ISSN 1725-2598

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 301

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

51e jaargang
12 november 2008


Inhoud

 

I   Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie verplicht is

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

 

Verordening (EG) nr. 1115/2008 van de Commissie van 11 november 2008 tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

1

 

*

Verordening (EG) nr. 1116/2008 van de Commissie van 11 november 2008 houdende inschrijving van een aantal benamingen in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen (Bœuf de Bazas (BGA), Kainuun rönttönen (BGA))

3

 

*

Verordening (EG) nr. 1117/2008 van de Commissie van 11 november 2008 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1973/2004 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad met betrekking tot de bij de titels IV en IV bis van die verordening ingestelde steunregelingen en het gebruik van braakgelegde grond voor de productie van grondstoffen

5

 

 

Verordening (EG) nr. 1118/2008 van de Commissie van 11 november 2008 houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 1075/2008 tot vaststelling van de invoerrechten in de sector granen van toepassing vanaf 1 november 2008

8

 

 

II   Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie niet verplicht is

 

 

BESLUITEN/BESCHIKKINGEN

 

 

Raad

 

 

2008/845/EG, Euratom

 

*

Besluit van de Raad van 24 oktober 2008 betreffende de aanpassing van de vergoedingen aan de leden van het Europees Economisch en Sociaal Comité en aan hun plaatsvervangers

11

 

 

2008/846/EG

 

*

Besluit van de Raad van 4 november 2008 houdende benoeming van een Italiaans lid van het Comité van de Regio’s

12

 

 

2008/847/EG

 

*

Besluit van de Raad van 4 november 2008 inzake de toepasselijkheid op de Centraal-Aziatische landen van Besluit 2006/1016/EG tot verlening van een garantie van de Gemeenschap voor verliezen van de Europese Investeringsbank op leningen en garanties voor projecten buiten de Gemeenschap

13

 

 

Commissie

 

 

2008/848/EG

 

*

Beschikking van de commissie van 16 juli 2008 betreffende steunmaatregel C 14/07 (ex NN 15/07) die Italië ten uitvoer heeft gelegd ten gunste van NGP/Simpe (Kennisgeving geschied onder nummer C(2008) 3528)  ( 1 )

14

 

 

2008/849/EG

 

*

Besluit van de Commissie van 6 november 2008 betreffende de financiële bijdrage van de Gemeenschap voor het jaar 2009 aan de activiteiten van de Werelddiergezondheidsorganisatie (OIE) op het gebied van de identificatie en traceerbaarheid van dieren

22

 

 

AANBEVELINGEN

 

 

Commissie

 

 

2008/850/EG

 

*

Aanbeveling van de Commissie van 15 oktober 2008 betreffende kennisgevingen, termijnen en raadplegingen als bedoeld in artikel 7 van Richtlijn 2002/21/EG van het Europees Parlement en de Raad inzake een gemeenschappelijk regelgevingskader voor elektronischecommunicatienetwerken en -diensten (Kennisgeving geschied onder nummer C(2008) 5925)  ( 1 )

23

 

 

III   Besluiten op grond van het EU-Verdrag

 

 

BESLUITEN OP GROND VAN TITEL V VAN HET EU-VERDRAG

 

*

Gemeenschappelijk Optreden 2008/851/GBVB van de Raad van 10 november 2008 inzake de militaire operatie van de Europese Unie teneinde bij te dragen tot het ontmoedigen, het voorkomen en bestrijden van piraterij en gewapende overvallen voor de Somalische kust

33

 

 

BESLUITEN OP GROND VAN TITEL VI VAN HET EU-VERDRAG

 

*

Besluit 2008/852/JBZ van de Raad van 24 oktober 2008 inzake een netwerk van contactpunten ter bestrijding van corruptie

38

 

 

Rectificaties

 

*

Rectificatie van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad van 11 juli 2006 houdende algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds en het Cohesiefonds en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1260/1999 (PB L 210 van 31.7.2006)

40

 

*

Rectificatie van Verordening (EG) nr. 1080/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juli 2006 betreffende het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1783/1999 (PB L 210 van 31.7.2006)

40

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


I Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie verplicht is

VERORDENINGEN

12.11.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 301/1


VERORDENING (EG) Nr. 1115/2008 VAN DE COMMISSIE

van 11 november 2008

tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („Integrale-GMO-verordening”) (1),

Gelet op Verordening (EG) nr. 1580/2007 van de Commissie van 21 december 2007 tot vaststelling van bepalingen voor de uitvoering van de Verordeningen (EG) nr. 2200/96, (EG) nr. 2201/96 en (EG) nr. 1182/2007 van de Raad in de sector groenten en fruit (2), en met name op artikel 138, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

Bij Verordening (EG) nr. 1580/2007 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XV, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 138 van Verordening (EG) nr. 1580/2007 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 12 november 2008.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 11 november 2008.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 350 van 31.12.2007, blz. 1.


BIJLAGE

Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

AL

34,6

MA

56,3

MK

46,2

TR

89,1

ZZ

56,6

0707 00 05

JO

175,9

MA

30,8

TR

85,3

ZZ

97,3

0709 90 70

MA

62,9

TR

129,3

ZZ

96,1

0805 20 10

MA

83,7

ZZ

83,7

0805 20 30, 0805 20 50, 0805 20 70, 0805 20 90

HR

21,1

MA

75,0

TR

83,5

ZZ

59,9

0805 50 10

MA

103,9

TR

100,1

ZA

88,0

ZZ

97,3

0806 10 10

BR

227,1

TR

122,8

US

241,5

ZA

197,4

ZZ

197,2

0808 10 80

AL

32,1

AR

75,0

CA

96,0

CL

64,2

MK

37,6

US

102,2

ZA

89,5

ZZ

70,9

0808 20 50

CN

53,6

TR

124,9

ZZ

89,3


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.


12.11.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 301/3


VERORDENING (EG) Nr. 1116/2008 VAN DE COMMISSIE

van 11 november 2008

houdende inschrijving van een aantal benamingen in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen (Bœuf de Bazas (BGA), Kainuun rönttönen (BGA))

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad van 20 maart 2006 inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen (1), en met name op artikel 7, lid 4, eerste alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 6, lid 2, eerste alinea, en artikel 17, lid 2, van Verordening (EG) nr. 510/2006 zijn de aanvragen tot registratie van de namen „Bœuf de Bazas” (ingediend door Frankrijk) en „Kainuun rönttönen” (ingediend door Finland) bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie  (2).

(2)

Aangezien bij de Commissie geen bezwaren zijn ingediend overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 510/2006, moeten deze benamingen worden ingeschreven in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in de bijlage bij deze verordening vermelde benamingen worden ingeschreven in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 11 november 2008.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 93 van 31.3.2006, blz. 12.

(2)  PB C 73 van 19.3.2008, blz. 26 (Bœuf de Bazas), PB C 74 van 20.3.2008, blz. 72 (Kainuun rönttönen).


BIJLAGE

1.

In bijlage I bij het Verdrag genoemde landbouwproducten voor menselijke consumptie:

Categorie 1.1.

Vers vlees (en verse slachtafvallen)

FRANKRIJK

Bœuf de Bazas (BGA)

2.

In bijlage I bij de verordening genoemde levensmiddelen:

Categorie 2.4.

Brood, gebak, suikerwerk, biscuits en andere bakkerswaren

FINLAND

Kainuun rönttönen (BGA)


12.11.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 301/5


VERORDENING (EG) Nr. 1117/2008 VAN DE COMMISSIE

van 11 november 2008

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1973/2004 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad met betrekking tot de bij de titels IV en IV bis van die verordening ingestelde steunregelingen en het gebruik van braakgelegde grond voor de productie van grondstoffen

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad van 29 september 2003 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers en houdende wijziging van de Verordeningen (EEG) nr. 2019/93, (EG) nr. 1452/2001, (EG) nr. 1453/2001, (EG) nr. 1454/2001, (EG) nr. 1868/94, (EG) nr. 1251/1999, (EG) nr. 1254/1999, (EG) nr. 1673/2000, (EEG) nr. 2358/71 en (EG) nr. 2529/2001 (1), en met name op artikel 110 ter, lid 2, en artikel 145, onder r), tweede streepje,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 1782/2003 zoals gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 637/2008 (2) zijn de voorschriften voor de gekoppelde steun voor katoen vastgesteld overeenkomstig het arrest van het Hof C-310/04.

(2)

Met name voorziet hoofdstuk 10 bis van titel IV van Verordening (EG) nr. 1782/2003 in de mogelijkheid rechtstreekse steun te verlenen voor de productie van katoen. Daarom dienen de overeenkomstige uitvoeringsbepalingen in Verordening (EG) nr. 1973/2004 van de Commissie (3) te worden aangepast.

(3)

In artikel 110 ter, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 is bepaald dat een landbouwer slechts hectaresteun voor katoen kan ontvangen indien hij het katoenareaal heeft ingezaaid met toegelaten rassen en hij de katoen teelt op grond waarvoor de lidstaat een vergunning heeft verleend. Derhalve moeten de criteria voor de verlening van een vergunning voor de landbouwgrond die geschikt is voor de productie van katoen, en voor de toelating van de rassen worden vastgesteld.

(4)

Om de steun per hectare voor katoen te ontvangen, moeten de landbouwers vergunde grond inzaaien. Een criterium om aan te geven wat onder inzaai wordt verstaan, dient te worden vastgesteld. Een minimale gewasdichtheid die door de lidstaat is vastgesteld met inachtneming van de bodem- en klimaatgesteldheid en van de specifieke regionale kenmerken, is een objectief criterium om uit te maken of de inzaai correct is uitgevoerd.

(5)

De lidstaten moeten de brancheorganisaties voor de productie van katoen erkennen op basis van objectieve criteria met betrekking tot de omvang en de interne werking van die organisaties. Bij de vaststelling van de minimale omvang van een brancheorganisatie moet er rekening mee worden gehouden dat het bij die brancheorganisatie aangesloten egreneringsbedrijf toereikende hoeveelheden niet-geëgreneerde katoen in ontvangst moet kunnen nemen.

(6)

Om het beheer van de steunregeling niet te ingewikkeld te maken, mag een producent slechts bij één brancheorganisatie zijn aangesloten. Om dezelfde reden mag een tot een brancheorganisatie behorende producent die zich ertoe verbindt de door hem geproduceerde katoen te leveren, deze katoen alleen leveren aan een bij diezelfde organisatie aangesloten egreneringsbedrijf.

(7)

In het kader van de steunregeling voor katoen moeten de lidstaten hun producenten bepaalde gegevens over de katoenteelt verstrekken, zoals de toegelaten rassen, de objectieve criteria voor de verlening van een vergunning voor grond en de minimale gewasdichtheid. Met het oog op de tijdige voorlichting van de landbouwers moet de lidstaat deze gegevens vóór een bepaalde datum aan hen meedelen.

(8)

Verordening (EG) nr. 1973/2004 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(9)

Aangezien de in hoofdstuk 10 bis van titel IV van Verordening (EG) nr. 1782/2003 vastgestelde bepalingen met ingang van 1 januari 2009 van toepassing worden, moet de toepassingstermijn van de bij de onderhavige verordening vastgestelde bepalingen op dezelfde datum ingaan.

(10)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor rechtstreekse betalingen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

In Verordening (EG) nr. 1973/2004 wordt hoofdstuk 17 bis vervangen door:

„HOOFDSTUK 17 bis

GEWASSPECIFIEKE BETALING VOOR KATOEN

Artikel 171 bis

Verlening van een vergunning voor landbouwgrond met het oog op de productie van katoen

De lidstaten stellen de objectieve criteria vast op basis waarvan voor grond een vergunning wordt verleend ten behoeve van de toekenning van de gewasspecifieke betaling voor katoen zoals bedoeld in artikel 110 bis van Verordening (EG) nr. 1782/2003.

Deze criteria zijn gebaseerd op een of meer van de volgende elementen:

a)

de landbouweconomie van de regio’s waarvoor de productie van katoen belangrijk is;

b)

de bodem- en klimaatgesteldheid op de betrokken oppervlakten;

c)

het beheer van het irrigatiewater;

d)

milieuvriendelijke vruchtwisselingen en teelttechnieken.

Artikel 171 bis bis

Toelating van rassen voor inzaai

De lidstaten laten de in de gemeenschappelijke rassenlijst voor landbouwgewassen opgenomen rassen toe die zijn aangepast aan de marktbehoeften.

Artikel 171 bis ter

Voorwaarden voor subsidiabiliteit

De in artikel 110 ter, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 bedoelde inzaai van oppervlakten wordt gerealiseerd door te zorgen voor een minimale gewasdichtheid die door de lidstaat wordt vastgesteld met inachtneming van de bodem- en klimaatgesteldheid en eventueel van de specifieke regionale kenmerken.

Artikel 171 bis quater

Landbouwwerkzaamheden

De lidstaten mogen specifieke voorschriften vaststellen met betrekking tot de landbouwwerkzaamheden die nodig zijn om het gewas in normale groeiomstandigheden in stand te houden en te oogsten.

Artikel 171 bis quinquies

Erkenning van brancheorganisaties

1.   Elk jaar erkennen de lidstaten vóór 31 december met het oog op de inzaai in het volgende jaar elke brancheorganisatie voor de productie van katoen die daarom verzoekt en die:

a)

een door de lidstaat vastgesteld totaal areaal van ten minste 4 000 ha bestrijkt dat voldoet aan de in artikel 171 bis bedoelde criteria voor de verlening van een vergunning en ten minste één egreneringsbedrijf omvat;

b)

overeenkomstig de nationale en de communautaire regelgeving voorschriften voor de interne werking heeft vastgesteld, met name inzake lidmaatschapsvoorwaarden en ledenbijdragen.

Wat 2009 betreft erkennen de lidstaten de brancheorganisaties voor de productie van katoen evenwel uiterlijk op 28 februari 2009.

2.   Wanneer wordt geconstateerd dat een erkende brancheorganisatie de in lid 1 bepaalde erkenningscriteria niet in acht neemt, trekt de lidstaat de erkenning in tenzij de niet-inachtneming van de betrokken criteria binnen een redelijke termijn wordt verholpen. Lidstaten die voornemens zijn de erkenning in te trekken, delen dat aan de brancheorganisatie mee onder vermelding van de redenen voor de intrekking. De lidstaat stelt de brancheorganisatie in de gelegenheid om binnen een bepaalde termijn haar opmerkingen in te dienen. De lidstaten voorzien in de toepassing van passende sancties in het geval dat de erkenning wordt ingetrokken.

Landbouwers die zijn aangesloten bij een erkende brancheorganisatie waarvan de erkenning overeenkomstig de eerste alinea van dit lid wordt ingetrokken, verliezen hun recht op de in artikel 110 sexies, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 bepaalde verhoging van de steun.

Artikel 171 bis sexies

Verplichtingen van de producenten

1.   Een producent mag slechts bij één brancheorganisatie zijn aangesloten.

2.   Een producent die bij een brancheorganisatie is aangesloten, moet zijn katoenproductie leveren aan een egreneringsbedrijf dat tot diezelfde organisatie behoort.

3.   De aansluiting van producenten bij een erkende brancheorganisatie moet voortvloeien uit een vrijwillige toetreding.

Artikel 171 bis septies

Mededelingen aan de producenten

1.   De lidstaten delen de katoenproducerende landbouwers en de Commissie vóór 31 januari van het betrokken jaar het volgende mee:

a)

de toegelaten rassen; de rassen die na die datum overeenkomstig artikel 171 bis bis worden goedgekeurd, moeten evenwel vóór 15 maart van hetzelfde jaar aan de landbouwers worden meegedeeld;

b)

de criteria om voor grond een vergunning te verlenen;

c)

de in artikel 171 bis ter bedoelde minimale gewasdichtheid;

d)

de vereiste landbouwwerkzaamheden.

2.   Indien de toelating van een ras wordt ingetrokken, stellen de lidstaten de landbouwers daar uiterlijk op 31 januari van in kennis met het oog op de inzaai in het volgende jaar.”.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2009.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 11 november 2008.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 270 van 21.10.2003, blz. 1.

(2)  PB L 178 van 5.7.2008, blz. 1.

(3)  PB L 345 van 20.11.2004, blz. 1.


12.11.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 301/8


VERORDENING (EG) Nr. 1118/2008 VAN DE COMMISSIE

van 11 november 2008

houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 1075/2008 tot vaststelling van de invoerrechten in de sector granen van toepassing vanaf 1 november 2008

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten (Integrale-GMO-verordening) (1),

Gelet op Verordening (EG) nr. 1249/96 van de Commissie van 28 juni 1996 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 1766/92 van de Raad ten aanzien van de invoerrechten in de sector granen (2), en met name op artikel 2, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De invoerrechten in de sector granen die van toepassing zijn vanaf 1 november 2008, zijn vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1075/2008 van de Commissie (3).

(2)

Aangezien het berekende gemiddelde van de invoerrechten 5 EUR per ton verschilt van het vastgestelde recht, moet een overeenkomstige aanpassing van de bij Verordening (EG) nr. 1075/2008 vastgestelde invoerrechten plaatsvinden.

