ISSN 1725-2598

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 340

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

51e jaargang
19 december 2008


Inhoud

 

I   Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie verplicht is

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Verordening (EG) nr. 1286/2008 van de Raad van 16 december 2008 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 193/2007 van de Raad tot instelling van een definitief compenserend recht op polyethyleentereftalaat (PET) uit India en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 192/2007 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op polyethyleentereftalaat (PET) uit, onder meer, India

1

 

 

Verordening (EG) nr. 1287/2008 van de Commissie van 18 december 2008 tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

13

 

 

Verordening (EG) nr. 1288/2008 van de Commissie van 18 december 2008 tot wijziging van de bij Verordening (EG) nr. 945/2008 vastgestelde representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor bepaalde producten uit de sector suiker voor het verkoopseizoen 2008/2009

15

 

*

Verordening (EG) nr. 1289/2008 van de Commissie van 12 december 2008 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 809/2004 tot uitvoering van Richtlijn 2003/71/EG van het Europees Parlement en de Raad wat met prospectussen en reclame verband houdende elementen betreft ( 1 )

17

 

*

Verordening (EG) nr. 1290/2008 van de Commissie van 18 december 2008 tot verlening van een vergunning voor een preparaat van Lactobacillus rhamnosus (CNCM-I-3698) en Lactobacillus farciminis (CNCM-I-3699) (Sorbiflore) als toevoegingsmiddel voor diervoeding ( 1 )

20

 

*

Verordening (EG) nr. 1291/2008 van de Commissie van 18 december 2008 betreffende de goedkeuring van salmonellabestrijdingsprogramma’s in bepaalde derde landen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 2160/2003 van het Europees Parlement en de Raad en de opneming van bewakingsprogramma’s voor aviaire influenza in bepaalde derde landen in de desbetreffende lijst en tot wijziging van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 798/2008 ( 1 )

22

 

*

Verordening (EG) nr. 1292/2008 van de Commissie van 18 december 2008 tot verlening van een vergunning voor Bacillus amyloliquefaciens CECT 5940 (Ecobiol en Ecobiol plus) als toevoegingsmiddel voor diervoeding ( 1 )

36

 

*

Verordening (EG) nr. 1293/2008 van de Commissie van 18 december 2008 tot verlening van een vergunning voor een nieuwe toepassing van Saccharomyces cerevisiae CNCM I-1077 (Levucell SC20 en Levucell SC10 ME) als toevoegingsmiddel voor diervoeding ( 1 )

38

 

*

Verordening (EG) nr. 1294/2008 van de Commissie van 18 december 2008 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 318/2007 tot vaststelling van de veterinairrechtelijke voorschriften voor de invoer van bepaalde vogels in de Gemeenschap en de desbetreffende quarantainevoorschriften ( 1 )

41

 

*

Verordening (EG) nr. 1295/2008 van de Commissie van 18 december 2008 betreffende de invoer van hop uit derde landen (Gecodificeerde versie)

45

 

*

Verordening (EG) nr. 1296/2008 van de Commissie van 18 december 2008 houdende uitvoeringsbepalingen met betrekking tot de tariefcontingenten voor de invoer van maïs en sorgho in Spanje enerzijds en maïs in Portugal anderzijds (Gecodificeerde versie)

57

 

 

RICHTLIJNEN

 

*

Richtlijn 2008/123/EG van de Commissie van 18 december 2008 tot wijziging van Richtlijn 76/768/EEG van de Raad inzake cosmetische producten met het oog op de aanpassing van de bijlagen II en VII aan de technische vooruitgang ( 1 )

71

 

*

Richtlijn 2008/124/EG van de Commissie van 18 december 2008 waarbij de handel in zaaizaad van sommige soorten groenvoedergewassen, oliehoudende planten en vezelgewassen wordt beperkt tot zaaizaad dat officieel als basiszaad of als gecertificeerd zaad is goedgekeurd (Gecodificeerde versie) ( 1 )

73

 

 

DOOR HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD GEZAMENLIJK AANGENOMEN BESLUITEN

 

*

Besluit nr. 1297/2008/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 betreffende een programma tot modernisering van de Europese bedrijfs- en handelsstatistiek (MEETS) ( 1 )

76

 

*

Besluit nr. 1298/2008/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 tot invoering van het actieprogramma Erasmus Mundus 2009-2013 voor de verhoging van de kwaliteit van het hoger onderwijs en de bevordering van het intercultureel begrip door middel van samenwerking met derde landen ( 1 )

83

 

 

II   Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie niet verplicht is

 

 

BESLUITEN/BESCHIKKINGEN

 

 

Commissie

 

 

2008/960/EG

 

*

Beschikking van de Commissie van 8 december 2008 houdende onttrekking aan communautaire financiering van bepaalde uitgaven die de lidstaten hebben verricht voor het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL), afdeling Garantie, of voor het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) (Kennisgeving geschied onder nummer C(2008) 7820)

99

 

 

2008/961/EG

 

*

Beschikking van de Commissie van 12 december 2008 betreffende het gebruik door effectenuitgevende instellingen van derde landen van nationale standaarden voor jaarrekeningen van bepaalde derde landen en van de International Financial Reporting Standards voor de opstelling van hun geconsolideerde financiële overzichten (Kennisgeving geschied onder nummer C(2008) 8218)  ( 1 )

112

 

 

2008/962/EG

 

*

Beschikking van de Commissie van 15 december 2008 tot wijziging van de Beschikkingen 2001/405/EG, 2002/255/EG, 2002/371/EG, 2002/740/EG, 2002/741/EG, 2005/341/EG en 2005/343/EG teneinde de geldigheidsduur van de milieucriteria voor de toekenning van de communautaire milieukeur aan bepaalde producten te verlengen (Kennisgeving geschied onder nummer C(2008) 8442)  ( 1 )

115

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


I Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie verplicht is

VERORDENINGEN

19.12.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 340/1


VERORDENING (EG) Nr. 1286/2008 VAN DE RAAD

van 16 december 2008

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 193/2007 van de Raad tot instelling van een definitief compenserend recht op polyethyleentereftalaat (PET) uit India en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 192/2007 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op polyethyleentereftalaat (PET) uit, onder meer, India

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 2026/97 van de Raad van 6 oktober 1997 betreffende bescherming tegen invoer met subsidiëring uit landen die geen lid van de Europese Gemeenschap zijn (1) (hierna „de basisverordening” genoemd), met name op de artikelen 15 en 19,

Gezien het voorstel dat de Commissie, na raadpleging van het Raadgevend Comité, heeft ingediend,

Overwegende hetgeen volgt:

A.   PROCEDURE

I.   VORIG ONDERZOEK EN GELDENDE MAATREGELEN

(1)

Op 30 november 2000 heeft de Raad bij Verordening (EG) nr. 2603/2000 (2) definitieve compenserende rechten ingesteld op polyethyleentereftalaat (hierna „PET” genoemd) uit onder meer India, naar aanleiding van een onderzoek, hierna „het oorspronkelijke onderzoek” genoemd.

(2)

Na een onderzoek bij het vervallen van de maatregelen heeft de Raad, bij Verordening (EG) nr. 193/2007 (3) (hierna ook „de antisubsidieverordening” genoemd), definitieve compenserende rechten ingesteld op PET uit India voor nogmaals een periode van vijf jaar. Het betrokken product is ingedeeld onder GN-code 3907 60 20. Voor met name genoemde exporteurs werden rechten, variërende van 0 tot 106,5 EUR per ton vastgesteld, terwijl een residueel recht van 41,3 EUR per ton werd vastgesteld voor alle andere exporteurs.

(3)

Voorts werden, bij Verordening (EG) nr. 192/2007 van de Raad (4), definitieve antidumpingrechten ingesteld op hetzelfde product uit India (hierna „de antidumpingverordening” genoemd). Voor met name genoemde exporteurs werden rechten, variërende van 88,9 tot 200,9 EUR per ton vastgesteld, terwijl een residueel recht van 181,7 EUR per ton werd vastgesteld voor alle andere exporteurs.

(4)

Omdat producten niet tezelfdertijd aan antidumpingrechten en compenserende rechten kunnen worden onderworpen om eenzelfde situatie te verhelpen die door dumping of exportsubsidiëring is ontstaan, werd, toen in het kader van de antidumpingverordening de hoogte van de antidumpingrechten moesten worden vastgesteld, rekening gehouden met de compenserende rechten die bij de antisubsidieverordening waren vastgesteld, overeenkomstig artikel 14, lid 1, van de basisverordening.

II.   OPENING VAN HET TUSSENTIJDSE ONDERZOEK

(5)

Na de instelling van de definitieve compenserende rechten heeft de Indiase overheid aangevoerd dat de omstandigheden in verband met twee subsidieregelingen, de „Duty Entitlement Passbook”-regeling en de vrijstelling van de vennootschapsbelasting op grond van afdeling 80 HHC van de Wet Inkomstenbelasting, waren gewijzigd en dat deze wijzigingen van blijvende aard waren. Daarom zou het subsidieniveau waarschijnlijk lager zijn geworden en moesten de maatregelen die ten dele op deze regelingen waren gebaseerd worden herzien.

(6)

De Commissie heeft het door de Indiase overheid voorgelegde bewijsmateriaal onderzocht en is tot de conclusie gekomen dat dit toereikend was om een onderzoek te openen overeenkomstig artikel 19 van de basisverordening dat beperkt zou zijn tot een onderzoek naar de hoogte van de subsidies die in India aan PET-producenten werd toegekend. Na overleg in het Raadgevend Comité heeft de Commissie met een bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie  (5) (hierna „bericht van inleiding” genoemd) op eigen initiatief een tussentijds onderzoek geopend met het doel vast te stellen of Verordening (EG) nr. 193/2007 moest worden herzien.

(7)

Doel van het tussentijdse onderzoek is vast te stellen of de bestaande maatregelen ten aanzien van de bedrijven die van een of beide gewijzigde subsidieregelingen hebben gebruikgemaakt moeten worden gehandhaafd, geannuleerd of gewijzigd, wanneer voldoende bewijs wordt geleverd dat dit gerechtvaardigd is overeenkomstig de bepalingen van het bericht van inleiding. Afhankelijk van de bevindingen van dit onderzoek zal ook worden nagegaan of de maatregelen die gelden voor andere ondernemingen die hebben meegewerkt aan het onderzoek op grond waarvan de huidige maatregelen zijn vastgesteld en/of de residuele maatregel die voor alle overige ondernemingen geldt, moeten worden herzien.

III.   ONDERZOEKTIJDVAK

(8)

Het onderzoek had betrekking op de periode van 1 april 2006 tot en met 31 maart 2007 (hierna „het nieuwe onderzoektijdvak” genoemd).

IV.   BIJ HET ONDERZOEK BETROKKEN PARTIJEN

(9)

De Commissie heeft volgende partijen van de opening van het tussentijdse onderzoek in kennis gesteld: de Indiase overheid, de in het bericht van inleiding genoemde Indiase producenten/exporteurs die aan het vorige onderzoek hadden meegewerkt en die volgens Verordening (EG) nr. 193/2007 gebruik hadden gemaakt van de twee bedoelde subsidieregelingen, en de EG-producenten. Belanghebbenden werden in de gelegenheid gesteld om hun standpunt schriftelijk bekend te maken en te verzoeken om te worden gehoord. Met de schriftelijke en mondelinge reacties van de partijen werd, indien van toepassing, rekening gehouden.

(10)

Gezien het aantal bij dit onderzoek betrokken partijen werd gedacht aan het gebruik van een steekproef overeenkomstig artikel 27 van de basisverordening. Daar slechts twee producenten/exporteurs zich hebben aangemeld en de gegevens hebben verstrekt die voor het samenstellen van de steekproef nodig zijn, behoefde echter geen gebruik te worden gemaakt van een steekproef.

(11)

Een van de twee producenten/exporteurs die de vragenlijst met het oog op het samenstellen van een steekproef had ingevuld, heeft de Commissie echter later medegedeeld dat hij niet bereid was een volledige vragenlijst te beantwoorden en alle gegevens te verstrekken die voor het onderzoek nodig waren.

(12)

De Commissie heeft daarom slechts een vragenlijst gezonden aan de enige producent/exporteur die in aanmerking kwam voor dit nieuwe onderzoek, namelijk Pearl Engineering Polymers Ltd. Ook aan de Indiase overheid werd een vragenlijst gezonden. Zowel de onderneming als de Indiase overheid hebben de vragenlijst beantwoord.

(13)

De Commissie heeft alle informatie ingewonnen en onderzocht die zij voor het vaststellen van subsidiëring nodig had. Bij de volgende belanghebbenden werd ter plaatse een controle verricht:

1.

Indiase overheid:

Ministerie van Handel, New Delhi.

2.

Producenten/exporteurs in India:

Pearl Engineering Polymers Limited, New Delhi.

V.   BEVINDINGEN VAN DE COMMISSIE EN OPMERKINGEN HIEROVER

(14)

De Indiase overheid en de andere belanghebbenden werden in kennis gesteld van de voornaamste feiten en overwegingen op grond waarvan de Commissie voornemens was het recht te wijzigen dat van toepassing was op de twee in het bericht van inleiding vermelde Indiase producenten waarvan de ene medewerking verleende en de andere niet en van het voornemen van de Commissie de bestaande maatregelen te handhaven voor alle andere ondernemingen die geen medewerking verleenden aan het tussentijdse onderzoek. De betrokkenen konden hierover binnen een redelijke termijn opmerkingen maken. Met alle standpunten en opmerkingen werd rekening gehouden zoals hierna wordt uiteengezet.

B.   BETROKKEN PRODUCT

(15)

Het tussentijdse onderzoek heeft betrekking op hetzelfde product als Verordening (EG) nr. 193/2007, namelijk PET met een viscositeitsgetal van 78 ml/g of meer volgens ISO-norm 1628-5. Het is momenteel ingedeeld onder GN-code 3907 60 20.

C.   SUBSIDIES

I.   INLEIDING

(16)

Op basis van de door de Indiase overheid en de enige medewerkende producent/exporteur verstrekte gegevens en de antwoorden op de vragenlijst van de Commissie werden de volgende regelingen, in het kader waarvan subsidies zouden zijn verstrekt, onderzocht:

a)

de regeling voorafgaande vergunningen („Advance Authorisation Scheme”, eerder „Advance Licence Scheme” genoemd),

b)

de „Duty Entitlement Passbook”-regeling,

c)

de regeling kapitaalgoederen-exportbevordering,

d)

de regeling vrijstelling vennootschapsbelasting,

e)

de „focus-markt”-regeling,

f)

de „target-plus”-regeling.

(17)

De regelingen a), b), c), e) en f) zijn gebaseerd op de Wet op de ontwikkeling en regeling van de buitenlandse handel van 1992 („Foreign Trade (Development and Regulation) Act 1992 (No 22 of 1992)”), die op 7 augustus 1992 in werking is getreden. Op grond van deze wet publiceert de Indiase overheid mededelingen over het in- en uitvoerbeleid. Deze worden samengevat in documenten over het in- en uitvoerbeleid die het Ministerie van Handel om de vijf jaar uitgeeft en die regelmatig worden bijgewerkt. Een van deze documenten is relevant voor het nieuwe onderzoektijdvak, namelijk het vijfjarenprogramma voor de periode van 1 september 2004 tot en met 31 maart 2009 (hierna „document in- en uitvoerbeleid 04-09” genoemd). Bovendien heeft de Indiase overheid de procedures vastgesteld voor haar in- en uitvoerbeleid 04-09 in het „Handboek van procedures” — 1 september 2004 — 31 maart 2009, deel I (hierna „Handboek I 04-09” genoemd). Het Handboek van procedures wordt ook regelmatig bijgewerkt.

(18)

De onder d) genoemde vennootschapsbelastingsregeling is gebaseerd op de Wet Inkomstenbelasting van 1961 die jaarlijks bij de Begrotingswet wordt aangepast.

(19)

Overeenkomstig artikel 11, lid 10, van de basisverordening heeft de Commissie de Indiase overheid verzocht haar uitleg te geven over de feitelijke situatie wat betreft de regelingen, voor en na wijziging, om in onderling overleg tot een oplossing te komen. Na dit overleg dat niet tot een voor beide partijen aanvaardbare oplossing heeft geleid, heeft de Commissie al deze regelingen opgenomen in het onderzoek naar subsidiëring.

(20)

Een belanghebbende, die de EG-producenten vertegenwoordigde, voerde aan dat de Indiase exporteurs nog steeds gebruik konden maken van een aantal andere regelingen en subsidies. Er kon echter niet worden aangetoond dat de medewerkende producent/exporteur van deze regelingen gebruik had gemaakt. Aan deze kwestie werd in het kader van onderhavig onderzoek dus verder geen gevolg gegeven.

II.   BESCHRIJVING VAN DE VERSCHILLENDE REGELINGEN

1.   Regeling voorafgaande vergunningen (VV-regeling)

a)   Rechtsgrond

(21)

De gedetailleerde beschrijving van deze regeling is te vinden in de punten 4.1.1 tot 4.1.14 van het document in- en uitvoerbeleid 04-09 en de hoofdstukken 4.1 tot 4.30 van het Handboek I 04-09. In het onderzoektijdvak van het vorige onderzoek, dat tot instelling van definitieve compenserende rechten leidde bij Verordening (EG) nr. 193/2007, had deze regeling een iets andere naam.

b)   Voorwaarden

(22)

De VV-regeling bestaat uit zes subregelingen die in overweging 23 nader worden beschreven. Deze subregelingen verschillen onder meer wat de voorwaarden betreft. Producenten/exporteurs en handelaren/exporteurs die banden hebben met ondersteunende fabrikanten komen in aanmerking voor de VV-regeling voor fysieke uitvoer en voor de VV-regeling voor jaarlijkse behoeften. Producenten/exporteurs die optreden als leverancier van de uiteindelijke exporteur komen in aanmerking voor de VV-regeling voor toeleveranciers. Toeleveranciers van in punt 8.2 van het document in- en uitvoerbeleid 04-09 vermelde „veronderstelde exportcategorieën”, zoals de toeleveranciers van exportgerichte bedrijven, komen in aanmerking voor de VV-regeling voor „met uitvoer gelijkgestelde verkoop”. Toeleveranciers van producenten/exporteurs komen in aanmerking voor de voordelen die gelden voor „met uitvoer gelijkgestelde verkoop” dankzij de regeling Advance Release Order (ARO) en voor de regeling „back to back inland letter of credit”.

c)   Praktische uitvoering

(23)

Voorafgaande vergunningen kunnen worden verstrekt voor:

i)

Fysieke uitvoer: Dit is de belangrijkste subregeling. In het kader van deze subregeling mogen inputs voor de vervaardiging van een bepaald exportproduct vrij van rechten worden ingevoerd. „Fysieke uitvoer” betekent in deze context dat het exportproduct het Indiase grondgebied moet verlaten. Hoeveel en welke producten mogen worden ingevoerd en moeten worden uitgevoerd zijn in de VV-vergunning vermeld.

ii)

Jaarlijkse behoefte: Een dergelijke vergunning houdt geen verband met een bepaald exportproduct, maar met een ruimere groep exportproducten (bijvoorbeeld chemische en aanverwante producten). De vergunninghouder kan — tot een zekere maximumwaarde die wordt bepaald door zijn uitvoer in het verleden — elke soort input rechtenvrij invoeren die bij de vervaardiging van een tot de groep behorend exportproduct wordt gebruikt. Hij kan kiezen welk onder de groep vallend product waarin dergelijk rechtenvrij materiaal is verwerkt hij uitvoert.

iii)

Toeleveranciers: Deze subregeling geldt wanneer twee producenten voornemens zijn één exportproduct te vervaardigen en het productieproces dus wordt opgesplitst. De producent/exporteur die het tussenproduct maakt kan inputmateriaal rechtenvrij invoeren en kan te dien einde een voorafgaande vergunning voor tussenproducten verkrijgen. De uiteindelijke exporteur werkt het product af en is verplicht het eindproduct uit te voeren.

iv)

Met uitvoer gelijkgestelde verkoop: In het kader van deze subregeling kan een toeleverancier vrij van rechten inputs invoeren die hij nodig heeft voor de vervaardiging van goederen die hij zal verkopen als „met uitvoer gelijkgestelde verkoop” aan categorieën afnemers die vermeld zijn in punt 8.2 onder b) tot en met f), g), i) en j) van het document in- en uitvoerbeleid 04-09. Volgens de Indiase overheid gaat het bij met uitvoer gelijkgestelde verkoop om transacties waarbij de geleverde goederen het land niet verlaten. Bepaalde categorieën transacties worden beschouwd als met uitvoer gelijkgestelde verkoop, mits de goederen in India zijn vervaardigd; dit geldt bijvoorbeeld voor de levering van goederen aan een exportgerichte onderneming of aan een onderneming die zich in een bijzondere economische zone bevindt.

v)

ARO (advance release orders): De houder van een voorafgaande vergunning, die voornemens is inputs in het binnenland aan te kopen in plaats van deze in te voeren, kan deze tegen ARO’s aankopen. In dergelijke gevallen worden de voorafgaande vergunningen als ARO’s aangemerkt en aan de binnenlandse leveranciers afgegeven bij levering van de daarin vermelde artikelen. Dit geeft de binnenlandse leverancier recht op de voordelen die gelden bij met uitvoer gelijkgestelde verkoop volgens punt 8.3 van het document in- en uitvoerbeleid 04-09 (dat wil zeggen, de voorafgaande vergunning voor toeleveranciers/met uitvoer gelijkgestelde verkoop, terugbetaling van rechten bij met uitvoer gelijkgestelde verkoop en terugbetaling van accijnzen). Bij toepassing van de ARO-regeling worden rechten en heffingen terugbetaald aan de toeleverancier in plaats van aan de uiteindelijke exporteur. De terugbetaling van rechten en heffingen is mogelijk voor zowel binnenlandse als ingevoerde inputs.

vi)

Back to back inland letter of credit: Deze subregeling heeft ook betrekking op binnenlandse leveringen aan de houder van een voorafgaande vergunning. Deze kan bij een bank een binnenlands documentair krediet openen ten gunste van een binnenlandse leverancier. De bank boekt op de vergunning de rechtstreekse invoer af, maar slechts voor de waarde en de hoeveelheid goederen die in het binnenland worden aangekocht in plaats van te worden ingevoerd. De binnenlandse leverancier heeft recht op de voordelen die gelden voor met uitvoer gelijkgestelde verkoop volgens punt 8.3 van het document in- en uitvoerbeleid 04-09 (voorafgaande vergunning toeleveranciers/met uitvoer gelijkgestelde verkoop, terugbetaling van rechten bij met uitvoer gelijkgestelde verkoop en terugbetaling van accijnzen).

(24)

De medewerkende exporteur bleek in het nieuwe onderzoektijdvak voordeel te hebben verkregen uit slechts twee subregelingen die verband hielden met het betrokken product, namelijk een i) voorafgaande vergunning voor fysieke uitvoer en iv) een voorafgaande vergunning voor met uitvoer gelijkgestelde verkoop. Daarom behoeft niet te worden vastgesteld of de andere subregelingen tot compenserende maatregelen aanleiding kunnen geven.

(25)

Na het instellen van de thans geldende definitieve compenserende rechten, bij Verordening (EG) nr. 193/2007, heeft de Indiase overheid het systeem voor de controle van de regeling voorafgaande vergunningen gewijzigd. Om controle door de Indiase autoriteiten mogelijk te maken, is de vergunninghouder wettelijk verplicht een waarheidsgetrouwe boekhouding in een bepaalde vorm te voeren waaruit het gebruik van de rechtenvrij ingevoerde/in het binnenland aangekochte goederen blijkt (hoofdstukken 4.26 en 4.30 en aanhangsel 23 van het Handboek I 04-09); hij moet met andere woorden een verbruiksregister bijhouden. Dit register moet door een externe accountant worden goedgekeurd die een verklaring moet afgeven dat de voorgeschreven registers en administratie zijn onderzocht en dat de op grond van aanhangsel 23 verstrekte informatie in alle opzichten met de werkelijkheid overeenstemt. Deze bepalingen zijn echter slechts van toepassing op voorafgaande vergunningen die op of na 13 mei 2005 zijn afgegeven. Voor voorafgaande vergunningen die voor die datum zijn afgegeven gelden de vroegere controlevoorschriften, dat wil zeggen dat de houders een waarheidsgetrouwe boekhouding moeten voeren van het onder de vergunningen vallende gebruik van ingevoerde goederen in de vorm die is voorgeschreven in aanhangsel 18 (hoofdstuk 4.30 en aanhangsel 18 Handboek I 02-07).

(26)

Wat de subregelingen betreft die in het nieuwe onderzoektijdvak zijn gebruikt door de enige medewerkende producent/exporteur, namelijk die voor fysieke uitvoer en voor met uitvoer gelijkgestelde verkoop, heeft de Indiase overheid bepaald hoeveel en voor welke waarde goederen mogen worden ingevoerd en moeten worden uitgevoerd en dit is in de vergunning vermeld. Bovendien moeten de transacties op het moment van in- of uitvoer door ambtenaren op de vergunning worden genoteerd. Voor de hoeveelheden die in het kader van deze regelingen mogen worden ingevoerd baseert de Indiase overheid zich op „standaard input-output-normen” („SION’s”). SION’s zijn vastgesteld voor de meeste producten inclusief het betrokken product en zijn gepubliceerd in het Handboek II 04-09.

(27)

In dit verband moet worden opgemerkt dat de SION’s regelmatig worden herzien. Daar de enige medewerkende producent/exporteur gebruik heeft gemaakt van vergunningen die op verschillende tijdstippen zijn afgegeven, betekent dit dat hij in het nieuwe onderzoektijdvak verschillende SION’s heeft toegepast.

(28)

Ingevoerde inputs zijn niet overdraagbaar en moeten voor de vervaardiging van het exportproduct worden gebruikt. De uitvoer moet plaatsvinden binnen een bepaalde termijn na de afgifte van de vergunning (24 maanden met twee eventuele verlengingen van telkens zes maanden).

(29)

Bij onderhavig onderzoek bleek dat de medewerkende producent/exporteur wel het totale verbruik van grondstoffen kon aantonen, maar dat hij geen register had bijgehouden van het verbruik van het betrokken product. Het verbruik werd slechts verondersteld in overeenstemming te zijn met de SION’s. Het was daarom niet mogelijk vast te stellen of volgens de SION’s die in de verschillende vergunningen waren voorgeschreven meer rechtenvrije inputs waren ingevoerd dan de hoeveelheid die nodig was om de referentiehoeveelheid van het exportproduct te maken.

(30)

Bovendien werd bij onderhavig onderzoek vastgesteld dat grondstoffen op grond van drie verschillende vergunningen en verschillende SION-normen waren ingevoerd, vervolgens vermengd en fysiek waren verwerkt in dezelfde uitgevoerde goederen. Omdat drie verschillende SION’s met verschillende verbruiksnormen voor elke grondstof zijn toegepast, kon het werkelijke verbruik moeilijk worden vastgesteld. Het is duidelijk dat een register van het werkelijke verbruik een basiseis is, wil men kunnen controleren of niet meer materialen rechtenvrij zijn ingevoerd dan nodig zijn om de referentiehoeveelheid van het exportproduct te maken.

(31)

Bij onderhavig onderzoek werd ook vastgesteld dat aan de controle-eisen van de Indiase overheid niet was voldaan of dat deze in de praktijk nog niet waren uitgeprobeerd. Voor voorafgaande vergunningen die vóór 13 mei 2005 zijn afgegeven zijn de verbruik- en voorraadregisters die volgens aanhangsel 18 hadden moeten worden bijgehouden niet naar de desbetreffende instanties gezonden en zijn dus niet door de Indiase overheid gecontroleerd. Voor voorafgaande vergunningen die na 13 mei 2005 zijn afgegeven moeten verbruik- en voorraadregisters worden bijgehouden, maar de Indiase overheid had nog niet gecontroleerd of deze registers in overeenstemming zijn met de eisen van het in- en uitvoerbeleid. De registers zijn weliswaar gecontroleerd door externe accountants, zoals de Indiase wet voorschrijft (zie overweging 25), maar noch de onderneming noch de accountant had een administratie bijgehouden over de wijze waarop deze controle was verricht. Er was geen controleschema en er waren geen documenten waaruit bleek hoe de controle was verricht en welke eisen aan een dergelijk nauwkeurig werk waren gesteld waarvoor een gedetailleerde technische kennis nodig is van productieprocessen, het in- en uitvoerbeleid van de overheid en de boekhoudregels. Gezien deze situatie wordt geoordeeld dat de onderzochte exporteur niet kon aantonen dat hij aan de eisen van het in- en uitvoerbeleid van de Indiase overheid had voldaan.

d)   Reacties op de bevindingen van de Commissie

(32)

De medewerkende exporteur betwistte bovenstaande bevindingen, met name de conclusies over de accountantscontrole in overweging 31. Hij stelde dat er geen nationale of internationale wettelijke bepalingen waren volgens welke het bedrijf waarbij een accountantscontrole was uitgevoerd documentatie moest bijhouden over de wijze waarop die controle was uitgevoerd. Volgens de Indiase wet zijn dergelijke documenten zelfs het eigendom van de accountant. Daarom en omdat de diensten van de Commissie voorafgaande aan de controle ter plaatse geen verzoek voor een ontmoeting met de accountant hadden ingediend, kon het feit dat het onderzochte bedrijf bij de controle niet in het bezit was van die documenten niet tegen hem worden gebruikt. Voorts werd gesteld dat het volgens de basisverordening ook niet mogelijk was dat de diensten van de Commissie documenten onderzochten die buiten het onderzochte bedrijf werden bewaard, zoals de documenten die in het bezit waren van de onafhankelijke accountant. Ook voerde deze medewerkende exporteur aan dat zijn verbruik van elke input hoger was geweest dan de SION-normen en dat er geen sprake was van een te hoog bedrag aan kwijtgescholden rechten.

(33)

In dit verband wordt erop gewezen dat de controle door de accountant en de afgifte van een accountantsverklaring deel uitmaken van het controlesysteem dat de Indiase overheid in het kader van het in- en uitvoerbeleid heeft ingevoerd. Zij heeft de accountantscontrole ingevoerd in het kader van de tenuitvoerlegging van dit systeem en de Commissie moest nagaan of dit controlesysteem effectief was toegepast. Omdat noch het bedrijf zelf noch de accountant konden aantonen welke controles waren uitgevoerd om de verklaring in het kader van het in- en uitvoerbeleid af te geven, heeft het bedrijf niet kunnen bewijzen dat aan de bepalingen van het in- en uitvoerbeleid was voldaan. Wat de claim van het bedrijf betreft dat er geen te hoog bedrag aan rechten was kwijtgescholden, wordt erop gewezen dat de situatie die ter plaatse werd aangetroffen (dat wil zeggen een vermenging van de inputs en vervaardigde producten, het gebruik van verschillende SION-normen, de afwezigheid van verbruiksregisters die volgens het in- en uitvoerbeleid moesten worden bijgehouden) erop wees dat, in afwachting van de definitieve controle van de Indiase overheid, een berekening van het feitelijke verbruik en van de kwijtgescholden rechten per vergunning en SION-norm niet mogelijk was.

e)   Conclusie

(34)

De vrijstelling van invoerrechten is een subsidie in de zin van artikel 2, lid 1, onder a), ii), en artikel 2, lid 2, van de basisverordening, dat wil zeggen een financiële bijdrage van de Indiase overheid waardoor de onderzochte exporteur een voordeel heeft verkregen.

(35)

Verder is fysieke uitvoer in het kader van de voorafgaande vergunning en de voorafgaande vergunning voor met export gelijkgestelde verkoop rechtens van exportprestaties afhankelijk; bijgevolg wordt deze regeling overeenkomstig artikel 3, lid 4, onder a), van de basisverordening geacht specifiek te zijn en tot compenserende maatregelen aanleiding te geven. Een onderneming kan niet van deze regelingen gebruikmaken zonder zich tot uitvoer te verplichten.

(36)

Geen van de twee subregelingen waarvan in dit geval gebruik werd gemaakt, kan worden beschouwd als een toelaatbare terugbetalingsregeling voor inputs of vervangende inputs in de zin van artikel 2, lid 1, onder a), ii), van de basisverordening. Zij beantwoorden namelijk niet aan de strikte voorwaarden van bijlage I, punt i), bijlage II (definitie van en regels voor terugbetaling voor inputs) en bijlage III (definitie van en regels voor terugbetaling voor vervangende inputs) van de basisverordening. De Indiase overheid heeft haar controlesysteem of -procedure niet daadwerkelijk toegepast om na te gaan of, en in welke mate, de inputs bij de vervaardiging van het exportproduct zijn verbruikt (bijlage II, punt II.4, van de basisverordening en, in het geval van terugbetalingsregelingen voor vervangende inputs, bijlage III, punt II.2, van de basisverordening). De SION’s zelf kunnen niet als een systeem voor de controle van het werkelijke verbruik worden beschouwd, daar de vrij van rechten ingevoerde inputs waarvoor verschillende SION-opbrengstnormen gelden worden vermengd in hetzelfde proces voor de productie van de exportgoederen. In een dergelijk geval kan de Indiase overheid niet goed nagaan hoeveel inputs bij de productie van de exportgoederen zijn verbruikt en met welke SION-norm zij moeten worden vergeleken. Bovendien heeft de Indiase overheid geen daadwerkelijke controle verricht aan de hand van een correct gevoerd verbruiksregister of heeft deze nog niet voltooid. De Indiase overheid verrichtte ook geen verder onderzoek naar de werkelijk verbruikte inputs, hoewel dit normaliter vereist is als er geen effectief controlesysteem is (bijlage II, punt II.5, en bijlage III, punt II.3, van de basisverordening). Voorts wordt erop gewezen dat het betrokken bedrijf geen verbruiksregister had bijgehouden aan de hand waarvan het feitelijke verbruik van grondstoffen per product kon worden nagegaan. Dus, zelfs indien een efficiënt controlesysteem was opgezet, had de Indiase overheid niet kunnen nagaan hoeveel inputs bij de productie van het exportproduct waren verbruikt. Tenslotte had het feit dat accountants bij de controle waren betrokken niet tot een verbetering van het controlesysteem geleid, daar er geen voorschriften zijn hoe deze accountants die controle moeten verrichten en uit de bij het onderzoek verstrekte gegevens niet bleek dat aan de regels van de basisverordening is voldaan.

(37)

Deze twee subregelingen geven derhalve aanleiding tot compenserende maatregelen.

f)   Berekening van het subsidiepercentage

(38)

Daar onderzochte subsidieregelingen geen toegestane terugbetalingsregelingen voor inputs of voor vervangende inputs zijn, bestaat het voordeel dat aanleiding geeft tot compenserende maatregelen, uit het bedrag aan invoerrechten waarvoor vrijstelling is verleend en dat in normale omstandigheden bij invoer van de inputs verschuldigd was geweest. In dit verband wordt opgemerkt dat de basisverordening niet slechts compenserende maatregelen toelaat wanneer er een „teveel” aan rechten wordt kwijtgescholden. Volgens artikel 2, lid 1, onder a), ii), en bijlage I, punt i), van de basisverordening kunnen compenserende maatregelen slechts worden genomen ten aanzien van het teveel aan kwijtgescholden rechten indien aan de voorwaarden van de bijlagen II en III van de basisverordening is voldaan. Aan deze voorwaarden werd in onderhavig geval echter niet voldaan. Indien niet kan worden aangetoond dat een daadwerkelijk controlesysteem aanwezig is, geldt de bovenstaande uitzondering inzake terugbetalingsregelingen niet en geldt de normale regel waarbij het totale bedrag aan niet-betaalde rechten (gederfde inkomsten) tot compenserende maatregelen aanleiding geeft, en niet alleen het terugbetaalde bedrag dat dat van de invoerrechten overschrijdt. Volgens bijlage II, punt II, en bijlage III, punt II, van de basisverordening is het niet de taak van de onderzoekende autoriteit om te berekenen of een te hoog bedrag aan rechten is kwijtgescholden. Integendeel, volgens artikel 2, lid 1, onder a), ii), van de basisverordening dient deze autoriteit alleen aan te tonen dat er geen daadwerkelijk controlesysteem is.

(39)

De hoogte van de subsidies die in het kader van de voorafgaande vergunning zijn toegekend werd berekend door het bedrag te nemen van de in het kader van de twee subregelingen niet-geïnde invoerrechten (gewone douanerechten en bijzonder aanvullend douanerecht) die van toepassing waren op het ingevoerde materiaal die in het onderzoektijdvak voor het betrokken product werden gebruikt (teller van de breuk). Overeenkomstig artikel 7, lid 1, onder a), van de basisverordening werden kosten die ter verkrijging van de subsidie moesten worden gemaakt, van dit bedrag afgetrokken indien verzoeken daartoe gerechtvaardigd waren. Overeenkomstig artikel 7, lid 2, van de basisverordening werden de aldus verkregen bedragen omgeslagen over waarde van de uitvoer van het betrokken product in het onderzoektijdvak, omdat de subsidie afhankelijk was van exportprestaties en niet werd verleend op basis van gefabriceerde, geproduceerde, uitgevoerde of vervoerde hoeveelheden.

(40)

Op deze wijze werd vastgesteld dat uit hoofde van deze regeling in het nieuwe onderzoektijdvak een subsidie van 12,8 % aan de enige medewerkende producent was toegekend.

2.   „Duty Entitlement Passbook”-regeling („DEP-regeling”)

a)   Rechtsgrond

(41)

De DEP-regeling is beschreven in punt 4.3 van het document in- en uitvoerbeleid 04-09 en in hoofdstuk 4 van het Handboek I 04-09.

(42)

De medewerkende producent/exporteur bleek in het kader van deze regeling geen voordelen te hebben verkregen die tot compenserende maatregelen aanleiding geven. Daarom was het in het kader van dit onderzoek niet nodig deze regeling verder te onderzoeken.

3.   Regeling „exportbevordering-kapitaalgoederen”

a)   Rechtsgrond

(43)

De regeling exportbevordering-kapitaalgoederen is beschreven in hoofdstuk 5 van het document in- en uitvoerbeleid 04-09 en hoofdstuk 5 van het Handboek I 04-09.

b)   Voorwaarden

(44)

Voor deze regeling komen exporteurs/producenten, exporteurs/handelaren die banden hebben met ondersteunende fabrikanten en dienstverleners in aanmerking.

c)   Praktische uitvoering

(45)

Indien een bedrijf zich tot uitvoer verplicht mag het kapitaalgoederen (nieuwe en — sedert april 2003 — tweedehandse kapitaalgoederen die niet ouder zijn dan tien jaar) tegen lagere rechten invoeren. Hiertoe geeft de Indiase overheid op verzoek en na betaling van een vergoeding een vergunning voor gebruik van de regeling exportbevordering-kapitaalgoederen af. Sedert april 2000 geldt in het kader van deze regeling een lager invoerrecht (5 %) dat geldt voor alle kapitaalgoederen die in het kader van de regeling worden ingevoerd. Tot 31 maart 2000 gold een recht van 11 % (inclusief 10 % surtax) en voor goederen met een hoge waarde een nulrecht. Om de verplichting tot uitvoer na te komen, moeten de ingevoerde kapitaalgoederen worden gebruikt om in een bepaalde periode een bepaalde hoeveelheid exportgoederen te vervaardigen.

(46)

De houder van een vergunning in het kader van deze regeling mag de kapitaalgoederen ook op de binnenlandse markt aankopen. In dat geval mag de binnenlandse fabrikant de onderdelen die nodig zijn om deze kapitaalgoederen te vervaardigen, vrij van rechten invoeren. Ook kan de binnenlandse fabrikant in aanmerking komen voor de voordelen van de regeling „met uitvoer gelijkgestelde verkoop” voor de levering van kapitaalgoederen aan de houder van een vergunning voor kapitaalgoederen-exportbevordering.

d)   Reacties op de bevindingen van de Commissie

(47)

Er werden geen reacties ontvangen op de bevindingen van de Commissie ter zake.

e)   Conclusie over de regeling kapitaalgoederen-exportbevordering

(48)

In het kader van de regeling kapitaalgoederen-exportbevordering worden subsidies verleend in de zin van artikel 2, lid 1, onder a), ii), en lid 2, van de basisverordening. De verlaagde rechten zijn een financiële bijdrage van de Indiase overheid, aangezien zij hierdoor inkomsten derft. Bovendien heeft de exporteur door deze rechtenverlaging een voordeel verkregen omdat zijn liquiditeit door het niet betalen van rechten is verbeterd.

(49)

Bovendien is de regeling kapitaalgoederen-exportbevordering rechtens afhankelijk van exportprestaties, aangezien vergunningen in het kader van deze regeling niet kunnen worden verkregen zonder zich tot uitvoer te verplichten. Daarom wordt deze regeling geacht specifiek te zijn en aanleiding te geven tot compenserende maatregelen overeenkomstig artikel 3, lid 4, onder a), van de basisverordening.

(50)

Tenslotte kan deze regeling niet worden beschouwd als een toegelaten terugbetalingsregeling of terugbetalingsregeling voor vervangende inputs in de zin van artikel 2, lid 1, onder a), ii), van de basisverordening. Kapitaalgoederen vallen niet onder deze toegelaten regelingen zoals bepaald in bijlage I, onder i), van de basisverordening omdat zij niet worden verbruikt bij de vervaardiging van het exportproduct.

f)   Berekening van het subsidiepercentage

(51)

De enige medewerkende exporteur had in het onderzoektijdvak geen kapitaalgoederen aangekocht. Hij bleef echter profiteren van de vrijstelling van rechten voor kapitaalgoederen die vóór het onderzoektijdvak waren aangekocht voor het bedrag dat bij het oorspronkelijke onderzoek was vastgesteld. Zoals bij het oorspronkelijke onderzoek werd het in het nieuwe onderzoektijdvak verkregen subsidiebedrag overeenkomstig artikel 7, lid 3, van de basisverordening berekend door de niet-betaalde douanerechten op ingevoerde kapitaalgoederen te spreiden over een periode die overeenstemt met de normale afschrijvingstermijn die de producent/exporteur voor die goederen hanteert. Overeenkomstig de vaste praktijk werd het aldus berekende bedrag dat aan het nieuwe onderzoektijdvak is toe te rekenen gecorrigeerd door de toevoeging van de rente over dit tijdvak om het volledige voordeel in die periode vast te stellen. De kosten voor het verkrijgen van de subsidie werden overeenkomstig artikel 7, lid 1, onder a), van de basisverordening van het subsidiebedrag afgetrokken en het resulterende bedrag diende als teller van de breuk. Overeenkomstig artikel 7, leden 2 en 3, van de basisverordening werd het subsidiebedrag omgeslagen over de uitvoer in het nieuwe onderzoektijdvak, aangezien de subsidie afhankelijk was van exportprestaties en niet van gefabriceerde, geproduceerde, uitgevoerde of vervoerde hoeveelheden. Op deze wijze werd vastgesteld dat de onderneming in het nieuwe onderzoektijdvak een subsidie van 0,3 % had verkregen.

4.   Regeling vrijstelling vennootschapsbelasting

a)   Rechtsgrond

(52)

Volgens deze regeling konden exporteurs voor een gedeeltelijke vrijstelling van de vennootschapsbelasting in aanmerking komen voor winst op de exportverkoop. De rechtsgrond voor deze vrijstelling is afdeling 80HHC van de Wet Inkomstenbelasting.

(53)

Deze bepaling geldt niet meer vanaf het aangiftejaar 2005-2006 (d.w.z. voor het boekjaar van 1 april 2004 tot en met 31 maart 2005); op grond van afdeling 80HHC van de Wet Inkomstenbelasting kunnen dus na 31 maart 2004 geen voordelen meer worden verkregen. De enige medewerkende producent/exporteur heeft in het nieuwe onderzoektijdvak geen voordeel meer verkregen op grond van deze regeling. Daar de regeling is ingetrokken, zullen daartegen, overeenkomstig artikel 15, lid 1, van de basisverordening, geen compenserende maatregelen worden genomen.

5.   „Focus-markt”-regeling

a)   Rechtsgrond

(54)

De „focus-markt”-regeling is beschreven in hoofdstuk 3.9 van het document in- en uitvoerbeleid 04-09 en hoofdstuk 3.20 van het Handboek I 04-09. Hoewel de medewerkende exporteur deze regeling had opgegeven, bleek hij daaruit geen voordeel te hebben verkregen in het nieuwe onderzoektijdvak. Daar hij op grond van deze regeling geen voordeel heeft verkregen dat tot compenserende maatregelen aanleiding kan geven, was het niet nodig deze regeling nader te onderzoeken.

