ISSN 1725-2598

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 235

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

51e jaargang
2 september 2008


Inhoud

 

I   Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie verplicht is

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Verordening (EG) nr. 856/2008 van de Raad van 24 juli 2008 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1683/95 betreffende de invoering van een uniform visummodel, wat de nummering van visa betreft

1

 

 

Verordening (EG) nr. 857/2008 van de Commissie van 1 september 2008 tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

5

 

*

Verordening (EG) nr. 858/2008 van de Commissie van 1 september 2008 houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 967/2006 tot vaststelling van bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 318/2006 met betrekking tot de productie buiten het quotum in de sector suiker

7

 

 

II   Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie niet verplicht is

 

 

BESLUITEN/BESCHIKKINGEN

 

 

Commissie

 

 

2008/696/EG

 

*

Beschikking van de Commissie van 11 maart 2008 tot wijziging van de beschikking van de Commissie van 10 mei 2007 betreffende de maatregelen C 1/06 (ex NN 103/05) die door Spanje ten behoeve van Chupa Chups zijn genomen (Kennisgeving geschied onder nummer C(2008) 868)  ( 1 )

10

 

 

2008/697/EG

 

*

Beschikking van de Commissie van 16 april 2008 betreffende staatssteun C 13/07 (ex NN 15/06 en N 734/06) die Italië ten uitvoer heeft gelegd ten behoeve van New Interline (Kennisgeving geschied onder nummer C(2008) 1321)  ( 1 )

12

 

 

2008/698/EG

 

*

Beschikking van de Commissie van 8 augustus 2008 betreffende de tijdelijke toelating tot en de invoer in de Gemeenschap van geregistreerde paarden uit Zuid-Afrika (Kennisgeving geschied onder nummer C(2008) 4211)  ( 1 )

16

 

 

 

*

Bericht aan de lezers (zie bladzijde 3 van de omslag)

s3

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


I Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie verplicht is

VERORDENINGEN

2.9.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 235/1


VERORDENING (EG) Nr. 856/2008 VAN DE RAAD

van 24 juli 2008

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1683/95 betreffende de invoering van een uniform visummodel, wat de nummering van visa betreft

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 62, punt 2, onder b), iii),

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Parlement,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Het huidige rechtskader dat werd gecreëerd door Verordening (EG) nr. 1683/95 van de Raad (1) en de aanvullende technische specificaties die door de Commissie zijn vastgesteld op 7 februari 1996 en 27 december 2000, maakt het niet mogelijk betrouwbare opzoekingen te verrichten in het visuminformatiesysteem, dat is ingesteld bij Verordening (EG) nr. 767/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 betreffende het visuminformatiesysteem (VIS) en de uitwisseling tussen de lidstaten van informatie op het gebied van visa voor kort verblijf (VIS-verordening) (2).

(2)

Nadeel van het huidige nummeringssysteem is met name dat er niet voldoende karakters kunnen worden vermeld op visa die worden afgegeven door lidstaten die grote aantallen aanvragen ontvangen.

(3)

Een coherent en uniek visumzelfklevernummer is bijgevolg van essentieel belang voor verificaties in het VIS.

(4)

Verordening (EG) nr. 1683/95 moet dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(5)

Wat IJsland en Noorwegen betreft, vormt deze verordening een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van de door de Raad van de Europese Unie, de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen gesloten Overeenkomst inzake de wijze waarop deze twee staten worden betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (3) die vallen onder artikel 1, punt B, van Besluit 1999/437/EG van de Raad (4) inzake bepaalde toepassingsbepalingen van die overeenkomst.

(6)

Wat Zwitserland betreft, vormt deze verordening een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van de door de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat ondertekende Overeenkomst inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis die vallen onder artikel 1, punt A, van Besluit 1999/437/EG, in samenhang met artikel 4, lid 1, van de Besluiten 2004/849/EG (5) en 2004/860/EG (6) van de Raad.

(7)

Wat Liechtenstein betreft, vormt deze verordening een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van de door de Europese Unie, de Europese Gemeenschap, de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein ondertekende Protocol betreffende de toetreding van het Vorstendom Liechtenstein tot de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis die vallen onder artikel 1, punt A, van Besluit 1999/437/EG, juncto artikel 3 van Besluit 2008/261/EG van de Raad (7).

(8)

Overeenkomstig artikel 1 van het Protocol betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, nemen het Verenigd Koninkrijk en Ierland niet deel aan de vaststelling van deze verordening. Onverminderd artikel 4 van genoemd protocol zijn de bepalingen van deze verordening dan ook niet van toepassing op het Verenigd Koninkrijk en Ierland,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EG) nr. 1683/95 wordt als volgt gewijzigd:

1.

Aan artikel 2 wordt het volgende lid 3 toegevoegd:

„3.   Overeenkomstig de in artikel 6, lid 2, bedoelde procedure kan worden besloten dat de in artikel 2 bedoelde specificaties geheim zijn en niet worden bekendgemaakt. In dat geval worden zij uitsluitend aan de door de lidstaten aangewezen organisaties die verantwoordelijk zijn voor het drukken en aan door een lidstaat of de Commissie naar behoren gemachtigde personen verstrekt.”.

2.

Artikel 3, lid 1, wordt geschrapt.

3.

De bijlage wordt vervangen door de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

De lidstaten passen deze verordening uiterlijk op 1 mei 2009 toe. De lidstaten kunnen hun resterende voorraden opgebruiken in consulaire vertegenwoordigingen die niet zijn aangesloten op het visuminformatiesysteem (VIS).

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in de lidstaten overeenkomstig het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap.

Gedaan te Brussel, 24 juli 2008.

Voor de Raad

De voorzitter

B. HORTEFEUX


(1)  PB L 164 van 14.7.1995, blz. 1.

(2)  PB L 218 van 13.8.2008, blz. 60.

(3)  PB L 176 van 10.7.1999, blz. 36.

(4)  PB L 176 van 10.7.1999, blz. 31.

(5)  PB L 368 van 15.12.2004, blz. 26.

(6)  PB L 370 van 17.12.2004, blz. 78.

(7)  PB L 83 van 26.3.2008, blz. 3.


BIJLAGE

Het volgende model wordt ingevoegd:

Image

Veiligheidskenmerken

1.

Er wordt een volgens hoge veiligheidsnormen vervaardigde foto geïntegreerd.

2.

In deze zone komt een optisch variabel beeldmerk („kinegram” of soortgelijk beeldmerk). Afhankelijk van de gezichtshoek worden twaalf sterren, het „E”-teken en een aardbol zichtbaar in verschillende grootten en kleuren.

3.

In deze zone komt het logo dat bestaat uit een letter of letters die de afgevende lidstaat (of „BNL” in het geval van de Beneluxstaten, namelijk België, Nederland en Luxemburg) aanduiden met een latent beeldeffect. Dit logo is licht wanneer het horizontaal wordt gehouden en donker wanneer het 90° is gedraaid. De volgende logo's worden gebruikt: A voor Oostenrijk, BG voor Bulgarije, BNL voor Benelux, CY voor Cyprus, CZE voor Tsjechië, D voor Duitsland, DK voor Denemarken, E voor Spanje, EST voor Estland, F voor Frankrijk, FIN voor Finland, GR voor Griekenland, H voor Hongarije, I voor Italië, IRL voor Ierland, LT voor Litouwen, LVA voor Letland, M voor Malta, P voor Portugal, PL voor Polen, ROU voor Roemenië, S voor Zweden, SK voor Slowakije, SVN voor Slovenië, UK voor het Verenigd Koninkrijk.

4.

In het midden van deze zone komt het woord „visum” in hoofdletters in optisch variabele inkt. Afhankelijk van de gezichtshoek is de kleur groen of rood.

5.

Deze rubriek bevat het negencijferige nationale nummer van de visumzelfklever, dat is voorgedrukt. Er wordt een bijzonder karakter gebruikt.

5a.

Deze rubriek bevat de drieletterige landencode conform ICAO-document 9303 betreffende machineleesbare reisdocumenten (1), ter aanduiding van de afgevende lidstaat.

Het „visumzelfklevernummer” is de drieletterige landencode van rubriek 5a en het nationale nummer van rubriek 5.

In te vullen rubrieken

6.

Deze rubriek begint met de woorden: „geldig voor”. De afgevende overheid geeft het grondgebied of de grondgebieden aan waarvoor het visum geldig is.

7.

Deze rubriek begint met het woord „van” en verder op de lijn komt het woord „tot”. De afgevende overheid dient hier de geldigheidsduur van het visum aan te geven.

