ISSN 1725-2598 |
||
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 277 |
|
Uitgave in de Nederlandse taal |
Wetgeving |
51e jaargang |
|
|
II Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie niet verplicht is |
|
|
|
BESLUITEN/BESCHIKKINGEN |
|
|
|
Commissie |
|
|
|
2008/803/EG |
|
|
* |
||
|
|
2008/804/EG |
|
|
* |
Beschikking van de Commissie van 17 oktober 2008 tot wijziging van Beschikking 2004/211/EG wat betreft de gegevens voor Brazilië, Montenegro en Servië in de lijst van derde landen en delen daarvan waaruit de invoer in de Gemeenschap van levende paardachtigen en sperma, eicellen en embryo's van paarden is toegestaan (Kennisgeving geschied onder nummer C(2008) 6024) ( 1 ) |
|
|
Rectificaties |
|
|
* |
|
|
||
|
* |
|
|
|
(1) Voor de EER relevante tekst |
NL |
Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben. Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten. |
I Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie verplicht is
VERORDENINGEN
18.10.2008 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 277/1 |
VERORDENING (EG) Nr. 1016/2008 VAN DE COMMISSIE
van 17 oktober 2008
tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („Integrale-GMO-verordening”) (1),
Gelet op Verordening (EG) nr. 1580/2007 van de Commissie van 21 december 2007 tot vaststelling van bepalingen voor de uitvoering van de Verordeningen (EG) nr. 2200/96, (EG) nr. 2201/96 en (EG) nr. 1182/2007 van de Raad in de sector groenten en fruit (2), en met name op artikel 138, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
Bij Verordening (EG) nr. 1580/2007 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XV, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt,
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De in artikel 138 van Verordening (EG) nr. 1580/2007 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 18 oktober 2008.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 17 oktober 2008.
Voor de Commissie
Jean-Luc DEMARTY
Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling
(1) PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.
(2) PB L 350 van 31.12.2007, blz. 1.
BIJLAGE
Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit
(EUR/100 kg) |
||
GN-code |
Code derde landen (1) |
Forfaitaire invoerwaarde |
0702 00 00 |
IL |
107,3 |
MA |
124,1 |
|
MK |
54,6 |
|
TR |
82,9 |
|
ZZ |
92,2 |
|
0707 00 05 |
MK |
81,9 |
TR |
96,5 |
|
ZZ |
89,2 |
|
0709 90 70 |
TR |
90,4 |
ZZ |
90,4 |
|
0805 50 10 |
AR |
81,5 |
TR |
107,6 |
|
UY |
95,7 |
|
ZA |
81,0 |
|
ZZ |
91,5 |
|
0806 10 10 |
BR |
232,7 |
TR |
105,0 |
|
US |
174,6 |
|
ZZ |
170,8 |
|
0808 10 80 |
AU |
161,1 |
CL |
61,0 |
|
CN |
93,4 |
|
MK |
37,6 |
|
NZ |
102,9 |
|
US |
126,2 |
|
ZA |
83,8 |
|
ZZ |
95,1 |
|
0808 20 50 |
CL |
60,3 |
CN |
54,3 |
|
TR |
132,8 |
|
ZA |
83,4 |
|
ZZ |
82,7 |
(1) Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.
18.10.2008 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 277/3 |
VERORDENING (EG) Nr. 1017/2008 VAN DE COMMISSIE
van 17 oktober 2008
inzake de afgifte van invoercertificaten voor de aanvragen die tijdens de eerste zweven dagen van de maand oktober 2008 in het kader van de bij Verordening (EG) nr. 616/2007 geopende tariefcontingenten zijn ingediend voor vlees van pluimvee
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („Integrale-GMO-verordening”) (1),
Gelet op Verordening (EG) nr. 1301/2006 van de Commissie van 31 augustus 2006 houdende gemeenschappelijke voorschriften voor het beheer van door middel van een stelsel van invoercertificaten beheerde invoertariefcontingenten voor landbouwproducten (2), en met name op artikel 7, lid 2,
Gelet op Verordening (EG) nr. 616/2007 van de Commissie van 4 juni 2007 houdende opening en vaststelling van de wijze van beheer van communautaire tariefcontingenten voor vlees van pluimvee van oorsprong uit Brazilië, Thailand en andere derde landen (3), en met name op artikel 5, lid 5,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Verordening (EG) nr. 616/2007 zijn tariefcontingenten geopend voor de invoer van producten van de sector vlees van pluimvee. |
(2) |
De invoercertificaataanvragen die tijdens de eerste zweven dagen van de maand oktober 2008 zijn ingediend voor de deelperiode van 1 januari tot en met 31 maart 2009, hebben voor bepaalde contingenten betrekking op een hoeveelheid die de beschikbare hoeveelheid overschrijdt. Bijgevolg dient door vaststelling van de op de aangevraagde hoeveelheden toe te passen toewijzingscoëfficiënt te worden bepaald in hoeverre de invoercertificaten kunnen worden afgegeven. |
(3) |
De tijdens de eerste zweven dagen van de maand oktober 2008 voor de deelperiode van 1 januari tot en met 31 maart 2009 ingediende invoercertificaataanvragen hebben voor bepaalde contingenten betrekking op een hoeveelheid die kleiner is dan de beschikbare hoeveelheid. Bijgevolg dienen de hoeveelheden waarvoor geen aanvragen zijn ingediend, te worden vastgesteld en te worden toegevoegd aan de voor de volgende deelperiode vastgestelde hoeveelheid, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
1. Op de invoercertificaataanvragen die op grond van Verordening (EG) nr. 616/2007 zijn ingediend voor de deelperiode van 1 januari tot en met 31 maart 2009, worden de in de bijlage bij de onderhavige verordening vastgestelde toewijzingscoëfficiënten toegepast.
2. De hoeveelheden waarvoor geen invoercertificaataanvragen zijn ingediend op grond van Verordening (EG) nr. 616/2007 en die aan de deelperiode van 1 april tot en met 30 juni 2009 moeten worden toegevoegd, zijn vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 18 oktober 2008.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 17 oktober 2008.
Voor de Commissie
Jean-Luc DEMARTY
Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling
(1) PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.
(2) PB L 238 van 1.9.2006, blz. 13.
(3) PB L 142 van 5.6.2007, blz. 3.
BIJLAGE
Nummer van de groep |
Volgnr. |
Toewijzingscoëfficiënt voor de invoercertificaataanvragen die zijn ingediend voor de deelperiode van 1.1.2009-31.3.2009 (in %) |
Niet aangevraagde hoeveelheden die moeten worden toegevoegd aan de deelperiode van 1.4.2009-30.6.2009 (in kg) |
2 |
09.4212 |
74 088 000 |
|
5 |
09.4215 |
21,124188 |
— |
6 |
09.4216 |
3 757 020 |
|
8 |
09.4218 |
9 126 800 |
(1) Niet van toepassing: de Commissie heeft geen enkele certificaataanvraag ontvangen.
(2) Niet van toepassing: de aanvragen hebben betrekking op een hoeveelheid die kleiner is dan de beschikbare hoeveelheid.
18.10.2008 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 277/5 |
VERORDENING (EG) Nr. 1018/2008 VAN DE COMMISSIE
van 17 oktober 2008
betreffende de afgifte van certificaten voor de invoer van knoflook voor de deelperiode van 1 december 2008 tot en met 28 februari 2009
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten (Integrale-GMO-verordening) (1),
Gelet op Verordening (EG) nr. 1301/2006 van de Commissie van 31 augustus 2006 houdende gemeenschappelijke voorschriften voor het beheer van door middel van een stelsel van invoercertificaten beheerde invoertariefcontingenten voor landbouwproducten (2), en met name op artikel 7, lid 2,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Verordening (EG) nr. 341/2007 van de Commissie (3) is voorzien in de opening en vaststelling van de wijze van beheer van tariefcontingenten en de instelling van een stelsel van invoercertificaten en certificaten van oorsprong voor uit derde landen ingevoerde knoflook en bepaalde andere landbouwproducten. |
(2) |
De hoeveelheden waarvoor op grond van artikel 10, lid 1, van Verordening (EG) nr. 341/2007 door traditionele importeurs en door nieuwe importeurs A-certificaten zijn aangevraagd gedurende de eerste vijf werkdagen van oktober 2008, overtreffen de beschikbare hoeveelheden voor producten van oorsprong uit China, Argentinië en alle andere derde landen dan China en Argentinië. |
(3) |
Derhalve moet, overeenkomstig artikel 7, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1301/2006, worden vastgesteld in welke mate de uiterlijk op 15 oktober 2008 aan de Commissie toegezonden aanvragen van A-certificaten kunnen worden ingewilligd overeenkomstig artikel 12 van Verordening (EG) nr. 341/2007, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Aanvragen voor A-invoercertificaten die op grond van artikel 10, lid 1, van Verordening (EG) nr. 341/2007 zijn ingediend gedurende de eerste vijf werkdagen oktober 2008 en die aan de Commissie zijn toegezonden uiterlijk op 15 oktober 2008, worden ingewilligd tot de in de bijlage bij de onderhavige verordening vermelde percentages van de gevraagde hoeveelheden.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 17 oktober 2008.
