ISSN 1725-2598

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 157

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

51e jaargang
17 juni 2008


Inhoud

 

I   Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie verplicht is

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Verordening (EG) nr. 538/2008 van de Raad van 29 mei 2008 houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 1386/2007 tot vaststelling van instandhoudings- en handhavingsmaatregelen in het gereglementeerde gebied van de Visserijorganisatie voor het noordwestelijk deel van de Atlantische Oceaan

1

 

 

Verordening (EG) nr. 539/2008 van de Commissie van 16 juni 2008 tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

13

 

*

Verordening (EG) nr. 540/2008 van de Commissie van 16 juni 2008 tot wijziging van bijlage II bij Verordening (EG) nr. 336/2006 van het Europees Parlement en de Raad inzake de implementatie van de Internationale Veiligheidsmanagementcode in de Gemeenschap wat de modelformulieren betreft

15

 

*

Verordening (EG) nr. 541/2008 van de Commissie van 16 juni 2008 houdende aanpassing van sommige vangstquota voor 2008 op grond van Verordening (EG) nr. 847/96 van de Raad tot invoering van aanvullende voorwaarden voor het meerjarenbeheer van de TAC's en quota

23

 

*

Verordening (EG) nr. 542/2008 van de Commissie van 16 juni 2008 tot wijziging van de bijlagen I en II bij Verordening (EEG) nr. 2377/90 van de Raad houdende een communautaire procedure tot vaststelling van maximumwaarden voor residuen van geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik in levensmiddelen van dierlijke oorsprong, wat betreft cyfluthrine en uit rode kidneybonen (Phaseolus vulgaris) geëxtraheerde lectine ( 1 )

43

 

*

Verordening (EG) nr. 543/2008 van de Commissie van 16 juni 2008 houdende uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad wat betreft de handelsnormen voor vlees van pluimvee

46

 

*

Verordening (EG) nr. 544/2008 van de Commissie van 13 juni 2008 tot vaststelling van een verbod op de visserij op Groenlandse heilbot/zwarte heilbot in EG-wateren van IIa en IV; EG-wateren en internationale wateren van VI door vaartuigen die de vlag van Spanje voeren

88

 

 

Verordening (EG) nr. 545/2008 van de Commissie van 16 juni 2008 tot wijziging van de bij Verordening (EG) nr. 1109/2007 voor het verkoopseizoen 2007/2008 vastgestelde representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor bepaalde producten van de sector suiker

90

 

 

Verordening (EG) nr. 546/2008 van de Commissie van 16 juni 2008 inzake de afgifte van invoercertificaten voor de aanvragen die tijdens de eerste zeven dagen van juni 2008 in het kader van het bij Verordening (EG) nr. 1399/2007 geopende tariefcontingent zijn ingediend voor bepaalde vleesproducten van oorsprong uit Zwitserland

92

 

 

Verordening (EG) nr. 547/2008 van de Commissie van 16 juni 2008 inzake de afgifte van invoercertificaten voor de aanvragen die tijdens de eerste zeven dagen van juni 2008 in het kader van het bij Verordening (EG) nr. 1382/2007 geopende tariefcontingent zijn ingediend voor varkensvlees

93

 

 

Verordening (EG) nr. 548/2008 van de Commissie van 16 juni 2008 inzake de afgifte van invoercertificaten voor de aanvragen die tijdens de eerste zeven dagen van juni 2008 zijn ingediend in het kader van de bij Verordening (EG) nr. 812/2007 geopende tariefcontingenten voor varkensvlees

94

 

 

Verordening (EG) nr. 549/2008 van de Commissie van 16 juni 2008 inzake de afgifte van invoercertificaten voor de aanvragen die tijdens de eerste zeven dagen van juni 2008 in het kader van het bij Verordening (EG) nr. 979/2007 geopende tariefcontingent zijn ingediend voor varkensvlees

95

 

 

Verordening (EG) nr. 550/2008 van de Commissie van 16 juni 2008 inzake de afgifte van invoercertificaten voor de aanvragen die tijdens de eerste zeven dagen van juni 2008 zijn ingediend in het kader van de bij Verordening (EG) nr. 806/2007 geopende tariefcontingenten voor varkensvlees

96

 

 

II   Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie niet verplicht is

 

 

BESLUITEN/BESCHIKKINGEN

 

 

Commissie

 

 

2008/448/EG

 

*

Beschikking van de Commissie van 23 mei 2008 betreffende door Denemarken aangemelde nationale bepalingen inzake de toevoeging van nitriet aan bepaalde vleesproducten (Kennisgeving geschied onder nummer C(2008) 2168)

98

 

 

2008/449/EG

 

*

Beschikking van de Commissie van 10 juni 2008 tot wijziging van Beschikking 2008/155/EG wat betreft bepaalde embryoteams en embryoproductieteams in Australië, Canada en de Verenigde Staten (Kennisgeving geschied onder nummer C(2008) 2466)  ( 1 )

108

 

 

III   Besluiten op grond van het EU-Verdrag

 

 

BESLUITEN OP GROND VAN TITEL V VAN HET EU-VERDRAG

 

*

Gemeenschappelijk Optreden 2008/450/GBVB van de Raad van 16 juni 2008 met betrekking tot een verdere bijdrage van de Europese Unie tot het proces voor een regeling van het conflict in Georgië/Zuid-Ossetië

110

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


I Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie verplicht is

VERORDENINGEN

17.6.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 157/1


VERORDENING (EG) Nr. 538/2008 VAN DE RAAD

van 29 mei 2008

houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 1386/2007 tot vaststelling van instandhoudings- en handhavingsmaatregelen in het gereglementeerde gebied van de Visserijorganisatie voor het noordwestelijk deel van de Atlantische Oceaan

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1386/2007 van 22 oktober 2007 tot vaststelling van instandhoudings- en handhavingsmaatregelen in het gereglementeerde gebied van de Visserijorganisatie voor het noordwestelijk deel van de Atlantische Oceaan (1), en met name op artikel 70,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 1386/2007 worden bepaalde instandhoudings- en handhavingsmaatregelen van de Visserijorganisatie voor het noordwestelijke deel van de Atlantische Oceaan (hierna „NAFO” genoemd) ten uitvoer gelegd.

(2)

Tijdens haar negenentwintigste jaarlijkse vergadering in september 2007 heeft de NAFO een aantal wijzigingen in de instandhoudings- en handhavingsmaatregelen van de NAFO aangenomen. Deze wijzigingen hebben betrekking op de bepalingen inzake maaswijdte, overladingen, gesloten gebieden ter bescherming van koralen, vangstaangiften, de definitie van ernstige inbreuken, productcodes, het formulier voor de haveninspectie en technische voorschriften voor loodsladders.

(3)

Voorts zijn in Verordening (EG) nr. 1386/2007 een aantal vergissingen aangetroffen die moeten worden verbeterd: het betreft een aantal onjuiste verwijzingen en bepaalde omissies in punt 3 in bijlage VII.

(4)

Verordening (EG) nr. 1386/2007 dient derhalve dienovereenkomstig te worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EG) nr. 1386/2007 wordt als volgt gewijzigd:

1.

In artikel 3 wordt het volgende punt 20 toegevoegd:

„20.

„overlading”: de overbrenging, van een vaartuig naar een ander vaartuig, van een hoeveelheid aan boord gehouden vis of visserijproducten.”.

2.

In artikel 7 wordt het volgende lid 4 toegevoegd:

„4.   Vaartuigen waarmee met pelagische trawls op roodbaars in sector 3O wordt gevist, gebruiken netten met een minimummaaswijdte van 90 mm.”.

3.

Artikel 12 wordt vervangen door:

„Artikel 12

Voor de visserij beperkte gebieden

1.   Het is verboden met bodemvistuig te vissen in de volgende gebieden:

Gebied

Coördinaat 1

Coördinaat 2

Coördinaat 3

Coördinaat 4

Orphan Knoll

50.00.30 NB

45.00.30 WL

51.00.30 NB

45.00.30 WL

51.00.30 NB

47.00.30 WL

50.00.30 NB

45.00.30 WL

Corner Seamounts

35.00.00 NB

48.00.00 WL

36.00.00 NB

48.00.00 WL

36.00.00 NB

52.00.00 WL

35.00.00 NB

52.00.00 WL

Newfoundland Seamounts

43.29.00 NB

43.20.00 WL

44.00.00 NB

43.20.00 WL

44.00.00 NB

46.40.00 WL

43.29.00 NB

46.40.00 WL

New England Seamounts

35.00.00 NB

57.00.00 WL

39.00.00 NB

57.00.00 WL

39.00.00 NB

64.00.00 WL

35.00.00 NB

64.00.00 WL

2.   In NAFO-sector 3O is het volgende gebied gesloten voor alle visserijactiviteiten waarbij vistuig de bodem raakt. Het gesloten gebied valt binnen de volgende onderling verbonden coördinaten: (in volgorde van nummering en terug tot coördinaat 1)

Punt nr.

Breedtegraad

Lengtegraad

1

42°53′00″NB

51°00′00″WL

2

42°52′04″NB

51°31′44″WL

3

43°24′13″NB

51°58′12″WL

4

43°24′20″NB

51°58′18″WL

5

43°39′38″NB

52°13′10″WL

6

43°40′59″NB

52°27′52″WL

7

43°56′19″NB

52°39′48″WL

8

44°04′53″NB

52°58′12″WL

9

44°18′38″NB

53°06′00″WL

10

44°18′36″NB

53°24′07″WL

11

44°49′59″NB

54°30′00″WL

12

44°29′55″NB

54°30′00″WL

13

43°26′59″NB

52°55′59″WL

14

42°48′00″NB

51°41′06″WL

15

42°33′02″NB

51°00′00″WL”

4.

In artikel 19 wordt punt 5 vervangen door:

„5.   De lidstaten certificeren om de twee jaar de juistheid van de capaciteitsplannen voor alle vaartuigen die op grond van artikel 14 mogen vissen. De kapitein zorgt ervoor dat een afschrift van dat certificeringsbewijs aan boord is en op verzoek aan een inspecteur kan worden getoond.”.

5.

In artikel 21, lid 2, wordt het volgende punt f) toegevoegd:

„f)

vangst vóór het binnenvaren en verlaten van sector 3L. Deze aangiften worden opgesteld door vaartuigen die in sector 3L op garnaal vissen en worden een uur vóór het overschrijden van de grens van die sector toegezonden. De aangifte bevat de sinds de voorgaande aangifte aan boord genomen vangsten, per sector en per soort (drielettercode) in kg, afgerond op de dichtstbijzijnde 100 kg.”.

6.

In artikel 30 wordt lid 5 vervangen door:

„5.   De kapitein van het vaartuig ontvangt op eigen verzoek een afschrift van het in artikel 28, lid 1, bedoelde verslag van de waarnemer.”.

7.

In artikel 32 wordt lid 1 vervangen door:

„1.   De bevoegde autoriteiten van de lidstaten evalueren de inhoud en de conclusies van het overeenkomstig artikel 28 door de waarnemer bij hen ingediende verslag.”.

8.

Artikel 47 wordt als volgt gewijzigd:

a)

punt b) wordt vervangen door:

„b)

verschaft een loodsladder waarvan de constructie en het gebruik in overeenstemming zijn met de instandhoudings- en handhavingsmaatregelen van de NAFO.”;

b)

het volgende punt b bis) wordt ingevoegd:

„b bis)

garandeert, wanneer een loodslift wordt verschaft, dat de aanvullende uitrusting van een door de nationale administratie goedgekeurd type is. De lift moet zo ontworpen en geconstrueerd zijn dat de inspecteur op veilige wijze aan en van boord kan gaan en op veilige wijze van de loodslift naar het dek en omgekeerd kan gaan. Een loodsladder die in overeenstemming is met het bepaalde onder b), wordt naast de loodslift aan dek gehouden en moet onmiddellijk kunnen worden gebruikt.”.

9.

Bijlage II wordt vervangen door de tekst in bijlage I bij de onderhavige verordening.

10.

Bijlage VII wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage II bij de onderhavige verordening.

11.

Bijlage XII wordt vervangen door de tekst in bijlage III bij de onderhavige verordening.

12.

Bijlage XIII wordt geschrapt.

13.

Bijlage XIV(b) wordt vervangen door de tekst in bijlage IV bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de zevende dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 29 mei 2008.

Voor de Raad

De voorzitter

A. VIZJAK


(1)  PB L 318 van 5.12.2007, blz. 1.


BIJLAGE I

„BIJLAGE II

Hieronder volgt een lijst met de bestanden die overeenkomstig artikel 22 moeten worden gerapporteerd.

ANG/N3NO

Lophius americanus

Amerikaanse zeeduivel

CAA/N3LMN

Anarhichas lupus

Zeewolf

CAP/N3LM

Mallotus villosus

Lodde

CAT/N3LMN

Anarhichas spp.

Zeewolf (n.e.g.)

HAD/N3LNO

Melanogrammus aeglefinus

Schelvis

HAL/N23KL

Hippoglossus hippoglossus

Heilbot

HAL/N3M

Hippoglossus hippoglossus

Heilbot

HAL/N3NO

Hippoglossus hippoglossus

Heilbot

HER/N3L

Clupea harengus

Haring

HKR/N2J3KL

Urophycis chuss

Atlantische gaffelkabeljauw

HKR/N3MNO

Urophycis chuss

Atlantische gaffelkabeljauw

HKS/N3LMNO

Merlucius bilinearis

Noordwest-Atlantische heek

RNG/N23

Coryphaenoides rupestris

Grenadiersvis

HKW/N2J3KL

Urophycis tenuis

Witte heek

POK/N3O

Pollachius virens

Zwarte koolvis

PRA/N3M

Pandalus borealis

Noordse garnaal

RHG/N23

Macrourus berglax

Noordelijke grenadiervis

SKA/N2J3K

Raja spp.

Roggen

SKA/N3M

Raja spp.

Roggen

SQI/N56

Illex illecebrosus

Kortvinnige pijlinktvis

VFF/N3LMN

Vissen, ongesorteerd, niet-geïdentificeerd

WIT/N3M

Glyptocephalus cynoglossus

Witje

YEL/N3M

Limanda ferruginea

Geelstaartschar”


BIJLAGE II

In bijlage VII bij Verordening (EG) nr. 1386/2007 wordt punt 3 vervangen door:

„3.   Vangstaangifte

Gegeven

Veldcode

Verplicht/Facultatief

Opmerkingen

Begin record

SR

V

Systeemgegeven; geeft het begin van de record aan

Adres

AD

V

Gegeven betreffende mededeling; bestemming, „XNW” voor NAFO

Afzender

FR

V

Naam van de partij die de mededeling doet

Volgnummer

SQ

V

Gegeven betreffende mededeling; volgnummer mededeling in het lopende jaar

Type mededeling

TM

V

Gegeven betreffende mededeling; type mededeling, „CAT” als vangstaangifte

Radioroepnaam

RC

V

Vaartuigregistratiegegeven; internationale radioroepnaam van het vaartuig

Nummer reis

TN

F

Activiteitsgegeven; volgnummer visreis in het lopende jaar

Naam van het vaartuig

NA

F

Vaartuigregistratiegegeven; naam van het vaartuig

Verdragsluitende partij

Intern referentienummer

IR

F

Vaartuigregistratiegegeven; uniek volgnummer verdragsluitende partij als ISO-3-code van de vlaggenstaat, gevolgd door een nummer

Extern registratienummer

XR

F

Vaartuigregistratiegegeven; boegnummer van het vaartuig

Betrokken gebied

RA

V

NAFO-sector die het vaartuig is binnengegaan

Breedtegraad

LA

V (1)

Activiteitsgegeven; positie op het moment van de mededeling

Lengtegraad

LO

V (1)

Activiteitsgegeven; positie op het moment van de mededeling

Vangsten

CA

 

Activiteitsgegeven; cumulatieve vangsten per aan boord gehouden soort, hetzij sinds het begin van de visserijactiviteit in het G.G., hetzij sinds de laatste vangstaangifte, in voorkomend geval in paren

Soorten

V

FAO-soortencode

Levend gewicht

V

Levend gewicht in kilogram, afgerond op de dichtstbijzijnde 100 kg

Aantal visdagen

DF

V

Activiteitsgegeven; aantal dagen dat in het gereglementeerde NAFO-gebied is gevist sinds het begin van de visserijactiviteit of de laatste vangstaangifte

Datum

DA

V

Gegeven betreffende mededeling; datum van de mededeling

Tijdstip

TI

V

Gegeven betreffende mededeling; tijdstip van de mededeling

Einde record

ER

V

Systeemgegeven; geeft het einde van de record aan


(1)  Facultatief als het vaartuig is voorzien van een satellietvolgsysteem.”.


BIJLAGE III

„BIJLAGE XII

Haveninspectieverslag

Image

Image

Image

Image

Image

Image


BIJLAGE IV

„BIJLAGE XIV(b)

Codes voor de aanbiedingsvorm

Code

Aanbiedingsvorm

A

Gehele staat — bevroren

B

Gehele staat — bevroren (gekookt)

C

Ontdaan van ingewanden, met kop — bevroren

D

Ontdaan van kop en ingewanden — bevroren

E

Ontdaan van kop en ingewanden — schoongemaakt — bevroren

F

Filets (onthuid) — met graten — bevroren

G

Filets (onthuid) — zonder graten — bevroren

H

Filets (met huid) — met graten — bevroren

I

Filets (met huid) — zonder graten — bevroren

J

Gezouten

K

In azijn

L

Conserven

M

In olie

N

Meel van gehele vis

O

Meel van afvallen

P

Overige (specificeren)”


17.6.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 157/13


VERORDENING (EG) Nr. 539/2008 VAN DE COMMISSIE

van 16 juni 2008

tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1580/2007 van de Commissie van 21 december 2007 tot vaststelling van bepalingen voor de uitvoering van de Verordeningen (EG) nr. 2200/96, (EG) nr. 2201/96 en (EG) nr. 1182/2007 van de Raad in de sector groenten en fruit (1), en met name op artikel 138, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In Verordening (EG) nr. 1580/2007 zijn op grond van de multilaterale handelsbesprekingen in het kader van de Uruguayronde de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in de bijlage bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt.

(2)

Op grond van de bovenvermelde criteria moeten de forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld op de in de bijlage bij deze verordening vermelde niveaus,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 138 van Verordening (EG) nr. 1580/2007 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld zoals aangegeven in de tabel in de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 17 juni 2008.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 16 juni 2008.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 350 van 31.12.2007, blz. 1.


BIJLAGE

bij de verordening van de Commissie van 16 juni 2008 tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

MA

44,6

MK

36,7

TR

59,3

ZZ

46,9

0707 00 05

JO

151,2

TR

119,3

ZZ

135,3

0709 90 70

TR

103,9

ZZ

103,9

0805 50 10

AR

123,7

EG

150,8

US

132,6

ZA

121,6

ZZ

132,2

0808 10 80

AR

101,4

BR

84,3

CL

92,5

CN

92,5

MK

63,0

NZ

111,5

US

104,5

UY

84,0

ZA

82,9

ZZ

90,7

0809 10 00

IL

124,0

TR

230,0

ZZ

177,0

0809 20 95

TR

401,5

US

429,2

ZZ

415,4

0809 30 10, 0809 30 90

EG

182,1

US

239,8

ZZ

211,0

0809 40 05

IL

190,0

TR

223,9

ZZ

207,0


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „andere oorsprong”.


17.6.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 157/15


VERORDENING (EG) Nr. 540/2008 VAN DE COMMISSIE

van 16 juni 2008

tot wijziging van bijlage II bij Verordening (EG) nr. 336/2006 van het Europees Parlement en de Raad inzake de implementatie van de Internationale Veiligheidsmanagementcode in de Gemeenschap wat de modelformulieren betreft

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 336/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 15 februari 2006 inzake de implementatie van de Internationale Veiligheidsmanagementcode in de Gemeenschap en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 3051/95 van de Raad (1), en met name op artikel 11, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Internationale Veiligheidsmanagementcode, hierna „ISM-code” genoemd, is door de Internationale Maritieme Organisatie (IMO) gewijzigd bij Resolutie 179(79) van de Maritieme Veiligheidscommissie, welke op 10 december 2004 is aangenomen. Krachtens deze resolutie is het model van het conformiteitsdocument en van het veiligheidsmanagementcertificaat met ingang van 1 juli 2006 gewijzigd.

(2)

In artikel 2, punt 1, van Verordening (EG) nr. 336/2006 wordt de ISM-code omschreven als de code die als bijlage I aan genoemde verordening is gehecht, in bijgewerkte versie.

(3)

Omwille van de duidelijkheid en leesbaarheid dienen de desbetreffende formulieren in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 336/2006 ook te worden bijgewerkt.

(4)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité maritieme veiligheid en voorkoming van verontreiniging door schepen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Deel B, punt 5, van bijlage II bij Verordening (EG) nr. 336/2006 wordt vervangen door de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 16 juni 2008.

Voor de Commissie

Antonio TAJANI

Vicevoorzitter


(1)  PB L 64 van 4.3.2006, blz. 1.


BIJLAGE

„5.   Modellen van conformiteitsdocumenten en veiligheidsmanagementcertificaten

Voor slechts in één lidstaat varende schepen gebruiken de lidstaten de formulieren van de ISM-code of onderstaande formulieren van het conformiteitsdocument, het veiligheidsmanagementcertificaat, het voorlopige conformiteitsdocument en het voorlopige veiligheidsmanagementcertificaat.

In geval van een afwijking krachtens artikel 7, lid 1, en, indien van toepassing, lid 2, wordt een ander certificaat afgegeven waarop duidelijk vermeld staat dat een afwijking krachtens artikel 7, lid 1, en, indien van toepassing, lid 2, is toegestaan en staat aangegeven welke gebruiksbeperkingen van toepassing zijn.

CONFORMITEITSDOCUMENT

(Officieel zegel) (Staat)

Certificaat nr.

Afgegeven krachtens de bepalingen [van het INTERNATIONAAL VERDRAG VOOR DE BEVEILIGING VAN MENSENLEVENS OP ZEE, 1974, als gewijzigd en] (1) van Verordening (EG) nr. 336/2006 inzake de implementatie van de ISM-code in de Gemeenschap.

Op gezag van de regering van …

(naam van de staat)

door …

(gemachtigde persoon of organisatie)

Naam en adres van de maatschappij:

(zie punt 1.1.2 van deel A van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 336/2006)

HIERBIJ VERKLAAR IK dat het veiligheidsmanagementsysteem van de maatschappij aan een audit is onderworpen en dat het in overeenstemming is met de bepalingen van de Internationale Veiligheidsmanagementcode voor het veilige gebruik van schepen en voor verontreinigingspreventie (ISM-code) voor onderstaande typen vaartuigen (doorhalen wat niet van toepassing is):

 

Passagiersschip

 

Hogesnelheidspassagiersvaartuig

 

Hogesnelheidsvrachtvaartuig

 

Bulkcarrier

 

Olietanker

 

Chemicaliëntanker

 

Gastanker

 

Verplaatsbare offshorebooreenheid

 

Ander vrachtschip

 

Ro-ro-passagiersschip (ro-ro-veerboot)

Dit conformiteitsdocument is geldig tot …, behoudens periodieke verificatie.

Datum van voltooiing van de verificatie waarop dit certificaat is gebaseerd: …

(dd/mm/jjjj)

Afgegeven te …

(plaats van afgifte van het document)

Datum van afgifte: …

(handtekening van de naar behoren gemachtigde ambtenaar die het document heeft afgegeven)

(zegel of stempel van de met de afgifte belaste instantie, al naar gelang het geval)

Certificaat nr.

VERKLARING VAN JAARLIJKSE VERIFICATIE

HIERBIJ VERKLAAR IK dat bij de periodieke verificatie die is uitgevoerd overeenkomstig [hoofdstuk IX, voorschrift 6, lid 1, van het Verdrag en punt 13.4 van de ISM-code en] (2) artikel 6 van Verordening (EG) nr. 336/2006 inzake de implementatie van de ISM-code in de Gemeenschap, het veiligheidsmanagementsysteem in overeenstemming met de eisen van de ISM-code is bevonden.

1ste JAARLIJKSE VERIFICATIE

Getekend: …

(handtekening van de gemachtigde ambtenaar)

Plaats: …

Datum: …

2de JAARLIJKSE VERIFICATIE

Getekend: …

(handtekening van de gemachtigde ambtenaar)

Plaats: …

Datum: …

3de JAARLIJKSE VERIFICATIE

Getekend: …

(handtekening van de gemachtigde ambtenaar)

Plaats: …

Datum: …

4de JAARLIJKSE VERIFICATIE

Getekend: …

(handtekening van de gemachtigde ambtenaar)

Plaats: …

Datum: …

VEILIGHEIDSMANAGEMENTCERTIFICAAT

(Officieel zegel) (Staat)

Certificaat nr.

Afgegeven krachtens de bepalingen [van het INTERNATIONAAL VERDRAG VOOR DE BEVEILIGING VAN MENSENLEVENS OP ZEE, 1974, als gewijzigd en] (3) van Verordening (EG) nr. 336/2006 inzake de implementatie van de ISM-code in de Gemeenschap.

Op gezag van de regering van …

(naam van de staat)

door …

(gemachtigde persoon of organisatie)

Naam van het vaartuig: …

Kennummer of -letters: …

Haven van registratie: …

Type vaartuig (4): …

Brutotonnage: …

IMO-nummer: …

Naam en adres van de maatschappij: …

(zie punt 1.1.2 van deel A van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 336/2006)

HIERBIJ VERKLAAR IK dat het veiligheidsmanagementsysteem van het vaartuig aan een audit is onderworpen en dat het in overeenstemming is met de bepalingen van de Internationale Veiligheidsmanagementcode voor het veilige gebruik van schepen en voor verontreinigingspreventie (ISM-code), na te hebben geverifieerd dat het conformiteitsdocument van de maatschappij op dit type vaartuig van toepassing is.

Dit veiligheidsmanagementcertificaat is geldig tot …, behoudens periodieke verificatie en de geldigheid van het conformiteitsdocument.

Datum van voltooiing van de verificatie waarop dit certificaat is gebaseerd …

(dd/mm/jjjj)

Afgegeven te …

(plaats van afgifte van het document)

Datum van afgifte: …

(handtekening van de naar behoren gemachtigde ambtenaar die het certificaat heeft afgegeven)

(zegel of stempel van de met de afgifte belaste instantie, al naar gelang het geval)

Certificaat nr.

VERKLARING VAN TUSSENTIJDSE VERIFICATIE EN AANVULLENDE VERIFICATIE (INDIEN VEREIST)

HIERBIJ VERKLAAR IK dat bij de periodieke verificatie die is uitgevoerd overeenkomstig [hoofdstuk IX, voorschrift 6, lid 1, van het Verdrag en punt 13.8 van de ISM-code en] (5) artikel 6 van Verordening (EG) nr. 336/2006 inzake de implementatie van de ISM-code in de Gemeenschap, het veiligheidsmanagementsysteem in overeenstemming met de eisen van de ISM-code is bevonden.

TUSSENTIJDSE VERIFICATIE (te verrichten tussen de tweede en derde verjaringsdatum)

Getekend: …

(handtekening van de gemachtigde ambtenaar)

Plaats: …

Datum: …

AANVULLENDE VERIFICATIE (6)

Getekend: …

(handtekening van de gemachtigde ambtenaar)

Plaats: …

Datum:…

AANVULLENDE VERIFICATIE (6)

Getekend: …

(handtekening van de gemachtigde ambtenaar)

Plaats: …

Datum: …

AANVULLENDE VERIFICATIE (6)

Getekend: …

(handtekening van de gemachtigde ambtenaar)

Plaats: …

Datum: …

VOORLOPIG CONFORMITEITSDOCUMENT

(Officieel zegel) (Staat)

Certificaat nr.

Afgegeven krachtens de bepalingen [van het INTERNATIONAAL VERDRAG VOOR DE BEVEILIGING VAN MENSENLEVENS OP ZEE, 1974, als gewijzigd en] (7) van Verordening (EG) nr. 336/2006 inzake de implementatie van de ISM-code in de Gemeenschap.

Op gezag van de regering van …

(naam van de staat)

door …

(gemachtigde persoon of organisatie)

Naam en adres van de maatschappij:

(zie punt 1.1.2 van deel A van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 336/2006)

HIERBIJ VERKLAAR IK dat het veiligheidsmanagementsysteem van de maatschappij in overeenstemming is bevonden met de doelstellingen van punt 1.2.3 van deel A van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 336/2006 voor onderstaand(e) type(n) vaartuig(en) (doorhalen wat niet van toepassing is):

 

Passagiersschip

 

Hogesnelheidspassagiersvaartuig

 

Hogesnelheidsvrachtvaartuig

 

Bulkcarrier

 

Olietanker

 

Chemicaliëntanker

 

Gastanker

 

Verplaatsbare offshorebooreenheid

 

Ander vrachtschip

 

Ro-ro-passagiersschip (ro-ro-veerboot)

Dit voorlopige conformiteitsdocument is geldig tot …

Afgegeven te: …

(plaats van afgifte van het document)

Datum van afgifte: …

(handtekening van de naar behoren gemachtigde ambtenaar die het document heeft afgegeven)

(zegel of stempel van de met de afgifte belaste instantie, al naar gelang het geval)

VOORLOPIG VEILIGHEIDSMANAGEMENTCERTIFICAAT

(Officieel zegel) (Staat)

Certificaat nr.

Afgegeven krachtens de bepalingen [van het INTERNATIONAAL VERDRAG VOOR DE BEVEILIGING VAN MENSENLEVENS OP ZEE, 1974, als gewijzigd en] (8) van Verordening (EG) nr. 336/2006 inzake de implementatie van de ISM-code in de Gemeenschap.

Op gezag van de regering van …

(naam van de staat)

door …

(gemachtigde persoon of organisatie)

Naam van het vaartuig: …

Kennummer of -letters: …

Haven van registratie: …

Type vaartuig (9): …

Brutotonnage: …

IMO-nummer: …

Naam en adres van de maatschappij: …

(zie punt 1.1.2 van deel A van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 336/2006)

HIERBIJ VERKLAAR IK dat aan de eisen van punt 14.4 van deel A van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 336/2006 is voldaan en dat het conformiteitsdocument/voorlopige conformiteitsdocument (10) van de maatschappij betrekking heeft op dit schip.

Dit voorlopige veiligheidsmanagementcertificaat is geldig tot …, behoudens de geldigheid van het conformiteitsdocument/voorlopige conformiteitsdocument (10).

Afgegeven te: …

(plaats van afgifte van het document)

Datum van afgifte: …

(handtekening van de naar behoren gemachtigde ambtenaar die het certificaat heeft afgegeven)

(zegel of stempel van de met de afgifte belaste instantie, al naar gelang het geval)

Certificaat nr.

De geldigheidsduur van dit voorlopige veiligheidsmanagementcertificaat is verlengd tot:

Datum van verlenging: …

(handtekening van de naar behoren gemachtigde ambtenaar die de geldigheidsduur heeft verlengd)

(zegel of stempel van de met de afgifte belaste instantie, al naar gelang het geval)


(1)  Mag worden geschrapt bij schepen die uitsluitend voor reizen binnen één lidstaat worden gebruikt.

(2)  Mag worden geschrapt bij schepen die uitsluitend voor reizen binnen één lidstaat worden gebruikt.

(3)  Mag worden geschrapt bij schepen die uitsluitend voor reizen binnen één lidstaat worden gebruikt.

(4)  Vermeld als type vaartuig één van onderstaande vaartuigtypen: passagiersschip, hogesnelheidspassagiersvaartuig, hogesnelheidsvrachtvaartuig, bulkcarrier, olietanker, chemicaliëntanker, gastanker, verplaatsbare offshorebooreenheid, ander vrachtschip, ro-ro-passagiersveerboot.

(5)  Mag worden geschrapt bij schepen die uitsluitend voor reizen binnen één lidstaat worden gebruikt.

(6)  Indien van toepassing. Zie punt 13.8 van de ISM-code en punt 3.4.1 van de richtsnoeren betreffende de implementatie van de Internationale Veiligheidsmanagementcode (ISM-code) door overheden (Resolutie A.913(22)).

(7)  Mag worden geschrapt bij schepen die uitsluitend voor reizen binnen één lidstaat worden gebruikt.

(8)  Mag worden geschrapt bij schepen die uitsluitend voor reizen binnen één lidstaat worden gebruikt.

(9)  Vermeld als type vaartuig één van onderstaande vaartuigtypen: passagiersschip, hogesnelheidspassagiersvaartuig, hogesnelheidsvrachtvaartuig, bulkcarrier, olietanker, chemicaliëntanker, gastanker, verplaatsbare offshorebooreenheid, ander vrachtschip, ro-ro-passagiersveerboot.

(10)  Doorhalen wat niet van toepassing is.”


17.6.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 157/23


VERORDENING (EG) Nr. 541/2008 VAN DE COMMISSIE

van 16 juni 2008

houdende aanpassing van sommige vangstquota voor 2008 op grond van Verordening (EG) nr. 847/96 van de Raad tot invoering van aanvullende voorwaarden voor het meerjarenbeheer van de TAC's en quota

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad van 20 december 2002 inzake de instandhouding en de duurzame exploitatie van de visbestanden in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid (1), en met name op artikel 23, lid 4,

Gelet op Verordening (EG) nr. 847/96 van de Raad van 6 mei 1996 tot invoering van aanvullende voorwaarden voor het meerjarenbeheer van de TAC's en quota (2), en met name op artikel 4, lid 2, en artikel 5, leden 1 en 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In Verordening (EG) nr. 2015/2006 van de Raad van 19 december 2006 tot vaststelling, voor 2007 en 2008, van de vangstmogelijkheden voor vaartuigen van de Gemeenschap voor bepaalde bestanden van diepzeevissen (3), Verordening (EG) nr. 1941/2006 van de Raad van 11 december 2006 tot vaststelling, voor 2007, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de Oostzee van toepassing zijn, en tot vaststelling van de bij de visserij in acht te nemen voorschriften (4) en Verordening (EG) nr. 41/2007 van de Raad van 21 december 2006 tot vaststelling, voor 2007, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Gemeenschap en, voor vaartuigen van de Gemeenschap, in andere wateren met vangstbeperkingen van toepassing zijn (5), is bepaald voor welke bestanden de bij Verordening (EG) nr. 847/96 vastgestelde maatregelen gelden.

(2)

Bij Verordening (EG) nr. 2015/2006 van de Raad, Verordening (EG) nr. 1404/2007 van de Raad van 26 november 2007 tot vaststelling, voor 2008, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de Oostzee van toepassing zijn, en tot vaststelling van de bij de visserij in acht te nemen voorschriften (6) en Verordening (EG) nr. 40/2008 van de Raad van 16 januari 2008 tot vaststelling, voor 2008, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Gemeenschap en, voor vaartuigen van de Gemeenschap, in andere wateren met vangstbeperkingen van toepassing zijn, en tot vaststelling van de bij de visserij in acht te nemen voorschriften (7), zijn quota voor bepaalde visbestanden voor 2008 vastgesteld.

(3)

Bij Verordening (EG) nr. 147/2007 van de Commissie van 15 februari 2007 tot aanpassing van bepaalde vangstquota voor de periode van 2007 tot en met 2012 overeenkomstig artikel 23, lid 4, van Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad inzake de instandhouding en de duurzame exploitatie van de visbestanden in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid (8) zijn bepaalde aan het Verenigd Koninkrijk en Ierland voor de periode 2007-2012 toegekende visquota verlaagd.

(4)

Sommige lidstaten hebben op grond van Verordening (EG) nr. 847/96 verzocht een gedeelte van hun quota voor 2007 te mogen overdragen naar het volgende jaar. Met inachtneming van de in voornoemde verordening vermelde grenzen moeten de quota voor 2008 met de ingehouden hoeveelheden worden verhoogd.

(5)

Overeenkomstig artikel 5, lid 1, van Verordening (EG) nr. 847/96 moet op de nationale quota voor 2008 een korting worden toegepast die gelijkwaardig is aan de overschrijding. Overeenkomstig artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 moet een gewogen korting worden toegepast op de nationale quota voor 2008 in het geval dat de toegestane aanvoer van bepaalde in de Verordeningen (EG) nr. 41/2006, (EG) nr. 2015/2006 en (EG) nr. 1941/2006 genoemde bestanden in 2007 is overschreden. Bij de toepassing van deze korting dient ook rekening te worden gehouden met de specifieke bepalingen betreffende bestanden die onder regionale visserijorganisaties vallen.

(6)

Verscheidene lidstaten hebben overeenkomstig Verordening (EG) nr. 847/96 verzocht om in 2007 meer vis van bepaalde bestanden te mogen aanvoeren. De hoeveelheden waarmee de toegestane aanvoer wordt overschreden, moeten echter op de quota voor 2008 in mindering worden gebracht.

(7)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor de visserij en de aquacultuur,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Onverminderd het bepaalde in Verordening (EG) nr. 147/2007 worden de bij de Verordeningen (EG) nr. 40/2008, (EG) nr. 1404/2007 en (EG) nr. 2015/2006 vastgestelde quota verhoogd zoals aangegeven in bijlage I of verlaagd zoals aangegeven in bijlage II.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de zevende dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 16 juni 2008.

Voor de Commissie

Joe BORG

Lid van de Commissie


(1)  PB L 358 van 31.12.2002, blz. 59. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 865/2007 (PB L 192 van 24.7.2007, blz. 1).

(2)  PB L 115 van 9.5.1996, blz. 3.

(3)  PB L 384 van 29.12.2006, blz. 28. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1533/2007 (PB L 337 van 21.12.2007, blz. 21).

(4)  PB L 367 van 22.12.2006, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 754/2007 (PB L 172 van 30.6.2007, blz. 26).

(5)  PB L 15 van 20.1.2007, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1533/2007 (PB L 337 van 21.12.2007, blz. 21).

(6)  PB L 312 van 30.11.2007, blz. 1.

(7)  PB L 19 van 23.1.2008, blz. 1.

(8)  PB L 46 van 16.2.2007, blz. 10.


