ISSN 1725-2598

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 269

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

51e jaargang
10 oktober 2008


Inhoud

 

I   Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie verplicht is

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

 

Verordening (EG) nr. 990/2008 van de Commissie van 9 oktober 2008 tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

1

 

 

Verordening (EG) nr. 991/2008 van de Commissie van 9 oktober 2008 tot wijziging van de bij Verordening (EG) nr. 945/2008 vastgestelde representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor bepaalde producten uit de sector suiker voor het verkoopseizoen 2008/2009

3

 

 

Verordening (EG) nr. 992/2008 van de Commissie van 9 oktober 2008 houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 959/2008 tot vaststelling van de invoerrechten in de sector granen van toepassing vanaf 1 oktober 2008

5

 

 

II   Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie niet verplicht is

 

 

BESLUITEN/BESCHIKKINGEN

 

 

Raad

 

 

2008/784/EG

 

*

Besluit van de Raad van 2 oktober 2008 tot vaststelling van een eigen aansprakelijkheid van Montenegro voor de langlopende leningen die de Gemeenschap uit hoofde van de Besluiten 2001/549/EG en 2002/882/EG aan de Statenunie van Servië en Montenegro (voorheen de Federale Republiek Joegoslavië) heeft toegekend, en tot evenredige beperking van de aansprakelijkheid van Servië voor deze leningen

8

 

 

Commissie

 

 

2008/785/EG

 

*

Besluit van de Commissie van 9 oktober 2008 tot wijziging van Besluit 2005/56/EG tot oprichting van het Uitvoerend Agentschap Onderwijs, audiovisuele media en cultuur, voor het beheer van de communautaire maatregelen op het gebied van onderwijs, audiovisuele media en cultuur — overeenkomstig Verordening (EG) nr. 58/2003 van de Raad

11

 

 

 

*

Bericht aan de lezer (zie bladzijde 3 van de omslag)

s3

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


I Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie verplicht is

VERORDENINGEN

10.10.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 269/1


VERORDENING (EG) Nr. 990/2008 VAN DE COMMISSIE

van 9 oktober 2008

tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („Integrale-GMO-verordening”) (1),

Gelet op Verordening (EG) nr. 1580/2007 van de Commissie van 21 december 2007 tot vaststelling van bepalingen voor de uitvoering van de Verordeningen (EG) nr. 2200/96, (EG) nr. 2201/96 en (EG) nr. 1182/2007 van de Raad in de sector groenten en fruit (2), en met name op artikel 138, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

Bij Verordening (EG) nr. 1580/2007 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XV, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 138 van Verordening (EG) nr. 1580/2007 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 10 oktober 2008.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 9 oktober 2008.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 350 van 31.12.2007, blz. 1.


BIJLAGE

Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

MA

88,3

MK

57,1

TR

64,0

ZZ

69,8

0707 00 05

JO

156,8

MK

68,9

TR

100,9

ZZ

108,9

0709 90 70

TR

116,3

ZZ

116,3

0805 50 10

AR

65,9

BR

51,8

TR

98,8

UY

95,7

ZA

85,6

ZZ

79,6

0806 10 10

BR

224,6

TR

90,6

US

224,7

ZZ

180,0

0808 10 80

AR

70,6

BR

145,7

CL

157,7

CN

64,0

CR

67,4

MK

37,6

NZ

116,2

US

120,8

ZA

82,8

ZZ

95,9

0808 20 50

CL

45,1

CN

84,7

TR

136,5

ZA

108,8

ZZ

93,8


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.


10.10.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 269/3


VERORDENING (EG) Nr. 991/2008 VAN DE COMMISSIE

van 9 oktober 2008

tot wijziging van de bij Verordening (EG) nr. 945/2008 vastgestelde representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor bepaalde producten uit de sector suiker voor het verkoopseizoen 2008/2009

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („Integrale-GMO-verordening”) (1),

Gelet op Verordening (EG) nr. 951/2006 van de Commissie van 30 juni 2006 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 318/2006 van de Raad wat betreft de handel met derde landen in de sector suiker (2), en met name op artikel 36, lid 2, tweede alinea, tweede zin,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor witte suiker, ruwe suiker en bepaalde stropen voor het verkoopseizoen 2008/2009 zijn vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 945/2008 van de Commissie (3). Deze prijzen en rechten zijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 980/2008 van de Commissie (4).