Voor de Commissie
Jean-Luc DEMARTY
Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling
(1) PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.
(2) PB L 238 van 1.9.2006, blz. 13.
(3) PB L 90 van 30.3.2007, blz. 12.
BIJLAGE
Oorsprong |
Volgnummer |
Toewijzingscoëfficiënt |
||
Argentinië |
||||
|
09.4104 |
55,244277 % |
||
|
09.4099 |
1,102834 % |
||
China |
||||
|
09.4105 |
19,875085 % |
||
|
09.4100 |
0,476907 % |
||
Andere derde landen |
||||
|
09.4106 |
100 % |
||
|
09.4102 |
11,295785 % |
18.10.2008 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 277/7 |
VERORDENING (EG) Nr. 1019/2008 VAN DE COMMISSIE
van 17 oktober 2008
tot wijziging van bijlage II bij Verordening (EG) nr. 852/2004 van het Europees Parlement en de Raad inzake levensmiddelenhygiëne
(Voor de EER relevante tekst)
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 852/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake levensmiddelenhygiëne (1), en met name op artikel 13, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Verordening (EG) nr. 852/2004 stelt de algemene voorschriften voor exploitanten van levensmiddelenbedrijven inzake levensmiddelenhygiëne vast. Exploitanten van levensmiddelenbedrijven die zich bezighouden met enigerlei stadium van de productie, verwerking en distributie van levensmiddelen dat volgt op het stadium van de primaire productie moeten zich houden aan de algemene hygiënevoorschriften van bijlage II bij die verordening. |
(2) |
Wat de watervoorziening betreft, wordt in hoofdstuk VII van die bijlage bepaald dat drinkwater moet worden gebruikt wanneer moet worden gewaarborgd dat de levensmiddelen niet worden verontreinigd en dat voor visserijproducten in gehele staat gebruik mag worden gemaakt van schoon water. Er wordt ook in bepaald dat voor levende tweekleppige weekdieren, stekelhuidigen, manteldieren en mariene buikpotigen gebruik mag worden gemaakt van schoon zeewater en dat voor het uitwendig wassen daarvan schoon water mag worden gebruikt. |
(3) |
Het gebruik van schoon water voor visserijproducten in gehele staat en voor het uitwendig wassen van levende tweekleppige weekdieren, stekelhuidigen, manteldieren en mariene buikpotigen vormt geen risico voor de volksgezondheid, als door de exploitanten van levensmiddelenbedrijven op met name de HACCP-beginselen gebaseerde controleprocedures worden ontwikkeld en toegepast om ervoor te zorgen dat het water geen bron van verontreiniging vormt. |
(4) |
Verordening (EG) nr. 852/2004 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(5) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
In hoofdstuk VII van bijlage II bij Verordening (EEG) nr. 852/2004 wordt punt 1, onder b), vervangen door:
„b) |
Voor visserijproducten in gehele staat mag gebruik worden gemaakt van schoon water. Voor levende tweekleppige weekdieren, stekelhuidigen, manteldieren en mariene buikpotigen mag gebruik worden gemaakt van schoon zeewater. Ook voor uitwendig wassen mag schoon water worden gebruikt. Wanneer schoon water wordt gebruikt, dienen er toereikende faciliteiten en procedures voor de aanvoer ervan beschikbaar te zijn om ervoor te zorgen dat dit gebruik geen bron van verontreiniging voor het levensmiddel vormt.”. |
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de tiende dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 17 oktober 2008.
Voor de Commissie
Androulla VASSILIOU
Lid van de Commissie
(1) PB L 139 van 30.4.2004, blz. 1; gerectificeerd in PB L 226 van 25.6.2004, blz. 3.
18.10.2008 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 277/8 |
VERORDENING (EG) Nr. 1020/2008 VAN DE COMMISSIE
van 17 oktober 2008
tot wijziging van de bijlagen II en III bij Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong en Verordening (EG) nr. 2076/2005, wat betreft identificatiemerken, rauwe melk en zuivelproducten, eieren en eiproducten en bepaalde visserijproducten
(Voor de EER relevante tekst)
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (1), en met name op artikel 9 en artikel 10, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 853/2004 vastgestelde bepalingen betreffende identificatiemerken hebben gezorgd voor verwarring bij de identificatie van binnen de Gemeenschap geproduceerde producten en buiten de Gemeenschap geproduceerde producten. Daarom moeten die bepalingen worden verduidelijkt om te zorgen voor een vlotte toepassing daarvan. Om het handelsverkeer in de betrokken producten van dierlijke oorsprong niet te onderbreken, moet echter worden bepaald dat producten waarop overeenkomstig Verordening (EG) nr. 853/2004 vóór 1 november 2009 een identificatiemerk is aangebracht, tot en met 31 december 2009 in de Gemeenschap mogen worden ingevoerd. |
(2) |
Niettegenstaande het algemene beginsel van artikel 3, lid 2, van Verordening (EG) nr. 853/2004 dat exploitanten van levensmiddelenbedrijven — indien de hygiëne dit vereist — geen andere stoffen dan drinkwater mogen gebruiken, bevatten deel A van bijlage I en hoofdstuk VII van bijlage II bij Verordening (EG) nr. 852/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake levensmiddelenhygiëne (2) en deel II van hoofdstuk I en de hoofdstukken III en IV van sectie VIII van bijlage III bij Verordening (EG) nr. 853/2004 bepalingen die het gebruik van schoon water voor het hanteren van vis toestaan, met name voor de hantering van visserijproducten aan boord van vaartuigen. |
(3) |
Artikel 11 van Verordening (EG) nr. 2076/2005 van de Commissie van 5 december 2005 tot vaststelling van overgangsregelingen voor de uitvoering van de Verordeningen (EG) nr. 853/2004, (EG) nr. 854/2004 en (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad en tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 853/2004 en (EG) nr. 854/2004 (3) bepaalt dat schoon water tot en met 31 december 2009 ook in inrichtingen aan land mag worden gebruikt. |
(4) |
Er wordt reeds lang wetenschappelijk erkend dat het gebruik van zeewater van technologisch belang is voor visserijproducten, aangezien het hun organoleptische kenmerken intact helpt houden door het opheffen van het risico van een osmotische schok. |
(5) |
Het gebruik van schoon zeewater voor het hanteren en wassen van visserijproducten vormt geen risico voor de volksgezondheid, als door de exploitanten van levensmiddelenbedrijven op met name de HACCP-beginselen gebaseerde controleprocedures worden ontwikkeld en toegepast om ervoor te zorgen dat het voldoet aan de definitie van schoon zeewater in Verordening (EG) nr. 852/2004. Daarom moet artikel 11 van Verordening (EG) nr. 2076/2005 worden geschrapt en moet de overgangsregeling in die verordening voor het gebruik van schoon zeewater permanent worden gemaakt. Sectie VIII van bijlage III bij Verordening (EG) nr. 853/2004 moet dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(6) |
Sectie VIII van bijlage III bij Verordening (EG) nr. 853/2004 bevat de voorschriften voor de productie en het in de handel brengen van visserijproducten bestemd voor menselijke consumptie, inclusief visolie. |
(7) |
Er hebben zich moeilijkheden voorgedaan bij de uitvoering van die specifieke voorschriften in sommige lidstaten. Er zijn ook problemen gerezen in verband met uit derde landen ingevoerde visolie. Die moeilijkheden hebben vooral betrekking op de voorschriften om grondstoffen geschikt te maken voor de productie van visolie voor menselijke consumptie en op in de visolie-industrie gebruikelijke praktijken voor de vervaardiging van levensmiddelen. Daarom moeten die bepalingen worden verduidelijkt om de toepassing daarvan te harmoniseren. Sectie VIII van bijlage III bij Verordening (EG) nr. 853/2004 moet dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(8) |
Uit het advies van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid van 30 augustus 2004 over verontreinigingen in de voedselketen in verband met de toxiciteit van visserijproducten van de familie Gempylidae blijkt dat visserijproducten van die familie, met name Ruvettus pretiosus en Lepidocybium flavobrunneum, maag- en darmklachten kunnen veroorzaken indien zij niet onder bepaalde voorwaarden worden geconsumeerd. In hoofdstuk V van sectie VIII van bijlage III bij Verordening (EG) nr. 853/2004 worden specifieke voorwaarden voor het in de handel brengen van die visserijproducten vastgesteld. |
(9) |
Die voorwaarden gelden voor van die soorten afgeleide verse, bereide en verwerkte visserijproducten. Er kunnen zich echter soortgelijke risico's voor de consument voordoen met ingevroren visserijproducten die van de familie Gempylidae zijn afgeleid. Er moeten daarom soortgelijke beschermings- en informatievoorwaarden voor die ingevroren visserijproducten worden vastgesteld. Sectie VIII van bijlage III bij Verordening (EG) nr. 853/2004 moet dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(10) |
In punt 1, onder a), van deel III van hoofdstuk II van sectie IX van bijlage III bij Verordening (EG) nr. 853/2004 wordt bepaald dat exploitanten van levensmiddelenbedrijven die zuivelproducten vervaardigen ervoor moeten zorgen dat rauwe koemelk vóór verwerking aan een grenscriterium voldoet. |
(11) |
De naleving van dat grenscriterium is bijzonder belangrijk voor de voedselveiligheid wanneer de melk door middel van een pasteurisatieproces of een proces dat minder strikt is dan pasteurisatie warmtebehandeld moet worden en niet binnen een vooraf vastgestelde periode warmtebehandeld is. In dergelijke omstandigheden heeft de toepassing van deze warmtebehandeling geen toereikend bacteriedodend effect, wat kan leiden tot vroegtijdig bederf van het daaruit resulterende zuivelproduct. |
(12) |
Artikel 12 van Verordening (EG) nr. 2076/2005 voorziet in een overgangsregeling om de verificatie van de naleving van dit criterium tot dergelijke omstandigheden te beperken. Daarom moet artikel 12 van Verordening (EG) nr. 2076/2005 worden geschrapt en die overgangsregeling permanent worden gemaakt. Sectie IX van bijlage III bij Verordening (EG) nr. 853/2004 moet dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(13) |
