ISSN 1725-2598

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 190

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

51e jaargang
18 juli 2008


Inhoud

 

I   Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie verplicht is

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

 

Verordening (EG) nr. 679/2008 van de Commissie van 17 juli 2008 tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

1

 

 

Verordening (EG) nr. 680/2008 van de Commissie van 17 juli 2008 tot vaststelling van de uitvoerrestituties in de sector rundvlees

3

 

 

Verordening (EG) nr. 681/2008 van de Commissie van 17 juli 2008 betreffende de afgifte van certificaten voor de invoer van knoflook voor de deelperiode van 1 september 2008 tot en met 30 november 2008

7

 

 

Verordening (EG) nr. 682/2008 van de Commissie van 17 juli 2008 tot vaststelling van de representatieve prijzen in de sectoren slachtpluimvee en eieren, alsmede van ovoalbumine, en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1484/95

9

 

 

II   Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie niet verplicht is

 

 

BESLUITEN/BESCHIKKINGEN

 

 

Commissie

 

 

2008/589/EG

 

*

Beschikking van de Commissie van 12 juni 2008 tot vaststelling van een specifiek controle- en inspectieprogramma in verband met het herstel van de kabeljauwbestanden in de Oostzee (Kennisgeving geschied onder nummer C(2008) 2558)

11

 

 

2008/590/EG

 

*

Besluit van de Commissie van 16 juni 2008 betreffende de oprichting van een Raadgevend Comité voor gelijke kansen van mannen en vrouwen (Gecodificeerde versie)

17

 

 

2008/591/EG

 

*

Besluit van de Commissie van 30 juni 2008 inzake het Ecodesign-overlegforum ( 1 )

22

 

 

2008/592/EG

 

*

Beschikking van de Commissie van 3 juli 2008 tot wijziging van Beschikking 2000/572/EG houdende vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften, gezondheidsvoorschriften en voorschriften inzake de veterinaire certificering voor de invoer in de Gemeenschap van vleesbereidingen uit derde landen (Kennisgeving geschied onder nummer C(2008) 3301)  ( 1 )

27

 

 

2008/593/EG

 

*

Besluit van de Commissie van 11 juli 2008 tot wijziging van Besluit 2007/60/EG met betrekking tot de wijziging van de taakomschrijving van het Uitvoerend Agentschap voor het trans-Europees vervoersnetwerk

35

 

 

AANBEVELINGEN

 

 

2008/594/EG

 

*

Aanbeveling van de Commissie van 2 juli 2008 inzake grensoverschrijdende interoperabiliteit van systemen voor elektronische medische dossiers (Kennisgeving geschied onder nummer C(2008) 3282)

37

 

 

Rectificaties

 

 

Rectificatie van Verordening (EG) nr. 677/2008 van de Commissie van 16 juli 2008 inzake de afgifte van invoercertificaten voor de aanvragen die tijdens de eerste zeven dagen van de maand juli 2008 in het kader van de bij Verordening (EG) nr. 616/2007 geopende tariefcontingenten zijn ingediend voor vlees van pluimvee (PB L 189 van 17.7.2008)

44

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


I Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie verplicht is

VERORDENINGEN

18.7.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 190/1


VERORDENING (EG) Nr. 679/2008 VAN DE COMMISSIE

van 17 juli 2008

tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („Integrale-GMO-verordening”) (1),

Gelet op Verordening (EG) nr. 1580/2007 van de Commissie van 21 december 2007 tot vaststelling van bepalingen voor de uitvoering van de Verordeningen (EG) nr. 2200/96, (EG) nr. 2201/96 en (EG) nr. 1182/2007 van de Raad in de sector groenten en fruit (2), en met name op artikel 138, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

Bij Verordening (EG) nr. 1580/2007 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XV, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 138 van Verordening (EG) nr. 1580/2007 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 18 juli 2008.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 17 juli 2008.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 510/2008 van de Commissie (PB L 149 van 7.6.2008, blz. 61).

(2)  PB L 350 van 31.12.2007, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 590/2008 (PB L 163 van 24.6.2008, blz. 24).


BIJLAGE

Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

MA

32,2

MK

26,5

TR

40,6

ME

25,6

XS

23,8

ZZ

29,7

0707 00 05

MK

21,3

TR

106,2

ZZ

63,8

0709 90 70

TR

92,6

ZZ

92,6

0805 50 10

AR

98,5

US

67,7

UY

101,5

ZA

100,5

ZZ

92,1

0808 10 80

AR

86,4

BR

98,7

CL

99,3

CN

69,1

NZ

111,4

US

118,0

UY

81,3

ZA

92,5

ZZ

94,6

0808 20 50

AR

83,3

AU

143,2

CL

114,7

NZ

116,2

ZA

93,0

ZZ

110,1

0809 10 00

TR

174,9

XS

127,0

ZZ

151,0

0809 20 95

TR

345,9

US

305,5

ZZ

325,7

0809 30

TR

166,2

ZZ

166,2

0809 40 05

IL

154,0

XS

99,1

ZZ

126,6


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.


18.7.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 190/3


VERORDENING (EG) Nr. 680/2008 VAN DE COMMISSIE

van 17 juli 2008

tot vaststelling van de uitvoerrestituties in de sector rundvlees

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten (Integrale-GMO-verordening) (1), en met name op artikel 164, lid 2, laatste alinea, en artikel 170,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Krachtens artikel 162, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 kan het verschil tussen de prijzen van de in deel XV van bijlage I bij die verordening bedoelde producten op de wereldmarkt en die in de Gemeenschap worden overbrugd door een restitutie bij uitvoer.

(2)

Gezien de huidige situatie marktsituatie in de rundvleessector moeten uitvoerrestituties worden vastgesteld overeenkomstig de voorschriften en criteria van de artikelen 162, 163, 164 en 167 tot en met 170 van Verordening (EG) nr. 1234/2007.

(3)

Krachtens artikel 164, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 kunnen de restituties naar gelang van de bestemming worden gedifferentieerd, met name indien dit noodzakelijk is wegens de situatie op de wereldmarkt, de specifieke vereisten van bepaalde markten of de verplichtingen die voortvloeien uit volgens artikel 300 van het Verdrag gesloten overeenkomsten.

(4)

Restituties mogen uitsluitend worden toegekend voor producten die vrij in de Gemeenschap kunnen circuleren en die zijn voorzien van een gezondheidsmerk zoals bedoeld in artikel 5, lid 1, onder a), van Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (2). Deze producten moeten ook voldoen aan de voorschriften van Verordening (EG) nr. 852/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake levensmiddelenhygiëne (3) en van Verordening (EG) nr. 854/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke voorschriften voor de organisatie van de officiële controles van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong (4).

(5)

Overeenkomstig artikel 7, lid 2, derde alinea, van Verordening (EG) nr. 1359/2007 van de Commissie van 21 november 2007 tot vaststelling van de voorwaarden voor de toekenning van bijzondere restituties bij uitvoer van bepaalde soorten rundvlees zonder been (5) wordt de bijzondere restitutie verlaagd wanneer de voor uitvoer bestemde hoeveelheid minder dan 95 %, doch ten minste 85 % van de totale hoeveelheid (in gewicht) door uitbening verkregen stukken bedraagt.

(6)

Verordening (EG) nr. 343/2008 van de Commissie (6) moet derhalve worden ingetrokken en door een nieuwe verordening worden vervangen.

(7)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Beheerscomité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   De voor de uitvoerrestituties als bedoeld in artikel 164 van Verordening (EG) nr. 1234/2007 in aanmerking komende producten, alsmede het bedrag van die restituties zijn opgenomen in de bijlage bij de onderhavige verordening, en gelden onder voorbehoud van de naleving van de in lid 2 van het onderhavige artikel vastgestelde voorwaarden.

2.   De op grond van lid 1 voor restituties in aanmerking komende producten moeten voldoen aan de desbetreffende eisen van de Verordeningen (EG) nr. 852/2004 en (EG) nr. 853/2004, en moeten met name in een erkende inrichting zijn vervaardigd en voldoen aan de in bijlage I, sectie I, hoofdstuk III, van Verordening (EG) nr. 854/2004 vastgestelde bepalingen inzake gezondheidsmerken.

Artikel 2

In het in artikel 7, lid 2, derde alinea, van Verordening (EG) nr. 1359/2007 bedoelde geval wordt de restitutie voor producten van code 0201 30 00 9100 verminderd met 7 EUR/100 kg.

Artikel 3

Verordening (EG) nr. 343/2008 wordt ingetrokken.

Artikel 4

Deze verordening treedt in werking op 18 juli 2008.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 17 juli 2008.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 510/2008 (PB L 149 van 7.6.2008, blz. 61).

(2)  PB L 139 van 30.4.2004, blz. 55; gerectificeerd in PB L 226 van 25.6.2004, blz. 22. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1243/2007 van de Commissie (PB L 281 van 25.10.2007, blz. 8).

(3)  PB L 139 van 30.4.2004, blz. 1; gerectificeerd in PB L 226 van 25.6.2004, blz. 3.

(4)  PB L 139 van 30.4.2004, blz. 206; gerectificeerd in PB L 226 van 25.6.2004, blz. 83. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1791/2006 (PB L 363 van 20.12.2006, blz. 1).

(5)  PB L 304 van 22.11.2007, blz. 21.

(6)  PB L 108 van 18.4.2008, blz. 3.


BIJLAGE

Met ingang van 18 juli 2008 geldende uitvoerrestituties in de sector rundvlees

Productcode

Bestemming

Meeteenheid

Bedrag van de restitutie

0102 10 10 9140

B00

EUR/100 kg levend gewicht

25,9

0102 10 30 9140

B00

EUR/100 kg levend gewicht

25,9

0201 10 00 9110 (2)

B02

EUR/100 kg nettogewicht

36,6

B03

EUR/100 kg nettogewicht

21,5

0201 10 00 9130 (2)

B02

EUR/100 kg nettogewicht

48,8

B03

EUR/100 kg nettogewicht

28,7

0201 20 20 9110 (2)

B02

EUR/100 kg nettogewicht

48,8

B03

EUR/100 kg nettogewicht

28,7

0201 20 30 9110 (2)

B02

EUR/100 kg nettogewicht

36,6

B03

EUR/100 kg nettogewicht

21,5

0201 20 50 9110 (2)

B02

EUR/100 kg nettogewicht

61,0

B03

EUR/100 kg nettogewicht

35,9

0201 20 50 9130 (2)

B02

EUR/100 kg nettogewicht

36,6

B03

EUR/100 kg nettogewicht

21,5

0201 30 00 9050

US (4)

EUR/100 kg nettogewicht

6,5

CA (5)

EUR/100 kg nettogewicht

6,5

0201 30 00 9060 (7)

B02

EUR/100 kg nettogewicht

22,6

B03

EUR/100 kg nettogewicht

7,5

0201 30 00 9100 (3)  (7)

B04

EUR/100 kg nettogewicht

84,7

B03

EUR/100 kg nettogewicht

49,8

EG

EUR/100 kg nettogewicht

103,4

0201 30 00 9120 (3)  (7)

B04

EUR/100 kg nettogewicht

50,8

B03

EUR/100 kg nettogewicht

29,9

EG

EUR/100 kg nettogewicht

62,0

0202 10 00 9100

B02

EUR/100 kg nettogewicht

16,3

B03

EUR/100 kg nettogewicht

5,4

0202 20 30 9000

B02

EUR/100 kg nettogewicht

16,3

B03

EUR/100 kg nettogewicht

5,4

0202 20 50 9900

B02

EUR/100 kg nettogewicht

16,3

B03

EUR/100 kg nettogewicht

5,4

0202 20 90 9100

B02

EUR/100 kg nettogewicht

16,3

B03

EUR/100 kg nettogewicht

5,4

0202 30 90 9100

US (4)

EUR/100 kg nettogewicht

6,5

CA (5)

EUR/100 kg nettogewicht

6,5

0202 30 90 9200 (7)

B02

EUR/100 kg nettogewicht

22,6

B03

EUR/100 kg nettogewicht

7,5

1602 50 31 9125 (6)

B00

EUR/100 kg nettogewicht

23,3

1602 50 31 9325 (6)

B00

EUR/100 kg nettogewicht

20,7

1602 50 95 9125 (6)

B00

EUR/100 kg nettogewicht

23,3

1602 50 95 9325 (6)

B00

EUR/100 kg nettogewicht

20,7

NB: De codes van de producten en de codes van de bestemmingen serie „A” zijn vastgesteld in Verordening (EEG) nr. 3846/87 van de Commissie (PB L 366 van 24.12.1987, blz. 1).

De bestemmingscodes zijn vastgesteld in Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19).

De andere bestemmingen worden als volgt vastgesteld:

B00

:

alle bestemmingen (derde landen, andere gebieden, bevoorrading en met uitvoer uit de Gemeenschap gelijkgestelde bestemmingen).

B02

:

B04 en bestemming EG.

B03

:

Albanië, Kroatië, Bosnië en Herzegovina, Servië (), Montenegro, voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, proviandering en bunkeren (bestemmingen zoals bedoeld in de artikelen 36 en 45 en, indien toepasselijk, artikel 44 van Verordening (EG) nr. 800/1999 van de Commissie (PB L 102 van 17.4.1999, blz. 11).

B04

:

Turkije, Oekraïne, Belarus, Moldavië, Rusland, Georgië, Armenië, Azerbeidzjan, Kazachstan, Turkmenistan, Oezbekistan, Tadzjikistan, Kirgizië, Marokko, Algerije, Tunesië, Libië, Libanon, Syrië, Irak, Iran, Israël, Westelijke Jordaanoever/Gazastrook, Jordanië, Saoedi-Arabië, Koeweit, Bahrein, Qatar, Verenigde Arabische Emiraten, Oman, Jemen, Pakistan, Sri Lanka, Myanmar (Birma), Thailand, Vietnam, Indonesië, Filipijnen, China, Noord-Korea, Hongkong, Soedan, Mauritanië, Mali, Burkina Faso, Niger, Tsjaad, Kaapverdië, Senegal, Gambia, Guinee-Bissau, Guinee, Sierra Leone, Liberia, Ivoorkust, Ghana, Togo, Benin, Nigeria, Kameroen, Centraal-Afrikaanse Republiek, Equatoriaal-Guinea, Sao Tomé en Principe, Gabon, Congo (Republiek), Congo (Democratische Republiek), Rwanda, Burundi, Sint-Helena en onderhorigheden, Angola, Ethiopië, Eritrea, Djibouti, Somalië, Oeganda, Tanzania, Seychellen en onderhorigheden, Brits gebied in de Indische Oceaan, Mozambique, Mauritius, Comoren, Mayotte, Zambia, Malawi, Zuid-Afrika, Lesotho.


(1)  Met inbegrip van Kosovo, onder bescherming van de Verenigde Naties, overeenkomstig Resolutie 1244 van de Veiligheidsraad van 10 juni 1999.