6.   „Target-plus”-regeling

a)   Rechtsgrond

(55)

Deze regeling is beschreven in hoofdstuk 3.7 van het document in- en uitvoerbeleid 04-09 en hoofdstuk 3.2 van het Handboek I 04-09.

b)   Voorwaarden

(56)

Elke producent/exporteur kan voor deze regeling in aanmerking komen.

c)   Praktische uitvoering

(57)

Doel van deze regeling is een premie te geven aan bedrijven die meer exporteren. In het kader van deze regeling kunnen bedrijven in aanmerking komen voor credits voor de betaling van rechten die overeenkomen met 5 à 15 % van het verschil tussen de waarde fob van hun export in twee achtereenvolgende boekjaren.

(58)

Bedrijven die voor de regeling in aanmerking willen komen moeten een aanvraag indienen bij het Ministerie van Handel en Industrie. Indien de regeling wordt toegekend, wordt op de vergunning het bedrag van de credits vermeld.

(59)

Deze regeling werd in maart 2006 ingetrokken en vervangen door twee nieuwe regelingen, de „focus-markt”-regeling en de „focus-product”-regeling. Tot maart 2007 kon echter nog een vergunning voor de „target-plus”-regeling worden aangevraagd en bedrijven die dat hebben gedaan kunnen de credits nog gebruiken tot maart 2009.

d)   Reacties op de bevindingen van de Commissie

(60)

De medewerkende producent was van oordeel dat hij in het nieuwe onderzoektijdvak geen voordeel had verkregen uit deze regeling en omdat deze in 2006 was afgeschaft zouden daartegen geen compenserende maatregelen mogen worden genomen. Zoals hierboven uiteengezet is bij het onderzoek gebleken dat deze producent in het nieuwe onderzoektijdvak wel een voordeel heeft verkregen uit bedoelde regeling. Voorts is de regeling wel afgeschaft, maar bedrijven kunnen hiervan nog tot 2009 profiteren.

e)   Conclusies over de „target-plus”-regeling

(61)

In het kader van de „target-plus”-regeling worden subsidies verleend in de zin van artikel 2, lid 1, onder a), ii), en lid 2, van de basisverordening. De credits die in het kader van de „target-plus”-regeling worden toegekend zijn een financiële bijdrage van de Indiase overheid, aangezien deze credits uiteindelijk zullen worden gebruikt om invoerrechten te betalen, waardoor de Indiase overheid inkomsten derft die haar anders toekomen. Voorts verkrijgt de exporteur door de „target-plus”-credits een voordeel, want zijn liquiditeit wordt hierdoor verbeterd.

(62)

Bovendien is de „target-plus”-regeling rechtens afhankelijk van exportprestaties, en derhalve wordt zij geacht specifiek te zijn en aanleiding te geven tot compenserende maatregelen in de zin van artikel 3, lid 4, onder a), van de basisverordening.

(63)

Deze regeling kan niet worden beschouwd als een toelaatbare terugbetalingsregeling voor inputs of voor vervangende inputs in de zin van artikel 2, lid 1, onder a), ii), van de basisverordening. Zij voldoet niet aan de strikte criteria die zijn vastgesteld in bijlage I, punt i), bijlage II (richtsnoeren inzake het gebruik van „inputs” in het productieproces) en bijlage III (richtsnoeren om vast te stellen of terugbetalingsregelingen voor vervangende „inputs” uitvoersubsidies zijn) van de basisverordening. De exporteur is niet verplicht de goederen die vrij van rechten werden ingevoerd, ook echt te verbruiken tijdens het productieproces en de credits worden niet toegekend in verhouding tot de werkelijk gebruikte inputs. Voorts is er geen systeem of procedure met behulp waarvan kan worden nagegaan of de inputs bij de vervaardiging van het exportproduct zijn gebruikt of dat een te hoog bedrag aan invoerrechten is terugbetaald in de zin van punt i) van bijlage I en de bijlagen II en III van de basisverordening. Een exporteur kan voor de „target-plus”-regeling in aanmerking komen, ook al voert hij geen inputs in. Om voor de regeling in aanmerking te komen, moet hij slechts meer goederen uitvoeren dan in het voorgaande jaar en behoeft hij niet aan te tonen dat inputs werden ingevoerd. Zo kan zelfs een exporteur die al zijn inputs op de binnenlandse markt aankoopt en die geen goederen invoert die als inputs kunnen worden gebruikt, toch voor de „target-plus”-regeling in aanmerking komen.

f)   Berekening van het subsidiepercentage

(64)

Het bedrag van de tot compenserende maatregelen aanleiding gevende subsidies werd berekend in termen van het voordeel voor de ontvanger in het nieuwe onderzoektijdvak. De credits, zoals geboekt door de medewerkende exporteur, werden geacht een inkomen te vormen in het stadium van de exporttransactie. Overeenkomstig artikel 7, leden 2 en 3, van de basisverordening werd het subsidiebedrag (de teller van de breuk) omgeslagen over de uitvoer in het nieuwe onderzoektijdvak (de noemer van de breuk), aangezien de subsidie afhankelijk was van exportprestaties en niet van gefabriceerde, geproduceerde, uitgevoerde of vervoerde hoeveelheden.

(65)

Op deze wijze werd vastgesteld dat de enige medewerkende exporteur in het nieuwe onderzoektijdvak uit hoofde van deze regeling een subsidie van 0,7 % had verkregen.

III.   TOTAAL VAN DE TOT COMPENSERENDE MAATREGELEN AANLEIDING GEVENDE SUBSIDIES

(66)

Bij het oorspronkelijke onderzoek werd vastgesteld dat de subsidiemarge voor de enige producent/exporteur die aan onderhavig tussentijds onderzoek medewerkte 5,8 % bedroeg.

(67)

Tijdens dit tussentijdse onderzoek werd vastgesteld dat het totale percentage van tot compenserende maatregelen aanleiding gevende subsidies voor deze exporteur 13,8 % van de waarde bedroeg.

Regeling

Onderneming

Voorafg. vergunning

Duty Entitlement Passbook

Kapitaalgoederen

Vennootschapsbelasting

Focus-markt

Target-plus

Totaal

%

%

%

%

%

%

%

Pearl Engineering Polymers Ltd

12,8

0

0,3

0

0

0,7

13,8

(68)

Gelet op het voorgaande wordt geconcludeerd dat de enige medewerkende exporteur nog meer subsidies heeft ontvangen.

D.   COMPENSERENDE MAATREGELEN EN ANTIDUMPINGMAATREGELEN

I.   COMPENSERENDE MAATREGELEN

(69)

Overeenkomstig artikel 19 van de basisverordening en de in punt 3 van het bericht van inleiding vermelde redenen voor dit tussentijdse onderzoek werd vastgesteld dat de subsidiemarge van de enige medewerkende exporteur is gestegen van 5,8 % tot 13,8 % en dat de bij Verordening (EG) nr. 193/2007 vastgestelde compenserende rechten daarom moeten worden gewijzigd.

(70)

Voor de tweede onderneming die bij onderhavig tussentijds onderzoek was betrokken, Reliance Industries Ltd, was tijdens het oorspronkelijke onderzoek de hoogste subsidiemarge vastgesteld, maar deze onderneming verleende geen medewerking aan het tussentijdse onderzoek. Daar deze onderneming geen medewerking verleende moest een beoordeling worden gemaakt aan de hand van de beste gegevens die beschikbaar waren overeenkomstig artikel 28 van de basisverordening. Gezien de bevindingen ten aanzien van de enige medewerkende exporteur, werd het waarschijnlijk geacht dat de niet-medewerkende exporteur minstens in dezelfde mate van de onderzochte subsidieregelingen zal blijven gebruikmaken als de medewerkende exporteur. Daarom was de conclusie dat de subsidiemarge van de niet-medewerkende exporteur die bij dit tussentijdse onderzoek was betrokken ook tot 13,8 % is gestegen en dat het compenserende recht dat voor deze exporteur bij Verordening (EG) nr. 193/2007 werd vastgesteld, ook moet worden gewijzigd.

(71)

Wat de ondernemingen betreft die medewerking verleenden aan het oorspronkelijke onderzoek, maar die volgens het bericht van inleiding niet bij het tussentijdse onderzoek waren betrokken, waren er geen aanwijzingen dat de compenserende rechten en antidumpingrechten die daarop van toepassing waren opnieuw moesten worden berekend. De in artikel 1, lid 2, van Verordening (EG) nr. 193/2007 vermelde individuele rechten die van toepassing zijn op alle andere bedrijven behalve Pearl Engineering and Reliance Industries blijven daarom ongewijzigd.

(72)

Wat de ondernemingen betreft die niet aan het oorspronkelijk onderzoek en evenmin aan dit tussentijdse onderzoek hebben meegewerkt, moet ervan worden uitgegaan dat zij minstens evenveel gebruik zijn blijven maken van de onderzochte subsidieregelingen als de enige medewerkende onderneming. Om te voorkomen dat het niet verlenen van medewerking wordt beloond, wordt het passend geacht voor „alle andere ondernemingen” de hoogste subsidiemarge aan te houden die werd vastgesteld voor een onderneming die aan het oorspronkelijke onderzoek had meegewerkt, namelijk 13,8 %.

(73)

De gewijzigde compenserende rechten moeten worden afgestemd op de bij dit tussentijdse onderzoek vastgestelde subsidiemarges, daar de bij het oorspronkelijke onderzoek berekende schademarges hoger zijn.

(74)

De bij deze verordening vastgestelde compenserende rechten voor individuele ondernemingen zijn in overeenstemming met de situatie die bij het tussentijdse onderzoek werd vastgesteld. Deze rechten zijn dus uitsluitend van toepassing op het betrokken product dat door deze ondernemingen is vervaardigd. Producten van andere ondernemingen die niet specifiek in het dispositief van deze verordening zijn vermeld, met inbegrip van ondernemingen die banden hebben met de specifiek vermelde ondernemingen, komen niet voor deze rechten in aanmerking. Op deze producten is het recht van toepassing dat geldt voor „alle andere ondernemingen”.

(75)

Om te voorkomen dat schommelingen in de prijzen van PET als gevolg van wijzigingen in de prijzen van ruwe olie tot hogere rechten zullen leiden, wordt eraan herinnerd dat thans geldende maatregelen bestaan uit een recht per ton. Deze bedragen zijn verkregen door toepassing van het compenserend recht op de cif-exportprijzen die werden gebruikt voor de berekening van de schademarge in het onderzoektijdvak van het oorspronkelijke onderzoek. Dezelfde methode is gebruikt om de gewijzigde rechten vast te stellen in het kader van dit tussentijdse onderzoek.

(76)

De marges en toepasselijke rechten zijn daarom als volgt:

 

Compenserend recht

Voorgesteld compenserend recht

(EUR/t)

Reliance Industries Ltd

13,8 %

69,4

Pearl Engineering Polymers Ltd

13,8 %

74,6

SENPET Ltd

4,43 %

22,0

Futura Polyesters Ltd

0 %

0,0

South Asian Petrochem Ltd

13,9 %

106,5

Alle andere ondernemingen

13,8 %

69,4

(77)

Verzoeken in verband met de toepassing van deze individuele compenserende rechten (bijvoorbeeld na een naamswijziging van de onderneming of na de oprichting van een nieuwe fabriek of handelsmaatschappij) moeten zo spoedig mogelijk aan de Commissie (6) worden gericht en vergezeld gaan van alle relevante gegevens, met name over de wijzigingen in de activiteiten van de onderneming die verband houden met de productie, de binnenlandse verkoop en de uitvoer die bijvoorbeeld tot die naamswijziging of oprichting van een fabriek of handelsmaatschappij hebben geleid. Zo nodig zal de verordening na overleg in het Raadgevend Comité worden gewijzigd door een aanpassing van de lijst van ondernemingen waarop individuele rechten van toepassing zijn.

II.   ANTIDUMPINGMAATREGELEN

(78)

De wijziging van het compenserend recht is van invloed op het definitieve antidumpingrecht dat bij Verordening (EG) nr. 192/2007 op het betrokken product uit India werd ingesteld.

(79)

Bij het oorspronkelijke antidumpingonderzoek werd het antidumpingrecht gecorrigeerd om rekening te houden met de gevolgen van exportsubsidies. Volgens artikel 14, lid 1, van Verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad van 22 december 1995 betreffende beschermende maatregelen tegen dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (7) en artikel 24, lid 1, van de basisverordening mag geen product onderworpen zijn aan zowel antidumpingmaatregelen en compenserende maatregelen om het hoofd te bieden aan eenzelfde situatie die door dumping of exportsubsidies is ontstaan. Bij het oorspronkelijke antisubsidieonderzoek bleek dat enkele van de onderzochte subsidieregelingen die aanleiding gaven tot compenserende maatregelen, exportsubsidies waren in de zin van artikel 3, lid 4, onder a), van de basisverordening. Deze subsidies waren van invloed op de exportprijs van de Indiase producenten/exporteurs omdat die tot een verhoging van hun dumpingmarge leidden. Met andere woorden, de dumpingmarges die tijdens het oorspronkelijke antidumpingonderzoek werden vastgesteld waren deels aan exportsubsidies te wijten.

(80)

De definitieve antidumpingrechten voor de betrokken producenten/exporteurs moeten daarom ook nu worden gecorrigeerd om rekening te houden met het gewijzigde voordeel dat tijdens het nieuwe onderzoektijdvak bleek te zijn verkregen, om te komen tot de werkelijke dumpingmarge, dat wil zeggen de dumpingmarge die resteert na aftrek van de gevolgen van de exportsubsidies.

(81)

Met andere woorden, de eerder vastgestelde dumpingmarges moeten worden gecorrigeerd, gezien de nieuwe subsidiemarges.

(82)

De marges en rechten zijn daarom als volgt:

 

Compenserendrecht

(als resultaat van de exportsubsidies)

Schademarge

Antidumpingrecht

Voorgesteld antidumpingrecht

(EUR/t)

Reliance Industries Ltd

13,8 %

44,3 %

30,5 %

153,6

Pearl Engineering Polymers Ltd

13,8 %

33,6 %

16,2 %

87,5

Senpet Ltd

4,43 %

44,3 %

39,9 %

200,9

Futura Polyesters Ltd

0 %

44,3 %

14,7 %

161,2

South Asian Petrochem Ltd

13,9 %

44,3 %

11,6 %

88,9

Alle andere ondernemingen

13,8 %

44,3 %

30,5 %

153,6

(83)

Voor een correcte toepassing van de compenserende rechten en antidumpingrechten moet het residuele recht niet alleen van toepassing zijn op de niet-medewerkende exporteurs, maar ook op ondernemingen die het betrokken product in het nieuwe onderzoektijdvak niet hebben uitgevoerd. Wanneer laatstgenoemde ondernemingen echter voldoen aan de voorwaarden van artikel 20 van de basisverordening, kunnen zij overeenkomstig dat artikel een verzoek om een nieuw onderzoek indienen teneinde hun situatie individueel te laten onderzoeken,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Artikel 1, lid 2, van Verordening (EG) nr. 193/2007 wordt vervangen door:

„2.   Tenzij anders bepaald in artikel 2 is het compenserend recht, dat van toepassing is op de nettoprijs, franco grens Gemeenschap, vóór inklaring, van de door onderstaande ondernemingen vervaardigde producten, als volgt:

Land

Onderneming

Compenserend recht

(EUR/t)

Aanvullende Taric-code

India

Reliance Industries Ltd

69,4

A181

India

Pearl Engineering Polymers Ltd

74,6

A182

India

Senpet Ltd

22,0

A183

India

Futura Polyesters Ltd

0,0

A184

India

South Asian Petrochem Ltd

106,5

A585

India

Alle andere ondernemingen

69,4

A999”

Artikel 2

Artikel 1, lid 2, van Verordening (EG) nr. 192/2007 wordt vervangen door:

„2.   Tenzij anders bepaald in artikel 2 is het antidumpingrecht dat van toepassing is op de nettoprijs franco grens Gemeenschap, vóór inklaring, van door de onderstaande ondernemingen vervaardigde producten, als volgt:

Land

Onderneming

Antidumpingrecht

(EUR/t)

Aanvullende Taric-code

India

Reliance Industries Ltd

153,6

A181

India

Pearl Engineering Polymers Ltd

87,5

A182

India

Senpet Ltd

200,9

A183

India

Futura Polyesters Ltd

161,2

A184

India

South Asian Petrochem Ltd

88,9

A585

India

Alle andere ondernemingen

153,6

A999

Indonesië

P.T. Mitsubishi Chemical Indonesia

187,7

A191

Indonesië

P.T. Indorama Synthetics Tbk

92,1

A192

Indonesië

P.T. Polypet Karyapersada

178,9

A193

Indonesië

Alle andere ondernemingen

187,7

A999

Maleisië

Hualon Corp. (M) Sdn. Bhd.

36,0

A186

Maleisië

MpI Polyester Industries Sdn. Bhd.

160,1

A185

Maleisië

Alle andere ondernemingen

160,1

A999

Republiek Korea

SK Chemicals Group:

 

A196

SK Chemicals Co. Ltd

0

A196

Huvis Corp.

0

 

Republiek Korea

KP Chemical Group:

 

A195

Honam Petrochemicals Corp.

0

A195

KP Chemical Corp.

0

 

Republiek Korea

Alle andere ondernemingen

148,3

A999

Taiwan

Far Eastern Textile Ltd

36,3

A808

Taiwan

Shinkong Synthetic Fibers Corp.

67,0

A809

Taiwan

All other companies

143,4

A999

Thailand

Thai Shingkong Industry Corp. Ltd

83,2

A190

Thailand

Indo Pet (Thailand) Ltd

83,2

A468

Thailand

Alle andere ondernemingen

83,2

A999”

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 16 december 2008.

Voor de Raad

De voorzitster

R. BACHELOT-NARQUIN


(1)  PB L 288 van 21.10.1997, blz. 1.

(2)  PB L 301 van 30.11.2000, blz. 1.

(3)  PB L 59 van 27.2.2007, blz. 34.

(4)  PB L 59 van 27.2.2007, blz. 1.

(5)  PB C 227 van 27.9.2007, blz. 16.

(6)  Europese Commissie, Directoraat-generaal Handel, Directoraat H, N-105, B-1049 Brussel.

(7)  PB L 56 van 6.3.1996, blz. 1.


19.12.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 340/13


VERORDENING (EG) Nr. 1287/2008 VAN DE COMMISSIE

van 18 december 2008

tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („Integrale-GMO-verordening”) (1),

Gelet op Verordening (EG) nr. 1580/2007 van de Commissie van 21 december 2007 tot vaststelling van bepalingen voor de uitvoering van de Verordeningen (EG) nr. 2200/96, (EG) nr. 2201/96 en (EG) nr. 1182/2007 van de Raad in de sector groenten en fruit (2), en met name op artikel 138, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

Bij Verordening (EG) nr. 1580/2007 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XV, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 138 van Verordening (EG) nr. 1580/2007 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 19 december 2008.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 18 december 2008.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 350 van 31.12.2007, blz. 1.


BIJLAGE

Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

CR

110,3

MA

82,5

TR

72,9

ZZ

88,6

0707 00 05

JO

167,2

MA

66,0

TR

124,5

ZZ

119,2

0709 90 70

MA

111,8

TR

82,6

ZZ

97,2

0805 10 20

AR

17,0

BR

44,6

CL

52,1

EG

51,1

MA

76,3

TR

68,4

UY

30,6

ZA

42,4

ZW

25,4

ZZ

45,3

0805 20 10

MA

76,3

TR

64,0

ZZ

70,2

0805 20 30, 0805 20 50, 0805 20 70, 0805 20 90

CN

50,3

IL

74,7

TR

52,1

ZZ

59,0

0805 50 10

MA

64,0

TR

57,5

ZZ

60,8

0808 10 80

CA

82,7

CN

83,1

MK

37,6

US

101,1

ZA

118,0

ZZ

84,5

0808 20 50

CN

82,8

TR

42,4

US

117,7

ZZ

81,0


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.


19.12.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 340/15


VERORDENING (EG) Nr. 1288/2008 VAN DE COMMISSIE

van 18 december 2008

tot wijziging van de bij Verordening (EG) nr. 945/2008 vastgestelde representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor bepaalde producten uit de sector suiker voor het verkoopseizoen 2008/2009

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („Integrale-GMO-verordening”) (1),

Gelet op Verordening (EG) nr. 951/2006 van de Commissie van 30 juni 2006 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 318/2006 van de Raad wat betreft de handel met derde landen in de sector suiker (2), en met name op artikel 36, lid 2, tweede alinea, tweede zin,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor witte suiker, ruwe suiker en bepaalde stropen voor het verkoopseizoen 2008/2009 zijn vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 945/2008 van de Commissie (3). Deze prijzen en rechten zijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1212/2008 van de Commissie (4).

(2)

Naar aanleiding van de gegevens waarover de Commissie momenteel beschikt, dienen deze bedragen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 951/2006 te worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De bij Verordening (EG) nr. 951/2006 voor het verkoopseizoen 2008/2009 vastgestelde representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor de in artikel 36 van Verordening (EG) nr. 945/2008 bedoelde producten worden gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 19 december 2008.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 18 december 2008.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 178 van 1.7.2006, blz. 24.

(3)  PB L 258 van 26.9.2008, blz. 56.

(4)  PB L 328 van 6.12.2008, blz. 7.


BIJLAGE

Gewijzigde bedragen van de representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor witte suiker, ruwe suiker en producten van GN-code 1702 90 95 die gelden met ingang van 19 december 2008

(EUR)

GN-code

Representatieve prijs per 100 kg netto van het betrokken product

Aanvullend recht per 100 kg netto van het betrokken product

1701 11 10 (1)

21,68

5,46

1701 11 90 (1)

21,68

10,77

1701 12 10 (1)

21,68

5,27

1701 12 90 (1)

21,68

10,26

1701 91 00 (2)

23,03

14,29

1701 99 10 (2)

23,03

9,20

1701 99 90 (2)

23,03

9,20

1702 90 95 (3)

0,23

0,41


(1)  Vaststelling voor de standaardkwaliteit als gedefinieerd in bijlage IV, punt III, van Verordening (EG) nr. 1234/2007.

(2)  Vaststelling voor de standaardkwaliteit als gedefinieerd in bijlage IV, punt II, van Verordening (EG) nr. 1234/2007.

(3)  Vaststelling per procent sacharose.


19.12.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 340/17


VERORDENING (EG) Nr. 1289/2008 VAN DE COMMISSIE

van 12 december 2008

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 809/2004 tot uitvoering van Richtlijn 2003/71/EG van het Europees Parlement en de Raad wat met prospectussen en reclame verband houdende elementen betreft

(Voor de EER relevante tekst)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 2003/71/EG van het Europees Parlement en de Raad van 4 november 2003 betreffende het prospectus dat gepubliceerd moet worden wanneer effecten aan het publiek worden aangeboden of tot de handel worden toegelaten en tot wijziging van Richtlijn 2001/34/EG (1), en met name op artikel 7, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EG) nr. 1606/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 19 juli 2002 betreffende de toepassing van internationale standaarden voor jaarrekeningen (2) bepaalt dat ondernemingen die onder het recht van een lidstaat vallen en waarvan effecten tot de handel op een gereglementeerde markt van een lidstaat zijn toegelaten, voor elk boekjaar, beginnend op of na 1 januari 2005, hun geconsolideerde financiële overzichten moeten opstellen conform overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1606/2002 goedgekeurde internationale standaarden voor jaarrekeningen, die thans gewoonlijk International Financial Reporting Standards worden genoemd (hierna „goedgekeurde IFRS” genoemd).

(2)

Verordening (EG) nr. 809/2004 van de Commissie van 29 april 2004 tot uitvoering van Richtlijn 2003/71/EG van het Europees Parlement en de Raad wat de in het prospectus te verstrekken informatie, de vormgeving van het prospectus, de opneming van informatie door middel van verwijzing, de publicatie van het prospectus en de verspreiding van reclame betreft (3), schrijft voor dat uitgevende instellingen van derde landen de historische financiële informatie die in prospectussen voor de aanbieding van effecten aan het publiek of voor de toelating van effecten tot de handel op een gereglementeerde markt wordt verstrekt, moeten opstellen conform goedgekeurde IFRS, dan wel overeenkomstig nationale standaarden voor jaarrekeningen van een derde land welke gelijkwaardig zijn aan eerstgenoemde standaarden.

(3)

Met het oog op de toetsing van de gelijkwaardigheid van de algemeen aanvaarde grondslagen voor financiële verslaggeving (Generally Accepted Accounting Principles — GAAP) van een derde land met goedgekeurde IFRS voorziet Verordening (EG) nr. 1569/2007 van de Commissie van 21 december 2007 waarbij ter uitvoering van de Richtlijnen 2003/71/EG en 2004/109/EG van het Europees Parlement en de Raad een mechanisme wordt opgezet voor het nemen van een besluit over de gelijkwaardigheid van standaarden voor jaarrekeningen die door effectenuitgevende instellingen van derde landen worden toegepast (4) in een definitie van gelijkwaardigheid en in een mechanisme voor de toetsing van de gelijkwaardigheid van de GAAP van een derde land. Verordening (EG) nr. 1569/2007 schrijft ook voor dat de Commissie tot het besluit dient te komen dat het uitgevende instellingen van de Gemeenschap is toegestaan in het betrokken derde land van overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1606/2002 goedgekeurde IFRS gebruik te maken.

(4)

Financiële overzichten die zijn opgesteld conform de IFRS zoals die door de International Accounting Standards Board (IASB) zijn vastgesteld, verschaffen gebruikers van dergelijke overzichten voldoende informatie om hen in staat te stellen zich een verantwoord oordeel te vormen over het vermogen, de financiële positie, de resultaten en de vooruitzichten van een uitgevende instelling. Het verdient derhalve aanbeveling om uitgevende instellingen van derde landen toe te staan binnen de Gemeenschap gebruik te maken van IFRS zoals die door de IASB zijn vastgesteld.

(5)

In december 2007 heeft de Commissie het Comité van Europese effectenregelgevers (CEER) geraadpleegd over de technische toetsing van de gelijkwaardigheid van de algemeen aanvaarde grondslagen voor financiële verslaggeving van de Verenigde Staten, China en Japan. In maart 2008 heeft de Commissie de raadpleging uitgebreid tot de GAAP van Zuid-Korea, Canada en India.

(6)

In zijn advies van respectievelijk maart 2008, mei 2008 en oktober 2008 heeft het CEER aanbevolen de US GAAP en de Japanse GAAP als gelijkwaardig met de IFRS aan te merken voor toepassing binnen de Gemeenschap. Voorts heeft het CEER aanbevolen binnen de Gemeenschap tijdelijk, maar uiterlijk tot 31 december 2011, financiële overzichten te aanvaarden die conform de GAAP van China, Canada, Zuid-Korea en India zijn opgesteld.

(7)

In 2006 hebben de US Financial Accounting Standards Board en de IASB een memorandum van overeenstemming gesloten waarin zij hun streven herbevestigden om tot een onderlinge afstemming tussen de US GAAP en de IFRS te komen en waarin een werkprogramma was opgenomen om dit doel te bereiken. Als gevolg van dit werkprogramma zijn talrijke belangrijke verschillen tussen de US GAAP en de IFRS weggewerkt. Daarnaast heeft de dialoog tussen de Commissie en de US Securities and Exchange Commission ertoe geleid dat uitgevende instellingen van de Gemeenschap die hun financiële overzichten opstellen conform de IFRS zoals die door de IASB zijn vastgesteld, van alle aanpassingsvereisten zijn ontslagen. Het verdient bijgevolg aanbeveling de US GAAP met ingang van 1 januari 2009 als gelijkwaardig met de goedgekeurde IFRS aan te merken.

(8)

In augustus 2007 hebben de Accounting Standards Board of Japan en de IASB bekendgemaakt dat zij overeengekomen waren het afstemmingsproces te versnellen door tegen 2008 de belangrijkste en vóór eind 2011 de resterende verschillen tussen de Japanse GAAP en de IFRS weg te werken. De Japanse autoriteiten leggen geen aanpassingsvereisten op aan uitgevende instellingen van de Gemeenschap die hun financiële overzichten conform de IFRS opstellen. Het verdient bijgevolg aanbeveling de Japanse GAAP met ingang van 1 januari 2009 als gelijkwaardig met de goedgekeurde IFRS aan te merken.

(9)

Krachtens artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1569/2007 kan het uitgevende instellingen van derde landen worden toegestaan gebruik te maken van GAAP van andere derde landen die hun GAAP op de IFRS afstemmen, dan wel zich ertoe verbonden hebben op de IFRS over te gaan, of die vóór 31 december 2008 een overeenkomst inzake wederzijdse erkenning hebben bereikt welke geldig is gedurende een overgangsperiode die uiterlijk op 31 december 2011 afloopt.

(10)

In China zijn de standaarden voor jaarrekeningen van ondernemingen (Accounting Standards for Business Enterprises) grotendeels op de IFRS afgestemd en bestrijken zij bijna alle onderwerpen van de bestaande IFRS. Aangezien de standaarden voor jaarrekeningen van ondernemingen echter pas vanaf 2007 worden toegepast, is er verdere informatie over de feitelijke toepassing ervan vereist.

(11)

De Accounting Standards Board of Canada heeft er zich in januari 2006 publiekelijk toe verbonden om vóór 31 december 2011 op de IFRS over te gaan en treft effectieve maatregelen om tegen die datum snel en volledig op de IFRS over te stappen.

(12)

De Korean Financial Supervisory Commission en het Korean Accounting Institute hebben er zich in maart 2007 publiekelijk toe verbonden om vóór 31 december 2011 op de IFRS over te gaan en treffen effectieve maatregelen om tegen die datum snel en volledig op de IFRS over te stappen.

(13)

De Indiase regering en het Indian Institute of Chartered Accountants hebben er zich in juli 2007 publiekelijk toe verbonden om vóór 31 december 2011 op de IFRS over te gaan en treffen effectieve maatregelen om tegen die datum snel en volledig op de IFRS over te stappen.

(14)

Over de gelijkwaardigheid van de standaarden voor jaarrekeningen die momenteel op de IFRS worden afgestemd, mag weliswaar pas een definitief besluit worden genomen nadat is beoordeeld hoe deze standaarden voor jaarrekeningen door ondernemingen en accountants worden toegepast, maar dat neemt niet weg dat het van belang is de inspanningen te ondersteunen van zowel de landen die hebben toegezegd hun standaarden voor jaarrekeningen op de IFRS af te stemmen, als de landen die hebben toegezegd op de IFRS over te stappen. Het verdient derhalve aanbeveling uitgevende instellingen van derde landen gedurende een overgangsperiode van niet meer dan drie jaar toe te staan in de Gemeenschap hun jaarlijkse en halfjaarlijkse financiële overzichten conform de GAAP van China, Canada, Zuid-Korea of India op te stellen. Verordening (EG) nr. 809/2004 dient derhalve te worden gewijzigd teneinde rekening te houden met de wijzigingen in verband met het gebruik door uitgevende instellingen van derde landen van de GAAP van de Verenigde Staten, Japan, China, Canada, Zuid-Korea en India voor de opstelling van historische financiële informatie, en teneinde een aantal achterhaalde bepalingen van genoemde verordening te schrappen.

(15)

Met de technische bijstand van het CEER dient de Commissie nauwlettend te blijven toezien op de wijze waarop de GAAP van deze derde landen zich ontwikkelen ten opzichte van de goedgekeurde IFRS.

(16)

Landen moeten worden aangemoedigd om IFRS over te nemen. De EU kan bepalen dat de nationale standaarden die als gelijkwaardig zijn aangemerkt, niet meer mogen worden gebruikt bij de opstelling van de informatie die vereist is uit hoofde van Richtlijn 2004/109/EG of Verordening (EG) nr. 809/2004 tot uitvoering van Richtlijn 2003/71/EG, wanneer die landen alleen nog IFRS als standaard voor jaarrekeningen gebruiken.

(17)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Europees Comité voor het effectenbedrijf,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Artikel 35 van Verordening (EG) nr. 809/2004 wordt als volgt gewijzigd:

1.

De leden 5 en 5 bis komen als volgt te luiden:

„5.   Met ingang van 1 januari 2009 presenteren uitgevende instellingen van derde landen hun historische financiële informatie overeenkomstig een van de volgende standaarden voor jaarrekeningen:

a)

de overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1606/2002 goedgekeurde International Financial Reporting Standards;

b)

de International Financial Reporting Standards, mits overeenkomstig IAS 1 Presentatie van de jaarrekening, de toelichting bij de gecontroleerde financiële overzichten die deel uitmaken van de historische financiële informatie, een expliciete en onvoorwaardelijke verklaring bevat dat deze financiële overzichten met de International Financial Reporting Standards in overeenstemming zijn;

c)

de algemeen aanvaarde grondslagen voor financiële verslaggeving van Japan;

d)

de algemeen aanvaarde grondslagen voor financiële verslaggeving van de Verenigde Staten van Amerika.

5 bis.   Uitgevende instellingen van derde landen zijn niet onderworpen aan een vereiste uit hoofde van bijlage I, rubriek 20.1, bijlage IV, rubriek 13.1, bijlage VII, rubriek 8.2, bijlage X, rubriek 20.1, of bijlage XI, rubriek 11.1, om historische financiële informatie aan te passen die in een prospectus is opgenomen en relevant is voor de boekjaren vóór boekjaren die op of na 1 januari 2012 aanvangen, dan wel aan een vereiste uit hoofde van bijlage VII, rubriek 8.2 bis, bijlage IX, rubriek 11.1, of bijlage X, rubriek 20.1 bis, om een beschrijving te geven van de verschillen tussen de ingevolge Verordening (EG) nr. 1606/2002 goedgekeurde International Financial Reporting Standards en de standaarden voor jaarrekeningen in overeenstemming waarmee dergelijke informatie is opgesteld met betrekking tot de boekjaren vóór boekjaren die op of na 1 januari 2012 aanvangen, mits de historische financiële informatie is opgesteld overeenkomstig de algemeen aanvaarde grondslagen voor de financiële verslaggeving van de Volksrepubliek China, Canada, de Republiek Korea of de Republiek India.”.

2.

De leden 5 ter tot en met 5 sexies worden geschrapt.

Artikel 2

De Commissie blijft met de technische bijstand van het CEER nauwlettend toezien op de inspanningen van derde landen om over te stappen op IFRS, en voert met de autoriteiten tijdens het afstemmingsproces een actieve dialoog. In 2009 dient de Commissie bij het Europees Parlement en het Europees Comité voor het effectenbedrijf een verslag in over de voortgang die op dit gebied is geboekt. Voorts brengt de Commissie de Raad en het Europees Parlement onverwijld op de hoogte van gevallen waarin uitgevende instellingen uit de EU worden verplicht om hun financiële overzichten aan te passen aan de nationale GAAP van het betrokken buitenlandse rechtsgebied.

Artikel 3

De door derde landen bekendgemaakte data van overstap op IFRS gelden als referentiedata waarop de erkenning van gelijkwaardigheid voor deze landen vervalt.

Artikel 4

Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2009.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 12 december 2008.

Voor de Commissie

Charlie McCREEVY

Lid van de Commissie


(1)  PB L 345 van 31.12.2003, blz. 64.

(2)  PB L 243 van 11.9.2002, blz. 1.

(3)  PB L 149 van 30.4.2004, blz. 1.

(4)  PB L 340 van 22.12.2007, blz. 66.


19.12.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 340/20


VERORDENING (EG) Nr. 1290/2008 VAN DE COMMISSIE

van 18 december 2008

tot verlening van een vergunning voor een preparaat van Lactobacillus rhamnosus (CNCM-I-3698) en Lactobacillus farciminis (CNCM-I-3699) (Sorbiflore) als toevoegingsmiddel voor diervoeding

(Voor de EER relevante tekst)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1831/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2003 betreffende toevoegingsmiddelen voor diervoeding (1), en met name op artikel 9, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De toelating van toevoegingsmiddelen voor diervoeding, met inbegrip van de toelatingsgronden en -procedures, is geregeld bij Verordening (EG) nr. 1831/2003.

(2)

Overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 1831/2003 is een aanvraag voor een vergunning voor het in de bijlage opgenomen preparaat ingediend. De krachtens artikel 7, lid 3, van die verordening vereiste gegevens en bescheiden zijn bij de aanvraag verstrekt.

(3)

De aanvraag betreft de verlening van een nieuwe vergunning voor een preparaat van Lactobacillus rhamnosus (CNCM-I-3698) en Lactobacillus farciminis (CNCM-I-3699) (Sorbiflore) als toevoegingsmiddel in de categorie „zoötechnische toevoegingsmiddelen” voor biggen.

(4)

Uit het advies van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) van 15 juli 2008 (2) blijkt dat op grond van de door de producent verstrekte gegevens een preparaat van Lactobacillus rhamnosus (CNCM-I-3698) en Lactobacillus farciminis (CNCM-I-3699) (Sorbiflore) geen ongunstige gevolgen heeft voor de diergezondheid, de menselijke gezondheid of het milieu en doeltreffend is voor de verbetering van de gewichtstoename. De EFSA heeft verder geconcludeerd dat dat preparaat een potentieel ademhalingswegallergeen kan zijn. Specifieke eisen voor monitoring na het in de handel brengen acht de EFSA niet nodig. Zij heeft ook het rapport over de analysemethode voor het toevoegingsmiddel geverifieerd dat door het bij Verordening (EG) nr. 1831/2003 ingestelde communautaire referentielaboratorium was ingediend.

(5)

Uit de beoordeling van het preparaat blijkt dat aan de in artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1831/2003 vermelde voorwaarden voor de verlening van een vergunning is voldaan. Het gebruik van dat preparaat zoals omschreven in de bijlage bij deze verordening moet daarom worden toegestaan.

(6)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Voor het in de bijlage beschreven preparaat, dat behoort tot de categorie „zoötechnische toevoegingsmiddelen” en de functionele groep „andere zoötechnische toevoegingmiddelen”, wordt onder de in die bijlage vastgestelde voorwaarden een vergunning voor gebruik als toevoegingsmiddel voor diervoeding verleend.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 18 december 2008.

Voor de Commissie

Androulla VASSILIOU

Lid van de Commissie


(1)  PB L 268 van 18.10.2003, blz. 29.

(2)  Scientific Opinion of the Panel on Additives and Products or Substances used in Animal Feed (FEEDAP) on a request from the European Commission on the safety and efficacy of the product Sorbiflore, a preparation of Lactobacillus rhamnosus and Lactobacillus farciminis, as feed additive for piglets. The EFSA Journal (2008) 771, 1-13.


BIJLAGE

Identificatienummer van het toevoegingsmiddel

Naam van de vergunninghouder

Toevoegingsmiddel

(handelsnaam)

Samenstelling, chemische formule, beschrijving, analysemethode

Diersoort of -categorie

Maximumleeftijd

Minimumgehalte

Maximumgehalte

Andere bepalingen

Einde van de vergunningsperiode

FU/kg volledig diervoeder met een vochtgehalte van 12 %

Categorie zoötechnische toevoegingsmiddelen. Functionele groep: andere zoötechnische toevoegingsmiddelen (verbetering gewichtstoename)

„4d2

Sorbial SAS

Lactobacillus rhamnosus CNCM-I-3698 en Lactobacillus farciminis CNCM-I-3699 (Sorbiflore)

Samenstelling toevoegingsmiddel:

Bereiding van Lactobacillus rhamnosus CNCM-I-3698 en Lactobacillus farciminis CNCM-I-3699 met een minimale concentratie van 1 × 108 FU (1)/g

(verhouding 1:1)

Karakterisering van de werkzame stof:

Microbiële biomassa en melkfermentatiemedium van Lactobacillus rhamnosus CNCM-I-3698 en Lactobacillus farciminis CNCM-I-3699

Analysemethode (2):

Direct epifluorescent filtration technique (DEFT) onder gebruikmaking van een geschikte kleurstof voor het kleuren van metabolisch actieve cellen als fluorescente eenheden (FU)

Biggen

5 × 108

9 × 108

1.

In de gebruiksaanwijzing voor het toevoegingsmiddel en het voormengsel de opslagtemperatuur, de houdbaarheid en de stabiliteit bij verwerking tot pellets vermelden.

2.

Aanbevolen dosis per kg volledig diervoeder: 5 g.

3.

Voor de veiligheid: gebruik van ademhalingsbescherming, bril en handschoenen tijdens hantering.

8.1.2019


(1)  FU: fluorescente eenheden.

(2)  Nadere bijzonderheden over de analysemethoden zijn te vinden op het volgende adres van het communautaire referentielaboratorium: www.irmm.jrc.be/crl-feed-additives”


19.12.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 340/22


VERORDENING (EG) Nr. 1291/2008 VAN DE COMMISSIE

van 18 december 2008

betreffende de goedkeuring van salmonellabestrijdingsprogramma’s in bepaalde derde landen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 2160/2003 van het Europees Parlement en de Raad en de opneming van bewakingsprogramma’s voor aviaire influenza in bepaalde derde landen in de desbetreffende lijst en tot wijziging van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 798/2008

(Voor de EER relevante tekst)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 90/539/EEG van de Raad van 15 oktober 1990 tot vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor het intracommunautaire handelsverkeer en de invoer uit derde landen van pluimvee en broedeieren (1), en met name op artikel 21, lid 1, artikel 22, lid 3, artikel 23, artikel 24, lid 2, en de artikelen 26 en 27 bis,

Gelet op Richtlijn 2002/99/EG van de Raad van 16 december 2002 houdende vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor de productie, de verwerking, de distributie en het binnenbrengen van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong (2), en met name op artikel 8, lid 4, en artikel 9, lid 2, onder b),

Gelet op Verordening (EG) nr. 2160/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 17 november 2003 inzake de bestrijding van salmonella en andere specifieke door voedsel overgedragen zoönoseverwekkers (3), en met name op artikel 10, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EG) nr. 798/2008 van de Commissie van 8 augustus 2008 tot vaststelling van een lijst van derde landen, gebieden, zones of compartimenten waaruit pluimvee en pluimveeproducten mogen worden ingevoerd in en doorgevoerd door de Gemeenschap, en van de voorschriften inzake veterinaire certificering (4) bepaalt dat de onder die verordening vallende producten alleen mogen worden ingevoerd in en doorgevoerd door de Gemeenschap uit de derde landen, gebieden, zones of compartimenten die zijn vermeld in de tabel in bijlage I, deel 1, bij die verordening. Bij die verordening zijn ook de voorschriften inzake veterinaire certificering voor die producten vastgesteld, terwijl deel 2 van de genoemde bijlage modellen bevat van de veterinaire certificaten waarvan de producten vergezeld moeten gaan. Verordening (EG) nr. 798/2008 is van toepassing met ingang van 1 januari 2009.

(2)

Artikel 10 van Verordening (EG) nr. 798/2008 bepaalt dat indien het certificaat een bewakingsprogramma voor aviaire influenza vereist, de producten alleen in de Gemeenschap mogen worden ingevoerd uit derde landen, gebieden, zones of compartimenten mits deze al gedurende ten minste zes maanden een dergelijk programma toepassen en het programma voldoet aan het in dat artikel bedoelde vereiste en in kolom 7 van de tabel in bijlage I, deel 1, bij die verordening wordt aangegeven.

(3)

Brazilië, Canada, Chili, Kroatië, Zuid-Afrika, Zwitserland en de Verenigde Staten van Amerika hebben hun bewakingsprogramma’s voor aviaire influenza ter beoordeling aan de Commissie voorgelegd. De Commissie heeft die programma’s bestudeerd en geconstateerd dat zij aan de voorschriften van artikel 10 van Verordening (EG) nr. 798/2008 voldoen. Die programma’s moeten dan ook worden aangegeven in kolom 7 van de tabel in bijlage I, deel 1, bij die verordening.

(4)

Bij Verordening (EG) nr. 2160/2003 zijn voorschriften voor de bestrijding van salmonella en andere zoönoseverwekkers bij diverse pluimveepopulaties in de Gemeenschap vastgesteld. Bij die verordening zijn communautaire doelstellingen vastgelegd voor de vermindering van de prevalentie van alle salmonellaserotypen die van belang zijn voor de volksgezondheid bij diverse pluimveepopulaties. Met ingang van de in kolom 5 in bijlage I bij die verordening aangegeven data hangt de toelating of handhaving op de in de communautaire regelgeving opgenomen lijst van derde landen voor de betrokken diersoort of categorie, waaruit de lidstaten de onder deze verordening vallende dieren of broedeieren mogen invoeren, af van de indiening door het betrokken derde land bij de Commissie van een bestrijdingsprogramma. Dat programma moet gelijkwaardig zijn aan de door de lidstaten ingediende programma’s en moet door de Commissie worden goedgekeurd.