In sectie X van bijlage III bij Verordening (EG) nr. 853/2004 worden specifieke hygiënevoorschriften voor eieren en eiproducten vastgelegd. Overeenkomstig punt 2 van hoofdstuk I van die sectie moeten de eieren worden opgeslagen en vervoerd bij een bij voorkeur constante temperatuur die de meeste garanties biedt voor het behoud van hun hygiënische kwaliteit. |
(14) |
Artikel 13, lid 1, van Verordening (EG) nr. 2076/2005 bepaalt dat de lidstaten die vóór 1 januari 2006 nationale temperatuurvoorschriften hanteerden voor voorzieningen voor de opslag van eieren en voor voertuigen die eieren van de ene naar de andere voorziening vervoeren, deze tot en met 31 december 2009 mogen blijven toepassen. Aangezien deze mogelijkheid niet indruist tegen de in Verordening (EG) nr. 853/2004 vastgestelde doelstellingen voor de voedselveiligheid, moet die overgangsregeling permanent worden gemaakt. |
(15) |
Bovendien mogen overeenkomstig punt 1 van deel II van hoofdstuk II van sectie X van bijlage III bij Verordening (EG) nr. 853/2004 gebarsten eieren onder bepaalde voorwaarden voor de bereiding van eiproducten worden gebruikt. Artikel 13, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2076/2005 bepaalt dat exploitanten van levensmiddelenbedrijven tot en met 31 december 2009 gebarsten eieren voor de productie van vloeibaar ei in een daartoe erkend bedrijf mogen gebruiken, mits de productie-inrichting of het pakstation de eieren rechtstreeks heeft geleverd en zij zo snel mogelijk worden gebroken. Aangezien het gebruik van gebarsten eieren voor de productie van vloeibaar ei onder deze omstandigheden geen risico voor de volksgezondheid vormt, moet die overgangsregeling permanent worden gemaakt. |
(16) |
Artikel 13 van Verordening (EG) nr. 2076/2005 moet daarom worden geschrapt en sectie X van bijlage III bij Verordening (EG) nr. 853/2004 moet dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(17) |
De Verordeningen (EG) nr. 853/2004 en (EG) nr. 2076/2005 moeten daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(18) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Bijlage II bij Verordening (EG) nr. 853/2004 wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage I bij deze verordening.
Artikel 2
Bijlage III bij Verordening (EG) nr. 853/2004 wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage II bij deze verordening.
Artikel 3
In Verordening (EG) nr. 2076/2005 worden de artikelen 11, 12 en 13 geschrapt.
Artikel 4
Producten van dierlijke oorsprong waarop vóór 1 november 2009 een identificatiemerk is aangebracht overeenkomstig punt 8 van deel B van sectie I van bijlage II bij Verordening (EG) nr. 853/2004, mogen tot en met 31 december 2009 in de Gemeenschap worden ingevoerd.
Artikel 5
Deze verordening treedt in werking op de tiende dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Punt 1, onder b), van bijlage I is echter van toepassing met ingang van 1 november 2009.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 17 oktober 2008.
Voor de Commissie
Androulla VASSILIOU
Lid van de Commissie
(1) PB L 139 van 30.4.2004, blz. 55; gerectificeerd in PB L 226 van 25.6.2004, blz. 22.
(2) PB L 139 van 30.4.2004, blz. 1; gerectificeerd in PB L 226 van 25.6.2004, blz. 3.
(3) PB L 338 van 22.12.2005, blz. 83.
BIJLAGE I
Bijlage II bij Verordening (EG) nr. 853/2004 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
Sectie I wordt als volgt gewijzigd:
|
2) |
Sectie III wordt als volgt gewijzigd:
|
BIJLAGE II
Bijlage III bij Verordening (EG) nr. 853/2004 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
Sectie VIII wordt als volgt gewijzigd:
|
2) |
In sectie IX, hoofdstuk II, deel III wordt punt 1 vervangen door:
|
3) |
Sectie X wordt als volgt gewijzigd:
|
18.10.2008 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 277/15 |
VERORDENING (EG) Nr. 1021/2008 VAN DE COMMISSIE
van 17 oktober 2008
tot wijziging van de bijlagen I, II en III bij Verordening (EG) nr. 854/2004 van het Europees Parlement en de Raad houdende vaststelling van specifieke voorschriften voor de organisatie van de officiële controles van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong en Verordening (EG) nr. 2076/2005, wat betreft levende tweekleppige weekdieren, bepaalde visserijproducten en personeel dat bijstand verleent bij officiële controles in slachthuizen
(Voor de EER relevante tekst)
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 854/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke voorschriften voor de organisatie van de officiële controles van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong (1), en met name op artikel 16 en artikel 17, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Hoofdstuk III van sectie I van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 854/2004 bevat voorschriften voor het aanbrengen van een gezondheidsmerk op karkassen, wanneer er geen reden is om het vlees ongeschikt te verklaren voor menselijke consumptie. Sommige van die voorschriften hebben gezorgd voor verwarring bij de identificatie van binnen de Gemeenschap geproduceerde producten en buiten de Gemeenschap geproduceerde producten. Daarom moeten die bepalingen worden verduidelijkt om te zorgen voor een vlotte toepassing daarvan. |
(2) |
Om het handelsverkeer in de betrokken producten niet te onderbreken, moet echter worden bepaald dat producten waarop overeenkomstig Verordening (EG) nr. 854/2004 vóór 1 november 2009 een gezondheidsmerk is aangebracht, tot en met 31 december 2009 in de Gemeenschap mogen worden ingevoerd. |
(3) |
Krachtens artikel 5, lid 6, van Verordening (EG) nr. 854/2004 kunnen de lidstaten het personeel van een slachthuis toestaan om bijstand te verlenen bij de officiële controles door bepaalde specifieke taken van officiële assistenten uit te voeren in verband met de productie van vlees van pluimvee en lagomorfen. Deel A van hoofdstuk III van sectie III van bijlage I bij die verordening bepaalt dat dit alleen kan worden toegestaan, als het personeel van de inrichting tot tevredenheid van de bevoegde autoriteit op dezelfde wijze als de officiële assistenten voor de uitvoering van de taken van die assistenten is opgeleid. |
(4) |
Artikel 14 van Verordening (EG) nr. 2076/2005 van de Commissie van 5 december 2005 tot vaststelling van overgangsregelingen voor de uitvoering van de Verordeningen (EG) nr. 853/2004, (EG) nr. 854/2004 en (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad en tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 853/2004 en (EG) nr. 854/2004 (2) bepaalt dat die opleiding van het slachthuispersoneel tot en met 31 december 2009 mag worden beperkt tot de specifieke taken die het mag uitvoeren. |
(5) |
Die beperking heeft geen negatieve gevolgen gehad voor de voorschriften voor de officiële controles in verband met vers vlees, als bedoeld in Verordening (EG) nr. 854/2004. Daarom moet de overgangsregeling van Verordening (EG) nr. 2076/2005 permanent worden gemaakt en moet de lidstaten worden toegestaan een volledige of beperkte opleiding te verstrekken en een besluit te nemen over de praktische regeling daarvan, inclusief de examenprocedure. Daarom moet artikel 14 van Verordening (EG) nr. 2076/2005 worden geschrapt en moet deel A van hoofdstuk III van sectie III van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 854/2004 dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(6) |
Punt 4 van deel A van hoofdstuk II van bijlage II bij Verordening (EG) nr. 854/2004 bepaalt dat levende tweekleppige weekdieren uit gebieden van klasse B niet meer dan 4 600E. coli per 100 g vlees en lichaamsvocht mogen bevatten. Artikel 17 bis van Verordening (EG) nr. 2076/2005 voert tot en met 31 december 2009 een tolerantie bij 10 % van de monsters van uit die gebieden afkomstige levende tweekleppige weekdieren in. |
(7) |
Die tolerantie vormt geen risico voor de volksgezondheid, mits bij die 10 % van de monsters van levende tweekleppige weekdieren een bovengrens van 46 000E. coli per 100 g vlees en lichaamsvocht niet wordt overschreden. Daarom moet deze tolerantie permanent worden gehanteerd. Daarom moet artikel 17 bis van Verordening (EG) nr. 2076/2005 worden geschrapt en moet punt 4 van deel A van hoofdstuk II van bijlage II bij Verordening (EG) nr. 854/2004 dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(8) |
Uit een advies van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid van 30 augustus 2004 over verontreinigingen in de voedselketen in verband met de toxiciteit van visserijproducten van de familie Gempylidae blijkt dat visserijproducten van die familie, met name Ruvettus pretiosus en Lepidocybium flavobrunneum, maag- en darmklachten kunnen veroorzaken indien zij niet onder bepaalde voorwaarden worden geconsumeerd. Verordening (EG) nr. 854/2004 schrijft voor dat de bevoegde autoriteiten in de lidstaten controles moeten uitvoeren in verband met de voorwaarden waaraan de exploitanten van levensmiddelenbedrijven moeten voldoen bij het in de handel brengen van visserijproducten die behoren tot de familie Gempylidae. |
(9) |
Die voorwaarden zijn van toepassing op van die soorten afgeleide verse, bereide en verwerkte visserijproducten. Er kunnen zich echter soortgelijke risico's voor de consument voordoen met ingevroren visserijproducten die van die familie zijn afgeleid. Daarom moet worden voorgeschreven dat de bevoegde autoriteiten ook controles uitvoeren op tot die familie behorende ingevroren visserijproducten. |
(10) |
De Verordeningen (EG) nr. 854/2004 en (EG) nr. 2076/2005 moeten daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(11) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De bijlagen I, II en III bij Verordening (EG) nr. 854/2004 worden gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.