(2)

Naar aanleiding van de gegevens waarover de Commissie momenteel beschikt, dienen deze bedragen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 951/2006 te worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De bij Verordening (EG) nr. 951/2006 voor het verkoopseizoen 2008/2009 vastgestelde representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor de in artikel 36 van Verordening (EG) nr. 945/2008 bedoelde producten worden gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 10 oktober 2008.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 9 oktober 2008.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 178 van 1.7.2006, blz. 24.

(3)  PB L 258 van 26.9.2008, blz. 56.

(4)  PB L 267 van 8.10.2008, blz. 3.


BIJLAGE

Gewijzigde bedragen van de representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor witte suiker, ruwe suiker en producten van GN-code 1702 90 95 die gelden met ingang van 10 oktober 2008

(EUR)

GN-code

Representatieve prijs per 100 kg netto van het betrokken product

Aanvullend recht per 100 kg netto van het betrokken product

1701 11 10 (1)

23,14

4,73

1701 11 90 (1)

23,14

9,96

1701 12 10 (1)

23,14

4,54

1701 12 90 (1)

23,14

9,53

1701 91 00 (2)

25,41

12,62

1701 99 10 (2)

25,41

8,01

1701 99 90 (2)

25,41

8,01

1702 90 95 (3)

0,25

0,40


(1)  Vaststelling voor de standaardkwaliteit als gedefinieerd in bijlage IV, punt III, van Verordening (EG) nr. 1234/2007.

(2)  Vaststelling voor de standaardkwaliteit als gedefinieerd in bijlage IV, punt II, van Verordening (EG) nr. 1234/2007.

(3)  Vaststelling per procent sacharose.


10.10.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 269/5


VERORDENING (EG) Nr. 992/2008 VAN DE COMMISSIE

van 9 oktober 2008

houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 959/2008 tot vaststelling van de invoerrechten in de sector granen van toepassing vanaf 1 oktober 2008

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten (Integrale-GMO-verordening) (1),

Gelet op Verordening (EG) nr. 1249/96 van de Commissie van 28 juni 1996 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 1766/92 van de Raad ten aanzien van de invoerrechten in de sector granen (2), en met name op artikel 2, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De invoerrechten in de sector granen die van toepassing zijn vanaf 1 oktober 2008, zijn vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 959/2008 van de Commissie (3).

(2)

Aangezien het berekende gemiddelde van de invoerrechten 5 EUR per ton verschilt van het vastgestelde recht, moet een overeenkomstige aanpassing van de bij Verordening (EG) nr. 959/2008 vastgestelde invoerrechten plaatsvinden.

(3)

Verordening (EG) nr. 959/2008 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De bijlagen I en II bij Verordening (EG) nr. 959/2008 worden vervangen door de tekst in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 10 oktober 2008.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 9 oktober 2008.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 161 van 29.6.1996, blz. 125.

(3)  PB L 262 van 1.10.2008, blz. 3.


BIJLAGE I

Vanaf 10 oktober 2008 geldende invoerrechten voor de in artikel 136, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 bedoelde producten

GN-code

Omschrijving

Invoerrecht (1)

(EUR/t)

1001 10 00

HARDE TARWE van hoge kwaliteit

0,00 (2)

van gemiddelde kwaliteit

0,00 (2)

van lage kwaliteit

0,00 (2)

1001 90 91

ZACHTE TARWE, zaaigoed

0,00

ex 1001 90 99

ZACHTE TARWE van hoge kwaliteit, andere dan zaaigoed

0,00 (2)

1002 00 00

ROGGE

14,05 (2)

1005 10 90

MAÏS, zaaigoed, ander dan hybriden

0,00

1005 90 00

MAÏS, andere dan zaaigoed (3)

0,00 (2)

1007 00 90

GRAANSORGHO, andere dan hybriden bestemd voor zaaidoeleinden

14,05 (2)


(1)  Voor producten die via de Atlantische Oceaan of het Suezkanaal in de Gemeenschap worden aangevoerd, komt de importeur op grond van artikel 2, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1249/96 in aanmerking voor een verlaging van het invoerrecht met:

3 EUR/t als de loshaven aan de Middellandse Zee ligt,

2 EUR/t als de loshaven in Denemarken, Estland, Ierland, Letland, Litouwen, Polen, Finland, Zweden, het Verenigd Koninkrijk of aan de Atlantische kust van het Iberisch Schiereiland ligt.