(5)

Kroatië heeft bij de Commissie zijn bestrijdingsprogramma’s ingediend voor salmonella bij fokpluimvee van Gallus gallus, broedeieren daarvan, legkippen van Gallus gallus, consumptie-eieren daarvan, en voor de fok of de leg bestemde eendagskuikens van Gallus gallus. Die programma’s bieden garanties die gelijkwaardig zijn aan de door Verordening (EG) nr. 2160/2003 geboden garanties. Daarom moeten zij worden goedgekeurd.

(6)

Bij Beschikking 2007/843/EG van de Commissie (5) zijn de door de Verenigde Staten van Amerika, Israël, Canada en Tunesië ingediende bestrijdingsprogramma’s goedgekeurd wat betreft salmonella bij vermeerderingskoppels. De Verenigde Staten van Amerika hebben nu hun aanvullend bestrijdingsprogramma voor salmonella bij voor de leg of de mesterij bestemde eendagskuikens van Gallus gallus bij de Commissie ingediend. Dat programma biedt garanties die gelijkwaardig zijn aan de door Verordening (EG) nr. 2160/2003 geboden garanties. Daarom moet het worden goedgekeurd. Israël verduidelijkte dat zijn salmonellabestrijdingsprogramma alleen geldt voor de productieketen voor vlees van vleeskuikens.

(7)

In het kader van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondstaat inzake de handel in landbouwproducten (6) heeft Zwitserland zijn bestrijdingsprogramma’s voor salmonella bij fokpluimvee van Gallus gallus, broedeieren daarvan, legkippen van Gallus gallus, consumptie-eieren daarvan, voor de fok of de leg bestemde eendagskuikens van Gallus gallus en vleeskuikens aan de Commissie toegezonden. Die programma’s bieden garanties die vergelijkbaar zijn met de door Verordening (EG) nr. 2160/2003 geboden garanties. Voor de duidelijkheid moet dit dan ook worden aangegeven in kolom 9 van de tabel in bijlage I, deel 1, bij Verordening (EG) nr. 798/2008.

(8)

Bepaalde andere derde landen die momenteel in bijlage I, deel 1, bij Verordening (EG) nr. 798/2008 zijn vermeld, hebben nog geen salmonellabestrijdingsprogramma bij de Commissie ingediend, of de reeds ingediende programma’s bieden geen garanties die gelijkwaardig zijn aan de door Verordening (EG) nr. 2160/2003 geboden garanties. Daar de voorschriften van Verordening (EG) nr. 2160/2003 betreffende fok- en gebruikspluimvee van Gallus gallus, eieren daarvan en eendagskuikens van Gallus gallus met ingang van 1 januari 2009 in de Gemeenschap van toepassing zijn, mag de invoer van dergelijk pluimvee en dergelijke eieren uit die derde landen na die datum dan ook niet langer worden toegestaan. De in bijlage I, deel 1, bij Verordening 798/2008/EG opgenomen lijst van derde landen, gebieden, zones of compartimenten moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(9)

Om garanties te bieden die gelijkwaardig zijn aan de door Verordening (EG) nr. 2160/2003 geboden garanties, moeten derde landen waaruit de lidstaten slachtpluimvee van Gallus gallus mogen invoeren, verklaren dat het salmonellabestrijdingsprogramma is toegepast op het koppel van oorsprong en dat dat koppel is getest op de aanwezigheid van salmonellaserotypen die van belang zijn voor de volksgezondheid.

(10)

Bij Verordening (EG) nr. 1177/2006 van de Commissie van 1 augustus 2006 ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 2160/2003 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft voorschriften voor het gebruik van specifieke bestrijdingsmethoden in het kader van de nationale programma’s voor de bestrijding van salmonella bij pluimvee (7) zijn voorschriften vastgesteld voor het gebruik van antimicrobiële stoffen en vaccins in het kader van de nationale bestrijdingsprogramma’s.

(11)

Derde landen waaruit de lidstaten slachtpluimvee van Gallus gallus mogen invoeren, moeten verklaren dat de specifieke voorschriften van Verordening (EG) nr. 1177/2006 voor het gebruik van antimicrobiële stoffen en vaccins worden toegepast. Indien antimicrobiële stoffen zijn gebruikt voor andere doeleinden dan de bestrijding van salmonella, moet dit ook in het veterinair certificaat worden vermeld omdat het gebruik daarvan de test op salmonella bij invoer kan beïnvloeden. Het model van veterinair certificaat voor de invoer van slachtpluimvee en pluimvee om in het wild te worden uitgezet anders dan loopvogels, zoals opgenomen in bijlage I, deel 2, bij Verordening (EG) nr. 798/2008, moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(12)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De bestrijdingsprogramma’s die Kroatië op 11 maart 2008 overeenkomstig artikel 10, lid 1, van Verordening (EG) nr. 2160/2003 bij de Commissie heeft ingediend, worden goedgekeurd wat betreft salmonella bij fokpluimvee van Gallus gallus, broedeieren daarvan, legkippen van Gallus gallus, consumptie-eieren daarvan, en voor de fok of de leg bestemde eendagskuikens van Gallus gallus.

Artikel 2

Het bestrijdingsprogramma dat de Verenigde Staten van Amerika op 6 juni 2006 overeenkomstig artikel 10, lid 1, van Verordening (EG) nr. 2160/2003 bij de Commissie hebben ingediend, wordt goedgekeurd wat betreft salmonella bij voor de leg of de mesterij bestemde eendagskuikens van Gallus gallus.

Artikel 3

De bestrijdingsprogramma’s die Zwitserland op 6 oktober 2008 aan de Commissie heeft toegezonden, bieden garanties die vergelijkbaar zijn met de door artikel 10, lid 1, van Verordening (EG) nr. 2160/2003 geboden garanties wat betreft salmonella bij fokpluimvee van Gallus gallus, broedeieren daarvan, legkippen van Gallus gallus, consumptie-eieren daarvan, voor de fok of de leg bestemde eendagskuikens van Gallus gallus en vleeskuikens.

Artikel 4

Bijlage I bij Verordening (EG) nr. 798/2008 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

Artikel 5

Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2009.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 18 december 2008.

Voor de Commissie

Androulla VASSILIOU

Lid van de Commissie


(1)  PB L 303 van 31.10.1990, blz. 6.

(2)  PB L 18 van 23.1.2003, blz. 11.

(3)  PB L 325 van 12.12.2003, blz. 1.

(4)  PB L 226 van 23.8.2008, blz. 1.

(5)  PB L 332 van 18.12.2007, blz. 81.

(6)  PB L 114 van 30.4.2002, blz. 132.

(7)  PB L 212 van 2.8.2006, blz. 3.


BIJLAGE

Bijlage I bij Verordening (EG) nr. 798/2008 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Deel 1 wordt vervangen door:

„Deel 1

Lijst van derde landen, gebieden, zones of compartimenten

ISO-code en naam van het derde land of gebied

Code van het derde land, het gebied, de zone of het compartiment

Beschrijving van het derde land, het gebied, de zone of het compartiment

Veterinair certificaat

Bijzondere voorwaarden

Bijzondere voorwaarden

Status t.a.v. bewaking aviaire influenza

Status t.a.v. vaccinatie aviaire influenza

Status salmonellabestrijding

Model(len)

Aanvullende garanties

Uiterste datum (1)

Aanvangsdatum (2)

1

2

3

4

5

6

6A

6B

7

8

9

AL – Albanië

AL-0

Het hele land

EP, E

 

 

 

 

 

 

S4

AR – Argentinië

AR-0

Het hele land

SPF

 

 

 

 

 

 

 

POU, RAT, EP, E

 

 

 

 

A

 

S4

WGM

VIII

 

 

 

 

 

 

AU – Australië

AU-0

Het hele land

SPF

 

 

 

 

 

 

 

EP, E

 

 

 

 

 

 

S4

BPP, DOC, HEP, SRP

 

 

 

 

 

 

S0

BPR

I

 

 

 

 

 

 

DOR

II

 

 

 

 

 

 

HER

III

 

 

 

 

 

 

POU

VI

 

 

 

 

 

 

RAT

VII

 

 

 

 

 

 

BR – Brazilië

BR-0

Het hele land

SPF

 

 

 

 

 

 

 

BR-1

De staten:

Rio Grande do Sul, Santa Catarina, Paraná, São Paulo en Mato Grosso do Sul

RAT, BPR, DOR, HER, SRA

 

 

 

 

A

 

 

BR-2

De staten:

Mato Grosso, Paraná, Rio Grande do Sul, Santa Catarina en São Paulo

BPP, DOC, HEP, SRP

 

 

 

 

 

S0

BR-3

Het Distrito Federal en de staten:

Goiás, Minas Gerais, Mato Grosso, Mato Grosso do Sul, Paraná, Rio Grande do Sul, Santa Catarina en São Paulo

WGM

VIII

 

 

 

 

 

 

EP, E, POU

 

 

 

 

 

 

S4

BW – Botswana

BW-0

Het hele land

SPF

 

 

 

 

 

 

 

EP, E

 

 

 

 

 

 

S4

BPR

I

 

 

 

 

 

 

DOR

II

 

 

 

 

 

 

HER

III

 

 

 

 

 

 

RAT

VII

 

 

 

 

 

 

CA – Canada

CA-0

Het hele land

SPF

 

 

 

 

 

 

 

EP, E

 

 

 

 

 

 

S4

BPR, BPP, DOC, DOR, HEP, HER, SRA, SRP

 

 

 

 

A

 

S1

WGM

VIII

 

 

 

 

 

 

POU, RAT

 

 

 

 

 

 

 

CH – Zwitserland

CH-0

Het hele land

 (3)

 

 

 

 

A

 

 (3)

CL – Chili

CL-0

Het hele land

SPF

 

 

 

 

 

 

 

EP, E

 

 

 

 

 

 

S4

BPR, BPP, DOC, DOR, HEP, HER, SRA, SRP

 

 

 

 

A

 

S0

WGM

VIII

 

 

 

 

 

 

POU, RAT

 

 

 

 

 

 

 

CN – China

CN-0

Het hele land

EP

 

 

 

 

 

 

 

CN-1

De provincie Shandong

POU, E

VI

P2

6.2.2004

 

 

S4

GL – Groenland

GL-0

Het hele land

SPF

 

 

 

 

 

 

 

EP, WGM

 

 

 

 

 

 

 

HK – Hongkong

HK-0

Het hele grondgebied van de Speciale Administratieve Regio Hongkong

EP

 

 

 

 

 

 

 

HR – Kroatië

HR-0

Het hele land

SPF

 

 

 

 

 

 

 

BPR, BPP, DOR, DOC, HEP, HER, SRA, SRP

 

 

 

 

A

 

S2

EP, E, POU, RAT, WGM

 

 

 

 

 

 

 

IL – Israël

IL-0

Het hele land

SPF

 

 

 

 

 

 

 

BPR, BPP, DOC, DOR, HEP, HER, SRP

 

 

 

 

A

 

S1

WGM

VIII

 

 

 

 

 

 

EP, E, POU, RAT

 

 

 

 

 

 

S4

IN – India

IN-0

Het hele land

EP

 

 

 

 

 

 

 

IS – IJsland

IS-0

Het hele land

SPF

 

 

 

 

 

 

 

EP, E

 

 

 

 

 

 

S4

KR – Republiek Korea

KR-0

Het hele land

EP, E

 

 

 

 

 

 

S4

ME – Montenegro

ME-O

Het hele land

EP

 

 

 

 

 

 

 

MG – Madagaskar

MG-0

Het hele land

SPF

 

 

 

 

 

 

 

EP, E, WGM

 

 

 

 

 

 

S4

MY – Maleisië

MY-0

 

 

 

 

 

 

 

MY-1

Westelijk schiereiland

EP

 

 

 

 

 

 

 

E

 

P2

6.2.2004

 

 

 

S4

MK – Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië (4)

MK-0 (4)

Het hele land

EP

 

 

 

 

 

 

 

MX – Mexico

MX-0

Het hele land

SPF

 

 

 

 

 

 

 

EP

 

 

 

 

 

 

 

NA – Namibië

NA-0

Het hele land

SPF

 

 

 

 

 

 

 

BPR

I

 

 

 

 

 

 

DOR

II

 

 

 

 

 

 

HER

III

 

 

 

 

 

 

RAT, EP, E

VII

 

 

 

 

 

S4

NC – Nieuw-Caledonië

NC-0

Het hele land

EP

 

 

 

 

 

 

 

NZ – Nieuw-Zeeland

NZ-0

Het hele land

SPF

 

 

 

 

 

 

 

BPR, BPP, DOC, DOR, HEP, HER, SRA, SRP

 

 

 

 

 

 

S0

WGM

VIII

 

 

 

 

 

 

EP, E, POU, RAT

 

 

 

 

 

 

S4

PM — Saint Pierre en Miquelon

PM-0

Het hele grondgebied

SPF

 

 

 

 

 

 

 

RS – Servië (5)

RS-0 (5)

Het hele land

EP

 

 

 

 

 

 

 

RU – Russische Federatie

RU-0

Het hele land

EP

 

 

 

 

 

 

 

SG – Singapore

SG-0

Het hele land

EP

 

 

 

 

 

 

 

TH – Thailand

TH-0

Het hele land

SPF, EP

 

 

 

 

 

 

 

WGM

VIII

P2

23.1.2004

 

 

 

 

E, POU, RAT

 

P2

23.1.2004

 

 

 

S4

TN – Tunesië

TN-0

Het hele land

SPF

 

 

 

 

 

 

 

DOR, BPR, BPP, HER

 

 

 

 

 

 

S1

WGM

VIII

 

 

 

 

 

 

EP, E, POU, RAT

 

 

 

 

 

 

S4

TR – Turkije

TR-0

Het hele land

SPF

 

 

 

 

 

 

 

E, EP

 

 

 

 

 

 

S4

US – Verenigde Staten van Amerika

US-0

Het hele land

SPF

 

 

 

 

 

 

 

BPR, BPP, DOC, DOR, HEP, HER, SRA, SRP

 

 

 

 

A

 

S3

WGM

VIII

 

 

 

 

 

 

EP, E, POU, RAT

 

 

 

 

 

 

S4

UY – Uruguay

UY-0

Het hele land

SPF

 

 

 

 

 

 

 

EP, E, RAT

 

 

 

 

 

 

S4

ZA – Zuid-Afrika

ZA-0

Het hele land

SPF

 

 

 

 

 

 

 

EP, E

 

 

 

 

 

 

S4

BPR

I

 

 

 

A

 

 

DOR

II

 

 

 

 

 

HER

III

 

 

 

 

 

RAT

VII

 

 

 

 

 

ZW – Zimbabwe

ZW-0

Het hele land

RAT

VII

 

 

 

 

 

 

EP, E

 

 

 

 

 

 

S4

2)

Deel 2 wordt als volgt gewijzigd:

a)

in de afdeling „Aanvullende garanties (AG)” wordt punt IV gewist;

b)

de afdeling „Salmonellabestrijdingsprogramma” wordt vervangen door:

„Salmonellabestrijdingsprogramma:

„S0”

Verbod van uitvoer naar de Gemeenschap van fok- of gebruikspluimvee van Gallus gallus, eendagskuikens van Gallus gallus, slachtpluimvee en pluimvee om in het wild te worden uitgezet van Gallus gallus, en broedeieren van Gallus gallus omdat geen relevant programma ter bestrijding van salmonella overeenkomstig Verordening (EG) nr. 2160/2003 bij de Commissie is ingediend of door haar is goedgekeurd.

„S1”

Verbod van uitvoer naar de Gemeenschap van fok- of gebruikspluimvee van Gallus gallus, eendagskuikens van Gallus gallus, en slachtpluimvee en pluimvee om in het wild te worden uitgezet van Gallus gallus voor andere doeleinden dan de fok omdat geen relevant programma ter bestrijding van salmonella overeenkomstig Verordening (EG) nr. 2160/2003 bij de Commissie is ingediend of door haar is goedgekeurd.

„S2”

Verbod van uitvoer naar de Gemeenschap van fok- of gebruikspluimvee van Gallus gallus, eendagskuikens van Gallus gallus, en slachtpluimvee en pluimvee om in het wild te worden uitgezet van Gallus gallus voor andere doeleinden dan de fok of de leg omdat geen relevant programma ter bestrijding van salmonella overeenkomstig Verordening (EG) nr. 2160/2003 bij de Commissie is ingediend of door haar is goedgekeurd.

„S3”

Verbod van uitvoer naar de Gemeenschap van fok- of gebruikspluimvee van Gallus gallus en slachtpluimvee en pluimvee om in het wild te worden uitgezet van Gallus gallus voor andere doeleinden dan de fok omdat geen relevant programma ter bestrijding van salmonella overeenkomstig Verordening (EG) nr. 2160/2003 bij de Commissie is ingediend of door haar is goedgekeurd.

„S4”

Verbod van uitvoer naar de Gemeenschap van eieren van Gallus gallus, andere dan overeenkomstig Verordening (EG) nr. 557/2007 in klasse B ingedeelde eieren, omdat geen relevant programma ter bestrijding van salmonella overeenkomstig Verordening (EG) nr. 2160/2003 bij de Commissie is ingediend of door haar is goedgekeurd.”

c)

het model van veterinair certificaat voor slachtpluimvee en pluimvee om in het wild te worden uitgezet anders dan loopvogels (SRP) wordt vervangen door:

„Veterinair certificaat voor slachtpluimvee en pluimvee om in het wild te worden uitgezet anders dan loopvogels (SRP)

Image

Image

Image

Image

Image


(1)  Vóór deze datum vervaardigde producten, ook indien zij zich op volle zee bevinden, mogen nog gedurende 90 dagen vanaf deze datum in de Gemeenschap worden ingevoerd.

(2)  Alleen na deze datum vervaardigde producten mogen in de Gemeenschap worden ingevoerd.

(3)  Overeenkomstig de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de handel in landbouwproducten (PB L 114 van 30.4.2002, blz. 132).

(4)  Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië; voorlopige code die geen gevolgen heeft voor de definitieve benaming die aan het land wordt gegeven na afloop van de onderhandelingen die momenteel in het kader van de Verenigde Naties worden gevoerd.

(5)  Uitgezonderd Kosovo als omschreven in Resolutie 1244 van 10 juni 1999 van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties.”


19.12.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 340/36


VERORDENING (EG) Nr. 1292/2008 VAN DE COMMISSIE

van 18 december 2008

tot verlening van een vergunning voor Bacillus amyloliquefaciens CECT 5940 (Ecobiol en Ecobiol plus) als toevoegingsmiddel voor diervoeding

(Voor de EER relevante tekst)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1831/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2003 betreffende toevoegingsmiddelen voor diervoeding (1), en met name op artikel 9, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De toelating van toevoegingsmiddelen voor diervoeding, met inbegrip van de toelatingsgronden en -procedures, is geregeld bij Verordening (EG) nr. 1831/2003.

(2)

Overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 1831/2003 is een aanvraag voor een vergunning voor het in de bijlage opgenomen preparaat ingediend. De krachtens artikel 7, lid 3, van die verordening vereiste gegevens en bescheiden zijn bij de aanvraag verstrekt.

(3)

De aanvraag betreft de verlening van een vergunning voor een preparaat van Bacillus amyloliquefaciens CECT 5940 (Ecobiol en Ecobiol plus) als toevoegingsmiddel in de categorie „zoötechnische toevoegingsmiddelen” voor mestkippen.

(4)

Uit het advies van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) van 16 juli 2008 (2) blijkt dat op grond van de door de producent verstrekte gegevens Bacillus amyloliquefaciens CECT 5940 (Ecobiol en Ecobiol plus) geen ongunstige gevolgen heeft voor de diergezondheid, de menselijke gezondheid of het milieu en doeltreffend is voor de stabilisatie van de darmflora. De EFSA kwam ook tot de conclusie dat aan Bacillus amyloliquefaciens CECT 5940 (Ecobiol en Ecobiol plus) geen andere risico’s verbonden zijn die op grond van artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1831/2003 de verlening van een vergunning in de weg zouden staan. Overeenkomstig dat advies heeft het gebruik van het preparaat geen ongunstige gevolgen voor mestkippen. Specifieke eisen voor monitoring na het in de handel brengen acht de EFSA niet nodig. Zij heeft ook het rapport over de analysemethode voor het toevoegingsmiddel geverifieerd dat door het bij Verordening (EG) nr. 1831/2003 ingestelde communautaire referentielaboratorium was ingediend.

(5)

Uit de beoordeling van het preparaat blijkt dat aan de in artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1831/2003 vermelde voorwaarden voor de verlening van een vergunning is voldaan. Het gebruik van dat preparaat zoals omschreven in de bijlage bij deze verordening moet daarom worden toegestaan.

(6)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Voor het in de bijlage beschreven preparaat, dat behoort tot de categorie „zoötechnische toevoegingsmiddelen” en de functionele groep „darmflorastabilisatoren”, wordt onder de in die bijlage vastgestelde voorwaarden een vergunning voor gebruik als toevoegingsmiddel voor diervoeding verleend.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 18 december 2008.

Voor de Commissie

Androulla VASSILIOU

Lid van de Commissie


(1)  PB L 268 van 18.10.2003, blz. 29.

(2)  Scientific Opinion of the Panel on Additives and Products or Substances used in Animal Feed (FEEDAP) on a request from the European Commission on the safety and efficacy of Ecobiol® (Bacillus amyloliquefaciens) as feed additives for chickens for fattening. The EFSA Journal (2008) 773, 1-13.


BIJLAGE

Identificatienummer van het toevoegingsmiddel

Naam van de vergunninghouder

Toevoegingsmiddel

(handelsnaam)

Samenstelling, chemische formule, beschrijving, analysemethode

Diersoort of -categorie

Maxiumleeftijd

Minimumgehalte

Maximumgehalte

Overige bepalingen

Einde van de vergunningsperiode

CFU/kg volledig diervoeder met een vochtgehalte van 12 %

Categorie zoötechnische toevoegingsmiddelen. Functionele groep: darmflorastabilisatoren

„4b1822

NOREL SA

Bacillus amyloliquefaciens CECT 5940 (Ecobiol en Ecobiol plus)

Samenstelling toevoegingsmiddel:

Ecobiol:

Bereiding van Bacillus amyloliquefaciens CECT 5940 met een minimale concentratie van 1 × 109 CFU/g

Ecobiol plus:

Bereiding van Bacillus amyloliquefaciens CECT 5940 met een minimale concentratie van 1 × 1010 CFU/g

Karakterisering van de werkzame stof:

Sporen van Bacillus amyloliquefaciens CECT 5940.

Analysemethode (1):

Telling: spreidplaatmethode onder gebruikmaking van trypton-soja-agar na verhittingsbehandeling.

Identificatie: pulsed-field gel elektroforese (PFGE).

Mestkippen

1 × 109

1 × 109

1.

In de gebruiksaanwijzing voor het toevoegingsmiddel en het voormengsel de opslagtemperatuur, de houdbaarheid en de stabiliteit bij verwerking tot pellets vermelden.

2.

Voor de veiligheid: er wordt aanbevolen tijdens het mengen een veiligheidsmasker te dragen.

3.

Het gelijktijdige gebruik met coccidiostatica is niet toegestaan.

8.1.2019


(1)  Nadere bijzonderheden over de analysemethoden zijn te vinden op het volgende adres van het communautaire referentielaboratorium: www.irmm.jrc.be/crl-feed-additives”


19.12.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 340/38


VERORDENING (EG) Nr. 1293/2008 VAN DE COMMISSIE

van 18 december 2008

tot verlening van een vergunning voor een nieuwe toepassing van Saccharomyces cerevisiae CNCM I-1077 (Levucell SC20 en Levucell SC10 ME) als toevoegingsmiddel voor diervoeding

(Voor de EER relevante tekst)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1831/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2003 betreffende toevoegingsmiddelen voor diervoeding (1), en met name op artikel 9, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De toelating van toevoegingsmiddelen voor diervoeding, met inbegrip van de toelatingsgronden en -procedures, is geregeld bij Verordening (EG) nr. 1831/2003.

(2)

Overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 1831/2003 is een aanvraag voor een vergunning voor het in de bijlage opgenomen preparaat ingediend. De krachtens artikel 7, lid 3, van die verordening vereiste gegevens en bescheiden zijn bij de aanvraag verstrekt.

(3)

De aanvraag betreft de verlening van een vergunning voor een nieuwe toepassing van het preparaat Saccharomyces cerevisiae CNCM I-1077 (Levucell SC20, Levucell SC10 ME) als toevoegingsmiddel in de categorie „zoötechnische toevoegingsmiddelen” voor lammeren.

(4)

Voor het gebruik van Saccharomyces cerevisiae CNCM I-1077 is bij Verordening (EG) nr. 1200/2005 van de Commissie (2) een vergunning zonder tijdsbeperking voor melkkoeien en mestrunderen en bij Verordening (EG) nr. 226/2007 van de Commissie (3) een vergunning tot en met 22 maart 2017 voor melkgeiten en melkschapen verleend.

(5)

Er zijn nieuwe gegevens ingediend ter staving van een aanvraag van een vergunning voor lammeren. De Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) heeft in haar advies van 16 juli 2008 (4) geconcludeerd dat Saccharomyces cerevisiae CNCM I-1077 (Levucell SC20/Levucell SC10 ME) geen ongunstige gevolgen heeft voor de diergezondheid, de menselijke gezondheid of het milieu. Ook kwam zij tot de conclusie dat aan Saccharomyces cerevisiae CNCM I-1077 (Levucell SC20/Levucell SC10 ME) geen andere risico’s verbonden zijn die op grond van artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1831/2003 de verlening van een vergunning in de weg zouden staan. Overeenkomstig dat advies is het gebruik van dat preparaat veilig voor lammeren. In dat advies staat ook dat dat preparaat gunstige gevolgen kan hebben voor het eindgewicht en de gemiddelde dagelijkse gewichtstoename. Specifieke eisen voor monitoring na het in de handel brengen acht de EFSA niet nodig. Zij heeft ook het rapport over de analysemethode voor het toevoegingsmiddel geverifieerd dat door het bij Verordening (EG) nr. 1831/2003 ingestelde communautaire referentielaboratorium was ingediend.

(6)

Uit de beoordeling van het preparaat blijkt dat aan de in artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1831/2003 vermelde voorwaarden voor de verlening van een vergunning is voldaan. Het gebruik van dat preparaat zoals omschreven in de bijlage bij deze verordening moet daarom worden toegestaan.

(7)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Voor het in de bijlage beschreven preparaat, dat behoort tot de categorie „zoötechnische toevoegingsmiddelen” en de functionele groep „darmflorastabilisatoren”, wordt onder de in die bijlage vastgestelde voorwaarden een vergunning voor gebruik als toevoegingsmiddel voor diervoeding verleend.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 18 december 2008.

Voor de Commissie

Androulla VASSILIOU

Lid van de Commissie


(1)  PB L 268 van 18.10.2003, blz. 29.

(2)  PB L 195 van 27.7.2005, blz. 6.

(3)  PB L 64 van 2.3.2007, blz. 26.

(4)  Scientific Opinion of the Panel on Additives and Products or Substances used in Animal Feed (FEEDAP) on a request from the European Commission on the safety and efficacy of Levucell SC20/Levucell SC10ME, a preparation of Saccharomyces cerevisiae, as feed additive for lambs for fattening. The EFSA Journal (2008) 772, 1-11.


BIJLAGE

Identificatienummer van het toevoegingsmiddel

Naam van de vergunninghouder

Toevoegingsmiddel

(handelsnaam)

Samenstelling, chemische formule, beschrijving, analysemethode

Diersoort of -categorie

Maximumleeftijd

Minimumgehalte

Maximumgehalte

Overige bepalingen

Einde van de vergunningsperiode

CFU/kg volledig diervoeder met een vochtgehalte van 12 %

Categorie zoötechnische toevoegingsmiddelen. Functionele groep: darmflorastabilisatoren

„4b1711

LALLEMAND SAS

Saccharomyces cerevisiae CNCM I-1077 (Levucell SC20, Levucell SC10 ME)

 

Samenstelling toevoegingsmiddel:

 

Vast:

Bereiding van Saccharomyces cerevisiae CNCM I-1077 van levensvatbare gedroogde cellen met een gegarandeerde minimale concentratie van 2 × 1010 CFU/g.

 

Gecoat:

Bereiding van Saccharomyces cerevisiae CNCM I-1077 van levensvatbare gedroogde cellen met een gegarandeerde minimale concentratie van 1 × 1010 CFU/g.

 

Karakterisering van de werkzame stof:

Saccharomyces cerevisiae CNCM I-1077: 80 % levensvatbare gedroogde cellen en 14 % niet levensvatbare cellen.

 

Analysemethode (1):

Gietplaatmethode en moleculaire identificatie (PCR).

LAMMEREN

3,0 × 109

7,3 × 109

1.

In de gebruiksaanwijzing voor het toevoegingsmiddel en het voormengsel de opslagtemperatuur, de houdbaarheid en de stabiliteit bij verwerking tot pellets vermelden.

2.

Bij aanvullende diervoeders 50 °C met Levucell SC20 en 80 °C met Levucell SC10ME niet overschrijden.

3.

Gecoat, uitsluitend voor toediening via diervoeder in pelletvorm.

4.

Aanbevolen dosis: 7,3 × 109 CFU/kg volledig diervoeder.

5.

Als het product wordt gehanteerd of gemengd in een gesloten atmosfeer, wordt aanbevolen een veiligheidsbril en een masker voor het mengen te gebruiken, als de mengers niet met afzuigsystemen zijn uitgerust.

8.1.2019


(1)  Nadere bijzonderheden over de analysemethoden zijn te vinden op het volgende adres van het communautaire referentielaboratorium: www.irmm.jrc.be/crl-feed-additives”


19.12.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 340/41


VERORDENING (EG) Nr. 1294/2008 VAN DE COMMISSIE

van 18 december 2008

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 318/2007 tot vaststelling van de veterinairrechtelijke voorschriften voor de invoer van bepaalde vogels in de Gemeenschap en de desbetreffende quarantainevoorschriften

(Voor de EER relevante tekst)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 91/496/EEG van de Raad van 15 juli 1991 tot vaststelling van de beginselen voor de organisatie van de veterinaire controles voor dieren uit derde landen die in de Gemeenschap worden binnengebracht en tot wijziging van de Richtlijnen 89/662/EEG, 90/425/EEG en 90/675/EEG (1), en met name op artikel 10, lid 3, tweede alinea, en lid 4, eerste alinea,

Gelet op Richtlijn 92/65/EEG van de Raad van 13 juli 1992 tot vaststelling van de veterinairrechtelijke voorschriften voor het handelsverkeer en de invoer in de Gemeenschap van dieren, sperma, eicellen en embryo's waarvoor ten aanzien van de veterinairrechtelijke voorschriften geen specifieke communautaire regelgeving als bedoeld in bijlage A, onder I, van Richtlijn 90/425/EEG geldt (2), en met name op artikel 18, lid 1, vierde streepje,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EG) nr. 318/2007 van de Commissie (3) stelt de veterinairrechtelijke voorschriften vast voor de invoer van bepaalde vogels, met uitzondering van pluimvee, in de Gemeenschap en de desbetreffende quarantainevoorschriften die na invoer voor deze vogels gelden.

(2)

Bijlage V bij die verordening bevat een lijst van de quarantainevoorzieningen en -stations die door de bevoegde autoriteiten van de lidstaten zijn erkend voor de invoer van bepaalde vogels, met uitzondering van pluimvee.

(3)

Frankrijk, Duitsland en het Verenigd Koninkrijk hebben hun erkende quarantainevoorzieningen of -stations aan een herziening onderworpen en hebben de Commissie een bijgewerkte lijst daarvan toegestuurd. De lijst van erkende quarantainevoorzieningen en -stations in bijlage V bij Verordening (EG) nr. 318/2007 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(4)

Verordening (EG) nr. 318/2007 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(5)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage V bij Verordening (EG) nr. 318/2007 wordt vervangen door de tekst in de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 18 december 2008.

Voor de Commissie

Androulla VASSILIOU

Lid van de Commissie


(1)  PB L 268 van 24.9.1991, blz. 56.

(2)  PB L 268 van 14.9.1992, blz. 54.

(3)  PB L 84 van 24.3.2007, blz. 7.


BIJLAGE

„BIJLAGE V

Lijst van de erkende voorzieningen en stations, als bedoeld in artikel 6, lid 1

ISO-landcode

Naam van het land

Erkenningsnummer quarantainevoorziening of -station

AT

OOSTENRIJK

AT OP Q1

AT

OOSTENRIJK

AT-KO-Q1

AT

OOSTENRIJK

AT-3-KO-Q2

AT

OOSTENRIJK

AT-3-ME-Q1

AT

OOSTENRIJK

AT-3-HO-Q-1

AT

OOSTENRIJK

AT3-KR-Q1

AT

OOSTENRIJK

AT-4-KI-Q1

AT

OOSTENRIJK

AT-4-VB-Q1

AT

OOSTENRIJK

AT 6 10 Q 1

AT

OOSTENRIJK

AT 6 04 Q 1

BE

BELGIË

BE VQ 1003

BE

BELGIË

BE VQ 1010

BE

BELGIË

BE VQ 1011

BE

BELGIË

BE VQ 1012

BE

BELGIË

BE VQ 1013

BE

BELGIË

BE VQ 1016

BE

BELGIË

BE VQ 1017

BE

BELGIË

BE VQ 3001

BE

BELGIË

BE VQ 3008

BE

BELGIË

BE VQ 3014

BE

BELGIË

BE VQ 3015

BE

BELGIË

BE VQ 4009

BE

BELGIË

BE VQ 4017

BE

BELGIË

BE VQ 7015

CZ

TSJECHIË

21750016

CZ

TSJECHIË

21750027

CZ

TSJECHIË

21750050

CZ

TSJECHIË

61750009

DE

DUITSLAND

BB-1

DE

DUITSLAND

BW-1

DE

DUITSLAND

BY-1

DE

DUITSLAND

BY-2

DE

DUITSLAND

BY-3

DE

DUITSLAND

BY-4

DE

DUITSLAND

HE-2

DE

DUITSLAND

NI-1

DE

DUITSLAND

NI-2

DE

DUITSLAND

NI-3

DE

DUITSLAND

NW-1

DE

DUITSLAND

NW-2

DE

DUITSLAND

NW-3

DE

DUITSLAND

NW-4

DE

DUITSLAND

NW-5

DE

DUITSLAND

NW-6

DE

DUITSLAND

NW-7

DE

DUITSLAND

NW-8

DE

DUITSLAND

NW-9

DE

DUITSLAND

RP-1

DE

DUITSLAND

SN-1

DE

DUITSLAND

SN-2

DE

DUITSLAND

TH-1

DE

DUITSLAND

TH-2

ES

SPANJE

ES/01/02/05

ES

SPANJE

ES/05/02/12

ES

SPANJE

ES/05/03/13

ES

SPANJE

ES/09/02/10

ES

SPANJE

ES/17/02/07

ES

SPANJE

ES/04/03/11

ES

SPANJE

ES/04/03/14

ES

SPANJE

ES/09/03/15

ES

SPANJE

ES/09/06/18

ES

SPANJE

ES/10/07/20

FR

FRANKRIJK

38.193.01

FR

FRANKRIJK

32.162.004

GR

GRIEKENLAND

GR.1

GR

GRIEKENLAND

GR.2

IE

IERLAND

IRL-HBQ-1-2003 Unit A

IT

ITALIË

003AL707

IT

ITALIË

305/B/743

IT

ITALIË

132BG603

IT

ITALIË

170BG601

IT

ITALIË

068CR003

IT

ITALIË

006FR601

IT

ITALIË

054LCO22

IT

ITALIË

I — 19/ME/01

IT

ITALIË

119RM013

IT

ITALIË

006TS139

IT

ITALIË

133VA023

IT

ITALIË

015RM168

MT

MALTA

BQ 001

NL

NEDERLAND

NL-13000

NL

NEDERLAND

NL-13001

NL

NEDERLAND

NL-13002

NL

NEDERLAND

NL-13003

NL

NEDERLAND

NL-13004

NL

NEDERLAND

NL-13005

NL

NEDERLAND

NL-13006

NL

NEDERLAND

NL-13007

NL

NEDERLAND

NL-13008

NL

NEDERLAND

NL-13009

NL

NEDERLAND

NL-13010

PL

POLEN

14084501

PT

PORTUGAL

05 01 CQA

PT

PORTUGAL

01 02 CQA

PT

PORTUGAL

03 01 CQAR

PT

PORTUGAL

05 07 CQAA

UK

VERENIGD KONINKRIJK

21/07/01

UK

VERENIGD KONINKRIJK

21/07/02

UK

VERENIGD KONINKRIJK

01/08/01

UK

VERENIGD KONINKRIJK

21/08/01

UK

VERENIGD KONINKRIJK

24/08/01”


19.12.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 340/45


VERORDENING (EG) Nr. 1295/2008 VAN DE COMMISSIE

van 18 december 2008

betreffende de invoer van hop uit derde landen

(Gecodificeerde versie)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten (Integrale-GMO-verordening) (1), en met name op artikel 192, lid 2, en artikel 195, lid 2, in combinatie met artikel 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EEG) nr. 3076/78 van de Commissie van 21 december 1978 betreffende de invoer van hop uit derde landen (2) en Verordening (EEG) nr. 3077/78 van de Commissie van 21 december 1978 houdende constatering van de gelijkwaardigheid van de verklaringen waarvan uit derde landen ingevoerde hop vergezeld gaat met de communautaire certificaten (3) zijn herhaaldelijk en ingrijpend gewijzigd (4). Ter wille van de duidelijkheid en een rationele ordening van de teksten dienen beide verordeningen te worden gecodificeerd en in één tekst te worden samengebracht.

(2)

In artikel 158, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 is bepaald dat hop en hopproducten van herkomst uit derde landen slechts mogen worden ingevoerd indien de kwaliteitsnormen ervan ten minste equivalent zijn aan die welke zijn vastgesteld voor hop of hopproducten die in de Gemeenschap zijn geoogst of die daaruit zijn vervaardigd. In lid 2, van genoemd artikel is evenwel bepaald dat de betrokken producten worden geacht die kenmerken te hebben wanneer zij vergezeld gaan van een door een instantie van het land van oorsprong afgegeven verklaring die is erkend als gelijkwaardig met het certificaat dat wordt vereist voor het in de handel brengen van hop en hopproducten van oorsprong uit de Gemeenschap.

(3)

Bij Verordening (EG) nr. 1850/2006 van de Commissie van 14 december 2006 betreffende de wijze van certificering van hop en hopproducten (5) zijn zeer strikte eisen gesteld voor het in de handel brengen van hopproducten, met name ten aanzien van mengproducten van hop. Er bestaat momenteel geen enkele methode om aan de grenzen doelmatig te controleren of aan deze eisen wordt voldaan. Een controle kan alleen worden vervangen door de verbintenis van de exportlanden om de communautaire eisen voor het in de handel brengen van deze producten na te leven. Het is derhalve noodzakelijk te eisen dat de betrokken producten van herkomst uit derde landen vergezeld gaan van de in artikel 158, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 bedoelde verklaring.

(4)

Om ervoor te zorgen dat de communautaire voorschriften inzake de certificering van hop in acht worden genomen, moeten de lidstaten controles uitvoeren om na te gaan of de ingevoerde hop voldoet aan de minimumeisen voor het in de handel brengen van hop van Verordening (EG) nr. 1850/2006.

(5)

Enkele derde landen hebben zich ertoe verbonden aan de gestelde eisen voor het in de handel brengen van hop en hopproducten te voldoen en bepaalde diensten gemachtigd gelijkwaardigheidsverklaringen af te geven. Deze verklaringen moeten derhalve worden erkend als gelijkwaardig met de communautaire certificaten en de producten die door deze verklaringen worden gedekt moeten tot het vrije verkeer worden toegelaten.

(6)

Het is aan de bevoegde diensten van de derde landen de in bijlage I vermelde gegevens bij te houden en in een geest van samenwerking aan de Commissie mee te delen.

(7)

Het is dienstig, teneinde de taak van de bevoegde instanties van de lidstaten te vergemakkelijken, de vorm en voor zover nodig de inhoud van de voorgeschreven verklaringen en uittreksels vast te stellen, alsmede de voorwaarden voor het gebruik ervan.

(8)

Gezien de bestaande handelspraktijken, moeten de bevoegde instanties worden gemachtigd om, in geval van opdeling van een zending, onder hun controle een uittreksel van de verklaring te laten opstellen voor elke nieuwe door de opdeling ontstane zending.

(9)

Naar analogie van de communautaire certificeringsregeling moet voor sommige producten op grond van het gebruik ervan worden afgezien van het vorderen van overlegging van de bij deze verordening vastgestelde verklaringen.

(10)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Beheerscomité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Om de in artikel 1, onder f, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 bedoelde producten van herkomst uit derde landen in de Gemeenschap in het vrije verkeer te brengen moet het bewijs worden geleverd dat aan de in artikel 158, lid 1, van die verordening gestelde eisen is voldaan.

2.   Het in artikel 1, lid 1, van deze verordening bedoelde bewijs wordt geleverd door overlegging van de in artikel 158, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 bedoelde verklaring, hierna „gelijkwaardigheidsverklaring” genoemd.

Artikel 2

In deze verordening wordt onder „zending” verstaan de hoeveelheid van producten met dezelfde kenmerken, die tegelijk door een en dezelfde afzender aan een en dezelfde geadresseerde worden verzonden.

Artikel 3

De verklaringen waarvan hop en uit hop vervaardigde producten die worden ingevoerd uit derde landen vergezeld gaan en die zijn afgegeven door een in bijlage I genoemde door het derde land van oorsprong aangewezen officiële instantie, worden erkend als gelijkwaardigheidsverklaring.

Bijlage I zal worden herzien op basis van de gegevens die de derde landen verstrekken.

Artikel 4

1.   De gelijkwaardigheidsverklaring wordt, met inachtneming van het bepaalde in bijlage IV, voor elke zending in één origineel en twee kopieën opgesteld op een formulier dat overeenkomt met het in bijlage II opgenomen model.

2.   Een gelijkwaardigheidsverklaring is slechts geldig indien deze behoorlijk is ingevuld en is geviseerd door een van de in bijlage I genoemde instanties.

3.   Een verklaring is behoorlijk geviseerd wanneer plaats en datum van afgifte erin zijn vermeld en wanneer het stempel van de instantie van afgifte en de handtekening van de tot ondertekening bevoegde persoon of personen erop voorkomen.

Artikel 5

1.   Op elke verpakkingseenheid waarop een gelijkwaardigheidsverklaring betrekking heeft, moeten in een van de officiële talen van de Gemeenschap de volgende gegevens worden vermeld:

a)

de omschrijving van het product;

b)

de aanduiding van het ras of de rassen;

c)

het land van oorsprong;

d)

de merktekens en nummers die zijn vermeld in vak 9 van de gelijkwaardigheids-verklaring of het uittreksel ervan.

2.   De in lid 1 bedoelde vermeldingen worden leesbaar in onuitwisbare letters en cijfers van gelijke grootte aangebracht op de buitenkant van de verpakking.

Artikel 6

1.   Wanneer een zending waarvoor een gelijkwaardigheidsverklaring is afgegeven, na opdeling en voor zij in het vrije verkeer wordt gebracht, opnieuw wordt verzonden, wordt voor elke nieuwe door de opdeling ontstane zending een uittreksel van de verklaring opgesteld.

De verklaring wordt vervangen door het nodige aantal uittreksels.

Het uittreksel wordt met inachtneming van de in bijlage IV vervatte bepalingen, door de belanghebbende in één origineel en twee kopieën opgesteld op een formulier dat overeenkomt met het in bijlage III opgenomen model.

2.   De douanedienst brengt dienovereenkomstige aantekeningen aan op het origineel en de twee kopieën van de gelijkwaardigheidsverklaring en viseert het origineel en de twee kopieën van elk uittreksel.

De douanedienst bewaart het origineel van de gelijkwaardigheidsverklaring, zendt de twee kopieën aan de in artikel 21 van Verordening (EG) nr. 1850/2006 bedoelde bevoegde certificeringsinstantie en geeft het origineel en de twee kopieën van elk uittreksel af aan de belanghebbende.

Artikel 7

Bij het vervullen van de douaneformaliteiten om het product waarop de gelijkwaardigheidsverklaring of het uittreksel ervan betrekking heeft, in de Gemeenschap in het vrije verkeer te brengen, worden het origineel en de twee kopieën overgelegd aan de douanediensten, die deze documenten dienovereenkomstig viseren en het origineel bewaren. Een kopie wordt door de douanediensten toegezonden aan de in artikel 21 van Verordening (EG) nr. 1850/2006 bedoelde bevoegde certificeringsinstantie van de lidstaat waar het product in het vrije verkeer wordt gebracht. De tweede kopie wordt afgegeven aan de importeur, die deze minstens drie jaar moet bewaren.