(2)  Indeling onder deze onderverdeling is afhankelijk van de overlegging van het attest dat is opgenomen in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 433/2007 van de Commissie (PB L 104 van 21.4.2007, blz. 3).

(3)  De restitutie wordt toegekend mits voldaan is aan de voorwaarden van Verordening (EG) nr. 1359/2007 van de Commissie (PB L 304 van 22.11.2007, blz. 21) en, indien van toepassing, aan de voorwaarden van Verordening (EG) nr. 1741/2006 van de Commissie (PB L 329 van 25.11.2006, blz. 7).

(4)  Zoals bedoeld in Verordening (EG) nr. 1643/2006 van de Commissie (PB L 308 van 8.11.2006, blz. 7).

(5)  Zoals bedoeld in Verordening (EEG) nr. 2051/96 van de Commissie (PB L 274 van 26.10.1996, blz. 18).

(6)  De restitutie wordt toegekend mits voldaan is aan de voorwaarden van Verordening (EG) nr. 1731/2006 van de Commissie (PB L 325 van 24.11.2006, blz. 12).

(7)  Het gehalte aan mager rundvlees met uitzondering van vet wordt bepaald aan de hand van de analyseprocedure die is opgenomen in de bijlage bij Verordening (EEG) nr. 2429/86 van de Commissie (PB L 210 van 1.8.1986, blz. 39).

Het begrip „gemiddeld gehalte” verwijst naar de hoeveelheid van het monster zoals bepaald in artikel 2, lid 1, van Verordening (EG) nr. 765/2002 van de Commissie (PB L 117 van 4.5.2002, blz. 6). Het monster wordt genomen uit het deel van de betrokken partij met het hoogste risico.


18.7.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 190/7


VERORDENING (EG) Nr. 681/2008 VAN DE COMMISSIE

van 17 juli 2008

betreffende de afgifte van certificaten voor de invoer van knoflook voor de deelperiode van 1 september 2008 tot en met 30 november 2008

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten (Integrale-GMO-verordening) (1),

Gelet op Verordening (EG) nr. 1301/2006 van de Commissie van 31 augustus 2006 houdende gemeenschappelijke voorschriften voor het beheer van door middel van een stelsel van invoercertificaten beheerde invoertariefcontingenten voor landbouwproducten (2), en met name op artikel 7, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 341/2007 van de Commissie (3) is voorzien in de opening en vaststelling van de wijze van beheer van tariefcontingenten en de instelling van een stelsel van invoercertificaten en certificaten van oorsprong voor uit derde landen ingevoerde knoflook en bepaalde andere landbouwproducten.

(2)

De hoeveelheden waarvoor op grond van artikel 10, lid 1, van Verordening (EG) nr. 341/2007 door traditionele importeurs en door nieuwe importeurs A-certificaten zijn aangevraagd gedurende de eerste vijf werkdagen van juli 2008, overtreffen de beschikbare hoeveelheden voor producten van oorsprong uit China en alle andere derde landen dan China.

(3)

Derhalve moet, overeenkomstig artikel 7, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1301/2006, worden vastgesteld in welke mate de uiterlijk op 15 juli 2008 aan de Commissie toegezonden aanvragen van A-certificaten kunnen worden ingewilligd overeenkomstig artikel 12 van Verordening (EG) nr. 341/2007,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Aanvragen voor A-invoercertificaten die op grond van artikel 10, lid 1, van Verordening (EG) nr. 341/2007 zijn ingediend gedurende de eerste vijf werkdagen juli 2008 en die aan de Commissie zijn toegezonden uiterlijk op 15 juli 2008, worden ingewilligd tot de in de bijlage bij de onderhavige verordening vermelde percentages van de gevraagde hoeveelheden.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 17 juli 2008.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 238 van 1.9.2006, blz. 13. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 289/2007 (PB L 78 van 17.3.2007, blz. 17).

(3)  PB L 90 van 30.3.2007, blz. 12. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 514/2008 (PB L 150 van 10.6.2008, blz. 7).


BIJLAGE

Oorsprong

Volgnummer

Toewijzingscoëfficiënt

Argentinië

Traditionele importeurs

09.4104

X

Nieuwe importeurs

09.4099

X

China

Traditionele importeurs

09.4105

21,006931 %

Nieuwe importeurs

09.4100

0,485316 %

Andere derde landen

Traditionele importeurs

09.4106

100 %

Nieuwe importeurs

09.4102

56,872241 %

„X”

:

Voor deze oorsprong is voor de betrokken deelperiode geen hoeveelheid beschikbaar.


18.7.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 190/9


VERORDENING (EG) Nr. 682/2008 VAN DE COMMISSIE

van 17 juli 2008

tot vaststelling van de representatieve prijzen in de sectoren slachtpluimvee en eieren, alsmede van ovoalbumine, en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1484/95

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten (Integrale-GMO-verordening) (1), en met name op artikel 143,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 2783/75 van de Raad van 29 oktober 1975 betreffende een gemeenschappelijke regeling van het handelsverkeer voor ovoalbumine en lactoalbumine, en met name op artikel 3, lid 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 1484/95 van de Commissie (2) zijn bepalingen vastgesteld voor de toepassing van de regeling inzake aanvullende invoerrechten en zijn de representatieve prijzen in de sectoren slachtpluimvee en eieren, alsmede van ovoalbumine, vastgesteld.

(2)

Uit de regelmatige controle van de gegevens die als basis worden gebruikt voor het bepalen van de representatieve prijzen in de sectoren slachtpluimvee en eieren, alsmede van ovoalbumine, blijkt dat de representatieve prijzen voor de invoer van bepaalde producten moeten worden gewijzigd met inachtneming van de naar gelang van de oorsprong optredende prijsverschillen. De representatieve prijzen moeten derhalve worden bekendgemaakt.

(3)

Deze wijziging moet, gezien de marktsituatie, zo spoedig mogelijk worden toegepast.

(4)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Beheerscomité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 1484/95 wordt vervangen door de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 17 juli 2008.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 145 van 29.6.1995, blz. 47. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 581/2008 (PB L 161 van 20.6.2008, blz. 28).


BIJLAGE

van de verordening van de Commissie van 17 juli 2008 tot vaststelling van de representatieve prijzen in de sectoren slachtpluimvee en eieren, alsmede van ovoalbumine, en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1484/95

„BIJLAGE I

GN-code

Omschrijving

Representatieve prijs

(EUR/100 kg)

In artikel 3, lid 3, bedoelde zekerheid

(EUR/100 kg)

Oorsprong (1)

0207 12 10

Geslachte kippen (zogenaamde kippen 70 %), bevroren

110,0

0

BR

106,0

0

AR

0207 12 90

Geslachte kippen (zogenaamde kippen 65 %), bevroren

122,4

0

BR

113,6

1

AR

125,4

0

TH

0207 14 10

Delen zonder been, van hanen of van kippen, bevroren

217,7

25

BR

245,2

16

AR

322,9

0

CL

0207 14 50

Borsten van kippen, bevroren

306,0

0

BR

186,0

8

AR

0207 14 60

Dijen van kippen, bevroren

107,2

11

BR

0207 25 10

Geslachte kalkoenen (zogenaamde kalkoenen 80 %), bevroren

175,0

0

BR

0207 27 10

Delen zonder been, van kalkoenen, bevroren

295,6

0

BR

410,4

0

CL

0408 91 80

Eieren uit de schaal, gedroogd

444,5

0

AR

1602 32 11

Bereidingen van hanen of van kippen, niet gekookt en niet gebakken

209,1

23

BR

3502 11 90

Ovoalbumine, gedroogd

622,3

0

AR


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „andere oorsprong”.”


II Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie niet verplicht is

BESLUITEN/BESCHIKKINGEN

Commissie

18.7.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 190/11


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 12 juni 2008

tot vaststelling van een specifiek controle- en inspectieprogramma in verband met het herstel van de kabeljauwbestanden in de Oostzee

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2008) 2558)

(2008/589/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 2847/93 van de Raad van 12 oktober 1993 tot invoering van een controleregeling voor het gemeenschappelijk visserijbeleid (1), en met name op artikel 34 quater, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 1098/2007 van de Raad tot vaststelling van een meerjarenplan voor de kabeljauwbestanden in de Oostzee en de visserijtakken die deze bestanden exploiteren, zijn de voorwaarden voor de duurzame exploitatie van kabeljauw in de Oostzee en de regels inzake het toezicht, de controle en de bewaking van dergelijke activiteiten vastgesteld.

(2)

Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad van 20 december 2002 inzake de instandhouding en de duurzame exploitatie van de visbestanden in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid (2) voorziet in controleactiviteiten door de Commissie en in samenwerking tussen de lidstaten om de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid te garanderen.

(3)

Om ervoor te zorgen dat het meerjarenplan voor kabeljauwbestanden in de Oostzee en voor de visserijtakken die die bestanden exploiteren een succes wordt, moet een specifiek controle- en inspectieprogramma worden vastgesteld.

(4)

Het specifieke controle- en inspectieprogramma moet voor een periode van drie jaar worden vastgesteld. De resultaten die door de toepassing van het specifieke controle- en inspectieprogramma zijn verkregen, moeten periodiek door de betrokken lidstaten in samenwerking met het bij Verordening (EG) nr. 768/2005 van de Raad (3) opgerichte Communautair Bureau voor visserijcontrole (CBVC) worden geëvalueerd.

(5)

De samenwerking tussen de betrokken lidstaten moet worden aangemoedigd om de uniformiteit van de inspectie- en bewakingsactiviteiten te bevorderen en om bij te dragen aan de coördinatie van de controleactiviteiten tussen de bevoegde autoriteiten van die lidstaten.

(6)

De gezamenlijke inspectie- en bewakingsactiviteiten dienen te worden verricht overeenkomstig de door het CBVC opgestelde gezamenlijke inzetplannen.

(7)

De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overleg met de betrokken lidstaten vastgesteld.

(8)

De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor visserij en aquacultuur,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

Onderwerp

Bij deze beschikking wordt een specifiek controle- en inspectieprogramma vastgesteld om ervoor te zorgen dat het bij Verordening (EG) nr. 1098/2007 vastgestelde meerjarenplan voor de kabeljauwbestanden in de Oostzee en de visserijtakken die deze bestanden exploiteren, geharmoniseerd ten uitvoer wordt gelegd.

Artikel 2

Toepassingsgebied

1.   Het specifieke controle- en inspectieprogramma heeft betrekking op de controle en inspectie van:

a)

visserijactiviteiten door vaartuigen als bedoeld in artikel 2 van Verordening (EG) nr. 1098/2007;

b)

alle verwante activiteiten, met inbegrip van het aanvoeren, wegen, verkopen, vervoeren en opslaan van visserijproducten, alsmede het registreren van de aanvoer en verkoop.

2.   Het specifieke controle- en inspectieprogramma is gedurende drie jaar van toepassing.

Artikel 3

Definities

Voor de toepassing van deze beschikking gelden de definities van artikel 3 van Verordening (EG) nr. 1098/2007.

Artikel 4

Inspecties door de Commissie

Wanneer de Commissie op eigen initiatief en zonder ondersteuning door inspecteurs van de betrokken lidstaat een inspectie uitvoert overeenkomstig artikel 27, lid 1, tweede alinea, tweede zin, van Verordening (EG) nr. 2371/2002, informeren de betrokken inspecteurs van de Commissie de lidstaat zo mogelijk over hun bevindingen.

Artikel 5

Inspecties door de lidstaten

1.   Een lidstaat die van plan is in het kader van een overeenkomstig artikel 12 van Verordening (EG) nr. 768/2005 van de Raad van 26 april 2005 tot oprichting van een Communautair Bureau voor visserijcontrole en houdende wijziging van Verordening (EEG) nr. 2847/93 tot invoering van een controleregeling voor het gemeenschappelijk visserijbeleid (4) opgesteld gezamenlijk inzetplan bewakingsactiviteiten uit te voeren en vissersvaartuigen te inspecteren in de wateren die onder de jurisdictie van een andere lidstaat vallen, deelt zijn voornemens aan het overeenkomstig artikel 3 van Verordening (EG) nr. 1042/2006 van de Commissie (5) aangewezen contactpunt van de betrokken kustlidstaat en aan het Communautair Bureau voor visserijcontrole (CBVC) mee. De melding bevat de volgende gegevens:

a)

type, naam en radio-oproepsignaal van de inspectievaartuigen en het inspectievliegtuig op basis van de overeenkomstig artikel 28, lid 4, van Verordening (EG) nr. 2371/2002 opgestelde lijst;

b)

het gebied als bedoeld in artikel 3, onder e), van Verordening (EG) nr. 1098/2007 waar de bewaking en de inspectie plaatsvinden;

c)

de duur van de bewakings- en inspectieactiviteiten.

2.   De bewaking en de inspecties worden overeenkomstig bijlage I uitgevoerd.

Artikel 6

Gezamenlijke inspectie- en bewakingsactiviteiten

De lidstaten ondernemen gezamenlijke inspectie- en bewakingsactiviteiten overeenkomstig het door het CBVC opgestelde gezamenlijke inzetplan.

Artikel 7

Gegevensverstrekking

Uiterlijk op 31 januari van elk jaar stellen de lidstaten de volgende informatie betreffende het vorige kalenderjaar ter beschikking van de Commissie:

a)

de in bijlage I bedoelde inspectie- en bewakingsactiviteiten;

b)

alle inbreuken zoals bedoeld in bijlage II die in de periode van twaalf maanden zijn geconstateerd, met voor iedere inbreuk de vlag van het vaartuig, de datum, en de plaats van de inspectie en de aard van de inbreuk; de lidstaten vermelden de aard van de inbreuk door te verwijzen naar de betrokken letter uit de lijst in bijlage II;

c)

de stand van zaken met betrekking tot de follow-up van de in bijlage II vastgestelde lijst van inbreuken, die in het voorgaande kalenderjaar of eerder zijn geconstateerd;

d)

alle relevante coördinatie- en samenwerkingsacties tussen de lidstaten.

Artikel 8

Evaluatie

1.   Uiterlijk op 31 januari van elk jaar stelt elke lidstaat een evaluatieverslag op over de in het voorgaande kalenderjaar uitgevoerde controle- en inspectieactiviteiten op grond van het bij deze beschikking vastgestelde specifieke controle- en inspectieprogramma en het in artikel 24 van Verordening (EG) nr. 1098/2007 bedoelde nationale actieprogramma op controlegebied, en stuurt dat aan de Commissie en het CBVC toe.

2.   De lidstaten mogen het CBVC verzoeken te helpen bij de opstelling van dat verslag.

3.   Het CBVC houdt rekening met de in lid 1 bedoelde evaluatieverslagen bij de jaarlijkse beoordeling van de doeltreffendheid van een gezamenlijk inzetplan overeenkomstig artikel 14 van Verordening (EG) nr. 768/2005.