(2)  Overeenkomstig Verordening (EG) nr. 608/2008 wordt de toepassing van dit recht opgeschort.

(3)  De importeur komt in aanmerking voor een forfaitaire verlaging van het invoerrecht met 24 EUR/t als aan de in artikel 2, lid 5, van Verordening (EG) nr. 1249/96 vastgestelde voorwaarden is voldaan.


BIJLAGE II

Elementen voor de berekening van de in bijlage I vastgestelde rechten

30.9.2008-8.10.2008

1.

Gemiddelden over de in artikel 2, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1249/96 bedoelde referentieperiode:

(EUR/t)

 

Zachte tarwe (1)

Maïs

Harde tarwe van hoge kwaliteit

Harde tarwe van gemiddelde kwaliteit (2)

Harde tarwe van lage kwaliteit (3)

Gerst

Beurs

Minnéapolis

Chicago

Notering

212,82

148,11

Fob-prijs VSA

308,39

298,39

278,39

119,98

Golfpremie

13,44

Grote-Merenpremie

3,63

2.

Gemiddelden over de in artikel 2, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1249/96 bedoelde referentieperiode:

Vrachtkosten: Golf van Mexico–Rotterdam:

23,46 EUR/t

Vrachtkosten: Grote Meren–Rotterdam:

23,00 EUR/t


(1)  Premie van 14 EUR/t inbegrepen (artikel 4, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1249/96).

(2)  Korting van 10 EUR/t (artikel 4, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1249/96).

(3)  Korting van 30 EUR/t (artikel 4, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1249/96).


II Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie niet verplicht is

BESLUITEN/BESCHIKKINGEN

Raad

10.10.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 269/8


BESLUIT VAN DE RAAD

van 2 oktober 2008

tot vaststelling van een eigen aansprakelijkheid van Montenegro voor de langlopende leningen die de Gemeenschap uit hoofde van de Besluiten 2001/549/EG en 2002/882/EG aan de Statenunie van Servië en Montenegro (voorheen de Federale Republiek Joegoslavië) heeft toegekend, en tot evenredige beperking van de aansprakelijkheid van Servië voor deze leningen

(2008/784/EG)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 308,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Parlement (1),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Uit hoofde van Besluit 2001/549/EG van de Raad van 16 juli 2001 tot toekenning van macrofinanciële bijstand aan de Federale Republiek Joegoslavië (2) heeft de Gemeenschap de Federale Republiek Joegoslavië een langlopende lening van maximaal 225 miljoen EUR verstrekt om bij te dragen tot een houdbare betalingsbalanspositie en tot de versterking van de reservepositie van het land. De Commissie heeft in oktober 2001 de gehele lening in één tranche uitgekeerd.

(2)

Uit hoofde van Besluit 2002/882/EG van de Raad van 5 november 2002 tot toekenning van aanvullende macrofinanciële bijstand aan de Federale Republiek Joegoslavië (3) heeft de Gemeenschap de Federale Republiek Joegoslavië een lening van maximaal 55 miljoen EUR verstrekt om bij te dragen tot een houdbare betalingsbalanspositie en tot de versterking van de reservepositie van het land. De Commissie heeft de gehele lening in drie tranches uitgekeerd: 10 miljoen EUR in februari 2003, 30 miljoen EUR in september 2003 en 15 miljoen EUR in april 2005.

(3)

Overeenkomstig het constitutioneel handvest van de Statenunie van Servië en Montenegro van 4 februari 2003 is de Federale Republiek Joegoslavië omgedoopt in de Statenunie van Servië en Montenegro.

(4)

Na het Montenegrijnse referendum van 21 mei 2006 heeft het parlement van Montenegro op basis van artikel 60 van het constitutioneel handvest van de Statenunie van Servië en Montenegro op 3 juni 2006 een verklaring aangenomen waarbij Montenegro wordt uitgeroepen tot een onafhankelijke staat met volledige rechtspersoonlijkheid volgens het internationaal recht.

