

Aanvullende Taric-code

Extra, A (2)

Aanvullende Taric-code

Extra, A (2)

Haring van de soort

Clupea harengus

ex 0302 40 00

1

 

F011

132

2

 

F012

202

3

 

F013

191

4a

 

F016

121

4b

 

F017

121

4c

 

F018

253

5

 

F015

225

6

 

F019

112

7a

 

F025

112

7b

 

F026

101

8

 

F027

84

Roodbaars

(Sebastes spp.)

ex 0302 69 31 en ex 0302 69 33

1

 

F067

972

2

 

F068

972

3

 

F069

816

Kabeljauw van de soort

Gadus morhua

ex 0302 50 10

1

F073

1 192

F083

861

2

F074

1 192

F084

861

3

F075

1 125

F085

662

4

F076

894

F086

497

5

F077

629

F087

364

 

 

In water gekookt

Vers of ingevroren

Aanvullende Taric-code

Extra, A (2)

Aanvullende Taric-code

Extra, A (2)

Noorse garnaal

(Pandalus borealis)

ex 0306 23 10

1

F317

5 035

F321

1 103

2

F318

1 766

2.   Referentieprijzen voor de in artikel 29, lid 3, onder d), van Verordening (EG) nr. 104/2000 van de Raad bedoelde producten

Product

Aanvullende Taric-code

Aanbiedingsvorm

Referentieprijs

(in EUR/ton)

1.   

Roodbaars

 

 

In gehele staat:

 

ex 0303 79 35

ex 0303 79 37

F411

met of zonder kop

941

ex 0304 29 35

ex 0304 29 39

 

Filets:

 

F412

met graten („standaard”)

1 914

F413

zonder graten

2 137

F414

blokken in onmiddellijke verpakkingen met een inhoud van niet meer dan 4 kg

2 239

2.   

Kabeljauw

ex 0303 52 10, ex 0303 52 30, ex 0303 52 90, ex 0303 79 41

F416

In gehele staat, met of zonder kop

1 095

ex 0304 29 29

 

Filets:

 

F417

„interleaved” of industriële blokken met graten („standaard”)

2 501

F418

„interleaved” of industriële blokken zonder graten

2 717

F419

enkele of „fully interleaved” filets, met huid

2 550

F420

enkele of „fully interleaved” filets, zonder huid

2 943

F421

blokken in onmiddellijke verpakkingen met een inhoud van niet meer dan 4 kg

2 903

ex 0304 99 33

F422

Stukken en ander visvlees, met uitzondering van geagglomereerde visblokken

1 463

3.   

Koolvis

ex 0304 29 31

 

Filets:

 

F424

„interleaved” of industriële blokken met graten („standaard”)

1 518

F425

„interleaved” of industriële blokken zonder graten

1 722

F426

enkele of „fully interleaved” filets, met huid

1 476

F427

enkele of „fully interleaved” filets, zonder huid

1 646

F428

blokken in onmiddellijke verpakkingen met een inhoud van niet meer dan 4 kg

1 786

ex 0304 99 41

F429

Stukken en ander visvlees, met uitzondering van geagglomereerde visblokken

986

4.   

Schelvis

ex 0304 29 33

 

Filets:

 

F431

„interleaved” of industriële blokken met graten („standaard”)

2 264

F432

„interleaved” of industriële blokken zonder graten

2 606

F433

enkele of „fully interleaved” filets, met huid

2 537

F434

enkele of „fully interleaved” filets, zonder huid

2 710

F435

blokken in onmiddellijke verpakkingen met een inhoud van niet meer dan 4 kg

2 960

5.   

Alaska koolvis

 

 

Filets:

 

ex 0304 29 85

F441

„interleaved” of industriële blokken met graten („standaard”)

1 147

F442

„interleaved” of industriële blokken zonder graten

1 324

6.   

Haring

 

 

Vlinders

 

ex 0304 19 97

ex 0304 99 23

F450

met een gewicht van meer dan 80 g per stuk

510

F450

met een gewicht van meer dan 80 g per stuk

464


(1)  Voor alle andere klassen dan die welke expliciet zijn genoemd in de punten 1 en 2 van de bijlage moet als aanvullende Taric-code worden opgegeven: „F499: Andere”.

(2)  De versheidsklassen, grootten en aanbiedingsvormen zijn vastgesteld op grond van artikel 2 van Verordening (EG) nr. 104/2000.


20.12.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 344/41


VERORDENING (EG) Nr. 1308/2008 VAN DE COMMISSIE

van 19 december 2008

tot vaststelling van het bedrag van de steun voor de particuliere opslag van bepaalde visserijproducten voor het visseizoen 2009

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 104/2000 van de Raad van 17 december 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector visserijproducten en producten van de aquacultuur (1),

Gelet op Verordening (EG) nr. 2813/2000 van de Commissie van 21 december 2000 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 104/2000 van de Raad wat betreft de toekenning van steun voor de particuliere opslag van bepaalde visserijproducten (2), en met name op artikel 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Het bedrag van de steun mag niet hoger zijn dan de gedurende het visseizoen dat aan het betrokken visseizoen voorafgaat in de Gemeenschap geconstateerde technische en financieringskosten.

(2)

Het is dienstig om de steun voor de particuliere opslag ineens toe te kennen, teneinde langdurige opslag te ontmoedigen, de betalingstermijnen te verkorten en de controletaken te verlichten.

(3)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor visserijproducten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Voor het visseizoen 2009 wordt de steun voor particuliere opslag als bedoeld in artikel 25 van Verordening (EG) nr. 104/2000 voor de in bijlage II bij die Verordening genoemde producten als volgt vastgesteld:

:

eerste maand

:

216 euro/ton

:

tweede maand

:

0 euro/ton.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2009.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 19 december 2008.

Voor de Commissie

Joe BORG

Lid van de Commissie


(1)  PB L 17 van 21.1.2000, blz. 22.

(2)  PB L 326 van 22.12.2000, blz. 30.


20.12.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 344/42


VERORDENING (EG) Nr. 1309/2008 VAN DE COMMISSIE

van 19 december 2008

tot vaststelling van de communautaire ophoudprijzen en verkoopprijzen voor de in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 104/2000 genoemde visserijproducten voor het visseizoen 2009

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 104/2000 van de Raad van 17 december 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector visserijproducten en producten van de aquacultuur (1), en met name op artikel 20, lid 3, en artikel 22,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig Verordening (EG) nr. 104/2000 worden de communautaire ophoudprijzen en verkoopprijzen voor elk van de in bijlage I bij die verordening genoemde producten naar gelang van versheid, grootte of gewicht en aanbiedingsvorm van het product vastgesteld door de aanpassingscoëfficiënt voor de betrokken productklasse toe te passen op een bedrag dat ten hoogste 90% van de oriëntatieprijs bedraagt.

(2)

In de aanvoergebieden die zeer ver van de voornaamste verbruikscentra van de Gemeenschap zijn gelegen, kunnen aanpassingscoëfficiënten op de ophoudprijs worden toegepast. De oriëntatieprijzen voor het visseizoen 2009 zijn voor alle betrokken producten vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1299/2008 van de Raad (2).

(3)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor visserijproducten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De aanpassingscoëfficiënten die voor het visseizoen 2009 worden gebruikt voor de berekening van de communautaire ophoudprijzen en verkoopprijzen als bedoeld in de artikelen 20 en 22 van Verordening (EG) nr. 104/2000 voor de in bijlage I bij die verordening genoemde producten, zijn vastgesteld in bijlage I bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

De communautaire ophoudprijzen en verkoopprijzen voor het visseizoen 2009 en de producten waarop zij van toepassing zijn, zijn vastgesteld in bijlage II.

Artikel 3

De ophoudprijzen voor het visseizoen 2009 voor ver van de voornaamste verbruikscentra van de Gemeenschap gelegen aanvoergebieden en de producten waarop deze prijzen van toepassing zijn, zijn vastgesteld in bijlage III.

Artikel 4

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2009.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 19 december 2008.

Voor de Commissie

Joe BORG

Lid van de Commissie


(1)  PB L 17 van 21.1.2000, blz. 22.

(2)  Zie bladzijde 1 van dit Publicatieblad.


BIJLAGE I

Aanpassingscoëfficiënten voor de in bijlage I, punten A, B en C, van Verordening (EG) nr. 104/2000 genoemde producten

Soort

Grootte (1)

Aanpassingscoëfficiënten

Ontdaan van ingewanden, met kop (1)

In gehele staat (1)

Extra, A (1)

Extra, A (1)

Haring van de soort

Clupea harengus

1

0,00

0,47

2

0,00

0,72

3

0,00

0,68

4a

0,00

0,43

4b

0,00

0,43

4c

0,00

0,90

5

0,00

0,80

6

0,00

0,40

7a

0,00

0,40

7b

0,00

0,36

8

0,00

0,30

Sardines van de soort

Sardina pilchardus

1

0,00

0,51

2

0,00

0,64

3

0,00

0,72

4

0,00

0,47

Doornhaai

Squalus acanthias

1

0,60

0,60

2

0,51

0,51

3

0,28

0,28

Hondshaai

Scyliorhinus spp.

1

0,64

0,60

2

0,64

0,56

3

0,44

0,36

Roodbaars

Sebastes spp.

1

0,00

0,81

2

0,00

0,81

3

0,00

0,68

Kabeljauw van de soort

Gadus morhua

1

0,72

0,52

2

0,72

0,52

3

0,68

0,40

4

0,54

0,30

5

0,38

0,22

Koolvis

Pollachius virens

1

0,72

0,56

2

0,72

0,56

3

0,71

0,55

4

0,61

0,30

Schelvis

Melanogrammus aeglefinus

1

0,72

0,56

2

0,72

0,56

3

0,62

0,43

4

0,52

0,36

Wijting

Merlangius merlangus

1

0,66

0,50

2

0,64

0,48

3

0,60

0,44

4

0,41

0,30

Leng

Molva spp.

1

0,68

0,56

2

0,66

0,54

3

0,60

0,48

Makreel van de soort

Scomber scombrus

1

0,00

0,72

2

0,00

0,71

3

0,00

0,69

Spaanse makreel van de soort

Scomber japonicus

1

0,00

0,77

2

0,00

0,77

3

0,00

0,63

4

0,00

0,47

Ansjovis

Engraulis spp.

1

0,00

0,68

2

0,00

0,72

3

0,00

0,60

4

0,00

0,25

Schol

Pleuronectes platessa

1

0,75

0,41

2

0,75

0,41

3

0,72

0,41

4

0,52

0,34

Heek van de soort

Merluccius merluccius

1

0,90

0,71

2

0,68

0,53

3

0,68

0,52

4

0,56

0,43

5

0,52

0,41

Schartong

Lepidorhombus spp.

1

0,68

0,64

2

0,60

0,56

3

0,54

0,49

4

0,34

0,29

Schar

Limanda limanda

1

0,71

0,58

2

0,54

0,42

Bot

Platichthys flesus

1

0,66

0,58

2

0,50

0,42

Witte tonijn

Thunnus alalunga

1

0,90

0,81

2

0,90

0,77

Inktvissen

Sepia officinalis en Rossia macrosoma

1

0,00

0,64

2

0,00

0,64

3

0,00

0,40


Soort

Grootte (2)

Aanpassingscoëfficiënt

 

In gehele staat

Zonder kop (2)

Ontdaan van ingewanden, met kop (2)

 

Extra, A (2)

Extra, A (2)

Zeeduivel

Lophius spp.

1

0,61

0,77

 

2

0,78

0,72

3

0,78

0,68

4

0,65

0,60

5

0,36

0,43

 

 

Alle aanbiedingsvormen

 

Extra, A (2)

 

Garnalen van de soort

Crangon crangon

1

0,59

 

 

2

0,27

 

 

Gekookt in water

Vers of gekoeld

 

Extra, A (2)

Extra, A (2)

Noorse garnaal

Pandalus borealis

1

0,77

0,68

 

2

0,27

 

 

In gehele staat (2)

 

 

Noordzeekrab

Cancer pagurus

1

0,72

 

 

2

0,54

 

 

In gehele staat (2)

 

Staarten (2)

E' (2)

Extra, A (2)

Extra, A (2)

Langoustine

Nephrops norvegicus

1

0,86

0,86

0,81

2

0,86

0,59

0,68

3

0,77

0,59

0,50

4

0,50

0,41

0,41

 

 

Ontdaan van ingewanden, met kop (2)

In gehele staat (2)

 

Extra, A (2)

Extra, A (2)

Tong

Solea spp.

1

0,75

0,58

 

2

0,75

0,58

3

0,71

0,54

4

0,58

0,42

5

0,50

0,33


(1)  De versheidsklassen, grootten en aanbiedingsvormen zijn vastgesteld op grond van artikel 2 van Verordening (EG) nr. 104/2000.

(2)  De versheidsklassen, grootten en aanbiedingsvormen zijn vastgesteld op grond van artikel 2 van Verordening (EG) nr. 104/2000.


BIJLAGE II

Communautaire ophoudprijzen en verkoopprijzen voor de producten van bijlage I, punten A, B en C, van Verordening (EG) nr. 104/2000

Soort

Grootte (1)

Ophoudprijs (in euro/ton)

Ontdaan van ingewanden, met kop (1)

In gehele staat (1)

Extra, A (1)

Extra, A (1)

Haring van de soort

Clupea harengus

1

0

132

2

0

202

3

0

191

4a

0

121

4b

0

121

4c

0

253

5

0

225

6

0

112

7a

0

112

7b

0

101

8

0

84

Sardines van de soort

Sardina pilchardus

1

0

293

2

0

367

3

0

413

4

0

270

Doornhaai

Squalus acanthias

1

667

667

2

567

567

3

311

311

Doornhaai

Scyliorhinus spp.

1

464

435

2

464

406

3

319

261

Roodbaars

Sebastes spp.

1

0

972

2

0

972

3

0

816

Kabeljauw van de soort

Gadus morhua

1

1 192

861

2

1 192

861

3

1 125

662

4

894

497

5

629

364

Koolvis

Pollachius virens

1

559

435

2

559

435

3

551

427

4

473

233

Schelvis

Melanogrammus aeglefinus

1

747

581

2

747

581

3

644

446

4

540

374

Wijting

Merlangius merlangus

1

630

478

2

611

458

3

573

420

4

392

287

Leng

Molva spp.

1

826

680

2

801

656

3

728

583

Makreel van de soort

Scomber scombrus

1

0

233

2

0

229

3

0

223

Spaanse makreel van de soort

Scomber japonicus

1

0

224

2

0

224

3

0

183

4

0

137

Ansjovis

Engraulis spp.

1

0

884

2

0

936

3

0

780

4

0

325

Schol

Pleuronectes platessa

1 januari t/m 30 april 2009

1

809

442

2

809

442

3

777

442

4

561

367

1 mei t/m 31 december 2009

1

1 124

615

2

1 124

615

3

1 079

615

4

779

510

Heek van de soort

Merluccius merluccius

1

3 258

2 570

2

2 462

1 919

3

2 462

1 882

4

2 027

1 557

5

1 882

1 484

Schartong

Lepidorhombus spp.

1

1 719

1 618

2

1 517

1 416

3

1 365

1 239

4

860

733

Schar

Limanda limanda

1

606

495

2

461

359

Bot

Platichtys flesus

1

345

303

2

261

219

Witte tonijn

Thunnus alalunga

1

2 174

1 780

2

2 174

1 692

Inktvissen

Sepia officinalis en Rossia macrosoma

1

0

1 107

2

0

1 107

3

0

692

 

 

In gehele staat

Zonder kop (1)

Ontdaan van ingewanden, met kop (1)

 

Extra, A (1)

Extra, A (1)

Zeeduivel

Lophius spp.

1

1 810

4 702

2

2 315

4 397

3

2 315

4 153

4

1 929

3 664

5

1 068

2 626

 

 

Alle aanbiedingsvormen

Extra, A (1)

Garnalen van de soort

Crangon crangon

1

1 474

2

674

 

 

Gekookt in water

Vers of gekoeld

Extra, A (1)

Extra, A (1)

Noorse garnaal

Pandalus borealis

1

5 035

1 103

2

1 766


Soort

Grootte (2)

Verkoopprijzen (in euro/ton)

 

In gehele staat (2)

 

Noordzeekrab

Cancer pagurus

1

1 284

 

 

2

963

 

 

In gehele staat (2)

Staarten (2)

E′ (2)

Extra, A (2)

Extra, A (2)

Langoustine

Nephrops norvegicus

1

4 704

4 704

3 535

2

4 704

3 227

2 968

3

4 212

3 227

2 182

4

2 735

2 243

1 789

 

 

Ontdaan van ingewanden, met kop (2)

In gehele staat (2)

 

Extra, A (2)

Extra, A (2)

Tong

Solea spp.

1

5 160

3 990

 

2

5 160

3 990

3

4 885

3 715

4

3 990

2 890

5

3 440

2 270


(1)  De versheidsklassen, grootten en aanbiedingsvormen zijn vastgesteld op grond van artikel 2 van Verordening (EG) nr. 104/2000.

(2)  De versheidsklassen, grootten en aanbiedingsvormen zijn vastgesteld op grond van artikel 2 van Verordening (EG) nr. 104/2000.


BIJLAGE III

Ophoudprijzen in de aanvoergebieden die verafgelegen zijn van de voornaamste verbruikscentra

Soort

Aanvoergebied

Aanpassingscoëfficiënt

Grootte (1)

Ophoudprijs

(in euro/ton)

Ontdaan van ingewanden, met kop (1)

In gehele staat (1)

Extra, A (1)

Extra, A (1)

Haring van de soort

Clupea harengus

Kustgebieden en eilanden van Ierland

0,90

1

0

119

2

0

182

3

0

172

4a

0

109

Kustgebieden van het oosten van Engeland van Berwick tot Dover

Kustgebieden van Schotland van Portpatrick tot Eyemouth en de westelijk en noordelijk van deze gebieden gelegen eilanden

Kustgebieden van het graafschap Down (Noord-Ierland)

0,90

1

0

119

2

0

182

3

0

172

4a

0

109

Makreel van de soort

Scomber scombrus

Kustgebieden en eilanden van Ierland

0,96

1

0

223

2

0

220

3

0

214

Kustgebieden en eilanden van Cornwall en Devon in het Verenigd Koninkrijk

0,95

1

0

221

2

0

218

3

0

212

Heek van de soort

Merluccius merluccius

Kustgebieden van Troon (in het zuidwesten van Schotland) tot Wick (in het noordoosten van Schotland), alsmede de westelijk en noordelijk van deze gebieden gelegen eilanden

0,75

1

2 444

1 928

2

1 846

1 439

3

1 846

1 412

4

1 520

1 167

5

1 412

1 113

Witte tonijn

Thunnus alalunga

Azoren en Madeira

0,48

1

1 043

854

2

1 043

812

Sardines van de soort

Sardina pilchardus

Canarische Eilanden

0,48

1

0

141

2

0

176

3

0

198

4

0

129

Kustgebieden en eilanden van Cornwall en Devon in het Verenigd Koninkrijk

0,74

1

0

217

2

0

272

3

0

306

4

0

200

De Atlantische kustgebieden van Portugal

0,93

2

0

342

0,81

3

0

335


(1)  De versheidsklassen, grootten en aanbiedingsvormen zijn vastgesteld op grond van artikel 2 van Verordening (EG) nr. 104/2000.


20.12.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 344/52


VERORDENING (EG) Nr. 1310/2008 VAN DE COMMISSIE

van 19 december 2008

tot vaststelling van de forfaitaire waarde van de in het visseizoen 2009 uit de markt genomen visserijproducten die in aanmerking wordt genomen voor de berekening van de financiële vergoeding en het hierop betrekking hebbende voorschot

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 104/2000 van de Raad van 17 december 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector visserijproducten en producten van de aquacultuur (1), en met name op artikel 21, leden 5 en 8,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EG) nr. 104/2000 voorziet in de toekenning van een financiële vergoeding aan de producentenorganisaties die onder bepaalde voorwaarden in bijlage I, onder A en B, van genoemde verordening bedoelde producten uit de markt nemen. Op het bedrag van deze financiële vergoeding moet de forfaitair vastgestelde waarde van de producten die worden bestemd voor andere doeleinden dan menselijke consumptie, in mindering worden gebracht.

(2)

In Verordening (EG) nr. 2493/2001 van de Commissie van 19 december 2001 betreffende de afzet van bepaalde uit de markt genomen visserijproducten (2) zijn de mogelijkheden vastgesteld waarvan gebruik kan worden gemaakt voor de afzet van de uit de markt genomen producten. Het is noodzakelijk de waarde van de genoemde producten voor elk van deze mogelijkheden forfaitair vast te stellen met inachtneming van de gemiddelde ontvangsten die in de verschillende lidstaten bij een dergelijke afzet kunnen worden verkregen.

(3)

Krachtens artikel 7 van Verordening (EG) nr. 2509/2000 van de Commissie van 15 november 2000 tot vaststelling van de uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 104/2000 van de Raad wat betreft de toekenning van de financiële vergoeding voor het uit de markt nemen van bepaalde visserijproducten (3), gelden bijzondere bepalingen die inhouden dat, als een producentenorganisatie of een van haar leden haar of zijn producten te koop aanbiedt in een andere lidstaat dan die waar de organisatie is erkend, de met de uitkering van de financiële vergoeding belaste instantie op de hoogte moet worden gebracht van de betrokken transacties. Bovenbedoelde instantie is de instantie van de lidstaat waar de producentenorganisatie is erkend. Derhalve moet de in die lidstaat geldende forfaitaire waarde in mindering worden gebracht.

(4)

Dezelfde berekeningsmethode moet ook worden toegepast voor het voorschot op de financiële vergoeding als bedoeld in artikel 6 van Verordening (EG) nr. 2509/2000.

(5)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor visserijproducten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De forfaitaire waarde voor de berekening van de financiële vergoeding en het hierop betrekking hebbende voorschot voor de door de producentenorganisaties uit de markt genomen en voor andere doeleinden dan menselijke consumptie gebruikte visserijproducten, als bedoeld in artikel 21, lid 5, van Verordening (EG) nr. 104/2000, wordt voor het visseizoen 2009 vastgesteld zoals in de bijlage is aangegeven.

Artikel 2

De forfaitaire waarde waarmee het bedrag van de financiële vergoeding en het hierop betrekking hebbende voorschot kan worden verminderd, is de waarde die wordt toegepast in de lidstaat waar de producentenorganisatie is erkend.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2009.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 19 december 2008.

Voor de Commissie

Joe BORG

Lid van de Commissie


(1)  PB L 17 van 21.1.2000, blz. 22.

(2)  PB L 337 van 20.12.2001, blz. 20.

(3)  PB L 289 van 16.11.2000, blz. 11.


BIJLAGE

Forfaitaire waarden

Bestemming van uit de markt genomen producten

(euro/ton)

1.

Gebruik na verwerking tot meel (diervoeder):

 

a)

Haring van de soort Clupea harengus en makreel van de soorten Scomber scombrus en Scomber japonicus:

 

Denemarken en Zweden

60

Verenigd Koninkrijk

50

andere lidstaten

15

Frankrijk

2

b)

Garnalen van de soort Crangon crangon en Noorse garnaal (Pandalus borealis):

 

Denemarken en Zweden

0

andere lidstaten

10

c)

Andere producten:

 

Denemarken

40

Zweden, Portugal en Ierland

20

Verenigd Koninkrijk

28

andere lidstaten

1

2.

Gebruik in verse staat of na verduurzaming (diervoeding)

 

a)

Sardines van de soort Sardina pilchardus en ansjovis (Engraulis spp.):

 

alle lidstaten

8

b)

Andere producten:

 

Zweden

0

Frankrijk

30

andere lidstaten

30

3.

Gebruik als aas

 

Frankrijk

60

andere lidstaten

20

4.

Gebruik voor andere dan voederdoeleinden

0


20.12.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 344/54


VERORDENING (EG) Nr. 1311/2008 VAN DE COMMISSIE

van 19 december 2008

tot vaststelling van het bedrag van de steun voor verkoopuitstel en van de forfaitaire premie voor bepaalde visserijproducten voor het visseizoen 2009

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 104/2000 van de Raad van 17 december 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector visserijproducten en producten van de aquacultuur (1),

Gelet op Verordening (EG) nr. 2814/2000 van de Commissie van 21 december 2000 tot vaststelling van de uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EG) nr. 104/2000 van de Raad wat betreft de toekenning van steun voor verkoopuitstel van bepaalde visserijproducten (2), en met name op artikel 5,

Gelet op Verordening (EG) nr. 939/2001 van de Commissie van 14 mei 2001 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 104/2000 van de Raad met betrekking tot de toekenning van forfaitaire steun voor bepaalde visserijproducten (3), en met name op artikel 5,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 104/2000 is bepaald dat steun wordt toegekend voor het uit de markt nemen van hoeveelheden van bepaalde verse producten die ofwel worden verwerkt met het oog op stabilisatie of opslag, ofwel worden verduurzaamd.

(2)

De steun moet voor de producentenorganisaties een voldoende stimulans vormen om uit de markt genomen producten te verwerken of te verduurzamen, en aldus vernietiging ervan te voorkomen.

(3)

Het bedrag van de steun moet zodanig worden vastgesteld dat het evenwicht op de markt voor de betrokken producten niet wordt verstoord en dat de concurrentieverhoudingen niet worden scheefgetrokken.

(4)

Het bedrag van de steun mag niet hoger zijn dan de gedurende het visseizoen dat aan het betrokken visseizoen voorafgaat, in de Gemeenschap geconstateerde technische en financiële kosten van de verrichtingen die noodzakelijk zijn voor stabilisatie en opslag.

(5)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor visserijproducten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Voor het visseizoen 2009 worden de bedragen van de steun voor verkoopuitstel als bedoeld in artikel 23 van Verordening (EG) nr. 104/2000, en die van de forfaitaire steun als bedoeld in artikel 24, lid 4, van die verordening, vastgesteld als aangegeven in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2009.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 19 december 2008.

Voor de Commissie

Joe BORG

Lid van de Commissie


(1)  PB L 17 van 21.1.2000, blz. 22.

(2)  PB L 326 van 22.12.2000, blz. 34.

(3)  PB L 132 van 15.5.2001, blz. 10.


BIJLAGE

1.

Bedrag van de steun voor verkoopuitstel voor de producten van bijlage I, delen A en B, en voor tong (Solea spp.) van bijlage I, deel C, bij Verordening (EG) nr. 104/2000

Soorten bewerkingen als bedoeld in artikel 23 van Verordening (EG) nr. 104/2000

Steun

(in euro/ton)

1

2

I.   

Invriezen en opslag van de producten, in gehele staat, ontdaan van ingewanden en met kop, of versneden

Sardines van de soort Sardina pilchardus

355

Andere soorten

288

II.

Fileren, invriezen en opslag

386

III.

Zouten en/of drogen en opslag van de producten, in gehele staat, ontdaan van ingewanden en met kop, in moten gesneden of gefileerd

277

IV.

Marineren en opslag

257

2.

Bedrag van de steun voor verkoopuitstel voor de overige producten van bijlage I, deel C, bij Verordening (EG) nr. 104/2000

Soorten bewerkingen als bedoeld in artikel 23 van Verordening (EG) nr. 104/2000

Product

Steun

(in euro/ton)

1

2

3

I.

Invriezen en opslag

Langoustine

(Nephrops norvegicus)

323

Langoustinestaarten

(Nephrops norvegicus)

245

II.

Verwijdering van de kop, invriezen en opslag

Langoustine

(Nephrops norvegicus)

290

III.

Koken, invriezen en opslag

Langoustine

(Nephrops norvegicus)

323

Noordzeekrab

(Cancer pagurus)

245

IV.

Pasteuriseren en opslag

Noordzeekrab

(Cancer pagurus)

386

V.

Bewaring in bassins of kooien

Noordzeekrab

(Cancer pagurus)

210

3.

Bedrag van de forfaitaire steun voor de producten van bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 104/2000

Soorten bewerkingen

Steun

(in euro/ton)

I.

Invriezen en opslag van de producten, in gehele staat, ontdaan van ingewanden en met kop, of versneden

288

II.

Fileren, invriezen en opslag

386


20.12.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 344/56


VERORDENING (EG) Nr. 1312/2008 VAN DE COMMISSIE

van 19 december 2008

houdende vaststelling van de omrekeningsgetallen, de bewerkingskosten en de waarde van de bijproducten toevallend aan de verschillende verwerkingsstadia van rijst

(Gecodificeerde versie)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („Integrale-GMO-verordening”) (1), en met name op artikel 5, derde alinea, in combinatie met artikel 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EEG) nr. 467/67 van de Commissie van 21 augustus 1967 houdende vaststelling van de omrekeningsgetallen, de bewerkingskosten en de waarde van de bijproducten toevallend aan de verschillende verwerkingsstadia van rijst (2) is herhaaldelijk en ingrijpend gewijzigd (3). Ter wille van de duidelijkheid en een rationele ordening van de tekst dient tot codificatie van deze verordening te worden overgegaan.

(2)

Volgens artikel 5, derde alinea, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 kan de Commissie omrekeningspercentages, de bewerkingskosten en de waarde van de bijproducten vaststellen die in aanmerking genomen moeten worden voor de toepassing van genoemde verordening bij het omrekenen van waarden of hoeveelheden die betrekking hebben op de verschillende bewerkingsstadia van de rijst (padie, gedopte, halfwitte of volwitte rijst).

(3)

Het is te dien einde noodzakelijk de gegevens in aanmerking te nemen die in de best uitgeruste industrieën van de Gemeenschap verzameld zijn.