8.

Deze rubriek begint met de woorden „type visum”. De afgevende overheid vermeldt de visumcategorie overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 5 en 7. Verder op de lijn komen de woorden „aantal binnenkomsten”, „verblijfsduur” (d.w.z. door de aanvragers beoogde verblijfsduur) en „dagen”.

9.

Deze rubriek begint met de woorden „afgegeven te” en dient om de plaats van afgifte te vermelden.

10.

Deze rubriek begint met het woord „op” (gevolgd door de datum van afgifte die door de afgevende overheid wordt ingevuld) en verder op de lijn komt het woord „paspoortnummer” (gevolgd door het paspoortnummer van de houder).

11.

Deze rubriek begint met de woorden „voornaam, naam”.

12.

Deze rubriek begint met de woorden „opmerkingen”. Zij wordt door de afgevende overheid gebruikt voor bijkomende gegevens die zij noodzakelijk acht, mits beantwoordend aan het bepaalde in artikel 4 van deze verordening. De volgende twee en een halve lijn worden voor dergelijke opmerkingen opengelaten.

13.

Deze rubriek bevat relevante machineleesbare informatie om controles aan de buitengrenzen te vergemakkelijken. Het machineleesbare gedeelte bevat in ondergrondbedrukking een gedrukte tekst ter aanduiding van de lidstaat die het document afgeeft. Deze tekst mag de technische elementen van de machineleesbare zone of de leesbaarheid ervan niet beïnvloeden.

Het papier heeft een natuurlijke kleur met rode en blauwe tekens.

De bewoordingen die de rubrieken aanduiden zijn in het Engels en in het Frans gesteld. De afgevende staat kan een derde officiële taal van de Gemeenschap daaraan toevoegen. Het woord „visum” op de bovenste lijn mag evenwel in eender welke officiële taal van de Gemeenschap voorkomen.


(1)  Uitzondering voor Duitsland: overeenkomstig ICAO-document 9303 betreffende machineleesbare reisdocumenten is de landencode van Duitsland „D”.


2.9.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 235/5


VERORDENING (EG) Nr. 857/2008 VAN DE COMMISSIE

van 1 september 2008

tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („Integrale-GMO-verordening”) (1),

Gelet op Verordening (EG) nr. 1580/2007 van de Commissie van 21 december 2007 tot vaststelling van bepalingen voor de uitvoering van de Verordeningen (EG) nr. 2200/96, (EG) nr. 2201/96 en (EG) nr. 1182/2007 van de Raad in de sector groenten en fruit (2), en met name op artikel 138, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

Bij Verordening (EG) nr. 1580/2007 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XV, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 138 van Verordening (EG) nr. 1580/2007 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 2 september 2008.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 1 september 2008.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 350 van 31.12.2007, blz. 1.


BIJLAGE

Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

MK

23,3

ZZ

23,3

0707 00 05

JO

162,5

MK

21,6

TR

137,3

ZZ

107,1

0709 90 70

TR

118,5

ZZ

118,5

0805 50 10

AR

57,8

CL

65,6

UY

56,3

ZA

66,8

ZZ

61,6

0806 10 10

EG

190,0

IL

222,6

TR

128,0

US

188,9

XS

61,0

ZZ

158,1

0808 10 80

AR

89,1

BR

89,0

CL

88,8

CN

75,6

NZ

102,0

US

92,7

ZA

79,4

ZZ

88,1

0808 20 50

AR

123,5

CN

53,0

TR

140,8

ZA

88,6

ZZ

101,5

0809 30

TR

138,9

US

168,1

ZZ

153,5

0809 40 05

IL

129,9

MK

53,9

TR

107,3

XS

56,4

ZZ

86,9


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.


2.9.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 235/7


VERORDENING (EG) Nr. 858/2008 VAN DE COMMISSIE

van 1 september 2008

houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 967/2006 tot vaststelling van bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 318/2006 met betrekking tot de productie buiten het quotum in de sector suiker

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 318/2006 van de Raad van 20 februari 2006 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector suiker (1), en met name op artikel 13, lid 2, en artikel 40, lid 1, onder c),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In artikel 10 van Verordening (EG) nr. 967/2006 van de Commissie (2) is bepaald dat de lidstaten de Commissie een reeks gegevens moeten meedelen betreffende de geleverde hoeveelheden industriële grondstof voor verwerking. Om te voorkomen dat deze hoeveelheden dubbel worden geteld, en om ervoor te zorgen dat de regels in alle betrokken lidstaten op dezelfde manier worden toegepast, moeten de voorwaarden voor de betrokken mededelingen worden verduidelijkt.

(2)

De codes van de douanenomenclatuur van de als boterhambeleg te gebruiken stroop en stroop voor de productie van „Rinse appelstroop” in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 967/2006 moeten worden verduidelijkt om ervoor te zorgen dat artikel 13, lid 2, tweede alinea, onder a), van Verordening (EG) nr. 318/2006 betreffende die producten correct wordt toegepast.

(3)

Uit de ervaring die sinds de tenuitvoerlegging van de nieuwe bepalingen, na de hervorming van de suikerregeling, is opgedaan met het gebruik van industriële suiker door de chemische en de farmaceutische industrie, blijkt dat aan de lijst van producten van de bijlage bij Verordening (EG) nr. 967/2006 ontharingswas van GN-code 3307 90 00 en wasverzachters van GN-code 3809 91 00 moeten worden toegevoegd.

(4)

Verordening (EG) nr. 967/2006 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(5)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor suiker,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EG) nr. 967/2006 wordt als volgt gewijzigd:

1.

Artikel 10 wordt vervangen door:

„Artikel 10

Mededelingen door de lidstaten

Elke betrokken lidstaat deelt het volgende aan de Commissie mee:

a)

uiterlijk eind mei, de hoeveelheid industriële grondstof die in de voorafgaande periode van 1 oktober tot en met 31 maart is geleverd door fabrikanten die door die lidstaat zijn erkend;

b)

uiterlijk eind november voor het voorafgaande verkoopseizoen:

de hoeveelheid industriële grondstof die is geleverd door fabrikanten die door die lidstaat zijn erkend, uitgesplitst in witte suiker, ruwe suiker, suikerstroop en isoglucose;

de hoeveelheid industriële grondstof waarvoor het in artikel 9, lid 2, bedoelde bewijs is geleverd door de verwerkers die door die lidstaat zijn erkend, uitgesplitst enerzijds in witte suiker, ruwe suiker, suikerstroop en isoglucose en anderzijds naar de in de bijlage bedoelde producten;

de hoeveelheid suiker die overeenkomstig artikel 7, lid 3, is geleverd door de fabrikanten die door die lidstaat zijn erkend.”.

2.

De bijlage wordt vervangen door de tekst in de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de zevende dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 1 september 2008.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 58 van 28.2.2006, blz. 1. Verordening (EG) nr. 318/2006 wordt met ingang van 1 oktober 2008 vervangen door Verordening (EG) nr. 1234/2007 (PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1).

(2)  PB L 176 van 30.6.2006, blz. 22.


BIJLAGE

„BIJLAGE

GN-code

Omschrijving

1302 32

– – Plantenslijmen en bindmiddelen, ook indien gewijzigd, uit sint-jansbrood, uit sint-jansbroodpitten of uit guarzaden:

1302 39 00

– – andere

ex 1702 90 95

ex 2106 90 59

– – Als boterhambeleg te gebruiken stroop en stroop voor de productie van „Rinse appelstroop”

2102 10

– Levende gist

ex 2102 20

– – Inactieve gist

2207 10 00

– Ethylalcohol, niet gedenatureerd, met een alcoholvolumegehalte van 80 % vol of meer (bio-ethanol)

ex 2207 20 00

– Ethylalcohol, gedenatureerd, ongeacht het gehalte (bio-ethanol)

ex 2208 40

– Rum

 

Bereidingen van de soort gebruikt voor het voederen van dieren:

ex 2309 90

– producten met een gehalte aan lysine van ten minste 60 % in de droge stof

29

Organische chemische producten, behalve de producten van de onderverdelingen 2905 43 00 en 2905 44

3002 90 50

– – culturen van micro-organismen

3003

Geneesmiddelen (andere dan producten bedoeld bij de posten 3002, 3005 en 3006), bestaande uit voor therapeutisch of profylactisch gebruik vermengde zelfstandigheden, niet in afgemeten hoeveelheden en niet opgemaakt voor de verkoop in het klein

