ISSN 1725-2598

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 330

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

51e jaargang
9 december 2008


Inhoud

 

I   Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie verplicht is

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Verordening (EG) nr. 1217/2008 van de Raad van 8 december 2008 tot wijziging van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1528/2007 teneinde de Republiek Zambia toe te voegen aan de lijst van regio’s en staten die onderhandelingen hebben afgesloten

1

 

 

Verordening (EG) nr. 1218/2008 van de Commissie van 8 december 2008 tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

2

 

*

Verordening (EG) nr. 1219/2008 van de Commissie van 8 december 2008 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 318/2007 tot vaststelling van de veterinairrechtelijke voorschriften voor de invoer van bepaalde vogels in de Gemeenschap en de desbetreffende quarantainevoorschriften ( 1 )

4

 

*

Verordening (EG) nr. 1220/2008 van de Commissie van 8 december 2008 houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 950/2006 tot vaststelling, voor de verkoopseizoenen 2006/2007, 2007/2008 en 2008/2009, van de uitvoeringsbepalingen voor de invoer en de raffinage van suikerproducten in het kader van bepaalde tariefcontingenten en preferentiële overeenkomsten

5

 

 

RICHTLIJNEN

 

*

Richtlijn 2008/113/EG van de Commissie van 8 december 2008 tot wijziging van Richtlijn 91/414/EEG van de Raad teneinde verscheidene micro-organismen op te nemen als werkzame stoffen ( 1 )

6

 

 

II   Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie niet verplicht is

 

 

BESLUITEN/BESCHIKKINGEN

 

 

Europees Parlement en Raad

 

 

2008/916/EG

 

*

Besluit van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008 betreffende de beschikbaarstelling van middelen uit het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering overeenkomstig punt 28 van het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie over de begrotingsdiscipline en een goed financieel beheer

16

 

 

Raad

 

 

2008/917/EG

 

*

Besluit van de Raad van 1 december 2008 houdende benoeming van een Deens lid en een Deense plaatsvervanger in het Comité van de Regio’s

18

 

 

III   Besluiten op grond van het EU-Verdrag

 

 

BESLUITEN OP GROND VAN TITEL V VAN HET EU-VERDRAG

 

*

Besluit 2008/918/GBVB van de Raad van 8 december 2008 inzake het aanvangen van de militaire operatie van de Europese Unie die moet bijdragen tot het ontmoedigen, het voorkomen en het bestrijden van piraterij en gewapende overvallen voor de Somalische kust (Atalanta)

19

 

 

BESLUITEN OP GROND VAN TITEL VI VAN HET EU-VERDRAG

 

*

Kaderbesluit 2008/919/JBZ van de Raad van 28 november 2008 tot wijziging van Kaderbesluit 2002/475/JBZ inzake terrorismebestrijding

21

 

 

 

*

Bericht aan de lezer (zie bladzijde 3 van de omslag)

s3

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


I Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie verplicht is

VERORDENINGEN

9.12.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 330/1


VERORDENING (EG) Nr. 1217/2008 VAN DE RAAD

van 8 december 2008

tot wijziging van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1528/2007 teneinde de Republiek Zambia toe te voegen aan de lijst van regio’s en staten die onderhandelingen hebben afgesloten

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 133,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 28 november 2007 heeft de Gemeenschap haar onderhandelingen met de Seychellen, Zambia en Zimbabwe over een tijdelijke overeenkomst tot vaststelling van een kader voor een economische partnerschapsovereenkomst, hierna „tijdelijke EPO” genoemd, afgesloten.

(2)

Aangezien de Gemeenschap en Zambia bij het afsluiten van de onderhandelingen over de tijdelijke EPO op 28 november 2007 nog geen overeenstemming hadden bereikt over een Zambiaans aanbod voor markttoegang, kon Zambia niet in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1528/2007 van de Raad van 20 december 2007 tot toepassing van de regelingen voor goederen van oorsprong uit bepaalde staten behorende tot de groep van staten in Afrika, het Caribische gebied en de Stille Oceaan (ACS), die zijn opgenomen in overeenkomsten tot instelling van, of leidende tot instelling van, een economische partnerschapsovereenkomst (1), worden opgenomen.

(3)

De Gemeenschap en Zambia hebben op 30 september 2008 hun onderhandelingen over een aanbod van Zambia voor markttoegang afgesloten.

(4)

Ingevolge artikel 2, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1528/2007 moet bijlage I derhalve worden gewijzigd en moet Zambia aan de lijst worden toegevoegd.

(5)

Om rekening te houden met de uitbreiding van het toepassingsgebied van Verordening (EG) nr. 1528/2007 met Zambia, moet Verordening (EG) nr. 950/2006 van de Commissie van 28 juni 2006 tot vaststelling, voor de verkoopseizoenen 2006/2007, 2007/2008 en 2008/2009, van de uitvoeringsbepalingen voor de invoer en de raffinage van suikerproducten in het kader van bepaalde tariefcontingenten en preferentiële overeenkomsten (2), tijdig door de Commissie en met ingang van de datum van inwerkingtreding van deze verordening worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

In bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1528/2007 wordt „de Republiek Zambia” ingevoegd tussen „de Republiek Trinidad en Tobago” en „de Republiek Zimbabwe”.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 8 december 2008.

Voor de Raad

De voorzitter

B. KOUCHNER


(1)  PB L 348 van 31.12.2007, blz. 1.

(2)  PB L 178 van 1.7.2006, blz. 1.


9.12.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 330/2


VERORDENING (EG) Nr. 1218/2008 VAN DE COMMISSIE

van 8 december 2008

tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („Integrale-GMO-verordening”) (1),

Gelet op Verordening (EG) nr. 1580/2007 van de Commissie van 21 december 2007 tot vaststelling van bepalingen voor de uitvoering van de Verordeningen (EG) nr. 2200/96, (EG) nr. 2201/96 en (EG) nr. 1182/2007 van de Raad in de sector groenten en fruit (2), en met name op artikel 138, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

Bij Verordening (EG) nr. 1580/2007 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XV, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 138 van Verordening (EG) nr. 1580/2007 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 9 december 2008.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 8 december 2008.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 350 van 31.12.2007, blz. 1.


BIJLAGE

Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

MA

70,8

TR

72,8

ZZ

71,8

0707 00 05

JO

167,2

MA

57,7

TR

83,7

ZZ

102,9

0709 90 70

JO

230,6

MA

105,4

TR

69,5

ZZ

135,2

0805 10 20

BR

44,6

EG

30,5

MA

76,3

TR

66,5

UY

34,6

ZA

44,9

ZW

43,9

ZZ

48,8

0805 20 10

MA

66,1

TR

73,0

ZZ

69,6

0805 20 30, 0805 20 50, 0805 20 70, 0805 20 90

AR

62,9

CN

52,4

HR

19,9

IL

73,2

TR

58,3

ZZ

53,3

0805 50 10

MA

64,0

TR

56,9

ZA

79,4

ZZ

66,8

0808 10 80

CA

89,2

CL

43,7

CN

71,1

MK

34,8

US

102,9

ZA

123,2

ZZ

77,5

0808 20 50

AR

73,4

CL

48,4

CN

56,8

TR

104,0

US

141,2

ZZ

84,8


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.