(5)

Op 5 juni 2006 besloot het Servische parlement Servië uit te roepen tot de opvolgerstaat van de Statenunie van Servië en Montenegro.

(6)

De Raad heeft in zijn conclusies van 12 juni 2006 kennis genomen van de verklaring van het parlement van Montenegro en het besluit van het parlement van Servië en verklaard dat de Europese Unie en de lidstaten hadden besloten betrekkingen op te bouwen met Montenegro als soevereine, onafhankelijke staat.

(7)

Op 10 juli 2006 zijn Montenegro en Servië een overeenkomst aangegaan over de regeling van het lidmaatschap van internationale financiële organisaties en over de verdeling van financiële activa en passiva. Daarin is bepaald dat de betalingsverplichtingen die voortvloeien uit de macrofinanciële bijstandsleningen die zijn toegekend aan de Federale Republiek Joegoslavië en aan de Statenunie van Servië en Montenegro, nagekomen blijven worden, en wel in de verhouding 90 % voor Servië en 10 % voor Montenegro, tenzij op grond van het eindbegunstigingsprincipe andere verdelingen worden gehanteerd.

(8)

Tot dusver hebben Montenegro en Servië, via hun centrale banken, de betalingsverplichtingen die voortvloeien uit de Gemeenschapsleningen, volledig nageleefd.

(9)

Overeenkomstig aanhangsel 4 aan de overeenkomst van 10 juli 2006 tussen Montenegro en Servië is een totale schuld van 6 703 388,62 EUR uit de macrofinanciële bijstandsleningen toebedeeld aan Montenegro.

(10)

De twee landen voldoen aan hun schuldverplichtingen in de onderling overeengekomen verhouding 90:10, met uitzondering van één maatregel, waarbij het eindbegunstigingsprincipe wordt gevolgd (99,47 % voor Servië en 0,53 % voor Montenegro).

(11)

Gezien de betrekkingen die, met name in het kader van het Europees partnerschap uit hoofde van Besluit 2007/49/EG van de Raad van 22 januari 2007 inzake de beginselen, prioriteiten en voorwaarden van het Europees partnerschap met Montenegro (4), zijn opgebouwd tussen de Europese Unie en Montenegro als onafhankelijke staat en gezien de lange aflossingsperiode moet de Commissie worden gemachtigd actie te ondernemen om ervoor te zorgen dat de verplichtingen die voortvloeien uit de leningen die bij de Besluiten 2001/549/EG en 2002/882/EG zijn toegekend, over Montenegro en Servië worden verdeeld in de verhouding die de twee landen onderling zijn overeengekomen.

(12)

Montenegro en Servië hebben uit hoofde van het voorliggende besluit geen recht op extra uitkeringen van macrofinanciële bijstand.

(13)

Vóór de indiening van haar voorstel heeft de Commissie het Economisch en Financieel Comité om advies gevraagd.

(14)

In het Verdrag zijn voor de goedkeuring van het voorliggende besluit geen andere bevoegdheden voorzien dan die van artikel 308,

BESLUIT:

Artikel 1

1.   Montenegro is wat betreft de aflossing van de hoofdsom en de betaling van rente, en wat eventuele kosten betreft voortaan zelf aansprakelijk voor 6 703 388,62 EUR van de 280 miljoen EUR aan langlopende Gemeenschapsleningen die uit hoofde van de Besluiten 2001/549/EG en 2002/882/EG aan de Statenunie van Servië en Montenegro (de voormalige Federale Republiek Joegoslavië) zijn uitgekeerd.

2.   Daartoe wordt de Commissie gemachtigd om na advies van het Economisch en Financieel Comité een aparte leningovereenkomst te sluiten met de autoriteiten van Montenegro op basis van de aan Montenegro toebedeelde bedragen en de hoofdvoorwaarden van:

de leningovereenkomst van 17 september 2001 tussen de Europese Gemeenschap en de Federale Republiek Joegoslavië;

de leningovereenkomst van 13 december 2002 tussen de Europese Gemeenschap en de Federale Republiek Joegoslavië;

de aanvullende leningovereenkomst van 25 juli 2003 tussen de Europese Gemeenschap en de Statenunie van Servië en Montenegro;

de aanvullende leningovereenkomst van 7 april 2005 tussen de Europese Gemeenschap en de Statenunie van Servië en Montenegro.