(3)

Verordening (EG) nr. 1075/2008 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De bijlagen I en II bij Verordening (EG) nr. 1075/2008 worden vervangen door de tekst in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 12 november 2008.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 11 november 2008.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 161 van 29.6.1996, blz. 125.

(3)  PB L 294 van 1.11.2008, blz. 6.


BIJLAGE I

Vanaf 12 november 2008 geldende invoerrechten voor de in artikel 136, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 bedoelde producten

GN-code

Omschrijving

Invoerrecht (1)

(EUR/t)

1001 10 00

HARDE TARWE van hoge kwaliteit

0,00

van gemiddelde kwaliteit

0,00

van lage kwaliteit

0,00

1001 90 91

ZACHTE TARWE, zaaigoed

0,00

ex 1001 90 99

ZACHTE TARWE van hoge kwaliteit, andere dan zaaigoed

0,00

1002 00 00

ROGGE

28,01

1005 10 90

MAÏS, zaaigoed, ander dan hybriden

8,12

1005 90 00

MAÏS, andere dan zaaigoed (2)

8,12

1007 00 90

GRAANSORGHO, andere dan hybriden bestemd voor zaaidoeleinden

28,01


(1)  Voor producten die via de Atlantische Oceaan of het Suezkanaal in de Gemeenschap worden aangevoerd, komt de importeur op grond van artikel 2, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1249/96 in aanmerking voor een verlaging van het invoerrecht met:

3 EUR/t als de loshaven aan de Middellandse Zee ligt,

2 EUR/t als de loshaven in Denemarken, Estland, Ierland, Letland, Litouwen, Polen, Finland, Zweden, het Verenigd Koninkrijk of aan de Atlantische kust van het Iberisch Schiereiland ligt.

(2)  De importeur komt in aanmerking voor een forfaitaire verlaging van het invoerrecht met 24 EUR/t als aan de in artikel 2, lid 5, van Verordening (EG) nr. 1249/96 vastgestelde voorwaarden is voldaan.


BIJLAGE II

Elementen voor de berekening van de in bijlage I vastgestelde rechten

31.10.2008-10.11.2008

1.

Gemiddelden over de in artikel 2, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1249/96 bedoelde referentieperiode:

(EUR/t)

 

Zachte tarwe (1)

Maïs

Harde tarwe van hoge kwaliteit

Harde tarwe van gemiddelde kwaliteit (2)

Harde tarwe van lage kwaliteit (3)

Gerst

Beurs

Minnéapolis

Chicago

Notering

192,55

120,48

Fob-prijs VSA

237,49

227,49

207,49

116,94

Golfpremie

16,03

Grote-Merenpremie

14,92

2.

Gemiddelden over de in artikel 2, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1249/96 bedoelde referentieperiode:

Vrachtkosten: Golf van Mexico–Rotterdam:

13,10 EUR/t

Vrachtkosten: Grote Meren–Rotterdam:

12,79 EUR/t


(1)  Premie van 14 EUR/t inbegrepen (artikel 4, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1249/96).

(2)  Korting van 10 EUR/t (artikel 4, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1249/96).

(3)  Korting van 30 EUR/t (artikel 4, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1249/96).


II Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie niet verplicht is

BESLUITEN/BESCHIKKINGEN

Raad

12.11.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 301/11


BESLUIT VAN DE RAAD

van 24 oktober 2008

betreffende de aanpassing van de vergoedingen aan de leden van het Europees Economisch en Sociaal Comité en aan hun plaatsvervangers

(2008/845/EG, Euratom)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de Europese Unie, inzonderheid op artikel 258, lid 4,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, inzonderheid op artikel 166, lid 4,

Gelet op het verzoek van het Europees Economisch en Sociaal Comité van 9 september 2008;

Overwegende dat de dagvergoeding voor de leden van het Economisch en Sociaal Comité, alsmede voor de plaatsvervangers, zoals vastgesteld bij Besluit 81/121/EEG van de Raad (1), dient te worden aangepast,

BESLUIT:

Artikel 1

Artikel 2 van Besluit 81/121/EEG wordt vervangen door:

„Artikel 2

1.   Per reisdag bedraagt de vergoeding:

145 euro voor leden en plaatsvervangers.

2.   Per vergaderdag bedraagt de vergoeding:

233 euro voor leden en plaatsvervangers.

3.   Wanneer de rechthebbende op afdoende wijze aantoont dat hij uitgaven heeft gedaan voor een overnachting op de vergaderplaats, wordt hem een aanvullende dagvergoeding van 34 euro toegekend.”.

Artikel 2

Dit besluit wordt van kracht op 24 oktober 2008.

Gedaan te Luxemburg, 24 oktober 2008.

Voor de Raad

De voorzitster

M. ALLIOT-MARIE


(1)  PB L 67 van 12.3.1981, blz. 29.


12.11.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 301/12


BESLUIT VAN DE RAAD

van 4 november 2008

houdende benoeming van een Italiaans lid van het Comité van de Regio’s

(2008/846/EG)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 263,

Gezien de voordracht van de Italiaanse regering,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Raad heeft op 24 januari 2006 Besluit 2006/116/EG (1) houdende benoeming van de leden en plaatsvervangers van het Comité van de Regio’s voor de periode van 26 januari 2006 tot en met 25 januari 2010 vastgesteld.

(2)

In het Comité van de Regio’s is als gevolg van het verstrijken van de ambtstermijn van de heer Fabio GAVA een zetel van lid vrijgekomen,

BESLUIT:

Artikel 1

In het Comité van de Regio’s wordt de volgende persoon voor de verdere duur van de ambtstermijn, dit wil zeggen tot en met 25 januari 2010, tot lid benoemd:

mevrouw Maria Luisa COPPOLA, Consigliere regionale — Assessore, Regione Veneto.

Artikel 2

Dit besluit wordt van kracht op de dag waarop het wordt aangenomen.

Gedaan te Brussel, 4 november 2008.

Voor de Raad

De voorzitster

C. LAGARDE


(1)  PB L 56 van 25.2.2006, blz. 75.


12.11.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 301/13


BESLUIT VAN DE RAAD

van 4 november 2008

inzake de toepasselijkheid op de Centraal-Aziatische landen van Besluit 2006/1016/EG tot verlening van een garantie van de Gemeenschap voor verliezen van de Europese Investeringsbank op leningen en garanties voor projecten buiten de Gemeenschap

(2008/847/EG)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 181 A,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Parlement,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In artikel 2 van Besluit 2006/1016/EG van de Raad (1) is bepaald dat de Raad voor de in bijlage I genoemde, met een asterisk („*”) gemarkeerde landen en voor niet in bijlage I genoemde landen per geval en volgens de procedure van artikel 181 A, lid 2, van het Verdrag beslist of zij in aanmerking komen voor EIB-financiering met Gemeenschapsgarantie.

(2)

Onder de met een asterisk gemarkeerde landen in bijlage I bij Besluit 2006/1016/EG bevinden zich vijf Centraal-Aziatische landen, namelijk Kazachstan, Kirgizistan, Tadzjikistan, Turkmenistan en Oezbekistan.

(3)

Overeenkomstig de EU-strategie voor een nieuw partnerschap met Centraal-Azië die de Europese Raad tijdens zijn bijeenkomst op 21 en 22 juni 2007 heeft vastgesteld, zou de Europese Investeringsbank (EIB) een belangrijke rol moeten spelen bij de financiering van projecten in Centraal-Azië die van belang zijn voor de EU.

(4)

De macro-economische omstandigheden in de Centraal-Aziatische landen, en met name de externe financiën en de houdbaarheid van de schuld, zijn de afgelopen jaren dankzij een krachtige economische groei en een behoedzaam macro-economisch beleid verbeterd en moeten de landen toegang krijgen tot EIB-financiering.

BESLUIT:

Artikel 1

Kazachstan, Kirgizistan, Tadzjikistan, Turkmenistan en Oezbekistan komen in aanmerking voor EIB-financiering met Gemeenschapsgarantie overeenkomstig Besluit 2006/1016/EG.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de derde dag volgende op die van zijn bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 4 november 2008.

Voor de Raad

De voorzitster

C. LAGARDE


(1)  PB L 414 van 30.12.2006, blz. 95.


Commissie

12.11.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 301/14


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 16 juli 2008

betreffende steunmaatregel C 14/07 (ex NN 15/07) die Italië ten uitvoer heeft gelegd ten gunste van NGP/Simpe

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2008) 3528)

(Slechts de tekst in de Italiaanse taal is authentiek)

(Voor de EER relevante tekst)

(2008/848/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 88, lid 2, eerste alinea,

Gelet op de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, en met name op artikel 62, lid 1, onder a),

Na de belanghebbenden overeenkomstig de genoemde artikelen te hebben aangemaand hun opmerkingen te maken (1), en gezien deze opmerkingen,

Overwegende hetgeen volgt:

1.   PROCEDURE

(1)

Op 14 juli 2006 heeft Italië zijn voornemen aangemeld om steun te verlenen ten behoeve van de herstructurering van NGP SpA (hierna „NGP” genoemd). De ontbrekende bijlagen werden bij schrijven van 28 juli 2006 gezonden. Voordien had de Commissie drie klachten ontvangen dat de steun die Italië voornemens was aan NGP toe te kennen, de markt voor synthetische vezels ongunstig zou beïnvloeden.

(2)

De Commissie verzocht bij schrijven van 22 augustus 2006 om aanvullende inlichtingen, die Italië bij schrijven van 14 december 2006 heeft verschaft. De Commissie verzocht op 12 februari 2007 om verdere gegevens, die Italië deed toekomen bij schrijven van 7 maart 2007, dat op 8 maart 2007 werd geregistreerd.

(3)

Bij brief van 10 mei 2007 heeft de Commissie Italië in kennis gesteld van haar besluit de procedure van artikel 88, lid 2, van het Verdrag in te leiden ten aanzien van deze steun.

(4)

Bij schrijven van 16 juli 2007 heeft Italië zijn opmerkingen gemaakt in het kader van bovengenoemde procedure. De Commissie verzocht bij schrijven van 25 oktober 2007 om aanvullende inlichtingen, die Italië bij schrijven van 23 november 2007 heeft verschaft. Op 13 december 2007 vond een bijeenkomst plaats van de Italiaanse autoriteiten en de diensten van de Commissie. De Commissie verzocht bij schrijven van 8 februari 2008 om verdere toelichtingen, en Italië heeft bij schrijven van 25 februari 2008 geantwoord. Vervolgens heeft Italië verdere, definitieve opmerkingen gemaakt bij e-mail van 22 mei 2008.

(5)

Het besluit van de Commissie tot inleiding van de procedure is in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakt (2). De Commissie heeft de belanghebbenden uitgenodigd hun opmerkingen over de betrokken steunmaatregel te maken.

(6)

De Commissie heeft van de belanghebbenden opmerkingen ter zake ontvangen. De Commissie heeft deze voor een reactie aan Italië doorgezonden en heeft bij schrijven van 21 september 2007 diens opmerkingen ontvangen.

2.   BESCHRIJVING

2.1.   De begunstigde onderneming

(7)

Volgens de aanmelding is de begunstigde van de steun NGP, een in Acerra (Campanië) gevestigde onderneming. NGP is in februari 2003 ontstaan door de afsplitsing van de polyester polymeer productie (polymerisatieafdeling) van Montefibre, een eveneens in Acerra gevestigde producent van polyestervezel. Polyester polymeer is een tussenproduct dat onder meer bij de productie van polyestervezel wordt gebruikt.

(8)

De activa van NGP omvatten twee productie-installaties en een thermo-elektrische centrale, enkele secundaire locaties en een onderzoekcentrum. Op de eerste productielocatie werd het intermediaire dimethyltereftalaat (hierna „DMT” genoemd) geproduceerd. DMT diende als grondstof voor de tweede productie-installatie, de polymerisatie-installatie, die polymeren produceerde hetzij in vloeibare toestand (ten behoeve van de productie-installatie van Montefibre) hetzij in vaste toestand in de vorm van korrels (chips) (voor de buitenlandse markt).

(9)

De polymerisatie-installatie werkte met drie productielijnen, CP1, CP 2 en (de in 2003 gebouwde) CP 3. Italië had 13,7 miljoen EUR regionale steun verleend ten behoeve van de investeringen in de polymerisatie-installatie CP3. De steun werd verleend in het kader van een door de Commissie goedgekeurde regionalesteunregeling (3).

2.2.   De financiële problemen van NGP

(10)

Van bij haar oprichting werd NGP, om uiteenlopende redenen, met problemen geconfronteerd. Zo moest in 2003 de productie wordt opgeschort door een panne van het koelsysteem. Ondanks het feit dat de beschadigde installatie door een voorlopige installatie werd vervangen, kon de productie-installatie niet opnieuw volwaardig functioneren. De toestand bij NGP werd nog verergerd door sterke druk op de prijzen als gevolg van de koersdaling van de dollar, waardoor producenten van buiten de eurozone concurrerender werden.

(11)

Bovendien lagen de productiekosten van DMT in grote mate vast en waren zij onafhankelijk van de geproduceerde volumen. De dalende verkopen van chips en polymeer in vloeibare toestand resulteerden in een daling van de in de DMT-installatie geproduceerde volumen. Die productiedaling had — door het hoge aandeel vaste kosten — evenwel slechts een geringe daling van de totale productiekosten tot gevolg. De productiekosten per eenheid in de DMT-installatie zijn dan weer aanzienlijk gestegen.

(12)

NGP leed in 2003 (het laatste jaar van volledige productie) een verlies van 29,68 miljoen EUR, terwijl in 2004 het verlies 17,87 miljoen EUR bedroeg. In 2005 heeft de onderneming echter 5,27 miljoen EUR winst geboekt, grotendeels als gevolg van bijzondere inkomsten.

2.3.   Het herstructureringsplan

(13)

In 2004 besloot de raad van bestuur van de onderneming de productie op te schorten en voor de bestaande industriële installaties een conversieplan op te stellen. Doel daarvan was om voor de polymerisatie-installatie een andere grondstof te gaan gebruiken en het intern geproduceerde DMT te vervangen door een andere grondstof, gezuiverd tereftaalzuur (hierna „PTA” genoemd), om zodoende tot een flexibele kostenstructuur te komen. Volgens ramingen was voor de overschakeling naar een andere grondstof nog eens 22 miljoen EUR nodig. Door ontoereikende financiële capaciteit was het voor NGP onmogelijk om de investering uit te voeren.

(14)

In mei 2004 werd een Protocollo di intesa (Memorandum of Understanding) ondertekend door verschillende overheden, Montefibre, NGP en andere ondernemingen. Daarin kwamen alle partijen overeen dat de reeds gedane investeringen in de CP3-installatie moesten worden veilig gesteld en voltooid.

(15)

In juli 2005 ondertekenden nationale en regionale overheden, NGP, Montefibre en Edison (een andere in Acerra gevestigde onderneming) een Accordo di Programma (programmaovereenkomst) betreffende de NGP-locatie en andere activiteiten op de locatie Acerra. De voornaamste elementen van deze overeenkomsten betreffende NGP waren als volgt.

(16)

Ten eerste de oprichting van een nieuwe onderneming Simpe SpA in juli 2005, met een meerderheidsbelang voor NGP en een minderheidsbelang voor Montefibre (19,1 % van het maatschappelijke kapitaal) en de nationale ontwikkelingsmaatschappij Sviluppo Italia (9,8 % van het maatschappelijke kapitaal). Simpe zou de polymerisatieactiviteiten van NGP (nl. de immateriële activa en de desbetreffende verplichtingen) en een deel van de werknemers overnemen. NGP zou alleen nog als aanbieder van nutsdiensten (utilities) actief blijven (4).

(17)

Ten tweede zou de productie-installatie voor DMT worden gesloten en zou de nieuwe onderneming Simpe de investeringen uitvoeren die voor de productielijn CP3 gepland stonden om het oorspronkelijke, intern geproduceerde DMT te vervangen door een nieuwe grondstof, gezuiverd tereftaalzuur (PTA), dat extern zou worden ingekocht (5).

(18)

Ten derde zou Italië financiële steun verlenen voor in totaal 20,87 miljoen EUR, om de investeringen voor de overschakeling op de nieuwe grondstof te ondersteunen. Deze maatregelen worden hierna beschreven.

2.4.   De financiële steun

(19)

De eerste maatregel bestaat uit een subsidie van 10,75 miljoen EUR, waarvan 5 miljoen EUR ten laste van de regio Campanië en het resterende deel ten laste van het ministerie van Productieve Activiteiten. De maatregel werd verleend op 18 mei 2006.

(20)

De tweede maatregel bestaat uit een zachte lening van 6,523 miljoen EUR die door het ministerie van Productieve Activiteiten wordt toegekend tegen een verlaagd rentepercentage, dat 36 % bedraagt van het referentiepercentage. De lening werd op 18 mei 2006 toegekend.