BIJLAGE I

OVERDRACHTEN NAAR QUOTA 2008

Land

Code bestand

Soort

Gebied

Aangepast quotum 2007

Marge

Vangsten 2007

Vangsten 2007 (BV)

Percentage aangepast quotum

Overgedragen quotum

Oorspronkelijk quotum 2008

Aangepast quotum 2008

Nieuwe code 2008

BEL

ANF/07.

Zeeduivel

VII

2 255

 

928,7

121,9

46,6

225,50

2 595

2 821

 

BEL

ANF/8ABDE.

Zeeduivel

VIIIa, b, d, e

101

 

20,9

 

20,7

10,10

0

10

 

BEL

COD/07A.

Kabeljauw

VIIa

133

 

65,7

 

49,4

13,30

16

29

 

BEL

HAD/5BC6A.

Schelvis

EG-wateren van Vb en VIa

17

 

0,2

 

1,2

1,70

7

9

 

BEL

HAD/6B1214

Schelvis

VIb, XII, XIV

10

 

0,0

 

0,0

1,00

16

17

 

BEL

HKE/2AC4-C

Heek

EG-wateren van IIa en IV

80

 

58,5

 

73,1

8,00

27

35

 

BEL

HKE/571214

Heek

VI,VII; EG-wateren van Vb, internationale wateren van XII en XIV

26

 

10,6

 

40,8

2,60

278

281

 

BEL

HKE/8ABDE.

Heek

VIIIa, b, d, e

10

 

2,7

 

27,0

1,00

9

10

 

BEL

LEZ/8ABDE.

Schartong

VIIIa, b, d, e

6

 

3,3

 

55,0

0,60

0

1

 

BEL

NEP/2AC4-C

Langoestine

EG-wateren van IIa en IV

926

 

194,1

 

21,0

92,60

1 368

1 461

 

BEL

PLE/07A.

Schol

VIIa

788

 

179,8

 

22,8

78,80

47

126

 

BEL

PLE/7FG.

Schol

VIIf,g

232

 

174,9

 

75,4

23,20

77

100

 

BEL

SOL/07A.

Tong

VIIa

599

 

288,6

 

48,2

59,90

326

386

 

BEL

SOL/07D.

Tong

VIId

1 846

 

1 345,3

 

72,9

184,60

1 775

1 960

 

BEL

SOL/24.

Tong

EG-wateren van II en IV

1 497

 

936,7

 

62,6

149,70

1 059

1 209

 

BEL

SOL/7FG.

Tong

VIIf, g

590

 

538,9

 

91,3

51,10

603

654

 

DEU

ANF/07.

Zeeduivel

VII

245

 

148,0

 

60,4

24,50

289

314

 

DEU

BLI/245-

Blauwe leng

EG-wateren en wateren niet vallende onder de soevereiniteit of jurisdictie van derde landen van II, IV, V

7

 

0,0

 

0,0

0,70

6

7

 

DEU

BSF/1234-

Zwarte haarstaartvis

EG-wateren en wateren niet vallende onder de soevereiniteit of jurisdictie van derde landen van I, II, III, IV

5

 

0,0

 

0,0

0,50

5

6

 

DEU

BSF/56712-

Zwarte haarstaartvis

EG-wateren en wateren niet vallende onder de soevereiniteit of jurisdictie van derde landen van V, VI, VII, XII

18

 

0,0

 

0,0

1,80

35

37

 

DEU

COD/3BC+24

Kabeljauw

Deelsectoren 22-24 (EG-wateren)

8 341

 

7 626,6

 

91,4

714,40

4 102

4 816

 

DEU

DWS/56789-

Diepzeehaai

EG-wateren en wateren niet vallende onder de soevereiniteit of jurisdictie van derde landen van V, VI, VII, VIII, IX

7

 

0,1

 

1,4

0,70

39

40

 

DEU

GFB/1234-

Gaffelkabeljauw

EG-wateren en wateren niet vallende onder de soevereiniteit of jurisdictie van derde landen van I, II, III, IV

10

 

0,0

 

0,0

1,00

10

11

 

DEU

GFB/567-

Gaffelkabeljauw

EG-wateren en wateren niet vallende onder de soevereiniteit of jurisdictie van derde landen van V, VI, VII

10

 

0,0

 

0,0

1,00

10

11

 

DEU

HAD/5BC6A.

Schelvis

EG-wateren van Vb en VIa

20

 

0,0

 

0,0

2,00

9

11

 

DEU

HAD/6B1214

Schelvis

VIb, XII, XIV

12

 

0,0

 

0,0

1,20

19

20

 

DEU

HER/3BC+24

Haring

Deelsectoren 22-24

26 749

 

22 903,0

 

85,6

2 674,90

24 579

27 254

 

DEU

HKE/2AC4-C

Heek

EG-wateren van IIa en IV

107

 

95,9

 

89,6

10,70

126

137

 

DEU

JAX/578/14

Horsmakreel

VI, VII en VIIIa, b, d, e; EG-wateren van Vb; internationale wateren van XII en XIV

6 710

 

4 525,8

 

67,4

671,00

12 178

12 849

 

DEU

NEP/2AC4-C

Langoestine

EG-wateren van IIa en IV

676

 

580,2

 

85,8

67,60

20

88

 

DEU

PLE/3BCD-C

Schol

IIIb, c, d (EG-wateren)

330

 

242,0

 

73,3

33,00

255

288

 

DEU

RNG/3A/BCD

Grenadiervis

IIIa en EG-wateren van IIIb, c, d

6

 

0,0

 

0,0

0,60

5

6

 

DEU

RNG/5B67-

Grenadiervis

EG-wateren en wateren niet vallende onder de soevereiniteit of jurisdictie van derde landen van Vb, VI, VIII

9

 

0,0

 

0,0

0,90

9

10

 

DEU

RNG/8X14-

Grenadiervis

EG-wateren en wateren niet vallende onder de soevereiniteit of jurisdictie van derde landen van VIII, IX, X, XII, XIV

111

 

0,0

 

0,0

11,10

40

51

 

DEU

SOL/24.

Tong

EG-wateren van II en IV

732

 

455,4

 

62,2

73,20

847

920

 

DEU

SOL/3A/BCD

Tong

IIIa; EG-wateren van III b, c, d

45

 

41,0

 

91,1

4,00

46

50

 

DEU

SPR/3BCD-C

Sprot

IIIb, c, d (EG-wateren)

31 603

 

23 642,0

 

74,8

3 160,30

28 403

31 563

 

DEU

WHB/1X14

Blauwe wijting

EG- en internationale wateren van I, II, III, IV, V, VI, VII, VIIIa, b, d, e, XII, XIV

37 819

 

33 978,8

744

91,8

3 096,20

10 416

13 512

 

DNK

BLI/03-

Blauwe leng

EG-wateren en wateren niet vallende onder de soevereiniteit of jurisdictie van derde landen van III

9

 

0,4

 

4,4

0,90

6

7

 

DNK

BLI/245-

Blauwe leng

EG-wateren en wateren niet vallende onder de soevereiniteit of jurisdictie van derde landen van II, IV, V

8

 

0,1

 

1,3

0,80

6

7

 

DNK

COD/3BC+24

Kabeljauw

Deelsectoren 22-24 (EG-wateren)

13 713

 

12 105,0

 

88,3

1 371,30

8 390

9 761

 

DNK

HER/3BC+24

Haring

Deelsectoren 22-24

8 961

 

5 445,9

 

60,8

896,10

6 245

7 141

 

DNK

HKE/2AC4-C

Heek

EG-wateren van IIa en IV

1 153

 

389,8

 

33,8

115,30

1 096

1 211

 

DNK

HKE/3A/BCD

Heek

IIIa; EG-wateren van IIIb, IIIc en IIId

1 575

 

311,8

 

19,8

157,50

1 499

1 657

 

DNK

JAX/578/14

Horsmakreel

VI, VII en VIIIa, b, d, e; EG-wateren van Vb; internationale wateren van XII en XIV

13 384

 

7 971,7

 

59,6

1 338,40

15 236

16 574

 

DNK

NEP/2AC4-C

Langoestine

EG-wateren van IIa en IV

1 523

 

772,2

 

50,7

152,30

1 368

1 520

 

DNK

NEP/3A/BCD

Langoestine

IIIa; EG-wateren van IIIb, c, d

4 063

 

2 916,6

 

71,8

406,30

3 800

4 206

 

DNK

PLE/3BCD-C

Schol

IIIb, c, d (EG-wateren)

2 968

 

1 965,6

 

66,2

296,80

2 293

2 590

 

DNK

SOL/24.

Tong

EG-wateren van II en IV

702

 

415,3

 

59,2

70,20

484

554

 

DNK

SOL/3A/BCD

Tong

IIIa; EG-wateren van IIIb, c, d

837

 

568,6

 

67,9

83,70

788

872

 

DNK

SPR/3BCD-C

Sprot

IIIb, c, d (EG-wateren)

43 788

 

39 028,9

 

89,1

4 378,80

44 833

49 212

 

DNK

WHB/1X14

Blauwe wijting

EG- en internationale wateren van I, II, III, IV, V, VI, VII, VIIIa, b, d, e, XII, XIV

43 257

 

40 643,8

176,1

94,4

2 437,10

26 789

29 226

 

ESP

ANF/07.

Zeeduivel

VII

2 150

 

2 043,9

 

95,1

106,10

1 031

1 137

 

ESP

ANF/8ABDE.

Zeeduivel

VIIIa, b, d, e

1 205

 

695,6

 

57,7

120,50

1 206

1 327

 

ESP

ANF/8C3411

Zeeduivel

VIIIc, IX, X, EG-wateren van CEGAF 34.1.1

1 541

 

1 539,9

 

99,9

1,10

1 629

1 630

 

ESP

BSF/8910-

Zwarte haarstaartvis

EG-wateren en wateren niet vallende onder de soevereiniteit of jurisdictie van derde landen van VIII, IX, X

13

 

5,0

 

38,5

1,30

13

14

 

ESP

DWS/12-

Diepzeehaai

EG-wateren en wateren niet vallende onder de soevereiniteit of jurisdictie van derde landen van XII

69

 

4,3

 

6,2

6,90

34

41

 

ESP

DWS/56789-

Diepzeehaai

EG-wateren en wateren niet vallende onder de soevereiniteit of jurisdictie van derde landen van V, VI, VII, VIII, IX

228

 

204,0

 

89,5

22,80

187

210

 

ESP

GFB/89-

Gaffelkabeljauw

EG-wateren en wateren niet vallende onder de soevereiniteit of jurisdictie van derde landen van VIII, IX

225

 

220,0

 

97,8

5,00

242

247

 

ESP

HKE/571214

Heek

VI,VII; EG-wateren van Vb, internationale wateren van XII en XIV

10 871

 

9 342,3

10,9

86,0

1 087,10

8 926

10 013

 

ESP

HKE/8ABDE.

Heek

VIIIa, b, d, e

6 784

 

4 491,0

 

66,2

678,40

6 214

6 892

 

ESP

HKE/8C3411

Heek

VIIIc, IX en X; EG-wateren van CEGAF 34.1.1

3 819

 

3 816,8

 

99,9

2,20

4 510

4 512

 

ESP

JAX/578/14

Horsmakreel

VI, VII en VIIIabde; EG-wateren van Vb; internationale wateren van XII en XIV

1 642

 

978,7

 

59,6

164,20

16 631

16 795

 

ESP

JAX/8C9.

Horsmakreel

VIIIc, IX

29 622

 

29 597,6

 

99,9

24,40

31 069

31 093

 

ESP

LEZ/8ABDE.

Schartong

VIIIa, b, d, e

1 302

 

294,4

 

22,6

130,20

1 176

1 306

 

ESP

LEZ/8C3411

Schartong

VIIIc, IX, X, EG-wateren van CEGAF 34.1.1

1 310

 

960,7

 

73,3

131,00

1 320

1 451

 

ESP

NEP/07.

Langoestine

VII

1 504

 

447,1

 

29,7

150,40

1 509

1 659

 

ESP

NEP/08C.

Langoestine

VIIIc

115

 

84,3

 

73,3

11,50

119

131

 

ESP

NEP/5BC6.

Langoestine

VI; EG-wateren van Vb

43

 

2,0

 

4,7

4,30

40

44

 

ESP

NEP/8ABDE.

Langoestine

VIIIa, b, d, e

55

 

0,4

 

0,7

5,50

259

265

 

ESP

NEP/9/3411

Langoestine

IX en X; EG-wateren van CECAF 34.1.1

123

 

116,2

 

94,5

6,80

104

111

 

ESP

ORY/06-

Orange roughy

EG-wateren en wateren niet vallende onder de soevereiniteit of jurisdictie van derde landen van VI

6

 

0,0

 

0,0

0,60

4

5

06C-

ESP

RNG/8X14-

Grenadiervis

EG-wateren en wateren niet vallende onder de soevereiniteit of jurisdictie van derde landen van VIII, IX, X, XII, XIV

5 765

 

5 753,1

 

99,8

11,90

4 391

4 403

 

ESP

SBR/09-

Zeebrasem

EG-wateren en wateren niet vallende onder de soevereiniteit of jurisdictie van derde landen van IX

850

 

85,0

 

10,0

85,00

850

935

 

ESP

SBR/10-

Zeebrasem

EG-wateren en wateren niet vallende onder de soevereiniteit of jurisdictie van derde landen van X

10

 

0,0

 

0,0

1,00

10

11

 

ESP

WHB/8C3411

Blauwe wijting

VIIIc, IX, X, EG-wateren van CEGAF 34.1.1

43 707

 

26 953,3

 

61,7

4 370,70

25 686

30 057

 

EST

COD/3BC+24

Kabeljauw

Deelsectoren 22-24 (EG-wateren)

174

 

73,3

 

42,1

17,40

186

203

 

EST

HER/03D.RG

Haring

Deelsector 28.1

19 164

 

12 763,8

 

66,6

1 916,40

16 668

18 584

 

FIN

HER/30/31.

Haring

Deelsectoren 30-31

82 809

 

71 089,7

 

85,8

8 280,90

71 344

79 625

 

FRA

ALF/3X14-

Bericyden

EG-wateren en wateren niet vallende onder de soevereiniteit of jurisdictie van derde landen van III, IV, V, VI, VII, VIII, IX, X, XII, XIV

30

 

0,0

 

0,0

3,00

20

23

 

FRA

ANF/07.

Zeeduivel

VII

17 055

 

12 703,5

 

74,5

1 705,50

16 651

18 357

 

FRA

ANF/8ABDE.

Zeeduivel

VIIIa, b, d, e

7 333

 

5 835,3

 

79,6

733,30

6 714

7 447

 

FRA

ANF/8C3411

Zeeduivel

VIIIc, IX, X, EG-wateren van CEGAF 34.1.1

34

 

23,3

 

68,5

3,40

2

5

 

FRA

BLI/245-

Blauwe leng

EG-wateren en wateren niet vallende onder de soevereiniteit of jurisdictie van derde landen van II, IV, V

55

 

41,8

 

76,0

5,50

34

40

 

FRA

BLI/67-

Blauwe leng

EG-wateren en wateren niet vallende onder de soevereiniteit of jurisdictie van derde landen van VI, VII

2 140

 

1 960,1

 

91,6

179,90

1 518

1 698

 

FRA

BSF/1234-

Zwarte haarstaartvis

EG-wateren en wateren niet vallende onder de soevereiniteit of jurisdictie van derde landen van I, II, III, IV

5

 

1,6

 

32,0

0,50

5

6

 

FRA

BSF/56712-

Zwarte haarstaartvis

EG-wateren en wateren niet vallende onder de soevereiniteit of jurisdictie van derde landen van V, VI, VII, XII

2 617

 

2 324,9

 

88,8

261,70

2 433

2 695

 

FRA

BSF/8910-

Zwarte haarstaartvis

EG-wateren en wateren niet vallende onder de soevereiniteit of jurisdictie van derde landen van VIII, IX, X

111

 

20,4

 

18,4

11,10

31

42

 

FRA

COD/07A.

Kabeljauw

VIIa

62

 

9,8

 

15,8

6,20

44

50

 

FRA

COD/561214

Kabeljauw

VI; EG-wateren van Vb, internationale wateren van XII, XIV

101

 

91,5

 

90,6

9,50

64

74

 

FRA

DWS/56789-

Diepzeehaai

EG-wateren en wateren niet vallende onder de soevereiniteit of jurisdictie van derde landen van V, VI, VII, VIII, IX

1 311

 

929,1

 

70,9

131,10

676

807

 

FRA

GFB/1012-

Gaffelkabeljauw

EG-wateren en wateren niet vallende onder de soevereiniteit of jurisdictie van derde landen van X, XII

10

 

0,0

 

0,0

1,00

10

11

 

FRA

GFB/1234-

Gaffelkabeljauw

EG-wateren en wateren niet vallende onder de soevereiniteit of jurisdictie van derde landen van I, II, III, IV

10

 

1,1

 

11,0

1,00

10

11

 

FRA

GFB/567-

Gaffelkabeljauw

EG-wateren en wateren niet vallende onder de soevereiniteit of jurisdictie van derde landen van V, VI, VII

677

 

609,5

 

90,0

67,50

356

424

 

FRA

GFB/89-

Gaffelkabeljauw

EG-wateren en wateren niet vallende onder de soevereiniteit of jurisdictie van derde landen van VIII, IX

26

 

22,5

 

86,5

2,60

15

18

 

FRA

HAD/5BC6A.

Schelvis

EG-wateren van Vb en VIa

803

 

218,7

 

27,2

80,30

366

446

 

FRA

HAD/6B1214

Schelvis

VIb, XII, XIV

515

 

0,6

 

0,1

51,50

763

815

 

FRA

HER/7G-K.

Haring

VIIg, h, j, k

587

 

577,8

 

98,4

9,20

487

496

 

FRA

HKE/2AC4-C

Heek

EG-wateren van IIa en IV

257

 

246,1

 

95,8

10,90

243

254

 

FRA

HKE/571214

Heek

VI,VII; EG-wateren van Vb, internationale wateren van XII en XIV

12 370

 

6 787,2

0,2

54,9

1 237,00

13 785

15 022

 

FRA

HKE/8ABDE.

Heek

VIIIa, b, d, e

14 349

 

4 708,0

 

32,8

1 434,90

13 955

15 390

 

FRA

HKE/8C3411

Heek

VIIIc, IX en X; EG-wateren van CEGAF 34.1.1

251

 

179,0

 

71,3

25,10

433

458

 

FRA

JAX/578/14

Horsmakreel

VI, VII en VIIIabde; EG-wateren van Vb; internationale wateren van XII en XIV

21 839

 

12 413,8

 

56,8

2 183,90

8 047

10 231

 

FRA

JAX/8C9.

Horsmakreel

VIIIc, IX

415

 

12,2

 

2,9

41,50

393

435

 

FRA

LEZ/8ABDE.

Schartong

VIIIa, b, d, e

1 055

 

589,2

 

55,8

105,50

949

1 055

 

FRA

LEZ/8C3411

Schartong

VIIIc, IX, X, EG-wateren van CEGAF 34.1.1

72

 

12,8

 

17,8

7,20

66

73

 

FRA

NEP/07.

Langoestine

VII

6 696

 

2 373,0

 

35,4

669,60

6 116

6 786

 

FRA

NEP/08C.

Langoestine

VIIIc

32

 

14,5

 

45,3

3,20

5

8

 

FRA

NEP/2AC4-C

Langoestine

EG-wateren van IIa en IV

44

 

0,0

 

0,0

4,40

40

44

 

FRA

NEP/5BC6.

Langoestine

VI; EG-wateren van Vb

176

 

0,8

 

0,5

17,60

161

179

 

FRA

NEP/8ABDE.

Langoestine

VIIIa, b, d, e

4 444

 

3 093,5

 

69,6

444,40

4 061

4 505

 

FRA

ORY/06-

Orange roughy

EG-wateren en wateren niet vallende onder de soevereiniteit of jurisdictie van derde landen van VI

33

 

11,0

 

33,3

3,30

22

25

06C-

FRA

ORY/07-

Orange roughy

EG-wateren en wateren niet vallende onder de soevereiniteit of jurisdictie van derde landen van VII

147

 

136,9

 

93,1

10,10

98

108

07C-

FRA

ORY/1X14-

Orange roughy

EG-wateren en wateren niet vallende onder de soevereiniteit of jurisdictie van derde landen van I, II, III, IV, V, VIII, IX, X, XII, XIV

31

 

24,3

 

78,4

3,10

15

18

1CX14C

FRA

PLE/07A.

Schol

VIIa

23

 

2,2

 

9,6

2,30

21

23

 

FRA

PLE/7FG.

Schol

VIIf, g

105

 

101,2

 

96,4

3,80

139

143

 

FRA

RNG/1245A-

Grenadiervis

EG-wateren en wateren niet vallende onder de soevereiniteit of jurisdictie van derde landen van I, II, IV, Va

14

 

4,5

 

32,1

1,40

14

15

 

FRA

RNG/5B67-

Grenadiervis

EG-wateren en wateren niet vallende onder de soevereiniteit of jurisdictie van derde landen van Vb, VI, VIII

3 841

 

1 868,0

 

48,6

384,10

3 789

4 173

 

FRA

RNG/8X14-

Grenadiervis

EG-wateren en wateren niet vallende onder de soevereiniteit of jurisdictie van derde landen van VIII, IX, X, XII, XIV

202

 

30,5

 

15,1

20,20

202

222

 

FRA

SBR/678-

Zeebrasem

EG-wateren en wateren niet vallende onder de soevereiniteit of jurisdictie van derde landen van VI, VII, VIII

94,5

 

89,7

 

94,9

4,80

12

17

 

FRA

SOL/07A.

Tong

VIIa

6

 

0,6

 

10,0

0,60

4

5

 

FRA

SOL/07D.

Tong

VIId

3 691

 

1 821,4

 

49,3

369,10

3 550

3 919

 

FRA

SOL/24.

Tong

EG-wateren van II en IV

629

 

447,2

 

71,1

62,90

212

275

 

FRA

SOL/7FG.

Tong

VIIf, g

100

 

85,5

 

85,5

10,00

60

70

 

FRA

SOL/8AB.

Tong

VIIIa, b

4 023

 

3 605,6

 

89,6

402,30

3 823

4 225

 

FRA

WHB/1X14

Blauwe wijting

EG- en internationale wateren van I, II, III, IV, V, VI, VII, VIIIa, b, d, e, XII, XIV

28 445

 

14 378,8

 

50,5

2 844,50

18 643

21 488

 

GBR

ANF/07.

Zeeduivel

VII

5 468

 

4 470,1

82,9

83,3

546,80

5 050

5 597

 

GBR

COD/07A.

Kabeljauw

VIIa

724

 

425,6

 

58,8

72,40

345

417

 

GBR

COD/561214

Kabeljauw

VI; EG-wateren van Vb, internationale wateren van XII, XIV

360,8

 

303,3

 

84,1

36,08

241

277

 

GBR

COD/7X7A34

Kabeljauw

VIIb-k, VIII, IX, X, EG-wateren van CECAF 34.1.1

601

 

569,5

 

94,8

31,50

328

360

 

GBR

HAD/5BC6A.

Schelvis

EG-wateren van Vb en VIa

6 080

 

2 761,7

 

45,4

608,00

4 743

5 351

 

GBR

HAD/6B1214

Schelvis

VIb, XII, XIV

3 659

 

1 643,0

 

44,9

365,90

5 574

5 940

 

GBR

HER/07A/MM

Haring

VIIa

4 699

 

4 629,7

 

98,5

69,30

3 550

3 619

 

GBR

HER/7G-K.

Haring

VIIg, h, j, k

64

 

63,3

 

98,9

0,70

10

11

 

GBR

HKE/2AC4-C

Heek

EG-wateren van IIa en IV

398

 

360,4

 

90,6

37,60

341

379

 

GBR

HKE/571214

Heek

VI, VII; EG-wateren van Vb, internationale wateren van XII en XIV

5 775

 

3 322,7

0,3

57,5

577,50

5 442

6 020

 

GBR

JAX/578/14

Horsmakreel

VI, VII en VIIIa, b, d, e; EG-wateren van Vb; internationale wateren van XII en XIV

11 910

 

10 159,6

 

85,3

1 191,00

16 470

17 661

 

GBR

NEP/07.

Langoestine

VII

9 119

 

7 044,7

 

77,3

911,90

8 251

9 163

 

GBR

NEP/2AC4-C

Langoestine

EG-wateren van IIa en IV

24 462

 

20 923,2

 

85,5

2 446,20

22 644

25 090

 

GBR

NEP/5BC6.

Langoestine

VI; EG-wateren van Vb

21 178

 

16 055,6

 

75,8

2 117,80

19 415

21 533

 

GBR

PLE/07A.

Schol

VIIa

708

 

415,1

 

58,6

70,80

558

629

 

GBR

PLE/7FG.

Schol

VIIf, g

72

 

60,9

 

84,6

7,20

73

80

 

GBR

SOL/07A.

Tong

VIIa

204

 

70,5

 

34,6

20,40

146

166

 

GBR

SOL/07D.

Tong

VIId

1 315

 

780,1

 

59,3

131,50

1 268

1 400

 

GBR

SOL/24.

Tong

EG-wateren van II en IV

1 406

 

1 190,7

 

84,7

140,60

545

686

 

GBR

SOL/7FG.

Tong

VIIf, g

272

 

244,1

 

89,7

27,20

271

298

 

GBR

WHB/1X14

Blauwe wijting

EG- en internationale wateren van I, II, III, IV, V, VI, VII, VIIIa, b, d, e, XII, XIV

55 565

 

53 666,7

 

96,6

1 898,30

34 759

36 657

 

GBR

ALF/3X14-

Bericyden

EG-wateren en wateren niet vallende onder de soevereiniteit of jurisdictie van derde landen van III, IV, V, VI, VII, VIII, IX, X, XII, XIV

10

 

0,6

 

6,0

1,00

10

11

 

GBR

BLI/245-

Blauwe leng

EG-wateren en wateren niet vallende onder de soevereiniteit of jurisdictie van derde landen van II, IV, V

19

 

5,5

 

28,9

1,90

20

22

 

GBR

BLI/67-

Blauwe leng

EG-wateren en wateren niet vallende onder de soevereiniteit of jurisdictie van derde landen van VI, VII

222

 

174,2

 

78,5

22,20

386

408

 

GBR

BSF/1234-

Zwarte haarstaartvis

EG-wateren en wateren niet vallende onder de soevereiniteit of jurisdictie van derde landen van I, II, III, IV

5

 

0,0

 

0,0

0,50

5

6

 

GBR

BSF/56712-

Zwarte haarstaartvis

EG-wateren en wateren niet vallende onder de soevereiniteit of jurisdictie van derde landen van V, VI, VII, XII

93

 

56,4

 

60,6

9,30

173

182

 

GBR

DWS/56789-

Diepzeehaai

EG-wateren en wateren niet vallende onder de soevereiniteit of jurisdictie van derde landen van V, VI, VII, VIII, IX

467

 

83,1

 

17,8

46,70

375

422

 

GBR

GFB/1234-

Gaffelkabeljauw

EG-wateren en wateren niet vallende onder de soevereiniteit of jurisdictie van derde landen van I, II, III, IV

16

 

2,2

 

13,8

1,60

16

18

 

GBR

GFB/567-

Gaffelkabeljauw

EG-wateren en wateren niet vallende onder de soevereiniteit of jurisdictie van derde landen van V, VI, VII

709

 

343,5

 

48,4

70,90

814

885

 

GBR

GFB/1012-

Gaffelkabeljauw

EG-wateren en wateren niet vallende onder de soevereiniteit of jurisdictie van derde landen van X, XII

10

 

0,0

 

0,0

1,00

10

11

 

GBR

ORY/06-

Orange roughy

EG-wateren en wateren niet vallende onder de soevereiniteit of jurisdictie van derde landen van VI

6

 

0,0

 

0,0

0,60

4

5

06C-

GBR

RNG/5B67-

Grenadiervis

EG-wateren en wateren niet vallende onder de soevereiniteit of jurisdictie van derde landen van Vb, VI, VIII

170

 

4,3

 

2,5

17,00

222

239

 

GBR

RNG/8X14-

Grenadiervis

EG-wateren en wateren niet vallende onder de soevereiniteit of jurisdictie van derde landen van VIII, IX, X, XII, XIV

18

 

0,0

 

0,0

1,80

18

20

 

GBR

SBR/10-

Zeebrasem

EG-wateren en wateren niet vallende onder de soevereiniteit of jurisdictie van derde landen van X

10

 

0,0

 

0,0

1,00

10

11

 

IRL

ANF/07.

Zeeduivel

VII

3 162

 

2 938,7

 

92,9

223,30

2 128

2 351

 

IRL

BSF/56712-

Zwarte haarstaartvis

EG-wateren en wateren niet vallende onder de soevereiniteit of jurisdictie van derde landen van V, VI, VII, XII

122

 

121,3

 

99,4

0,70

87

88

 

IRL

COD/07A.

Kabeljauw

VIIa

743

 

608,1

 

81,8

74,30

790

864

 

IRL

DWS/12-

Diepzeehaai

EG-wateren en wateren niet vallende onder de soevereiniteit of jurisdictie van derde landen van XII

5

 

0,0

 

0,0

0,50

2

3

 

IRL

DWS/56789-

Diepzeehaai

EG-wateren en wateren niet vallende onder de soevereiniteit of jurisdictie van derde landen van V, VI, VII, VIII, IX

9

 

7,3

 

81,1

0,90

109

110

 

IRL

HAD/5BC6A.

Schelvis

EG-wateren van Vb en VIa

1 105

 

759,4

 

68,7

110,50

995

1 106

 

IRL

HAD/6B1214

Schelvis

VIb, XII, XIV

468

 

339,1

 

72,5

46,80

544

591

 

IRL

HER/07A/MM

Haring

VIIa

587

 

0,0

 

0,0

58,70

1 250

1 309

 

IRL

HER/6AS7BC

Haring

VIaS, VIIb, c

13 732

 

12 174,5

 

88,7

1 373,20

10 584

11 957

 

IRL

HER/7G-K.

Haring

VIIg, h, j, k

9 109

 

8 267,6

 

90,8

841,40

6 818

7 659

 

IRL

HKE/571214

Heek

VI, VII; EG-wateren van Vb, internationale wateren van XII en XIV

1 765

 

1 427,6

 

80,9

176,50

1 670

1 847

 

IRL

JAX/578/14

Horsmakreel

VI, VII en VIIIa, b, d, e; EG-wateren van Vb; internationale wateren van XII en XIV

34 297

 

29 133,5

 

84,9

3 429,70

39 646

43 076

 

IRL

NEP/5BC6.

Langoestine

VI; EG-wateren van Vb

383

 

161,2

 

42,1

38,30

269

307

 

IRL

ORY/06-

Orange roughy

EG-wateren en wateren niet vallende onder de soevereiniteit of jurisdictie van derde landen van VI

7

 

0,0

 

0,0

0,70

4

5

06C-

IRL

ORY/1X14-

Orange roughy

EG-wateren en wateren niet vallende onder de soevereiniteit of jurisdictie van derde landen van I, II, III, IV, V, VIII, IX, X, XII, XIV

6

 

0,0

 

0,0

0,60

4

5

1CX14C

IRL

PLE/07A.

Schol

VIIa

507

 

192,9

 

38,0

50,70

1 209

1 260

 

IRL

PLE/7FG.

Schol

VIIf, g

59

 

57,6

 

97,6

1,40

202

203

 

IRL

POK/561214

Koolvis

VI; EG-wateren van Vb, internationale wateren van XII, XIV

514

 

321,5

 

62,5

51,40

483

534

 

IRL

RNG/5B67-

Grenadiervis

EG-wateren en wateren niet vallende onder de soevereiniteit of jurisdictie van derde landen van Vb, VI, VIII

323

 

29,7

 

9,2

32,30

299

331

 

IRL

RNG/8X14-

Grenadiervis

EG-wateren en wateren niet vallende onder de soevereiniteit of jurisdictie van derde landen van VIII, IX, X, XII, XIV

10

 

0,0

 

0,0

1,00

9

10

 

IRL

SAN/2A3A4.

Zandspiering

IIIa; EG-wateren van IIa en IV

148 972

 

 

 

0,0

14 897,20

0

14 897

 

IRL

WHB/1X14

Blauwe wijting

EG- en internationale wateren van I, II, III, IV, V, VI, VII, VIIIa, b, d, e, XII, XIV

34 498

 

31 091,8

 

90,1

3 406,20

20 745

24 151

 

LTU

JAX/578/14

Horsmakreel

VI, VII en VIIIa, b, d, e; EG-wateren van Vb; internationale wateren van XII en XIV

6 437

 

3 466,7

 

53,9

643,70

0

644

 

LTU

SPR/3BCD-C

Sprot

IIIb, c, d (EG-wateren)

22 027

 

14 773,5

 

67,1

2 202,70

22 745

24 948

 

LTU

WHB/1X14

Blauwe wijting

EG- en internationale wateren van I, II, III, IV, V, VI, VII, VIIIa, b, d, e, XII, XIV

9 974

 

9 812,0

 

98,4

162,00

0

162

 

NLD

ANF/07.

Zeeduivel

VII

112

 

13,6

 

12,1

11,20

336

347

 

NLD

COD/07A.

Kabeljauw

VIIa

5

 

0,0

 

0,0

0,50

4

5

 

NLD

COD/7X7A34

Kabeljauw

VIIb-k, VIII, IX, X, EG-wateren van CECAF 34.1.1

51

 

46,6

 

91,4

4,40

25

29

 

NLD

HER/6AS7BC

Haring

VIaS, VIIb, c

258

 

254,4

 

98,6

3,60

1 058

1 062

 

NLD

HER/7G-K.

Haring

VIIg, h, j, k

473

 

461,8

 

97,6

11,20

487

498

 

NLD

HKE/2AC4-C

Heek

EG-wateren van IIa en IV

47

 

29,9

 

63,6

4,70

63

68

 

NLD

HKE/571214

Heek

VI, VII; EG-wateren van Vb, internationale wateren van XII en XIV

201

1

63,6

1

32,0

20,10

180

200

 

NLD

JAX/578/14

Horsmakreel

VI, VII en VIIIa, b, d, e; EG-wateren van Vb; internationale wateren van XII en XIV

52 731

 

40 530,0

 

76,9

5 273,10

58 102

63 375

 

NLD

NEP/2AC4-C

Langoestine

EG-wateren van IIa en IV

1 367

 

1 155,6

 

84,5

136,70

704

841

 

NLD

SOL/24.

Tong

EG-wateren van II en IV

11 887

 

10 348,8

 

87,1

1 188,70

9 563

10 752

 

NLD

WHB/1X14

Blauwe wijting

EG- en internationale wateren van I, II, III, IV, V, VI, VII, VIIIa, b, d, e, XII, XIV

88 561

 

79 699,6

69,9

90,1

8 791,50

32 666

41 458

 

POL

HER/3BC+24

Haring

Deelsectoren 22-24

6 441

 

2 935,8

 

45,6

644,10

5 797

6 441

 

POL

SPR/3BCD-C

Sprot

IIIb, c, d (EG-wateren)

121 135

 

57 801,8

 

47,7

12 113,50

133 435

145 549

 

PRT

BSF/8910-

Zwarte haarstaartvis

EG-wateren en wateren niet vallende onder de soevereiniteit of jurisdictie van derde landen van VIII, IX, X

3 876

 

3 466,6

 

89,4

387,60

3 956

4 344

 

PRT

BSF/C3412-

Zwarte haarstaartvis

EG-wateren en wateren niet vallende onder de soevereiniteit of jurisdictie van derde landen van CECAF 34.1.2

4 285

 

3 086,9

 

72,0

428,50

4 285

4 714

 

PRT

DWS/10-

Diepzeehaai

EG-wateren en wateren niet vallende onder de soevereiniteit of jurisdictie van derde landen van X

20

 

10,5

 

52,5

2,00

20

22

 

PRT

GFB/1012-

Gaffelkabeljauw

EG-wateren en wateren niet vallende onder de soevereiniteit of jurisdictie van derde landen van X, XII

43

 

16,9

 

39,3

4,30

43

47

 

PRT

JAX/8C9.

Horsmakreel

VIIIc, IX

25 036

 

14 498,8

 

57,9

2 503,60

26 288

28 792

 

PRT

NEP/9/3411

Langoestine

IX en X; EG-wateren van CECAF 34.1.1

328

 

267,8

 

81,6

32,80

311

344

 

PRT

SBR/09-

Zeebrasem

EG-wateren en wateren niet vallende onder de soevereiniteit of jurisdictie van derde landen van IX

230

 

187,2

 

81,4

23,00

230

253

 

SWE

BLI/03-

Blauwe leng

EG-wateren en wateren niet vallende onder de soevereiniteit of jurisdictie van derde landen van III

8

 

0,0

 

0,0

0,80

6

7

 

SWE

COD/3BC+24

Kabeljauw

Deelsectoren 22-24 (EG-wateren)

3 602

 

2 960,2

 

82,2

360,20

2 989

3 349

 

SWE

HER/30/31.