4.   De Commissie belegt in samenwerking met het CBVC een vergadering als bedoeld in artikel 24, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1098/2007. Die vergadering heeft onder meer betrekking op de evaluatie van de in lid 1 bedoelde activiteiten.

Artikel 9

Adressaten

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 12 juni 2008.

Voor de Commissie

Joe BORG

Lid van de Commissie


(1)  PB L 261 van 20.10.1993, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1098/2007 (PB L 248 van 22.9.2007, blz. 1).

(2)  PB L 358 van 31.12.2002, blz. 59. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 865/2007 (PB L 192 van 24.7.2007, blz. 1).

(3)  PB L 128 van 21.5.2005, blz. 1.

(4)  PB L 128 van 21.5.2005, blz. 1.

(5)  PB L 187 van 8.7.2006, blz. 14.


BIJLAGE I

Inspectie- en bewakingstaken

1.   Algemene inspectietaken

1.1.

Voor iedere inspectie moet een inspectieverslag worden opgesteld. Inspecteurs moeten in elk geval het volgende controleren en in hun inspectieverslag vermelden:

a)

gegevens betreffende de identiteit van de bevoegde personen en betreffende het vaartuig of de voertuigen die betrokken waren bij de geïnspecteerde activiteiten;

b)

de machtiging: visvergunning, speciaal visdocument en recht op visserijinspanning;

c)

de betrokken vaartuigdocumentatie zoals logboeken, registratiecertificeringen, bevrachtingsplannen, kennisgevingsverslagen en, indien van toepassing, verslagen van handmatige VMS-verslaglegging;

d)

alle andere relevante bevindingen van de inspecties op zee, in de haven of in een van de stadia van de afzet.

1.2.

De in punt 1.1 bedoelde bevindingen worden vergeleken met de informatie die door andere bevoegde autoriteiten aan de inspecteurs ter beschikking wordt gesteld, waaronder VMS-informatie, kennisgevingen vooraf en lijsten van vaartuigen met een speciaal visdocument voor het vissen op kabeljauw in de Oostzee.

2.   Inspectietaken op zee

De inspecteurs controleren:

a)

de hoeveelheden vis aan boord in vergelijking met de hoeveelheden die in het logboek staan vermeld en de naleving van de in artikel 15 van Verordening (EG) nr. 1098/2007 bedoelde tolerantiemarges;

b)

of het gebruikte vistuig aan de betrokken vereisten, en met name de éénnetregel, voldoet, en of aan de bepalingen inzake twijndikte, minimummaaswijdtes, minimummaten van de vis, voorzieningen aan de netten en het markeren en identificeren van passief vistuig is voldaan;

c)

het juist functioneren van VMS-apparatuur;

d)

de naleving van de in artikel 16 van Verordening (EG) nr. 1098/2007 vastgestelde eis dat maar in één gebied mag worden gevist.

3.   Inspectietaken bij aanvoer

De inspecteurs moeten het volgende controleren:

a)

de voorafgaande kennisgeving van de aanvoer en wijziging van specifieke gebieden, met inbegrip van de gegevens over de aan boord gehouden vangsten;

b)

de ingevulde gegevens in het logboek en in de aanvoeraangifte, met inbegrip van de geregistreerde visserijinspanning;

c)

de feitelijke hoeveelheden vis aan boord, het gewicht van de kabeljauw en de andere aangevoerde soorten, en de naleving van de in artikel 15 van Verordening (EG) nr. 1098/2007 bedoelde tolerantiemarges;

d)

het vistuig aan boord en de naleving van de bepalingen inzake twijndikte, minimummaaswijdtes, minimummaten van de vis, voorzieningen aan de netten en het markeren en identificeren van passief vistuig;

e)

indien van toepassing, de naleving van de uitschakelprocedures voor VMS-apparatuur.

4.   Inspectietaken bij vervoer en verkoop

De inspecteurs controleren:

a)

de relevante vervoersdocumenten en vergelijken de daarin vermelde gegevens met de fysiek vervoerde hoeveelheden;

b)

de naleving van de eisen op het gebied van sortering en etikettering en die op het gebied van de minimummaat van de vis;

c)

de documentatie (logboek, aanvoeraangifte en verkoopdocumenten), het sorteren en het wegen van de vis voor de controle van de handelsbepalingen.

5.   Specifieke taken voor bewaking vanuit de lucht

Het bewakingspersoneel moet:

a)

waarnemingen vergelijken met de gegevens betreffende de toegewezen visserijinspanning;

b)

kruiscontroles verrichten inzake de gebieden waar beperkingen voor de visserij gelden;

c)

verslag uitbrengen over de bewakingsactiviteiten ten behoeve van kruiscontroles.


BIJLAGE II

Lijst van inbreuken zoals bedoeld in artikel 7

A.

Niet-naleving door de kapitein van een vissersvaartuig van de in artikel 8 van Verordening (EG) nr. 1098/2007 vastgestelde beperkingen van de visserijinspanning of van de in artikel 9 van die verordening vastgestelde gebieden waar beperkingen voor de visserij gelden;

B.

Niet-naleving door de kapitein van een communautair vissersvaartuig met een lengte over alles groter dan of gelijk aan acht meter dat in de Oostzee vistuig voor de kabeljauwvisserij gebruikt of aan boord heeft, of door diens gemachtigde vertegenwoordiger, van de verplichting een kopie van het speciale visdocument voor de kabeljauwvisserij in de Oostzee aan boord te bewaren, zoals bepaald in artikel 10 van Verordening (EG) nr. 1098/2007;

C.

Knoeien met het satellietvolgsysteem in de zin van artikel 6 van Verordening (EG) nr. 2244/2003 van de Commissie van 18 december 2003 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen inzake satellietvolgsystemen (VMS) (1);

D.

Het vervalsen of niet registreren van bepaalde gegevens in de logboeken, met inbegrip van inspanningsgegevens, aanvoeraangiften, verkoopdocumenten, gegevens betreffende overladingen en vervoerdocumenten, of het niet bewaren of niet indienen van de betrokken documenten overeenkomstig het bepaalde in Verordening (EG) nr. 2847/93 en de artikelen 11, 13, 15, 19 en 22 van Verordening (EG) nr. 1098/2007;

E.

Niet-naleving van de in artikel 16 van Verordening (EG) nr. 1098/2007 vastgestelde voorwaarden voor het binnenvaren of verlaten van specifieke gebieden door de kapitein van een vissersvaartuig met een speciaal visdocument voor de kabeljauwvisserij;

F.

Niet-naleving door de kapitein van een communautair vissersvaartuig met meer dan 300 kg kabeljauw aan boord, of diens vertegenwoordiger, van de in artikel 17 van Verordening (EG) nr. 1098/2007 vastgestelde regels inzake voorafgaande kennisgeving;

G.

Aanvoer van meer dan 750 kg kabeljauw door vaartuigen buiten de aangewezen havens;

H.

Het niet wegen, door de kapitein van een vissersvaartuig, van kabeljauw bij de eerste aanlanding ervan overeenkomstig artikel 19 van Verordening (EG) nr. 1098/2007;

I.

Niet-naleving van de beperkingen op doorvoer en het verbod op overlading als vastgesteld bij artikel 21 van Verordening (EG) nr. 1098/2007.


(1)  PB L 333 van 20.12.2003, blz. 17.


18.7.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 190/17


BESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 16 juni 2008

betreffende de oprichting van een Raadgevend Comité voor gelijke kansen van mannen en vrouwen

(Gecodificeerde versie)

(2008/590/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Besluit 82/43/EEG van de Commissie van 9 december 1981 betreffende de oprichting van een Raadgevend Comité voor gelijke kansen van mannen en vrouwen (1) is herhaaldelijk en ingrijpend gewijzigd (2). Ter wille van de duidelijkheid en een rationele ordening van de tekst dient tot codificatie van dit besluit te worden overgegaan.

(2)

Gelijke kansen voor vrouwen en mannen is een vereiste vanuit een oogpunt van menselijke waardigheid en democratie en dit is een grondbeginsel van het gemeenschapsrecht, van de constituties en wetten van de lidstaten en van de internationale en Europese verdragen.

(3)

Het omzetten in de praktijk van het beginsel van gelijke behandeling van mannen en vrouwen moet worden gestimuleerd door een betere samenwerking en door uitwisseling van standpunten en ervaringen tussen de organen die in de lidstaten speciaal met het bevorderen van de gelijke kansen zijn belast enerzijds, en de Commissie anderzijds.

(4)

De algehele tenuitvoerlegging, zowel praktisch als theoretisch, van de richtlijnen, de aanbevelingen en de door de Raad op het gebied van gelijke kansen aangenomen resoluties kan aanzienlijk worden versneld dankzij de bijstand van nationale instanties die over een net van specifieke gegevens beschikken.

(5)

De voorbereiding en uitvoering van maatregelen van de Gemeenschap betreffende de werkgelegenheid van vrouwen, de verbetering van de positie van vrouwen die als zelfstandige en in de landbouw werkzaam zijn en het bevorderen van gelijke kansen vereist een nauwe samenwerking met de gespecialiseerde instanties in de lidstaten.

(6)

Bijgevolg is een geïnstitutionaliseerd kader vereist met het oog op regelmatig overleg met deze instanties,

BESLUIT:

Artikel 1

Er wordt bij de Commissie een Raadgevend Comité voor gelijke kansen voor mannen en vrouwen opgericht, hierna „het comité” genoemd.

Artikel 2

1.   Het comité heeft tot taak de Commissie bij te staan bij het uitstippelen en ten uitvoer leggen van de acties van de Gemeenschap ter bevordering van gelijke kansen van mannen en vrouwen alsmede ter begunstiging van de voortdurende uitwisseling van relevante ervaringen, beleidsmaatregelen en praktijken op dit gebied, tussen de lidstaten en tussen de verschillende belanghebbende actoren.

2.   Teneinde de in lid 1 bedoelde doelstellingen te verwezenlijken:

a)

ondersteunt het comité de Commissie bij de ontwikkeling van instrumenten voor de follow-up, de beoordeling en de verspreiding van de resultaten van de in de Gemeenschap ondernomen acties ter bevordering van gelijke kansen;

b)

draagt het comité bij aan de tenuitvoerlegging van communautaire actieprogramma’s op dit gebied, in het bijzonder door het onderzoeken van de resultaten daarvan en door het voorstellen van verbeteringen voor de ondernomen acties;

c)

draagt het comité door zijn adviezen bij aan de opstelling van het jaarverslag van de Commissie betreffende de geboekte vooruitgang op het gebied van gelijke kansen voor vrouwen en mannen;

d)

bevordert het comité de uitwisseling van informatie over de op alle niveaus ondernomen acties ter bevordering van gelijke kansen en doet, in voorkomend geval, voorstellen betreffende acties die in aansluiting op deze acties zouden kunnen worden gevoerd;

e)

brengt het comité, hetzij op verzoek van de Commissie, hetzij op eigen initiatief, adviezen uit over alle kwesties die relevant zijn voor de bevordering van gelijke kansen in de Gemeenschap, of stelt verslagen hierover op.

3.   De wijze van verspreiding van de adviezen en verslagen van het comité wordt in overleg met de Commissie vastgesteld. De adviezen en verslagen kunnen als bijlage bij het jaarverslag van de Commissie betreffende gelijke kansen van vrouwen en mannen gepubliceerd worden.

Artikel 3

1.   Het comité telt 68 leden, dat wil zeggen:

a)

per lidstaat één vertegenwoordig(st)er van de ministeries of diensten die zijn belast met de bevordering van gelijke kansen voor vrouwen en mannen; deze vertegenwoordig(st)er wordt door de regering van de betreffende lidstaat benoemd;

b)

per lidstaat één vertegenwoordig(st)er van de officieel opgerichte nationale comités of instellingen die specifiek zijn belast met gelijke kansen van vrouwen en mannen en die de betrokken kringen vertegenwoordigen; in geval er in een lidstaat verscheidene comités of instellingen zijn die zich met deze kwesties bezighouden, bepaalt de Commissie welke instelling, krachtens haar doelstellingen, haar structuur, haar representativiteit en haar mate van onafhankelijkheid, het best geschikt is om in het comité te zijn vertegenwoordigd; de deelname van de lidstaten die niet over dergelijke comités beschikken, wordt verzekerd door personen die instellingen vertegenwoordigen die door de Commissie worden geacht soortgelijke taken uit te oefenen; deze vertegenwoordig(st)er wordt door de Commissie op voorstel van het relevante nationale comité of de relevante nationale instelling benoemd;

c)

zeven leden die de werkgeversorganisaties op communautair niveau vertegenwoordigen;

d)

zeven leden die de werknemersorganisaties op communautair niveau vertegenwoordigen.

Deze vertegenwoordig(st)ers worden door de Commissie op voorstel van de sociale partners op communautair niveau benoemd.

2.   Twee vertegenwoordig(st)ers van de Europese vrouwenlobby nemen als waarnemers aan de vergaderingen van het comité deel.

3.   Als waarnemers kunnen ook de vertegenwoordigers van internationale beroepsorganisaties of verenigingen worden toegelaten, die daartoe een behoorlijk gemotiveerd verzoek bij de Commissie indienen.

Artikel 4

Voor elk van de leden van het comité wordt op dezelfde wijze als bedoeld in artikel 3 een plaatsvervanger benoemd.

Onverminderd artikel 7 neemt de vervanger aan de bijeenkomsten van het comité alleen deel ingeval van verhindering van het lid dat hij vervangt.

Artikel 5

Het mandaat van een lid van het comité duurt drie jaar. Het mandaat kan worden hernieuwd.

Na het verstrijken van de periode van drie jaar blijven de leden van het comité in functie totdat in hun vervanging of in de hernieuwing van hun mandaat is voorzien.

Aan het mandaat van een lid komt vóór het verstrijken van de periode van drie jaar een einde door ontslag, doordat de betrokkene ophoudt lid te zijn van de instelling die hij vertegenwoordigt, of door te overlijden. Het mandaat van een lid kan eveneens worden beëindigd wanneer de instelling die hem als kandidaat heeft voorgesteld, om zijn vervanging verzoekt.

In al deze gevallen wordt het lid voor het nog te vervullen deel van het mandaat overeenkomstig de in artikel 4 beschreven procedure vervangen.

De leden worden voor deze functie niet bezoldigd; de voor de vergaderingen van het comité en van de krachtens artikel 8 ingestelde werkgroepen gemaakte reis- en verblijfkosten worden door de Commissie vergoed volgens de van kracht zijnde administratieve voorschriften.

Artikel 6

Het comité wordt voorgezeten door een uit zijn leden gekozen voorzit(s)ter. Deze wordt voor de duur van één jaar gekozen. De verkiezing heeft plaats bij meerderheid van twee derden van de aanwezige leden met ten minste de helft van de stemmen voor.