(21)

De derde maatregel is een tijdelijke participatie door Sviluppo Italia in het risicodragend kapitaal van Simpe ten belope van 3,6 miljoen EUR (of 9,8 % van het maatschappelijke kapitaal van de onderneming). Deze participatie vond op 5 mei 2006 plaats. De twee overige aandeelhouders van Simpe, NGP en Montefibre, waren verplicht de aandelen van Sviluppo Italia te verwerven binnen een periode van drie tot vijf jaar tegen de nominale waarde, vermeerderd met een jaarlijkse rente die is gebaseerd op het officiële referentiepercentage voor transacties op middellange tot lange termijn, met een opslag van ten minste 2 procentpunt.

(22)

Deze drie maatregelen zijn alle aan Simpe verleend.

2.5   Nieuwe ontwikkelingen

(23)

In februari 2007 verwierf de Spaanse multinational uit de chemiesector, La Seda de Barcelona, de Simpeaandelen van Montefibre en investeerde zij voor 20,7 miljoen EUR additioneel kapitaal in de onderneming, waardoor zij (met 50,1 %) de meerderheidsaandeelhouder werd. De overige aandeelhouders van Simpe zijn NGP (43,6 %) en Sviluppo Italia (6,3 %).

(24)

De acquisitie van Simpe door La Seda de Barcelona bracht ook veranderingen met zich wat betreft het oorspronkelijke herstructureringsplan. Was het volgens het in juli 2005 overeengekomen plan (zie hoger) nog de bedoeling dat Simpe in dezelfde lijn als NGP bleef verderwerken (in hoofdzaak dus de productie van polymeren voor textieltoepassingen), dan was het voornemen nu om de productie vooral te concentreren in de sector van de polymeren bestemd voor de PET-markt (polyethyleentereftalaat), een kunststof waarvan La Seda de Barcelona een van de grootste producenten in de Europese Unie is.

3.   REDENEN VOOR DE INLEIDING VAN DE FORMELE ONDERZOEKPROCEDURE

3.1   Herstructureringssteun

(25)

Italië heeft de steun aangemeld op grond van de communautaire richtsnoeren inzake reddings- en herstructureringssteun aan ondernemingen in moeilijkheden (hierna „richtsnoeren reddings- en herstructureringssteun” genoemd) (6). In haar besluit tot inleiding van de formele onderzoekprocedure van artikel 88, lid 2, van het Verdrag had de Commissie aangegeven te betwijfelen dat aan de voorwaarden van die richtsnoeren was voldaan.

(26)

De Commissie had twijfel ten aanzien van de daadwerkelijke begunstigde van de steun en de vraag of de onderneming wel voor steun in aanmerking kwam. Italië had NGP in de aanmelding als de begunstigde van de steun genoemd. Alle drie de maatregelen werden evenwel verleend aan Simpe, een recent opgerichte onderneming, die, als dusdanig, niet in aanmerking komt voor herstructureringssteun (punt 12 van de richtsnoeren reddings- en herstructureringssteun). Daarom had de Commissie twijfel of NGP en Simpe, als groep, wel voor steun in aanmerking konden komen. Simpe werd door NGP opgericht in het kader van de herstructurering van de polymerisatie-installaties, ten behoeve waarvan de betrokken steunmaatregelen werden verleend. Anderzijds was NGP geen recent opgerichte onderneming in de zin van de richtsnoeren reddings- en herstructureringssteun. Bovendien bleek zij een onderneming in moeilijkheden te zijn — en dus voor herstructureringssteun in aanmerking te komen.

(27)

In ieder geval betwijfelde de Commissie of, zelfs indien NGP en Simpe als één concern kunnen gelden die voor steun aanmerking komt, aan de overige criteria van in de richtsnoeren reddings- en herstructureringssteun was voldaan. Met name heeft Italië noch voor Simpe noch voor NGP herstructureringsplannen ingediend die aan alle criteria van deel 3.2.2 van de richtsnoeren voldoen. Wat Simpe betreft, het door Italië gepresenteerde businessplan bevatte geen gedetailleerde marktstudie, noch een analyse van de specifieke sterke en zwakke punten van de onderneming. De Commissie stelde evenwel vast dat Simpe inmiddels aan een andere onderneming was overgedragen, en dat zij in dat stadium de gevolgen van een dergelijke transactie niet kon beoordelen. Wat NGP betreft, heeft Italië geen enkele aanwijzing verschaft ten aanzien van de kosten van de ten uitvoer te leggen herstructureringsmaatregelen en de precieze financiering daarvan. Op grond van de beschikbare gegevens betwijfelde de Commissie of was voldaan aan de voorwaarden betreffende het herstel van de levensvatbaarheid.

(28)

Italië heeft geen compenserende maatregelen vermeld — noch op het niveau van Simpe noch op het niveau van NGP — hetgeen de Commissie deed twijfelen of was voldaan aan de voorwaarde dat buitensporige mededingingsvervalsing moet worden vermeden. Evenmin beschikte de Commissie over enige informatie betreffende de totale kosten van de herstructurering en de bijdrage van de begunstigde, gegevens die nodig zijn om te kunnen nagaan of de steun tot het volgens de richtsnoeren reddings- en herstructureringssteun vereiste minimum beperkt blijft.

(29)

Ten slotte had Italië de kapitaalinbreng door Sviluppo Italia eerst als steun aangemeld, maar heeft het vervolgens verklaard dat deze transactie marktconform was en geen steun vormde. Niettemin had de Commissie twijfel op dit punt.

3.2   Richtsnoeren inzake regionale steunmaatregelen

(30)

De Commissie heeft de steun ook getoetst op zijn verenigbaarheid met de richtsnoeren inzake regionale steunmaatregelen (7) (hierna „richtsnoeren regionale steun” genoemd). Simpe is gevestigd in een regio die uit hoofde van artikel 87, lid 3, onder a), van het Verdrag voor steun in aanmerking komt. Voor regionale steun bedraagt het plafond er 35 % nettosubsidie-equivalent (hierna „NSE” genoemd) van de in aanmerking komende investeringen. De betrokken maatregelen waren bedoeld om Simpe in staat te stellen de investeringsprojecten op de productielijn CP3 ten uitvoer te leggen. De Commissie beschikte echter niet over gegevens om te kunnen nagaan of de kosten voor de investeringen in productielijn CP3 voor regionale-investeringssteun als in aanmerking komend konden worden aangemerkt, en of het regionalesteunplafond van 35 % in acht was genomen.

4.   OPMERKINGEN VAN ITALIË

(31)

Wat de steunmaatregelen betreft, heeft Italië herhaald dat de tijdelijke participatie van Sviluppo Italia in het kapitaal van Simpe geen staatssteun vormt, omdat deze in lijn is met het beginsel van de particuliere investeerder. Italië verklaarde dat de twee overige aandeelhouders van Simpe (NGP en La Seda de Barcelona) verplicht waren de aandelen van Sviluppo Italia te verwerven binnen een periode van drie tot vijf jaar tegen de nominale waarde, vermeerderd met een jaarlijkse rente die is gebaseerd op het officiële referentiepercentage voor transacties op middellange tot lange termijn, met een opslag van ten minste 2 procentpunt. Bovendien is deze toezegging afgedekt door een door NGP verschafte garantie op haar eigen activa. Volgens Italië zou, met dergelijke garanties voor het rendement van investeringen, iedere particuliere investeerder hebben geïnvesteerd.

(32)

Voorts heeft Italië verklaard dat de twee overige maatregelen aan Simpe werden verleend op grond van de steunregeling van wet nr. 181/89, die door de Commissie was goedgekeurd (als steunmaatregel N 214/2003) (8), en dat zowel bij de in aanmerking komende kosten als bij de steunintensiteit de voorwaarden van die regeling in acht werden genomen, namelijk een maximale regionalesteunintensiteit van 35 % NSE. Italië betoogt dat het, zelfs indien de steun als herstructureringssteun ten behoeve van NGP was aangemeld, van oordeel was dat deze steun kon worden beschouwd als regionale steun aan Simpe in het kader van die regeling.

(33)

Italië verklaarde dat, mocht de Commissie niet kunnen accepteren dat de steun onder de toepassing van steunmaatregel N 214/2003 valt, zij in dat geval de steun als herstructureringssteun verenigbaar moest verklaren.

(34)

Italië betoogt dat de begunstigde van de steun NGP is, die als een onderneming in moeilijkheden kan worden aangemerkt.

(35)

Italië heeft een gewijzigd herstructureringsplan ingediend voor zowel NGP als Simpe, waarbij rekening wordt gehouden met de nieuwe strategie van La Seda de Barcelona.

(36)

Zoals reeds werd uiteengezet, zal Simpe in dat plan in hoofdzaak polyester polymeer van de productielijn CP3 voor de PET-markt gaan produceren. Italië heeft een marktstudie gepresenteerd die laat zien hoe de markt voor kunststof verpakking in voortdurende expansie is, met een vraagstijging van 7 % per jaar (9). Daarnaast zou Simpe polyester polymeer blijven produceren op de productielijnen CP1 en CP2 voor levering aan Fidion, de onderneming waaraan Montefibre haar productie van polyestervezels heeft overgedragen.

(37)

NGP blijft actief als aanbieder van nuts- en andere diensten, zoals bijvoorbeeld onderzoek, laboratorium en afvalwaterzuivering voor de industriële ondernemingen te Acerra, maar zal alle industriële productieactiviteiten stopzetten. De onderneming behoudt 54 van haar 270 oorspronkelijke werknemers en 76 werknemers zullen aan Simpe worden overgedragen.

(38)

Het nieuwe herstructureringsplan voorziet in 8,5 miljoen EUR investeringen door NGP met het oog op de modernisering van de infrastructuur voor nutsdiensten. Wat Simpe betreft, de onderneming zal investeringen ten belope van 40,4 miljoen EUR gaan uitvoeren; daarvan is 22 miljoen EUR bestemd voor de overschakeling naar de nieuwe grondstof (PTA) van productielijn CP3, zoals in het oorspronkelijke plan was voorzien, terwijl het resterende bedrag is bestemd voor de ontwikkeling van een nieuw procedé van post-polymerisatie dat nodig is om de PET-productiecyclus te voltooien en ook de productielijnen CP1 en CP2 aan te passen voor het gebruik van PTA.

(39)

Italië heeft een tabel verschaft met nadere gegevens over de kosten van de herstructurering en de financieringsbronnen voor zowel NGP als Simpe. Volgens die tabel zouden de totale herstructureringskosten tot 103,5 miljoen EUR oplopen.

(40)

Het nieuwe plan bevat een aantal prognoses — best-case-, neutraal en worst-case-scenario — voor NGP en Simpe. NGP wordt — ook in een worst-casescenario — al in 2009 winstgevend. Wat Simpe betreft, zouden de resultaten in een worst-case-scenario pas in 2011 positief worden, in een neutraal scenario in 2010 en in een best-case-scenario reeds in 2009.

5.   OPMERKINGEN VAN BELANGHEBBENDEN

(41)

NGP steunt de door Italië gemaakte opmerkingen. Het Comité international de la rayonne et des fibres synthétiques (CIRFS), een van de oorspronkelijke klagers, en vertegenwoordiger van de synthetischevezelindustrie, deed opmerken dat, ingeval de steun in hoofdzaak voor de PET-markt is bestemd, hij niet relevant is voor de sector van de productie van synthetische vezels.

6.   BEOORDELING

6.1   Steun in de zin van artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag

(42)

Overeenkomstig artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag zijn steunmaatregelen van de staten of in welke vorm ook met staatsmiddelen bekostigd, die de mededinging door begunstiging van bepaalde ondernemingen of bepaalde producties vervalsen of dreigen te vervalsen, onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt, voor zover deze steun het handelsverkeer tussen de lidstaten ongunstig beïnvloedt. Volgens vaste rechtspraak van de communautaire rechtscolleges is aan het criterium „beïnvloeding van het handelsverkeer” voldaan indien de begunstigde onderneming een economische activiteit uitoefent waarbij er sprake is van interstatelijke handel.

(43)

De subsidie en de lening voor Simpe werden verleend door het ministerie van Productieve Activiteiten en de regio Campanië, twee overheden. Bijgevolg werden de maatregelen gefinancierd uit staatsmiddelen en zijn zij aan de staat toe te rekenen. De subsidie levert de onderneming een voordeel op, evenals de lening, die werd toegekend tegen een rentepercentage dat lager ligt dan het referentiepercentage voor gezonde ondernemingen en die geen enkele investeerder in een markteconomie op die voorwaarden had verstrekt.

(44)

Wat betreft het door Sviluppo Italia in Simpe ingebrachte kapitaal, Italië had de maatregel eerst als staatssteun aangemeld, maar verklaarde vervolgens dat het niet om steun ging omdat deze conform het beginsel van de particuliere investeerder in een markteconomie was en de onderneming geen voordeel opleverde.

(45)

Anders dan de Italiaanse autoriteiten betogen, is de Commissie evenwel van oordeel dat de tijdelijke deelneming door Sviluppo Italia in het kapitaal van Simpe steun in de zin van artikel 87, lid 1, van het Verdrag vormt. Sviluppo Italia is een overheidsagentschap en bijgevolg valt een kapitaalinbreng door dit agentschap aan de staat toe te rekenen en vormt deze staatssteun, tenzij valt aan te tonen dat Sviluppo Italia heeft gehandeld als een particuliere investeerder in een markteconomie.

(46)

In dat verband tekent de Commissie aan dat de deelneming van Sviluppo Italia in het kapitaal van Simpe deel uitmaakt van het herstructureringsplan van NGP. Aangezien NGP een onderneming in moeilijkheden was en Simpe uitsluitend werd opgericht met het oog op de herstructurering van NGP, mag worden aangenomen dat Sviluppo Italia heeft besloten aandelen in een onderneming in moeilijkheden te verwerven. Bovendien ging de kapitaalinbreng door Sviluppo Italia, als onderdeel van dezelfde operatie, gepaard met twee andere maatregelen die als staatssteun in de zin van artikel 87, lid 1, van het Verdrag gelden, namelijk een rechtstreekse subsidie door de regio Campanië en het ministerie van Productieve Activiteiten, en een door datzelfde ministerie verstrekte zachte lening.

(47)

In eerdere besluiten (10) was de Commissie van oordeel dat het beginsel van de particuliere investeerder in acht werd genomen wanneer de inbreng van overheidskapitaal voor een gezonde onderneming was bestemd. Het beginsel van de particuliere investeerder kan ook in acht worden genomen wanneer de onderneming in moeilijkheden verkeert: in dat geval dient de kapitaalinbreng door de staat plaats te vinden op voorwaarden die gelijk zijn aan die welke een particuliere investeerder zou stellen aan een onderneming met dergelijk hoog risico — dus een rentepercentage dat veel hoger ligt dan het percentage dat geldt voor gezonde ondernemingen, en een duidelijk vooruitzicht op herstel van de levensvatbaarheid.

(48)

De Italiaanse autoriteiten hebben niet aangetoond dat een particuliere investeerder bereid was geweest op diezelfde voorwaarden aandelen te verwerven. Er is namelijk niet aangetoond dat de kapitaalvergoeding op de door Sviluppo Italia vastgestelde voorwaarden (dus ten minste 2 procentpunt bovenop het referentiepercentage) voldoende zou zijn om de belangstelling van een particuliere investeerder te wekken, gelet op het feit dat NGP haar activiteiten had stopgezet en er geen enkele zekerheid was (afgezien van het feit dat de investering werd vervangen door staatssteun) dat de levensvatbaarheid zou worden hersteld. In dat verband zij voorts aangetekend dat La Seda de Barcelona het belang in SIMP pas negen maanden na het optreden van Sviluppo Italia heeft verworven en dat daarna de andere vormen van steun werden verleend.

(49)

Bijgevolg concludeert de Commissie dat de kapitaalinbreng door Sviluppo Italia de onderneming een voordeel heeft opgeleverd.

(50)

NGP en haar opvolger Simpe produceren polyester polymeren. Aangezien er voor dit product in de hele Europese Unie een uitgebreid handelsverkeer bestaat, dreigt de maatregel de mededinging te verstoren en het handelsverkeer tussen lidstaten ongunstig te beïnvloeden. Mitsdien concludeert de Commissie dat de subsidie, de lening en de kapitaalinbreng door Sviluppo Italia staatssteun vormen in de zin van artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag en dat deze maatregelen dan ook op hun verenigbaarheid moeten worden onderzocht.

6.2   Rechtsgrondslag

(51)

In haar besluit tot inleiding van de formele onderzoekprocedure formuleerde de Commissie twijfel ten aanzien van de verenigbaarheid van de steun met de richtsnoeren reddings- en herstructureringssteun en met de richtsnoeren regionale steun.