Haring

Deelsectoren 30-31

16 501

 

3 626,1

 

22,0

1 650,10

15 676

17 326

 

SWE

HER/3BC+24

Haring

Deelsectoren 22-24

8 806

 

7 724,6

 

87,7

880,60

7 926

8 807

 

SWE

HKE/3A/BCD

Heek

IIIa; EG-wateren van IIIb, c, d

125

 

45,8

 

36,6

12,50

128

141

 

SWE

NEP/3A/BCD

Langoestine

IIIa; EG-wateren van IIIb, c, d

1 509

 

1 462,7

 

96,9

46,30

1 359

1 405

 

SWE

PLE/3BCD-C

Schol

IIIb, c, d (EG-wateren)

192

 

170,5

 

88,8

19,20

173

192

 

SWE

RNG/3A/BCD

Grenadiervis

IIIa en EG-wateren van IIIb, c, d

52

 

0,0

 

0,0

5,20

49

54

 

SWE

SOL/3A/BCD

Tong

IIIa; EG-wateren van IIIb, c, d

46

 

44,3

 

96,3

1,70

30

32

 

SWE

SPR/3BCD-C

Sprot

IIIb, c, d (EG-wateren)

94 970

 

86 272,2

 

90,8

8 697,80

86 670

95 368

 

SWE

WHB/1X14

Blauwe wijting

EG- en internationale wateren van I, II, III, IV, V, VI, VII, VIIIa, b, d, e, XII, XIV

539

 

148,8

 

27,6

53,90

6 627

6 681

 


BIJLAGE II

KORTINGEN OP QUOTA 2008

Land

Code soort

Code gebied 2007

Benaming soort

Benaming gebied

Kortingen art. 5, lid 2, Verord. 847/96

Aangepast quotum 2007

Marge

Totaal aangepast quotum 2007

Vangsten 2007 (BV)

Vangsten 2007

Totaal vangsten 2007

%

Korting

Oorspronkelijk quotum 2008

Aangepast quotum 2008

Code gebied 2008

BEL

COD

2AC4.

Kabeljauw

IV, EG-wateren van IIa

j

937,00

0,0

937,00

0,0

998,60

998,60

106,6

–61,60

654,00

592

2A3AX4

BEL

COD

7X7A34

Kabeljauw

VIIb-k, VIII, IX en X; EG-wateren van CECAF 34.1.1

j

172,00

0,0

172,00

0,0

180,40

180,40

104,9

–8,40

177,00

169

 

BEL

LEZ

2AC4-C

Schartong

EG-wateren van IIa en IV

j

4,00

0,0

4,00

0,0

5,60

5,60

140,0

–1,60

5,00

3

 

BEL

SOL

8AB.

Tong

VIII a , b

j

393,00

0,0

393,00

0,0

396,00

396,00

100,76

–3,00

52,00

49

 

DEU

ANF

561214

Zeeduivel

VI; EG-wateren van Vb; Internationale wateren van XII en XIV (Noorse wateren)

j

213,00

0,0

213,00

0,0

227,80

227,80

106,9

–14,80

212,00

197

 

DEU

COD

03AN.

Kabeljauw

Kattegat

j

53,00

0,0

53,00

0,0

63,40

63,40

119,6

–10,40

64,00

54

 

DEU

COD

2AC4.

Kabeljauw

IV, EG-wateren van IIa

j

1 828,00

0,0

1 828,00

0,0

1 922,60

1 922,60

105,2

–94,60

2 384,00

2 289

2A3AX4

DEU

LEZ

2AC4-C

Schartong

EG-wateren van IIa en IV

j

4,00

0,0

4,00

0,0

12,90

12,90

322,5

–8,90

4,00

–5

 

DEU

LIN

4AB-N.

Leng

Noorse wateren van IV

j

33,00

0,0

33,00

0,0

34,00

34,00

103,0

–1,00

21,00

20

 

DEU

HAL

514GRN

Heilbot

Groenlandse wateren: V & XIV

j

 

 

0,00

 

3,40

3,40

0,0

–3,40

0,00

–3

 

DEU

HKE

571214

Europese heek

Vb (1), VI, VII, XII, XIV

j

 

 

0,00

 

4,00

4,00

0,0

–4,00

0,00

–4

 

DEU

PRA

03A.

Noorse garnaal

IIIa

j

 

 

0,00

 

0,50

0,50

0,0

–0,50

0,00

–1

 

DEU

SPR

2AC4-C

Sprot

EG-wateren van IIa en IV

j

 

 

0,00

 

2,70

2,70

0,0

–2,70

2 018,00

2 015

 

DNK

COD

1N2AB.

Kabeljauw

I, II (Noorse wateren)

j

 

 

0,00

 

11,00

11,00

0,0

–11,00

0,00

–11

 

DNK

MAC

2CX14-

Makreel

VI, VII, VIIIa, b, d, e, EG-wateren van Vb, internationale wateren van IIa, XII en XIV

j

 

 

0,00

 

8,00

8,00

0,0

–8,00

0,00

–8

 

DNK

NOP

2A3A4.

Kever

IIIa; EG-wateren van IIa en IV

j

 

 

0,00

 

83,00

83,00

0,0

83,00

36 466,00

36 383

 

DNK

OTH

1N2AB.

Andere soorten

I, II (Noorse wateren)

j

 

 

0,00

 

14,70

14,70

0,0

–14,70

0,00

–15

 

DNK

POK

1N2AB.

Zwarte koolvis

I, II (Noorse wateren)

j

 

 

0,00

 

0,50

0,50

0,0

–0,50

0,00

–1

 

ESP

BLI

67-

Blauwe leng

VI, VII (Wateren van de Gemeenschap en wateren niet vallende onder de soevereiniteit of jurisdictie van derde landen)

n

72,00

0,0

72,00

0,0

211,00

211,00

293,1

– 139,00

67,00

–72

 

ESP

COD

1/2B.

Kabeljauw

I en IIb

j

7 006,00

0,0

7 006,00

0,0

7 014,00

7 014,00

100,1

–8,00

7 349,00

7 341

 

ESP

HAD

1N2AB.

Schelvis

Noorse wateren van I en II

j

60,00

0,0

60,00

0,0

65,00

65,00

108,3

–5,00

0,00

–5

 

ESP

POK

1N2AB.

Koolvis

Noorse wateren van I en II

j

50,00

0,0

50,00

0,0

53,00

53,00

106,0

–3,00

0,00

–3

 

ESP

SBR

678-

Zeebrasem

VI, VII en VIII (wateren van de Gemeenschap en wateren die niet onder de soevereiniteit of jurisdictie van derde landen vallen)

j

188,00

23,8

211,80

0,0

204,50

204,50

96,6

7,30

238,00

222

(x)

(x) marge toegestane overschrijding vangst tot 10 % — V. 847/96 art. 3.3

EST

PLE

3BCD-C

Schol

IIIb, c, d (1)- Uitgezonderd MU3

 

 

 

0,0

 

0,80

0,80

0,0

–0,80

0,00

–1

 

FRA

COD

7X7A34

Kabeljauw

VIIb-k; VIII, IX en X; EG-wateren van CECAF 34.1.1

j

3 736,00

0,0

3 736,00

0,0

4 079,60

4 079,60

109,2

– 343,60

3 033,00

2 689

 

GBR

LEZ

2AC4-C

Schartong

EG-wateren van IIa en IV

j

1 424,00

0,0

1 424,00

0,0

1 430,40

1 430,40

100,4

–6,40

1 537,00

1 531

 

GBR

NOP

2A3A4.

Kever

IIIa; EG-wateren van IIa en IV

 

 

 

0,00

 

4,30

4,30

0,0

–4,30

0,00

–4

 

IRL

COD

1/2B.

Kabeljauw

I, II b

j

57,00

100,0

157,00

0,0

201,80

201,80

128,5

–44,80

0,00

–45

(xx)

IRL

COD

561214

Kabeljauw

VI; EG-wateren van Vb; EG-wateren en internationale wateren van de zones XII en XIV

j

93,00

0,0

93,00

0,0

94,20

94,20

101,3

–1,20

241,00

240

 

IRL

COD

7X7A34

Kabeljauw

VIIb-k; VIII, IX en X; EG-wateren van CECAF 34.1.1

j

737,00

0,0

737,00

0,0

792,00

792,00

107,5

–55,00

753,00

698

 

IRL

ORY

07-

Orange roughy

VII (EG-wateren)

n

68,00

0,0

68,00

0,0

199,80

199,80

293,8

– 131,80

29,00

– 103

 

IRL

SOL

07A.

Tong

VIIa

j

111,00

0,0

111,00

0,0

115,20

115,20

103,8

–4,20

90,00

86

 

(xx) aangegeven marge voor de quota van alle lidstaten alleen gebruikt door IRL

NLD

HER

1/2.

Haring

EG Noorse en internationale nateron van I en II

j

27 651,00

0,0

27 651,00

0,0

28 125,70

28 125,70

101,7

– 474,70

12 117,00

11 642

 

POL

COD

3BC+24

Kabeljauw

EG-wateren van deelsectoren 22-24

j

2 287,00

0,0

2 287,00

0,0

2 360,70

2 360,70

103,2

–73,70

2 245,00

2 171

 

POL

GHL

514GRN

Groenlandse heilbot/Zwarte heilbot

Groenlandse wateren van V en XIV

j

1 217,00

0,0

1 217,00

0,0

1 228,40

1 228,40

100,9

–11,40

0,00

–11

 

POL

HER

1/2.

Haring

EG Noorse en internationale wateren van I en II

j

3 057,00

0,0

3 057,00

0,0

3 153,50

3 153,50

103,2

–96,50

1 714,00

1 618

 

POL

PRA

N3L.

Noordse garnaal

NAFO 3L

j

245,00

0,0

245,00

0,0

245,80

245,80

100,3

–0,80

278,00

277

 

POL

HAD

2AC4.

Schelvis

IV; EG-wateren van IIa

 

 

 

0,00

 

1,40

1,40

0,0

–1,40

0,00

–1

 

PRT

ALF

3X14-

Bericyden

III, IV, V, VI, VII, VIII, IX, X, XII, XIV (wateren van de Gemeenschap en wateren die niet onder de soevereiniteit of jurisdictie van derde landen vallen)

n

214,00

0,0

214,00

0,0

224,40

224,40

104,9

–10,40

214,00

204

 

PRT

ANF

8C3411

Zeeduivel

VIIIc, IX, X (CECAF34.1.1(EG-wateren))

j

375,00

0,0

375,00

0,0

392,20

392,20

104,6

–17,20

324,00

307

 

PRT

COD

1/2B.

Kabeljauw

I en IIb

j

1 479,00

0,0

1 479,00

0,0

1 490,30

1 490,30

100,8

–11,30

1 552,00

1 541

 

PRT

DWS

56789-

Diepzeehaai

V, VI, VII, VIII, IX (wateren van de Gemeenschap en wateren die niet onder de soevereiniteit of jurisdictie van derde landen vallen)

n

483,00

0,0

483,00

0,0

505,50

505,50

104,7

–22,50

254,00

232

 

PRT

HKE

8C3411

Heek

VIIIc, IX, X (CECAF34.1.1(EG-wateren))

j

1 990,00

0,0

1 990,00

0,0

2 054,30

2 054,30

103,2

–64,30

2 104,00

2 040

 

PRT

COD

7X7A34

Kabeljauw

VIIb, c, d, e, f, g, h, j, k, VIII, IX, X; EG-wateren van CECAF 34.1.1

 

 

 

0,00

 

4,70

4,70

0,0

–4,70

0,00

–5

 

PRT

GHL

2A-C46

Groenlandse heilbot

IIa (EG-wateren), IV, VI (wateren van de Gemeenschap en internationale wateren)

 

 

 

0,00

 

17,70

17,70

0,0

–17,70

0,00

–18

 

PRT

HAD

1N2AB.

Schelvis

I, II (Noorse wateren)

 

 

 

0,00

 

369,20

369,20

0,0

– 369,20

0,00

– 369

 

PRT

POK

1N2AB.

Zwarte koolvis

I, II (Noorse wateren)

 

 

 

0,00

 

391,40

391,40

0,0

– 391,40

0,00

– 391

 


17.6.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 157/43


VERORDENING (EG) Nr. 542/2008 VAN DE COMMISSIE

van 16 juni 2008

tot wijziging van de bijlagen I en II bij Verordening (EEG) nr. 2377/90 van de Raad houdende een communautaire procedure tot vaststelling van maximumwaarden voor residuen van geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik in levensmiddelen van dierlijke oorsprong, wat betreft cyfluthrine en uit rode kidneybonen (Phaseolus vulgaris) geëxtraheerde lectine

(Voor de EER relevante tekst)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 2377/90 van de Raad van 26 juni 1990 houdende een communautaire procedure tot vaststelling van maximumwaarden voor residuen van geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik in levensmiddelen van dierlijke oorsprong (1), en met name op de artikelen 2 en 3,

Gezien het advies van het Europees Geneesmiddelenbureau dat is opgesteld door het Comité voor geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Alle farmacologisch werkzame substanties die in de Gemeenschap worden gebruikt in geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik die bestemd zijn voor voedselproducerende dieren, moeten worden beoordeeld overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 2377/90.

(2)

De stof cyfluthrine is momenteel in bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 2377/90 opgenomen voor runderen voor spier, vetweefsel, lever en nieren en voor runderen voor melk, wat melk betreft op voorwaarde dat de overige bepalingen van Richtlijn 94/29/EG van de Raad van 23 juni 1994 houdende wijziging van de bijlagen bij de Richtlijnen 86/362/EEG en 86/363/EEG tot vaststelling van maximumgehalten aan residuen van bestrijdingsmiddelen in en op granen, respectievelijk in en op levensmiddelen van dierlijke oorsprong (2) worden nageleefd. Naar aanleiding van een verzoek om de bestaande vermelding voor cyfluthrine voor runderen in bijlage I uit te breiden tot alle herkauwers, heeft het Comité voor geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik (hierna „het CVMP” genoemd) de maximumwaarden voor residuen (hierna „MRL's” genoemd) die reeds voor cyfluthrine zijn vastgesteld, onderzocht en is het tot de conclusie gekomen dat de bestaande MRL's voor runderen niet tot alle herkauwers kunnen worden geëxtrapoleerd omdat er geen gegevens over residuen in schapen beschikbaar zijn. Het CVMP concludeerde dat deze extrapolatie alleen voor geiten mogelijk was. Bijgevolg wordt het passend geacht de bestaande vermelding voor cyfluthrine in bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 2377/90 uit te breiden tot geiten, met dezelfde MRL's als voor runderen, voor spier, vetweefsel, lever, nieren en melk, wat melk betreft op voorwaarde dat de overige bepalingen van Richtlijn 94/29/EG worden nageleefd.

(3)

Uit rode kidneybonen (Phaseolus vulgaris) geëxtraheerde lectine is momenteel niet opgenomen in de bijlagen bij Verordening (EEG) nr. 2377/90. Na onderzoek van een verzoek om MRL's vast te stellen voor uit rode kidneybonen (Phaseolus vulgaris) geëxtraheerde lectine voor varkens, is het CVMP tot de conclusie gekomen dat het niet nodig is MRL's vast te stellen voor uit rode kidneybonen (Phaseolus vulgaris) geëxtraheerde lectine en heeft het aanbevolen om deze stof in bijlage II op te nemen voor varkens, alleen voor oraal gebruik. Bijgevolg wordt het passend geacht deze stof in bijlage II bij Verordening (EEG) nr. 2377/90 in te voegen voor varkens, alleen voor oraal gebruik.

(4)

Verordening (EEG) nr. 2377/90 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(5)

Voordat deze verordening van toepassing wordt, moeten de lidstaten voldoende tijd krijgen om de in verband met deze verordening noodzakelijke aanpassingen aan te brengen in de overeenkomstig Richtlijn 2001/82/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 november 2001 tot vaststelling van een communautair wetboek betreffende geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik (3) verleende vergunningen om de betrokken geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik in de handel te brengen.

(6)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De bijlagen I en II bij Verordening (EEG) nr. 2377/90 worden gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 16 augustus 2008.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 16 juni 2008.

Voor de Commissie

Günter VERHEUGEN

Vicevoorzitter


(1)  PB L 224 van 18.8.1990, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 203/2008 van de Commissie (PB L 60 van 5.3.2008, blz. 18).

(2)  PB L 189 van 23.7.1994, blz. 67.

(3)  PB L 311 van 28.11.2001, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2004/28/EG (PB L 136 van 30.4.2004, blz. 58).


BIJLAGE

A.

In punt 2.2.3 van bijlage I (Lijst van farmacologisch werkzame substanties waarvoor maximumwaarden voor residuen zijn vastgesteld), wordt de vermelding voor cyfluthrine vervangen door:

2.2.3.   Pyrethroïden

Farmacologisch werkzame substantie(s)

Indicatorresidu

Diersoorten

Maximumwaarden voor residuen

Te onderzoeken weefsels

Overige bepalingen

„Cyfluthrine

Cyfluthrine (som van de isomeren)

Runderen, geiten

10 μg/kg

Spier

 

50 μg/kg

Vetweefsel

10 μg/kg

Lever

10 μg/kg

Nieren

20 μg/kg

Melk

Overige bepalingen van Richtlijn 94/29/EG van de Raad dienen nageleefd te worden”

B.

In punt 6 van bijlage II (Lijst van substanties waarvoor geen maximumwaarden voor residuen gelden), wordt de volgende stof ingevoegd:

6.   Plantaardige substanties

Farmacologisch werkzame substantie(s)

Diersoorten

Overige bepalingen

„Uit rode kidneybonen (Phaseolus vulgaris) geëxtraheerde lectine

Varkens

Alleen voor oraal gebruik”


17.6.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 157/46


VERORDENING (EG) Nr. 543/2008 VAN DE COMMISSIE

van 16 juni 2008

houdende uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad wat betreft de handelsnormen voor vlees van pluimvee

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten (Integrale-GMO-verordening) (1), en met name op artikel 121, onder e), juncto artikel 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Met ingang van 1 juli 2008 wordt Verordening (EEG) nr. 1906/90 van de Raad van 26 juni 1990 tot vaststelling van handelsnormen voor vlees van pluimvee (2) ingetrokken bij Verordening (EG) nr. 1234/2007.

(2)

Sommige bepalingen en verplichtingen waarin Verordening (EEG) nr. 1906/90 voorziet, zijn niet opgenomen in Verordening (EG) nr. 1234/2007.

(3)

Bijgevolg moeten, met het oog op de continuïteit en de goede werking van de gemeenschappelijke marktordening en met name van de handelsnormen, sommige bepalingen en verplichtingen worden vastgesteld in het kader van een verordening houdende uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EG) nr. 1234/2007.

(4)

Bij Verordening (EG) nr. 1234/2007 zijn handelsnormen voor vlees van pluimvee vastgesteld, voor de toepassing waarvan bepalingen moeten worden vastgesteld met betrekking tot met name de lijst van karkassen, delen daarvan en slachtafvallen waarvoor die verordening geldt, de indeling naar bevleesdheid, uiterlijk voorkomen en gewicht, de aanbiedingsvormen, de vermelding van de benaming waaronder de betrokken producten moeten worden verkocht, het facultatieve gebruik van aanduidingen betreffende de koelmethoden en de houderijsystemen, de voorschriften voor opslag en vervoer van bepaalde soorten vlees van pluimvee, alsmede de controle op de uniforme toepassing van deze voorschriften in de hele Gemeenschap. Verordening (EEG) nr. 1538/91 van de Commissie (3), waarbij de uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EEG) nr. 1906/90 zijn vastgesteld, moet bijgevolg worden ingetrokken en vervangen door een nieuwe verordening.

(5)

Voor het in de handel brengen van pluimvee overeenkomstig verschillende klassen op basis van bevleesdheid en uiterlijk voorkomen moeten definities worden vastgesteld betreffende de soort, de leeftijd en de aanbiedingsvorm wanneer het om karkassen, en de anatomische omschrijving wanneer het om delen van karkassen gaat. Voor het product dat bekendstaat als „foie gras”, moeten, wegens de hoge handelswaarde ervan en het daaruit voortvloeiende gevaar voor frauduleuze praktijken, uiterst nauwkeurige minimumhandelsnormen worden vastgesteld.

(6)

Deze normen hoeven niet te gelden voor bepaalde producten en aanbiedingsvormen die slechts van lokaal belang zijn of om een andere reden minder belangrijk zijn. De benamingen waaronder dergelijke producten worden verkocht, mogen evenwel de consument niet misleiden door aanleiding te geven tot verwarring tussen deze producten en die waarvoor deze normen wel gelden. Deze normen moeten ook gelden voor bijkomende omschrijvingen ter aanvulling van de benamingen van dergelijke producten.

(7)

Met het oog op de uniforme toepassing van deze verordening moeten de begrippen „in de handel brengen” en „partij” voor de sector vlees van pluimvee worden gedefinieerd.

(8)

De temperatuur bij opslag en bewerking is van doorslaggevend belang voor de handhaving van hoge kwaliteitsnormen. Daarom moet worden bepaald wat de maximumtemperatuur is waarbij bevroren producten van vlees van pluimvee mogen worden bewaard.

(9)

De bepalingen van deze verordening, en met name die inzake de controle op en het afdwingen van de toepassing van de regeling, dienen in de hele Gemeenschap op uniforme wijze te gelden. De daartoe vastgestelde uitvoeringsbepalingen dienen ook uniform te zijn. Derhalve dienen met betrekking tot bemonsteringsprocedures en toleranties gemeenschappelijke maatregelen te worden vastgesteld.

(10)

Teneinde de consument omtrent de te koop aangeboden producten toereikende, ondubbelzinnige en objectieve informatie te verschaffen en terzelfder tijd het vrije verkeer van die producten in de Gemeenschap te garanderen, dient ervoor te worden gezorgd dat bij de handelsnormen voor vlees van pluimvee in de mate van het mogelijke rekening wordt gehouden met Richtlijn 76/211/EEG van de Raad van 20 januari 1976 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten inzake het voorverpakken naar gewicht of volume van bepaalde producten in voorverpakkingen (4).

(11)

Op het etiket mag facultatief gebruik worden gemaakt van, met name, vermeldingen inzake de koelmethode en het houderijsysteem. Deze laatste vermelding mag, met het oog op de bescherming van de consument, slechts worden gebruikt met inachtneming van nauwkeurige criteria inzake de houderijsystemen en van grenswaarden voor een aantal parameters zoals leeftijd bij het slachten, duur van de mestperiode en gehalte aan bepaalde voederingrediënten.

(12)

Indien op een etiket voor vlees van voor de productie van „foie gras” gehouden eenden en ganzen een houderijsysteem met (vrije) uitloop is aangegeven, moet, met het oog op volledige informatie over de kenmerken van het product, daarbij ten behoeve van de verbruikers ook worden vermeld dat de dieren voor de productie van „foie gras” waren bestemd.

(13)

Het is wenselijk dat de Commissie er permanent op toeziet dat de nationale maatregelen ter uitvoering van deze bepalingen in overeenstemming zijn met de communautaire wetgeving, met inbegrip van de handelsnormen. Met name moet worden voorzien in registratie en geregelde controle van de bedrijven die gebruik mogen maken van de benamingen voor houderijsystemen. Dergelijke bedrijven moeten derhalve ertoe worden verplicht gedetailleerde gegevens hierover bij te houden.

(14)

Gelet op het specifieke karakter van deze controles moeten de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaten de verantwoordelijkheid ervoor kunnen delegeren aan onafhankelijke, naar behoren gekwalificeerde en erkende instanties, mits passende toezichts- en voorzorgsmaatregelen worden genomen.

(15)

Het is mogelijk dat handelaren in derde landen gebruik wensen te maken van de facultatieve vermeldingen met betrekking tot de koelmethoden en de houderijsystemen. De hiervoor vereiste bepalingen moeten worden vastgesteld, met dien verstande dat moet worden bepaald dat de bevoegde autoriteit van het betrokken derde land, die in een door de Commissie opgestelde lijst moet zijn opgenomen, de nodige certificaten moet afgeven.

(16)

In verband met de economische en technische ontwikkelingen op zowel het stuk van de bewerking van geslacht pluimvee als dat van de controle, en omdat, bij het in de handel brengen van bevroren en diepgevroren vlees van pluimvee, het watergehalte een belangrijke factor is, moet het maximumwatergehalte van bevroren en diepgevroren karkassen worden vastgesteld en moet een controlesysteem worden ingevoerd dat zowel in de slachterijen als in alle stadia van het afzetproces moet worden toegepast, zonder te tornen aan het principe van het vrije verkeer van goederen op de eengemaakte markt.

(17)

Het is van belang de waterabsorptie in de productie-inrichting te controleren en betrouwbare methoden vast te stellen voor de bepaling van de hoeveelheid water die bij het behandelen van de bevroren of diepgevroren karkassen wordt toegevoegd, en geen onderscheid te maken tussen fysiologisch water en bij de bewerking van het pluimvee toegevoegd water, aangezien het hanteren van een dergelijk onderscheid praktische problemen zou geven.

(18)

Het is dienstig te verbieden dat bevroren of diepgevroren pluimvee dat niet aan de voorschriften voldoet, zonder passende aanduiding op de verpakking in de handel wordt gebracht. Er moeten dan ook praktische voorschriften worden vastgesteld betreffende de naargelang van de bestemming van de goederen op de individuele verpakking en de bulkverpakking aan te brengen vermeldingen, teneinde de controle te vergemakkelijken en te voorkomen dat de goederen een andere bestemming krijgen.

(19)

Er moet worden voorgeschreven welke maatregelen moeten worden genomen wanneer bij een controle wordt geconstateerd dat een zending onregelmatig is in die zin dat de goederen niet aan deze verordening voldoen. Er moet worden voorzien in een procedure om geschillen met betrekking tot intracommunautaire zendingen te regelen.

(20)

Als zich geschillen voordoen, moet de Commissie kunnen optreden, met name door zich ter plaatse te begeven en op de situatie afgestemde maatregelen te nemen.

(21)

De harmonisatie van de eisen ten aanzien van het watergehalte impliceert dat een communautair referentielaboratorium en nationale referentielaboratoria worden aangewezen.

(22)

Er moet worden voorzien in financiële steun van de Gemeenschap.

(23)

Tussen de Gemeenschap en het communautaire referentielaboratorium moet een contract worden gesloten waarin wordt bepaald op welke wijze de steun wordt betaald.

(24)

Er dient te worden bepaald dat de lidstaten praktische regelingen moeten vaststellen voor de controle van het watergehalte van bevroren en diepgevroren pluimvee. Met het oog op de uniforme toepassing van deze verordening moet worden voorgeschreven dat de lidstaten de Commissie en de andere lidstaten van die regelingen in kennis moeten stellen.

(25)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Beheerscomité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Ten aanzien van de in artikel 121, onder e), ii), van Verordening (EG) nr. 1234/2007 bedoelde producten gelden de volgende definities:

1.

Pluimveekarkassen

a)

HANEN EN KIPPEN (Gallus domesticus)

kuikens, braadkuikens, kippen, braadkippen: dieren waarbij de punt van het borstbeen nog buigzaam is (niet verbeend),

hanen en hennen, soep- of stoofkippen: dieren waarbij de punt van het borstbeen hard is (verbeend),

kapoenen: mannelijke kippen die langs chirurgische weg zijn gecastreerd voordat zij geslachtsrijp zijn geworden en die zijn geslacht wanneer zij ten minste 140 dagen oud zijn; na de castratie moeten de kapoenen gedurende ten minste 77 dagen zijn vetgemest,

piepkuikens: kuikens van minder dan 650 gram (gewicht zonder slachtafvallen, kop of poten). Kuikens van 650 tot 750 gram mogen „piepkuikens” worden genoemd indien zij bij het slachten niet ouder zijn dan 28 dagen. Voor de controle op de leeftijd bij het slachten mogen de lidstaten artikel 12 toepassen,

Jonge hanen: mannelijke kippen van legrassen waarbij de punt van het borstbeen hard is, doch niet volledig verbeend is en die geslacht worden wanneer zij minstens 90 dagen oud zijn;

b)

KALKOENEN (Meleagris gallopavo dom.)

(jonge) kalkoenen: kalkoenen waarbij de punt van het borstbeen nog buigzaam is (niet verbeend),

kalkoenen: kalkoenen waarbij de punt van het borstbeen hard is (verbeend);

c)

EENDEN (Anas platyrhynchos dom., cairina muschata), „Mulard”-eenden (cairina muschata x Anas platyrhynchos)

(jonge) eenden, (jonge) Barbarijse eenden, (jonge) „Mulard”-eenden: eenden waarbij de punt van het borstbeen nog buigzaam is (niet verbeend),

eenden, Barbarijse eenden, „Mulard”-eenden: eenden waarbij de punt van het borstbeen hard is (verbeend);

d)

GANZEN (Anser anser dom.)

(jonge) ganzen: ganzen waarbij de punt van het borstbeen nog buigzaam is (niet verbeend). De vetlaag rond het karkas is dun tot matig: het vet van jonge ganzen kan een kleur hebben die op een speciale voeding wijst,

ganzen: ganzen waarbij de punt van het borstbeen hard is (verbeend); de vetlaag rond het karkas is matig tot dik;

e)

PARELHOENDERS (Numida meleagris domesticus)

(Jonge) parelhoenders: parelhoenders waarbij de punt van het borstbeen nog buigzaam is (niet verbeend),

Parelhoenders: parelhoenders waarbij de punt van het borstbeen hard is (verbeend).

Voor de toepassing van deze verordening worden op het geslacht gebaseerde varianten van de onder a) tot en met e) gebruikte benamingen als gelijkwaardig beschouwd.

2.

Delen van pluimvee

a)

helft: helft van het karkas, verkregen door een overlangse doorsnede door het borstbeen en de ruggengraat;

b)

kwart: achterkwart of voorkwart, verkregen door een helft door middel van een dwarse doorsnede in twee stukken te verdelen;

c)

niet-gescheiden achterkwarten: beide achterkwarten die met elkaar zijn verbonden door een deel van de rug, met of zonder de staart;

d)

borst: het borstbeen en de ribben, of een deel daarvan, aan weerszijden daarvan, met de daaraan gehechte spiermassa. De borst kan in haar geheel of in helften worden aangeboden;

e)

hele poot/hele dij: het dijbeen, het scheenbeen en het kuitbeen met de daaraan gehechte spiermassa. De twee sneden worden gemaakt in de gewrichten;

f)

poot/dij met rugdeel (bout): het gewicht van het rugdeel mag niet meer bedragen dan 25 % van het gewicht van het hele deel;

g)

bovenpoot/bovendij: het dijbeen met de daaraan gehechte spiermassa. De twee sneden worden gemaakt in de gewrichten;

h)

onderpoot/onderdij (drumstick): het scheenbeen en het kuitbeen met de daaraan gehechte spiermassa. De twee sneden worden gemaakt in de gewrichten;

i)

vleugel: het opperarmbeen, de ellepijp en het spaakbeen met de daaraan gehechte spiermassa. Bij vleugels van kalkoenen mogen het opperarmbeen en de ellepijp/het spaakbeen met de daaraan gehechte spiermassa afzonderlijk worden aangeboden. De vleugelspits, met inbegrip van de beentjes van de carpus, kan al dan niet verwijderd zijn. De sneden worden gemaakt in de gewrichten;

j)

niet-gescheiden vleugels: beide vleugels die met elkaar zijn verbonden door een deel van de rug, waarbij het gewicht van dit rugdeel niet meer mag bedragen dan 45 % van het gewicht van het hele deel;

k)

borstfilet: de hele borst of de helft daarvan, zonder been, d.w.z. zonder het borstbeen en de ribben. Borstfilet van kalkoen kan bestaan uit alleen de diepgelegen borstspier;

l)

borstfilet met vorkbeen: de borstfilet zonder huid, met het vorkbeen en de kraakbeenpunt van het borstbeen, waarbij het gewicht van vorkbeen en kraakbeen niet meer mag bedragen dan 3 % van het gewicht van het hele deel;

m)

magret: borstfilet van eenden en ganzen als bedoeld in punt 3, met inbegrip van de huid en het onderhuidse vet dat de borstspier bedekt, maar zonder de diepgelegen borstspier;

n)

vlees van hele poten/hele dijen van kalkoenen, zonder been: dijen en/of onderpoten/onderdijen van kalkoenen, in hun geheel, in blokjes of in repen gesneden, zonder been, d.w.z. zonder dijbeen, scheenbeen en kuitbeen.

Voor de onder e), g) en h) genoemde producten wordt onder de bepaling „De twee sneden worden gemaakt in de gewrichten” verstaan dat de sneden worden gemaakt tussen de lijnen die, in de tekening in bijlage II, aangeven tot waar de gewrichten komen.

De onder d) tot en met k) genoemde producten mogen worden aangeboden met of zonder de huid. Het ontbreken van de huid bij de onder d) tot en met j) genoemde producten of de aanwezigheid van de huid bij het onder k) genoemde product moet worden vermeld in de etikettering als bedoeld in artikel 1, lid 3, punt a), van Richtlijn 2000/13/EG van het Europees Parlement en de Raad (5).

3.

Foie gras

De levers van ganzen of van eenden van de soort Cairina muschata of Cairina muschata x Anas platyrhynchos, die zo zijn gevoederd dat in de lever hypertrofie van de vetcellen optreedt.

De dieren waarbij dergelijke levers worden weggenomen, moeten volledig zijn uitgebloed. De levers moeten een uniforme kleur hebben.

De levers moeten aan de volgende gewichtsnormen voldoen:

die van eenden moeten een nettogewicht van ten minste 300 gram hebben,

die van ganzen moeten een nettogewicht van ten minste 400 gram hebben.

Artikel 2

In het kader van deze verordening wordt verstaan onder:

a)

„karkas”: het hele lichaam van een vogel van de in artikel 1, onder 1), bedoelde soorten na het verbloeden, het plukken en het verwijderen van de ingewanden; het wegnemen van de nieren is evenwel facultatief; een karkas waarvan de ingewanden zijn verwijderd, kan te koop worden aangeboden met of zonder slachtafvallen, d.w.z. hart, lever, spiermaag en hals, in de buikholte;

b)

„delen van een karkas”: vlees van pluimvee dat, aan de hand van de omvang en de kenmerken van het spierweefsel, kan worden geïdentificeerd als afkomstig van enig deel van het karkas;

c)

„voorverpakt vlees van pluimvee”: vlees van pluimvee dat wordt aangeboden in de vorm als bedoeld in artikel 1, lid 3, onder b), van Richtlijn 2000/13/EG;

d)

„niet-voorverpakt vlees van pluimvee”: vlees van pluimvee dat zonder voorverpakking aan de eindverbruiker te koop wordt aangeboden of op verzoek van de koper op de plaats van verkoop wordt verpakt;

e)

„in de handel brengen”: het in voorraad hebben of uitstallen met het oog op de verkoop, het te koop aanbieden, de verkoop, de levering of elke andere wijze van in de handel brengen;

f)

„partij”: te keuren vlees van pluimvee van dezelfde soort en hetzelfde type, van dezelfde klasse, van dezelfde productiegang, van dezelfde slachterij of uitsnijderij en dat op een zelfde plaats aangetroffen wordt. Voor de toepassing van artikel 9 en van de bijlagen V en VI bestaat een partij uitsluitend uit voorverpakkingen die op basis van het nominale gewicht tot dezelfde gewichtsklasse behoren.

Artikel 3

1.   Karkassen moeten, om overeenkomstig deze verordening in de handel te mogen worden gebracht, in een van de volgende vormen te koop worden aangeboden:

gedeeltelijk van de ingewanden ontdaan („ontdarmd”),

met slachtafvallen,

zonder slachtafvallen.

De vermelding „van de ingewanden ontdaan” mag worden toegevoegd.

2.   Gedeeltelijk van de ingewanden ontdane karkassen zijn karkassen waarbij het hart, de lever, de longen, de spiermaag, de krop en de nieren niet zijn verwijderd.

3.   Voor elke aanbiedingsvorm van de karkassen geldt dat, wanneer de kop niet is verwijderd, de luchtpijp, de slokdarm en de krop in het karkas mogen blijven.

4.   Slachtafvallen omvatten slechts:

het hart, de hals, de spiermaag en de lever, en alle andere delen die als eetbaar worden beschouwd op de markt waar het product uiteindelijk voor consumptie wordt aangeboden. Van de lever moet de galblaas zijn verwijderd, de spiermaag wordt aangeboden zonder het hoornmembraan en de inhoud van de spiermaag moet zijn verwijderd. Het hart mag worden aangeboden met of zonder de hartzak. Indien de hals aan het dier blijft vastzitten, wordt de hals niet als slachtafval beschouwd.

Wanneer een van deze vier organen gewoonlijk niet samen met het karkas te koop wordt aangeboden, moet de afwezigheid ervan in de etikettering worden vermeld.

5.   Onverminderd de overeenkomstig Richtlijn 2000/13/EEG vastgestelde nationale voorschriften moeten op de begeleidende handelsdocumenten in de zin van artikel 13, lid 1, onder b), van die richtlijn de volgende aanvullende gegevens worden vermeld:

a)

de in bijlage XIV, deel B, punt III.1, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 bedoelde categorie;

b)

de staat waarin het pluimveevlees in de handel wordt gebracht overeenkomstig bijlage XIV, deel B, punt III.2, van Verordening (EG) nr. 1234/2007, en de aanbevolen opslagtemperatuur.

Artikel 4

1.   De benamingen waaronder de in deze verordening bedoelde producten worden verkocht, als bedoeld in artikel 3, lid 1, punt 1, van Richtlijn 2000/13/EG, zijn die welke zijn vermeld in artikel 1 van deze verordening en de in bijlage I vermelde overeenkomstige benamingen in de andere talen van de Gemeenschap; bovendien wordt verwezen:

voor karkassen, naar een van de aanbiedingsvormen als vastgesteld in artikel 3, lid 1, van deze verordening,

voor delen van pluimvee, naar de respectieve soorten.

2.   De in artikel 1, onder 1) en 2), omschreven benamingen mogen met andere vermeldingen worden aangevuld, op voorwaarde dat deze laatste de consument niet misleiden, met name door aanleiding te geven tot verwarring met andere in artikel 1, onder 1) en 2), genoemde producten, of met de in artikel 11 vastgestelde vermeldingen.

Artikel 5

1.   Andere dan de in artikel 1 omschreven producten mogen in de Gemeenschap slechts in de handel worden gebracht onder benamingen die de consument niet kunnen misleiden door aanleiding te geven tot verwarring met de in artikel 1 vastgestelde benamingen of de in artikel 11 vastgestelde vermeldingen.

2.   Onverminderd de overeenkomstig Richtlijn 2000/13/EG vastgestelde nationale voorschriften moeten inzake etikettering, aanbiedingsvorm en reclame met betrekking tot voor de eindverbruiker bestemd vlees van pluimvee de in de leden 3 en 4 van dit artikel genoemde aanvullende bijkomende eisen in acht worden genomen.