Met dezelfde meerderheid en op dezelfde wijze worden twee vicevoorzit(s)ters gekozen. Zij hebben tot taak de voorzit(s)ter in geval van verhindering te vervangen. De voorzit(s)ter en de vicevoorzit(s)ters moeten uit verschillende lidstaten afkomstig zijn. Zij vormen het bureau van het comité, dat vóór elke vergadering van het comité bijeenkomt.

De werkzaamheden van het comité worden door de Commissie in nauw overleg met de voorzit(s)ter georganiseerd. De ontwerpagenda van de vergaderingen van het comité wordt door de Commissie in overleg met de voorzit(s)ter vastgesteld. Het secretariaat van het comité wordt waargenomen door de eenheid van de Commissie die belast is met gelijke kansen van vrouwen en mannen. De verslagen van de vergaderingen van het comité worden door de diensten van de Commissie opgesteld en ter goedkeuring aan het comité voorgelegd.

Artikel 7

De voorzitter kan eenieder die een bijzondere bevoegdheid heeft met betrekking tot een op de agenda geplaatst onderwerp, uitnodigen als deskundige aan de werkzaamheden van het comité deel te nemen.

De deelname van de deskundigen aan de werkzaamheden beperkt zich tot het punt waarvoor zij werden uitgenodigd.

Artikel 8

1.   Het comité kan werkgroepen oprichten.

2.   Voor de opstelling van zijn adviezen kan het comité rapporten doen opmaken door een rapporteur of een externe deskundige, onder nader te bepalen voorwaarden.

3.   Eén of meer leden van het comité kunnen als waarnemers aan de vergaderingen van andere raadgevende comités van de Commissie deelnemen en het comité daarover inlichten.

Artikel 9

De ter uitvoering van de artikelen 7 en 8 getroffen maatregelen die een financiële weerslag hebben op de begroting van de Europese Gemeenschappen, worden vooraf ter goedkeuring aan de Commissie voorgelegd en moeten overeenkomstig de van kracht zijnde administratieve voorschriften worden uitgevoerd.

Artikel 10

Het comité komt bijeen in de gebouwen van de Commissie en op haar uitnodiging. Het komt ten minste tweemaal per jaar bijeen.

Artikel 11

De beraadslagingen van het comité hebben betrekking op de door de Commissie opgestelde verzoeken om advies en op de adviezen die het op eigen initiatief uitbrengt. Zij worden door geen enkele stemming gevolgd.

Bij het verzoek om advies van het comité kan de Commissie de termijn vaststellen waarbinnen het advies moet worden gegeven.

De standpunten van de vertegenwoordigde categorieën worden opgenomen in een verslag dat aan de Commissie wordt toegezonden.

Indien er met betrekking tot het gevraagde advies eenstemmigheid bestaat in het comité, stelt dit gemeenschappelijke conclusies op, welke bij het verslag van de besprekingen worden gevoegd.

Artikel 12

Onverminderd artikel 287 van het Verdrag, dienen de leden van het comité zich te onthouden van het verspreiden van de gegevens waarvan zij bij de werkzaamheden van het comité of de werkgroepen kennis hebben gekregen, indien de Commissie hen meedeelt dat een advies of een punt betrekking heeft op een vertrouwelijke aangelegenheid.

In dat geval mogen alleen de leden van het comité en de vertegenwoordigers van de Commissie aan de bijeenkomsten deelnemen.

Artikel 13

Besluit 82/43/EEG wordt ingetrokken.

Verwijzingen naar het ingetrokken besluit gelden als verwijzingen naar het onderhavige besluit en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage II.

Gedaan te Brussel, 16 juni 2008.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 20 van 28.1.1982, blz. 35. Besluit laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1792/2006 (PB L 362 van 20.12.2006, blz. 1).

(2)  Zie bijlage I.


BIJLAGE I

Ingetrokken besluit met overzicht van de achtereenvolgende wijzigingen ervan

Besluit 82/43/EEG van de Commissie

(PB L 20 van 28.1.1982, blz. 35)

 

Punt VIII.12 van bijlage I bij de Toetredingsakte van 1985

(PB L 302 van 15.11.1985, blz. 209)

 

Punt IV.C van bijlage I bij de Toetredingsakte van 1994

(PB C 241 van 29.8.1994, blz. 115)

 

Besluit 95/420/EG van de Commissie

(PB L 249 van 17.10.1995, blz. 43)

 

Punt 11.4 van bijlage II bij de Toetredingsakte van 2003

(PB L 236 van 23.9.2003, blz. 585)

 

Verordening (EG) nr. 1792/2006 van de Commissie

(PB L 362 van 20.12.2006, blz. 1)

Uitsluitend wat de verwijzing naar Besluit 82/43/EEG in het zesde streepje van artikel 1, lid 2, en punt 9.1 van de bijlage betreft


BIJLAGE II

Concordantietabel

Besluit 82/43/EEG

Het onderhavige besluit

Artikelen 1 en 2

Artikelen 1 en 2

Artikel 3, lid 1, eerste alinea, onder a)

Artikel 3, lid 1, eerste alinea, onder a)

Artikel 3, lid 1, eerste alinea, onder b)

Artikel 3, lid 1, eerste alinea, onder b)

Artikel 3, lid 1, eerste alinea, onder c), eerste streepje

Artikel 3, lid 1, eerste alinea, onder c)

Artikel 3, lid 1, eerste alinea, onder c), tweede streepje

Artikel 3, lid 1, eerste alinea, onder d)

Artikel 3, lid 1, tweede alinea

Artikel 3, lid 1, tweede alinea

Artikel 3, leden 2 en 3

Artikel 3, leden 2 en 3

Artikel 4, eerste zin

Artikel 4, eerste alinea

Artikel 4, tweede zin

Artikel 4, tweede alinea

Artikelen 5 t/m 12

Artikelen 5 t/m 12

Artikel 13

Artikel 13

Bijlage I

Bijlage II


18.7.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 190/22


BESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 30 juni 2008

inzake het Ecodesign-overlegforum

(Voor de EER relevante tekst)

(2008/591/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 2005/32/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 juli 2005 betreffende de totstandbrenging van een kader voor het vaststellen van eisen inzake ecologisch ontwerp voor energieverbruikende producten en tot wijziging van Richtlijn 92/42/EEG van de Raad en de Richtlijnen 96/57/EG en 2000/55/EG van het Europees Parlement en de Raad (1), en met name op artikel 18,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 18 van Richtlijn 2005/32/EG moet de Commissie er zorg voor dragen dat zij bij de uitvoering van haar activiteiten ten aanzien van iedere uitvoeringsmaatregel oog heeft voor een evenwichtige deelname van vertegenwoordigers van de lidstaten en alle belanghebbende partijen.

(2)

Richtlijn 2005/32/EG bepaalt dat die partijen bijeen moeten komen in een overlegforum. Daarom is het noodzakelijk de taken en de structuur van dat overlegforum vast te stellen.

(3)

Het overlegforum moet de Commissie bijstaan bij de opstelling van een werkprogramma en bijdragen tot de vaststelling en herziening van uitvoeringsmaatregelen, de beoordeling van de doeltreffendheid van de gevestigde markttoezichtmechanismen en de evaluatie van vrijwillige overeenkomsten en andere zelfreguleringsmaatregelen.

(4)

Het overlegforum dient te bestaan uit vertegenwoordigers van de lidstaten en de verschillende belanghebbende partijen van het product/de productgroep in kwestie, zoals het bedrijfsleven, met inbegrip van kmo’s, de ambachtelijke industrie, vakbonden, handelaars, kleinhandelaars, importeurs, milieuorganisaties en consumentenorganisaties.

(5)

Er dienen regels te worden vastgesteld voor de bekendmaking van informatie door leden van het overlegforum, onverminderd de veiligheidsregels die bij Besluit 2001/844/EG, EGKS, Euratom (2) als bijlage bij het reglement van orde van de Commissie zijn gevoegd.

(6)

Persoonsgegevens over de leden van het overlegforum moeten worden verwerkt overeenkomstig Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (3),

BESLUIT:

Artikel 1

Taken

De leden van het Ecodesign-overlegforum, hierna „het forum” genoemd, hebben tot taak adviezen te verstrekken in verband met de opstelling en wijziging van het in artikel 16, lid 1, van Richtlijn 2005/32/EG bedoelde werkprogramma en de Commissie te adviseren in aangelegenheden die verband houden met de tenuitvoerlegging van Richtlijn 2005/32/EG, zoals bedoeld in artikel 16, lid 2, en de artikelen 18 en 23 van die richtlijn.

Artikel 2

Raadpleging

De Commissie kan het forum om advies vragen over alle aangelegenheden die met de uitvoering van Richtlijn 2005/32/EG verband houden.

Artikel 3

Leden

1.   De leden van het forum worden door de Commissie benoemd uit de belanghebbende partijen van het product/de productgroep in kwestie die op een oproep tot het indienen van blijken van belangstelling hebben gereageerd.

2.   Het forum bestaat uit zestig leden en is als volgt samengesteld:

a)

een vertegenwoordiger van elke lidstaat;

b)

een vertegenwoordiger van elke lidstaat van de Europese Economische Ruimte;

c)

maximaal dertig vertegenwoordigers van belanghebbende partijen als bedoeld in artikel 18 van Richtlijn 2005/32/EG.

3.   Ieder lid wijst de persoon aan die hem op de forumbijeenkomsten vertegenwoordigt, zulks op grond van zijn of haar deskundigheid en ervaring op het behandelde gebied.

4.   De leden van het forum worden benoemd voor een hernieuwbare ambtstermijn van drie jaar en blijven in ambt totdat zij in overeenstemming met lid 3 worden vervangen of totdat hun ambtstermijn afloopt.

5.   De leden kunnen in de volgende gevallen voor de rest van hun ambtstermijn worden vervangen:

a)

wanneer het lid ontslag neemt;

b)

wanneer het lid niet langer in staat is een doeltreffende bijdrage te leveren aan de beraadslagingen in het forum;

c)

wanneer het lid niet voldoet aan artikel 287 van het Verdrag.

6.   De ledenlijst en eventuele latere wijzigingen daarop worden bekendgemaakt op de website van het directoraat-generaal Ondernemingen en industrie en op die van het directoraat-generaal Vervoer en energie, alsmede in het register van deskundigengroepen van de Commissie.

Artikel 4

Werkwijze

1.   Het forum wordt voorgezeten door een vertegenwoordiger van de Commissie.

2.   Met instemming van de voorzitter kunnen subgroepen worden opgericht om specifieke kwesties te onderzoeken op basis van een door het forum omschreven opdracht. Deze subgroepen worden ontbonden zodra hun mandaat is uitgevoerd.

3.   Indien zulks nodig of nuttig is, kan de voorzitter deskundigen of waarnemers met een bijzondere kwalificatie op het gebied van een geagendeerd onderwerp uitnodigen om aan de beraadslagingen van het forum of de subgroepen deel te nemen.

4.   De door deelneming aan de beraadslagingen van het forum of een subgroep verkregen informatie mag niet openbaar worden gemaakt wanneer deze volgens de Commissie op vertrouwelijke aangelegenheden betrekking heeft.

5.   Het forum en zijn subgroepen vergaderen gewoonlijk ten kantore van de Commissie overeenkomstig de procedures en het tijdschema die door de Commissie worden bepaald. De Commissie neemt het secretariaat waar. Andere betrokken ambtenaren van de Commissie mogen de vergaderingen van het forum en de subgroepen bijwonen.

6.   Het reglement van orde van het forum is opgenomen in de bijlage.

7.   De Commissie mag conclusies, samenvattingen, delen van conclusies of werkdocumenten van het forum publiceren of op internet plaatsen in de oorspronkelijke taal van het document in kwestie.

Artikel 5

Onkostenvergoeding

De Commissie vergoedt de reis- en eventuele verblijfkosten voor één vertegenwoordiger per lidstaat en voor technische deskundigen die overeenkomstig artikel 4, lid 3, in verband met de werkzaamheden van het forum zijn uitgenodigd, overeenkomstig de interne regels van de Commissie voor de vergoeding van de kosten van externe deskundigen.

De forumleden, deskundigen en waarnemers ontvangen geen bezoldiging.

Vergaderkosten worden vergoed voor zover de jaarlijkse begrotingsmiddelen die door de bevoegde dienst van de Commissie aan het forum zijn toegewezen, hiervoor volstaan.

Gedaan te Brussel, 30 juni 2008.

Voor de Commissie

Günter VERHEUGEN

Vicevoorzitter


(1)  PB L 191 van 22.7.2005, blz. 29. Richtlijn gewijzigd bij Richtlijn 2008/28/EG (PB L 81 van 20.3.2008, blz. 48).

(2)  PB L 317 van 3.12.2001, blz. 1. Besluit laatstelijk gewijzigd bij Besluit 2006/548/EG, Euratom (PB L 215 van 5.8.2006, blz. 38).

(3)  PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1.


BIJLAGE

Reglement van orde van het Ecodesign-overlegforum

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op Richtlijn 2005/32/EG, en met name op artikel 18,

Gelet op het door de Commissie gepubliceerde standaardreglement van orde,

HEEFT HET VOLGENDE REGLEMENT VAN ORDE VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijeenroeping

1.   Vergaderingen van het forum worden door de voorzitter bijeengeroepen.

2.   Voor aangelegenheden die ook tot de verantwoordelijkheid van andere groepen behoren, kunnen gemeenschappelijke vergaderingen met die groepen worden belegd.

Artikel 2

Agenda

1.   De voorzitter stelt de agenda op en legt deze aan het forum voor.

2.   In de agenda wordt onderscheid gemaakt tussen:

a)

raadpleging van de belanghebbende partijen in het forum over:

de opstelling en wijziging van het werkprogramma overeenkomstig artikel 16, lid 1, van Richtlijn 2005/32/EG;

de vaststelling en herziening van uitvoeringsmaatregelen overeenkomstig artikel 16, lid 2, en artikel 18 van Richtlijn 2005/32/EG;

de beoordeling van de doeltreffendheid van de gevestigde markttoezichtmechanismen overeenkomstig artikel 18 van Richtlijn 2005/32/EG;

de evaluatie van vrijwillige overeenkomsten en andere zelfreguleringsmaatregelen overeenkomstig artikel 18 van Richtlijn 2005/32/EG;

de evaluatie van de doeltreffendheid van de richtlijn, met inbegrip van uitvoeringsmaatregelen en de drempel daarvoor, markttoezichtmechanismen en elke toepasselijk vorm van zelfregulering die werd gestimuleerd, overeenkomstig artikel 23 van Richtlijn 2005/32/EG;

b)

andere vraagstukken die ter informatie of met het oog op een gedachtewisseling aan het forum voorgelegd worden, hetzij op initiatief van de voorzitter, hetzij op schriftelijk verzoek van een lid van het forum met instemming van de voorzitter.