Artikel 2
In Verordening (EG) nr. 2076/2005 worden de artikelen 14 en 17 bis geschrapt.
Artikel 3
Producten van dierlijke oorsprong waarop vóór 1 november 2009 een gezondheidsmerk is aangebracht overeenkomstig punt 3, onder c), van hoofdstuk III van sectie I van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 854/2004, mogen tot en met 31 december 2009 in de Gemeenschap worden ingevoerd.
Artikel 4
Deze verordening treedt in werking op de tiende dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Punt 1, onder a), van de bijlage bij deze verordening is echter van toepassing met ingang van 1 november 2009.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 17 oktober 2008.
Voor de Commissie
Androulla VASSILIOU
Lid van de Commissie
(1) PB L 139 van 30.4.2004, blz. 206, gerectificeerd in PB L 226 van 25.6.2004, blz. 83.
(2) PB L 338 van 22.12.2005, blz. 83.
BIJLAGE
De bijlagen I, II en III bij Verordening (EG) nr. 854/2004 worden als volgt gewijzigd:
1) |
Bijlage I wordt als volgt gewijzigd:
|
2) |
In deel A van hoofdstuk II van bijlage II wordt punt 4 vervangen door:
|
3) |
In hoofdstuk II van bijlage III wordt deel G vervangen door: „G. GIFTIGE VISSERIJPRODUCTEN Er moeten controles plaatsvinden om ervoor te zorgen dat:
|
18.10.2008 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 277/18 |
VERORDENING (EG) Nr. 1022/2008 VAN DE COMMISSIE
van 17 oktober 2008
tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2074/2005 wat betreft de grenswaarden voor totale vluchtige-basestikstof (TVB-N)
(Voor de EER relevante tekst)
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (1), en met name op artikel 11, punt 9,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
In sectie VIII van bijlage III bij Verordening (EG) nr. 853/2004 wordt bepaald dat exploitanten van levensmiddelenbedrijven specifieke controles moeten uitvoeren om te voorkomen dat visserijproducten op de markt worden gebracht die ongeschikt zijn voor menselijke consumptie. Deze controles omvatten de grenswaarden voor totale vluchtige-basestikstof (TVB-N) die niet overschreden mogen worden. |
(2) |
In sectie II, hoofdstuk I, van bijlage II bij Verordening (EG) nr. 2074/2005 van de Commissie van 5 december 2005 tot vaststelling van uitvoeringsmaatregelen voor bepaalde producten die onder Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad vallen en voor de organisatie van officiële controles overeenkomstig de Verordeningen (EG) nr. 854/2004 van het Europees Parlement en de Raad en (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad, tot afwijking van Verordening (EG) nr. 852/2004 van het Europees Parlement en de Raad en tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 853/2004 en (EG) nr. 854/2004 (2) zijn de TVB-N-grenswaarden voor totale vluchtige-basestikstof voor bepaalde categorieën visserijproducten en de te gebruiken analysemethoden vastgesteld. |
(3) |
Bijlage III bij Verordening (EG) nr. 853/2004 schrijft voor dat wanneer vaartuigen niet zodanig ontworpen en uitgerust zijn dat verse visserijproducten gedurende meer dan 24 uur aan boord kunnen worden bewaard, verse visserijproducten zo snel mogelijk na het aanlanden moeten worden gekoeld en worden opgeslagen bij een temperatuur welke die van smeltend ijs benadert. |
(4) |
Wanneer echter visserijproducten in gehele staat die in dergelijke vaartuigen worden gehanteerd rechtstreeks voor de bereiding van visolie voor menselijke consumptie worden gebruikt, mogen de grondstoffen tot 36 uur zonder koeling na de vangst of het inladen in het vaartuig worden verwerkt, mits de visserijproducten nog aan de versheidscriteria voldoen. |
(5) |
Daarom dient een algemene TVB-N-grenswaarde te worden vastgesteld die niet mag worden overschreden bij vissoorten die voor de rechtstreekse bereiding van visolie voor menselijke consumptie worden gebruikt, wanneer van die mogelijkheid gebruik wordt gemaakt. |
(6) |
Gezien de verschillen tussen de soorten kan het ook gewenst zijn, hogere TVB-N-grenswaarden vast te leggen voor bepaalde soorten. In afwachting van de harmonisatie op Gemeenschapsniveau van deze hogere TVB-N-grenswaarden dienen de lidstaten de mogelijkheid te hebben, nationale grenswaarden toe te passen voor bepaalde soorten, mits de vis nog aan de versheidscriteria voldoet. |
(7) |
Verordening (EG) nr. 2074/2005 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(8) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Bijlage II bij Verordening (EG) nr. 2074/2005 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 17 oktober 2008.
Voor de Commissie
Androulla VASSILIOU
Lid van de Commissie
(1) PB L 139 van 30.4.2004, blz. 55, gerectificeerd in PB L 226 van 25.6.2004, blz. 22.
(2) PB L 338 van 22.12.2005, blz. 27.