3004

Geneesmiddelen (andere dan producten bedoeld bij de posten 3002, 3005 en 3006), bestaande uit al dan niet vermengde producten voor therapeutisch of profylactisch gebruik, in afgemeten hoeveelheden dan wel opgemaakt voor de verkoop in het klein

3006

Farmaceutische artikelen, bedoeld bij aantekening 4 op dit hoofdstuk

3203 00 10

– Kleurstoffen van plantaardige oorsprong en preparaten op basis daarvan

3203 00 90

– Kleurstoffen van dierlijke oorsprong en preparaten op basis daarvan

ex 3204

– Synthetische organische kleurstoffen en preparaten, bedoeld bij aantekening 3 op dit hoofdstuk, op basis van synthetische organische kleurstoffen

ex 3307 90 00

Ontharingswas

ex ex 35

Eiwitstoffen; gewijzigd zetmeel; lijm; enzymen, met uitzondering van de producten van post 3501 en van de onderverdelingen 3505 10 10, 3505 10 90 en 3505 20

ex ex 38

Diverse producten van de chemische industrie, behalve die van post 3809 andere dan wasverzachters van GN-code ex 3809 91 00, en die van onderverdeling 3824 60

3901 tot en met 3914

– Primaire vormen

ex 6809

Werken van gips of van gipspreparaten

– planken, platen, panelen, tegels en dergelijke artikelen”


II Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie niet verplicht is

BESLUITEN/BESCHIKKINGEN

Commissie

2.9.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 235/10


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 11 maart 2008

tot wijziging van de beschikking van de Commissie van 10 mei 2007 betreffende de maatregelen C 1/06 (ex NN 103/05) die door Spanje ten behoeve van Chupa Chups zijn genomen

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2008) 868)

(Slechts de tekst in de Spaanse taal is authentiek)

(Voor de EER relevante tekst)

(2008/696/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 88, lid 2, eerste alinea,

Gelet op de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, en met name op artikel 62, lid 1, onder a),

Gelet op de communautaire richtsnoeren voor reddings- en herstructureringssteun aan ondernemingen in moeilijkheden (1),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Commissie gaf op 10 mei 2007 een beschikking betreffende de maatregelen C 1/06 (ex NN 103/05) die door Spanje ten behoeve van Chupa Chups zijn genomen (2).

(2)

Nadat Chupa Chups S.A. (hierna „Chupa Chups” genoemd) bij het Gerecht van eerste aanleg van de Europese Gemeenschappen beroep had ingesteld tegen deze beschikking, is de Commissie tot de bevinding gekomen dat zij een onderdeel van maatregel 4 onjuist had beoordeeld, nl. 800 000 EUR die in 2003 op grond van een regionalesteunregeling waren toegekend.

(3)

In punt 43 van de bestreden beschikking wees de Commissie erop dat in de regionalesteunregeling was bepaald dat deze regeling niet voor ondernemingen in moeilijkheden mocht worden gebruikt. Gezien de grote verliezen van Chupa Chups in 2002 (22 078 000 EUR, of 86,5 % van het aan het einde van het boekjaar geplaatste kapitaal) en zijn resultaten in 2003, was de Commissie van oordeel dat Chupa Chups op het ogenblik van de steunverlening als een onderneming in moeilijkheden moest worden beschouwd. De Commissie concludeerde dat dit onderdeel van de steun bijgevolg onverenigbaar was met de gemeenschappelijke markt en daarom niet ten uitvoer kon worden gelegd.

(4)

Anderzijds merkt de Commissie ten aanzien van de regionale steun van 800 000 EUR die in 2003 uit hoofde van het programma „Minería 2” werd verleend, op dat „Minería 2” onderdeel van een goedgekeurde steunregeling is (3). In tegenstelling tot haar eerste beoordeling bij de inleiding van de formele onderzoeksprocedure is de Commissie bovendien van oordeel dat Chupa Chups voldeed aan de voorwaarden voor deze steun, aangezien het op het ogenblik van de toekenning ervan geen onderneming in moeilijkheden was (4). Met name:

a)

Ondanks het zware verlies van 22 078 000 EUR in 2002, stond op het eind van dat boekjaar nog een reserve van ongeveer 59 930 000 EUR in de boekhouding van Chupa Chups. Deze reserve volstond om het totale verlies te dekken. Dit verklaart waarom de negatieve resultaten geen enkel effect hebben gehad op het geplaatste kapitaal van de onderneming dat 12 miljoen EUR bedraagt. Anderzijds beliep het eigen vermogen van Chupa Chups, na aftrek van de verliezen in 2002, nog 49 850 000 EUR.

b)

De Commissie is van oordeel dat vele van de gebruikelijke symptomen van een onderneming in moeilijkheden, als beschreven in punt 6 van de richtsnoeren, in de periode 2002/2003 niet aanwezig waren. Meer bepaald vertoonden de negatieve resultaten een dalende tendens (5), net als de schulden (zowel op de lange als de korte termijn) en de voorraden (6), terwijl de financiële uitgaven stabiel bleven.

c)

De positieve evolutie van Chupa Chups vanaf 2002/2003 ten slotte heeft duidelijk gemaakt dat niet was voldaan aan het algemene criterium van punt 4 van de richtsnoeren, volgens welk van een onderneming in moeilijkheden kan worden gesproken „wanneer zij niet in staat is, noch met haar eigen middelen, noch met middelen die haar eigenaren/aandeelhouders of haar schuldeisers bereid zijn in te brengen, de verliezen te stelpen die, zonder externe steun van de overheid, op korte of middellange termijn vrijwel zeker tot het faillissement van de onderneming zouden leiden”.

Om die reden moet de subsidie van 800 000 EUR die op grond van deze regionalesteunregeling aan Chupa Chups werd toegekend, worden beschouwd als verenigbare steun.

(5)

In het beroep wordt bovendien aangevoerd dat Chupa Chups geen onderneming in moeilijkheden was in de zin van punt 5, onder a), van de communautaire richtsnoeren voor reddings- en herstructureringssteun aan ondernemingen in moeilijkheden uit 1999 (7). Daarin wordt gesteld dat een onderneming als een onderneming in moeilijkheden wordt beschouwd, wanneer meer dan de helft van het geplaatste kapitaal verdwenen is en meer dan een kwart van dit kapitaal verloren is gegaan gedurende de afgelopen twaalf maanden.

(6)

Ook wanneer Chupa Chups voor meer dan de helft van zijn geplaatste kapitaal verliezen zou blijken te hebben geleden, wordt in dit geval toch niet voldaan aan het criterium dat meer dan de helft van het geplaatste kapitaal verloren moet zijn gegaan, aangezien Chupa Chups nog over andere reserves beschikte.

(7)

Bijgevolg moet de Commissie haar beoordeling herzien en de beschikking van 10 mei 2007 wijzigen voor zover het de beoordeling van de subsidie van 800 000 EUR voor maatregel 4 betreft.

(8)

De beschikking van 10 mei 2007 betreffende de maatregelen C 1/06 (ex NN 103/05) die door Spanje ten behoeve van Chupa Chups zijn genomen, dient bijgevolg dienovereenkomstig te worden aangepast,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Enig artikel

In de beschikking van 10 mei 2007 betreffende de maatregelen C 1/06 (ex NN 103/05) die door Spanje ten behoeve van Chupa Chups zijn genomen, komt artikel 1, lid 2, als volgt te luiden:

„2.   De staatssteun van 800 000 EUR regionale steun die in 2003 uit hoofde van het programma „Minería 2” werd toegekend, is verenigbaar met de gemeenschappelijke markt.”.

Deze beschikking is gericht tot het Koninkrijk Spanje.

Gedaan te Brussel, 11 maart 2008.

Voor de Commissie

Neelie KROES

Lid van de Commissie


(1)  PB C 288 van 9.10.1999, blz. 2.

(2)  PB L 244 van 19.9.2007, blz. 20. Kennisgeving geschied op 11 mei 2007 onder nummer C(2007) 1710.

(3)  Besluit van 17 december 2001 houdende grondslagen voor de toekenning van steun die is bestemd voor werkgelegenheidsprojecten waarmee de alternatieve ontwikkeling van mijnbouwgebieden wordt bevorderd. Het programma „Minería 2” werd door de Commissie goedgekeurd op 27 november 2001 (brief C(2001) 3628).

(4)  In de zin van de communautaire richtsnoeren uit 1999 voor reddings- en herstructureringssteun aan ondernemingen in moeilijkheden.

(5)  22,07 miljoen EUR in 2002 en 4,70 miljoen EUR in 2003.

(6)  28,7 miljoen EUR in 2002 en 23,29 miljoen EUR in 2003.

(7)  Zie voetnoot 1.