3.   Voor vers vlees van pluimvee moet de datum van minimale houdbaarheid worden vervangen door de uiterste consumptiedatum overeenkomstig artikel 10 van Richtlijn 2000/13/EG.

4.   Voor voorverpakt vlees van pluimvee dienen op de voorverpakking of op het daaraan gehechte etiket tevens de volgende gegevens te worden vermeld:

a)

de in bijlage XIV, deel B, punt III.1, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 bedoelde categorie;

b)

voor vers vlees van pluimvee, de totale prijs en de prijs per gewichtseenheid in de detailverkoop;

c)

de staat waarin het pluimveevlees in de handel wordt gebracht overeenkomstig bijlage XIV, deel B, punt III.2, van Verordening (EG) nr. 1234/2007, en de aanbevolen opslagtemperatuur;

d)

het erkenningsnummer van het slachthuis of de uitsnijderij dat is toegekend overeenkomstig artikel 4 van Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad (6), behalve in de gevallen waarin het uitsnijden of het uitbenen overeenkomstig artikel 4, lid 2, onder d), van die verordening op de plaats van verkoop geschiedt;

e)

voor vlees van pluimvee dat uit derde landen ingevoerd wordt, het land van oorsprong.

5.   Wanneer vlees van pluimvee onverpakt voor verkoop wordt aangeboden, behalve indien het uitsnijden en het uitbenen overeenkomstig artikel 4, lid 2, onder d), van Verordening (EG) nr. 853/2004 op de plaats van verkoop geschieden, en wel op verzoek en in aanwezigheid van de consument, is ten aanzien van de in lid 4 bedoelde vermeldingen artikel 14 van Richtlijn 2000/13/EG van toepassing.

6.   In afwijking van artikel 3, lid 5, en van de leden 2 tot en met 5 van dit artikel is het niet nodig vlees van pluimvee in te delen of de in die bepalingen genoemde aanvullende gegevens te vermelden als het gaat om leveringen aan uitsnijderijen of vleesverwerkende inrichtingen.

Artikel 6

De onderstaande aanvullende bepalingen zijn van toepassing op bevroren vlees van pluimvee als omschreven in bijlage XIV, deel B, punt II.3, van Verordening (EG) nr. 1234/2007.

De temperatuur van bevroren vlees van pluimvee als bedoeld in deze verordening moet stabiel zijn en overal in het product worden gehandhaafd op ten hoogste – 12 °C, met eventueel kortstondige opwaartse schommelingen van ten hoogste 3 °C. Deze schommelingen in de temperatuur van het product worden toegestaan bij lokale distributie en bij uitstalling in de detailhandel overeenkomstig de regels van het vak wat opslag en distributie betreft.

Artikel 7

1.   Karkassen van pluimvee en delen daarvan die onder deze verordening vallen, moeten aan de onderstaande minimumeisen voldoen om in de klassen „A” en „B” te worden ingedeeld:

a)

zij moeten, de aanbiedingsvorm in aanmerking genomen, intact zijn;

b)

zij moeten schoon zijn, vrij van zichtbare vreemde substanties, van vuil en van bloed;

c)

zij moeten vrij zijn van vreemde geuren;

d)

zij moeten vrij zijn van zichtbare bloedvlekken, behalve wanneer die klein en onopvallend zijn;

e)

zij moeten vrij zijn van naar buiten stekende gebroken beenderen;

f)

zij moeten vrij zijn van ernstige kneuzingen.

Vers pluimvee mag geen sporen vertonen van voorafgaande bevriezing.

2.   Om in klasse A te worden ingedeeld, moeten karkassen van pluimvee en delen daarvan bovendien aan de volgende eisen voldoen:

a)

zij moeten goed bevleesd zijn. Het vlees moet stevig zijn; de borst moet goed ontwikkeld zijn, breed, lang en vlezig zijn, en de poten of dijen moeten vlezig zijn. Bij kuikens en kippen, jonge eenden en kalkoenen moeten de borst, de rug en de poten of dijen met een dunne gelijkmatige vetlaag bedekt zijn. Bij hanen, hennen, eenden en jonge ganzen is een dikkere vetlaag toegestaan. Bij ganzen moet het hele karkas met een matige tot dikke vetlaag bedekt zijn;

b)

enkele kleine veertjes, stompjes (veerpunten) en haartjes („filoplumes”) mogen op de borst, de poten of dijen, de rug, de pootgewrichten en de vleugelspitsen aanwezig zijn. Bij soep- of stoofkippen, eenden, kalkoenen en ganzen mogen ook enkele veertjes op andere delen van het karkas worden aangetroffen;

c)

letsels, kneuzingen en verkleuringen zijn toegestaan op voorwaarde dat zij beperkt en onopvallend zijn en niet voorkomen op de borst of de poten of dijen. De vleugelspits mag ontbreken. Bij de vleugelspitsen en de follikels is een geringe mate van roodkleuring toegestaan;

d)

bevroren of diepgevroren pluimvee mag geen sporen vertonen van vriesbrand (7), behalve wanneer het om incidentele, geringe en onopvallende vormen ervan gaat en de vriesbrand niet op de borst noch op de poten of dijen voorkomt.

Artikel 8

1.   Beslissingen op grond van de vaststelling dat niet aan de artikelen 1, 3 en 7 is voldaan, mogen slechts worden genomen voor de hele partij die overeenkomstig dit artikel is gekeurd.

2.   Van elke partij die moet worden gekeurd in een slachthuis, een uitsnijderij, een groothandels- en detailhandelsbedrijf of tijdens elk ander handelsstadium, inclusief het vervoer, of, in geval van invoer uit derde landen, bij de inklaring, wordt steekproefsgewijs een monster genomen bestaande uit de volgende aantallen individuele producten als omschreven in artikel 1:

Aantal producten in de partij

Aantal producten in het monster

Toegestaan aantal ondeugdelijke producten

Totaal

Artikel 1, onder 1) (8) en 3), en artikel 7, lid 1

1

2

3

4

100-500

30

5

2

501-3 200

50

7

3

> 3 200

80

10

4

3.   Bij de keuring van een partij vlees van pluimvee van klasse A is in totaal het in kolom 3 van de tabel in lid 2 aangegeven aantal ondeugdelijke producten toegestaan. Deze ondeugdelijke producten kunnen, wanneer het gaat om borstfilet, bestaan uit filet waarin ten hoogste 2 gewichtspercenten kraakbeen (buigzame punt van het borstbeen) aanwezig zijn.

Het aantal ondeugdelijke producten dat niet voldoet aan artikel 1, onder 1) en 3), en artikel 7, lid 1, mag evenwel niet groter zijn dan het in kolom 4 van de tabel in lid 2 vermelde aantal.

Met betrekking tot artikel 1, onder 3), is een ondeugdelijk product alleen toegestaan bij een gewicht van ten minste 240 gram voor eendenlevers en van ten minste 385 gram voor ganzenlevers.

4.   Bij de keuring van een partij vlees van pluimvee van klasse B wordt het toegestane aantal ondeugdelijke producten verdubbeld.

5.   Wanneer wordt vastgesteld dat de gekeurde partij niet aan de eisen voldoet, verbiedt de controlerende instantie dat de partij in de handel wordt gebracht of, indien zij afkomstig is uit een derde land, wordt ingevoerd, tenzij en totdat het bewijs wordt geleverd dat het nodige is gedaan om wel aan de artikelen 1 en 7 te voldoen.

Artikel 9

1.   Bevroren of diepgevroren vlees van pluimvee, in voorverpakkingen in de zin van artikel 2 van Richtlijn 76/211/EEG, kan overeenkomstig bijlage XIV, deel B, punt III.3, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 in gewichtsklassen worden ingedeeld. Deze voorverpakkingen kunnen bevatten:

een pluimveekarkas of

een of meer dezelfde delen van pluimvee van dezelfde soort, als omschreven in artikel 1.

2.   Op alle voorverpakkingen moet het gewicht van het product, bekend als „nominaal gewicht”, worden vermeld dat zij overeenkomstig de leden 3 en 4 moeten bevatten.

3.   Voorverpakkingen van bevroren of diepgevroren vlees van pluimvee mogen op basis van het nominale gewicht als volgt in gewichtsklassen worden ingedeeld:

a)

karkassen:

< 1 100 g: per klasse van 50 g (1 050 — 1 000 — 950 enz.),

1 100 — < 2 400 g: per klasse van 100 g (1 100 — 1 200 — 1 300 enz.),

≥ 2 400 g: per klasse van 200 g (2 400 — 2 600 — 2 800 enz.);

b)

delen:

< 1 100 g: per klasse van 50 g (1 050 — 1 000 — 950, enz.),

≥ 1 100 g: per klasse van 100 g (1 100 — 1 200 — 1 300 enz.).

4.   Voorverpakkingen als bedoeld in lid 1 moeten aan de volgende eisen voldoen:

a)

de werkelijke inhoud mag gemiddeld niet kleiner zijn dan het nominale gewicht;

b)

het aantal voorverpakkingen met een fout in minus die groter is dan de in lid 9 vastgestelde maximaal toelaatbare fout in minus, moet zo gering zijn dat de partijen voorverpakkingen aan de eisen van de in lid 10 genoemde tests voldoen;

c)

voorverpakkingen met een fout in minus die groter is dan tweemaal de in lid 9 vastgestelde maximaal toelaatbare fout, mogen niet in de handel worden gebracht.

De in bijlage I bij Richtlijn 76/211/EEG vastgestelde definities van nominaal gewicht, werkelijke inhoud en fout in minus zijn van toepassing op deze verordening.

5.   Ten aanzien van de verantwoordelijkheid van de verpakker of importeur van bevroren of diepgevroren vlees van pluimvee en de door de bevoegde autoriteiten te verrichten controles is het bepaalde in de punten 4, 5 en 6 van bijlage I bij Richtlijn 76/211/EEG van overeenkomstige toepassing.

6.   De controle van voorverpakkingen wordt uitgevoerd op monsters en is tweeledig:

een controle op de werkelijke inhoud van elke voorverpakking in het monster,

een controle op de gemiddelde werkelijke inhoud van de voorverpakkingen in het monster.

Een partij voorverpakkingen wordt goedgekeurd indien de uitkomsten van beide controles aan de in de leden 10 en 11 vastgestelde goedkeuringsnormen voldoen.

7.   Een partij bevat alle te controleren voorverpakkingen met hetzelfde nominale gewicht, van hetzelfde type en van dezelfde productiegang die op dezelfde plaats zijn verpakt.

Ten aanzien van de omvang van de partij gelden de volgende beperkingen:

wanneer de voorverpakkingen worden gecontroleerd aan het einde van de verpakkingslijn, moet het aantal voorverpakkingen in elke partij gelijk zijn aan de maximumproductie per uur van de verpakkingslijn, zonder enige beperking ten aanzien van de omvang van de partij;

in andere gevallen mag de partij uit ten hoogste 10 000 voorverpakkingen bestaan.

8.   De bemonstering gebeurt door uit elke te controleren partij steekproefsgewijs de volgende aantallen voorverpakkingen te nemen:

Aantal voorverpakkingen in de partij

Aantal voorverpakkingen in het monster

100-500

30

501-3 200

50

> 3 200

80

Wanneer de partij minder dan 100 voorverpakkingen telt, moet, als de niet-destructieve controle in de zin van bijlage II bij Richtlijn 76/211/EEG wordt verricht, deze controle op 100 % van de voorverpakkingen worden verricht.

9.   Voor voorverpakt vlees van pluimvee gelden de volgende maximaal toelaatbare fouten in minus:

(in gram)

Nominaal gewicht

Maximaal toelaatbare fout in minus

Karkassen

Delen van een karkas

< 1 100

25

25

1 100 — < 2 400

50

50

2 400 en meer

100

 

10.   Om de werkelijke inhoud van elke voorverpakking in het monster te controleren moet de aanvaardbare minimuminhoud worden berekend door de maximaal toelaatbare fout voor de betrokken inhoud af te trekken van het nominale gewicht van de voorverpakking.

Voorverpakkingen in het monster met een werkelijke inhoud die kleiner is dan de aanvaardbare minimuminhoud, worden als ondeugdelijk beschouwd.

De gecontroleerde partij voorverpakkingen wordt goedgekeurd als het aantal ondeugdelijke eenheden in het monster ten hoogste gelijk is aan de in de onderstaande tabel vermelde goedkeuringsnorm; de gecontroleerde partij voorverpakkingen wordt afgekeurd als het aantal ondeugdelijke eenheden in het monster ten minste gelijk is aan de hieronder aangegeven afkeuringsnorm:

Aantal voorverpakkingen in het monster

Aantal ondeugdelijke eenheden

Goedkeuringsnorm

Afkeuringsnorm

30

2

3

50

3

4

80

5

6

11.   Bij de controle van de gemiddelde werkelijke inhoud wordt een partij voorverpakkingen goedgekeurd als de gemiddelde werkelijke inhoud van de voorverpakkingen in het monster groter is dan de hierna vastgestelde goedkeuringsnorm:

Aantal voorverpakkingen in het monster

Goedkeuringsnorm voor de gemiddelde werkelijke inhoud

30

x— ≥ Qn – 0,503 s

50

x— ≥ Qn – 0,379 s

80

x— ≥ Qn – 0,295 s

x

=

gemiddelde werkelijke inhoud van de voorverpakkingen,

Qn

=

nominaal gewicht van de voorverpakking,

s

=

standaardafwijking van de werkelijke inhoud van de voorverpakkingen in de partij.

De standaardafwijking wordt geraamd overeenkomstig punt 2.3.2.2 van bijlage II bij Richtlijn 76/211/EEG.

12.   Zolang op grond van Richtlijn 80/181/EEG van de Raad (9) het gebruik van aanvullende aanduidingen is toegestaan, mag op voorverpakkingen waarop dit artikel betrekking heeft, benevens het nominale gewicht een aanvullende aanduiding worden vermeld.

13.   Ten aanzien van vlees van pluimvee dat uit andere lidstaten in het Verenigd Koninkrijk wordt binnengebracht, worden steekproefsgewijs controles verricht, maar deze controles mogen niet worden verricht aan de grens.

Artikel 10

In de etikettering als bedoeld in artikel 1, lid 3, onder a), van Richtlijn 2000/13/EG mag, met de onderstaande begrippen en de in bijlage III opgenomen overeenkomstige begrippen in de andere talen van de Gemeenschap, worden vermeld dat is gebruik gemaakt van een van de hierna omschreven koelmethoden:

luchtkoeling: koeling van de pluimveekarkassen met koude lucht,

lucht-sproeikoeling: koeling van de pluimveekarkassen met koude lucht gepaard met een waternevel of een fijne waterspray,

dompelkoeling: koeling van de pluimveekarkassen in met water of met water en ijs gevulde tanks, volgens het tegenstroomproces.

Artikel 11

1.   In de etikettering als bedoeld in artikel 1, lid 3, onder a), van Richtlijn 2000/13/EG mogen ter aanduiding van het houderijsysteem, met uitzondering van de biologische landbouw, geen andere vermeldingen worden gebruikt dan de hierna vastgestelde vermeldingen en de overeenkomstige in bijlage IV opgenomen vermeldingen in de andere talen van de Gemeenschap, en in elk geval mogen zij alleen worden gebruikt voor zover aan de desbetreffende in bijlage V bij deze verordening vastgestelde voorwaarden is voldaan:

a)

„Gevoerd met … % …”,

b)

„Scharrel … binnengehouden”,

c)

„Scharrel … met uitloop”,

d)

„Boerenscharrel … met uitloop”/„Hoeve … met uitloop”,

e)

„Boerenscharrel … met vrije uitloop”/„Hoeve … met vrije uitloop”.

Deze vermeldingen mogen worden aangevuld met verwijzingen naar de bijzondere kenmerken van de verschillende houderijsystemen.

Wanneer voor vlees van voor de productie van „foie gras” gehouden eenden en ganzen een etiket met de onder c), d) of e), bedoelde vermelding wordt gebruikt, moet deze met de woorden „voor de productie van foie gras” worden aangevuld.

2.   De leeftijd bij het slachten of de duur van de mestperiode mogen slechts worden vermeld indien een van de in lid 1 vastgestelde vermeldingen wordt gebruikt en het pluimvee ten minste de leeftijd heeft die is aangegeven in bijlage V, onder b), c) of d). Deze bepaling geldt evenwel niet voor dieren bedoeld in artikel 1, punt 1), onder a), vierde streepje.

3.   De leden 1 en 2 gelden onverminderd nationale technische maatregelen die verder reiken dan de in bijlage V vastgestelde minimumvoorwaarden en slechts van toepassing zijn voor de producenten van de betrokken lidstaat, voor zover de betrokken maatregelen verenigbaar zijn met het Gemeenschapsrecht en beantwoorden aan de gemeenschappelijke handelsnormen voor vlees van pluimvee.

4.   De in punt 3 bedoelde nationale maatregelen worden aan de Commissie meegedeeld.

5.   Op verzoek van de Commissie verstrekken de lidstaten te allen tijde alle nodige inlichtingen om na te gaan of de in dit artikel bedoelde maatregelen verenigbaar zijn met het Gemeenschapsrecht en aan de gemeenschappelijke handelsnormen voor vlees van pluimvee beantwoorden.

Artikel 12

1.   Slachterijen die de in artikel 11 bedoelde vermeldingen mogen gebruiken, worden apart geregistreerd. Zij moeten per houderijsysteem een afzonderlijk register bijhouden waarin zijn opgenomen:

a)

de namen en de adressen van de pluimveeproducenten, die na controle door de bevoegde autoriteit van de lidstaat worden geregistreerd;

b)

op verzoek van deze autoriteit, het aantal dieren dat elke producent per productieronde houdt;

c)

het aantal geleverde en verwerkte dieren en het totale levend en geslacht gewicht ervan;

d)

gegevens over de verkoop, met inbegrip van naam en adres van de kopers, en dit tot minstens zes maanden na de verzending.

2.   Vervolgens worden de in lid 1 bedoelde producenten geregeld gecontroleerd. Zij moeten tot minstens zes maanden na de verzending een doorlopend register van het aantal dieren per houderijsysteem bijhouden met vermelding van het aantal verkochte dieren en de naam en het adres van de kopers, alsook van de geleverde hoeveelheid voeder en de herkomst ervan.

Bovendien moeten producenten die pluimvee in een systeem met (vrije) uitloop houden, ook optekenen vanaf welke datum de dieren in dit systeem worden gehouden.

3.   Voederbedrijven en -leveranciers moeten tot minstens zes maanden na de verzending gegevens bijhouden waaruit blijkt dat de samenstelling van het voeder dat zij voor het in artikel 11, lid 1, onder a), genoemde houderijsysteem aan producenten leveren, beantwoordt aan de vermeldingen betreffende de voeding.

4.   Broederijen moeten tot minstens zes maanden na de verzending gegevens bijhouden over de dieren van een als langzaam groeiend erkend ras die zij voor de in artikel 11, lid 1, onder d) en e), genoemde houderijsystemen aan producenten leveren.

5.   Geregelde controles op de naleving van het bepaalde in artikel 11 en de leden 1 tot en met 4 van dit artikel moeten worden verricht in:

a)

het mestbedrijf: ten minste eenmaal per productieronde,

b)

het voederbedrijf en de voederleverancier: ten minste eenmaal per jaar,

c)

de slachterij: ten minste viermaal per jaar,

d)

de broederij: ten minste eenmaal per jaar voor de in artikel 11, lid 1, onder d) en e), genoemde houderijsystemen.

6.   Elke lidstaat stelt de andere lidstaten en de Commissie in het bezit van een lijst van de erkende slachterijen die overeenkomstig lid 1 zijn geregistreerd, met vermelding van de naam en het adres en het erkenningsnummer van elke slachterij. Elke wijziging in die lijst wordt bij het begin van elk kalenderkwartaal aan de andere lidstaten en aan de Commissie meegedeeld.

Artikel 13

In geval van controle op de aanduiding van het gebruikte houderijsysteem als bedoeld in artikel 121, onder e), v), van Verordening (EG) nr. 1234/2007, moeten de door de lidstaten aangewezen instanties voldoen aan de voorwaarden die zijn vastgesteld bij Europese Norm nr. EN/45011 van 26 juni 1989, en moeten zij door de bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat als zodanig zijn erkend en worden gecontroleerd.

Artikel 14

Uit derde landen ingevoerd vlees van pluimvee mag van een of meer van de in de artikelen 10 en 11 vastgestelde facultatieve vermeldingen voorzien zijn, indien het vergezeld gaat van een door de bevoegde autoriteit van het land van oorsprong afgegeven certificaat waarin wordt verklaard dat de betrokken producten aan de desbetreffende bepalingen van deze verordening voldoen.

Indien een derde land daarom verzoekt, stelt de Commissie een lijst op van die autoriteiten.

Artikel 15

1.   Onverminderd artikel 16, lid 5, en artikel 17, lid 3, mogen bevroren en diepgevroren kuikens en kippen in het kader van beroep of bedrijf binnen de Gemeenschap alleen in de handel worden gebracht indien hun gehalte aan water het technisch onvermijdelijke gehalte, geconstateerd volgens de in bijlage VI (dripmethode) of in bijlage VII (chemische test) beschreven analysemethode, niet overschrijdt.

2.   De door elke lidstaat aangewezen bevoegde autoriteiten zien erop toe dat de slachterijen de nodige maatregelen nemen om aan lid 1 te voldoen en dat met name:

monsters worden genomen om de waterabsorptie tijdens het koelen en het watergehalte van bevroren en diepgevroren kuikens en kippen te controleren;

de resultaten van de controles worden geregistreerd en gedurende één jaar worden bewaard;

elke partij op zodanige wijze wordt gemerkt dat kan worden nagegaan op welke datum de partij is geproduceerd; in de productieboekhouding moet worden opgetekend welk merk voor elke partij is gebruikt.

Artikel 16

1.   Slachterijen dienen geregeld, ten minste een keer per arbeidsperiode van acht uur, volgens bijlage IX te controleren hoeveel water wordt geabsorbeerd, dan wel een controle volgens bijlage VI uit te voeren.

Wanneer uit die controles blijkt dat de waterabsorptie groter is dan het totale watergehalte dat krachtens deze verordening is toegestaan, rekening houdend met de waterabsorptie in de niet-gecontroleerde fasen van de bewerking van de pluimveekarkassen, en in elk geval wanneer de waterabsorptie groter is dan de in bijlage IX, punt 10, of in bijlage VI, punt 7, bedoelde waarden, brengen de slachterijen onmiddellijk de nodige wijzigingen aan in het bewerkingssysteem.

2.   In alle gevallen als bedoeld in lid 1, tweede alinea, en in elk geval ten minste een keer per twee maanden, wordt in elke slachterij steekproefsgewijs het in artikel 15, lid 1, bedoelde watergehalte van bevroren en diepgevroren kuikens en kippen gecontroleerd, waarbij de bevoegde autoriteit van de lidstaat bepaalt of de controle volgens bijlage VI of bijlage VII plaatsvindt. Deze controles hoeven niet te worden verricht wanneer het gaat om karkassen waarvoor ten genoegen van de bevoegde autoriteit is aangetoond dat zij uitsluitend voor uitvoer bestemd zijn.

3.   De in de leden 1 en 2 bedoelde controles worden verricht door of onder verantwoordelijkheid van de bevoegde autoriteit. De bevoegde autoriteit kan, in specifieke gevallen, de bepalingen van lid 1 — en met name het bepaalde in bijlage IX, punten 1 en 10 — en van lid 2 van dit artikel voor een bepaalde slachterij stringenter toepassen, wanneer dit noodzakelijk blijkt om ervoor te zorgen dat het krachtens deze verordening toegestane totale watergehalte niet wordt overschreden.

Telkens wanneer een partij bevroren of diepgevroren vlees van pluimvee geacht wordt niet aan deze verordening te voldoen, gaan de bevoegde autoriteiten slechts op de in lid 2 bedoelde minimumcontrolefrequentie over nadat drie achtereenvolgende overeenkomstig bijlage VI of VII uitgevoerde controles van monsters van drie verschillende productiedagen, verspreid over maximaal vier weken, negatief blijken te zijn. De controlekosten worden door de betrokken slachterij gedragen.

4.   Wanneer bij luchtkoeling de uitkomsten van de in de leden 1 en 2 bedoelde controles zes maanden lang in overeenstemming zijn met de in de bijlagen VI tot en met IX vastgestelde normen, mag de frequentie van de in lid 1 bedoelde controles tot eenmaal per maand worden verminderd. Wordt niet langer voldaan aan de normen van deze bijlagen, dan worden de controles opnieuw overeenkomstig de in lid 1 vastgestelde frequentie verricht.

5.   Indien uit de in lid 2 bedoelde controles blijkt dat de toegestane maxima zijn overschreden, wordt de betrokken partij geacht niet aan deze verordening te voldoen. In dat geval kan de slachterij vragen een tegenanalyse in het referentielaboratorium van de lidstaat te verrichten met gebruikmaking van een door de bevoegde autoriteit van die lidstaat te kiezen methode. De kosten van de tegenanalyse zijn voor rekening van de houder van de partij.

6.   Wanneer, eventueel na bovenbedoelde tegenanalyse, blijkt dat de betrokken partij niet aan deze verordening voldoet, neemt de bevoegde autoriteit adequate maatregelen om ervoor te zorgen dat de partij toch in de Gemeenschap in de handel kan worden gebracht, doch alleen op voorwaarde dat zowel de individuele verpakkingen als de bulkverpakkingen van de betrokken karkassen door de slachterij onder toezicht van de bevoegde autoriteit worden gemerkt met een banderol of etiket waarop in rode hoofdletters ten minste een van de in bijlage X genoemde vermeldingen is aangebracht.

De in de eerste alinea bedoelde partij blijft onder toezicht van de bevoegde autoriteit totdat zij is behandeld overeenkomstig het bepaalde in dit lid, of totdat zij een andere bestemming heeft gekregen. Wanneer ten genoegen van de bevoegde autoriteit wordt aangetoond dat de in de eerste alinea bedoelde partij voor uitvoer bestemd is, treft de bevoegde autoriteit de nodige maatregelen om te voorkomen dat de betrokken partij binnen de Gemeenschap in de handel wordt gebracht.

De in de eerste alinea bedoelde vermeldingen worden aangebracht op een in het oog springende plaats, op zodanige wijze dat zij gemakkelijk zichtbaar en duidelijk leesbaar zijn en niet kunnen worden uitgewist. Zij mogen niet verborgen, minder duidelijk of onderbroken worden door andere vermeldingen of illustraties. Op individuele verpakkingen moeten de letters ten minste 1 cm hoog zijn, op bulkverpakkingen ten minste 2 cm.

Artikel 17

1.   Wanneer er ernstige redenen zijn om te vermoeden dat er onregelmatigheden zijn gebeurd, mag de lidstaat van bestemming niet-discriminerende, op aselecte steekproeven gebaseerde controles van bevroren of diepgevroren kuikens of kippen verrichten om na te gaan of een partij aan de artikelen 15 en 16 voldoet.

2.   De in lid 1 bedoelde controles worden verricht op de plaats van bestemming van de goederen of op een andere daarvoor geschikte plaats, voor zover in dit laatste geval de gekozen plaats niet aan de grens is gelegen, de keuze zo weinig mogelijk invloed heeft op het transport van de goederen en de goederen normaal naar hun bestemming kunnen worden gebracht zodra het vereiste monster is genomen. De betrokken producten mogen evenwel niet aan de eindgebruiker worden verkocht voordat het resultaat van de controle bekend is.

Dergelijke controles worden zo snel mogelijk verricht teneinde het op de markt brengen van de goederen niet onnodig te vertragen, noch vertragingen te veroorzaken waardoor de kwaliteit zou kunnen worden aangetast.

De resultaten van deze controles en alle op grond daarvan genomen beslissingen worden, met opgave van redenen, uiterlijk twee werkdagen na de bemonstering meegedeeld aan de verzender, de geadresseerde of hun vertegenwoordiger. De door de bevoegde autoriteit van de lidstaat van bestemming genomen beslissingen worden, met opgave van redenen, meegedeeld aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat van verzending.

Indien de geadresseerde of diens vertegenwoordiger daarom verzoekt, worden de met redenen omklede beslissingen hem schriftelijk meegedeeld met opgave van de rechtsmiddelen waarover hij krachtens de in de lidstaat van bestemming geldende wetgeving beschikt, alsmede van de vorm waarin en de termijn waarbinnen deze rechtsmiddelen moeten worden ingesteld.

3.   Wanneer uit de in lid 1 bedoelde controles blijkt dat de toegestane maxima zijn overschreden, kan de houder van de betrokken partij vragen een tegenanalyse in een van de in bijlage XI genoemde referentielaboratoria te verrichten volgens dezelfde methode als voor de oorspronkelijke controle. De kosten van deze tegenanalyse zijn voor rekening van de houder van de partij. De taken en de bevoegdheden van de referentielaboratoria zijn vastgesteld in bijlage XII.

4.   Indien, na een controle uitgevoerd overeenkomstig de leden 1 en 2 en eventueel na een tegenanalyse, wordt geconstateerd dat de bevroren of diepgevroren kuikens of kippen niet aan de artikelen 15 en 16 voldoen, past de bevoegde autoriteit van de lidstaat van bestemming artikel 16, lid 6, toe.

5.   In de in de leden 3 en 4 bedoelde gevallen treedt de bevoegde autoriteit van de lidstaat van bestemming onverwijld in contact met de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van verzending. Deze laatsten nemen de nodige maatregelen en delen aan de bevoegde autoriteit van de eerste lidstaat de aard van de verrichte controles, de genomen beslissingen en de redenen daarvoor mee.

Wanneer op grond van de in de leden 1 en 3 bedoelde controles herhaalde onregelmatigheden worden geconstateerd, of wanneer de lidstaat van verzending van mening is dat deze controles niet voldoende gegrond zijn, stellen de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaten de Commissie daarvan in kennis.

De Commissie kan, voor zover dat nodig is voor de uniforme toepassing van deze verordening of op verzoek van de bevoegde autoriteit van de lidstaat van bestemming, en met inachtneming van de aard van de geconstateerde overtreding:

deskundigen naar de betrokken inrichting zenden om, samen met de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaat, controles ter plaatse te verrichten, of

de bevoegde autoriteit van de lidstaat van verzending verzoeken de producten van de betrokken inrichting intensiever te bemonsteren en indien nodig sancties toe te passen op grond van artikel 194 van Verordening (EG) nr. 1234/2007.

De Commissie deelt de lidstaten haar conclusies mee. De lidstaten op het grondgebied waarvan een controle wordt verricht, verlenen de deskundigen de nodige hulp voor het vervullen van hun taken.

In afwachting van de conclusies van de Commissie moet de lidstaat van verzending, op verzoek van de lidstaat van bestemming, de controle op de uit de betrokken inrichting afkomstige producten verscherpen.

Wanneer deze maatregelen worden genomen op grond van herhaalde onregelmatigheden die door een inrichting zijn begaan, verhaalt de Commissie de uit de toepassing van het bepaalde onder de gedachtestreepjes in de derde alinea, voortvloeiende kosten op de betrokken inrichting.

Artikel 18

1.   De bevoegde autoriteit van de lidstaat stelt het nationaal referentielaboratorium onverwijld in kennis van de uitkomsten van de door haar of onder haar verantwoordelijkheid uitgevoerde in de artikelen 15, 16 en 17 bedoelde controles.

De nationale referentielaboratoria sturen deze gegevens door aan de in artikel 19 bedoelde raad van deskundigen, die deze gegevens nader onderzoekt en deze vóór 1 juli van elk jaar met de nationale referentielaboratoria bespreekt. De bevindingen worden overeenkomstig artikel 195 van Verordening (EG) nr. 1234/2007 aan het Beheerscomité voor bestudering voorgelegd.

2.   De lidstaten stellen de praktische regelingen voor het verrichten van de in de artikelen 15, 16 en 17 bedoelde controles in alle afzetstadia vast, met inbegrip van de bij de inklaring overeenkomstig de bijlagen VI en VII uitgevoerde controles op de invoer uit derde landen. Zij stellen de andere lidstaten en de Commissie in kennis van deze regelingen. Relevante wijzigingen daarin worden onverwijld aan de andere lidstaten en aan de Commissie meegedeeld.

Artikel 19

Een raad van deskundigen op het gebied van de controle op het watergehalte in vlees van pluimvee fungeert als coördinerende instantie voor de testactiviteiten van de nationale referentielaboratoria. Deze raad bestaat uit vertegenwoordigers van de Commissie en van de nationale referentielaboratoria. De taken van de raad en van de nationale referentielaboratoria en de organisatiestructuur van de raad zijn vastgesteld in bijlage XII.

Aan het communautaire referentielaboratorium wordt financiële steun betaald overeenkomstig de desbetreffende bepalingen van een contract dat door de Commissie, namens de Europese Gemeenschap, wordt gesloten met dat laboratorium.

De directeur-generaal van het directoraat-generaal Landbouw wordt gemachtigd het contract namens de Commissie te ondertekenen.

Artikel 20

1.   De onderstaande verse, bevroren en diepgevroren delen van pluimvee mogen in het kader van beroep of bedrijf binnen de Gemeenschap alleen in de handel worden gebracht indien hun gehalte aan water het technologisch onvermijdbare gehalte, geconstateerd volgens de in bijlage VIII (chemische test) beschreven analysemethode, niet overschrijdt:

a)

borstfilet van kuikens en kippen, met of zonder vorkbeen en zonder huid;

b)

borst van kuikens en kippen, met huid;

c)

bovenpoten/bovendijen, onderpoten/onderdijen (drumsticks), hele poten/hele dijen, poten/dijen met rugdeel (bouten), achterkwarten, van kuikens en kippen, met huid;

d)

borstfilet van kalkoenen, zonder huid;

e)

borst van kalkoenen, met huid;

f)

bovenpoten/bovendijen, onderpoten/onderdijen (drumsticks), hele poten/hele dijen, van kalkoenen, met huid;

g)

vlees van hele poten/hele dijen van kalkoenen, zonder been en zonder huid.

2.   De door de lidstaten aangewezen bevoegde autoriteiten zien erop toe dat de slachterijen en de al dan niet aan een slachterij verbonden uitsnijderijen de nodige maatregelen nemen om aan lid 1 te voldoen en dat met name:

a)

ook bij karkassen van kuikens, kippen en kalkoenen voor de productie van de in lid 1 genoemde verse, bevroren en diepgevroren delen regelmatig overeenkomstig artikel 16, lid 1, gecontroleerd wordt hoeveel water geabsorbeerd is. Deze controles moeten minstens eenmaal per arbeidsperiode van acht uur worden uitgevoerd. Bij luchtgekoelde kalkoenkarkassen hoeft de geabsorbeerde hoeveelheid water echter niet regelmatig te worden gecontroleerd. De in punt 10 van bijlage IX aangegeven grenswaarden gelden ook voor kalkoenkarkassen;

b)

de resultaten van de controles worden geregistreerd en gedurende één jaar worden bewaard;

c)

elke partij op zodanige wijze wordt gemerkt dat kan worden nagegaan op welke datum de partij is geproduceerd; in de productieboekhouding moet worden opgetekend welk merk voor elke partij is gebruikt.

Wanneer bij luchtgekoelde kuikens en kippen de uitkomsten van de onder a) en in lid 3 bedoelde controles zes maanden lang in overeenstemming zijn met de in de bijlagen VI tot en met IX vastgestelde normen, mag de frequentie van de onder a) bedoelde controles tot eenmaal per maand worden verminderd. Wordt niet langer voldaan aan de normen van de bijlagen VI tot en met IX, dan worden de controles opnieuw overeenkomstig de onder a) vastgestelde frequentie verricht.

3.   Ten minste eens per drie maanden wordt in elke uitsnijderij die bevroren en diepgevroren delen van pluimvee produceert, steekproefsgewijs het in lid 1 bedoelde watergehalte van die delen overeenkomstig bijlage VIII gecontroleerd. Deze controles hoeven niet te worden verricht wanneer het gaat om delen van pluimvee waarvoor ten genoegen van de bevoegde autoriteit is aangetoond dat zij uitsluitend voor uitvoer zijn bestemd.

Wanneer in een bepaalde uitsnijderij gedurende een jaar wordt voldaan aan de normen van bijlage VIII, hoeven de controles nog slechts eenmaal om de zes maanden te worden verricht. Indien niet langer aan deze normen wordt voldaan, worden de controles opnieuw overeenkomstig de eerste alinea verricht.

4.   Artikel 16, leden 3 tot en met 6, en de artikelen 17 en 18 zijn van overeenkomstige toepassing op de in lid 1 van dit artikel bedoelde delen van pluimvee.

Artikel 21

Verordening (EEG) nr. 1538/91 wordt met ingang van 1 juli 2008 ingetrokken.

Verwijzingen naar de ingetrokken verordening en naar Verordening (EEG) nr. 1906/90 gelden als verwijzingen naar de onderhavige verordening en worden gelezen volgens de in bijlage XIII opgenomen concordantietabel.

Artikel 22

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 juli 2008.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 16 juni 2008.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 470/2008 (PB L 140 van 30.5.2008, blz. 1).

(2)  PB L 173 van 6.7.1990, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1029/2006 (PB L 186 van 7.7.2006, blz. 6).

(3)  PB L 143 van 7.6.1991, blz. 11. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1474/2007 (PB L 329 van 14.12.2007, blz. 14).

(4)  PB L 46 van 21.2.1976, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2007/45/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 247 van 21.9.2007, blz. 17).

(5)  PB L 109 van 6.5.2000, blz. 29.

(6)  PB L 139 van 30.4.2004, blz. 55. Gerectificeerde versie in PB L 226 van 25.6.2004, blz. 22.

(7)  Vriesbrand: (in de zin van een vermindering van de kwaliteit) is het min of meer plaatselijke, irreversibele uitdrogen van de huid en/of het vlees dat tot uiting komt in een wijziging van:

de oorspronkelijke kleur (meestal bleker) of

smaak en geur (smaakloos of rans) of

consistentie (droog, sponsachtig).

(8)  Tolerantie per diersoort, niet voor verschillende soorten samen.

