ISSN 1725-2598 |
||
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 195 |
|
Uitgave in de Nederlandse taal |
Wetgeving |
51e jaargang |
Inhoud |
|
I Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie verplicht is |
Bladzijde |
|
|
VERORDENINGEN |
|
|
* |
||
|
* |
||
|
|
||
|
* |
||
|
* |
||
|
* |
||
|
* |
||
|
* |
||
|
* |
||
|
* |
||
|
|
|
|
II Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie niet verplicht is |
|
|
|
BESLUITEN/BESCHIKKINGEN |
|
|
|
Raad |
|
|
|
2008/608/EG |
|
|
* |
||
|
|
Commissie |
|
|
|
2008/609/EG |
|
|
* |
NL |
Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben. Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten. |
I Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie verplicht is
VERORDENINGEN
24.7.2008 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 195/1 |
VERORDENING (EG) Nr. 693/2008 VAN DE RAAD
van 8 juli 2008
tot wijziging van Verordening (EG) nr. 974/98 in verband met de invoering van de euro in Slowakije
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, met name op artikel 123, lid 5,
Gezien het voorstel van de Commissie,
Gezien het advies van de Europese Centrale Bank (1),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Verordening (EG) nr. 974/98 van de Raad van 3 mei 1998 over de invoering van de euro (2) voorziet in de vervanging door de euro van de munteenheden van de lidstaten die bij de overgang van de Gemeenschap naar de derde fase van de Economische en Monetaire Unie voldeden aan de nodige voorwaarden voor de aanneming van de ene munt. |
(2) |
Verordening (EG) nr. 974/98 is gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2596/2000 van de Raad (3) met het oog op de vervanging van de munteenheid van Griekenland door de euro. |
(3) |
Verordening (EG) nr. 974/98 is gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2169/2005 van de Raad (4) ter voorbereiding van latere invoeringen van de euro in lidstaten die de euro nog niet als eenheidsmunt hebben aangenomen. |
(4) |
Verordening (EG) nr. 974/98 is gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1647/2006 van de Raad (5) met het oog op de vervanging van de munteenheid van Slovenië door de euro. |
(5) |
Verordening (EG) nr. 974/98 is gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 835/2007 van de Raad (6) met het oog op de vervanging van de munteenheid van Cyprus door de euro. |
(6) |
Verordening (EG) nr. 974/98 is gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 836/2007 met het oog op de vervanging van de munteenheid van Malta door de euro. |
(7) |
Overeenkomstig artikel 4 van het Toetredingsverdrag van 2003 is Slowakije een lidstaat met een derogatie als bedoeld in artikel 122 van het Verdrag. |
(8) |
Krachtens Beschikking 2008/608/EG van de Raad van 8 juli 2008 overeenkomstig artikel 122, lid 2, van het Verdrag betreffende de aanneming van de eenheidsmunt door Slowakije op 1 januari 2009 (7) voldoet Slowakije aan de nodige voorwaarden voor de aanneming van de eenheidsmunt en wordt de derogatie van Slowakije met ingang van 1 januari 2009 ingetrokken. |
(9) |
De invoering van de euro in Slowakije vereist de uitbreiding tot Slowakije van de bestaande bepalingen betreffende de invoering van de euro die in Verordening (EG) nr. 974/98 zijn vervat. |
(10) |
In het overgangsplan van Slowakije wordt gepreciseerd dat de eurobankbiljetten en -munten in deze lidstaat wettig betaalmiddel zouden moeten worden op de dag van de invoering van de euro als munteenheid van Slowakije. Zowel de datum waarop de euro wordt ingevoerd als de datum waarop naar de chartale euro wordt omgeschakeld, dient derhalve 1 januari 2009 te zijn. Er geldt geen geleidelijkeaanpassingsperiode. |
(11) |
Verordening (EG) nr. 974/98 dient bijgevolg dienovereenkomstig te worden gewijzigd, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De bijlage bij Verordening (EG) nr. 974/98 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2009.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat, overeenkomstig het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap.
Gedaan te Brussel, 8 juli 2008.
Voor de Raad
De voorzitster
C. LAGARDE
(1) Advies uitgebracht op 3 juli 2008 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).
(2) PB L 139 van 11.5.1998, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 836/2007 (PB L 186 van 18.7.2007, blz. 3).
(3) PB L 300 van 29.11.2000, blz. 2.
(4) PB L 346 van 29.12.2005, blz. 1.
(5) PB L 309 van 9.11.2006, blz. 2.
(6) PB L 186 van 18.7.2007, blz. 1.
(7) Zie bladzijde 24 van dit Publicatieblad.
BIJLAGE
In de bijlage bij Verordening (EG) nr. 974/98 wordt de volgende tekst ingevoegd tussen de tekst voor Slovenië en Finland:
Lidstaat |
Invoeringsdatum euro |
Datum waarop naar de chartale euro wordt omgeschakeld |
Lidstaat met een geleidelijkeaanpassingsperiode van de nationale munteenheid |
„Slowakije |
1 januari 2009 |
1 januari 2009 |
Neen” |
24.7.2008 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 195/3 |
VERORDENING (EG) Nr. 694/2008 VAN DE RAAD
van 8 juli 2008
tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2866/98 met betrekking tot de omrekeningskoers naar de euro voor Slowakije
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 123, lid 5,
Gezien het voorstel van de Commissie,
Gezien het advies van de Europese Centrale Bank (1),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Verordening (EG) nr. 2866/98 van de Raad van 31 december 1998 over de omrekeningskoersen tussen de euro en de munteenheden van de lidstaten die de euro aannemen (2) stelt met ingang van 1 januari 1999 de omrekeningskoersen vast. |
(2) |
Overeenkomstig artikel 4 van het Toetredingsverdrag van 2003 is Slowakije een lidstaat met een derogatie als bedoeld in artikel 122 van het Verdrag. |
(3) |
Krachtens Beschikking 2008/608/EG van de Raad van 8 juli 2008 overeenkomstig artikel 122, lid 2, van het Verdrag betreffende de aanneming van de eenheidsmunt door Slowakije op 1 januari 2009 (3) voldoet Slowakije aan de nodige voorwaarden voor de aanneming van de eenheidsmunt en wordt de derogatie voor Slowakije met ingang van 1 januari 2009 ingetrokken. |
(4) |
De invoering van de euro in Slowakije maakt het noodzakelijk de omrekeningskoers tussen de euro en de Slowaakse kroon vast te stellen. Deze omrekeningskoers wordt vastgesteld op 30,1260 Slowaakse kroon voor 1 euro, hetgeen overeenstemt met de huidige spilkoers van de kroon in het wisselkoersmechanisme (ERM II). |
(5) |
Verordening (EG) nr. 2866/98 dient bijgevolg dienovereenkomstig te worden gewijzigd, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
In artikel 1 van Verordening (EG) nr. 2866/98 wordt de volgende regel ingevoegd tussen de toepasselijke omrekeningskoersen voor de Sloveense tolar en de Finse mark:
„= 30,1260 Slowaakse kroon”.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2009.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 8 juli 2008.
Voor de Raad
De voorzitster
C. LAGARDE
(1) Advies uitgebracht op 3 juli 2008 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).
(2) PB L 359 van 31.12.1998, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1135/2007 (PB L 256 van 2.10.2007, blz. 2).
(3) Zie bladzijde 24 van dit Publicatieblad.
24.7.2008 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 195/4 |
VERORDENING (EG) Nr. 695/2008 VAN DE COMMISSIE
van 23 juli 2008
tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („Integrale-GMO-verordening”) (1),
Gelet op Verordening (EG) nr. 1580/2007 van de Commissie van 21 december 2007 tot vaststelling van bepalingen voor de uitvoering van de Verordeningen (EG) nr. 2200/96, (EG) nr. 2201/96 en (EG) nr. 1182/2007 van de Raad in de sector groenten en fruit (2), en met name op artikel 138, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
Bij Verordening (EG) nr. 1580/2007 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XV, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt,
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De in artikel 138 van Verordening (EG) nr. 1580/2007 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 24 juli 2008.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 23 juli 2008.