9.12.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 330/4


VERORDENING (EG) Nr. 1219/2008 VAN DE COMMISSIE

van 8 december 2008

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 318/2007 tot vaststelling van de veterinairrechtelijke voorschriften voor de invoer van bepaalde vogels in de Gemeenschap en de desbetreffende quarantainevoorschriften

(Voor de EER relevante tekst)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 91/496/EEG van de Raad van 15 juli 1991 tot vaststelling van de beginselen voor de organisatie van de veterinaire controles voor dieren uit derde landen die in de Gemeenschap worden binnengebracht en tot wijziging van de Richtlijnen 89/662/EEG, 90/425/EEG en 90/675/EEG (1), en met name op artikel 10, lid 3, tweede alinea, en lid 4, eerste alinea,

Gelet op Richtlijn 92/65/EEG van de Raad van 13 juli 1992 tot vaststelling van de veterinairrechtelijke voorschriften voor het handelsverkeer en de invoer in de Gemeenschap van dieren, sperma, eicellen en embryo's waarvoor ten aanzien van de veterinairrechtelijke voorschriften geen specifieke communautaire regelgeving als bedoeld in bijlage A, onder I, van Richtlijn 90/425/EEG geldt (2), en met name op artikel 18, lid 1, vierde streepje,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EG) nr. 318/2007 van de Commissie (3) stelt de veterinairrechtelijke voorschriften vast voor de invoer van bepaalde vogels, met uitzondering van pluimvee, in de Gemeenschap en de desbetreffende quarantainevoorschriften die na invoer voor deze vogels gelden.

(2)

Bijlage V bij die verordening bevat een lijst van de quarantainevoorzieningen en -stations die door de bevoegde autoriteiten van de lidstaten zijn erkend voor de invoer van bepaalde vogels, met uitzondering van pluimvee.

(3)

Italië heeft zijn erkende quarantainevoorzieningen en -stations aan een herziening onderworpen en heeft de Commissie een bijgewerkte lijst daarvan toegestuurd. De lijst van erkende quarantainevoorzieningen en -stations in bijlage V bij Verordening (EG) nr. 318/2007 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(4)

Verordening (EG) nr. 318/2007 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(5)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

In bijlage V bij Verordening (EG) nr. 318/2007 wordt in de vermeldingen voor Italië de volgende vermelding geschrapt:

„IT

Italië

233BG601”.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 8 december 2008.

Voor de Commissie

Androulla VASSILIOU

Lid van de Commissie


(1)  PB L 268 van 24.9.1991, blz. 56.

(2)  PB L 268 van 14.9.1992, blz. 54.

(3)  PB L 84 van 24.3.2007, blz. 7.


9.12.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 330/5


VERORDENING (EG) Nr. 1220/2008 VAN DE COMMISSIE

van 8 december 2008

houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 950/2006 tot vaststelling, voor de verkoopseizoenen 2006/2007, 2007/2008 en 2008/2009, van de uitvoeringsbepalingen voor de invoer en de raffinage van suikerproducten in het kader van bepaalde tariefcontingenten en preferentiële overeenkomsten

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („Integrale-GMO-verordening”) (1), en met name op artikel 148, lid 1, juncto artikel 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Krachtens Verordening (EG) nr. 1217/2008 van 8 december 2008 tot wijziging van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1528/2007 van de Raad teneinde de Republiek Zambia toe te voegen aan de lijst van regio's en staten die onderhandelingen hebben afgesloten (2) wordt de Republiek Zambia één van de begunstigde landen voor de in hoofdstuk VIII bis van Verordening (EG) nr. 950/2006 van de Commissie (3) bedoelde tariefcontingenten voor aanvullende EPO-suiker.

(2)

Verordening (EG) nr. 950/2006 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(3)

Verordening (EG) nr. 1217/2008 treedt in werking op de dag van haar bekendmaking. Teneinde de marktdeelnemers in de mogelijkheid te stellen vanaf die datum invoercertificaten voor suiker van oorsprong uit de Republiek Zambia in het kader van de tariefcontingenten voor aanvullende EPO-suiker aan te vragen, dient de onderhavige verordening in werking te treden op de dag van haar bekendmaking.

(4)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Beheerscomité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EG) nr. 950/2006 wordt als volgt gewijzigd:

1.

Artikel 31 bis, eerste streepje, wordt vervangen door:

„—

Comoren, Madagaskar, Mauritius, Seychellen, Zambia, Zimbabwe

75 000 t”

2.

In bijlage I, „Volgnummers voor aanvullende EPO-suiker”, wordt de regel met betrekking tot volgnummer 09.4431 vervangen door:

Derde land

Volgnummer

„Comoren, Madagaskar, Mauritius, Seychellen, Zambia, Zimbabwe

09.4431”

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 8 december 2008.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  Zie bladzijde 1 van dit Publicatieblad.

(3)  PB L 178 van 1.7.2006, blz. 1.


RICHTLIJNEN

9.12.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 330/6


RICHTLIJN 2008/113/EG VAN DE COMMISSIE

van 8 december 2008

tot wijziging van Richtlijn 91/414/EEG van de Raad teneinde verscheidene micro-organismen op te nemen als werkzame stoffen

(Voor de EER relevante tekst)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 91/414/EEG van de Raad van 15 juli 1991 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen (1), en met name op artikel 6, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij de Verordeningen (EG) nr. 1112/2002 (2) en (EG) nr. 2229/2004 (3) van de Commissie zijn de bepalingen voor de uitvoering van de vierde fase van het werkprogramma als bedoeld in artikel 8, lid 2, van Richtlijn 91/414/EEG vastgesteld en is een lijst opgesteld van werkzame stoffen die moeten worden onderzocht met het oog op hun opneming in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG. Op die lijst komen ook de werkzame stoffen in de bijlage bij deze richtlijn voor.

(2)

Bij Verordening (EG) nr. 1095/2007 van de Commissie (4) is in Verordening (EG) nr. 2229/2004 een nieuw artikel 24 ter ingevoegd op grond waarvan werkzame stoffen waarvoor duidelijke aanwijzingen bestaan dat mag worden verwacht dat zij geen schadelijke uitwerking op de gezondheid van mens en dier of op het grondwater en geen onaanvaardbaar milieueffect hebben, in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG kunnen worden opgenomen zonder dat de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) om uitvoerig wetenschappelijk advies is gevraagd.

(3)

Voor de in de bijlage bij deze richtlijn vermelde werkzame stoffen heeft de Commissie overeenkomstig artikel 24 bis van Verordening (EG) nr. 2229/2004 de uitwerking op de gezondheid van mens en dier en op het grondwater, en het milieueffect voor een aantal door de kennisgevers voorgestelde toepassingen onderzocht en is zij tot de conclusie gekomen dat die werkzame stoffen aan de eisen van artikel 24 ter van Verordening (EG) nr. 2229/2004 voldoen.

(4)

Overeenkomstig artikel 25, lid 1, van Verordening (EG) nr. 2229/2004 heeft de Commissie voor de in de bijlage bij deze richtlijn vermelde werkzame stoffen aan het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid ontwerpevaluatieverslagen ter bestudering voorgelegd. Deze verslagen zijn door de lidstaten en de Commissie in het kader van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid onderzocht en op 11 juli 2008 afgerond in de vorm van de evaluatieverslagen van de Commissie. Overeenkomstig artikel 25 bis van Verordening (EG) nr. 2229/2004 moet de Commissie de EFSA verzoeken uiterlijk op 31 december 2010 haar standpunt over de ontwerpevaluatieverslagen te geven.