(52)

Op basis van de door Italië gemaakte opmerkingen tekent de Commissie echter aan dat alle elementen betreffende een herstructureringsplan in deze zaak aanwezig lijken te zijn. Ten tijde van de steunverlening was NGP een onderneming in moeilijkheden. De steun werd verleend om de levensvatbaarheid van de onderneming te herstellen, op grond van een herstructureringsplan, aan de tenuitvoerlegging waarvan de Italiaanse autoriteiten zich hadden gecommitteerd (zie de voorwaarden van het in overweging 15 bedoelde Accordo di programma). Bovendien werd Simpe, ook al werd de steun volgens de Italiaanse autoriteiten aan Simpe verleend (en niet aan NGP), opgericht uitsluitend met het oog op de herstructurering van NGP — en betreft het hier dus een onderdeel van het herstructureringsplan. Ten slotte zijn zowel NGP als Simpe begunstigden van de steun.

(53)

De Commissie tekent voorts aan dat, gezien het potentieel mededingingsverstorende effect dat herstructureringssteun voor ondernemingen in moeilijkheden met zich brengt, de richtsnoeren reddings- en herstructureringssteun bepaalde specifieke criteria bevatten die moeten garanderen dat de steunverlening beperkt blijft tot het minimum dat noodzakelijk is voor het herstel van de levensvatbaarheid van de ondernemingen, waarbij de concurrentieverstoringen tot een minimum beperkt worden dankzij de verplichting voor de begunstigde van de steun om compenserende maatregelen te treffen. Deze criteria zouden kunnen worden omzeild indien de maatregelen werden getoetst aan de richtsnoeren regionale steun, die in ieder geval niet op ondernemingen in moeilijkheden kunnen worden toegepast (11).

(54)

Om de hier uiteengezette redenen concludeert de Commissie dat de verenigbaarheid van de steun dient te worden getoetst aan de richtsnoeren reddings- en herstructureringssteun.

6.3   Komt de onderneming voor steun in aanmerking?

(55)

Volgens punt 2.1 van de richtsnoeren reddings- en herstructureringssteun gaat de Commissie er van uit dat een onderneming in moeilijkheden verkeert wanneer zij niet in staat is — noch met haar eigen middelen, noch met middelen die haar eigenaren/aandeelhouders of haar schuldeisers bereid zijn in te brengen — de verliezen te stelpen die, zonder externe steun van de overheid, op korte of middellange termijn vrijwel zeker tot het faillissement van de onderneming zouden leiden. De typische symptomen van een onderneming in moeilijkheden zijn toenemende verliezen, een dalende omzet, groeiende voorraden, overcapaciteit, een geringere kasstroom, een toenemende schuldenlast, toenemende rentelasten en een vermindering of een verdwijning van de waarde van de nettoactiva. In acute gevallen kan de onderneming reeds insolvent zijn geworden of aan een collectieve insolventieprocedure zijn onderworpen.

(56)

Een pas opgerichte onderneming komt niet voor reddings- of herstructureringssteun in aanmerking, zelfs niet indien haar financiële positie onzeker is. Een onderneming wordt in beginsel als een nieuw opgerichte onderneming beschouwd gedurende de eerste drie jaar na de aanvang van haar activiteiten in de betrokken sector.

(57)

Daartegenover staat dat in punt 13 van de richtsnoeren reddings- en herstructureringssteun is bepaald dat „wanneer een onderneming in moeilijkheden een dochteronderneming opricht, de dochteronderneming samen met de onderneming in moeilijkheden onder wier zeggenschap zij staat, [wordt] beschouwd als een concern en dit steun [kan] ontvangen onder de in [dit punt] vastgestelde voorwaarden”.

(58)

In haar besluit tot inleiding van de formele onderzoekprocedure formuleerde de Commissie twijfel ten aanzien van het feit dat NGP de begunstigde van de steun kon zijn, aangezien de steun aan Simpe was verleend. Bovendien mocht Simpe, als recent opgerichte onderneming, volgens punt 2.1 van de richtsnoeren reddings- en herstructureringssteun geen herstructureringssteun krijgen. De Commissie heeft nagegaan of de beide ondernemingen, samen, als één concern konden worden beschouwd en zodoende voor steun in aanmerking kwamen.

(59)

Simpe werd door NGP opgericht in het kader van de herstructurering van de polymerisatie-installaties, ten behoeve waarvan de betrokken steunmaatregelen werden verleend — en is dus een emanatie van NGP. Daartegenover staat dat NGP in februari 2003 werd opgericht en haar activiteiten in maart 2003 is begonnen, dus meer dan drie jaar vóór de steunmaatregel in mei 2006 werd toegekend. Bijgevolg gaat het niet om een recent opgerichte onderneming in de zin van de richtsnoeren reddings- en herstructureringssteun. Bovendien vertoont NGP de symptomen die kenmerkend zijn voor een onderneming in moeilijkheden: NGP leed in 2003 (het laatste jaar van volledige productie) een verlies van 29,68 miljoen EUR, terwijl in 2004 het verlies 17,87 miljoen EUR bedroeg. In 2005 heeft de onderneming echter 5,27 miljoen EUR winst geboekt, grotendeels als gevolg van bijzondere inkomsten.

(60)

Bovendien was NGP meerderheidsaandeelhouder van Simpe op het tijdstip van de steunverlening. De Commissie concludeert dan ook dat NGP en Simpe kunnen worden aangemerkt als een concern dat, volgens de richtsnoeren reddings- en herstructureringssteun, voor steun in aanmerking kwam.

6.4   Herstel van de levensvatbaarheid

(61)

De steunverlening is afhankelijk van de tenuitvoerlegging van een herstructureringsplan, waarvan de looptijd zo kort mogelijk moet zijn. Dit plan dient binnen een redelijk tijdsbestek de levensvatbaarheid op lange termijn van de onderneming te herstellen en te zijn gebaseerd op realistische veronderstellingen betreffende de toekomstige bedrijfsomstandigheden. Dit herstructureringsplan dient onder meer een marktstudie te bevatten en de verbetering van de levensvatbaarheid dient voornamelijk tot stand te komen door middel van interne saneringsmaatregelen waarin het herstructureringsplan voorziet (punt 35 van de richtsnoeren reddings- en herstructureringssteun).

(62)

De Commissie is van oordeel dat het aangepaste herstructureringsplan, dat de door La Seda de Barcelona opgelegde aanpassingen weerspiegelt, voldoet aan de vereisten van de richtsnoeren reddings- en herstructureringssteun. Italië heeft een marktanalyse verschaft, waaruit blijkt dat de markt voor PET-polymeren in volle expansie is. De herstructurering omvat passende interne saneringsmaatregelen die de problemen uit het verleden (de overschakeling op een nieuwe grondstof) moeten helpen overwinnen; deze worden geflankeerd door nieuwe, aanzienlijke investeringen door de nieuwe eigenaar La Seda de Barcelona, waardoor Simpe op de markt voor PET-polymeren kan gaan opereren en tegelijk Fidion polymeren in vloeibare toestand voor textieltoepassingen kan blijven leveren. Voorts heeft Italië, naar gelang van de fluctuaties in het productievolume, optimistische, pessimistische en gematigde prognoses verstrekt; deze laten zien dat binnen een redelijke termijn voor NGP en Simpe een herstel van de levensvatbaarheid te voorzien valt. Bijgevolg is de Commissie van oordeel dat is voldaan aan de voorwaarden betreffende het herstel van de levensvatbaarheid.

6.5   Steun beperkt tot het minimum: reële bijdrage, vrij van steun

(63)

Het steunbedrag dient beperkt te blijven tot het minimum dat noodzakelijk is om de levensvatbaarheid te herstellen, afhankelijk van de financiële middelen die de onderneming en haar aandeelhouders beschikbaar hebben. Voorts dienen de begunstigden van de steun een significante bijdrage te leveren in de kosten van de herstructurering, hetzij uit eigen vermogen of door externe financiering tegen marktvoorwaarden. In het geval van grote ondernemingen acht de Commissie in beginsel bijdragen van ten minste 50 % passend.

(64)

Op grond van de door Italië verschafte informatie wordt ongeveer 80 % van de herstructureringskosten gefinancierd uit het eigen vermogen van de groep. Zodoende is voldaan aan de voorwaarden van punt 44 van de richtsnoeren reddings- en herstructureringssteun.

6.6   Voorkoming van ongerechtvaardigde concurrentievervalsing

(65)

Om te garanderen dat de ongunstige effecten op de voorwaarden waaronder het handelsverkeer plaatsvindt, zo beperkt mogelijk blijven — zodat de positieve effecten opwegen tegen de negatieve effecten — dienen compenserende maatregelen te worden genomen. Anders wordt de steun als „schadelijk voor het gemeenschappelijk belang” aangemerkt — en dus als onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt (punt 38 van de richtsnoeren reddings- en herstructureringssteun).

(66)

Italië stelt de volgende compenserende maatregelen voor:

Simpe beperkt de jaarproductie van polyester polymeer voor de PET-markt tot 110 000 t vanaf het tijdstip van de beschikking waarmee de Commissie de steun goedkeurt, tot 31 december 2012;

Italië verschaft de Commissie gegevens over de jaarlijks door Simpe geproduceerde en afgezette volumen polyester polymeer vóór eind februari van het volgende jaar, en dit tot 31 december 2012;

Italië zegt voorts toe om na de goedkeuringsbeschikking van de Commissie geen enkele vorm van staatssteun te verlenen aan Simpe, NGP of enige andere onderneming of going concern die onder de zeggenschap staat van of anderszins tot hetzelfde concern behoort — en dit tot 31 december 2012.

(67)

Italië verklaarde dat NGP (of haar opvolger Simpe) volgens het herstructureringsplan zich volledig terugtrekt uit de markt voor polymeer polyester in korrels (bestemd voor textieltoepassingen) en voor speciaal polymeer, waardoor 20 % van deze markt wordt opgegeven. Simpe denkt zelf een aandeel van 4 % van de EU-markt voor PET te behalen.

(68)

Volgens punt 40 van de richtsnoeren reddings- en herstructureringssteun „[moeten] de maatregelen in verhouding staan tot de mededingingsverstorende effecten van de steun en met name tot […] het relatieve belang van de onderneming op haar markt of markten. Zij zouden moeten plaatsvinden op de markt of markten waar de onderneming na de herstructurering een significante marktpositie zal behalen.”.

(69)

De Commissie tekent in dit verband aan dat de belangrijkste markt voor Simpe die is voor PET-polyester. Voorts is La Seda de Barcelona, de hoofdaandeelhouder van Simpe, een van de twee belangrijkste Europese producenten van polyester polymeer voor de PET-markt. De steun kan dus een significante verstoring van de mededinging op deze markt veroorzaken. Daarom is het productieplafond van 110 000 t een aanzienlijke beperking van de aanwezigheid op de markt, ten opzichte van de daadwerkelijke productiecapaciteit van PET-polyester van Simpe die bij 160 000 t per jaar ligt. De productiebeperking die tot 2012 geldt is, gezien de expansie van de PET-markt, eveneens significant. Volgens de door Italië verschafte marktanalyse bedroeg de vraagstijging voor dit product 6,9 % in 2004, en wordt verwacht dat deze tendens in de komende jaren aanhoudt.

(70)

Wat betreft de productie van polyester polymeer in vloeibare toestand (die op de productielijnen CP1 en CP2 wordt voortgezet), zij aangetekend dat de productievolumen voor dit product reeds substantieel zijn ingekrompen in het kader van de herstructurering (van 105 000 naar 60 000 t per jaar) en dat deze productie uitsluitend is bestemd om Fidion (het vroegere Montefibre) te beleveren. Een verdere capaciteitsinkrimping in deze sector zou niet realistisch zijn en zou de winstgevendheid van de onderneming kunnen aantasten.

(71)

Tot slot tekent de Commissie aan dat Italië toezegt om na de goedkeuringsbeschikking van de Commissie geen enkele vorm van staatssteun te verlenen aan Simpe, NGP of enige andere onderneming of going concern die onder de zeggenschap staat van of anderszins tot hetzelfde concern behoort — en dit tot 31 december 2012, om te vermijden dat eventuele, door de hier onderzochte steun veroorzaakte concurrentieverstoringen worden versterkt door toekomstige steun.

(72)

In het licht van het voorgaande is de Commissie van oordeel dat de door Italië voorgestelde compenserende maatregelen afdoende zijn om de negatieve effecten van de steun te verzachten.

(73)

Mitsdien concludeert de Commissie dat de aangemelde staatssteun ten faveure van NGP en Simpe ten behoeve van de tenuitvoerlegging van het hier behandelde herstructureringsplan verenigbaar kan worden verklaard met de gemeenschappelijke markt,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

De staatssteun van Italië ten behoeve van het herstructureringsplan van NGP en Simpe, ten bedrage van 20,87 miljoen EUR, is overeenkomstig artikel 87, lid 3, onder c), van het Verdrag met de gemeenschappelijke markt verenigbaar.

Artikel 2

Italië garandeert dat de volgende voorwaarden in acht worden genomen:

a)

Simpe beperkt de jaarproductie van polyester polymeer voor de PET-markt tot 110 000 t vanaf het tijdstip van de beschikking waarmee de Commissie de steun goedkeurt, tot 31 december 2012;

b)

Italië verschaft de Commissie gegevens over de jaarlijks door Simpe geproduceerde en afgezette volumen polyester polymeer vóór eind februari van het volgende jaar, en dit tot 31 december 2012;

c)

Italië zegt toe om na de goedkeuringsbeschikking van de Commissie geen enkele vorm van staatssteun te verlenen aan Simpe, NGP of enige andere onderneming of going concern die onder de zeggenschap staat van of anderszins tot hetzelfde concern behoort, en dit tot 31 december 2012.

Artikel 3

Deze beschikking is gericht tot de Italiaanse Republiek.

Gedaan te Brussel, 16 juli 2008.

Voor de Commissie

Neelie KROES

Lid van de Commissie


(1)  PB C 131 van 13.6.2007, blz. 22.

(2)  Zie voetnoot 1.

(3)  Steunmaatregel N 715/1999, PB C 278 van 30.9.2000, blz. 26.

(4)  NGP zou technologische, milieu- en energiediensten gaan aanbieden en zou ook het onderzoekscentrum blijven beheren.

(5)  De initieel door NGP geproduceerde en gebruikte grondstof (DMT) had hoge vaste kosten die in tijden van terugvallende vraag hoge kosten per eenheid genereerden. Volgens Italië zorgt de nieuwe grondstof (PTA) voor flexibelere productiekosten en biedt deze een ruimer scala aan industriële toepassingen.

(6)  PB C 244 van 1.10.2004, blz. 2.

(7)  PB C 74 van 10.3.1998, blz. 9.

(8)  PB C 284 van 27.11.2003, blz. 2.

(9)  Gegevens over 2004.

(10)  Steunmaatregelen N 132/1999 Parco Navi, N 191/1998 Pomella en N 652/1999 Granarolo.

(11)  Zie in die zin punt 4.4 van de richtsnoeren regionale steun (voetnoot 7).


12.11.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 301/22


BESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 6 november 2008

betreffende de financiële bijdrage van de Gemeenschap voor het jaar 2009 aan de activiteiten van de Werelddiergezondheidsorganisatie (OIE) op het gebied van de identificatie en traceerbaarheid van dieren

(2008/849/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Beschikking 90/424/EEG van de Raad van 26 juni 1990 betreffende bepaalde uitgaven op veterinair gebied (1), en met name op artikel 20,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Uit hoofde van Beschikking 90/424/EEG kan de Gemeenschap acties op technisch en wetenschappelijk gebied ondernemen die voor de ontwikkeling van de communautaire wetgeving op veterinair gebied, alsmede voor de ontwikkeling van onderwijs en opleiding op veterinair gebied, nodig zijn, of de lidstaten of internationale organisaties helpen bij het ondernemen van dergelijke acties.

(2)

De Werelddiergezondheidsorganisatie (OIE) is de intergouvernementele organisatie die verantwoordelijk is voor het wereldwijd verbeteren van de diergezondheid en het vaststellen van normen voor de internationale handel in dieren en de producten daarvan. Momenteel formuleert de OIE richtsnoeren voor de identificatie en traceerbaarheid van dieren. Deze richtsnoeren zullen na goedkeuring dienen als internationale referentienorm overeenkomstig de Overeenkomst inzake sanitaire en fytosanitaire maatregelen van de Wereldhandelsorganisatie. Zij zullen bij alle door de lidstaten van de OIE, waaronder de EU-lidstaten, uit te voeren wetgeving op dit gebied als uitgangspunt worden gehanteerd. Daarom zullen zij een direct en aanzienlijk effect hebben op de ontwikkeling van de communautaire veterinaire wetgeving. Gezien het belang van de handel in dieren en dierlijke producten is het voor de Europese Unie belangrijk dat de toekomstige OIE-normen zo nauw mogelijk aansluiten bij de huidige en toekomstige communautaire wetgeving.

(3)

In de mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s over een nieuwe strategie voor diergezondheid voor de Europese Unie (2007-2013) wordt traceerbaarheid een van de belangrijkste hulpmiddelen in het kader van de nieuwe strategie voor diergezondheid genoemd. In deze context is het gewenst om communautaire normen op internationaal niveau actief te bevorderen.