Voor de Commissie
Jean-Luc DEMARTY
Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling
(1) PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 510/2008 van de Commissie (PB L 149 van 7.6.2008, blz. 61).
(2) PB L 350 van 31.12.2007, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 590/2008 (PB L 163 van 24.6.2008, blz. 24).
BIJLAGE
Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit
(EUR/100 kg) |
||
GN-code |
Code derde landen (1) |
Forfaitaire invoerwaarde |
0702 00 00 |
MK |
27,8 |
TR |
77,7 |
|
ME |
25,6 |
|
XS |
23,3 |
|
ZZ |
38,6 |
|
0707 00 05 |
MK |
27,4 |
TR |
106,2 |
|
ZZ |
66,8 |
|
0709 90 70 |
TR |
92,6 |
ZZ |
92,6 |
|
0805 50 10 |
AR |
100,7 |
US |
78,4 |
|
UY |
64,9 |
|
ZA |
100,8 |
|
ZZ |
86,2 |
|
0806 10 10 |
CL |
94,4 |
EG |
108,9 |
|
IL |
143,0 |
|
TR |
137,7 |
|
ZZ |
121,0 |
|
0808 10 80 |
AR |
105,0 |
BR |
102,8 |
|
CL |
100,8 |
|
CN |
85,6 |
|
NZ |
111,6 |
|
US |
101,6 |
|
UY |
80,0 |
|
ZA |
88,1 |
|
ZZ |
96,9 |
|
0808 20 50 |
AR |
81,6 |
CL |
86,1 |
|
NZ |
110,0 |
|
ZA |
97,3 |
|
ZZ |
93,8 |
|
0809 10 00 |
TR |
156,4 |
US |
186,2 |
|
ZZ |
171,3 |
|
0809 20 95 |
TR |
406,2 |
US |
437,5 |
|
ZZ |
421,9 |
|
0809 30 |
TR |
167,0 |
ZZ |
167,0 |
|
0809 40 05 |
IL |
117,4 |
XS |
82,7 |
|
ZZ |
100,1 |
(1) Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.
24.7.2008 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 195/6 |
VERORDENING (EG) Nr. 696/2008 VAN DE COMMISSIE
van 23 juli 2008
tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 104/2000 van de Raad ten aanzien van de verbindendverklaring voor niet-aangeslotenen van bepaalde door producentenorganisaties in de visserijsector vastgestelde regels
(Gecodificeerde versie)
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 104/2000 van de Raad van 17 december 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector visserijproducten en producten van de aquacultuur (1), en met name op artikel 7, lid 10,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Verordening (EG) nr. 1886/2000 van de Commissie van 6 september 2000 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 104/2000 van de Raad ten aanzien van de verbindendverklaring voor niet-aangeslotenen van bepaalde door producentenorganisaties in de visserijsector vastgestelde regels (2) is ingrijpend gewijzigd (3). Ter wille van de duidelijkheid en een rationele ordening van de tekst dient tot codificatie van deze verordening te worden overgegaan. |
(2) |
Er dienen criteria te worden vastgesteld om de representativiteit te kunnen beoordelen van de producentenorganisaties van vissers waarvan wordt voorgesteld de regels verbindend te verklaren voor niet-aangeslotenen. Deze criteria moeten zowel het aandeel van de leden van de organisatie in de totale afzet van de betrokken vissoorten, als het aantal bij de organisatie aangesloten vissers in het betrokken gebied betreffen. Er dienen eveneens specifieke criteria inzake de representativiteit te worden vastgesteld in de aquacultuursector. |
(3) |
Met het oog op een gelijke toepassing van deze maatregelen moet worden bepaald welke productie- en afzetregels voor niet-aangeslotenen verbindend kunnen worden verklaard bij vissers en in de aquacultuursector. Daartoe moet ook worden bepaald in welk productiestadium de verbindend verklaarde regels van toepassing zijn. |
(4) |
Voor de toepassing van de betrokken regels moet een minimale duur worden vastgesteld zodat de omstandigheden van de afzet van visserijproducten tot op zekere hoogte stabiel blijven. |
(5) |
Lidstaten die besluiten de regels van een producentenorganisatie verbindend te verklaren, moeten deze regels voor onderzoek aan de Commissie voorleggen. Daarom dient te worden bepaald welke gegevens de Commissie moeten worden meegedeeld. |
(6) |
De lidstaten en de Commissie moeten informatie over de verbindendverklaring van regels die voor de sector gevolgen kunnen hebben, bekendmaken. |
(7) |
Voor de wijzigingen van regels die voor niet-aangeslotenen verbindend zijn verklaard, moeten dezelfde voorschriften inzake mededelingen aan de Commissie en bekendmaking gelden als voor de oorspronkelijke verbindendverklaring. |
(8) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor visserijproducten, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
1. De productie en afzet van een producentenorganisatie van vissers wordt als voldoende representatief aangemerkt voor het gebied ten aanzien waarvan wordt voorgesteld de regels verbindend te verklaren, wanneer:
a) |
de afzet van de producentenorganisatie of haar aangeslotenen voor de soorten waarop deze regels van toepassing zouden zijn, in totaal meer dan 65 % van de totale afgezette hoeveelheden uitmaakt, en |
b) |
het aantal vissers op vaartuigen die door aangeslotenen van de producentenorganisatie worden geëxploiteerd, meer dan 50 % bedraagt van het totale aantal in het gebied gevestigde vissers op wie de verbindend te verklaren regels van toepassing zouden zijn. |
2. Voor de toepassing van lid 1, onder a), wordt rekening gehouden met de afzet tijdens het voorafgaande verkoopseizoen.
3. Met het oog op de berekening van het in lid 1, onder b), bedoelde percentage worden vissers aan boord van vaartuigen met een lengte van ten hoogste 10 m over alles in aanmerking genomen naar verhouding van het aandeel van de door deze vissers afgezette hoeveelheden in de totale in het betrokken gebied afgezette hoeveelheden.
4. De productie en afzet van een producentenorganisatie in de aquacultuursector, zoals omschreven in artikel 3, onder d), van Verordening (EG) nr. 1198/2006 van de Raad (4), wordt als voldoende representatief aangemerkt voor het gebied ten aanzien waarvan wordt voorgesteld de regels verbindend te verklaren, wanneer de productie van de producentenorganisatie of haar aangeslotenen voor de soorten waarop deze regels van toepassing zouden zijn, in totaal meer dan 40 % van de totale geproduceerde hoeveelheden uitmaakt.
5. Voor de toepassing van lid 4 wordt rekening gehouden met de productie tijdens het voorafgaande verkoopseizoen.
Artikel 2
1. De in artikel 7, lid 1, onder a), van Verordening (EG) nr. 104/2000 bedoelde productie- en afzetvoorschriften betreffen:
a) |
kwaliteit, omvang of gewicht en aanbiedingsvorm van de te koop aangeboden producten; |
b) |
bemonstering, recipiënten voor de verkoop, verpakking en etikettering en gebruik van ijs; |
c) |
de wijze waarop de producten voor het eerst in de handel worden gebracht, eventueel met inbegrip van regels voor de rationele verwijdering van producten met het oog op een stabiele markt. |
2. Wat de aquacultuursector betreft, kunnen de in lid 1 bedoelde voorschriften betrekking hebben op maatregelen betreffende het uitzetten van jonge vis of op maatregelen in andere stadia van de levenscyclus van de aquacultuursoorten waarop de voorschriften van toepassing zouden zijn, en met name op regels inzake de oogst of de opslag, met inbegrip van invriezen, van mogelijke productieoverschotten.
Artikel 3
De voor de niet-aangeslotenen verbindend te verklaren regels blijven ten minste 90 dagen van toepassing.
Artikel 4
Wanneer een lidstaat besluit bepaalde door een producentenorganisatie vastgestelde regels voor niet-aangeslotenen verbindend te verklaren, omvat de in artikel 7, lid 3, van Verordening (EG) nr. 104/2000 bedoelde kennisgeving aan de Commissie ten minste:
a) |
de naam en het adres van de betrokken producentenorganisatie; |
b) |
alle gegevens waarmee de representativiteit van de betrokken organisatie, met name wat de in artikel 1 van deze verordening genoemde criteria betreft, kan worden aangetoond; |
c) |
de betrokken regels; |
d) |
de motivering van de regels, met passende gegevens als bewijsmateriaal; |
e) |
het geografische gebied ten aanzien waarvan de regels verbindend moeten worden verklaard; |
f) |
de geldigheidsduur van de regels; |
g) |
de datum van inwerkingtreding. |
Artikel 5
De lidstaten maken de regels die zij hebben besloten verbindend te verklaren, uiterlijk acht dagen voor de inwerkingtreding ervan bekend.