(4)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het door het Beheerscomité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten uitgebrachte advies,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Het getal voor de omrekening van gedopte rijst in padie en omgekeerd is het volgende:

Gedopte rijst

Padie

1

1,25

2.   Het getal voor de omrekening van gedopte rijst in volwitte rijst en omgekeerd is het volgende:

 

Gedopte rijst

Volwitte rijst

Rondkorrelige rijst

1

0,775

Halflangkorrelige of langkorrelige rijst

1

0,69

3.   Het getal voor de omrekening van volwitte rijst in halfwitte rijst en omgekeerd is het volgende:

 

Volwitte rijst

Halfwitte rijst

Rondkorrelige rijst

1

1,065

Halflangkorrelige of langkorrelige rijst

1

1,072

Artikel 2

1.   De bij de omrekening van padie in gedopte rijst in aanmerking te nemen bewerkingskosten bedragen 47,13 EUR per ton padie.

2.   De bij de omrekening van gedopte rijst in volwitte rijst in aanmerking te nemen bewerkingskosten bedragen 47,13 EUR per ton gedopte rijst.

3.   Bij de omrekening van halfwitte rijst in volwitte rijst worden geen bewerkingskosten in aanmerking genomen.

Artikel 3

1.   De waarde van de bijproducten bij de bewerking van padie tot gedopte rijst wordt geacht gelijk te zijn aan nul.

2.   De waarde van de bijproducten bij de bewerking van gedopte rijst tot volwitte rijst is gelijk aan:

a)

41,00 EUR per ton gedopte rondkorrelige rijst;

b)

52,00 EUR per ton gedopte halflangkorrelige of langkorrelige rijst.

3.   De waarde van de bijproducten bij de bewerking van halfwitte rijst tot volwitte rijst is gelijk aan:

a)

12,62 EUR per ton halfwitte rondkorrelige rijst;

b)

14,05 EUR per ton halfwitte halflangkorrelige of langkorrelige rijst.

Artikel 4

De omrekening van een waarde van een hoeveelheid gedopte rijst in een waarde van dezelfde hoeveelheid rijst van een ander verwerkingsstadium wordt verricht op basis van gedopte rijst welke 3 % breukrijst bevat. Wanneer gedopte rijst meer dan 3 % breukrijst bevat, wordt deze omrekening verricht na een aanpassing op basis van een waarde van 110 EUR/ton breukrijst.

De omrekening van een waarde van een hoeveelheid halfwitte of volwitte rijst in een waarde van dezelfde hoeveelheid rijst van een ander verwerkingsstadium wordt verricht op basis van halfwitte of volwitte rijst zonder breukrijst. Voor halfwitte of volwitte rijst welke breukrijst bevat wordt deze omrekening verricht na een aanpassing op basis van een waarde van 150 EUR/ton breukrijst.

De in de eerste en tweede alinea's bedoelde aanpassingen worden niet verricht indien de prijzen voor gedopte rijst en de prijzen voor halfwitte of volwitte rijst waarvan wordt uitgegaan voor de vaststelling van de heffingen en de uitvoerrestituties minder bedragen dan:

110 EUR/ton gedopte rijst,

150 EUR/ton halfwitte of volwitte rijst.

Artikel 5

1.   De omrekening van een waarde van een hoeveelheid gedopte rijst in een waarde van dezelfde hoeveelheid padie wordt verricht:

door de om te rekenen waarde te delen door het in artikel 1, lid 1, voor padie voorkomende getal, en

het aldus verkregen bedrag te verminderen met de in artikel 2, lid 1, vastgestelde bewerkingskosten.

De omrekening van een waarde van een hoeveelheid padie in een waarde van dezelfde hoeveelheid gedopte rijst wordt verricht:

door de om te rekenen waarde te verhogen met de in artikel 2, lid 1, vastgestelde bewerkingskosten, en

het aldus verkregen bedrag te vermenigvuldigen met het in artikel 1, lid 1, voor padie voorkomende getal.

2.   De omrekening van een waarde van een hoeveelheid gedopte rijst in de waarde van dezelfde hoeveelheid volwitte rijst wordt verricht:

door de om te rekenen waarde te verhogen met de in artikel 2, lid 2, vastgestelde bewerkingskosten;

deze waarde te verminderen met de in artikel 3, lid 2, vastgestelde waarde van de bijproducten, en

het aldus verkregen bedrag te delen door het in artikel 1, lid 2, vastgestelde getal voor volwitte rijst.

De omrekening van een waarde en een hoeveelheid volwitte rijst in een waarde van dezelfde hoeveelheid gedopte rijst wordt verricht:

door de om te rekenen waarde te vermenigvuldigen met het in artikel 1, lid 2, voor volwitte rijst vastgestelde getal,

het aldus verkregen bedrag te verminderen met de in artikel 2, lid 2, vastgestelde bewerkingskosten, en

het te verhogen met de in artikel 3, lid 2, vastgestelde waarde van de bijproducten.

3.   De omrekening van een waarde van een hoeveelheid volwitte rijst in een waarde van dezelfde hoeveelheid halfwitte rijst wordt verricht:

door de om te rekenen waarde te delen door het in artikel 1, lid 3, voor halfwitte rijst vastgestelde getal, en

het aldus verkregen getal te verhogen met de in artikel 3, lid 3, vastgestelde waarde van de bijproducten.

De omrekening van een waarde van een hoeveelheid halfwitte rijst in een waarde van dezelfde hoeveelheid volwitte rijst wordt verricht:

door de om te rekenen waarde te verminderen met de in artikel 3, lid 3, vastgestelde waarde van de bijproducten, en

het aldus verkregen bedrag te vermenigvuldigen met het in artikel 1, lid 3, voor halfwitte rijst van de betrokken groep voorkomende getal.

Artikel 6

1.   De omrekening van een hoeveelheid gedopte rijst in een overeenkomstige hoeveelheid padie of volwitte rijst wordt verricht door naar gelang van het geval de om te rekenen hoeveelheid te vermenigvuldigen, hetzij met het in artikel 1, lid 1, voor padie vastgestelde getal, hetzij met het in artikel 1, lid 2, voor volwitte rijst vastgestelde getal.

De omrekening van een hoeveelheid padie of volwitte rijst in een overeenkomstige hoeveelheid gedopte rijst wordt verricht door naar gelang van het geval de om te rekenen hoeveelheid te delen, hetzij door het in artikel 1, lid 1, voor padie vastgestelde getal, hetzij door het in artikel 1, lid 2, voor volwitte rijst vastgestelde getal.

2.   De omrekening van een hoeveelheid volwitte rijst in een overeenkomstige hoeveelheid halfwitte rijst wordt verricht door de om te rekenen hoeveelheid te vermenigvuldigen met het in artikel 1, lid 3, voor halfwitte rijst vastgestelde getal.

De omrekening van een hoeveelheid halfwitte rijst in een overeenkomstige hoeveelheid volwitte rijst wordt verricht door de om te rekenen hoeveelheid te delen door het in artikel 1, lid 3, voor halfwitte rijst vastgestelde getal.

Artikel 7

Verordening (EEG) nr. 467/67 wordt ingetrokken.

Verwijzingen naar de ingetrokken verordening gelden als verwijzingen naar de onderhavige verordening en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage II.

Artikel 8

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 19 december 2008.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB 204 van 24.8.1967, blz. 1.

(3)  Zie bijlage I.


BIJLAGE I

Ingetrokken verordening met overzicht van de achtereenvolgende wijzigingen ervan

Verordening nr. 467/67/EEG van de Commissie

(PB 204 van 24.8.1967, blz. 1)

 

Verordening (EEG) nr. 1608/71 van de Commissie

(PB L 168 van 27.7.1971, blz. 17)

 

Verordening (EEG) nr. 1499/72 van de Commissie

(PB L 158 van 14.7.1972, blz. 22)

 

Verordening (EEG) nr. 1808/74 van de Commissie

(PB L 188 van 12.7.1974, blz. 34)

 

Verordening (EEG) nr. 1484/75 van de Commissie

(PB L 150 van 11.6.1975, blz. 7)

 

Verordening (EEG) nr. 1572/77 van de Commissie

(PB L 174 van 14.7.1977, blz. 26)

 

Verordening (EEG) nr. 1771/79 van de Commissie

(PB L 203 van 11.8.1979, blz. 6)

 

Verordening (EEG) nr. 2119/80 van de Commissie

(PB L 206 van 8.8.1980 blz. 20)

 

Verordening (EEG) nr. 2120/81 van de Commissie

(PB L 208 van 28.7.1981, blz. 7)

 

Verordening (EEG) nr. 1871/82 van de Commissie

(PB L 206 van 14.7.1982, blz. 15)

 

Verordening (EEG) nr. 1998/83 van de Commissie

(PB L 196 van 20.7.1983, blz. 16)

 

Verordening (EEG) nr. 1548/84 van de Commissie

(PB L 148 van 5.6.1984, blz. 16)

 

Verordening (EEG) nr. 2249/85 van de Commissie

(PB L 210 van 7.8.1985, blz. 13)

 

Verordening (EEG) nr. 2325/88 van de Commissie

(PB L 202 van 27.7.1988, blz. 41)

Uitsluitend artikel 1


BIJLAGE II

Concordantietabel

Verordening nr. 467/67/EEG

De onderhavige verordening

Artikelen 1 tot en met 4

Artikelen 1 tot en met 4

Artikel 5, lid 1, onder a) en b)

Artikel 5, lid 1, eerste en tweede alinea

Artikel 5, lid 2, onder a) en b)

Artikel 5, lid 2, eerste en tweede alinea

Artikel 5, lid 3, onder a) en b)

Artikel 5, lid 3, eerste en tweede alinea

Artikel 6

Artikel 6

Artikel 7

Artikel 7

Artikel 8

Bijlage I

Bijlage II


20.12.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 344/61


VERORDENING (EG) Nr. 1313/2008 VAN DE COMMISSIE

van 19 december 2008

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 501/2008 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 3/2008 van de Raad inzake voorlichtings- en afzetbevorderingsacties voor landbouwproducten op de binnenmarkt en in derde landen

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 3/2008 van de Raad van 17 december 2007 betreffende voorlichtings- en afzetbevorderingsacties voor landbouwproducten op de binnenmarkt en in derde landen (1), en met name op de artikelen 4, 5 en 15,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Als gevolg van de wijzigingen die in de artikelen 2 en 3 van Verordening (EG) nr. 3/2008 zijn aangebracht bij Verordening (EG) nr. 479/2008 van de Raad van 29 april 2008 houdende een gemeenschappelijke ordening van de wijnmarkt (2), voorzien die artikelen nu ook in voorlichtingsacties over nieuwe vermeldingen op wijnen uit de Gemeenschap en over verantwoorde drinkpatronen en de schade die door riskant alcoholgebruik wordt veroorzaakt. Verordening (EG) nr. 501/2008 van de Commissie (3) moet dienovereenkomstig worden aangepast.

(2)

In bijlage I bij Verordening (EG) nr. 501/2008 zijn de lijst van thema’s en producten en de richtsnoeren voor afzetbevordering op de interne markt vastgesteld.

(3)

Bijlage II bij Verordening (EG) nr. 501/2008 bevat de lijst van de producten die in aanmerking komen voor afzetbevorderingsacties in derde landen, en de lijst van de markten waar dergelijke acties kunnen worden uitgevoerd.

(4)

In bijlage III bij Verordening (EG) nr. 501/2008 zijn de indicatieve jaarbegrotingen voor de verschillende betrokken sectoren vastgesteld.

(5)

In verband met de in Verordening (EG) nr. 3/2008 aangebrachte wijzigingen moeten de bijlagen I, II en III bij Verordening (EG) nr. 501/2008 dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(6)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Beheerscomité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De bijlagen I, II en III bij Verordening (EG) nr. 501/2008 worden gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de zevende dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 19 december 2008.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 3 van 5.1.2008, blz. 1.

(2)  PB L 148 van 6.6.2008, blz. 1.

(3)  PB L 147 van 6.6.2008, blz. 3.


BIJLAGE

De bijlagen I, II en III bij Verordening (EG) nr. 501/2008 worden als volgt gewijzigd:

1)

Bijlage I wordt als volgt gewijzigd:

a)

In het deel „A. LIJST VAN THEMA’S EN PRODUCTEN” komt het elfde streepje als volgt te luiden:

„—

wijnen met een beschermde oorsprongsbenaming of geografische aanduiding, wijnen met een aanduiding van het wijndruivenras,”;

b)

In het deel „B. RICHTSNOEREN” komt het richtsnoer voor „VQPRD, TAFELWIJN MET EEN GEOGRAFISCHE AANDUIDING” als volgt te luiden:

„WIJNEN MET EEN BESCHERMDE OORSPRONGSBENAMING OF GEOGRAFISCHE AANDUIDING, WIJNEN MET EEN AANDUIDING VAN HET WIJNDRUIVENRAS

1.   Algemene analyse van de situatie

De sector wordt gekenmerkt door een grote productie en heeft tegelijkertijd te kampen met een stagnerende, voor sommige wijnsoorten zelfs dalende consumptie, terwijl bovendien het aanbod uit derde landen toeneemt.

2.   Doelstellingen

De consument informeren over de ruime keus en de kwaliteit, alsmede over de omstandigheden waarin de wijnen uit de Gemeenschap worden geproduceerd en over de resultaten van wetenschappelijke studies;

de consument informeren over een verantwoorde consumptie van alcoholhoudende dranken en over de risico’s die aan alcoholmisbruik zijn verbonden.

3.   Doelgroepen

Distributeurs,

consumenten, met uitzondering van kinderen en adolescenten overeenkomstig Aanbeveling 2001/458/EG van de Raad (1),

opiniemakers: journalisten, deskundigen op het gebied van gastronomie,

hotelscholen en horecaopleidingen.

4.   Belangrijkste boodschappen

In de communautaire regelgeving zijn strenge regels vastgesteld op het gebied van productie, kwaliteitsaanduidingen, etikettering en verkoop van wijn, die voor de consument de kwaliteit en de traceerbaarheid van het aangeboden product garanderen;

het plezier te kunnen kiezen uit een ruim assortiment wijnen uit de Gemeenschap van verschillende oorsprong;

informatie over de wijnteelt in de Gemeenschap en de band tussen de teelt en de regionale en lokale situatie, cultuur en smaak;

informatie over verantwoorde drinkpatronen en de schade die door alcoholgebruik kan worden veroorzaakt.

5.   Belangrijkste hulpmiddelen

Voorlichting en PR,

opleiding voor distributeurs en restaurants,

contacten met de vakpers,

andere hulpmiddelen (internetsite, folders en brochures) om de consument wegwijs te maken in het aanbod,

stands met producten uit verschillende lidstaten op beurzen en tentoonstellingen.

6.   Looptijd van de programma’s

12 tot 36 maanden, met een voorkeur voor meerjarenprogramma’s waarin de doelstellingen voor iedere fase worden omschreven.

2)

In bijlage II komen het vijfde en het zesde streepje van het deel „A. LIJST VAN DE PRODUCTEN WAARVOOR AFZETBEVORDERINGSACTIES KUNNEN WORDEN UITGEVOERD” als volgt te luiden:

„—

wijnen met een beschermde oorsprongsbenaming of geografische aanduiding, wijnen met een aanduiding van het wijndruivenras,

gedistilleerde dranken met een beschermde geografische aanduiding,”.

3)

In bijlage III komt punt 11 als volgt te luiden:

„11.

wijnen met een beschermde oorsprongsbenaming of geografische aanduiding, wijnen met een aanduiding van het wijndruivenras: 12 miljoen EUR”.


(1)  PB L 161 van 16.6.2001, blz. 38.”.


20.12.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 344/64


VERORDENING (EG) Nr. 1314/2008 VAN DE COMMISSIE

van 19 december 2008

tot 102e wijziging van Verordening (EG) nr. 881/2002 tot vaststelling van bepaalde specifieke beperkende maatregelen tegen sommige personen en entiteiten die banden hebben met Usama bin Laden, het Al-Qa‘ida-netwerk en de Taliban

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 881/2002 van de Raad tot vaststelling van bepaalde specifieke beperkende maatregelen tegen sommige personen en entiteiten die banden hebben met Usama bin Laden, het Al Qa‘ida-netwerk en de Taliban, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 467/2001 van de Raad tot instelling van een verbod op de uitvoer van bepaalde goederen en diensten naar Afghanistan, tot versterking van het verbod op vluchten en verlenging van de bevriezing van tegoeden en andere financiële middelen ten aanzien van de Taliban van Afghanistan (1), en met name op artikel 7, lid 1, eerste streepje,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In bijlage I bij Verordening (EG) nr. 881/2002 worden de personen, groepen en entiteiten opgesomd waarvan de tegoeden en economische middelen krachtens die verordening worden bevroren.

(2)

Het Sanctiecomité van de VN-Veiligheidsraad heeft op 26 september en 2 december 2008 besloten tot wijziging van de lijst van personen, groepen en entiteiten waarvan de tegoeden en economische middelen moeten worden bevroren, door twee personen uit de lijst te schrappen. Bijlage I moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage I bij Verordening (EG) nr. 881/2002 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 19 december 2008.

Voor de Commissie

Eneko LANDÁBURU

Directeur-generaal Buitenlandse betrekkingen


(1)  PB L 139 van 29.5.2002, blz. 9.


BIJLAGE

Bijlage I bij Verordening (EG) nr. 881/2002 wordt als volgt gewijzigd:

De volgende vermeldingen worden geschrapt uit de lijst „Natuurlijke personen”:

(1)

Mohamad Nasir ABAS (alias a) Abu Husna, b) Addy Mulyono, c) Malik, d) Khairudin, e) Sulaeman, f) Maman, g) Husna), Taman Raja Laut, Sabah, Maleisië. Geboortedatum: 6 mei 1969, geboorteplaats: Singapore. Nationaliteit: Maleisisch. Paspoortnr. A 8239388. Nationaal identificatienr. 690506-71-5515.

(2)

Abdullkadir Hussein Mahamud (alias Abdulkadir Hussein Mahamud). Geboortedatum: (a) 12.10.1966, (b) 11.11.1966. Geboorteplaats: Somalië. Overige informatie: Florence, Italië.


20.12.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 344/66


VERORDENING (EG) Nr. 1315/2008 VAN DE COMMISSIE

van 19 december 2008

inzake de afgifte van invoercertificaten voor de aanvragen die tijdens de eerste zeven dagen van december 2008 in het kader van de bij Verordening (EG) nr. 533/2007 geopende tariefcontingenten zijn ingediend voor vlees van pluimvee

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten (Integrale-GMO-verordening) (1),

Gelet op Verordening (EG) nr. 1301/2006 van de Commissie van 31 augustus 2006 houdende gemeenschappelijke voorschriften voor het beheer van door middel van een stelsel van invoercertificaten beheerde invoertariefcontingenten voor landbouwproducten (2), en met name op artikel 7, lid 2,

Gelet op Verordening (EG) nr. 533/2007 van de Commissie van 14 mei 2007 houdende opening en vaststelling van de wijze van beheer van tariefcontingenten voor vlees van pluimvee (3), en met name op artikel 5, lid 6,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 533/2007 zijn tariefcontingenten geopend voor de invoer van producten van de sector vlees van pluimvee.

(2)

De in de eerste zeven dagen van december 2008 voor de deelperiode van 1 januari tot en met 31 maart 2009 ingediende invoercertificaataanvragen hebben, voor bepaalde contingenten, betrekking op een hoeveelheid die groter is dan de beschikbare hoeveelheid. Bijgevolg dient door vaststelling van de op de aangevraagde hoeveelheden toe te passen toewijzingscoëfficiënt te worden bepaald in hoeverre de invoercertificaten kunnen worden afgegeven,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Op de invoercertificaataanvragen die op grond van Verordening (EG) nr. 533/2007 zijn ingediend voor de deelperiode van 1 januari tot en met 31 maart 2009, worden de in de bijlage bij de onderhavige verordening vastgestelde toewijzingscoëfficiënten toegepast.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 20 december 2008.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 19 december 2008.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 238 van 1.9.2006, blz. 13.

(3)  PB L 125 van 15.5.2007, blz. 9.


BIJLAGE

Nummer van de groep

Volgnummer

Toewijzingscoëfficiënt voor de invoercertificaataanvragen die zijn ingediend voor de deelperiode van 1.1.2009-31.3.2009

(in %)

Niet-aangevraagde hoeveelheden die moeten worden toegevoegd aan de deelperiode van 1.4.2009-30.6.2009

(in kg)

P1

09.4067

3,378444

P2

09.4068

8,673892

P3

09.4069

0,914921

P4

09.4070

81,100141


20.12.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 344/68


VERORDENING (EG) Nr. 1316/2008 VAN DE COMMISSIE

van 19 december 2008

inzake de afgifte van invoercertificaten voor de aanvragen die tijdens de eerste zeven dagen van december 2008 in het kader van de bij Verordening (EG) nr. 539/2007 geopende tariefcontingenten zijn ingediend voor bepaalde producten in de sector eieren en ovoalbumine

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten (integrale-GMO-verordening) (1),

Gelet op Verordening (EG) nr. 1301/2006 van de Commissie van 31 augustus 2006 houdende gemeenschappelijke voorschriften voor het beheer van door middel van een stelsel van invoercertificaten beheerde invoertariefcontingenten voor landbouwproducten (2), en met name op artikel 7, lid 2,

Gelet op Verordening (EG) nr. 539/2007 van de Commissie van 15 mei 2007 houdende opening en vaststelling van de wijze van beheer van tariefcontingenten voor eieren en ovoalbumine (3), en met name op artikel 5, lid 6,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 539/2007 zijn tariefcontingenten geopend voor de invoer van producten van de sector eieren en ovoalbumine.

(2)

De in de eerste zeven dagen van december 2008 voor de deelperiode van 1 januari tot en met 31 maart 2009 ingediende invoercertificaataanvragen hebben, voor bepaalde contingenten, betrekking op een hoeveelheid die groter is dan de beschikbare hoeveelheid. Bijgevolg dient door vaststelling van de op de aangevraagde hoeveelheden toe te passen toewijzingscoëfficiënt te worden bepaald in hoeverre de invoercertificaten kunnen worden afgegeven.

(3)

De in de eerste zeven dagen van december 2008 voor de deelperiode van 1 januari tot en met 31 maart 2009 ingediende invoercertificaataanvragen hebben, voor bepaalde contingenten, betrekking op een hoeveelheid die kleiner is dan de beschikbare hoeveelheid. Bijgevolg dienen de hoeveelheden waarvoor geen aanvragen zijn ingediend, te worden vastgesteld en te worden toegevoegd aan de voor de volgende deelperiode vastgestelde hoeveelheid,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Op de invoercertificaataanvragen die op grond van Verordening (EG) nr. 539/2007 zijn ingediend voor de deelperiode van 1 januari tot en met 31 maart 2009, worden de in de bijlage bij de onderhavige verordening vastgestelde toewijzingscoëfficiënten toegepast.

2.   De hoeveelheden waarvoor geen invoercertificaataanvragen zijn ingediend op grond van Verordening (EG) nr. 539/2007 en die aan de voor de deelperiode van 1 april tot en met 30 juni 2009 vastgestelde hoeveelheid moeten worden toegevoegd, zijn opgenomen in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 20 december 2008.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 19 december 2008.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 238 van 1.9.2006, blz. 13.

(3)  PB L 128 van 16.5.2007, blz. 19.


BIJLAGE

Nummer van de groep

Volgnummer

Toewijzingscoëfficiënt voor de invoercertificaataanvragen die zijn ingediend voor de deelperiode van 1.1.2009-31.3.2009

(in %)

Niet-aangevraagde hoeveelheden die moeten worden toegevoegd aan de deelperiode van 1.4.2009-30.6.2009

(in kg)

E1

09.4015

 (1)

108 000 000

E2

09.4401

60,637664

E3

09.4402

 (2)

7 055 897


(1)  Niet van toepassing: de Commissie heeft geen enkele certificaataanvraag ontvangen.

(2)  Niet van toepassing: de aanvragen hebben betrekking op een hoeveelheid die kleiner is dan de beschikbare hoeveelheid.


20.12.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 344/70


VERORDENING (EG) Nr. 1317/2008 VAN DE COMMISSIE

van 19 december 2008

inzake de afgifte van invoercertificaten voor de aanvragen die tijdens de eerste zeven dagen van december 2008 in het kader van het bij Verordening (EG) nr. 1385/2007 geopende tariefcontingent zijn ingediend voor vlees van pluimvee

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („Integrale-GMO-verordening”) (1),

Gelet op Verordening (EG) nr. 1301/2006 van de Commissie van 31 augustus 2006 houdende gemeenschappelijke voorschriften voor het beheer van door middel van een stelsel van invoercertificaten beheerde invoertariefcontingenten voor landbouwproducten (2), en met name op artikel 7, lid 2,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1385/2007 van de Commissie van 26 november 2007 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 774/94 van de Raad, wat betreft de opening en vaststelling van de wijze van beheer van communautaire tariefcontingenten voor vlees van pluimvee (3), en met name op artikel 5, lid 6,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De in de eerste zeven dagen van december 2008 voor de deelperiode van 1 januari tot en met 31 maart 2009 ingediende invoercertificaataanvragen hebben, voor bepaalde contingenten, betrekking op een hoeveelheid die groter is dan de beschikbare hoeveelheid. Bijgevolg dient door vaststelling van de op de aangevraagde hoeveelheden toe te passen toewijzingscoëfficiënt te worden bepaald in hoeverre de invoercertificaten kunnen worden afgegeven.

(2)

De in de eerste zeven dagen van december 2008 voor de deelperiode van 1 januari tot en met 31 maart 2009 ingediende invoercertificaataanvragen hebben, voor bepaalde contingenten, betrekking op een hoeveelheid die kleiner is dan de beschikbare hoeveelheid. Bijgevolg dienen de hoeveelheden waarvoor geen aanvragen zijn ingediend, te worden vastgesteld en te worden toegevoegd aan de voor de volgende deelperiode vastgestelde hoeveelheid,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Op de invoercertificaataanvragen die op grond van Verordening (EG) nr. 1385/2007 zijn ingediend voor de deelperiode van 1 januari tot en met 31 maart 2009, worden de in de bijlage bij de onderhavige verordening vastgestelde toewijzingscoëfficiënten toegepast.

2.   De hoeveelheden waarvoor geen aanvragen zijn ingediend en die moeten worden toegevoegd aan de voor de deelperiode van 1 april tot en met 30 juni 2009 vastgestelde hoeveelheid, zijn opgenomen in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 20 december 2008.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 19 december 2008.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 238 van 1.9.2006, blz. 13.

(3)  PB L 309 van 27.11.2007, blz. 47.


BIJLAGE

Nummer van de groep

Volgnummer

Toewijzingscoëfficiënt voor de invoercertificaataanvragen die zijn ingediend voor de deelperiode van 1.1.2009-31.3.2009

(%)

Niet-aangevraagde hoeveelheden die moeten worden toegevoegd aan de voor de deelperiode van 1.4.2009-30.6.2009 vastgestelde hoeveelheid

(kg)

1

09.4410

0,707216

2

09.4411

 (1)

1 275 000

3

09.4412

0,765696

4

09.4420

1,386962

5

09.4421

6,802721

6

09.4422

1,592356


(1)  Niet van toepassing: de Commissie heeft geen enkele certificaataanvraag ontvangen.


20.12.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 344/72


VERORDENING (EG) Nr. 1318/2008 VAN DE COMMISSIE

van 19 december 2008

inzake de afgifte van invoercertificaten voor de aanvragen die tijdens de eerste zeven dagen van december 2008 in het kader van het bij Verordening (EG) nr. 536/2007 geopende en aan de Verenigde Staten van Amerika toegewezen tariefcontingent zijn ingediend voor vlees van pluimvee

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten (Integrale-GMO-verordening) (1),

Gelet op Verordening (EG) nr. 536/2007 van de Commissie van 15 mei 2007 houdende opening en vaststelling van de wijze van beheer van een aan de Verenigde Staten van Amerika toegewezen tariefcontingent voor vlees van pluimvee (2), en met name op artikel 5, lid 5,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 536/2007 is een tariefcontingent geopend voor de invoer van producten van de sector vlees van pluimvee.

(2)

De in de eerste zeven dagen van december 2008 voor de deelperiode van 1 januari tot en met 31 maart 2009 ingediende invoercertificaataanvragen hebben betrekking op een hoeveelheid die kleiner is dan de beschikbare hoeveelheid. Bijgevolg dienen de hoeveelheden waarvoor geen aanvragen zijn ingediend, te worden vastgesteld en te worden toegevoegd aan de voor de volgende deelperiode vastgestelde hoeveelheid,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De onder het contingent met volgnummer 09.4169 vallende hoeveelheden waarvoor geen invoercertificaataanvragen op grond van Verordening (EG) nr. 536/2007 zijn ingediend en die moeten worden toegevoegd aan de voor de deelperiode van 1 april tot en met 30 juni 2009 vastgestelde hoeveelheid, bedragen 12 498 750 kg.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 20 december 2008.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 19 december 2008.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 128 van 16.5.2007, blz. 6.


20.12.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 344/73


VERORDENING (EG) Nr. 1319/2008 VAN DE COMMISSIE

van 19 december 2008

inzake de afgifte van invoercertificaten voor de aanvragen die tijdens de eerste zeven dagen van december 2008 in het kader van het bij Verordening (EG) nr. 1384/2007 geopende tariefcontingent zijn ingediend voor vlees van pluimvee van oorsprong uit Israël

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („Integrale-GMO-verordening”) (1),

Gelet op Verordening (EG) nr. 1301/2006 van de Commissie van 31 augustus 2006 houdende gemeenschappelijke voorschriften voor het beheer van door middel van een stelsel van invoercertificaten beheerde invoertariefcontingenten voor landbouwproducten (2), en met name op artikel 7, lid 2,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1384/2007 van de Commissie van 26 november 2007 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 2398/96 van de Raad, wat betreft de opening en vaststelling van de wijze van beheer van communautaire tariefcontingenten voor de invoer in de Gemeenschap van producten van de sector vlees van pluimvee van oorsprong uit Israël (3), en met name op artikel 5, lid 5,

Overwegende hetgeen volgt:

De in de eerste zeven dagen van december 2008 voor de deelperiode van 1 januari tot en met 31 maart 2009 ingediende invoercertificaataanvragen hebben betrekking op een hoeveelheid die kleiner is dan de beschikbare hoeveelheid. Bijgevolg dienen de hoeveelheden waarvoor geen aanvragen zijn ingediend, te worden vastgesteld en te worden toegevoegd aan de voor de volgende deelperiode vastgestelde hoeveelheid,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De hoeveelheden waarvoor geen aanvragen zijn ingediend en die moeten worden toegevoegd aan de voor de deelperiode van 1 april tot en met 30 juni 2009 vastgestelde hoeveelheid, zijn opgenomen in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 20 december 2008.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 19 december 2008.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 238 van 1.9.2006, blz. 13.