(4)

De OIE plant een conferentie over de identificatie en traceerbaarheid van dieren met de bedoeling de wereldwijde implementatie van internationale normen voor identificatie en traceerbaarheid te ondersteunen. Deze conferentie zal in belangrijke mate haar stempel drukken op de verdere ontwikkeling van internationale normen voor de identificatie en traceerbaarheid van dieren. Het is daarom wenselijk een financiële bijdrage van de Gemeenschap aan de OIE-conferentie toe te kennen.

(5)

De OIE heeft een feitelijk monopolie in haar sector, zoals vermeld in artikel 168, lid 1, onder c), van Verordening (EG, Euratom) nr. 2342/2002 van de Commissie van 23 december 2002 tot vaststelling van uitvoeringsvoorschriften van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (2); daarom is een oproep tot het indienen van voorstellen niet nodig.

(6)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

BESLUIT:

Artikel 1

Een financiële bijdrage van de Gemeenschap van 150 000 EUR voor de financiering van de door de OIE in 2009 te organiseren conferentie over de identificatie en traceerbaarheid van dieren, die een communautaire medefinanciering van maximaal 33 % van de totale subsidiabele kosten uitmaakt, wordt goedgekeurd.

Artikel 2

De in artikel 1 bedoelde financiële bijdrage wordt gefinancierd uit het begrotingsonderdeel 17 04 02 01 van de begroting van de Europese Unie voor 2009.

De OIE zal een subsidieovereenkomst toegewezen krijgen voor de in artikel 1 genoemde financiële bijdrage zonder een oproep tot het indienen van voorstellen, aangezien de OIE de intergouvernementele organisatie is voor het wereldwijd verbeteren van diergezondheid en een feitelijk monopolie heeft.

Gedaan te Brussel, 6 november 2008.

Voor de Commissie

Androulla VASSILIOU

Lid van de Commissie


(1)  PB L 224 van 18.8.1990, blz. 19.

(2)  PB L 357 van 31.12.2002, blz. 1.


AANBEVELINGEN

Commissie

12.11.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 301/23


AANBEVELING VAN DE COMMISSIE

van 15 oktober 2008

betreffende kennisgevingen, termijnen en raadplegingen als bedoeld in artikel 7 van Richtlijn 2002/21/EG van het Europees Parlement en de Raad inzake een gemeenschappelijk regelgevingskader voor elektronischecommunicatienetwerken en -diensten

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2008) 5925)

(Voor de EER relevante tekst)

(2008/850/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 2002/21/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 inzake een gemeenschappelijk regelgevingskader voor elektronischecommunicatienetwerken en -diensten (1), en met name op artikel 19, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Volgens het nieuwe regelgevingskader voor elektronischecommunicatienetwerken en -diensten dienen nationale regelgevende instanties bij te dragen tot de ontwikkeling van de interne markt door op transparante wijze met elkaar en met de Commissie samen te werken om te zorgen voor de ontwikkeling van een consistente regelgevingspraktijk en voor de consistente toepassing van de richtlijnen die het nieuwe regelgevingskader vormen.

(2)

Om ervoor te zorgen dat op nationaal niveau genomen besluiten geen nadelige gevolgen hebben voor de interne markt of de met het regelgevingskader nagestreefde doelstellingen, dienen de nationale regelgevende instanties de in artikel 7, lid 3, van Richtlijn 2002/21/EG bedoelde ontwerp-maatregelen ter kennis te brengen van de Commissie en van andere nationale regelgevende instanties.

(3)

Als aanvullend vereiste geldt dat nationale regelgevende instanties van de Commissie toestemming moeten krijgen voor de verplichtingen als bedoeld in artikel 8, lid 3, tweede alinea, van Richtlijn 2002/19/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 inzake de toegang tot en interconnectie van elektronischecommunicatienetwerken en bijbehorende faciliteiten (2), hetgeen een afzonderlijke procedure is.

(4)

De Commissie zal nationale regelgevende instanties, indien zij zulks verzoeken, de gelegenheid bieden de ontwerp-maatregelen te bespreken vóór de formele kennisgeving ervan overeenkomstig artikel 7 van Richtlijn 2002/21/EG en artikel 8, lid 3, van Richtlijn 2002/19/EG. Wanneer overeenkomstig artikel 7, lid 4, van Richtlijn 2002/21/EG de Commissie de nationale regelgevende instantie heeft meegedeeld dat zij van oordeel is dat de ontwerp-maatregel een belemmering voor de interne markt opwerpt of ernstige twijfels heeft omtrent de verenigbaarheid van de ontwerp-maatregel met het Gemeenschapsrecht, moet de betrokken nationale regelgevende instantie tijdig de gelegenheid krijgen haar standpunt kenbaar te maken ten aanzien van de door de Commissie ter sprake gebrachte punten.

(5)

Richtlijn 2002/21/EG stelt bepaalde termijnen vast voor de behandeling van kennisgevingen op grond van artikel 7.

(6)

Om de doeltreffendheid van de samenwerking en van het in artikel 7 van Richtlijn 2002/21/EG bedoelde raadplegingsmechanisme te garanderen en om rechtszekerheid te bieden, werden voor de voornaamste procedurele aspecten van op grond van artikel 7 gedane kennisgevingen duidelijke regels opgesteld in Aanbeveling 2003/561/EG van de Commissie van 23 juli 2003 betreffende kennisgevingen, termijnen en raadplegingen als bedoeld in artikel 7 van Richtlijn 2002/21/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 inzake een gemeenschappelijk regelgevingskader voor elektronischecommunicatienetwerken en -diensten (3). Aanbeveling 2003/561/EG moet worden vervangen door deze aanbeveling met het oog op verdere vereenvoudiging en verbetering van de kennisgevingsprocedure.

(7)

Om de nationale regelgevende instanties meer richtsnoeren te geven over de inhoud van ontwerp-maatregelen en te zorgen voor meer rechtszekerheid met betrekking tot de volledigheid van de kennisgeving, moet bepaalde informatie worden verstrekt over wat een ontwerp-maatregel moet bevatten zodat deze naar behoren kan worden beoordeeld.

(8)

Er moet rekening worden gehouden met de behoefte om enerzijds te zorgen voor een effectieve beoordeling en anderzijds de administratie zo veel mogelijk te vereenvoudigen. In dit opzicht mag het kennisgevingsmechanisme dus geen onnodige administratieve last betekenen voor de nationale regelgevende instanties. Voorts zou het dienstig zijn de procedurele regelingen in het kader van artikel 8, lid 3, tweede alinea, van Richtlijn 2002/19/EG te verduidelijken.

(9)

Om het onderzoek van een ter kennis gebrachte ontwerp-maatregel te vereenvoudigen en de procedure sneller te laten verlopen, dienen de nationale regelgevende instanties hun kennisgeving in een standaardformaat op te stellen.

(10)

Om de efficiëntie van het kennisgevingsmechanisme te verbeteren, de rechtszekerheid voor nationale regelgevende instanties en marktspelers te verhogen en te zorgen voor tijdige tenuitvoerlegging van regelgevende maatregelen, is het wenselijk dat de kennisgeving van een nationale regelgevende instantie inzake een marktanalyse ook de door de nationale regelgevende instanties voorgestelde verplichtingen voor de aan het licht gebrachte markttekortkomingen bevat. Als de ontwerp-maatregel betrekking heeft op een markt waar mededinging geldt en als er voor die markt al verplichtingen bestaan, dan dient de kennisgeving ook de voorstellen voor het intrekken van die verplichtingen te bevatten.

(11)

Voor bepaalde categorieën van ontwerp-maatregelen wordt in het algemeen een beknopt kennisgevingsformulier gebruikt om de administratieve last voor nationale regelgevende instanties en de Commissie te beperken. Kennisgeving van deze categorieën door middel van een standaardkennisgevingsprocedure blijft evenwel mogelijk.

(12)

Als een nationale regelgevende instantie regelgevende verplichtingen wil intrekken met betrekking tot markten die niet opgenomen zijn in Aanbeveling 2007/879/EG van de Commissie van 17 december 2007 betreffende relevante producten- en dienstenmarkten in de elektronischecommunicatiesector die overeenkomstig Richtlijn 2002/21/EG van het Europees Parlement en de Raad inzake een gemeenschappelijk regelgevingskader voor elektronischecommunicatienetwerken en -diensten aan regelgeving ex ante kunnen worden onderworpen (4), moet de kennisgeving van een dergelijke ontwerp-maatregel overeenkomstig artikel 7 van Richtlijn 2002/21/EG gebeuren aan de hand van het beknopte kennisgevingsformulier.

(13)

Als een nationale regelgevende instantie een doorlichting uitvoert van een markt die in een vorige doorlichting effectief concurrerend is gebleken, en deze markt opnieuw concurrerend wordt bevonden, moet de kennisgeving gebeuren aan de hand van het beknopte kennisgevingsformulier.

(14)

Nationale regelgevende instanties brengen vaak wijzigingen aan in de technische details van de opgelegde verplichtingen, om rekening te houden met veranderingen in de economische indicatoren (zoals materiaal, werk, kapitaalkosten, huurtarieven voor eigendommen, enz.), of om voorspellingen of veronderstellingen te actualiseren. Voor veranderingen aan of updates van details die de aard of de algemene draagwijdte van de verplichtingen niet wijzigen (bv. verlenging van de verslagleggingsverplichting, details over verplichte verzekeringen, bedragen van boetes of leveringstijden), dient het beknopte kennisgevingsformulier te worden gebruikt. Alleen voor inhoudelijke wijzigingen van de aard of de draagwijdte van de verplichtingen die een merkbare invloed hebben op de markt (zoals prijsniveaus, wijzigingen van de methodes voor de berekening van kosten of prijzen, vastleggen van termijnen („glide paths”)), dient de standaardkennisgevingsprocedure te worden gebruikt.

(15)

Wanneer de nationale regelgevende instanties voor bepaalde markten (in het bijzonder gespreksafgiftemarkten) tot dezelfde conclusie komen als in een eerdere doorlichting en verplichtingen wensen op te leggen aan andere exploitanten (bv. nieuwkomers) met een soortgelijke klantenbasis of omzet als de bij de eerdere doorlichting bedoelde exploitanten en die verplichtingen inhoudelijk niet verschillen van de reeds ter kennis gebrachte ontwerp-maatregelen, dient het beknopte kennisgevingsformulier te worden gebruikt.

(16)

Een ontwerp-maatregel die ter kennis wordt gebracht door middel van een beknopt kennisgevingsformulier, zal in principe niet leiden tot opmerkingen van de Commissie aan de nationale regelgevende instanties overeenkomstig artikel 7, lid 3 van Richtlijn 2002/21/EG.

(17)

Teneinde de transparantie van een ter kennis gebrachte ontwerp-maatregel te verhogen en de uitwisseling van informatie over een maatregel tussen nationale regelgevende instanties te vergemakkelijken, moeten zowel het standaard als het beknopte kennisgevingsformulier een korte beschrijving behelzen van de belangrijkste elementen van de ter kennis gebrachte ontwerp-maatregel.

(18)

De bij Beschikking 2002/627/EG van de Commissie (5) opgerichte Europese Groep van Regelgevende instanties heeft de behoefte aan dergelijke regelingen erkend.

(19)

Om aan de doelstellingen van artikel 8 van Richtlijn 2002/21/EG te voldoen, en met name te zorgen voor een consistente regelgevingspraktijk en een consistente toepassing van die Richtlijn, is het essentieel dat het in artikel 7 bedoelde kennisgevingsmechanisme correct wordt nageleefd.

(20)

Het Comité voor Communicatie heeft zijn advies uitgebracht overeenkomstig artikel 22, lid 2, van Richtlijn 2002/21/EG,

BEVEELT AAN:

1.

Termen omschreven in Richtlijn 2002/21/EG en in de specifieke richtlijnen hebben in deze aanbeveling dezelfde betekenis. Voorts wordt verstaan onder:

a)

„aanbeveling betreffende relevante markten”: Aanbeveling 2007/879/EG, alsmede alle toekomstige aanbevelingen die op deze markten betrekking hebben, kunnen vallen onder regelgeving ex ante;

b)

„kennisgeving”: de kennisgeving van een nationale regelgevende instantie aan de Commissie van een ontwerp-maatregel overeenkomstig artikel 7, lid 3, van Richtlijn 2002/21/EG of een verzoek overeenkomstig artikel 8, lid 3, tweede alinea, van Richtlijn 2002/19/EG, vergezeld van het standaardkennisgevingsformulier of het beknopte kennisgevingsformulier als vastgelegd in de onderhavige aanbeveling (Bijlage I en bijlage II).

2.

Kennisgevingen moeten gebeuren via e-mail met een verzoek om ontvangstbevestiging.

Bij e-mail gezonden documenten worden verondersteld te zijn ontvangen door de geadresseerde op de dag waarop zij zijn verzonden.

Kennisgevingen worden geregistreerd in de volgorde waarin zij worden ontvangen.

3.

Kennisgevingen gaan in op de datum waarop zij door de Commissie worden geregistreerd („datum van registratie”). De datum van registratie is de datum waarop een volledige kennisgeving door de Commissie is ontvangen.

Op de website van de Commissie en via elektronische middelen zullen de nationale regelgevende instanties in kennis worden gesteld van de datum van registratie van de kennisgeving, het onderwerp van de kennisgeving en alle eventuele bijgevoegde documenten.

4.

Kennisgevingen moeten in een van de officiële talen van de Gemeenschap zijn gesteld. Het standaardkennisgevingsformulier (Bijlage I) of het beknopte kennisgevingsformulier (Bijlage II) mogen gesteld zijn in een andere officiële taal dan die van de ontwerp-maatregel, om de raadpleging door alle andere nationale regelgevende instanties te vergemakkelijken.

Eventuele opmerkingen of besluiten van de Commissie overeenkomstig artikel 7 van Richtlijn 2002/21/EG zullen zijn gesteld in de taal van de ter kennis gebrachte ontwerp-maatregel en, waar mogelijk, worden vertaald in de taal die werd gebruikt voor het standaardkennisgevingsformulier.

5.

Ontwerp-maatregelen waarvan de nationale regelgevende instanties kennisgeving doen, moeten vergezeld gaan van de documentatie die de Commissie nodig heeft om haar taken uit te voeren. Voor ontwerp-maatregelen die vallen onder punt 6 en waarvan kennisgeving wordt gedaan via het beknopte kennisgevingsformulier, heeft de Commissie in principe geen aanvullende documentatie nodig om haar taken uit te voeren.

Ontwerp-maatregelen moeten met redenen worden omkleed.

6.

De volgende ontwerp-maatregelen moeten aan de Commissie ter beschikking worden gesteld via het in bijlage II opgenomen beknopte kennisgevingsformulier:

a)

ontwerp-maatregelen betreffende markten die uit de aanbeveling betreffende relevante markten zijn verwijderd of er voorheen niet in werden vermeld, en die ofwel door de nationale regelgevende instantie concurrerend worden bevonden, ofwel volgens de nationale regelgevende instantie niet langer voldoen aan de drie criteria uit punt 2 van de aanbeveling betreffende relevante markten die aan ex ante regelgeving kunnen worden onderworpen;

b)

ontwerp-maatregelen betreffende markten die, hoewel zij zijn opgenomen in de van kracht zijnde aanbeveling, in een eerdere marktdoorlichting concurrerend zijn bevonden en nog steeds concurrerend zijn;

c)

ontwerp-maatregelen die de technische details van eerder opgelegde regelgevende verplichtingen wijzigen en geen merkbare invloed hebben op de markt (bv. jaarlijkse updates van de kosten en ramingen van berekeningsmodellen, verslagleggingstermijnen, leveringstermijnen), en tevens

d)

ontwerp-maatregelen betreffende een markt waarvan de analyse reeds ter kennis werd gebracht met betrekking tot andere ondernemingen, en waarvoor de nationale regelgevende instanties soortgelijke verplichtingen opleggen aan andere ondernemingen zonder de in de eerdere kennisgeving toegepaste principes wezenlijk te wijzigen.

7.

De Commissie, in nauwe samenwerking met de nationale regelgevende instanties, oefent toezicht uit op de praktische gevolgen van de beknopte kennisgevingsprocedure, om indien nodig verdere aanpassingen door te voeren of categorieën van ontwerp-maatregelen toe te voegen waarvoor de beknopte kennisgevingsprocedure dient te worden gebruikt.

8.