2.9.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 235/12


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 16 april 2008

betreffende staatssteun C 13/07 (ex NN 15/06 en N 734/06) die Italië ten uitvoer heeft gelegd ten behoeve van New Interline

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2008) 1321)

(Slechts de tekst in de Italiaanse taal is authentiek)

(Voor de EER relevante tekst)

(2008/697/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 88, lid 2, eerste alinea,

Gelet op de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, en met name op artikel 62, lid 1, onder a),

Na de belanghebbenden overeenkomstig voornoemde artikelen in de gelegenheid te hebben gesteld hun opmerkingen kenbaar te maken (1),

Overwegende hetgeen volgt:

1.   PROCEDURE

(1)

Op 23 februari 2006 meldden de Italiaanse autoriteiten bij brief van 23 februari 2006 reddingssteun aan New Interline SpA (hierna „New Interline” genoemd) bij de Commissie aan. Deze steun, die onder nummer NN 15/06 was geregistreerd, was al op 13 februari 2006, met andere woorden vóór de aanmelding, verleend. De Commissie verzocht bij brief van 4 april 2006 om aanvullende inlichtingen, waarop Italië bij brief van 29 mei 2006 antwoordde. De Commissie verzocht vervolgens bij brief van 28 juli 2006 om nadere inlichtingen, waarop Italië bij brieven van 5 oktober 2006 en 6 november 2006 antwoordde.

(2)

Op 10 november 2006 meldden de Italiaanse autoriteiten een herstructureringsplan voor New Interline aan, dat onder nummer N 734/06 werd geregistreerd. De Commissie verzocht bij brief van 22 december 2006 om nadere inlichtingen, waarop Italië bij brief van 6 maart 2007 antwoordde.

(3)

Bij brief van 25 april 2007 deelde de Commissie Italië mede dat zij op 24 april 2007 had besloten de reddingssteun die Italië aan New Interline had verleend voor een periode van zes maanden verenigbaar met de gemeenschappelijke markt te verklaren. Wat de verlenging van de reddingssteun na deze periode van zes maanden en de herstructureringssteun betreft, had de Commissie besloten de formele onderzoeksprocedure in de zin van artikel 88, lid 2, van het Verdrag in te leiden.

(4)

Het besluit van de Commissie tot inleiding van de procedure is in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakt. De Commissie heeft belanghebbenden uitgenodigd hun opmerkingen over de betrokken steun te maken. Er werden geen opmerkingen ingediend door derden in verband met deze zaak.

(5)

Bij brief van 30 mei 2007 stelden de Italiaanse autoriteiten de Commissie ervan in kennis dat New Interline in vrijwillige liquidatie verkeerde en dat zij voornemens waren de aanmelding van de herstructureringssteun in te trekken. Bij brief van 9 oktober 2007 bevestigden de Italiaanse autoriteiten de intrekking van de aanmelding.

(6)

Bij brief van 16 november 2007 verzocht de Commissie Italië nadere inlichtingen over de procedure van vrijwillige liquidatie en met name over de gevolgen voor de schuldeisers van New Interline te verstrekken. Italië antwoordde bij brief van 28 januari 2008.

2.   REDDINGSSTEUN

(7)

De reddingssteun bestaat uit een garantie die door het Italiaanse ministerie van Economische Ontwikkeling is verleend voor een banklening ten belope van 2,75 miljoen EUR. De garantie was aanvankelijk verleend voor een periode van zes maanden, te weten van 6 maart 2006 tot 6 september 2006. De Commissie is er echter van in kennis gesteld dat de garantie aan het einde van die periode niet was stopgezet.

(8)

Op basis van punt 25, onder c) van de communautaire richtsnoeren inzake reddings- en herstructureringssteun aan ondernemingen in moeilijkheden (2) (hierna „de richtsnoeren” genoemd), moet de betrokken lidstaat in het geval van niet-aangemelde steun binnen zes maanden na de eerste tenuitvoerlegging van de reddingssteunmaatregel een herstructurerings- of liquidatieplan voorleggen dan wel aantonen dat de lening volledig is afgelost en/of dat de garantie is stopgezet.

(9)

In haar besluit van 24 april 2007 onderstreepte de Commissie dat de reddingssteun na de oorspronkelijke periode van zes maanden niet was stopgezet en dat Italië binnen die periode geen herstructureringsplan had ingediend. In haar besluit had de Commissie niettemin verklaard dat de steun als reddingssteun voor een periode van zes maanden met de gemeenschappelijke markt verenigbaar was, omdat de steun alle voorwaarden van de richtsnoeren — behalve de voorwaarde in punt 25, onder c), van de richtsnoeren — vervulde. Aangezien de reddingssteun echter langer dan gedurende de oorspronkelijke periode van zes maanden werd verleend, had de Commissie twijfels over de verenigbaarheid ervan en besloot zij de procedure van punt 27 van de richtsnoeren (3) in te leiden.

(10)

De Commissie wees er in bovengenoemd besluit voorts op dat zij zou onderzoeken of de onrechtmatig verlengde reddingssteun om andere redenen overeenkomstig punt 20 van de richtsnoeren als verenigbaar zou kunnen worden aangemerkt. Op basis hiervan zou de reddingssteun eventueel als herstructureringssteun kunnen worden beschouwd.

(11)

Niettemin wijst de Commissie erop dat Italië de aanmelding betreffende de herstructureringssteun vervolgens heeft ingetrokken. De Commissie kan derhalve niet langer op elementen — met name een herstructureringsplan — steunen die een terugkeer naar levensvatbaarheid kunnen waarborgen, noch op andere compenserende maatregelen die de negatieve gevolgen van de steun afzwakken en op basis waarvan zij de onrechtmatig verlengde reddingssteun als met de gemeenschappelijke markt verenigbare steun kunnen beschouwen.

(12)

De Commissie moet dan ook tot de conclusie komen dat de aan New Interline door de Italiaanse autoriteiten verleende garantie van 2,75 miljoen EUR overeenkomstig de richtsnoeren onverenigbaar is met de gemeenschappelijke markt omdat deze na 6 september 2006 werd verlengd.

(13)

De reddingssteun ten belope van 2,75 miljoen EUR moet derhalve door Italië van de begunstigde onderneming, New Interline, worden teruggevorderd.

(14)

Wat dit betreft heeft Italië de Commissie bij brief van 28 januari 2008 meegedeeld dat het totale bedrag met rente niet door New Interline maar door de Italiaanse autoriteiten aan Banca Antonveneta, die de door de staat gegarandeerde lening had verstrekt, is terugbetaald. Op 7 juni 2007 verzochten de Italiaanse autoriteiten, in het kader van de procedure van vrijwillige liquidatie, de Avvocatura Distrettuale van Bari om de nodige stappen te ondernemen met het oog op de invordering van de schuld van de onderneming bij de staat.

(15)

Op 18 november 2007 besloot New Interline bij de rechtbank van Bari een verzoek in te dienen om een aan het faillissement voorafgaande regeling te mogen treffen die het mogelijk maakt de schuldeisers onder rechterlijk toezicht terug te betalen. Een dergelijke procedure kan ertoe leiden dat de activiteiten van de onderneming worden voortgezet.

(16)

Het is op dit ogenblik niet mogelijk te weten wat de uitkomst van genoemde regeling zal zijn. In ieder geval zou Italië onverwijld haar eigen vorderingen in het kader van de collectieve procedure moeten inschrijven, ongeacht de aard van deze procedure.

(17)

De Commissie merkt op dat, ingeval de procedure zou leiden tot voortzetting van de activiteiten van New Interline, de instanties die voor de uitvoering van de terugvorderingsbeschikking verantwoordelijk zijn, zoals aangegeven in punt 67 van de bekendmaking „Naar een doelmatige tenuitvoerlegging van beschikkingen van de Commissie waarbij lidstaten wordt gelast onrechtmatige en onverenigbare steun terug te vorderen” (hierna „de bekendmaking over de terugvordering van steun” genoemd) (4), een plan inzake voortzetting van de bedrijfsactiviteiten alleen kunnen steunen indien zij ervoor zorgen dat de steun binnen de in de terugvorderingsbeschikking van de Commissie vastgelegde termijnen volledig wordt terugbetaald. Met name kan de lidstaat, indien de onrechtmatige steun niet onverwijld en in zijn geheel wordt terugbetaald, niet ten dele afzien van zijn verzoek tot terugvordering en evenmin kan hij een andere oplossing aanvaarden die niet de onmiddellijke beëindiging van de activiteiten van de begunstigde tot gevolg zou hebben. Derhalve moeten de Italiaanse autoriteiten, zonder de volledige terugbetaling van de onrechtmatige steun, binnen de voor de uitvoering van deze beschikking vastgestelde termijn alle maatregelen die haar ter beschikking staan nemen om te verhinderen dat de activiteiten van New Interline worden voortgezet.