Met name het rentetarief en de vervaldagen voor de betaling van de rente en de aflossing van de hoofdsom komen overeen met die welke zijn vastgelegd in de leencontracten die gevoegd zijn bij de overeenkomsten die in dit lid worden genoemd.

3.   Montenegro heeft uit hoofde van voorliggend besluit geen recht op extra uitkeringen van macrofinanciële bijstand van de Gemeenschap.

Artikel 2

1.   Na de ondertekening van de in artikel 1, lid 2, bedoelde aparte leningovereenkomst tussen de Gemeenschap en Montenegro worden de verplichtingen die Servië als opvolgerstaat van de Statenunie van Servië en Montenegro jegens de Gemeenschap heeft, navenant beperkt.

2.   De Commissie wordt gemachtigd om met Servië een regeling te treffen om de bestaande, in artikel 1, lid 2, genoemde leningovereenkomsten te wijzigen.

3.   Servië heeft uit hoofde van voorliggend besluit geen recht op extra uitkeringen van macrofinanciële bijstand van de Gemeenschap.

Artikel 3

1.   Alle kosten die de Gemeenschap maakt bij het treffen en uitvoeren van de in artikel 1 bedoelde regeling komen ten laste van Montenegro.

2.   Alle kosten die de Gemeenschap maakt bij het treffen en uitvoeren van de in artikel 2 bedoelde regeling komen ten laste van Servië.

Artikel 4

Dit besluit treedt in werking op de derde dag volgende op die van zijn bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Luxemburg, 2 oktober 2008.

Voor de Raad

De voorzitter

X. BERTRAND


(1)  Advies van 2 september 2008 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

(2)  PB L 197 van 21.7.2001, blz. 38.

(3)  PB L 308 van 9.11.2002, blz. 25.

(4)  PB L 20 van 27.1.2007, blz. 16.


Commissie

10.10.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 269/11


BESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 9 oktober 2008

tot wijziging van Besluit 2005/56/EG tot oprichting van het Uitvoerend Agentschap Onderwijs, audiovisuele media en cultuur, voor het beheer van de communautaire maatregelen op het gebied van onderwijs, audiovisuele media en cultuur — overeenkomstig Verordening (EG) nr. 58/2003 van de Raad

(2008/785/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 58/2003 van de Raad van 19 december 2002 tot vaststelling van het statuut van de uitvoerende agentschappen waaraan bepaalde taken voor het beheer van communautaire programma's worden gedelegeerd (1), en met name op artikel 3, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Het Uitvoerend Agentschap Onderwijs, audiovisuele media en cultuur (hierna „het agentschap”) is opgericht bij Besluit 2005/56/EG van de Commissie (2). Het beheert de communautaire maatregelen op het gebied van onderwijs, audiovisuele media en cultuur, met inbegrip van projecten die worden gefinancierd door instrumenten van het Europees beleid inzake buitenlandse hulp, door het 9e Europees Ontwikkelingsfonds en op grond van bepaalde overeenkomsten tussen de Gemeenschap en de Verenigde Staten van Amerika en Canada.

(2)

Op 31 december 2006 is de derde fase van het trans-Europees mobiliteitsprogramma voor hoger onderwijs (Tempus III) verlopen. De Commissie heeft besloten deze actie voor 2007-2013 te verlengen (Tempus IV) en die te financieren via drie instrumenten van het Europees beleid inzake buitenlandse hulp, namelijk het instrument voor pretoetredingssteun (IPA), het Europees nabuurschaps- en partnerschapsinstrument en het financieringsinstrument voor ontwikkelingssamenwerking.

(3)

Op grond van de initiatieven van de Europese Gemeenschap met de Verenigde Staten van Amerika en Canada heeft de Commissie bovendien besloten de samenwerking op onderwijs- en jeugdgebied met de geïndustrialiseerde landen en andere landen en gebieden met een hoog inkomen te versterken.