Ontwerp-maatregelen die niet onder punt 6 vallen, moeten aan de Commissie worden meegedeeld via het in bijlage I opgenomen standaardkennisgevingsformulier. De aldus ter kennis gebrachte ontwerp-maatregelen moeten, waar van toepassing, de volgende elementen bevatten:

a)

de relevante producten- of dienstenmarkt, meer bepaald een beschrijving van de producten en diensten die al dan niet behoorden tot de desbetreffende markt op basis van de substitueerbaarheid van vraag en aanbod;

b)

de relevante geografische markt, met een beredeneerde analyse van de mededingingsvoorwaarden op basis van de substitueerbaarheid van vraag en aanbod;

c)

de belangrijkste op de relevante markt actieve ondernemingen;

d)

de resultaten van de analyse van de relevante markt, met name de bevindingen ten aanzien van het al dan niet aanwezig zijn van daadwerkelijke mededinging, alsmede de redenen daarvoor. Daartoe moet de ontwerp-maatregel een analyse van de marktaandelen van de verschillende ondernemingen bevatten, alsmede waar nodig een verwijzing naar andere relevante criteria, zoals toetredingsbelemmeringen, schaal- en toepassingsvoordelen, verticale integratie, controle over niet gemakkelijk te dupliceren infrastructuur, technologische voordelen of superioriteit, geen of lage kopersmacht die een tegenwicht kan vormen, gemakkelijke of bevoorrechte toegang tot kapitaalmarkten/financiële middelen, totale omvang van de onderneming, product-/dienstendiversificatie, sterk ontwikkeld distributie- en verkoopnetwerk, ontbreken van potentiële mededinging en belemmeringen voor expansie;

e)

voor zover toepasselijk, de ondernemingen die moeten worden aangewezen als ondernemingen die, hetzij individueel of gezamenlijk met anderen, aanzienlijke marktmacht bezitten in de zin van artikel 14 van Richtlijn 2002/21/EG en de argumenten, bewijsstukken en andere relevante feitelijke informatie die dergelijke aanwijzing staven;

f)

de resultaten van de voorafgaande openbare raadpleging die door de nationale regelgevende instantie is uitgevoerd;

g)

het standpunt van de nationale mededingingsautoriteit, indien voorhanden;

h)

het bewijs dat op het tijdstip van de kennisgeving aan de Commissie de nodige maatregelen genomen zijn om de nationale regelgevende instanties in alle overige lidstaten in kennis te stellen van de ontwerp-maatregelen;

i)

in geval van kennisgeving van een ontwerp-maatregel die onder het toepassingsgebied van artikel 5 of 8 van Richtlijn 2002/19/EG of artikel 16 van Richtlijn 2002/22/EG van het Europees Parlement en van de Raad (6) vallen, de voorgestelde specifieke regelgevende verplichtingen om het gebrek aan effectieve mededinging op de relevante markt aan te pakken of, in gevallen waar de relevante markt effectief concurrerend is bevonden en dergelijke verplichtingen reeds werden opgelegd binnen die markt, de ontwerp-maatregel voor het intrekken van die verplichtingen.

9.

Wanneer een ontwerp-maatregel, met het oog op de marktanalyse, een relevante markt afbakent welke verschilt van die in de aanbeveling betreffende relevante markten, dienen nationale regelgevende instanties voldoende argumenten te geven wat betreft de criteria die werden gehanteerd voor een dergelijke marktomschrijving.

10.

Kennisgevingen die overeenkomstig artikel 8, lid 3, tweede alinea, van Richtlijn 2002/19/EG plaatsvinden, moeten ook afdoende argumenten bevatten ten aanzien van de vraag waarom andere verplichtingen dan bedoeld in de artikelen 9 tot en met 13 van voormelde Richtlijn moeten worden opgelegd aan exploitanten met aanmerkelijke marktmacht.

11.

Kennisgevingen die onder de toepassing van artikel 8, lid 5, van Richtlijn 2002/19/EG vallen, moeten ook afdoende argumenten bevatten ten aanzien van de vraag waarom de voorgenomen ontwerp-maatregelen zijn vereist om internationale verbintenissen na te komen.

12.

Kennisgevingen aan de hand van de standaardkennisgevingsprocedure, die de onder punt 8 vermelde toepasselijke informatie bevatten, worden geacht volledig te zijn. Wanneer de informatie, met inbegrip van documenten, uit de kennisgeving op een wezenlijk punt onvolledig is, deelt de Commissie dit binnen vijf werkdagen aan de betrokken nationale regelgevende instantie mee en geeft zij aan in hoeverre zij de kennisgeving als onvolledig beschouwt. De kennisgeving wordt niet geregistreerd totdat de nationale regelgevende instantie in kwestie de vereiste informatie heeft meegedeeld. In dergelijke gevallen zal, voor de toepassing van artikel 7 van Richtlijn 2002/21/EG, de kennisgeving pas van kracht worden op de datum waarop de Commissie de volledige informatie ontvangt.

13.

Onverlet het bepaalde in punt 8 kan de Commissie na de registratie van een kennisgeving overeenkomstig artikel 5, lid 2, van Richtlijn 2002/21/EG verdere informatie of toelichting van de betrokken nationale regelgevende instantie verlangen. Nationale regelgevende instanties moeten trachten de gevraagde informatie binnen drie werkdagen mee te delen, voor zover deze gemakkelijk beschikbaar is.

14.

De Commissie gaat na of de via het beknopte kennisgevingsformulier meegedeelde ontwerp-maatregel onder de in punt 6 opgesomde categorieën valt. Indien de Commissie van oordeel is dat dit niet het geval is, deelt zij dit binnen vijf werkdagen mee aan de betrokken nationale regelgevende instantie en verzoekt zij die instantie om de ontwerp-maatregel in te dienen via de standaardkennisgevingsprocedure.

15.

Wanneer de Commissie opmerkingen maakt overeenkomstig artikel 7, lid 3, van Richtlijn 2002/21/EG, stelt zij de betrokken nationale regelgevende instantie daarvan langs elektronische weg in kennis en maakt zij deze opmerkingen bekend op haar website.

16.

Wanneer een nationale regelgevende instantie opmerkingen maakt overeenkomstig artikel 7, lid 3, van Richtlijn 2002/21/EG, stelt zij de Commissie en de overige nationale regelgevende instanties daarvan langs elektronische weg in kennis.

17.

Wanneer de Commissie bij de toepassing van artikel 7, lid 4, van Richtlijn 2002/21/EG oordeelt dat een ontwerp-maatregel een belemmering voor de interne markt opwerpt of indien zij ernstige twijfel heeft omtrent de verenigbaarheid van de ontwerp-maatregel met het Gemeenschapsrecht en met name met de in artikel 8 van Richtlijn 2002/21/EG genoemde doelstellingen, of wanneer zij vervolgens haar bezwaren intrekt of een beslissing neemt waardoor een nationale regelgevende instantie een ontwerp-maatregel dient in te trekken, zal zij de betrokken nationale regelgevende instantie daarvan via e-mail op de hoogte brengen en een bericht op haar website plaatsen.

18.

Ten aanzien van kennisgevingen overeenkomstig artikel 8, lid 3, tweede alinea, van Richtlijn 2002/19/EG neemt de Commissie overeenkomstig artikel 14, lid 2, van genoemde richtlijn in de regel binnen een periode van maximaal drie maanden een besluit dat de nationale regelgevende instantie toestaat of verhindert de voorgenomen ontwerp-maatregel te nemen. De Commissie kan besluiten deze periode met nog eens twee maanden te verlengen in het licht van de gebleken moeilijkheden.

19.

Een nationale regelgevende instantie kan op elk tijdstip besluiten de ter kennis gebrachte ontwerp-maatregel in te trekken, in welk geval de ter kennis gebrachte maatregel geschrapt wordt uit het register. De Commissie zal daartoe een bericht publiceren op haar website.

20.

Wanneer een nationale regelgevende instantie die overeenkomstig artikel 7, lid 3, van Richtlijn 2002/21/EG van de Commissie of andere nationale regelgevende instanties opmerkingen heeft ontvangen, de ontwerp-maatregel goedkeurt, stelt zij de Commissie en de overige nationale regelgevende instanties in kennis van de wijze waarop zij zoveel mogelijk rekening heeft gehouden met die opmerkingen.

21.

Op verzoek van een nationale regelgevende instantie bespreekt de Commissie een ontwerp-maatregel informeel vóór de kennisgeving ervan.

22.

Overeenkomstig Verordening (EEG, Euratom) nr. 1182/71 van de Raad (7) zullen alle termijnen waarvan sprake in Richtlijn 2002/21/EG of in onderhavige aanbeveling als volgt worden berekend:

a)

wanneer een in dagen, weken of maanden omschreven termijn ingaat op het ogenblik waarop een gebeurtenis of handeling plaatsvindt, wordt de dag waarop deze gebeurtenis of handeling plaatsvindt, niet bij de termijn inbegrepen;

b)

een in weken of maanden omschreven termijn loopt af bij het einde van de laatste dag die — in de laatste week of maand — dezelfde naam of cijferaanduiding heeft als de dag van de gebeurtenis vanaf welke de termijn ingaat. Indien in de laatste maand van een in maanden omschreven termijn de dag die bepalend is voor het einde van de termijn ontbreekt, loopt de termijn af bij het einde van de laatste dag van die maand;

c)

feestdagen, zondagen en zaterdagen zijn bij de termijnen inbegrepen;

d)

werkdagen zijn alle dagen die geen feestdagen, zondagen of zaterdagen zijn.

Indien de laatste dag van een termijn een feestdag, een zondag of een zaterdag is, dan loopt deze termijn af bij het einde van de daaropvolgende werkdag. De door de Commissie vastgestelde lijst van als feestdagen erkende dagen wordt telkens vóór het begin van het jaar in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakt.

23.

De Commissie zal, samen met de nationale regelgevende instanties, de noodzaak tot herziening van onderhavige aanbeveling evalueren, na de datum voor de omzetting in nationaal recht die bepaald werd in het herziene regelgevingskader.

24.

Deze aanbeveling is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 15 oktober 2008.

Voor de Commissie

Viviane REDING

Lid van de Commissie


(1)  PB L 108 van 24.4.2002, blz. 33.

(2)  PB L 108 van 24.4.2002, blz. 7.

(3)  PB L 190 van 30.7.2003, blz. 13.

(4)  PB L 344 van 28.12.2007, blz. 65.

(5)  PB L 200 van 30.7.2002, blz. 38.

(6)  PB L 108 van 24.4.2002, blz. 51.

(7)  PB L 124 van 8.6.1971, blz. 1.


BIJLAGE I

Standaardformulier voor kennisgeving van ontwerp-maatregelen overeenkomstig artikel 7 van Richtlijn 2002/21/EG

(„Standaardkennisgevingsformulier”)

INLEIDING

Het standaardkennisgevingsformulier bevat de samengevatte informatie die nationale regelgevende instanties aan de Commissie moeten verstrekken bij kennisgeving van ontwerp-maatregelen volgens de standaardkennisgevingsprocedure overeenkomstig artikel 7 van Richtlijn 2002/21/EG.

De Commissie is voornemens vraagstukken in verband met de toepassing van artikel 7 met de nationale regelgevende instanties te bespreken, met name tijdens bijeenkomsten voorafgaand aan de kennisgeving. De nationale regelgevende instanties worden dan ook aangemoedigd de Commissie te raadplegen over enigerlei aspect van het standaardkennisgevingsformulier en met name over het soort inlichtingen dat zij verzocht worden te verstrekken of, integendeel, over de mogelijkheid af te zien van de verplichting bepaalde informatie te verstrekken in verband met de marktanalyse die wordt uitgevoerd overeenkomstig de artikelen 15 en 16 van Richtlijn 2002/21/EG.

CORRECTE EN VOLLEDIGE INFORMATIE

Alle door nationale regelgevende instanties meegedeelde informatie moet correct en volledig zijn en beknopt worden weergegeven op het hierna voorgeschreven standaardkennisgevingsformulier. Dit formulier is niet bedoeld ter vervanging van de ter kennis gebrachte ontwerp-maatregel, maar moet de Commissie en de nationale regelgevende instanties in andere lidstaten in staat stellen na te gaan of de ter kennis gebrachte ontwerp-maatregel, volgens de in het formulier gegeven informatie, inderdaad alle informatie bevat die nodig is opdat de Commissie haar opdracht krachtens artikel 7 van Richtlijn 2002/21/EG uit kan voeren binnen het in dat artikel voorgeschreven tijdskader.

De gevraagde informatie moet worden weergegeven in de delen en punten van het standaardkennisgevingsformulier, met kruisverwijzingen naar de tekst van de ontwerp-maatregel waar bedoelde informatie is te vinden.

TAAL

Het standaardkennisgevingsformulier moet worden ingevuld in een van de officiële talen van de Europese Gemeenschap; de taal kan verschillen van de taal die wordt gebruikt in de ter kennis gebrachte ontwerp-maatregel. Elk advies of besluit van de Commissie uit hoofde van artikel 7 van Richtlijn 2002/21/EG zal zijn gesteld in de taal van de ter kennis gebrachte ontwerp-maatregel, en waar mogelijk worden vertaald in de taal die werd gebruikt voor het standaardkennisgevingsformulier.

Afdeling 1

Marktdefinitie

Gelieve te vermelden (waar van toepassing):

1.1.

De relevante product-/dienstenmarkt. Wordt deze markt vermeld in de aanbeveling betreffende relevante markten?

1.2.

De relevante geografische markt.

1.3.

Een beknopte samenvatting van het standpunt van de nationale mededingingsautoriteit, indien voorhanden.

1.4.

Een beknopt overzicht van de resultaten tot dusver van de openbare raadpleging over de voorgestelde marktomschrijving (bv. hoeveel opmerkingen zijn ontvangen, welke respondenten instemden met de voorgestelde marktomschrijving, welke respondenten het daarmee juist oneens waren).

1.5.

Wanneer de relevante markt verschilt van die vermeld in de aanbeveling betreffende relevante markten, een samenvatting van de belangrijkste redenen die de voorgestelde marktomschrijving rechtvaardigden onder verwijzing naar deel 2 van de richtsnoeren van de Commissie voor de marktanalyse en de beoordeling van aanmerkelijke marktmacht in het bestek van het gemeenschappelijk regelgevingskader voor elektronischecommunicatienetwerken en -diensten (1) en de drie belangrijkste criteria vermeld in overwegingen 5 tot en met 13 van de aanbeveling betreffende relevante markten en deel 2.2 van de begeleidende toelichting (2).

Afdeling 2

Aanwijzing van ondernemingen met aanmerkelijke marktmacht

Gelieve te vermelden (waar van toepassing):

2.1.

De naam van de ondernemingen die werden aangewezen als ondernemingen die, individueel of gezamenlijk, aanmerkelijke marktmacht bezitten;

Waar van toepassing, de ondernemingen die niet langer beschouwd worden als ondernemingen met aanmerkelijke marktmacht.

2.2.

De criteria aan de hand waarvan een onderneming al dan niet als onderneming met aanmerkelijke marktmacht is aangewezen, individueel of gezamenlijk.

2.3.

De namen van de belangrijkste ondernemingen (concurrenten) die op de relevante markt actief zijn.

2.4.

De marktaandelen van bovenvermelde ondernemingen en de basis die werd gebruikt voor de berekening ervan (bv. omzet, aantal abonnees).

Gelieve een beknopte samenvatting te geven van:

2.5.

Het standpunt van de nationale mededingingsautoriteit, indien voorhanden.

2.6.

De resultaten tot dusver van de openbare raadpleging over de voorgestelde aanwijzing(en) als onderneming met aanzienlijke marktmacht (bv. het totale aantal ontvangen opmerkingen, hoeveel eens/hoeveel oneens).

Afdeling 3

Wettelijke verplichtingen

Gelieve te vermelden (waar van toepassing):

3.1.

De rechtsgrondslag voor de verplichtingen die zullen worden opgelegd, gehandhaafd, gewijzigd of ingetrokken (artikelen 9 tot en met 13 van Richtlijn 2002/19/EG).

3.2.

De redenen waarom het opleggen, handhaven of wijzigen van verplichtingen voor ondernemingen wordt beschouwd als evenredig en gerechtvaardigd in het licht van de doelstellingen uit artikel 8 van Richtlijn 2002/21/EG. Gelieve anders aan te geven in welke punten of delen of op welke pagina’s van de ontwerp-maatregel die informatie is te vinden.

3.3.

Indien de voorgestelde oplossingen andere zijn dan die welke zijn vermeld in de artikelen 9 tot en met 13 van Richtlijn 2002/19/EG, gelieve aan te geven welke „uitzonderlijke omstandigheden” in de zin van artikel 8, lid 3, van genoemde richtlijn het opleggen van dergelijke oplossingen rechtvaardigen. Gelieve anders aan te geven in welke punten of delen of op welke pagina’s van de ontwerp-maatregel die informatie is te vinden.

Afdeling 4

Naleving internationale verbintenissen

Met betrekking tot artikel 8, lid 3, eerste alinea, derde streepje, van Richtlijn 2002/19/EG gelieve, waar van toepassing, te vermelden:

4.1.

Of de voorgenomen ontwerp-maatregel bedoeld is om voor marktpartijen geldende verbintenissen op te leggen, te wijzigen of op te heffen als bepaald in artikel 8, lid 5, van Richtlijn 2002/19/EG.

4.2.

De naam van de betrokken ondernemingen.

4.3.

Welke internationale verbintenissen de Gemeenschap en de lidstaten moeten nakomen.


(1)  PB C 165 van 11.7.2002, blz. 6.