(5)

Uit de verschillende analyses is gebleken dat mag worden verwacht dat gewasbeschermingsmiddelen die de in de bijlage bij deze richtlijn vermelde werkzame stoffen bevatten, in het algemeen zullen voldoen aan de in artikel 5, lid 1, onder a) en b), van Richtlijn 91/414/EEG gestelde eisen, met name voor de toepassingen waarvoor zij zijn onderzocht en die zijn opgenomen in het evaluatieverslag van de Commissie. De in de bijlage bij deze richtlijn vermelde werkzame stoffen moeten derhalve in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG worden opgenomen om ervoor te zorgen dat gewasbeschermingsmiddelen die deze werkzame stoffen bevatten, in alle lidstaten kunnen worden toegelaten overeenkomstig het bepaalde in die richtlijn.

(6)

Er moet worden voorzien in een redelijke termijn voordat een werkzame stof in bijlage I wordt opgenomen, zodat de lidstaten en de belanghebbende partijen zich kunnen voorbereiden op de nieuwe eisen die uit de opneming voortvloeien.

(7)

Onverminderd de verplichtingen zoals vastgelegd in Richtlijn 91/414/EEG ten gevolge van de opneming van een werkzame stof in bijlage I, moeten de lidstaten na de opneming zes maanden de tijd krijgen om de bestaande toelatingen voor gewasbeschermingsmiddelen die de in de bijlage vermelde werkzame stoffen bevatten, opnieuw te onderzoeken en ervoor te zorgen dat aan de voorwaarden van Richtlijn 91/414/EEG, met name in artikel 13 en bijlage I, is voldaan. De lidstaten moeten de bestaande toelatingen naargelang het geval wijzigen, vervangen of intrekken overeenkomstig Richtlijn 91/414/EEG. In afwijking van bovenstaande termijn moet een langere termijn worden vastgesteld voor de indiening en beoordeling van het volledige dossier conform bijlage III bij Richtlijn 91/414/EEG voor elk gewasbeschermingsmiddel en elke beoogde toepassing overeenkomstig de in die richtlijn vastgestelde uniforme beginselen.

(8)

Bij eerdere opnemingen in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG van werkzame stoffen die in het kader van Verordening (EEG) nr. 3600/92 van de Commissie (5) zijn onderzocht, is gebleken dat de uitlegging van de verplichtingen van houders van bestaande toelatingen wat de toegang tot gegevens betreft tot problemen kan leiden. Om verdere problemen te voorkomen, moeten de verplichtingen van de lidstaten daarom worden verduidelijkt, en met name de plicht om te verifiëren of de houder van een toelating toegang tot een dossier verschaft dat aan de vereisten van bijlage II bij die richtlijn voldoet. Deze verduidelijking legt de lidstaten of de houders van toelatingen echter ten opzichte van de tot nu toe vastgestelde richtlijnen tot wijziging van bijlage I geen nieuwe verplichtingen op.

(9)

Richtlijn 91/414/EEG moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(10)

De in deze richtlijn vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze richtlijn.

Artikel 2

De lidstaten dienen uiterlijk op 31 oktober 2009 de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen en bekend te maken om aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mede, alsmede een tabel ter weergave van het verband tussen die bepalingen en deze richtlijn.

Zij passen die bepalingen toe vanaf 1 november 2009.

Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor die verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

Artikel 3

1.   De lidstaten moeten, overeenkomstig Richtlijn 91/414/EEG, zo nodig bestaande toelatingen voor gewasbeschermingsmiddelen die de in de bijlage vermelde werkzame stoffen bevatten, uiterlijk op 31 oktober 2009 wijzigen of intrekken.

Uiterlijk op die datum verifiëren zij met name dat aan de voorwaarden van bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG met betrekking tot de in de bijlage vermelde werkzame stoffen is voldaan, met uitzondering van de voorwaarden in deel B van de tekst betreffende die werkzame stoffen, en dat de houders van de toelatingen in het bezit zijn van of toegang hebben tot dossiers die overeenkomstig de voorwaarden van artikel 13 van die richtlijn aan de eisen van bijlage II bij die richtlijn voldoen.

2.   In afwijking van lid 1 voeren de lidstaten op basis van een dossier conform bijlage III bij Richtlijn 91/414/EEG en rekening houdend met deel B van de tekst in bijlage I bij die richtlijn betreffende de in de bijlage vermelde werkzame stoffen, overeenkomstig de uniforme beginselen in bijlage VI bij die richtlijn een nieuwe evaluatie uit voor elk toegelaten gewasbeschermingsmiddel dat een van de in de bijlage vermelde werkzame stoffen bevat als enige werkzame stof of als een van een aantal werkzame stoffen die alle uiterlijk op 30 april 2009 in bijlage I bij die richtlijn zijn opgenomen. Aan de hand van die evaluatie bepalen zij of het gewasbeschermingsmiddel voldoet aan de voorwaarden van artikel 4, lid 1, onder b), c), d) en e), van die richtlijn.

Daarna zorgen de lidstaten ervoor dat:

a)

als het een product betreft dat een van de in de bijlage vermelde werkzame stoffen als enige werkzame stof bevat, indien nodig en uiterlijk op 30 april 2014 de toelating wordt gewijzigd of ingetrokken, of

b)

als het gewasbeschermingsmiddel naast een van de in de bijlage vermelde werkzame stoffen nog een of meer andere werkzame stoffen bevat, de toelating indien nodig uiterlijk op 30 april 2014 of, als dat later is, op de datum die voor een dergelijke wijziging of intrekking is vastgesteld in de richtlijnen waarbij die stoffen aan bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG zijn toegevoegd, wordt gewijzigd of ingetrokken.

Artikel 4

Deze richtlijn treedt in werking op 1 mei 2009.

Artikel 5

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 8 december 2008.

Voor de Commissie

Androulla VASSILIOU

Lid van de Commissie


(1)  PB L 230 van 19.8.1991, blz. 1.

(2)  PB L 168 van 27.6.2002, blz. 14.

(3)  PB L 379 van 24.12.2004, blz. 13.

(4)  PB L 246 van 21.9.2007, blz. 19.

(5)  PB L 366 van 15.12.1992, blz. 10.


BIJLAGE

Aan het einde van de tabel in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG wordt de volgende tekst toegevoegd:

Nr.

Benaming, identificatienummers

IUPAC-naam

Zuiverheid (1)

Inwerkingtreding

Geldigheidsduur

Bijzondere bepalingen

„199

Bacillus thuringiensis subsp. aizawai

STAM: ABTS-1857

Kweekverzameling: nr. SD-1372,

STAM: GC-91

Kweekverzameling: nr. NCTC 11821

Niet van toepassing

Geen relevante onzuiverheden

1 mei 2009

30 april 2019

DEEL A

Mag alleen worden toegelaten voor gebruik als insecticide.

DEEL B

Voor de toepassing van de uniforme beginselen in bijlage VI moet rekening worden gehouden met de conclusies van de evaluatieverslagen over Bacillus thuringiensis subsp. Aizawai ABTS-1857 (SANCO/1539/2008) en GC-91 (SANCO/1538/2008) (en met name met de aanhangsels I en II), die door het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid zijn goedgekeurd.

De gebruiksvoorwaarden moeten, indien nodig, risicobeperkende maatregelen omvatten.