3.   De agenda wordt aan het begin van de vergadering door het forum goedgekeurd.

Artikel 3

Toezending van documenten aan de forumleden

1.   De convocatie, de agenda en de werkdocumenten waarover de belanghebbende partijen in het forum worden geraadpleegd, en alle verdere werkdocumenten worden uiterlijk een maand vóór de vergaderdatum overeenkomstig artikel 12, lid 2, door de voorzitter aan de leden van het forum toegezonden.

2.   De leden van het forum mogen de voorzitter uiterlijk een week vóór de vergaderdatum aanvullende werkdocumenten en schriftelijke verklaringen voorleggen. Die documenten worden na ontvangst beschikbaar gesteld aan de leden van het forum.

3.   In spoedeisende gevallen kan de voorzitter, op verzoek van een lid van het forum of op eigen initiatief, de in de leden 1 en 2 gestelde termijn verkorten tot vijf kalenderdagen vóór de vergaderdatum.

4.   De voorzitter kan besluiten documenten van belanghebbende partijen die geen lid zijn van het forum, beschikbaar te stellen als werkdocumenten van het forum.

Artikel 4

Standpunten in het forum

1.   De voorzitter houdt aantekening van de door de vertegenwoordigers van de lidstaten en de verschillende belanghebbende partijen in het forum naar voren gebrachte standpunten.

2.   De standpunten van de vertegenwoordigers van de lidstaten en de belanghebbende partijen kunnen ook de vorm aannemen van overeenkomstig artikel 3 ingediende schriftelijke verklaringen.

3.   Aanvullende schriftelijke verklaringen na de discussies in het forum kunnen tot drie weken na de vergaderdatum worden ingediend.

4.   Zo nodig kan van de schriftelijke procedure van artikel 8 gebruikgemaakt worden.

Artikel 5

Vertegenwoordiging

1.   Teneinde een evenwichtige deelname van belanghebbenden aan de beraadslagingen voor elke productgroep te garanderen, kan de voorzitter belanghebbende partijen die geen lid van het forum zijn, voor bepaalde vergaderingen uitnodigen om specifieke agendapunten te bespreken.

2.   Ieder forumlid wijst één persoon aan die het op de forumbijeenkomsten vertegenwoordigt en stelt de voorzitter daarvan in kennis. Met toestemming van de voorzitter kunnen de aangewezen vertegenwoordigers zich op kosten van het lid door deskundigen laten vergezellen. De leden laten de voorzitter uiterlijk twee weken voor de vergaderdatum weten wie hun vertegenwoordiger als deskundige zal vergezellen. Indien de voorzitter uiterlijk een week voor de vergaderdatum geen bezwaar maakt tegen de deelneming van een deskundige, wordt de toestemming als gegeven beschouwd.

3.   Leden kunnen zich door een ander lid laten vertegenwoordigen. Vóór de vergadering overlegt het vertegenwoordigende lid de voorzitter schriftelijk bewijs van de instemming van de vertegenwoordigde leden.

4.   De leden zorgen ervoor dat de belanghebbenden die zij vertegenwoordigen, naar behoren geïnformeerd worden over de beraadslagingen in het forum.

5.   De leden zorgen voor adequate raadpleging van de belanghebbenden die zij vertegenwoordigen, en nemen representatieve standpunten in.

Artikel 6

Subgroepen

De voorzitter kan subgroepen in het leven roepen voor de behandeling van bijzondere vraagstukken. De subgroepen worden voorgezeten door een vertegenwoordiger van de Commissie. De subgroepen rapporteren aan het forum. Zij kunnen daartoe een rapporteur aanwijzen.

Artikel 7

Toelating van derden

De voorzitter kan besluiten derden voor een vergadering uit te nodigen en over bijzondere punten deskundigen te horen.

Artikel 8

Schriftelijke procedure

1.   Zo nodig kunnen de adviezen van de lidstaten en de in het forum vertegenwoordigde belanghebbende partijen via de schriftelijke procedure worden afgegeven. In dat geval stuurt de voorzitter de werkdocumenten waarover het advies van de lidstaten en de in het forum vertegenwoordigde belanghebbende partijen wordt gevraagd, overeenkomstig artikel 12, lid 2, toe aan de leden van het forum. De termijn voor de indiening van op- en aanmerkingen mag niet minder dan veertien kalenderdagen en niet meer dan een maand bedragen.

2.   In dringende gevallen geldt de in artikel 3, lid 3, vastgestelde termijn.

Artikel 9

Secretariaat

De Commissie neemt het secretariaat voor het forum waar.

Artikel 10

Notulen

1.   Van iedere vergadering worden onder de verantwoordelijkheid van de voorzitter notulen opgemaakt, die met name de ter vergadering uitgebrachte adviezen bevatten inzake de door de diensten van de Commissie opgestelde werkdocumenten als bedoeld in artikel 2, lid 2, onder a), en eventueel de standpunten over de in artikel 2, lid 2, onder b), bedoelde vraagstukken. In een afzonderlijke bijlage wordt een referentielijst opgenomen van de overeenkomstig artikel 4 ingediende schriftelijke verklaringen. De notulen worden binnen een maand aan de leden van het forum en aan de niet-leden die aan de vergadering hebben deelgenomen, toegezonden.

2.   De leden van het forum stellen de voorzitter binnen twee weken schriftelijk in kennis van hun eventuele opmerkingen. Deze worden aan het forum meegedeeld. Indien er verschil van mening bestaat, wordt de voorgestelde wijziging door het forum besproken. Wordt dan nog geen overeenstemming bereikt, dan wordt de wijziging als bijlage bij de notulen opgenomen.

Artikel 11

Presentielijst

Bij elke vergadering stelt de voorzitter een presentielijst op met daarop de naam van iedere deelnemer, de organisatie waartoe hij of zij behoort en eventueel de belanghebbende partij die hij of zij vertegenwoordigt.

Artikel 12

Correspondentie

1.   Correspondentie betreffende het forum wordt in elektronische vorm aan de Commissie gericht, ter attentie van de voorzitter.

2.   Correspondentie voor leden van het forum wordt in elektronische vorm aan de leden gericht. De leden wijzen een of meer contactpersonen aan aan wie de correspondentie gericht moet worden en stellen de voorzitter hiervan schriftelijk in kennis.

Artikel 13

Bescherming van persoonsgegevens

Elke verwerking van persoonsgegevens in het kader van dit reglement van orde gebeurt in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 45/2001.


18.7.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 190/27


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 3 juli 2008

tot wijziging van Beschikking 2000/572/EG houdende vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften, gezondheidsvoorschriften en voorschriften inzake de veterinaire certificering voor de invoer in de Gemeenschap van vleesbereidingen uit derde landen

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2008) 3301)

(Voor de EER relevante tekst)

(2008/592/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 2002/99/EG van de Raad van 16 december 2002 houdende vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor de productie, de verwerking, de distributie en het binnenbrengen van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong (1), en met name op artikel 8, punten 1 en 4, en artikel 9, lid 2, onder b), en lid 4, onder b) en c),

Gelet op Verordening (EG) nr. 852/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake levensmiddelenhygiëne (2), en met name op artikel 12,

Gelet op Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (3), en met name op artikel 9,

Gelet op Verordening (EG) nr. 854/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke voorschriften voor de organisatie van de officiële controles van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong (4), en met name op artikel 16,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Beschikking 2000/572/EG van de Commissie (5) stelt de veterinairrechtelijke voorschriften, gezondheidsvoorschriften en voorschriften inzake de veterinaire certificering voor de invoer in de Gemeenschap van vleesbereidingen uit derde landen vast.

(2)

Als gevolg van het feit dat de Verordeningen (EG) nr. 852/2004, (EG) nr. 853/2004 en (EG) nr. 854/2004 en Verordening (EG) nr. 2075/2005 van de Commissie van 5 december 2005 tot vaststelling van specifieke voorschriften voor de officiële controles op Trichinella in vlees (6) van toepassing zijn geworden, moeten de communautaire gezondheids- en certificeringsvoorschriften voor de invoer in de Gemeenschap van vleesbereidingen worden gewijzigd en bijgewerkt om de correcte referenties in de nieuwe wetgeving op te nemen.

(3)

Traces (Trade Control and Expert System) is een geïntegreerd veterinair computersysteem, dat is ingevoerd bij Beschikking 2004/292/EG van de Commissie van 30 maart 2004 betreffende de toepassing van het Traces-systeem en tot wijziging van Beschikking 92/486/EEG (7). De standaardisatie van de gezondheidscertificaten is van essentieel belang voor de doeltreffende computerverwerking van de certificaten in het Traces-systeem.

(4)

Beschikking 2007/240/EG van de Commissie van 16 april 2007 tot vaststelling van nieuwe veterinaire certificaten voor levende dieren, sperma, embryo’s, eicellen en producten van dierlijke oorsprong die in de Gemeenschap worden binnengebracht uit hoofde van de Beschikkingen 79/542/EEG, 92/260/EEG, 93/195/EEG, 93/196/EEG, 93/197/EEG, 95/328/EG, 96/333/EG, 96/539/EG, 96/540/EG, 2000/572/EG, 2000/585/EG, 2000/666/EG, 2002/613/EG, 2003/56/EG, 2003/779/EG, 2003/804/EG, 2003/858/EG, 2003/863/EG, 2003/881/EG, 2004/407/EG, 2004/438/EG, 2004/595/EG, 2004/639/EG en 2006/168/EG (8) bepaalt dat voor de verschillende veterinaire en gezondheidscertificaten die vereist zijn om levende dieren, sperma, embryo’s, eicellen en producten van dierlijke oorsprong in de Gemeenschap binnen te brengen alsmede voor de certificaten die vereist zijn om producten van dierlijke oorsprong over het grondgebied van de Gemeenschap door te voeren, de geüniformiseerde modellen voor veterinaire certificaten in bijlage I bij die beschikking moeten worden gebruikt.

(5)

Bijgevolg moeten de in de bijlagen II en III bij Beschikking 2000/572/EG vastgestelde modelcertificaten door nieuwe modellen worden vervangen om te zorgen voor de compatibiliteit met Traces.

(6)

Om verstoring van het handelsverkeer te vermijden, moet het gebruik van de certificaten die overeenkomstig Beschikking 2000/572/EG vóór de bij deze beschikking ingevoerde wijzigingen zijn afgegeven, worden toegestaan gedurende een periode van zes maanden na de datum van toepassing van deze beschikking. Die certificaten moeten voor invoer in de Gemeenschap worden aanvaard gedurende een periode van tien maanden na de datum van toepassing van deze beschikking.

(7)

Beschikking 2000/572/EG moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(8)

De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

Beschikking 2000/572/EG wordt als volgt gewijzigd:

1.

Artikel 3 wordt vervangen door:

„Artikel 3

Voor de invoer van vleesbereidingen gelden de volgende voorschriften:

1.

zij zijn geproduceerd overeenkomstig de desbetreffende voorschriften van de Verordeningen (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad (9), (EG) nr. 852/2004 van het Europees Parlement en de Raad (10), (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad (11) en (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad (12) als aangegeven in het in artikel 4, lid 2, van deze beschikking bedoelde gezondheidscertificaat;

2.

zij zijn afkomstig van een inrichting of inrichtingen die overeenkomstig Verordening (EG) nr. 852/2004 een op de beginselen van risicoanalyse en kritische controlepunten (HACCP) gebaseerd programma toepast/toepassen;

3.

zij zijn op de productieplaats(en) van oorsprong ingevroren op een inwendige temperatuur van niet meer dan – 18 °C.

2.

Artikel 4 bis wordt als volgt gewijzigd:

a)

onder a) wordt „Beschikking 94/984/EG” vervangen door „Beschikking 2006/696/EG van de Commissie (13).

b)

onder b) wordt „Beschikking 94/984/EG” vervangen door „Beschikking 2006/696/EG”.

3.

De bijlagen II en III worden vervangen door de tekst in de bijlage bij deze beschikking.

Artikel 2

Deze beschikking is van toepassing met ingang van 1 juli 2008.

Zendingen van vleesbereidingen waarvoor gezondheidscertificaten overeenkomstig het bij Beschikking 2000/572/EG vastgestelde model vóór de bij deze beschikking ingevoerde wijzigingen en met een afgiftedatum vóór 31 december 2008 zijn afgegeven, worden echter tot en met 1 april 2009 voor invoer in de Gemeenschap aanvaard.

Artikel 3

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 3 juli 2008.

Voor de Commissie

Androulla VASSILIOU

Lid van de Commissie


(1)  PB L 18 van 23.1.2002, blz. 11.

(2)  PB L 139 van 30.4.2004, blz. 1; gerectificeerd in PB L 226 van 25.6.2004, blz. 3.

(3)  PB L 139 van 30.4.2004, blz. 55; gerectificeerd in PB L 226 van 25.6.2004, blz. 22. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1243/2007 van de Commissie (PB L 281 van 25.10.2007, blz. 8).

(4)  PB L 139 van 30.4.2004, blz. 206; gerectificeerd in PB L 226 van 25.6.2004, blz. 83. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1791/2006 van de Raad (PB L 363 van 20.12.2006, blz. 1).

(5)  PB L 240 van 23.9.2000, blz. 19. Beschikking laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 2004/437/EG (PB L 154 van 30.4.2004, blz. 65; gerectificeerd in PB L 189 van 27.5.2004, blz. 52).

(6)  PB L 338 van 22.12.2005, blz. 60. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1245/2007 (PB L 281 van 25.10.2007, blz. 19).

(7)  PB L 94 van 31.3.2004, blz. 63. Beschikking laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 2005/515/EG (PB L 187 van 19.7.2005, blz. 29).

(8)  PB L 104 van 21.4.2007, blz. 37.

(9)  PB L 31 van 1.2.2002, blz. 1.

(10)  PB L 139 van 30.4.2004, blz. 1; gerectificeerd in PB L 226 van 25.6.2004, blz. 3.

(11)  PB L 139 van 30.4.2004, blz. 55; gerectificeerd in PB L 226 van 25.6.2004, blz. 22.

(12)  PB L 147 van 31.5.2001, blz. 1.”.

(13)  PB L 295 van 25.10.2006, blz. 1.”;


BIJLAGE

BIJLAGE II

Model van het diergezondheids- en volksgezondheidscertificaat voor vleesbereidingen bestemd voor verzending uit een derde land naar de Europese Gemeenschap

Image

Image

Image

Image

BIJLAGE III

(DOORVOER EN/OF OPSLAG)

Image

Image


18.7.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 190/35


BESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 11 juli 2008

tot wijziging van Besluit 2007/60/EG met betrekking tot de wijziging van de taakomschrijving van het Uitvoerend Agentschap voor het trans-Europees vervoersnetwerk

(2008/593/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 58/2003 van de Raad van 19 december 2002 tot vaststelling van het statuut van de uitvoerende agentschappen waaraan bepaalde taken voor het beheer van communautaire programma’s worden gedelegeerd (1) en met name op artikel 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Het Uitvoerend Agentschap voor het trans-Europees vervoersnetwerk (hierna „het agentschap” genoemd) is opgericht bij Besluit 2007/60/EG (2) van de Commissie en is tot 31 december 2008 belast met het beheer van de communautaire actie op het gebied van het trans-Europese vervoersnetwerk voor de verlening van financiële communautaire steun uit hoofde van Verordening (EG) nr. 2236/95 van de Raad van 18 september 1995 tot vaststelling van de algemene regels voor het verlenen van financiële bijstand van de Gemeenschap op het gebied van trans-Europese netwerken (3).