BIJLAGE
In sectie II, hoofdstuk I, van bijlage II bij Verordening (EG) nr. 2074/2005 komt punt 1 als volgt te luiden:
„1. |
Niet-verwerkte visserijproducten worden als niet geschikt voor menselijke consumptie beschouwd indien op grond van de organoleptische beoordeling twijfel over de versheid bestaat en bij chemische controles blijkt dat de volgende grenswaarden voor TVB-N worden overschreden:
De voor de controle op de grenswaarden voor TVB-N te gebruiken referentiemethode is de in hoofdstuk III beschreven methode waarbij een met perchloorzuur eiwitvrij gemaakt extract wordt gedestilleerd.”. |
18.10.2008 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 277/21 |
VERORDENING (EG) Nr. 1023/2008 VAN DE COMMISSIE
van 17 oktober 2008
tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2076/2005 wat betreft de verlenging van de overgangsperiode voor de exploitanten van levensmiddelenbedrijven die voor menselijke consumptie bestemde visolie invoeren
(Voor de EER relevante tekst)
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (1), en met name op artikel 9,
Gelet op Verordening (EG) nr. 854/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke voorschriften voor de organisatie van de officiële controles van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong (2), en met name op artikel 16,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
In Verordening (EG) nr. 853/2004 worden voor exploitanten van levensmiddelenbedrijven specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong vastgesteld. In die verordening wordt bepaald dat exploitanten van levensmiddelenbedrijven die voor menselijke consumptie bestemde visolie produceren, moeten voldoen aan de desbetreffende bepalingen van bijlage III daarbij. |
(2) |
In Verordening (EG) nr. 854/2004 worden specifieke voorschriften voor de organisatie van de officiële controles van producten van dierlijke oorsprong vastgesteld. Zij is van toepassing op de activiteiten en personen waarop Verordening (EG) nr. 853/2004 van toepassing is. |
(3) |
Artikel 7, lid 3, van Verordening (EG) nr. 2076/2005 van de Commissie van 5 december 2005 tot vaststelling van overgangsregelingen voor de uitvoering van de Verordeningen (EG) nr. 853/2004, (EG) nr. 854/2004 en (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad en tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 853/2004 en (EG) nr. 854/2004 (3) voorziet in een afwijking van de voorschriften voor visolie voor menselijke consumptie die in sectie VIII van bijlage III bij Verordening (EG) nr. 853/2004 voor exploitanten van levensmiddelenbedrijven zijn vastgesteld, zodat zij tot en met 31 oktober 2008 visolie mogen blijven invoeren uit inrichtingen in derde landen die daartoe vóór de inwerkingtreding van Verordening (EG) nr. 1664/2006 van de Commissie (4) zijn erkend. |
(4) |
Bovendien voorziet artikel 7, lid 4, onder b), van Verordening (EG) nr. 2076/2005 in een afwijking van bijlage VI bij Verordening (EG) nr. 2074/2005 van de Commissie van 5 december 2005 tot vaststelling van uitvoeringsmaatregelen voor bepaalde producten die onder Verordening (EG) nr. 853/2004 vallen en voor de organisatie van officiële controles overeenkomstig de Verordeningen (EG) nr. 854/2004 en (EG) nr. 882/2004, tot afwijking van Verordening (EG) nr. 852/2004 en tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 853/2004 en (EG) nr. 854/2004 (5), voor visolie waarvoor een vóór 31 oktober 2008 naar behoren ingevuld en ondertekend certificaat is afgegeven overeenkomstig de nationale voorschriften die golden vóór de datum van inwerkingtreding van Verordening (EG) nr. 2074/2005, en die tot en met 31 december 2008 in de Gemeenschap mag worden ingevoerd. |
(5) |
De voorschriften voor de productie van visolie voor menselijke consumptie in Verordening (EG) nr. 853/2004 zijn gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1020/2008 van de Commissie (6) om het hoofd te bieden aan de praktische moeilijkheden die derde landen ondervinden bij de aanpassing van de verwerkingsomstandigheden in inrichtingen die visolie produceren. |
(6) |
Om een onnodige onderbreking van het handelsverkeer als gevolg van de administratieve procedures voor de erkenning en de opstelling van een lijst van onder de gewijzigde voorschriften vallende inrichtingen te vermijden, moet de afwijking in artikel 7, lid 3, van Verordening (EG) nr. 2076/2005 tot en met 30 april 2009 worden verlengd. |
(7) |
De in artikel 7, lid 4, onder b), van Verordening (EG) nr. 2076/2005 bedoelde afwijking voor de invoer in de Gemeenschap van visolie waarvoor een certificaat overeenkomstig de nationale voorschriften is afgegeven, moet ook tot en met 30 juni 2009 worden verlengd. Bovendien moeten deze certificaten vóór 30 april 2009 naar behoren zijn ingevuld en ondertekend. |
(8) |
Verordening (EG) nr. 2076/2005 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(9) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Artikel 7 van Verordening (EG) nr. 2076/2005 wordt als volgt gewijzigd:
1. |
Lid 3 wordt vervangen door: „3. In afwijking van bijlage III, sectie VIII, hoofdstuk IV, deel B, bij Verordening (EG) nr. 853/2004 mogen exploitanten van levensmiddelenbedrijven tot en met 30 april 2009 visolie blijven invoeren uit inrichtingen in derde landen die daartoe vóór de inwerkingtreding van Verordening (EG) nr. 1020/2008 van de Commissie (7) zijn erkend. |
2. |
Lid 4, onder b), wordt als volgt gewijzigd:
|
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de tiende dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 17 oktober 2008.
Voor de Commissie
Androulla VASSILIOU
Lid van de Commissie
(1) PB L 139 van 30.4.2004, blz. 55; gerectificeerd in PB L 226 van 25.6.2004, blz. 22.
(2) PB L 139 van 30.4.2004, blz. 206; gerectificeerd in PB L 226 van 25.6.2004, blz. 83.
(3) PB L 338 van 22.12.2005, blz. 83.
(4) PB L 320 van 18.11.2006, blz. 13.
(5) PB L 338 van 22.12.2005, blz. 27.
(6) Zie bladzijde 8 van dit Publicatieblad.
(7) PB L 277 van 18.10.2008, , blz. 8.”.
18.10.2008 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 277/23 |
VERORDENING (EG) Nr. 1024/2008 VAN DE COMMISSIE
van 17 oktober 2008
tot vaststelling van gedetailleerde maatregelen ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 2173/2005 van de Raad inzake de opzet van een FLEGT-vergunningensysteem voor de invoer van hout in de Europese Gemeenschap
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 2173/2005 van de Raad van 20 december 2005 inzake de opzet van een FLEGT-vergunningensysteem voor de invoer van hout in de Europese Gemeenschap (1), en met name op artikel 5, lid 9,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Het EU-actieplan voor wetshandhaving, governance en handel in de bosbouw (FLEGT) (2) bepaalt maatregelen om het probleem van de illegale houtkap en de daarmee verband houdende handel aan te pakken. In het actieplan wordt voorgesteld een vergunningensysteem voor wetshandhaving, governance en handel in de bosbouw (hierna het FLEGT-vergunningensysteem) op te zetten om ervoor te zorgen dat alleen legaal gekapt hout wordt geïmporteerd uit landen die aan het vergunningensysteem deelnemen. |
(2) |
In het kader van dit vergunningensysteem wil de Gemeenschap vrijwillige partnerschapsovereenkomsten sluiten met landen en regionale organisaties (FLEGT-partnerlanden). Houtproducten die uit FLEGT-partnerlanden naar de Gemeenschap worden geëxporteerd, moeten gedekt zijn door een door de vergunningverlenende autoriteit van dat land afgegeven FLEGT-vergunning. De FLEGT-vergunning moet aantonen dat de houtproducten in kwestie legaal zijn gekapt, zoals bepaald in de vrijwillige FLEGT-partnerschapsovereenkomsten. |
(3) |
Verordening (EG) nr. 2173/2005 bepaalt de EU-procedures voor de tenuitvoerlegging van het FLEGT-vergunningensysteem, met onder meer de eis dat de invoer van uit FLEGT-partnerlanden afkomstige houtproducten door een FLEGT-vergunning gedekt moet zijn. |
(4) |
Om de doeltreffendheid van het FLEGT-vergunningensysteem te garanderen, moeten de bevoegde autoriteiten controleren of de tot het vrije verkeer in de Gemeenschap toegelaten houtproducten door een FLEGT-vergunning gedekt zijn. De FLEGT-vergunning moet worden aanvaard op voorwaarde dat aan bepaalde vereisten is voldaan. |
(5) |
Het is derhalve nodig gedetailleerde bepalingen vast te stellen met betrekking tot de voorwaarden voor de aanvaarding van de FLEGT-vergunning. |
(6) |
Om een consequente behandeling van FLEGT-vergunningen door de autoriteiten in de lidstaten te garanderen, moet worden bepaald welke informatie in de vergunning moet worden opgenomen. Voorts moet worden gezorgd voor een gestandaardiseerd formaat voor de FLEGT-vergunningen om de effectieve controle ervan te vergemakkelijken. |
(7) |
Gezien het concurrentievermogen binnen de internationale houthandel is onder het FLEGT-vergunningensysteem bepaald dat de procedures voor toelating tot het vrije verkeer van houtproducten met een FLEGT-vergunning niet mogen leiden tot onnodige vertragingen van de importprocedures. Daarom dienen de procedures voor controle en aanvaarding van de FLEGT-vergunning zo eenvoudig en praktisch mogelijk te zijn, zonder evenwel de geloofwaardigheid van het systeem in het gedrang te brengen. |
(8) |
De Gemeenschap en de lidstaten hebben zich er in het kader van de agenda van Lissabon toe verbonden het concurrentievermogen van ondernemingen die actief zijn op de Europese markt, te versterken. Overeenkomstig Besluit 2004/387/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 betreffende de interoperabele levering van pan-Europese e-overheidsdiensten aan overheidsdiensten, ondernemingen en burgers (IDABC) (3) dienen de Commissie en de lidstaten te zorgen voor doeltreffende, effectieve en interoperabele informatie- en communicatiesystemen voor de uitwisseling van informatie tussen overheidsdiensten en EU-burgers. |
(9) |
De bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens wordt geregeld door Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (4), die volledig van toepassing is op de verwerking van persoonsgegevens in het kader van deze verordening, in het bijzonder wat de verwerking van persoonsgegevens in vergunningen betreft. |
(10) |
De in deze verordening bepaalde maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité wetshandhaving, governance en handel in de bosbouw (FLEGT), |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
HOOFDSTUK I
ONDERWERP EN DEFINITIES
Artikel 1
In deze verordening worden gedetailleerde regels vastgesteld voor de toepassing van het systeem voor de invoer van houtproducten als bedoeld in artikel 5 van Verordening (EG) nr. 2173/2005.