(3)  PB L 309 van 27.11.2007, blz. 40.


BIJLAGE

Nummer van de groep

Volgnummer

Toewijzingscoëfficiënt voor de invoercertificaataanvragen die zijn ingediend voor de deelperiode van 1.1.2009-31.3.2009

(in %)

Niet-aangevraagde hoeveelheden die moeten worden toegevoegd aan de voor de deelperiode van 1.4.2009-30.6.2009 vastgestelde hoeveelheid

(in kg)

IL1

09.4092

 (1)

392 000

IL2

09.4091

 (1)

140 000


(1)  Niet van toepassing: de Commissie heeft geen enkele certificaataanvraag ontvangen.


20.12.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 344/75


VERORDENING (EG) Nr. 1320/2008 VAN DE COMMISSIE

van 19 december 2008

inzake de afgifte van invoercertificaten voor de aanvragen die tijdens de eerste zeven dagen van december 2008 in het kader van het bij Verordening (EG) nr. 1383/2007 geopende tariefcontingent zijn ingediend voor vlees van pluimvee van oorsprong uit Turkije

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten (Integrale-GMO-verordening) (1),

Gelet op Verordening (EG) nr. 1383/2007 van de Commissie van 26 november 2007 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 779/98 van de Raad, wat betreft de opening en vaststelling van de wijze van beheer van communautaire tariefcontingenten voor de invoer in de Gemeenschap van producten van de sector vlees van pluimvee van oorsprong uit Turkije (2), en met name op artikel 5, lid 5,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 1383/2007 zijn tariefcontingenten geopend voor de invoer van producten van de sector vlees van pluimvee.

(2)

De in de eerste zeven dagen van december 2008 voor de deelperiode van 1 januari tot en met 31 maart 2009 ingediende invoercertificaataanvragen hebben betrekking op een hoeveelheid die kleiner is dan de beschikbare hoeveelheid. Bijgevolg dienen de hoeveelheden waarvoor geen aanvragen zijn ingediend, te worden vastgesteld en te worden toegevoegd aan de voor de volgende deelperiode vastgestelde hoeveelheid,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De onder het contingent met volgnummer 09.4103 vallende hoeveelheden waarvoor geen invoercertificaataanvragen op grond van Verordening (EG) nr. 1383/2007 zijn ingediend en die moeten worden toegevoegd aan de voor de deelperiode van 1 april tot en met 30 juni 2009 vastgestelde hoeveelheid, bedragen 250 000 kg.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 20 december 2008.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 19 december 2008.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 309 van 27.11.2007, blz. 34.


20.12.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 344/76


VERORDENING (EG) Nr. 1321/2008 VAN DE COMMISSIE

van 19 december 2008

inzake de afgifte van invoercertificaten voor de aanvragen die tijdens de eerste zweven dagen van de maand december 2008 in het kader van de bij Verordening (EG) nr. 616/2007 geopende tariefcontingenten zijn ingediend voor vlees van pluimvee

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („Integrale-GMO-verordening”) (1),

Gelet op Verordening (EG) nr. 1301/2006 van de Commissie van 31 augustus 2006 houdende gemeenschappelijke voorschriften voor het beheer van door middel van een stelsel van invoercertificaten beheerde invoertariefcontingenten voor landbouwproducten (2), en met name op artikel 7, lid 2,

Gelet op Verordening (EG) nr. 616/2007 van de Commissie van 4 juni 2007 houdende opening en vaststelling van de wijze van beheer van communautaire tariefcontingenten voor vlees van pluimvee van oorsprong uit Brazilië, Thailand en andere derde landen (3), en met name op artikel 5, lid 5,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 616/2007 zijn tariefcontingenten geopend voor de invoer van producten van de sector vlees van pluimvee.

(2)

De invoercertificaataanvragen die tijdens de eerste zweven dagen van de maand december 2008 zijn ingediend voor de deelperiode van 1 januari tot en met 31 maart 2009, hebben voor bepaalde contingenten betrekking op een hoeveelheid die de beschikbare hoeveelheid overschrijdt. Bijgevolg dient door vaststelling van de op de aangevraagde hoeveelheden toe te passen toewijzingscoëfficiënt te worden bepaald in hoeverre de invoercertificaten kunnen worden afgegeven.

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Op de invoercertificaataanvragen die op grond van Verordening (EG) nr. 616/2007 zijn ingediend voor de deelperiode van 1 januari tot en met 31 maart 2009, worden de in de bijlage bij de onderhavige verordening vastgestelde toewijzingscoëfficiënten toegepast.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 20 december 2008.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 19 december 2008.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 238 van 1.9.2006, blz. 13.

(3)  PB L 142 van 5.6.2007, blz. 3.


BIJLAGE

Nummer van de groep

Volgnr.

Toewijzingscoëfficiënt voor de invoercertificaataanvragen die zijn ingediend voor de deelperiode van 1.1.2009-31.3.2009

(in %)

Niet aangevraagde hoeveelheden die moeten worden toegevoegd aan de deelperiode van 1.4.2009-30.6.2009

(in kg)

1

09.4211

0,566899

4

09.4214

5,969534

7

09.4217

7,785879


RICHTLIJNEN

20.12.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 344/78


RICHTLIJN 2008/125/EG VAN DE COMMISSIE

van 19 december 2008

tot wijziging van Richtlijn 91/414/EEG om aluminiumfosfide, calciumfosfide, magnesiumfosfide, cymoxanil, dodemorf, 2,5-dichloorbenzoëzuurmethylester, metamitron, sulcotrione, tebuconazool en triadimenol op te nemen als werkzame stoffen

(Voor de EER relevante tekst)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 91/414/EEG van de Raad van 15 juli 1991 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen (1), en met name op artikel 6, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij de Verordeningen (EG) nr. 451/2000 (2) en (EG) nr. 1490/2002 (3) van de Commissie zijn de bepalingen voor de uitvoering van de derde fase van het werkprogramma als bedoeld in artikel 8, lid 2, van Richtlijn 91/414/EEG vastgesteld en is een lijst opgesteld van werkzame stoffen die moeten worden onderzocht met het oog op hun opneming in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG. Aluminiumfosfide, calciumfosfide, magnesiumfosfide, cymoxanil, dodemorf, 2,5-dichloorbenzoëzuurmethylester, metamitron, sulcotrione, tebuconazool en triadimenol zijn in die lijst opgenomen.

(2)

Voor deze werkzame stoffen zijn de uitwerking op de menselijke gezondheid en het milieueffect overeenkomstig de Verordeningen (EG) nr. 451/2000 en (EG) nr. 1490/2002 beoordeeld voor een aantal door de kennisgevers voorgestelde toepassingen. Bovendien worden in die verordeningen de als rapporteur optredende lidstaten aangewezen die overeenkomstig artikel 10, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1490/2002 de desbetreffende evaluatieverslagen met aanbevelingen bij de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) moeten indienen. Voor aluminiumfosfide, calciumfosfide, magnesiumfosfide, 2,5-dichloorbenzoëzuurmethylester en sulcotrione was Duitsland de rapporterende lidstaat en werd alle relevante informatie ingediend op 19 juni 2007 voor aluminiumfosfide, calciumfosfide, magnesiumfosfide en 2,5-dichloorbenzoëzuurmethylester en op 9 augustus 2006 voor sulcotrione. Voor metamitron en triadimenol was het Verenigd Koninkrijk de rapporterende lidstaat en werd alle relevante informatie ingediend op 22 augustus 2007 respectievelijk 29 mei 2006. Voor cymoxanil was Oostenrijk de rapporterende lidstaat en werd alle relevante informatie ingediend op 15 juni 2007. Voor dodemorf was Nederland de rapporterende lidstaat en werd alle relevante informatie ingediend op 9 februari 2007. Voor tebuconazool werd Denemarken de rapporterende lidstaat en was alle relevante informatie ingediend op 5 maart 2007.

(3)

De evaluatieverslagen zijn door de lidstaten en de EFSA intercollegiaal getoetst en zijn in de vorm van de wetenschappelijke verslagen van de EFSA (4) bij de Commissie ingediend op 29 september 2008 voor aluminiumfosfide, calciumfosfide en metamitron, op 30 september 2008 voor magnesiumfosfide, op 17 september 2008 voor cymoxanil en dodemorf, op 26 september 2008 voor 2,5-dichloorbenzoëzuurmethylester, op 31 juli 2008 voor sulcotrione en op 25 september 2008 voor tebuconazool en triadimenol. Deze verslagen zijn door de lidstaten en de Commissie in het kader van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid onderzocht en op 28 oktober 2008 afgerond in de vorm van de evaluatieverslagen van de Commissie voor aluminiumfosfide, calciumfosfide, magnesiumfosfide, cymoxanil, dodemorf, 2,5-dichloorbenzoëzuurmethylester, metamitron, sulcotrione, tebuconazool en triadimenol.

(4)

Uit de verschillende analysen is gebleken dat mag worden verwacht dat gewasbeschermingsmiddelen die aluminiumfosfide, calciumfosfide, magnesiumfosfide, cymoxanil, dodemorf, 2,5-dichloorbenzoëzuurmethylester, metamitron, sulcotrione, tebuconazool en triadimenol bevatten, in het algemeen zullen voldoen aan de in artikel 5, lid 1, onder a) en b), van Richtlijn 91/414/EEG gestelde eisen, met name voor de toepassingen waarvoor zij zijn onderzocht en die zijn opgenomen in de evaluatieverslagen van de Commissie. Deze werkzame stoffen moeten derhalve in bijlage I worden opgenomen om ervoor te zorgen dat gewasbeschermingsmiddelen die deze werkzame stoffen bevatten, in alle lidstaten kunnen worden toegelaten overeenkomstig het bepaalde in die richtlijn.

(5)

Onverminderd deze conclusie moet nadere informatie over bepaalde specifieke punten worden ingewonnen. Artikel 6, lid 1, van Richtlijn 91/414/EEG bepaalt dat aan de opneming van een werkzame stof in bijlage I voorwaarden kunnen worden verbonden. Daarom moet worden voorgeschreven dat de kennisgever voor metamitron nadere informatie verstrekt over het effect van de bodemmetaboliet M3 op het grondwater, over residuen in wisselgewassen, over het langetermijnrisico voor insectenetende vogels en over het specifieke risico voor vogels en zoogdieren die kunnen worden besmet door de inname van water in het veld. Verder moet worden voorgeschreven dat de kennisgever voor sulcotrione nadere informatie verstrekt over de afbraak in de bodem en het water van het cyclohexaandiongedeelte en het langetermijnrisico voor insectenetende vogels. Bovendien moet worden voorgeschreven dat tebuconazool ter bevestiging van de risicobeoordeling voor vogels en zoogdieren aan verdere tests wordt onderworpen en dat deze informatie door de kennisgever wordt verstrekt. Voorts moet worden voorgeschreven dat tebuconazool en triadimenol worden onderworpen aan verdere tests op hun mogelijke hormoonontregelende eigenschappen, zodra OESO-richtsnoeren voor hormoonontregelingstests of, bij wijze van alternatief, op communautair niveau overeengekomen testrichtsnoeren bestaan. Ten slotte moet worden voorgeschreven dat triadimenol wordt onderworpen aan verdere tests ter bevestiging van de chemische specificatie en het langetermijnrisico voor vogels en zoogdieren en dat deze informatie door de kennisgever wordt verstrekt.

(6)

Er moet worden voorzien in een redelijke termijn voordat een werkzame stof in bijlage I wordt opgenomen, zodat de lidstaten en de belanghebbende partijen zich kunnen voorbereiden op de nieuwe eisen die uit de opneming voortvloeien.

(7)

Onverminderd de verplichtingen zoals vastgelegd in Richtlijn 91/414/EEG ten gevolge van de opneming van een werkzame stof in bijlage I, moeten de lidstaten na de opneming zes maanden de tijd krijgen om de bestaande toelatingen voor gewasbeschermingsmiddelen die aluminiumfosfide, calciumfosfide, magnesiumfosfide, cymoxanil, dodemorf, 2,5-dichloorbenzoëzuurmethylester, metamitron, sulcotrione, tebuconazool en triadimenol bevatten, opnieuw te onderzoeken en ervoor te zorgen dat aan de voorwaarden van Richtlijn 91/414/EEG, met name in artikel 13 en bijlage I, is voldaan. De lidstaten moeten de bestaande toelatingen naargelang het geval wijzigen, vervangen of intrekken overeenkomstig Richtlijn 91/414/EEG. In afwijking van de bovenstaande termijn moet een langere termijn worden vastgesteld voor de indiening en beoordeling van het volledige in bijlage III vermelde dossier voor elk gewasbeschermingsmiddel en elke beoogde toepassing overeenkomstig de uniforme beginselen van Richtlijn 91/414/EEG.

(8)

Bij eerdere opnemingen in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG van werkzame stoffen die in het kader van Verordening (EEG) nr. 3600/92 zijn onderzocht, is gebleken dat de uitlegging van de verplichtingen van houders van bestaande toelatingen wat de toegang tot gegevens betreft tot problemen kan leiden. Om verdere problemen te voorkomen, moeten de verplichtingen van de lidstaten daarom worden verduidelijkt, en met name de plicht om te verifiëren of de houder van een toelating toegang tot een dossier verschaft dat aan de vereisten van bijlage II bij die richtlijn voldoet. Deze verduidelijking legt de lidstaten of de houders van toelatingen echter ten opzichte van de tot nu toe vastgestelde richtlijnen tot wijziging van bijlage I geen nieuwe verplichtingen op.

(9)

Richtlijn 91/414/EEG moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(10)

De in deze richtlijn vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze richtlijn.

Artikel 2

De lidstaten dienen uiterlijk op 28 februari 2010 de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen en bekend te maken om aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mede, alsmede een tabel ter weergave van het verband tussen die bepalingen en deze richtlijn.

Zij passen die bepalingen toe vanaf 1 maart 2010.

Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor die verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

Artikel 3

1.   De lidstaten moeten, overeenkomstig Richtlijn 91/414/EEG, indien nodig bestaande toelatingen voor gewasbeschermingsmiddelen die aluminiumfosfide, calciumfosfide, magnesiumfosfide, cymoxanil, dodemorf, 2,5-dichloorbenzoëzuurmethylester, metamitron, sulcotrione, tebuconazool en triadimenol als werkzame stof bevatten, uiterlijk op 28 februari 2010 wijzigen of intrekken.

Uiterlijk op die datum verifiëren zij met name of aan de voorwaarden van bijlage I bij die richtlijn met betrekking tot aluminiumfosfide, calciumfosfide, magnesiumfosfide, cymoxanil, dodemorf, 2,5-dichloorbenzoëzuurmethylester, metamitron, sulcotrione, tebuconazool en triadimenol is voldaan — met uitzondering van de voorwaarden in deel B van de tekst betreffende die werkzame stof — en of de houder van de toelating in het bezit is van of toegang heeft tot een dossier dat overeenkomstig de voorwaarden van artikel 13 van die richtlijn aan de eisen van bijlage II bij die richtlijn voldoet.

2.   In afwijking van lid 1 voeren de lidstaten op basis van een dossier conform bijlage III bij Richtlijn 91/414/EEG en rekening houdend met deel B van de tekst van bijlage I bij die richtlijn over respectievelijk aluminiumfosfide, calciumfosfide, magnesiumfosfide, cymoxanil, dodemorf, 2,5-dichloorbenzoëzuurmethylester, metamitron, sulcotrione, tebuconazool en triadimenol, overeenkomstig de uniforme beginselen in bijlage VI bij die richtlijn een nieuwe evaluatie uit voor elk toegelaten gewasbeschermingsmiddel dat aluminiumfosfide, calciumfosfide, magnesiumfosfide, cymoxanil, dodemorf, 2,5-dichloorbenzoëzuurmethylester, metamitron, sulcotrione, tebuconazool en triadimenol bevat als enige werkzame stof of als een van verschillende werkzame stoffen die alle uiterlijk op 31 augustus 2009 in bijlage I bij die richtlijn zijn opgenomen. Aan de hand van die evaluatie bepalen zij of het gewasbeschermingsmiddel voldoet aan de voorwaarden van artikel 4, lid 1, onder b), c), d) en e), van die richtlijn.

Daarna zorgen de lidstaten ervoor dat:

a)

als aluminiumfosfide, calciumfosfide, magnesiumfosfide, cymoxanil, dodemorf, 2,5-dichloorbenzoëzuurmethylester, metamitron, sulcotrione, tebuconazool en triadimenol de enige werkzame stof in het gewasbeschermingsmiddel is, de toelating indien nodig uiterlijk op 28 februari 2014 wordt gewijzigd of ingetrokken, of

b)

als het gewasbeschermingsmiddel naast aluminiumfosfide, calciumfosfide, magnesiumfosfide, cymoxanil, dodemorf, 2,5-dichloorbenzoëzuurmethylester, metamitron, sulcotrione, tebuconazool en triadimenol nog een of meer andere werkzame stoffen bevat, de toelating indien nodig uiterlijk op 28 februari 2014 of, als dat later is, op de datum die voor een dergelijke wijziging of intrekking is vastgesteld in de richtlijnen waarbij die stoffen aan bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG zijn toegevoegd, wordt gewijzigd of ingetrokken.

Artikel 4

Deze richtlijn treedt in werking op 1 september 2009.

Artikel 5

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 19 december 2008.

Voor de Commissie

Androulla VASSILIOU

Lid van de Commissie


(1)  PB L 230 van 19.8.1991, blz. 1.

(2)  PB L 55 van 29.2.2000, blz. 25.

(3)  PB L 224 van 21.8.2002, blz. 23.

(4)  EFSA Scientific Report (2008) 182, Conclusion regarding the peer review of the pesticide risk assessment of the active substance aluminium phosphide (afgerond op 29 september 2008).

EFSA Scientific Report (2008) 183, Conclusion regarding the peer review of the pesticide risk assessment of the active substance calcium phosphide (afgerond op 29 september 2008).

EFSA Scientific Report (2008) 190, Conclusion regarding the peer review of the pesticide risk assessment of the active substance magnesium phosphide (afgerond op 30 september 2008).

EFSA Scientific Report (2008) 167, Conclusion regarding the peer review of the pesticide risk assessment of the active substance cymoxanil (afgerond op 17 september 2008).

EFSA Scientific Report (2008) 170, Conclusion regarding the peer review of the pesticide risk assessment of the active substance dodemorph (afgerond op 17 september 2008).

EFSA Scientific Report (2008) 180, Conclusion regarding the peer review of the pesticide risk assessment of the active substance 2,5-dichlorobenzoic acid methylester (afgerond op 26 september 2008).

EFSA Scientific Report (2008) 185, Conclusion regarding the peer review of the pesticide risk assessment of the active substance metamitron (afgerond op 29 september 2008).

EFSA Scientific Report (2008) 150, Conclusion regarding the peer review of the pesticide risk assessment of the active substance sulcotrione (afgerond op 31 juli 2008).

EFSA Scientific Report (2008) 176, Conclusion regarding the peer review of the pesticide risk assessment of the active substance tebuconazole (afgerond op 25 september 2008).

EFSA Scientific Report (2008) 177, Conclusion regarding the peer review of the pesticide risk assessment of the active substance triadimenol (25 september 2008).


BIJLAGE

Aan het einde van de tabel in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG wordt de volgende tekst toegevoegd:

Nr.

Benaming, identificatienummers

IUPAC-naam

Zuiverheid (1)

Inwerkingtreding

Geldigheidsduur

Bijzondere bepalingen

„266

Aluminiumfosfide

CAS-nr. 20859-73-8

CIPAC-nr. 227

Aluminiumfosfide

≥ 830 g/kg

1 september 2009

31 augustus 2019

DEEL A

Mag alleen worden toegelaten voor gebruik als insecticide en rodenticide in de vorm van gebruiksklare aluminiumfosfide bevattende producten.

Mag als rodenticide alleen voor outdoortoepassingen worden toegelaten.

Toelatingen dienen te worden beperkt tot professionele gebruikers.

DEEL B

Voor de toepassing van de uniforme beginselen in bijlage VI wordt rekening gehouden met de conclusies van het evaluatieverslag over aluminiumfosfide, dat op 28 oktober 2008 door het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid is goedgekeurd, en met name met de aanhangsels I en II.

Bij de algemene evaluatie moeten de lidstaten bijzondere aandacht besteden aan:

de bescherming van de consumenten en ervoor zorgen dat de toegediende gebruiksklare aluminiumfosfide bevattende producten van de voedingswaren worden verwijderd als zij tegen ziekten en plagen bij opslag worden gebruikt en dat daarna een passende extra wachttijd in acht wordt genomen;

de veiligheid van de toedieners en de werknemers en ervoor zorgen dat de gebruiksvoorwaarden de toepassing van geschikte persoonlijke en ademhalingsbeschermingsmiddelen voorschrijven;

de bescherming van toedieners en werknemers tijdens fumigatie voor indoortoepassingen;

de bescherming van werknemers bij terugkeer (na fumigatieperiode) voor indoortoepassingen;

de bescherming van omstanders tegen het lekken van gas voor indoortoepassingen;

de bescherming van vogels en zoogdieren. De toelatingsvoorwaarden moeten indien nodig risicobeperkende maatregelen omvatten, zoals de afsluiting van de legers en de volledige inwerking van de korrels in de bodem;

de bescherming van in het water levende organismen. De toelatingsvoorwaarden moeten indien nodig risicobeperkende maatregelen omvatten, zoals bufferzones tussen behandelde percelen en oppervlaktewateren.

267

Calciumfosfide

CAS-nr. 1305-99-3

CIPAC-nr. 505

Calciumfosfide

≥ 160 g/kg

1 september 2009

31 augustus 2019

DEEL A

Mag alleen worden toegelaten voor outdoortoepassingen als rodenticide in de vorm van gebruiksklare calciumfosfide bevattende producten.

Toelatingen dienen te worden beperkt tot professionele gebruikers.

DEEL B

Voor de toepassing van de uniforme beginselen in bijlage VI wordt rekening gehouden met de conclusies van het evaluatieverslag over calciumfosfide, dat op 28 oktober 2008 door het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid is goedgekeurd, en met name met de aanhangsels I en II.

Bij de algemene evaluatie moeten de lidstaten bijzondere aandacht besteden aan:

de veiligheid van de toedieners en de werknemers en ervoor zorgen dat de gebruiksvoorwaarden de toepassing van geschikte persoonlijke en ademhalingsbeschermingsmiddelen voorschrijven;

de bescherming van vogels en zoogdieren. De toelatingsvoorwaarden moeten indien nodig risicobeperkende maatregelen omvatten, zoals de afsluiting van de legers en de volledige inwerking van de korrels in de bodem;

de bescherming van in het water levende organismen. De toelatingsvoorwaarden moeten indien nodig risicobeperkende maatregelen omvatten, zoals bufferzones tussen behandelde percelen en oppervlaktewateren.

268

Magnesiumfosfide

CAS-nr. 12057-74-8

CIPAC-nr. 228

Magnesiumfosfide

≥ 880 g/kg

1 september 2009

31 augustus 2019

DEEL A

Mag alleen worden toegelaten voor gebruik als insecticide en rodenticide in de vorm van gebruiksklare magnesiumfosfide bevattende producten.

Mag als rodenticide alleen voor outdoortoepassingen worden toegelaten.

Toelatingen dienen te worden beperkt tot professionele gebruikers.

DEEL B

Voor de toepassing van de uniforme beginselen in bijlage VI wordt rekening gehouden met de conclusies van het evaluatieverslag over magnesiumfosfide, dat op 28 oktober 2008 door het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid is goedgekeurd, en met name met de aanhangsels I en II.

Bij de algemene evaluatie moeten de lidstaten bijzondere aandacht besteden aan:

de bescherming van de consumenten en ervoor zorgen dat de toegediende gebruiksklare magnesiumfosfide bevattende producten van de voedingswaren worden verwijderd als zij tegen ziekten en plagen bij opslag worden gebruikt en dat daarna een passende extra wachttijd in acht wordt genomen;

de veiligheid van de toedieners en ervoor zorgen dat de gebruiksvoorwaarden de toepassing van geschikte persoonlijke en ademhalingsbeschermingsmiddelen voorschrijven;

de bescherming van toedieners en werknemers tijdens fumigatie voor indoortoepassingen;

de bescherming van werknemers bij terugkeer (na fumigatieperiode) voor indoortoepassingen;

de bescherming van omstanders tegen het lekken van gas voor indoortoepassingen;

de bescherming van vogels en zoogdieren. De toelatingsvoorwaarden moeten indien nodig risicobeperkende maatregelen omvatten, zoals de afsluiting van de legers en de volledige inwerking van de korrels in de bodem;

de bescherming van in het water levende organismen. De toelatingsvoorwaarden moeten indien nodig risicobeperkende maatregelen omvatten, zoals bufferzones tussen behandelde percelen en oppervlaktewateren.

269

Cymoxanil

CAS-nr. 57966-95-7

CIPAC-nr. 419

1-[(E/Z)-2-cyaan-2-methoxyiminoacetyl]-3-ethylureum

≥ 970 g/kg

1 september 2009

31 augustus 2019

DEEL A

Mag alleen worden toegelaten voor gebruik als fungicide.

DEEL B

Voor de toepassing van de uniforme beginselen in bijlage VI wordt rekening gehouden met de conclusies van het evaluatieverslag over cymoxanil, dat op 28 oktober 2008 door het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid is goedgekeurd, en met name met de aanhangsels I en II.

Bij de algemene evaluatie moeten de lidstaten bijzondere aandacht besteden aan:

de veiligheid van de toedieners en de werknemers en ervoor zorgen dat de gebruiksvoorwaarden de toepassing van geschikte persoonlijke beschermingsmiddelen voorschrijven;

de bescherming van het grondwater, wanneer de werkzame stof wordt gebruikt in qua bodemgesteldheid en/of klimatologische omstandigheden kwetsbare gebieden;

de bescherming van in het water levende organismen en ervoor zorgen dat de toelatingsvoorwaarden indien nodig risicobeperkende maatregelen omvatten, zoals bufferzones.

270

Dodemorf

CAS-nr. 1593-77-7

CIPAC-nr. 300

Cis/trans-[4-cyclododecyl]-2,6-dimethylmorfoline

≥ 950 g/kg

1 september 2009

31 augustus 2019

DEEL A

Mag alleen worden toegelaten voor gebruik als fungicide op siergewassen in kassen.

DEEL B

Voor de toepassing van de uniforme beginselen in bijlage VI wordt rekening gehouden met de conclusies van het evaluatieverslag over dodemorf, dat op 28 oktober 2008 door het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid is goedgekeurd, en met name met de aanhangsels I en II.

Bij de algemene evaluatie moeten de lidstaten bijzondere aandacht besteden aan:

de veiligheid van de toedieners en werknemers en ervoor zorgen dat de gebruiksvoorwaarden indien nodig de toepassing van geschikte persoonlijke beschermingsmiddelen voorschrijven;

de bescherming van het grondwater, wanneer de werkzame stof wordt gebruikt in qua bodemgesteldheid kwetsbare gebieden;

De toelatingsvoorwaarden moeten indien nodig risicobeperkende maatregelen omvatten.

271

2,5-Dichloorbenzoëzuur-methylester

CAS-nr. 2905-69-3

CIPAC-nr. 686

Methyl-2,5-dichloorbenzoaat

≥ 995 g/kg

1 september 2009

31 augustus 2019

DEEL A

Mag alleen worden toegelaten voor indoortoepassingen als groeiregulator voor planten en als fungicide voor het enten van wijnstokken.

DEEL B

Voor de toepassing van de uniforme beginselen in bijlage VI wordt rekening gehouden met de conclusies van het evaluatieverslag over 2,5-dichloorbenzoëzuurmethylester, dat op 28 oktober 2008 door het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid is goedgekeurd, en met name met de aanhangsels I en II.

272

Metamitron

CAS-nr. 41394-05-2

CIPAC-nr. 381

4-amino-4,5-dihydro-6-fenyl-3-methyl-1,2,4-triazine-5-on

≥ 960 g/kg

1 september 2009

31 augustus 2019

DEEL A

Mag alleen worden toegelaten voor gebruik als herbicide.

DEEL B

Bij het beoordelen van aanvragen voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen die metamitron bevatten voor andere toepassingen dan bij wortelgewassen, moeten de lidstaten bijzondere aandacht besteden aan de criteria in artikel 4, lid 1, onder b), en ervoor zorgen dat de vereiste informatie en gegevens worden verstrekt voordat de toelating wordt verleend.

Voor de toepassing van de uniforme beginselen in bijlage VI wordt rekening gehouden met de conclusies van het evaluatieverslag over metamitron, dat op 28 oktober 2008 door het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid is goedgekeurd, en met name met de aanhangsels I en II.

Bij de algemene evaluatie moeten de lidstaten bijzondere aandacht besteden aan:

de veiligheid van de toedieners en ervoor zorgen dat de gebruiksvoorwaarden indien nodig de toepassing van geschikte persoonlijke beschermingsmiddelen voorschrijven;

de bescherming van het grondwater, wanneer de werkzame stof wordt gebruikt in qua bodemgesteldheid en/of klimatologische omstandigheden kwetsbare gebieden;

het risico voor vogels en zoogdieren en niet tot de doelsoorten behorende landplanten.