(2)

De bevoegdheid van het agentschap moet worden uitgebreid met projecten die financiële steun genieten op grond van Verordening (EG) nr. 680/2007 van het Europees Parlement en de Raad (4), aangezien op grond van deze verordening nog steeds steun wordt verleend voor projecten van het trans-Europese vervoersnetwerk die vergelijkbaar zijn met projecten die steun genieten op grond van Verordening (EG) nr. 2236/95 van de Raad en die nu reeds onder de bevoegdheid van het agentschap vallen.

(3)

Individuele beslissingen over de toekenning van communautaire financiële steun mogen niet onder de bevoegdheid van het agentschap vallen. Ter wille van de efficiëntie en doelmatigheid van de tenuitvoerlegging van het programma, kan de Commissie de bevoegdheid om dergelijke besluiten te wijzigen wel aan het agentschap delegeren.

(4)

Het agentschap moet met name worden belast met de uitvoering van de projectgebonden taken, ongeacht de vorm en modaliteiten van de communautaire financiële steun als bedoeld in artikel 6 van Verordening (EG) nr. 680/2007. Alle programmagerelateerde activiteiten, zoals toezicht en beleidsvoorbereiding, moeten de exclusieve bevoegdheid van de Commissie blijven.

(5)

Het agentschap moet voorts worden belast met het nemen van begeleidende maatregelen om de efficiëntie en de doelmatigheid van het TEN-V-programma te verhogen en ervoor te zorgen dat het een maximale Europese toegevoegde waarde biedt, waaronder de promotie van het TEN-V-programma bij alle betrokken partijen en zorgen voor een grotere naambekendheid bij het grote publiek in de lidstaten en de buurlanden. Mogelijke maatregelen zijn doelgerichte bewustmakings- en promotiecampagnes, waaronder de organisatie van TEN-V-dagen, -studiedagen en -congressen, de aankondiging en verspreiding van resultaten en beste praktijken via geëigende publicaties, waaronder het internet, bijvoorbeeld het opstellen van persberichten, richtsnoeren voor indieners van projecten, brochures over succesvolle projecten en jaarverslagen, alsmede ervoor zorgen dat vertegenwoordigers van het agentschap en/of de Commissie kunnen deelnemen aan relevante gebeurtenissen, zoals de inhuldiging van vervoersinfrastructuur.

(6)

Externe consultants hebben een aangepaste kosten-batenanalyse uitgevoerd waaruit is gebleken dat de administratieve middelen, in het bijzonder het aantal personeelsleden, van het bestaande agentschap aanzienlijk moeten worden opgetrokken. Niettemin blijft het agentschap de gunstigste optie.

(7)

Besluit 2007/60/EG moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(8)

De in dit besluit vastgestelde bepalingen stemmen overeen met het advies van het Regelgevend Comité voor de uitvoerende agentschappen,

BESLUIT:

Enig artikel

Besluit 2007/60/EG wordt als volgt gewijzigd:

1.

Artikel 3 wordt vervangen door:

„Artikel 3

Duur

Het agentschap wordt ingesteld voor een periode die begint op 1 november 2006 en eindigt op 31 december 2015.”.

2.

Artikel 4, lid 1, wordt vervangen door:

„1.   Het agentschap is in het kader van het communautaire programma op het gebied van het trans-Europees vervoersnetwerk belast met de uitvoering van de taken met betrekking tot de financiële communautaire steun uit hoofde van Verordening (EG) nr. 2236/95 van de Raad (5) en Verordening (EG) nr. 680/2007 van het Europees Parlement en de Raad (6), met uitzondering van taken die een beoordelingsmarge voor het maken van politieke keuzes omvatten, zoals de programmaplanning, de vaststelling van prioriteiten, de selectie van projecten overeenkomstig artikel 5 van Verordening (EG) nr. 680/2007, de evaluatie van het programma en de wettelijke voortgangscontrole. Het agentschap is belast met de volgende taken:

a)

ondersteuning bieden aan de Commissie tijdens de programmerings- en selectiefase, de voortgangscontrole op de financiële steun die verleend wordt aan projecten van gemeenschappelijk belang uit hoofde van de begroting voor het trans-Europese vervoersnetwerk, alsmede de uitvoering van de daartoe noodzakelijke controles door het nemen van de relevante beslissingen op grond van de door de Commissie aan het agentschap verleende delegatie;

b)

de coördinatie met andere communautaire instrumenten door te zorgen voor een betere coördinatie van de steunverlening over het totale tracé voor de projecten van gemeenschappelijk belang die eveneens financiering genieten uit structuur- en cohesiefondsen en de Europese Investeringsbank;

c)

technische bijstand aan de projectontwikkelaars op het gebied van financial engineering van de projecten en ontwikkeling van gemeenschappelijke evaluatiemethoden;

d)

het vaststellen van het besluit tot uitvoering van de begroting, zowel aan de ontvangsten- als aan de uitgavenzijde, en het verrichten, in overeenstemming met de door de Commissie verleende delegatie, van alle handelingen die voor het beheer van de communautaire programma’s op het gebied van het trans-Europese vervoersnetwerk vereist zijn, als voorzien in Verordening (EG) nr. 2236/95 en Verordening (EG) nr. 680/2007;

e)

het verzamelen, analyseren en toesturen aan de Commissie van alle informatie die de Commissie nodig heeft voor de uitvoering van het trans-Europese vervoersnetwerk;

f)

begeleidende maatregelen nemen om de efficiëntie en de doelmatigheid van het TEN-V-programma te verhogen en ervoor te zorgen dat het een maximale Europese toegevoegde waarde biedt, waaronder de promotie van het TEN-V-programma bij alle betrokken partijen en zorgen voor een grotere naambekendheid bij het grote publiek in de lidstaten en de buurlanden;

g)

iedere administratieve en technische bijstand die door de Commissie gevraagd wordt.

Gedaan te Brussel, 11 juli 2008.

Voor de Commissie

Antonio TAJANI

Vicevoorzitter


(1)  PB L 11 van 16.1.2003, blz. 1.

(2)  PB L 32 van 6.2.2007, blz. 88.

(3)  PB L 228 van 23.9.1995, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1159/2005 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 191 van 22.7.2005, blz. 16).

(4)  PB L 162 van 22.6.2007, blz. 1.

(5)  PB L 228 van 23.9.1995, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1159/2005 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 191 van 22.7.2005, blz. 16).

(6)  PB L 162 van 22.6.2007, blz. 1.”.


AANBEVELINGEN

18.7.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 190/37


AANBEVELING VAN DE COMMISSIE

van 2 juli 2008

inzake grensoverschrijdende interoperabiliteit van systemen voor elektronische medische dossiers

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2008) 3282)

(2008/594/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 211,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Het strategische initiatief i2010, dat gericht is op groei en werkgelegenheid, bouwt voort op het beleid inzake informatie- en communicatietechnologieën, onderzoek en innovatie en draagt zo bij aan de verwezenlijking van de doelstellingen van de Lissabonstrategie. Het i2010-initiatief stimuleert de totstandbrenging van een Europese informatiemaatschappij en moedigt betere openbare dienstverlening aan, waaronder e-gezondheidszorg.

(2)

Het is mogelijk, in ieder geval ten dele, een antwoord te vinden op huidige en toekomstige uitdagingen voor de Europese zorgstelsels door de invoering van beproefde oplossingen die op informatie- en communicatietechnologieën zijn gebaseerd (e-gezondheidszorg). Een belangrijke voorwaarde voor het benutten van de voordelen van e-gezondheidszorg is betere samenwerking met het oog op de interoperabiliteit van de systemen en toepassingen voor e-gezondheidszorg die de lidstaten toepassen. Elektronische medische dossiers zijn een wezenlijk onderdeel van systemen voor e-gezondheidszorg.

(3)

Met systemen voor elektronische medische dossiers is kwalitatief betere en veiligere medische informatievoorziening haalbaar dan met de traditionele vormen van medische documentatie. Interoperabiliteit van systemen voor elektronische medische dossiers maakt de toegang tot patiënteninformatie eenvoudiger en zorgt voor betere en veiligere patiëntenzorg overal in de Gemeenschap, doordat patiënten en gezondheidswerkers kunnen beschikken over relevante en actuele informatie, terwijl een hoog niveau van bescherming van persoonsgegevens en vertrouwelijkheid gewaarborgd is. Betere grensoverschrijdende samenwerking op het gebied van e-gezondheidszorgdiensten vereist samenwerking tussen zorgaanbieders en afnemers van zorg en de regelgevende instanties in de verschillende lidstaten. Tegelijkertijd is het niet zo dat elke maatregel met het oog op interoperabiliteit noodzakelijkerwijs moet leiden tot harmonisatie van de wet- en regelgeving die van toepassing is op de organisatie en de verlening van zorg in de lidstaten.

(4)

Gebrekkige interoperabiliteit van systemen voor elektronische medische dossiers is een van de grootste hinderpalen voor het verwezenlijken van de sociale en economische voordelen van e-gezondheidszorg in de Gemeenschap. De fragmentering van de markt voor e-gezondheidszorg wordt door het gebrek aan technische en semantische interoperabiliteit nog verergerd. De informatie- en communicatiesystemen en -normen die de lidstaten momenteel toepassen op het gebied van gezondheid zijn vaak onderling onverenigbaar en bemoeilijken de toegang tot informatie die essentieel is voor de verlening van veilige hoogwaardige gezondheidszorg in een andere lidstaat.

(5)

De mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s: e-Gezondheidszorg — een betere gezondheidszorg voor de burgers van Europa: Een actieplan voor een Europese Ruimte voor e-gezondheidszorg, die op 30 april 2004 is gepresenteerd (1), geeft een overzicht van het potentieel van systemen voor e-gezondheidszorg en van de belangrijkste problemen die invoering op brede schaal in de weg staan. Het in die mededeling omschreven actieplan dringt aan op een gezamenlijk optreden van de Gemeenschap en de lidstaten om de interoperabiliteit van systemen voor elektronische medische dossiers te bevorderen.

(6)

In de verklaring van de conferentie op hoog niveau over e-gezondheidszorg van 2007 werd erkend dat het van belang is dat de lidstaten gezamenlijke initiatieven opzetten door activiteiten op het gebied van deze interoperabiliteit te versterken.

(7)

Op het verslag Creating an Innovative Europe van een onafhankelijke groep deskundigen gaf de Commissie antwoord met de mededeling Een Europees initiatief voor leidende markten  (2), waarin werd opgeroepen tot het creëren en op de markt brengen van innovatieve producten en diensten op leidende industriële en sociale gebieden, waaronder e-gezondheidszorg. Een van de voornaamste doelen van het voorgestelde initiatief is het bevorderen van interoperabiliteit van de systemen voor elektronische medische dossiers. De informatie- en communicatiesystemen en -normen die de lidstaten momenteel toepassen op het gebied van gezondheid zijn namelijk vaak onderling onverenigbaar en vormen daardoor een belemmering voor de totstandkoming van kosteneffectieve en innovatieve IT-oplossingen voor de gezondheidszorg.

(8)

Het Europees Parlement heeft op 23 mei 2007 een resolutie aangenomen over de impact en gevolgen van uitsluiting van gezondheidsdiensten uit de richtlijn betreffende diensten op de interne markt (3). In de resolutie wordt de Commissie verzocht de lidstaten aan te moedigen om de invoering van e-gezondheidszorg en telegeneeskunde actief te steunen, met name door interoperabele systemen te ontwikkelen waarmee patiënteninformatie kan worden uitgewisseld tussen zorgaanbieders in verschillende lidstaten.

(9)

Het doel van deze aanbeveling is ertoe bij te dragen dat uiterlijk einde 2015 algehele Europese interoperabiliteit van e-gezondheidzorg een feit is.

(10)

Deze aanbeveling eerbiedigt de beginselen die worden erkend in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, met name artikel 7 betreffende het recht op eerbiediging van het privéleven en het familie- en gezinsleven en artikel 8 betreffende ieders recht op bescherming van zijn of haar persoonsgegevens.

(11)

Medische dossiers bevatten de gevoeligste gegevens die over iemand kunnen worden vastgelegd. Ongeoorloofde bekendmaking van een aandoening of een diagnose kan negatieve gevolgen hebben voor iemands privé- en beroepsleven. Het bijhouden van medische dossiers in elektronische vorm vergroot het risico dat patiënteninformatie per ongeluk wordt bekendgemaakt of eenvoudig kan worden verspreid naar onbevoegden.

(12)

Interoperabiliteit van systemen voor elektronische medische dossiers heeft betrekking op het doorgeven van persoonsgegevens betreffende de gezondheid van patiënten. Deze gegevens moeten vrij van de ene naar de andere lidstaat kunnen worden doorgegeven, maar tegelijkertijd moeten de grondrechten van personen worden gewaarborgd. Deze aanbeveling mag derhalve geen afbreuk doen aan de communautaire bepalingen betreffende de bescherming van persoonsgegevens, die met name zijn vervat in Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (4) en Richtlijn 2002/58/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 juli 2002 betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de sector elektronische communicatie (5).

(13)

De Commissie is van mening dat in verband met de verwerking van persoonsgegevens in ICT-systemen op gebieden als e-gezondheidszorg technologieën ter bevordering van de persoonlijke levenssfeer moeten worden ontwikkeld en op ruimere schaal moeten worden gebruikt (6),

BEVEELT AAN:

1.   Deze aanbeveling bevat een aantal richtsnoeren voor de ontwikkeling en invoering van systemen voor elektronische medische dossiers waardoor het mogelijk wordt gemaakt patiëntengegevens binnen de Gemeenschap grensoverschrijdend uit te wisselen, voor zover dit nodig is voor legitieme medische of zorgdoeleinden. Dankzij dergelijke systemen voor elektronische medische dossiers moeten zorgaanbieders kunnen waarborgen dat de patiënt doeltreffender en doelmatiger zorg krijgt, doordat deze zorgaanbieders indien nodig tijdig en op beveiligde wijze toegang kunnen krijgen tot mogelijk vitale basisgegevens over de gezondheid van een patiënt, met inachtneming van het fundamentele recht van de patiënt op eerbiediging van zijn persoonlijke levenssfeer en bescherming van zijn persoonsgegevens.