200

Bacillus thuringiensis subsp. israeliensis (serotype H-14)

STAM: AM65-52

Kweekverzameling: nr. ATCC - 1276

Niet van toepassing

Geen relevante onzuiverheden

1 mei 2009

30 april 2019

DEEL A

Mag alleen worden toegelaten voor gebruik als insecticide.

DEEL B

Voor de toepassing van de uniforme beginselen in bijlage VI moet rekening worden gehouden met de conclusies van het evaluatieverslag over Bacillus thuringiensis subsp. israeliensis (serotype H-14) AM65-52 (SANCO/1540/2008) (en met name met de aanhangsels I en II), dat door het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid is goedgekeurd.

De gebruiksvoorwaarden moeten, indien nodig, risicobeperkende maatregelen omvatten.

201

Bacillus thuringiensis subsp. kurstaki

STAM: ABTS351

Kweekverzameling: nr. ATCC SD-1275

STAM: PB 54

Kweekverzameling: nr. CECT 7209

STAM: SA 11

Kweekverzameling: nr. NRRL B-30790

STAM: SA 12

Kweekverzameling: nr. NRRL B-30791

STAM: EG 2348

Kweekverzameling: nr. NRRL B-18208

Niet van toepassing

Geen relevante onzuiverheden

1 mei 2009

30 april 2019

DEEL A

Mag alleen worden toegelaten voor gebruik als insecticide.

DEEL B

Voor de toepassing van de uniforme beginselen in bijlage VI moet rekening worden gehouden met de conclusies van de evaluatieverslagen over Bacillus thuringiensis subsp. kurstaki ABTS 351 (SANCO/1541/2008), PB 54 (SANCO/1542/2008), SA 11, SA 12 en EG 2348 (SANCO/1543/2008) (en met name met de aanhangsels I en II), die door het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid zijn goedgekeurd.

De gebruiksvoorwaarden moeten, indien nodig, risicobeperkende maatregelen omvatten.

202

Bacillus thuringiensis subsp. Tenebrionis

STAM: NB 176 (TM 14 1)

Kweekverzameling: nr. SD-5428

Niet van toepassing

Geen relevante onzuiverheden

1 mei 2009

30 april 2019

DEEL A

Mag alleen worden toegelaten voor gebruik als insecticide.

DEEL B

Voor de toepassing van de uniforme beginselen in bijlage VI moet rekening worden gehouden met de conclusies van het evaluatieverslag over Bacillus thuringiensis subsp. tenebrionis NB 176 (SANCO/1545/2008) (en met name met de aanhangsels I en II), dat door het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid is goedgekeurd.

De gebruiksvoorwaarden moeten, indien nodig, risicobeperkende maatregelen omvatten.

203

Beauveria bassiana

STAM: ATCC 74040

Kweekverzameling: nr. ATCC 74040

STAM: GHA

Kweekverzameling: nr. ATCC 74250

Niet van toepassing

Max. beauvericinegehalte: 5 mg/kg

1 mei 2009

30 april 2019

DEEL A

Mag alleen worden toegelaten voor gebruik als insecticide.

DEEL B

Voor de toepassing van de uniforme beginselen in bijlage VI moet rekening worden gehouden met de conclusies van de evaluatieverslagen over Beauveria bassiana ATCC 74040 (SANCO/1546/2008) en GHA (SANCO/1547/2008) (en met name met de aanhangsels I en II), die door het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid zijn goedgekeurd.

De gebruiksvoorwaarden moeten, indien nodig, risicobeperkende maatregelen omvatten.

204

Cydia pomonella Granulovirus (CpGV)

Niet van toepassing

Verontreinigende micro-organismen (Bacillus cereus) < 1 × 106 CFU/g

1 mei 2009

30 april 2019

DEEL A

Mag alleen worden toegelaten voor gebruik als insecticide.

DEEL B

Voor de toepassing van de uniforme beginselen in bijlage VI moet rekening worden gehouden met de conclusies van het evaluatieverslag over Cydia pomonella Granulovirus (CpGV) (SANCO/1548/2008) (en met name met de aanhangsels I en II) dat door het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid is goedgekeurd.

De gebruiksvoorwaarden moeten, indien nodig, risicobeperkende maatregelen omvatten.

205

Lecanicillium muscarium

(vroeger Verticilium lecanii)

STAM: Ve 6

Kweekverzameling: nr. CABI (=IMI) 268317, CBS 102071, ARSEF 5128

Niet van toepassing

Geen relevante onzuiverheden

1 mei 2009

30 april 2019

DEEL A

Mag alleen worden toegelaten voor gebruik als insecticide.

DEEL B

Voor de toepassing van de uniforme beginselen in bijlage VI moet rekening worden gehouden met de conclusies van het evaluatieverslag over Lecanicillium muscarium (vroeger Verticilium lecanii) Ve 6 (SANCO/1861/2008) (en met name met de aanhangsels I en II), dat door het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid is goedgekeurd.

De gebruiksvoorwaarden moeten, indien nodig, risicobeperkende maatregelen omvatten.

206

Metarhizium anisopliae var. anisopliae

(vroeger Metarhizium anisopliae)

STAM: BIPESCO 5/F52

Kweekverzameling: nr. M.a. 43; nr. 275-86 (acroniemen V275 of KVL 275); nr. KVL 99-112 (Ma 275 of V 275); nr. DSM 3884; nr. ATCC 90448; nr. ARSEF 1095

Niet van toepassing

Geen relevante onzuiverheden

1 mei 2009

30 april 2019

DEEL A

Mag alleen worden toegelaten voor gebruik als insecticide en acaricide.

DEEL B

Voor de toepassing van de uniforme beginselen in bijlage VI moet rekening worden gehouden met de conclusies van het evaluatieverslag over Metarhizium anisopliae var. anisopliae (vroeger Metarhizium anisopliae) BIPESCO 5 en F52 (SANCO/1862/2008) (en met name met de aanhangsels I en II), dat door het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid is goedgekeurd.

De gebruiksvoorwaarden moeten, indien nodig, risicobeperkende maatregelen omvatten.

207

Phlebiopsis gigantea

STAM: VRA 1835

Kweekverzameling: nr. ATCC 90304

STAM: VRA 1984

Kweekverzameling: nr. DSM16201

STAM: VRA 1985

Kweekverzameling: nr. DSM 16202

STAM: VRA 1986

Kweekverzameling: nr. DSM 16203

STAM: FOC PG B20/5

Kweekverzameling: nr. IMI 390096

STAM: FOC PG SP log 6

Kweekverzameling: nr. IMI 390097

STAM: FOC PG SP log 5

Kweekverzameling: nr. IMI390098

STAM: FOC PG BU 3

Kweekverzameling: nr. IMI 390099

STAM: FOC PG BU 4

Kweekverzameling: nr. IMI 390100

STAM: FOC PG 410.3

Kweekverzameling: nr. IMI 390101

STAM: FOC PG97/1062/116/1.1

Kweekverzameling: nr. IMI 390102

STAM: FOC PG B22/SP1287/3.1

Kweekverzameling: nr. IMI 390103

STAM: FOC PG SH 1

Kweekverzameling: nr. IMI 390104

STAM: FOC PG B22/SP1190/3.2

Kweekverzameling: nr. IMI 390105

Niet van toepassing

Geen relevante onzuiverheden

1 mei 2009

30 april 2019

DEEL A

Mag alleen worden toegelaten voor gebruik als fungicide.