Artikel 6
De artikelen 4 en 5 gelden ook voor wijzigingen in de voor niet-aangeslotenen verbindend verklaarde regels.
Artikel 7
De Commissie maakt de door haar op grond van artikel 7, lid 3, tweede alinea, tweede streepje, en artikel 7, lid 5, van Verordening (EG) nr. 104/2000 genomen besluiten tot nietigverklaring van de verbindendverklaring in het Publicatieblad van de Europese Unie bekend.
Artikel 8
Verordening (EG) nr. 1886/2000 wordt ingetrokken.
Verwijzingen naar de ingetrokken verordening gelden als verwijzingen naar de onderhavige verordening en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage II.
Artikel 9
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 23 juli 2008.
Voor de Commissie
De voorzitter
José Manuel BARROSO
(1) PB L 17 van 21.1.2000, blz. 22. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1759/2006 (PB L 335 van 1.12.2006, blz. 3).
(2) PB L 227 van 7.9.2000, blz. 11. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1812/2001 (PB L 246 van 15.9.2001, blz. 5).
(3) Zie bijlage I.
(4) PB L 223 van 15.8.2006, blz. 1.
BIJLAGE I
Ingetrokken verordening met de wijziging ervan
Verordening (EG) nr. 1886/2000 van de Commissie |
|
Verordening (EG) nr. 1812/2001 van de Commissie |
BIJLAGE II
Concordantietabel
Verordening (EG) nr. 1886/2000 |
De onderhavige verordening |
Artikel 1 |
Artikel 1 |
Artikel 2 |
Artikel 2 |
Artikel 3 |
Artikel 3 |
Artikel 4 |
Artikel 4 |
Artikel 5 |
Artikel 5 |
Artikel 6 |
Artikel 6 |
Artikel 7 |
Artikel 7 |
Artikel 8 |
— |
— |
Artikel 8 |
Artikel 9 |
Artikel 9 |
— |
Bijlage I |
— |
Bijlage II |
24.7.2008 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 195/9 |
VERORDENING (EG) Nr. 697/2008 VAN DE COMMISSIE
van 23 juli 2008
tot wijziging van Verordening (EG) nr. 40/2008 van de Raad ten aanzien van de vangstbeperkingen voor de zandspieringvisserij in het gebied III a en EG-wateren van II a en IV
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 40/2008 van de Raad van 16 januari 2008 tot vaststelling, voor 2008, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Gemeenschap en, voor vaartuigen van de Gemeenschap, in andere wateren met vangstbeperkingen van toepassing zijn (1), en met name op artikel 5, lid 3,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Vangstbeperkingen voor zandspiering in het gebied III a en EG-wateren van II a en IV zijn voorlopig vastgesteld in bijlage IA bij Verordening (EG) nr. 40/2008. |
(2) |
In punt 6 van bijlage IID bij Verordening (EG) nr. 40/2008 is bepaald dat de Commissie de totaal toegestane vangst (TAC) en de quota voor 2008 voor zandspiering in het betrokken gebied moet herzien op basis van het advies van de Internationale Raad voor het Onderzoek van de Zee (ICES) en het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de visserij (WTECV). |
(3) |
De TAC moet worden vastgesteld volgens de in punt 6 van bijlage IID bij Verordening (EG) nr. 40/2008 vastgestelde formule. Toepassing van die formule leidt tot de vaststelling van de TAC op 470 000 ton. |
(4) |
Overeenkomstig punt 7 van bijlage IID bij Verordening (EG) nr. 40/2008 mag de TAC niet meer dan 400 000 ton bedragen. |
(5) |
In punt 5 van bijlage IID bij Verordening (EG) nr. 40/2008 is bepaald dat, wat de niet-toegewezen quota voor deze TAC betreft, de visserijinspanning die voor de experimentele visserij in verband met de dichtheid van zandspiering in 2008 is toegestaan, wordt verdeeld tussen de lidstaten waarvan de vaartuigen in de jaren 2002 tot en met 2006 dergelijke visserijactiviteiten in het betrokken gebied hebben bedreven, wat overeenkomt met een aandeel in de visserijinspanning van 96 % voor Zweden en een aandeel van 4 % voor Duitsland. De verdeelsleutel voor de niet-toegewezen quota voor deze TAC moet worden vastgesteld op basis van deze verdeling van de visserijinspanning. |
(6) |
Het zandspieringbestand in de Noordzee wordt gedeeld met Noorwegen, maar wordt momenteel niet gezamenlijk beheerd. De in deze verordening vervatte maatregelen moeten in overeenstemming zijn met de resultaten van het overleg met Noorwegen overeenkomstig het bepaalde in de goedgekeurde notulen van de conclusies van het visserijoverleg tussen de Europese Gemeenschap en Noorwegen van 26 november 2007. Het communautaire aandeel in het deel van de TAC dat mag worden gevangen in ICES-zones II a en IV, moet derhalve worden vastgesteld op 90 % van 400 000 ton. |
(7) |
Bijlage IA bij Verordening (EG) nr. 40/2008 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Bijlage IA bij Verordening (EG) nr. 40/2008 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij de onderhavige verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 23 juli 2008.
Voor de Commissie
Joe BORG
Lid van de Commissie
(1) PB L 19 van 23.1.2008, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 641/2008 van de Commissie (PB L 178 van 5.7.2008, blz. 17).
BIJLAGE
Bijlage IA bij Verordening (EG) nr. 40/2008 wordt als volgt gewijzigd:
De gegevens betreffende zandspiering in het gebied III a en EG-wateren van II a en IV worden vervangen door:
|
|
|||||||
Denemarken |
335 087 (2) |
Analytische TAC. Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing. |
||||||
Duitsland |
513 (3) |
|||||||
Zweden |
12 304 (4) |
|||||||
Verenigd Koninkrijk |
7 324 (5) |
|||||||
EG |
355 228 (6) |
|||||||
Noorwegen |
20 000 (7) |
|||||||
TAC |
niet relevant |
(1) Exclusief wateren binnen 6 mijl van de basislijnen van het Verenigd Koninkrijk bij Shetland, Fair Isle en Foula.
(2) Waarvan ten hoogste 320 722 ton mag worden gevangen in de EG-wateren van ICES-zones II a en IV. De resterende 14 365 ton mag uitsluitend worden gevangen in de EG-wateren van ICES-zone III a (SAN/*03A).
(3) Waarvan ten hoogste 491 ton mag worden gevangen in de EG-wateren van ICES-zones II a en IV. De resterende 22 ton mag uitsluitend worden gevangen in de EG-wateren van ICES-zone III a (SAN/*03A).
(4) Waarvan ten hoogste 11 777 ton mag worden gevangen in de EG-wateren van ICES-zones II a en IV. De resterende 527 ton mag uitsluitend worden gevangen in de EG-wateren van ICES-zone III a (SAN/*03A).
(5) Waarvan ten hoogste 7 010 ton mag worden gevangen in de EG-wateren van ICES-zones II a en IV. De resterende 314 ton mag uitsluitend worden gevangen in de EG-wateren van ICES-zone III a (SAN/*03A).
(6) Waarvan ten hoogste 340 000 ton mag worden gevangen in de EG-wateren van ICES-zones II a en IV. De resterende 15 228 ton mag uitsluitend worden gevangen in de EG-wateren van ICES-zone III a (SAN/*03A).
(7) Te vangen in ICES-zone IV.”