Artikel 8

Wanneer het product, nadat het in het vrije verkeer is gebracht, opnieuw wordt verkocht of een zending wordt opgedeeld, moet het product vergezeld gaan van een factuur of een door de verkoper opgesteld handelsdocument waarin het nummer van de gelijkwaardigheidsverklaring of het uittreksel ervan en de naam van de instantie van afgifte van de genoemde documenten is vermeld.

Op het handelsdocument of de factuur moeten eveneens de onderstaande gegevens voorkomen die worden overgenomen uit de gelijkwaardigheidsverklaring of het uittreksel ervan:

a)

voor hopbellen:

i)

omschrijving van het product,

ii)

brutogewicht,

iii)

plaats van productie,

iv)

oogstjaar,

v)

ras,

vi)

land van oorsprong,

vii)

de merktekens en nummers die zijn vermeld in vak 9 van de verklaring;

b)

voor uit hop vervaardigde producten de onder a), genoemde gegevens alsmede de plaats en datum van verwerking.

Artikel 9

1.   De lidstaten moeten geregeld steekproefcontroles uitvoeren om na te gaan of de op grond van artikel 158 van Verordening (EG) nr. 1234/2007 ingevoerde hop voldoet aan de in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1850/2006 vastgestelde minimumeisen voor het in de handel brengen van hop.

2.   De lidstaten moeten jaarlijks uiterlijk op 30 juni bij de Commissie verslag uitbrengen over de frequentie, de aard en de resultaten van de controles die in het aan genoemde datum voorafgaande jaar zijn uitgevoerd. De controles moeten worden uitgevoerd op ten minste 5 % van het aantal zendingen hop dat naar verwachting in dat jaar uit een derde land in de betrokken lidstaat zal worden ingevoerd.

3.   Indien de bevoegde instanties van de lidstaten constateren dat de onderzochte monsters niet aan de in lid 1 bedoelde minimumeisen voor het in de handel brengen voldoen, mogen de betrokken zendingen niet in de handel worden gebracht in de Gemeenschap.

4.   Indien een lidstaat constateert dat een product niet beantwoordt aan de gegevens van de gelijkwaardigheidsverklaring waarvan het vergezeld gaat, stelt hij de Commissie daarvan in kennis.

Volgens de in artikel 195, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 bedoelde procedure kan worden besloten de instantie die de gelijkwaardigheidsverklaring voor het product heeft afgegeven, te schrappen van de in bijlage I bij de onderhavige verordening opgenomen lijst.

Artikel 10

In afwijking van deze verordening is de overlegging van de in artikel 1, lid 2, bedoelde verklaring en de toepassing van artikel 5 niet vereist om hop en de hierna genoemde uit hop vervaardigde producten in verpakkingen van maximaal 1 kg voor hopbellen en hopmeel en 300 g voor hopextract in het vrije verkeer te brengen, op voorwaarde dat de betrokken hop en hopproducten

a)

worden aangeboden in kleine verpakkingen bestemd voor de verkoop aan particulieren voor eigen gebruik,

b)

bestemd zijn voor wetenschappelijk en technisch onderzoek,

c)

bestemd zijn voor jaarbeurzen waarvoor de desbetreffende douaneregelingen gelden.

Op de verpakking dienen de aard, het gewicht en het uiteindelijke gebruik van de producten te worden vermeld.

Artikel 11

De Verordeningen (EEG) nr. 3076/78 en (EEG) nr. 3077/78 worden ingetrokken.

Verwijzingen naar de ingetrokken verordeningen gelden als verwijzingen naar de onderhavige verordening en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage VI.

Artikel 12

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 18 december 2008.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 367 van 28.12.1978, blz. 17.

(3)  PB L 367 van 28.12.1978, blz. 28.

(4)  Zie bijlage V.

(5)  PB L 355 van 15.12.2006, blz. 72.


BIJLAGE I

VOOR DE AFGIFTE VAN DE VERKLARING BEVOEGDE INSTANTIES

Hopbellen GN-code: ex 1210

Hopmeel GN-code: ex 1210

Sappen en extracten van hop GN-code: 1302 13 00

Land van oorsprong

Bevoegde instantie

Adres

Code

Telefoon

Fax

e-mail (facultatief)

Australië

Quarantine Services

Department of Primary Industries & Water

Macquarie Wharf No 1

Hunter Street, Hobart

Tasmania 7000

(61-3)

6233 3352

6234 6785

 

Canada

Plant Protection Division, Animal and Plant Health Directorate, Food Production and Inspection Branch, Agriculture and Agri-food Canada

Floor 2, West Wing 59,

Camelot Drive

Napean, Ontario,

K1A OY9

(1-613)

952 8000

991 5612

 

China

Tianjin Airport Entry-Exit Inspection and Quarantine Bureau of the People's Republic of China

No. 33 Youyi Road,

Hexi District,

Tianjin 300201

(86-22)

2813 4078

28 13 40 78

ciqtj2002@163.com

Tianjin Economic and Technical Development Zone Entry-Exit Inspection and Quarantine Bureau of the People's Republic of China

No. 8, Zhaofaxincun

2nd Avenue, TEDA

Tianjin 300457

(86-22)

662 98343

662 98245

zhujw@tjciq.gov.cn

Inner Mongolia Entry-Exit Inspection and Quarantine Bureau of the People's Republic of China

No. 12 Erdos Street,

Saihan District, Huhhot City

Inner Mongolia 010020

(86-471)

434 1943

434 2163

zhaoxb@nmciq.gov.cn

Xinjiang Entry-Exit Inspection and Quarantine Bureau of the People's Republic of China

No. 116 North Nanhu Road,

Urumqi City

Xinjiang 830063

(86-991)

464 0057

464 0050

xjciq_jw@xjciq.gov.cn

Nieuw-Zeeland

Ministry of Agriculture and Fisheries

PO Box 2526

Wellington

(64-4)

472 0367

474 424

472-9071

 

Gawthorn Institute

Private Bag

Nelson

(64-3)

548 2319

546 9464

 

Servië

Naucni Institute za Ratarstvo/Zavod za Hmelj sirak I lekovito bilje

21470 Backi Petrovac

(38-21)

780 365

621 212

berenji@eunet.yu

Zuid-Afrika

CSIR Food Science and Technology

PO Box 395

0001 Pretoria

(27-12)

841 3172

841 3594

 

Zwitserland

Labor Veritas

Engimattstrasse 11

Postfach 353

CH-8027 Zürich

(41-44)

283 2930

201 4249

admin@laborveritas.ch

Oekraïne

Productional-Technical Centre (PTZ)

Ukrhmel

Hlebnaja 27

262028 Zhtiomie

(380)

37 2111

36 7331

 

Verenigde Staten

Washington Department of Agriculture

State Chemical and Hop Lab

21 N. 1st Ave. Suite 106

Yakima, WA 98902

(1-509)

225 7626

454 7699

 

Idaho Department of Agriculture

Division of Plant Industries

Hop Inspection Lab

2270 Old Penitentiary Road

P.O. Box 790

Boise, ID 83701

(1-208)

332 8620

334 2283

 

Oregon Department of Agriculture

Commodity Inspection Division

635 Capital Street NE

Salem, OR 97310-2532

(1-503)

986 4620

986 4737

 

California Department of Food and Agriculture (CDFA-CAC)

Division of Inspection Services

Analytical Chemistry Laboratory

3292 Meadowview Road

Sacramento, CA 95832

(1-916)

445 0029 of 262 1434

262 1572

 

USDA, GIPSA, FGIS

1100 NW Naito Parkway

Portland, OR 97209-2818

(1-503)

326 7887

326 7896

 

USDA, GIPSA, TSD, Tech Service Division, Technical Testing Laboratory

10383 Nth Ambassador Drive

Kansas City, MO 64153-1394

(1-816)

891 0401

891 0478

 

Zimbabwe

Standards Association of Zimbabwe (SAZ)

Northend Close,

Northridge Park Borrowdale,

P.O. Box 2259 Harare

(263-4)

88 2017, 88 2021, 88 5511

88 2020

info@saz.org.zw

saz.org.zw


BIJLAGE II

FORMULIER VOOR GELIJKWAARDIGHEIDSVERKLARING

Image


BIJLAGE III

FORMULIER VOOR HET UITTREKSEL UIT DE GELIJKWAARDIGHEIDSVERKLARING

Image


BIJLAGE IV

VOORSCHRIFTEN MET BETREKKING TOT DE IN DE ARTIKELEN 4 EN 6 BEDOELDE FORMULIEREN

I.   PAPIER

De formulieren worden gedrukt op wit papier met een gewicht van ten minste 40 gram per m2.

II.   FORMAAT

Het formaat is 210 × 297 mm

III.   TALEN

A.

De gelijkwaardigheidsverklaring wordt opgesteld in één van de officiële talen van de Gemeenschap; zij mag bovendien in de officiële taal of één van de officiële talen van het land van afgifte worden opgesteld.

B.

Het uittreksel uit de gelijkwaardigheidsverklaring wordt opgesteld in de door de bevoegde instanties van de lidstaat van afgifte voorgeschreven officiële taal van de Gemeenschap.

IV.   HET INVULLEN

A.

De formulieren worden ingevuld met de schrijfmachine of met de hand; in het laatste geval moet leesbaar worden geschreven in drukletters en met inkt.

B.

Elk formulier wordt voorzien van een individueel nummer dat wordt toegekend door de instantie van afgifte; dit nummer is hetzelfde voor het origineel en de twee kopieën ervan.

C.

Voor de gelijkwaardigheidsverklaring en de uittreksels eruit geldt het volgende:

1.

vak 5 van de verklaring hoeft niet te worden ingevuld voor uit hopmengsels vervaardigde hopproducten;

2.

de vakken 7 en 8 moeten worden ingevuld voor alle uit hop vervaardigde producten;

3.

de producten worden op de volgende manier omschreven (vak 9):

a)

„niet bereide hop” voor hop die alleen de eerste droging heeft ondergaan en een eerste maal is verpakt;

b)

„bereide hop” voor hop die de laatste droging heeft ondergaan en zich in de eindverpakking bevindt;

c)

„hopmeel” (omvat eveneens korrels en verrijkt meel);

d)

„geïsomeriseerd hopextract” voor een extract waarin de alfazuren bijna volledig zijn geïsomeriseerd;

e)

„hopextract” voor andere dan geïsomeriseerde hopextracten;

f)

„mengproducten van hop” voor mengsels van de onder c), d) en e) genoemde producten, met uitzondering van hop;

4.

in de omschrijving „bereide hop” en „niet bereide hop” moet het woord „zaadloze” worden ingevoegd wanneer de hop minder dan 2 % zaad bevat; in de andere gevallen moeten de woorden „met zaad” aan de omschrijving worden toegevoegd;

5.

ingeval de uit hop vervaardigde producten zijn verkregen uit hop van verschillende rassen en/of verschillende productiegebieden, moeten de verschillende rassen en/of productiegebieden worden vermeld in vak 9 en moeten in gewichtspercenten de in het mengsel verwerkte hoeveelheden van elk ras en elk productiegebied worden aangegeven.


BIJLAGE V

Ingetrokken verordening met overzicht van de achtereenvolgende wijzigingen ervan

Verordening (EEG) nr. 3076/78 van de Commissie

(PB L 367 van 28.12.1978, blz. 17)

 

Verordening (EEG) nr. 1465/79 van de Commissie

(PB L 177 van 14.7.1979, blz. 35)

uitsluitend artikel 2 en wat betreft de verwijzing naar Verordening (EEG) nr. 3076/78 in artikel 3

Verordening (EEG) nr. 4060/88 van de Commissie

(PB L 356 van 24.12.1988, blz. 42)

uitsluitend artikel 1

Verordening (EEG) nr. 2264/91 van de Commissie

(PB L 208 van 30.7.1991, blz. 20)

 

Verordening (EEG) nr. 2940/92 van de Commissie

(PB L 294 van 10.10.1992, blz. 8)

 

Verordening (EEG) nr. 717/93 van de Commissie

(PB L 74 van 27.3.1993, blz. 45)

 

Verordening (EEG) nr. 2918/93 van de Commissie

(PB L 264 van 23.10.1993, blz. 37)

 

Verordening (EEG) nr. 3077/78 van de Commissie

(PB L 367 van 28.12.1978, blz. 28)

 

Verordening (EEG) nr. 673/79 van de Commissie

(PB L 85 van 5.4.1979, blz. 25)

 

Verordening (EEG) nr. 1105/79 van de Commissie

(PB L 138 van 6.6.1979, blz. 9)

 

Verordening (EEG) nr. 1466/79 van de Commissie

(PB L 177 van 14.7.1979, blz. 37)

 

Verordening (EEG) nr. 3042/79 van de Commissie

(PB L 343 van 31.12.1979, blz. 5)

 

Verordening (EEG) nr. 3093/81 van de Commissie

(PB L 310 van 30.10.1981, blz. 17)

 

Verordening (EEG) nr. 541/85 van de Commissie

(PB L 62 van 1.3.1985, blz. 57)

 

Verordening (EEG) nr. 3261/85 van de Commissie

(PB L 311 van 22.11.1985, blz. 20)

 

Verordening (EEG) nr. 3589/85 van de Commissie

(PB L 343 van 20.12.1985, blz. 19)

uitsluitend artikel 1, lid 2

Verordening (EEG) nr. 1835/87 van de Commissie

(PB L 174 van 1.7.1987, blz. 14)

 

Verordening (EEG) nr. 3975/88 van de Commissie

(PB L 351 van 21.12.1988, blz. 23)

 

Verordening (EEG) nr. 4060/88 van de Commissie

(PB L 356 van 24.12.1988, blz. 42)

uitsluitend artikel 2

Verordening (EEG) nr. 2835/90 van de Commissie

(PB L 268 van 29.9.1990, blz. 88)

 

Verordening (EEG) nr. 2238/91 van de Commissie

(PB L 204 van 27.7.1991, blz. 13)

 

Verordening (EEG) nr. 2915/93 van de Commissie

(PB L 264 van 23.10.1993, blz. 29)

 

Verordening (EG) nr. 812/94 van de Commissie

(PB L 94 van 13.4.1994, blz. 4)

 

Verordening (EG) nr. 1757/94 van de Commissie

(PB L 183 van 19.7.1994, blz. 11)

 

Verordening (EG) nr. 201/95 van de Commissie

(PB L 24 van 1.2.1995, blz. 121)

 

Verordening (EG) nr. 972/95 van de Commissie

(PB L 97 van 29.4.1995, blz. 62)

 

Verordening (EG) nr. 2132/95 van de Commissie

(PB L 214 van 8.9.1995, blz. 7)

 

Verordening (EG) nr. 539/98 van de Commissie

(PB L 70 van 10.3.1998, blz. 3)

 

Verordening (EG) nr. 81/2005 van de Commissie

(PB L 16 van 20.1.2005, blz. 52)

 

Verordening (EG) nr. 495/2007 van de Commissie

(PB L 117 van 5.5.2007, blz. 6)

 


BIJLAGE VI

Concordantietabel

Verordening (EEG) nr. 3076/78

Verordening (EEG) nr. 3077/78

De onderhavige verordening

Artikel 1, leden 1 en 2

 

Artikel 1, leden 1 en 2

Artikel 1, lid 3

 

Artikel 2

 

Artikel 1, eerste zin

Artikel 3, eerste alinea

 

Artikel 1, tweede zin

Artikel 3, tweede alinea

Artikel 2

 

Artikel 4

Artikel 3, lid 1, aanhef

 

Artikel 5, lid 1, aanhef

Artikel 3, lid 1, eerste tot en met vierde streepje

 

Artikel 5, lid 1, onder a) – d)

Artikel 3, lid 2

 

Artikel 5, lid 2

Artikel 4

 

Artikel 5, lid 1, eerste zin

 

Artikel 6, lid 1, eerste alinea

Artikel 5, lid 1, tweede zin

 

Artikel 6, lid 1, tweede alinea

Artikel 5, lid 1, derde zin

 

Artikel 6, lid 1, derde alinea

Artikel 5, lid 2, eerste zin

 

Artikel 6, lid 2, eerste alinea

Artikel 5, lid 2, tweede zin

 

Artikel 6, lid 2, tweede alinea

Artikel 6

 

Artikel 7

Artikel 7, eerste alinea, eerste zin

 

Artikel 8, eerste alinea

Artikel 7, tweede alinea, aanhef, punt 1.

 

Artikel 8, tweede alinea, aanhef

Artikel 7, onder 1 a), aanhef

 

Artikel 8, tweede alinea, onder a), aanhef

Artikel 7, onder 1 a), eerste streepje

 

Artikel 8, tweede alinea, onder a) i)

Artikel 7, onder 1 a), tweede streepje

 

Artikel 8, tweede alinea, onder a) ii)

Artikel 7, onder 1 a), derde streepje

 

Artikel 8, tweede alinea, onder a) iii)

Artikel 7, onder 1 a), vierde streepje

 

Artikel 8, tweede alinea, onder a) iv)

Artikel 7, onder 1 a), vijfde streepje

 

Artikel 8, tweede alinea, onder a) v)

Artikel 7, onder 1 a), zesde streepje

 

Artikel 8, tweede alinea, onder a) vi)

Artikel 7, onder 1 a), zevende streepje

 

Artikel 8, tweede alinea, onder a) vii)

Artikel 7, onder 1 b)

 

Artikel 8, tweede alinea, onder b)

Artikel 7, punt 2.

 

Artikel 7 bis, eerste alinea, eerste zin

 

Artikel 9, lid 1

Artikel 7 bis, eerste alinea, tweede en derde zin

 

Artikel 9, lid 2

Artikel 7 bis, tweede alinea

 

Artikel 9, lid 3

Artikel 7 bis, derde alinea, eerste zin

 

Artikel 9, lid 4, eerste alinea

Artikel 7 bis, derde alinea, tweede zin

 

Artikel 9, lid 4, tweede alinea

Artikel 8

 

Artikel 10

Artikel 9

 

Artikel 10

 

Artikel 11

Artikel 12

Bijlage

Bijlage I

Bijlage I

 

Bijlage II

Bijlage II

 

Bijlage III

Bijlage III

 

Bijlage IV

 

Bijlage IV

Bijlage V

Bijlage VI


19.12.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 340/57


VERORDENING (EG) Nr. 1296/2008 VAN DE COMMISSIE

van 18 december 2008

houdende uitvoeringsbepalingen met betrekking tot de tariefcontingenten voor de invoer van maïs en sorgho in Spanje enerzijds en maïs in Portugal anderzijds

(Gecodificeerde versie)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen vooreen aantal landbouwproducten („Integrale-GMO-verordening”) (1), en met name op artikel 144, lid 1, in combinatie met artikel 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EG) nr. 1839/95 van de Commissie van 26 juli 1995 houdende uitvoeringsbepalingen met betrekking tot de tariefcontingenten voor de invoer van maïs en sorgho in Spanje enerzijds en maïs in Portugal anderzijds (2) is herhaaldelijk en ingrijpend gewijzigd (3). Ter wille van de duidelijkheid en een rationele ordening van de tekst dient tot codificatie van deze verordening te worden overgegaan.

(2)

De Gemeenschap heeft zich in de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde ertoe verbonden om met ingang van het verkoopseizoen 1995/1996 contingenten te openen voor de invoer tegen verlaagd recht van enerzijds 500 000 ton maïs in Portugal en anderzijds 2 miljoen ton maïs en 300 000 ton sorgho in Spanje. De invoer in Spanje van bepaalde graansubstituten wordt proportioneel in mindering gebracht op de totale in het kader van het invoercontingent in Spanje in te voeren hoeveelheden. Voor het invoercontingent voor maïs in Portugal mag het feitelijk te betalen invoerrecht niet hoger zijn dan 50 euro per ton.

(3)

Om een goed beheer van die contingenten te garanderen, moet worden voorzien in dezelfde methoden voor het berekenen van de invoer van maïs en/of sorgho in Spanje en in Portugal.

(4)

Om dat doel te bereiken en een doeltreffende toepassing van de regeling en van de internationale verplichtingen van de Gemeenschap door de Commissie te garanderen, moet nauwkeurig worden bepaald welke invoer in aanmerking moet worden genomen bij de berekeningen in het kader van die contingenten en moet worden bepaald dat Spanje en Portugal de Commissie elke maand in kennis moeten stellen van de daadwerkelijke invoer van de betrokken producten, met vermelding van de toegepaste berekeningsmethode.

(5)

Bij het contingent voor de invoer van maïs in Portugal en van maïs en sorgho in Spanje en om rekening te houden met de eventuele invoer van substituten moet worden uitgegaan van het kalenderjaar.

(6)

Op grond van de voor een bepaald jaar in Portugal in te voeren hoeveelheden maïs en in Spanje in te voeren hoeveelheden maïs en sorgho, verminderd met de voor hetzelfde jaar in Spanje ingevoerde hoeveelheid van bepaalde graansubstituten, is het onmogelijk om reeds aan het einde van elk jaar te bepalen hoeveel maïs of sorgho nog voor dat jaar kan worden ingevoerd. Daarom dient de periode waarvoor de invoer voor een bepaald jaar kan worden geboekt indien nodig te kunnen worden verlengd tot mei van het daaropvolgende jaar.

(7)

Het is in het belang van de communautaire marktdeelnemers ervoor te zorgen dat de interne markt adequaat en tegen stabiele prijzen met de betrokken producten wordt bevoorraad en dat onnodige en overdreven risico’s of zelfs marktverstoringen in de vorm van grote prijsschommelingen worden voorkomen. Met inachtneming van de ontwikkelingen op de internationale markten, de bevoorradingsomstandigheden in Spanje en Portugal en de internationale verbintenissen van de Gemeenschap moet de Commissie beslissen of, met het oog op de volledige benutting van de invoercontingenten voor de betrokken producten, een korting dient te worden toegepast op de geldende invoerrechten die zijn vastgesteld overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1249/96 van de Commissie van 28 juni 1996 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 1766/92 van de Raad ten aanzien van de invoerrechten in de sector granen (4).

(8)

Om naleving van deze contingenten te garanderen, moeten maatregelen worden vastgesteld inzake hetzij rechtstreekse aankoop op de wereldmarkt, hetzij toepassing van een korting op het overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1249/96 vastgestelde invoerrecht.

(9)

Cumulering van de voordelen waarin is voorzien in het kader van enerzijds de regeling die is vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1528/2007 van de Raad (5), welke regeling van toepassing is bij de invoer in de Gemeenschap van sorgho en maïs van oorsprong uit bepaalde staten behorende tot de groep van staten in Afrika, het Caribische gebied en de Stille Oceaan (ACS-Staten), en anderzijds deze verordening, kan tot verstoringen op de Spaanse of de Portugese graanmarkt leiden. Dit nadeel kan worden verholpen door de vaststelling van een specifieke korting op het recht dat geldt voor maïs en sorgho die in het kader van deze verordening worden ingevoerd.

(10)

Wat betreft de rechtstreekse aankoop op de wereldmarkt, om de transacties onder de gunstigste voorwaarden en met name tegen de laagste aankoop- en vervoerkosten mogelijk te maken, moet de levering franco bij, door het betrokken betaalorgaan of interventiebureau aangewezen opslagplaatsen, worden toegewezen door middel van een openbare inschrijving. De offertes van de inschrijvers moeten betrekking hebben op welomschreven partijen die overeenkomen met de in bepaalde gebieden van de betrokken lidstaat beschikbare opslagcapaciteit, zoals bekendgemaakt in het bericht van inschrijving.

(11)

Enerzijds moet de inschrijvingsprocedure worden bepaald, zowel voor de korting op het recht als voor de rechtstreekse aankoop op de wereldmarkt, en anderzijds moeten de voorwaarden worden vastgesteld voor de indiening van de offertes, alsmede voor het stellen en de vrijgave van de zekerheden die moeten waarborgen dat de inschrijver zijn verplichtingen nakomt.

(12)

Voor een goed economisch en financieel beheer van de betrokken aankopen, met name ter voorkoming van bovenmatig grote risico's voor de leverancier gezien de te verwachten prijzen op de Portugese en op de Spaanse markt, moet graan dat niet aan de voor de inschrijving gestelde kwaliteitseisen beantwoordt met een verlaagd recht kunnen worden ingevoerd voor afzet op de markt. In dat geval echter kan de korting op het recht niet groter zijn dan het laatste bedrag dat is vastgesteld.

(13)

Regels moeten worden vastgesteld inzake de boekhoudkundige verwerking van de uit deze verordening voortvloeiende transacties overeenkomstig het bepaalde in Verordening (EG) nr. 1290/2005 van de Raad van 21 juni 2005 betreffende de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (6).

(14)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Beheerscomité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

1.   Elk jaar worden op 1 januari jaarlijkse invoercontingenten voor 2 miljoen ton maïs en 0,3 miljoen ton sorgho uit derde landen geopend die bestemd zijn om in Spanje in het vrije verkeer te worden gebracht. Voor de invoer in het kader van deze contingenten gelden de in deze verordening vastgestelde voorwaarden.

2.   Op 1 januari van elk jaar wordt met het oog op het in het vrije verkeer brengen in Portugal een contingent geopend voor de invoer van maximaal 0,5 miljoen ton maïs. Voor de invoer op jaarbasis in het kader van dit contingent gelden de in deze verordening vastgestelde voorwaarden.

3.   In geval van door de Commissie naar behoren geconstateerde technische moeilijkheden kan volgens de in artikel 195, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 bedoelde procedure een invoertermijn worden vastgesteld die tot na het einde van het verkoopseizoen loopt.

4.   De bij artikel 2, lid 5, van Verordening (EG) nr. 1249/96 vastgestelde verlaging van het invoerrecht voor glazige maïs geldt niet in het kader van de in de leden 1 en 2 van dit artikel bedoelde contingenten.

Artikel 2

1.   De in artikel 1, lid 1, genoemde hoeveelheden voor invoer in Spanje worden voor elk jaar proportioneel verlaagd met de hoeveelheden afvallen van de maïszetmeelbereiding van GN-codes 2303 10 19 en 2309 90 20, bostel van GN-code 2303 30 00 en residuen van citrusvruchtenpulp van GN-code ex 2308 00 40 die in dat jaar uit derde landen in Spanje worden ingevoerd.

2.   De Commissie berekent voor de in artikel 1, leden 1 en 2, bedoelde contingenten:

a)

de hoeveelheden maïs (GN-code 1005 90 00) en sorgho (GN-code 1007 00 90) die in Spanje zijn ingevoerd en de hoeveelheden maïs (GN-code 1005 90 00) die in Portugal zijn ingevoerd in de loop van het betrokken kalenderjaar en, zo nodig, tot en met mei van het volgende jaar;

b)

de in lid 1 van dit artikel bedoelde hoeveelheden afvallen van de maïszetmeelbereiding, bostel en residuen van citrusvruchtenpulp, die in Spanje zijn ingevoerd in de loop van het betrokken kalenderjaar.

Wanneer, overeenkomstig het bepaalde in de eerste alinea, onder a), hoeveelheden worden meegerekend voor maanden die volgen op het als referentie aangehouden kalenderjaar, mogen deze hoeveelheden niet meer worden meegerekend voor het daaropvolgende kalenderjaar.

3.   Bij de in lid 2 bedoelde berekening wordt geen rekening gehouden met de invoer van maïs in Spanje en Portugal op grond van de onderstaande wetsbesluiten:

a)

Verordening (EG) nr. 2007/2000 van de Raad (7);

b)

Besluit 2005/40/EG, Euratom van de Raad en de Commissie (8);

c)

Besluit 2006/580/EG van de Raad (9);

d)

Verordening (EG) nr. 969/2006 van de Commissie (10).

Artikel 3

Uiterlijk de 15e van elke maand melden de bevoegde autoriteiten van Spanje en Portugal langs elektronische weg en volgens het in bijlage I vastgestelde model aan de Commissie welke hoeveelheden van de in artikel 2, lid 2, bedoelde producten in de loop van de tweede voorafgaande maand zijn ingevoerd.

Artikel 4

1.   De in artikel 1, lid 1, genoemde hoeveelheden maïs en sorgho zijn bestemd voor verwerking of gebruik in Spanje.

2.   De in artikel 1, lid 2, genoemde hoeveelheden maïs zijn bestemd voor verwerking of gebruik in Portugal.

Artikel 5

De invoer in Spanje en Portugal in het kader van de in artikel 1, leden 1 en 2, genoemde invoercontingenten en hoeveelheden gebeurt met toepassing van de in artikel 6 opgenomen regeling inzake korting op het invoerrecht of via rechtstreekse aankoop op de wereldmarkt.

HOOFDSTUK II

INVOER MET VERLAGING VAN HET INVOERRECHT

Artikel 6

1.   Onverminderd artikel 15 kan bij de invoer van maïs en sorgho in Spanje en van maïs in Portugal binnen de in artikel 1, leden 1 en 2, genoemde hoeveelheden een korting worden toegepast op het overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1249/96 vastgestelde invoerrecht.

2.   Rekening houdend met de bestaande marktomstandigheden beslist de Commissie of de in lid 1 bedoelde korting moet worden toegepast met het oog op de volledige benutting van de invoercontingenten.

3.   Indien de Commissie tot de toepassing van de in lid 1 bedoelde korting beslist, wordt een vaste korting vastgesteld of via inschrijving een korting bepaald, en wel van een zodanig niveau dat enerzijds wordt voorkomen dat door de invoer in Spanje de Spaanse markt en door de invoer in Portugal de Portugese markt wordt verstoord en er anderzijds voor wordt gezorgd dat de in artikel 1, leden 1 en 2, genoemde hoeveelheden daadwerkelijk worden ingevoerd.

4.   Het bedrag van de vaste korting en, voor het geval de korting wordt bepaald volgens de in artikel 8, lid 1, bedoelde inschrijvingsprocedure, het bedrag van laatstbedoelde korting worden vastgesteld volgens de in artikel 195, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 bedoelde procedure.

Voor de invoer in Portugal wordt de in lid 3 bedoelde korting zo vastgesteld dat het feitelijk te betalen recht niet hoger is dan 50 EUR per ton.

De korting kan worden gedifferentieerd bij invoer van maïs en/of sorgho op grond van Verordening (EG) nr. 1528/2007.

5.   De in lid 1 bedoelde verlaging van het invoerrecht wordt toegepast bij invoer in Spanje van maïs van GN-code 1005 90 00 en sorgho van GN-code 1007 00 90 en bij invoer in Portugal van maïs van GN-code 1005 90 00 op basis van een certificaat dat door de bevoegde Spaanse, respectievelijk Portugese, autoriteiten is afgegeven overeenkomstig het bepaalde in deze verordening en na goedkeuring door de Commissie. Het certificaat is uitsluitend geldig in de lidstaat waar het is afgegeven.

Artikel 7

1.   Voor de korting op het invoerrecht kan een inschrijving worden gehouden. In dat geval nemen gegadigden aan de inschrijving deel hetzij door bij de in het bericht van inschrijving vermelde bevoegde instantie een schriftelijke offerte tegen ontvangstbewijs af te geven, hetzij door aan die instantie een offerte per aangetekende brief, door middel van een schriftelijk telecommunicatiebericht of per telegram toe te zenden.

2.   In de offerte worden vermeld:

a)

de referentie van de inschrijving;

b)

de naam en het volledige adres van de inschrijver met vermelding van het telex- of faxnummer;

c)

de aard en de hoeveelheid van het in te voeren product;

d)

het in euro per ton gevraagde bedrag van de korting op het invoerrecht;

e)

het land van oorsprong van het in te voeren graan.

3.   De offerte moet vergezeld gaan van

a)

het bewijs dat de inschrijver een zekerheid van 20 euro per ton heeft gesteld, en

b)

de schriftelijke verbintenis om, binnen twee dagen na ontvangst van het bericht van toewijzing voor de toegewezen hoeveelheid bij de bevoegde instantie een aanvraag voor een invoercertificaat in te dienen en om uit het in de offerte aangegeven land in te voeren.

4.   In de offerte mag slechts één land van oorsprong worden vermeld; de offerte mag hoogstens betrekking hebben op de hoeveelheid die voor de betrokken inschrijvingsperiode beschikbaar is.

5.   Een offerte die niet overeenkomstig de leden 1 tot en met 4 wordt ingediend of die andere voorwaarden bevat dan die welke in het bericht van inschrijving zijn vastgesteld, is ongeldig.

6.   Een offerte kan niet worden ingetrokken.

7.   De bevoegde instantie moet de ingediende offertes binnen twee uur na het verstrijken van de in het bericht van inschrijving voor de indiening van de offertes vastgestelde termijn aan de Commissie doen toekomen. De offertes moeten overeenkomstig het model in bijlage II worden meegedeeld.

Indien er geen offertes zijn, deelt de betrokken lidstaat dit binnen dezelfde termijn aan de Commissie mee.

Artikel 8

1.   Aan de hand van de offertes die bij een inschrijving voor de korting op het invoerrecht zijn ingediend en aan haar zijn meegedeeld, besluit de Commissie volgens de in artikel 195, lid 2 van Verordening (EG) nr. 1234/2007 bedoelde procedure:

a)

een maximumkorting op het invoerrecht vast te stellen, dan wel

b)

geen gevolg te geven aan de inschrijving.

Wanneer een maximumkorting op het invoerrecht wordt vastgesteld, wordt toegewezen aan de inschrijvers wier offerte gelijk is aan of lager is dan die maximumkorting. Wanneer echter de op grond van een inschrijving vastgestelde maximumkorting voor een bepaalde week tot de toewijzing van een grotere hoeveelheid leidt dan die welke nog kan worden ingevoerd, wordt aan de inschrijver wiens offerte overeenkomt met de aanvaarde maximumkorting, een hoeveelheid toegewezen die gelijk is aan het verschil tussen de som van de in de overige aanvaarde offertes gevraagde hoeveelheden en de beschikbare hoeveelheid. Wanneer verscheidene offertes gelijk zijn aan de vastgestelde maximumkorting, wordt de overblijvende hoeveelheid aan de betrokken inschrijvers toegewezen naar verhouding van de hoeveelheid waarvoor zij een offerte hebben ingediend.

2.   Zodra de Commissie het in lid 1 bedoelde besluit heeft genomen, stelt de bevoegde Spaanse of Portugese dienst alle inschrijvers in kennis van het resultaat van hun deelneming.

Artikel 9

1.   De certificaataanvragen worden ingediend op formulieren die gedrukt en/of opgesteld zijn overeenkomstig het bepaalde in artikel 17 van Verordening (EG) nr. 376/2008 van de Commissie (11). Bij vaststelling van een vast kortingsbedrag door de Commissie, worden de aanvragen gedurende de eerste twee werkdagen van elke week ingediend. Bij vaststelling van de korting via een openbare inschrijving worden de aanvragen voor de toegewezen hoeveelheid ingediend binnen twee werkdagen na de ontvangst van het bericht van toewijzing en wordt in de aanvragen de in de offerte gevraagde korting vermeld.

2.   In vak 24 van de certificaataanvragen en de certificaten wordt één van de in bijlage III opgenomen vermeldingen aangebracht.

3.   Bij toepassing van een vaste korting worden de ingediende certificaataanvragen slechts in aanmerking genomen voor zover het bewijs wordt geleverd dat ten gunste van de bevoegde instantie een zekerheid van 20 euro per ton is gesteld.

Artikel 10

1.   De certificaataanvragen gaan vergezeld van de schriftelijke verbintenis van de aanvrager om uiterlijk bij de afgifte van het certificaat een honoreringszekerheid te stellen waarvan het bedrag per ton gelijk is aan dat van de vastgestelde vaste korting of de in de offerte gevraagde korting.

2.   De in artikel 12, onder a), van Verordening (EG) nr. 1342/2003 van de Commissie (12) bedoelde zekerheid geldt voor de op grond van deze verordening afgegeven invoercertificaten.

3.   Wanneer de Commissie een vaste korting heeft vastgesteld, worden de korting en de invoerheffing van de dag toegepast waarop het douanekantoor de aangifte voor het vrije verkeer aanvaardt.

4.   Wanneer de korting door middel van een openbare inschrijving is vastgesteld, wordt het invoerrecht van de dag toegepast waarop het douanekantoor de aangifte voor het vrije verkeer aanvaardt. Voorts wordt het bedrag van de korting aangegeven in vak 24 van het certificaat.

Bij afgifte van het invoercertificaat in de periode gaande van oktober tot en met mei, wordt echter voor invoer na het einde van de maand waarin het certificaat wordt afgegeven, de korting verhoogd met een bedrag dat gelijk is aan het verschil tussen de in de maand van afgifte van het certificaat geldende interventieprijs, vermeerderd met 55 %, en die welke geldt in de maand waarin de aangifte voor het vrije verkeer wordt aanvaard, eveneens vermeerderd met 55 %. Voor certificaten die vóór 1 oktober worden afgegeven en na die datum worden gebruikt, wordt de korting verminderd met een op dezelfde wijze berekend bedrag.

5.   Een aanvraag is slechts ontvankelijk,

a)

wanneer zij een hoeveelheid betreft die niet groter is dan de maximumhoeveelheid die voor een periode voor de indiening van de aanvragen beschikbaar is;

b)

wanneer zij vergezeld gaat van het bewijs dat de aanvrager in de lidstaat van invoer handel in granen drijft met andere landen. Voor de toepassing van dit artikel wordt dit bewijs geleverd door aan de bevoegde instantie enerzijds het afschrift voor te leggen van het bewijs van betaling van de belasting over de toegevoegde waarde in de betrokken lidstaat en anderzijds, voor een in de laatste drie jaar verrichte transactie, het afschrift voor te leggen van een bewijs van in- of uitklaring in de betrokken lidstaat voor een op naam van de aanvrager gesteld invoer- of uitvoercertificaat, of, wat de handel binnen de Gemeenschap betreft, van een op naam van de aanvrager gestelde factuur.

6.   Bij elke invoer worden door de douaneautoriteiten van de lidstaat van invoer representatieve monsters genomen op grond van de bepalingen als bedoeld in de bijlage bij Richtlijn 76/371/EEG van de Commissie (13) om het gehalte aan glazige korrels te bepalen volgens de methode en de criteria die zijn beschreven in artikel 6, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1249/96.

Artikel 11

1.   Als de Commissie een vaste korting heeft vastgesteld, worden de certificaten uiterlijk op de vrijdag na de in artikel 9, lid 1, bedoelde uiterste datum voor de indiening van de aanvragen ten hoogste afgegeven voor de hoeveelheden die beschikbaar zijn. Wanneer die vrijdag geen werkdag is, worden zij op de eerstvolgende werkdag afgegeven.

Wanneer de voor een bepaalde week ingediende aanvragen een grotere hoeveelheid betreffen dan de overeenkomstig de tariefcontingenten voor maïs en sorgho voor Spanje en maïs voor Portugal nog in te voeren hoeveelheid, worden de hoeveelheden waarvoor certificaten worden afgegeven berekend door toepassing van een uniform verminderingspercentage op de in de certificaataanvragen vermelde hoeveelheden.

2.   Als de korting door middel van openbare inschrijving is vastgesteld, worden de certificaten uiterlijk op de derde werkdag na de in artikel 9, lid 1, bedoelde uiterste datum voor de indiening van de certificaataanvragen afgegeven, voor zover de inschrijver aan wie is toegewezen de in artikel 7, lid 3, onder b), bedoelde aanvraag voor een invoercertificaat binnen de voorgeschreven termijn indient voor de hoeveelheden die hem zijn toegewezen.

3.   De hoeveelheden waarvoor in de loop van een week certificaten zijn afgegeven, worden uiterlijk op de derde werkdag van de daaropvolgende week door de bevoegde instanties aan de Commissie meegedeeld.

4.   In afwijking van artikel 22, lid 1, van Verordening (EG) nr. 376/2008 worden de invoercertificaten, voor de vaststelling van de geldigheidsduur, geacht te zijn afgegeven op de uiterste datum voor de indiening van de offertes of aanvragen.

Artikel 12

1.   De geldigheidsduur van de certificaten is,

a)

bij vaststelling van een vaste korting door de Commissie, die welke is bepaald in artikel 6 van Verordening (EG) nr. 1342/2003;

b)

voor certificaten die worden afgegeven op grond van een inschrijving ter bepaling van de korting op het invoerrecht, die welke is vastgesteld in de verordening tot opening van de betrokken inschrijving.

2.   In vak 8 van het invoercertificaat moet „JA” worden aangekruist. In afwijking van artikel 7, lid 4, van Verordening (EG) nr. 376/2008 mag de in het vrije verkeer gebrachte hoeveelheid niet groter, doch wel hoogstens 5 % kleiner zijn dan de in de vakken 17 en 18 van het invoercertificaat aangegeven hoeveelheid. Daartoe wordt in vak 19 van het certificaat het cijfer 0 ingevuld.

3.   In afwijking van artikel 8 van Verordening (EG) nr. 376/2008 mogen de rechten die voortvloeien uit de in de onderhavige verordening bedoelde invoercertificaten niet worden overgedragen.

Artikel 13

1.   Onverminderd de controlemaatregelen op grond van artikel 14, wordt de in artikel 7, lid 3, onder a), bedoelde zekerheid

a)

onverwijld vrijgegeven, wanneer de in het kader van de inschrijving ingediende offerte niet is aanvaard;

b)

bij de afgifte van het invoercertificaat vrijgegeven, wanneer de in het kader van de inschrijving ingediende offerte is aanvaard. Als de in artikel 7, lid 3, onder b), bedoelde verbintenis niet wordt nagekomen, wordt de zekerheid echter verbeurd.

2.   Onverminderd de controlemaatregelen op grond van artikel 14, wordt de in artikel 9, lid 3, bedoelde zekerheid

a)

onverwijld vrijgegeven, voor de hoeveelheden waarvoor geen certificaat wordt afgegeven;

b)

bij de afgifte van het invoercertificaat afgegeven, voor de hoeveelheden waarvoor dat certificaat wordt afgegeven.

3.   Onverminderd de controlemaatregelen op grond van artikel 14, wordt de in artikel 10, lid 1, bedoelde zekerheid vrijgegeven wanneer de inschrijver aan wie toegewezen is, het bewijs levert

a)

dat voor maïs die is geanalyseerd op grond van de in artikel 10, lid 6, genoemde bepalingen en waarvan het gehalte aan glazige korrels groter is dan 60 %, het ingevoerde product in de lidstaat van invoer is verwerkt in een ander product dan producten van de GN-codes 1904 10 10, 1103 13 of 1104 23. Dit bewijs kan worden geleverd door overlegging van een controle-exemplaar T5 dat, voor het vertrek van de goederen voor de verwerking ervan, door het douanekantoor van inklaring is opgesteld volgens de bepalingen van Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie (14);

b)

dat voor maïs die is geanalyseerd op grond van de in artikel 10, lid 6, genoemde bepalingen en waarvan het gehalte aan glazige korrels kleiner is dan of gelijk aan 60 % en voor sorgho, het ingevoerde product in de lidstaat van invoer is verwerkt of gebruikt. Dit bewijs kan worden geleverd door overlegging van een factuur over de verkoop aan een in de lidstaat van invoer gevestigde verwerker of verbruiker;

c)

dat het product wegens overmacht niet ingevoerd, verwerkt of gebruikt kon worden;

d)

dat het ingevoerde product ongeschikt is geworden voor gebruik.

De zekerheid wordt ter vervanging van het invoerrecht verbeurd voor de hoeveelheden waarvoor bovenbedoeld bewijs niet wordt geleverd binnen 18 maanden na de datum waarop de aangifte voor het vrije verkeer is aanvaard.

De verwerking of het gebruik van het ingevoerde product wordt geacht te hebben plaatsgevonden wanneer 95 % van de in het vrije verkeer gebrachte hoeveelheid verwerkt of gebruikt is.

4.   Het bepaalde in artikel 34 van Verordening (EG) nr. 376/2008 is, met uitzondering van de in lid 4 van dat artikel bedoelde termijn van twee maanden, voor de zekerheden van toepassing.

Artikel 14

1.   Maïs of sorgho die met een korting op het invoerrecht in het vrije verkeer is gebracht, blijft tot het tijdstip waarop het gebruik of de verwerking ervan is geconstateerd, onder douanecontrole of onder een administratieve controle die gelijkwaardige garanties biedt.

2.   De betrokken lidstaat neemt de nodige maatregelen om er in voorkomend geval voor te zorgen dat de in lid 1 bedoelde controle wordt uitgevoerd. Deze maatregelen houden met name voor de importeurs de verplichting in zich aan elke noodzakelijk geachte controle te onderwerpen en een specifieke boekhouding te voeren aan de hand waarvan de bevoegde instanties de door hen noodzakelijk geachte controles kunnen verrichten.