2.   Deze aanbeveling geeft richtsnoeren voor de interoperabiliteit van systemen voor elektronische medische dossiers, inclusief de basisgegevens van de patiënt, gegevens voor noodgevallen en medicatiedossiers die de invoering van oplossingen voor elektronische recepten vergemakkelijken.

3.   In deze aanbeveling wordt verstaan onder:

a)

„patiënt”: een natuurlijke persoon die in een lidstaat gezondheidszorg ontvangt of wenst te ontvangen;

b)

„gezondheidswerker”: een arts, verantwoordelijk algemeen ziekenverpleger (verpleegkundige), beoefenaar der tandheelkunde (tandarts), verloskundige of apotheker in de zin van Richtlijn 2005/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 september 2005 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties (7) of een andere beroepsbeoefenaar die werkzaamheden in de gezondheidszorg verricht die behoren tot een gereglementeerd beroep, als gedefinieerd in artikel 3, lid 1, onder a), van Richtlijn 2005/36/EG;

c)

„elektronisch medisch dossier”: een volledig medisch dossier of soortgelijke documentatie van de fysieke en mentale gezondheidstoestand van een individu in het heden en het verleden, dat in elektronische vorm is opgezet en deze gegevens onmiddellijk beschikbaar maakt ten behoeve van medische behandeling en andere nauw daarmee samenhangende doeleinden;

d)

„systeem voor elektronische medische dossiers”: een systeem voor het vastleggen, uitlezen en manipuleren van in elektronische medische dossiers vervatte informatie;

e)

„basisgegevens van de patiënt”, „gegevens voor noodgevallen”, „medicatiedossier”: onderdelen van een elektronisch medisch dossier die informatie bevatten voor een bepaalde toepassing en een bepaald doel of een bepaalde bestemming, zoals niet-geplande zorgverstrekking of een elektronisch recept;

f)

„elektronisch recept”: een medisch recept als gedefinieerd in Richtlijn 2001/83/EG van het Europees Parlement en de Raad (8), dat langs elektronische weg is verstrekt en verzonden;

g)

„interoperabiliteit van systemen voor elektronische medische dossiers”: de eigenschap van twee of meer systemen voor elektronische medische dossiers dat zij zowel door computers leesbare gegevens als door mensen leesbare informatie en kennis kunnen uitwisselen;

h)

„grensoverschrijdende interoperabiliteit”: interoperabiliteit die betrekking heeft op de uitwisseling tussen aangrenzende, maar ook niet-aangrenzende lidstaten en hun gehele grondgebied;

i)

„semantische interoperabiliteit”: het waarborgen dat de betekenis van uitgewisselde informatie kan worden vastgesteld door elk ander systeem dat en elke andere toepassing die niet oorspronkelijk voor dit doel is ontwikkeld.

4.   Het tot stand brengen en in stand houden van grensoverschrijdende interoperabiliteit impliceert het beheren van een continu proces van verandering en aanpassing van een veelheid van elementen en vraagstukken, zowel binnen elektronische infrastructuren in de lidstaten als in het verkeer tussen die infrastructuren. Deze elektronische infrastructuren zijn noodzakelijk voor uitwisseling van informatie, interactie en samenwerking teneinde bij de zorgverlening aan patiënten het hoogst mogelijke kwaliteits- en veiligheidsniveau te waarborgen. De totstandbrenging van interoperabiliteit van systemen voor elektronische medische dossiers vereist een complex geheel van kadervoorwaarden, organisatiestructuren en uitvoeringsprocedures, waarbij alle belanghebbenden een rol spelen.

a)

Om dit te bereiken, wordt de lidstaten verzocht actie te ondernemen op vijf niveaus: algemeen politiek niveau, organisatorisch niveau, technisch niveau, semantisch niveau en het niveau van onderwijs en bewustmaking.

b)

Bij deze activiteiten dient te worden toegezien op volledige naleving van de nationale en de communautaire rechtsinstrumenten, met name die betreffende de bescherming van persoonsgegevens, met inbegrip van vertrouwelijkheid en gegevensbeveiliging. Er moet worden voorzien in de noodzakelijke juridische waarborgen, en in het ontwerp en de uitvoering van de systemen voor elektronische medische dossiers moeten waarborgen voor gegevensbescherming worden geïntegreerd. Bovendien moeten mechanismen worden opgezet voor voorlichting aan zowel patiënten als gezondheidswerkers alsmede voor de evaluatie van en het toezicht op de activiteiten die voor de interoperabiliteit van de systemen voor elektronische medische dossiers noodzakelijk zijn.

Het politieke niveau van grensoverschrijdende interoperabiliteit van systemen voor elektronische medische dossiers

5.   Met het oog op de politieke haalbaarheid van en de verbintenis tot de interoperabiliteit van systemen voor elektronische medische dossiers, wordt de lidstaten aanbevolen:

a)

zich politiek en strategisch te verbinden tot de implementatie op lokaal, regionaal en nationaal niveau van systemen voor elektronische medische dossiers die interoperabel zijn met de systemen voor elektronische medische dossiers in andere lidstaten;

b)

actief samen te werken met andere lidstaten en belanghebbenden om toe te zien op de goedkeuring en tenuitvoerlegging van normen die grensoverschrijdende interoperabiliteit van systemen voor elektronische medische dossiers haalbaar en veilig maken;

c)

de interoperabiliteit van systemen voor elektronische medische dossiers te implementeren als integrerend onderdeel van de regionale en nationale strategieën voor e-gezondheidszorg;

d)

te overwegen e-gezondheidszorg op te nemen in de nationale en regionale strategieën voor territoriale cohesie en ontwikkeling, en de resultaten van reeds ingevoerde systemen voor elektronische medische dossiers te analyseren op het niveau van het beleid voor e-gezondheidszorg en de financieringsmogelijkheden. Voor de periode 2007-2013 wordt voor de ontwikkeling van interoperabiliteit op het gebied van e-gezondheidszorg door middel van investeringen in e-gezondheidszorg en transnationale en grensoverschrijdende activiteiten steun verleend in het kader van het cohesiebeleid;

e)

risico’s, obstakels en ontbrekende schakels in verband met de verwezenlijking van grensoverschrijdende interoperabiliteit van systemen voor elektronische medische dossiers te analyseren en vast te stellen welke noodzakelijke voorwaarden en relevante stimuleringsmaatregelen voor het oplossen van de problemen moeten gelden;

f)

voldoende middelen uit te trekken voor de investeringen in systemen voor elektronische medische dossiers, bijvoorbeeld door middel van rechtstreekse stimuleringsmaatregelen;

g)

te erkennen dat investeringen in technische en semantische interoperabiliteit op kortere termijn een gunstig effect kunnen hebben, door een stapsgewijze aanpak te hanteren en goede praktijken toe te passen, daarbij voortbouwend op de prioriteiten en deskundigheid van de lidstaten;

h)

te overwegen andere indirecte financiële stimuleringsmechanismen in te stellen teneinde de invoering, de aanschaf en/of de modernisering van interoperabele systemen voor elektronische medische dossiers mogelijk te maken;

i)

de activiteiten om de systemen voor elektronische medische dossiers interoperabel te maken voor ten minste vijf jaar vooruit te plannen. Een dergelijke tijdspanne wordt noodzakelijk geacht om de samenhang van het beleid te garanderen — wat vaak een voorwaarde is om investeringen en innovatie te bevorderen;

j)

de implementatie van systemen voor elektronische medische dossiers te begeleiden door gebruikers en andere belanghebbenden intensief te betrekken bij de totstandbrenging van governance, management, publiek-private partnerschappen, overheidsopdrachten, planning, implementatie, evaluatie, opleiding, informatie en voorlichting op passend niveau;

k)

relevante belanghebbenden zoals lokale en regionale autoriteiten, gezondheidswerkers, patiënten en de industrie bewust te maken van de voordelen van interoperabiliteit van systemen voor elektronische medische dossiers en de noodzaak daarvan.

Het organisatorische niveau van grensoverschrijdende interoperabiliteit van systemen voor elektronische medische dossiers

6.   Het is van wezenlijk belang een organisatorisch kader en een proces op te zetten om de grensoverschrijdende interoperabiliteit van systemen voor elektronische medische dossiers mogelijk te maken. Hiervoor moet door de lidstaten een stappenplan worden opgesteld dat een periode van vijf jaar bestrijkt en aangeeft hoe de volgende mijlpalen moeten worden bereikt:

a)

overeenstemming bereiken over een Europees governanceproces voor het opstellen van richtsnoeren voor de ontwikkeling, implementatie en instandhouding van grensoverschrijdende interoperabiliteit van systemen voor elektronische medische dossiers, die betrekking hebben op het beheer ten behoeve van de betrouwbare identificatie van patiënten en authenticatie van gezondheidswerkers alsmede andere relevante vraagstukken als omschreven in de punten 7, 8, 9 en 14;

b)

beleid en stimuleringsmaatregelen overwegen om de vraag te vergroten naar e-gezondheidszorgdiensten die de interoperabiliteit van systemen voor elektronische medische dossiers mogelijk maken;

c)

analyseren door welke factoren wordt veroorzaakt dat het normalisatieproces voor verdergaande interoperabiliteit van systemen voor elektronische medische dossiers zo’n langdurige, complexe en kostbare activiteit is, en maatregelen uitwerken om deze processen te versnellen.

Technische interoperabiliteit van systemen voor elektronische medische dossiers

7.   Technische compatibiliteit van systemen voor elektronische medische dossiers is een essentiële voorwaarde voor de interoperabiliteit van dergelijke systemen. De lidstaten nemen de volgende maatregelen:

a)

zij stellen een volledig overzicht op van bestaande technische normen en infrastructuur ter facilitering van de implementatie van systemen ter ondersteuning van grensoverschrijdende gezondheidszorg en verstrekking van zorgdiensten overal in de Gemeenschap, met name voor zover zij relevant zijn voor systemen voor elektronische medische dossiers en de uitwisseling van informatie;

b)

zij analyseren het gebruik van gestandaardiseerde informatiemodellen en op standaarden gebaseerde profielen bij de ontwikkeling van implementatie van interoperabele systemen voor elektronische medische dossiers en diensten. Gestandaardiseerde informatiemodellen en op standaarden gebaseerde profielen moeten beschouwd worden als onderdeel van de specificaties voor interoperabiliteit op nationaal of regionaal niveau. Waar mogelijk moet voor deze informatiemodellen en profielen gebruik worden gemaakt van bestaande Europese en internationale normen en moeten de aanpak en resultaten van relevante initiatieven van de bedrijfstak worden nagevolgd;

c)

zij verbinden zich tot de ontwikkeling van eventueel noodzakelijke aanvullende normen, bij voorkeur open, wereldwijd gebruikte normen, waarbij de desbetreffende Europese en internationale normalisatie-instanties moeten worden betrokken voor belangrijke gebieden waarop tekortkomingen zijn geconstateerd;

d)

zij verrichten een analyse van Mandaat M/403 EN (2007): mandaat aan de Europese normalisatieorganisaties CEN, Cenelec en ETSI inzake informatie- en communicatietechnologieën toegepast op het gebied van e-gezondheidszorg, met als doel een optimale technologische basis, infrastructuur, veiligheid en integratie van regelgeving in Europa en op de wereldwijde markten tot stand te brengen.

Semantische interoperabiliteit van systemen voor elektronische medische dossiers

8.   Semantische interoperabiliteit is essentieel voor het verwezenlijken van de voordelen van elektronische medische dossiers, namelijk verbetering van de kwaliteit en veiligheid van de patiëntenzorg, de volksgezondheid, klinisch onderzoek en het management van gezondheidsdiensten. De lidstaten nemen de volgende maatregelen:

a)

zij zetten in samenwerking met de relevante normalisatieorganisaties, de Commissie en de Wereldgezondheidsorganisatie een passend mechanisme op om nationale onderzoekscentra, relevante bedrijfstakken en andere belanghebbenden te betrekken bij de ontwikkeling van gezondheidsterminologie, teneinde de invoering van interoperabele systemen voor elektronische medische dossiers te versnellen;

b)

waar mogelijk overwegen zij de bruikbaarheid van internationale medisch-klinische terminologieën, nomenclaturen en indelingen van ziekten, waaronder die welke voor geneesmiddelenbewaking en klinische proeven worden gebruikt. Ook de oprichting van expertisecentra voor de meertalige en multiculturele aanpassing van internationale indelingen en terminologieën moet worden aangemoedigd;

c)

zij komen tot overeenstemming over normen voor semantische interoperabiliteit ten behoeve van het weergeven van relevante gezondheidsinformatie voor een bepaalde toepassing door middel van gegevensstructuren (zoals archetypen en sjablonen), alsmede, in aansluiting op de behoeften van lokale gebruikers, onderdelen van terminologiesystemen en ontologieën;

d)

zij overwegen de noodzaak van een duurzaam referentiesysteem voor begrippen (een ontologie) als basis voor het opstellen van meertalige lexica die rekening houden met de verschillen tussen het taalgebruik van gezondheidswerkers en leken en traditionele coderingsmethoden;

e)

zij bieden ondersteuning voor de op brede schaal beschikbare methodologieën en instrumenten met het oog op de opneming van de semantische inhoud in praktische toepassingen en ontwikkelen menselijk potentieel en vaardigheden op dit gebied;

f)

zij tonen de voordelen en/of tekortkomingen aan van de huidige en toekomstige systemen door middel van wetenschappelijk verantwoorde evaluaties.

Certificatie van systemen voor elektronische medische dossiers

9.   Er is behoefte aan wederzijds te erkennen procedures voor conformiteitsbeoordeling die overal in de Gemeenschap geldig zijn, of kunnen dienen als basis voor het certificatiemechanisme dat een lidstaat toepast. De lidstaten nemen daarom de volgende maatregelen:

a)

zij passen de bestaande normen en profielen voor e-gezondheidszorg die met de interoperabiliteit van systemen voor elektronische medische dossiers betrekking hebben correct toe, teneinde het vertrouwen van de gebruikers in die normen te versterken;

b)

zij stellen een gemeenschappelijk of wederzijds erkend mechanisme voor conformiteitsbeproeving en certificatie van interoperabele systemen voor elektronische medische dossiers en andere e-gezondheidszorgtoepassingen in, zoals technieken en methoden die door diverse industriële consortia worden aangeboden;

c)

zij beschouwen de activiteiten van de bedrijfstak op het gebied van zelfcertificatie en conformiteitsbeproeving als een mechanisme om interoperabele oplossingen voor e-gezondheidszorg sneller op de markt te kunnen brengen;

d)

zij houden rekening met de nationale en internationale (ook niet-Europese) praktijk.