De toelatingsvoorwaarden moeten indien nodig risicobeperkende maatregelen omvatten.

De betrokken lidstaten moeten voorschrijven dat nadere informatie wordt verstrekt over het effect van de bodemmetaboliet M3 op het grondwater, over residuen in wisselgewassen, over het langetermijnrisico voor insectenetende vogels en over het specifieke risico voor vogels en zoogdieren die kunnen worden besmet door de inname van water in het veld. Zij moeten ervoor zorgen dat de kennisgevers op wier verzoek metamitron in deze bijlage is opgenomen, deze informatie uiterlijk op 31 augustus 2011 bij de Commissie indienen.

273

Sulcotrione

CAS-nr. 99105-77-8

CIPAC-nr. 723

2-(2-chloor-4-mesylbenzoyl)cyclohexaan-1,3-dion

≥ 950 g/kg

Onzuiverheden:

waterstofcyanide: niet meer dan 80 mg/kg

tolueen: niet meer dan 4 g/kg

1 september 2009

31 augustus 2019

DEEL A

Mag alleen worden toegelaten voor gebruik als herbicide.

DEEL B

Voor de toepassing van de uniforme beginselen in bijlage VI wordt rekening gehouden met de conclusies van het evaluatieverslag over sulcotrione, dat op 28 oktober 2008 door het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid is goedgekeurd, en met name met de aanhangsels I en II.

Bij de algemene evaluatie moeten de lidstaten bijzondere aandacht besteden aan:

de veiligheid van de toedieners en ervoor zorgen dat de gebruiksvoorwaarden indien nodig de toepassing van geschikte persoonlijke beschermingsmiddelen voorschrijven;

het risico voor insectenetende vogels, niet tot de doelsoorten behorende water- en landplanten, en niet tot de doelsoorten behorende geleedpotigen.

De toelatingsvoorwaarden moeten indien nodig risicobeperkende maatregelen omvatten.

De betrokken lidstaten moeten voorschrijven dat nadere informatie wordt verstrekt over de afbraak in de bodem en het water van het cyclohexaandiongedeelte en over het langetermijnrisico voor insectenetende vogels. Zij moeten ervoor zorgen dat de kennisgever op wiens verzoek sulcotrione in deze bijlage is opgenomen, deze informatie uiterlijk op 31 augustus 2011 bij de Commissie indient.

274

Tebuconazool

CAS-nr. 107534-96-3

CIPAC-nr. 494

(RS)-1-p-chloorfenyl-4,4-dimethyl-3-(1H-1,2,4-triazool-1-ylmethyl)-pentaan-3-ol

≥ 905 g/kg

1 september 2009

31 augustus 2019

DEEL A

Mag alleen worden toegelaten voor gebruik als fungicide.

DEEL B

Voor de toepassing van de uniforme beginselen in bijlage VI wordt rekening gehouden met de conclusies van het evaluatieverslag over tebuconazool, dat op 28 oktober 2008 door het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid is goedgekeurd, en met name met de aanhangsels I en II.

Bij de algemene evaluatie moeten de lidstaten bijzondere aandacht besteden aan:

de veiligheid van de toedieners en de werknemers en ervoor zorgen dat de gebruiksvoorwaarden de toepassing van geschikte persoonlijke beschermingsmiddelen voorschrijven;

de blootstelling van de consument via de voeding aan de metabolieten van tebuconazool (triazool);

de bescherming van graanetende vogels en zoogdieren en herbivore zoogdieren en ervoor zorgen dat de toelatingsvoorwaarden indien nodig risicobeperkende maatregelen omvatten;

de bescherming van in het water levende organismen en ervoor zorgen dat de toelatingsvoorwaarden indien nodig risicobeperkende maatregelen omvatten, zoals bufferzones.

De betrokken lidstaten moeten voorschrijven dat nadere informatie wordt verstrekt ter bevestiging van de risicobeoordeling voor vogels en zoogdieren. Zij moeten ervoor zorgen dat de kennisgever op wiens verzoek tebuconazool in deze bijlage is opgenomen, deze informatie uiterlijk op 31 augustus 2011 bij de Commissie indient.

De betrokken lidstaten moeten ervoor zorgen dat de kennisgever bij de Commissie nadere informatie over de mogelijke hormoonontregelende eigenschappen van tebuconazool indient binnen twee jaren na de goedkeuring van de OESO-richtsnoeren voor hormoonontregelingstests of, bij wijze van alternatief, de op communautair niveau overeengekomen testrichtsnoeren.

275

Triadimenol

CAS-nr. 55219-65-3

CIPAC-nr. 398

(1RS,2RS;1RS,2SR)-1-(4-chloorfenoxy)-3,3-dimethyl-1-(1H-1,2,4-triazool-1-yl)butaan-2-ol

≥ 920 g/kg

Isomeer A (1RS,2SR), isomeer B (1RS,2RS)

Diastereomeer A, RS + SR, tussen: 70 en 85 %

Diastereomeer B, RR + SS, tussen: 15 to 30 %

1 september 2009

31 augustus 2019

DEEL A

Mag alleen worden toegelaten voor gebruik als fungicide.

DEEL B

Voor de toepassing van de uniforme beginselen in bijlage VI wordt rekening gehouden met de conclusies van het evaluatieverslag over triadimenol, dat op 28 oktober 2008 door het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid is goedgekeurd, en met name met de aanhangsels I en II.

Bij de algemene evaluatie moeten de lidstaten bijzondere aandacht besteden aan:

de aanwezigheid van N-methylpyrrolidon in geformuleerde producten wat betreft de blootstelling van toedieners, werknemers en omstanders;

de bescherming van vogels en zoogdieren. Ten aanzien van deze risico's moeten indien nodig risicobeperkende maatregelen, zoals bufferzones, worden toegepast.

De betrokken lidstaten moeten ervoor zorgen dat de kennisgever bij de Commissie de volgende informatie indient:

nadere informatie over de specificatie;

informatie voor de verdere beoordeling van het risico voor vogels en zoogdieren;

informatie voor de verdere beoordeling van het risico van hormoonontregeling bij vissen.

Zij moeten ervoor zorgen dat de kennisgever op wiens verzoek triadimenol in deze bijlage is opgenomen, deze informatie uiterlijk op 31 augustus 2011 bij de Commissie indient.

De betrokken lidstaten moeten ervoor zorgen dat de kennisgever bij de Commissie nadere informatie over de mogelijke hormoonontregelende eigenschappen van triadimenol indient binnen twee jaren na de goedkeuring van de OESO-richtsnoeren voor hormoonontregelingstests of, bij wijze van alternatief, de op communautair niveau overeengekomen testrichtsnoeren.”


(1)  Het evaluatieverslag bevat nadere gegevens over de identiteit en de specificatie van de werkzame stof.


20.12.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 344/89


RICHTLIJN 2008/127/EG VAN DE COMMISSIE

van 18 december 2008

tot wijziging van Richtlijn 91/414/EEG van de Raad teneinde verscheidene werkzame stoffen op te nemen

(Voor de EER relevante tekst)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 91/414/EEG van de Raad van 15 juli 1991 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen (1), en met name op artikel 6, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij de Verordeningen (EG) nr. 1112/2002 (2) en (EG) nr. 2229/2004 (3) van de Commissie zijn de bepalingen voor de uitvoering van de vierde fase van het werkprogramma als bedoeld in artikel 8, lid 2, van Richtlijn 91/414/EEG vastgesteld en is een lijst opgesteld van werkzame stoffen die moeten worden onderzocht met het oog op hun opneming in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG. Op die lijst komen ook de werkzame stoffen in de bijlage bij deze richtlijn voor.

(2)

Bij Verordening (EG) nr. 1095/2007 (4) is in Verordening (EG) nr. 2229/2004 een nieuw artikel 24 ter ingevoegd op grond waarvan werkzame stoffen waarvoor duidelijke aanwijzingen bestaan dat mag worden verwacht dat zij geen schadelijke uitwerking op de gezondheid van mens en dier of op het grondwater en geen onaanvaardbaar milieueffect hebben, in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG kunnen worden opgenomen zonder dat de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) om uitvoerig wetenschappelijk advies is gevraagd.

(3)

Voor de in de bijlage bij deze richtlijn vermelde werkzame stoffen heeft de Commissie overeenkomstig artikel 24 bis van Verordening (EG) nr. 2229/2004 de uitwerking op de gezondheid van mens en dier en op het grondwater, en het milieueffect voor een aantal door de kennisgevers voorgestelde toepassingen onderzocht en is zij tot de conclusie gekomen dat die werkzame stoffen aan de eisen van artikel 24 ter van Verordening (EG) nr. 2229/2004 voldoen.

(4)

Overeenkomstig artikel 25, lid 1, van Verordening (EG) nr. 2229/2004 heeft de Commissie voor de in de bijlage bij deze richtlijn vermelde werkzame stoffen aan het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid ontwerpevaluatieverslagen ter bestudering voorgelegd. Deze verslagen zijn door de lidstaten en de Commissie in het kader van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid onderzocht en op 28 oktober 2008 afgerond in de vorm van de evaluatieverslagen van de Commissie. Overeenkomstig artikel 25 bis van Verordening (EG) nr. 2229/2004 moet de Commissie de EFSA verzoeken uiterlijk op 31 december 2010 haar standpunt over de ontwerpevaluatieverslagen te geven.

(5)

Uit de verschillende analyses is gebleken dat mag worden verwacht dat gewasbeschermingsmiddelen die de in de bijlage bij deze richtlijn vermelde werkzame stoffen bevatten, in het algemeen zullen voldoen aan de in artikel 5, lid 1, onder a) en b), van Richtlijn 91/414/EEG gestelde eisen, met name voor de toepassingen waarvoor zij zijn onderzocht en die zijn opgenomen in het evaluatieverslag van de Commissie. De in de bijlage bij deze richtlijn vermelde werkzame stoffen moeten derhalve in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG worden opgenomen om ervoor te zorgen dat gewasbeschermingsmiddelen die deze werkzame stoffen bevatten, in alle lidstaten kunnen worden toegelaten overeenkomstig het bepaalde in die richtlijn.

(6)

Er moet worden voorzien in een redelijke termijn voordat een werkzame stof in bijlage I wordt opgenomen, zodat de lidstaten en de belanghebbende partijen zich kunnen voorbereiden op de nieuwe eisen die uit de opneming voortvloeien.

(7)

Onverminderd de verplichtingen zoals vastgelegd in Richtlijn 91/414/EEG ten gevolge van de opneming van een werkzame stof in bijlage I, moeten de lidstaten na de opneming zes maanden de tijd krijgen om de bestaande toelatingen voor gewasbeschermingsmiddelen die de in de bijlage vermelde werkzame stoffen bevatten, opnieuw te onderzoeken en ervoor te zorgen dat aan de voorwaarden van Richtlijn 91/414/EEG, met name in artikel 13 en bijlage I, is voldaan. De lidstaten moeten de bestaande toelatingen al naar het geval wijzigen, vervangen of intrekken overeenkomstig Richtlijn 91/414/EEG. In afwijking van bovenstaande termijn moet een langere termijn worden vastgesteld voor de indiening en beoordeling van het volledige dossier conform bijlage III bij Richtlijn 91/414/EEG voor elk gewasbeschermingsmiddel en elke beoogde toepassing overeenkomstig de in die richtlijn vastgestelde uniforme beginselen.

(8)

Bij eerdere opnemingen in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG van werkzame stoffen die in het kader van Verordening (EEG) nr. 3600/92 zijn onderzocht, is gebleken dat de uitlegging van de verplichtingen van houders van bestaande toelatingen wat de toegang tot gegevens betreft tot problemen kan leiden. Om verdere problemen te voorkomen, moeten de verplichtingen van de lidstaten daarom worden verduidelijkt, en met name de plicht om te verifiëren of de houder van een toelating toegang tot een dossier verschaft dat aan de vereisten van bijlage II bij die richtlijn voldoet. Deze verduidelijking legt de lidstaten of de houders van toelatingen echter ten opzichte van de tot nu toe vastgestelde richtlijnen tot wijziging van bijlage I geen nieuwe verplichtingen op.

(9)

Richtlijn 91/414/EEG moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(10)

De in deze richtlijn vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze richtlijn.

Artikel 2

De lidstaten dienen uiterlijk op 28 februari 2010 de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen en bekend te maken om aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mede, en een tabel ter weergave van het verband tussen die bepalingen en deze richtlijn.

Zij passen die bepalingen toe vanaf 1 maart 2010.

Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor die verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

Artikel 3

1.   De lidstaten moeten, overeenkomstig Richtlijn 91/414/EEG, zo nodig bestaande toelatingen voor gewasbeschermingsmiddelen die de in de bijlage vermelde werkzame stoffen bevatten, uiterlijk op 28 februari 2010 wijzigen of intrekken.

Uiterlijk op die datum verifiëren zij met name dat aan de voorwaarden van bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG met betrekking tot de in de bijlage vermelde werkzame stoffen is voldaan, met uitzondering van de voorwaarden in deel B van de tekst betreffende die werkzame stoffen, en dat de houders van de toelatingen in het bezit zijn van of toegang hebben tot dossiers die overeenkomstig de voorwaarden van artikel 13 van die richtlijn aan de eisen van bijlage II bij die richtlijn voldoen.

2.   In afwijking van lid 1 voeren de lidstaten op basis van een dossier conform bijlage III bij Richtlijn 91/414/EEG en rekening houdend met deel B van de tekst in bijlage I bij die richtlijn betreffende de in de bijlage vermelde werkzame stoffen, overeenkomstig de uniforme beginselen in bijlage VI bij die richtlijn een nieuwe evaluatie uit voor elk toegelaten gewasbeschermingsmiddel dat een van de in de bijlage vermelde werkzame stoffen bevat als enige werkzame stof of als een van een aantal werkzame stoffen die alle uiterlijk op 31 augustus 2009 in bijlage I bij die richtlijn zijn opgenomen. Aan de hand van die evaluatie bepalen zij of het gewasbeschermingsmiddel voldoet aan de voorwaarden van artikel 4, lid 1, onder b), c), d) en e), van die richtlijn.

Daarna zorgen de lidstaten ervoor dat:

a)

wanneer het een product betreft dat een van de in de bijlage vermelde werkzame stoffen als enige werkzame stof bevat, indien nodig en uiterlijk op 31 augustus 2015 de toelating wordt gewijzigd of ingetrokken; of

b)

als het gewasbeschermingsmiddel naast een van de in de bijlage vermelde werkzame stoffen nog een of meer andere werkzame stoffen bevat, de toelating indien nodig uiterlijk op 31 augustus 2015 of, als dat later is, op de datum die voor een dergelijke wijziging of intrekking is vastgesteld in de richtlijnen waarbij die stoffen aan bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG zijn toegevoegd, wordt gewijzigd of ingetrokken.

Artikel 4

Deze richtlijn treedt in werking op 1 september 2009.

Artikel 5

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 18 december 2008.

Voor de Commissie

Androulla VASSILIOU

Lid van de Commissie


(1)  PB L 230 van 19.8.1991, blz. 1.

(2)  PB L 168 van 27.6.2002, blz. 14.

(3)  PB L 379 van 24.12.2004, blz. 13.

(4)  PB L 246 van 21.9.2007, blz. 19.


BIJLAGE

Aan het einde van de tabel in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG wordt de volgende tekst toegevoegd:

Nr.

Benaming, Identification Numbers

IUPAC-benaming

Zuiverheid (1)

Inwerkingtreding

Geldigheidsduur

Bijzondere bepalingen

„224

Azijnzuur

CAS-nr.: 64-19-7

CIPAC-nr.: niet toegewezen

Azijnzuur

≥ 980 g/kg

1 september 2009

31 augustus 2019

DEEL A

Mag alleen worden toegelaten voor gebruik als herbicide.

DEEL B

Voor de toepassing van de uniforme beginselen in bijlage VI moet rekening worden gehouden met de conclusies van het evaluatieverslag over azijnzuur (SANCO/2602/2008) (en met name met de aanhangsels I en II), dat door het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid is goedgekeurd.

De gebruiksvoorwaarden moeten, indien nodig, risicobeperkende maatregelen omvatten.

225

Aluminiumammo-niumsulfaat

CAS-nr.: 7784-26-1

CIPAC-nr.: niet toegewezen

Aluminiumammonium-sulfaat

≥ 960 g/kg

1 september 2009

31 augustus 2019

DEEL A

Mag alleen worden toegelaten voor gebruik als afweermiddel.

DEEL B

Voor de toepassing van de uniforme beginselen in bijlage VI moet rekening worden gehouden met de conclusies van het evaluatieverslag over aluminiumammoniumsulfaat (SANCO/2985/2008) (en met name met de aanhangsels I en II), dat door het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid is goedgekeurd.

De gebruiksvoorwaarden moeten, indien nodig, risicobeperkende maatregelen omvatten.

226

Aluminiumsilicaat

CAS-nr.: 1332-58-7

CIPAC-nr.: niet toegewezen

Niet beschikbaar

Chemische naam: kaolien

≥ 999,8 g/kg

1 september 2009

31 augustus 2019

DEEL A

Mag alleen worden toegelaten voor gebruik als afweermiddel.

DEEL B

Voor de toepassing van de uniforme beginselen in bijlage VI moet rekening worden gehouden met de conclusies van het evaluatieverslag over aluminiumsilicaat (SANCO/2603/2008) (en met name met de aanhangsels I en II), dat door het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid is goedgekeurd.

De gebruiksvoorwaarden moeten, indien nodig, risicobeperkende maatregelen omvatten.

227

Ammoniumacetaat

CAS-nr.: 631-61-8

CIPAC-nr.: niet toegewezen

Ammoniumacetaat

≥ 970 g/kg

Relevante onzuiverheid: zware metalen als Pb, ten hoogste 10 ppm

1 september 2009

31 augustus 2019

DEEL A

Mag alleen worden toegelaten voor gebruik als lokstof.

DEEL B

Voor de toepassing van de uniforme beginselen in bijlage VI moet rekening worden gehouden met de conclusies van het evaluatieverslag over ammoniumacetaat (SANCO/2986/2008) (en met name met de aanhangsels I en II), dat door het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid is goedgekeurd.

De gebruiksvoorwaarden moeten, indien nodig, risicobeperkende maatregelen omvatten.

228

Bloedmeel

CAS-nr.: niet toegewezen

CIPAC-nr.: niet toegewezen

Niet beschikbaar

≥ 990 g/kg

1 september 2009

31 augustus 2019

DEEL A

Mag alleen worden toegelaten voor gebruik als afweermiddel. Bloedmeel moet in overeenstemming zijn met Verordening (EG) nr. 1774/2002.

DEEL B

Voor de toepassing van de uniforme beginselen in bijlage VI moet rekening worden gehouden met de conclusies van het evaluatieverslag over bloedmeel (SANCO/2604/2008) (en met name met de aanhangsels I en II), dat door het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid is goedgekeurd.

De gebruiksvoorwaarden moeten, indien nodig, risicobeperkende maatregelen omvatten.

229

Calciumcarbide

CAS-nr.: 75-20-7

CIPAC-nr.: niet toegewezen

Calciumcarbide

Calciumacetylide

≥ 765 g/kg

0,08-0,52 g/kg calcium-fosfide bevattend

1 september 2009

31 augustus 2019

DEEL A

Mag alleen worden toegelaten voor gebruik als afweermiddel.

DEEL B

Voor de toepassing van de uniforme beginselen in bijlage VI moet rekening worden gehouden met de conclusies van het evaluatieverslag over calciumcarbide (SANCO/2605/2008) (en met name met de aanhangsels I en II), dat door het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid is goedgekeurd.

De gebruiksvoorwaarden moeten, indien nodig, risicobeperkende maatregelen omvatten.

230

Calciumcarbonaat

CAS-nr.: 471-34-1

CIPAC-nr.: niet toegewezen

Calciumcarbonaat

≥ 995 g/kg

1 september 2009

31 augustus 2019

DEEL A

Mag alleen worden toegelaten voor gebruik als afweermiddel.

DEEL B

Voor de toepassing van de uniforme beginselen in bijlage VI moet rekening worden gehouden met de conclusies van het evaluatieverslag over calciumcarbonaat (SANCO/2606/2008) (en met name met de aanhangsels I en II), dat door het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid is goedgekeurd.

De gebruiksvoorwaarden moeten, indien nodig, risicobeperkende maatregelen omvatten.

231

Kooldioxide

CAS-nr.: 124-38-9

Koolstofdioxide

≥ 99,9 %

1 september 2009

31 augustus 2019

DEEL A

Mag alleen worden toegelaten voor gebruik als fumigatiemiddel.

DEEL B

Voor de toepassing van de uniforme beginselen in bijlage VI moet rekening worden gehouden met de conclusies van het evaluatieverslag over kooldioxide (SANCO/2987/2008) (en met name met de aanhangsels I en II), dat door het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid is goedgekeurd.

De gebruiksvoorwaarden moeten, indien nodig, risicobeperkende maatregelen omvatten.

232

Denatonium-benzoaat

CAS-nr.: 3734-33-6

CIPAC-nr.: niet toegewezen

Benzyldiethyl[[2,6-xylylcarbamoyl]methyl]ammoniumbenzoaat

≥ 995 g/kg

1 september 2009

31 augustus 2019

DEEL A

Mag alleen worden toegelaten voor gebruik als afstotend middel.

DEEL B

FVoor de toepassing van de uniforme beginselen in bijlage VI moet rekening worden gehouden met de conclusies van het evaluatieverslag over denathoniumbenzoaat (SANCO/2607/2008) (en met name met de aanhangsels I en II), dat door het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid is goedgekeurd.

De gebruiksvoorwaarden moeten, indien nodig, risicobeperkende maatregelen omvatten.

233

Etheen

CAS-nr.: 74-85-1

CIPAC-nr.: niet toegewezen

Ethene

≥ 99 %

1 september 2009

31 augustus 2019

DEEL A

Mag alleen worden toegelaten voor gebruik als groeiregulator voor planten.

DEEL B

Voor de toepassing van de uniforme beginselen in bijlage VI moet rekening worden gehouden met de conclusies van het evaluatieverslag over ethyleen (SANCO/2608/2008) (en met name met de aanhangsels I en II), dat door het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid is goedgekeurd.

De gebruiksvoorwaarden moeten, indien nodig, risicobeperkende maatregelen omvatten.

234

Extract van theeboom

CAS-nr.: theeboom-olie 68647-73-4

Belangrijkste bestanddelen:

 

erpineen-4-ol 562-74-3

 

γ-terpineen 99-85-4

 

α-terpineen 99-86-5

 

1,8-cineol 470-82-6

CIPAC-nr.: niet toegewezen

Theeboomolie is een complex mengsel van chemische stoffen.

Belangrijkste bestanddelen:

 

terpineen-4-ol ≥ 300 g/kg

 

γ-terpineen ≥ 100 g/kg

 

α-terpineen ≥ 50 g/kg

 

1,8-cineol spoor

1 september 2009

31 augustus 2019

DEEL A

Mag alleen worden toegelaten voor gebruik als fungicide.

DEEL B

Voor de toepassing van de uniforme beginselen in bijlage VI moet rekening worden gehouden met de conclusies van het evaluatieverslag over extract van theeboom (SANCO/2609/2008) (en met name met de aanhangsels I en II), dat door het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid is goedgekeurd.

De gebruiksvoorwaarden moeten, indien nodig, risicobeperkende maatregelen omvatten.

235

Vetdestillatieresi-duen

CAS-nr.: niet toegewezen

CIPAC-nr.: niet toegewezen

niet beschikbaar

≥ 40 % afgesplitste vetzuren

Relevante onzuiverheid: Ni, ten hoogste 200 mg/kg

1 september 2009

31 augustus 2019

DEEL A

Mag alleen worden toegelaten voor gebruik als afweermiddel. Vetdestillatieresiduen van dierlijke oorsprong moeten in overeenstemming zijn met Verordening nr. (EG) 1774/2002.

DEEL B

Voor de toepassing van de uniforme beginselen in bijlage VI moet rekening worden gehouden met de conclusies van het evaluatieverslag over vetdestillatieresiduen (SANCO/2610/2008) (en met name met de aanhangsels I en II), dat door het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid is goedgekeurd.

De gebruiksvoorwaarden moeten, indien nodig, risicobeperkende maatregelen omvatten.

236

Vetzuren C7 to C20

CAS-nr.: 112-05-0 (pelargonzuur)

67701-09-1 (vetzuren C7-C18 en C18-onverzadigd, kaliumzouten)

124-07-2 (caprylzuur)

334-48-5 (caprinezuur)

143-07-7 (laurinezuur)

112-80-1 (oliezuur)

85566-26-3 (vetzuren C8-C10, methylesters)

111-11-5 (methyloctanoaat)

110-42-9 (methyldecanoaat)

CIPAC-nr.: niet toegewezen

Nonaanzuur

aprylzuur, pelargonzuur, caprinezuur, laurinezuur, oliezuur (ISO-nummer)

Octaanzuur, nonaanzuur, decaanzuur, dodecaanzuur, cis-9-octadeceenzuur (IUPAC-nummer)

Vetzuren, C7-C10, methylesters

≥ 889 g/kg (pelargonzuur)

≥ 838 g/kg vetzuren

≥ 99 % methylesters van vetzuren

1 september 2009

31 augustus 2019

DEEL A

Mag alleen worden toegelaten voor gebruik als insecticide, acaricide, herbicide en groeiregulator voor planten.

DEEL B

Voor de toepassing van de uniforme beginselen in bijlage VI moet rekening worden gehouden met de conclusies van het evaluatieverslag over vetzuren (SANCO/2610/2008) (en met name met de aanhangsels I en II), dat door het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid is goedgekeurd.

De gebruiksvoorwaarden moeten, indien nodig, risicobeperkende maatregelen omvatten.

237

Knoflookextract

CAS-nr.: 8008-99-9

CIPAC-nr.: niet toegewezen

Geconcentreerd knoflooksap van levensmiddelen-kwaliteit

≥ 99,9 %

1 september 2009

31 augustus 2019

DEEL A

Mag alleen worden toegelaten voor gebruik als afweermiddel, nematicide en insecticide.

DEEL B

Voor de toepassing van de uniforme beginselen in bijlage VI moet rekening worden gehouden met de conclusies van het evaluatieverslag over knoflookextract (SANCO/2612/2008) (en met name met de aanhangsels I en II), dat door het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid is goedgekeurd.

De gebruiksvoorwaarden moeten, indien nodig, risicobeperkende maatregelen omvatten.

238

Gibberellinezuur

CAS-nr.: 77-06-5

CIPAC-nr.: 307

(3S,3aS,4S,4aS,7S,9aR,9bR,12S)-7,12-dihydroxy-3-methyl-6-methyleen-2-oxoperhydro-4a,7-methano-9b,3-propenol(1,2-b)furan-4-carbonzuur

Alternatief: (3S,3aR,4S,4aS,6S,8aR,8bR,11S)- 6,11-dihydroxy-3-methyl-12-methyleen-2-oxo-4a,6-methano-3,8b-prop-lenoperhydroindenol (1,2-b)furan-4-carbonzuur

≥ 850 g/kg

1 september 2009

31 augustus 2019

DEEL A

Mag alleen worden toegelaten voor gebruik als groeiregulator voor planten.

DEEL B

Voor de toepassing van de uniforme beginselen in bijlage VI moet rekening worden gehouden met de conclusies van het evaluatieverslag over gibberellinezuur (SANCO/2613/2008) (en met name met de aanhangsels I en II), dat door het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid is goedgekeurd.

De gebruiksvoorwaarden moeten, indien nodig, risicobeperkende maatregelen omvatten.

239

Gibberellinen

CAS-nr.: GA4: 468-44-0

GA7: 510-75-8

GA4A7-mengsel: 8030-53-3

CIPAC-nr.: niet toegewezen

GA4:

(3S,3aR,4S,4aR,7R,9aR,9bR,12S)-12-hydroxy-3-methyl-6-methylene-2-oxoperhydro-4a,7-methano-3,9b-propanoazuleno[1,2-b]furan-4-carbonzuur

GA7:

(3S,3aR,4S,4aR,7R,9aR,9bR,12S)-12-hydroxy-3-methyl-6-methylene-2-oxoperhydro-4a,7-methano-9b,3-propenoazuleno[1,2-b]furan-4-carbonzuur

Evaluatieverslag (SANCO/2614/2008).

1 september 2009

31 augustus 2019

DEEL A

Mag alleen worden toegelaten voor gebruik als groeiregulator voor planten.

DEEL B

Voor de toepassing van de uniforme beginselen in bijlage VI moet rekening worden gehouden met de conclusies van het evaluatieverslag over giberellinen (SANCO/2614/2008) (en met name met de aanhangsels I en II), dat door het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid is goedgekeurd.

De gebruiksvoorwaarden moeten, indien nodig, risicobeperkende maatregelen omvatten.

240

Gehydrolyseerde eiwitten

suikerbietenmelasse-hydrolysaat

collageen-eiwithydrolysaat

CAS-nr.: niet toegewezen

CIPAC-nr.: niet toegewezen

niet beschikbaar.

Suikerbieten-melasse-ureum-hydrolysaat: minimumge-halte aan ruw eiwit: 360 gr/kg (36 % m/m)

collageen-eiwithydrolysaat: gehalte organische stikstof: > 240 g/kg

1 september 2009

31 augustus 2019

DEEL A

Mag alleen worden toegelaten voor gebruik als lokstof. Gehydrolyseerde eiwitten van dierlijke oorsprong moeten in overeenstemming zijn met Verordening (EG) nr. 1774/2002.

DEEL B

Voor de toepassing van de uniforme beginselen in bijlage VI moet rekening worden gehouden met de conclusies van het evaluatieverslag over gehydrolyseerde eiwitten (SANCO/2615/2008) (en met name met de aanhangsels I en II), dat door het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid is goedgekeurd.

De gebruiksvoorwaarden moeten, indien nodig, risicobeperkende maatregelen omvatten.