24.7.2008 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 195/11 |
VERORDENING (EG) Nr. 698/2008 VAN DE COMMISSIE
van 23 juli 2008
tot vaststelling van een verbod op de visserij op blauwe wijting in het gebied EG-wateren en internationale wateren van I, II, III, IV, V, VI, VII, VIIIa, VIIIb, VIIId, VIIIe, XII en XIV door vaartuigen die de vlag van Litouwen voeren
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad van 20 december 2002 inzake de instandhouding en de duurzame exploitatie van de visbestanden in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid (1), en met name op artikel 26, lid 4,
Gelet op Verordening (EEG) nr. 2847/93 van de Raad van 12 oktober 1993 tot invoering van een controleregeling voor het gemeenschappelijk visserijbeleid (2), en met name op artikel 21, lid 3,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Verordening (EG) nr. 40/2008 van de Raad van 16 januari 2008 tot vaststelling, voor 2008, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Gemeenschap en, voor vaartuigen van de Gemeenschap, in andere wateren met vangstbeperkingen van toepassing zijn, en tot vaststelling van de bij de visserij in acht te nemen voorschriften (3) zijn quota voor 2008 vastgesteld. |
(2) |
Uit door de Commissie ontvangen informatie blijkt dat, gezien de vangsten van het in de bijlage bij deze verordening vermelde bestand door vaartuigen die de vlag van de in die bijlage vermelde lidstaat voeren of daar geregistreerd zijn, de betrokken, voor 2008 toegewezen quota volledig zijn opgebruikt. |
(3) |
Derhalve moet het worden verboden op dit bestand te vissen en vis uit dit bestand aan boord te houden, over te laden en aan te voeren, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Het opgebruiken van het quotum
Het quotum dat voor 2008 aan de in de bijlage bij deze verordening genoemde lidstaat is toegewezen voor de visserij op het in die bijlage vermelde bestand, wordt met ingang van de in die bijlage opgenomen datum als opgebruikt beschouwd.
Artikel 2
Verbod
De visserij op het in de bijlage bij deze verordening vermelde bestand door vaartuigen die de vlag van de in die bijlage genoemde lidstaat voeren of daar zijn geregistreerd, is verboden met ingang van de in die bijlage opgenomen datum. Na die datum is het ook verboden om vis uit dit bestand die door deze vaartuigen is gevangen, aan boord te hebben, over te laden of aan te voeren.
Artikel 3
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 23 juli 2008.
Voor de Commissie
Fokion FOTIADIS
Directeur-generaal Visserij en maritieme zaken
(1) PB L 358 van 31.12.2002, blz. 59. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 865/2007 (PB L 192 van 24.7.2007, blz. 1).
(2) PB L 261 van 20.10.1993, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1967/2006 (PB L 409 van 30.12.2006, blz. 11), laatstelijk gerectificeerd in PB L 36 van 8.2.2007, blz. 6.
(3) PB L 19 van 23.1.2008, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 641/2008 (PB L 178 van 5.7.2008, blz. 17).
BIJLAGE
Nr. |
18/T&Q |
Lidstaat |
LTU |
Bestand |
WHB/1X14 |
Soort |
Blauwe wijting (Micromesistius poutassou) |
Gebied |
EG-wateren en internationale wateren van I, II, III, IV, V, VI, VII, VIIIa, VIIIb, VIIId, VIIIe, XII en XIV |
Datum |
3.6.2008 |
24.7.2008 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 195/13 |
VERORDENING (EG) Nr. 699/2008 VAN DE COMMISSIE
van 23 juli 2008
tot vaststelling van een verbod op de visserij op wijting in het gebied VIIb, VIIc, VIId, VIIe, VIIf, VIIg, VIIh en VIIk door vaartuigen die de vlag van Nederland voeren
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad van 20 december 2002 inzake de instandhouding en de duurzame exploitatie van de visbestanden in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid (1), en met name op artikel 26, lid 4,
Gelet op Verordening (EEG) nr. 2847/93 van de Raad van 12 oktober 1993 tot invoering van een controleregeling voor het gemeenschappelijk visserijbeleid (2), en met name op artikel 21, lid 3,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Verordening (EG) nr. 40/2008 van de Raad van 16 januari 2008 tot vaststelling, voor 2008, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Gemeenschap en, voor vaartuigen van de Gemeenschap, in andere wateren met vangstbeperkingen van toepassing zijn, en tot vaststelling van de bij de visserij in acht te nemen voorschriften (3) zijn quota voor 2008 vastgesteld. |
(2) |
Uit door de Commissie ontvangen informatie blijkt dat, gezien de vangsten van het in de bijlage bij deze verordening vermelde bestand door vaartuigen die de vlag van de in die bijlage vermelde lidstaat voeren of daar geregistreerd zijn, de betrokken, voor 2008 toegewezen quota volledig zijn opgebruikt. |
(3) |
Derhalve moet het worden verboden op dit bestand te vissen en vis uit dit bestand aan boord te houden, over te laden en aan te voeren, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Het opgebruiken van het quotum
Het quotum dat voor 2008 aan de in de bijlage bij deze verordening genoemde lidstaat is toegewezen voor de visserij op het in die bijlage vermelde bestand, wordt met ingang van de in die bijlage opgenomen datum als opgebruikt beschouwd.
Artikel 2
Verbod
De visserij op het in de bijlage bij deze verordening vermelde bestand door vaartuigen die de vlag van de in die bijlage genoemde lidstaat voeren of daar zijn geregistreerd, is verboden met ingang van de in die bijlage opgenomen datum. Na die datum is het ook verboden om vis uit dit bestand die door deze vaartuigen is gevangen, aan boord te hebben, over te laden of aan te voeren.
Artikel 3
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 23 juli 2008.
Voor de Commissie
Fokion FOTIADIS
Directeur-generaal Visserij en maritieme zaken
(1) PB L 358 van 31.12.2002, blz. 59. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 865/2007 (PB L 192 van 24.7.2007, blz. 1).
(2) PB L 261 van 20.10.1993, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1967/2006 (PB L 409 van 30.12.2006, blz. 11, gewijzigd bij Verordening PB L 36 van 8.2.2007, blz. 6).
(3) PB L 19 van 23.1.2008, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 641/2008 (PB L 178 van 5.7.2008, blz. 17).
BIJLAGE
Nr. |
20/T&Q |
Lidstaat |
NLD |
Bestand |
WHG/7X7A. |
Soort |
Wijting (Merlangius merlangus) |
Gebied |
VIIb, VIIc, VIId, VIIe, VIIf, VIIg, VIIh en VIIk |
Datum |
21.5.2008 |
24.7.2008 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 195/15 |
VERORDENING (EG) Nr. 700/2008 VAN DE COMMISSIE
van 23 juli 2008
tot vaststelling van een verbod op de visserij op kabeljauw in gebied VIIb-k, VIII, IX en X; EG-wateren van CECAF 34.1.1 door vaartuigen die de vlag van Nederland voeren
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad van 20 december 2002 inzake de instandhouding en de duurzame exploitatie van de visbestanden in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid (1), en met name op artikel 26, lid 4,
Gelet op Verordening (EEG) nr. 2847/93 van de Raad van 12 oktober 1993 tot invoering van een controleregeling voor het gemeenschappelijk visserijbeleid (2), en met name op artikel 21, lid 3,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Verordening (EG) nr. 40/2008 van de Raad van 16 januari 2008 tot vaststelling, voor 2008, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Gemeenschap en, voor vaartuigen van de Gemeenschap, in andere wateren met vangstbeperkingen van toepassing zijn, en tot vaststelling van de bij de visserij in acht te nemen voorschrifte (3) zijn quota voor 2008 vastgesteld. |
(2) |
Uit door de Commissie ontvangen informatie blijkt dat, gezien de vangsten van het in de bijlage bij deze verordening vermelde bestand door vaartuigen die de vlag van de in die bijlage vermelde lidstaat voeren of daar geregistreerd zijn, de betrokken, voor 2008 toegewezen quota volledig zijn opgebruikt. |
(3) |
Derhalve moet het worden verboden op dit bestand te vissen en vis uit dit bestand aan boord te houden, over te laden en aan te voeren, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Het opgebruiken van het quotum
Het quotum dat voor 2008 aan de in de bijlage bij deze verordening genoemde lidstaat is toegewezen voor de visserij op het in die bijlage vermelde bestand, wordt met ingang van de in die bijlage opgenomen datum als opgebruikt beschouwd.
