ISSN 1725-2598

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 111

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

51e jaargang
23 april 2008


Inhoud

 

I   Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie verplicht is

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

 

Verordening (EG) nr. 356/2008 van de Commissie van 22 april 2008 tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

1

 

*

Verordening (EG) nr. 357/2008 van de Commissie van 22 april 2008 tot wijziging van bijlage V bij Verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad houdende vaststelling van voorschriften inzake preventie, bestrijding en uitroeiing van bepaalde overdraagbare spongiforme encefalopathieën ( 1 )

3

 

*

Verordening (EG) nr. 358/2008 van de Commissie van 22 april 2008 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 622/2003 tot vaststelling van maatregelen voor de tenuitvoerlegging van de gemeenschappelijke basisnormen op het gebied van de beveiliging van de luchtvaart ( 1 )

5

 

*

Verordening (EG) nr. 359/2008 van de Commissie van 18 april 2008 tot indeling van bepaalde goederen in de gecombineerde nomenclatuur

7

 

*

Verordening (EG) nr. 360/2008 van de Commissie van 18 april 2008 tot wijziging van bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief

9

 

 

II   Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie niet verplicht is

 

 

BESLUITEN/BESCHIKKINGEN

 

 

Commissie

 

 

2008/324/EG

 

*

Besluit van de Commissie van 25 maart 2008 tot oprichting van de deskundigengroep Platform voor elektronische bewaring van gegevens voor het voorkomen, onderzoeken, opsporen en vervolgen van ernstige criminaliteit

11

 

 

Rectificaties

 

*

Rectificatie van de Staat van ontvangsten en uitgaven van het Uitvoerend Agentschap onderwijs, audiovisuele media en cultuur voor het begrotingsjaar 2007 — Gewijzigde begroting 2 (PB L 2 van 4.1.2008)

15

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


I Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie verplicht is

VERORDENINGEN

23.4.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 111/1


VERORDENING (EG) Nr. 356/2008 VAN DE COMMISSIE

van 22 april 2008

tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1580/2007 van de Commissie van 21 december 2007 tot vaststelling van bepalingen voor de uitvoering van de Verordeningen (EG) nr. 2200/96, (EG) nr. 2201/96 en (EG) nr. 1182/2007 van de Raad in de sector groenten en fruit (1), en met name op artikel 138, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In Verordening (EG) nr. 1580/2007 zijn op grond van de multilaterale handelsbesprekingen in het kader van de Uruguayronde de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in de bijlage bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt.

(2)

Op grond van de bovenvermelde criteria moeten de forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld op de in de bijlage bij deze verordening vermelde niveaus,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 138 van Verordening (EG) nr. 1580/2007 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld zoals aangegeven in de tabel in de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 23 april 2008.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 22 april 2008.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 350 van 31.12.2007, blz. 1.


BIJLAGE

bij de verordening van de Commissie van 22 april 2008 tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

MA

53,4

TN

109,0

TR

104,9

ZZ

89,1

0707 00 05

JO

178,8

MK

112,1

TR

124,8

ZZ

138,6

0709 90 70

MA

92,6

MK

90,3

TR

124,8

ZZ

102,6

0709 90 80

EG

349,4

ZZ

349,4

0805 10 20

EG

46,6

IL

60,3

MA

53,7

TN

53,4

TR

55,8

US

46,4

ZZ

52,7

0805 50 10

EG

126,4

IL

131,5

MK

122,2

TR

135,2

US

121,6

ZA

153,3

ZZ

131,7

0808 10 80

AR

89,6

BR

86,6

CA

77,9

CL

99,3

CN

94,6

MK

65,6

NZ

124,3

TR

69,6

US

105,2

UY

76,8

ZA

66,6

ZZ

86,9

0808 20 50

AR

94,6

AU

85,9

CL

125,8

CN

43,3

ZA

86,2

ZZ

87,2


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „andere oorsprong”.


23.4.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 111/3


VERORDENING (EG) Nr. 357/2008 VAN DE COMMISSIE

van 22 april 2008

tot wijziging van bijlage V bij Verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad houdende vaststelling van voorschriften inzake preventie, bestrijding en uitroeiing van bepaalde overdraagbare spongiforme encefalopathieën

(Voor de EER relevante tekst)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 houdende vaststelling van voorschriften inzake preventie, bestrijding en uitroeiing van bepaalde overdraagbare spongiforme encefalopathieën (1), en met name op artikel 23 bis, onder g),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EG) nr. 999/2001 bevat voorschriften inzake preventie, bestrijding en uitroeiing van bepaalde overdraagbare spongiforme encefalopathieën (TSE’s) bij dieren. Zij is van toepassing op de productie en het in de handel brengen van levende dieren en producten van dierlijke oorsprong, en in een aantal specifieke gevallen op de uitvoer daarvan.

(2)

Bijlage V bij Verordening (EG) nr. 999/2001 bevat de voorschriften voor de verwijdering en vernietiging van gespecificeerd risicomateriaal.

(3)

Verschillende factoren duiden op een gunstige trend in de BSE-epidemie (BSE: boviene spongiforme encefalopathie) en de situatie is de laatste jaren duidelijk verbeterd dankzij de ingevoerde risicobeperkingsmaatregelen, met name het totale voederverbod en de verwijdering en vernietiging van gespecificeerd risicomateriaal.