Artikel 2
Voor de toepassing van deze verordening gelden, naast de in Verordening (EG) nr. 2173/2005 vastgestelde definities, de volgende definities:
1. |
„zending”: een hoeveelheid houtproducten, als bepaald in bijlage II en III bij Verordening (EG) nr. 2173/2005, die gedekt is door een FLEGT-vergunning, die door een verzender of expediteur vanuit een partnerland is verzonden en bij een douanekantoor voor toelating tot het vrije verkeer wordt aangeboden. |
2. |
„elektronische vergunning”: een FLEGT-vergunning in digitale format die elektronisch kan worden voorgelegd of verwerkt en die alle in de bijlage bepaalde informatie bevat. |
3. |
„papieren vergunning”: een FLEGT-vergunning in de in de bijlage weergegeven format. |
4. |
„bevoegde autoriteit(en)”: de autoriteit(en) die door de lidstaat wordt/worden aangewezen om FLEGT-vergunningen te ontvangen, te aanvaarden en te controleren. |
HOOFDSTUK II
VOORSCHRIFTEN BETREFFENDE FLEGT-VERGUNNINGEN
Artikel 3
1. Een FLEGT-vergunning, hierna „vergunning”, kan een papieren of elektronische vergunning zijn.
2. De Commissie bezorgt de bevoegde autoriteiten en de douaneautoriteiten van elke lidstaat een specimen of de technische specificaties van de door elk partnerland opgestelde vergunning.
Artikel 4
Het gebruik van een vergunning betekent geen vrijstelling van andere formaliteiten met betrekking tot het verkeer van goederen binnen de Gemeenschap.
Artikel 5
De bevoegde autoriteiten of de douaneautoriteiten van de lidstaat waar de zending wordt toegelaten tot het vrije verkeer, kunnen vorderen dat de vergunning wordt vertaald in de officiële taal of een van de officiële talen van die lidstaat.
De kosten daarvoor zijn voor rekening van de importeur.
HOOFDSTUK III
AANVAARDING EN CONTROLE
Artikel 6
1. De vergunning wordt ingediend bij de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waar de door die vergunning gedekte zending tot het vrije verkeer wordt toegelaten.
2. De in lid 1 bedoelde bevoegde autoriteiten brengen de douaneautoriteiten overeenkomstig de geldende nationale procedures op de hoogte wanneer een vergunning is aanvaard.
3. Een vergunning wordt als nietig beschouwd als de datum waarop ze wordt ingediend later is dan de in de vergunning vermelde vervaldatum.
4. Een vóór de aankomst van de zending ingediende vergunning kan worden aanvaard indien zij voldoet aan alle in artikel 7 bepaalde vereisten en geen verdere controle overeenkomstig artikel 10, lid 1, noodzakelijk wordt geacht.
5. Indien verdere controle van de vergunning of van de zending overeenkomstig de artikelen 9 en 10 noodzakelijk wordt geacht, wordt de vergunning slechts aanvaard indien die verdere controle een bevredigend resultaat oplevert.
Artikel 7
1. Papieren vergunningen stemmen overeen met het desbetreffende model van de vergunning.
2. Zowel papieren als elektronische vergunningen bevatten de in de bijlage bepaalde informatie, overeenkomstig de in die bijlage opgenomen richtsnoeren.
Artikel 8
1. Doorhalingen of wijzigingen in een vergunning worden slechts aanvaard indien zij door de vergunningverlenende autoriteit zijn gevalideerd.
2. Verlenging van de geldigheid van een vergunning wordt slechts aanvaard indien zij door de vergunningverlenende autoriteit is gevalideerd.
3. Een duplicaat of vervangingsvergunning wordt slechts aanvaard indien zij door de vergunningverlenende autoriteit is gevalideerd.
4. Een vergunning wordt niet aanvaard indien, na de verstrekking van aanvullende informatie overeenkomstig artikel 9 of verder onderzoek overeenkomstig artikel 10, wordt vastgesteld dat de vergunning niet in overeenstemming is met de zending.
Artikel 9
In geval van twijfel over de vraag of een vergunning, een duplicaat of een vervangingsvergunning kan worden aanvaard, kunnen de bevoegde autoriteiten de vergunningverlenende autoriteit van het partnerland om extra informatie verzoeken.
Samen met het verzoek wordt eventueel een kopie van de vergunning, het duplicaat of de vervangingsvergunning in kwestie verstuurd.
Artikel 10
1. Indien verder onderzoek van de zending noodzakelijk wordt geacht voordat de bevoegde autoriteiten kunnen besluiten of een vergunning wordt aanvaard, kunnen controles worden uitgevoerd om na te gaan of de desbetreffende zending strookt met de in de vergunning verstrekte informatie en waar nodig ook met de gegevens van de vergunningverlenende autoriteit met betrekking tot de vergunning.
2. Als het volume of het gewicht van de houtproducten in de voor toelating tot het vrije verkeer aangeboden zending niet meer dan 10 % afwijkt van het volume of het gewicht dat in de vergunning is vermeld, wordt de zending geacht in overeenstemming te zijn met de in de vergunning verstrekte informatie betreffende volume of gewicht.
Artikel 11
1. In vak 44 van het Enig document voor aangifte van de toelating tot het vrije verkeer wordt het nummer van de vergunning voor de desbetreffende houtproducten vermeld. Indien de aangifte van de douane wordt gedaan door middel van een gegevensverwerkingstechniek, wordt het referentienummer daarvan vermeld in het geschikte vak.
2. Houtproducten worden slechts tot het vrije verkeer toegelaten indien voldaan is aan de in artikel 6, lid 2, omschreven procedure.
Artikel 12
Indien de bevoegde autoriteiten verschillend zijn van de douaneautoriteiten, kunnen de lidstaten specifieke functies van de bevoegde autoriteiten aan de douaneautoriteiten delegeren.
De Commissie wordt hiervan op de hoogte gesteld.
Artikel 13
De in dit hoofdstuk beschreven procedures worden uitgevoerd in coördinatie tussen de bevoegde autoriteiten en de douaneautoriteiten.
HOOFDSTUK IV
ELEKTRONISCHE SYSTEMEN
Artikel 14
1. De lidstaten mogen elektronische systemen gebruiken voor de uitwisseling en opslag van vergunningsgegevens.
2. De in lid 1 beschreven elektronische systemen zorgen voor de uitwisseling van gegevens tussen de bevoegde autoriteiten en de douaneautoriteiten van de lidstaten en tussen de bevoegde autoriteiten en de douaneautoriteiten enerzijds en de Commissie of de vergunningverlenende autoriteit van de partnerlanden anderzijds.
3. Bij de ingebruikname van de elektronische systemen houden de lidstaten rekening met de complementariteit, de compatibiliteit en de interoperabiliteit. Zij houden rekening met de door de Commissie gegeven richtsnoeren.
Artikel 15
De in artikel 13, lid 1, bedoelde elektronische systemen kunnen onder meer betrekking hebben op:
a) |
een procedure voor het ontvangen en opslaan van vergunningsgegevens; |
b) |
een procedure voor de uitwisseling van vergunningsgegevens; |
c) |
een instrument voor de opslag van vergunningsgegevens. |
HOOFDSTUK V
GEGEVENSBESCHERMING
Artikel 16
Deze verordening laat het niveau van de bescherming van personen met betrekking tot het verwerken van persoonsgegevens krachtens de bepalingen van het Gemeenschapsrecht en de nationale wetgeving onverlet en heeft daar geen enkele invloed op, en houdt met name geen wijziging in van de verplichtingen en rechten als uiteengezet in Richtlijn 95/46/EG. De bescherming van personen met betrekking tot het verwerken van persoonsgegevens, in het bijzonder met betrekking tot bekendmakingen of mededelingen van persoonsgegevens in een vergunning, wordt verzekerd.
HOOFDSTUK VI
SLOTBEPALINGEN
Artikel 17
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing vanaf de datum waarop de eerste wijziging van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 2173/2005, vastgesteld overeenkomstig artikel 10 van diezelfde verordening, van toepassing wordt.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 17 oktober 2008.