(2)  Toelichting bij Aanbeveling 2007/789/EG van de Commissie betreffende relevante producten- en dienstenmarkten in de elektronischecommunicatiesector die overeenkomstig Richtlijn 2002/21/EG van het Europees Parlement en de Raad inzake een gemeenschappelijk regelgevingskader voor elektronischecommunicatienetwerken en -diensten aan regelgeving ex ante kunnen worden onderworpen, C(2007) 5406, gepubliceerd op http://ec.europa.eu/information_society/policy/ecomm/doc/implementation_enforcement/article_7/sec_2007_1483_2.pdf


BIJLAGE II

Beknopt formulier voor kennisgeving van ontwerp-maatregelen overeenkomstig artikel 7 van Richtlijn 2002/21/EG

(„Beknopt kennisgevingsformulier”)

INLEIDING

Het beknopte kennisgevingsformulier bevat de beknopte informatie die nationale regelgevende instanties aan de Commissie moeten verstrekken bij kennisgeving van ontwerp-maatregelen volgens de beknopte kennisgevingsprocedure overeenkomstig artikel 7 van Richtlijn 2002/21/EG.

Het is niet nodig een kopie van de ontwerp-maatregel voor te leggen of enig ander document bij het beknopte kennisgevingsformulier te voegen. Wel dient te worden aangegeven op welke website de ontwerp-maatregel in beknopte vorm te vinden is.

Image

Image


III Besluiten op grond van het EU-Verdrag

BESLUITEN OP GROND VAN TITEL V VAN HET EU-VERDRAG

12.11.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 301/33


GEMEENSCHAPPELIJK OPTREDEN 2008/851/GBVB VAN DE RAAD

van 10 november 2008

inzake de militaire operatie van de Europese Unie teneinde bij te dragen tot het ontmoedigen, het voorkomen en bestrijden van piraterij en gewapende overvallen voor de Somalische kust

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name op artikel 14, artikel 25, derde alinea, en artikel 28, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In Resolutie 1814 (2008) over de situatie in Somalië, die op 15 mei 2008 is aangenomen, verzoekt de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties (VN-Veiligheidsraad) de landen en de regionale organisaties om in nauw overleg maatregelen te nemen ter bescherming van de schepen die betrokken zijn bij het vervoer en het leveren van humanitaire hulp voor Somalië en bij door de VN toegestane activiteiten.

(2)

In Resolutie 1816 (2008) over de situatie in Somalië, die op 2 juni 2008 is aangenomen, heeft de VN-Veiligheidsraad uiting gegeven aan zijn bezorgdheid over het gevaar van tegen schepen gerichte piraterij en gewapende overvallen waardoor de levering van humanitaire hulp in Somalië, de veiligheid van de handelsroutes over zee en de internationale zeevaart onder druk komen te staan. De VN-Veiligheidsraad heeft in het bijzonder de staten die de handelsroutes over zee voor de kust van Somalië willen gebruiken, aangespoord om het optreden dat gericht is op het ontmoedigen van piraterij en gewapende overvallen op zee, te versterken en te coördineren, in samenwerking met de federale overgangsregering. De VN-Veiligheidsraad heeft de staten die met de federale overgangsregering samenwerken en die door deze regering tevoren bij de secretaris-generaal van de Verenigde Naties zijn aangemeld, toestemming gegeven om gedurende zes maanden vanaf de aanneming van de resolutie, de territoriale wateren van Somalië binnen te gaan en alle middelen te gebruiken die noodzakelijk zijn om piraterij en gewapende overvallen op zee te bestrijden, overeenkomstig het toepasselijk internationaal recht.

(3)

In zijn Resolutie 1838 (2008 over de situatie in Somalië van 7 oktober 2008 heeft de VN-Veiligheidsraad zijn voldoening uitgesproken over de lopende planning van een eventuele militaire operatie ter zake van de Europese Unie (EU) en over andere internationale en nationale initiatieven die zijn genomen ter uitvoering van zijn Resoluties 1814 (2008) en 1816 (2008); hij heeft de Staten die de middelen hebben, dringend verzocht samen te werken met de federale overgangsregering in de strijd tegen piraterij en gewapende overvallen op zee, overeenkomstig zijn Resolutie 1816 (2008). Hij heeft alle Staten en alle regionale organisaties voorts dringend verzocht te blijven optreden overeenkomstig zijn Resolutie 1814 (2008) om scheepskonvooien van het Wereldvoedselprogramma (WVP) te beschermen, hetgeen van vitaal belang is voor het vervoer van humanitaire hulp aan de bevolking van Somalië.

(4)

In zijn conclusies van 26 mei 2008 heeft de Raad zijn bezorgdheid geuit over de plotse toename van aanvallen door piraten voor de kust van Somalië, die de humanitaire inspanningen en het internationale zeeverkeer in de regio treffen en bijdragen tot de voortdurende schendingen van het VN-wapenembargo. De Raad heeft ook de opeenvolgende initiatieven van een aantal lidstaten van de EU om bescherming te bieden aan de schepen van het Wereldvoedselprogramma (WVP), geprezen. Hij heeft onderstreept dat een bredere deelname van de internationale gemeenschap aan deze begeleidingsmaatregelen vereist is om de verstrekking van humanitaire hulp aan de Somalische bevolking te waarborgen.

(5)

Op 5 augustus 2008 heeft de Raad zijn goedkeuring gehecht aan een concept van crisisbeheersing voor een optreden van de EU met het oog op het leveren van een bijdrage aan de uitvoering van Resolutie 1816 (2008) van de VN-Veiligheidsraad en aan de vrede en internationale veiligheid in de regio.

(6)

De Raad heeft op 15 september 2008 nogmaals uiting gegeven aan zijn diepe bezorgdheid over de gevallen van piraterij en de gewapende overvallen voor de Somalische kust, en betreurt met name dat die de laatste tijd weer zijn toegenomen. Ten aanzien van de bijdrage van de Europese Unie aan de uitvoering van Resolutie 1816 (2008) van de VN-Veiligheidsraad betreffende de bestrijding van piraterij voor de Somalische kust en aan de bescherming uit hoofde van Resoluties 1814 (2008) en 1816 (2008) van in het kader van het WVP voor Somalië gecharterde vaartuigen, heeft de Raad besloten in Brussel een coördinatiecel op te richten die de door bepaalde lidstaten uitgevoerde bewakings- en beschermingsacties voor de kust van Somalië moet ondersteunen. Diezelfde dag heeft de Raad zijn goedkeuring gehecht aan een uitvoeringsplan voor deze militaire coördinatieopdracht (EU NAVCO), alsook aan een strategische militaire optie voor een mogelijke militaire operatie ter zee van de Europese Unie, waaraan EU-lidstaten die overeenkomstig de bepalingen van Resolutie 1816 (2008) met de federale overgangsregering wensen samen te werken, hun militaire middelen ter beschikking zouden stellen om piraterij en gewapende overvallen voor de Somalische kust te ontmoedigen en te bestrijden.

(7)

De Raad heeft op 19 september 2008 Gemeenschappelijk optreden 2008/749/GBVB aangenomen inzake de militaire coördinatie door de Europese Unie ter ondersteuning van Resolutie 1816 (2008) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties (EU NAVCO) (1).

(8)

Bij de aanvang van de militaire operatie Atalanta zullen de taken van de militaire coördinatiecel worden vervuld in het kader van het huidige gemeenschappelijk optreden. Derhalve dient de coördinatiecel te worden gesloten.

(9)

Het Politiek en Veiligheidscomité (PVC) zal de politieke controle over de militaire operatie van de Europese Unie uitoefenen teneinde bij te dragen tot het ontmoedigen van piraterij voor de Somalische kust, alsook de strategische leiding op zich nemen en de passende besluiten nemen, overeenkomstig artikel 25, derde alinea, van het EU-Verdrag.

(10)

Overeenkomstig artikel 28, lid 3, van het Verdrag dienen de beleidsuitgaven die voortvloeien uit dit gemeenschappelijk optreden, dat gevolgen heeft op militair of defensiegebied, ten laste te komen van de lidstaten overeenkomstig Besluit 2007/384/GBVB van de Raad van 14 mei 2007 tot instelling van een mechanisme voor het beheer van de financiering van de gemeenschappelijke kosten van de operaties van de Europese Unie die gevolgen hebben op militair of defensiegebied (2) (hierna „Athena” genoemd).

(11)

Artikel 14, lid 1, van het Verdrag bepaalt dat in een gemeenschappelijk optreden de middelen worden omschreven die de Europese Unie ter beschikking zullen staan. Het financiële referentiebedrag voor een periode van twaalf maanden voor de gemeenschappelijke kosten van de militaire operatie van de EU is voor het moment de meest accurate raming, waarmee echter niet vooruitgelopen wordt op de uiteindelijke bedragen in de begroting die moet worden goedgekeurd overeenkomstig de in Athena vastgestelde regels.

(12)

Bij brief van 30 oktober 2008 heeft de EU de federale overgangsregering een aanbod gedaan overeenkomstig punt 7 van Resolutie 1816 (2008). Deze brief bevat voorstellen betreffende de uitoefening van rechterlijke bevoegdheden door andere staten dan Somalië ten aanzien van personen die in de territoriale wateren van Somalië gevangen worden genomen, op verdenking van piraterij of gewapende roofovervallen.

(13)

Overeenkomstig artikel 6 van het Protocol betreffende de positie van Denemarken, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en aan het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, neemt Denemarken niet deel aan de uitwerking en uitvoering van besluiten en acties van de Europese Unie die gevolgen hebben op defensiegebied. Denemarken neemt niet deel aan de uitvoering van dit gemeenschappelijk optreden en derhalve evenmin aan de financiering van de operatie,

HEEFT HET VOLGENDE GEMEENSCHAPPELIJK OPTREDEN VASTGESTELD:

Artikel 1

Missie

1.   De Europese Unie voert een militaire operatie uit ter ondersteuning van de Resoluties 1814 (2008), 1816 (2008) en 1838 (2008) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties, overeenkomstig de in geval van piraterij geoorloofde acties uit hoofde van de artikelen 100 e.v. van het VN-Zeerechtverdrag, ondertekend te Montego Bay op 10 december 1982, zulks met name via verbintenissen met derde staten, hierna „Atalanta” genoemd, teneinde bij te dragen tot:

het beschermen van schepen van het Wereldvoedselprogramma (WVP) die overeenkomstig het mandaat van Resolutie 1814 (2008) van de VN-Veiligheidsraad humanitaire hulp naar de ontheemde Somalische bevolkingsgroepen brengen,

het ontmoedigen, voorkomen en de bescherming van kwetsbare schepen die in de Somalische wateren varen en bestrijden van piraterij en gewapende roofovervallen voor de Somalische kust, overeenkomstig het in Resolutie 1816 (2008) van de VN-Veiligheidsraad omschreven mandaat.

2.   De hiertoe ingezette troepenmacht opereert tot 500 zeemijl uit de kust van Somalië overeenkomstig de politieke doelstelling van een operatie ter zee van de Europese Unie, zoals omschreven in het door de Raad op 5 augustus 2008 goedgekeurde crisisbeheersingsconcept.

Artikel 2

Mandaat

Atalanta, onder de voorwaarden van het toepasselijk internationaal recht, met name het VN-Zeerechtverdrag, en de Resoluties 1814 (2008), 1816 (2008) en 1838 (2008) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties, en binnen de grenzen van zijn beschikbare capaciteit:

a)

biedt bescherming aan in het kader van het WVP gecharterde schepen, met name wanneer deze in de territoriale wateren van Somalië varen; dit houdt ook de aanwezigheid van gewapende componenten van Atalanta aan boord van de betrokken schepen in;

b)

voorziet per geval in de begeleiding van koopvaardijschepen die in de door hem bewaakte zones varen;

c)

bewaakt de zones voor de Somalische kust, met inbegrip van de Somalische territoriale wateren, die risico's voor maritieme activiteiten, inzonderheid het zeeverkeer, inhouden;

d)

neemt de nodige maatregelen, waaronder geweld, ter ontmoediging, voorkoming en beëindiging van daden van piraterij of gewapende overvallen die zijn begaan of vermoedelijk zijn begaan in de zones onder zijn bewaking;

e)

kan, met het oog op de eventuele uitoefening van hun rechtsmacht door de Staten die overeenkomstig artikel 13 bevoegd zijn, personen die schuldig zijn aan piraterij of gewapende roofovervallen of daarvan verdacht worden, in de zone waar zij aanwezig is, gevangen nemen en beslag leggen op de schepen van de piraten of gewapende roofovervallers, of op de schepen die zijn aangehouden na een daad van piraterij of gewapende roofoverval en die in handen van piraten zijn, alsmede op de goederen aan boord;

f)

stelt zich in verbinding met de organisaties en entiteiten, alsmede met de Staten die in de regio actief zijn ter bestrijding van piraterij en gewapende overvallen voor de kust van Somalië, met name het vlootverband „Combined Task Force 150”, dat optreedt in het kader van operatie Enduring Freedom.

Artikel 3

Benoeming van de operationeel commandant van de EU

Vice-admiraal Phillip Jones wordt benoemd tot operationeel commandant van de EU.

Artikel 4

Aanwijzing van het operationeel hoofdkwartier van de EU

Het operationeel hoofdkwartier van de EU wordt gevestigd te Northwood, Verenigd Koninkrijk.

Artikel 5

Planning en aanvang van de operatie

Het besluit over de aanvang van de militaire operatie van de EU wordt door de Raad aangenomen na goedkeuring van het operatieplan (OPLAN) en de inzetregels („rules of engagement”) en na overlegging van de kennisgeving door de federale overgangsregeling aan de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties van het aanbod tot samenwerking van de EU op grond van punt 7 van Resolutie 1816 (2008) van de VN-Veiligheidsraad.

Artikel 6

Politieke controle en strategische leiding

1.   Het Politiek en Veiligheidscomité (PVC) oefent, onder de verantwoordelijkheid van de Raad, de politieke controle op en de strategische leiding van de militaire operatie van de EU uit. De Raad machtigt het PVC hierbij om de noodzakelijke besluiten te nemen overeenkomstig artikel 25 van het Verdrag betreffende de Europese Unie. Onder deze machtiging vallen met name de bevoegdheden om de planningsdocumenten, waaronder het operatieplan, de commandostructuur en de inzetregels („rules of engagement”) te wijzigen. Onder deze machtiging vallen ook de bevoegdheden om verdere besluiten te nemen over de benoeming van de operationeel commandant van de EU en/of de commandant van de troepen van de EU. De beslissingsbevoegdheid met betrekking tot de doelstellingen en de beëindiging van de militaire operatie van de EU blijft berusten bij de Raad, bijgestaan door de secretaris-generaal/hoge vertegenwoordiger (SG/HR).

2.   Het PVC brengt op gezette tijden verslag uit aan de Raad.

3.   Het PVC ontvangt van de voorzitter van het Militair Comité van de Europese Unie (CEUMC) op gezette tijden verslagen over het verloop van de militaire operatie van de EU. Het PVC kan, naar gelang van het geval, de operationeel commandant van de EU en/of de commandant van de troepen van de EU op zijn vergaderingen uitnodigen.

Artikel 7

Militaire leiding

1.   Het Militair Comité van de Europese Unie (EUMC) controleert of de militaire operatie van de EU, onder verantwoordelijkheid van de operationeel commandant van de EU, correct wordt uitgevoerd.

2.   Het EUMC ontvangt op gezette tijden verslagen van de operationeel commandant van de EU. Het kan zo nodig de operationeel commandant van de EU en/of de commandant van de troepen van de EU op zijn vergaderingen uitnodigen.

3.   De CEUMC treedt op als eerste contactpunt met de operationeel commandant van de EU.

Artikel 8

Samenhang van de EU-reactie

Het voorzitterschap, de SG/HR, de operationeel commandant van de EU en de commandant van de troepen van de EU zorgen voor nauwe coördinatie van hun respectieve activiteiten in verband met de uitvoering van dit gemeenschappelijk optreden.

Artikel 9

Betrekkingen met de Verenigde Naties, Somalië, de buurlanden en andere actoren

1.   De SG/HR, treedt, in nauwe coördinatie met het voorzitterschap, op als eerste contactpunt met de Verenigde Naties, gespecialiseerde agentschappen, de Somalische autoriteiten, de autoriteiten van de buurlanden, alsook met andere relevante actoren. In het kader van zijn contacten met de Afrikaanse Unie wordt de SG/HR bijgestaan door de speciale vertegenwoordiger van de EU (SVEU) bij de Afrikaanse Unie, zulks in nauwe coördinatie met het voorzitterschap.

2.   Op operationeel niveau treedt de operationeel commandant van de EU op als contactpunt met, in het bijzonder, de verenigingen van reders, de betrokken departementen van het secretariaat-generaal van de Verenigde Naties, de Internationale Maritieme Organisatie en het WVR.