DEEL B

Voor de toepassing van de uniforme beginselen in bijlage VI moet rekening worden gehouden met de conclusies van het evaluatieverslag over Phlebiopsis gigantea (SANCO/1863/2008) (en met name met de aanhangsels I en II), dat door het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid is goedgekeurd.

De gebruiksvoorwaarden moeten, indien nodig, risicobeperkende maatregelen omvatten.

208

Pythium oligandrum

STAM: M1

Kweekverzameling: nr. ATCC 38472

Niet van toepassing

Geen relevante onzuiverheden

1 mei 2009

30 april 2019

DEEL A

Mag alleen worden toegelaten voor gebruik als fungicide.

DEEL B

Voor de toepassing van de uniforme beginselen in bijlage VI moet rekening worden gehouden met de conclusies van het evaluatieverslag over Pythium oligandrum M1 (SANCO/1864/2008) (en met name met de aanhangsels I en II), dat door het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid is goedgekeurd.

De gebruiksvoorwaarden moeten, indien nodig, risicobeperkende maatregelen omvatten.

209

Streptomyces K61 (vroeger S. griseoviridis)

STAM: K61

Kweekverzameling: nr. DSM 7206

Niet van toepassing

Geen relevante onzuiverheden

1 mei 2009

30 april 2019

DEEL A

Mag alleen worden toegelaten voor gebruik als fungicide.

DEEL B

Voor de toepassing van de uniforme beginselen in bijlage VI moet rekening worden gehouden met de conclusies van het evaluatieverslag over Streptomyces (vroeger Streptomyces griseoviridis) K61 (SANCO/1865/2008) (en met name met de aanhangsels I en II), dat door het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid is goedgekeurd.

De gebruiksvoorwaarden moeten, indien nodig, risicobeperkende maatregelen omvatten.

210

Trichoderma atroviride

(vroeger T. harzianum)

STAM: IMI 206040

Kweekverzameling nr. IMI 206040, ATCC 20476;

STAM: T11

Kweekverzameling: nr.

Spaanse typekweekverzameling CECT 20498, identiek met IMI 352941

Niet van toepassing

Geen relevante onzuiverheden

1 mei 2009

30 april 2019

DEEL A

Mag alleen worden toegelaten voor gebruik als fungicide.

DEEL B

Voor de toepassing van de uniforme beginselen in bijlage VI moet rekening worden gehouden met de conclusies van de evaluatieverslagen over Trichoderma atroviride (vroeger T. harzianum) IMI 206040 (SANCO/1866/2008) respectievelijk T-11 (SANCO/1841/2008) (en met name met de aanhangsels I en II), die door het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid zijn goedgekeurd.

De gebruiksvoorwaarden moeten, indien nodig, risicobeperkende maatregelen omvatten.

211

Trichoderma polysporum

STAM: Trichoderma polysporum IMI 206039

Kweekverzameling nr. IMI 206039, ATCC 20475

Niet van toepassing

Geen relevante onzuiverheden

1 mei 2009

30 april 2019

DEEL A

Mag alleen worden toegelaten voor gebruik als fungicide.

DEEL B

Voor de toepassing van de uniforme beginselen in bijlage VI moet rekening worden gehouden met de conclusies van het evaluatieverslag over Trichoderma polysporum IMI 206039 (SANCO/1867/2008) (en met name met de aanhangsels I en II), dat door het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid is goedgekeurd.

De gebruiksvoorwaarden moeten, indien nodig, risicobeperkende maatregelen omvatten.

212

Trichoderma harzianum Rifai

STAM:

Trichoderma harzianum T-22;

Kweekverzameling: nr. ATCC 20847

STAM: Trichoderma harzianum ITEM 908;

Kweekverzameling: nr. CBS 118749

Niet van toepassing

Geen relevante onzuiverheden

1 mei 2009

30 april 2019

DEEL A

Mag alleen worden toegelaten voor gebruik als fungicide.

DEEL B

Voor de toepassing van de uniforme beginselen in bijlage VI moet rekening worden gehouden met de conclusies van de evaluatieverslagen over Trichoderma harzianum T-22 (SANCO/1839/2008) respectievelijk ITEM 908 (SANCO/1840/2008) (en met name met de aanhangsels I en II), die door het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid zijn goedgekeurd.

De gebruiksvoorwaarden moeten, indien nodig, risicobeperkende maatregelen omvatten.

213

Trichoderma asperellum

vroeger (T. harzianum)

STAM: ICC012

Kweekverzameling: nr. CABI CC IMI 392716

STAM: Trichoderma asperellum

(vroeger T. viride T25) T11

Kweekverzameling: nr. CECT 20178

STAM: Trichoderma asperellum

(vroeger T. viride TV1) TV1

Kweekverzameling: nr. MUCL 43093

Niet van toepassing

Geen relevante onzuiverheden

1 mei 2009

30 april 2019

DEEL A

Mag alleen worden toegelaten voor gebruik als fungicide.

DEEL B

Voor de toepassing van de uniforme beginselen in bijlage VI moet rekening worden gehouden met de conclusies van de evaluatieverslagen over Trichoderma asperellum (vroeger T. harzianum) ICC012 (SANCO/1842/2008) en Trichoderma asperellum (vroeger T. viride T25 en TV1) T11 en TV1 (SANCO/1868/2008) (en met name met de aanhangsels I en II), die door het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid zijn goedgekeurd.

De gebruiksvoorwaarden moeten, indien nodig, risicobeperkende maatregelen omvatten.

214

Trichoderma gamsii (vroeger T. viride)

STAM:

ICC080

Kweekverzameling: nr. IMI CC Number 392151 CABI

Niet van toepassing

Geen relevante onzuiverheden

1 mei 2009

30 april 2019

DEEL A

Mag alleen worden toegelaten voor gebruik als fungicide.

DEEL B

Voor de toepassing van de uniforme beginselen in bijlage VI moet rekening worden gehouden met de conclusies van het evaluatieverslag over Trichoderma viride (SANCO/1868/2008) (en met name met de aanhangsels I en II), dat door het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid is goedgekeurd.

De gebruiksvoorwaarden moeten, indien nodig, risicobeperkende maatregelen omvatten.

215

Verticillium albo-atrum

(vroeger Verticillium dahliae)

STAM: Verticillium albo-atrum isolaat WCS850

Kweekverzameling: nr. CBS 276.92

Niet van toepassing

Geen relevante onzuiverheden

1 mei 2009

30 april 2019

DEEL A

Mag alleen worden toegelaten voor gebruik als fungicide.

DEEL B

Voor de toepassing van de uniforme beginselen in bijlage VI moet rekening worden gehouden met de conclusies van het evaluatieverslag over Verticillium albo-atrum (vroeger Verticillium dahliae) WCS850 (SANCO/1870/2008) (en met name met de aanhangsels I en II), dat door het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid is goedgekeurd.

De gebruiksvoorwaarden moeten, indien nodig, risicobeperkende maatregelen omvatten.”


(1)  Het evaluatieverslag bevat nadere gegevens over de identiteit en de specificatie van de werkzame stof.


II Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie niet verplicht is

BESLUITEN/BESCHIKKINGEN

Europees Parlement en Raad

9.12.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 330/16


BESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 19 november 2008

betreffende de beschikbaarstelling van middelen uit het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering overeenkomstig punt 28 van het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie over de begrotingsdiscipline en een goed financieel beheer

(2008/916/EG)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie over de begrotingsdiscipline en een goed financieel beheer (1), en met name op punt 28,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1927/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 tot oprichting van een Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (2), met name op artikel 12, lid 3,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (hierna „het fonds” genoemd) is opgericht om extra steun te geven aan werknemers die de gevolgen van grote structurele veranderingen in de wereldhandelspatronen ondervinden, teneinde hen te helpen bij hun terugkeer op de arbeidsmarkt.

(2)

Het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006 staat uitgaven uit het fonds toe binnen het jaarlijkse maximum van 500 miljoen EUR.

(3)

Italië heeft vier aanvragen ingediend om middelen uit het fonds ter beschikking te stellen, in verband met gedwongen ontslagen in de textielsector, op 9 augustus 2007 voor Sardinië, op 10 augustus 2007 voor Piemonte, op 17 augustus 2007 voor Lombardije en op 12 februari 2008 voor Toscane. Deze aanvragen voldoen aan de voorschriften voor de bepaling van de financiële bijdragen, zoals vastgesteld in artikel 10 van Verordening (EG) nr. 1927/2006.

(4)

Er moeten derhalve middelen uit het fonds beschikbaar worden gesteld om te voorzien in een financiële bijdrage voor de aanvragen,

BESLUITEN:

Artikel 1

Voor de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2008 wordt uit het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering 35 158 075 EUR aan vastleggings- en betalingskredieten beschikbaar gesteld.

Artikel 2

Dit besluit wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Straatsburg, 19 november 2008.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

H.-G. PÖTTERING

Voor de Raad

De voorzitter

J.-P. JOUYET


(1)  PB C 139 van 14.6.2006, blz. 1.

(2)  PB L 406 van 30.12.2006, blz. 1.


Raad

9.12.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 330/18


BESLUIT VAN DE RAAD

van 1 december 2008

houdende benoeming van een Deens lid en een Deense plaatsvervanger in het Comité van de Regio’s

(2008/917/EG)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 263,

Gezien de voordracht van de Deense regering,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Raad heeft op 24 januari 2006 Besluit 2006/116/EG houdende benoeming van de leden en plaatsvervangers van het Comité van de Regio’s voor de periode van 26 januari 2006 tot en met 25 januari 2010 aangenomen (1).

(2)

In het Comité van de Regio’s is een zetel van lid vrijgekomen door het vrijwillig ontslag van de heer Bo ANDERSEN en komt een zetel van plaatsvervanger vrij ingevolge de benoeming van de heer Jens Arne HEDEGAARD JENSEN tot lid,

BESLUIT:

Artikel 1

In het Comité van de Regio’s worden de volgende personen benoemd voor de verdere duur van de ambtstermijn, dat wil zeggen tot en met 25 januari 2010:

a)

als lid:

de heer Jens Arne HEDEGAARD JENSEN, Viceborgmester, Brønderslev Kommune (mandaatswijziging),

b)

als plaatsvervanger:

de heer Bo ANDERSEN, Borgmester, Faaborg-Midtfyn Kommune (mandaatswijziging).

Artikel 2

Dit besluit wordt van kracht op de dag waarop het wordt aangenomen.

Gedaan te Brussel, 1 december 2008.

Voor de Raad

De voorzitter

H. NOVELLI


(1)  PB L 56 van 25.2.2006, blz. 75.


III Besluiten op grond van het EU-Verdrag

BESLUITEN OP GROND VAN TITEL V VAN HET EU-VERDRAG

9.12.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 330/19


BESLUIT 2008/918/GBVB VAN DE RAAD

van 8 december 2008

inzake het aanvangen van de militaire operatie van de Europese Unie die moet bijdragen tot het ontmoedigen, het voorkomen en het bestrijden van piraterij en gewapende overvallen voor de Somalische kust (Atalanta)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 17, lid 2,

Gelet op Gemeenschappelijk Optreden 2008/851/GBVB van de Raad van 10 november 2008 inzake de militaire operatie van de Europese Unie teneinde bij te dragen tot het ontmoedigen, het voorkomen en het bestrijden van piraterij en gewapende overvallen voor de Somalische kust (1) (Atalanta), en met name artikel 5 daarvan,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In Resolutie 1814 (2008) over de situatie in Somalië, die op 15 mei 2008 is aangenomen, verzoekt de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties (VN-Veiligheidsraad) de landen en de regionale organisaties om in nauw overleg maatregelen te nemen ter bescherming van de schepen die betrokken zijn bij het vervoer en het leveren van humanitaire hulp voor Somalië en bij door de Verenigde Naties toegestane activiteiten.

(2)

In Resolutie 1816 (2008) over de situatie in Somalië, die op 2 juni 2008 is aangenomen, heeft de VN-Veiligheidsraad uiting gegeven aan zijn bezorgdheid over het gevaar van tegen schepen gerichte piraterij en gewapende overvallen waardoor de levering van humanitaire hulp in Somalië, de veiligheid van de handelsroutes over zee en de internationale zeevaart onder druk komen te staan. De VN-Veiligheidsraad heeft in het bijzonder de staten die de handelsroutes over zee voor de kust van Somalië willen gebruiken, aangespoord om het optreden dat gericht is op het ontmoedigen van piraterij en gewapende overvallen op zee, te versterken en te coördineren, in samenwerking met de federale overgangsregering.

(3)

In zijn op 7 oktober 2008 aangenomen Resolutie 1838 (2008) betreffende de situatie in Somalië heeft de VN-Veiligheidsraad zijn voldoening uitgesproken over de lopende planning van een eventuele militaire operatie ter zee van de Europese Unie en van andere internationale en nationale initiatieven ter uitvoering van de Resoluties 1814 (2008) en 1816 (2008), en alle staten die over de vereiste middelen beschikken dringend verzocht met de federale overgangsregering samen te werken bij de bestrijding van piraterij en gewapende overvallen op zee, zulks overeenkomstig Resolutie 1816 (2008). Hij heeft tevens alle staten en alle regionale organisaties verzocht zich overeenkomstig Resolutie 1814 (2008) te blijven inzetten voor de bescherming van de zeekonvooien van het Wereldvoedselprogramma, hetgeen van essentieel belang is voor de aflevering van de humanitaire hulp aan de Somalische bevolking.

(4)

Bij brief van 14 november 2008 heeft de federale overgangsregering van Somalië de Secretaris-generaal van de Verenigde Naties in kennis gesteld van het aanbod dat haar is gedaan, zulks overeenkomstig punt 7 van Resolutie 1816 (2008).

(5)

De Europese Unie kan er toe worden gebracht zich te baseren op latere resoluties van de VN-Veiligheidsraad betreffende de situatie in Somalië.

(6)

Overeenkomstig artikel 6 van het Protocol betreffende de positie van Denemarken, dat aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap is gehecht, neemt Denemarken niet deel aan de uitwerking en de uitvoering van besluiten en acties van de Europese Unie die gevolgen hebben op defensiegebied. Denemarken neemt derhalve niet deel aan de financiering van de operatie,

BESLUIT:

Artikel 1

Het operatieplan en de inzetregels betreffende de militaire operatie van de Europese Unie die moet bijdragen tot het ontmoedigen, het voorkomen en het bestrijden van piraterij en gewapende overvallen voor de Somalische kust (Atalanta) worden goedgekeurd.