241

IJzersulfaat

ijzer(II)sulfaat-watervrij: CAS No: 7720-78-7

ijzer(II)sulfaat-monohydraat: CAS No: 17375-41-6

ijzer(II)sulfaat-heptahydraat: CAS No: 7782-63-0

CIPAC-nr.: niet toegewezen

IJzer(II)sulfaat

IJzer(II)sulfaat-watervrij: ≥ 367,5 g/kg

ijzer(II)sulfaat-monohydraat: ≥ 300 g/kg

ijzer(II)sulfaat-heptahydraat: ≥ 180 g/kg

1 september 2009

31 augustus 2019

DEEL A

Mag alleen worden toegelaten voor gebruik als herbicide.

DEEL B

Voor de toepassing van de uniforme beginselen in bijlage VI moet rekening worden gehouden met de conclusies van het evaluatieverslag over ijzersulfaat (SANCO/2616/2008) (en met name met de aanhangsels I en II), dat door het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid is goedgekeurd.

De gebruiksvoorwaarden moeten, indien nodig, risicobeperkende maatregelen omvatten.

242

Kiezelgoer (diatomeeënaarde)

CAS-nr. 61790-53-2

CIPAC-nr.: 647

Kiezelgoer (diatomeeënaarde)

920 ± 20 g SiO2/kg DE

Ten hoogste 0,1 % deeltjes kristallijne silica (met een diameter van minder dan 50 um)

1 september 2009

31 augustus 2019

DEEL A

Mag alleen worden toegelaten voor gebruik als insecticide en acaricide.

DEEL B

Voor de toepassing van de uniforme beginselen in bijlage VI moet rekening worden gehouden met de conclusies van het evaluatieverslag over kiezelgoer (SANCO/2617/2008) (en met name met de aanhangsels I en II), dat door het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid is goedgekeurd.

De gebruiksvoorwaarden moeten, indien nodig, risicobeperkende maatregelen omvatten.

243

Kalksteen

CAS-nr.: 1317-65-3

CIPAC-nr.: niet toegewezen

niet beschikbaar.

≥ 980 g/kg

1 september 2009

31 augustus 2019

DEEL A

Mag alleen worden toegelaten voor gebruik als afstotend middel.

DEEL B

Voor de toepassing van de uniforme beginselen in bijlage VI moet rekening worden gehouden met de conclusies van het evaluatieverslag over kalksteen (SANCO/2618/2008) (en met name met de aanhangsels I en II), dat door het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid is goedgekeurd.

De gebruiksvoorwaarden moeten, indien nodig, risicobeperkende maatregelen omvatten.

244

Methylnonylketon

CAS-nr.: 112-12-9

CIPAC-nr.: niet toegewezen

undecaan-2-on

≥ 975 g/kg

1 september 2009

31 augustus 2019

DEEL A

Mag alleen worden toegelaten voor gebruik als afweermiddel.

DEEL B

Voor de toepassing van de uniforme beginselen in bijlage VI moet rekening worden gehouden met de conclusies van het evaluatieverslag over methylnonylketon (SANCO/2619/2008) (en met name met de aanhangsels I en II), dat door het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid is goedgekeurd.

De gebruiksvoorwaarden moeten, indien nodig, risicobeperkende maatregelen omvatten.

245

Peper

CAS-nr.: niet toegewezen

CIPAC-nr.: niet toegewezen

Zwarte peper – Piper nigrum

Dit is een complex mengsel van chemische stoffen, waarvan het bestanddeel piperine als merker ten minste 4 % moet bedragen

1 september 2009

31 augustus 2019

DEEL A

Mag alleen worden toegelaten voor gebruik als afstotend middel.

DEEL B

Voor de toepassing van de uniforme beginselen in bijlage VI moet rekening worden gehouden met de conclusies van het evaluatieverslag over peper (SANCO/2620/2008) (en met name met de aanhangsels I en II), dat door het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid is goedgekeurd.

De gebruiksvoorwaarden moeten, indien nodig, risicobeperkende maatregelen omvatten.

246

Plantaardige oliën/citronella-olie

CAS-nr.: 8000-29-1

CIPAC-nr.: niet toegewezen

itronella-olie is een complex mengsel van chemische stoffen.

De voornaamste bestanddelen zijn:

 

citronellal (3,7-dimethyl-6-octenal).

 

geraniol ((E)-3,7-dimethyl-2,6-octadieen-1-ol)

 

citronellol (3,7-dimethyl-6-octaan-2-ol).

 

geranylacetaat (3,7-dimethyl-6-octeen-1-ylacetaat).

Relevante onzuiverheden: methyleugenol en methylisoeugenol, ten hoogste 0,1 %.

1 september 2009

31 augustus 2019

DEEL A

Mag alleen worden toegelaten voor gebruik als herbicide.

DEEL B

Voor de toepassing van de uniforme beginselen in bijlage VI moet rekening worden gehouden met de conclusies van het evaluatieverslag over citronella-olie (SANCO/2621/2008) (en met name met de aanhangsels I en II), dat door het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid is goedgekeurd.

De gebruiksvoorwaarden moeten, indien nodig, risicobeperkende maatregelen omvatten.

247

Plantaardige oliën/kruidnagelolie

CAS-nr: 94961-50-2 (kruidnagelolie)

97-53-0 (eugenol – hoofdbestanddeel)

CIPAC-nr.: niet toegewezen

Kruidnagelolie is een complex mengsel van chemische stoffen.

Het hoofdbestanddeel is eugenol.

≥ 800 g/kg

1 september 2009

31 augustus 2019

DEEL A

Mag alleen worden toegelaten voor gebruik als fungicide.

DEEL B

Voor de toepassing van de uniforme beginselen in bijlage VI moet rekening worden gehouden met de conclusies van het evaluatieverslag over kruidnagelolie (SANCO/2622/2008) (en met name met de aanhangsels I en II), dat door het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid is goedgekeurd.

De gebruiksvoorwaarden moeten, indien nodig, risicobeperkende maatregelen omvatten.

248

Plantaardige oliën/raapzaadolie

CAS-nr.: 8002-13-9

CIPAC-nr.: niet toegewezen

Raapzaadolie

Raapzaadolie is een complex mengsel van vetzuren.

1 september 2009

31 augustus 2019

DEEL A

Mag alleen worden toegelaten voor gebruik als insecticide en acaricide.

DEEL B

Voor de toepassing van de uniforme beginselen in bijlage VI moet rekening worden gehouden met de conclusies van het evaluatieverslag over raapzaadolie (SANCO/2623/2008) (en met name met de aanhangsels I en II), dat door het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid is goedgekeurd.

De gebruiksvoorwaarden moeten, indien nodig, risicobeperkende maatregelen omvatten.

249

Plantaardige oliën/groenemuntolie

CAS-nr.: 8008-79-5

CIPAC-nr.: niet toegewezen

Groenemuntolie

≥ 550 g/kg als L-carvon

1 september 2009

31 augustus 2019

DEEL A

Mag alleen worden toegelaten voor gebruik als groeiregulator voor planten.

DEEL B

Voor de toepassing van de uniforme beginselen in bijlage VI moet rekening worden gehouden met de conclusies van het evaluatieverslag over groenemuntolie (SANCO/2624/2008) (en met name met de aanhangsels I en II), dat door het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid is goedgekeurd.

De gebruiksvoorwaarden moeten, indien nodig, risicobeperkende maatregelen omvatten.

250

Kaliumwaterstof-carbonaat

CAS-nr.: 298-14-6

CIPAC-nr.: niet toegewezen

Kaliumwaterstof-carbonaat

≥ 99,5 %

1 september 2009

31 augustus 2019

DEEL A

Mag alleen worden toegelaten voor gebruik als fungicide.

DEEL B

Voor de toepassing van de uniforme beginselen in bijlage VI moet rekening worden gehouden met de conclusies van het evaluatieverslag over kaliumwaterstofcarbonaat (SANCO/2625/2008) (en met name met de aanhangsels I en II), dat door het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid is goedgekeurd.

De gebruiksvoorwaarden moeten, indien nodig, risicobeperkende maatregelen omvatten.

251

Putrescine (1,4-diaminobutaan)

CAS-nr.: 110-60-1

CIPAC-nr.: niet toegewezen

Butane-1,4-diamine

≥ 990 g/kg

1 september 2009

31 augustus 2019

DEEL A

Mag alleen worden toegelaten voor gebruik als lokstof.

DEEL B

Voor de toepassing van de uniforme beginselen in bijlage VI moet rekening worden gehouden met de conclusies van het evaluatieverslag over putrescine (SANCO/2626/2008) (en met name met de aanhangsels I en II), dat door het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid is goedgekeurd.

De gebruiksvoorwaarden moeten, indien nodig, risicobeperkende maatregelen omvatten.

252

Pyrethrinen

CAS-nr.: A en B:

pyrethrinen 8003-34-7

Extract A: extracten van Chrysanthemum cinerariaefolium: 89997-63-7

pyrethrin 1: CAS 121-21-1

pyrethrin 2: CAS 121-29-9

cinerin 1: CAS 25402-06-6

cinerin 2: CAS 121-20-0

jasmolin 1: CAS 4466-14-2

jasmolin 2: CAS 1172-63-0

Extract B: pyrethrin 1: CAS 121-21-1

pyrethrin 2: CAS 121-29-9

cinerin 1: CAS 25402-06-6

cinerin 2: CAS 121-20-0

jasmolin 1: CAS 4466-14-2

jasmolin 2: CAS 1172-63-0

CIPAC No 32

Pyrethrinen zijn een complex mengsel van chemische stoffen.

Extract A: ≥ 500 g/kg Pyrethrins

Extract B: ≥ 480 g/kg Pyrethrins

1 september 2009

31 augustus 2019

DEEL A

Mag alleen worden toegelaten voor gebruik als insecticide.

DEEL B

Voor de toepassing van de uniforme beginselen in bijlage VI moet rekening worden gehouden met de conclusies van het evaluatieverslag over pyrethrinen (SANCO/2627/2008) (en met name met de aanhangsels I en II), dat door het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid is goedgekeurd.

De gebruiksvoorwaarden moeten, indien nodig, risicobeperkende maatregelen omvatten.

253

Kwartszand

CAS-nr.: 14808-60-7

CIPAC-nr.: niet toegewezen

Kwarts, siliciumdioxide, silica, silicon dioxide, SiO2

≥ 915 g/kg

Ten hoogste 0,1 % deeltjes kristallijne silica (met een diameter van minder dan 50 um).

1 september 2009

31 augustus 2019

DEEL A

Mag alleen worden toegelaten voor gebruik als afstotend middel.

DEEL B

Voor de toepassing van de uniforme beginselen in bijlage VI moet rekening worden gehouden met de conclusies van het evaluatieverslag over kwartszand (SANCO/2628/2008) (en met name met de aanhangsels I en II), dat door het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid is goedgekeurd.

De gebruiksvoorwaarden moeten, indien nodig, risicobeperkende maatregelen omvatten.

254

Op geur gebaseerde afweermiddelen van dierlijke of van plantaardige oorsprong/visolie

CAS-nr.: 100085-40-3

CIPAC-nr.: niet toegewezen

Visolie

≥ 99 %

1 september 2009

31 augustus 2019

DEEL A

Mag alleen worden toegelaten voor gebruik als afweermiddel. Visolie moet in overeenstemming zijn met Verordening (EG) nr. 1774/2002.

DEEL B

Voor de toepassing van de uniforme beginselen in bijlage VI moet rekening worden gehouden met de conclusies van het evaluatieverslag over visolie (SANCO/2629/2008) (en met name met de aanhangsels I en II), dat door het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid is goedgekeurd.

De gebruiksvoorwaarden moeten, indien nodig, risicobeperkende maatregelen omvatten.

255

Op geur gebaseerde afweermiddelen van dierlijke of van plantaardige oorsprong/schapenvet

CAS-nr.: 98999-15-6

CIPAC-nr.: niet toegewezen

Schapenvet

Zuiver schapenvet met ten hoogste 0,18 % m/m/ water.

1 september 2009

31 augustus 2019

DEEL A

Mag alleen worden toegelaten voor gebruik als afstotend middel. Schapenvet moet in overeenstemming zijn met Verordening (EG) nr. 1774/2002.

DEEL B

Voor de toepassing van de uniforme beginselen in bijlage VI moet rekening worden gehouden met de conclusies van het evaluatieverslag over schapenvet (SANCO/2630/2008) (en met name met de aanhangsels I en II), dat door het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid is goedgekeurd.

De gebruiksvoorwaarden moeten, indien nodig, risicobeperkende maatregelen omvatten.

256

Op geur gebaseerde afweermiddelen van dierlijke of van plant origin/tall oil plantaardige oorsprong/ruwe tallolie CAS-nr.: 8002-26-4

CIPAC-nr.: niet toegewezen

Ruwe tallolie

Ruwe tallolie is een complex mengsel van tallhars en vetzuren

1 september 2009

31 augustus 2019

DEEL A

Mag alleen worden toegelaten voor gebruik als afweermiddel.

DEEL B

Voor de toepassing van de uniforme beginselen in bijlage VI moet rekening worden gehouden met de conclusies van het evaluatieverslag over ruwe tallolie (SANCO/2631/2008) (en met name met de aanhangsels I en II), dat door het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid is goedgekeurd.

De gebruiksvoorwaarden moeten, indien nodig, risicobeperkende maatregelen omvatten

257

Op geur gebaseerde afweermiddelen van dierlijke of van plantaardige oorsprong/talloliepek CAS-nr.: 8016-81-7

CIPAC-nr.: niet toegewezen

Talloliepek

Complex mengsel van esters van vetzuren, pijnhars en de dimeren en trimeren van hars- en vetzuren.

1 september 2009

31 augustus 2019

DEEL A

Mag alleen worden toegelaten voor gebruik als afweermiddel.

DEEL B

Voor de toepassing van de uniforme beginselen in bijlage VI moet rekening worden gehouden met de conclusies van het evaluatieverslag over talloliepek (SANCO/2632/2008) (en met name met de aanhangsels I en II), dat door het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid is goedgekeurd.

De gebruiksvoorwaarden moeten, indien nodig, risicobeperkende maatregelen omvatten.

258

Zeealgenextract (voorheen zeealgenextract en zeewier)

CAS-nr: niet toegewezen

CIPAC-nr.: niet toegewezen

Zeealgenextract

Zeealgenextract is een complex mengsel. Hoofdbestand-delen als merkers: mannitol, fucoïdansen en alginaten. Evaluatieverslag (SANCO/2634/2008).

1 september 2009

31 augustus 2019

DEEL A

Mag alleen worden toegelaten voor gebruik als groeiregulator voor planten.

DEEL B

Voor de toepassing van de uniforme beginselen in bijlage VI moet rekening worden gehouden met de conclusies van het evaluatieverslag over zeealgenextract (SANCO/2634/2008) (en met name met de aanhangsels I en II), dat door het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid is goedgekeurd.

De gebruiksvoorwaarden moeten, indien nodig, risicobeperkende maatregelen omvatten.

259

Natriumaluminium-silicaat

CAS-nr.: 1344-00-9

CIPAC-nr.: niet toegewezen

Natriumaluminium-silicaat: Nax[(AlO2)x(SiO2)y] × zH2O

1 000 g/kg

1 september 2009

31 augustus 2019

DEEL A

Mag alleen worden toegelaten voor gebruik als afstotend middel.

DEEL B

Voor de toepassing van de uniforme beginselen in bijlage VI moet rekening worden gehouden met de conclusies van het evaluatieverslag over natriumaluminiumsilicaat (SANCO/2635/2008) (en met name met de aanhangsels I en II), dat door het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid is goedgekeurd.

De gebruiksvoorwaarden moeten, indien nodig, risicobeperkende maatregelen omvatten.

260

Natriumhypochloriet

CAS-nr.: 7681-52-9

CIPAC-nr.: niet toegewezen

Natriumhypochloriet

10 % (m/m), uitgedrukt als chloor

1 september 2009

31 augustus 2019

DEEL A

De stof mag alleen worden toegelaten voor gebruik als ontsmettingsmiddel.

DEEL B

Voor de toepassing van de uniforme beginselen in bijlage VI moet rekening worden gehouden met de conclusies van het evaluatieverslag over natriumhypochloriet (SANCO/2988/2008) (en met name met de aanhangsels I en II), dat door het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid is goedgekeurd.

De gebruiksvoorwaarden moeten, indien nodig, risicobeperkende maatregelen omvatten.

261

Onvertakte vlinderferomonen

Acetaatgroep:

Evaluatieverslag (SANCO/2633/2008)

1 september 2009

31 augustus 2019

DEEL A

Mag alleen worden toegelaten voor gebruik als lokstof.

DEEL B

Voor de toepassing van de uniforme beginselen in bijlage VI moet rekening worden gehouden met de conclusies van het evaluatieverslag over onvertakte vlinderferomonen (SANCO/2633/2008) (en met name met de aanhangsels I en II), dat door het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid is goedgekeurd.

De gebruiksvoorwaarden moeten, indien nodig, risicobeperkende maatregelen omvatten.

(E)-5-deceen-1-ylacetaat

(CAS nr.: 38421-90-8)

CIPAC-nr.: niet toegewezen

(E)-5-deceen-1-ylacetaat

(E)-8-dodeceen-1-ylacetaat

CAS-nr.: 38363-29-0

CIPAC-nr.: niet toegewezen

(E)-8-dodeceen-1-ylacetaat

(E/Z)-8-dodeceen-1-ylacetaat

CAS-nr.: niet beschikbaar

CIPAC-nr.: niet beschikbaar

(E/Z)-8-dodeceen-1-ylacetaat als afzonderlijke isomeren

(Z)-8-dodeceen-1-ylacetaat

CIPAC-nr.: niet toegewezen

CAS-nr.: 28079-04-1

(Z)-8-dodeceen-1-ylacetaat

(Z)-9-dodeceen-1-ylacetaat

CAS-nr.: 16974-11-1

CIPAC-nr.: 422

(Z)-9-dodeceen-1-ylacetaat

(E,Z)-7,9-dodecadieen-1-ylacetaat

CAS-nr.: 54364-62-4

CIPAC-nr.: niet toegewezen

(E,Z)-7,9-dodecadieen-1-ylacetaat

(E)-11-tetradeceen-1-ylacetaat

CAS-nr.: 33189-72-9

CIPAC-nr.: niet toegewezen

(E)-11-tetradeceen-1-ylacetaat

(Z)-9-tetradeceen-1-ylacetaat

CAS-nr.: 16725-53-4

CIPAC-nr.: niet toegewezen

(Z)-9-tetradeceen-1-ylacetaat

(Z)-11-tetradeceen-1-ylacetaat

CAS-nr.: 20711-10-8

CIPAC-nr.: niet toegewezen

(Z)-11-tetradeceen-1-ylacetaat

(Z,E)-9,12-tetradecadieen-1-ylacetaat

CAS-nr.: 31654-77-0

CIPAC-nr.: niet toegewezen

(Z,E)-9,12-tetradecadieen-1-ylacetaat

Z-11-hexadeceen-1-ylacetaat

CAS-nr.: 34010-21-4

CIPAC-nr.: niet toegewezen

Z-11-hexadeceen-1-ylacetaat

(Z,E)-7,11-hexacadieen-1-ylacetaat

CAS-nr.: 51606-94-4

CIPAC-nr.: niet toegewezen

(Z,E)-7,11-hexadecadieen-1-ylacetaat

(E,Z)-2,13-octadecadieen-1-ylacetaat.

CAS-nr.: 86252-65-5

CIPAC-nr.: niet toegewezen

(E,Z)-2,13-octadecadieen-1-ylacetaat.

Alcoholgroep:

Alcoholgroep:

(E)-5-deceen-1-ol

CAS-nr.: 56578-18-8

CIPAC-nr.: niet toegewezen

(E)-5-deceen-1-ol

(Z)-8-dodeceen-1-ol

CAS-nr. 40642-40-8

CIPAC-nr.: niet toegewezen

(Z)-8-dodeceen-1-ol

(E,E)-8,10-dodecadien-1-ol

CAS-nr.: 33956-49-9

CIPAC-nr.: niet toegewezen

(E,E)-8,10-dodecadieen-1-ol

tetradecaan-1-ol

CAS-nr.: 112-72-1

CIPAC-nr.: niet toegewezen

tetradecaan-1-ol

(Z)-11-hexadeceen-1-ol

CAS-nr.: 56683-54-6

CIPAC-nr.: niet toegewezen

(Z)-11-hexadeceen-1-ol

Aldehydegroep:

Aldehydegroep:

(Z)-7-tetradecenal

CAS-nr.: 65128-96-3

CIPAC-nr.: niet toegewezen

(Z)-7-tetradecenal

(Z)-9-hexadecenal

CAS-nr.: 56219-04-6

CIPAC-nr.: niet toegewezen

(Z)-9-hexadecenal

(Z)-11-hexadecenal

CAS-nr.: 53939-28-9

CIPAC-nr.: niet toegewezen

(Z)-11-hexadecenal

(Z)-13-octadecenal

CAS-nr.: 58594-45-9

CIPAC-nr.: niet toegewezen

(Z)-13-octadecenal

Gemengde acetaten:

Gemengde acetaten:

i)

(Z)-8-dodeceen-1-ylacetaat

CAS-nr.: 28079-04-1

CIPAC-nr.: niet toegewezen

i)

(Z)-8-dodeceen-1-ylacetaat

en ii) dodecylacetaat

CAS-nr.: 112-66-3

CIPAC-nr.: 422;

en ii) dodecylacetaat;

i)

(E,Z)-7,9-dodecadieen-1-ylacetaat

CAS-nr.: 55774-32-8

CIPAC-nr.: niet toegewezen

en

i)

(Z)-9-dodeceen-1-ylacetaat

en

ii)

dodecylacetaat

CAS-nr.: 112-66-3

CIPAC-nr.: 422;

ii)

dodecylacetaat;

i)

(E,Z)-7,9-dodecadieen-1-ylacetaat

CAS-nr.: 55774-32-8

CIPAC-nr.: niet toegewezen

en

i)

(E,Z)-7,9-dodecadieen-1-ylacetaat,

en

ii)

(E,E)-7,9-dodecadieen-1-ylacetaat

CAS-nr.: 54364-63-5

CIPAC-nr.: niet toegewezen;

ii)

(E,E)-7,9-dodecadieen-1-ylacetaat;

i)

(Z,Z)-7,11-hexadecadieen-1-ylacetaat

en

i)

(Z,E)-7,11-hexadecadieen-1-ylacetaat;

en

ii)

(Z,E)-7,11-hexadecadieen-1-ylacetaat

CAS-nr.: i) en ii) 53042-79-8

CAS-nr.: ii) 51606-94-4

CIPAC-nr.: niet toegewezen;

Gemengde aldehyden:

ii)

(Z,E)-7,11-hexadecadieen-1-ylacetaat;

Gemengde aldehyden:

Gemengde aldehyden:

i)

(Z)-9-hexadecenal

CAS-nr.: 56219-04-6

CIPAC-nr.: niet toegewezen

en

i)

(Z)-9-hexadecenal

en

ii)

(Z)-11-hexadecenal

CAS-nr.: 53939-28-9

CIPAC-nr.: niet toegewezen

en

ii)

(Z)-11-hexadecenal

and

iii)

(Z)-13-octadecenal

CAS-nr.: 58594-45-9

CIPAC-nr.: niet toegewezen;

iii)

(Z)-13-octadecenal;

Diverse mengsels:

Diverse mengsels:

i)

(E)-5-tetradeceen-1-ylacetaat

CAS-nr.: 38421-90-8

CIPAC-nr.: niet toegewezen

en

i)

(E)-5-deceen-1-ylacetaat

ii)

(E)-5-deceen-1-ol

CAS-nr.: 56578-18-8

CIPAC-nr.: niet toegewezen;

ii)

(E)-5-deceen-1-ol;

i)

(E/Z)-8-dodeceen-1-ylacetaat

CAS-nr.: als afzonderlijke isomeren

CIPAC-nr.: niet toegewezen;

en

i)

(E/Z)-8-dodeceen-1-ylacetaat

en

i)

(E)-8-dodeceen-1-ylacetaat

CAS-nr.: (E) 38363-29-0

CIPAC-nr.: niet toegewezen

en

i)

(E)-8-dodeceen-1-ylacetaat

en

i)

(Z)-8-dodeceen-1-ylacetaat

CAS-nr.: (Z) 28079-04-1

CIPAC-nr.: niet toegewezen

en

i)

(Z)-8-dodeceen-1-ylacetaat

en

ii)

(Z)-8-dodeceen-1-ol

CAS-nr.: ii) 40642-40-8

CIPAC-nr.: niet toegewezen;

ii)

(Z)-8-dodeceen-1-ol;

i)

(Z)-11-hexadecenal

CAS-nr.: 53939-28-9

CIPAC-nr.: niet toegewezen

en

i)

(Z)-11-hexadecenal

and

ii)

(Z)-11-hexadeceen-1-ylacetaat

CAS-nr.: 34010-21-4

CIPAC-nr.: niet toegewezen

ii)

(Z)-11-hexadeceen-1-ylacetaat

262

Trimethylamine-hydrochloride

CAS-nr.: 593-81-7

CIPAC-nr.: niet toegewezen

Trimethylamine-hydrochloride

≥ 988 g/kg

1 september 2009

31 augustus 2019

DEEL A

Mag alleen worden toegelaten voor gebruik als lokstof.

DEEL B

Voor de toepassing van de uniforme beginselen in bijlage VI moet rekening worden gehouden met de conclusies van het evaluatieverslag over trimethylamine-hydrochloride (SANCO/2636/2008) (en met name met de aanhangsels I en II), dat door het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid is goedgekeurd.

De gebruiksvoorwaarden moeten, indien nodig, risicobeperkende maatregelen omvatten.

263

Ureum

CAS-nr.: 57-13-6

CIPAC-nr.: 8352

Ureum

≥ 98 % w/w

1 september 2009

31 augustus 2019

DEEL A

De stof mag alleen worden toegelaten voor gebruik als lokstof en fungicide.

DEEL B

Voor de toepassing van de uniforme beginselen in bijlage VI moet rekening worden gehouden met de conclusies van het evaluatieverslag over ureum (SANCO/2637/2008) (en met name met de aanhangsels I en II), dat door het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid is goedgekeurd.

De gebruiksvoorwaarden moeten, indien nodig, risicobeperkende maatregelen omvatten.

264

Z-13-hexadeceen-11-yn -1–ylacetaat

CAS-nr.: 78617-58-0

CIPAC-nr.: niet toegewezen

Z-13-hexadeceen-11-yn -1–ylacetaat

≥75 %

1 september 2009

31 augustus 2019

DEEL A

Mag alleen worden toegelaten voor gebruik als lokstof.

DEEL B

Voor de toepassing van de uniforme beginselen in bijlage VI moet rekening worden gehouden met de conclusies van het evaluatieverslag over Z-13-hexadeceen-11-yn-1-ylacetaat (SANCO/2649/2008) (en met name met de aanhangsels I en II), dat door het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid is goedgekeurd.

De gebruiksvoorwaarden moeten, indien nodig, risicobeperkende maatregelen omvatten.

265

(Z,Z,Z,Z)-7,13,16,19-docosatetraeen-1-ylisobutyraat

CAS-nr.: 135459-81-3

CIPAC-nr.: niet toegewezen

(Z,Z,Z,Z)-7,13,16,19-docosatetraeen-1-ylisobutyraat

≥ 90 %

1 september 2009

31 augustus 2019

DEEL A

Mag alleen worden toegelaten voor gebruik als lokstof.

DEEL B

Voor de toepassing van de uniforme beginselen in bijlage VI moet rekening worden gehouden met de conclusies van het evaluatieverslag over (Z,Z,Z,Z)-7,13,16,19-docosatetraeen-1-ylisobutyraat (SANCO/2650/2008) (en met name met de aanhangsels I en II), dat door het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid is goedgekeurd.

De gebruiksvoorwaarden moeten, indien nodig, risicobeperkende maatregelen omvatten.”


(1)  Het evaluatieverslag bevat nadere gegevens over de identiteit en de specificatie van de werkzame stof.


II Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie niet verplicht is

BESLUITEN/BESCHIKKINGEN

Commissie

20.12.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 344/112


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 5 december 2008

betreffende de financiële steun van de Gemeenschap voor 2009 voor bepaalde communautaire referentielaboratoria op het gebied van diergezondheid en levende dieren

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2008) 7667)

(Slechts de teksten in de Deense, de Duitse, de Engelse, de Franse, de Spaanse en de Zweedse taal zijn authentiek)

(2008/965/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Beschikking 90/424/EEG van de Raad van 26 juni 1990 betreffende bepaalde uitgaven op veterinair gebied (1), en met name op artikel 28, lid 2,

Gelet op Verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake officiële controles op de naleving van de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen en de voorschriften inzake diergezondheid en dierenwelzijn (2), en met name op artikel 32, lid 7,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 28, lid 1, van Beschikking 90/424/EEG kan steun van de Gemeenschap worden toegekend aan de communautaire referentielaboratoria op het gebied van diergezondheid en levende dieren.

(2)

Verordening (EG) nr. 1754/2006 van de Commissie van 28 november 2006 tot vaststelling van de voorwaarden voor de toekenning van financiële steun van de Gemeenschap aan de communautaire referentielaboratoria voor diervoeders, levensmiddelen en diergezondheid (3) bepaalt dat de financiële steun van de Gemeenschap moet worden toegekend, als de goedgekeurde werkprogramma’s op doeltreffende wijze worden uitgevoerd en de begunstigden alle nodige informatie binnen bepaalde termijnen verstrekken.

(3)

Overeenkomstig artikel 2 van Verordening (EG) nr. 1754/2006 worden de relaties tussen de Commissie en de communautaire referentielaboratoria vastgelegd in een partnerschapsovereenkomst die vergezeld gaat van een meerjarig werkprogramma.