(18)

Daarnaast zij erop gewezen dat, overeenkomstig punt 68 van de bekendmaking over de terugvordering van steun, zolang de steun niet volledig is terugbetaald de lidstaat zich in geval van een liquidatie tegen iedere overdracht van activa moet verzetten die niet tegen marktvoorwaarden plaatsvindt en/of op zodanige wijze plaatsvindt dat de terugvorderingsbeschikking wordt omzeild. Om ervoor te zorgen dat een „correcte overdracht van activa” plaatsvindt, moet de lidstaat erop toezien dat het door de steun ontstane onrechtmatige voordeel niet aan de koper van de activa wordt overgedragen. Dit kan zich voordoen wanneer de activa van de oorspronkelijke begunstigde van de steun worden overgedragen naar een derde tegen een lagere prijs dan de marktwaarde ervan of naar een onderneming die is opgericht met het doel de terugvorderingsverplichting te omzeilen. In dit geval moet het terugvorderingsbevel naar die derde worden uitgebreid.

3.   HERSTRUCTURERINGSSTEUN

(19)

De Commissie merkt op dat de betrokken lidstaat overeenkomstig artikel 8 van Verordening (EG) nr. 659/1999 van de Raad van 22 maart 1999 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 93 van het EG-Verdrag (5) de aanmelding te gepasten tijde kan intrekken zolang de Commissie geen beschikking heeft gegeven. In de gevallen waarin de Commissie de formele onderzoeksprocedure reeds heeft ingeleid, wordt deze door de Commissie beëindigd.

(20)

Italië heeft bij brief van 9 oktober 2007 de aanmelding ingetrokken betreffende de herstructureringssteun ten belope van 4,75 miljoen EUR. Volgens de beschikbare gegevens is de herstructureringssteun niet verleend.

(21)

Bijgevolg dient de bij het bovenvermelde besluit van 24 april 2007 ingeleide formele onderzoeksprocedure te worden beëindigd, aangezien er door de intrekking van de aanmelding geen grond meer is voor het onderzoek wat de door Italië aangemelde herstructureringssteun aan New Interline betreft,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

De reddingssteun in de vorm van een overheidsgarantie ten belope van 2,75 miljoen EUR, die door Italië in strijd met artikel 88, lid 3, van het Verdrag aan New Interline SpA is verleend, is onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt omdat deze na 6 september 2006 werd gehandhaafd.

Artikel 2

1.   Italië moet de in artikel 1 bedoelde steun van de begunstigde terugvorderen.

2.   De terug te vorderen bedragen omvatten rente vanaf zes maanden na de datum waarop zij de begunstigde ter beschikking zijn gesteld tot de datum van de daadwerkelijke terugbetaling ervan.

3.   Deze rente moet op samengestelde grondslag worden berekend overeenkomstig hoofdstuk V van Verordening (EG) nr. 794/2004.

Artikel 3

1.   De terugvordering van de in artikel 1 bedoelde steun geschiedt onverwijld en daadwerkelijk.

2.   Italië zorgt ervoor dat onderhavige beschikking binnen vier maanden vanaf de datum van kennisgeving van deze beschikking, ten uitvoer wordt gelegd.

Artikel 4

1.   Binnen twee maanden vanaf de kennisgeving van deze beschikking verstrekt Italië de volgende informatie aan de Commissie:

a)

het totale van de begunstigde terug te vorderen bedrag (hoofdsom en terugvorderingsrente);

b)

een gedetailleerde beschrijving van de reeds genomen en de voorgenomen maatregelen om aan deze beschikking te voldoen;

c)

documenten waaruit blijkt dat de begunstigde gelast werd tot terugbetaling van de steun.

2.   Italië houdt de Commissie op de hoogte van de ontwikkelingen met betrekking tot de nationale maatregelen die het land heeft genomen om deze beschikking ten uitvoer te leggen, totdat de in artikel 1 bedoelde steun volledig is teruggevorderd. Het verstrekt, op eenvoudig verzoek van de Commissie, onverwijld informatie over de reeds genomen en de voorgenomen maatregelen om aan deze beschikking te voldoen. Het verstrekt tevens gedetailleerde informatie over de reeds van de begunstigde teruggevorderde steunbedragen en de rentepercentages voor terugvordering.

Artikel 5

De in artikel 88, lid 2, van het Verdrag bedoelde procedure die bij besluit van de Commissie van 24 april 2007 ten aanzien van de herstructureringssteun (ex N 734/06) was ingeleid, wordt beëindigd omdat de aanmelding op 9 oktober 2007 werd ingetrokken.

Artikel 6

De onderhavige beschikking is gericht tot de Italiaanse Republiek.

Gedaan te Brussel, 16 april 2008.

Voor de Commissie

Neelie KROES

Lid van de Commissie


(1)  PB C 120 van 31.5.2007, blz. 12.

(2)  PB C 244 van 1.10.2004, blz. 2.

(3)  Overeenkomstig punt 27 van de richtsnoeren „leidt de Commissie de procedure van artikel 88, lid 2, van het Verdrag in wanneer de lidstaat […] geen bewijzen verstrekt dat de lening volledig is terugbetaald en/of dat de garantie is stopgezet vóór de termijn van zes maanden is verstreken”.

(4)  PB C 272 van 15.11.2007, blz. 4.

(5)  PB C 83 van 27.3.1999, blz. 1.


2.9.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 235/16


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 8 augustus 2008

betreffende de tijdelijke toelating tot en de invoer in de Gemeenschap van geregistreerde paarden uit Zuid-Afrika

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2008) 4211)

(Voor de EER relevante tekst)

(2008/698/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 90/426/EEG van de Raad van 26 juni 1990 tot vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor het verkeer van paardachtigen en de invoer van paardachtigen uit derde landen (1), en met name op artikel 13, lid 2, de artikelen 14, 15 en 16, en artikel 19, onder i),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Beschikking 97/10/EG van de Commissie van 12 december 1996 tot wijziging van Beschikking 79/542/EEG van de Raad en de Beschikkingen 92/160/EEG, 92/260/EEG en 93/197/EEG van de Commissie ten aanzien van de tijdelijke toelating tot en de invoer in de Gemeenschap van geregistreerde paarden uit Zuid-Afrika (2) is herhaaldelijk en ingrijpend gewijzigd (3). Ter wille van de duidelijkheid en een rationele ordening van de tekst dient tot codificatie van deze beschikking te worden overgegaan.

(2)

Zuid-Afrika is opgenomen in bijlage I bij Beschikking 2004/211/EG van de Commissie van 6 januari 2004 tot vaststelling van de lijst van derde landen en delen van hun grondgebied waaruit de lidstaten de invoer toestaan van levende paardachtigen en sperma, eicellen en embryo's van paarden en tot wijziging van de Beschikkingen 93/195/EEG en 94/63/EG (4).

(3)

Bij een inspectiebezoek van de veterinaire diensten van de Commissie aan Zuid-Afrika is gebleken dat de diergezondheidssituatie in dat land bevredigend is en door goed gestructureerde en goed georganiseerde veterinaire diensten wordt gecontroleerd.

(4)

Dourine is in bepaalde delen van Zuid-Afrika enzoötisch. De provincie West-Kaap is sedert meer dan zes maanden vrij van dourine. Zuid-Afrika is sedert meer dan zes maanden officieel vrij van kwade droes, van alle vormen van paardenencefalomyelitis, van infectieuze anemie en van vesiculeuze stomatitis.

(5)

De veterinaire autoriteiten van Zuid-Afrika hebben zich ertoe verbonden de Commissie en de lidstaten binnen 24 uur elektronisch in kennis te stellen van de bevestiging van de uitbraak van één van de in bijlage A bij Richtlijn 90/426/EEG genoemde besmettelijke ziekten bij paardachtigen en van elke wijziging in het inentingsbeleid en binnen een passende termijn mededeling te doen van wijzigingen in het invoerbeleid ten aanzien van paardachtigen.

(6)

Door de veterinaire autoriteiten van Zuid-Afrika zijn bepaalde garanties geboden ten aanzien van de tijdelijke toelating tot of definitieve invoer in de Gemeenschap van geregistreerde paarden.