Artikel 2
Verbod
De visserij op het in de bijlage bij deze verordening vermelde bestand door vaartuigen die de vlag van de in die bijlage genoemde lidstaat voeren of daar zijn geregistreerd, is verboden met ingang van de in die bijlage opgenomen datum. Na die datum is het ook verboden om vis uit dit bestand die door deze vaartuigen is gevangen, aan boord te hebben, over te laden of aan te voeren.
Artikel 3
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 23 juli 2008.
Voor de Commissie
Fokion FOTIADIS
Directeur-generaal Visserij en maritieme zaken
(1) PB L 358 van 31.12.2002, blz. 59. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 865/2007 (PB L 192 van 24.7.2007, blz. 1).
(2) PB L 261 van 20.10.1993, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1967/2006 (PB L 409 van 30.12.2006, blz. 11), laatstelijk gerectificeerd in PB L 36 van 8.2.2007, blz. 6.
(3) PB L 19 van 23.1.2008, blz. 1. Laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 641/2008 (PB L 178 van 5.7.2008, blz. 17).
BIJLAGE
Nr. |
19/T&Q |
Lidstaat |
NLD |
Bestand |
COD/7X7A34 |
Soort |
Kabeljauw (Gadus Morhua) |
Gebied |
VIIb-k, VIII, IX en X; EG-wateren van CECAF 34.1.1 |
Datum |
21.5.2008 |
24.7.2008 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 195/17 |
VERORDENING (EG) Nr. 701/2008 VAN DE COMMISSIE
van 23 juli 2008
tot vaststelling van een verbod op de visserij op kabeljauw in het gebied Noorse wateren van I en II door vaartuigen die de vlag van Polen voeren
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad van 20 december 2002 inzake de instandhouding en de duurzame exploitatie van de visbestanden in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid (1), en met name op artikel 26, lid 4,
Gelet op Verordening (EEG) nr. 2847/93 van de Raad van 12 oktober 1993 tot invoering van een controleregeling voor het gemeenschappelijk visserijbeleid (2), en met name op artikel 21, lid 3,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Verordening (EG) nr. 40/2008 van de Raad van 16 januari 2008 tot vaststelling, voor 2008, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Gemeenschap en, voor vaartuigen van de Gemeenschap, in andere wateren met vangstbeperkingen van toepassing zijn, en tot vaststelling van de bij de visserij in acht te nemen voorschriften (3) zijn quota voor 2008 vastgesteld. |
(2) |
Uit door de Commissie ontvangen informatie blijkt dat, gezien de vangsten van het in de bijlage bij deze verordening vermelde bestand door vaartuigen die de vlag van de in die bijlage vermelde lidstaat voeren of daar geregistreerd zijn, de betrokken, voor 2008 toegewezen quota volledig zijn opgebruikt. |
(3) |
Derhalve moet het worden verboden op dit bestand te vissen en vis uit dit bestand aan boord te houden, over te laden en aan te voeren, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Het opgebruiken van het quotum
Het quotum dat voor 2008 aan de in de bijlage bij deze verordening genoemde lidstaat is toegewezen voor de visserij op het in die bijlage vermelde bestand, wordt met ingang van de in die bijlage opgenomen datum als opgebruikt beschouwd.
Artikel 2
Verbod
De visserij op het in de bijlage bij deze verordening vermelde bestand door vaartuigen die de vlag van de in die bijlage genoemde lidstaat voeren of daar zijn geregistreerd, is verboden met ingang van de in die bijlage opgenomen datum. Na die datum is het ook verboden om vis uit dit bestand die door deze vaartuigen is gevangen, aan boord te hebben, over te laden of aan te voeren.
Artikel 3
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 23 juli 2008.
Voor de Commissie
Fokion FOTIADIS
Directeur-generaal Visserij en maritieme zaken
(1) PB L 358 van 31.12.2002, blz. 59. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 865/2007 (PB L 192 van 24.7.2007, blz. 1).
(2) PB L 261 van 20.10.1993, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1967/2006 (PB L 409 van 30.12.2006, blz. 11, gewijzigd bij Verordening PB L 36 van 8.2.2007, blz. 6).
(3) PB L 19 van 23.1.2008, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 641/2008 (PB L 178 van 5.7.2008, blz. 17).
BIJLAGE
Nr. |
21/T&Q |
Lidstaat |
POL |
Bestand |
COD/1N2AB. |
Soort |
Kabeljauw (Gadus Morhua) |
Zone |
Noorse wateren van I en II |
Datum |
12.6.2008 |
24.7.2008 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 195/19 |
VERORDENING (EG) Nr. 702/2008 VAN DE COMMISSIE
van 23 juli 2008
tot wijziging van Verordening (EG) nr. 314/2004 van de Raad betreffende bepaalde beperkende maatregelen tegen Zimbabwe
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 314/2004 van 19 februari 2004 inzake bepaalde beperkende maatregelen tegen Zimbabwe (1), en met name op artikel 11, onder b),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
In bijlage III bij Verordening (EG) nr. 314/2004 worden de personen genoemd van wie de tegoeden en economische middelen krachtens die verordening worden bevroren. |
(2) |
Bij Besluit 2008/605/GBVB van de Raad van 22 juli 2008 (2) wordt de bijlage bij Gemeenschappelijk Standpunt 2004/161/GBVB (3) gewijzigd door toevoeging van 41 namen. Bijlage III bij Verordening (EG) nr. 314/2004 dient daarom dienovereenkomstig te worden gewijzigd. |
(3) |
Teneinde de effectiviteit van de maatregelen waarin deze verordening voorziet te waarborgen, dient de verordening onmiddellijk in werking te treden, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Bijlage III bij Verordening (EG) nr. 314/2004 wordt gewijzigd overeenkomstig het bepaalde in de bijlage bij deze verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 23 juli 2008.
Voor de Commissie
Eneko LANDÁBURU
Directeur-generaal Buitenlandse betrekkingen
(1) PB L 55 van 24.2.2004, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 777/2007 van de Commissie (PB L 173 van 3.7.2007, blz. 3).
(2) PB L 194 van 23.7.2008, blz. 34.
(3) PB L 50 van 20.2.2004, blz. 66. Gemeenschappelijk standpunt laatstelijk gewijzigd bij Gemeenschappelijk standpunt 2008/135/GBVB (PB L 43 van 19.2.2008, blz. 39).
BIJLAGE
Bijlage III bij Verordening (EG) nr. 314/2004 wordt als volgt gewijzigd:
a) |
Na de titel van bijlage III wordt de volgende rubriek ingevoegd: |
b) |
De volgende natuurlijke personen worden na nummer 131 van de lijst toegevoegd:
|
c) |
De volgende rubriek wordt toegevoegd:
|
24.7.2008 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 195/22 |
VERORDENING (EG) Nr. 703/2008 VAN DE COMMISSIE
van 23 juli 2008
tot wijziging van de bij Verordening (EG) nr. 1109/2007 voor het verkoopseizoen 2007/2008 vastgestelde representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor bepaalde producten van de sector suiker
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 318/2006 van de Raad van 20 februari 2006 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector suiker (1),
Gelet op Verordening (EG) nr. 951/2006 van de Commissie van 30 juni 2006 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 318/2006 van de Raad, wat betreft de handel met derde landen in de sector suiker (2), en met name op artikel 36,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De representatieve prijzen en de aanvullende invoerrechten voor witte suiker, ruwe suiker en bepaalde stropen voor het verkoopseizoen 2007/2008 zijn vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1109/2007 van de Commissie (3). Deze prijzen en rechten zijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 688/2008 van de Commissie (4). |
(2) |
De bovenbedoelde prijzen en invoerrechten moeten op grond van de gegevens waarover de Commissie nu beschikt, overeenkomstig het bepaalde in Verordening (EG) nr. 951/2006 worden gewijzigd, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De bij Verordening (EG) nr. 1109/2007 voor het verkoopseizoen 2007/2008 vastgestelde representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor de in artikel 36 van Verordening (EG) nr. 951/2006 bedoelde producten worden gewijzigd zoals aangegeven in de bijlage bij de onderhavige verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 24 juli 2008.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 23 juli 2008.