(4)

De Commissie heeft de door de communautaire referentielaboratoria ingediende werkprogramma’s en bijbehorende begrotingsramingen voor het jaar 2009 geëvalueerd.

(5)

Bijgevolg moet financiële steun van de Gemeenschap worden toegekend aan de communautaire referentielaboratoria die zijn aangewezen voor de uitvoering van de functies en de taken waarin in de volgende wetsbesluiten is voorzien:

Richtlijn 92/35/EEG van de Raad van 29 april 1992 tot vaststelling van controlevoorschriften en van maatregelen ter bestrijding van paardenpest (4),

Richtlijn 92/66/EEG van de Raad van 14 juli 1992 tot vaststelling van communautaire maatregelen voor de bestrijding van de ziekte van Newcastle (5),

Richtlijn 92/119/EEG van de Raad van 17 december 1992 tot vaststelling van algemene communautaire maatregelen voor de bestrijding van bepaalde dierziekten en van specifieke maatregelen ten aanzien van de vesiculaire varkensziekte (6),

Richtlijn 93/53/EEG van de Raad van 24 juni 1993 tot vaststelling van minimale communautaire maatregelen voor de bestrijding van bepaalde visziekten (7),

Richtlijn 95/70/EG van de Raad van 22 december 1995 tot vaststelling van minimale communautaire maatregelen ter bestrijding van bepaalde ziekten van tweekleppige weekdieren (8),

Beschikking 2000/258/EG van de Raad van 20 maart 2000 houdende aanwijzing van een specifiek instituut dat verantwoordelijk is voor de vaststelling van de criteria die nodig zijn voor de normalisatie van de serologische tests om de doelmatigheid van antirabiësvaccins te controleren (9),

Richtlijn 2000/75/EG van de Raad van 20 november 2000 tot vaststelling van specifieke bepalingen inzake de bestrijding en uitroeiing van bluetongue (10),

Richtlijn 2001/89/EG van de Raad van 23 oktober 2001 betreffende maatregelen van de Gemeenschap ter bestrijding van klassieke varkenspest (11),

Richtlijn 2002/60/EG van de Raad van 27 juni 2002 houdende vaststelling van specifieke bepalingen voor de bestrijding van Afrikaanse varkenspest en houdende wijziging van Richtlijn 92/119/EEG met betrekking tot besmettelijke varkensverlamming (Teschenerziekte) en Afrikaanse varkenspest (12),

Richtlijn 2003/85/EG van de Raad van 29 september 2003 tot vaststelling van communautaire maatregelen voor de bestrijding van mond-en-klauwzeer, tot intrekking van Richtlijn 85/511/EEG en van de Beschikkingen 89/531/EEG en 91/665/EEG, en tot wijziging van Richtlijn 92/46/EEG (13),

Beschikking 96/463/EG van de Raad van 23 juli 1996 tot aanwijzing van de referentie-instantie die verantwoordelijk is voor de uniformisering van de methoden voor het testen van raszuivere fokrunderen en van de evaluatie van de testresultaten (14),

Verordening (EG) nr. 882/2004 voor brucellose,

Richtlijn 2005/94/EG van de Raad van 20 december 2005 betreffende communautaire maatregelen ter bestrijding van aviaire influenza en tot intrekking van Richtlijn 92/40/EEG (15),

Richtlijn 2006/88/EG van de Raad van 24 oktober 2006 betreffende veterinairrechtelijke voorschriften voor aquacultuurdieren en de producten daarvan en betreffende de preventie en bestrijding van bepaalde ziekten bij waterdieren (16),

Verordening (EG) nr. 180/2008 van de Commissie van 28 februari 2008 betreffende het communautaire referentielaboratorium voor andere paardenziekten dan paardenpest en tot wijziging van bijlage VII bij Verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad (17),

Verordening (EG) nr. 737/2008 van de Commissie van 28 juli 2008 tot aanwijzing van de communautaire referentielaboratoria voor ziekten bij schaaldieren, rabiës en rundertuberculose, tot vaststelling van aanvullende verantwoordelijkheden en taken van de communautaire referentielaboratoria voor rabiës en rundertuberculose en tot wijziging van bijlage VII bij Verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad (18).

(6)

De financiële steun voor het functioneren en de organisatie van workshops van de communautaire referentielaboratoria moet ook in overeenstemming zijn met de in Verordening (EG) nr. 1754/2006 vastgestelde subsidiabiliteitsvoorschriften.

(7)

Overeenkomstig artikel 3, lid 2, onder a), en artikel 13 van Verordening (EG) nr. 1290/2005 van de Raad van 21 juni 2005 betreffende de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (19) moeten programma’s om dierziekten uit te roeien of te bewaken (veterinaire maatregelen) worden gefinancierd uit het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF). Voorts bepaalt artikel 13, tweede alinea, van die verordening dat in deugdelijk gemotiveerde uitzonderingsgevallen de door de lidstaten en door de begunstigden van steun uit het ELGF verrichte uitgaven voor administratieve en personeelskosten voor onder Beschikking 90/424/EEG vallende maatregelen en programma’s door het ELGF worden gefinancierd. Met het oog op de financiële controles zijn de artikelen 9, 36 en 37 van Verordening (EG) nr. 1290/2005 van toepassing.

(8)

De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

Voor paardenpest kent de Gemeenschap financiële steun toe aan het Laboratorio Central de Sanidad Animal de Algete, Algete (Madrid), Spanje, voor het vervullen van de in bijlage III bij Richtlijn 92/35/EEG vermelde functies en taken.

De financiële steun van de Gemeenschap bedraagt 100 % van de door dat laboratorium voor het werkprogramma gemaakte subsidiabele kosten, als omschreven in Verordening (EG) nr. 1754/2006, en bedraagt ten hoogste 101 000 EUR voor de periode van 1 januari tot en met 31 december 2009, waarvan maximaal 35 000 EUR is bestemd voor de organisatie van een technische workshop over paardenpest.

Artikel 2

Voor de ziekte van Newcastle kent de Gemeenschap financiële steun toe aan het Veterinary Laboratories Agency (VLA), New Haw, Weybridge, Verenigd Koninkrijk, voor het vervullen van de in bijlage V bij Richtlijn 92/66/EEG vermelde functies en taken.

De financiële steun van de Gemeenschap bedraagt 100 % van de door dat laboratorium voor het werkprogramma gemaakte subsidiabele kosten, als omschreven in Verordening (EG) nr. 1754/2006, en bedraagt ten hoogste 88 000 EUR voor de periode van 1 januari tot en met 31 december 2009.

Artikel 3

Voor de vesiculaire varkensziekte kent de Gemeenschap financiële steun toe aan het AFRC Institute for Animal Health, Pirbright Laboratory, Pirbright, Verenigd Koninkrijk, voor het vervullen van de in bijlage III bij Richtlijn 92/119/EEG vermelde functies en taken.

De financiële steun van de Gemeenschap bedraagt 100 % van de door dat laboratorium voor het werkprogramma gemaakte subsidiabele kosten, als omschreven in Verordening (EG) nr. 1754/2006, en bedraagt ten hoogste 125 000 EUR voor de periode van 1 januari tot en met 31 december 2009.

Artikel 4

Voor visziekten kent de Gemeenschap financiële steun toe aan de Technical University of Denmark, National Veterinary Institute, Department of Poultry, Fish and Fur Animals, Aarhus, Denemarken, voor het vervullen van de functies en taken als bedoeld in bijlage C bij Richtlijn 93/53/EEG.

De financiële steun van de Gemeenschap bedraagt 100 % van de door dat laboratorium voor het werkprogramma gemaakte subsidiabele kosten, als omschreven in Verordening (EG) nr. 1754/2006, en bedraagt ten hoogste 255 000 EUR voor de periode van 1 januari tot en met 31 december 2009.

Artikel 5

Voor ziekten van tweekleppige weekdieren kent de Gemeenschap financiële steun toe aan het IFREMER, La Tremblade, Frankrijk, voor het vervullen van de in bijlage B bij Richtlijn 95/70/EG vermelde functies en taken.

De financiële steun van de Gemeenschap bedraagt 100 % van de door dat instituut voor het werkprogramma gemaakte subsidiabele kosten, als omschreven in Verordening (EG) nr. 1754/2006, en bedraagt maximaal 105 000 EUR voor de periode van 1 januari tot en met 31 december 2009.

Artikel 6

Voor rabiësserologie kent de Gemeenschap financiële steun toe aan het AFSSA, Laboratoire d’études sur la rage et la pathologie des animaux sauvages, Nancy, Frankrijk, voor het vervullen van de in bijlage II bij Beschikking 2000/258/EG vermelde functies en taken.

De financiële steun van de Gemeenschap bedraagt 100 % van de door dat laboratorium voor het werkprogramma gemaakte subsidiabele kosten, als omschreven in Verordening (EG) nr. 1754/2006, en bedraagt ten hoogste 205 000 EUR voor de periode van 1 januari tot en met 31 december 2009.

Artikel 7

Voor bluetongue kent de Gemeenschap financiële steun toe aan het AFRC Institute for Animal Health, Pirbright Laboratory, Pirbright, Verenigd Koninkrijk, voor het vervullen van de in bijlage II, deel B, bij Richtlijn 2000/75/EG vermelde functies en taken.

De financiële steun van de Gemeenschap bedraagt 100 % van de door dat laboratorium voor het werkprogramma gemaakte subsidiabele kosten, als omschreven in Verordening (EG) nr. 1754/2006, en bedraagt ten hoogste 298 000 EUR voor de periode van 1 januari tot en met 31 december 2009.

Artikel 8

Voor klassieke varkenspest kent de Gemeenschap financiële steun toe aan het Institut für Virologie der Tierärztlichen Hochschule Hannover, Hannover, Duitsland, voor het vervullen van de in bijlage IV bij Richtlijn 2001/89/EG vermelde functies en taken.

De financiële steun van de Gemeenschap bedraagt 100 % van de door dat instituut voor het werkprogramma gemaakte subsidiabele kosten, als omschreven in Verordening (EG) nr. 1754/2006, en bedraagt maximaal 215 000 EUR voor de periode van 1 januari tot en met 31 december 2009.

Artikel 9

Voor Afrikaanse varkenspest kent de Gemeenschap financiële steun toe aan het Centro de Investigación en Sanidad Animal, Valdeolmos, Madrid, Spanje, voor het vervullen van de in bijlage V bij Richtlijn 2002/60/EG vermelde functies en taken.

De financiële steun van de Gemeenschap bedraagt 100 % van de door dat laboratorium voor het werkprogramma gemaakte subsidiabele kosten, als omschreven in Verordening (EG) nr. 1754/2006, en bedraagt ten hoogste 208 000 EUR voor de periode van 1 januari tot en met 31 december 2009, waarvan maximaal 43 000 EUR is bestemd voor de organisatie van een technische workshop over Afrikaanse varkenspest.

In afwijking van artikel 13, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1754/2006 kan het in lid 1 vermelde laboratorium aanspraak maken op financiële steun voor de deelname van maximaal 50 personen aan een van de in lid 2 van dit artikel vermelde workshops.

Artikel 10

Voor mond-en-klauwzeer kent de Gemeenschap financiële steun toe aan het Institute for Animal Health, Pirbright Laboratory, van de Biotechnology and Biological Sciences Research Council (BBSRC), Pirbright, Verenigd Koninkrijk, voor het vervullen van de in bijlage XVI bij Richtlijn 2003/85/EG vermelde functies en taken.

De financiële steun van de Gemeenschap bedraagt 100 % van de door dat laboratorium voor het werkprogramma gemaakte subsidiabele kosten, als omschreven in Verordening (EG) nr. 1754/2006, en bedraagt ten hoogste 300 000 EUR voor de periode van 1 januari tot en met 31 december 2009.

Artikel 11

Voor de uniformisering van methoden voor het testen van raszuivere fokrunderen en van de evaluatie van de testresultaten kent de Gemeenschap financiële steun toe aan het INTERBULL Centre, Department of Animal Breeding and Genetics, Swedish University of Agricultural Sciences, Uppsala, Zweden, voor het vervullen van de in bijlage II bij Beschikking 96/463/EG vermelde functies en taken.

De financiële steun van de Gemeenschap bedraagt 100 % van de door dat centrum voor het werkprogramma gemaakte subsidiabele kosten, als omschreven in Verordening (EG) nr. 1754/2006, en bedraagt ten hoogste 91 000 EUR voor de periode van 1 januari tot en met 31 december 2009.

Artikel 12

Voor brucellose kent de Gemeenschap financiële steun toe aan het AFSSA, Laboratoire d’études et de recherches en pathologie animale et zoonoses, Maisons-Alfort, Frankrijk, voor het vervullen van de in artikel 32, lid 2, van Verordening (EG) nr. 882/2004 vermelde functies en taken.

De financiële steun van de Gemeenschap bedraagt 100 % van de door dat laboratorium voor het werkprogramma gemaakte subsidiabele kosten, als omschreven in Verordening (EG) nr. 1754/2006, en bedraagt maximaal 269 000 EUR voor de periode van 1 januari tot en met 31 december 2009, waarvan maximaal 28 000 EUR is bestemd voor de organisatie van een technische workshop over diagnosetechnieken voor brucellose.

Artikel 13

Voor aviaire influenza kent de Gemeenschap financiële steun toe aan het Veterinary Laboratories Agency (VLA), New Haw, Weybridge, Verenigd Koninkrijk, voor het vervullen van de in bijlage VII bij Richtlijn 2005/94/EG vermelde functies en taken.

De financiële steun van de Gemeenschap bedraagt 100 % van de door dat laboratorium voor het werkprogramma gemaakte subsidiabele kosten, als omschreven in Verordening (EG) nr. 1754/2006, en bedraagt ten hoogste 400 000 EUR voor de periode van 1 januari tot en met 31 december 2009.

Artikel 14

Voor ziekten bij schaaldieren kent de Gemeenschap financiële steun toe aan het Centre for Environment, Fisheries & Aquaculture Science (Cefas), Weymouth Laboratory, Verenigd Koninkrijk, voor het vervullen van de in bijlage VI, deel I, bij Richtlijn 2006/88/EG vermelde functies en taken.

De financiële steun van de Gemeenschap bedraagt 100 % van de door dat laboratorium voor het werkprogramma gemaakte subsidiabele kosten, als omschreven in Verordening (EG) nr. 1754/2006, en bedraagt ten hoogste 95 000 EUR voor de periode van 1 januari tot en met 31 december 2009.

Artikel 15

Voor andere paardenziekten dan paardenpest kent de Gemeenschap financiële steun toe aan het AFSSA, Laboratoire d’études et de recherches en pathologie animale et zoonoses/Laboratoire d’études et de recherche en pathologie équine, Frankrijk, voor het vervullen van de in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 180/2008 vermelde functies en taken.

De financiële steun van de Gemeenschap bedraagt 100 % van de door dat laboratorium voor het werkprogramma gemaakte subsidiabele kosten, als omschreven in Verordening (EG) nr. 1754/2006, en bedraagt ten hoogste 515 000 EUR voor de periode van 1 januari tot en met 31 december 2009, waarvan maximaal 40 000 EUR is bestemd voor de organisatie van een technische workshop over paardenziekten.

Artikel 16

Voor rabiës kent de Gemeenschap financiële steun toe aan het AFSSA, Laboratoire d’études sur la rage et la pathologie des animaux sauvages, Nancy, Frankrijk, voor het vervullen van de in bijlage I bij Verordening (EG) 737/2008 vermelde functies en taken.

De financiële steun van de Gemeenschap bedraagt 100 % van de door dat laboratorium voor het werkprogramma gemaakte subsidiabele kosten, als omschreven in Verordening (EG) nr. 1754/2006, en bedraagt ten hoogste 285 000 EUR voor de periode van 1 januari tot en met 31 december 2009, waarvan maximaal 25 000 EUR is bestemd voor de organisatie van een technische workshop over rabiës.

Artikel 17

Voor tuberculose kent de Gemeenschap financiële steun toe aan het Laboratorio de Vigilancia Veterinaria (VISAVET) van de Facultad de Veterinaria, Universidad Complutense de Madrid, Madrid, Spanje, voor het vervullen van de in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 737/2008 vermelde functies en taken.

De financiële steun van de Gemeenschap bedraagt 100 % van de door dat laboratorium voor het werkprogramma gemaakte subsidiabele kosten, als omschreven in Verordening (EG) nr. 1754/2006, en bedraagt ten hoogste 205 000 EUR voor de periode van 1 januari tot en met 31 december 2009, waarvan maximaal 25 000 EUR is bestemd voor de organisatie van een technische workshop over tuberculose.

Artikel 18

Deze beschikking is gericht tot:

voor paardenpest, Laboratorio Central de Sanidad Animal, Ministerio de Medio Ambiente y Medio Rural y Marino, Ctra. De Algete km. 8, Valdeolmos, E-28110 Algete, Madrid, Spanje; mevrouw Concepción Gómez Tejedor, tel. (34) 916 29 03 00

voor de ziekte van Newcastle, Veterinary Laboratories Agency (VLA) Weybridge, New Haw, Addelstone Surrey KT15 3NB, Verenigd Koninkrijk; de heer Ian Brown, tel. (44) 1932 35 73 39

voor vesiculaire varkensziekte, AFRC Institute for Animal Health, Pirbright Laboratory, Pirbright, Woking, Surrey GU24 ONF, Verenigd Koninkrijk; de heer D.J. Paton, tel. (44) 7900 16 20 31

voor visziekten, Danmarks Tekniske Universitet, Veterinærinstituttet, Afdeling for Fjerkræ, Fisk og Pelsdyr, Hangøvej 2, DK-8200 Århus, Denemarken; de heer Kristian Møller, tel. (45) 72 34 61 89

voor ziekten van tweekleppige weekdieren, IFREMER, BP 133, F-17390 La Tremblade, Frankrijk; mevrouw Isabelle Arzul, tel. (33) 546 76 26 47

voor rabiësserologie, AFSSA, Laboratoire d’études sur la rage et la pathologie des animaux sauvages, site de Nancy, Domaine de Pixérécourt, BP 9, F-54220 Malzéville, Frankrijk; mevrouw Florence Cliquet, tel. (33) 383 29 89 50

voor bluetongue, AFRC Institute for Animal Health, Pirbright Laboratory, Pirbright, Woking, Surrey GU24 ONF, Verenigd Koninkrijk; de heer D.J. Paton, tel. (44) 7900 16 20 31

voor klassieke varkenspest, Institut für Virologie der Tierärztlichen Hochschule, Bischofsholer Damm 15, D-30173 Hannover, Duitsland; de heer Peter Joppe, tel. (49-511) 953 80 20

voor Afrikaanse varkenspest, Centro de Investigación en Sanidad Animal, Valdeolmos, Ctra. De Algete a El Casar, E-28130 Valdeolmos, Madrid, Spanje; mevrouw Marisa Arias, tel. (34) 600 31 51 89

voor mond-en-klauwzeer, AFRC Institute for Animal Health, Pirbright Laboratory, Pirbright, Woking, Surrey GU24 ONF, Verenigd Koninkrijk; de heer D.J. Paton, tel. (44) 7900 16 20 31

voor de uniformisering van methoden voor het testen van raszuivere fokrunderen en van de evaluatie van de testresultaten, INTERBULL Centre, Department of Animal Breeding and Genetics SLU, Swedish University of Agricultural Sciences, Box: 7023, S-750 07 Uppsala, Zweden; de heer João Walter Dürr, tel. (46-18) 67 20 98

voor brucellose, AFSSA, Laboratoire d’études et de recherches en pathologie animale et zoonoses, 23, avenue du Général-de-Gaulle, F-94706 Maisons-Alfort Cedex, Frankrijk; de heer Bruno Garin-Bastuji, tel. (33) 607 94 26 31

voor aviaire influenza, Veterinary Laboratories Agency (VLA) Weybridge, New Haw, Addelstone Surrey KT15 3NB, Verenigd Koninkrijk; de heer Ian Brown, tel. (44) 1932 35 73 39

voor ziekten bij schaaldieren, Centre for Environment, Fisheries & Aquaculture Science (Cefas), Weymouth Laboratory, The Nothe, Barrack Road, Weymouth, Dorset DT4 8UB, Verenigd Koninkrijk; de heer David Grant Stentiford, tel. (44) 1305 20 67 22

voor paardenziekten, AFSSA, Laboratoire d’études et de recherches en pathologie animale et zoonoses, 23, avenue du Général-de-Gaulle, F-94706 Maisons-Alfort Cedex Frankrijk; de heer Stéphan Zientara, tel. (33) 143 96 72 80

voor rabiës, AFSSA, Laboratoire d’études sur la rage et la pathologie des animaux sauvages, site de Nancy, Domaine de Pixérécourt, BP 9, F-54220 Malzéville, Frankrijk; mevrouw Florence Cliquet, tel. (33) 383 29 89 50

voor tuberculose, Visavet — Laboratorio de Vigilancia Veterinaria, Facultad de Veterinaria de la Universidad Complutense de Madrid, Avda. Puerta de Hierro, s/n. Ciudad Universitaria, E-28040 Madrid, Spanje; mevrouw Alicia Aranaz, tel. (34) 913 94 39 92.

Gedaan te Brussel, 5 december 2008.

Voor de Commissie

Androulla VASSILIOU

Lid van de Commissie


(1)  PB L 224 van 18.8.1990, blz. 19.

(2)  PB L 165 van 30.4.2004, blz. 1; gerectificeerd in PB L 191 van 28.5.2004, blz. 1.

(3)  PB L 331 van 29.11.2006, blz. 8.

(4)  PB L 157 van 10.6.1992, blz. 19.

(5)  PB L 260 van 5.9.1992, blz. 1.

(6)  PB L 62 van 15.3.1993, blz. 69.

(7)  PB L 175 van 19.7.1993, blz. 23.

(8)  PB L 332 van 30.12.1995, blz. 33.

(9)  PB L 79 van 30.3.2000, blz. 40.

(10)  PB L 327 van 22.12.2000, blz. 74.

(11)  PB L 316 van 1.12.2001, blz. 5.

(12)  PB L 192 van 20.7.2002, blz. 27.

(13)  PB L 306 van 22.11.2003, blz. 1.

(14)  PB L 192 van 2.8.1996, blz. 19.

(15)  PB L 10 van 14.1.2006, blz. 16.

(16)  PB L 328 van 24.11.2006, blz. 14.

(17)  PB L 56 van 29.2.2008, blz. 4.

(18)  PB L 201 van 30.7.2008, blz. 29.

(19)  PB L 209 van 11.8.2005, blz. 1.


20.12.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 344/117


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 12 december 2008

tot vaststelling, op grond van Richtlijn 92/43/EEG van de Raad, van de initiële lijst van gebieden van communautair belang voor de biogeografische regio steppengebied

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2008) 8066)

(2008/966/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna (1), en met name op artikel 4, lid 2, derde alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De in artikel 1, onder c), punt iii), van Richtlijn 92/43/EEG bedoelde biogeografische regio steppengebied omvat delen van het grondgebied van Roemenië zoals gespecificeerd op de kaart van de biogeografische regio’s die op 20 april 2005 door het bij artikel 20 van die richtlijn ingestelde comité (hierna „het Comité habitats” genoemd) is goedgekeurd.

(2)

In de context van het sedert 1995 geïnitieerde proces is het noodzakelijk dat verdere vooruitgang wordt geboekt bij de totstandbrenging van het Natura 2000-netwerk, dat een essentieel element vormt van de bescherming van de biodiversiteit in de Gemeenschap.

(3)

Voor de biogeografische regio steppengebied zijn, overeenkomstig artikel 4, lid 1, van Richtlijn 92/43/EEG in oktober 2007 door Roemenië bij de Commissie lijsten ingediend van gebieden die worden voorgesteld voor aanwijzing als gebied van communautair belang in de zin van artikel 1 van die richtlijn.

(4)

Tegelijk met de lijsten van de voorgestelde gebieden is informatie over elk gebied verstrekt op de bij Beschikking 97/266/EG van de Commissie van 18 december 1996 betreffende het informatieformulier voor als Natura 2000-gebied voorgestelde gebieden (2) vastgestelde formulieren.

(5)

Deze informatie omvat de door de betrokken lidstaat ingediende meest recente en definitieve kaart van het gebied, de naam, de ligging en de oppervlakte van het gebied, alsmede de gegevens die bij toepassing van de in bijlage III bij Richtlijn 92/43/EEG vermelde criteria zijn verkregen.

(6)

Op basis van de ontwerp-lijst die met instemming van de betrokken lidstaat door de Commissie is opgesteld en waarop ook de gebieden met prioritaire typen natuurlijke habitats of prioritaire soorten zijn vermeld, dient een lijst te worden vastgesteld van gebieden die als gebieden van communautair belang zijn geselecteerd.

(7)

De kennis betreffende de presentie en verspreiding van de typen natuurlijke habitats en de soorten ontwikkelt zich voortdurend als gevolg van de monitoring waarin artikel 11 van Richtlijn 92/43/EEG voorziet. De beoordeling en selectie van de gebieden op Gemeenschapsniveau is daarom gebaseerd op de beste momenteel beschikbare informatie.

(8)

De betrokken lidstaat heeft echter voor bepaalde typen habitats en soorten niet voldoende gebieden voorgesteld om aan de eisen van Richtlijn 92/43/EEG te voldoen. Derhalve kan voor deze typen habitats en soorten niet worden geconcludeerd dat het netwerk volledig is. Rekening houdend met de tijd die nodig is voor het ontvangen van de informatie en het bereiken van overeenstemming met de lidstaat, is het nodig een initiële lijst van gebieden vast te stellen, die overeenkomstig artikel 4 van Richtlijn 92/43/EEG zal moeten worden herzien.

(9)

Aangezien de kennis van de presentie en verspreiding van de typen natuurlijke habitats van bijlage I en de soorten van bijlage II bij Richtlijn 92/43/EEG nog steeds onvolledig is, kan niet worden geconcludeerd of het netwerk ten aanzien van die typen habitats en soorten volledig dan wel onvolledig is. Indien nodig moet de initiële lijst worden herzien overeenkomstig artikel 4 van Richtlijn 92/43/EEG.

(10)

De maatregelen waarin deze beschikking voorziet, zijn in overeenstemming met het advies van het Comité habitats,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

De bijlage bij deze beschikking bevat de initiële lijst van gebieden van communautair belang voor de biogeografische regio steppengebied overeenkomstig artikel 4, lid 2, derde alinea, van Richtlijn 92/43/EEG.

Artikel 2

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 12 december 2008.

Voor de Commissie

Stavros DIMAS

Lid van de Commissie


(1)  PB L 206 van 22.7.1992, blz. 7.

(2)  PB L 107 van 24.4.1997, blz. 1.


BIJLAGE

Initiële lijst van gebieden van communautair belang voor de biogeografische regio steppengebied

Ieder gebied van communautair belang (GCB) wordt geïdentificeerd aan de hand van de op het formulier voor Natura 2000 verstrekte informatie, met inbegrip van de daarbij behorende kaart. Deze is overeenkomstig artikel 4, lid 1, tweede alinea, van Richtlijn 92/43/EEG door de bevoegde nationale instanties ingediend.

Onderstaande tabel bevat de volgende informatie:

A

:

code van het GCB, bestaande uit negen letters of cijfers, waarvan de eerste twee de ISO-code van de lidstaat vormen;

B

:

naam van het GCB;

C

:

* = aanwezigheid in het GCB van ten minste één prioritair type natuurlijke habitat en/of prioritaire soort in de zin van artikel 1 van Richtlijn 92/43/EEG;

D

:

oppervlakte van het GCB in hectare of lengte van het GCB in km;

E

:

geografische coördinaten van het GCB (lengte- en breedtegraad).

Alle informatie die in onderstaande communautaire lijst wordt vermeld, is gebaseerd op de gegevens die door Roemenië zijn voorgesteld, verstrekt en goedgekeurd.