3.   De betrokken lidstaat stelt de Commissie in kennis van de overeenkomstig lid 2 genomen maatregelen, zodra die zijn vastgesteld.

HOOFDSTUK III

RECHTSTREEKSE AANKOOP OP DE WERELDMARKT

Artikel 15

1.   Met het oog op de in artikel 1 bedoelde invoer kan volgens de in artikel 195, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 bedoelde procedure worden besloten dat het Spaanse of het Portugese betaalorgaan of interventiebureau, hierna beide „interventiebureau” genoemd, nog vast te stellen hoeveelheden maïs en/of sorgho op de wereldmarkt aankoopt en deze in de betrokken lidstaat onder het stelsel van douane-entrepots plaatst zoals bedoeld in de artikelen 98 tot en met 113 van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad (15) en in de betrokken uitvoeringsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 2454/93.

2.   De overeenkomstig lid 1 aangekochte hoeveelheden worden volgens de in artikel 195, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 bedoelde procedure op de binnenlandse markt van de betrokken lidstaat verkocht tegen zodanige voorwaarden dat verstoringen op die markt worden voorkomen en het bepaalde in artikel 14 van deze verordening wordt nageleefd.

Wanneer het product op de interne markt wordt verkocht, dient de koper bij de betaling van het product bij het interventiebureau van de betrokken lidstaat een zekerheid te stellen ten bedrage van 15 euro per ton. Deze zekerheid wordt vrijgegeven wanneer het in artikel 13, lid 3, bedoelde bewijs wordt geleverd. Voor het vrijgeven van deze zekerheid gelden de bepalingen van artikel 13, lid 3, tweede en derde alinea, en artikel 13, lid 4.

3.   Wanneer de producten in het vrije verkeer worden gebracht, wordt een invoerrecht toegepast dat gelijk is aan het gemiddelde van de rechten die op grond van Verordening (EG) nr. 1249/96 voor de betrokken granen zijn vastgesteld in de maand vóór de datum waarop de aangifte voor het vrije verkeer wordt aanvaard, verminderd met 55 % van de interventieprijs in die maand.

De producten worden door het interventiebureau van de betrokken lidstaat in het vrije verkeer gebracht.

Wanneer de kopers de goederen aan het interventiebureau betalen, wordt de verkoopprijs, verminderd met het in de eerste alinea bedoelde recht, geboekt als geïnd bedrag als bedoeld in artikel 5, lid 2, onder f) van Verordening (EG) nr. 884/2006 van de Commissie (16).

4.   De in lid 1 bedoelde aankoop wordt beschouwd als een interventie ter regulering van de landbouwmarkten in de zin van artikel 3, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 1290/2005.

5.   De door het interventiebureau verrichte betalingen voor de in lid 1 bedoelde aankopen worden door de Gemeenschap ten laste genomen naarmate zij worden verricht en worden beschouwd als een interventie in de zin van artikel 3, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 1290/2005. Het interventiebureau van de betrokken lidstaat boekt de aangekochte goederen tegen nulwaarde op de in artikel 5 van Verordening (EG) nr. 884/2006 bedoelde rekening.

Artikel 16

1.   Het Spaanse of het Portugese interventiebureau koopt het product op de wereldmarkt aan door toewijzing van de levering via een openbare inschrijving. De levering omvat de aankoop van het product op de wereldmarkt en de levering franco, niet gelost, bij de door een van die twee interventiebureaus aangewezen opslagplaatsen om er onder het in de artikelen 98 tot en met 113 van Verordening (EEG) nr. 2913/92 bedoelde stelsel van douane-entrepots te worden geplaatst.

In het in artikel 15, lid 1, bedoelde besluit tot aankoop op de wereldmarkt worden met name de in te voeren hoeveelheid graan, de openings- en sluitingsdatum van de openbare inschrijving en de uiterste leveringsdatum vastgesteld.

2.   Een overeenkomstig bijlage IV opgesteld bericht van inschrijving wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie, serie C. Het bericht van inschrijving betreft een of meer partijen. Onder partij wordt de volgens het bericht van inschrijving te leveren hoeveelheid verstaan.

3.   Het interventiebureau van de betrokken lidstaat stelt zo nodig aanvullende maatregelen vast voor de betrokken aankoop op de wereldmarkt.

Het interventiebureau deelt deze maatregelen onverwijld aan de Commissie mee en brengt ze ter kennis van de marktdeelnemers.

Artikel 17

1.   Gegadigden nemen aan de openbare inschrijving deel hetzij door de schriftelijke offerte tegen afgifte van een ontvangstbewijs in te dienen bij het in het bericht van inschrijving vermelde interventiebureau, hetzij door de offerte per aangetekende brief, door middel van een schriftelijk telecommunicatiebericht of per telegram aan dat interventiebureau toe te zenden.

De offertes moeten op de in het bericht van inschrijving bepaalde uiterste datum voor de indiening ervan vóór 12.00 uur (plaatselijke tijd Brussel) door het betrokken interventiebureau zijn ontvangen.

2.   Een offerte kan alleen voor een gehele partij worden ingediend. In de offerte worden vermeld:

a)

de referentie van de inschrijving;

b)

de naam en het volledige adres van de inschrijver met vermelding van het telex- of telefaxnummer;

c)

de betrokken partij;

d)

het gevraagde bedrag per ton product in euro;

e)

het land van oorsprong van het in te voeren graan;

f)

afzonderlijk, de gevraagde cif-prijs per ton product in euro.

3.   De offerte moet vergezeld gaan van het bewijs dat vóór de uiterste datum voor de indiening van de offertes de in artikel 18, lid 1, bedoelde zekerheid is gesteld.

4.   Een offerte die niet overeenkomstig dit artikel wordt ingediend of die andere voorwaarden bevat dan die welke voor de openbare inschrijving zijn vastgesteld, is ongeldig.

5.   Een offerte kan niet worden ingetrokken.

Artikel 18

1.   Een ingediende offerte wordt slechts in aanmerking genomen, wanneer het bewijs wordt geleverd dat een zekerheid van 20 euro per ton is gesteld.

2.   De zekerheid wordt gesteld overeenkomstig de bepalingen die de betrokken lidstaat op grond van Verordening (EEG) nr. 2220/85 van de Commissie (17) heeft vastgesteld in het in artikel 16, lid 2, van deze verordening bedoelde bericht van inschrijving.

3.   De zekerheid wordt onverwijld vrijgegeven, wanneer

a)

de offerte niet is aanvaard;

b)

de inschrijver aan wie is toegewezen, voor de aanvaarde offerte het bewijs levert dat de levering overeenkomstig de in artikel 16 bepaalde voorwaarden is uitgevoerd;

c)

de inschrijver aan wie is toegewezen, het bewijs levert dat het product wegens overmacht niet kon worden ingevoerd.

Artikel 19

Het onderzoek en de voorlezing van de offertes zijn openbaar. Deze werkzaamheden worden onmiddellijk na afloop van de termijn voor de indiening van de offertes door het interventiebureau uitgevoerd.

Artikel 20

1.   Onverminderd de leden 2 en 3 wordt de toewijzing aan de inschrijver die de gunstigste offerte heeft ingediend, uiterlijk op de tweede werkdag na de dag waarop de offertes onderzocht en voorgelezen zijn, schriftelijk aan alle inschrijvers meegedeeld.

2.   Wanneer verscheidene inschrijvers de gunstige offerte hebben ingediend, bepaalt het interventiebureau door loting aan wie van hen wordt toegewezen.

3.   Als de ingediende offertes niet in overeenstemming lijken te zijn met de normale marktvoorwaarden, kan het interventiebureau van toewijzing afzien. Binnen een week wordt een nieuwe inschrijving gehouden totdat de levering van alle partijen is toegewezen.

Artikel 21

1.   Bij de levering controleert het interventiebureau de hoeveelheid en de kwaliteit van het product.

Behoudens toepassing van de in het bericht van inschrijving vermelde kortingen, wordt de levering geweigerd wanneer de kwaliteit van het product lager is dan de gevraagde minimumkwaliteit. Eventueel kan het product echter toch met verlaagd recht worden ingevoerd met toepassing van een vaste korting overeenkomstig hoofdstuk II.

2.   Wanneer als gevolg van het bepaalde in lid 1 de levering niet wordt uitgevoerd, wordt de in artikel 18 bedoelde zekerheid verbeurd, onverminderd de overige financiële gevolgen die de verbreking van het leveringscontract met zich brengt.

HOOFDSTUK IV

SLOTBEPALINGEN

Artikel 22

Verordening (EG) nr. 1839/95 wordt ingetrokken.

Verwijzingen naar de ingetrokken verordening gelden als verwijzingen naar de onderhavige verordening en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage VI.

Artikel 23

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 18 december 2008.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 177 van 28.7.1995, blz. 4.

(3)  Zie bijlage V.

(4)  PB L 161 van 29.6.1996, blz. 125.

(5)  PB L 348 van 31.12.2007, blz. 1.

(6)  PB L 209 van 11.8.2005, blz. 1.

(7)  PB L 240 van 23.9.2000, blz. 1.

(8)  PB L 26 van 28.1.2005, blz. 1.

(9)  PB L 239 van 1.9.2006, blz. 1.

(10)  PB L 176 van 30.6.2006, blz. 44.

(11)  PB L 114 van 26.4.2008, blz. 3.

(12)  PB L 189 van 29.7.2003, blz. 12.

(13)  PB L 102 van 15.4.1976, blz. 1.

(14)  PB L 253 van 11.10.1993, blz. 1.

(15)  PB L 302 van 19.10.1992, blz. 1.

(16)  PB L 171 van 23.6.2006, blz. 35.

(17)  PB L 205 van 3.8.1985, blz. 5.


BIJLAGE I

Invoer van maïs (GN-code 1005 90 00), sorgho (GN-code 1007 00 90) en substitutieproducten (GN-codes 2303 10 19, 2303 20 00, 2309 90 20 en ex 2308 00 40)

(formulier te verzenden naar het volgende adres: agri-c1@ec.europa.eu)

 

In de loop van [maand/jaar] in het vrije verkeer gebrachte hoeveelheden

 

Lidstaat: [LAND/Bevoegde nationale autoriteit]


Verordening

GN-code

Land van oorsprong

Hoeveelheid

(in ton)

Geldend douanerecht

 

 

 

 

 


BIJLAGE II

Wekelijkse inschrijving tot vaststelling van de korting op het recht bij invoer van … uit derde landen

(Verordening (EG) nr. 1296/2008)

Einde van de termijn voor de indiening van de offertes (datum/uur)

1

2

3

4

5

Nummer van de inschrijver

Hoeveelheid

(in ton)

Gecumuleerde hoeveelheid

(in ton)

Korting op het invoerrecht

Oorsprong van het graan

1

 

 

 

 

2

 

 

 

 

3

 

 

 

 

4

 

 

 

 

Enz.

 

 

 

 


BIJLAGE III

In artikel 9, lid 2, bedoelde vermeldingen

:

in het Bulgaars

:

Намаляване ставката на митото: лицензия, валидна единствено в Испания (Регламент (ЕО) № 1296/2008)

Намаляване ставката на митото: лицензия, валидна единствено в Португалия (Регламент (ЕО) № 1296/2008)

:

in het Spaans

:

Reducción del derecho: certificado válido únicamente en España [Reglamento (CE) no 1296/2008]

Reducción del derecho: certificado válido únicamente en Portugal [Reglamento (CE) no 1296/2008]

:

in het Tsjechisch

:

Snížení cla: licence platná pouze ve Španělsku (nařízení (ES) č. 1296/2008)

Snížení cla: licence platná pouze v Portugalsku (nařízení (ES) č. 1296/2008)

:

in het Deens

:

Nedsættelse af tolden: licensen er kun gyldig i Spanien (Forordning (EF) nr. 1296/2008)

Nedsættelse af tolden: licensen er kun gyldig i Portugal (Forordning (EF) nr. 1296/2008)

:

in het Duits

:

Ermäßigter Zoll: Lizenz nur in Spanien gültig (Verordnung (EG) Nr. 1296/2008)

Ermäßigter Zoll: Lizenz nur in Portugal gültig (Verordnung (EG) Nr. 1296/2008)

:

in het Ests

:

Tollimaksu vähendamine: litsents kehtib ainult Hispaanias (määrus (EÜ) nr 1296/2008)

Tollimaksu vähendamine: litsents kehtib ainult Portugalis (määrus (EÜ) nr 1296/2008)

:

in het Grieks

:

Μείωση τoυ δασμoύ: πιστoπoιητικό πoυ ισχύει μόνo στην Iσπανία [κανoνισμός (ΕΚ) αριθ. 1296/2008]

Μείωση τoυ δασμoύ: πιστoπoιητικό πoυ ισχύει μόνo στην Πoρτoγαλία [κανoνισμός (ΕΚ) αριθ. 1296/2008]

:

in het Engels

:

Duty reduction: licence valid only in Spain (Regulation (EC) No 1296/2008)

Duty reduction: licence valid only in Portugal (Regulation (EC) No 1296/2008)

:

in het Frans

:

Abattement du droit: certificat valable uniquement en Espagne [règlement (CE) no 1296/2008]

Abattement du droit: certificat valable uniquement au Portugal [règlement (CE) no 1296/2008]

:

in het Italiaans

:

Riduzione del dazio: titolo valido unicamente in Spagna [regolamento (CE) n. 1296/2008]

Riduzione del dazio: titolo valido unicamente in Portogallo [regolamento (CE) n. 1296/2008]

:

in het Lets

:

Muitas samazinājums: licence ir derīga tikai Spānijā (Regula (EK) Nr. 1296/2008)

Muitas samazinājums: licence ir derīga tikai Portugālē (Regula (EK) Nr. 1296/2008)

:

in het Litouws

:

Muito sumažinimas: licencija galioja tik Ispanijoje (Reglamentas (EB) Nr. 1296/2008)

Muito sumažinimas: licencija galioja tik Portugalijoje (Reglamentas (EB) Nr. 1296/2008)

:

in het Hongaars

:

Vámcsökkentés: az engedély kizárólag Spanyolországban érvényes (1296/2008/EK rendelet)

Vámcsökkentés: az engedély kizárólag Portugáliában érvényes (1296/2008/EK rendelet)

:

in het Maltees

:

Tnaqqis tad-dazju: liċenzja valida biss fi Spanja (Regolament (KE) Nru 1296/2008)

Tnaqqis tad-dazju: liċenzja valida biss fil-Portugall (Regolament (KE) Nru 1296/2008)

:

in het Nederlands

:

Korting op het invoerrecht: certificaat uitsluitend geldig in Spanje (Verordening (EG) nr. 1296/2008)

Korting op het invoerrecht: certificaat uitsluitend geldig in Portugal (Verordening (EG) nr. 1296/2008)

:

in het Pools

:

Obniżenie stawki celnej: pozwolenie ważne wyłącznie w Hiszpanii (rozporządzenie (WE) nr 1296/2008)

Obniżenie stawki celnej: pozwolenie ważne wyłącznie w Portugalii (rozporządzenie (WE) nr 1296/2008)

:

in het Portugees

:

Redução do direito: certificado válido apenas em Espanha [Regulamento (CE) n.o 1296/2008]

Redução do direito: certificado válido apenas em Portugal [Regulamento (CE) n.o 1296/2008]

:

in het Roemeens

:

Reducere de taxă vamală: licență valabilă doar în Spania [Regulamentul (CE) nr. 1296/2008]

Reducere de taxă vamală: licență valabilă doar în Portugalia [Regulamentul (CE) nr. 1296/2008]

:

in het Slowaaks

:

Zníženie cla: licencia platná iba v Španielsku [Nariadenie (ES) č. 1296/2008]

Zníženie cla: licencia platná iba v Portugalsku [Nariadenie (ES) č. 1296/2008]

:

in het Sloveens

:

Znižanje dajatve: dovoljenje veljavno samo v Španiji (Uredba (ES) št. 1296/2008)

Znižanje dajatve: dovoljenje veljavno samo v Portugalski (Uredba (ES) št. 1296/2008)

:

in het Fins

:

Tullinalennus: todistus voimassa ainoastaan Espanjassa (Asetus (EY) N:o 1296/2008)

Tullinalennus: todistus voimassa ainoastaan Portugalissa (Asetus (EY) N:o 1296/2008)

:

in het Zweeds

:

Nedsättning av tull: intyg endast gällande i Spanien (Förordning (EG) nr 1296/2008)

Nedsättning av tull: intyg endast gällande i Portugal (Förordning (EG) nr 1296/2008)


BIJLAGE IV

MODEL VAN HET BERICHT VAN INSCHRIJVING

Bericht van inschrijving voor de aankoop van … ton … op de wereldmarkt door het … interventiebureau

(Artikel 16, lid 2 van Verordening (EG) nr. 1296/2008)

1.

Product: …

2.

Totale hoeveelheid: …

3.

Lijst van opslagplaatsen waarvoor een partij bestemd is: …

4.

Kenmerken van het product (inclusief de omschrijving van de gevraagde kwaliteit, minimumkwaliteit en kortingen): …

5.

Verpakking (los): …

6.

Leveringsperiode: …

7.

Uiterste datum voor de indiening van de offertes: …


BIJLAGE V

Ingetrokken verordening met overzicht de achtereenvolgende wijzigingen ervan

Verordening (EG) nr. 1839/95 van de Commissie

(PB L 177 van 28.7.1995, blz. 4)

 

Verordening (EG) nr. 1963/95 van de Commissie

(PB L 189 van 10.8.1995, blz. 22)

 

Verordening (EG) nr. 2235/2000 van de Commissie

(PB L 256 van 10.10.2000, blz. 13)

uitsluitend artikel 1

Verordening (EG) nr. 777/2004 van de Commissie

(PB L 123 van 27.4.2004, blz. 50)

uitsluitend artikel 4

Verordening (EG) nr. 1558/2005

(PB L 249 van 24.9.2005, blz. 6)

 

Verordening (EG) nr. 1996/2006 van de Commissie

(PB L 398 van 30.12.2006, blz. 1)

uitsluitend artikel 6 en bijlage V

Verordening (EG) nr. 583/2007 van de Commissie

(PB L 138 van 30.5.2007, blz. 7)

 


BIJLAGE VI

Concordantietabel

Verordening (EG) nr. 1839/95

De onderhavige verordening

Artikel 1, leden 1 en 2

Artikel 1, leden 1 en 2

Artikel 1, lid 2 bis

Artikel 1, leden 3 en 4

Artikel 1, leden 3 en 4

Artikel 2, lid 1

Artikel 2, lid 1

Artikel 2, lid 2, eerste alinea, aanhef en onder a), aanhef

Artikel 2, lid 2, eerste alinea, aanhef

Artikel 2, lid 2, eerste alinea, onder a) i)

Artikel 2, lid 2, eerste alinea, onder a)

Artikel 2, lid 2, eerste alinea, onder a) ii)

Artikel 2, lid 2, eerste alinea, onder b)

Artikel 2, lid 2, eerste alinea, onder b)

Artikel 2, lid 2, tweede alinea

Artikel 2, lid 2, tweede alinea

Artikel 2, lid 3

Artikel 2, lid 3

Artikel 2 bis

Artikel 3

Artikel 3

Artikel 4

Artikel 4

Artikel 5

Artikel 5, lid 1

Artikel 6, lid 1

Artikel 5, lid 1 bis

Artikel 6, lid 2

Artikel 5, lid 2

Artikel 6, lid 3

Artikel 5, lid 3, eerste, tweede en derde alinea

Artikel 6, lid 4, eerste, tweede en derde alinea

Artikel 5, lid 3, vierde alinea

Artikel 5, lid 4

Artikel 6, lid 5

Artikel 6, lid 1

Artikel 7, lid 1

Artikel 6, lid 2, aanhef

Artikel 7, lid 2, aanhef

Artikel 6, lid 2, eerste streepje

Artikel 7, lid 2, onder a)

Artikel 6, lid 2, tweede streepje

Artikel 7, lid 2, onder b)

Artikel 6, lid 2, derde streepje

Artikel 7, lid 2, onder c)

Artikel 6, lid 2, vierde streepje

Artikel 7, lid 2, onder d)

Artikel 6, lid 2, vijfde streepje

Artikel 7, lid 2, onder e)

Artikel 6, leden 3 tot en met 7

Artikel 7, leden 3 tot en met 7

Artikel 7, lid 1, eerste alinea, aanhef

Artikel 8, lid 1, eerste alinea, aanhef

Artikel 7, lid 1, eerste alinea, eerste streepje

Artikel 8, lid 1, eerste alinea, onder a)

Artikel 7, lid 1, eerste alinea, tweede streepje

Artikel 8, lid 1, eerste alinea, onder b)

Artikel 7, lid 1, tweede alinea

Artikel 8, lid 1, tweede alinea

Artikel 7, lid 2

Artikel 8, lid 2

Artikel 8

Artikel 9

Artikel 9, leden 1 tot en met 4

Artikel 10, leden 1 tot en met 4

Artikel 9, lid 5, aanhef

Artikel 10, lid 5, aanhef

Artikel 9, lid 5, eerste streepje

Artikel 10, lid 5, onder a)

Artikel 9, lid 5, tweede streepje

Artikel 10, lid 5, onder b)

Artikel 9, lid 6

Artikel 10, lid 6

Artikel 10

Artikel 11

Artikel 11, lid 1, aanhef

Artikel 12, lid 1, aanhef

Artikel 11, lid 1, eerste streepje

Artikel 12, lid 1, onder a)

Artikel 11, lid 1, tweede streepje

Artikel 12, lid 1, onder b)

Artikel 11, leden 2 en 3

Artikel 12, leden 2 en 3

Artikel 12, leden 1 en 2

Artikel 13, leden 1 en 2

Artikel 12, lid 3, eerste alinea, aanhef

Artikel 13, lid 3, eerste alinea, aanhef

Artikel 12, lid 3, eerste alinea, eerste streepje

Artikel 13, lid 3, eerste alinea, onder a)

Artikel 12, lid 3, eerste alinea, tweede streepje

Artikel 13, lid 3, eerste alinea, onder b)

Artikel 12, lid 3, eerste alinea, derde streepje

Artikel 13, lid 3, eerste alinea, onder c)

Artikel 12, lid 3, eerste alinea, vierde streepje

Artikel 13, lid 3, eerste alinea, onder d)

Artikel 12, lid 3, tweede en derde alinea

Artikel 13, lid 3, tweede en derde alinea

Artikel 12, lid 4

Artikel 13, lid 4

Artikel 13

Artikel 14

Artikel 14

Artikel 15

Artikel 15

Artikel 16

Artikel 16, lid 1

Artikel 17, lid 1

Artikel 16, lid 2, aanhef

Artikel 17, lid 2, aanhef

Artikel 16, lid 2, eerste streepje

Artikel 17, lid 2, onder a)

Artikel 16, lid 2, tweede streepje

Artikel 17, lid 2, onder b)

Artikel 16, lid 2, derde streepje

Artikel 17, lid 2, onder c)

Artikel 16, lid 2, vierde streepje

Artikel 17, lid 2, onder d)

Artikel 16, lid 2, vijfde streepje

Artikel 17, lid 2, onder e)

Artikel 16, lid 2, zesde streepje

Artikel 17, lid 2, onder f)

Artikel 16, leden 3, 4 en 5

Artikel 17, leden 3, 4 en 5

Artikel 17

Artikel 18

Artikel 18

Artikel 19

Artikel 19

Artikel 20

Artikel 20

Artikel 21

Artikel 21

Artikel 22

Artikel 22

Artikel 23

Bijlage I

Bijlage II

Bijlage I bis

Bijlage III

Bijlage II

Bijlage IV

Bijlage III

Bijlage I

Bijlage V

Bijlage VI


RICHTLIJNEN

19.12.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 340/71


RICHTLIJN 2008/123/EG VAN DE COMMISSIE

van 18 december 2008

tot wijziging van Richtlijn 76/768/EEG van de Raad inzake cosmetische producten met het oog op de aanpassing van de bijlagen II en VII aan de technische vooruitgang

(Voor de EER relevante tekst)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 76/768/EEG van de Raad van 27 juli 1976 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten inzake cosmetische producten (1), en met name op artikel 8, lid 2,

Na raadpleging van het Wetenschappelijk Comité voor consumentenproducten,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Het Wetenschappelijk Comité voor consumentenproducten (WCC) verklaarde in zijn advies van 20 juni 2006 het volgende: „Hoewel p-aminobenzoëzuur (PABA) thans als zonnebrandmiddel wordt toegestaan en gebruikt, is tijdens de beoordeling van het dossier gebleken dat veel van de informatie niet aan de huidige normen en richtlijnen voldeed.”. Om een correcte risicobeoordeling van p-aminobenzoëzuur te kunnen maken, vroeg het WCC om een nieuw dossier met aanvullende veiligheidsgegevens volgens de moderne normen en de WCC-richtsnoeren dat vóór 1 juli 2007 door de cosmetische industrie moest worden ingediend.

(2)

De cosmetische industrie heeft geen extra veiligheidsgegevens verstrekt, hoewel het WCC die had gevraagd in zijn advies van 20 juni 2006.

(3)

Zonder correcte risicobeoordeling kan p-aminobenzoëzuur niet worden aangemerkt als veilig voor gebruik als UV-filter in cosmetische middelen en moet het daarom uit bijlage VII worden geschrapt en in bijlage II bij Richtlijn 76/768/EEG worden opgenomen.

(4)

Wat Diethylamino Hydroxybenzoyl Hexyl Benzoate (INCI-naam) betreft, besloot het WCC in zijn advies van 15 april 2008 dat het gebruik van deze stof bij een maximumconcentratie van 10 % in cosmetische producten, waaronder zonnebrandmiddelen, geen risico voor de consument vormt. Om de werkingssfeer van het toegestane gebruik van deze stof uit te breiden, moet kolom c van post 28 in bijlage VII bij Richtlijn 76/768/EEG worden gewijzigd.

(5)

De in deze richtlijn vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor cosmetische producten,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

De bijlagen II en VII bij Richtlijn 76/768/EEG worden overeenkomstig de bijlage bij deze richtlijn gewijzigd.

Artikel 2

1.   De lidstaten dienen uiterlijk op 8 juli 2009 de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen en bekend te maken om aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mede.

Zij passen de in punt 3 van de bijlage bij deze richtlijn vastgestelde bepalingen toe met ingang van 8 juli 2009.

Zij passen de in de punten 1 en 2 van de bijlage bij deze richtlijn vastgestelde bepalingen toe met ingang van 8 oktober 2009.

Wanneer de lidstaten deze bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor die verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

2.   De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 3

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 4

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 18 december 2008.

Voor de Commissie

Günter VERHEUGEN

Vicevoorzitter


(1)  PB L 262 van 27.9.1976, blz. 169.


BIJLAGE

Richtlijn 76/768/EEG wordt als volgt gewijzigd:

1.

In bijlage II wordt post 167 „Esters van p-aminobenzoëzuur met niet-gesubstitueerde aminogroep, behalve de in bijlage VII (tweede deel) genoemde” vervangen door „p-aminobenzoëzuur en zijn esters met niet-gesubstitueerde aminogroep”.

2.

In bijlage VII wordt post 1 geschrapt.

3.

In bijlage VII, post 28, kolom c, worden de woorden „in zonnebrandmiddelen” geschrapt.


19.12.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 340/73


RICHTLIJN 2008/124/EG VAN DE COMMISSIE

van 18 december 2008

waarbij de handel in zaaizaad van sommige soorten groenvoedergewassen, oliehoudende planten en vezelgewassen wordt beperkt tot zaaizaad dat officieel als „basiszaad” of als „gecertificeerd zaad” is goedgekeurd

(Gecodificeerde versie)

(Voor de EER relevante tekst)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 66/401/EEG van de Raad van 14 juni 1966 betreffende het in de handel brengen van zaaizaad van groenvoedergewassen (1), en met name op artikel 3, lid 3,

Gelet op Richtlijn 2002/57/EG van de Raad van 13 juni 2002 betreffende het in de handel brengen van zaaizaad van oliehoudende planten en vezelgewassen (2), en met name op artikel 3, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Richtlijn 86/109/EG van de Commissie van 27 februari 1986 waarbij de handel in zaaizaad van sommige soorten groenvoedergewassen, oliehoudende planten en vezelgewassen wordt beperkt tot zaaizaad dat officieel als „basiszaad” of als „gecertificeerd zaad” is goedgekeurd (3) is herhaaldelijk en ingrijpend gewijzigd (4). Ter wille van de duidelijkheid en een rationele ordening van de tekst dient deze richtlijn te worden gecodificeerd tezamen met Richtlijn 75/502/EEG van de Commissie van 25 juli 1975 ter beperking van de handel in zaaizaad van veldbeemdgras (Poa pratensis L.) tot officieel goedgekeurd zaaizaad van de categorieën „basiszaad” of „gecertificeerd zaad” (5), door deze richtlijnen in één tekst samen te brengen.

(2)

Krachtens Richtlijn 66/401/EEG mogen basiszaad, gecertificeerd zaad en handelszaad van sommige soorten groenvoedergewassen in de handel worden gebracht.

(3)

Krachtens Richtlijn 2002/57/EG mogen basiszaad, gecertificeerd zaad van welke aard ook en handelszaad van sommige soorten oliehoudende planten en vezelgewassen in de handel worden gebracht.

(4)

De Commissie kan overeenkomstig beide richtlijnen verbieden dat zaaizaad dat niet officieel als „basiszaad” of als „gecertificeerd zaad” is goedgekeurd, in de handel wordt gebracht.

(5)

Wat een aantal van de bovenbedoelde soorten betreft, kunnen de lidstaten voldoende basiszaad en gecertificeerd zaad produceren om met zaaizaad van deze categorieën aan de communautaire vraag te voldoen.

(6)

De in deze richtlijn vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité teeltmateriaal voor land-, tuin- en bosbouw.

(7)

Deze richtlijn dient de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de in bijlage I, deel B, genoemde termijnen voor omzetting in nationaal recht van de aldaar genoemde richtlijnen onverlet te laten,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   De lidstaten schrijven voor dat zaaizaad van

Poa pratensis L.

veldbeemdgras

Vicia faba L. (partim)

veldboon

Papaver somniferum L.

blauwmaanzaad

Agrostis gigantea Roth

hoogstruisgras

Agrostis stolonifera L.

wit struisgras

Phleum bertolonii DC

kleine timothee

Poa palustris L.

moerasbeemdgras

Poa trivialis L.

ruwbeemdgras

Lupinus albus L.

witte lupine

Brassica juncea (L.) Czernj. et Cosson

sareptamosterd

Agrostis capillaris L.

gewoon struisgras

Lotus corniculatus L.

rolklaver

Medicago lupulina L.

hopperupsklaver

Trifolium hybridum L.

bastaardklaver

Alopecurus pratensis L.

beemdvossenstaart

Arrhenatherum elatius (L.) Beauv. ex J. S. et K. B. Presl

Frans raaigras

Bromus catharticus Vahl

ppaardengras

Bromus sitchensis Trin.

Alaskadravik

Lupinus luteus L.

gele lupine

Lupinus angustifolius L.

blauwe lupine

Poa nemoralis L.

bosbeemdgras

Trisetum flavescens (L.) Beauv.

goudhaver

Phacelia tanacetifolia Benth.

Facelia

Sinapis alba L.

gele mosterd

Agrostis canina L.

kruipend struisgras en heidestruisgras

Festuca ovina L.

schapengras

Trifolium alexandrinum L.

Alexandrijnse klaver

Trifolium incarnatum L.

incarnaatklaver

Trifolium resupinatum L.

Perzische klaver

Vicia sativa L.

voederwikke

Vicia villosa Roth

zachte wikke

slechts in de handel mag worden gebracht, indien het officieel als „basiszaad” of als „gecertificeerd zaad” is goedgekeurd.

2.   De lidstaten schrijven voor dat zaaizaad van

Glycine max (L.) Merr.

soja

Linum usitatissimum L.

oliehoudend vlas

slechts in de handel mag worden gebracht, indien het officieel als „basiszaad”, als „gecertificeerd zaad van de eerste vermeerdering” of als „gecertificeerd zaad van de tweede vermeerdering” is goedgekeurd.

Artikel 2

Richtlijn 75/502/EEG en Richtlijn 86/109/EEG, zoals gewijzigd bij de in bijlage I, deel A, genoemde richtlijnen, worden ingetrokken, onverminderd de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de in bijlage I, deel B, genoemde termijnen voor omzetting in nationaal recht van de aldaar genoemde richtlijnen.

Verwijzingen naar de ingetrokken richtlijnen gelden als verwijzingen naar de onderhavige richtlijn en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage II.

Artikel 3

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 4

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 18 december 2008.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB 125 van 11.7.1966, blz. 2298/66.

(2)  PB L 193 van 20.7.2002, blz. 74.

(3)  PB L 93 van 8.4.1986, blz. 21.

(4)  Zie bijlage I, deel A.

(5)  PB L 228 van 29.8.1975, blz. 26.


BIJLAGE I

DEEL A

Ingetrokken richtlijn met overzicht van de achtereenvolgende wijzigingen ervan

(bedoeld in artikel 2)

Richtlijn 75/502/EEG van de Commissie

(PB L 228 van 29.8.1975, blz. 26)

Richtlijn 86/109/EEG van de Commissie

(PB L 93 van 8.4.1986, blz. 21)

Richtlijn 89/424/EEG van de Commissie

(PB L 196 van 12.7.1989, blz. 50)

Richtlijn 91/376/EEG van de Commissie

(PB L 203 van 26.7.1991, blz. 108)

DEEL B

Termijnen voor omzetting in nationaal recht

(bedoeld in artikel 2)

Richtlijn

Omzettingstermijn

75/502/EEG

1 juli 1976

86/109/EEG

1 juli 1987 (artikel 1)

1 juli 1989 (artikel 2)

1 juli 1990 (artikel 2 bis)

1 juli 1991 (artikelen 3 en 3 bis)

89/424/EEG

1 juli 1990

91/376/EEG

1 juli 1991


BIJLAGE II

Concordantietabel

Richtlijn 75/502/EEG

Richtlijn 86/109/EEG

De onderhavige richtlijn

Artikel 1

Artikel 1, lid 1

Artikel 1, lid 1

 

Artikel 1, lid 2

Artikel 1, lid 2

 

Artikel 2

Artikel 1, lid 1

 

Artikel 2 bis

Artikel 1, lid 1

 

Artikel 3

Artikel 1, lid 1

 

Artikel 3 bis, lid 1

Artikel 1, lid 1

 

Artikel 3 bis, leden 2 tot en met 6

Artikel 2

Artikel 4

Artikel 2

Artikel 3

Artikel 3

Artikel 5

Artikel 4

Bijlage I

Bijlage II


DOOR HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD GEZAMENLIJK AANGENOMEN BESLUITEN

19.12.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 340/76


BESLUIT Nr. 1297/2008/EG VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 16 december 2008

betreffende een programma tot modernisering van de Europese bedrijfs- en handelsstatistiek (MEETS)

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 285,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag (1),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Commissie heeft in haar mededelingen van 16 maart 2005 over betere regelgeving met het oog op economische groei en meer banen in de Europese Unie en van 24 januari 2007 over een actieprogramma ter vermindering van de administratieve lasten in de Europese Unie toegezegd voor een beter regelgevingsbeleid te zorgen, onnodige administratieve procedures af te schaffen en overregulering tegen te gaan.

(2)

De Commissie heeft op 14 november 2006 een mededeling over verlichting van de responslast, vereenvoudiging en prioritering op het gebied van communautaire statistieken gepubliceerd, waarin een strategische benadering wordt voorgesteld om de statistische belasting voor ondernemingen verder te verminderen.

(3)

Om in de behoefte van de Gemeenschap aan statistische informatie te voorzien, is de afgelopen 15 jaar een groot aantal verordeningen over statistieken ter beschrijving van de activiteiten van ondernemingen verschenen, met verplichtingen voor de ondernemingen om gegevens te verstrekken. Een herziening is nodig om ervoor te zorgen dat deze statistische verordeningen o.a. qua toepassingsgebied, begrippen en definities consistent zijn. Vereenvoudiging en prioriteitenstelling zijn de doelstellingen die in de mate van het mogelijke voor al die verordeningen dienen te gelden.

(4)

De komende jaren staat de bedrijfs- en handelsstatistieken een grote uitdaging te wachten. Om communautaire beleidsinitiatieven te ondersteunen, moeten deze statistieken informatie geven over verschijnselen in de veranderende economie van de Gemeenschap, zoals de globalisering, nieuwe trends in het ondernemerschap, de informatiemaatschappij, de handel in diensten, innovatie, de veranderende handelsstromen en het concurrentievermogen in het licht van de vernieuwde Lissabonstrategie.

(5)

De behoeften aan bedrijfs- en handelsstatistieken worden voor een groot deel ingegeven door de vernieuwde Lissabonstrategie, die als doel heeft het concurrentievermogen van de Europese economie te bevorderen en een hoge en constante groei te bereiken.

(6)

Door de verdieping van de Europese integratie op een aantal economische gebieden, waaronder de Europese Monetaire Unie en het Europese douanesysteem, ontstaan er nieuwe statistische behoeften in verband met de rol van de euro in internationale transacties en is een aanpassing van het statistisch systeem noodzakelijk. De bedrijfs- en handelsstatistieken moeten aan deze noden tegemoet komen en tijdig, hoogwaardige statistische informatie over de structurele veranderingen in de Europese economie en het Europese bedrijfsleven verschaffen.

(7)

De bedrijfs- en handelsstatistiek omvat diverse gebieden die voor verbetering vatbaar zijn, zoals structurele bedrijfsstatistiek, kortetermijnstatistiek, Prodcom-statistiek, statistiek inzake informatie- en communicatietechnologie en statistieken van het goederenverkeer tussen lidstaten (Intrastat).

(8)

De voor bedrijfs- en handelsstatistiek verantwoordelijke autoriteiten moeten de methoden voor de productie van statistieken zodanig reorganiseren dat de lasten voor de ondernemingen kunnen worden verminderd en alle beschikbare bronnen en nieuwe technologieën volledig kunnen worden gebruikt.

(9)

De behoefte aan nieuwe soorten indicatoren kan het gevolg zijn van de modernisering van het statistische productiesysteem. Nieuwe typen indicatoren die de vereiste informatie verschaffen, kunnen worden verkregen uit nieuwe informatiebronnen en door het koppelen van bestaande typen bedrijfsstatistieken, zonder de rapportagelast voor ondernemingen te verhogen. Dankzij nieuwe bronnen en toegang door elektronische middelen wordt de verzameling van gegevens waarschijnlijk minder belastend en komt er tegelijkertijd meer informatie beschikbaar. Het potentieel van de bedrijfsstatistieken moet efficiënter worden benut en de kwaliteit van de statistische informatie moet worden verbeterd.

(10)

De nationale bureaus voor de statistiek dienen nauw te worden betrokken bij de modernisering van het systeem voor de productie van statistieken, om dubbele kosten en administratieve rompslomp te voorkomen.

(11)

De vereenvoudiging van het Intrastat-systeem maakt deel uit van het streven naar vermindering van de statistische vereisten en minimalisering van de lasten voor ondernemingen. Het recente besluit om het dekkingspercentage te verlagen, zal hier op korte termijn aan bijdragen. Voor de langere termijn moeten andere vormen van vereenvoudiging worden onderzocht, waaronder het slechts in één richting melden van handelsstromen („single-flow system”). De eventuele uitvoering van vormen van vereenvoudiging op lange termijn is afhankelijk van haalbaarheidsstudies en andere in overeenstemming met dit besluit te nemen maatregelen. De kwaliteit van de statistieken en de aanzienlijke kosten die met iedere overgang gemoeid zijn, dienen evenwel in aanmerking te worden genomen.

(12)

Overeenkomstig het beginsel van goed financieel beheer is er een ex-ante-evaluatie uitgevoerd om het bij dit besluit vastgestelde programma toe te spitsen op de benodigde doelmatigheid en om reeds in de ontwerpfase van het programma rekening te houden met de begrotingsbeperkingen.

(13)

Dit besluit stelt voor de gehele duur van het programma de financiële middelen vast, die in het kader van de jaarlijkse begrotingsprocedure voor de begrotingsautoriteit het voornaamste referentiepunt vormen in de zin van punt 37 van het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline en een goed financieel beheer (2).

(14)

Aangezien de doelstelling van dit besluit, namelijk de vaststelling van een programma tot modernisering van de Europese bedrijfs- en handelsstatistieken, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt omdat ongecoördineerde modernisering tot dubbel werk, herhaling van fouten en hogere kosten zou leiden, en derhalve gezien de schaal van deze statistieken beter door de Gemeenschap kan worden verwezenlijkt, kan de Gemeenschap, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat dit besluit niet verder dan wat nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken.

(15)

Overeenkomstig artikel 3 van Besluit 89/382/EEG, Euratom van de Raad (3) is het Comité statistisch programma geraadpleegd, dat bij dat besluit is opgericht.

(16)

Verordening (EG) nr. 322/97 van de Raad van 17 februari 1997 betreffende de communautaire statistiek (4) biedt een referentiekader voor dit besluit.

(17)

De voor de uitvoering van dit besluit vereiste maatregelen moeten worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden (5),

BESLUITEN:

Artikel 1

Vaststelling van het programma

1.   Bij dit besluit wordt een programma tot modernisering van de Europese bedrijfs- en handelsstatistieken (hierna het „MEETS-programma” genoemd) vastgesteld.

2.   Het MEETS-programma loopt van 1 januari 2009 tot en met 31 december 2013.

Artikel 2

Werkingssfeer en algemene doelstellingen

1.   De in het MEETS-programma bedoelde acties betreffen de productie en de verspreiding van bedrijfs- en handelsstatistieken binnen de Gemeenschap.

2.   De algemene doelstellingen van het MEETS-programma luiden:

a)

prioriteiten opnieuw bezien en doelreeksen van indicatoren ontwikkelen voor nieuwe gebieden (doelstelling 1);

b)

het bereiken van een gestroomlijnd kader voor statistieken over het bedrijfsleven (doelstelling 2);

c)

de toepassing van een efficiëntere methode voor de productie van bedrijfs- en handelsstatistieken ondersteunen (doelstelling 3); en

d)

het systeem voor het verzamelen van gegevens over de goederenhandel tussen lidstaten (hierna „Intrastat” genoemd) moderniseren (doelstelling 4).

Artikel 3

Acties

Om de in artikel 2, lid 2, genoemde doelstellingen te bereiken, worden de volgende acties ondernomen:

a)

prioriteiten opnieuw bezien en doelreeksen van indicatoren ontwikkelen voor nieuwe gebieden (doelstelling 1):

Actie 1.1: Identificatie van minder belangrijke gebieden;

Actie 1.2: Ontwikkeling van nieuwe gebieden;

b)

bereiken van een gestroomlijnd kader voor statistieken over het bedrijfsleven (doelstelling 2):

Actie 2.1: Integreren van begrippen en methoden binnen het rechtskader;

Actie 2.2: Ontwikkeling van statistieken over ondernemingsgroepen;

Actie 2.3: Verrichten van communautaire enquêtes om de last voor ondernemingen te beperken;

c)

de toepassing van een efficiëntere methode voor de productie van bedrijfs- en handelsstatistieken ondersteunen (doelstelling 3):

Actie 3.1: Betere benutting van gegevens die in het statistisch systeem al beschikbaar zijn, inclusief de mogelijkheid van schattingen;

Actie 3.2: Betere benutting van gegevens die in de economie al beschikbaar zijn;

Actie 3.3: Ontwikkeling van instrumenten voor de efficiëntere gegevensextractie, -transmissie en -verwerking;

d)

het moderniseren van Intrastat (doelstelling 4):

Actie 4.1: Harmonisatie van methoden om de kwaliteit te verbeteren in een vereenvoudigd Intrastat;

Actie 4.2: Betere benutting van administratieve gegevens;

Actie 4.3: Verbetering en vergemakkelijking van de gegevensuitwisseling binnen Intrastat.

De in dit artikel genoemde acties worden gespecificeerd in de bijlage en zullen nader worden uitgewerkt in de in artikel 4 voorziene jaarprogramma's van de werkzaamheden.

Artikel 4

Jaarprogramma's van de werkzaamheden

Volgens de procedure van artikel 5, lid 2, worden jaarprogramma's van de werkzaamheden vastgesteld met de prioriteiten voor de acties voor elke in artikel 2, lid 2, genoemde doelstelling en de begrotingstoewijzingen overeenkomstig dit besluit.