(4)

Uit een in opdracht van de Commissie uitgevoerde externe evaluatie die in april 2008 werd afgerond, is gebleken dat het Tempusprogramma (de vierde fase van het programma en de afsluiting van de derde fase) en de projecten die door het instrument voor samenwerking met de geïndustrialiseerde landen en andere landen en gebieden met een hoog inkomen worden gefinancierd, het best door het agentschap kunnen worden beheerd. Deze evaluatie bevatte derhalve de aanbeveling de taken van het agentschap uit te breiden met het beheer van deze programma's en projecten.

(5)

Besluit 2005/56/EG dient derhalve dienovereenkomstig te worden gewijzigd.

(6)

De in dit besluit vastgestelde bepalingen stemmen overeen met het advies van het Comité voor de uitvoerende agentschappen,

BESLUIT:

Enig artikel

In artikel 4 van Besluit 2005/56/EG wordt lid 1 vervangen door:

„1.   Het agentschap is verantwoordelijk voor het beheer van bepaalde onderdelen van de volgende communautaire programma's:

1.

de in het kader van Verordening (EEG) nr. 3906/89 van de Raad (3) goedgekeurde projecten op het gebied van het hoger onderwijs die voor financiering in aanmerking komen in het kader van de bepalingen betreffende economische hulp ten gunste van bepaalde landen in Midden- en Oost-Europa (Phare);

2.

het programma ter bevordering van de ontwikkeling en de distributie van Europese audiovisuele werken (Media II — Ontwikkeling en distributie) (1996-2000), goedgekeurd bij Besluit 95/563/EG van de Raad (4);

3.

het opleidingsprogramma voor de vakmensen van de Europese audiovisueleprogramma-industrie (Media II — Opleiding) (1996-2000), goedgekeurd bij Besluit 95/564/EG van de Raad (5);

4.

de tweede fase van het communautaire actieprogramma op onderwijsgebied „Socrates” (2000-2006), goedgekeurd bij Besluit nr. 253/2000/EG van het Europees Parlement en de Raad (6);

5.

de tweede fase van het communautaire actieprogramma inzake beroepsopleiding „Leonardo da Vinci” (2000-2006), goedgekeurd bij Besluit 1999/382/EG van de Raad (7);

6.

het communautaire actieprogramma „Jeugd” (2000-2006), goedgekeurd bij Besluit nr. 1031/2000/EG van het Europees Parlement en de Raad (8);

7.

het programma „Cultuur 2000” (2000-2006), goedgekeurd bij Besluit nr. 508/2000/EG van het Europees Parlement en de Raad (9);

8.

de projecten op het gebied van het hoger onderwijs die overeenkomstig Verordening (EG, Euratom) nr. 99/2000 van de Raad (10) in aanmerking komen voor financiering in het kader van de bepalingen betreffende bijstand aan de partnerstaten in Oost-Europa en Centraal-Azië (2000-2006);

9.

de projecten op het gebied van het hoger onderwijs die overeenkomstig Verordening (EG) nr. 2666/2000 van de Raad (11) in aanmerking komen voor financiering in het kader van de bepalingen betreffende de steun aan Albanië, Bosnië-Herzegovina, Kroatië, de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, Montenegro, Servië en Kosovo (Resolutie 1244 van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties) (2000-2006);

10.

de projecten op het gebied van het hoger onderwijs die overeenkomstig Verordening (EG) nr. 2698/2000 van de Raad (12) in aanmerking komen voor financiering in het kader van de bepalingen betreffende financiële en technische maatregelen ter ondersteuning van de hervorming van de economische en maatschappelijke structuren in het kader van het Europees-mediterrane partnerschap (Meda);

11.

de derde fase van het trans-Europees mobiliteitsprogramma voor hoger onderwijs (Tempus III) (2000-2006), goedgekeurd bij Besluit 1999/311/EG van de Raad (13);

12.

de projecten die voor financiering in aanmerking komen in het kader van de bepalingen van de bij Besluit 2001/196/EG van de Raad (14) goedgekeurde overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Verenigde Staten van Amerika tot vernieuwing van het samenwerkingsprogramma op het gebied van het hoger onderwijs, het beroepsonderwijs en de beroepsopleiding (2001-2005);