Voor de Commissie
Stavros DIMAS
Lid van de Commissie
(1) PB L 347 van 30.12.2005, blz. 1.
(2) COM(2003) 251 def.
(3) PB L 144 van 30.4.2004, blz. 65, gerectificeerd in PB L 181 van 18.5.2004, blz. 25.
(4) PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31.
BIJLAGE
In artikel 2, lid 3, bepaalde vorm
18.10.2008 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 277/30 |
VERORDENING (EG) Nr. 1025/2008 VAN DE COMMISSIE
van 17 oktober 2008
houdende inschrijving van een benaming in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen (Radicchio di Chioggia (BGA))
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad van 20 maart 2006 inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen (1), en met name op artikel 7, lid 4, eerste alinea,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Overeenkomstig artikel 6, lid 2, eerste alinea, en artikel 17, lid 2, van Verordening (EG) nr. 510/2006 is de door Italië ingediende aanvraag tot registratie van de benaming „Radicchio di Chioggia” bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie (2). |
(2) |
Aangezien bij de Commissie geen bezwaren zijn ingediend overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 510/2006, moet deze benaming worden ingeschreven in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De in de bijlage bij deze verordening vermelde benaming wordt ingeschreven in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 17 oktober 2008.
Voor de Commissie
Mariann FISCHER BOEL
Lid van de Commissie
(1) PB L 93 van 31.3.2006, blz. 12.
(2) PB C 41 van 15.2.2008, blz. 26.
BIJLAGE
In bijlage I bij het Verdrag genoemde landbouwproducten voor menselijke consumptie:
Categorie 1.6. Groenten en fruit en granen, in ongewijzigde staat of verwerkt
ITALIË
Radicchio di Chioggia (BGA)
18.10.2008 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 277/31 |
VERORDENING (EG) Nr. 1026/2008 VAN DE COMMISSIE
van 17 oktober 2008
houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 1003/2008 tot vaststelling van de invoerrechten in de sector granen van toepassing vanaf 16 oktober 2008
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten (Integrale-GMO-verordening) (1),
Gelet op Verordening (EG) nr. 1249/96 van de Commissie van 28 juni 1996 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 1766/92 van de Raad ten aanzien van de invoerrechten in de sector granen (2), en met name op artikel 2, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De invoerrechten in de sector granen die van toepassing zijn vanaf 16 oktober 2008, zijn vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1003/2008 van de Commissie (3). |
(2) |
Aangezien het berekende gemiddelde van de invoerrechten 5 EUR per ton verschilt van het vastgestelde recht, moet een overeenkomstige aanpassing van de bij Verordening (EG) nr. 1003/2008 vastgestelde invoerrechten plaatsvinden. |
(3) |
Verordening (EG) nr. 1003/2008 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De bijlagen I en II bij Verordening (EG) nr. 1003/2008 worden vervangen door de tekst in de bijlage bij de onderhavige verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing met ingang van 18 oktober 2008.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 17 oktober 2008.
Voor de Commissie
Jean-Luc DEMARTY
Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling
(1) PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.
(2) PB L 161 van 29.6.1996, blz. 125.
(3) PB L 275 van 16.10.2008, blz. 34.
BIJLAGE I
Vanaf 18 oktober 2008 geldende invoerrechten voor de in artikel 136, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 bedoelde producten
GN-code |
Omschrijving |
Invoerrecht (1) (EUR/t) |
1001 10 00 |
HARDE TARWE van hoge kwaliteit |
0,00 (2) |
van gemiddelde kwaliteit |
0,00 (2) |
|
van lage kwaliteit |
0,00 (2) |
|
1001 90 91 |
ZACHTE TARWE, zaaigoed |
0,00 |
ex 1001 90 99 |
ZACHTE TARWE van hoge kwaliteit, andere dan zaaigoed |
0,00 (2) |
1002 00 00 |
ROGGE |
24,16 (2) |
1005 10 90 |
MAÏS, zaaigoed, ander dan hybriden |
8,68 |
1005 90 00 |
MAÏS, andere dan zaaigoed (3) |
8,68 (2) |
1007 00 90 |
GRAANSORGHO, andere dan hybriden bestemd voor zaaidoeleinden |
24,16 (2) |
(1) Voor producten die via de Atlantische Oceaan of het Suezkanaal in de Gemeenschap worden aangevoerd, komt de importeur op grond van artikel 2, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1249/96 in aanmerking voor een verlaging van het invoerrecht met:
— |
3 EUR/t als de loshaven aan de Middellandse Zee ligt, |
— |
2 EUR/t als de loshaven in Denemarken, Estland, Ierland, Letland, Litouwen, Polen, Finland, Zweden, het Verenigd Koninkrijk of aan de Atlantische kust van het Iberisch Schiereiland ligt. |
(2) Overeenkomstig Verordening (EG) nr. 608/2008 wordt de toepassing van dit recht opgeschort.
(3) De importeur komt in aanmerking voor een forfaitaire verlaging van het invoerrecht met 24 EUR/t als aan de in artikel 2, lid 5, van Verordening (EG) nr. 1249/96 vastgestelde voorwaarden is voldaan.
BIJLAGE II
Elementen voor de berekening van de in bijlage I vastgestelde rechten
15.10.2008-16.10.2008
1. |
Gemiddelden over de in artikel 2, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1249/96 bedoelde referentieperiode:
|
2. |
Gemiddelden over de in artikel 2, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1249/96 bedoelde referentieperiode:
|
(1) Premie van 14 EUR/t inbegrepen (artikel 4, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1249/96).
(2) Korting van 10 EUR/t (artikel 4, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1249/96).
(3) Korting van 30 EUR/t (artikel 4, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1249/96).
II Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie niet verplicht is
BESLUITEN/BESCHIKKINGEN
Commissie
18.10.2008 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 277/34 |
BESLUIT VAN DE COMMISSIE
van 14 oktober 2008
tot opening van een onderzoek op grond van artikel 18, lid 2, van Verordening (EG) nr. 980/2005 van de Raad in verband met de daadwerkelijke tenuitvoerlegging van bepaalde mensenrechtenverdragen in Sri Lanka
(2008/803/EG)
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 980/2005 van de Raad van 27 juni 2005 houdende toepassing van een schema van algemene tariefpreferenties (1), en met name op artikel 18, lid 2,
Na raadpleging van het Comité algemene preferenties,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Verslagen, verklaringen en inlichtingen van de Verenigde Naties (VN) waarover de Commissie beschikt, waaronder het verslag van de speciale rapporteur inzake buitengerechtelijke executies van 27 maart 2006, de verklaring van de speciale adviseur van de speciale vertegenwoordiger voor kinderen en gewapende conflicten van 13 november 2006 en de verklaring van de speciale rapporteur inzake foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling van 29 oktober 2007, alsmede andere openbare verslagen en inlichtingen uit andere bronnen ter zake, zoals niet-gouvernementele organisaties, duiden erop dat de nationale wetgeving van de Democratische Socialistische Republiek Sri Lanka waarbij internationale mensenrechtenverdragen, en met name het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten, het Verdrag tegen foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing en het Verdrag inzake de rechten van het kind, in haar wetgeving zijn opgenomen, niet daadwerkelijk ten uitvoer wordt gelegd. |
(2) |
Het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten, het Verdrag tegen foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing en het Verdrag inzake de rechten van het kind behoren tot de belangrijkste mensenrechtenverdragen en worden als zodanig genoemd onder de punten 1, 5 en 6 van bijlage III, deel A, bij Verordening (EG) nr. 980/2005. |
(3) |
In artikel 16, lid 2, van Verordening (EG) nr. 980/2005 wordt bepaald dat de in afdeling 2 van hoofdstuk II genoemde bijzondere stimuleringsregeling tijdelijk kan worden ingetrokken als de wetgeving waarbij de in bijlage III van de verordening vermelde verdragen, die zijn geratificeerd om aan de in artikel 9, leden 1 en 2, gestelde eisen te voldoen, in de nationale wetgeving zijn opgenomen, niet effectief ten uitvoer wordt gelegd. |
(4) |
De Commissie heeft de ontvangen informatie onderzocht en vastgesteld dat deze voldoende grond biedt voor de opening van een onderzoek om na te gaan of de Sri Lankaanse wetgeving inzake de erkenning en bescherming van de fundamentele mensenrechten daadwerkelijk ten uitvoer wordt gelegd. Op grond hiervan kan verder worden nagegaan of een tijdelijke intrekking van de bijzondere stimuleringsregeling gerechtvaardigd is. |
(5) |
Het Comité algemene preferenties is op 23 september 2008 geraadpleegd, |
BESLUIT:
Enig artikel
De Commissie opent een onderzoek om vast te stellen of de nationale wetgeving van de Democratische Socialistische Republiek Sri Lanka waarbij het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten, het Verdrag tegen foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing en het Verdrag inzake de rechten van het kind, in haar wetgeving zijn opgenomen, daadwerkelijk ten uitvoer wordt gelegd.