(9)  PB L 39 van 15.2.1980, blz. 40.


BIJLAGE I

Artikel 1, onder 1 —   Benamingen voor karkassen

 

bg

es

cs

da

de

et

el

en

fr

it

lv

1.

Пиле, бройлер

Pollo (de carne)

Kuře, brojler

Kylling, slagtekylling

Hähnchen

Masthuhn

Tibud, broiler

Κοτόπουλο

Πετετνοί και κότες (κρεατοπαραγωγής)

Chicken, broiler

Poulet (de chair)

Pollo, ‘Broiler

Cālis, broilers

2.

Петел, кокошка

Gallo, gallina

Kohout, slepice, drůbež na pečení, nebo vaření

Hane, høne, suppehøne

Suppenhuhn

Kuked, kanad, hautamiseks või keetmiseks mõeldud kodulinnud

Πετεινοί και κότες (για βράοιμο)

Cock, hen, casserole, or boiling fowl

Coq, poule (à bouillir)

Gallo, gallina

Pollame da brodo

Gailis, vista, sautēta vai vārīta mājputnu gaļa

3.

Петел (угоен, скопен)

Capón

Kapoun

Kapun

Kapaun

Kohikukk

Καπόνια

Capon

Chapon

Cappone

Kapauns

4.

Ярка, петле

Polluelo

Kuřátko, kohoutek

Poussin, Coquelet

Stubenküken

Kana- ja kukepojad

Νεοσσός, πετεινάρι

Poussin, Coquelet

Poussin, coquelet

Galletto

Cālītis

5.

Млад петел

Gallo joven

Mladý kohout

Unghane

Junger Hahn

Noor kukk

Πετεινάρι

Young cock

Jeune coq

Giovane gallo

Jauns gailis

1.

(Млада) пуйка

Pavo (joven)

(Mladá) krůta

(Mini) kalkun

(Junge) Pute, (Junger) Truthahn

(Noor) kalkun

(Νεαροί) γάλοι και γαλοπούλες

(Young) turkey

Dindonneau, (jeune) dinde

(Giovane) tacchino

(Jauns) tītars

2.

Пуйка

Pavo

Krůta

Avlskalkun

Pute, Truthahn

Kalkun

Γάλοι και γαλοπούλες

Turkey

Dinde (à bouillir)

Tacchino/a

Tītars

1.

(Млада) патица, пате (млада) мускусна патица, (млад) мюлар

Pato (joven o anadino), pato de Barbaria (joven), pato cruzado (joven)

(Mladá) kachna, kachnê, (mladá) Pižmová kachna, (mladá) kachna Mulard

(Ung) and (Ung) berberiand

(Ung) mulardand

Frühmastente, Jungente, (Junge) Barbarieente (Junge Mulardente)

(Noor) part, pardipoeg. (noor) muskuspart, (noor) mullard

(Νεαρές) πάπιες ή παπάκια, (νεαρές) πάπιες Βαρβαρίας, (νεαρές) παπιες mulard

(Young) duck, duckling, (Young) Muscovy duck (Young) Mulard duck

(Jeune) canard, caneton, (jeune) canard de Barbarie, (jeune) canard mulard

(Giovane) anatra

(Giovane) Anatra muta

(Giovane) Anatra ‘mulard

(Jauna) pīle, pīlēns, (jauna) muskuspīle, (Jauna) Mulard pīle

2.

Патица, мускусна патица, мюлар

Pato, pato de Barbaria, pato cruzado

Kachna, Pižmová kachna, kachna Mulard

Avlsand

Avlsberberiand

Avlsmulardand

Ente, Barbarieente

Mulardente

Part, muskuspart, mullard

Πάτιες, πάτιες Βαρβαρίας πάτιες mulard

Duck, Muscovy duck, Mulard duck

Canard, canard de Barbarie (à bouillir), canard mulard (à bouillir)

Anatra Anatra muta Anatra ‘mulard

Pīle, muskuspīle, Mulard pīle

1.

(Млада) гъска, гъсе

Oca (joven), ansarón

Mladá husa, house

(Ung) gås

Frühmastgans, (Junge) Gans, Jungmastgans

(Noor) hani, hanepoeg

(Νεαρές) χήνες ή χηνάκια

(Young) goose, gosling

(Jeune) oie ou oison

(Giovane) oca

(Jauna) zoss, zoslēns

2.

Гъска

Oca

Husa

Avlsgås

Gans

Hani

Χήνες

Goose

Oie

Oca

Zoss

1.

(Млада) токачка

Pintada (joven)

Mladá perlička

(Ung) perlehøne

(Junges) Perlhuhn

(Noor) pärlkana

(Νεαρές) φραγκόκοτες

(Young) guinea fowl

(Jeune) pintade Pintadeau

(Giovane) faraona

(Jauna) pērļu vistiņa

2.

Токачка

Pintada

Perlička

Avlsperlehøne

Perlhuhn

Pärlkana

Φραγκόκοτες

Guinea fowl

Pintade

Faraona

Pērļu vistiņa


 

lt

hu

mt

nl

pl

pt

ro

sk

sl

fi

sv

1.

Viščiukas broileris

Brojler csirke, pecsenyecsirke

Fellus, brojler

Kuiken, braadkuiken

Kurczę, broiler

Frango

Pui de carne, broiler

Kurča, brojler

Pitovni piščanec – brojler

Broileri

Kyckling, slaktkyckling (broiler)

2.

Gaidys, višta, skirti troškinti arba virti

Kakas és tyúk

(főznivaló baromfi)

Serduk, tiġieġa

(tal-brodu)

Haan, hen soep- of stoofkip

Kura rosołowa

Galo, galinha

Cocoș, găină sau carne de pasăre pentru fiert

Kohút, sliepka

Petelin, kokoš, perutnina za pečenje ali kuhanje

Kukko, kana

Tupp, höna, gryt-, eller kokhöna

3.

Kaplūnas

Kappan

Ħasi

Kapoen

Kapłon

Capão

Clapon

Kapún

Kopun

Chapon (syöttökukko)

Kapun

4.

Viščiukas

Minicsirke

Għattuqa, coquelet

Piepkuiken

Kurczątko

Franguitos

Pui tineri

Kurčiatko

Mlad piščanec, mlad petelin

(kokelet)

Kananpoika, kukonpoika

Poussin, Coquelet

5.

Gaidžiukas

Fiatal kakas

Serduk żgħir fl-eta

Jonge haan

Młody kogut

Galo jovem

Cocoș tânăr

Mladý kohút

Mlad petelin

Nuori kukko

Ung tupp

1.

Kalakučiukas

Pecsenyepulyka, gigantpulyka, növendék pulyka

Dundjan (żgħir fl-eta)

(Jonge) kalkoen

(Młody) indyk

Peru

Curcan (tânăr)

Mladá morka

(Mlada) pura

(Nuori) kalkkuna

(Ung) kalkon

2.

Kalakutas

Pulyka

Dundjan

Kalkoen

Indyk

Peru adulto

Curcan

Morka

Pura

Kalkkuna

Kalkon

1.

Ančiukai, muskusinės anties ančiukai, mulardinės anties ančiukai

Pecsenyekacsa, Pecsenye pézsmakacsa, Pecsenye mulard-kacsa

Papra (żgħira fl-eta), papra żgħira (fellus ta’ papra) muskovy (żgħira fl-eta), papra mulard

(Jonge) eend, (Jonge) Barbarijse eend (Jonge) „Mulard”-eend

(Młoda) kaczka tuczona, (Młoda) kaczka piżmova, (Młoda) kaczka mulard

Pato, Pato Barbary, Pato Mulard

Rață (tânără), rață (tânără) din specia Cairina moschata, rață (tânără) Mulard

(Mladá kačica), káča, (Mladá) pižmová kačica, (Mladý) mulard

(Mlada) raca, račka, (mlada) muškatna raca, (mlada) mulard raca

(Nuori) ankka, (Nuori) myskiankka

(Ung) anka, ankunge (ung) mulardand (ung) myskand

2.

Antis, muskusinė antis, mulardinė antis

Kacsa, Pézsma kacsa, Mulard kacsa

Papra, papra muscovy, papra mulard

Eend Barbarijse eend „Mulard”-eend

Kaczka, Kaczka piżmowa, Kaczka mulard

Pato adulto, pato adulto Barbary, pato adulto Mulard

Rață, rață din specia Cairina moschata, rață Mulard

Kačica, Pyžmová kačica, Mulard

Raca, muškatna raca, mulard raca

Ankka, myskiankka

Anka, mulardand, myskand

1.

Žąsiukas

Fiatal liba, pecsenye liba

Wiżża (żgħira fl-eta), fellusa ta’ wiżża

(Jonge) gans

Młoda gęś

Ganso

Gâscă (tânără)

(Mladá) hus, húsa

(Mlada) gos, goska

(Nuori) hanhi

(Ung) gås, gåsunge

2.

Žąsis

Liba

Wiżża

Gans

Gęś

Ganso adulto

Gâscă

Hus

Gos

Hanhi

Gås

1.

Perlinių vištų viščiukai

Pecsenyegyöngyös

Farghuna

(żgħira fl-eta)

(Jonge) parelhoen

(Młoda)

perliczka

Pintada

Bibilică adultă

(Mladá) perlička

(Mlada) pegatka

(Nuori) helmikana

(Ung) pärlhöna

2.

Perlinės vištos

Gyöngytyúk

Fargħuna

Parelhoen

Perlica

Pintada adulta

Bibilică

Perlička

Pegatka

Helmikana

Pärlhöna

Artikel 1, punt 2 —   Benamingen voor delen van pluimvee

 

bg

es

cs

da

de

et

el

en

fr

it

lv

a)

Половинка

Medio

Půlka

Halvt

Hälfte oder Halbes

Pool

Μισά

Half

Demi ou moitié

Metà

Puse

b)

Четвъртинка

Charto

Čtvrtka

Kvart

(Vorder-, Hinter-)Viertel

Veerand

Τεταρτημόριο

Quarter

Quart

Quarto

Ceturdaļa

c)

Неразделени четвъртинки с бутчетата

Cuartos traseros unidos

Neoddělená zadní čtvrtka

Sammenhængende lårstykker

Hinterviertel am Stück

Lahtilõikamata koivad

Αδιαχώριστα τεταρτημόρια ποδιών

Unseparated leg quarters

Quarts postérieurs non séparés

Cosciotto

Nesadalītas kāju ceturdaļas

d)

Гърди, бяло месо или филе с кост

Pechuga

Prsa

Bryst

Brust, halbe Brust, halbierte Brust

Rind

Στήθος

Breast

Poitrine, blanc ou filet sur os

Petto con osso

Krūtiņa

e)

Бутче

Muslo y contramuslo

Stehno

Helt lår

Schenkel, Keule

Koib

Πόδι

Leg

Cuisse

Coscia

Kāja

f)

Бутче с част от гърба, прикрепен към него

Charto trasero de pollo

Stehno kuřete s částí zad

Kyllingelår med en del af ryggen

Hähnchenschenkel mit Rückenstück, Hühnerkeule mit Rückenstück

Koib koos seljaosaga

Πόδι από κοτόπουλο με ένα κομμάτι της ράχης

Chicken leg with a portion of the back

Cuisse de poulet avec une portion du dos

Coscetta

Cāļa kāja ar muguras daļu

g)

Бедро

Contramuslo

Horní stehno

Overlår

Oberschenkel, Oberkeule

Reis

Μηρός (μπούτι)

Thigh

Haut de cuisse

Sovraccoscia

Šķiņkis

h)

Подбедрица

Muslo

Dolní stehno

(palička)

Underlår

Unterschenkel, Unterkeule

Sääretükk

Κνήμη

Drumstick

Pilon

Fuso

Stilbs

i)

Крило

Ala

Křídlo

Vinge

Flügel

Tiib

Φτερούγα

Wing

Aile

Ala

Spārns

j)

Неразделени крила

Alas unidas

Neoddělená křídla

Sammenhængende vinger

Beide Flügel, ungetrennt

Lahtilõikamata tiivad

Αδιαχώριστες φτερούγες

Unseparated wings

Ailes non séparées

Ali non separate

Nesadalīti spārni

k)

Филе от гърдите, бяло месо

Filete de pechuga

Prsní řízek

Brystfilet

Brustfilet, Filet aus der Brust, Filet

Rinnafilee

Φιλέτο στήθους

Breast fillet

Filet de poitrine, blanc, filet, noix

Filetto, fesa (tacchino)

Krūtiņas fileja

l)

Филе от гърдите с „ядеца“

Filete de pechuga con clavícula

Filety z prsou

(Klíční kost s chrupavkou prsní kosti včetně svaloviny v přirozené souvislosti, klíč. kost a chrupavka max. 3 % z cel. hmotnosti)

Brystfilet med ønskeben

Brustfilet mit Schlüsselbein

Rinnafilee koos harkluuga

Φιλέτο στήθους με κλειδοκόκαλο

Breast fillet with wishbone

Filet de poitrine avec clavicule

Petto (con forcella), fesa (con forcella)

Krūtiņas fileja ar krūšukaulu

m)

Нетлъсто филе

Magret, maigret

Magret, maigret

(filety z prsou kachen a hus s kůží a podkožním tukem pokrývajícím prsní sval, bez hlubokého svalu prsního)

Magret, maigret

Magret, Maigret

Rinnaliha

(„magret” või „maigret”)

Maigret, magret

Magret, maigret

Magret, maigret

Magret, maigret

Pīles krūtiņa

n)

Oбезкостен пуешки бут

Carne de muslo y contramuslo de pavo deshuesada

U vykostěných krůtích stehen

Udbenet kød af hele kalkunlår

Entbeintes Fleisch von Putenschenkeln

Kalkuni konditustatud koivaliha

Κρέας ποδιού γαλοπούλας χωρίς κόκαλο

Deboned turkey leg meat

Cuisse désossée de dinde

Carne di coscia di tacchino disossata

Atkaulotai tītara kāju gaļai


 

lt

hu

mt

nl

pl

pt

ro

sk

sl

fi

sv

a)

Pusė

Fél baromfi

Nofs

Helft

Połówka

Metade

Jumătăți

Polená hydina

Polovica

Puolikas

Halva

b)

Ketvirtis

Negyed baromfi

Kwart

Kwart

Ćwiartka

Quarto

Sferturi

Štvrťka hydiny

Četrt

Neljännes

Kvart

c)

Neatskirti kojų ketvirčiai

Összefüggő (egész) combnegyedek

Il-kwarti ta’ wara tas-saqajn, mhux separati

Niet-gescheiden achterkwarten

Ćwiartka tylna w całości

Quartos da coxa não separados

Sferturi posterioare neseparate

Neoddelené hydinové stehná

Neločene četrti nog

Takaneljännes

Bakdelspart

d)

Krūtinėlė

Mell

Sidra

Borst

Pierś, połówka piersi

Peito

Piept

Prsia

Prsi

Rinta

Bröst

e)

Koja

Comb

Koxxa

Hele poot, hele dij

Noga

Perna inteira

Pulpă

Hydinové stehno

Bedro

Koipireisi

Klubba

f)

Viščiuko koja su neatskirta nugaros dalimi

Csirkecomb a hát egy részével

Koxxa tat-tiġieġa b’porzjon tad-dahar

Poot/dij met rugdeel (bout)

Noga kurczęca z częścią grzbietu

Perna inteira de frango com uma porção do dorso

Pulpă de pui cu o porțiune din spate atașată

Kuracie stehno s panvou

Piščančja bedra z delom hrbta

Koipireisi, jossa selkäosa

Kycklingklubba med del av ryggben

g)

Šlaunelė

Felsőcomb

Il-biċċa ta’ fuq tal-koxxa

Bovenpoot, bovendij

Udo

Coxa

Pulpă superioară

Horné hydinové stehno

Stegno

Reisi

Lår

h)

Blauzdelė

Alsócomb

Il-biċċa t’isfel tal-koxxa

(drumstick)

Onderpoot, onderdij

(Drumstick)

Podudzie

Perna

Pulpă inferioară

Dolné hydinové stehno

Krača

Koipi

Ben

i)

Sparnas

Szárny

Ġewnaħ

Vleugel

Skrzydło

Asa

Aripi

Hydinové krídelko

Peruti

Siipi

Vinge

j)

Neatskirti sparnai

Összefüggő (egész) szárnyak

Ġwienaħ mhux separati

Niet-gescheiden vleugels

Skrzydła w całości

Asas não separadas

Aripi neseparate

Neoddelené hydinové krídla

Neločene peruti

Siivet kiinni toisissaan

Sammanhängande vingar

k)

Krūtinėlės filė

Mellfilé

Flett tas-sidra

Borstfilet

Filet z piersi

Carne de peito

Piept dezosat

Hydinový rezeň

Prsni file

Rintafilee

Bröstfilé

l)

Krūtinėlės filė su raktikauliu ir krūtinkauliu

Mellfilé szegycsonttal

Flett tas-sidra bil-wishbone

Borstfilet met vorkbeen

Filet z piersi z obojczykiem

Carne de peito com fúrcula

Piept dezosat cu osul iadeș

Hydinový rezeň s kosťou

Prsni file s prsno kostjo

Rintafilee solisluineen

Bröstfilé med nyckelben

m)

Krūtinėlės filė be kiliojo raumens

(magret)

Bőrös libamell-filé, (maigret)

Magret, maigret

Magret

Magret

Magret, maigret

Tacâm de pasăre, spinări de pasăre

Magret

Magret

Magret, maigret

Magret, maigret

n)

Kalakuto kojų mėsa be kaulų

Kicsontozott pulykacomb

Laħam tas-saqajn tad-dundjan dissussat

Vlees van hele poten/hele dijen van kalkoenen, zonder been

Pozbawione kości mięso z nogi indyka

Carne desossada da perna inteira de peru

Pulpă dezosată de curcan

Vykostené morčacie stehno

Puranje bedro brez kosti

Kalkkunan luuton koipi-reisiliha

Urbenat kalkonkött av klubba


BIJLAGE II

Snede om de poot/dij te scheiden van de rug

afbakening van het heupgewricht

Image

Snede om de bovenpoot/bovendij te scheiden van de onderpoot/onderdij (drumstick)

afbakening van het kniegewricht

Image


BIJLAGE III

Artikel 10 —   Koelmethoden

 

bg

es

cs

da

de

et

el

en

fr

it

lv

1.

Въздушно охлаждане

Refrigeración por aire

Vzduchem (Chlazení vzduchem)

Luftkøling

Luftkühlung

Ōhkjahutus

Ψύξη με αέρα

Air chilling

Refroidissement à l'air

Raffreddamento ad aria

Dzesēšana ar gaisu

2.

Въздушно-душово охлаждане

Refrigeración por aspersión ventilada

Vychlazeným proudem vzduchu s postřikem

Luftspraykøling

Luft-Sprühkühlung

Ōhkpiserdusjahutus

Ψύξη με ψεκασμό

Air spray chilling

Refroidissement par aspersion ventilée

Raffreddamento per aspersione e ventilazione

Dzesēšana ar izsmidzinātu gaisu

3.

Охлаждане чрез потапяне

Refrigeración por immersión

Ve vodní lázni ponořením

Neddypningskøling

Gegenstrom-Tauchkühlung

Sukeljahutus

Ψύξη με βύθιση

Immersion chilling

Refroidissement par immersion

Raffreddamento per immersione

Dzesēšana iegremdējot


 

lt

hu

mt

nl

pl

pt

ro

sk

sl

fi

sv

1.

Atšaldymas ore

Levegős hűtés

Tkessih bl-arja

Luchtkoeling

Owiewowa

Refrigeração por ventilação

Refrigerare în aer

Chladené vzduchom

Zračno hlajenje

Ilmajäähdytys

Luftkylning

2.

Atšaldymas pučiant orą

Permetezéses hűtés

Tkessih b'air spray

Lucht-sproeikoeling

Owiewowo-natryskowa

Refrigeração por aspersão e ventilação

Refrigerare prin dușare cu aer

Chladené sprejovaním

Hlajenje s pršenjem

Ilmasprayjäähdytys

Evaporativ kylning

3.

Atšaldymas panardinant

Bemerítéses hűtés

Tkessiħ b’immersjoni

Dompelkoeling

Zanurzeniowa

Refrigeração por imersão

Refrigerare prin imersiune

Chladené vo vode

Hlajenje s potapljanjem

Vesijäähdytys

Vattenkylning


BIJLAGE IV

Artikel 11, lid 1 —   Houderijsystemen

 

bg

es

cs

da

de

et

el

en

fr

it

lv

a)

Хранена с … % …

гъска, хранена с овес

Alimentado con … % de …

Oca engordada con avena

Krmena (čím) … % (čeho) …

Husa krmená ovsem

Fodret med … % …

Havrefodret gås

Mast mit … % …

Hafermastgans

Söödetud …, mis sisaldab … % …

Kaeraga toidetud hani

Έχει τραφεί με … % …

Χήνα που παχαίνεται με βρώμη

Fed with … % of …

Oats fed goose

Alimenté avec … % de …

Oie nourrie à l’avoine

Alimentato con il … % di …

Oca ingrassata con avena

Barība ar … % …

ar auzām barotas zosis

b)

Екстензивно закрито

(отгледан на закрито)

Sistema extensivo en gallinero

Extenzivní v hale

Ekstensivt staldopdræt

(skrabe …)

Extensive Bodenhaltung

Ekstensiivne seespidamine

(lindlas pidamine)

Εκτατικής εκτροφής

Extensive indoor

(barnreared)

Élevé à l’intérieur:

système extensif

Estensivo al coperto

Turēšana galvenokārt telpās

(“Audzēti kūtī”)

c)

Свободен начин на отглеждане

Gallinero con salida libre

Volný výběh

Fritgående

Freilandhaltung

Vabapidamine

Ελεύθερης βοσκής

Free range

Sortant à l’extérieur

All’aperto

Brīvā turēšana

d)

Традиционен свободен начин на отглеждане

Granja al aire libre

Tradiční volný výběh

Frilands …

Bäuerliche Freilandhaltung

Traditsiooniline vabapidamine

Πτηνοτροφείο παραδοσιακά ελεύθερης βοσκής

Traditional free range

Fermier-élevé en plein air

Rurale all’aperto

Tradicionālā brīvā turēšana

e)

Свободен начин на отглеждане – пълна свобода

Granja de cría en libertad

Volný výběh – úplná volnost

Frilands … opdrættet i fuld frihed

Bäuerliche Freilandhaltung

Unbegrenzter Auslauf

Täieliku liikumisvabadusega traditsiooniline vabapidamine

Πτηνοτροφείο απεριόριστης τροφής

Free-range — total freedom

Fermier-élevé en liberté

Rurale in libertà

Pilnīgā brīvība


 

lt

hu

mt

nl

pl

pt

ro

sk

sl

fi

sv

a)

Lesinta … % …

Avižomis penėtos žąsys

…%-ban …-val etetett

Zabbal etetett liba

Mitmugħa b’… % ta’ …

Wiżża mitmugħa bil-ħafur

Gevoed met … % …

Met haver vetgemeste gans

Żywione z udziałem … % …

tucz owsiany (gęsi)

Alimentado com … % de …

Ganso engordado com aveia

Furajate cu un % de …

Gâște furajate cu ovăz

Kŕmené … % …

Husi kŕmené ovsom

Krmljeno z … % …

gos krmljena z ovsom

Ruokittu rehulla, joka sisältää … …%

Kauralla ruokittu hanhi

Utfodrad med … % …

Havreutfodrad gås

b)

Patalpose laisvai auginti paukščiai

(Auginti tvartuose)

Istállóban külterjesen tartott

Mrobbija ġewwa: sistema estensiva

Scharrel … binnengehouden

Ekstensywny chów ściółkowy

Produção extensiva em interior

Creștere în interior sistem extensiv

Chované na hlbokej podstielke (chov v hale)

Ekstenzivna zaprta reja

Laajaperäinen sisäkasvatus

Extensivt uppfödd inomhus

c)

Laisvai laikomi paukščiai

Szabadtartás

Barra

(free range)

Scharrel … met uitloop

Chów wybiegowy

Produção em semiliberdade

Creștere liberă

Výbehový chov (chov v exteriéri)

Prosta reja

Vapaa laidun – perinteinen kasvatustapa

Tillgång till utomhusvistelse

d)

Tradiciškai laisvai laikomi paukščiai

Hagyományos szabadtartás

Barra (free range) tradizzjonali

Boerenscharrel … met uitloop

Hoeve … met uitloop

Tradycyjny chów wybiegowy

Produção ao ar livre

Creștere liberă tradițională

Chované navol'no

Tradicionalna prosta reja

Ulkoiluvapaus

Traditionell utomhusvistelse

e)

Visiškoje laisvėje laikomi paukščiai

Teljes szabadtartás

Barra (free range) – liberta totali

Boerenscharrel … met vrije uitloop

Hoeve … met vrije uitloop

Chów wybiegowy bez ograniczeń

Produção em liberdade

Creștere liberă – libertate totală –

Úplne vol'ný chov

Prosta reja – neomejen izpust

Vapaa laidun – täydellinen liikkumavapaus

Uppfödd i full frihet


BIJLAGE V

De in artikel 11 bedoelde voorwaarden zijn:

a)

„Gevoerd met … % …

De onderstaande voederingrediënten mogen uitsluitend worden vermeld als:

wat betreft granen, het aandeel ervan in het voedermengsel dat tijdens het grootste deel van de mestperiode wordt toegediend, ten minste 65 gewichtsprocenten bedraagt; het aandeel daarin van bijproducten van granen mag niet meer bedragen dan 15 %. Wanneer evenwel slechts één specifieke graansoort wordt vermeld, moet die ten minste 35 % van het gebruikte voedermengsel uitmaken (voor mais ten minste 50 %);

wat betreft leguminosen of bladgroenten, het aandeel ervan in het voedermengsel dat tijdens het grootste deel van de mestperiode wordt toegediend, ten minste 5 gewichtsprocenten bedraagt;

wat betreft zuivelproducten, het aandeel ervan in het voedermengsel dat in de periode van het afmesten wordt toegediend, ten minste 5 gewichtsprocenten bedraagt.

De term „met haver vetgemeste gans” mag evenwel worden gebruikt wanneer de ganzen in de drie weken durende periode van het afmesten per dag ten minste 500 gram haver krijgen toegediend.

b)

Scharrel … binnengehouden

Deze vermelding mag alleen worden gebruikt als:

i)

de bezettingsdichtheid per vierkante meter vloeroppervlakte niet meer bedraagt dan:

voor kuikens en kippen, jonge hanen en kapoenen: 15 dieren met een totaal levend gewicht van niet meer dan 25 kg,

voor eenden, parelhoenders en kalkoenen: 25 kg levend gewicht,

voor ganzen: 15 kg levend gewicht;

ii)

de dieren worden geslacht wanneer zij:

ten minste 56 dagen oud zijn wanneer het gaat om kuikens of kippen,

ten minste 70 dagen oud zijn wanneer het gaat om kalkoenen,

ten minste 112 dagen oud zijn wanneer het gaat om ganzen,

ten minste 49 dagen oud zijn wanneer het gaat om pekingeenden,

ten minste 70 dagen oud zijn wanneer het gaat om vrouwelijke Barbarijse eenden en ten minste 84 dagen oud zijn wanneer het gaat om mannelijke Barbarijse eenden,

ten minste 65 dagen oud zijn wanneer het gaat om vrouwelijke „Mulard”-eenden,

ten minste 82 dagen oud zijn wanneer het gaat om parelhoenders,

ten minste 60 dagen oud zijn wanneer het gaat om jonge ganzen,

ten minste 90 dagen oud zijn wanneer het gaat om jonge hanen,

ten minste 140 dagen oud zijn wanneer het gaat om kapoenen.

c)

Scharrel … met uitloop

Deze vermelding mag alleen worden gebruikt als:

i)

de bezettingsdichtheid in de stal en de leeftijd bij het slachten in overeenstemming zijn met het bepaalde onder b), behalve voor kuikens en kippen, waarvoor een bezettingsdichtheid geldt van ten hoogste 13 dieren per m2, met een levend gewicht van ten hoogste 27,5 kg per m2, en voor kapoenen, waarvoor een bezettingsdichtheid geldt van ten hoogste 7,5 dieren per m2, met een levend gewicht van ten hoogste 27,5 kg per m2;

ii)

de dieren ten minste gedurende de helft van hun leven overdag voortdurend toegang hebben gehad tot een uitloopruimte in de vrije lucht, namelijk een hoofdzakelijk begroeide ruimte waar elk dier beschikt over ten minste:

1 m2 grondoppervlak wanneer het gaat om kuikens, kippen of parelhoenders,

2 m2 grondoppervlak wanneer het gaat om eenden of kapoenen,

4 m2 grondoppervlak wanneer het gaat om kalkoenen of ganzen.

Voor parelhoenders mag de uitloopruimte in de open lucht worden vervangen door een volière waarvan de vloeroppervlakte ten minste gelijk is aan die van de stal en de hoogte ten minste 2 m bedraagt. Per dier is ten minste 10 cm zitstok beschikbaar (stal en volière samen);

iii)

het in de mestperiode toegediende voedermengsel ten minste voor 70 % uit graan bestaat;

iv)

de pluimveestal voorzien is van luiken met een totale lengte van ten minste 4 m per 100 m2 vloeroppervlakte van de stal.

d)

Boerenscharrel … met uitloop”/„Hoeve … met uitloop

Deze vermelding mag alleen worden gebruikt als:

i)

de bezettingsdichtheid in de stal per m2 niet meer bedraagt dan:

voor kuikens en kippen: 12 dieren met een totaal levend gewicht van niet meer dan 25 kg. Wanneer evenwel mobiele stallen worden gebruikt met ten hoogste 150 m2 vloeroppervlakte die 's nachts open blijven, mag de bezettingsdichtheid worden verhoogd tot 20 dieren, met dien verstande dat het levend gewicht ten hoogste 40 kg per m2 mag bedragen,

voor kapoenen: 6,25 dieren (12 dieren tot 91 dagen oud) met een totaal levend gewicht van niet meer dan 35 kg,

voor Barbarijse eenden en pekingeenden: 8 mannelijke dieren met een totaal levend gewicht van niet meer dan 35 kg, dan wel 10 vrouwelijke dieren met een totaal levend gewicht van niet meer dan 25 kg,

voor „Mulard”-eenden: 8 dieren met een totaal levend gewicht van niet meer dan 35 kg,

voor parelhoenders: 13 dieren met een totaal levend gewicht van niet meer dan 25 kg,

voor kalkoenen: 6,25 dieren (10 dieren tot 7 weken oud) met een totaal levend gewicht van niet meer dan 35 kg,

voor ganzen: 5 dieren (10 dieren tot 6 weken oud) dan wel 3 dieren, indien zij gedurende de laatste drie weken van de mestperiode worden opgesloten, met een totaal levend gewicht van 30 kg;

ii)

de totale nuttige oppervlakte van de pluimveestallen op een bepaalde productieplaats niet meer bedraagt dan 1 600 m2;

iii)

per pluimveestal niet meer dieren zijn gehuisvest dan:

4 800 kuikens of kippen,

5 200 parelhoenders,

4 000 vrouwelijke Barbarijse eenden of pekingeenden, dan wel 3 200 mannelijke Barbarijse eenden of pekingeenden, dan wel 3 200„Mulard”-eenden,

2 500 kapoenen, ganzen of kalkoenen;

iv)

de pluimveestal voorzien is van luiken met een totale lengte van ten minste 4 m per 100 m2 vloeroppervlakte van de stal;

v)

de dieren overdag zonder onderbreking vrije toegang hebben tot een uitloopruimte in de open lucht, ten minste vanaf de leeftijd van:

6 weken voor kuikens, kippen en kapoenen,

8 weken voor eenden, ganzen, parelhoenders en kalkoenen;

vi)

de uitloopruimte in de open lucht hoofdzakelijk begroeid is en elk dier kan beschikken over ten minste:

2 m2 voor kuikens, kippen, Barbarijse eenden, pekingeenden of parelhoenders,

3 m2 voor „Mulard”-eenden,

4 m2 voor kapoenen die ten minste 92 dagen oud zijn (2 m2 zolang zij nog geen 92 dagen oud zijn),

6 m2 voor kalkoenen,

10 m2 voor ganzen.

Voor parelhoenders mag de uitloopruimte in de open lucht worden vervangen door een volière waarvan de vloeroppervlakte minstens dubbel zo groot is als die van de stal en de hoogte ten minste 2 m bedraagt. Per dier is ten minste 10 cm zitstok beschikbaar (stal en volière samen);

vii)

de mestdieren van een ras zijn dat is erkend als zijnde langzaam groeiend;

viii)

het in de mestperiode toegediende voedermengsel ten minste voor 70 % uit graan bestaat;

ix)

de minimumleeftijd bij het slachten ten minste gelijk is aan:

81 dagen voor kuikens en kippen,

150 dagen voor kapoenen,

49 dagen voor pekingeenden,

70 dagen voor vrouwelijke Barbarijse eenden,

84 dagen voor mannelijke Barbarijse eenden,

92 dagen voor „Mulard”-eenden,

94 dagen voor parelhoenders,

140 dagen voor als karkassen op de markt gebrachte braadkalkoenen en -ganzen,

98 dagen voor kalkoenhennen, bestemd om te worden versneden,

126 dagen voor kalkoenhanen, bestemd om te worden versneden,

95 dagen voor ganzen bestemd voor de productie van foie gras en „magret”,

60 dagen voor jonge ganzen;

x)

het afmesten in gevangenschap niet langer duurt dan:

15 dagen voor kuikens en kippen van meer dan 90 dagen oud,

4 weken voor kapoenen,

4 weken voor ganzen en „Mulard”-eenden van meer dan 70 dagen oud die bestemd zijn voor de productie van „foie gras” en „magret”.

e)

Boerenscharrel … met vrije uitloop”/„Hoeve … met vrije uitloop

Deze vermelding mag alleen worden gebruikt als aan alle onder d) vastgestelde voorwaarden wordt voldaan, met dien verstande dat de dieren overdag voortdurend toegang moeten hebben tot een onbeperkte vrije uitloopruimte in de open lucht.

Indien op grond van het Gemeenschapsrecht, ter bescherming van de diergezondheid en de volksgezondheid, beperkingen, met inbegrip van veterinaire beperkingen, worden vastgesteld waardoor de toegang van pluimvee tot vrije uitloop in de open lucht aan banden wordt gelegd, mag vlees van pluimvee dat is gehouden met toepassing van een van de in de eerste alinea, onder c), d) en e), omschreven houderijsystemen, met uitzondering van in volières gehouden parelhoenders, zolang de beperkingen van toepassing zijn maar maximaal gedurende twaalf weken verder in de handel worden gebracht met vermelding van het houderijsysteem.


BIJLAGE VI

BEPALING VAN HET DRIPVERLIES

(Dripmethode)

1.   Doel en toepassingsgebied

Deze methode wordt gebruikt voor de bepaling van de hoeveelheid water die bevroren of diepgevroren kuikens of kippen bij ontdooiing verliezen. Als het dripverlies, uitgedrukt in gewichtspercentage van het karkas, met inbegrip van alle in de verpakking bijgevoegde eetbare slachtafvallen, groter is dan de in punt 7 vastgestelde maximumwaarde, wordt aangenomen dat tijdens de bewerking te veel water is opgenomen.

2.   Definitie

De met behulp van deze methode vastgestelde waterhoeveelheid wordt uitgedrukt in gewichtspercentage dripwater, berekend op het totale gewicht van het bevroren of diepgevroren karkas, eetbare slachtafvallen inbegrepen.

3.   Principe

Het bevroren of diepgevroren karkas, eventueel aanwezige eetbare slachtafvallen inbegrepen, wordt onder gecontroleerde omstandigheden ontdooid zodat het dripverlies kan worden berekend.

4.   Apparatuur

4.1.

Weegschaal met een weegcapaciteit tot 5 kg die ten minste tot op 1 g nauwkeurig is.

4.2.

Plastic zakken die groot genoeg zijn om het karkas te bevatten, met een deugdelijk hechtingssysteem.

4.3.

Een thermostatisch geregeld bassin met de nodige voorzieningen om de karkassen te behandelen als beschreven in de punten 5.5 en 5.6; dit bassin moet een hoeveelheid water bevatten die gelijk is aan ten minste achtmaal het volume van het te controleren pluimvee en het water moet op een temperatuur van 42 ± 2 °C kunnen worden gehouden.

4.4.

Filtreerpapier of andere absorberende papieren doeken.

5.   Werkwijze

5.1.

Uit de hoeveelheid te controleren pluimvee worden willekeurig 20 karkassen genomen. Totdat de dieren kunnen worden onderzocht zoals beschreven in de punten 5.2 tot en met 5.11, worden zij op een temperatuur van maximaal – 18 °C gehouden.

5.2.

De buitenkant van de verpakking wordt afgeveegd om hierop aanwezig ijs en water te verwijderen. De verpakking met inhoud wordt gewogen waarbij het gewicht wordt afgerond tot op het naaste hele gram; aldus verkrijgt men M0.

5.3.

Het karkas wordt samen met de eventueel meeverkochte eetbare slachtafvallen uit de buitenverpakking genomen. Deze verpakking wordt afgedroogd en gewogen, waarbij het gewicht wordt afgerond tot op het naaste hele gram; aldus verkrijgt men M1.

5.4.

Het gewicht van het bevroren karkas plus slachtafvallen wordt berekend door M1 af te trekken van M0.

5.5.

Het karkas en de eetbare slachtafvallen worden in een sterke waterdichte plastic zak gestoken met de open buikholte naar de dichte onderkant van de zak gekeerd. De zak moet lang genoeg zijn opdat hij stevig kan worden vastgemaakt wanneer hij in het bassin hangt, maar niet te ruim want het karkas moet in verticale positie blijven.

5.6.

Het gedeelte van de zak dat het karkas en de eetbare slachtafvallen bevat, wordt volledig in het bassin gedompeld en blijft open, zodat zo veel mogelijk lucht kan ontsnappen. De zak moet verticaal worden gehouden, eventueel door gebruik te maken van een rek of een extra gewicht, op een zodanige wijze dat er geen water uit het bassin in de zak kan lopen. De zakken mogen elkaar niet raken.