13.

de projecten die voor financiering in aanmerking komen in het kader van de bepalingen van de bij Besluit 2001/197/EG van de Raad (15) goedgekeurde overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de regering van Canada tot vernieuwing van het samenwerkingsprogramma op het gebied van het hoger onderwijs en de beroepsopleiding (2001-2005);

14.

het programma ter aanmoediging van de ontwikkeling, distributie en promotie van Europese audiovisuele werken (Media Plus — Ontwikkeling, distributie en promotie) (2001-2006), goedgekeurd bij Besluit 2000/821/EG van de Raad (16);

15.

het opleidingsprogramma voor vakmensen van de Europese audiovisuele programma-industrie (Media-opleiding) (2001-2006), goedgekeurd bij Besluit nr. 163/2001/EG van het Europees Parlement en de Raad (17);

16.

het meerjarenprogramma voor de doeltreffende integratie van informatie- en communicatietechnologie (ICT) in de onderwijs- en beroepsopleidingsstelsels in Europa (eLearning-programma) (2004-2006), goedgekeurd bij Besluit nr. 2318/2003/EG van het Europees Parlement en de Raad (18);

17.

het communautaire actieprogramma ter bevordering van actief Europees burgerschap („civic participation”) (2004-2006), goedgekeurd bij Besluit 2004/100/EG van de Raad (19);

18.

het communautaire actieprogramma ter ondersteuning van organisaties die op Europees niveau actief zijn op het terrein van jeugdzaken (2004-2006), goedgekeurd bij Besluit nr. 790/2004/EG van het Europees Parlement en de Raad (20);

19.

het communautaire actieprogramma ter bevordering van op Europees niveau actieve organisaties en ter ondersteuning van gerichte activiteiten op het gebied van onderwijs en opleiding (2004-2006), goedgekeurd bij Besluit nr. 791/2004/EG van het Europees Parlement en de Raad (21);

20.

het communautaire actieprogramma ter ondersteuning van organisaties die op Europees niveau op cultuurgebied actief zijn (2004-2006), goedgekeurd bij Besluit nr. 792/2004/EG van het Europees Parlement en de Raad (22);

21.

het programma voor de verhoging van de kwaliteit van het hoger onderwijs en de bevordering van het intercultureel begrip door middel van samenwerking met derde landen (Erasmus Mundus) (2004-2008), goedgekeurd bij Besluit nr. 2317/2003/EG van het Europees Parlement en de Raad (23);

22.

de projecten die voor financiering in aanmerking komen in het kader van de bepalingen van de bij Besluit 2006/910/EG van de Raad (24) goedgekeurde overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Verenigde Staten van Amerika tot vernieuwing van het samenwerkingsprogramma op het gebied van het hoger onderwijs, het beroepsonderwijs en de beroepsopleiding (2006-2013);

23.

de projecten die voor financiering in aanmerking komen in het kader van de bepalingen van de bij Besluit 2006/964/EG van de Raad (25) goedgekeurde overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de regering van Canada tot vaststelling van een kader voor samenwerking op het gebied van hoger onderwijs, beroepsopleiding en jongeren (2006-2013);

24.

het actieprogramma op het gebied van een leven lang leren (2007-2013), goedgekeurd bij Besluit nr. 1720/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad (26);

25.

het programma Cultuur (2007-2013), goedgekeurd bij Besluit nr. 1855/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad (27);

26.

het programma „Europa voor de burger” ter bevordering van een actief Europees burgerschap (2007-2013), goedgekeurd bij Besluit nr. 1904/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad (28);

27.

het programma „Jeugd in actie” (2007-2013), goedgekeurd bij Besluit nr. 1719/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad (29);

28.

het programma ter ondersteuning van de Europese audiovisuele sector (Media 2007) (2007-2013), goedgekeurd bij Besluit nr. 1718/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad (30);

29.

de in het kader van Verordening (EEG) nr. 443/92 van de Raad (31) goedgekeurde projecten op het gebied van het hoger onderwijs die voor financiering in aanmerking komen in het kader van de bepalingen betreffende hulp voor economische samenwerking met de ontwikkelingslanden in Azië;

30.