Voor de Commissie
Jean-Luc DEMARTY
Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling
(1) PB L 58 van 28.2.2006, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1260/2007 (PB L 283 van 27.10.2007, blz. 1). Verordening (EG) nr. 318/2006 wordt per 1 oktober 2008 vervangen door Verordening (EG) nr. 1234/2007 (PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1).
(2) PB L 178 van 1.7.2006, blz. 24. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 514/2008 (PB L 150 van 10.6.2008, blz. 7).
(3) PB L 253 van 28.9.2007, blz. 5.
(4) PB L 192 van 19.7.2008, blz. 49.
BIJLAGE
Met ingang van 24 juli 2008 geldende gewijzigde representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor witte suiker, ruwe suiker en de producten van GN-code 1702 90 95
(EUR) |
||
GN-code |
Representatieve prijs per 100 kg nettogewicht van het betrokken product |
Aanvullend invoerrecht per 100 kg nettogewicht van het betrokken product |
1701 11 10 (1) |
21,79 |
5,41 |
1701 11 90 (1) |
21,79 |
10,69 |
1701 12 10 (1) |
21,79 |
5,22 |
1701 12 90 (1) |
21,79 |
10,21 |
1701 91 00 (2) |
22,01 |
15,00 |
1701 99 10 (2) |
22,01 |
9,71 |
1701 99 90 (2) |
22,01 |
9,71 |
1702 90 95 (3) |
0,22 |
0,42 |
(1) Vastgesteld voor de standaardkwaliteit als gedefinieerd in bijlage I, punt III, bij Verordening (EG) nr. 318/2006 van de Raad (PB L 58 van 28.2.2006, blz. 1).
(2) Vastgesteld voor de standaardkwaliteit als gedefinieerd in bijlage I, punt II, bij Verordening (EG) nr. 318/2006.
(3) Vastgesteld per procentpunt sacharosegehalte.
II Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie niet verplicht is
BESLUITEN/BESCHIKKINGEN
Raad
24.7.2008 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 195/24 |
BESCHIKKING VAN DE RAAD
van 8 juli 2008
overeenkomstig artikel 122, lid 2, van het Verdrag betreffende de aanneming van de eenheidsmunt door Slowakije op 1 januari 2009
(2008/608/EG)
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 122, lid 2,
Gezien het voorstel van de Commissie,
Gezien het verslag van de Commissie (1),
Gezien het verslag van de Europese Centrale Bank (2),
Gezien het advies van het Europees Parlement (3),
Gezien de bespreking in de Raad, bijeen in de samenstelling van staatshoofden en regeringsleiders,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De derde fase van de Economische en Monetaire Unie (hierna „de EMU” genoemd) begon op 1 januari 1999. Bij Beschikking 98/317/EG (4) heeft de Raad, bijeen te Brussel op 3 mei 1998 in de samenstelling van staatshoofden en regeringsleiders, besloten dat België, Duitsland, Spanje, Frankrijk, Ierland, Italië, Luxemburg, Nederland, Oostenrijk, Portugal en Finland voldeden aan de nodige voorwaarden voor de aanneming van de eenheidsmunt op 1 januari 1999. |
(2) |
Bij Beschikking 2000/427/EG (5) heeft de Raad besloten dat Griekenland voldeed aan de nodige voorwaarden voor de aanneming van de eenheidsmunt op 1 januari 2001. Bij Beschikking 2006/495/EG (6) heeft de Raad besloten dat Slovenië voldeed aan de nodige voorwaarden voor de aanneming van de eenheidsmunt op 1 januari 2007. Bij Beschikkingen 2007/503/EG (7) en 2007/504/EG (8) heeft de Raad besloten dat Cyprus en Malta voldeden aan de nodige voorwaarden voor de aanneming van de eenheidsmunt op 1 januari 2008. |
(3) |
Overeenkomstig punt 1 van het aan het Verdrag gehechte protocol betreffende enkele bepalingen met betrekking tot het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland heeft het Verenigd Koninkrijk de Raad ervan in kennis gesteld dat het niet voornemens was op 1 januari 1999 naar de derde fase van de EMU over te gaan. Deze kennisgeving is niet gewijzigd. Overeenkomstig punt 1 van het aan het Verdrag gehechte protocol betreffende enkele bepalingen inzake Denemarken en het besluit van de staatshoofden en regeringsleiders, bijeen te Edinburgh in december 1992, heeft Denemarken de Raad ervan in kennis gesteld dat het niet aan de derde fase van de EMU zal deelnemen. Denemarken heeft niet om de inleiding van de procedure van artikel 122, lid 2, van het Verdrag verzocht. |
(4) |
Overeenkomstig Beschikking 98/317/EG heeft Zweden een derogatie in de zin van artikel 122 van het Verdrag. Overeenkomstig artikel 4 van het Toetredingsverdrag van 2003 hebben Tsjechië, Estland, Letland, Litouwen, Hongarije, Polen en Slowakije een derogatie in de zin van artikel 122 van het Verdrag. Overeenkomstig artikel 5 van het Toetredingsverdrag van 2005 hebben Bulgarije en Roemenië een derogatie in de zin van artikel 122 van het Verdrag. |
(5) |
De Europese Centrale Bank (hierna „de ECB” genoemd) werd op 1 juli 1998 opgericht. Het Europees monetair stelsel werd vervangen door een wisselkoersmechanisme waarvan de invoering werd overeengekomen bij een resolutie van de Europese Raad van 16 juni 1997 inzake de instelling van een wisselkoersmechanisme in de derde fase van de Economische en Monetaire Unie (9). De procedures voor een wisselkoersmechanisme in de derde fase van de Economische en Monetaire Unie (WKM II) werden neergelegd in de overeenkomst van 16 maart 2006 tussen de ECB en de nationale centrale banken van de lidstaten buiten de eurozone waarin de operationele procedures voor een wisselkoersmechanisme in de derde fase van de Economische en Monetaire Unie zijn neergelegd (10). |
(6) |
In artikel 122, lid 2, van het Verdrag is de procedure voor de intrekking van de derogatie van de betrokken lidstaten neergelegd. Overeenkomstig dat artikel brengen de Commissie en de ECB ten minste om de twee jaar of op verzoek van een lidstaat met een derogatie aan de Raad verslag uit volgens de procedure van artikel 121, lid 1, van het Verdrag. De meest recente periodieke convergentieverslagen van de Commissie en de ECB zijn in mei 2008 goedgekeurd. Op 4 april 2008 heeft Slowakije een officieel verzoek om een beoordeling van de convergentie ingediend. |
(7) |
De nationale wetgeving van de lidstaten, met inbegrip van de statuten van de nationale centrale banken, dient zo nodig te worden aangepast om deze verenigbaar te maken met de artikelen 108 en 109 van het Verdrag en de statuten van het Europees Stelsel van centrale banken (hierna „statuten van het ESCB” genoemd). De verslagen van de Commissie en de ECB bevatten een gedetailleerde beoordeling van de verenigbaarheid van de wetgeving van Slowakije met de artikelen 108 en 109 van het Verdrag en de statuten van het ESCB. |
(8) |
Overeenkomstig artikel 1 van het protocol betreffende de in artikel 121 van het Verdrag bedoelde convergentiecriteria betekent het in artikel 121, lid 1, eerste streepje, van het Verdrag bedoelde criterium inzake prijsstabiliteit dat een lidstaat een houdbare prijsontwikkeling heeft en een gemiddeld inflatiepercentage dat, gemeten over een periode van één jaar vóór het onderzoek, niet meer dan 1,5 procentpunt hoger ligt dan dat van ten hoogste de drie lidstaten die op het gebied van prijsstabiliteit het best presteren. Voor de toepassing van het criterium inzake prijsstabiliteit, wordt de inflatie gemeten aan de hand van de geharmoniseerde indexcijfers van de consumptieprijzen (HICP’s), als omschreven in Verordening (EG) nr. 2494/95 van de Raad van 23 oktober 1995 inzake geharmoniseerde indexcijfers van de consumptieprijzen (11). Voor de toetsing van het criterium inzake prijsstabiliteit is de inflatie van een lidstaat gemeten aan de hand van de procentuele verandering van het rekenkundige gemiddelde van twaalf maandelijkse indexcijfers ten opzichte van het rekenkundige gemiddelde van twaalf maandelijkse indexcijfers van de voorgaande periode. Over de in maart 2008 eindigende periode van één jaar waren de drie lidstaten die op het gebied van prijsstabiliteit het best presteerden Malta, Nederland en Denemarken, met een inflatie van respectievelijk 1,5 %, 1,7 % en 2,0 %. Een referentiewaarde, berekend als het gewone rekenkundige gemiddelde van de inflatiepercentages van de drie lidstaten die op het gebied van prijsstabiliteit het best presteren, plus 1,5 procentpunt, is in aanmerking genomen in de verslagen van de Commissie en de ECB. De aldus verkregen referentiewaarde over de in maart 2008 eindigende periode van één jaar was 3,2 %. |