5.7.

De zak blijft in het bassin, waarvan het water op een temperatuur van 42 ± 2 °C wordt gehouden; de zak wordt voortdurend bewogen of het water wordt voortdurend in beweging gehouden, totdat het thermisch centrum van het karkas (het diepst gelegen gedeelte van de borstspier bij kuikens of kippen waarvan de ingewanden zijn verwijderd, of het midden van de slachtafvallen bij kuikens of kippen waarvan de ingewanden niet zijn verwijderd) een temperatuur van ten minste 4 °C heeft bereikt, gemeten bij twee willekeurig gekozen dieren. De karkassen blijven niet langer in het water dan nodig is om een temperatuur van 4 °C te bereiken. Voor karkassen die zijn opgeslagen bij – 18 °C bedraagt de vereiste onderdompelingstijd ongeveer:

Gewichtsklasse (g)

Gewicht karkas + slachtafvallen (g)

Indicatieve onderdompelingstijd in minuten

Kuikens of kippen zonder slachtafvallen

Kuikens of kippen met slachtafvallen

< 800

< 825

77

92

850

825 — 874

82

97

900

875 — 924

85

100

950

925 — 974

88

103

1 000

975 — 1 024

92

107

1 050

1 025 — 1 074

95

110

1 100

1 075 — 1 149

98

113

1 200

1 150 — 1 249

105

120

1 300

1 250 — 1 349

111

126

1 400

1 350 — 1 449

118

133

Boven 1 400 g wordt de onderdompelingstijd verhoogd met zeven minuten per 100 g bijkomend gewicht. Als de aangegeven onderdompelingstijd verstreken is zonder dat, bij de twee gecontroleerde karkassen, een temperatuur van 4 °C is bereikt, moet het ontdooiingsproces worden voortgezet totdat in het thermisch centrum wel een temperatuur van 4 °C is bereikt.

5.8.

De zak met inhoud wordt uit het bassin genomen; er wordt een gat gemaakt in de onderkant van de zak zodat het dripwater kan weglopen. De zak met inhoud moet nu een uur lang kunnen uitlekken bij een omgevingstemperatuur tussen + 18 °C en + 25 °C.

5.9.

Het ontdooide karkas wordt uit de zak genomen en het pakje met de slachtafvallen wordt (indien aanwezig) uit de buikholte genomen. Het karkas wordt van binnen en van buiten afgedroogd met filtreerpapier of met papieren doeken. In het zakje met de slachtafvallen wordt een gat gemaakt en wanneer het aanwezige water is weggelopen, worden de zak en de ontdooide afvallen zo goed mogelijk afgedroogd.

5.10.

Het totale gewicht van het ontdooide karkas, de afvallen en de verpakking wordt bepaald en afgerond tot op het naaste hele gram; dit is M2.

5.11.

Het gewicht van het zakje dat de slachtafvallen bevatte, wordt bepaald en afgerond tot op het naaste hele gram; dit is M3.

6.   Berekening van het resultaat

De hoeveelheid bij ontdooiing vrijgekomen water, d.i. het dripverlies, uitgedrukt als gewichtspercentage van het bevroren of diepgevroren karkas (inclusief slachtafvallen) wordt berekend met behulp van de volgende formule:

((M0 – M1 – M2)/(M0 – M1 – M3)) ×100

7.   Beoordeling van het resultaat

Als het gemiddelde dripverlies bij het monster van 20 karkassen meer bedraagt dan de hierna vermelde percentages, wordt aangenomen dat de hoeveelheid water die tijdens de bewerking is opgenomen, groter is dan de grenswaarde.

De betrokken percentages zijn:

bij luchtkoeling: 1,5 %,

bij lucht-sproeikoeling: 3,3 %,

bij dompelkoeling: 5,1 %.


BIJLAGE VII

BEPALING VAN HET TOTALE WATERGEHALTE VAN KUIKENS EN KIPPEN

(Chemische test)

1.   Doel en toepassingsgebied

Deze methode wordt gebruikt om het totale watergehalte van bevroren en diepgevroren kuikens en kippen te bepalen. Hierbij worden het water- en het eiwitgehalte bepaald van monsters gehomogeniseerde karkassen van die soorten pluimvee. Het aldus bepaalde totale watergehalte wordt vergeleken met de grenswaarde die wordt berekend volgens de in punt 6.4 vastgestelde formules, teneinde na te gaan of tijdens de bewerking te veel water is opgenomen of niet. Als de analist de aanwezigheid van een stof vermoedt die de berekening kan beïnvloeden, moet hij de nodige voorzorgsmaatregelen treffen.

2.   Definities

„Karkas”: het pluimveekarkas met been en kraakbeen en de eventueel bijgevoegde eetbare slachtafvallen.

„Slachtafvallen”: lever, hart, spiermaag en nek.

3.   Principe

Het water- en het eiwitgehalte worden gemeten volgens de in de ISO-normen (International Organization for Standardization) beschreven methoden of volgens andere door de Raad erkende analysemethoden.

Het maximaal toegestane totale watergehalte van het karkas wordt berekend op basis van het eiwitgehalte van het karkas, dat kan worden gerelateerd aan het gehalte aan fysiologisch water.

4.   Apparatuur en reageermiddelen

4.1.

Een weegschaal om het karkas en de verpakking ervan te wegen, die ten minste tot op 1 gram nauwkeurig is.

4.2.

Een vleesbijl of een vleeszaag om het karkas te versnijden tot stukken die in de vleesmolen kunnen.

4.3.

Een krachtige vleesmolen en mixer, waarmee hele delen van bevroren of diepgevroren pluimvee kunnen worden gehomogeniseerd.

Opmerking:

Er wordt geen bepaalde vleesmolen aanbevolen. De molen moet echter krachtig genoeg zijn om bevroren en diepgevroren vlees en beenderen zodanig te vermalen dat homogene monsters worden verkregen die overeenkomen met de monsters welke kunnen worden verkregen met een vleesmolen die is uitgerust met een schijf met perforaties van 4 mm.

4.4.

Voor de bepaling van het watergehalte volgens ISO-norm 1442: de voor deze methode vereiste apparatuur.

4.5.

Voor de bepaling van het eiwitgehalte volgens ISO-norm 937: de voor deze methode vereiste apparatuur.

5.   Werkwijze

5.1.

Zeven karkassen worden willekeurig uit de te controleren hoeveelheid pluimvee genomen en in bevroren toestand gehouden totdat met de in de punten 5.2 tot en met 5.6 beschreven analyse wordt begonnen.

De analyse wordt uitgevoerd op elk van de zeven karkassen afzonderlijk of op een mengmonster van de zeven karkassen.

5.2.

Met de bewerking wordt begonnen binnen een uur nadat de karkassen uit de vriesinstallatie zijn gehaald.

5.3.

a)

De buitenkant van de verpakking wordt afgeveegd om hierop aanwezig ijs en water te verwijderen. Elk karkas wordt gewogen en van de verpakking ontdaan. Nadat het karkas in kleine stukken is gesneden, wordt het materiaal waarin de slachtafvallen zijn verpakt, zoveel mogelijk verwijderd. Het totale gewicht van het karkas, inclusief slachtafvallen en het op het karkas aanwezige ijs, wordt berekend door aftrek van het gewicht van het verwijderde verpakkingsmateriaal, waarbij wordt afgerond tot op het naaste hele gram; het berekende gewicht is de waarde P1.

b)

Bij analyse van een mengmonster wordt het totale gewicht van de zeven overeenkomstig punt 5.3, onder a), bewerkte karkassen bepaald, hetgeen de waarde P7 oplevert.

5.4.

a)

Het hele karkas, waarvan het gewicht overeenkomt met de waarde P1, wordt fijngemalen in een vleesmolen als omschreven in punt 4.3 (en zo nodig verder gemengd met een mixer) om een homogeen product te verkrijgen waaruit een monster kan worden genomen dat representatief is voor elk karkas.

b)

Bij analyse van een mengmonster worden de zeven karkassen, waarvan het gewicht overeenkomt met de waarde P7, samen in hun geheel fijngemalen in een vleesmolen als omschreven in punt 4.3 (en zo nodig verder gemengd met een mixer) om een homogeen product te verkrijgen waaruit twee monsters kunnen worden genomen die representatief zijn voor de zeven karkassen. Beide monsters worden geanalyseerd zoals beschreven in de punten 5.5 en 5.6.

5.5.

Van het homogenaat wordt een monster genomen dat onmiddellijk wordt gebruikt voor de bepaling van het watergehalte volgens de methode die is beschreven in ISO-norm 1442, hetgeen leidt tot een watergehalte „a %”.

5.6.

Van het homogenaat wordt nog een monster genomen, dat onmiddellijk wordt gebruikt voor de bepaling van het stikstofgehalte volgens de methode die is beschreven in ISO-norm 937. Dit stikstofgehalte wordt door vermenigvuldiging met de coëfficiënt 6,25 omgerekend in het gehalte aan ruw eiwit „b %”.

6.   Berekening van de resultaten

6.1.

a)

Het gewicht van het water (W) in elk karkas wordt verkregen met behulp van de formule aP1/100, en het eiwitgewicht (RP) met behulp van de formule bP1/100; beide worden uitgedrukt in gram. Berekend wordt het totale gewicht aan water (W7) en aan eiwit (RP7) van de zeven geanalyseerde karkassen.

b)

Bij analyse van een mengmonster wordt het gemiddelde gehalte aan water (a %) en aan eiwit (b %) van beide geanalyseerde monsters bepaald. Het watergewicht (W7) in de zeven karkassen wordt verkregen met behulp van de formule aP7/100 en het eiwitgewicht (RP7) met behulp van de formule bP7/100; beide worden uitgedrukt in gram.

6.2.

Het gemiddelde gewicht van het water (WA) en dat van het eiwit (RPA) worden berekend door W7 en RP7 te delen door zeven.

6.3.

Volgens deze methode kan het theoretisch gehalte aan fysiologisch water (uitgedrukt in gram) worden berekend met behulp van de volgende formule:

voor kuikens en kippen: 3,53 × RPA + 23.

6.4.

a)

Luchtkoeling

In de veronderstelling dat bij de bewerking van de karkassen de technologisch onvermijdbare waterabsorptie 2 % (1) bedraagt, wordt volgens deze methode de hoogste toegestane grenswaarde voor het totale watergehalte (WG) in gram (inclusief betrouwbaarheidsinterval) berekend met behulp van de onderstaande formule:

voor kuikens en kippen: WG = 3,65 × RPA + 42.

b)

Lucht-sproeikoeling

In de veronderstelling dat bij de bewerking van de karkassen de technologisch onvermijdbare waterabsorptie 4,5 % (2) bedraagt, wordt volgens deze methode de hoogste toegestane grenswaarde voor het totale watergehalte (WG) in gram (inclusief betrouwbaarheidsinterval) berekend met behulp van de onderstaande formule:

voor kuikens en kippen: WG = 3,79 × RPA + 42.

c)

Dompelkoeling

In de veronderstelling dat bij de bewerking van de karkassen de technologisch onvermijdbare waterabsorptie 7 % (3) bedraagt, wordt volgens deze methode de hoogste toegestane grenswaarde voor het totale watergehalte (WG) in gram (inclusief betrouwbaarheidsinterval) berekend met behulp van de onderstaande formule:

voor kuikens en kippen: WG = 3,93 × RPA + 42.

6.5.

Als het volgens punt 6.2 berekende gemiddelde watergehalte (WA) van de zeven karkassen het volgens punt 6.4 vastgestelde maximum (WG) niet overschrijdt, wordt de gecontroleerde partij geacht aan de norm te voldoen.


(1)  Van het gewicht van het karkas, exclusief geabsorbeerd vreemd water.

(2)  Van het gewicht van het karkas, exclusief geabsorbeerd vreemd water.

(3)  Van het gewicht van het karkas, exclusief geabsorbeerd vreemd water.


BIJLAGE VIII

BEPALING VAN HET TOTALE WATERGEHALTE VAN DELEN VAN PLUIMVEE

(Chemische test)

1.   Doel en toepassingsgebied

Deze methode wordt gebruikt om het totale watergehalte van bepaalde delen van pluimvee te bepalen. Hierbij worden het water- en het eiwitgehalte van monsters van gehomogeniseerde delen van pluimvee bepaald. Het aldus bepaalde totale watergehalte wordt vergeleken met de grenswaarde die wordt berekend volgens de in punt 6.4 vastgestelde formules, teneinde na te gaan of tijdens de bewerking te veel water is opgenomen of niet. Als de analist de aanwezigheid van een stof vermoedt die de berekening kan beïnvloeden, moet hij de nodige voorzorgsmaatregelen treffen.

2.   Definities en monsternemingsvoorschriften

De in artikel 1, onder 2), vastgestelde definities zijn van toepassing op de in artikel 20 bedoelde delen van pluimvee. De monsters hebben ten minste de volgende omvang:

borst van kuikens en kippen: de helft van de borst,

borstfilet van kuikens en kippen: de helft van de borst zonder been en zonder huid,

kalkoenborst, kalkoenborstfilet en vlees van kalkoenpoten zonder been: porties van ongeveer 100 g,

andere delen: als omschreven in artikel 1, onder 2).

Wanneer bevroren of diepgevroren delen niet afzonderlijk verpakt zijn, mogen de grootverpakkingen waaruit monsters genomen worden, bij een temperatuur van 0 °C worden opgeslagen, totdat afzonderlijke delen losgemaakt kunnen worden.

3.   Principe

Het water- en het eiwitgehalte worden gemeten volgens de in de ISO-normen (International Organization for Standardization) beschreven methoden of volgens andere door de Raad erkende analysemethoden.

Het maximaal toegestane totale watergehalte van de pluimveedelen wordt berekend op basis van het eiwitgehalte van de delen, dat kan worden gerelateerd aan het gehalte aan fysiologisch water.

4.   Apparatuur en reageermiddelen

4.1.

Een weegschaal om de delen en de verpakking ervan te wegen, die ten minste tot op 1 g nauwkeurig is.

4.2.

Een vleesbijl of een vleeszaag om de delen te versnijden tot stukken die in de vleesmolen kunnen.

4.3.

Een krachtige vleesmolen en mixer, waarmee de delen van pluimvee of stukken daarvan kunnen worden gehomogeniseerd.

Opmerking:

Er wordt geen bepaalde vleesmolen aanbevolen. De molen moet echter krachtig genoeg zijn om ook bevroren en diepgevroren vlees en beenderen zodanig te vermalen dat homogene monsters worden verkregen die overeenkomen met de monsters welke kunnen worden verkregen met een vleesmolen die is uitgerust met een schijf met perforaties van 4 mm.

4.4.

Voor de bepaling van het watergehalte volgens ISO-norm 1442: de voor deze methode vereiste apparatuur.

4.5.

Voor de bepaling van het eiwitgehalte volgens ISO-norm 937: de voor deze methode vereiste apparatuur.

5.   Werkwijze

5.1.

Vijf delen worden willekeurig uit de te controleren hoeveelheid delen van pluimvee genomen en in bevroren toestand gehouden totdat met de in de punten 5.2 tot en met 5.6 beschreven analyse wordt begonnen.

Monsters van de in punt 2 bedoelde bevroren of diepgevroren, niet afzonderlijk verpakte producten mogen bij een temperatuur van 0 °C opgeslagen worden, totdat met de analyse wordt begonnen.

De analyse wordt uitgevoerd op elk van de vijf delen afzonderlijk of op een mengmonster van de vijf delen.

5.2.

Met de bewerking wordt begonnen binnen één uur nadat de delen uit de vriesinstallatie zijn gehaald.

5.3.

a)

De buitenkant van de verpakking wordt afgeveegd om hierop aanwezig ijs en water te verwijderen. Elk deel wordt gewogen en van de verpakking ontdaan. Nadat de delen in kleine stukken zijn gesneden, wordt het gewicht van de delen berekend door aftrek van het gewicht van het verwijderde verpakkingsmateriaal, waarbij wordt afgerond tot op het naaste hele gram; het berekende gewicht is de waarde P1.

b)

Bij analyse van een mengmonster wordt het totale gewicht van de vijf overeenkomstig punt 5.3, onder a), bewerkte delen bepaald, hetgeen de waarde P5 oplevert.

5.4.

a)

Het hele deel, waarvan het gewicht overeenkomt met de waarde P1, wordt fijngemalen in een vleesmolen als omschreven in punt 4.3 (en zo nodig verder gemengd met een mixer) om een homogeen product te verkrijgen waaruit een monster kan worden genomen dat representatief is voor elk deel.

b)

Bij analyse van een mengmonster worden de vijf delen, waarvan het gewicht overeenkomt met de waarde P5, samen fijngemalen in een vleesmolen als omschreven in punt 4.3 (en zo nodig verder gemengd met een mixer) om een homogeen product te verkrijgen waaruit twee monsters kunnen worden genomen die representatief zijn voor de vijf delen.

Beide monsters worden geanalyseerd zoals beschreven in de punten 5.5 en 5.6.

5.5.

Van het homogenaat wordt een monster genomen dat onmiddellijk wordt gebruikt voor de bepaling van het watergehalte volgens de methode die is beschreven in ISO-norm 1442, hetgeen leidt tot een watergehalte „a %”.

5.6.

Van het homogenaat wordt nog een monster genomen, dat onmiddellijk wordt gebruikt voor de bepaling van het stikstofgehalte volgens de methode die is beschreven in ISO-norm 937. Dit stikstofgehalte wordt door vermenigvuldiging met de coëfficiënt 6,25 omgerekend in het gehalte aan ruw eiwit „b %”.

6.   Berekening van de resultaten

6.1.

a)

Het gewicht van het water (W) in elk deel wordt verkregen met behulp van de formule aP1/100, en het eiwitgehalte (RP) met behulp van de formule bP1/100; beide worden uitgedrukt in gram.

Berekend wordt het totale gewicht aan water (W5) en aan eiwit (RP5) van de vijf geanalyseerde delen.

b)

Bij analyse van een mengmonster wordt het gemiddelde gehalte aan water (a %) en aan eiwit (b %) van beide geanalyseerde monsters bepaald. Het watergewicht (W5) in de vijf delen wordt verkregen met behulp van de formule aP5/100 en het eitwitgewicht (RP5) met behulp van de formule bP5/100; beide worden uitgedrukt in gram.

6.2.

Het gemiddelde gewicht van het water (WA) en dat van het eiwit (RPA) worden berekend door W5 en RP5 te delen door vijf.

6.3.

Volgens deze methode kan de gemiddelde theoretische verhouding W/RP worden berekend als volgt:

borstfilet en borst van kuikens en kippen: 3,19 ± 0,12,

hele poten/hele dijen, en achterkwarten daarvan, van kuikens en kippen: 3,78 ± 0,19,

borstfilet en borst van kalkoenen: 3,05 ± 0,15,

hele poten/hele dijen van kalkoenen: 3,58 ± 0,15,

vlees van hele poten/hele dijen van kalkoenen, zonder been: 3,65 ± 0,17.

6.4.

In de veronderstelling dat bij de bewerking van de delen de technologisch onvermijdbare waterabsorptie naargelang van het product en de toegepaste koelmethode 2 %, 4 % of 6 % (1) bedraagt, is de volgens deze methode bepaalde maximaal toegestane verhouding W/RP als volgt:

 

Luchtkoeling

Lucht-sproeikoeling

Dompelkoeling

Borstfilet van kuikens en kippen, zonder huid

3,40

3,40

3,40

Borst van kuikens en kippen, met huid

3,40

3,50

3,60

Bovenpoten/bovendijen, onderpoten/onderdijen (drumsticks), hele poten/hele dijen, poten/dijen met rugdeel (bouten), achterkwarten, van kuikens en kippen, met huid

4,05

4,15

4,30

Borstfilet van kalkoenen, zonder huid

3,40

3,40

3,40

Borst van kalkoenen, met huid

3,40

3,50

3,60

Bovenpoten/bovendijen, onderpoten/onderdijen (drumsticks), hele poten/hele dijen, van kalkoenen, met huid

3,80

3,90

4,05

Vlees van hele poten/hele dijen van kalkoenen, zonder been en zonder huid

3,95

3,95

3,95

Als de gemiddelde verhouding WA/RPA van de vijf delen, berekend op basis van de volgens punt 6.2 berekende waarden, de in 6.4 vastgestelde verhoudingen niet overschrijdt, wordt aangenomen dat de gecontroleerde delen aan de norm voldoen.


(1)  Berekend op basis van het deel, exclusief geabsorbeerd vreemd water. Voor filets (zonder huid) en vlees van hele poten/hele dijen van kalkoenen, zonder been, geldt een waarde van 2 % voor alle koelmethoden.


BIJLAGE IX

CONTROLE VAN DE ABSORPTIE VAN WATER IN DE PRODUCTIE-INRICHTING

(Slachthuistest)

1.

Ten minste eenmaal per arbeidsperiode van acht uur:

uit de ontdarmketen naar willekeur 25 karkassen nemen onmiddellijk nadat de ingewanden en het vet verwijderd zijn en voordat de dieren daarop voor de eerste maal worden gewassen.

2.

Zo nodig de hals afsnijden waarbij de huid van de hals aan het karkas bevestigd blijft.

3.

Elk karkas individueel identificeren. Elk karkas wegen en het gewicht ervan registreren, afgerond tot op het naaste hele gram.

4.

De te controleren karkassen weer aan de ontdarmketen bevestigen, om ze verder de normale behandeling van wassen, koelen, uitlekken enz., te laten ondergaan.

5.

De geëtiketteerde karkassen weer afnemen aan het einde van de uitleklijn zonder ze langer te laten uitlekken dan normaliter gebruikelijk is voor pluimvee van de partij waaruit het monster komt.

6.

De eerste 20 teruggenomen karkassen vormen het monster. Ze worden opnieuw gewogen. Het op het naaste hele gram afgeronde gewicht hiervan wordt genoteerd naast het gewicht dat bij de eerste weging is geconstateerd. De test is nietig indien minder dan 20 geïdentificeerde karkassen worden teruggenomen.

7.

De merktekens van de karkassen van het monster verwijderen en de karkassen op de gebruikelijke wijze verpakken.

8.

Het waterabsorptiepercentage bepalen door het totale gewicht van de 20 karkassen vóór het wassen af te trekken van het totale gewicht van dezelfde karkassen na wassen, koelen en uitlekken, en het verschil vervolgens te delen door het aanvankelijke gewicht en te vermenigvuldigen met 100.

9.

In plaats van de karkassen handmatig te wegen zoals beschreven in de punten 1 tot en met 8, mag voor de bepaling, volgens dezelfde regels, van het waterabsorptiepercentage bij een gelijk aantal karkassen, ook gebruik worden gemaakt van een automatische weeginrichting, voor zover deze daartoe vooraf door de bevoegde autoriteit is goedgekeurd.

10.

De uitkomst van die berekening mag niet hoger zijn dan de onderstaande percentages van het aanvankelijke gewicht van het karkas of dan een andere waarde waaruit blijkt dat aan de eisen inzake totaal gehalte aan vreemd water is voldaan:

:

luchtkoeling

:

0 %,

:

lucht-sproeikoeling

:

2 %,

:

dompelkoeling

:

4,5 %.


BIJLAGE X

IN ARTIKEL 16, LID 6, BEDOELDE VERMELDINGEN

:

in het Bulgaars

:

Съдържанието на вода превишава нормите на ЕО

:

in het Spaans

:

Contenido en agua superior al límite CE

:

in het Tsjechisch

:

Obsah vody překračuje limit ES

:

in het Deens

:

Vandindhold overstiger EF-Normen

:

in het Duits

:

Wassergehalt über dem EG-Höchstwert

:

in het Ests

:

Veesisaldus ületab EÜ normi

:

in het Grieks

:

Περιεκτικότητα σε νερό ανώτερη του ορίου ΕΚ

:

in het Engels

:

Water content exceeds EC limit

:

in het Frans

:

Teneur en eau supérieure à la limite CE

:

in het Italiaans

:

Tenore d’acqua superiore al limite CE

:

in het Lets

:

Ūdens saturs pārsniedz EK noteikto normu

:

in het Litouws

:

Vandens kiekis viršija EB nustatytą ribą

:

in het Hongaars

:

Víztartalom meghaladja az EK által előírt határértéket

:

in het Maltees

:

Il-kontenut ta’ l-ilma superjuri għal-limitu KE

:

in het Nederlands

:

Watergehalte hoger dan het EG-maximum

:

in het Pools

:

Zawartość wody przekracza normę WE

:

in het Portugees

:

Teor de água superior ao limite CE

:

in het Roemeens

:

Conținutul de apă depășește limita CE

:

in het Slowaaks

:

Obsah vody presahuje limit ES

:

in het Sloveens

:

Vsebnost vode presega ES omejitev

:

in het Fins

:

Vesipitoisuus ylittää EY-normin

:

in het Zweeds

:

Vattenhalten överstiger den halt som är tillåten inom EG.


BIJLAGE XI

LIJST VAN DE NATIONALE REFERENTIELABORATORIA

België

Instituut voor Landbouw- en Visserijonderzoek (ILVO)

Eenheid Technologie en Voeding

Productkwaliteit en voedselveiligheid

Brusselsesteenweg 370

B-9090 Melle

Bulgarije

Национален диагностичен научно-изследователски ветеринарно-медицински институт

(National Diagnostic Research Veterinary Medicine Institute)

бул. „Пенчо Славейков“ 15

(15, Pencho Slaveikov str.)

София–1606

(Sofia–1606)

Tsjechië

Státní veterinární ústav Jihlava

Národní referenční laboratoř pro mikrobiologické,

chemické a senzorické analýzy masa a masných výrobků

Rantířovská 93

CZ-586 05 Jihlava

Denemarken

Fødevarestyrelsen

Fødevareregion Øst

Afdeling for Fødevarekemi

Søndervang 4

DK-4100 Ringsted

Duitsland

Bundesforschungsanstalt für Ernährung und Lebensmittel

Standort Kulmbach

E.C.-Baumann-Straße 20

D-95326 Kulmbach

Estland

Veterinaar- ja Toidulaboratoorium

Kreutzwaldi 30

EE-51006 Tartu

Ierland

National Food Centre

Teagasc

Dunsinea

Castleknock

IE-Dublin 15

Griekenland

Ministry of Rural Development & Food

Veterinary Laboratory of Larisa

7th km Larisa-Trikalοn st.

GR-411 10 Larisa

Spanje

Laboratorio Arbitral Agroalimentario

Carretera de La Coruña, km 10,700

E-28023 Madrid

Frankrijk

SCL Laboratoire de Lyon

10, avenue des Saules

BP 74

F-69922 Oullins

Italië

Ministero Politiche Agricole e Forestali

Ispettorato centrale per il controllo della qualità dei prodotti agroalimentari

Laboratorio di Modena

Via Jacopo Cavedone n. 29

I-41100 Modena

Cyprus

Agricultural Laboratory

Department of Agriculture

Loukis Akritas Ave; 14

CY-Lefcosia (Nicosia)

Letland

Pārtikas un veterinārā dienesta

Nacionālais diagnostikas centrs

Lejupes iela 3,

Rīga, LV-1076

Litouwen

Nacionalinė veterinarijos laboratorija

J. Kairiūkščio g. 10

LT-2021 Vilnius

Luxemburg

Laboratoire National de Santé

Rue du Laboratoire, 42

L-1911 Luxembourg

Hongarije

Országos Élelmiszervizsgáló Intézet

Budapest 94. Pf. 1740

Mester u. 81.

HU-1465

Malta

Malta National Laboratory

UB14, San Gwann Industrial Estate

San Gwann, SGN 09

Malta

Nederland

RIKILT — Instituut voor Voedselveiligheid

Bornsesteeg 45, gebouw 123

6708 AE Wageningen

Nederland

Oostenrijk

Österreichische Agentur für Gesundheit und Ernährungssicherheit GmbH

Institut für Lebensmitteluntersuchung Wien

Abteilung 6 — Fleisch und Fleischwaren

Spargelfeldstraße 191

A-1226 Wien

Polen

Centralne Laboratorium Głównego Inspektoratu Jakości

Handlowej Artykułów Rolno-Spożywczych

ul. Reymonta 11/13

60-791 Poznań

Polska

Portugal

Autoridade de Segurança Alimentar e Económica — ASAE

Laboratório Central da Qualidade Alimentar — LCQA

Av. Conde Valbom, 98

P-1050-070 Lisboa

Roemenië

Institutul de Igienă și Sănătate Publică Veterinară

Str. Câmpul Moșilor, nr. 5, Sector 2

București

Slovenië

Univerza v Ljubljani

Veterinarska fakulteta

Nacionalni veterinarski inštitut

Gerbičeva 60

SI-1115 Ljubljana

Slowakije

Štátny veterinárny a potravinový ústav

Botanická 15

842 52 Bratislava

Slovenská republika

Finland

Elintarviketurvallisuusvirasto Evira

Mustialankatu 3

FI-00710 Helsinki

Zweden

Livsmedelsverket

Box 622

S-75126 Uppsala

Verenigd Koninkrijk

Laboratory of the Government Chemist

Queens Road

Teddington

TW11 0LY

United Kingdom


BIJLAGE XII

Taken en organisatiestructuur van de raad van deskundigen op het gebied van de controle op het watergehalte in vlees van pluimvee

De in artikel 19 bedoelde raad van deskundigen is belast met de volgende taken:

a)

aan de nationale referentielaboratoria informatie verstrekken over analysemethoden en vergelijkende proeven op het gebied van het watergehalte in vlees van pluimvee;

b)

de toepassing door de nationale referentielaboratoria van de onder a) bedoelde methoden coördineren door het organiseren van vergelijkende proeven, en met name van bekwaamheidsproeven;

c)

de nationale referentielaboratoria bij bekwaamheidsproeven ondersteunen door het bieden van wetenschappelijke steun inzake de evaluatie en de rapportage van statistische gegevens;

d)

het onderzoek naar nieuwe analysemethoden coördineren en de nationale referentielaboratoria informeren over de op dit gebied geboekte vooruitgang;

e)

wetenschappelijke en technische bijstand verlenen aan de Commissie, vooral wanneer lidstaten het niet eens zijn over analyseresultaten.

De in artikel 19 bedoelde raad van deskundigen wordt als volgt georganiseerd:

De raad van deskundigen op het gebied van de controle op het watergehalte in vlees van pluimvee bestaat uit vertegenwoordigers van het Instituut voor referentiematerialen en -metingen (IRMM) van het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek (GCO), van het directoraat-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling en van drie nationale referentielaboratoria. De vertegenwoordiger van het IRMM treedt op als voorzitter van de raad en wijst de nationale referentielaboratoria aan op basis van roulatie. De autoriteit die belast is met het toezicht op een gekozen nationaal referentielaboratorium, wijst vervolgens de individuele deskundigen op het gebied van de controle op het watergehalte in levensmiddelen aan die zitting nemen in de raad. Elk jaar wordt door roulatie slechts één van de deelnemende nationale referentielaboratoria tegelijk vervangen om een bepaalde mate van continuïteit in de raad te waarborgen. De kosten die de deskundigen van de lidstaten en/of de nationale referentielaboratoria bij de vervulling van hun functies in het kader van dit deel van deze bijlage maken, worden gedragen door de respectieve lidstaten.

Taken van de nationale referentielaboratoria

De in bijlage XI genoemde nationale referentielaboratoria zijn belast met de volgende taken:

a)

de werkzaamheden van de nationale laboratoria die zijn belast met de analysen op het watergehalte in vlees van pluimvee, coördineren;

b)

de bevoegde autoriteit van de lidstaat bijstaan bij het opzetten van het systeem voor de controle op het watergehalte in vlees van pluimvee;

c)

meewerken aan vergelijkende proeven (bekwaamheidsproeven) waaraan de verschillende onder a) bedoelde nationale laboratoria worden onderworpen;

d)

ervoor zorgen dat de door de raad van deskundigen verstrekte informatie wordt doorgegeven aan de bevoegde autoriteit in de betrokken lidstaat en aan de onder a) bedoelde nationale laboratoria;

e)

samenwerken met de raad van deskundigen en, wanneer het nationale referentielaboratorium na aanwijzing is toegetreden tot de raad van deskundigen, de nodige monsters gereedmaken voor de proeven, inclusief homogeniteitstesten, en een adequate verzending regelen.


BIJLAGE XIII

Concordantietabel

Verordening (EEG) nr. 1906/90

Verordening (EEG) nr. 1538/91

De onderhavige verordening

 

Artikel 1

Artikel 1

 

Artikel 1 bis, aanhef

Artikel 2, aanhef

Artikel 2, punten 2, 3 en 4

 

Artikel 2, onder a), b) en c)

Artikel 2, punt 8

 

Artikel 2, onder d)

 

Artikel 1 bis, eerste en tweede alinea

Artikel 2, onder e) en f)

 

Artikel 2

Artikel 3, leden 1 t/m 4

Artikel 4

 

Artikel 3, lid 5

 

Artikel 3

Artikel 4

 

Artikel 4

Artikel 5, lid 1

Artikel 5, leden 1 t/m 4

 

Artikel 5, leden 2 t/m 5

Artikel 6

 

Artikel 5, lid 6

 

Artikel 5

Artikel 6

 

Artikel 6, lid 1, aanhef

Artikel 7, lid 1, aanhef

 

Artikel 6, lid 1, eerste t/m zesde streepje

Artikel 7, lid 1, onder a) t/m f)

 

Artikel 6, lid 2, aanhef

Artikel 7, lid 2, aanhef

 

Artikel 6, lid 2, eerste t/m vierde streepje

Artikel 7, lid 2, onder a) t/m d)

 

Artikel 7, lid 1

Artikel 8, lid 1

 

Artikel 7, lid 3

Artikel 8, lid 2

 

Artikel 7, lid 4

Artikel 8, lid 3

 

Artikel 7, lid 5

Artikel 8, lid 4

 

Artikel 7, lid 6

Artikel 8, lid 5

 

Artikel 8, lid 1

Artikel 9, lid 1

 

Artikel 8, lid 2

Artikel 9, lid 2

 

Artikel 8, lid 3, aanhef

Artikel 9, lid 3, aanhef

 

Artikel 8, lid 3, eerste streepje

Artikel 9, lid 3, onder a)

 

Artikel 8, lid 3, tweede streepje

Artikel 9, lid 3, onder b)

 

Artikel 8, lid 4, eerste alinea, aanhef

Artikel 9, lid 4, eerste alinea, aanhef

 

Artikel 8, lid 4, eerste alinea, eerste t/m derde streepje

Artikel 9, lid 4, eerste alinea, onder a) t/m c)

 

Artikel 8, lid 4, tweede alinea

Artikel 9, lid 4, tweede alinea

 

Artikel 8, leden 5 t/m 12

Artikel 9, leden 5 t/m 12

 

Artikel 8, lid 13, eerste alinea

 

Artikel 8, lid 13, tweede alinea

Artikel 9, lid 13

 

Artikel 9

Artikel 10

 

Artikel 10

Artikel 11

 

Artikel 11, lid 1, aanhef

Artikel 12, lid 1, aanhef

 

Artikel 11, lid 1, eerste t/m vierde streepje

Artikel 12, lid 1, onder a) t/m d)

 

Artikel 11, lid 2

Artikel 12, lid 2

 

Artikel 11, lid 2 bis

Artikel 12, lid 3

 

Artikel 11, lid 2 ter

Artikel 12, lid 4

 

Artikel 11, lid 3, aanhef

Artikel 12, lid 5, aanhef

 

Artikel 11, lid 3, eerste t/m vierde streepje

Artikel 12, lid 5, onder a) t/m d)

 

Artikel 11, lid 4

Artikel 12, lid 6

 

Artikel 12

Artikel 13

 

Artikel 13

Artikel 14

 

Artikel 14 bis, leden 1 en 2

Artikel 15

 

Artikel 14 bis, leden 3 t/m 5

Artikel 16, leden 1 t/m 3

 

Artikel 14 bis, lid 5 bis

Artikel 16, lid 4

 

Artikel 14 bis, lid 6

Artikel 16, lid 5

 

Artikel 14 bis, lid 7, eerste alinea, aanhef

Artikel 16, lid 6, eerste alinea

 

Artikel 14 bis, lid 7, eerste alinea, streepjes

Bijlage X

 

Artikel 14 bis, lid 7, tweede en derde alinea

Artikel 16, lid 6, tweede en derde alinea

 

Artikel 14 bis, leden 8 tot en met 12

Artikel 17, leden 1 t/m 5

 

Artikel 14 bis, lid 12 bis

Artikel 18, lid 1

 

Artikel 14 bis, lid 13

Artikel 18, lid 2

 

Artikel 14 bis, lid 14

Artikel 19

 

Artikel 14 ter, lid 1

Artikel 20, lid 1

 

Artikel 14 ter, lid 2, eerste alinea, aanhef

Artikel 20, lid 2, eerste alinea, aanhef

 

Artikel 14 ter, lid 2, eerste alinea, eerste t/m derde streepje

Artikel 20, lid 2, eerste alinea, onder a) t/m c)

 

Artikel 14 ter, lid 2, tweede alinea

Artikel 20, lid 2, tweede alinea

 

Artikel 14 ter, leden 3 en 4

Artikel 20, leden 3 en 4

 

Artikel 15

 

Artikel 21

 

Artikel 22

 

Bijlage I

Bijlage I

 

Bijlage I bis

Bijlage II

 

Bijlage II

Bijlage III

 

Bijlage III

Bijlage IV

 

Bijlage IV

Bijlage V

 

Bijlage V

Bijlage VI

 

Bijlage VI

Bijlage VII

 

Bijlage VI bis

Bijlage VIII

 

Bijlage VII

Bijlage IX

 

Bijlage VIII

Bijlage XI

 

Bijlage IX

Bijlage XII

 

Bijlage XIII


17.6.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 157/88


VERORDENING (EG) Nr. 544/2008 VAN DE COMMISSIE

van 13 juni 2008

tot vaststelling van een verbod op de visserij op Groenlandse heilbot/zwarte heilbot in EG-wateren van IIa en IV; EG-wateren en internationale wateren van VI door vaartuigen die de vlag van Spanje voeren

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad van 20 december 2002 inzake de instandhouding en de duurzame exploitatie van de visbestanden in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid (1), en met name op artikel 26, lid 4,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 2847/93 van de Raad van 12 oktober 1993 tot invoering van een controleregeling voor het gemeenschappelijk visserijbeleid (2), en met name op artikel 21, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 40/2008 van de Raad van 16 januari 2008 tot vaststelling, voor 2008, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Gemeenschap en, voor vaartuigen van de Gemeenschap, in andere wateren met vangstbeperkingen van toepassing zijn, en tot vaststelling van de bij de visserij in acht te nemen voorschriften (3) zijn quota voor 2008 vastgesteld.