(7)

Veterinairrechtelijke voorschriften moeten worden vastgesteld met inachtneming van de diergezondheidssituatie in het betrokken derde land. In verband met de in Zuid-Afrika geldende voorschriften inzake controle op de verplaatsingen en quarantaine betreft deze beschikking alleen de tijdelijke toelating en de invoer van geregistreerde paarden.

(8)

De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

De regionalisatie van Zuid-Afrika ten aanzien van de tijdelijke toelating tot en de invoer in de Gemeenschap van geregistreerde paarden is van toepassing voor zover aan de in bijlage I vastgestelde aanvullende garanties wordt voldaan.

Artikel 2

Beschikking 97/10/EG wordt ingetrokken.

Verwijzingen naar de ingetrokken beschikking gelden als verwijzingen naar de onderhavige beschikking en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage IV.

Artikel 3

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 8 augustus 2008.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 224 van 18.8.1990, blz. 42.

(2)  PB L 3 van 7.1.1997, blz. 9.

(3)  Zie bijlage III.

(4)  PB L 73 van 11.3.2004, blz. 1.


BIJLAGE I

Aanvullende garanties die in verband met de regionalisatie van Zuid-Afrika van toepassing zijn ten aanzien van de tijdelijke toelating tot en de invoer in de Gemeenschap van geregistreerde paarden

1.   Voor de volgende ziekten bestaat in Zuid-Afrika een aangifteplicht:

 

paardenpest, kwade droes, dourine, paardenencefalomyelitis (alle vormen, met inbegrip van VEE), infectieuze anemie, vesiculeuze stomatitis, miltvuur en rabies.

 

In overeenstemming met de bepalingen van de Animal Disease Act wordt de gehele provincie West-Kaap aangewezen als „beheerd gebied ten aanzien van paardenpest”. Met betrekking tot de regionalisering voor paardenpest wordt het grondgebied van de provincie West-Kaap ingedeeld in een paardenpestvrij gebied, een toezichtgebied en een beschermingsgebied.

 

Paardenpest is in de provincie West-Kaap een beheerde ziekte in de zin van de Animal Disease Act.

2.   Regionalisatie

2.1.   Paardenpestvrij gebied:

Het hoofdstedelijk gebied Kaapstad is vrij van paardenpest en wordt begrensd door:

:

in het noorden

:

Blaauwberg Road (M14),

:

in het oosten

:

Koeberg Road (M14), Plattekloof Road (M14), N7 Highway, N1 Highway en M5 Highway,

:

in het zuiden

:

Ottery Road, Prince George's Drive, Wetton Road, Riverstone Road, Tennant Road, Newlands Drive, Paradise Road, Union Drive, Rhodes Drive tot Newslands Forestry station en door Echo Gorge of Table Mountain naar Camps Bay,

:

in het westen

:

de kustlijn van Camps Bay tot Blaauwberg Road.

2.2.   Toezichtgebied ten aanzien van paardenpest:

Rond het paardenpestvrije gebied ligt een toezichtgebied met een breedte van ten minste 50 km dat de administratieve districten Kaapstad, Vredenburg, Hopefield, Mooreesburg, Malmesbury, Wellington, Paarl, Stellenbosch, Kuilsrivier, Goodwood, Wynberg, Simonstown, Somerset West, Mitchell's Plain en Strand omvat, en dat begrensd wordt door de Bergrivier in het noorden, door de Hottentots Holland Mountains in het oosten en door de kust in het zuiden en in het westen.

2.3.   Beschermingsgebied ten aanzien van paardenpest:

Rond het toezichtgebied ligt een beschermingsgebied met een breedte van ten minste 100 km dat de administratieve districten Clanwilliam, Piketberg, Ceres, Tulbagh, Worcester, Caledon, Hermanus, Bredasdorp, Robertson, Montagu en Swellendam omvat.

2.4.   Met paardenpest besmet gebied:

Het gedeelte van het grondgebied van Zuid-Afrika buiten de provincie West-Kaap en het gedeelte van de provincie West-Kaap buiten het paardenpestvrije gebied en het beschermings- en toezichtgebied en de administratieve districten Vanrynsdorp, Vredendal, Laingsburg, Ladismith, Heidelberg, Riversdale, Mossel Bay, Calitzdorp, Oudtshoorn, George, Knysna, Uniondale, Prince Albert, Beaufort West en Murraysburg.

3.   Inenting

3.1.   In het paardenpestvrije gebied en het toezichtgebied is systematische inenting tegen paardenpest niet toegestaan.

De directeur van de diergezondheidsdienst van het Zuid-Afrikaanse ministerie van Landbouw kan evenwel toestaan dat van deze regel wordt afgeweken en dat wordt ingeënt met een geregistreerd polyvalent vaccin tegen paardenpest volgens de voorschriften van de fabrikant van het vaccin en op voorwaarde dat de inenting uitsluitend door een dierenarts of door een erkend diergezondheidsspecialist in dienst van de regering wordt verricht bij paarden die vanuit het paardenpestvrije gebied of het toezichtgebied tot buiten het toezichtgebied zullen worden gebracht, met dien verstande dat de betrokken paarden het bedrijf niet mogen verlaten totdat zij naar een bestemming buiten het paardenpestvrije gebied en het toezichtgebied vertrekken, en dat de inenting in hun paspoort wordt aangegeven.

3.2.   Inenting van geregistreerde paarden tegen paardenpest in gebieden buiten het paardenpestvrije gebied en het toezichtgebied geschiedt door een dierenarts of door een erkend diergezondheidsspecialist in dienst van de regering met een geregistreerd polyvalent vaccin tegen paardenpest volgens de voorschriften van de fabrikant van het vaccin, en de inenting wordt aangegeven in het paspoort.

4.   Registratie van bedrijven en identificatie van paardachtigen:

4.1.   In het paardenpestvrije gebied worden alle bedrijven (bedrijven in de zin van artikel 2, onder a), van Richtlijn 90/426/EEG) geïdentificeerd en geregistreerd door en onder toezicht geplaatst van de officiële dierenarts („staatsveearts”) van het gebied.

4.2.   Alle paardachtigen in het paardenpestvrije gebied worden geïdentificeerd en voor elk dier worden gegevens bijgehouden met name over de verplaatsingen, de gezondheid van het dier en de inentingen.

5.   Controle op verplaatsingen

5.1.   Het is verboden paardachtigen te verplaatsen van het besmette gebied naar het beschermingsgebied, het toezichtgebied en het paardenpestvrije gebied, van het beschermingsgebied naar het toezichtgebied en het paardenpestvrije gebied, en van het toezichtgebied naar het paardenpestvrije gebied.

5.2.   In afwijking van het in punt 5.1 vastgestelde verbod mogen andere paardachtigen dan geregistreerde paarden van het besmette gebied tot het beschermingsgebied, het toezichtgebied en het paardenpestvrije gebied, van het beschermingsgebied tot het toezichtgebied en het paardenpestvrije gebied, en van het toezichtgebied tot het paardenpestvrije gebied worden toegelaten voor zover aan de in artikel 5, lid 3, van Richtlijn 90/426/EEG bepaalde voorwaarden wordt voldaan.

5.2.1.   Juni, juli en augustus zijn, wat vectorinsecten betreft, de veilige maanden, zoals bedoeld in artikel 5, lid 3, onder a), van Richtlijn 90/426/EEG.

5.2.2.   De uit quarantaine vrijgegeven paardachtigen zijn naar behoren geïdentificeerd.

5.2.3.   Onverminderd het bepaalde in punt 5.2 mogen voor de slacht bestemde paardachtigen het paardenpestvrije gebied niet worden binnengebracht en mogen zij het toezichtgebied alleen onder officieel veterinair toezicht worden binnengebracht indien zij onmiddellijk worden geslacht in een daartoe aangewezen slachthuis.

5.3.   In afwijking van het bepaalde in punt 5.1 mogen geregistreerde paardachtigen van het besmette gebied in het beschermingsgebied worden binnengebracht onder de volgende voorwaarden:

5.3.1.

Het paard moet worden geïdentificeerd door een paspoort en gegevens over de inenting moeten in het paspoort zijn aangegeven.

5.3.2.

De officiële dierenarts die het certificaat afgeeft, stelt de bevoegde officiële dierenarts in het district van bestemming vooraf in kennis van de verplaatsing van het paard.

5.3.3.

Het paard moet vergezeld gaan van een certificaat dat deel uitmaakt van het paspoort en dat door een officiële dierenarts (officiële dierenarts in de zin van artikel 2, onder h), van Richtlijn 90/426/EEG) op de plaats van herkomst is afgegeven.

5.3.4.