Bescherming van persoonsgegevens

10.   De lidstaten moeten erop toezien dat het grondrecht op de bescherming van persoonsgegevens in interoperabele systemen voor e-gezondheidszorg volledig en effectief wordt geëerbiedigd, met name in systemen voor elektronische medische dossiers, overeenkomstig de communautaire bepalingen inzake de bescherming van persoonsgegevens, in het bijzonder de Richtlijnen 95/46/EG en 2002/58/EG.

11.   Richtlijn 95/46/EG is van toepassing op persoonsgegevens die overeenkomstig deze aanbeveling worden verwerkt. De verwerking van persoonsgegevens in elektronische medische dossiers en de systemen daarvoor is bijzonder gevoelig en valt derhalve onder de speciale gegevensbeschermingsbepalingen voor de verwerking van gevoelige gegevens. Artikel 8 van Richtlijn 95/46/EG verbiedt in principe de verwerking van gevoelige gegevens die de gezondheid betreffen. In de richtlijn is een aantal beperkte ontheffingen van dit verbod opgenomen, met name indien de verwerking nodig is voor gespecificeerde doeleinden in verband met medische zorg.

12.   De lidstaten moeten zich ervan bewust zijn dat interoperabele systemen voor elektronische medische dossiers het risico vergroten dat persoonsgegevens inzake de gezondheid per ongeluk worden bekendgemaakt of eenvoudig kunnen worden verspreid naar onbevoegden, doordat op ruimere schaal toegang wordt geboden tot een bundeling van persoonsgegevens inzake gezondheid die uit verschillende bronnen afkomstig zijn, en dit gedurende de gehele levensduur.

13.   De lidstaten dienen de richtsnoeren inzake systemen voor elektronische medische dossiers te volgen die zijn opgesteld door de bij artikel 29 van Richtlijn 95/46/EG ingestelde groep (9).

14.   De lidstaten moeten een alomvattend juridisch kader voor interoperabele systemen voor elektronische medische dossiers opzetten. In dat kader moet de gevoelige aard van persoonsgegevens betreffende de gezondheid worden erkend en in acht genomen en moet worden voorzien in specifieke, geschikte waarborgen voor de eerbiediging van het grondrecht op bescherming van de persoonsgegevens van de betrokkene.

Dit juridische kader moet met name aan de volgende eisen voldoen:

a)

er moet een analyse worden verricht van de organisatorische alternatieven voor de opslag van persoonsgegevens betreffende de gezondheid, waarbij hun verschillende effecten op de bescherming van persoonsgegevens worden onderzocht; er moeten organisatorische structuren voor systemen voor elektronische medische dossiers worden opgezet die rekening houden met de specifieke risico’s voor de rechten en vrijheden van de betrokkenen en het meest in overeenstemming zijn met de nationale, regionale en lokale specificaties en praktijken;

b)

het zelfbeschikkingsrecht van de patiënt moet worden gewaarborgd door deze zelfstandig en vrijelijk te laten beslissen, ondersteund door gebruikersvriendelijke technologie, over de vraag welke persoonsgegevens betreffende zijn/haar gezondheid in zijn/haar elektronische medisch dossier worden opgeslagen en aan wie die gegevens mogen worden verstrekt, tenzij het nationale recht uitdrukkelijk anders bepaalt. Die beslissing doet geen afbreuk aan de mogelijkheid voor de betrokken zorginstelling of arts om de gegevens voor behandelingsdoeleinden op te slaan;

c)

het juridische kader moet bepalen dat systemen voor elektronische medische dossiers zodanig dienen te worden ontworpen en gekozen dat geen of zo weinig mogelijk persoonsgegevens worden verzameld, verwerkt en gebruikt. In het bijzonder dient gebruik te worden gemaakt van de mogelijkheden om persoonsgegevens te pseudonimiseren of te anonimiseren, voor zover dit mogelijk is en de daartoe vereiste inspanningen in verhouding staan tot het gewenste beschermingsniveau;

d)

de risico’s op het gebied van informatiebeveiliging en de gevolgen voor de bescherming van persoonsgegevens moeten worden beoordeeld vóór een systeem voor elektronische medische dossiers in gebruik wordt genomen, zulks in verband met de specifieke risico’s voor de rechten en vrijheden van de betrokkenen;

e)

er moet duidelijkheid bestaan over de vraag in welke mate bepaalde categorieën persoonsgegevens betreffende de gezondheid in elektronische vorm of online beschikbaar moeten worden gesteld. Met name kan het zijn dat bepaalde categorieën persoonsgegevens betreffende de gezondheid, zoals genetische of psychiatrische gegevens, van online verwerking geheel moeten worden uitgesloten, of in ieder geval aan bijzonder strikte toegangscontrole moeten worden onderworpen;

f)

het juridische kader dient voor te schrijven dat de verwerking van persoonsgegevens in elektronische medische dossiers en systemen daarvoor uitsluitend mag worden verricht door gezondheidswerkers die, op grond van het nationale recht of op grond van voorschriften die door nationale bevoegde instanties zijn vastgesteld, onderworpen zijn aan het beroepsgeheim, of door andere personen die aan een gelijkwaardige geheimhoudingsplicht onderworpen zijn; het kader dient betrouwbare identificatie van patiënten en gezondheidswerkers toe te laten;

g)

er moet worden vastgesteld onder welke voorwaarden en voor welke vooraf bepaalde medische doeleinden gezondheidsgegevens die in systemen voor elektronische medische dossiers zijn opgenomen wettig kunnen worden geraadpleegd en verwerkt door andere personen dan degene op wie de gegevens betrekking hebben; ook moet worden vastgesteld welke beveiligingsmaatregelen bij de verwerking van gezondheidsgegevens in acht moeten worden genomen; deze eisen moeten worden gespecificeerd in de vorm van beleid dat praktisch kan worden toegepast, technisch geïmplementeerd en gehandhaafd, onder meer door de nationale gegevensbeschermingsautoriteiten;

h)

er moet worden gewaarborgd dat patiënten volledig worden geïnformeerd over de gegevens die over hen worden opgeslagen en de structuur van het elektronische medische dossier waarin die gegevens worden opgenomen. Patiënten moeten tot hun persoonlijke gezondheidsgegevens ook op alternatieve (conventionele) wijze toegang kunnen krijgen. Het is in dit verband van belang ervoor te zorgen dat bij de informatieverstrekking aan de betrokkenen gebruik wordt gemaakt van gemakkelijk te begrijpen taal en opmaak en dat personen met speciale behoeften (zoals kinderen en ouderen) op passende wijze worden geïnformeerd;

i)

er dient te worden voorzien in speciale maatregelen om te voorkomen dat patiënten op illegale wijze worden aangezet tot het vrijgeven van hun persoonsgegevens die in systemen voor elektronische medische dossiers zijn opgenomen;

j)

er moet worden gewaarborgd dat de verwerking — en met name de opslag — van persoonsgegevens in systemen voor elektronische medische dossiers plaatsvindt in rechtsgebieden waar Richtlijn 95/45/EG of een gelijkwaardig niveau van bescherming van persoonsgegevens van toepassing is;

k)

er moeten gedetailleerde auditmaatregelen worden vastgesteld om naleving van de gegevensbeschermingsvoorschriften te waarborgen, zoals betrouwbare systemen voor elektronische identificatie en authenticatie, registratie van de raadpleging van gegevens, documentatie van alle verwerkingshandelingen, de periode gedurende welke de auditinformatie moet worden bewaard, effectieve systemen voor back-up en herstel; de toepassing van deze vereisten of oplossingen moet verplicht worden gesteld overeenkomstig de beste praktijken voor informatiebehandeling;

l)

de vertrouwelijkheid van de systemen voor elektronische medische dossiers moet worden gegarandeerd en geschikte technische en organisatorische maatregelen moeten worden genomen, inclusief voorschriften voor het opsporen van incidenten en beheersprocessen, in geval van inbreuken op de beveiliging of de identificatiemechanismen die leiden tot vernietiging, hetzij per ongeluk, hetzij onrechtmatig, tot verlies, wijziging of niet-toegelaten openbaarmaking van of toegang tot persoonsgegevens die zijn doorgegeven, opgeslagen of anderszins verwerkt in systemen voor elektronische medische dossiers. Incidenten en inbreuken moeten onverwijld op effectieve wijze worden vastgesteld en maatregelen of oplossingen moeten worden uitgevoerd om dergelijke incidenten te beheersen, zoals het informeren en inschakelen van de betrokken personen, de nationale toezichthoudende autoriteiten voor gegevensbescherming en andere belanghebbenden.

15.   De lidstaten moeten bovendien:

a)

de inzet van producten, processen en diensten ter verhoging van de veiligheid stimuleren, teneinde identiteitsdiefstal en andere inbreuken op de persoonlijke levenssfeer te voorkomen en bestrijden;

b)

ervoor zorgen dat systemen voor elektronische medische dossiers voorzien worden van waarborgen voor gegevensbescherming, onder meer door bij het ontwerp en de implementatie ervan zo veel mogelijk gebruik te maken van technologieën ter bevordering van de persoonlijke levenssfeer.

Monitoring en evaluatie

16.   In verband met de monitoring en de evaluatie van de grensoverschrijdende interoperabiliteit van systemen voor elektronische medische dossiers nemen de lidstaten de volgende maatregelen:

a)

zij overwegen de mogelijkheden voor het opzetten van een waarnemingscentrum voor de interoperabiliteit van systemen voor elektronische medische dossiers in de Gemeenschap, dat tot taak heeft de vorderingen op het gebied van de technische en semantische interoperabiliteit te monitoren, te testen en te beoordelen, zodat de systemen voor elektronische medische dossiers met succes kunnen worden geïmplementeerd;

b)

zij ondernemen bepaalde activiteiten op het gebied van beoordeling, zoals het vaststellen van de kwantitatieve en kwalitatieve criteria voor het meten van de uiteindelijke voordelen en risico’s (met inbegrip van economische voordelen en kosteneffectiviteit) van systemen voor elektronische medische dossiers en het beoordelen van de voordelen en risico’s van de systemen en diensten die zijn ontwikkeld in het kader van praktische demonstraties als de grootschalige proefprojecten (proefprojecten van categorie A) die opgenomen zijn in het Programma ter ondersteuning van het ICT-beleid (onderdeel van het kaderprogramma voor concurrentievermogen en innovatie).

Opleiding en bewustmaking

17.   Op het gebied van onderwijs en bewustmaking nemen de lidstaten de volgende maatregelen:

a)

zij bevorderen de bekendheid met de voordelen en de noodzaak van normen bij de ontwikkeling van systemen voor elektronische medische dossiers en de interoperabiliteit daarvan bij producenten en verkopers van informatie- en communicatietechnologieën, zorgaanbieders, zorginstellingen, verzekeraars en andere belanghebbenden;

b)

zij beoordelen de vereisten met betrekking tot onderwijs en opleiding voor beleidsmakers op het gebied van gezondheid en gezondheidswerkers;

c)

zij schenken bijzondere aandacht aan onderwijs en opleiding en verspreiding van goede praktijken voor de elektronische registratie, opslag en verwerking van klinische gegevens en voor het verkrijgen van de op informatie berustende toestemming van de patiënt en het legaal delen van persoonsgegevens van de patiënt;

d)

zij bieden aan alle betrokken personen, met name patiënten, voorlichting en informatie, om de bekendheid met het systeem te vergroten. Een dergelijke benadering zorgt voor een doelmatiger gebruik van gezondheidsinformatie wanneer patiënten diverse soorten zorg ontvangen van verschillende zorgaanbieders en, waar dat mogelijk is, zorg en gegevens daarover in hun eigen woning ontvangen.

18.   De lidstaten wordt verzocht jaarlijks aan de Commissie verslag uit te brengen over de maatregelen die zij hebben getroffen in verband met de implementatie van grensoverschrijdende interoperabiliteit van systemen voor elektronische medische dossiers. Het eerste verslag dient door de lidstaten worden ingediend één jaar na de publicatie van deze aanbeveling.

19.   Deze aanbeveling is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 2 juli 2008.

Voor de Commissie

Viviane REDING

Lid van de Commissie


(1)  COM(2004) 356 definitief.

(2)  COM(2007) 860 definitief.

(3)  2006/2275 (INI).

(4)  PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31. Richtlijn gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1882/2003 (PB L 284 van 31.10.2003, blz. 1).

(5)  PB L 201 van 31.7.2002, blz. 37. Richtlijn gewijzigd bij Richtlijn 2006/24/EG (PB L 105 van 13.4.2006, blz. 54).

(6)  COM(2007) 228 definitief.

(7)  PB L 255 van 30.9.2005, blz. 22. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1430/2007 van de Commissie (PB L 320 van 6.12.2007, blz. 3).

(8)  PB L 311 van 28.11.2001, blz 67. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2008/29/EG (PB L 81 van 20.3.2008, blz. 51).

(9)  Zie werkdocument 131 van 15 februari 2007 inzake de verwerking van persoonsgegevens betreffende gezondheid in elektronische medische dossiers.


Rectificaties

18.7.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 190/44


Rectificatie van Verordening (EG) nr. 677/2008 van de Commissie van 16 juli 2008 inzake de afgifte van invoercertificaten voor de aanvragen die tijdens de eerste zeven dagen van de maand juli 2008 in het kader van de bij Verordening (EG) nr. 616/2007 geopende tariefcontingenten zijn ingediend voor vlees van pluimvee

( Publicatieblad van de Europese Unie L 189 van 17 juli 2008 )

Op de omslag, op bladzijde 21 in de titel, in de overwegingen 2 en 3:

in plaats van:

„zweven”,

te lezen:

„zeven”.

Bladzijde 22, bijlage, voor het „nummer van de groep 8”:

in plaats van:

Nummer van de groep

Volgnr.

Toewijzingscoëfficiënt voor de invoercertificaataanvragen die zijn ingediend voor de deelperiode van 1.10.2008-31.12.2008

(in %)

Niet aangevraagde hoeveelheden die moeten worden toegevoegd aan de deelperiode van 1.1.2009-31.3.2009

(in kg)

„8

09.4218

 (1)

6 807 600”

te lezen:

Nummer van de groep

Volgnr.

Toewijzingscoëfficiënt voor de invoercertificaataanvragen die zijn ingediend voor de deelperiode van 1.10.2008-31.12.2008

(in %)

Niet aangevraagde hoeveelheden die moeten worden toegevoegd aan de deelperiode van 1.1.2009-31.3.2009

(in kg)

„8

09.4218

 (4)

6 807 600”


(1)  Niet van toepassing: de Commissie heeft geen enkele certificaataanvraag ontvangen.

(2)  Niet van toepassing: de aanvragen hebben betrekking op een hoeveelheid die kleiner is dan de beschikbare hoeveelheid.

(3)  Niet van toepassing: de Commissie heeft geen enkele certificaataanvraag ontvangen.

(4)  Niet van toepassing: de aanvragen hebben betrekking op een hoeveelheid die kleiner is dan de beschikbare hoeveelheid.