Artikel 5

Comité

1.   De Commissie wordt bijgestaan door het Comité statistisch programma.

2.   Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 4 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van artikel 8 van dat besluit.

De in artikel 4, lid 3, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn wordt vastgesteld op drie maanden.

Artikel 6

Evaluatie

1.   De Commissie evalueert regelmatig in samenwerking met de lidstaten de in het kader van het MEETS-programma uitgevoerde activiteiten om te beoordelen of de in artikel 2, lid 2, genoemde doelen zijn bereikt en aanwijzingen te geven om de doeltreffendheid van toekomstige acties te verbeteren.

2.   Uiterlijk op 31 december 2010 en vervolgens jaarlijks tot 2013 dient de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in over de uitvoering van het MEETS-programma.

Uiterlijk op 31 juli 2014 dient de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad een eindverslag in over de uitvoering van het MEETS-programma. In dit verslag wordt beoordeeld welke voordelen de acties voor de Gemeenschap, de lidstaten en de verstrekkers en gebruikers van statistische informatie hebben opgeleverd in verhouding tot de door de Gemeenschap gemaakte kosten, om vast te stellen welke gebieden voor verbetering vatbaar zijn.

Artikel 7

Financiering

1.   De financiële middelen voor de uitvoering van het MEETS-programma voor de periode van 2009 tot en met 2013 worden vastgesteld op 42 500 000 EUR.

2.   De jaarlijkse kredieten worden door de begrotingsautoriteit toegestaan binnen de grenzen van het financiële kader.

Artikel 8

Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van zijn bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Straatsburg, 16 december 2008.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

H.-G. PÖTTERING

Voor de Raad

De voorzitster

B. LE MAIRE


(1)  Advies van het Europees Parlement van 9 juli 2008 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 18 november 2008.

(2)  PB C 139 van 14.6.2006, blz. 1.

(3)  PB L 181 van 28.6.1989, blz. 47.

(4)  PB L 52 van 22.2.1997, blz. 1.

(5)  PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.


BIJLAGE

GEDETAILLEERD OVERZICHT VAN DE IN ARTIKEL 3 GENOEMDE ACTIES

Doelstelling 1

:

Prioriteiten opnieuw bezien en doelreeksen van indicatoren ontwikkelen voor nieuwe gebieden

Actie 1.1: Identificeren van de minder belangrijke gebieden

In een veranderende wereld moeten de statistische behoeften periodiek tegen het licht worden gehouden, omdat er niet alleen nieuwe statistische behoeften ontstaan, maar andere minder belangrijk worden of zelfs niet meer relevant zijn. Daarom zullen de prioriteiten regelmatig in nauwe samenwerking met de lidstaten opnieuw worden bezien om na te gaan welke gebieden en kenmerken niet meer prioritair zijn en derhalve uit de wettelijke vereisten kunnen worden geschrapt. Dergelijke herzieningen zijn erop gericht de statistische vereisten te vereenvoudigen en de responslast te verlichten. De Commissie kan hierover externe studies laten uitvoeren.

Actie 1.2: Ontwikkeling van nieuwe gebieden

In een veranderende economische omgeving is het van belang dat prioriteitsgebieden voor statistieken, zoals handel in diensten, globalisering en ondernemerschap, worden gedefinieerd en dat op Gemeenschapsniveau overeenstemming wordt bereikt over een doelreeks van indicatoren voor elk van de prioriteitsgebieden. Dergelijke indicatoren moeten zoveel mogelijk worden geharmoniseerd met internationale statistieken.

De statistieken dienen efficiënt te worden opgesteld en onderling vergelijkbaar te zijn. Daarom zullen Europese statistieken in strikte overeenstemming met het beginsel van samenhang en vergelijkbaarheid van gegevens voor de betrokken periode worden geharmoniseerd. Binnen het Europees Statistisch Systeem zal er derhalve aan worden gewerkt om overeenstemming te bereiken over geharmoniseerde definities van recentelijk vastgestelde kenmerken en indicatoren.

Na overeenstemming te hebben bereikt over doelreeksen van indicatoren en geharmoniseerde definities daarvan, moet er verder worden gewerkt aan het ontwikkelen en testen van methoden voor het produceren van statistieken op de prioriteitsgebieden.

Om bij te dragen aan de ontwikkeling van nieuwe gebieden en de doelreeksen van indicatoren, geeft de Commissie de aanzet tot studies, organiseert zij seminars en verleent zij financiële steun voor de ontwikkeling van methoden voor het verzamelen van nieuwe statistieken.

Doelstelling 2

:

Bereiken van een gestroomlijnd kader voor statistieken over het bedrijfsleven

Actie 2.1: Integreren van begrippen en methoden binnen het rechtskader

Europese statistieken worden opgesteld in overeenstemming met de communautaire wetgeving, die in de loop van de jaren is ontwikkeld. Er is een grondig onderzoek van die wetgeving nodig teneinde de consistentie te waarborgen. Daarom kan de Commissie met het oog op een herziening van de bestaande wetteksten externe studies laten uitvoeren teneinde een geharmoniseerd rechtskader voor de verschillende gebieden van de bedrijfs- en handelsstatistieken te scheppen.

Er zijn sectoroverschrijdende kwesties in de statistiek; zo wordt er in verschillende statistische gebieden gerapporteerd over werkgelegenheid, en hetzelfde verschijnsel vanuit verschillende standpunten beschreven. Daarom zal de Commissie opdracht geven voor het uitvoeren van externe studies om de methoden die in de relevante statistische gebieden worden gebruikt met elkaar in overeenstemming te brengen. In financiële ondersteuning van projecten van de lidstaten, die hierop betrekking hebben, wordt voorzien.

Het is van belang dat de consistentie tussen de verschillende gebieden van de bedrijfs- en handelsstatistiek wordt gegarandeerd. Consistentie kan betrekking hebben op de relatie tussen statistieken van het goederenverkeer en van de betalingsbalans, maar ook op die tussen structurele bedrijfsstatistieken en handelsstatistieken. De Commissie geeft opdracht tot het uitvoeren van externe studies en er wordt in financiële ondersteuning van projecten van de lidstaten die hierop betrekking hebben, voorzien.

Actie 2.2: Ontwikkeling van statistieken over ondernemingsgroepen

De Commissie heeft het initiatief genomen tot oprichting van een Europees register van multinationale ondernemingsgroepen. Een dergelijk register is een belangrijke basis voor de productie van geharmoniseerde statistieken betreffende de globalisering van de economie. De activiteiten in het kader van deze actie hebben tot doel het register te vervolledigen. De Commissie geeft opdracht tot het uitvoeren van externe studies.

De oprichting van een dergelijk register is niet voldoende. Er wordt derhalve ook voorzien in financiële ondersteuning van acties in de lidstaten om efficiëntere methoden voor de verzameling van gegevens over ondernemingsgroepen te ontwikkelen en hun belang voor de internationale handel te illustreren.

Wat betreft de ingebruikname van het Europees register van multinationale ondernemingsgroepen, moeten de Europese statistieken een nieuw perspectief innemen. Daarom moeten specifieke communautaire enquêtes over ondernemingsgroepen worden ingevoerd. De Commissie geeft opdracht tot het uitvoeren van externe studies en er wordt in financiële ondersteuning van projecten van de lidstaten die hierop betrekking hebben, voorzien.

Actie 2.3: Het verrichten van communautaire enquêtes om de last voor ondernemingen zoveel mogelijk te beperken

Om de nieuwe en opkomende behoeften aan Gemeenschapsstatistieken te belichten, kunnen er op ad-hocbasis specifieke Gemeenschapsenquêtes worden gehouden. Om deze enquêtes op te zetten, geeft de Commissie opdracht tot externe studies en wordt financiële steun aan de lidstaten verleend.

Om de potentiële besparingen van communautaire steekproefschema's in de reguliere statistieken ten nutte te maken, geeft de Commissie opdracht voor het uitvoeren van externe studies om na te gaan in welke gebieden de communautaire aggregaten voldoende zijn en om nieuwe methoden voor gegevensverzameling in deze gebieden te ontwikkelen. Er wordt ook in financiële ondersteuning voorzien om de lidstaten in staat te stellen hun gegevensverzamelingssystemen aan te passen. Er bestaat echter geen standaard communautair steekproefschema en standaardschema's zullen daarom zijn aangepast aan de omstandigheden.

Doelstelling 3

:

Toepassen van een efficiëntere methode voor de productie van bedrijfs- en handelsstatistieken

Actie 3.1: Beter benutten van gegevens die in het statistisch systeem al beschikbaar zijn, inclusief de mogelijkheid van schattingen

Het uiteindelijke doel van deze actie is de creatie van volledig geïntegreerde gegevensreeksen voor bedrijfs- en handelsstatistieken op microniveau — een „data warehouse”-benadering voor de bedrijfsstatistiek. Hiertoe worden de lidstaten financieel ondersteund om reeksen gegevens of microgegevens uit verschillende gebieden van de bedrijfs- en handelsstatistiek, zoals handels- en ondernemingsregisters, aan elkaar te koppelen en om structurele bedrijfsstatistieken te verbinden met onderzoeks- en ontwikkelingsstatistieken en statistieken over de informatiemaatschappij.

Er worden methodologische studies naar nieuwe werkprocessen uitgevoerd om het gebruik van lopende gegevensverzamelingen te verbeteren, bv. met het oog op de beoordeling van het effect van de informatie- en communicatietechnologie (ICT) op bedrijfsresultaten door gegevens uit verschillende bronnen aan elkaar te koppelen.

De efficiëntere wijze van gegevensverzameling is gericht op vermindering van de last voor ondernemingen. Gezorgd moet worden dat de bureaus voor de statistiek zo efficiënt mogelijk gebruik maken van de verzamelde informatie. Daarom wordt er voorzien in financiële ondersteuning voor het uitvoeren van methodologische studies met het oog op een optimale toewijzing van steekproefgrootten en hun gecombineerd gebruik met andere bronnen en bijbehorende schattingsmethoden. Er kan ook in dergelijke financiële ondersteuning worden voorzien voor kwaliteitsstudies in gevallen waarin bepaalde ondernemingen (zoals het midden- en kleinbedrijf) van statistische enquêtes zijn uitgesloten, en voor de ontwikkeling van passende, geharmoniseerde schattingsmethoden.

Actie 3.2: Beter benutten van gegevens die in de economie al beschikbaar zijn

Soms wordt statistische informatie twee maal verzameld. Eerst voor administratieve doeleinden, zoals belastingen, en dan voor statistische doeleinden in enquêtes. Dergelijke dubbele last zal zoveel mogelijk worden vermeden. Daarom verleent het MEETS-programma financiële steun voor projecten betreffende het gebruik van administratieve gegevens voor statistische doeleinden, inclusief jaarrekeningen van bedrijven, door de lidstaten te helpen bij de omschakeling van statistische enquêtes naar het gebruik van administratieve bronnen, waarbij een hoge gegevenskwaliteit moet worden gegarandeerd.

Binnen ondernemingen is het zinvol de integratie van boekhoudsystemen en statistische verslaglegging te bevorderen om de levering van gegevens voor statistieken te vereenvoudigen. De Commissie geeft opdracht tot het uitvoeren van externe studies en er wordt in financiële ondersteuning van projecten van de lidstaten die hierop betrekking hebben, voorzien.

Actie 3.3: Ontwikkelen van instrumenten voor een efficiëntere gegevensextractie, -transmissie en -verwerking

Nieuwe ICT maakt vereenvoudigde rapportage mogelijk. Dit kan worden verwezenlijkt door gebruik te maken van de jaarrekeningen van bedrijven en andere financiële verslagen die worden opgesteld volgens de internationale standaarden voor jaarrekeningen en passende technische normen voor dergelijke verslagen, inclusief XBRL (eXtensible Business Reporting Language). Er worden maatregelen genomen voor financiële ondersteuning van acties die de gegevensoverdracht van ondernemingen naar de nationale statistische instanties vergemakkelijken.

Een efficiënter gebruik van ICT-instrumenten wordt bevorderd om de informatie-uitwisseling tussen de Commissie en de lidstaten te vergemakkelijken. Bovendien moet de ontwikkeling van instrumenten voor de validering, de foutenopsporing, -correctie en -analyse en redactioneel werk worden voortgezet. Er wordt voorzien in financiële steun voor projecten van de lidstaten die hierop betrekking hebben.

Rekening houdend met de voortgaande vereenvoudiging van de douaneformaliteiten bij de uit- en invoer wordt voorzien in financiële ondersteuning van acties die zijn gericht op de vereenvoudiging van de uitwisseling, de verwerking en de verspreiding van hoogwaardige en gedetailleerde handelsstatistieken.

Doelstelling 4

:

Moderniseren van Intrastat

Actie 4.1: Harmoniseren van methoden om de kwaliteit te verbeteren in een vereenvoudigd Intrastat

Er wordt in financiële ondersteuning voorzien voor acties in de lidstaten die zijn gericht op de ontwikkeling van instrumenten en methoden voor de verbetering van de gegevenskwaliteit en het systeem voor de gegevensverzameling.

Er wordt in financiële ondersteuning voorzien voor acties in de lidstaten ter vermindering van ongelijkheden door het vermijden van verkeerde indelingen en harmonisatie van de schattingen en de verzamelings- en verwerkingssystemen, de voorschriften voor de verwerking van vertrouwelijke gegevens, de drempels en de methoden voor aanpassing.

Actie 4.2: Beter benutten van administratieve gegevens

Het hergebruik van administratieve gegevens die voor andere doeleinden door ondernemingen zijn verstrekt (met name BTW-aangiften en boekhoudkundige gegevens) wordt aangemoedigd. Er wordt in financiële ondersteuning voorzien voor acties die hierop betrekking hebben, inclusief steun aan de ontwikkeling van ICT-instrumenten en -procedures.

Actie 4.3: Verbeteren en vergemakkelijken van de gegevensuitwisseling binnen Intrastat

De verdere ontwikkeling van instrumenten en methoden voor gegevensuitwisseling binnen een gecentraliseerd systeem is van doorslaggevend belang. Er moeten instrumenten voor validering, foutenopsporing, -correctie en -analyse en redactioneel werk op het gebied van intracommunautaire handelsstatistieken worden ontwikkeld. Er wordt in financiële ondersteuning voorzien voor acties die zijn toegespitst op de juridische en technische aspecten van gegevensuitwisseling tussen de lidstaten.


19.12.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 340/83


BESLUIT Nr. 1298/2008/EG VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 16 december 2008

tot invoering van het actieprogramma Erasmus Mundus 2009-2013 voor de verhoging van de kwaliteit van het hoger onderwijs en de bevordering van het intercultureel begrip door middel van samenwerking met derde landen

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 149, lid 4,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Na raadpleging van het Comité van de Regio's,

Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag (2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Besluit nr. 2317/2003/EG van het Europees Parlement en de Raad (3) is een programma ingevoerd voor de verhoging van de kwaliteit van het hoger onderwijs en de bevordering van het intercultureel begrip door middel van samenwerking met derde landen (Erasmus Mundus) (2004-2008).

(2)

Bij Verordening (EG) nr. 1085/2006 van de Raad (4) werd een instrument voor pretoetredingssteun, bij Verordening (EG) nr. 1638/2006 van het Europees Parlement en de Raad (5) waarbij een Europees nabuurschaps- en partnerschapsinstrument en bij Verordening (EG) nr. 1905/2006 van het Europees Parlement en de Raad (6) een financieringsinstrument voor ontwikkelingssamenwerking ingevoerd; bij Verordening (EG) nr. 1934/2006 van de Raad (7) werd een financieringsinstrument voor de samenwerking met geïndustrialiseerde landen en andere landen en gebieden met een hoog inkomen vastgesteld; de partnerschapsovereenkomst tussen de leden van de groep van staten in Afrika, het Caribische gebied en de Stille Oceaan, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds, ondertekend te Cotonou op 23 juni 2000 (8) (hierna „partnerschapsovereenkomst ACS-EG” genoemd), en het intern akkoord, betreffende de financiering van de steun van de Gemeenschap binnen het financiële meerjarenkader voor de periode 2008-2013 overeenkomstig de ACS-EG-partnerschapsovereenkomst en de toewijzing van financiële bijstand ten behoeve van de landen en gebieden overzee waarop het vierde deel van het EG-Verdrag van toepassing is (9) (hierna „intern akkoord ACS-EG” genoemd).

(3)

Het nieuwe programma Erasmus Mundus staat in het teken van het streven naar uitmuntendheid en sluit daarmee ook aan bij het programma voor de periode 2004-2008. De kwaliteit van de voorgestelde studies en begeleiding en het naar mondiale maatstaven competitieve beurzenstelstel bieden de mogelijkheid de beste studenten uit derde landen aan te trekken.

(4)

Tijdens de onderhandelingen over de instrumenten voor externe bijstand en het Interinstitutioneel Akkoord betreffende de begrotingsdiscipline en een goed financieel beheer (10) hebben het Europees Parlement en de Commissie een aantal afspraken gemaakt over democratisch toezicht en de samenhang van het externe optreden. Deze zijn neergelegd in verklaring 4 bij het Interinstitutioneel Akkoord.

(5)

Bij de verklaring van Bologna, die de ministers van Onderwijs van 29 Europese landen op 19 juni 1999 hebben ondertekend, werd een intergouvernementeel proces ingesteld waarmee de totstandbrenging van een Europese ruimte voor hoger onderwijs tegen 2010 werd beoogd. Dat proces wordt op communautair niveau actief ondersteund. De 45 ministers van hoger onderwijs van de landen die aan het Bolognaproces deelnemen, hebben tijdens een bijeenkomst in Londen op 17-18 mei 2007 de strategie „De Europese hogeronderwijsruimte in een mondiale context” goedgekeurd en in dat kader betere informatie over de Europese hogeronderwijsruimte en een verbetering van de internationale erkenning van kwalificaties uit het hoger onderwijs als prioriteiten voor 2009 vastgesteld.

(6)

Tijdens de bijzondere bijeenkomst van de Europese Raad in Lissabon op 23-24 maart 2000 werd het strategisch doel vastgesteld dat de Europese Unie de meest concurrerende en dynamische kenniseconomie van de wereld moet worden en werd de Raad Onderwijs, Jeugd en Cultuur verzocht om over de concrete doelstellingen die de onderwijsstelsels in de toekomst moeten nastreven, een algemene gedachtewisseling te houden, waarbij de aandacht vooral uitgaat naar gemeenschappelijke vraagstukken en prioriteiten en tegelijk rekening wordt gehouden met de nationale diversiteit. De Raad heeft op 12 februari 2001 een verslag over de concrete doelstellingen voor de onderwijs- en beroepsopleidingsstelsels aangenomen. Op 14 juni 2002 heeft de Raad vervolgens een gedetailleerd werkprogramma voor de follow-up van die doelstellingen vastgesteld, dat om ondersteuning op het niveau van de Gemeenschap vraagt. Tijdens de bijeenkomst in Barcelona op 15-16 maart 2002 heeft de Europese Raad zich ten doel gesteld de onderwijs- en opleidingsstelsels in de Unie voor 2010 tot een kwaliteitsreferentie op wereldniveau te maken.

(7)

In de mededelingen van de Commissie van 20 april 2005 en van 10 mei 2006„Mobilisatie van het intellect in Europa: mogelijkheden voor universiteiten om een optimale bijdrage te leveren aan de Lissabonstrategie” en „Invulling van de moderniseringsagenda voor de universiteiten — onderwijs, onderzoek en innovatie”, de resolutie van de Raad van 23 november 2007 over de modernisering van universiteiten met het oog op het concurrentievermogen van Europa in een wereldwijde kenniseconomie en in Verordening (EG) nr. 294/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2008 tot oprichting van het Europees Instituut voor innovatie en technologie (11) wordt onderstreept dat de Europese instellingen voor hoger onderwijs hun fragmentering moeten overwinnen en hun krachten moeten bundelen met het oog op onderwijs en onderzoek van betere kwaliteit en een betere afstemming op de veranderende behoeften van de arbeidsmarkt. Tijdens de Europese Raad van Brussel van 15 en 16 juni 2006 werd bevestigd dat het hoger onderwijs in Europa moet worden gemoderniseerd.

(8)

In het tussentijdse evaluatieverslag van het huidige Erasmus Mundusprogramma en in de open publieke raadpleging over de toekomst van het programma werd het belang van de doelstellingen en acties van het huidige programma onderstreept en werd aangedrongen op continuïteit, met een aantal aanpassingen, zoals de uitbreiding van het programma tot het doctoraatsniveau, integreren van instellingen voor hoger onderwijs in derde landen en een grotere aandacht voor de behoeften van die landen in het programma, en meer financiële middelen voor Europese deelnemers aan het programma.

(9)

De kwaliteit van het hoger onderwijs in Europa verbeteren, het begrip tussen volkeren bevorderen en bijdragen tot de duurzame ontwikkeling van het hoger onderwijs in derde landen en tegelijkertijd braindrain voorkomen, alsook het bevoorrechten van kwetsbare bevolkingsgroepen, zijn de doelstellingen van een programma op het gebied van het hoger onderwijs dat op derde landen is gericht. Sterk geïntegreerde studieprogramma's en, voor wat betreft de actie betreffende Erasmus Munduspartnerschappen (actie 2), samenwerkingsverbanden met derde landen voor alle leerplannen, beurzen voor de meest getalenteerde studenten en projecten om de wereldwijde aantrekkelijkheid van het hoger onderwijs in Europa te verbeteren zijn de doeltreffendste middelen om deze doelstellingen in een uitmuntendheidsprogramma te realiseren. Meer in het bijzonder dienen met de actie betreffende gezamenlijke Erasmus Mundusprogramma's (actie 1) en met actie 2 de excellentiedoelstellingen te worden nagestreefd, terwijl de ontwikkelingsdoelstellingen uitsluitend onder actie 2 dienen te vallen. Bij de evaluatie van het programma dient de Commissie speciale aandacht te besteden aan de eventuele braindraineffecten ervan.

(10)

Om de begunstigden van het programma op een kwalitatief verantwoorde manier te kunnen onderbrengen en begeleiden, moeten de lidstaten ervoor zorgen hun visumprocedures zo duidelijk mogelijk te maken. De Commissie moet erop toezien dat alle relevante websites van en alle nuttige informatie over contacten in de lidstaten op de website van Erasmus Mundus te vinden zijn.

(11)

De bestrijding van alle vormen van uitsluiting, inclusief racisme, xenofobie en alle vormen van discriminatie, en de inspanningen van de Gemeenschap ter bevordering van de dialoog en het begrip tussen de culturen over de gehele wereld moeten worden geïntensiveerd. Dankzij de sociale dimensie van hoger onderwijs en de idealen van democratie en de eerbiediging van de mensenrechten, met inbegrip van vraagstukken betreffende de gelijkheid van mannen en vrouwen, biedt mobiliteit op dit terrein de begunstigden de mogelijkheid om ervaring op te doen met nieuwe culturele en sociale contexten en zo meer begrip te krijgen van andere culturen. Het nastreven van deze doelen is in overeenstemming met de rechten en de beginselen die zijn vervat in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (12), en met name in artikel 21, lid 1, daarvan.

(12)

Het verbeteren van het talenonderwijs en het bevorderen van het leren van talen en van taalverscheidenheid moet een prioriteit zijn in het optreden van de Gemeenschap op het gebied van het hoger onderwijs. Vooral met betrekking tot derde landen en voor de Europese studenten die naar deze landen trekken is het onderwijzen en leren van talen van bijzonder belang.

(13)

In de periode 2004-2008 werden de beurzen van Erasmus Mundus aangevuld met uit de instrumenten van de Commissie voor externe samenwerking gefinancierde beurzen voor bepaalde landen, zodat meer studenten uit bepaalde derde landen, zoals China, India, de westelijke Balkan of de ACS-landen, in Europa konden komen studeren. Voor de periode 2009-2013 kunnen in overeenstemming met de politieke prioriteiten, regels en procedures van de desbetreffende instrumenten voor externe samenwerking vergelijkbare initiatieven worden overwogen, met inachtneming van de academische excellentiedoelstellingen van het programma dat bij dit besluit wordt ingesteld, en rekening houdend met een zo evenwichtig mogelijke geografische vertegenwoordiging van de begunstigden.

(14)

Zoals in artikel 3, lid 2, van het Verdrag is bepaald, moet de Gemeenschap er bij elk optreden naar streven de ongelijkheden tussen mannen en vrouwen op te heffen en de gelijkheid van mannen en vrouwen te bevorderen.

(15)

De toegang voor achtergestelde groepen moet worden verbeterd en in de uitvoering van alle delen van het programma moet actief worden tegemoetgekomen aan de bijzondere leerbehoeften van gehandicapten, onder meer door hogere beurzen voor de bijkomende kosten van gehandicapte deelnemers.

(16)

Overeenkomstig artikel 149 van het Verdrag doet dit besluit geen afbreuk aan nationale wettelijke kaders en procedures die onder meer betrekking hebben op de oprichting en erkenning van instellingen voor hoger onderwijs.

(17)

Om het programma binnen en buiten de Unie meer bekendheid te geven, de doelstellingen ervan in ruimere mate te verwezenlijken en de resultaten ervan te verspreiden, is er behoefte aan een geïntegreerd, op het publiek gericht voorlichtingsbeleid, teneinde de burgers tijdig volledige informatie te verschaffen over alle acties en mogelijkheden die het programma biedt, en de te volgen procedures te verduidelijken. Het voorlichtingsbeleid, dat in de eerste plaats ten uitvoer dient te worden gelegd via de deelnemende instellingen voor hoger onderwijs, is van bijzonder belang, vooral in landen waar het programma lage deelnamepercentages kent.

(18)

Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (13) en Verordening (EG, Euratom) nr. 2342/2002 van de Commissie van 23 december 2002 tot vaststelling van uitvoeringsvoorschriften van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad (14), die de financiële belangen van de Gemeenschap beschermen, zouden moeten worden toegepast, met inachtneming van de beginselen van eenvoud en samenhang in de keuze van begrotingsinstrumenten, alsook van de academische excellentiedoelstellingen van het programma en van de vereiste evenredigheid tussen het bedrag van de middelen en de administratieve lasten die met de gebruikmaking ervan verband houden.

(19)

Dit besluit stelt voor de gehele duur van het programma de financiële middelen vast die in het kader van de jaarlijkse begrotingsprocedure voor de begrotingsautoriteit het voornaamste referentiepunt vormen in de zin van punt 37 van het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline en een goed financieel beheer (15).

(20)

De maatregelen die nodig zijn voor de uitvoering van actie 1 en van de actie betreffende de promotie van het hoger onderwijs in Europa (actie 3), moeten, met inachtneming van de academische excellentiedoelstellingen van het programma, worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden (16). De maatregelen die nodig zijn voor de uitvoering van actie 2 moeten worden vastgesteld overeenkomstig Verordeningen (EG) nr. 1085/2006, nr. 1638/2006, nr. 1905/2006, en nr. 1934/2006, alsmede overeenkomstig de partnerschapsovereenkomst ACS-EG, en overeenkomstig het intern akkoord ACS-EG.

(21)

Aangezien de doelstellingen van dit besluit multilaterale partnerschappen, multilaterale mobiliteit en uitwisseling van informatie tussen de Gemeenschap en derde landen vereisen en bijgevolg niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt, kunnen deze doelstellingen gezien de aard van de vereiste acties en maatregelen beter door de Gemeenschap worden verwezenlijkt en kan de Gemeenschap overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat dit besluit niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken,

BESLUITEN:

Artikel 1

Vaststelling van het programma

1.   Bij dit besluit wordt een programma vastgesteld om enerzijds de kwaliteit van het hoger onderwijs in Europa en het intercultureel begrip te bevorderen door middel van samenwerking met derde landen en anderzijds de ontwikkeling van derde landen op het gebied van het hoger onderwijs te ondersteunen: het Erasmus Mundusprogramma, hierna „het programma”. Het programma moet ten uitvoer worden gelegd met inachtneming van de academische excellentiedoelstellingen, waarbij rekening wordt gehouden met een zo evenwichtig mogelijke geografische vertegenwoordiging van de begunstigden.

2.   Dit programma wordt uitgevoerd in de periode van 1 januari 2009 tot en met 31 december 2013. Vanaf de inwerkingtreding van dit besluit kunnen evenwel voorbereidende maatregelen worden genomen, waaronder Commissiebesluiten uit hoofde van artikel 7.

3.   Dit programma ondersteunt de door en in de lidstaten getroffen maatregelen en vult ze aan, met volledige eerbiediging van de verantwoordelijkheid van de lidstaten voor de inhoud van het onderwijs en de opzet van het onderwijsstelsel en van hun culturele en taalkundige verscheidenheid.

Artikel 2

Definities

In dit besluit wordt verstaan onder:

1.

„hoger onderwijs”: alle typen leerplannen of reeksen leerplannen, opleiding of onderzoeksopleiding op postsecundair niveau die door de bevoegde nationale autoriteiten als behorend tot het hogeronderwijsstelsel worden erkend;

2.

„instelling voor hoger onderwijs”: een instelling die hoger onderwijs biedt en door de relevante nationale autoriteiten van een deelnemend land als behorend tot haar hogeronderwijsstelsel wordt erkend;

3.

„student in de eerste cyclus”: een persoon die is ingeschreven in een programma voor de eerste cyclus van het hoger onderwijs en die na voltooiing van het programma een eerste graad van het hoger onderwijs behaalt;

4.

„masterstudent” (student in de tweede cyclus): een persoon die is ingeschreven in een programma voor de tweede cyclus van het hoger onderwijs en die reeds een eerste graad van het hoger onderwijs heeft behaald of die volgens de nationale wetgeving en praktijken beschikt over een erkend gelijkwaardig kennisniveau;

5.

„doctoraatskandidaat” (kandidaat in de derde cyclus): een beginnend onderzoeker aan het begin van zijn/haar onderzoeksloopbaan, te rekenen vanaf de datum waarop de graad werd behaald die hem/haar formeel het recht verleent om een doctoraatsprogramma te volgen;

6.

„postdoctoraatsonderzoeker”: een ervaren onderzoeker die in het bezit is van een doctorsgraad of die over ten minste drie jaar voltijdsequivalent in een overeenkomstig de nationale wetgeving en praktijken opgericht onderzoekscentrum opgedane onderzoekservaring beschikt, met inbegrip van de periode van onderzoeksopleiding, na het behalen van de graad die hem/haar formeel het recht verleende om een door een instelling voor onderwijs aangeboden doctoraatsprogramma te volgen;

7.

„universiteitsmedewerker”: een persoon met een uitstekende academische en/of beroepservaring die colleges geeft of onderzoek doet in een instelling voor hoger onderwijs of een overeenkomstig de nationale wetgeving en praktijken opgericht onderzoekscentrum;

8.

„hogeronderwijspersoneel”: elk corps van personen die door hun taken rechtstreeks bij het onderwijsproces in het hoger onderwijs betrokken zijn;

9.

„Europees land”: een lidstaat of een land dat overeenkomstig artikel 9 aan het programma deelneemt. Met betrekking tot een persoon betekent „Europees” dat die persoon onderdaan of ingezetene is van een Europees land. Een „instelling in Europa” is een instelling die zich bevindt in een Europees land;

10.

„derde land”: een land dat geen Europees land is. Een „persoon uit een derde land” is iemand die geen onderdaan of ingezetene is van een Europees land. Een „instelling uit een derde land” is een instelling die zich niet bevindt in een Europees land. De landen die aan het actieprogramma op het gebied van een leven lang leren, ingesteld bij Besluit nr. 1720/2006/EG van het Europees Parlement van de Raad (17) deelnemen, worden voor de uitvoering van actie 2 niet als derde landen beschouwd;

11.

„masterprogramma” (tweede cyclus): een programma voor de tweede cyclus van het hoger onderwijs dat volgt op een eerste graad of een gelijkwaardig kennisniveau en tot een door een instelling voor hoger onderwijs verleende kwalificatie op masterniveau leidt;

12.

„doctoraatsprogramma” (derde cyclus): een met onderzoek verband houdend programma van een studie in het hoger onderwijs dat volgt op een graad van het hoger onderwijs en tot een doctorsgraad leidt die wordt verleend door een instelling voor hoger onderwijs of, in landen waar dit in overeenstemming is met de nationale wetgeving en praktijken, door een onderzoekscentrum;

13.

„mobiliteit”: het zich fysiek naar een ander land begeven om er te studeren, werkervaring op te doen, onderzoek te doen, een andere leer-, onderwijs- of onderzoekservaring of daarmee verband houdende administratieve activiteit uit te oefenen, wat waar mogelijk wordt ondersteund door ter voorbereiding de taal van het gastland te leren;

14.

„dubbele of meervoudige graad”: twee of meer nationale diploma's die door twee of meer instellingen voor hoger onderwijs worden afgegeven en officieel worden erkend in de landen waar de instellingen die de graad toekennen zich bevinden;

15.

„gezamenlijke graad”: een diploma dat wordt afgegeven door ten minste twee instellingen voor hoger onderwijs die een geïntegreerd programma aanbieden en officieel worden erkend in de landen waar de instellingen die de graad verlenen zich bevinden;

16.

„onderneming”: alle ondernemingen die in de publieke of particuliere sector een economische activiteit uitoefenen, ongeacht hun omvang, rechtsvorm of de economische sector waarin zij actief zijn, inclusief de sociale economie.

Artikel 3

Doel en specifieke doelstellingen van het programma

1.   Het programma heeft als doel het hoger onderwijs in Europa te bevorderen, bij te dragen tot de verruiming en verbetering van de loopbaanperspectieven voor studenten en tot het intercultureel begrip door samenwerking met derde landen, overeenkomstig de doelstellingen van het externe beleid van de Europese Unie, ten einde bij te dragen aan de duurzame ontwikkeling van deze landen op het gebied van hoger onderwijs.

2.   Het programma heeft de volgende specifieke doelstellingen:

a)

de gestructureerde samenwerking tussen instellingen voor hoger onderwijs bevorderen en op het gebied van het hoger onderwijs een kwalitatief verantwoord aanbod in de hand werken door daadwerkelijk een Europese toegevoegde waarde tot stand te brengen waar zowel binnen de Unie als daarbuiten de nodige aantrekkingskracht van uitgaat, met als doel expertisecentra te creëren;

b)

de kwalificaties van mannen en vrouwen ontwikkelen zodat zij beschikken over vaardigheden die aansluiten bij met name de arbeidsmarkt en zij ruimdenkend en internationaal ervaren worden, en zodoende bijdragen tot de wederzijdse verrijking van samenlevingen door de mobiliteit te bevorderen van de meest getalenteerde studenten en universiteitsmedewerkers uit derde landen om in de Europese Unie kwalificaties en/of ervaring te verwerven enerzijds en van de meest getalenteerde Europese studenten en universiteitsmedewerkers om in derde landen kwalificaties en/of ervaring te verwerven anderzijds;

c)

door middel van grotere mobiliteitsstromen tussen de Europese Unie en derde landen bijdragen aan de ontwikkeling van human resources en aan de capaciteit van instellingen voor hoger onderwijs in derde landen om op internationaal vlak samen te werken;

d)

de toegankelijkheid en de zichtbaarheid van het hoger onderwijs in Europa verbeteren, en het aantrekkelijker maken voor onderdanen van derde landen en burgers van de lidstaten.

3.   De Commissie zorgt ervoor dat geen enkele groep onderdanen van derde landen of Europese landen wordt uitgesloten of benadeeld.

Artikel 4

Acties van het programma

1.   Het doel en de specifieke doelstellingen van het programma, zoals neergelegd in artikel 3, worden nagestreefd door middel van de volgende acties:

a)

Actie 1: gezamenlijke Erasmus Mundusprogramma's (op masters- en doctoraatsniveau) van uitmuntende academische kwaliteit, met inbegrip van een beurzenstelsel;

b)

Actie 2: Erasmus Munduspartnerschappen tussen instellingen voor hoger onderwijs in Europa en derde landen als basis voor gestructureerde samenwerking, uitwisseling en mobiliteit op alle niveaus van het hoger onderwijs, met inbegrip van een beurzenstelsel;

c)

Actie 3: bevordering van het Europees hoger onderwijs via maatregelen om Europa als onderwijsbestemming en als mondiaal excellentiecentrum aantrekkelijker te maken.

Nadere bijzonderheden van deze acties worden in de bijlage uiteengezet.

2.   Met betrekking tot actie 2 zijn de bepalingen van dit besluit uitsluitend van toepassing voor zover zij in overeenstemming zijn met de bepalingen van het wetgevingsbesluit krachtens welke de acties overeenkomstig artikel 12, lid 2, worden gefinancierd.

3.   De volgende benaderingen kunnen worden toegepast, indien nodig gecombineerd:

a)

steun voor het opzetten van gezamenlijke onderwijsprogramma's van hoge kwaliteit en samenwerkingsnetwerken die de uitwisseling van ervaringen en goede praktijken bevorderen;

b)

meer steun voor de mobiliteit op hogeronderwijsgebied van op basis van academische excellentiecriteria geselecteerde personen, met name uit derde landen naar Europese landen, met inachtneming van de beginselen van gelijkheid van mannen en vrouwen en van een zo evenwichtig mogelijke geografische spreiding, waarbij de toegang tot het programma wordt vergemakkelijkt overeenkomstig de beginselen van gelijke kansen en non-discriminatie;

c)

bevordering van talenkennis, waar mogelijk door studenten de mogelijkheid te bieden ten minste twee van de talen te leren die worden gesproken in de landen waar de instellingen van hoger onderwijs gevestigd zijn, en bevordering van het inzicht in verschillende culturen;

d)

steun voor proefprojecten, berustend op partnerschappen met een externe dimensie ten behoeve van de innovatie in en de kwaliteit van het hoger onderwijs, met name voor mogelijkheden om partnerschappen tussen universitaire en economische actoren te stimuleren;

e)

steun voor de analyse en follow-up van de trends in en de ontwikkeling van het hoger onderwijs in een internationaal perspectief.

4.   Het programma voorziet in technische ondersteuning, zoals studies, vergaderingen van deskundigen en informatie en publicaties die rechtstreeks verband houden met de realisatie van de doelstellingen van het programma.

5.   De Commissie zorgt voor een zo ruim mogelijke verspreiding van voorlichtingsmateriaal over de programma-activiteiten en -ontwikkelingen, vooral via de website van Erasmus Mundus.

6.   Steun voor de in dit artikel beschreven acties wordt door de Commissie toegekend na beoordeling van de reacties op oproepen tot het indienen van voorstellen en/of aanbestedingen. De uit hoofde van lid 4 genomen maatregelen kunnen door de Commissie indien noodzakelijk overeenkomstig Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 rechtstreeks worden uitgevoerd. Zij stelt het Europees Parlement en het in artikel 8, lid 1, van dit besluit bedoelde comité daarvan stelselmatig in kennis.

Artikel 5

Toegang tot het programma

Dit programma is, overeenkomstig de in de bijlage vastgestelde voorwaarden en uitvoeringsregelingen en met inachtneming van de definities in artikel 2, gericht op:

a)

instellingen voor hoger onderwijs;

b)

studenten in het hoger onderwijs, op alle niveaus, met inbegrip van doctoraatskandidaten;

c)

postdoctoraatsonderzoekers;

d)

universiteitsmedewerkers;

e)

hogeronderwijspersoneel;

f)

andere publieke of particuliere organen die op het gebied van het hoger onderwijs actief zijn, overeenkomstig de nationale wetgeving en praktijk;

g)

ondernemingen;

h)

onderzoekscentra.

Artikel 6

Taken van de Commissie en de lidstaten

1.   De Commissie:

a)

zorgt voor de effectieve en transparante uitvoering van de communautaire acties waarin het programma voorziet, overeenkomstig de bijlage en, wat actie 2 betreft, overeenkomstig de in artikel 7, lid 1, vermelde rechtsinstrumenten, en tevens met inachtneming van de academische excellentiedoelstellingen van het programma bij de selectie van de begunstigden van het programma;

b)

houdt rekening met de bilaterale samenwerking die de lidstaten met derde landen zijn aangegaan;

c)

streeft naar synergie-effecten en, zo nodig, naar de ontwikkeling van gemeenschappelijke acties met andere communautaire programma's en activiteiten op het gebied van het hoger onderwijs en onderzoek;

d)

ziet er bij de vaststelling van de forfaitaire bedragen van studiebeurzen op toe dat rekening wordt gehouden met de inschrijvingskosten en met de geraamde studie-uitgaven;

e)

raadpleegt de relevante Europese hogeronderwijsverenigingen en -organisaties over aangelegenheden die tijdens de uitvoering van het programma aan de orde worden gesteld, en stelt het in artikel 8, lid 1, bedoelde comité in kennis van de resultaten van die raadpleging;

f)

stelt haar delegaties in de betrokken derde landen geregeld op de hoogte van alle voor het publiek nuttige gegevens over het programma.

2.   De lidstaten:

a)

nemen de nodige maatregelen om het efficiënte verloop van het programma op het niveau van de lidstaten te waarborgen, betrekken hierbij, overeenkomstig de nationale praktijken, alle partijen die met hoger onderwijs te maken hebben en streven er onder andere naar passend geachte maatregelen te nemen om specifiek met de uitwisselingsprogramma's tussen de Europese landen en de derde landen samenhangende juridische en administratieve belemmeringen weg te nemen. De lidstaten zorgen ervoor dat de studenten en de onderwijsinstellingen nauwkeurige en duidelijke informatie ontvangen ten einde hun deelname aan het programma te vergemakkelijken;

b)

wijzen passende instanties aan die nauw met de Commissie samenwerken;

c)

bevorderen mogelijke synergieën met andere communautaire programma's en eventuele vergelijkbare initiatieven van de lidstaten.

3.   De Commissie draagt, in samenwerking met de lidstaten, zorg voor:

a)

passende voorlichting, publiciteit en follow-up ten aanzien van door dit programma gesteunde acties;

b)

de verspreiding van de resultaten van de in het kader van het programma ondernomen acties;

c)

het versterken van de op de potentiële belangstellenden in de Europese landen gerichte communicatiestrategie en het stimuleren van partnerschappen tussen de universiteiten, de sociale partners en niet-gouvernementele organisaties, met het oog op de ontwikkeling van het programma.

Artikel 7

Uitvoeringsmaatregelen

1.   De maatregelen die nodig zijn voor de uitvoering van actie 2 vallen onder de procedures waarin wordt voorzien door de Verordeningen (EG) nr. 1085/2006, nr. 1638/2006, nr. 1905/2006 en nr. 1934/2006, alsmede in de partnerschapsovereenkomst ACS-EG en het intern akkoord ACS-EG. Het in artikel 8, lid 1, bedoelde comité wordt door de Commissie regelmatig van de genomen maatregelen in kennis gesteld.

2.   De volgende voor de tenuitvoerlegging van het programma en voor de uitvoering van de andere acties van dit besluit vereiste maatregelen worden door de Commissie vastgesteld volgens de beheersprocedure van artikel 8, lid 2, in overeenstemming met de beginselen, algemene richtsnoeren en selectiecriteria als neergelegd in de bijlage:

a)

het jaarlijkse werkprogramma, met inbegrip van de prioriteiten;

b)

de jaarlijkse begroting, de verdeling van de middelen over de verschillende acties van het programma, alsmede indicatieve bedragen voor de beurzen;

c)

de toepassing van de algemene richtsnoeren voor de uitvoering van het programma, met inbegrip van de selectiecriteria zoals beschreven in de bijlage;

d)

de selectieprocedures, zoals de samenstelling en het reglement van orde van de jury;

e)

de regelingen voor de monitoring en evaluatie van het programma, alsook voor de verspreiding en overdracht van de resultaten.

3.   Selectiebesluiten worden door de Commissie genomen. Zij stelt het Europees Parlement en het in artikel 8, lid 1, bedoelde comité daarvan in kennis binnen een termijn van twee werkdagen.

Artikel 8

Comité

1.   De Commissie wordt bijgestaan door een comité.

2.   Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 4 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van artikel 8 van dat besluit.

De in artikel 4, lid 3, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn wordt vastgesteld op twee maanden.

Artikel 9

Deelname van andere landen aan het programma op dezelfde voet als de lidstaten

Aan het programma kan worden deelgenomen door:

a)

de EVA-landen die deel uitmaken van de EER, overeenkomstig de bepalingen van de EER-overeenkomst;

b)

de kandidaat-lidstaten die over een toetredingsstrategie beschikken, overeenkomstig de algemene beginselen en voorwaarden die zijn vastgesteld in de kaderovereenkomsten die met die landen zijn gesloten met het oog op hun deelname aan communautaire programma's;

c)

de landen van de Westelijke Balkan, overeenkomstig de algemene beginselen en voorwaarden die zijn vastgesteld in de kaderovereenkomsten die met die landen zijn gesloten met het oog op hun deelname aan communautaire programma's;

d)

de Zwitserse Bondsstaat, op voorwaarde dat met dat land een bilaterale overeenkomst is gesloten die in deze deelname voorziet.