(2)

Uit door de Commissie ontvangen informatie blijkt dat, gezien de vangsten van het in de bijlage bij deze verordening vermelde bestand door vaartuigen die de vlag van de in die bijlage vermelde lidstaat voeren of daar geregistreerd zijn, de betrokken, voor 2008 toegewezen quota volledig zijn opgebruikt.

(3)

Derhalve moet het worden verboden op dit bestand te vissen en vis uit dit bestand aan boord te houden, over te laden en aan te voeren,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Het opgebruiken van het quotum

Het quotum dat voor 2008 aan de in de bijlage bij deze verordening genoemde lidstaat is toegewezen voor de visserij op het in die bijlage vermelde bestand, wordt met ingang van de in die bijlage opgenomen datum als opgebruikt beschouwd.

Artikel 2

Verbod

De visserij op het in de bijlage bij deze verordening vermelde bestand door vaartuigen die de vlag van de in die bijlage genoemde lidstaat voeren of daar zijn geregistreerd, is verboden met ingang van de in die bijlage opgenomen datum. Na die datum is het ook verboden om vis uit dit bestand die door deze vaartuigen is gevangen, aan boord te hebben, over te laden of aan te voeren.

Artikel 3

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 13 juni 2008.

Voor de Commissie

Fokion FOTIADIS

Directeur-generaal Visserij en maritieme zaken


(1)  PB L 358 van 31.12.2002, blz. 59. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 865/2007 (PB L 192 van 24.7.2007, blz. 1).

(2)  PB L 261 van 20.10.1993, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1967/2006 (PB L 409 van 30.12.2006, blz. 11), laatstelijk gerectificeerd bij PB L 36 van 8.2.2007, blz. 6.

(3)  PB L 19 van 23.1.2008, blz. 1.


BIJLAGE

Nr.

11/T&Q

Lidstaat

Spanje

Bestand

GHL/2A-C46

Soort

Groenlandse heilbot/zwarte heilbot (Reinhardtius hippoglossoides)

Gebied

EG-wateren van IIa en IV; EG-wateren en internationale wateren van VI

Datum

12.5.2008


17.6.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 157/90


VERORDENING (EG) Nr. 545/2008 VAN DE COMMISSIE

van 16 juni 2008

tot wijziging van de bij Verordening (EG) nr. 1109/2007 voor het verkoopseizoen 2007/2008 vastgestelde representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor bepaalde producten van de sector suiker

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 318/2006 van de Raad van 20 februari 2006 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector suiker (1),

Gelet op Verordening (EG) nr. 951/2006 van de Commissie van 30 juni 2006 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 318/2006 van de Raad, wat betreft de handel met derde landen in de sector suiker (2), en met name op artikel 36,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De representatieve prijzen en de aanvullende invoerrechten voor witte suiker, ruwe suiker en bepaalde stropen voor het verkoopseizoen 2007/2008 zijn vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1109/2007 van de Commissie (3). Deze prijzen en rechten zijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 526/2008 van de Commissie (4).

(2)

De bovenbedoelde prijzen en invoerrechten moeten op grond van de gegevens waarover de Commissie nu beschikt, overeenkomstig het bepaalde in Verordening (EG) nr. 951/2006 worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De bij Verordening (EG) nr. 1109/2007 voor het verkoopseizoen 2007/2008 vastgestelde representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor de in artikel 36 van Verordening (EG) nr. 951/2006 bedoelde producten worden gewijzigd zoals aangegeven in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 17 juni 2008.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 16 juni 2008.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 58 van 28.2.2006, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1260/2007 (PB L 283 van 27.10.2007, blz. 1). Verordening (EG) nr. 318/2006 wordt per 1 oktober 2008 vervangen door Verordening (EG) nr. 1234/2007 (PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1).

(2)  PB L 178 van 1.7.2006, blz. 24. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1568/2007 (PB L 340 van 22.12.2007, blz. 62).

(3)  PB L 253 van 28.9.2007, blz. 5.

(4)  PB L 155 van 13.6.2008, blz. 3.


BIJLAGE

Met ingang van 17 juni 2008 geldende gewijzigde representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor witte suiker, ruwe suiker en de producten van GN-code 1702 90 95

(EUR)

GN-code

Representatieve prijs per 100 kg nettogewicht van het betrokken product

Aanvullend invoerrecht per 100 kg nettogewicht van het betrokken product

1701 11 10 (1)

19,90

6,35

1701 11 90 (1)

19,90

12,02

1701 12 10 (1)

19,90

6,16

1701 12 90 (1)

19,90

11,50

1701 91 00 (2)

23,80

13,75

1701 99 10 (2)

23,80

8,81

1701 99 90 (2)

23,80

8,81

1702 90 95 (3)

0,24

0,40


(1)  Vastgesteld voor de standaardkwaliteit als gedefinieerd in bijlage I, punt III, bij Verordening (EG) nr. 318/2006 van de Raad (PB L 58 van 28.2.2006, blz. 1).

(2)  Vastgesteld voor de standaardkwaliteit als gedefinieerd in bijlage I, punt II, bij Verordening (EG) nr. 318/2006.

(3)  Vastgesteld per procentpunt sacharosegehalte.


17.6.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 157/92


VERORDENING (EG) Nr. 546/2008 VAN DE COMMISSIE

van 16 juni 2008

inzake de afgifte van invoercertificaten voor de aanvragen die tijdens de eerste zeven dagen van juni 2008 in het kader van het bij Verordening (EG) nr. 1399/2007 geopende tariefcontingent zijn ingediend voor bepaalde vleesproducten van oorsprong uit Zwitserland

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 2759/75 van de Raad van 29 oktober 1975 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector varkensvlees (1),

Gelet op Verordening (EG) nr. 1399/2007 van de Commissie van 28 november 2007 houdende opening en vaststelling van de wijze van beheer van een tariefcontingent voor worst en bepaalde vleesproducten van oorsprong uit Zwitserland (2), en met name op artikel 5, lid 5,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 1399/2007 zijn tariefcontingenten geopend voor de invoer van bepaalde vleesproducten.

(2)

De in de eerste zeven dagen van juni 2008 voor de deelperiode van 1 juli tot en met 30 september 2008 ingediende invoercertificaataanvragen hebben betrekking op een hoeveelheid die kleiner is dan de beschikbare hoeveelheid. Bijgevolg dienen de hoeveelheden waarvoor geen aanvragen zijn ingediend, te worden vastgesteld en te worden toegevoegd aan de voor de volgende deelperiode vastgestelde hoeveelheid,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De hoeveelheden waarvoor in het kader van het tariefcontingent met volgnummer 09.4180 geen invoercertificaataanvragen zijn ingediend op grond van Verordening (EG) nr. 1399/2007 en die aan de deelperiode van 1 oktober tot en met 31 december 2008 moeten worden toegevoegd, bedragen 1 390 000 kg.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 17 juni 2008.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 16 juni 2008.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 282 van 1.11.1975, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1913/2005 (PB L 307 van 25.11.2005, blz. 2). Verordening (EEG) nr. 2759/75 wordt per 1 juli 2008 vervangen door Verordening (EG) nr. 1234/2007 (PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1).

(2)  PB L 311 van 29.11.2007, blz. 7.


17.6.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 157/93


VERORDENING (EG) Nr. 547/2008 VAN DE COMMISSIE

van 16 juni 2008

inzake de afgifte van invoercertificaten voor de aanvragen die tijdens de eerste zeven dagen van juni 2008 in het kader van het bij Verordening (EG) nr. 1382/2007 geopende tariefcontingent zijn ingediend voor varkensvlees

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 2759/75 van de Raad van 29 oktober 1975 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector varkensvlees (1),

Gelet op Verordening (EG) nr. 1382/2007 van de Commissie 26 november 2007 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 774/94 van de Raad wat de invoerregeling voor varkensvlees betreft (2), en met name op artikel 5, lid 6,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 1382/2007 zijn tariefcontingenten geopend voor de invoer van producten van de sector varkensvlees.

(2)

De in de eerste zeven dagen van juni 2008 voor de deelperiode van 1 juli tot en met 30 september 2008 ingediende invoercertificaataanvragen hebben betrekking op een hoeveelheid die kleiner is dan de beschikbare hoeveelheid. Bijgevolg dienen de hoeveelheden waarvoor geen aanvragen zijn ingediend, te worden vastgesteld en te worden toegevoegd aan de voor de volgende deelperiode vastgestelde hoeveelheid,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De hoeveelheden waarvoor in het kader van het tariefcontingent met volgnummer 09.4046 geen invoercertificaataanvragen zijn ingediend op grond van Verordening (EG) nr. 1382/2007 en die aan de deelperiode van 1 oktober tot en met 31 december 2008 moeten worden toegevoegd, bedragen 5 250 000 kg.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 17 juni 2008.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 16 juni 2008.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 282 van 1.11.1975, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1913/2005 (PB L 307 van 25.11.2005, blz. 2). Verordening (EEG) nr. 2759/75 wordt per 1 juli 2008 vervangen door Verordening (EG) nr. 1234/2007 (PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1).

(2)  PB L 309 van 27.11.2007, blz. 28.


17.6.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 157/94


VERORDENING (EG) Nr. 548/2008 VAN DE COMMISSIE

van 16 juni 2008

inzake de afgifte van invoercertificaten voor de aanvragen die tijdens de eerste zeven dagen van juni 2008 zijn ingediend in het kader van de bij Verordening (EG) nr. 812/2007 geopende tariefcontingenten voor varkensvlees

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 2759/75 van de Raad van 29 oktober 1975 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector varkensvlees (1),

Gelet op Verordening (EG) nr. 812/2007 van de Commissie van 11 juli 2007 houdende opening en vaststelling van de wijze van beheer van een aan de Verenigde Staten van Amerika toegewezen tariefcontingent voor varkensvlees (2), en met name op artikel 5, lid 5,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 812/2007 zijn tariefcontingenten geopend voor de invoer van producten van de sector varkensvlees.

(2)

De in de eerste zeven dagen van juni 2008 voor de deelperiode van 1 juli tot en met 30 september 2008 ingediende invoercertificaataanvragen hebben betrekking op een hoeveelheid die kleiner is dan de beschikbare hoeveelheid. Bijgevolg dienen de hoeveelheden waarvoor geen aanvragen zijn ingediend, te worden vastgesteld en te worden toegevoegd aan de voor de volgende deelperiode vastgestelde hoeveelheid,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De hoeveelheden waarvoor in het kader van het contingent met volgnummer 09.4170 geen invoercertificaataanvragen zijn ingediend op grond van Verordening (EG) nr. 812/2007 en die aan de deelperiode van 1 oktober tot en met 31 december 2008 moeten worden toegevoegd, bedragen 600 500 kg.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 17 juni 2008.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 16 juni 2008.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 282 van 1.11.1975, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1913/2005 (PB L 307 van 25.11.2005, blz. 2). Verordening (EEG) nr. 2759/75 wordt per 1 juli 2008 vervangen door Verordening (EG) nr. 1234/2007 (PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1).

(2)  PB L 182 van 12.7.2007, blz. 7.


17.6.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 157/95


VERORDENING (EG) Nr. 549/2008 VAN DE COMMISSIE

van 16 juni 2008

inzake de afgifte van invoercertificaten voor de aanvragen die tijdens de eerste zeven dagen van juni 2008 in het kader van het bij Verordening (EG) nr. 979/2007 geopende tariefcontingent zijn ingediend voor varkensvlees

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 2759/75 van de Raad van 29 oktober 1975 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector varkensvlees (1),

Gelet op Verordening (EG) nr. 979/2007 van de Commissie van 21 augustus 2007 houdende opening en vaststelling van de wijze van beheer van een tariefcontingent voor varkensvlees van oorsprong uit Canada (2), en met name op artikel 5, lid 5,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 979/2007 zijn tariefcontingenten geopend voor de invoer van producten van de sector varkensvlees.

(2)

De in de eerste zeven dagen van juni 2008 voor de deelperiode van 1 juli tot en met 30 september 2008 ingediende invoercertificaataanvragen hebben betrekking op een hoeveelheid die kleiner is dan de beschikbare hoeveelheid. Bijgevolg dienen de hoeveelheden waarvoor geen aanvragen zijn ingediend, te worden vastgesteld en te worden toegevoegd aan de voor de volgende deelperiode vastgestelde hoeveelheid,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De hoeveelheden waarvoor in het kader van het tariefcontingent met volgnummer 09.4204 geen invoercertificaataanvragen zijn ingediend op grond van Verordening (EG) nr. 979/2007 en die aan de deelperiode van 1 oktober tot en met 31 december 2008 moeten worden toegevoegd, bedragen 1 156 000 kg.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 17 juni 2008.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 16 juni 2008.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 282 van 1.11.1975, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1913/2005 (PB L 307 van 25.11.2005, blz. 2). Verordening (EEG) nr. 2759/75 wordt per 1 juli 2008 vervangen door Verordening (EG) nr. 1234/2007 (PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1).

(2)  PB L 217 van 22.8.2007, blz. 12. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1564/2007 van de Commissie (PB L 340 van 22.12.2007, blz. 36)


17.6.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 157/96


VERORDENING (EG) Nr. 550/2008 VAN DE COMMISSIE

van 16 juni 2008

inzake de afgifte van invoercertificaten voor de aanvragen die tijdens de eerste zeven dagen van juni 2008 zijn ingediend in het kader van de bij Verordening (EG) nr. 806/2007 geopende tariefcontingenten voor varkensvlees

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 2759/75 van de Raad van 29 oktober 1975 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector varkensvlees (1),

Gelet op Verordening (EG) nr. 1301/2006 van de Commissie van 31 augustus 2006 houdende gemeenschappelijke voorschriften voor het beheer van door middel van een stelsel van invoercertificaten beheerde invoertariefcontingenten voor landbouwproducten (2), en met name op artikel 7, lid 2,

Gelet op Verordening (EG) nr. 806/2007 van de Commissie van 10 juli 2007 houdende opening en vaststelling van de wijze van beheer van tariefcontingenten voor varkensvlees (3), en met name op artikel 5, lid 6,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 806/2007 zijn tariefcontingenten geopend voor de invoer van producten van de sector varkensvlees.

(2)

De in de eerste zeven dagen van juni 2008 voor de deelperiode van 1 juli tot en met 30 september 2008 ingediende invoercertificaataanvragen hebben, voor bepaalde contingenten, betrekking op een hoeveelheid die de beschikbare hoeveelheid overschrijdt. Bijgevolg dient door vaststelling van de op de aangevraagde hoeveelheden toe te passen toewijzingscoëfficiënt te worden bepaald in hoeverre de invoercertificaten kunnen worden afgegeven.

(3)

De in de eerste zeven dagen van juni 2008 voor de deelperiode van 1 juli tot en met 30 september 2008 ingediende invoercertificaataanvragen hebben, voor bepaalde contingenten, betrekking op een hoeveelheid die kleiner is dan de beschikbare hoeveelheid. Bijgevolg dienen de hoeveelheden waarvoor geen aanvragen zijn ingediend, te worden vastgesteld en te worden toegevoegd aan de voor de volgende deelperiode vastgestelde hoeveelheid,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Op de invoercertificaataanvragen die op grond van Verordening (EG) nr. 806/2007 zijn ingediend voor de deelperiode van 1 juli tot en met 30 september 2008, worden de in de bijlage bij de onderhavige verordening vastgestelde toewijzingscoëfficiënten toegepast.

2.   De hoeveelheden waarvoor geen invoercertificaataanvragen zijn ingediend op grond van Verordening (EG) nr. 806/2007 en die aan de deelperiode van 1 oktober tot en met 31 december 2008 moeten worden toegevoegd, zijn vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 17 juni 2008.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 16 juni 2008.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 282 van 1.11.1975, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1913/2005 (PB L 307 van 25.11.2005, blz. 2). Verordening (EEG) nr. 2759/75 wordt per 1 juli 2008 vervangen door Verordening (EG) nr. 1234/2007 (PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1).

(2)  PB L 238 van 1.9.2006, blz. 13. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 289/2007 (PB L 78 van 17.3.2007, blz. 17).

(3)  PB L 181 van 11.7.2007, blz. 3.


BIJLAGE

Nummer van de groep

Volgnummer

Toewijzingscoëfficiënt voor de invoercertificaataanvragen die zijn ingediend voor de deelperiode van 1.7.2008-30.9.2008

(%)

Niet-aangevraagde hoeveelheden die moeten worden toegevoegd aan de deelperiode van 1.10.2008-31.12.2008

(kg)

G2

09.4038

85,853052

G3

09.4039

 (2)

738 000

G4

09.4071

 (1)

750 500

G5

09.4072

 (1)

1 540 250

G6

09.4073

 (1)

3 766 750

G7

09.4074

 (2)

1 119 750


(1)  Niet van toepassing: de Commissie heeft geen enkele certificaataanvraag ontvangen.

(2)  Niet van toepassing: de aanvragen hebben betrekking op een hoeveelheid die kleiner is dan de beschikbare hoeveelheid.


II Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie niet verplicht is

BESLUITEN/BESCHIKKINGEN

Commissie

17.6.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 157/98


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 23 mei 2008

betreffende door Denemarken aangemelde nationale bepalingen inzake de toevoeging van nitriet aan bepaalde vleesproducten

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2008) 2168)

(Slechts de tekst in de Deense taal is authentiek)

(2008/448/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 95, lid 6,

Overwegende hetgeen volgt:

I.   FEITEN EN PROCEDURE

(1)

Bij schrijven van 21 november 2007, door de Commissie ontvangen op 23 november 2007, stelde de permanente vertegenwoordiging van het Koninkrijk Denemarken bij de Europese Unie, onder verwijzing naar artikel 95, lid 4, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, de Commissie in kennis van de Deense nationale bepalingen betreffende de toevoeging van nitrieten aan bepaalde vleesproducten. Het Koninkrijk Denemarken acht het noodzakelijk deze bepalingen te handhaven ondanks de vaststelling van Richtlijn 2006/52/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 juli 2006 tot wijziging van Richtlijn 95/2/EG betreffende levensmiddelenadditieven met uitzondering van kleurstoffen en zoetstoffen, en Richtlijn 94/35/EG inzake zoetstoffen die in levensmiddelen mogen worden gebruikt (1) en is niet van plan Richtlijn 2006/52/EG in Deens recht om te zetten wat betreft het gebruik van nitrieten in vleesproducten.

1.   GEMEENSCHAPSREGELING

1.1.   ARTIKEL 95, LEDEN 4 EN 6, VAN HET EG-VERDRAG

(2)

In artikel 95, lid 4, van het EG-Verdrag wordt bepaald dat wanneer een lidstaat het, nadat de Raad of de Commissie een harmonisatiemaatregel heeft genomen, noodzakelijk acht nationale bepalingen te handhaven die hun rechtvaardiging vinden in gewichtige eisen als bedoeld in artikel 30 of verband houdend met de bescherming van het milieu of het arbeidsmilieu, hij zowel van die bepalingen als van de redenen voor het handhaven ervan, kennis geeft aan de Commissie.

(3)

Volgens artikel 95, lid 6, van het EG-Verdrag keurt de Commissie binnen zes maanden na de kennisgeving de betrokken nationale bepalingen goed of wijst zij die af na te hebben nagegaan of zij al dan niet een middel tot willekeurige discriminatie, een verkapte beperking van de handel tussen lidstaten of een hinderpaal voor de werking van de interne markt vormen.

1.2.   RICHTLIJN 2006/52/EG

(4)

Volgens de algemene principes van Richtlijn 89/107/EEG van de Raad van 21 december 1988 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten inzake levensmiddelenadditieven die in voor menselijke voeding bestemde waren mogen worden gebruikt (2) is de goedkeuring van een levensmiddelenadditief afhankelijk van een voldoende technische behoefte, van de aanvaardbaarheid ervan vanuit het oogpunt van de gezondheid en van het feit dat het gebruik niet misleidend is voor de consument.

(5)

Nitrieten worden al decennia lang in vlees en vleesproducten gebruikt, onder meer om in combinatie met andere factoren te zorgen voor conservering en microbiologische veiligheid van vleesproducten, met name van gezouten vleesproducten, door onder andere de vermenigvuldiging te remmen van Clostridium botulinum, de bacterie die het levensbedreigende botulisme veroorzaakt. Daarnaast wordt erkend dat de aanwezigheid van nitrieten in vleesproducten kan leiden tot de vorming van nitrosaminen, waarvan is vastgesteld dat ze kankerverwekkend zijn. In de wetgeving op dit gebied moet daarom het juiste evenwicht worden gevonden tussen het risico van de vorming van nitrosaminen door de aanwezigheid van nitrieten in vleesproducten enerzijds en de beschermende effecten van nitrieten tegen de vermenigvuldiging van bacteriën, met name die welke botulisme veroorzaken, anderzijds.

(6)

In de oorspronkelijke Richtlijn 95/2/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 februari 1995 betreffende levensmiddelenadditieven met uitzondering van kleurstoffen en zoetstoffen (3) werden maximale restgehalten voor nitrieten en nitraten in verscheidene vleesproducten vastgesteld evenals „indicatieve gebruikte gehalten”. Bijlage I, punt 3, onder c), bij Richtlijn 2006/52/EG wijzigt bijlage III, deel C, bij Richtlijn 95/2/EG wat betreft E 249 (kaliumnitriet) en E 250 (natriumnitriet).

(7)

In Richtlijn 2006/52/EG worden daarentegen algemene maxima vastgesteld voor de toevoeging van E 249 kaliumnitriet en E 250 natriumnitriet tijdens de productie. Het toegestane maximum voor de toegevoegde hoeveelheid bedraagt 150 mg/kg voor vleesproducten in het algemeen en 100 mg/kg voor gesteriliseerde vleesproducten. Voor enkele gespecificeerde gezouten vleesproducten die in bepaalde lidstaten op de traditionele manier worden gemaakt, geldt een maximumhoeveelheid van 180 mg/kg.

(8)

Deze benadering is conform adviezen van het Wetenschappelijk Comité voor de menselijke voeding (SCF) van 1990 (4) en 1995 (5) evenals van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) van 26 november 2003 (6), dat de toegevoegde hoeveelheid nitriet, niet het restgehalte, bijdraagt aan de remmende invloed op C. botulinum en dat het is aan te bevelen de „indicatieve toegevoegde hoeveelheden” te vervangen door „maximale toegevoegde hoeveelheden”. Er wordt ook rekening gehouden met het arrest van het Hof in zaak C-3/00 Denemarken tegen Commissie inzake een eerder verzoek van Denemarken overeenkomstig artikel 95, lid 4, waarin het Hof oordeelde dat de Commissie bij de verwerping van het Deense verzoek betreffende het gebruik van nitrieten in vleesproducten niet voldoende rekening had gehouden met de adviezen van het SCF van 1990 en 1995, waarin vraagtekens werden geplaatst bij de in Richtlijn 95/2/EG vastgestelde maxima voor nitrieten (7).

(9)

Bij wijze van uitzondering op de algemene regel bevat Richtlijn 2006/52/EG maximale restgehalten voor bepaalde traditionele gezouten vleesproducten die op traditionele wijzen worden geproduceerd. Er gelden maximale restgehalten van 50 mg/kg, 100 mg/kg en 175 mg/kg voor verschillende groepen van dergelijke producten, bijvoorbeeld 175 kg/kg voor Wiltshire bacon, dry cured bacon en soortgelijke producten, en 100 mg/kg voor Wiltshire ham en soortgelijke producten. Voor deze producten zijn maximale restgehalten vastgesteld, omdat het als gevolg van de aard van het productieproces van deze producten niet mogelijk is de toegevoegde hoeveelheid zout te controleren die door het vlees wordt geabsorbeerd. Het productieproces van deze specifieke producten wordt in de richtlijn beschreven om „soortgelijke producten” te kunnen herkennen en duidelijk te maken op welke producten de maximumgehalten betrekking hebben. In de onderstaande tabel worden de maximumniveaus weergegeven die in Richtlijn 2006/52/EG zijn vastgelegd (8):

E-nummer

Naam

Levensmiddel

Maximumconcentratie die tijdens de vervaardiging mag worden toegevoegd

(uitgedrukt als NaNO2)

Maximaal restgehalte

(uitgedrukt als NaNO2)

E 249

Kaliumnitriet (x)

Vleesproducten

150 mg/kg

 

E 250

Natriumnitriet (x)

Gesteriliseerde vleesproducten (Fo > 3,00) (y)

100 mg/kg

 

Traditionele in een pekelbad gezouten vleesproducten (1):

 

 

Wiltshire bacon (1.1);

 

 

Entremeada, entrecosto, chispe, orelheira en cabeça (salgados)

 

175 mg/kg

Toucinho fumado (1.2);

 

 

en soortgelijke producten

 

 

Wiltshire ham (1.1);

 

100 mg/kg

en soortgelijke producten

 

 

Rohschinken, nassgepökelt (1.6);

 

50 mg/kg

en soortgelijke producten

 

 

Cured tongue (1.3)

 

50 mg/kg

Traditioneel vervaardigde drooggezouten vleesproducten (2):

 

 

Dry cured bacon (2.1);

 

175 mg/kg

en soortgelijke producten

 

 

Dry cured ham (2.1);

 

100 mg/kg

Jamón curado, paleta curada, lomo embuchado en cecina (2.2);

 

 

Presunto, presunto da pá en paio do lombo (2.3);

 

 

en soortgelijke producten

 

 

Rohschinken, trockengepökelt (2.5);

 

50 mg/kg

en soortgelijke producten

 

 

Overige traditioneel vervaardigde gezouten of gedroogde vleesproducten (3):

 

 

Vysočina

180 mg/kg

 

Selský salám

 

 

Turistický trvanlivý salám

 

 

Poličan

 

 

Herkules

 

 

Lovecký salám

 

 

Dunajská klobása

 

 

Paprikáš (3.5);

 

 

en soortgelijke producten

 

 

Rohschinken, trocken-/nassgepökelt (3.1);

 

50 mg/kg

en soortgelijke producten

 

 

Jellied veal and brisket (3.2)

 

 

(10)

Zoals aanbevolen in de relevante adviezen van het SCF en de EFSA, is Richtlijn 2006/52/EG gebaseerd op de vaststelling van maximale toegevoegde hoeveelheden en weerspiegelt deze de in die wetenschappelijke adviezen genoemde marges door te specificeren dat maximaal 100 mg/kg nitriet is toegestaan in gesteriliseerde vleesproducten en 150 mg/kg in andere vleesproducten. Gelet op de grote verscheidenheid van (gezouten) vleesproducten en productiemethoden binnen de Gemeenschap, stelde de Gemeenschapswetgever dat het op dat moment niet mogelijk was voor elk product het geschikte nitrietgehalte te specificeren.

(11)

De uitzonderingen op de regel voor het toepassen van maximale toegevoegde hoeveelheden zijn beperkt van aard. Ze gelden voor specifieke producten die in bepaalde lidstaten op traditionele wijze worden geproduceerd en waarvoor het vanwege de aard van het productieproces van deze producten niet mogelijk is de toegevoegde hoeveelheid zout die door het vlees wordt geabsorbeerd te controleren. De traditionele producten waarop ze van toepassing zijn, worden vooral gedefinieerd via een beschrijving van de productiemethode.

(12)

Richtlijn 2006/52/EG moest op 15 februari 2008 door de lidstaten in nationaal recht zijn omgezet om de handel in en het gebruik van producten die aan die richtlijn voldoen per 15 februari 2008 toe te staan en de handel in en het gebruik van producten die niet aan die richtlijn voldoen, per 15 augustus 2008 te verbieden.

2.   AANGEMELDE NATIONALE BEPALINGEN

(13)

De door Denemarken aangemelde nationale bepalingen zijn Besluit nr. 22 van 11 januari 2005 betreffende levensmiddelenadditieven (Bekendtgørelse nr 22 af 11.1.2005 om tilsætningsstoffer til fødevarer) en de Deense positieve lijst van toegestane levensmiddelenadditieven (Liste over tilladte tilsætningsstoffer til fødevarer, „Positivlisten”).

(14)

Besluit nr. 22 bevat het principe dat uitsluitend additieven die op een positieve lijst worden vermeld, onder gespecificeerde voorwaarden en met de gespecificeerde doelstellingen en beperkingen in levensmiddelen mogen worden gebruikt (9). In het besluit wordt verder bepaald dat de maximumwaarden in de positieve lijst, tenzij anders gespecificeerd, verwijzen naar de maximumhoeveelheden van het additief die aanwezig mogen zijn in een levensmiddel in de vorm waarin het wordt verkocht (10). Als gevolg daarvan mogen alleen levensmiddelen die aan de vereisten van Besluit nr. 22 voldoen en die op de positieve lijst voorkomen op de Deense markt worden verkocht. Op de positieve lijst die op basis van Besluit nr. 22 door de Deense dienst voor veterinaire zaken en levensmiddelen is samengesteld, wordt vermeld welke additieven in welke levensmiddelen mogen worden gebruikt en in welke hoeveelheden. De aangemelde versie werd op 29 januari 2005 van kracht.

(15)

Wat het gebruik van nitriet E 249 en E 250 in vlees en vleesproducten betreft, worden op de Deense positieve lijst uitsluitend de toegevoegde hoeveelheden vermeld en gelden daarvoor de volgende maxima.

Levensmiddel

Toegevoegd nitrietgehalte (mg/kg)

8.2.1.

Vleesproducten die geen hittebehandeling hebben ondergaan, afkomstig van hele stukken vlees, inclusief plakken van producten (in het algemeen)

60

Bacon van het type Wiltshire en daaraan gerelateerde stukken, inclusief gezouten ham

150

8.2.2.

Vleesproducten die een hittebehandeling hebben ondergaan, afkomstig van hele stukken vlees, inclusief plakken van producten (in het algemeen)

60

Rullepølse (worst van opgerold vlees)

100

Volledig geconserveerde of halfgeconserveerde producten, bacon van het type Wiltshire en stukken daarvan, inclusief gezouten ham

150

8.3.1.

Vleesproducten die geen hittebehandeling hebben ondergaan, afkomstig van gehakt vlees, inclusief plakken van producten (in het algemeen)

60

Gefermenteerde salami’s

100

Volledig geconserveerde of halfgeconserveerde vleesproducten die geen hittebehandeling hebben ondergaan, afkomstig van gehakt vlees

150

8.3.2.

Vleesproducten die een hittebehandeling hebben ondergaan, afkomstig van gehakt vlees

60

Gehaktballen en leverpastei (kødboller en leverpostej)

0

Volledig geconserveerde of halfgeconserveerde vleesproducten die een hittebehandeling hebben ondergaan, afkomstig van gehakt vlees

150

(16)

Hieruit blijkt dat de limiet van 60 mg/kg (11) van toepassing is op veel typen vleesproducten, terwijl de overeenkomstige maximumlimieten van Richtlijn 2006/52/EG 100 of 150 mg/kg bedragen. Voor bepaalde worsten geldt in Denemarken een maximum van 100 mg/kg. Voor specifieke volledig of halfgeconserveerde vleesproducten, inclusief „bacon van het type Wiltshire en daaraan gerelateerde stukken”, bedraagt het maximumgehalte 150 mg/kg.

3.   PROCEDURE

(17)

Op 17 augustus 2007 ontving de Commissie een eerste mededeling van het Koninkrijk Denemarken, gedateerd 14 augustus 2007, waarin Denemarken kritiek had op verschillende aspecten van Richtlijn 2006/52/EG en de Commissie liet weten niet van plan te zijn Richtlijn 2006/52/EG inzake nitrieten in vleesproducten om te zetten. Denemarken deelde echter niet mee welke nationale bepalingen het wenste te handhaven. Bij schrijven van 13 november 2007 heeft de Commissie de Deense overheid hierop gewezen. Bij schrijven van 21 november 2007, door de Commissie ontvangen op 23 november 2007, heeft de Permanente Vertegenwoordiging van het Koninkrijk Denemarken bij de Europese Unie de Commissie in kennis gesteld van de relevante nationale bepalingen. In een aanvullend schrijven van 22 november 2007, dat door de Commissie werd ontvangen op 27 november 2007 en dat een verslag van het nationale voedingsinstituut bevatte van 30 oktober 2007, zette Denemarken zijn verzoek nader uiteen.

(18)

Bij schrijven van 21 december 2007 heeft de Commissie bevestigd dat zij de kennisgeving had ontvangen en dat de termijn van zes maanden voor de beoordeling, overeenkomstig artikel 95, lid 6, een dag na ontvangst, dat wil zeggen op 24 november 2007, was ingegaan.

(19)

Bij brief van 31 maart 2008 verstrekte Denemarken gegevens over de consumptie van vleesproducten in Denemarken.

(20)

Bij brief van 31 januari 2008 stelde de Commissie de andere lidstaten en de EVA-staten van de kennisgeving op de hoogte en gaf hun de gelegenheid binnen dertig dagen te reageren. De Commissie publiceerde tevens een mededeling betreffende de kennisgeving aan de andere lidstaten en de EVA-staten in het Publicatieblad van de Europese Unie  (12) om andere betrokken partijen van de Deense nationale bepalingen op de hoogte te stellen alsmede van de redenen die werden aangevoerd om het verzoek te staven. De Commissie ontving commentaar van Estland, Frankrijk, Hongarije en Noorwegen (13).

Estland benadrukt dat het, gelet op het beperkende effect van de Deense wetgeving op de handel, van groot belang is dat de beperkingen wetenschappelijk gerechtvaardigd worden.

Frankrijk benadrukt dat nitrieten een krachtige remmende werking hebben op de groei van bepaalde bacteriën, waaronder Clostridium botulinum, en daarom belangrijk zijn voor de preventie van voedselvergiftiging. Het voegt eraan toe dat er voor nitrieten geen alternatief bestaat wat vleesproducten betreft. Volgens Frankrijk is Richtlijn 2006/52/EG gebaseerd op het advies van de EFSA van 26 november 2003 en beperkt zij de concentratie van nitrosaminen zo veel als mogelijk is onder gelijktijdige waarborging van de microbiologische veiligheid. Zoals door de EFSA aanbevolen, reguleert de richtlijn de toegevoegde hoeveelheden. In de richtlijn worden maximale restgehalten slechts als uitzonderingen gezien, die alleen worden gehanteerd als de vaststelling van de maximale toegevoegde hoeveelheden niet mogelijk is. Er moet pas een nieuwe analyse worden uitgevoerd als de resultaten van onderzoek in de lidstaten naar de consumptie van additieven op basis van nieuwe voorschriften beschikbaar zijn.

Hongarije ondersteunt de vermindering van blootstelling aan nitrieten en nitrosaminen op alle mogelijke beschikbare manieren maar benadrukt de noodzaak van regulering van de nitrietniveaus voor de gehele Europese Unie, inclusief traditioneel gezouten vleesproducten die mogelijk van de Deense vleesproducten verschillen en waar de toevoeging van grotere hoeveelheden nitriet wellicht gerechtvaardigd is. Het land plaatst vraagtekens bij de bewering van Denemarken dat de omzetting van Richtlijn 2006/52/EG kan leiden tot een 2,3- tot 2,4-voudige toename van nitriet in Denemarken, gelet op het feit dat producenten verplicht zijn minder dan de maximaal toegestane hoeveelheid te gebruiken als zij zo de vereiste microbiologische veiligheid kunnen garanderen. De Europese cultuur zou verarmen indien de traditionele gezouten vleesproducten van de markt moesten verdwijnen.

Noorwegen acht de Deense maatregel gerechtvaardigd vanwege de in artikel 30 bedoelde gewichtige eisen. Volgens Noorwegen is de maatregel bedoeld om tot een hoge mate van bescherming van de menselijke gezondheid te komen op basis van wetenschappelijk advies en is er geen sprake van willekeurige discriminatie of een verkapte handelsbeperking. Het land stelt dat de belemmering van het functioneren van de interne markt die daarvan het gevolg is, noodzakelijk en niet onevenredig is. Noorwegen is het met Denemarken eens dat het wetenschappelijke advies inzake nitrieten in vleesproducten niet volledig is terug te vinden in Richtlijn 2006/52/EG, omdat deze er niet in voorziet dat het laagste nitrietgehalte wordt toegepast dat nodig is om het gewenste effect te bereiken en er voor een aantal vleesproducten restgehalten gelden.

4.   VERZOEK AAN DE EFSA

(21)

Bij schrijven van 10 maart 2008 werd de EFSA door het directoraat-generaal Gezondheid en consumenten verzocht wetenschappelijk advies te geven over de vraag of de eerdere adviezen van het SCF van 1990 en 1995 en van de EFSA van 2003 nog steeds actueel waren in het licht van de door Denemarken ingediende informatie. In haar antwoord van 28 maart 2008 concludeerde de EFSA dat de eerdere adviezen van het SCF en de EFSA nog steeds gelden in het licht van de door Denemarken ingediende informatie.

(22)

Met betrekking tot de invloed van nitrieten/nitraten op de microbiologische veiligheid van vleesproducten verwijst de EFSA naar het advies van haar wetenschappelijke panel voor biologische gevaren van 26 november 2003. In dit advies wordt gesteld dat verschillende factoren bijdragen aan de veiligheid van vleesproducten (bereidingsproces, zoutconcentratie, wateractiviteit en dergelijke) en dat de toegevoegde hoeveelheid nitriet belangrijk is voor de microbiologische veiligheid, zodat de toegevoegde hoeveelheden moeten worden gecontroleerd en niet het restgehalte. De EFSA verwijst ook naar het feit dat haar wetenschappelijke panel voor biologische gevaren instemde met de opvatting van het Wetenschappelijk Comité voor de menselijke voeding (SCF) dat de toevoeging van 50-100 mg nitriet per kg vleesproduct voor veel producten afdoende is en dat voor andere producten, met name die met een laag zoutgehalte en een langere houdbaarheid, toevoeging van 50 tot 150 mg/kg nitriet noodzakelijk is om de groei van C. botulinum te remmen.