(9) |
Overeenkomstig artikel 2 van het protocol betreffende de in artikel 121 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap bedoelde convergentiecriteria houdt het in artikel 121, lid 1, tweede streepje, van het Verdrag bedoelde criterium inzake de begrotingssituatie van de overheid in, dat ten aanzien van de lidstaat op het tijdstip van het onderzoek geen beschikking van de Raad krachtens artikel 104, lid 6, van het Verdrag geldt waarin wordt vastgesteld dat er in de betrokken lidstaat een buitensporig tekort bestaat. |
(10) |
Overeenkomstig artikel 3 van het protocol betreffende de in artikel 121 van het Verdrag bedoelde convergentiecriteria betekent het in artikel 121, lid 1, derde streepje, van het Verdrag bedoelde criterium inzake deelneming aan het wisselkoersmechanisme (WKM) van het Europees monetair stelsel dat een lidstaat ten minste gedurende de laatste twee jaar vóór het onderzoek, zonder grote spanningen, de normale fluctuatiemarges van het wisselkoersmechanisme van het Europees monetair stelsel heeft kunnen aanhouden. De betrokken lidstaat mag met name tijdens die periode de bilaterale spilkoers van zijn valuta tegenover die van een andere lidstaat niet op eigen initiatief hebben gedevalueerd. WKM II verschaft sinds 1 januari 1999 het kader waarin de naleving van het wisselkoerscriterium wordt beoordeeld. De Commissie en de ECB hebben, toen zij in hun verslagen nagingen of aan dit criterium werd voldaan, de op 18 april 2008 eindigende periode van twee jaar onderzocht. |
(11) |
Overeenkomstig artikel 4 van het protocol betreffende de in artikel 121 van het Verdrag bedoelde convergentiecriteria betekent het in artikel 121, lid 1, vierde streepje, van het Verdrag genoemde criterium inzake de convergentie van het niveau van de rentevoet dat een lidstaat, gemeten over een periode van één jaar vóór het onderzoek, een gemiddelde nominale langetermijnrente heeft gehad die niet meer dan twee procentpunten hoger ligt dan die van ten hoogste de drie lidstaten die op het gebied van prijsstabiliteit het best presteren. Voor de toepassing van het criterium betreffende de convergentie van de rentetarieven werden vergelijkbare rentetarieven op benchmarkobligaties van de overheid met een looptijd van tien jaar gebruikt. Om te beoordelen of aan het criterium inzake het niveau van de rentevoet wordt voldaan, is een referentiewaarde, berekend als het gewone rekenkundige gemiddelde van de nominale langetermijnrente van de drie lidstaten die op het gebied van prijsstabiliteit het best presteren, plus twee procentpunten, in aanmerking genomen in de verslagen van de Commissie en de ECB. De aldus verkregen referentiewaarde over de in maart 2008 eindigende periode van één jaar was 6,5 %. |
(12) |
Overeenkomstig artikel 5 van het protocol betreffende de in artikel 121 van het Verdrag bedoelde convergentiecriteria zullen de statistische gegevens die nodig zijn om te beoordelen of aan de convergentiecriteria wordt voldaan, door de Commissie worden verstrekt. De Commissie heeft de voor de voorbereiding van dit besluit vereiste gegevens verstrekt. De begrotingsgegevens zijn door de Commissie verstrekt op basis van de verslagen die de lidstaten vóór 1 april 2008 hadden overgelegd overeenkomstig Verordening (EG) nr. 3605/93 van de Raad van 22 november 1993 betreffende de toepassing van het aan het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap gehechte protocol betreffende de procedure bij buitensporige tekorten (12). |
(13) |
Op grond van de door de Commissie en de ECB uitgebrachte verslagen over de vooruitgang die door Slowakije is geboekt bij de nakoming van zijn verplichtingen met het oog op de totstandbrenging van de Economische en Monetaire Unie, komt de Commissie tot de volgende conclusies:
In het licht van de beoordeling van de verenigbaarheid van de wetgeving en van de mate waarin aan de convergentiecriteria is voldaan, alsook rekening houdend met aanvullende factoren en op voorwaarde dat de Raad Beschikking 2005/182/EG betreffende het bestaan van een buitensporig tekort intrekt, voldoet Slowakije aan de nodige voorwaarden voor de aanneming van de euro. |
(14) |
Op aanbeveling van de Commissie heeft de Raad bij Beschikking 2008/562/EG (14) Beschikking 2005/182/EG betreffende het bestaan van een buitensporig tekort in Slowakije ingetrokken. |
(15) |
Overeenkomstig artikel 122, lid 2, van het Verdrag besluit de Raad met gekwalificeerde meerderheid van stemmen op voorstel van de Commissie welke lidstaten met een derogatie aan de nodige voorwaarden voor de aanneming van de ene munt voldoen en trekt de derogaties van de betrokken lidstaten in, |
HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING VASTGESTELD:
Artikel 1
Slowakije voldoet aan de nodige voorwaarden voor de aanneming van de eenheidsmunt. De in artikel 4 van het Toetredingsverdrag van 2003 bedoelde derogatie van Slowakije wordt met ingang van 1 januari 2009 ingetrokken.
Artikel 2
Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.
Artikel 3
Deze beschikking wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Gedaan te Brussel, 8 juli 2008.
Voor de Raad
De voorzitster
C. LAGARDE
(1) Verslag van 7 mei 2008.
(2) Verslag van 6 mei 2008.
(3) Advies uitgebracht op 17 juni 2008 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).
(4) PB L 139 van 11.5.1998, blz. 30.
(5) PB L 167 van 7.7.2000, blz. 19.
(6) PB L 195 van 15.7.2006, blz. 25.
(7) PB L 186 van 18.7.2007, blz. 29.
(8) PB L 186 van 18.7.2007, blz. 32.
(9) PB C 236 van 2.8.1997, blz. 5.
(10) PB C 73 van 25.3.2006, blz. 21. Overeenkomst gewijzigd bij de overeenkomst van 14 december 2007 (PB C 319 van 29.12.2007, blz. 7).
(11) PB L 257 van 27.10.1995, blz. 1. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1882/2003 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 284 van 31.10.2003, blz. 1).
(12) PB L 332 van 31.12.1993, blz. 7. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2103/2005 (PB L 337 van 22.12.2005, blz. 1).
(13) PB L 62 van 9.3.2005, blz. 16.
(14) PB L 181 van 10.7.2008, blz. 43.
Commissie
24.7.2008 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 195/28 |
BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE
van 16 juli 2008
houdende wijziging van Beschikking 2006/636/EG tot vaststelling van de verdeling over de lidstaten van de jaarbedragen aan communautaire steun voor plattelandsontwikkeling voor de periode van 1 januari 2007 tot en met 31 december 2013
(Kennisgeving geschied onder nummer C(2008) 3347)
(2008/609/EG)
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad van 20 september 2005 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO) (1), en met name op artikel 69, lid 4,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Besluit 2006/493/EG van de Raad van 19 juni 2006 tot vaststelling van het bedrag van de steun van de Gemeenschap voor plattelandsontwikkeling voor de periode van 1 januari 2007 tot en met 31 december 2013, van de verdeling daarvan over de jaren en van het minimumbedrag dat moet worden geconcentreerd in de onder de convergentiedoelstelling vallende regio's (2) is gewijzigd om rekening te houden met het besluit van de begrotingsautoriteit om bepaalde vastleggingskredieten van de communautaire steun voor plattelandsontwikkeling op grond van Verordening (EG) nr. 1698/2005 die in het jaar 2007 niet zijn gebruikt, over te hevelen naar de jaren 2008 en volgende overeenkomstig het bepaalde in punt 48 van het Interinstitutioneel Akkoord tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline en een goed financieel beheer (3). |
(2) |
Beschikking 2006/636/EG van de Commissie (4) moet dienovereenkomstig worden gewijzigd, |
HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:
Artikel 1
De bijlage bij Beschikking 2006/636/EG wordt vervangen door de tekst die is opgenomen in de bijlage bij de onderhavige beschikking.