Artikel 10

Horizontale vraagstukken

Bij de uitvoering van het programma moet erop worden toegezien dat het ten volle bijdraagt aan de bevordering van het horizontale beleid van de Gemeenschap, met name door:

a)

de Europese kenniseconomie en kennismaatschappij te verbeteren en bij te dragen tot het ontstaan van meer werkgelegenheid, overeenkomstig de doelstellingen van de Lissabonstrategie, en tot de versterking van het algemene concurrentievermogen van de Europese Unie, haar duurzame economische groei en een hechtere sociale samenhang;

b)

de cultuur, de kennis en de knowhow te bevorderen met het oog op vreedzame en duurzame ontwikkeling in een gediversifieerd Europa;

c)

het besef te vergroten dat culturele en taalkundige diversiteit in Europa van groot belang zijn en dat racisme en vreemdelingenhaat moeten worden bestreden en intercultureel onderwijs moet worden bevorderd;

d)

voorzieningen te creëren voor studenten met bijzondere behoeften en in het bijzonder hun integratie in het algemeen hoger onderwijs te steunen en gelijke kansen voor iedereen te garanderen;

e)

de gelijkheid van mannen en vrouwen te bevorderen en de bestrijding van alle vormen van discriminatie op grond van geslacht, ras of etnische afstamming, godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele geaardheid te helpen bestrijden;

f)

de ontwikkeling van derde landen te bevorderen.

Artikel 11

Samenhang en complementariteit met ander beleid

1.   De Commissie ziet, in samenwerking met de lidstaten, toe op de algehele samenhang en complementariteit tussen dit programma en andere relevante beleidsmaatregelen, instrumenten en acties van de Gemeenschap, met name het programma voor een leven lang leren, het zevende kaderprogramma voor onderzoek, het ontwikkelingsbeleid, externe samenwerkingsprogramma's, de ACS-associatieovereenkomsten en het Europees Fonds voor de integratie van onderdanen van derde landen.

2.   De Commissie houdt het Europees Parlement en het in artikel 8, lid 1, bedoelde comité regelmatig op de hoogte van de communautaire initiatieven op relevante gebieden en zorgt voor een doeltreffende koppeling en, waar passend, gezamenlijke acties tussen dit programma en de programma's en acties op het gebied van het hoger onderwijs in het kader van de samenwerking van de Gemeenschap met derde landen, met inbegrip van bilaterale overeenkomsten, en met de bevoegde internationale organisaties.

Artikel 12

Financiering

1.   De financiële middelen voor de uitvoering van de acties 1 en 3 en voor de in artikel 4, lid 4, bedoelde technische ondersteuning voor die acties, worden hierbij voor de periode 2009-2013 op 493 690 000 EUR vastgesteld.

2.   De financiële middelen voor de uitvoering van actie 2 alsmede voor de in artikel 4, lid 4, bedoelde technische ondersteuning voor die acties, worden voor de in artikel 1, lid 2, gespecificeerde periode vastgesteld overeenkomstig de voorschriften, procedures en doelstellingen van de Verordeningen (EG) nr. 1085/2006, nr. 1638/2006, nr. 1905/2006 en nr. 1934/2006 alsmede de partnerschapsovereenkomst ACS-EG en het intern akkoord ACS-EG.

3.   De jaarlijkse kredieten worden door de begrotingsautoriteit toegestaan overeenkomstig de jaarlijkse begrotingsprocedure en binnen de grenzen van het financieel kader.

Artikel 13

Monitoring en evaluatie

1.   De Commissie houdt in samenwerking met de lidstaten geregeld toezicht op het verloop van dit programma. Van de resultaten van de monitoring en evaluatie van dit en van het vorige programma wordt gebruik gemaakt bij de uitvoering van het programma. Deze monitoring heeft ook betrekking op de analyse van de geografische spreiding van de begunstigden van het programma per actie en per land, op de in lid 3 bedoelde verslagen en op specifieke activiteiten.

2.   Het programma wordt regelmatig door de Commissie geevalueerd in het licht van de doelstellingen in artikel 3, de impact van het programma als geheel en de complementariteit tussen de in het kader van dit programma uitgevoerde acties en de acties in het kader van andere relevante communautaire beleidsmaatregelen, instrumenten en acties.

3.   De Commissie verstrekt aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's:

a)

uiterlijk op 31 maart van het tweede jaar volgend op de effectieve aanvang van de nieuwe, uit hoofde van het programma ingestelde cursussen, een tussentijds verslag over de bereikte resultaten en de kwantitatieve en kwalitatieve aspecten van de uitvoering van het programma;

b)

uiterlijk op 30 januari 2012 een mededeling over de voortzetting van het programma;

c)

uiterlijk op 31 december 2015, een verslag met de evaluatie achteraf.

Artikel 14

Overgangsbepaling

1.   Acties met de uitvoering waarvan op of voor 31 december 2008 op grond van Besluit nr. 2317/2003/EG wordt begonnen, worden beheerd overeenkomstig de bepalingen van dat besluit, met die uitzondering dat het bij dat besluit ingestelde comité wordt vervangen door het in artikel 8, lid 1, van dit besluit bedoelde comité.

2.   Acties met de uitvoering waarvan op of voor 31 december 2008 wordt begonnen op grond van procedures die zijn vastgesteld bij in artikel 7, lid 1, vermelde rechtsinstrumenten, worden beheerd overeenkomstig de bepalingen van die instrumenten.

Artikel 15

Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op de dag volgende op die van zijn bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Straatsburg, 16 december 2008.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

H.-G. PÖTTERING

Voor de Raad

De voorzitster

B. LE MAIRE


(1)  PB C 204 van 9.8.2008, blz. 85.

(2)  Advies van het Europees Parlement van 21 oktober 2008 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 16 december 2008.

(3)  PB L 345 van 31.12.2003, blz. 1.

(4)  PB L 210 van 31.7.2006, blz. 82.

(5)  PB L 310 van 9.11.2006, blz. 1.

(6)  PB L 378 van 27.12.2006, blz. 41.

(7)  PB L 405 van 30.12.2006, blz. 41.

(8)  PB L 317 van 15.12.2000, blz. 3.

(9)  PB L 247 van 9.9.2006, blz. 32.

(10)  PB C 139 van 14.6.2006, blz. 1.

(11)  PB L 97 van 9.4.2008, blz. 1.

(12)  PB C 303 van 14.12.2007, blz. 1.

(13)  PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.

(14)  PB L 357 van 31.12.2002, blz. 1.

(15)  PB C 139 van 14.6.2006, blz. 1.

(16)  PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.

(17)  PB L 327 van 24.11.2006, blz. 45.


BIJLAGE

COMMUNAUTAIRE ACTIES (ALGEMENE RICHTSNOEREN EN SELECTIECRITERIA), SELECTIEPROCEDURES EN FINANCIËLE BEPALINGEN

Alle acties van het programma worden ten uitvoer gelegd overeenkomstig de in deze bijlage beschreven algemene richtsnoeren en selectiecriteria.

ACTIE 1:   GEZAMENLIJKE ERASMUS MUNDUSPROGRAMMA'S

A.   ERASMUS MUNDUSMASTERPROGRAMMA'S

1.   De Gemeenschap zal masterprogramma's van uitmuntende academische kwaliteit selecteren die voor de toepassing van het programma „Erasmus Mundusmasterprogramma's” worden genoemd.

2.   Met het oog op de doelstellingen van het programma voldoen de Erasmus Mundusmasterprogramma's aan de volgende algemene richtsnoeren en selectiecriteria:

a)

er moeten instellingen voor hoger onderwijs uit minimaal drie verschillende Europese landen bij betrokken zijn;

b)

er kunnen instellingen voor hoger onderwijs of andere relevante partners, zoals onderzoekscentra, uit derde landen bij betrokken zijn;

c)

er moet een studieprogramma worden uitgevoerd dat een studietijdvak in ten minste twee van de onder a) bedoelde deelnemende instellingen voor hoger onderwijs omvat;

d)

er worden zo nodig stages aangemoedigd als onderdeel van het studieprogramma;

e)

zij moeten over ingebouwde mechanismen voor de erkenning van de bij partnerinstellingen doorgebrachte studietijdvakken beschikken, die gebaseerd zijn op of verenigbaar zijn met het Europese studiepuntenoverdrachtsysteem;

f)

zij moeten leiden tot de toekenning door de deelnemende instellingen van gezamenlijke en/of dubbele of meervoudige, door de Europese landen erkende of geaccrediteerde graden. Programma's die leiden tot de toekenning van gezamenlijke graden worden aangemoedigd;

g)

er moeten strenge zelfevaluatieprocedures worden vastgesteld die zich moeten lenen voor peer reviews door externe deskundigen (uit Europese landen of uit derde landen) om de blijvend hoge kwaliteit van het masterprogramma te kunnen waarborgen;

h)

er moet een minimumaantal plaatsen gereserveerd worden voor en in de opvang worden voorzien van doctoraatskandidaten uit Europa en uit derde landen aan wie in het kader van dit programma financiële steun is toegekend;

i)

er moeten gemeenschappelijke en doorzichtige toelatingscriteria worden opgesteld die onder andere rekening houden met gendervraagstukken en vraagstukken in verband met gelijke behandeling, en de toegang moet worden vergemakkelijkt in overeenstemming met de beginselen van gelijke kansen en non-discriminatie;

j)

er kan naar eigen inzicht al dan niet collegegeld worden vastgesteld, met inachtneming van de respectieve nationale wetgevingen en van de tussen de onder a) en b) bedoelde instellingen gesloten overeenkomst;

k)

er moet mee worden ingestemd dat de regels in acht worden genomen die gelden voor selectieprocedures voor de toekenning van beurzen (aan studenten en universiteitsmedewerkers);

l)

er moeten passende regelingen worden getroffen om het programma toegankelijk te maken en in een goede opvang van studenten uit Europa en derde landen te voorzien (informatie, huisvesting, hulp bij visumaanvragen, enz.). De Commissie stelt haar delegaties in de betrokken derde landen geregeld op de hoogte van alle geactualiseerde bepalingen die op het programma betrekking hebben;

m)

er moeten, zonder dat de onderwijstaal daardoor in het gedrang komt, ten minste twee Europese talen worden gebruikt die worden gesproken in de lidstaten waar de betrokken instellingen voor hoger onderwijs gevestigd zijn, en er worden waar nodig voorbereidende taalcursussen en begeleiding van studenten voorgesteld, met name in de vorm van cursussen die door de deelnemende instellingen voor hoger onderwijs worden georganiseerd.

3.   Erasmus Mundusmasterprogramma's worden geselecteerd voor een periode van vijf jaar en zijn onderworpen aan een op een voortgangsverslag gebaseerde jaarlijkse verlengingsprocedure.

4.   De Erasmus Mundusmasterprogramma's die voor het Erasmus Mundusprogramma 2004-2008 werden geselecteerd, worden in het kader van actie 1 voortgezet tot het einde van de periode waarvoor ze werden geselecteerd, en zijn onderworpen aan een op een voortgangsverslag gebaseerde jaarlijkse verlengingsprocedure.

B.   ERASMUS MUNDUSDOCTORAATSPROGRAMMA

1.   De Gemeenschap zal doctoraatsprogramma's van uitmuntende academische kwaliteit selecteren die voor de toepassing van het programma „Erasmus Mundusdoctoraatsprogramma's” worden genoemd.

2.   Met het oog op de doelstellingen van het programma voldoen de Erasmus Mundusdoctoraatsprogramma's aan de volgende algemene richtsnoeren en selectiecriteria:

a)

er moeten instellingen voor hoger onderwijs uit minimum drie verschillende Europese landen en zo nodig andere relevante partners betrokken zijn om innovatie en inzetbaarheid te garanderen;

b)

er kunnen instellingen voor hoger onderwijs of andere relevante partners, zoals onderzoekscentra, uit derde landen bij betrokken zijn;

c)

er moet een doctoraatsprogramma worden uitgevoerd dat een studie- en onderzoekstijdvak in ten minste twee van de onder a) bedoelde deelnemende instellingen voor hoger onderwijs omvat;

d)

er worden stages en partnerschappen tussen universitaire en economische actoren aangemoedigd;

e)

zij moeten over ingebouwde mechanismen voor de erkenning van de bij partnerinstellingen doorgebrachte studie- en onderzoekstijdvakken beschikken;

f)

zij moeten leiden tot de toekenning door de deelnemende instellingen van gezamenlijke en/of dubbele of meervoudige, door de Europese landen erkende of geaccrediteerde graden. Programma's die leiden tot de toekenning van gezamenlijke graden worden aangemoedigd;

g)

er moeten strenge zelfevaluatieprocedures worden vastgesteld die zich lenen voor peer reviews door externe deskundigen (afkomstig uit Europese landen of uit derde landen, maar werkzaam in Europese landen) om de blijvend hoge kwaliteit van het doctoraatsprogramma te kunnen waarborgen;

h)

er moet een minimumaantal plaatsen gereserveerd worden voor en in de opvang worden voorzien van doctoraatskandidaten uit Europa en uit derde landen aan wie in het kader van dit programma financiële steun is toegekend;

i)

er moeten gemeenschappelijke en doorzichtige toelatingscriteria worden opgesteld die onder andere rekening houden met gendervraagstukken en vraagstukken in verband met gelijke behandeling, en de toegang moet worden vergemakkelijkt in overeenstemming met het beginsel van gelijke kansen en non-discriminatie;.

j)

er kan naar eigen inzicht al dan niet collegegeld worden vastgesteld, met inachtneming van de respectieve nationale wetgevingen en van de tussen de onder a) en b) bedoelde instellingen gesloten overeenkomst;

k)

er moet mee worden ingestemd dat de regels in acht worden genomen die gelden voor selectieprocedures voor doctoraatskandidaten;

l)

er moeten passende regelingen worden getroffen om het programma toegankelijk te maken en in een goede opvang van doctoraatskandidaten uit Europa en derde landen te voorzien (informatie, huisvesting, hulp bij visumaanvragen, enz.);

m)

er kunnen voor doctoraatskandidaten arbeidscontracten worden voorgesteld als alternatief voor de beurzen, indien de nationale wetgeving dat toestaat;

n)

er moeten, zonder dat de onderwijstaal daardoor in het gedrang komt, ten minste twee Europese talen worden gebruikt die worden gesproken in de lidstaten waar de betrokken instellingen voor hoger onderwijs gevestigd zijn, en er worden waar nodig voorbereidende taalcursussen en begeleiding van studenten voorgesteld, met name in de vorm van cursussen die door de deelnemende instellingen voor hoger onderwijs worden georganiseerd.

3.   De Erasmus Mundusdoctoraatsprogramma's worden geselecteerd voor een periode van vijf jaar en zijn onderworpen aan een op een voortgangsverslag gebaseerde jaarlijkse verlengingsprocedure. Deze periode kan, voorafgaand aan de rekrutering van doctoraatskandidaten, ook een jaar voorbereidend werk omvatten.

C.   BEURZEN

1.   De Gemeenschap kan aan masterstudenten en doctoraatskandidaten uit derde landen of uit Europa beurzen voor een volledige studie toekennen, en kortetermijnbeurzen aan universiteitsmedewerkers uit derde landen of uit Europa. Om het programma aantrekkelijker te maken voor onderdanen van derde landen, zal het bedrag van een beurs voor een volledige studie hoger zijn voor masterstudenten en doctoraatskandidaten uit derde landen (beurzen van categorie A) dan voor masterstudenten en doctoraatskandidaten uit Europa (beurzen van categorie B).

a)

De Gemeenschap kan beurzen voor een volledige studie van categorie A toekennen aan masterstudenten en doctoraatskandidaten uit derde landen die na een vergelijkend onderzoek tot Erasmus Mundusmasterprogramma's en Erasmus Mundusdoctoraatsprogramma's zijn toegelaten. Deze beurzen dienen om te studeren aan de Europese instellingen voor hoger onderwijs die bij een Erasmus Mundusmasterprogramma of een Erasmus Mundusdoctoraatsprogramma betrokken zijn. Beurzen van categorie A worden niet toegekend aan studenten uit derde landen die hun hoofdactiviteit (studie, werk, enz.) tijdens de laatste vijf jaar gedurende in totaal meer dan 12 maanden hebben uitgeoefend in een Europees land.

b)

De Gemeenschap kan beurzen voor een volledige studie van categorie B toekennen aan masterstudenten en doctoraatskandidaten uit Europa die na een vergelijkend onderzoek tot Erasmus Mundusmasterprogramma's en Erasmus Mundusdoctoraatsprogramma's zijn toegelaten. Deze beurzen dienen om te studeren aan de instellingen voor hoger onderwijs die bij een Erasmus Mundusmasterprogramma of een Erasmus Mundusdoctoraatsprogramma betrokken zijn. Beurzen van categorie B kunnen worden toegekend aan studenten uit derde landen die niet in aanmerking komen voor beurzen van categorie A.

c)

De Gemeenschap kan kortetermijnbeurzen toekennen aan universiteitsmedewerkers uit derde landen die aan Erasmus Mundusmasterprogramma's deelnemen met het oog op onderwijs- of onderzoekstaken en wetenschappelijk werk bij de deelnemende Europese instellingen voor hoger onderwijs.

d)

De Gemeenschap kan kortetermijnbeurzen toekennen aan universiteitsmedewerkers uit Europa die aan Erasmus Mundusmasterprogramma's deelnemen met het oog op onderwijs- of onderzoekstaken en wetenschappelijk werk bij de deelnemende instellingen voor hoger onderwijs uit derde landen.

e)

De Gemeenschap ziet erop toe dat bij de toekenning van beurzen door de instellingen voor hoger onderwijs transparante criteria worden toegepast waarbij onder andere rekening wordt gehouden met de beginselen van gelijke kansen en non-discriminatie.

2.   Zowel masterstudenten en doctoraatskandidaten uit Europa en uit derde landen als universiteitsmedewerkers als gedefinieerd in artikel 2 komen voor een beurs in aanmerking.

3.   Studenten die een beurs hebben gekregen worden in kennis gesteld van de plaats waar zij hun studie zullen aanvangen, zodra het besluit tot toekenning van de beurs is genomen.

4.   Wie een beurs voor Erasmus Mundusmasterprogramma's heeft gekregen, komt ook in aanmerking voor een beurs voor Erasmus Mundusdoctoraatsprogramma's.

5.   De Commissie stelt maatregelen vast om ervoor te zorgen dat niemand voor hetzelfde doel financiële steun uit meer dan één communautair programma ontvangt. Wie met name een Erasmus Mundusbeurs heeft gekregen, komt niet in aanmerking voor een Erasmusbeurs voor hetzelfde Erasmus Mundusmaster- of -doctoraatsprogramma in het kader van het programma voor een leven lang leren. Zo komt ook wie een beurs geniet in het kader van het specifieke programma „Mensen” (Marie Curie-acties) van het 7e kaderprogramma voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie (1) niet in aanmerking voor een Erasmus Mundusbeurs voor dezelfde studie- of onderzoeksperiode.

ACTIE 2:   ERASMUS MUNDUSPARTNERSCHAPPEN

1.   De Gemeenschap selecteert partnerschappen van hoge academische kwaliteit die voor de toepassing van het programma „Erasmus Munduspartnerschappen” worden genoemd. Deze streven het doel en de specifieke doelstellingen in artikel 3 na en zijn ermee in overeenstemming, voor zover zij stroken met de rechtsgrondslag op basis waarvan de financiering wordt toegekend.

2.   Met het oog op de doelstellingen van het programma, en in overeenstemming met de rechtsgrondslag op basis waarvan de financiering wordt toegekend, moeten de Erasmus Munduspartnerschappen:

a)

minimaal vijf instellingen voor hoger onderwijs omvatten uit minstens drie verschillende Europese landen en een aantal instellingen voor hoger onderwijs in specifieke derde landen die niet deelnemen aan het programma voor en leven lang leren en die in de jaarlijkse oproepen tot het indienen van voorstellen worden vastgesteld;

b)

als basis voor de overdracht van knowhow fungeren;

c)

op alle niveaus van het hoger onderwijs (van de eerste cyclus tot postdoctoraatsniveau) uitwisselingsprojecten voor op basis van academische excellentiecriteria te selecteren studenten, universiteitsmedewerkers en hogeronderwijspersoneel organiseren voor mobiliteitsperiodes van variabele duur, en bestaat ook de mogelijkheid van stageperiodes;

d)

over ingebouwde mechanismen voor de wederzijdse erkenning van de bij partnerinstellingen doorgebrachte studie- en onderzoekstijdvakken beschikken, die gebaseerd zijn op of verenigbaar zijn met het Europese studiepuntenoverdrachtsysteem en verenigbare systemen in derde landen;

e)

gebruik maken van mobiliteitsinstrumenten die in het kader van het Erasmusprogramma zijn ontwikkeld, zoals de erkenning van vroegere studieperiodes, de studieovereenkomst en het afschrift van het studiedossier;

f)

voor de toekenning van mobiliteitsbeurzen doorzichtige criteria vaststellen die onder andere rekening houden met gendervraagstukken en vraagstukken in verband met gelijke behandeling, alsook met passende talenkennis, en die de toegang vergemakkelijken in overeenstemming met het beginsel van gelijke kansen en non-discriminatie;

g)

het erover eens zijn de selectieprocedures voor de toekenning van beurzen (studenten, universiteitsmedewerkers en hogeronderwijspersoneel) in acht te nemen;

h)

passende regelingen treffen om de toegang voor en de opvang van studenten, universiteitsmedewerkers en hogeronderwijspersoneel uit Europa en uit derde landen te verbeteren (informatie, huisvesting, hulp bij visumaanvragen enz.);

i)

zonder dat de onderwijstaal daardoor in het gedrang komt, de talen worden gebruikt die worden gesproken in de landen waar de instellingen voor hoger onderwijs die lid zijn van het Erasmus Munduspartnerschap gevestigd zijn, en in voorkomend geval moeten er voorbereidende taalcursussen en begeleiding worden georganiseerd voor de personen die een beurs hebben gekregen, met name in de vorm van cursussen die door de deelnemende instellingen voor hoger onderwijs worden georganiseerd;

j)

uitvoering geven aan andere partnerschapsactiviteiten zoals dubbele graden, gezamenlijke curriculumontwikkeling, uitwisseling van beste praktijken enz.;

k)

in het geval van maatregelen waarvoor krachtens Verordening (EG) nr. 1905/2006 of de partnerschapsovereenkomst ACS-EG financiering wordt toegekend, aanmoedigen dat onderdanen van derde landen na afloop van de periode van studie of onderzoek naar hun land van herkomst terugkeren, zodat zij een bijdrage kunnen leveren aan de economische ontwikkeling en het welzijn van het betrokken land.

3.   Na via haar delegaties de bevoegde autoriteiten in de betrokken derde landen te hebben geraadpleegd, stelt de Commissie nationale en regionale prioriteiten vast die zijn afgestemd op de behoeften van het derde land/de derde landen die bij de partnerschappen betrokken is/zijn.

4.   Erasmus Munduspartnerschappen worden geselecteerd voor een periode van drie jaar en zijn onderworpen aan een op een voortgangsverslag gebaseerde jaarlijkse verlengingsprocedure.

5.   Zowel studenten als universiteitsmedewerkers uit Europa en uit derde landen als gedefinieerd in artikel 2 komen voor een beurs in aanmerking.

6.   Bij de toekenning van beurzen in het kader van actie 2 steunt de Commissie sociaaleconomisch achtergestelde groepen en bevolkingsgroepen in kwetsbare situaties, zonder afbreuk te doen aan de transparatievoorwaarden van 2, onder f).

7.   De Commissie doet het nodige om ervoor te zorgen dat niemand voor hetzelfde doel financiële steun uit meer dan één communautair programma ontvangt. Wie met name een Erasmus Mundusbeurs heeft gekregen, komt niet in aanmerking voor een Erasmusbeurs voor dezelfde mobiliteitsperiode in het kader van het programma voor een leven lang leren. Zo komt ook wie een beurs geniet in het kader van het reeds aangehaalde specifieke programma „Mensen” niet in aanmerking voor een Erasmus Mundusbeurs voor dezelfde studie- of onderzoeksperiode.

8.   De partnerschappen die voor het onderdeel externe samenwerking van Erasmus Mundus (de naam van de voorganger van actie 2) werden geselecteerd, worden in het kader van die actie voortgezet tot het einde van de periode waarvoor ze werden geselecteerd, en zijn onderworpen aan een op een voortgangsverslag gebaseerde niet-bureaucratische jaarlijkse verlengingsprocedure.

ACTIE 3:   PROMOTIE VAN HET HOGER ONDERWIJS IN EUROPA

1.   In het kader van actie 3 kan de Gemeenschap steun verlenen voor activiteiten die tot doel hebben de aantrekkelijkheid, het imago, de zichtbaarheid en de toegankelijkheid van het hoger onderwijs in Europa te verbeteren. De activiteiten dragen bij tot de doelstellingen van het programma en houden verband met de internationale dimensie van alle aspecten van het hoger onderwijs, zoals promotie, toegankelijkheid, kwaliteitsborging, de erkenning van studiepunten, de erkenning van Europese kwalificaties elders in de wereld, de onderlinge erkenning van kwalificaties met derde landen, de curriculumontwikkeling, mobiliteit, de kwaliteit van de diensten enz. De activiteiten kunnen de promotie van het programma en van de resultaten ervan omvatten.

2.   In aanmerking komen onder andere, overeenkomstig artikel 5, onder f), publieke of particuliere organen die actief zijn op het gebied van hoger onderwijs. De activiteiten vinden plaats in het kader van projecten waarbij organisaties uit ten minste drie verschillende Europese landen betrokken zijn en waarbij ook organisaties uit derde landen betrokken kunnen zijn.

3.   De activiteiten kunnen diverse vormen hebben (conferenties, seminars, workshops, studies, analysen, proefprojecten, prijzen, internationale netwerken, de productie van materiaal voor publicatie, de ontwikkeling van ICT-instrumenten enz.) en overal ter wereld plaatsvinden. De Commissie zorgt voor optimale verspreiding van informatie over de activiteiten en ontwikkelingen in het kader van het Erasmus Mundusprogramma, met name via de meertalige Erasmus Munduswebsite, die meer zichtbaarheid moet krijgen en toegankelijker moet worden gemaakt.

4.   Met de activiteiten wordt geprobeerd een koppeling tot stand te brengen tussen hoger onderwijs en onderzoek en tussen hoger onderwijs en de particuliere sector in Europese landen en derde landen, en in voorkomend geval gebruik te maken van potentiële synergieën.

5.   De nationale bevoegde autoriteiten voeren een geïntegreerde voorlichtingscampagne voor de burgers, in samenwerking met de instellingen voor hoger onderwijs die aan het programma deelnemen; deze campagne heeft tot doel tijdig volledige informatie te verschaffen en de te volgen procedures uit te leggen, waarbij bijzondere prioriteit wordt toegekend aan ondervertegenwoordigde regio's.

6.   Zo nodig kan de Gemeenschap de overeenkomstig artikel 6, lid 2, onder b), aangewezen structuren bijstaan in hun inspanningen om het programma bekendheid te geven en de resultaten ervan op nationaal en internationaal vlak te verspreiden.

7.   De Gemeenschap verleent steun aan een alumnivereniging van alle afgestudeerden (zowel uit derde landen als uit Europa) van de Erasmus Mundusmasterprogramma's en Erasmus Mundusdoctoraatsprogramma's.

ONDERSTEUNENDE MAATREGELEN VAN TECHNISCHE AARD

De algemene financiële middelen van het programma kunnen eveneens uitgaven dekken die verband houden met deskundigen, een uitvoerend agentschap, bestaande bevoegde instanties in de lidstaten en, indien nodig, andere vormen van technische en administratieve bijstand waarop de Commissie voor de uitvoering van het programma mogelijk een beroep moet doen. Het kan daarbij met name gaan om studies, vergaderingen, voorlichtingsactiviteiten, publicaties, monitoringactiviteiten, controle- en auditactiviteiten, evaluatieactiviteiten, uitgaven voor informaticanetwerken voor de uitwisseling van informatie en andere uitgaven die direct verband houden met de uitvoering van het programma en de realisatie van de doelstellingen ervan.

SELECTIEPROCEDURES

Bij de selectieprocedures moeten de volgende bepalingen in acht worden genomen:

a)

de voorstellen in het kader van actie 1 worden geselecteerd door de Commissie, die daarin wordt bijgestaan door een jury. Deze jury wordt voorgezeten door een uit zijn midden gekozen persoon en bestaat uit prominenten uit academische kringen die representatief zijn voor de diversiteit van het hoger onderwijs in de Europese Unie. De jury zorgt ervoor dat de Erasmus Mundusmasterprogramma's en -doctoraatsprogramma's van de hoogste academische kwaliteit zijn en dat een zo evenwichtig mogelijke geografische spreiding gewaarborgd is. Gedurende de looptijd van het programma zal gestreefd worden naar een evenwichtige vertegenwoordiging van de verschillende studierichtingen. De Commissie organiseert op Europees niveau een evaluatie door onafhankelijke academische deskundigen van alle in aanmerking komende voorstellen alvorens deze aan de jury voor te leggen. Aan elk Erasmus Mundusmasterprogramma en -doctoraatsprogramma wordt een bepaald aantal beurzen toegekend die aan de geselecteerde personen worden uitbetaald door het orgaan (of de organen) waardoor de masterprogramma's en doctoraatsprogramma's worden beheerd. De instellingen die aan de Erasmus Mundusmasterprogramma's en -doctoraatsprogramma's deelnemen, selecteren de masterstudenten, doctoraatskandidaten en universiteitsmedewerkers na overleg met de Commissie op basis van academische excellentiecriteria. Actie 1 is weliswaar in hoofdzaak bestemd voor studenten uit derde landen, maar is ook toegankelijk voor Europese studenten. De selectieprocedures voor Erasmus Mundusmasterprogramma's en -doctoraatsprogramma's omvatten overleg met de overeenkomstig artikel 6, lid 2, onder b), aangewezen instanties;

b)

de Commissie selecteert de voorstellen in het kader van actie 2 overeenkomstig de regels van Verordeningen (EG) nr. 1085/2006, nr. 1638/2006, nr. 1905/2006 en nr. 1934/2006 alsmede van de partnerschapsovereenkomst ACS-EG en het intern akkoord ACS-EG.

Onverminderd de bepalingen van de in de eerste alinea bedoelde verordeningen en overeenkomsten ziet de Commissie er voorts op toe dat de in het kader van Erasmus Mundus ingediende partnerschapsvoorstellen voldoen aan de hoogste academische kwaliteitscriteria en aan de maatstaf dat een zo evenwichtig mogelijke geografische spreiding moet zijn gewaarborgd. De studenten en universiteitsmedewerkers worden, na raadpleging van de Commissie, door de aan het partnerschap deelnemende instellingen geselecteerd aan de hand van academische excellentiecriteria. Actie 2 richt zich voornamelijk op studenten uit derde landen. Niettemin moet de mobiliteit ook gelden voor Europese onderdanen, ten einde een wederzijdse verrijking mogelijk te maken;

c)

voorstellen in het kader van actie 3 worden door de Commissie geselecteerd;

d)

het in artikel 8, lid 1, bedoelde comité wordt door de Commissie onmiddellijk van alle selectiebesluiten in kennis gesteld.

FINANCIËLE BEPALINGEN

1.   Forfaitaire subsidies, tabellen voor de kosten per eenheid en prijzen

Voor alle in artikel 4 bedoelde acties mogen subsidies met een vast bedrag en/of tarieven voor de kosten per eenheid, zoals vastgesteld in artikel 181, lid 1, van Verordening (EG, Euratom) nr. 2342/2002, worden gebruikt.

In een subsidieovereenkomst mogen subsidies met een vast bedrag worden gebruikt tot een maximumbedrag van 25 000 EUR per partner. Zij kunnen worden gecombineerd tot een maximum van 100 000 EUR en/of worden gebruikt in combinatie met tarieven voor de kosten per eenheid.

De Commissie kan prijzen uitreiken voor activiteiten die in het kader van het programma werden uitgevoerd.

2.   Partnerschapsovereenkomsten

Wanneer acties in het kader van het programma overeenkomstig artikel 163 van Verordening (EG, Euratom) nr. 2342/2002 met kaderpartnerschapssubsidies worden gesteund, kunnen dergelijke partnerschappen worden geselecteerd en gefinancierd voor een periode van vijf jaar, die aan een niet-bureaucratische verlengingsprocedure onderworpen is.

3.   Publieke instellingen of organisaties voor hoger onderwijs

De Commissie beschouwt alle door de lidstaten gespecificeerde instellingen en organisaties voor hoger onderwijs die de laatste twee jaar meer dan 50 % van hun jaarlijkse inkomsten van de overheid hebben ontvangen, of die door overheidsorganen of vertegenwoordigers daarvan worden gecontroleerd, als instellingen en organisaties die over de nodige financiële, professionele en administratieve capaciteit en de nodige financiële stabiliteit beschikken om projecten in het kader van het programma uit te voeren; zij hoeven geen verdere bewijsstukken over te leggen om dit aan te tonen. Dergelijke instellingen of organisaties kunnen worden vrijgesteld van de controle-eisen waarin artikel 173, lid 4, alinea 5, van Verordening (EG, Euratom) nr. 2342/2002 voorziet.

4.   Beroepsbekwaamheden en -kwalificaties van de aanvragers

De Commissie kan beslissen dat bepaalde categorieën van begunstigden over de nodige beroepsbekwaamheden en -kwalificaties beschikken om de voorgestelde actie of het voorgestelde werkprogramma overeenkomstig artikel 176, lid 2, van Verordening (EG, Euratom) nr. 2342/2002 tot een goed einde te brengen.

5.   Fraudebestrijdingsmaatregelen

In maatregelen die de Commissie overeenkomstig artikel 7 vaststelt, in de contracten en overeenkomsten die daaruit voortvloeien en in overeenkomsten met deelnemende derde landen wordt met name voorzien in toezicht en financiële controle door de Commissie (of een vertegenwoordiger die daartoe door de Commissie is gemachtigd), zoals het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF), en in controles — zo nodig ter plaatse — door de Rekenkamer.

De begunstigde van een subsidie zorgt ervoor dat eventuele bewijsstukken in het bezit van partners of leden ter beschikking van de Commissie worden gesteld.

De Commissie kan de besteding van de subsidie ofwel rechtstreeks door eigen personeel, ofwel door een gekwalificeerde externe organisatie van haar keuze laten controleren. Dergelijke controles kunnen gedurende de hele looptijd van de overeenkomst en gedurende vijf jaar na de beëindiging van het project plaatsvinden. In voorkomend geval kan het resultaat van deze controle leiden tot besluiten tot terugvordering door de Commissie.

Medewerkers van de Commissie en extern personeel dat daartoe door de Commissie is gemachtigd, beschikken over een passend recht van toegang, met name tot de kantoren van de begunstigde en tot alle informatie, ook in elektronisch formaat, dat nodig is om dergelijke controles uit te voeren.

De Rekenkamer en het OLAF hebben dezelfde rechten, met name wat de te verschaffen toegang betreft, als de Commissie.

De Commissie kan in het kader van het programma ook controles en verificaties ter plaatse uitvoeren overeenkomstig Verordening (EG, Euratom) nr. 2185/96 van de Raad van 11 november 1996 betreffende de controles en verificaties ter plaatse die door de Commissie worden uitgevoerd ter bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen tegen fraudes en andere onregelmatigheden (2).

Voor de communautaire acties die in het kader van dit besluit worden gefinancierd, wordt onder het begrip „onregelmatigheid” bedoeld in artikel 1, lid 2, van Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 van de Raad van 18 december 1995 betreffende de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen (3) elke inbreuk op het Gemeenschapsrecht of elke niet-nakoming van een contractuele verplichting verstaan die bestaat in een handeling of een nalaten van een marktdeelnemer waardoor de algemene begroting van de Europese Unie of de door haar beheerde begrotingen worden of zouden kunnen worden benadeeld door een onverschuldigde uitgave.


(1)  PB L 54 van 22.2.2007, blz. 91.

(2)  PB L 292 van 15.11.1996, blz. 2.

(3)  PB L 312 van 23.12.1995, blz. 1.


II Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie niet verplicht is

BESLUITEN/BESCHIKKINGEN

Commissie

19.12.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 340/99


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 8 december 2008

houdende onttrekking aan communautaire financiering van bepaalde uitgaven die de lidstaten hebben verricht voor het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL), afdeling Garantie, of voor het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF)

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2008) 7820)

(Slechts de teksten in de Deense, de Engelse, de Estse, de Finse, de Franse, de Griekse, de Italiaanse, de Letse, de Nederlandse, de Portugese, de Sloveense, de Spaanse en de Zweedse taal zijn authentiek)

(2008/960/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1258/1999 van de Raad van 17 mei 1999 betreffende de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (1), en met name op artikel 7, lid 4,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1290/2005 van de Raad van 21 juni 2005 betreffende de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (2), en met name op artikel 31,

Na raadpleging van het Comité voor de Landbouwfondsen,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In artikel 7, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1258/1999 en artikel 31 van Verordening (EG) nr. 1290/2005 is bepaald dat de Commissie de nodige verificaties verricht, de resultaten daarvan aan de lidstaten meedeelt, kennis neemt van de door de lidstaten gemaakte opmerkingen, bilaterale besprekingen voert om overeenstemming te bereiken met de betrokken lidstaten en haar conclusies formeel aan deze laatste meedeelt.

(2)

De lidstaten konden verzoeken een bemiddelingsprocedure te openen. In sommige gevallen is van deze mogelijkheid gebruikgemaakt en is het aan het einde van de procedure uitgebrachte rapport door de Commissie onderzocht.

(3)

Overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1258/1999 en Verordening (EG) nr. 1290/2005 kunnen uitsluitend landbouwuitgaven worden gefinancierd die zijn verricht op een wijze die niet in strijd was met de communautaire voorschriften.

(4)

Uit de verrichte verificaties, de resultaten van de bilaterale besprekingen en de bemiddelingsprocedures is gebleken dat een deel van de door de lidstaten gedeclareerde uitgaven niet aan die voorwaarde voldoet en derhalve niet door het EOGFL, afdeling Garantie, of door het Europees Landbouwgarantiefonds, hierna „ELGF” genoemd, kan worden gefinancierd.

(5)

Aangegeven moet worden welke bedragen niet als ten laste van het EOGFL, afdeling Garantie, of het ELGF worden erkend. Het gaat daarbij niet om uitgaven die zijn gedaan vóór de periode van 24 maanden die voorafging aan het tijdstip waarop de Commissie de resultaten van de verificaties schriftelijk aan de lidstaten heeft meegedeeld.

(6)

Voor de gevallen waarop deze beschikking betrekking heeft, heeft de Commissie de lidstaten in een syntheseverslag de raming meegedeeld van de uitgaven die aan financiering moeten worden onttrokken omdat zij niet overeenkomstig de communautaire voorschriften zijn verricht.

(7)

Met deze beschikking wordt niet vooruitgelopen op de financiële consequenties die de Commissie zou kunnen trekken uit arresten van het Hof van Justitie in zaken die op 11 september 2008 aanhangig waren en aangelegenheden betreffen waarop deze beschikking betrekking heeft,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

De ten laste van het EOGFL, afdeling Garantie, of het ELGF gedeclareerde uitgaven van erkende betaalorganen van de lidstaten die in de bijlage zijn vermeld, worden aan communautaire financiering onttrokken omdat zij niet overeenkomstig de communautaire voorschriften zijn verricht.

Artikel 2

Deze beschikking is gericht tot het Koninkrijk Denemarken, de Republiek Estland, Ierland, de Helleense Republiek, het Koninkrijk Spanje, de Franse Republiek, de Italiaanse Republiek, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, het Koninkrijk der Nederlanden, de Portugese Republiek, de Republiek Slovenië, de Republiek Finland, het Koninkrijk Zweden en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland.

Gedaan te Brussel, 8 december 2008.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 160 van 26.6.1999, blz. 103.

(2)  PB L 209 van 11.8.2005, blz. 1.