Artikel 2

De militaire operatie Atalanta vangt aan op 8 december 2008.

Artikel 3

De operationele commandant van Atlanta wordt gemachtigd onverwijld het activeringsbevel (ACTORD) te geven voor het inzetten van de strijdkrachten en een aanvang te maken met de uitvoering van de missie.

Artikel 4

Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt aangenomen.

Artikel 5

Dit besluit wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 8 december 2008.

Voor de Raad

De voorzitter

B. KOUCHNER


(1)  PB L 301 van 12.11.2008, blz. 33.


BESLUITEN OP GROND VAN TITEL VI VAN HET EU-VERDRAG

9.12.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 330/21


KADERBESLUIT 2008/919/JBZ VAN DE RAAD

van 28 november 2008

tot wijziging van Kaderbesluit 2002/475/JBZ inzake terrorismebestrijding

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 29, artikel 31, lid 1, onder e), en artikel 34, lid 2, onder b),

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Parlement (1),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Terrorisme is een van de ernstigste schendingen van de universele waarden van menselijke waardigheid, vrijheid, gelijkheid en solidariteit, eerbiediging van de rechten van de mens en van de fundamentele vrijheden waarop de Europese Unie is gegrondvest. Het is ook een van de ernstigste aantastingen van de democratie en de rechtsstaat, beginselen die de lidstaten gemeen hebben en waarop de Europese Unie is gebaseerd.

(2)

Kaderbesluit 2002/475/JBZ van de Raad van 13 juni 2002 inzake terrorismebestrijding (2) is de basis van het beleid inzake terrorismebestrijding van de Europese Unie. De totstandkoming van een juridisch kader voor alle lidstaten en, met name, van een geharmoniseerde omschrijving van terroristische misdrijven, heeft de ontwikkeling en uitbreiding van het beleid inzake terrorismebestrijding van de Europese Unie mogelijk gemaakt, in overeenstemming met de grondrechten en de rechtstaat.

(3)

De dreiging van terrorisme is de laatste jaren toegenomen en heeft zich snel ontwikkeld. Er hebben veranderingen plaatsgevonden in de werkwijze van terroristische activisten en aanhangers, waaronder de vervanging van gestructureerde en hiërarchische groepen door semiautonome cellen die los met elkaar in verband staan. Dergelijke cellen vormen de verbinding tussen internationale netwerken en zijn in toenemende mate afhankelijk van het gebruik van nieuwe technologieën, in het bijzonder het internet.

(4)

Internet wordt gebruikt om lokale terroristennetwerken en personen in Europa te inspireren en mobiliseren en dient ook als bron van informatie over terroristische middelen en methoden, waardoor het als een „virtueel trainingskamp” fungeert. Het aantal activiteiten gericht op het publiekelijk uitlokken van het plegen van terroristische misdrijven en op werving en training voor terrorisme is zonder veel kosten en met weinig risico verveelvoudigd.

(5)

In het Haags programma voor de versterking van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht in de Europese Unie, door de Europese Raad aangenomen op 5 november 2004, wordt onderstreept dat het daadwerkelijk voorkomen en bestrijden van terrorisme, met volledige inachtneming van de grondrechten, vereist dat lidstaten hun activiteiten niet beperken tot het handhaven van hun eigen veiligheid, maar zich tevens richten op de veiligheid van de Unie als geheel.

(6)

In het Actieplan van de Raad en de Commissie ter uitvoering van het Haags Programma voor de versterking van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht in de Europese Unie (3) wordt eraan herinnerd dat een mondiale reactie vereist is om het terrorisme te bestrijden en de Unie niet voorbij mag gaan aan de verwachtingen die de burgers hebben van de Unie, maar daarop moet reageren. Bovendien wordt gesteld dat de aandacht moet worden gericht op verschillende aspecten van preventie, paraatheid en reactie om het vermogen van de lidstaten om het terrorisme te bestrijden, verder te vergroten en waar nodig aan te vullen, vooral als het gaat om rekrutering, financiering, risicoanalyse, bescherming van kritieke infrastructuur en effectbeheersing.

(7)

Dit kaderbesluit regelt de strafbaarstelling van misdrijven die verband houden met terroristische activiteiten, teneinde bij te dragen aan de meer algemene beleidsdoelstelling van voorkoming van terrorisme door het beperken van de verspreiding van materiaal dat personen kan aanzetten tot het plegen van terroristische aanslagen.

(8)

Resolutie 1624 (2005) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties roept landen op om, met inachtneming van hun verplichtingen op grond van internationaal recht, maatregelen te nemen die noodzakelijk en evenredig zijn om het uitlokken van terroristische handelingen bij wet te verbieden en dergelijke gedragingen te voorkomen. In het verslag van de secretaris-generaal van de Verenigde Naties van 27 april 2006 met de titel „Eén tegen terrorisme: aanbevelingen voor een mondiale strategie voor terrorismebestrijding” wordt de bovengenoemde resolutie uitgelegd als basis voor de strafbaarstelling van het uitlokken van terroristische handelingen en werving, onder andere via het internet. In de mondiale strategie voor terrorismebestrijding van de Verenigde Naties van 8 september 2006 wordt gesteld dat de lidstaten van de Verenigde Naties hebben besloten op zoek te gaan naar manieren en middelen om de inspanningen op het gebied van terrorismebestrijding in al haar vormen en manifestaties op het internet op internationaal en regionaal niveau te coördineren.

(9)

Het verdrag van de Raad van Europa ter voorkoming van terrorisme verplicht de verdragsluitende staten het publiekelijk uitlokken van het plegen van terroristische misdrijven en werving en training voor terrorisme, wanneer dit wederrechterlijk en opzettelijk geschiedt, strafbaar te stellen.

(10)

De omschrijving van terroristische misdrijven, met inbegrip van misdrijven die verband houden met terroristische activiteiten, moet door alle lidstaten onderling verder worden aangepast, zodat het publiekelijk uitlokken van het plegen van terroristische misdrijven en werving en training voor terrorisme, wanneer dit opzettelijk geschiedt, eronder vallen.

(11)

Er moeten straffen gelden voor natuurlijke personen die zich opzettelijk schuldig hebben gemaakt aan, of rechtspersonen die verantwoordelijk zijn voor het publiekelijk uitlokken van het plegen van terroristische misdrijven en werving en training voor terrorisme. Deze gedragingen moeten in alle lidstaten op gelijke wijze worden bestraft, ongeacht of ze via het internet zijn gepleegd of niet.

(12)

Aangezien de doelstellingen van dit kaderbesluit niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt en zij derhalve, vanwege de behoefte aan Europese geharmoniseerde regels, beter op het niveau van de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie maatregelen nemen overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel van artikel 5 van het EG-Verdrag en als bedoeld in artikel 2 van het EU-Verdrag. Overeenkomstig het evenredigheidsbeginsel van artikel 5 van het EG-Verdrag gaat dit kaderbesluit niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te bereiken.

(13)

De Unie neemt de beginselen in acht die zijn neergelegd in artikel 6, lid 2, van het EU-Verdrag en zijn terug te vinden in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, in het bijzonder in de hoofdstukken II en VI daarvan. Niets in dit kaderbesluit kan zo worden uitgelegd dat het een beperking of belemmering ten doel zou hebben van rechten of fundamentele vrijheden, zoals de vrijheid van meningsuiting, vergadering of vereniging en het recht op eerbiediging van privé- en gezinsleven, waaronder het recht op eerbiediging van de vertrouwelijkheid van briefwisseling.