A

B

C

D

E

GCB-code

Naam van het GCB

*

Oppervlakte van het GCB

(ha)

Lengte van het GCB

(km)

Geografische coördinaten van het GCB

Lengtegraad

Breedtegraad

ROSCI0005

Balta Albă — Amara — Jirlău — Lacul Sărat Câineni

*

6 411

 

E 27 17

N 45 13

ROSCI0006

Balta Mică a Brăilei

 

20 460

 

E 27 54

N 44 59

ROSCI0012

Brațul Măcin

*

10 303

 

E 28 7

N 45 0

ROSCI0022

Canaralele Dunării

*

26 064

 

E 28 4

N 44 24

ROSCI0053

Dealul Alah Bair

*

187

 

E 28 13

N 44 30

ROSCI0060

Dealurile Agighiolului

*

1 479

 

E 28 48

N 45 2

ROSCI0065

Delta Dunării

*

457 813,5

 

E 28 55

N 44 54

ROSCI0067

Deniz Tepe

*

425

 

E 28 41

N 45 0

ROSCI0071

Dumbrăveni — Valea Urluia — Lacul Vederoasa

*

18 714

 

E 27 58

N 43 58

ROSCI0072

Dunele de nisip de la Hanul Conachi

*

217

 

E 27 34

N 45 34

ROSCI0083

Fântânița Murfatlar

*

637

 

E 28 23

N 44 9

ROSCI0103

Lunca Buzăului

*

3 991

 

E 26 52

N 45 8

ROSCI0105

Lunca Joasă a Prutului

*

5 656

 

E 28 8

N 45 45

ROSCI0114

Mlaștina Hergheliei — Obanul Mare și Peștera Movilei

*

251

 

E 28 34

N 43 50

ROSCI0123

Munții Măcinului

*

18 546

 

E 28 19

N 45 8

ROSCI0131

Oltenița — Mostiștea — Chiciu

 

11 930

 

E 27 7

N 44 12

ROSCI0133

Pădurea Bădeana

*

56

 

E 27 34

N 46 9

ROSCI0134

Pădurea Balta-Munteni

 

86

 

E 27 27

N 45 56

ROSCI0139

Pădurea Breana-Roșcani

*

151

 

E 27 59

N 45 55

ROSCI0149

Pădurea Eseschioi — Lacul Bugeac

*

3 258

 

E 27 26

N 44 4

ROSCI0151

Pădurea Gârboavele

*

217

 

E 27 59

N 45 34

ROSCI0157

Pădurea Hagieni — Cotul Văii

*

3 652

 

E 28 21

N 43 47

ROSCI0162

Pădurea Merișor — Cotul Zătuanului

 

579

 

E 27 20

N 45 45

ROSCI0163

Pădurea Mogoș-Mâțele

*

65

 

E 27 56

N 45 43

ROSCI0165

Pădurea Pogănești

*

176

 

E 28 1

N 45 58

ROSCI0169

Pădurea Seaca-Movileni

*

52

 

E 27 32

N 46 17

ROSCI0172

Pădurea și Valea Canaraua Fetii — Iortmac

*

14 473

 

E 27 36

N 44 6

ROSCI0175

Pădurea Tălășmani

 

62

 

E 27 50

N 46 7

ROSCI0178

Pădurea Torcești

 

132

 

E 27 29

N 45 40

ROSCI0191

Peștera Limanu

 

12

 

E 28 31

N 43 48

ROSCI0201

Podișul Nord Dobrogean

*

87 229

 

E 28 30

N 44 58

ROSCI0213

Râul Prut

 

12 506

 

E 27 47

N 47 12

ROSCI0215

Recifii Jurasici Cheia

*

5 134

 

E 28 26

N 44 30

ROSCI0259

Valea Călmățuiului

*

17 363

 

E 27 2

N 45 0


20.12.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 344/121


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 12 december 2008

betreffende de niet-opneming van koolstofmonoxide in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG van de Raad en de intrekking van de toelatingen voor gewasbeschermingsmiddelen die deze stof bevatten

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2008) 8077)

(Voor de EER relevante tekst)

(2008/967/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 91/414/EEG van de Raad van 15 juli 1991 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen (1), en met name op artikel 8, lid 2, vierde alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Artikel 8, lid 2, van Richtlijn 91/414/EEG bepaalt dat een lidstaat gedurende een periode van twaalf jaar na de kennisgeving van die richtlijn mag toestaan dat gewasbeschermingsmiddelen die niet in bijlage I bij die richtlijn opgenomen werkzame stoffen bevatten en die twee jaar na de datum van kennisgeving van de richtlijn reeds op de markt zijn, op zijn grondgebied op de markt worden gebracht terwijl deze stoffen in het kader van een werkprogramma geleidelijk worden onderzocht.

(2)

Bij de Verordeningen (EG) nr. 1112/2002 (2) en (EG) nr. 2229/2004 (3) van de Commissie zijn de bepalingen voor de uitvoering van de vierde fase van het werkprogramma als bedoeld in artikel 8, lid 2, van Richtlijn 91/414/EEG vastgesteld en is een lijst opgesteld van werkzame stoffen die moeten worden onderzocht met het oog op hun opneming in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG. Koolstofmonoxide is in die lijst opgenomen.

(3)

Voor koolstofmonoxide zijn de uitwerking op de menselijke gezondheid en het milieueffect overeenkomstig de Verordeningen (EG) nr. 1112/2002 en (EG) nr. 2229/2004 beoordeeld voor een aantal door de kennisgever voorgestelde toepassingen. Bovendien worden in die verordeningen de als rapporteur optredende lidstaten aangewezen die overeenkomstig artikel 20 van Verordening (EG) nr. 2229/2004 de desbetreffende evaluatieverslagen met aanbevelingen bij de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) moeten indienen. Voor koolstofmonoxide was de rapporterende lidstaat Italië en was alle relevante informatie ingediend in november 2007.

(4)

De Commissie heeft koolstofmonoxide overeenkomstig artikel 24 bis van Verordening (EG) nr. 2229/2004 onderzocht. Een ontwerp-evaluatieverslag voor die stof is door de lidstaten en de Commissie in het kader van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid onderzocht en op 26 september 2008 afgerond in de vorm van het evaluatieverslag van de Commissie.

(5)

Tijdens het onderzoek van deze werkzame stof door het comité is, rekening houdend met de van de lidstaten ontvangen opmerkingen, geconcludeerd dat er duidelijke aanwijzingen bestaan dat mag worden verwacht dat de werkzame stof een schadelijke uitwerking op de gezondheid van de mens heeft en dat met name de cruciale ontbrekende gegevens het niet mogelijk maken een betrouwbare AOEL (aanvaardbaar niveau van blootstelling van de toediener) vast te stellen, en deze waarde is noodzakelijk voor de uitvoering van de risicobeoordeling. Bovendien zijn andere problemen die door de als rapporteur optredende lidstaat in zijn evaluatieverslag aan de orde zijn gesteld, in het evaluatieverslag voor de stof opgenomen.

(6)

De Commissie heeft de kennisgever verzocht haar zijn opmerkingen over de resultaten van het onderzoek van koolstofmonoxide te doen toekomen en aan te geven of hij al dan niet van plan was om de stof verder te ondersteunen. De kennisgever heeft zijn opmerkingen ingediend en deze zijn zorgvuldig onderzocht. Ondanks de door de kennisgever aangevoerde argumenten blijven de geconstateerde problemen echter bestaan en de evaluaties op basis van de verstrekte gegevens hebben niet aangetoond dat mag worden verwacht dat gewasbeschermingsmiddelen die koolstofmonoxide bevatten, onder de voorgestelde gebruiksvoorwaarden in het algemeen aan de eisen van artikel 5, lid 1, onder a) en b), van Richtlijn 91/414/EEG voldoen.

(7)

Koolstofmonoxide mag bijgevolg niet in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG worden opgenomen.

(8)

De nodige maatregelen moeten worden genomen om ervoor te zorgen dat de verleende toelatingen voor gewasbeschermingsmiddelen die koolstofmonoxide bevatten, binnen een bepaalde termijn worden ingetrokken en niet worden verlengd, en dat voor dergelijke producten geen nieuwe toelatingen worden verleend.

(9)

De looptijd van eventuele door de lidstaten toegestane termijnen voor de verwijdering, de opslag, het op de markt brengen of het gebruik van bestaande voorraden gewasbeschermingsmiddelen die koolstofmonoxide bevatten, moet worden beperkt tot twaalf maanden om het mogelijk te maken dat de bestaande voorraden nog gedurende ten hoogste één extra groeiseizoen worden gebruikt, zodat gewasbeschermingsmiddelen die koolstofmonoxide bevatten nog gedurende 18 maanden na de vaststelling van deze beschikking beschikbaar blijven.

(10)

Deze beschikking laat de indiening van een aanvraagdossier voor koolstofmonoxide overeenkomstig artikel 6, lid 2, van Richtlijn 91/414/EEG en Verordening (EG) nr. 33/2008 van de Commissie van 17 januari 2008 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de uitvoering van Richtlijn 91/414/EEG van de Raad met betrekking tot een normale en een versnelde procedure voor de beoordeling van werkzame stoffen die deel uitmaakten van het in artikel 8, lid 2, van die richtlijn bedoelde werkprogramma, maar niet in bijlage I ervan zijn opgenomen (4) met het oog op de eventuele opneming van deze stof in bijlage I onverlet.

(11)

De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

Koolstofmonoxide wordt niet als werkzame stof in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG opgenomen.

Artikel 2

De lidstaten zorgen ervoor dat:

a)

toelatingen voor gewasbeschermingsmiddelen die koolstofmonoxide bevatten, uiterlijk op 12 juni 2009 worden ingetrokken;

b)

met ingang van de datum van bekendmaking van deze beschikking geen toelatingen voor koolstofmonoxide bevattende gewasbeschermingsmiddelen meer worden verleend of verlengd.

Artikel 3

Eventuele door de lidstaten overeenkomstig artikel 4, lid 6, van Richtlijn 91/414/EEG toegestane termijnen lopen zo snel mogelijk en uiterlijk op 12 juni 2010 af.

Artikel 4

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 12 december 2008.

Voor de Commissie

Androulla VASSILIOU

Lid van de Commissie


(1)  PB L 230 van 19.8.1991, blz. 1.

(2)  PB L 168 van 27.6.2002, blz. 14.

(3)  PB L 379 van 24.12.2004, blz. 13.

(4)  PB L 15 van 18.1.2008, blz. 5.


20.12.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 344/123


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 12 december 2008

tot verlening van een vergunning voor het in de handel brengen van arachidonzuurrijke olie van Mortierella alpina als een nieuw voedselingrediënt krachtens Verordening (EG) nr. 258/97 van het Europees Parlement en de Raad

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2008) 8080)

(Slechts de tekst in de Engelse taal is authentiek)

(2008/968/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 258/97 van het Europees Parlement en de Raad van 27 januari 1997 betreffende nieuwe voedingsmiddelen en nieuwe voedselingrediënten (1), en met name op artikel 7,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 18 juni 1999 heeft de onderneming Abbott Laboratories (nu Suntory Limited, Japan) bij de bevoegde Nederlandse instanties een verzoek ingediend voor een vergunning om arachidonzuur-rijke olie van Mortierella alpina als nieuw voedselingrediënt in de handel te brengen.

(2)

Op 19 oktober 2005 heeft de bevoegde Nederlandse instantie voor de beoordeling van voedingsmiddelen haar verslag van de eerste beoordeling uitgebracht. In dat verslag kwam zij tot de conclusie dat arachidonzuur-rijke olie van Mortierella alpina veilig kan worden gebruikt in volledige zuigelingenvoeding en volledige voeding voor prematuren.

(3)

De Commissie heeft het verslag van de eerste beoordeling op 17 november 2005 aan alle lidstaten toegezonden.

(4)

Binnen de in artikel 6, lid 4, van Verordening (EG) nr. 258/97 vastgestelde termijn van 60 dagen zijn overeenkomstig die bepaling met redenen omklede bezwaren tegen het in de handel brengen van dit product ingediend.

(5)

Daarom is op 26 juni 2007 de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) geraadpleegd.

(6)

Op 10 juli 2008 heeft de EFSA het advies „Opinion of the Scientific Panel on dietetic Products, Nutrition and Allergies on a request from the Commission related to the safety of „fungal oil from Mortierella alpine”” goedgekeurd.

(7)

In het advies kwam de EFSA tot de conclusie dat de olie van de schimmel Mortierella alpina een veilige bron van arachidonzuur voor gebruik in volledige zuigelingenvoeding en opvolgzuigelingenvoeding is.

(8)

In de bijlagen I en II bij Richtlijn 2006/141/EG van de Commissie van 22 december 2006 inzake volledige zuigelingenvoeding en opvolgzuigelingenvoeding en tot wijziging van Richtlijn 1999/21/EG (2) worden de voorschriften vastgesteld voor de toevoeging van meervoudig onverzadigde vetzuren met een lange keten (20 en 22 koolstofatomen), met name arachidonzuur, aan volledige zuigelingenvoeding en opvolgzuigelingenvoeding.

(9)

Op basis van de wetenschappelijke beoordeling is vastgesteld dat de olie van de schimmel Mortierella alpina voldoet aan de in artikel 3, lid 1, van Verordening (EG) nr. 258/97 vastgestelde criteria.

(10)

De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

De olie van de schimmel Mortierella alpina, als nader gespecificeerd in de bijlage, mag in de handel worden gebracht als nieuw voedselingrediënt voor gebruik in volledige zuigelingenvoeding en opvolgzuigelingenvoeding, als omschreven in artikel 2 van Richtlijn 2006/141/EG, en in volledige voeding voor prematuren.

De toevoeging van de olie van de schimmel Mortierella alpina aan volledige zuigelingenvoeding en opvolgzuigelingenvoeding wordt beperkt door het gehalte daarvan aan arachidonzuur overeenkomstig de voorschriften van bijlage I, punt 5.7, en bijlage II, punt 4.7, bij Richtlijn 2006/141/EG. Het gebruik daarvan in volledige voeding voor prematuren geschiedt overeenkomstig de bepalingen van Richtlijn 89/398/EEG van de Raad van 3 mei 1989 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake voor bijzondere voeding bestemde levensmiddelen (3).

Artikel 2

Op de etikettering van het levensmiddel dat het bij deze beschikking toegelaten nieuwe voedselingrediënt bevat, wordt dit ingrediënt aangeduid als „olie van Mortierella alpina”.

Artikel 3

Deze beschikking is gericht tot Beverage & Food Company, Suntory Limited, 2-4-1 Shibakoen Minato-ku, Tokyo, Japan.

Gedaan te Brussel, 12 december 2008.

Voor de Commissie

Androulla VASSILIOU

Lid van de Commissie


(1)  PB L 43 van 14.2.1997, blz. 1.

(2)  PB L 401 van 30.12.2006, blz. 1.

(3)  PB L 186 van 30.6.1989, blz. 27.


BIJLAGE

SPECIFICATIES VAN ARACHIDONZUUR-RIJKE OLIE VAN MORTIERELLA ALPINA

Beschrijving

De lichtgele arachidonzuur-rijke olie wordt verkregen door gisting van de schimmel Mortierella alpina onder gebruikmaking van sojameel en sojaolie als substraat.

Specificaties van arachidonzuur-rijke olie van Mortierella alpina

Arachidonzuur

≥ 40 %

Peroxidegetal

≤ 5 meq/kg

Zuurgetal

≤ 0,2 mg KOH/g

Anisidinegetal

≤ 20

Vrije vetzuren

≤ 0,2 %

Onverzeepbare bestanddelen

≤ 1 %

Kleur (Lovibond 50,8 mm cel) geel

≤ 50

Kleur (Lovibond 50,8 mm cel) rood

≤ 10


20.12.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 344/125


BESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 16 december 2008

betreffende het systeem voor vroegtijdige waarschuwing dat door de ordonnateurs van de Commissie en de uitvoerende agentschappen kan worden gebruikt

(2008/969/EG, Euratom)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie,

Gelet op Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (1),

Gelet op Verordening (EG) nr. 215/2008 van de Raad van 18 februari 2008 inzake het Financieel Reglement van toepassing op het 10e Europees Ontwikkelingsfonds (2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Commissie, die verantwoordelijk is voor de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Unie en van andere door de Gemeenschappen beheerde middelen met inachtneming van het beginsel van gezond financieel beheer, moet fraude en andere illegale activiteiten die de financiële belangen van de Gemeenschappen schaden, bestrijden.

(2)

Naar aanleiding van de wijzigingen van de artikelen 93 tot en met 96 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (het Financieel Reglement), en de overeenkomstige artikelen van Verordening (EG, Euratom) nr. 2342/2002 van de Commissie van 23 december 2002 tot vaststelling van uitvoeringsvoorschriften van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel Reglement, en ingevolge de aanbevelingen van de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming (3), dient het huidige besluit van de Commissie over het systeem voor vroegtijdige waarschuwing (EWS) te worden vervangen door het onderhavige besluit.

(3)

Bij Verordening (EG, Euratom) nr. 1302/2008 van de Commissie van 17 december 2008 (4) over de centrale gegevensbank van uitsluitingen wordt een gegevensbank opgericht met de relevante gegevens van derden die in een situatie verkeren die inhoudt dat zij zijn uitgesloten van deelname aan procedures voor het verlenen van subsidies en het plaatsen van opdrachten en is bepaald dat de instellingen, met inbegrip van die welke zijn vermeld in artikel 1, tweede alinea, van het Financieel Reglement, uitvoerende agentschappen, communautaire organen bedoeld in artikel 185 van het Financieel Reglement, alsook de autoriteiten van de lidstaten en van derde landen, internationale organisaties en andere instanties die deelnemen aan de uitvoering van de begroting, toegang hebben tot deze gegevensbank.

(4)

Het EWS heeft ten doel de uitwisseling te verzekeren, binnen de Commissie en haar uitvoerende agentschappen, van vertrouwelijke informatie over derden die de financiële belangen en reputatie van de Gemeenschappen of alle andere door de Gemeenschappen beheerde middelen zouden kunnen schaden.

(5)

Aangezien de uitvoerende agentschappen de status van gedelegeerd ordonnateur van de Commissie hebben voor de besteding van beleidskredieten, zouden zij voor het beheer van de administratieve en beleidskredieten net als de diensten van de Commissie toegang moeten hebben tot het EWS.

(6)

Het Europees Bureau voor Fraudebestrijding (OLAF) zou toegang moeten hebben tot het EWS voor het vervullen van zijn reglementaire onderzoekstaken en opsporings- en fraudebestrijdingsactiviteiten die het verricht uit hoofde van artikel 1, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad van 25 mei 1999 betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor Fraudebestrijding (OLAF) (5) en Verordening (Euratom) nr. 1074/1999 van de Raad van 25 mei 1999 betreffende de door het Europees Bureau voor Fraudebestrijding (OLAF) verrichte onderzoeken (6).

(7)

De rekenplichtige van de Commissie zou het EWS moeten beheren. De bevoegde ordonnateur, het OLAF en de dienst Interne audit (DIA) zouden verantwoordelijk moeten zijn voor de verzoeken tot opneming, wijziging of verwijdering van waarschuwingen. Om een toereikende mate van controle te waarborgen, zouden dergelijke verzoeken op een passend hiërarchisch niveau moeten worden opgesteld.

(8)

Krachtens Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (7) moet de Commissie bij de verwerking van persoonsgegevens de wettelijke vereisten inzake verwerking en de vereisten betreffende de doorgifte van persoonsgegevens die in de betrokken verordening zijn vastgesteld, in acht nemen, en moet dergelijke verwerking vooraf worden gecontroleerd door de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming, na kennisgeving door de functionaris voor gegevensbescherming van de Commissie.

(9)

De rechten van personen wier gegevens vastgelegd zijn of zouden kunnen worden, zouden overeenkomstig het advies van de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming moeten worden vastgelegd in bepalingen betreffende gegevensbescherming. Wat betreft het recht van derden om geïnformeerd te worden over de in het EWS opgenomen gegevens, zou onderscheid moeten worden gemaakt tussen natuurlijke personen, die uitgebreidere gegevensbeschermingsrechten genieten, en rechtspersonen.

(10)

Voor bepaalde gegevensbeschermingsrechten gelden de in artikel 20 van Verordening (EG) nr. 45/2001 vastgelegde uitzonderingen, die per geval moeten worden beoordeeld en waarvan de toepassing tijdelijk moet zijn. Deze uitzonderingen zouden uitsluitend moeten worden toegepast door de dienst die verantwoordelijk is voor de verzoeken tot opneming en wijziging, met inbegrip van rectificatie en verwijdering, van relevante gegevens.

(11)

Aangezien uitsluitingen op grond van artikel 94 van het Financieel Reglement gelden voor specifieke procedures voor de plaatsing van een opdracht of de verlening van een subsidie, zouden deze waarschuwingen niet onder categorie W5 moeten vallen, maar onder de nieuwe categorie W1d. Daarentegen zouden W5-waarschuwingen uitsluitend op uitsluitingssituaties betrekking moeten hebben ten aanzien van procedures voor de plaatsing van een opdracht of de verlening van een subsidie.

(12)

Ter bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschappen verzoekt de bevoegde gedelegeerde ordonnateur, in afwachting van een beslissing van de Commissie over de toepassing van artikel 96 van het Financieel Reglement, om voorlopige registratie van een uitsluitingswaarschuwing, indien een derde bij de uitoefening van zijn beroep een ernstige fout heeft begaan, zoals bedoeld in artikel 93, lid 1, onder c), van het Financieel Reglement, teneinde te garanderen dat opdrachten niet gegund en subsidies niet verleend worden aan deze derde, terwijl de sanctieprocedure nog loopt.

(13)

De Commissie dient verscheidene verordeningen van de Raad ter tenuitvoerlegging van op grond van artikel 15 van het Verdrag betreffende de Europese Unie goedgekeurde gemeenschappelijke standpunten (het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid, GBVB) in acht te nemen, krachtens welk het verboden is om tegoeden of economische middelen direct of indirect ter beschikking te stellen aan of ten behoeve van bepaalde natuurlijke of rechtspersonen, groepen of entiteiten,

BESLUIT:

AFDELING 1

ALGEMEEN

Artikel 1

Onderwerp

Bij dit besluit wordt het systeem voor vroegtijdige waarschuwing van de Commissie (Early Warning System, hierna „het EWS” genoemd) vastgesteld voor de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Unie en alle andere door de Gemeenschappen beheerde middelen.

Artikel 2

Definities

In dit besluit wordt verstaan onder:

„derde partijen”: gegadigden, inschrijvers, contractanten, leveranciers, dienstverleners en hun respectieve subcontractanten, alsook subsidieaanvragers, subsidieontvangers, contractanten van subsidieontvangers en entiteiten die financiële steun ontvangen van een begunstigde van een communautaire subsidie op grond van artikel 120 van het Financieel Reglement;

„bevoegd gedelegeerd ordonnateur”: gedelegeerd ordonnateur van de Commissie in de zin van artikel 59 van het Financieel Reglement, bevoegd overeenkomstig de interne voorschriften inzake de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (hierna „de begroting” genoemd), met inbegrip van de directeurs van uitvoerende agentschappen, alsook gesubdelegeerd ordonnateur in de zin van artikel 59 van het Financieel Reglement, die de functie van directeur uitoefent.

Artikel 3

EWS-waarschuwingen

1.   EWS-waarschuwingen bevatten de volgende gegevens:

a)

gegevens ter identificatie van derden die de financiële belangen en reputatie van de Gemeenschappen of alle andere door de Gemeenschappen beheerde middelen zouden kunnen schaden, omdat zij fraude hebben gepleegd of ernstige administratieve fouten hebben begaan, dan wel hiervan verdacht worden, beslagleggingsbevelen of significante invorderingsopdrachten hebben ontvangen, of overeenkomstig het Financieel Reglement of GBVB-gerelateerde financiële beperkingen zijn uitgesloten;

b)

gegevens over personen met vertegenwoordigings-, beslissings- of controlebevoegdheid ten aanzien van juridische entiteiten, wanneer deze personen zelf de financiële belangen en reputatie van de Gemeenschappen of alle andere door de Gemeenschappen beheerde middelen zouden kunnen schaden om de onder a) genoemde redenen;

c)

het soort waarschuwing en de redenen waarom de onder a) bedoelde derden of de onder b) bedoelde personen een dergelijk risico vormen, en eventueel de duur van en de contactpersoon voor de betrokken waarschuwing.

2.   Onverminderd artikel 1, leden 2 en 3, van Verordening (EG, Euratom) nr. 1302/2008, mogen in het EWS opgenomen gegevens uitsluitend gebruikt worden voor de uitvoering van de begroting of van andere door de Gemeenschappen beheerde middelen, met inbegrip van procedures voor de verlening van een subsidie of de plaatsing van een opdracht, alsook betalingen aan derden.

Het Europees Bureau voor Fraudebestrijding (OLAF) mag de gegevens gebruiken voor zijn onderzoeken op grond van Verordening (EG) nr. 1073/1999 en Verordening (Euratom) nr. 1074/1999, alsook voor zijn activiteiten op het gebied van opsporing en fraudepreventie, zoals risicoanalyses.

Artikel 4

Beheer van het EWS

1.   De rekenplichtige van de Commissie of diens ondergeschikte personeelsleden, aan wie op grond van het bepaalde in artikel 62 van het Financieel Reglement bepaalde taken zijn gedelegeerd (hierna „de rekenplichtige van de Commissie” genoemd), verzorgen het beheer van het EWS en treffen passende technische regelingen.

De rekenplichtige voert EWS-waarschuwingen in, wijzigt of verwijdert deze op verzoek van de bevoegde gedelegeerde ordonnateur, het OLAF en de dienst Interne audit (DIA).

2.   De rekenplichtige stelt uitvoeringsmaatregelen inzake de technische aspecten en de bijbehorende ondersteunende procedures vast, onder meer op het gebied van beveiliging.

Hij stelt de diensten van de Commissie en de uitvoerende agentschappen in kennis van deze maatregelen.

Artikel 5

Verzoeken tot registratie, verwijdering of wijziging van waarschuwingen

1.   Alle verzoeken tot registratie, wijziging of verwijdering van waarschuwingen worden gericht aan de rekenplichtige.

Alleen de bevoegde gedelegeerde ordonnateur, de directeur-generaal of een directeur van het OLAF of de DIA kunnen dergelijke verzoeken indienen. Hiertoe gebruiken zij het model dat is opgenomen in de bijlage.

2.   De dienst die heeft vastgesteld dat een derde in een van de in artikel 9 beschreven situaties verkeert, zendt de rekenplichtige een verzoek om een EWS-waarschuwing toe, en een afschrift ervan aan de in artikel 7 bedoelde EWS-functionaris, ook als er voor de derde al een EWS-waarschuwing geldt.

3.   Overeenkomstig de in lid 2 beschreven procedure stelt de dienst die om een EWS-waarschuwing heeft verzocht, de rekenplichtige met behulp van het in de bijlage opgenomen model in kennis van:

a)

iedere wijziging van de in de betrokken EWS-waarschuwing opgenomen informatie;

b)

de verwijdering van de EWS-waarschuwing wanneer hiervoor geen reden meer is.

Een wijziging van de contactpersoon voor waarschuwingen kan echter per geregistreerde notitie worden doorgegeven.

4.   De dienst die om registratie van een EWS-waarschuwing heeft verzocht, is ook verantwoordelijk voor het coördineren van de maatregelen die als gevolg van een dergelijke waarschuwing overeenkomstig de artikelen 15 tot en met 22 moeten worden genomen met betrekking tot de begrotingsuitvoering.

5.   Voor het activeren van een waarschuwing voor een persoon met vertegenwoordigings-, beslissings- of controlebevoegdheid ten aanzien van een bepaalde rechtspersoon is, naast het op die rechtspersoon betrekking hebbende verzoek, een bijkomend verzoek vereist.

Artikel 6

Toegang tot en gebruik van het EWS

1.   De diensten van de Commissie en de uitvoerende agentschappen hebben rechtstreeks toegang tot de in het EWS opgenomen gegevens door middel van het door de Commissie ter beschikking gestelde boekhoudsysteem (ABAC).

De dienst van de Commissie of het uitvoerend agentschap met de verantwoordelijkheid voor een lokaal systeem kan dit systeem gebruiken om toegang te verkrijgen tot de in het EWS opgenomen gegevens, mits de gegevensconsistentie tussen het lokale systeem en het ABAC-boekhoudsysteem verzekerd is.

2.   De bevoegde gedelegeerde ordonnateur of diens personeel controleert of het EWS een waarschuwing met betrekking tot derden bevat in de volgende fasen:

a)

in het geval van individuele begrotingsvastleggingen, voordat een dergelijke vastlegging wordt geboekt;

b)

in het geval van globale begrotingsvastleggingen, voordat een individuele juridische verbintenis wordt geregistreerd;

c)

in het geval van voorlopige begrotingsvastleggingen, voordat de juridische verbintenis die recht geeft op latere betalingen, wordt gesloten.

Wanneer de onder c) bedoelde vastleggingen betrekking hebben op de betaling van personeelsleden en de vergoeding van reiskosten in verband met bijeenkomsten en vergelijkende onderzoeken, is voorafgaande controle van EWS-registraties niet verplicht.

Bij procedures voor het plaatsen van opdrachten of het verlenen van subsidies controleert de bevoegde gedelegeerde ordonnateur, of diens personeel, vóór het besluit tot gunning of het EWS een waarschuwing bevat.

Wanneer de aanbestedende dienst het aantal gegadigden dat wordt uitgenodigd om in te schrijven of te onderhandelen in een niet-openbare procedure, concurrentiegerichte dialoog of procedure van gunning via onderhandelingen na bekendmaking van een aankondiging van opdracht, echter beperkt, worden dergelijke controles verricht voordat de selectie van de gegadigden is afgerond.

Voor subcontractanten waarvoor voorafgaande goedkeuring is aangevraagd, kan de bevoegde gedelegeerde ordonnateur, of diens personeel, op basis van zijn risicoanalyse besluiten om niet te controleren of het EWS een waarschuwing bevat.

3.   De bevoegde gedelegeerde ordonnateur, of diens personeel, controleert overeenkomstig lid 2 in de volgende situaties of het EWS een waarschuwing bevat betreffende een persoon met vertegenwoordigings-, beslissings- of controlebevoegdheid ten aanzien van de betrokken derde:

a)

wanneer de bevoegde gedelegeerde ordonnateur, of diens personeel, een dergelijke controle op basis van zijn risicoanalyse nodig acht;

b)

wanneer de documenten waarover de bevoegde gedelegeerde ordonnateur, of diens personeel, moet beschikken als bewijs dat de betrokken derde niet in een van de in artikel 93, lid 1, van het Financieel Reglement beschreven situaties verkeert, op dergelijke personen betrekking hebben.

4.   De in artikel 3, lid 1, onder c), bedoelde specifieke contactpersoon voor waarschuwingen stelt op verzoek alle relevante informatie ter beschikking van de bevoegde gedelegeerde ordonnateur of diens personeel. Met betrekking tot uitsluitingswaarschuwingen is artikel 12 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1302/2008 van toepassing.

5.   De leden 2 en 4 zijn ook van toepassing op beheer van gelden ter goede rekening van meer dan 300 EUR. In dit geval controleert de beheerder van de gelden ter goede rekening, op basis van informatie die hij ontvangen heeft, vóór het sluiten van een juridische verbintenis met een derde of het EWS een waarschuwing bevat.

Artikel 7

EWS-functionarissen

1.   De directeur-generaal van het OLAF of de DIA en alle gedelegeerde ordonnateurs wijzen ten minste één ambtenaar of tijdelijk personeelslid onder hun toezicht aan als EWS-functionaris.

Zij brengen de lijst van aangewezen personen, alsook alle wijzigingen daarin, ter kennis van de rekenplichtige.