BIJLAGE

Begrotingspost 6 7 0 1

LS

Maatregel

BJ

Reden voor de correctie

Aard

%

Valuta

Bedrag

Reeds afgetrokken

Financiële gevolgen

CY

Financiële audit - te late betalingen

2005

Betalingstermijnen niet nageleefd

gericht

 

EUR

– 307 476,09

0,00

– 307 476,09

CY

Financiële audit - te late betalingen

2007

Betalingstermijnen niet nageleefd

gericht

 

EUR

–15 492,01

0,00

–15 492,01

TOTAAL CY

– 322 968,10

0,00

– 322 968,10

DK

Financiële audit - overschrijding

2007

Overschrijding van financiële maxima

gericht

 

EUR

–5 152,13

–5 152,13

0,00

DK

Dierpremies - ooien en geiten

2003

Tekortkomingen van de controles ter plaatse

forfaitair

2,00

DKK

– 259 091,35

0,00

– 259 091,35

DK

Dierpremies - ooien en geiten

2003

Niet-financierbare betalingen aan landbouwers met minder dan 10 premierechten, sancties niet toegepast

gericht

 

DKK

–36 000,00

0,00

–36 000,00

DK

Dierpremies - ooien en geiten

2003

Niet-financierbare betalingen aan landbouwers met minder dan 10 premierechten, sancties niet toegepast

gericht

 

DKK

–5 470,00

0,00

–5 470,00

DK

Dierpremies - ooien en geiten

2004

Tekortkomingen van de controles ter plaatse

forfaitair

2,00

DKK

– 260 526,93

0,00

– 260 526,93

DK

Dierpremies - ooien en geiten

2004

Niet-financierbare betalingen aan landbouwers met minder dan 10 premierechten, sancties niet toegepast

gericht

 

DKK

–7 953,00

0,00

–7 953,00

DK

Dierpremies - ooien en geiten

2005

Tekortkomingen van de controles ter plaatse

forfaitair

2,00

DKK

– 251 525,26

0,00

– 251 525,27

DK

Dierpremies - ooien en geiten

2005

Niet-financierbare betalingen aan landbouwers met minder dan 10 premierechten

gericht

 

DKK

–6 876,00

0,00

–6 876,00

DK

Dierpremies - ooien en geiten

2006

Tekortkomingen van de controles ter plaatse

forfaitair

2,00

DKK

–1 113,18

0,00

–1 113,18

TOTAAL DK (EUR)

–5 152,13

–5 152,13

0,00

TOTAAL DK (DKK)

– 828 555,71

0,00

– 828 555,73

EE

Rechtstreekse betalingen

2005

Geen controle inzake GLMC-eisen

forfaitair

5,00

EUR

–53 048,53

0,00

–53 048,53

EE

Rechtstreekse betalingen

2005

Percelen te laat geïdentificeerd en subsidiabiliteit te laat gecontroleerd; onrechtmatige toepassing van een tolerantie

gericht

 

EUR

–8 354,58

0,00

–8 354,58

TOTAAL EE

–61 403,11

0,00

–61 403,11

ES

Financiële audit - te late betalingen

2007

Betalingstermijnen niet nageleefd

gericht

 

EUR

–2 841 217,50

–2 841 217,50

0,00

ES

Financiële audit - overschrijding

2006

Overschrijding van financiële maxima

gericht

 

EUR

–12 065,99

0,00

–12 065,99

ES

Financiële audit - overschrijding

2007

Overschrijding van financiële maxima

gericht

 

EUR

2 414 475,70

2 414 475,70

0,00

ES

Groenten en fruit - verwerking van perziken en peren

2006

Tekortkomingen wat de mededeling van de hoeveelheden betreft

gericht

 

EUR

– 344 930,75

0,00

– 344 930,75

ES

Openbare opslag van suiker

2006

Onjuiste opgave in het e-Fauditsysteem

gericht

 

EUR

– 393 000,00

0,00

– 393 000,00

ES

PO Garantie begeleidende maatregelen (niet-oppervlaktegebonden)

2005

Tekortkomingen van essentiële en aanvullende controles

forfaitair

2,00

EUR

–3 595,00

0,00

–3 595,00

ES

PO Garantie begeleidende maatregelen (niet-oppervlaktegebonden)

2006

Tekortkomingen van essentiële en aanvullende controles

forfaitair

2,00

EUR

– 207 884,00

0,00

– 207 884,00

ES

PO Garantie begeleidende maatregelen (niet-oppervlaktegebonden)

2006

Tekortkomingen van essentiële en aanvullende controles

forfaitair

5,00

EUR

– 288 357,00

0,00

– 288 357,00

ES

PO Garantie begeleidende maatregelen (oppervlaktegebonden)

2004

GBCS-kruiscontroles niet geformaliseerd, tekortkomingen van het toezicht op de administratieve controles

forfaitair

5,00

EUR

–14 615,00

0,00

–14 615,00

ES

PO Garantie begeleidende maatregelen (oppervlaktegebonden)

2005

GBCS-kruiscontroles niet geformaliseerd, tekortkomingen van het toezicht op de administratieve controles

forfaitair

5,00

EUR

–30 439,00

0,00

–30 439,00

TOTAAL ES

–1 721 628,54

– 426 741,80

–1 294 886,74

FI

Financiële audit - te late betalingen

2007

Betalingstermijnen niet nageleefd

gericht

 

EUR

–42 506,38

–42 506,38

0,00

FI

Financiële audit - overschrijding

2007

Overschrijding van financiële maxima

gericht

 

EUR

–1 726 188,56

–1 726 188,56

0,00

FI

Dierpremies - ooien en geiten

2004

Niet-financierbare betalingen

gericht

 

EUR

– 339,95

0,00

– 339,95

FI

Dierpremies - ooien en geiten

2004

Tekortkomingen van het bedrijfsregister en van de controle van de bewijsstukken en niet-tijdige uitvoering van controles ter plaatse

forfaitair

2,00

EUR

–27 247,15

0,00

–27 247,15

FI

Dierpremies - ooien en geiten

2005

Niet-financierbare betalingen

gericht

 

EUR

–32,84

0,00

–32,84

FI

Dierpremies - ooien en geiten

2005

Tekortkomingen van het bedrijfsregister en van de controle van de bewijsstukken en niet-tijdige uitvoering van controles ter plaatse

forfaitair

2,00

EUR

–28 736,83

0,00

–28 736,83

FI

Dierpremies - ooien en geiten

2006

Niet-financierbare betalingen

gericht

 

EUR

– 531,54

0,00

– 531,54

FI

Dierpremies - ooien en geiten

2006

Tekortkomingen van het bedrijfsregister en van de controle van de bewijsstukken en niet-tijdige uitvoering van controles ter plaatse

forfaitair

2,00

EUR

–28 844,64

0,00

–28 844,64

TOTAAL FI

–1 854 427,90

–1 768 694,94

–85 732,96

FR

Wijn - herstructurering

2001

Terugbetaling wegens nietigverklaring van Beschikking 2005/579/EG van de Commissie bij het arrest van het Gerecht van eerste aanleg in zaak T-370/05

gericht

 

EUR

1 865 093,29

0,00

1 865 093,29

FR

Wijn - herstructurering

2002

Terugbetaling wegens nietigverklaring van Beschikking 2005/579/EG van de Commissie bij het arrest van het Gerecht van eerste aanleg in zaak T-370/05

gericht

 

EUR

7 090 032,97

0,00

7 090 032,97

FR

Wijn - herstructurering

2003

Terugbetaling wegens nietigverklaring van Beschikking 2005/579/EG van de Commissie bij het arrest van het Gerecht van eerste aanleg in zaak T-370/05

gericht

 

EUR

4 563 995,79

0,00

4 563 995,79

FR

Financiële audit - te late betalingen

2007

Betalingstermijnen niet nageleefd

gericht

 

EUR

–68 057,71

–68 057,71

0,00

FR

Financiële audit - overschrijding

2007

Overschrijding van financiële maxima

gericht

 

EUR

6 570 774,75

6 570 774,75

0,00

FR

Groenten en fruit - noten (andere maatregelen)

2005

Niet-subsidiabele uitgaven, sanctie niet toegepast

gericht

 

EUR

– 103 178,78

0,00

– 103 178,78

FR

Groenten en fruit - noten (andere maatregelen)

2006

Niet-subsidiabele uitgaven, sanctie niet toegepast

gericht

 

EUR

–20 217,77

0,00

–20 217,77

FR

Groenten en fruit - actiefondsen

2002

Niet-subsidiabele uitgaven, sanctie niet toegepast

gericht

 

EUR

–59 992,28

0,00

–59 992,28

FR

Groenten en fruit - actiefondsen

2003

Niet-subsidiabele uitgaven, sanctie niet toegepast

gericht

 

EUR

– 679 369,40

0,00

– 679 369,40

FR

Groenten en fruit - actiefondsen

2004

Niet-subsidiabele uitgaven, sanctie niet toegepast

gericht

 

EUR

–1 027 984,81

0,00

–1 027 984,81

FR

Groenten en fruit - actiefondsen

2004

Niet-subsidiabele uitgaven, sanctie niet toegepast

forfaitair

5,00

EUR

–1 304 495,63

0,00

–1 304 495,63

FR

Groenten en fruit - actiefondsen

2005

Niet-subsidiabele uitgaven, sanctie niet toegepast

gericht

 

EUR

–19 291 685,69

0,00

–19 291 685,69

FR

Groenten en fruit - actiefondsen

2005

Niet-subsidiabele uitgaven, sanctie niet toegepast

forfaitair

5,00

EUR

–1 572 466,41

0,00

–1 572 466,41

FR

Groenten en fruit - actiefondsen

2005

Niet-subsidiabele uitgaven, sanctie niet toegepast

forfaitair

10,00

EUR

–44 313,03

0,00

–44 313,03

FR

Groenten en fruit - actiefondsen

2006

Niet-subsidiabele uitgaven, sanctie niet toegepast

gericht

 

EUR

–16 287 142,74

0,00

–16 287 142,74

FR

Groenten en fruit - actiefondsen

2006

Niet-subsidiabele uitgaven, sanctie niet toegepast

forfaitair

5,00

EUR

–1 195 302,78

0,00

–1 195 302,78

FR

Groenten en fruit - actiefondsen

2006

Niet-subsidiabele uitgaven, sanctie niet toegepast

forfaitair

10,00

EUR

–35 982,74

0,00

–35 982,74

FR

Groenten en fruit - telersgroepen

2005

Niet voldaan aan bepaalde erkenningscriteria

forfaitair

10,00

EUR

– 110 942,38

0,00

– 110 942,38

FR

Groenten en fruit - telersgroepen

2006

Niet voldaan aan bepaalde erkenningscriteria

forfaitair

10,00

EUR

–78 515,09

0,00

–78 515,09

FR

Groenten en fruit - uit de markt nemen

2005

Niet-subsidiabele uitgaven, sanctie niet toegepast

gericht

 

EUR

– 514 054,00

0,00

– 514 054,00

FR

Groenten en fruit - uit de markt nemen

2006

Niet-subsidiabele uitgaven, sanctie niet toegepast

gericht

 

EUR

– 271 574,01

0,00

– 271 574,01

FR

Audit van de algemene controles op basis van computerbestanden

2004

Verschil tussen het aantal dieren waarvoor de steun is betaald, en het aantal waarvoor de steun had moeten worden betaald.

gericht

 

EUR

–10 785,10

0,00

–10 785,10

FR

Audit van de algemene controles op basis van computerbestanden

2005

Verschil tussen het aantal dieren waarvoor de steun is betaald, en het aantal waarvoor de steun had moeten worden betaald.

gericht

 

EUR

–24 879,30

0,00

–24 879,30

FR

Audit van de algemene controles op basis van computerbestanden

2006

Verschil tussen het aantal dieren waarvoor de steun is betaald, en het aantal waarvoor de steun had moeten worden betaald.

gericht

 

EUR

–26 907,72

0,00

–26 907,72

FR

Dierpremies - ooien en geiten

2003

Tekortkomingen bij de toepassing van de sancties

forfaitair

2,00

EUR

–6 341 113,15

0,00

–6 341 113,15

FR

Dierpremies - ooien en geiten

2004

Tekortkomingen bij de toepassing van de sancties

forfaitair

2,00

EUR

– 749 598,96

0,00

– 749 598,96

FR

Dierpremies - ooien en geiten

2005

Tekortkomingen bij de toepassing van de sancties

forfaitair

2,00

EUR

–3 500 199,46

0,00

–3 500 199,46

FR

Dierpremies - ooien en geiten

2006

Tekortkomingen bij de toepassing van de sancties

forfaitair

2,00

EUR

–3 409 359,12

0,00

–3 409 359,13

TOTAAL FR

–36 638 221,26

6 502 717,04

–43 140 938,32

GB

Financiële audit - te late betalingen

2007

Betalingstermijnen niet nageleefd

gericht

 

EUR

–84 719 103,39

–84 719 103,39

0,00

GB

Financiële audit - overschrijding

2007

Overschrijding van financiële maxima

gericht

 

EUR

–3 631,78

–3 631,78

0,00

GB

Randvoorwaarden

2006

Tekortkomingen bij de toepassing van de sancties wegens niet-nalevingen van RBE 2

forfaitair

0,06

GBP

– 258 049,93

0,00

– 258 049,93

GB

Randvoorwaarden

2006

Minimumpercentage controles ter plaatse niet gehaald

forfaitair

0,30

GBP

–4 618 521,99

0,00

–4 618 521,99

GB

Groenten en fruit - actiefondsen

2003

Tekortkomingen van de essentiële controles

forfaitair

5,00

GBP

–58 457,00

0,00

–58 457,00

GB

Groenten en fruit - actiefondsen

2004

Tekortkomingen van de essentiële controles

forfaitair

5,00

GBP

– 633 224,00

0,00

– 633 224,00

GB

Groenten en fruit - actiefondsen

2005

Tekortkomingen van de essentiële controles

forfaitair

5,00

GBP

– 847 207,00

0,00

– 847 207,00

GB

Groenten en fruit - actiefondsen

2006

Tekortkomingen van de essentiële controles

forfaitair

5,00

GBP

– 462 110,00

0,00

– 462 110,00

GB

Groenten en fruit - telersgroepen

2003

Tekortkomingen van het controlesysteem voor de erkenning van onlangs opgerichte telersverenigingen

gericht

 

GBP

– 558 146,00

0,00

– 558 146,00

GB

Groenten en fruit - telersgroepen

2004

Tekortkomingen van het controlesysteem voor de vóór 2002 opgerichte telersverenigingen (geen technische hulpmiddelen beschikbaar gesteld)

gericht

 

GBP

–6 228 894,00

0,00

–6 228 894,00

GB

Groenten en fruit - telersgroepen

2005

Tekortkomingen van het controlesysteem voor de vóór 2002 opgerichte telersverenigingen (geen technische hulpmiddelen beschikbaar gesteld)

gericht

 

GBP

–8 637 752,00

0,00

–8 637 752,00

GB

Groenten en fruit - telersgroepen

2006

Tekortkomingen van het controlesysteem voor de vóór 2002 opgerichte telersverenigingen (geen technische hulpmiddelen beschikbaar gesteld)

gericht

 

GBP

–4 777 965,00

0,00

–4 777 965,00

GB

Buitengewone ondersteuningsmaatregelen

2003

Betalingen voor niet-subsidiabele dieren als gevolg van tekortkomingen van de controle

forfaitair

2,00

GBP

– 200 749,00

0,00

– 200 749,00

GB

Buitengewone ondersteuningsmaatregelen

2004

Betalingen voor niet-subsidiabele dieren als gevolg van tekortkomingen van de controle

forfaitair

2,00

GBP

– 473 831,00

0,00

– 473 831,00

GB

Buitengewone ondersteuningsmaatregelen

2005

Betalingen voor niet-subsidiabele dieren als gevolg van tekortkomingen van de controle

forfaitair

2,00

GBP

– 262 024,00

0,00

– 262 024,00

TOTAAL GB (EUR)

–84 722 735,17

–84 722 735,17

0,00

TOTAAL GB (GBP)

–28 016 930,92

0,00

–28 016 930,92

GR

Katoen

2002

Overschrijding van de subsidiabele productie

forfaitair

5,00

EUR

–27 731 557,37

0,00

–27 731 557,37

GR

Katoen

2003

Overschrijding van de subsidiabele productie

gericht

 

EUR

–4 870 264,97

0,00

–4 870 264,97

GR

Katoen

2003

Ontoereikende controles op de naleving van de milieuvoorwaarden

forfaitair

5,00

EUR

–32 655 464,17

0,00

–32 655 464,17

GR

Katoen

2004

Overschrijding van de subsidiabele productie

gericht

 

EUR

–2 143 945,63

0,00

–2 143 945,63

GR

Financiële audit - te late betalingen

2005

Betalingstermijnen niet nageleefd

gericht

 

EUR

–4 521 536,62

–4 678 975,85

157 439,23

GR

Financiële audit - overschrijding

2004

Overschrijding van financiële maxima

gericht

 

EUR

–6 326 450,77

– 151 597,30

–6 174 853,47

GR

Financiële audit - overschrijding

2005

Overschrijding van financiële maxima

gericht

 

EUR

– 233 613,43

–7 621,91

– 225 991,52

GR

Groenten en fruit - verwerking van citrusvruchten

2005

Betalingen per cheque. Tekortkomingen van de administratieve en de boekhoudkundige controles

forfaitair

10,00

EUR

–2 289 213,00

0,00

–2 289 213,00

GR

Groenten en fruit - verwerking van citrusvruchten

2006

Betalingen per cheque. Tekortkomingen van de administratieve en de boekhoudkundige controles

forfaitair

10,00

EUR

– 385 748,00

0,00

– 385 748,00

GR

Dierpremies - runderen

2003

Tekortkomingen van het I&R-gegevensbestand en van de controles ter plaatse

forfaitair

10,00

EUR

–9 445 037,70

0,00

–9 445 037,71

GR

Dierpremies - runderen

2004

Tekortkomingen van het I&R-gegevensbestand en van de controles ter plaatse

forfaitair

5,00

EUR

–3 639 136,55

0,00

–3 639 136,55

GR

Dierpremies - runderen

2004

Tekortkomingen van het I&R-gegevensbestand en van de controles ter plaatse

forfaitair

10,00

EUR

–1 872 425,62

0,00

–1 872 425,62

GR

Dierpremies - runderen

2005

Tekortkomingen van het I&R-gegevensbestand en van de controles ter plaatse

forfaitair

5,00

EUR

–85 029,84

0,00

–85 029,85

GR

Dierpremies - runderen

2005

Tekortkomingen van het I&R-gegevensbestand en van de controles ter plaatse

forfaitair

10,00

EUR

460 487,38

0,00

460 487,38

GR

Dierpremies - runderen

2006

Tekortkomingen van het I&R-gegevensbestand en van de controles ter plaatse

forfaitair

5,00

EUR

162 160,27

0,00

162 160,27

GR

Dierpremies - runderen

2006

Tekortkomingen van het I&R-gegevensbestand en van de controles ter plaatse

forfaitair

10,00

EUR

77 552,14

0,00

77 552,14

GR

Olijfolie - productiesteun

2003

Terugkerende tekortkomingen van de controle van de olijfbomen, de oliefabrieken en de opbrengsten

forfaitair

15,00

EUR

– 289 062,31

0,00

– 289 062,31

GR

Olijfolie - productiesteun

2004

Terugkerende tekortkomingen van de controle van de olijfbomen, de oliefabrieken en de opbrengsten

forfaitair

15,00

EUR

–81 190 095,29

0,00

–81 190 095,29

GR

Olijfolie - productiesteun

2005

Terugkerende tekortkomingen van de controle van de olijfbomen, de oliefabrieken en de opbrengsten

forfaitair

10,00

EUR

– 235 809,09

0,00

– 235 809,09

GR

Olijfolie - productiesteun

2005

Terugkerende tekortkomingen van de controle van de olijfbomen, de oliefabrieken en de opbrengsten

forfaitair

15,00

EUR

–1 265 993,69

0,00

–1 265 993,69

GR

Olijfolie - productiesteun

2006

Terugkerende tekortkomingen van de controle van de olijfbomen, de oliefabrieken en de opbrengsten

forfaitair

10,00

EUR

–34 325,00

0,00

–34 325,00

GR

Olijfolie - productiesteun

2006

Terugkerende tekortkomingen van de controle van de olijfbomen, de oliefabrieken en de opbrengsten

forfaitair

15,00

EUR

– 626 085,40

0,00

– 626 085,40

TOTAAL GR

– 179 140 594,66

–4 838 195,06

– 174 302 399,62

IE

Financiële audit - te late betalingen

2007

Betalingstermijnen niet nageleefd

gericht

 

EUR

–93 944,01

–93 944,01

0,00

IE

Financiële audit - overschrijding

2006

Overschrijding van financiële maxima

gericht

 

EUR

– 136 003,53

0,00

– 136 003,53

IE

Groenten en fruit - actiefondsen

2004

Niet-subsidiabele uitgaven

gericht

 

EUR

–1 479 118,94

0,00

–1 479 118,94

IE

Groenten en fruit - actiefondsen

2005

Niet-subsidiabele uitgaven

gericht

 

EUR

– 731 899,67

0,00

– 731 899,67

TOTAAL IE

–2 440 966,15

–93 944,01

–2 347 022,14

IT

Financiële audit - te late betalingen

2005

Betalingstermijnen niet nageleefd

gericht

 

EUR

–12 020 178,75

–12 411 322,67

391 143,82

IT

Financiële audit - te late betalingen

2006

Betalingstermijnen niet nageleefd

gericht

 

EUR

–44 999 501,14

–50 877 193,90

5 877 692,76

IT

Financiële audit - overschrijding

2006

Overschrijding van financiële maxima

gericht

 

EUR

431 931,77

431 931,77

0,00

IT

Olijfolie - productiesteun

2003

Terugkerende tekortkomingen van de controle van de olijfbomen, de oliefabrieken en de opbrengsten

forfaitair

10,00

EUR

–69 502 963,67

0,00

–69 502 963,67

IT

Olijfolie - productiesteun

2004

Terugkerende tekortkomingen van de controle van de olijfbomen, de oliefabrieken en de opbrengsten

forfaitair

5,00

EUR

–33 962 143,60

0,00

–33 962 143,60

IT

Olijfolie - productiesteun

2004

Terugkerende tekortkomingen van de controle van de olijfbomen, de oliefabrieken en de opbrengsten

forfaitair

10,00

EUR

– 388 003,29

0,00

– 388 003,29

IT

Olijfolie - productiesteun

2005

Terugkerende tekortkomingen van de controle van de olijfbomen, de oliefabrieken en de opbrengsten

forfaitair

5,00

EUR

– 390 610,81

0,00

– 390 610,81

IT

Olijfolie - productiesteun

2005

Terugkerende tekortkomingen van de controle van de olijfbomen, de oliefabrieken en de opbrengsten, tekortkomingen van het GIS

forfaitair

10,00

EUR

– 736 915,95

0,00

– 736 915,95

IT

Olijfolie - productiesteun

2006

Terugkerende tekortkomingen van de controle van de olijfbomen, de oliefabrieken en de opbrengsten

forfaitair

5,00

EUR

– 269 650,53

0,00

– 269 650,53

IT

Olijfolie - productiesteun

2006

Terugkerende tekortkomingen van de controle van de olijfbomen, de oliefabrieken en de opbrengsten, tekortkomingen van het GIS

forfaitair

10,00

EUR

– 285 788,56

0,00

– 285 788,56

IT

Afzetbevordering

2004

Te late betalingen en tekortkomingen van de essentiële controles

forfaitair

10,00

EUR

– 267 629,30

0,00

– 267 629,30

IT

Afzetbevordering

2004

Te late betalingen en tekortkomingen van de essentiële controles

gericht

 

EUR

– 438 250,40

0,00

– 438 250,40

IT

Afzetbevordering

2005

Te late betalingen en tekortkomingen van de essentiële controles

forfaitair

10,00

EUR

– 550 739,86

0,00

– 550 739,86

IT

Afzetbevordering

2005

Te late betalingen en tekortkomingen van de essentiële controles

gericht

 

EUR

– 899 332,00

0,00

– 899 332,00

IT

Afzetbevordering

2006

Te late betalingen en tekortkomingen van de essentiële controles

forfaitair

10,00

EUR

– 822 921,46

0,00

– 822 921,46

IT

Afzetbevordering

2006

Te late betalingen en tekortkomingen van de essentiële controles

gericht

 

EUR

–1 343 791,60

0,00

–1 343 791,60

IT

Afzetbevordering

2007

Te late betalingen en tekortkomingen van de essentiële controles

forfaitair

10,00

EUR

– 135 044,28

0,00

– 135 044,28

IT

Afzetbevordering

2007

Te late betalingen en tekortkomingen van de essentiële controles

gericht

 

EUR

– 220 520,88

0,00

– 220 520,88

IT

PO Garantie begeleidende maatregelen (oppervlaktegebonden)

2004

Tekortkomingen van de controleverslagen

forfaitair

2,00

EUR

– 303 451,00

0,00

– 303 451,00

IT

PO Garantie begeleidende maatregelen (oppervlaktegebonden)

2004

Tekortkomingen van de controleverslagen

forfaitair

2,00

EUR

– 188 845,00

0,00

– 188 845,00

IT

PO Garantie begeleidende maatregelen (oppervlaktegebonden)

2005

Tekortkomingen van de controleverslagen

forfaitair

2,00

EUR

– 319 213,00

0,00

– 319 213,00

IT

PO Garantie begeleidende maatregelen (oppervlaktegebonden)

2005

Tekortkomingen van de controleverslagen

forfaitair

2,00

EUR

– 146 966,00

0,00

– 146 966,00

TOTAAL IT

– 167 760 529,32

–62 856 584,80

– 104 903 944,62

LV

 

2007

Onjuiste berekening van de sancties

gericht

 

LVL

–7 877,26

0,00

–7 877,26

TOTAAL LV

–7 877,26

0,00

–7 877,26

NL

Financiële audit - te late betalingen

2006

Betalingstermijnen niet nageleefd

gericht

 

EUR

– 137 870,39

– 137 870,39

0,00

NL

Financiële audit - te late betalingen

2007

Betalingstermijnen niet nageleefd

gericht

 

EUR

–74 874,44

–74 874,44

0,00

NL

Financiële audit - overschrijding

2005

Overschrijding van financiële maxima

gericht

 

EUR

– 183 554,00

0,00

– 183 554,00

NL

Financiële audit - overschrijding

2006

Overschrijding van financiële maxima

gericht

 

EUR

–4 382 373,60

–4 382 373,60

0,00

NL

Financiële audit - overschrijding

2007

Overschrijding van financiële maxima

gericht

 

EUR

– 124 315,72

– 124 315,72

0,00

TOTAAL NL

–4 902 988,15

–4 719 434,15

– 183 554,00

PT

Financiële audit - te late betalingen

2007

Betalingstermijnen niet nageleefd

gericht

 

EUR

–14 191,28

–14 191,28

0,00

PT

Financiële audit - overschrijding

2007

Overschrijding van financiële maxima

gericht

 

EUR

– 268 925,46

– 268 925,46

0,00

PT

Voedselhulp binnen de Gemeenschap

2006

Niet-subsidiabele uitgaven en onjuiste opgave in het e-Fauditsysteem

gericht

 

EUR

–13 741,70

0,00

–13 741,70

PT

Voedselhulp binnen de Gemeenschap

2007

Niet-subsidiabele uitgaven

gericht

 

EUR

–2 197,30

0,00

–2 197,30

PT

Groenten en fruit - bananen

2004

Tekortkomingen van de boekhoud- en controlesystemen van telersverenigingen op Madeira

forfaitair

5,00

EUR

–48 193,97

0,00

–48 193,97

PT

Groenten en fruit - bananen

2005

Tekortkomingen van de boekhoud- en controlesystemen van telersverenigingen op Madeira

forfaitair

5,00

EUR

– 247 262,07

0,00

– 247 262,07

TOTAAL PT

– 594 511,78

– 283 116,74

– 311 395,04

SE

Dierpremies - runderen

2003

Veel afwijkingen, te weinig controles ter plaatse, ontoereikende controles op de subsidiabiliteit van het voederareaal

forfaitair

2,00

SEK

–22 378 863,88

0,00

–22 378 863,88

SE

Dierpremies - runderen

2003

Veel afwijkingen, te weinig controles ter plaatse, ontoereikende controles op de subsidiabiliteit van het voederareaal

forfaitair

5,00

SEK

–20 284 766,35

0,00

–20 284 766,35

SE

Dierpremies - runderen

2004

Veel afwijkingen, te weinig controles ter plaatse, ontoereikende controles op de subsidiabiliteit van het voederareaal

forfaitair

2,00

SEK

–21 595 488,80

0,00

–21 595 488,80

SE

Dierpremies - runderen

2004

Veel afwijkingen, te weinig controles ter plaatse, ontoereikende controles op de subsidiabiliteit van het voederareaal

forfaitair

5,00

SEK

–19 650 275,70

0,00

–19 650 275,71

SE

Dierpremies - runderen

2005

Veel afwijkingen, te weinig controles ter plaatse, ontoereikende controles op de subsidiabiliteit van het voederareaal

forfaitair

2,00

SEK

–23 046 504,52

0,00

–23 046 504,52

SE

Dierpremies - runderen

2005

Veel afwijkingen, te weinig controles ter plaatse, ontoereikende controles op de subsidiabiliteit van het voederareaal

forfaitair

5,00

SEK

–19 591 659,24

0,00

–19 591 659,24

SE

Dierpremies - runderen

2006

Veel afwijkingen, te weinig controles ter plaatse, ontoereikende controles op de subsidiabiliteit van het voederareaal

forfaitair

2,00

SEK

–43 931,84

0,00

–43 931,84

SE

Dierpremies - runderen

2006

Veel afwijkingen, te weinig controles ter plaatse, ontoereikende controles op de subsidiabiliteit van het voederareaal

forfaitair

5,00

SEK

–52 328,54

0,00

–52 328,54

TOTAAL SE

– 126 643 818,88

0,00

– 126 643 818,89

SI

Certificering rekeningen

2005

Meest waarschijnlijke fout

gericht

 

EUR

–5 416,10

0,00

–5 416,10

TOTAAL SI

–5 416,10

0,00

–5 416,10


19.12.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 340/112


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 12 december 2008

betreffende het gebruik door effectenuitgevende instellingen van derde landen van nationale standaarden voor jaarrekeningen van bepaalde derde landen en van de International Financial Reporting Standards voor de opstelling van hun geconsolideerde financiële overzichten

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2008) 8218)

(Voor de EER relevante tekst)

(2008/961/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 2004/109/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 december 2004 betreffende de transparantievereisten die gelden voor informatie over uitgevende instellingen waarvan effecten tot de handel op een gereglementeerde markt zijn toegelaten en tot wijziging van Richtlijn 2001/34/EG (1), en met name op artikel 23, lid 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EG) nr. 1606/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 19 juli 2002 betreffende de toepassing van internationale standaarden voor jaarrekeningen (2) bepaalt dat ondernemingen die onder het recht van een lidstaat vallen en waarvan effecten tot de handel op een gereglementeerde markt van een lidstaat zijn toegelaten, voor elk boekjaar, beginnend op of na 1 januari 2005, hun geconsolideerde jaarrekening moeten opstellen conform overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1606/2002 goedgekeurde internationale standaarden voor jaarrekeningen, die thans gewoonlijk International Financial Reporting Standards worden genoemd (hierna „goedgekeurde IFRS” genoemd).

(2)

In de artikelen 4 en 5 van Richtlijn 2004/109/EG is bepaald dat wanneer een uitgevende instelling verplicht is geconsolideerde financiële overzichten op te stellen, de jaarlijkse en halfjaarlijkse financiële overzichten een dergelijk geconsolideerd overzicht moeten omvatten dat overeenkomstig de goedgekeurde IFRS is opgesteld. Hoewel deze verplichting zowel voor uitgevende instellingen van de Gemeenschap als voor uitgevende instellingen van derde landen geldt, kunnen uitgevende instellingen van derde landen van deze verplichting worden ontslagen, mits de wetgeving van het betrokken derde land gelijkwaardige verplichtingen oplegt.

(3)

Overeenkomstig Beschikking 2006/891/EG van de Commissie (3) mag een uitgevende instelling van een derde land haar geconsolideerde financiële overzichten voor boekjaren die vóór 1 januari 2009 aanvangen, ook opstellen conform de IFRS zoals die door de International Accounting Standards Board (IASB) zijn vastgesteld, dan wel overeenkomstig de GAAP van Canada, Japan of de Verenigde Staten, of de GAAP van een derde land die op de IFRS worden afgestemd.

(4)

Financiële overzichten die zijn opgesteld conform de IFRS zoals die door de IASB zijn vastgesteld, verschaffen gebruikers van dergelijke overzichten voldoende informatie om hen in staat te stellen zich een verantwoord oordeel te vormen over het vermogen, de financiële positie, de resultaten en de vooruitzichten van een uitgevende instelling. Het verdient derhalve aanbeveling om uitgevende instellingen van derde landen toe te staan binnen de Gemeenschap gebruik te maken van IFRS zoals die door de IASB zijn vastgesteld.

(5)

Met het oog op de toetsing van de gelijkwaardigheid van de algemeen aanvaarde grondslagen voor financiële verslaggeving (Generally Accepted Accounting Principles — GAAP) van een derde land met goedgekeurde IFRS voorziet Verordening (EG) nr. 1569/2007 van de Commissie van 21 december 2007 waarbij ter uitvoering van de Richtlijnen 2003/71/EG en 2004/109/EG van het Europees Parlement en de Raad een mechanisme wordt opgezet voor het nemen van een besluit over de gelijkwaardigheid van standaarden voor jaarrekeningen die door effectenuitgevende instellingen van derde landen worden toegepast (4) in een definitie van gelijkwaardigheid en in een mechanisme voor de toetsing van de gelijkwaardigheid van de GAAP van een derde land. Verordening (EG) nr. 1569/2007 schrijft ook voor dat de Commissie tot het besluit dient te komen dat het uitgevende instellingen van de Gemeenschap is toegestaan in het betrokken derde land van overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1606/2002 goedgekeurde IFRS gebruik te maken.

(6)

In december 2007 heeft de Commissie het Comité van Europese effectenregelgevers (CEER) geraadpleegd over de technische toetsing van de gelijkwaardigheid van de GAAP van de Verenigde Staten, China en Japan. In maart 2008 heeft de Commissie de raadpleging uitgebreid tot de GAAP van Zuid-Korea, Canada en India.

(7)

In zijn advies van respectievelijk maart 2008, mei 2008 en oktober 2008 heeft het CEER aanbevolen de GAAP van de Verenigde Staten en de Japanse GAAP als gelijkwaardig met de IFRS aan te merken voor toepassing binnen de Gemeenschap. Voorts heeft het CEER aanbevolen binnen de Gemeenschap tijdelijk, maar uiterlijk tot 31 december 2011, financiële overzichten te aanvaarden die conform de GAAP van China, Canada, Zuid-Korea en India zijn opgesteld.

(8)

In 2006 hebben de Financial Accounting Standards Board van de Verenigde Staten en de IASB een memorandum van overeenstemming gesloten waarin zij hun streven herbevestigden om tot een onderlinge afstemming tussen de GAAP van de Verenigde Staten en de IFRS te komen en waarin een werkprogramma was opgenomen om dit doel te bereiken. Als gevolg van dit werkprogramma zijn talrijke belangrijke verschillen tussen de GAAP van de Verenigde Staten en de IFRS weggewerkt. Daarnaast heeft de dialoog tussen de Commissie en de Securities and Exchange Commission van de Verenigde Staten ertoe geleid dat uitgevende instellingen van de Gemeenschap die hun financiële overzichten opstellen conform de IFRS zoals die door de International Accounting Standards Board (IASB) zijn vastgesteld, van alle aanpassingsvereisten zijn ontslagen. Het verdient bijgevolg aanbeveling de GAAP van de Verenigde Staten met ingang van 1 januari 2009 als gelijkwaardig met de goedgekeurde IFRS aan te merken.

(9)

In augustus 2007 hebben de Accounting Standards Board van Japan en de IASB bekendgemaakt dat zij overeengekomen waren het afstemmingsproces te versnellen door tegen 2008 de belangrijkste en vóór eind 2011 de resterende verschillen tussen de Japanse GAAP en de IFRS weg te werken. De Japanse autoriteiten leggen geen aanpassingsvereisten op aan uitgevende instellingen van de Gemeenschap die hun financiële overzichten conform de IFRS opstellen. Het verdient bijgevolg aanbeveling de Japanse GAAP met ingang van 1 januari 2009 als gelijkwaardig met de goedgekeurde IFRS aan te merken.

(10)

Krachtens artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1569/2007 kan het uitgevende instellingen van derde landen worden toegestaan gebruik te maken van GAAP van andere derde landen die hun GAAP op de IFRS afstemmen, dan wel zich ertoe verbonden hebben op de IFRS over te gaan, of die vóór 31 december 2008 een overeenkomst inzake wederzijdse erkenning hebben bereikt welke geldig is gedurende een overgangsperiode die uiterlijk op 31 december 2011 afloopt.

(11)

In China zijn de standaarden voor jaarrekeningen van ondernemingen (Accounting Standards for Business Enterprises) grotendeels op de IFRS afgestemd en bestrijken zij bijna alle onderwerpen van de bestaande IFRS. Aangezien de standaarden voor jaarrekeningen van ondernemingen echter pas vanaf 2007 worden toegepast, is er verdere informatie over de feitelijke toepassing ervan vereist.

(12)

De Accounting Standards Board of Canada heeft er zich in januari 2006 publiekelijk toe verbonden om vóór 31 december 2011 op de IFRS over te gaan en treft effectieve maatregelen om tegen die datum snel en volledig op de IFRS over te stappen.

(13)

De Korean Financial Supervisory Commission en het Korean Accounting Institute hebben er zich in maart 2007 publiekelijk toe verbonden om vóór 31 december 2011 op de IFRS over te gaan en treffen effectieve maatregelen om tegen die datum snel en volledig op de IFRS over te stappen.

(14)

De Indiase regering en het Indian Institute of Chartered Accountants hebben er zich in juli 2007 publiekelijk toe verbonden om vóór 31 december 2011 op de IFRS over te gaan, en treffen effectieve maatregelen om tegen die datum snel en volledig op de IFRS over te stappen.

(15)

Over de gelijkwaardigheid van de standaarden voor jaarrekeningen die momenteel op de IFRS worden afgestemd mag weliswaar pas een definitief besluit worden genomen nadat is beoordeeld hoe deze standaarden voor jaarrekeningen door ondernemingen en accountants worden toegepast, maar dat neemt niet weg dat het van belang is de inspanningen te ondersteunen van zowel de landen die hebben toegezegd hun standaarden voor jaarrekeningen op de IFRS af te stemmen, als de landen die hebben toegezegd op de IFRS over te stappen. Het verdient derhalve aanbeveling uitgevende instellingen van derde landen gedurende een overgangsperiode van niet meer dan drie jaar toe te staan in de Gemeenschap hun jaarlijkse en halfjaarlijkse financiële overzichten conform de GAAP van China, Canada, Zuid-Korea of India op te stellen.

(16)

Met de technische bijstand van het CEER dient de Commissie nauwlettend te blijven toezien op de wijze waarop de GAAP van deze derde landen zich ontwikkelen ten opzichte van de goedgekeurde IFRS.

(17)

Landen moeten worden aangemoedigd om IFRS over te nemen. De Europese Unie kan bepalen dat de nationale standaarden die als gelijkwaardig zijn aangemerkt, niet meer mogen worden gebruikt bij de opstelling van de informatie die vereist is uit hoofde van Richtlijn 2004/109/EG of Verordening (EG) nr. 809/2004 van de Commissie (5) tot uitvoering van Richtlijn 2003/71/EG, wanneer die landen alleen nog IFRS als standaard voor jaarrekeningen gebruiken.

(18)

Ter wille van de duidelijkheid en transparantie dient Beschikking 2006/891/EG te worden vervangen.

(19)

De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Europees Comité voor het effectenbedrijf,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

Met ingang van 1 januari 2009 worden, naast de overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1606/2002 goedgekeurde IFRS, wat de geconsolideerde jaarlijkse en halfjaarlijkse financiële overzichten betreft de volgende standaarden als gelijkwaardig met de overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1606/2002 goedgekeurde IFRS aangemerkt:

a)

de International Financial Reporting Standards, mits overeenkomstig IAS 1 Presentatie van de jaarrekening de toelichting bij de gecontroleerde financiële overzichten een expliciete en onvoorwaardelijke verklaring bevat dat deze financiële overzichten met de International Financial Reporting Standards in overeenstemming zijn;

b)

de algemeen aanvaarde grondslagen voor financiële verslaggeving van Japan;

c)

de algemeen aanvaarde grondslagen voor financiële verslaggeving van de Verenigde Staten van Amerika.

Vóór het boekjaar dat op of na 1 januari 2012 begint, mag een uitgevende instelling van een derde land haar geconsolideerde jaarlijkse en halfjaarlijkse financiële overzichten opstellen overeenkomstig de algemeen aanvaarde grondslagen voor financiële verslaggeving van de Volksrepubliek China, Canada, de Republiek Korea of de Republiek India.

Artikel 1 bis

De Commissie blijft met de technische bijstand van het CEER nauwlettend toezien op de inspanningen van derde landen om over te stappen op IFRS, en voert met de autoriteiten tijdens het afstemmingsproces een actieve dialoog. In 2009 dient de Commissie bij het Europees Parlement en het Europees Comité voor het effectenbedrijf een verslag in over de voortgang die op dit gebied is geboekt. Voorts brengt de Commissie de Raad en het Europees Parlement onverwijld op de hoogte van gevallen waarin uitgevende instellingen uit de Europese Unie worden verplicht om hun financiële overzichten aan te passen aan de nationale GAAP van het betrokken buitenlandse rechtsgebied.

Artikel 1 ter

De door derde landen bekendgemaakte data van overstap op IFRS gelden als referentiedata waarop de erkenning van gelijkwaardigheid voor deze landen vervalt.

Artikel 2

Beschikking 2006/891/EG wordt met ingang van 1 januari 2009 ingetrokken.

Artikel 3

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 12 december 2008.

Voor de Commissie

Charlie McCREEVY

Lid van de Commissie


(1)  PB L 390 van 31.12.2004, blz. 38.

(2)  PB L 243 van 11.9.2002, blz. 1.

(3)  PB L 343 van 8.12.2006, blz. 96.

(4)  PB L 340 van 22.12.2007, blz. 66.

(5)  PB L 149 van 30.4.2004, blz. 1; gerectificeerd in PB L 215 van 16.6.2004, blz. 3.


19.12.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 340/115


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 15 december 2008

tot wijziging van de Beschikkingen 2001/405/EG, 2002/255/EG, 2002/371/EG, 2002/740/EG, 2002/741/EG, 2005/341/EG en 2005/343/EG teneinde de geldigheidsduur van de milieucriteria voor de toekenning van de communautaire milieukeur aan bepaalde producten te verlengen

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2008) 8442)

(Voor de EER relevante tekst)

(2008/962/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1980/2000 van het Europees Parlement en de Raad van 17 juli 2000 inzake een herzien communautair systeem voor de toekenning van milieukeuren (1), en met name op artikel 6, lid 1, tweede alinea,

Na raadpleging van het Bureau voor de milieukeur van de Europese Unie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Beschikking 2001/405/EG van de Commissie van 4 mei 2001 tot vaststelling van de milieucriteria voor de toekenning van de communautaire milieukeur aan tissuepapierproducten (2) verstrijkt op 4 mei 2009.

(2)

Beschikking 2002/255/EG van de Commissie van 25 maart 2002 tot vaststelling van de milieucriteria voor de toekenning van de communautaire milieukeur aan televisietoestellen (3) verstrijkt op 31 maart 2009.

(3)

Beschikking 2002/371/EG van de Commissie van 15 mei 2002 tot vaststelling van de milieucriteria voor de toekenning van de communautaire milieukeur aan textielproducten (4) verstrijkt op 31 mei 2009.

(4)

Beschikking 2002/740/EG van de Commissie van 3 september 2002 tot vaststelling van herziene milieucriteria voor de toekenning van de communautaire milieukeur aan matrassen en tot wijziging van Beschikking 98/634/EG (5) verstrijkt op 28 februari 2009.

(5)

Beschikking 2002/741/EG van de Commissie van 4 september 2002 tot vaststelling van herziene milieucriteria voor de toekenning van de communautaire milieukeur aan kopieerpapier en grafisch papier en tot wijziging van Beschikking 1999/554/EG (6) verstrijkt op 28 februari 2009.

(6)

Beschikking 2005/341/EG van de Commissie van 11 april 2005 tot vaststelling van milieucriteria en de daarmee verband houdende eisen inzake beoordeling en toezicht voor de toekenning van de communautaire milieukeur aan personal computers (7) verstrijkt op 30 april 2009.

(7)

Beschikking 2005/343/EG van de Commissie van 11 april 2005 tot vaststelling van milieucriteria en de daarmee verband houdende eisen inzake beoordeling en toezicht voor de toekenning van de communautaire milieukeur aan draagbare computers (8) verstrijkt op 30 april 2009.

(8)

Overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1980/2000 zijn de in deze beschikkingen vastgestelde milieucriteria, alsmede de daarmee verband houdende eisen inzake beoordeling en toezicht, tijdig herzien.

(9)

Gezien de verschillende stadia waarin de herziening van deze beschikkingen zich bevindt, moeten de geldigheidsduur van de milieucriteria en de daarmee verband houdende eisen inzake beoordeling en toezicht worden verlengd. De geldigheidsduur moet worden verlengd met een periode van 7 maanden voor de Beschikkingen 2002/255/EG en 2002/371/EG, met een periode van 8 maanden voor Beschikking 2001/405/EG, met een periode van 10 maanden voor Beschikking 2002/740/EG, met een periode van 13 maanden voor de Beschikkingen 2005/341/EG en 2005/343/EG en met een periode van 15 maanden voor Beschikking 2002/741/EG.

(10)

De Beschikkingen 2001/405/EG, 2002/255/EG, 2002/371/EG, 2002/740/EG, 2002/741/EG, 2005/341/EG en 2005/343/EG moeten dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(11)

De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 17 van Verordening (EG) nr. 1980/2000 ingestelde comité,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

De tekst van artikel 3 van Beschikking 2001/405/EG wordt vervangen door:

„Artikel 3

De milieucriteria voor de productgroep „tissuepapierproducten”, alsmede de daarmee verband houdende eisen inzake beoordeling en toezicht, blijven geldig tot en met 4 januari 2010.”.

Artikel 2

De tekst van artikel 4 van Beschikking 2002/255/EG wordt vervangen door:

„Artikel 4

De milieucriteria voor de productgroep „televisietoestellen”, alsmede de daarmee verband houdende eisen inzake beoordeling en toezicht, blijven geldig tot en met 31 oktober 2009.”.

Artikel 3

De tekst van artikel 5 van Beschikking 2002/371/EG wordt vervangen door:

„Artikel 5

De milieucriteria voor de productgroep „textielproducten”, alsmede de daarmee verband houdende eisen inzake beoordeling en toezicht, blijven geldig tot en met 31 december 2009.”.

Artikel 4

De tekst van artikel 5 van Beschikking 2002/740/EG wordt vervangen door:

„Artikel 5

De milieucriteria voor de productgroep „matrassen”, alsmede de daarmee verband houdende eisen inzake beoordeling en toezicht, blijven geldig tot en met 31 december 2009.”.

Artikel 5

De tekst van artikel 5 van Beschikking 2002/741/EG wordt vervangen door:

„Artikel 5

De milieucriteria voor de productgroep „kopieerpapier en grafisch papier”, alsmede de daarmee verband houdende eisen inzake beoordeling en toezicht, blijven geldig tot en met 31 mei 2010.”.

Artikel 6

De tekst van artikel 3 van Beschikking 2005/341/EG wordt vervangen door:

„Artikel 3

De milieucriteria voor de productgroep „personal computers”, alsmede de daarmee verband houdende eisen inzake beoordeling en toezicht, blijven geldig tot en met 31 mei 2010.”.

Artikel 7

De tekst van artikel 3 van Beschikking 2005/343/EG wordt vervangen door:

„Artikel 3

De milieucriteria voor de productgroep „draagbare computers”, alsmede de daarmee verband houdende eisen inzake beoordeling en toezicht, blijven geldig tot en met 31 mei 2010.”.

Artikel 8

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 15 december 2008.

Voor de Commissie

Stavros DIMAS

Lid van de Commissie


(1)  PB L 237 van 21.9.2000, blz. 1.

(2)  PB L 142 van 29.5.2001, blz. 10.

(3)  PB L 87 van 4.4.2002, blz. 53.

(4)  PB L 133 van 15.5.2002, blz. 29.

(5)  PB L 236 van 4.9.2002, blz. 10.

(6)  PB L 237 van 5.9.2002, blz. 6.

(7)  PB L 115 van 4.5.2005, blz. 1.

(8)  PB L 115 van 4.5.2005, blz. 35.