(14)

Het publiekelijk uitlokken van het plegen van terroristische misdrijven en werving en training voor terrorisme zijn opzettelijke misdrijven. Derhalve kan niets in dit kaderbesluit zo worden uitgelegd dat het een beperking of belemmering ten doel zou hebben van de verspreiding van informatie voor wetenschappelijke, academische of verslagleggende doeleinden. Het uitdrukking geven aan radicale, polemische of controversiële standpunten in het publieke debat over gevoelige politieke kwesties, waaronder terrorisme, valt buiten de reikwijdte van dit kaderbesluit en, met name, van de omschrijving van het publiekelijk uitlokken van het plegen van terroristische misdrijven.

(15)

De uitvoering van de strafbaarstelling ingevolge het kaderbesluit dient evenredig te zijn ten opzichte van de aard en de omstandigheden van het strafbare feit, rekening houdend met de legitieme doelen die worden nagestreefd en de noodzaak daarvan in een democratische samenleving, waarbij elke vorm van willekeur of discriminatie wordt uitgesloten,

HEEFT HET VOLGENDE KADERBESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Wijzigingen

Kaderbesluit 2002/475/JBZ wordt als volgt gewijzigd:

1.

Artikel 3 wordt vervangen door:

„Artikel 3

Strafbare feiten die verband houden met terroristische activiteiten

1.   In dit kaderbesluit wordt verstaan onder:

a)

„publiekelijk uitlokken van het plegen van een terroristisch misdrijf”: de verspreiding, of het anderszins beschikbaar maken, van een boodschap aan het publiek, met het oogmerk aan te zetten tot het plegen van een strafbaar feit, in de zin van artikel 1, lid 1, onder a) tot en met h), indien deze gedraging, ongeacht of daarmee al dan niet rechtstreeks terroristische misdrijven worden bepleit, het gevaar oplevert dat één of meer van dergelijke misdrijven zouden kunnen worden gepleegd;

b)

„werving voor terrorisme”: het aansporen van een andere persoon een handeling in de zin van artikel 1, lid 1, onder a) tot en met h), of in artikel 2, lid 2, te plegen;

c)

„training voor terrorisme”: het geven van instructie voor het vervaardigen of gebruiken van explosieven, vuurwapens of andere wapens of schadelijke of gevaarlijke stoffen, of voor andere specifieke methoden of technieken, met als doel het plegen van een strafbaar feit in de zin van artikel 1, lid 1, onder a) tot en met h), in de wetenschap dat beoogd wordt de verstrekte vaardigheden daarvoor in te zetten.

2.   Iedere lidstaat neemt de maatregelen die noodzakelijk zijn om de volgende opzettelijke gedragingen als strafbare feiten die verband houden met terroristische activiteiten aan te merken:

a)

het publiekelijk uitlokken van het plegen van terroristische misdrijven;

b)

werving voor terrorisme;

c)

training voor terrorisme;

d)

gekwalificeerde diefstal gepleegd met het oogmerk om een van de in artikel 1, lid 1, genoemde strafbare feiten te plegen;

e)

afpersing met het oogmerk om een van de in artikel 1, lid 1, genoemde strafbare feiten te begaan;

f)

het valselijk opmaken van administratieve documenten met het oogmerk om een van de in artikel 1, lid 1, onder a) tot en met h), of een van de in artikel 2, lid 2, onder b), genoemde strafbare feiten te plegen.

3.   Om een gedraging aan te merken als een strafbaar feit als vervat in lid 2, is het niet noodzakelijk dat daadwerkelijk een terroristisch misdrijf wordt gepleegd.”.

2.

Artikel 4 wordt vervangen door:

„Artikel 4

Uitlokking, medeplichtigheid, poging

1.   Iedere lidstaat neemt de maatregelen die ervoor zorgen dat medeplichtigheid aan een van de in artikel 1, lid 1, en in de artikelen 2 en 3 bedoelde strafbare feiten strafbaar wordt gesteld.

2.   Iedere lidstaat neemt de maatregelen die ervoor zorgen dat uitlokken van een van de in artikel 1, lid 1, artikel 2 en artikel 3, lid 2, onder d) tot en met f), bedoelde strafbare feiten strafbaar wordt gesteld.

3.   Iedere lidstaat neemt de maatregelen die ervoor zorgen dat poging tot het plegen van een van de in artikel 1, lid 1, en artikel 3, lid 2, onder d) tot en met f), genoemde strafbare feiten, met uitzondering van poging tot het plegen van het in artikel 1, lid 1, onder f), bedoelde bezit en het in artikel 1, lid 1, onder i), bedoelde strafbare feit, strafbaar wordt gesteld.

4.   Iedere lidstaat kan besluiten de maatregelen te nemen die ervoor zorgen dat poging tot het plegen van een strafbaar feit in de zin van artikel 3, lid 2, onder b) en c), strafbaar wordt gesteld.”.

Artikel 2

Fundamentele beginselen betreffende de vrijheid van meningsuiting

Met dit kaderbesluit wordt van de lidstaten niet verlangd dat zij maatregelen nemen die in tegenspraak zijn met fundamentele beginselen betreffende de vrijheid van meningsuiting, in het bijzonder de vrijheid van drukpers en de vrijheid van meningsuiting in andere media zoals die voortvloeien uit constitutionele tradities, of met bepalingen betreffende de rechten en verantwoordelijkheden van, en de procedurele waarborgen voor, de pers en andere media, indien die bepalingen betrekking hebben op het vaststellen of beperken van aansprakelijkheid.

Artikel 3

Uitvoering en verslag

1.   De lidstaten treffen de nodige maatregelen om vóór 9 december 2010 aan dit kaderbesluit te voldoen. Bij de uitvoering van dit kaderbesluit dragen de lidstaten er zorg voor dat de strafbaarstelling in verhouding staat tot de legitieme doelen die worden nagestreefd en noodzakelijk zijn in een democratische samenleving, waarbij elke vorm van willekeur of discriminatie wordt uitgesloten.

2.   Uiterlijk op 9 december 2010 delen de lidstaten de tekst van de bepalingen waarmee de verplichtingen die dit kaderbesluit hun oplegt, worden omgezet in hun nationale recht, mede aan het secretariaat-generaal van de Raad en de Commissie. Op basis van een naar aanleiding van deze mededelingen opgesteld verslag en van een verslag van de Commissie, controleert de Raad uiterlijk op 9 december 2011, of de lidstaten de maatregelen hebben genomen die noodzakelijk zijn om aan dit kaderbesluit te voldoen.

Artikel 4

Inwerkingtreding

Dit kaderbesluit treedt in werking op de dag van zijn bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 28 november 2008.

Voor de Raad

De voorzitster

M. ALLIOT-MARIE


(1)  Nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad.

(2)  PB L 164 van 22.6.2002, blz. 3.

(3)  PB C 198 van 12.8.2005, blz. 1.


9.12.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 330/s3


BERICHT AAN DE LEZER

De instellingen hebben besloten in hun teksten niet langer te verwijzen naar de laatste wijziging van de aangehaalde besluiten.

Tenzij anders vermeld, zijn de besluiten waarnaar in de hierin gepubliceerde teksten wordt verwezen, de besluiten zoals die momenteel van kracht zijn.