Gedaan te Brussel, 14 oktober 2008.
Voor de Commissie
Catherine ASHTON
Lid van de Commissie
(1) PB L 169 van 30.6.2005, blz. 1.
18.10.2008 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 277/36 |
BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE
van 17 oktober 2008
tot wijziging van Beschikking 2004/211/EG wat betreft de gegevens voor Brazilië, Montenegro en Servië in de lijst van derde landen en delen daarvan waaruit de invoer in de Gemeenschap van levende paardachtigen en sperma, eicellen en embryo's van paarden is toegestaan
(Kennisgeving geschied onder nummer C(2008) 6024)
(Voor de EER relevante tekst)
(2008/804/EG)
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Richtlijn 90/426/EEG van de Raad van 26 juni 1990 tot vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor het verkeer van paardachtigen en de invoer van paardachtigen uit derde landen (1), en met name op artikel 12, leden 1 en 4, en artikel 19, inleidende zin en punten i) en ii),
Gelet op Richtlijn 92/65/EEG van de Raad van 13 juli 1992 tot vaststelling van de veterinairrechtelijke voorschriften voor het handelsverkeer en de invoer in de Gemeenschap van dieren, sperma, eicellen en embryo's waarvoor ten aanzien van de veterinairrechtelijke voorschriften geen specifieke communautaire regelgeving geldt als bedoeld in bijlage A, onder I, van Richtlijn 90/425/EEG (2), en met name op artikel 17, lid 3, onder a),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Richtlijn 90/426/EEG worden veterinairrechtelijke voorschriften vastgesteld voor de invoer in de Gemeenschap van levende paardachtigen. Volgens de richtlijn is de invoer in de Gemeenschap van paardachtigen slechts toegestaan uit derde landen of delen daarvan die gedurende een periode van ten minste zes maanden vrij zijn van kwade droes. |
(2) |
Beschikking 2004/211/EG van de Commissie van 6 januari 2004 tot vaststelling van de lijst van derde landen en delen van hun grondgebied waaruit de lidstaten de invoer toestaan van levende paardachtigen en sperma, eicellen en embryo's van paarden (3) stelt een lijst vast van derde landen of delen daarvan waar regionaliseringsmaatregelen van toepassing zijn, waaruit de lidstaten de invoer van paardachtigen en sperma, eicellen en embryo's daarvan toestaan, en bepaalt de andere invoervoorwaarden. Die lijst is in bijlage I bij die beschikking opgenomen. |
(3) |
Venezolaanse paardenencefalomyelitis en kwade droes komen in delen van het Braziliaanse grondgebied voor en daarom is de invoer van paardachtigen, en als gevolg hiervan van hun sperma, eicellen en embryo's, slechts toegestaan uit de ziektevrije delen van het grondgebied van dat land die worden aangeduid als „BR-1” in kolom 4 van bijlage I bij Beschikking 2004/211/EG. De staat São Paulo is in die lijst opgenomen. |
(4) |
In september 2008 heeft Brazilië de Werelddiergezondheidsorganisatie (OIE) in kennis gesteld van een bevestigd geval van kwade droes bij een paard in een voorstad van São Paulo. Daar de staat São Paulo niet langer vrij is van kwade droes, dient hij van de lijst in bijlage I bij Beschikking 2004/211/EG te worden geschrapt. |
(5) |
In het licht van de door Brazilië verstrekte informatie en garanties is het echter mogelijk om na tijdelijke uitvoer het opnieuw binnenbrengen van geregistreerde paarden van een deel van het grondgebied van de staat São Paulo gedurende een beperkte termijn toe te staan in overeenstemming met de bepalingen van Beschikking 93/195/EEG van de Commissie van 2 februari 1993 inzake veterinairrechtelijke voorschriften en veterinaire certificering voor het opnieuw binnenbrengen, na tijdelijke uitvoer, van geregistreerde paarden voor wedrennen, wedstrijden en culturele manifestaties (4). |
(6) |
Voorts moet in de lijst in bijlage I bij Beschikking 2004/211/EG de scheiding van de douanegebieden van Montenegro en Servië in aanmerking worden genomen; deze beide derde landen moeten afzonderlijk worden vermeld in de lijst, zodat de invoer van levende paardachtigen en sperma, eicellen en embryo's daarvan uit zowel Montenegro als Servië mogelijk is onder dezelfde aanvullende voorwaarden die momenteel voor „Servië en Montenegro” zijn vastgesteld in die bijlage. |
(7) |
Bijlage I bij Beschikking 2004/211/EG moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(8) |
De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid, |
HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:
Artikel 1
Bijlage I bij Beschikking 2004/211/EG wordt als volgt gewijzigd:
1. |
de gegevens voor Brazilië worden vervangen door:
|
2. |
voor Montenegro worden de volgende gegevens ingevoegd tussen de gegevens voor Marokko en die voor de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië:
|
3. |
Voor Servië worden de volgende gegevens ingevoegd tussen de gegevens voor Quatar en die voor Rusland:
|
4. |
de gegevens voor Servië en Montenegro worden geschrapt. |
Artikel 2
Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.
Gedaan te Brussel, 17 oktober 2008.
Voor de Commissie
Androulla VASSILIOU
Lid van de Commissie
(1) PB L 224 van 18.8.1990, blz. 42.
(2) PB L 268 van 14.9.1992, blz. 54.
(3) PB L 73 van 11.3.2004, blz. 1.
(4) PB L 86 van 6.4.1993, blz. 1.
Rectificaties
18.10.2008 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 277/38 |
Rectificatie van Verordening (EG) nr. 1875/2006 van de Commissie van 18 december 2006 tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 2454/93 houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek
( Publicatieblad van de Europese Unie L 360 van 19 december 2006 )
Bladzijde 67, artikel 14 bis, onder a):
in plaats van:
„a) |
het AEO-certificaat — douane — voor marktdeelnemers …” |
te lezen:
„a) |
het AEO-certificaat — douanevereenvoudigingen voor marktdeelnemers …”. |
Bladzijde 67, artikel 14 bis, onder b):
in plaats van:
„b) |
het AEO-certificaat — veiligheid — voor marktdeelnemers …” |
te lezen:
„b) |
het AEO-certificaat — veiligheid voor marktdeelnemers …”. |
Bladzijde 68, artikel 14 bis, onder c):
in plaats van:
„c) |
het AEO-certificaat — douanevereenvoudigingen/veiligheid— voor marktdeelnemers …” |
te lezen:
„c) |
het AEO-certificaat — douanevereenvoudigingen/veiligheid voor marktdeelnemers …”. |
Bladzijde 79, artikel 184 bis, lid 3:
in plaats van:
„3. In het geval van vervoer per spoor en over de binnenwateren, wordt de summiere aangifte bij binnenkomst ten minste twee uur voor aankomst ingediend bij het douanekantoor van binnenkomst in het douanegebied van de Gemeenschap.”
te lezen:
„3. In het geval van vervoer per spoor en over de binnenwateren, wordt de summiere aangifte bij binnenkomst ten minste twee uur voor aankomst bij het douanekantoor van binnenkomst in het douanegebied van de Gemeenschap ingediend bij het douanekantoor van binnenkomst.”.
Bladzijde 79, artikel 184 bis, lid 4:
in plaats van:
„4. In het geval van vervoer over de weg, wordt de summiere aangifte bij binnenkomst ten minste één uur voor aankomst ingediend bij het douanekantoor van binnenkomst in het douanegebied van de Gemeenschap.”
te lezen:
„4. In het geval van vervoer over de weg, wordt de summiere aangifte bij binnenkomst ten minste één uur voor aankomst bij het douanekantoor van binnenkomst in het douanegebied van de Gemeenschap ingediend bij het douanekantoor van binnenkomst.”.
Bladzijde 89, artikel 793, lid 1:
in plaats van:
„1. Exemplaar nr. 3 van het enig document of het in artikel 792, lid 2, bedoelde geleidedocument en de voor uitvoer vrijgegeven goederen worden tezamen aangeboden bij het douanekantoor van uitgang.”
te lezen:
„1. Exemplaar nr. 3 van het enig document of het in artikel 792, lid 2, bedoelde geleidedocument en de voor uitvoer vrijgegeven goederen worden tezamen aangebracht bij het douanekantoor van uitgang.”.
18.10.2008 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 277/s3 |
BERICHT AAN DE LEZERS
De instellingen hebben besloten in hun teksten niet langer te verwijzen naar de laatste wijziging van de aangehaalde besluiten.
Tenzij anders vermeld, zijn de besluiten waarnaar in de hierin gepubliceerde teksten wordt verwezen, de besluiten zoals die momenteel van kracht zijn.