Artikel 2
Deze beschikking is van toepassing met ingang van het begrotingsjaar 2008.
Artikel 3
Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.
Gedaan te Brussel, 16 juli 2008.
Voor de Commissie
Mariann FISCHER BOEL
Lid van de Commissie
(1) PB L 277 van 21.10.2005, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 146/2008/EG (PB L 46 van 21.2.2008, blz. 1).
(2) PB L 195 van 15.7.2006, blz. 22.
(3) PB C 139 van 14.6.2006, blz. 1.
(4) PB L 261 van 22.9.2006, blz. 32. Beschikking laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 2007/680/EG (PB L 280 van 24.10.2007, blz. 27).
BIJLAGE
Verdeling over de lidstaten van de steun van de Gemeenschap voor plattelandsontwikkeling voor de periode 2007-2013
(Lopende prijzen, in euro's) |
|||||||||
|
2007 |
2008 |
2009 |
2010 |
2011 |
2012 |
2013 |
Totaal 2007-2013 |
Waarvan totale minimumbedrag voor de onder de convergentiedoelstelling vallende regio's |
België |
63 991 299 |
63 957 784 |
60 238 083 |
59 683 509 |
59 267 519 |
56 995 480 |
54 476 632 |
418 610 306 |
40 744 223 |
Bulgarije (1) |
244 055 793 |
337 144 772 |
437 343 751 |
399 098 664 |
398 058 913 |
397 696 922 |
395 699 781 |
2 609 098 596 |
692 192 783 |
Tsjechië |
396 623 321 |
392 638 892 |
388 036 387 |
400 932 774 |
406 640 636 |
412 672 094 |
417 962 250 |
2 815 506 354 |
1 635 417 906 |
Denemarken |
62 592 573 |
66 344 571 |
63 771 254 |
64 334 762 |
63 431 467 |
62 597 618 |
61 588 551 |
444 660 796 |
0 |
Duitsland |
1 184 995 564 |
1 186 941 705 |
1 147 425 574 |
1 156 018 553 |
1 159 359 200 |
1 146 661 509 |
1 131 114 950 |
8 112 517 055 |
3 174 037 771 |
Estland |
95 608 462 |
95 569 377 |
95 696 594 |
100 929 353 |
104 639 066 |
108 913 401 |
113 302 602 |
714 658 855 |
387 221 654 |
Ierland |
373 683 516 |
355 014 220 |
329 171 422 |
333 372 252 |
324 698 528 |
316 771 063 |
307 203 589 |
2 339 914 590 |
0 |
Griekenland |
461 376 206 |
463 470 078 |
453 393 090 |
452 018 509 |
631 768 186 |
626 030 398 |
619 247 957 |
3 707 304 424 |
1 905 697 195 |
Spanje |
286 654 092 |
1 277 647 305 |
1 246 359 901 |
1 253 424 047 |
1 057 772 000 |
1 050 937 191 |
1 041 123 263 |
7 213 917 799 |
3 178 127 204 |
Frankrijk |
931 041 833 |
942 359 146 |
898 672 939 |
909 225 155 |
933 778 147 |
921 205 557 |
905 682 332 |
6 441 965 109 |
568 263 981 |
Italië |
1 142 143 461 |
1 135 428 298 |
1 101 390 921 |
1 116 626 236 |
1 271 659 589 |
1 266 602 382 |
1 258 158 996 |
8 292 009 883 |
3 341 091 825 |
Cyprus |
26 704 860 |
24 772 842 |
22 749 762 |
23 071 507 |
22 402 714 |
21 783 947 |
21 037 942 |
162 523 574 |
0 |
Letland |
152 867 493 |
147 768 241 |
142 542 483 |
147 766 381 |
148 781 700 |
150 188 774 |
151 198 432 |
1 041 113 504 |
327 682 815 |
Litouwen |
260 974 835 |
248 836 020 |
236 928 998 |
244 741 536 |
248 002 433 |
250 278 098 |
253 598 173 |
1 743 360 093 |
679 189 192 |
Luxemburg |
14 421 997 |
13 661 411 |
12 655 487 |
12 818 190 |
12 487 289 |
12 181 368 |
11 812 084 |
90 037 826 |
0 |
Hongarije |
570 811 818 |
537 525 661 |
498 635 432 |
509 252 494 |
547 603 625 |
563 304 619 |
578 709 743 |
3 805 843 392 |
2 496 094 593 |
Malta |
12 434 359 |
11 527 788 |
10 656 597 |
10 544 212 |
10 347 884 |
10 459 190 |
10 663 325 |
76 633 355 |
18 077 067 |
Nederland |
70 536 869 |
72 638 338 |
69 791 337 |
70 515 293 |
68 706 648 |
67 782 449 |
66 550 233 |
486 521 167 |
0 |
Oostenrijk |
628 154 610 |
594 709 669 |
550 452 057 |
557 557 505 |
541 670 574 |
527 868 629 |
511 056 948 |
3 911 469 992 |
31 938 190 |
Polen |
1 989 717 841 |
1 932 933 351 |
1 872 739 817 |
1 866 782 838 |
1 860 573 543 |
1 857 244 519 |
1 850 046 247 |
13 230 038 156 |
6 997 976 121 |
Portugal |
560 524 173 |
562 491 944 |
552 040 154 |
559 861 895 |
565 142 601 |
565 192 105 |
564 072 156 |
3 929 325 028 |
2 180 735 857 |
Roemenië (2) |
0 |
1 146 687 683 |
1 442 871 530 |
1 359 770 651 |
1 357 854 634 |
1 359 146 997 |
1 356 173 250 |
8 022 504 745 |
1 995 991 720 |
Slovenië |
149 549 387 |
139 868 094 |
129 728 049 |
128 304 946 |
123 026 091 |
117 808 866 |
111 981 296 |
900 266 729 |
287 815 759 |
Slowakije |
303 163 265 |
286 531 906 |
268 049 256 |
256 310 239 |
263 028 387 |
275 025 447 |
317 309 578 |
1 969 418 078 |
1 106 011 592 |
Finland |
335 121 543 |
316 143 440 |
292 385 407 |
296 367 134 |
287 790 092 |
280 508 238 |
271 617 053 |
2 079 932 907 |
0 |
Zweden |
292 133 703 |
277 225 207 |
256 996 031 |
260 397 463 |
252 975 513 |
246 760 755 |
239 159 282 |
1 825 647 954 |
0 |
Verenigd Koninkrijk |
263 996 373 |
645 001 582 |
698 582 271 |
741 000 084 |
748 834 332 |
752 295 626 |
748 964 152 |
4 598 674 420 |
188 337 515 |
Totaal |
10 873 879 246 |
13 274 839 325 |
13 279 304 584 |
13 290 726 182 |
13 470 301 311 |
13 424 913 242 |
13 369 510 797 |
90 983 474 687 |
31 232 644 963 |
(1) Voor de jaren 2007, 2008 en 2009 bedraagt de uit het EOGFL, afdeling „Garantie”, afkomstige component van de toewijzing respectievelijk 193 715 561 EUR, 263 453 163 EUR en 337 004 104 EUR.
(2) Voor de jaren 2007, 2008 en 2009 bedraagt de uit het EOGFL, afdeling „Garantie”, afkomstige component van de toewijzing respectievelijk 610 786 223 EUR, 831 389 081 EUR en 1 058 369 098 EUR.