2.   De EWS-functionaris kan de lijst raadplegen van alle derden, of personen met vertegenwoordigings-, beslissings-, of controlebevoegdheid ten aanzien van derden, waarvoor een waarschuwing is geregistreerd in het EWS. Wat betreft EWS-kwesties zorgt hij voor de verbinding tussen de dienst en de rekenplichtige. Ook ondersteunt hij de dienst bij de doorgifte van informatie over EWS-waarschuwingen die door de dienst wordt gevraagd en bij de naar aanleiding van dergelijke waarschuwingen te treffen maatregelen.

3.   De rekenplichtige publiceert op gezette tijden op de interne website van het directoraat-generaal Begroting een bijgewerkte lijst van alle EWS-functionarissen.

Artikel 8

Gegevensbescherming en rechten van de betrokkenen

1.   In oproepen tot het indienen van blijken van belangstelling en oproepen tot het indienen van voorstellen en, wanneer er geen oproepen worden gedaan, vóór het gunnen van opdrachten of het verlenen van subsidies, delen de bevoegde gedelegeerde ordonnateur, of diens personeel, derden mee welke gegevens over hen kunnen worden opgenomen in het EWS en aan welke entiteiten deze gegevens kunnen worden meegedeeld. Wanneer derden juridische entiteiten zijn, informeren de instellingen en uitvoerende autoriteiten of organen ook de personen met vertegenwoordigings-, beslissings- of controlebevoegdheid ten aanzien van deze juridische entiteiten.

2.   De dienst die om registratie van een EWS-waarschuwing verzoekt, is verantwoordelijk voor de betrekkingen met de natuurlijke of rechtspersoon waarvan gegevens worden opgenomen in het EWS (hierna „het betrokken gegevenssubject” genoemd):

a)

hij informeert het betrokken gegevenssubject over het verzoek tot het activeren, bijwerken of verwijderen van uitsluitingswaarschuwingen die het subject rechtstreeks aangaan en vermeldt de redenen hiervoor;

b)

hij geeft gehoor aan verzoeken van betrokken gegevenssubjecten om onjuiste of onvolledige persoonsgegevens te rectificeren, en aan andere verzoeken of vragen van subjecten.

De dienst die om registratie van de waarschuwing heeft verzocht, kan echter de in artikel 20, lid 1, van Verordening (EG) nr. 45/2001 vastgestelde beperkingen van toepassing verklaren.

3.   Onverminderd de in lid 2 vervatte informatieverplichtingen, kan een naar behoren geïdentificeerde natuurlijke persoon bij de rekenplichtige informeren of er gegevens over hem in het EWS zijn geregistreerd.

Nadat de dienst die om registratie van de waarschuwing in het EWS heeft verzocht, heeft besloten of de in artikel 20, lid 1, van Verordening (EG) nr. 45/2001 vastgestelde beperkingen van toepassing zijn, stelt de rekenplichtige de betrokkene er schriftelijk dan wel langs elektronische weg van in kennis of hij in het EWS is geregistreerd.

Indien de persoon geregistreerd is, voegt de rekenplichtige de in het EWS opgeslagen gegevens over de persoon toe. Hij informeert de dienst die om registratie van de waarschuwing heeft verzocht hieromtrent.

4.   Verwijderde waarschuwingen zijn uitsluitend toegankelijk voor controle- en onderzoeksdoeleinden en zijn niet meer zichtbaar voor gebruikers van het EWS.

In waarschuwingen opgenomen persoonsgegevens van natuurlijke personen blijven na de verwijdering van de waarschuwing echter slechts vijf jaar voor deze doeleinden toegankelijk.

AFDELING 2

INFORMATIE OPGENOMEN IN HET EWS

Artikel 9

Categorieën van waarschuwingen

Afhankelijk van de aard of de ernst van de feiten die ter kennis zijn gebracht van de om registratie verzoekende dienst, worden EWS-waarschuwingen verdeeld in de volgende vijf categorieën:

1.

W1 — wanneer informatie voldoende redenen bevat om aan te nemen dat er wellicht vaststellingen in verband met fraude of ernstige administratieve fouten zullen worden geregistreerd, of wanneer er voorzorgsmaatregelen geboden zijn naar aanleiding van de uitsluiting van een derde overeenkomstig artikel 94 van het Financieel Reglement;

2.

W2 — wanneer er bij een derde ernstige administratieve fouten of fraude zijn vastgesteld;

3.

W3 — wanneer tegen een derde een gerechtelijke procedure is ingesteld die tot de betekening van een beslagleggingsbevel leidt, of een gerechtelijke procedure wegens ernstige administratieve fouten of fraude;

4.

W4 — wanneer derden invorderingsopdrachten van de Commissie hebben ontvangen die een bepaald bedrag overschrijden en waarvan de betalingstermijn aanmerkelijk is overschreden;

5.

W5 — wanneer een derde wordt uitgesloten overeenkomstig het Financieel Reglement of verordeningen van de Raad waarin financiële beperkingen in verband met het GBVB zijn vastgesteld.

Artikel 10

W1-waarschuwingen

1.   Het OLAF verzoekt om activering van een W1a-waarschuwing wanneer zijn onderzoeken in een vroeg stadium voldoende redenen verschaffen om aan te nemen dat er wellicht vaststellingen in verband met ernstige administratieve fouten of fraude zullen worden geregistreerd met betrekking tot derden, vooral wanneer die derden communautaire middelen ontvangen of hebben ontvangen. Het OLAF stelt de EWS-functionaris van de betrokken dienst in kennis van deze verzoeken.

2.   Het OLAF en de DIA verzoeken om activering van een W1b-waarschuwing wanneer hun onderzoeken voldoende redenen verschaffen om aan te nemen dat er wellicht definitieve vaststellingen in verband met ernstige administratieve fouten of fraude zullen worden geregistreerd met betrekking tot derden, vooral wanneer die derden communautaire middelen ontvangen of hebben ontvangen. Zij stellen de EWS-functionaris van de betrokken dienst in kennis van dergelijke verzoeken.

3.   De bevoegde gedelegeerde ordonnateur verzoekt om activering van een W1c-waarschuwing wanneer onderzoeken van de Rekenkamer of zijn interne auditfunctie (IAF) of andere onder zijn verantwoordelijkheid verrichte of hem ter kennis gekomen controles of onderzoeken voldoende redenen verschaffen om aan te nemen dat er wellicht definitieve vaststellingen in verband met ernstige administratieve fouten zullen worden geregistreerd met betrekking tot derden, vooral wanneer die derden onder zijn verantwoordelijkheid communautaire middelen ontvangen of hebben ontvangen.

4.   De bevoegde gedelegeerde ordonnateur verzoekt om activering van een W1d-waarschuwing wanneer hij een gegadigde, inschrijver of aanvrager overeenkomstig artikel 94, onder a) of b), van het Financieel Reglement uitsluit van de procedure voor de plaatsing van een opdracht of de verlening van een subsidie.

Op grond van artikel 10, lid 4, van Verordening (EG, Euratom) nr. 1302/2008 geregistreerde uitsluitingswaarschuwingen worden in het kader van het EWS beschouwd als W1d-waarschuwingen.

5.   Een W1-waarschuwing blijft maximaal zes maanden van kracht. De waarschuwing wordt automatisch verwijderd. Indien de EWS-waarschuwing van kracht moet blijven en binnen deze termijn niet door een ander soort waarschuwing kan worden vervangen, wordt een nieuw verzoek ingediend.

Artikel 11

W2-waarschuwingen

1.   Het OLAF en de DIA verzoeken om activering van een W2a-waarschuwing wanneer hun onderzoeken leiden tot vaststellingen in verband met ernstige administratieve fouten of fraude met betrekking tot derden, vooral wanneer die derden communautaire middelen ontvangen of ontvangen hebben.

2.   De bevoegde gedelegeerde ordonnateur verzoekt om activering van een W2b-waarschuwing wanneer onderzoeken van de Europese Rekenkamer of zijn IAF of andere onder zijn verantwoordelijkheid verrichte of hem ter kennis gekomen controles of onderzoeken schriftelijke vaststellingen bevatten in verband met ernstige administratieve fouten of fraude met betrekking tot derden, vooral wanneer die derden onder zijn verantwoordelijkheid communautaire middelen ontvangen of hebben ontvangen.

3.   Een W2-waarschuwing blijft maximaal zes maanden van kracht. De waarschuwing wordt automatisch verwijderd. Indien de EWS-waarschuwing van kracht moet blijven en binnen deze termijn niet door een ander soort waarschuwing kan worden vervangen, wordt een nieuw verzoek ingediend.

Artikel 12

W3-waarschuwingen

1.   De rekenplichtige voert een W3a-waarschuwing in wanneer hij een kennisgeving van het secretariaat-generaal ontvangt betreffende een beslagleggingsbevel met betrekking tot een derde.

2.   De bevoegde gedelegeerde ordonnateur verzoekt om activering van een W3b-waarschuwing wanneer bekend is dat derden, vooral die derden welke onder zijn verantwoordelijkheid communautaire middelen ontvangen of hebben ontvangen, gerechtelijk worden vervolgd wegens ernstige administratieve fouten of fraude.

Wanneer dergelijke gerechtelijke vervolging echter voortvloeit uit onderzoeken door het OLAF, of het OLAF in het kader van deze gerechtelijke procedures bijstand of follow-up biedt, verzoekt het OLAF om activering van de betreffende W3b-waarschuwing.

3.   Een W3-waarschuwing blijft van toepassing totdat een rechterlijke beslissing in kracht van gewijsde is getreden of de zaak anderszins is geregeld.

Artikel 13

W4-waarschuwingen

1.   De rekenplichtige voert een W4-waarschuwing in ten aanzien van derden die een invorderingsopdracht van de Commissie hebben ontvangen die een bepaald bedrag overschrijdt en waarvan de betalingstermijn aanmerkelijk is overschreden.

2.   De rekenplichtige stelt interne richtsnoeren op ter bepaling van de drempelbedragen en de uiterste termijn voor registratie van een W4-waarschuwing.

3.   Een W4-waarschuwing blijft van kracht zolang de schuld uitstaat. De rekenplichtige verwijdert de waarschuwing wanneer de schuld is voldaan.

Artikel 14

W5-waarschuwingen

1.   Op grond van artikel 10, leden 1, 2 en 3, van Verordening (EG, Euratom) nr. 1302/2008 geregistreerde uitsluitingswaarschuwingen worden in het kader van het EWS beschouwd als W5a-waarschuwingen.

2.   Een W5b-waarschuwing wordt met betrekking tot natuurlijke of rechtspersonen, groepen of entiteiten waarvoor overeenkomstig een verordening van de Raad GBVB-gerelateerde beperkingen zijn vastgesteld, geregistreerd op verzoek van de voor de betrokken wetgeving verantwoordelijke dienst van de Commissie voor zo lang als de aanwijzing van de betrokken persoon, groep of entiteit geldt. In de waarschuwing wordt verwezen naar de verordening waarbij de beperkingen worden vastgesteld of naar het betrokken uitvoeringsbesluit.

3.   Voor de registratie van uitsluitingswaarschuwingen gelden de volgende regels:

a)

wanneer de bevoegde gedelegeerde ordonnateur voornemens is een derde uit te sluiten op grond van artikel 93, lid 1, onder a), b), c), d) en e), van het Financieel Reglement, stelt hij de betrokken derde in de gelegenheid om schriftelijk zijn standpunt uiteen te zetten. De derde krijgt hiervoor ten minste veertien kalenderdagen. Voordat de bevoegde gedelegeerde ordonnateur de derde op grond van artikel 93, lid 1, onder c), uitsluit, raadpleegt hij de Juridische dienst en het directoraat-generaal Begroting.

In afwachting van een eventuele beslissing van de Commissie over de duur van de uitsluiting, verzoekt de bevoegde gedelegeerde ordonnateur overeenkomstig artikel 9, lid 2, van Verordening (EG, Euratom) nr. 1302/2008 om voorlopige registratie van een uitsluitingswaarschuwing en legt hij de zaak zo spoedig mogelijk ter beslissing aan de Commissie voor. Ter bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschappen kan de bevoegde gedelegeerde ordonnateur al om voorlopige registratie van een W5a-uitsluitingswaarschuwing verzoeken, voordat hij de betrokken derde in de gelegenheid heeft gesteld zijn standpunt uiteen te zetten. Anders kan hij ook om registratie van een W2-waarschuwing verzoeken;

b)

wanneer de bevoegde gedelegeerde ordonnateur voornemens is een procedure op grond van artikel 96 van het Financieel Reglement in te leiden, stelt hij de betrokken derde in de gelegenheid om schriftelijk zijn standpunt uiteen te zetten. De derde krijgt hiervoor ten minste veertien kalenderdagen.

Nadat de bevoegde gedelegeerde ordonnateur de Juridische dienst en het directoraat-generaal Begroting heeft geraadpleegd, en in afwachting van een eventuele beslissing van de Commissie inzake de administratieve sanctie, verzoekt hij overeenkomstig artikel 9, lid 2, van Verordening (EG, Euratom) nr. 1302/2008 om voorlopige registratie van een W5a-uitsluitingswaarschuwing, indien een derde in de uitoefening van zijn beroep een ernstige fout heeft begaan in de zin van artikel 93, lid 1, onder c), van het Financieel Reglement;

c)

in een verzoek tot definitieve registratie van een W5a-waarschuwing overeenkomstig artikel 93, lid 1, onder b), c), e) of f), van het Financieel Reglement wordt de door de Commissie vastgestelde duur van de uitsluiting vermeld.

AFDELING 3

GEVOLGEN VAN EWS-WAARSCHUWINGEN VOOR DE BEGROTINGSUITVOERING

Artikel 15

Effect van EWS-waarschuwingen op begrotingsverrichtingen

1.   De rekenplichtige schort de betalingen aan een begunstigde voor wie een waarschuwing van de categorie W2, W3, W4 of W5 is geregistreerd, op. Hij stelt de bevoegde gedelegeerde ordonnateur in kennis en verzoekt hem te verklaren waarom betaling moet plaatsvinden ondanks de EWS-waarschuwingen van de categorieën W2, W3b en W5a.

2.   Behoudens W5b-waarschuwingen en W3a-waarschuwingen na preventieve beslagleggingsbevelen, worden betalingen waarvan na de controles door de bevoegde gedelegeerde ordonnateur, bij het opschorten van de betalingstermijn overeenkomstig artikel 106, lid 4, van Verordening (EG, Euratom) nr. 2342/2002 of conform de voorwaarden van de opdracht of de subsidie zoals genoemd in artikel 18, lid 1, onder b), en artikel 22, lid 1, onder a), is aangetoond dat zij daadwerkelijk verschuldigd zijn, onverwijld uitgevoerd.

De rekenplichtige mag de opgeschorte betaling echter uitsluitend vrijgeven na ontvangst van een met redenen omklede bevestiging van de bevoegde gedelegeerde ordonnateur dat de verschuldigde betaling moet worden uitgevoerd. Bij ontstentenis van een dergelijke bevestiging, blijft de betaling opgeschort en wordt betalingsopdracht zo nodig teruggezonden aan de bevoegde gedelegeerde ordonnateur.

Wanneer na een W4-waarschuwing een betaling is vrijgegeven door verrekening overeenkomstig artikel 73 van het Financieel Reglement en artikel 83 van Verordening (EG, Euratom) nr. 2342/2002 of wanneer een betaling is verricht naar aanleiding van een uitvoerbaar beslagleggingsbevel, stelt de rekenplichtige hiervan een geregistreerde notitie op.

3.   Met betrekking tot de derde waarvoor een W5-waarschuwing geldt, is geen enkele individuele begrotingsvastlegging, registratie van een individuele juridische verbintenis in de begrotingsboekhouding op basis van een globale vastlegging of sluiting van een juridische verbintenis op basis van een voorlopige vastlegging mogelijk.

Artikel 16

Gevolg van een W1-waarschuwing

Een W1-waarschuwing wordt uitsluitend ter informatie geregistreerd; het enige gevolg dat hieraan kan worden verbonden is verscherping van het toezicht.

Artikel 17

Gevolgen van een W2-, W3b- of W4-waarschuwing voor de procedures voor het plaatsen van een opdracht of het verlenen van subsidie

1.   Wanneer bij het raadplegen van het EWS overeenkomstig artikel 6, lid 2, onder a), blijkt dat een W2-, W3b- of W4-waarschuwing is geregistreerd, stelt de bevoegde gedelegeerde ordonnateur, of diens personeel, indien dit mogelijk is in de betreffende fase van de procedure, het evaluatiecomité voor de gunning van de betrokken opdracht of het verlenen van de betrokken subsidie, hiervan in kennis, voor zover het bestaan van een dergelijke waarschuwing een nieuw element vormt dat in verband met de selectiecriteria voor die opdracht of subsidie moet worden onderzocht. De bevoegde gedelegeerde ordonnateur houdt rekening met deze informatie, voornamelijk indien de in het EWS geregistreerde derde bovenaan de lijst van het evaluatiecomité zou staan.

2.   Indien de derde waarvoor een W2-, W3b- of W4-waarschuwing is geregistreerd bovenaan de lijst van het evaluatiecomité staat, neemt de bevoegde gedelegeerde ordonnateur, rekening houdend met de verplichting de financiële belangen en reputatie van de Gemeenschappen te beschermen, de aard en ernst van de reden van de waarschuwing, het betrokken bedrag en de duur van de opdracht of de subsidie, en eventueel de urgentie van de uitvoering, een van de volgende besluiten:

a)

hij gunt de derde de opdracht of kent deze de subsidie toe, ondanks de registratie in het EWS, en zorgt ervoor dat er maatregelen worden getroffen ter verscherping van het toezicht;

b)

wanneer het bestaan van een dergelijke waarschuwing objectieve twijfels doet rijzen over het aanvankelijke oordeel dat aan de selectie- en gunningscriteria is voldaan, gunt hij de opdracht of verleent hij de subsidie aan een andere inschrijver of aanvrager op basis van een beoordeling van de selectie- en gunningscriteria die afwijkt van die van het evaluatiecomité, en rechtvaardigt hij dit besluit;

c)

hij sluit de procedure af zonder een opdracht te plaatsen en rechtvaardigt dit besluit in de aan de inschrijver verstrekte informatie.

Wanneer de bevoegde gedelegeerde ordonnateur besluit de procedure af te sluiten op de wijze bedoeld onder c), kan de opdracht volgens een nieuwe procedure worden gegund door een niet-openbare procedure te volgen met voor dringende gevallen vastgestelde termijnen overeenkomstig artikel 142 van Verordening (EG, Euratom) nr. 2342/2002.

Artikel 18

Gevolgen van een W2-, W3b- of W4-waarschuwing voor bestaande opdrachten of subsidies

1.   Wanneer een W2-, W3b- of W4-waarschuwing is geregistreerd om redenen die verband houden met de uitvoering of gunning van een lopende opdracht of subsidie of met de betrokken gunningsprocedure, kan de bevoegde gedelegeerde ordonnateur, rekening houdend met de betrokken risico’s, de aard en de reden van de waarschuwing, de waarschijnlijke gevolgen voor de uitvoering van de opdracht of de subsidie, met name wat betreft het bedrag, de duur en eventueel de urgentie daarvan, een of meer van de volgende maatregelen nemen:

a)

besluiten om de contractant de opdracht verder te laten uitvoeren, of de begunstigde te blijven subsidiëren, onder toepassing van verscherpte toezichtsmaatregelen;

b)

de betalingstermijn opschorten overeenkomstig artikel 106, lid 4, van Verordening (EG, Euratom) nr. 2342/2002, zodat aanvullende verificaties kunnen worden verricht, om vóór eventuele verdere betaling zekerheid te verkrijgen over de subsidiabiliteit van de uitgaven, en vervolgens de daadwerkelijk verschuldigde betalingen uitvoeren;

c)

de uitvoering van de opdracht of de subsidie opschorten overeenkomstig de artikelen 103 en 119 van het Financieel Reglement;

d)

de opdracht of subsidie stopzetten, indien de betrokken overeenkomst in die mogelijkheid voorziet.

2.   Wanneer een W2-, W3b- of W4-waarschuwing niet is geregistreerd om redenen die verband houden met de lopende opdracht of subsidie of met de betrokken gunningsprocedure, kan de bevoegde gedelegeerde ordonnateur, afhankelijk van de soort waarschuwing en de waarschijnlijke gevolgen daarvan voor de uitvoering van de lopende opdracht of subsidie, en rekening houdend met de betrokken risico’s, waaronder gerechtelijke procedures, de volgende maatregelen nemen:

a)

gebruikmaken van een of meer van de in lid 1, onder a) en b), genoemde mogelijkheden;

b)

de opdracht of subsidie stopzetten, indien er een bepaling is die stopzetting toestaat wanneer er nieuwe elementen bekend worden die de Commissie werkelijk haar vertrouwen doen verliezen en die de reputatie van de Gemeenschappen bedreigen.

Artikel 19

Gevolgen van een W3a-waarschuwing

1.   Wanneer er voor een derde een W3a-waarschuwing geldt in verband met een preventief beslagleggingsbevel, handhaaft de rekenplichtige de opschorting van alle betalingen in afwachting van een definitieve rechterlijke beslissing over de vordering van de hoofdschuldeiser, indien de toepasselijke nationale wetgeving zulks voorschrijft. Wanneer het preventieve beslagleggingsbevel op grond van een rechterlijke beslissing tot een specifiek bedrag beperkt is, schort de ordonnateur de betalingen tot dit bedrag op.

2.   Wanneer er voor een derde een W3a-waarschuwing geldt in verband met een uitvoerbaar beslagleggingsbevel, betaalt de bevoegde gedelegeerde ordonnateur, of diens personeel, in nauwe samenwerking met de rekenplichtige, het aanvankelijk door de Commissie of het uitvoerend agentschap aan de aangeslagen partij te betalen bedrag uit aan de beslagleggende partij, tot het aangeslagen bedrag.

3.   De leden 2 en 3 zijn van toepassing, tenzij het aannemelijk is dat de tenuitvoerlegging van het beslagleggingsbevel belet dat de Commissie of het uitvoerend agentschap soepel functioneert. In dit geval beroept de rekenplichtige zich op artikel 1 van het Protocol betreffende de voorrechten en immuniteiten.

Artikel 20

Gevolgen van een W4-waarschuwing

1.   Wanneer er voor een derde een W4-waarschuwing geldt, onderzoekt de rekenplichtige stelselmatig of het mogelijk is vorderingen van de Gemeenschap overeenkomstig artikel 73 van het Financieel Reglement en artikel 83 van Verordening (EG, Euratom) nr. 2342/2002 te verrekenen met een aan de betrokken derde verschuldigde betaling.

2.   De bevoegde gedelegeerde ordonnateur neemt deze informatie in aanmerking voordat hij opnieuw een opdracht gunt of subsidie verleent aan de betrokken derde.

Artikel 21

Gevolgen van een W5-waarschuwing voor procedures voor het plaatsen van opdrachten en het verlenen van subsidies

De bevoegde gedelegeerde ordonnateur sluit derden waarvoor een W5-waarschuwing geldt uit van deelname aan een procedure voor het plaatsen van een opdracht of het verlenen van een subsidie in de fase van de beoordeling van de uitsluitingscriteria op grond van artikel 93 en artikel 114, lid 3, van het Financieel Reglement, of grond van de toepasselijke verordening van de Raad houdende financiële beperkingen in verband met het GBVB.

Artikel 22

Specifieke gevolgen van een W5-waarschuwing voor bestaande opdrachten of subsidies

1.   Wanneer een W5a-waarschuwing is geregistreerd om redenen die gevolgen kunnen hebben voor de uitvoering van opdrachten of subsidies die reeds ondertekend zijn, neemt de bevoegde gedelegeerde ordonnateur de volgende maatregelen:

a)

wanneer de aan de opdracht of de subsidie verbonden voorwaarden zulks toestaan, en wanneer de reden voor de W5-waarschuwing verband houdt met de uitvoering of gunning van een lopende opdracht of verlening van een lopende subsidie:

i)

opschorten van betalingen met het oog op verificatie, uitvoeren van daadwerkelijk verschuldigde bedragen en terugvorderen van onverschuldigd betaalde bedragen, zo mogelijk door verrekening met verschuldigde betalingen;

ii)

de opdracht of subsidie stopzetten;

b)

in alle andere gevallen, gebruikmaken van een van de in artikel 18, lid 1, genoemde mogelijkheden.

2.   Behoudens andersluidende bepalingen in verordeningen van de Raad ter tenuitvoerlegging van op grond van artikel 15 van het Verdrag betreffende de Europese Unie goedgekeurde gemeenschappelijke standpunten, waarop W5b-waarschuwingen zijn gebaseerd, gelden de volgende regels:

a)

er worden geen tegoeden direct of indirect ter beschikking gesteld van of ten behoeve van een in de betrokken verordening van de Raad genoemde natuurlijke of rechtspersoon, groep of entiteit;

b)

er worden geen economische middelen direct of indirect ter beschikking gesteld van of ten behoeve van een in de betrokken verordening van de Raad genoemde natuurlijke of rechtspersoon, groep of entiteit.

Artikel 23

Verwijzing naar de Commissie

In uitzonderlijke omstandigheden, waaronder situaties die een politiek en reputatierisico inhouden, en waarin de artikelen 15 tot en met 22 geen toereikende oplossing bieden, verwijst de bevoegde gedelegeerde ordonnateur de zaak door naar het voor het betrokken beleidsterrein verantwoordelijke lid van de Commissie, die de zaak op zijn beurt naar de Commissie kan doorverwijzen.

Het secretariaat-generaal wordt in kennis gesteld van alle belangrijke uitwisselingen.

AFDELING 4

OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 24

Overgangsbepalingen

1.   De dienst die vóór de goedkeuring van dit besluit om registratie van een EWS-waarschuwing heeft verzocht, blijft overeenkomstig dit besluit verantwoordelijk voor de wijziging of verwijdering van de op zijn verzoek geregistreerde waarschuwingen.

2.   Bij uitsluitingen waartoe een bevoegde gedelegeerde ordonnateur op grond van artikel 93, lid 1, onder b) en e), van het Financieel Reglement vóór 1 mei 2007 heeft besloten, wordt voor de duur van de uitsluiting rekening gehouden met de in de nationale wetgeving voorgeschreven bewaringstermijn van strafregisters. Voor dergelijke uitsluitingen geldt een maximale duur van vier jaar vanaf de datum van kennisgeving van de rechterlijke beslissing. Als deze maximumperiode is verstreken, verzoekt de bevoegde gedelegeerde ordonnateur om verwijdering van de waarschuwing.

Artikel 25

Intrekking van het besluit over het systeem van vroegtijdige waarschuwing

Besluit C(2004) 193/3 van de Commissie (8) over het systeem van vroegtijdige waarschuwing wordt ingetrokken met ingang van 1 januari 2009.

Artikel 26

Toepassing

Dit besluit is van toepassing met ingang van 1 januari 2009.

Artikel 27

Publicatie

Dit besluit wordt ter informatie bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Het wordt gehecht aan de interne regels betreffende de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen.

Gedaan te Brussel, 16 december 2008.

Voor de Commissie

Dalia GRYBAUSKAITĖ

Lid van de Commissie


(1)  PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.

(2)  PB L 78 van 19.3.2008, blz. 1.

(3)  Opinion of the European Data Protection Supervisor on a notification for Prior Checking received from the Data Protection Officer of the Commission on the Early Warning System, Case 2005/120, 6.12.2006.

(4)  Zie bladzijde 12 van dit Publicatieblad.

(5)  PB L 136 van 31.5.1999, blz. 1.

(6)  PB L 136 van 31.5.1999, blz. 8.

(7)  PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1.

(8)  Nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad.


BIJLAGE

Verzoek van een gedelegeerde ordonnateur van de Commissie, een uitvoerend agentschap, de DIA of het OLAF tot opneming van gegevens in de gegevensbank van uitsluitingen/het EWS, tot wijziging of tot verwijdering van deze gegevens

N.B.: één verzoek per waarschuwing

Het verzoek dient te worden verzonden volgens de procedure voor gerubriceerde informatie. Voor de toezending dient één gesloten envelop te worden gebruikt.

Image

Image

Image


III Besluiten op grond van het EU-Verdrag

BESLUITEN OP GROND VAN TITEL V VAN HET EU-VERDRAG

20.12.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 344/139


BESLUIT EUPOL COPPS/1/2008 VAN HET POLITIEK EN VEILIGHEIDSCOMITÉ

van 16 december 2008

betreffende de benoeming van het hoofd van de politiemissie van de Europese Unie voor de Palestijnse Gebieden

(2008/970/GBVB)

HET POLITIEK EN VEILIGHEIDSCOMITÉ,

Gelet op het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name op artikel 25, derde alinea,

Gelet op Gemeenschappelijk Optreden 2005/797/GBVB van de Raad van 14 november 2005, betreffende de politiemissie van de Europese Unie voor de Palestijnse Gebieden (1) en met name op artikel 11, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op grond van artikel 11, lid 2, van Gemeenschappelijk Optreden 2005/797/GBVB is het Politiek en Veiligheidscomité gemachtigd, overeenkomstig artikel 25 van het Verdrag, de relevante besluiten te nemen met het oog op het politieke toezicht op en de strategische aansturing van de missie EUPOL COPPS, en met name een hoofd van de missie te benoemen.

(2)

De secretaris-generaal/hoge vertegenwoordiger heeft voorgesteld de heer Paul KERNAGHAN te benoemen tot hoofd van de missie EUPOL COPPS,

BESLUIT:

Artikel 1

De heer Paul KERNAGHAN wordt benoemd tot hoofd van de politiemissie van de Europese Unie voor de Palestijnse Gebieden (EUPOL COPPS), met ingang van 1 januari 2009.

Artikel 2

Dit besluit wordt van kracht op de dag van zijn aanneming.

Het is van toepassing tot en met 31 december 2009.

Gedaan te Brussel, 16 december 2008.

Voor het Politiek en Veiligheidscomité

De voorzitter

I. SRAMEK


(1)  PB L 300 van 17.11.2005, blz. 65.