II.   BEOORDELING

1.   ONTVANKELIJKHEID

(23)

Op grond van artikel 95, leden 4 en 6, van het EG-Verdrag mag een lidstaat na de vaststelling van een harmonisatiemaatregel nationale bepalingen handhaven op basis van de in artikel 30 bedoelde gewichtige eisen of in verband met de bescherming van het milieu of het arbeidsmilieu, als die lidstaat de Commissie van deze nationale bepalingen op de hoogte stelt en als de Commissie het verzoek goedkeurt.

(24)

De Deense kennisgeving heeft betrekking op de nationale bepalingen in afwijking van de bepalingen van bijlage I, punt 3, onder c), bij Richtlijn 2006/52/EG, die bijlage III, deel C, bij Richtlijn 95/2/EG wijzigen wat betreft E 249 en E 250. De huidige Deense bepalingen bestonden al op het moment dat Richtlijn 2006/52/EG werd vastgesteld.

(25)

Besluit nr. 22 en de Deense positieve lijst bevatten strengere voorschriften inzake het gebruik van nitrieten in vlees en vleesproducten dan Richtlijn 2006/52/EG, omdat zij lagere maximaal toegevoegde hoeveelheden voorschrijven voor verschillende typen producten (in veel gevallen 60 mg/kg) dan Richtlijn 2006/52/EG en in tegenstelling tot Richtlijn 2006/52/EG niet toestaan dat bepaalde traditionele vleesproducten op de markt worden gebracht op basis van maximumrestgehalten.

(26)

Ingevolge artikel 95, lid 4, werd de kennisgeving aangevuld met een beschrijving van de redenen met betrekking tot een of meer gewichtige eisen als bedoeld in artikel 30 of verband houdend met de bescherming van het milieu of het arbeidsmilieu, in dit geval de bescherming van de gezondheid en het leven van personen. Het Deense standpunt wordt nader toegelicht in een rapport van het Deens voedingsinstituut van 30 oktober 2007, dat op 27 november 2007 werd ingediend, alsmede in andere documenten waarnaar in de overwegingen 17 en 19 wordt verwezen.

(27)

In het licht van het voorgaande acht de Commissie het door Denemarken ingediende verzoek met de bedoeling goedkeuring te krijgen voor de handhaving van zijn nationale bepalingen inzake het gebruik van nitrieten in vlees en vleesproducten ontvankelijk ingevolge artikel 95, lid 4, van het EG-Verdrag.

2.   BEOORDELING TEN GRONDE

(28)

Overeenkomstig artikel 95, lid 4, en lid 6, eerste alinea, van het EG-Verdrag moet de Commissie nagaan of is voldaan aan alle in dat artikel genoemde voorwaarden die een lidstaat in staat stellen nationale bepalingen te handhaven die afwijken van een communautaire harmonisatiemaatregel.

(29)

De Commissie moet met name beoordelen of de nationale bepalingen al dan niet worden gerechtvaardigd door gewichtige eisen als bedoeld in artikel 30 van het EG-Verdrag of verband houden met de bescherming van het milieu of het arbeidsmilieu en niet verder gaan dan wat nodig is om de nagestreefde legitieme doelstelling te bereiken. Bovendien moet de Commissie, wanneer zij van mening is dat de nationale bepalingen aan voornoemde voorwaarden voldoen, ingevolge artikel 95, lid 6, van het EG-Verdrag nagaan of zij al dan niet een middel tot willekeurige discriminatie, een verkapte beperking van de handel tussen de lidstaten of een hinderpaal voor de werking van de interne markt vormen.

(30)

Binnen in artikel 95, lid 6, van het EG-Verdrag genoemde termijn moet de Commissie nagaan of de nationale maatregelen waarvan krachtens artikel 95, lid 4, kennisgeving is gedaan, gerechtvaardigd zijn, waarbij zij moet uitgaan van de door de kennisgevende lidstaat aangevoerde redenen. Volgens het EG-Verdrag moet de lidstaat die het verzoek indient dus het bewijs leveren dat de handhaving van de nationale maatregelen gerechtvaardigd is. Gezien de procedurele regeling van artikel 95, leden 4 en 6, van het EG-Verdrag, die met name een strikte termijn oplegt voor de vaststelling van een beschikking, moet de Commissie zich gewoonlijk beperken tot een onderzoek van de relevantie van de gegevens die worden aangedragen door de lidstaat die het verzoek indient, zonder zelf te zoeken naar een mogelijke rechtvaardiging.

(31)

Wanneer de Commissie echter in het bezit is van informatie in het licht waarvan de communautaire harmonisatiemaatregel waarvan de ter kennis gegeven nationale maatregelen afwijken, mogelijk moet worden herzien, kan zij dergelijke informatie in aanmerking nemen bij de beoordeling van de nationale bepalingen waarvan kennisgeving is gedaan.

2.1.   HET STANDPUNT VAN DENEMARKEN

(32)

Het Koninkrijk Denemarken beweert dat zijn wetgeving een hoger niveau van bescherming biedt voor de gezondheid en het leven van personen door het voorschrijven van lagere maximale toegevoegde hoeveelheden van E 249 (kaliumnitriet) en E 250 (natriumnitriet) dan die waarin Richtlijn 2006/52/EG voorziet, en niet toestaat dat traditionele vleesproducten in de handel worden gebracht waarvoor geen toegevoegde hoeveelheden kunnen worden vastgesteld. Volgens Denemarken zijn de Deense bepalingen volledig conform de aanbevelingen van het Wetenschappelijk Comité voor de menselijke voeding (SCF) die in 1990 en 1995 werden gedaan en met het advies van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) van 26 november 2003, omdat zij geen uitzonderingen bevatten op het principe van het vaststellen van de maximale „toegevoegde hoeveelheden” in tegenstelling tot restgehalten en meer gedifferentieerde maximumgehalten voorschrijven met betrekking tot bepaalde groepen vleesproducten.

(33)

Denemarken erkent dat Richtlijn 2006/52/EG in bepaalde opzichten voldoet aan de wetenschappelijke aanbevelingen van het SCF en de EFSA, met name waar deze, anders dan de oorspronkelijke versie van Richtlijn 95/2/EG, voorziet in „maximale toegevoegde hoeveelheden”, in tegenstelling tot restgehalten en „indicatieve toegevoegde hoeveelheden”. Het land merkt echter op dat er uitzonderingen op dit principe zijn, die tot gevolg hebben dat voor verschillende traditioneel geproduceerde vleesproducten nog steeds voorschriften gelden die op restgehalten zijn gebaseerd en dat dit een gevaar voor de menselijke gezondheid kan opleveren. Het benadrukt dat de concentratie restnitriet een zeer onzeker criterium voor de toevoeging van nitriet is en verwijst naar onderzoek dat heeft aangetoond dat restgehalten zelfs uiterst hoge toevoegingen van nitrieten kunnen maskeren, wat kan leiden tot een onvoorspelbare hoge vorming van N-nitrosoverbindingen.

(34)

Daarnaast benadrukt Denemarken dat de vorming van nitrosaminen afhankelijk is van de aanwezigheid van nitriet in vleesproducten en dat nitrosaminen genotoxisch en kankerverwekkend zijn, redenen waarom het gebruik van nitrieten uitsluitend zou moeten worden toegestaan in absoluut noodzakelijke hoeveelheden. Denemarken beschouwt de maximale toegevoegde hoeveelheden zoals voorgeschreven in Richtlijn 2006/52/EG als te groot vanuit het perspectief van de gezondheid en stelt dat de technische noodzaak voor deze waarden niet is gedocumenteerd. Het beweert dat, gelet op het advies van de wetenschappelijke organen van de Gemeenschap, de remmende invloed op de groei van Clostridium botulinum kan worden bewerkstelligd door de limieten binnen de marge van 50-150 mg/kg nitriet te houden en limieten voor categorieën van vleesproducten te specificeren op basis van de wetenschappelijk vastgestelde behoeften.

(35)

Gezien het feit dat ongeveer 90 % van de consumptie van gezouten vleesproducten in Denemarken bestaat uit producten waarop voor Denemarken momenteel een maximumgehalte van 60 mg/kg toegevoegd nitriet geldt, wijst Denemarken erop dat de omzetting van de richtlijn en de hantering van een algemene limiet van 150 mg/kg voor alle gezouten vleesproducten er in Denemarken toe kan leiden dat de consumptie van nitrieten met een factor 2,3 tot 2,4 stijgt, met een mogelijk overeenkomstige stijging in de consumptie van al gevormde nitrosaminen.

(36)

Denemarken benadrukt dat het al jarenlang voorschriften hanteert ten aanzien van de maximale toelaatbare hoeveelheden nitriet die mogen worden toegevoegd en dat deze, ondanks het feit dat het om lagere voorgeschreven niveaus gaat, adequaat zijn gebleken ter voorkoming van botulisme. Volgens de Deense overheid hebben deze voorschriften nooit aanleiding gegeven tot problemen met de conservering van de producten in kwestie en heeft Denemarken in vergelijking met ander lidstaten een zeer laag percentage gevallen van voedselvergiftiging door worst. Het voegt eraan toe dat het land minder gevallen van botulisme kent dan de meeste andere lidstaten. Volgens het Europees bulletin voor overdraagbare ziekten Eurosurveillance van januari 1999, een uitgave die speciaal aan botulisme in Europa is gewijd, is botulisme in Denemarken heel zeldzaam. Het Deense instituut voor gezondheidsonderzoek, het Statens Serum Institut, vermeldt op zijn website dat zich na 1980 onder de Deense bevolking slechts vijf gevallen van botulisme hebben voorgedaan, die geen van alle zijn veroorzaakt door de consumptie van vleesproducten.

(37)

Bovendien vormen de Deense bepalingen ten aanzien van nitriet geen belemmering voor de handel, aldus Denemarken. Het land wijst daarbij op cijfers die aantonen dat de invoer van vleesproducten uit andere lidstaten heeft plaatsgevonden en de afgelopen jaren zelfs is toegenomen.

(38)

Alles bij elkaar genomen acht Denemarken het legitiem om vast te houden aan de eigen wetgeving die verder gaat dan de bepalingen van Richtlijn 2006/52/EG om het risico van de blootstelling aan nitrosaminen voor de menselijke gezondheid te verkleinen.

2.2.   BEOORDELING VAN HET STANDPUNT VAN DENEMARKEN

2.2.1.   Rechtvaardiging op basis van de in artikel 30 bedoelde gewichtige eisen

(39)

De Deense wetgeving streeft naar een betere bescherming van de gezondheid en het leven van personen wat betreft de blootstelling aan nitrieten en de mogelijke vorming van nitrosaminen in vleesproducten door lagere maximale toegevoegde hoeveelheden nitriet te specificeren met betrekking tot vleesproducten en door niet toe te staan dat traditionele vleesproducten waarvoor slechts maximale restgehalten kunnen worden vastgesteld, op de markt worden gebracht.

(40)

Bij de beoordeling of de Deense wetgeving daadwerkelijk adequaat en noodzakelijk is voor de verwezenlijking van deze doelstelling, moet met een aantal factoren rekening worden gehouden. Er moeten met name twee gezondheidsfactoren zorgvuldig tegen elkaar worden afgewogen: de aanwezigheid van nitrosaminen in vleesproducten enerzijds en de microbiologische veiligheid van vleesproducten anderzijds. Het laatste aspect is meer dan een louter technologische noodzaak; het is een uiterst relevante gezondheidsfactor op zich. Ofschoon wordt erkend dat de hoeveelheid nitrieten in vleesproducten moet worden beperkt, leiden lagere nitrietgehalten niet automatisch tot een betere bescherming van de menselijke gezondheid. Het optimale nitrietgehalte hangt van enkele factoren af die door de relevante adviezen van het SCF en de EFSA worden bevestigd, zoals vocht, de toevoeging van zout, de pH-waarde, de houdbaarheid van het product, hygiëne, temperatuurbeheersing enz.

(41)

Daarom is de Commissie, mede gezien de overwegingen 9 en 10, van mening dat Richtlijn 2006/52/EG een adequate reactie vormt op de noodzaak twee tegenstrijdige gezondheidsfactoren te verenigen in het licht van de diversiteit van vleesproducten in de gehele Gemeenschap.

(42)

Anderzijds moet de Commissie een beoordeling maken van de specifieke keuzes van de Deense regelgever en de ervaring die met deze voorschriften, die al gedurende een aanzienlijke periode van kracht zijn, voorhanden is. Via de cijfers die Denemarken heeft verstrekt betreffende het optreden van voedselvergiftiging en botulisme in het bijzonder, heeft het land aangetoond dat het met zijn wetgeving tot nu toe bevredigende resultaten heeft bereikt. Deze gegevens laten zien dat de maximumgehalten die in de Deense wetgeving worden voorgeschreven afdoende zijn gebleken voor de microbiologische veiligheid van de vleesproducten die momenteel in Denemarken worden vervaardigd en de productiemethoden die op dit moment in Denemarken worden gebruikt.

(43)

De Commissie merkt op dat de Deense wetgeving compatibel is met de relevante wetenschappelijke adviezen van de wetenschappelijke organen van de Gemeenschap. De wetgeving is gebaseerd op een voorschrift voor maximale toegevoegde waarden en is conform de in deze adviezen genoemde marges van toegevoegde hoeveelheden nitriet van 50 tot 150 mg/kg. Tegelijkertijd heeft Denemarken in vergelijking met de richtlijn specifiekere maximale toegevoegde hoeveelheden vastgesteld voor bepaalde groepen vleesproducten met het oog op de in Denemarken gangbare typen vleesproducten en productiemethoden.

(44)

Hierbij dient te worden opgemerkt dat volgens de door Denemarken verstrekte informatie de meeste vleesproducten die door de Deense bevolking worden geconsumeerd, namelijk ongeveer 90 %, producten zijn waarvoor momenteel een limiet van 60 mg/kg geldt. Deze limiet zou dan moeten worden vervangen door een limiet van 100 of 150 mg/kg. Daar de Deense producenten evenals producenten in andere lidstaten niet zouden worden verplicht de hoeveelheden nitriet die momenteel aan hun producten worden toegevoegd te verhogen tot de in Richtlijn 2006/52/EG genoemde maximumniveaus, ligt het niet voor de hand dat de werkelijke blootstelling van de Deense bevolking aan nitrieten in vleesproducten zou toenemen in de mate die wordt genoemd in de door Denemarken verstrekte gegevens, namelijk met een factor 2,3 tot 2,4. Het valt echter niet uit te sluiten dat de blootstelling van de Deense bevolking aan nitrieten toeneemt.

(45)

Op grond van de op dit moment beschikbare informatie is de Commissie van mening dat het verzoek om strengere bepalingen te mogen handhaven dan die welke zijn opgenomen in Richtlijn 2006/52/EG tijdelijk kan worden aanvaard om redenen van bescherming van de volksgezondheid in Denemarken.

2.2.2.   Ontbreken van willekeurige discriminatie, van een verkapte beperking van de handel tussen de lidstaten en van een hinderpaal voor de werking van de interne markt

2.2.2.1.   Geen willekeurige discriminatie

(46)

Krachtens artikel 95, lid 6, moet de Commissie nagaan of de voorgenomen maatregelen al dan niet een middel tot willekeurige discriminatie zijn. Opdat er geen discriminatie plaatsvindt, mogen overeenkomstig de Jurisprudentie van het Hof van Justitie soortgelijke situaties niet op verschillende wijzen worden behandeld en mogen verschillende situaties niet op dezelfde wijze worden behandeld.

(47)

De Deense nationale voorschriften gelden zowel voor binnenlandse producten als voor producten uit andere lidstaten. Bij gebrek aan bewijs van het tegendeel kan worden geconcludeerd dat de nationale bepalingen geen middel van willekeurige discriminatie zijn.

2.2.2.2.   Geen verkapte handelsbeperking

(48)

Nationale maatregelen die het gebruik van producten meer beperken dan een richtlijn van de Gemeenschap, vormen gewoonlijk een belemmering voor de handel, aangezien producten die in de rest van de Gemeenschap wettig in de handel worden gebracht en gebruikt, in de betrokken lidstaat waarschijnlijk niet in de handel zullen worden gebracht omdat zij daar niet mogen worden gebruikt. De in artikel 95, lid 6, van het EG-Verdrag vermelde voorwaarden zijn bedoeld om te voorkomen dat beperkingen op basis van de criteria van de leden 4 en 5 van dit artikel om onjuiste redenen worden gehanteerd en in feite economische maatregelen vormen die gericht zijn op belemmering van de invoer van producten uit andere lidstaten en dus een middel vormen om de nationale productie indirect te beschermen.

(49)

De Deense voorschriften leggen ook strengere normen inzake de toevoeging van nitrieten aan vleesproducten op aan marktdeelnemers in andere lidstaten in een overigens geharmoniseerd gebied en vormen daarom mogelijk een verkapte beperking van de handel of een belemmering voor het functioneren van de interne markt. Artikel 95, lid 6, van het EG-Verdrag dient echter te worden gelezen in de zin dat uitsluitend nationale maatregelen die een onevenredige belemmering voor de interne markt vormen, niet mogen worden goedgekeurd. In dit verband heeft Denemarken cijfers overgelegd die aantonen dat de invoer van vleesproducten uit andere lidstaten ondanks zijn wetgeving heeft plaatsgevonden en de afgelopen jaren zelfs is toegenomen.

(50)

Bij gebrek aan bewijs dat de nationale bepalingen in feite een maatregel vormen om de nationale productie te beschermen, kan worden geconcludeerd dat zij geen verkapte beperking van de handel tussen lidstaten zijn.

2.2.2.3.   Geen hinderpaal voor de werking van de interne markt

(51)

Deze voorwaarde kan niet zodanig worden uitgelegd dat geen enkele nationale maatregel die gevolgen kan hebben voor de totstandkoming van de interne markt kan worden goedgekeurd. Elke nationale maatregel die afwijkt van een harmonisatiemaatregel met het oog op de totstandkoming en de werking van de interne markt, is namelijk in wezen een maatregel die gevolgen kan hebben voor de interne markt. Om de procedure, als vastgelegd in artikel 95 van het EG-Verdrag, op een zinvolle wijze te kunnen gebruiken, moet het begrip „hinderpaal voor de werking van de interne markt” in de context van artikel 95, lid 6, dan ook worden opgevat als een vergeleken met de doelstelling onevenredig effect.

(52)

Gezien de gezondheidsvoordelen die volgens de Deense overheid voortvloeien uit een lagere blootstelling aan nitrieten in vleesproducten, alsmede het feit dat de handel op basis van de huidige beschikbare cijfers niet of slechts in beperkte mate blijkt te worden beïnvloed, is de Commissie van mening dat de aangemelde Deense voorschriften tijdelijk mogen worden gehandhaafd om redenen van bescherming van de gezondheid en het leven van personen, aangezien zij niet onevenredig zijn en daarom geen belemmering vormen voor de werking van de interne markt in de zin van artikel 95, lid 6, van het EG-Verdrag.

(53)

Op grond van deze analyse is de Commissie van mening dat wordt voldaan aan de voorwaarde van het ontbreken van hinderpalen voor de werking van de interne markt.

2.2.3.   Beperking in de tijd

(54)

De bovenstaande conclusies zijn gebaseerd op de nu beschikbare informatie en met name op cijfers die aantonen dat Denemarken het botulisme onder controle heeft kunnen houden ondanks de lagere maximumgehalten voor nitriet in bepaalde typen vleesproducten en zonder de handel op onevenredige wijze te hebben belemmerd.

(55)

Een andere belangrijke factor is de mate waarin in Denemarken vleesproducten worden geconsumeerd; in dit opzicht zou de toepassing van Richtlijn 2006/52/EG kunnen leiden tot een toename van de blootstelling van de Deense bevolking aan nitrieten en daardoor ook aan nitrosaminen.

(56)

Omdat niet met voldoende zekerheid kan worden vastgesteld of deze factoren in de loop der tijd niet sterk zullen veranderen, acht de Commissie het juist de situatie uiterlijk over twee jaar opnieuw te onderzoeken op basis van de bijgewerkte gegevens.

(57)

Deze periode stelt de Deense regering in staat te zijner tijd een nieuw verzoek in te dienen en de stelling dat de toepassing van de gehalten van Richtlijn 2006/52/EG niet tot het vereiste beschermingsniveau leidt en een onaanvaardbaar risico voor de volkgezondheid tot gevolg heeft, met nadere relevante gegevens te onderbouwen.

(58)

Om dergelijke gegevens te kunnen verstrekken zal Denemarken de situatie nauwlettend in de gaten moeten houden, met name wat betreft de beheersing van botulisme, het aandeel van vleesproducten dat onder de limiet van 60 mg/kg valt in de totale consumptie van vleesproducten in Denemarken, met inachtneming van andere risicofactoren van typische voedingsgewoonten voor zover relevant, en de invoer van vleesproducten uit andere lidstaten.

(59)

In zijn nieuwe verzoek zou Denemarken ook volledig moeten rechtvaardigen waarom zijn wetgeving nog langer gehandhaafd zou moeten worden.

(60)

Deze termijn van twee jaar zal bovendien de Commissie in staat stellen de omzetting van Richtlijn 2006/52/EG in de lidstaten te controleren en te analyseren en die richtlijn aan een nader onderzoek te onderwerpen overeenkomstig artikel 95, lid 7, van het EG-Verdrag, waarbij zij nader overleg zal plegen met de lidstaten en de EFSA.

(61)

Gezien het bovenstaande is de Commissie van mening dat de nationale bepalingen, in de hierboven aangegeven omvang, voor beperkte tijd kunnen worden goedgekeurd. De goedkeuring moet de tijd die nodig is voor de verzameling en zorgvuldige evaluatie van de benodigde informatie verlengen. De Commissie is van mening dat daartoe een periode van twee jaar na de datum van deze beschikking nodig is. Deze beschikking komt op die datum te vervallen.

(62)

Denemarken blijft verplicht om de overige bepalingen van Richtlijn 2006/52/EG in nationale wetgeving om te zetten.

III.   CONCLUSIE

In het licht van de bovenstaande overwegingen en rekening houdend met de opmerkingen van lidstaten over de kennisgeving door de Deense autoriteiten, is de Commissie van mening dat het verzoek van Denemarken van 23 november 2007 om handhaving van zijn nationale bepalingen inzake de toevoeging van nitrieten die strenger zijn dan die van Richtlijn 2006/52/EG, kan worden goedgekeurd voor een periode van twee jaar vanaf de datum waarop deze beschikking wordt gegeven, waarna de Deense autoriteiten moeten aantonen dat de toepassing van de in Richtlijn 2006/52/EG vastgelegde niveaus tot een onaanvaardbaar risico zal leiden,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

De nationale bepalingen inzake de toevoeging van nitrieten aan vlees en vleesproducten zoals opgenomen in Besluit nr. 22 van 11 januari 2005 betreffende levensmiddelenadditieven (Bekendtgørelse nr 22 af 11.1.2005 om tilsætningsstoffer til fødevarer) en de Deense positieve lijst van toegestane levensmiddelenadditieven (Liste over tilladte tilsætningsstoffer til fødevarer, „Positivlisten”), waarvan het Koninkrijk Denemarken bij schrijven van 21 november 2007 aan de Commissie kennisgeving heeft gedaan overeenkomstig artikel 95, lid 4, van het EG-Verdrag, worden goedgekeurd.

Artikel 2

Deze beschikking vervalt op 23 mei 2010.

Artikel 3

Deze beschikking is gericht tot het Koninkrijk Denemarken.

Gedaan te Brussel, 23 mei 2008.

Voor de Commissie

Androulla VASSILIOU

Lid van de Commissie


(1)  PB L 204 van 26.7.2006, blz. 10.

(2)  PB L 40 van 11.2.1989, blz. 27. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1882/2003 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 284 van 31.10.2003, blz. 1).

(3)  PB L 61 van 18.3.1995, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2006/52/EG (PB L 204 van 26.7.2006, blz. 10).

(4)  Advies over nitraten en nitrieten uitgebracht op 19 oktober 1990, Commissie — Verslagen van het Wetenschappelijk Comité voor de menselijke voeding (zesentwintigste reeks), blz. 21.

(5)  Advies over nitraten en nitrieten uitgebracht op 22 september 1995, Commissie — Verslagen van het Wetenschappelijk Comité voor de menselijke voeding (achtendertigste reeks), blz. 1.

(6)  Advies van het wetenschappelijk panel voor biologische gevaren op verzoek van de Commissie met betrekking tot de invloed van nitrieten/nitraten op de microbiologische veiligheid van vleesproducten, The EFSA Journal (2003) 14, blz. 1-34.

(7)  Arrest van 20 maart 2003, met name de punten 109 t/m 115.

(8)  Richtlijn 2006/52/EG zoals gerectificeerd in PB L 78 van 17.3.2007, blz. 32.

(9)  Zie paragraaf 13 van Besluit nr. 22, „Gebruik van additieven”.

(10)  Zie paragraaf 20 van Besluit nr. 22.

(11)  Voor gehaktballen en leverpastei is het gebruik van nitriet verboden op grond van Beschikking 292/97/EG.

(12)  PB C 30 van 2.2.2008, blz. 5.

(13)  Ook ontving de Commissie op 1 mei 2008, dus na de termijn die zij had vastgesteld, nog commentaar van Ierland.


17.6.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 157/108


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 10 juni 2008

tot wijziging van Beschikking 2008/155/EG wat betreft bepaalde embryoteams en embryoproductieteams in Australië, Canada en de Verenigde Staten

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2008) 2466)

(Voor de EER relevante tekst)

(2008/449/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 89/556/EEG van de Raad van 25 september 1989 tot vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor het intracommunautaire handelsverkeer in embryo’s van als huisdier gehouden runderen en de invoer daarvan uit derde landen (1), en met name op artikel 8, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In Beschikking 2008/155/EG van de Commissie van 14 februari 2008 tot vaststelling van een lijst van embryoteams en embryoproductieteams in derde landen, die zijn erkend voor de invoer van runderembryo’s in de Gemeenschap (2) wordt bepaald dat de lidstaten de invoer van runderembryo’s uit derde landen alleen toestaan als zij zijn verzameld, behandeld en opgeslagen door embryoteams of embryoproductieteams die zijn opgenomen in de lijst in de bijlage bij die beschikking.

(2)

Australië heeft verzocht om schrapping van één embryoteam uit de lijst met de gegevens voor dat land.

(3)

Canada en de Verenigde Staten hebben verzocht de gegevens voor die landen op die lijst te wijzigen wat betreft bepaalde embryoteams.

(4)

Canada en de Verenigde Staten hebben garanties gegeven betreffende de naleving van de desbetreffende voorschriften van Richtlijn 89/556/EEG en de betrokken embryoteams zijn door de veterinaire diensten van die landen officieel erkend voor uitvoer naar de Gemeenschap.

(5)

Beschikking 2008/155/EG moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(6)

De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

De bijlage bij Beschikking 2008/155/EG wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze beschikking.

Artikel 2

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 10 juni 2008.

Voor de Commissie

Androulla VASSILIOU

Lid van de Commissie


(1)  PB L 302 van 19.10.1989, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 2006/60/EG van de Commissie (PB L 31 van 3.2.2006, blz. 24).

(2)  PB L 50 van 23.2.2008, blz. 51.


BIJLAGE

De bijlage bij Beschikking 2008/155/EG wordt als volgt gewijzigd:

1.

De rij voor het embryoteam ETV0006 uit Australië wordt geschrapt.

2.

De rij voor het embryoteam nr. E1159 uit Canada wordt vervangen door:

„CA

 

E 1159

E 1719

 

Clinique vétérinaire de Saint-Georges

555, rue 130ième Est

Saint-Georges de Beauce, Québec G5Y 2T4

Dr. Michel Donnelly

Dr. Clermont Roy”

3.

De volgende rijen voor Canada worden ingevoegd:

„CA

 

E 1596

 

Optimum Genetics Ltd

4246 Albert Street, suite 407

Regina, Saskatchewan S4S 3R9

Dr. Stan Bychawski

CA

 

E 1020

 

Progressive Dairy Techniques International Inc

1223 Cedar Creek Road, R.R. 4

Cambridge, Ontario N1R 5S5

Dr. John C. Draper

CA

 

E 1732

 

Aylmer Veterinary Clinic

421 Talbot St. West

Aylmer, Ontario N5H 1K8

Dr. James Raddatz

CA

 

E 1680

 

Oxford Bovine Veterinary Services

276311 27th Line, R.R. 3

Lakeside, Ontario, N0M 2G0

Dr. Frank Jongert”

4.

De rij voor het embryoteam nr. 99TX104 E874 uit de Verenigde Staten wordt vervangen door:

„US

 

99TX104

E1376

 

Ultimate Genetics/Camp Cooley

Rt 3 Box 745

Franklin, TX 77856

Dr. Dan Miller”

5.

De rij voor het embryoteam nr. 96TX088 E928 uit de Verenigde Staten wordt vervangen door:

„US

 

96TX088

E1376

 

Advanced Genetic Services

41402 OSR

Normangee, TX 77871

Dr. Dan Miller”

6.

De volgende rijen voor de Verenigde Staten van Amerika worden ingevoegd:

„US

 

08TX138

E1376

 

Santa Elena Ranch

720 HWY 75 S

Madisonville, TX 77864

Dr. Dan Miller

US

 

08GA139

E795

 

Troy Yoder

5979 HWY 26

Montezuma, GA 31063

Dr. Mitchell Parks”


III Besluiten op grond van het EU-Verdrag

BESLUITEN OP GROND VAN TITEL V VAN HET EU-VERDRAG

17.6.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 157/110


GEMEENSCHAPPELIJK OPTREDEN 2008/450/GBVB VAN DE RAAD

van 16 juni 2008

met betrekking tot een verdere bijdrage van de Europese Unie tot het proces voor een regeling van het conflict in Georgië/Zuid-Ossetië

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name op artikel 14,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Raad heeft op 27 juni 2006 Gemeenschappelijk Optreden 2006/439/GBVB met betrekking tot een verdere bijdrage van de Europese Unie tot het proces voor een regeling van het conflict in Georgië/Zuid-Ossetië (1) vastgesteld, dat bij Gemeenschappelijk Optreden 2007/484/GBVB (2) werd verlengd tot 31 december 2007.

(2)

De bijstand van de Europese Unie krachtens Gemeenschappelijk Optreden 2006/439/GBVB heeft de doeltreffendheid van haar rol en die van de OVSE bij de regeling van het conflict in Georgië/Zuid-Ossetië versterkt. De bijdrage van de Europese Unie aan de missie van de OVSE naar Georgië, heeft in het bijzonder gezorgd voor een doeltreffende werking van de permanente secretariaten voor de vertegenwoordigers van Georgië en Zuid-Ossetië onder de auspiciën van de OVSE, en heeft tevens bijeenkomsten in het kader van de gemeenschappelijke controlecommissie (hierna „JCC” genoemd), het belangrijkste forum voor de regeling van het conflict, vergemakkelijkt.

(3)

De OVSE heeft verzocht om aanvullende bijstand uit de Europese Unie, en de Europese Unie heeft ermee ingestemd extra financiële bijstand aan het proces voor een regeling van het conflict te bieden. Die financiële bijstand moet vooral toegespitst zijn op ondersteuning van bijeenkomsten van de JCC, van bijeenkomsten van de stuurgroep voor het programma voor economisch herstel en een nieuwsbrief in dat kader, van een workshop inzake het tot stand brengen van wederzijds vertrouwen, alsmede van een bijeenkomst van vertegenwoordigers van de wetshandhavingsinstanties.

(4)

De bijstand die de Europese Unie in het kader van dit gemeenschappelijk optreden zal verlenen, vormt een aanvulling op de werkzaamheden van de speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie (hierna „SVEU” genoemd) voor de zuidelijke Kaukasus die bij Gemeenschappelijk Optreden 2008/132/GBVB (3) is aangewezen en wiens mandaat er onder andere in bestaat om bij te dragen tot het voorkomen van conflicten, bijstand te verlenen bij het oplossen van conflicten, alsmede om de dialoog van de Europese Unie met de belangrijkste betrokkenen over de regio te intensiveren,

HEEFT HET VOLGENDE GEMEENSCHAPPELIJK OPTREDEN VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   De Europese Unie draagt bij tot versterking van het proces voor een regeling van het conflict in Zuid-Ossetië.

2.   Hiertoe verstrekt de Europese Unie een bijdrage aan de OVSE ter financiering van bijeenkomsten van de JCC en andere mechanismen in het kader van de JCC.

3.   De Europese Unie levert een bijdrage aan de OVSE ter financiering van de bijeenkomsten van de stuurgroep voor het programma voor economisch herstel, aan de nieuwsbrief van het programma voor economisch herstel, aan een workshop inzake het tot stand brengen van wederzijds vertrouwen en aan een bijeenkomst van vertegenwoordigers van de wetshandhavingsinstanties.

4.   Als onderdeel van de bijstand van de Europese Unie aan een reeks vertrouwenwekkende maatregelen in Georgië, zal de Europese Unie tevens een bijdrage leveren aan de organisatie van een informele bijeenkomst van de JCC in Brussel of in de hoofdstad van de lidstaat die het voorzitterschap van de Raad bekleedt.

Artikel 2

Het voorzitterschap, dat wordt bijgestaan door de secretaris-generaal van de Raad/hoge vertegenwoordiger voor het GBVB, is verantwoordelijk voor de uitvoering van dit gemeenschappelijk optreden met het oog op de verwezenlijking van de in artikel 1 vermelde doelstellingen.

Artikel 3

1.   Betaling van de uit hoofde van dit gemeenschappelijk optreden verstrekte financiële steun is afhankelijk van het op gezette tijden houden van bijeenkomsten van de JCC en van de andere mechanismen in het kader van de JCC, het houden van bijeenkomsten van de stuurgroep voor het programma voor economisch herstel en het uitbrengen van een nieuwsbrief betreffende het programma voor economisch herstel, het houden van een workshop inzake het tot stand brengen van wederzijds vertrouwen, van een bijeenkomst van vertegenwoordigers van de wetshandhavingsinstanties, en van een informele bijeenkomst van de JCC in Brussel of in de hoofdstad van de lidstaat die het voorzitterschap van de Raad bekleedt, binnen twaalf maanden na de begindatum van de tussen de Commissie en de OVSE-missie naar Georgië te sluiten financieringsovereenkomst. Zowel Georgië als Zuid-Ossetië dienen aantoonbare inspanningen te leveren om werkelijke politieke vooruitgang te boeken in de richting van een duurzame en vreedzame regeling van hun geschillen.

2.   De Commissie wordt belast met het toezicht op en de evaluatie van de uitvoering van de financiële bijdrage van de Europese Unie, in het bijzonder met betrekking tot de in lid 1 bedoelde voorwaarden. Hiertoe sluit de Commissie een financieringsovereenkomst met de OVSE-missie naar Georgië over de besteding van de bijdrage van de Europese Unie, die de vorm van een subsidie krijgt. De Commissie zorgt er tevens voor dat de subsidie correct wordt gebruikt voor de in artikel 1, leden 2, 3 en 4, vermelde doelstellingen.

3.   De OVSE-missie naar Georgië is verantwoordelijk voor de vergoeding van de dienstreiskosten, voor de organisatie van conferenties onder de auspiciën van de JCC en voor de correcte aankoop en overdracht van apparatuur. In de financieringsovereenkomst wordt bepaald dat de OVSE-missie naar Georgië borg zal staan voor de zichtbaarheid van de bijdrage van de Europese Unie aan het project, alsmede dat zij driemaandelijkse verslagen over de uitvoering ervan bij de Commissie zal indienen.

4.   De Commissie houdt, in nauwe samenwerking met de SVEU voor de zuidelijke Kaukasus, nauw contact met de OVSE-missie naar Georgië om het effect van de EU-bijdrage te volgen en te evalueren.

5.   De Commissie brengt, onder verantwoordelijkheid van het voorzitterschap dat wordt bijgestaan door de secretaris-generaal van de Raad/hoge vertegenwoordiger voor het GBVB, bij de Raad schriftelijk verslag uit over de uitvoering van dit gemeenschappelijk optreden. Deze informatie is voornamelijk gebaseerd op de driemaandelijkse verslagen die de OVSE-missie naar Georgië dient te verstrekken, zoals bepaald in lid 3.

Artikel 4

1.   Het totale financiële referentiebedrag voor de in artikel 1, leden 2, 3 en 4, genoemde Europese Unie-bijdragen beloopt 223 000 EUR.

2.   Voor het beheer van de uitgaven die uit het in lid 1 genoemde bedrag worden gefinancierd, gelden de procedures en voorschriften van de Europese Gemeenschap die van toepassing zijn op de algemene begroting van de Europese Unie.

Artikel 5

1.   Dit gemeenschappelijk optreden treedt in werking op de dag waarop het wordt aangenomen.

Het is van toepassing tot 16 juni 2009.

2.   Dit gemeenschappelijk optreden wordt tien maanden na de datum van inwerkingtreding ervan geëvalueerd. Daartoe gaat de SVEU voor de zuidelijke Kaukasus in samenwerking met de Commissie na of verdere steun aan het proces voor een regeling in Georgië/Zuid-Ossetië nodig is en doet hij, waar nodig, aanbevelingen aan de Raad.

Artikel 6

Dit gemeenschappelijk optreden wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Luxemburg, 16 juni 2008.

Voor de Raad

De voorzitter

D. RUPEL


(1)  PB L 174 van 28.6.2006, blz. 9.

(2)  PB L 181 van 11.7.2007, blz. 14.

(3)  PB L 43 van 19.2.2008, blz. 30.