In het certificaat wordt vermeld dat het paard:

in de laatste 48 uur vóór de verzending klinisch is onderzocht en geen klinische ziekteverschijnselen vertoonde;

in de laatste 15 dagen, voor zover dit kan worden nagegaan, niet in contact is geweest met andere paardachtigen die aan een besmettelijke ziekte leden;

niet uit een gebied komt waarvoor in verband met op paardachtigen overdraagbare ziekten beperkende maatregelen gelden en niet afkomstig is van een bedrijf waarvoor om veterinairrechtelijke redenen verbodsmaatregelen gelden;

niet afkomstig is van een bedrijf waar zich in de laatste 60 dagen een geval van paardenpest heeft voorgedaan;

ten minste 60 dagen en ten hoogste 24 maanden vóór het binnenbrengen in het beschermingsgebied door een dierenarts tegen paardenpest is ingeënt met een geregistreerd polyvalent vaccin volgens de voorschriften van de fabrikant van het vaccin.

5.4.   In afwijking van het bepaalde in punt 5.1 mogen geregistreerde paarden van het besmette gebied of het beschermingsgebied in het toezichtgebied worden binnengebracht onder de volgende voorwaarden:

5.4.1.

Het paard moet worden geïdentificeerd door een paspoort en gegevens over de inenting moeten in het paspoort zijn aangegeven.

5.4.2.

De officiële dierenarts die het certificaat afgeeft, stelt de bevoegde officiële dierenarts in het district van bestemming vooraf in kennis van de verplaatsing van het paard.

5.4.3.

Het paard moet vergezeld gaan van een certificaat dat deel uitmaakt van het paspoort en dat door een officiële dierenarts (officiële dierenarts in de zin van artikel 2, onder h), van Richtlijn 90/426/EEG) op de plaats van herkomst is afgegeven.

5.4.4.

In het certificaat wordt vermeld dat het paard:

in de laatste 48 uur vóór de verzending klinisch is onderzocht en geen klinische ziekteverschijnselen vertoonde;

in de laatste 15 dagen, voor zover dit kan worden nagegaan, niet in contact is geweest met andere paardachtigen die aan een besmettelijke ziekte leden;

niet uit een gebied komt waarvoor in verband met op paardachtigen overdraagbare ziekten beperkende maatregelen gelden en niet afkomstig is van een bedrijf waarvoor om veterinairrechtelijke redenen verbodsmaatregelen gelden;

niet afkomstig is van een bedrijf waar zich in de laatste 60 dagen een geval van paardenpest heeft voorgedaan;

ten minste 60 dagen en ten hoogste 24 maanden vóór het binnenbrengen in het beschermingsgebied door een dierenarts tegen paardenpest is ingeënt met een geregistreerd polyvalent vaccin volgens de voorschriften van de fabrikant van het vaccin.

5.5.   In afwijking van het bepaalde van punt 5.1 mogen geregistreerde paarden in het paardenpestvrije gebied worden binnengebracht onder de volgende voorwaarden:

5.5.1.

Geregistreerde paarden mogen van het besmette gebied, het beschermings- of het toezichtgebied worden binnengebracht in het paardenpestvrije gebied onder de volgende voorwaarden:

5.5.1.1.

Het paard moet worden geïdentificeerd door een paspoort en gegevens over de inenting moeten in het paspoort zijn aangegeven.

5.5.1.2.

De officiële dierenarts die het certificaat afgeeft, stelt de bevoegde officiële dierenarts in het district van bestemming vooraf in kennis van de verplaatsing van het paard.

5.5.1.3.

Het paard moet vergezeld gaan van een certificaat dat deel uitmaakt van het paspoort en dat door een officiële dierenarts (officiële dierenarts in de zin van artikel 2, onder h), van Richtlijn 90/426/EEG) op de plaats van herkomst is afgegeven.

5.5.1.4.

In het certificaat wordt vermeld dat het paard:

in de laatste 48 uur vóór de verzending klinisch is onderzocht en geen klinische ziekteverschijnselen vertoonde;

in de laatste 15 dagen, voor zover dit kan worden nagegaan, niet in contact is geweest met andere paardachtigen die aan een besmettelijke ziekte leden;

niet uit een gebied komt waarvoor in verband met op paardachtigen overdraagbare ziekten beperkende maatregelen gelden, en niet afkomstig is van een bedrijf waarvoor om veterinairrechtelijke redenen verbodsmaatregelen gelden;

niet afkomstig is van een bedrijf waar zich in de laatste 60 dagen een geval van paardenpest heeft voorgedaan;

als het afkomstig is uit een gebied buiten het toezichtgebied,

i)

ten minste 60 dagen en ten hoogste 24 maanden voordat het in het paardenpestvrije gebied wordt binnengebracht, door een dierenarts tegen paardenpest is ingeënt met een geregistreerd polyvalent vaccin volgens de voorschriften van de fabrikant van het vaccin, of

ii)

werd ingevoerd vanaf het grondgebied van een land of het overeenkomstig artikel 13, lid 2, van Richtlijn 90/426/EEG geregionaliseerde gedeelte van het grondgebied dat volgens de EG-wetgeving als vrij van paardenpest wordt beschouwd, en tijdens het vervoer per vliegtuig van de luchthaven van Johannesburg naar het paardenpestvrije gebied tegen vectoren was beschermd.

5.5.1.5.

In afwijking van het bepaalde in punt 5.5.1.4, vijfde streepje, kunnen de bevoegde autoriteiten in uitzonderlijke gevallen als omschreven in de nationale of lokale wetgeving van het land van uitvoer, uitdrukkelijk toestemming geven voor het vervoer van een geregistreerd paard uit het besmette gebied, het beschermingsgebied of het toezichtgebied naar het paardenpestvrije gebied onder de volgende voorwaarden:

het paard wordt rechtstreeks naar het voor dat doel erkende quarantainestation in het paardenpestvrije gebied vervoerd;

het paard wordt tijdens het vervoer tegen vectoren beschermd, rekening houdend met risicobeperkende factoren als het vectorvrije seizoen of tijdstip van de dag, de behandeling met insectenwerende middelen, het afdekken van het dier en geforceerde ventilatie aan boord van het vervoermiddel;

het paard wordt ten minste 40 dagen in het tegen vectoren beschermde quarantainestation geïsoleerd;

het paard ondergaat tijdens de isolatieperiode tweemaal een test op paardenpest volgens bijlage D bij Richtlijn 90/426/EEG aan de hand van bloedmonsters die met een tussenpoos van 21 tot 30 dagen zijn genomen en waarvan het tweede monster is genomen in de laatste 10 dagen vóór het dier het quarantainestation verlaat, met negatief resultaat wanneer het dier niet was ingeënt, of zonder toeneming van het gehalte aan antilichamen wanneer het dier was ingeënt.

5.5.2.

In afwijking van het bepaalde in punt 5.5.1 kunnen de bevoegde veterinaire autoriteiten toestaan dat een geregistreerd paard uit een aangewezen bedrijf in het toezichtgebied tijdelijk tot het paardenpestvrije gebied wordt toegelaten mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

5.5.2.1.

Het paard gaat vergezeld van een paspoort; gegevens over de inenting zijn in het paspoort aangegeven.

5.5.2.2.

Het paard is zo gemerkt dat de identiteit gemakkelijk kan worden gecontroleerd en dat duidelijk blijkt dat het paspoort bij het dier behoort.

5.5.2.3.

De toestemming maakt deel uit van het paspoort. De toestemming moet worden ingetrokken als de voorwaarden waaronder zij is verleend, niet langer vervuld zijn.

5.5.2.4.

Het paard komt niet uit een gebied waarvoor in verband met op paardachtigen overdraagbare ziekten beperkende maatregelen gelden en is niet afkomstig van een bedrijf waarvoor om veterinairrechtelijke redenen verbodsmaatregelen gelden.

5.5.2.5.

Voor het in het toezichtgebied aangewezen bedrijf wordt een soortgelijk controleprogramma uitgevoerd als voor de bedrijven in het paardenpestvrije gebied.

5.5.2.6.

Het paard wordt slechts toegelaten van twee uur na zonsopgang tot twee uur vóór zonsondergang dezelfde dag.

5.5.2.7.

Het paard wordt gescheiden gehouden van paardachtigen die niet dezelfde gezondheidsstatus hebben.

5.5.3.

In afwijking van het bepaalde in punt 5.5.1 kunnen de bevoegde veterinaire autoriteiten toestaan dat een geregistreerd paard opnieuw wordt binnengebracht in een bedrijf in het paardenpestvrije gebied nadat het tijdelijk naar aangewezen bedrijven in het toezichtgebied was gebracht, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:

5.5.3.1.