de projecten op het gebied van het hoger onderwijs en jeugd die voor financiering in aanmerking komen in het kader van de bepalingen betreffende het bij Verordening (EG) nr. 1085/2006 van de Raad (32) vastgestelde instrument voor pretoetredingssteun (IPA);

31.

de projecten op het gebied van het hoger onderwijs die in aanmerking komen voor financiering in het kader van de bepalingen betreffende het bij Verordening (EG) nr. 1638/2006 van het Europees Parlement en de Raad (33) ingevoerde Europees nabuurschaps- en partnerschapsinstrument;

32.

de projecten op het gebied van het hoger onderwijs die in aanmerking komen voor financiering door het bij Verordening (EG) nr. 1905/2006 van het Europees Parlement en de Raad (34) ingevoerde instrument voor ontwikkelingssamenwerking;

33.

de projecten op het gebied van het hoger onderwijs en jeugd die voor financiering in aanmerking komen in het kader van het bij Verordening (EG) nr. 1934/2006 van de Raad (35) vastgestelde financieringsinstrument voor de samenwerking met geïndustrialiseerde landen en andere landen en gebieden met een hoog inkomen;

34.

de projecten op het gebied van het hoger onderwijs die in aanmerking komen voor financiering uit de middelen van het 9e Europees Ontwikkelingsfonds (2000-2007) (36).

Gedaan te Brussel, 9 oktober 2008.

Voor de Commissie

Ján FIGEĽ

Lid van de Commissie


(1)  PB L 11 van 16.1.2003, blz. 1.

(2)  PB L 24 van 27.1.2005, blz. 35.

(3)  PB L 375 van 23.12.1989, blz. 11.

(4)  PB L 321 van 30.12.1995, blz. 25.

(5)  PB L 321 van 30.12.1995, blz. 33.

(6)  PB L 28 van 3.2.2000, blz. 1.

(7)  PB L 146 van 11.6.1999, blz. 33.

(8)  PB L 117 van 18.5.2000, blz. 1.

(9)  PB L 63 van 10.3.2000, blz. 1.

(10)  PB L 12 van 18.1.2000, blz. 1.

(11)  PB L 306 van 7.12.2000, blz. 1.

(12)  PB L 311 van 12.12.2000, blz. 1.

(13)  PB L 120 van 8.5.1999, blz. 30.

(14)  PB L 71 van 13.3.2001, blz. 7.

(15)  PB L 71 van 13.3.2001, blz. 15.

(16)  PB L 336 van 30.12.2000, blz. 82.

(17)  PB L 26 van 27.1.2001, blz. 1.

(18)  PB L 345 van 31.12.2003, blz. 9.

(19)  PB L 30 van 4.2.2004, blz. 6.

(20)  PB L 138 van 30.4.2004, blz. 24.

(21)  PB L 138 van 30.4.2004, blz. 31.

(22)  PB L 138 van 30.4.2004, blz. 40.

(23)  PB L 345 van 31.12.2003, blz. 1.

(24)  PB L 346 van 9.12.2006, blz. 33.

(25)  PB L 397 van 30.12.2006, blz. 14.

(26)  PB L 327 van 24.11.2006, blz. 45.

(27)  PB L 372 van 27.12.2006, blz. 1.

(28)  PB L 378 van 27.12.2006, blz. 32.

(29)  PB L 327 van 24.11.2006, blz. 30.

(30)  PB L 327 van 24.11.2006, blz. 12.

(31)  PB L 52 van 27.2.1992, blz. 1.

(32)  PB L 210 van 31.7.2006, blz. 82.

(33)  PB L 310 van 9.11.2006, blz. 1.

(34)  PB L 378 van 27.12.2006, blz. 41.

(35)  PB L 405 van 3.12.2006, blz. 37.

(36)  PB L 317 van 15.12.2000, blz. 355.”.


10.10.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 269/s3


BERICHT AAN DE LEZER

De instellingen hebben besloten in hun teksten niet langer te verwijzen naar de laatste wijziging van de aangehaalde besluiten.

Tenzij anders vermeld, zijn de besluiten waarnaar in de hierin gepubliceerde teksten wordt verwezen, de besluiten zoals die momenteel van kracht zijn.