Artikel 10

Deelneming van derde staten

1.   Onverminderd de beslissingsautonomie van de Europese Unie en haar ene institutionele kader, en overeenkomstig de desbetreffende richtsnoeren van de Europese Raad, mogen derde landen worden uitgenodigd aan de operatie deel te nemen.

2.   Hierbij machtigt de Raad het PVC om derde landen uit te nodigen bijdragen te leveren en, op aanbeveling van de operationeel commandant van de EU en van het EUMC, de noodzakelijke besluiten betreffende de aanvaarding van de voorgestelde bijdragen te nemen.

3.   De nadere regelingen wat betreft de deelname van derde staten worden vastgelegd in overeenkomsten die volgens de procedure van artikel 24 van het Verdrag worden gesloten. De SG/HR, die het voorzitterschap bijstaat, kan namens het voorzitterschap over dergelijke overeenkomsten onderhandelen. Wanneer de EU en een derde staat een overeenkomst hebben gesloten tot vaststelling van een kader voor de deelname van deze derde staat aan crisisbeheersingsoperaties van de EU, zijn de bepalingen van die overeenkomst van toepassing in het kader van deze operatie.

4.   Derde staten die belangrijke militaire bijdragen aan de militaire operatie van de EU leveren, hebben bij de dagelijkse aansturing van de operatie dezelfde rechten en verplichtingen als de deelnemende lidstaten.

5.   De Raad machtigt hierbij het PVC de noodzakelijke besluiten te nemen betreffende de instelling van een Comité van contribuanten, indien derde landen aanzienlijke militaire bijdragen zouden leveren.

6.   De voorwaarden voor de overdracht van arrestanten naar een derde Staat die aan de operatie deelneemt, worden vastgesteld bij de sluiting of uitvoering van de in lid 3 genoemde deelnemingsovereenkomsten.

Artikel 11

Status van de door de EU geleide troepenmacht

De status van de door de EU geleide troepen die op het grondgebied van derde landen zijn gestationeerd, inclusief de voorrechten en immuniteiten en overige waarborgen die nodig zijn voor de uitvoering en de soepele werking van hun missie,

gestationeerd zijn op het grondgebied te land van derde Staten,

opereren in de territoriale of binnenwateren van derde Staten,

wordt vastgesteld volgens de procedure van artikel 24 van het Verdrag. De SG/HV, die het voorzitterschap bijstaat, kan namens het voorzitterschap over dergelijke regelingen onderhandelen.

Artikel 12

Overdracht van gevangengenomen personen met het oog op de uitoefening van rechterlijke bevoegdheden

1.   Op basis van de acceptatie van Somalië ten aanzien van de uitoefening van hun rechtsmacht door de lidstaten of derde Staten, enerzijds, en artikel 105 van VN-Zeerechtverdrag; anderzijds, worden in de territoriale wateren van Somalië gevangengenomen personen die daden van piraterij of gewapende overvallen hebben begaan of hiervan verdacht worden, alsmede de goederen die tot uitvoering van deze daden gediend hebben,

overgedragen aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaat of de derde Staat die deelneemt aan de operatie waarvan het schip dat tot gevangenneming is overgegaan, de vlag voert, of

indien deze Staat zijn rechtsmacht niet kan of wil uitoefenen, aan een lidstaat of een derde Staat die die rechtsmacht wil uitoefenen ten aanzien van de bovengenoemde personen of goederen.

2.   Geen van de in lid 1 bedoelde personen kan aan een derde staat, worden overgedragen, indien de voorwaarden voor deze overdracht niet zijn vastgesteld overeenkomstig het toepasselijk internationaal recht, daaronder begrepen het internationaal recht inzake de mensenrechten, om in het bijzonder te waarborgen dat niemand wordt onderworpen aan de doodstraf, aan marteling of andere wrede, onmenselijke of vernederende behandelingen.

Artikel 13

Betrekkingen met de vlaggenstaten van de beschermde schepen

De voorwaarden voor de aanwezigheid van tot Atalanta behorende eenheden, aan boord van met name in het kader van het WVP gecharterde koopvaardijschepen, met inbegrip van de voorrechten, immuniteiten en andere garanties voor het goed verloop van de operatie, worden vastgesteld met de vlaggenstaat van deze schepen.

Artikel 14

Financiële regelingen

1.   De gemeenschappelijke kosten van de militaire operatie van de EU worden beheerd door Athena.

2.   Het financiële referentiebedrag voor de gemeenschappelijke kosten van de militaire operatie van de EU bedraagt 8,3 miljoen euro. Het in artikel 33, lid 3, van Athena bedoelde percentage van het referentiebedrag bedraagt 30 %.

Artikel 15

Vrijgave van gegevens aan de Verenigde Naties en andere derde partijen

1.   De SG/HR wordt hierbij gemachtigd gerubriceerde gegevens en documenten van de EU die ten behoeve van de militaire operatie van de EU zijn opgesteld, overeenkomstig de beveiligingsvoorschriften van de Raad vrij te geven aan de Verenigde Naties en aan andere derde partijen die bij dit gemeenschappelijk optreden betrokken zijn, met inachtneming van de respectieve rubriceringsniveaus (3).

2.   De SG/HR wordt hierbij gemachtigd niet-gerubriceerde documenten van de EU die verband houden met de beraadslagingen van de Raad betreffende de operatie en die overeenkomstig artikel 6, lid 1, van het reglement van orde van de Raad onder de geheimhoudingsplicht vallen, vrij te geven aan de Verenigde Naties en aan andere derde partijen die bij dit gemeenschappelijk optreden betrokken zijn (4).

Artikel 16

Inwerkingtreding en beëindiging

1.   Dit gemeenschappelijk optreden treedt in werking op de dag waarop het wordt aangenomen.

2.   Gemeenschappelijk optreden 2008/749/GBVB van 19 september 2008 inzake de militaire coördinatie ter ondersteuning van Resolutie 1816 (2008) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties wordt ingetrokken vanaf de datum van sluiting van de bij dat gemeenschappelijk optreden opgerichte coördinatiecel. Deze sluiting vindt plaats op de datum van de in artikel 6 van dit gemeenschappelijk optreden bedoelde aanvang van de operatie.

3.   De militaire operatie van de EU verstrijkt 12 maanden na de initiële operationele capaciteitsverklaring, behoudens verlenging van de Resoluties 1814 (2008) en 1816 (2008) van de VN-Veiligheidsraad.

4.   Dit gemeenschappelijk optreden wordt ingetrokken nadat de EU-troepen zijn teruggekeerd, overeenkomstig een goedgekeurde planning voor de beëindiging van de militaire operatie van de EU, onverminderd de relevante bepalingen van Athena.

Artikel 17

Bekendmaking

1.   Dit gemeenschappelijk optreden wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

2.   De besluiten van het PVC inzake de benoemingen van een operationeel commandant van de EU en/of van de commandant van de troepen van de EU (alsmede de besluiten van het PVC betreffende de aanvaarding van bijdragen van derde landen en betreffende de oprichting van een Comité van contribuanten) worden ook in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakt.

Gedaan te Brussel, 10 november 2008.

Voor de Raad

De voorzitter

B. KOUCHNER


(1)  PB L 252 van 20.9.2008, blz. 39.

(2)  PB L 152 van 13.6.2007, blz. 14.

(3)  Besluit 2001/264/EG van de Raad van 19 maart 2001 tot vaststelling van beveiligingsvoorschriften van de Raad (PB L 101 van 11.4.2001, blz. 1).

(4)  Besluit 2004/338/EG, Euratom van de Raad van 22 maart 2004 houdend vaststelling van zijn reglement van orde (PB L 106 van 15.4.2004, blz. 22).


BESLUITEN OP GROND VAN TITEL VI VAN HET EU-VERDRAG

12.11.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 301/38


BESLUIT 2008/852/JBZ VAN DE RAAD

van 24 oktober 2008

inzake een netwerk van contactpunten ter bestrijding van corruptie

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name op artikel 29, artikel 30, lid 1, artikel 31 en artikel 34, lid 2, onder c),

Gezien het initiatief van de Bondsrepubliek Duitsland (1),

Gezien het advies van het Europees Parlement (2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Volgens artikel 29 van het Verdrag wordt het doel van de Unie, de burgers in een ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid een hoog niveau van zekerheid te verschaffen, verwezenlijkt door het voorkomen en bestrijden van al dan niet georganiseerde criminaliteit, waaronder corruptie en fraude.

(2)

In de strategie van de Europese Unie voor het begin van het nieuwe millennium inzake de voorkoming en beheersing van de georganiseerde criminaliteit wordt onderstreept dat een algemeen EU-beleid ter bestrijding van corruptie moet worden ontwikkeld.

(3)

In zijn resolutie van 14 april 2005 betreffende een algemeen EU-beleid ter bestrijding van corruptie, waarin verwezen wordt naar de mededeling van de Commissie van 28 mei 2003 aan de Raad, het Europees Parlement en het Europees Economisch en Sociaal Comité betreffende een algemeen EU-beleid ter bestrijding van corruptie, wijst de Raad nogmaals op het belang van de rol en de werkzaamheden van de lidstaten in de ontwikkeling van een alomvattend, veelzijdig beleid in zowel de publieke als de particuliere sector, waarbij wordt samengewerkt met alle betrokken spelers, zowel uit de civiele maatschappij als uit het bedrijfsleven.

(4)

De Europese Raad heeft met voldoening vastgesteld dat in het Haagse programma (3) (punt 2.7) een strategisch concept wordt ontwikkeld met betrekking tot de strijd tegen grensoverschrijdende georganiseerde criminaliteit en corruptie op het niveau van de Europese Unie en heeft de Raad en de Commissie verzocht dit concept verder te ontwikkelen en operationeel te maken.

(5)

De hoofden en belangrijke vertegenwoordigers van de controle- en inspectieorganen van de politie en van de corruptiebestrijdingsinstanties van de EU-lidstaten die over een breder mandaat beschikken, zijn in november 2004 in Wenen bijeengekomen tijdens de AGIS-conferentie over de intensivering van de operationele samenwerking in de strijd tegen corruptie in de Europese Unie. Zij benadrukten daarbij het belang van verdere intensivering van hun samenwerking, onder meer via jaarlijkse vergaderingen, en reageerden positief op het idee van een Europees netwerk van corruptiebestrijding op basis van bestaande structuren. Deze conferentie te Wenen van de Europese partners tegen corruptie (EPAC) werd in november 2006 te Boedapest gevolgd door een zesde jaarvergadering, waarin de partners met een overweldigende meerderheid bevestigden vastbesloten te zijn om het initiatief tot oprichting van een meer formeel anti-corruptienetwerk te ondersteunen.

(6)

Teneinde op de bestaande structuren verder te kunnen bouwen, kunnen de bij de EPAC aangesloten organisaties deel uitmaken van de autoriteiten en instanties die het Europese fraudebestrijdingsnetwerk zullen vormen.

(7)

De intensivering van internationale samenwerking wordt algemeen (4) als een essentieel onderdeel van corruptiebestrijding gezien. De bestrijding van alle vormen van corruptie moet worden verbeterd door effectief samen te werken, mogelijkheden aan te wijzen, goede praktijken uit te wisselen en hoge professionele normen te ontwikkelen. De instelling van een netwerk voor corruptiebestrijding op het niveau van de Europese Unie is een belangrijke bijdrage tot de verbetering van deze samenwerking,

BESLUIT:

Artikel 1

Doelstelling

Met het oog op een verbetering van de samenwerking tussen autoriteiten en instanties teneinde corruptie in Europa te voorkomen en te bestrijden, wordt er een netwerk van contactpunten van de lidstaten van de Europese Unie (hierna „het netwerk”) opgezet. De Commissie, Europol en Eurojust worden ten volle bij de activiteiten van het netwerk betrokken.

Artikel 2

Samenstelling van het netwerk

Het netwerk bestaat uit autoriteiten en instanties van de lidstaten van de Europese Unie die met de voorkoming of bestrijding van corruptie belast zijn. De leden worden door de lidstaten aangewezen. Elke lidstaat wijst ten minste één en ten hoogste drie organisaties aan. De Commissie wijst haar vertegenwoordigers aan. Europol en Eurojust kunnen binnen hun respectieve bevoegdheden deelnemen aan de activiteiten van het netwerk.

Artikel 3

Taken van het netwerk

1.   Het netwerk heeft met name de volgende taken:

1.

het vormt een forum voor de uitwisseling in de gehele Europese Unie van informatie over doeltreffende maatregelen en ervaringen op het gebied van de voorkoming en bestrijding van corruptie;

2.

het vergemakkelijkt het leggen en het actief onderhouden van contacten tussen zijn leden.

Daartoe wordt onder meer een lijst van contactpunten bijgehouden en wordt een website beheerd.

2.   De leden van het netwerk komen voor de vervulling van hun taken ten minste eenmaal per jaar bijeen.

Artikel 4

Toepassingsgebied

De politiële en justitiële samenwerking tussen de lidstaten wordt beheerst door de betreffende voorschriften. Het opzetten van het netwerk laat deze voorschriften onverlet en doet geen afbreuk aan de rol van de Europese Politieacademie.

Artikel 5

Organisatie van het netwerk

1.   Het netwerk organiseert zichzelf en bouwt voort op de bestaande informele samenwerking tussen de EPAC.

2.   De lidstaten en de Commissie dragen alle kosten van de door hen aangewezen leden of vertegenwoordigers. Hetzelfde geldt voor Europol en Eurojust.

Artikel 6

Inwerkingtreding

Dit besluit wordt van kracht op de dag volgende op die van zijn aanneming.

Gedaan te Luxemburg, 24 oktober 2008.

Voor de Raad

De voorzitster

M. ALLIOT-MARIE


(1)  PB C 173 van 26.7.2007, blz. 3.

(2)  Advies uitgebracht op 5 juni 2008 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

(3)  Het Haagse programma „Versterking van vrijheid, veiligheid en recht in de Europese Unie” (PB C 53 van 3.3.2005, blz. 1).

(4)  Verdrag van de Verenigde Naties tegen corruptie, aangenomen bij Resolutie 58/4 van de Algemene Vergadering van 31 oktober 2003.


Rectificaties

12.11.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 301/40


Rectificatie van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad van 11 juli 2006 houdende algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds en het Cohesiefonds en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1260/1999

( Publicatieblad van de Europese Unie L 210 van 31 juli 2006 )

Op de hieronder aangeduide plaatsen wordt telkens „managementautoriteiten” vervangen door „beheersautoriteiten”:

 

Blz. 28, overwegingen 44 — 46

 

Blz. 29, overweging 63

 

Blz. 33, inhoudsopgave, artikel 60

 

Blz. 36, artikel 2, lid 3

 

Blz. 47, artikel 40

 

Blz. 48, artikel 41, lid 2, artikel 42, lid 1, artikel 43, onder d), artikel 44

 

Blz. 51, artikel 49, lid 3, artikel 55, lid 2, onder b)

 

Blz. 53, artikel 56, lid 3, artikel 57, leden 1 en 2

 

Blz. 54, artikel 59, lid 1, onder a) en c)

 

Blz. 54, artikel 60

 

Blz. 55, artikel 61, onder c)

 

Blz. 56, artikel 63, leden 1 en 2, artikel 64, lid 1, artikel 65, onder b) en f), artikel 66, leden 1 en 2, artikel 67, lid 1

 

Blz. 57, artikel 67, lid 2, onder b), punt i), d) en h)

 

Blz. 57, artikel 67, lid 4, artikel 68, leden 1 en 2

 

Blz. 58, artikel 69, leden 1 en 2, artikel 71, lid 1, onder a)

 

Blz. 60, artikel 74, lid 2, onder a)

 

Blz. 63, artikel 86, lid 1, onder c)

 

Blz. 64, artikel 90, leden 1 en 2.

Bladzijde 64, artikel 90, lid 1, onder a), in fine:

in plaats van:

„… als omschreven in artikel 89, lid 3.”,

te lezen:

„… als omschreven in artikel 89, lid 5.”.

Bladzijde 65, artikel 93, lid 2, derde regel:

in plaats van:

„…, zoals weergegeven in bijlage II, …”,

te lezen:

„…, zoals weergegeven in bijlage III, …”.

Bladzijde 65, artikel 95, tweede alinea, tweede en derde regel:

in plaats van:

„… de in artikel 93, lid 2, bedoelde termijn …”,

te lezen:

„… de in artikel 93, lid 3, bedoelde termijn …”.


12.11.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 301/40


Rectificatie van Verordening (EG) nr. 1080/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juli 2006 betreffende het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1783/1999

( Publicatieblad van de Europese Unie L 210 van 31 juli 2006 )

Bladzijde 7, artikel 12, lid 4:

in plaats van:

„… presentatie en resultaatindicatoren, …”,

te lezen:

„… indicatoren voor de output en de resultaten, …”.

Bladzijde 8, artikel 14, lid 1, derde regel, bladzijde 9, artikel 17, lid 2, vierde regel en artikel 17, lid 3, laatste regel:

in plaats van:

„… certificerende autoriteit …”,

te lezen:

„… certificeringsautoriteit …”.