Het paard gaat vergezeld van een paspoort; gegevens over de inenting zijn in het paspoort aangegeven.

5.5.3.2.

De toestemming maakt deel uit van het paspoort. De toestemming moet worden ingetrokken als de voorwaarden waaronder zij is verleend, niet langer vervuld zijn.

5.5.3.3.

Het paard keert niet terug uit een gebied waarvoor in verband met op paardachtigen overdraagbare ziekten beperkende maatregelen gelden en keert evenmin terug van een bedrijf waarvoor om veterinairrechtelijke redenen verbodsmaatregelen gelden.

5.5.3.4.

Voor het in het toezichtgebied aangewezen bedrijf wordt een soortgelijk controleprogramma uitgevoerd als voor de bedrijven in het paardenpestvrije gebied.

5.5.3.5.

Het paard mag slechts van het paardenpestvrije gebied naar het toezichtgebied en terug naar het paardenpestvrije gebied worden gebracht van twee uur na zonsopgang tot twee uur vóór zonsondergang dezelfde dag.

5.5.3.6.

Het paard wordt gescheiden gehouden van paardachtigen die niet dezelfde gezondheidsstatus hebben.

6.   Bewaking

6.1.   Het paardenpestvrije gebied en het daaromheen gelegen toezichtgebied staan onder permanente bewaking.

6.2.   Maandelijks wordt een serologische test op paardenpest verricht bij ten minste 60 geïdentificeerde, niet-ingeënte verklikkerpaarden die verspreid over het paardenpestvrije gebied en het toezichtgebied worden gehouden, teneinde aan te tonen dat paardenpest in het paardenpestvrije gebied en het toezichtgebied niet voorkomt. De resultaten van de tests worden maandelijks aan de Commissie meegedeeld.

6.3.   Op elk paard dat in het paardenpestvrije gebied vermoedelijk ten gevolge van een besmettelijke ziekte sterft, en op elk gestorven geïdentificeerd verklikkerpaard wordt een officiële necropsie uitgevoerd waarvan de resultaten door erkende diagnoseprocedures worden bevestigd en aan de Commissie worden meegedeeld.

7.   Vereisten inzake verblijf

7.1.   Geregistreerde paarden die bestemd zijn om definitief in de Gemeenschap te worden ingevoerd, moeten ten minste de laatste 90 dagen vóór de uitvoer (of sedert de geboorte indien zij jonger zijn dan 90 dagen, of sedert de datum van binnenkomst indien zij in de afgelopen 90 dagen rechtstreeks uit een lidstaat van de Gemeenschap zijn ingevoerd) op het grondgebied van het land van verzending hebben verbleven en zij moeten ten minste de laatste 60 dagen, sedert hun geboorte indien zij jonger zijn dan 60 dagen, of sedert het binnenbrengen indien zij in de laatste 60 dagen vóór de certificering met het oog op uitvoer naar de Gemeenschap rechtstreeks uit de Gemeenschap in het paardenpestvrije gebied waren ingevoerd, in het paardenpestvrije gebied hebben verbleven.

7.2.   Geregistreerde paarden die bestemd zijn om tijdelijk tot de Gemeenschap te worden toegelaten, moeten ten minste de laatste 60 dagen vóór de uitvoer naar de Gemeenschap op bedrijven onder veterinair toezicht hebben verbleven:

in het paardenpestvrije gebied, of

in een lidstaat als zij rechtstreeks uit een lidstaat in het paardenpestvrije gebied van Zuid-Afrika zijn ingevoerd, of

op het grondgebied of een deel van het grondgebied van een derde land dat door de Gemeenschap voor tijdelijke toelating of definitieve invoer van geregistreerde paarden is erkend in overeenstemming met Richtlijn 90/426/EEG, als deze paarden rechtstreeks in het paardenpestvrije gebied van Zuid-Afrika zijn ingevoerd onder voorwaarden die minstens even stringent zijn als die welke gelden voor de tijdelijke toelating of definitieve invoer van geregistreerde paarden die rechtstreeks uit het betrokken derde land in de lidstaten worden binnengebracht.

8.   Quarantainevoorschriften

8.1.   Voor invoer in of tijdelijke toelating tot de Europese Gemeenschap moeten geregistreerde paarden de laatste 40 dagen vóór de uitvoer in een officieel erkend en tegen vectoren beschermd quarantainestation zijn geïsoleerd. Deze periode telt mee als verplicht verblijf in het paardenpestvrije gebied.

8.2.   Tijdens deze isolatieperiode mag het paard de tegen vectoren beschermde stallen niet verlaten tussen twee uur vóór zonsondergang en twee uur na zonsopgang de volgende dag. Als het paard beweging nodig heeft, mag het alleen worden uitgelaten op het afgebakende terrein van het quarantainestation onder officieel veterinair toezicht, en nadat het in de stallen met een doeltreffend insectenwerend middel is behandeld, en wordt het strikt gescheiden gehouden van paardachtigen die niet voor uitvoer worden klaargemaakt onder voorwaarden die minstens even stringent zijn als die welke gelden voor de tijdelijke toelating tot of invoer in de Gemeenschap.

8.3.   Tot nog toe zijn alleen de quarantainestations van Montagu Gardens en Kenilworth Racecourse aangewezen als inrichtingen in het paardenpestvrije hoofdstedelijke gebied van Kaapstad die aan de vereisten voldoen. De veterinaire autoriteiten hebben zich ertoe verbonden de Commissie en de lidstaten van de erkenning van andere quarantainestations in kennis te stellen.

9.   Vereisten inzake tests

9.1.   Tijdens de isolatieperiode worden de tests op paardenpest, dourine, kwade droes, equiene encefalose en andere ziekten verricht zoals in het betrokken gezondheidscertificaat is voorgeschreven; de resultaten ervan worden in het certificaat vermeld.

9.2.   Alle tests moeten in een erkend laboratorium worden uitgevoerd.

10.   Het gezondheidscertificaat wordt ondertekend en afgegeven door de officiële dierenarts van het quarantainestation.

11.   Wanneer geregistreerde paarden per vliegtuig worden vervoerd, moeten zij tijdens het vervoer van het quarantainestation naar het vliegtuig en tijdens de hele duur van de reis tegen vectoren worden beschermd.

12.   Wanneer geregistreerde paarden per schip worden vervoerd van de haven van Kaapstad naar een haven in de Gemeenschap die overeenkomstig Richtlijn 91/496/EEG van de Raad (1) is erkend als grensinspectiepost voor de veterinaire controles van geregistreerde paarden, mag dat schip op geen enkel ogenblik tussen het vertrek en de aankomst op de plaats van bestemming een haven aandoen die gelegen is op het grondgebied of een deel van het grondgebied van een derde land, dat niet erkend is voor de invoer in de Gemeenschap van paardachtigen. De kapitein van het schip dient aan te tonen dat aan deze voorwaarde is voldaan aan de hand van de verklaring volgens het model in bijlage II.


(1)  PB L 268 van 24.9.1991, blz. 56.


BIJLAGE II

Image


BIJLAGE III

Ingetrokken beschikking met overzicht van de achtereenvolgende wijzigingen ervan

Beschikking 97/10/EG van de Commissie

(PB L 3 van 7.1.1997, blz. 9)

 

Beschikking 2001/622/EG van de Commissie

(PB L 216 van 10.8.2001, blz. 26)

Uitsluitend artikel 2 en de bijlage

Beschikking 2003/541/EG van de Commissie

(PB L 185 van 24.7.2003, blz. 41)

Uitsluitend artikel 3 en de bijlagen III en IV

Beschikking 2004/117/EG van de Commissie

(PB L 36 van 7.2.2004, blz. 20)

Uitsluitend artikel 3 en bijlage III


BIJLAGE IV

CONCORDANTIETABEL

Beschikking 97/10/EG

De onderhavige beschikking

Artikel 1

Artikel 1

Artikelen 2 tot en met 5

Artikel 2

Artikel 6

Artikel 3

Bijlage I

Bijlage I

Bijlage II

Bijlage III

Bijlage IV

Bijlage II

Bijlage III

Bijlage IV


2.9.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 235/s3


BERICHT AAN DE LEZERS

De instellingen hebben besloten in hun teksten niet langer te verwijzen naar de laatste wijziging van de aangehaalde besluiten.

Tenzij anders vermeld, zijn de besluiten waarnaar in de hierin gepubliceerde teksten wordt verwezen, de besluiten zoals die momenteel van kracht zijn.