(4)

Een van de strategische doelstellingen van het op 15 juli 2005 door de Commissie vastgestelde TSE-stappenplan (2) is het garanderen en behouden van het huidige niveau van consumentenbescherming door verder op een veilige verwijdering van gespecificeerd risicomateriaal toe te zien, maar met wijziging van de lijst of de leeftijd van de dieren voor de verwijdering van gespecificeerd risicomateriaal op basis van nieuwe en voortschrijdende wetenschappelijke inzichten.

(5)

In haar advies van 19 april 2007 heeft de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid geconcludeerd dat volgens de huidige stand van de wetenschappelijke kennis de infectiviteit in het centrale zenuwstelsel van runderen waarschijnlijk aantoonbaar wordt als omstreeks drie kwart van de incubatietijd is verstreken en dat te verwachten valt dat de infectiviteit in runderen van 33 maanden nog niet aantoonbaar of nog niet aanwezig is.

(6)

De gemiddelde leeftijd van in de Gemeenschap gemelde positieve BSE-gevallen is tussen 2001 en 2006 gestegen van 86 naar 121 maanden. In dezelfde periode zijn slechts zeven BSE-gevallen gemeld bij runderen jonger dan 35 maanden, van de in totaal 7 413 BSE-gevallen die zijn aangetroffen onder de bijna 60 miljoen runderen die in totaal in de Gemeenschap zijn getest.

(7)

Er is dus een wetenschappelijke basis voor een herziening van de leeftijdsgrens voor de verwijdering van bepaalde typen gespecificeerd risicomateriaal bij runderen, met name de wervelkolom. Gezien de ontwikkeling van de infectiviteit in het centrale zenuwstelsel gedurende de incubatietijd, de leeftijdsopbouw van de positieve BSE-gevallen en de gedaalde blootstelling van na 1 januari 2001 geboren runderen kan de leeftijdsgrens voor verwijdering van de wervelkolom inclusief achterwortelganglia van runderen als gespecificeerd risicomateriaal worden verhoogd van 24 tot 30 maanden. De definitie van gespecificeerd risicomateriaal in bijlage V bij Verordening (EG) nr. 999/2001 moet dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(8)

Verordening (EG) nr. 999/2001 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(9)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

In bijlage V bij Verordening (EG) nr. 999/2001 komt punt 1, onder a) ii), als volgt te luiden:

„ii)

de wervelkolom, exclusief de staartwervels, de doornuitsteeksels en dwarsuitsteeksels van de hals-, borst- en lendenwervels, de crista sacralis mediana en de alae sacrales, maar inclusief de achterwortelganglia, van dieren ouder dan 30 maanden, en”.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 22 april 2008.

Voor de Commissie

Androulla VASSILIOU

Lid van de Commissie


(1)  PB L 147 van 31.5.2001, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 315/2008 van de Commissie (PB L 94 van 5.4.2008, blz. 3).

(2)  COM(2005) 322 def.


23.4.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 111/5


VERORDENING (EG) Nr. 358/2008 VAN DE COMMISSIE

van 22 april 2008

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 622/2003 tot vaststelling van maatregelen voor de tenuitvoerlegging van de gemeenschappelijke basisnormen op het gebied van de beveiliging van de luchtvaart

(Voor de EER relevante tekst)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap

Gelet op Verordening (EG) nr. 2320/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2002 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels op het gebied van de beveiliging van de burgerluchtvaart (1), en met name op artikel 4, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Krachtens artikel 4, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2320/2002 moet de Commissie de nodige maatregelen voor de tenuitvoerlegging van gemeenschappelijke basisnormen voor de beveiliging van de luchtvaart in de hele Gemeenschap vaststellen. Verordening (EG) nr. 622/2003 van de Commissie van 4 april 2003 tot vaststelling van maatregelen voor de tenuitvoerlegging van de gemeenschappelijke basisnormen op het gebied van de beveiliging van de luchtvaart (2) is de eerste wettekst waarin dergelijke maatregelen zijn vastgesteld.

(2)

De maatregelen waarin voorzien is bij Verordening (EG) nr. 622/2003 moeten worden herzien in het licht van technische ontwikkelingen, operationele gevolgen op luchthavens en het effect op de passagiers. Uit verder onderzoek is gebleken dat de baten van regelgeving inzake de omvang van handbagage niet opwegen tegen de operationele gevolgen op luchthavens en het effect op de passagiers. Deze regel, die van toepassing zou worden vanaf 6 mei 2008, moet derhalve worden geschrapt.

(3)

Verordening (EG) nr. 622/2003 moet dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(4)

De maatregelen van deze verordening zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor de beveiliging van de burgerluchtvaart,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De bijlage bij Verordening (EG) nr. 622/2003 wordt gewijzigd zoals uiteengezet in de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 5 mei 2008.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 22 april 2008.

Voor de Commissie

Jacques BARROT

Vicevoorzitter


(1)  PB L 355 van 30.12.2002, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 849/2004 (PB L 158 van 30.4.2004, blz. 1).

(2)  PB L 89 van 5.4.2003, blz. 9. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 23/2008 (PB L 9 van 12.1.2008, blz. 12).


BIJLAGE

Punt 4.1.1.1 g) van de bijlage bij Verordening (EG) nr. 622/2003 wordt geschrapt.


23.4.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 111/7


VERORDENING (EG) Nr. 359/2008 VAN DE COMMISSIE

van 18 april 2008

tot indeling van bepaalde goederen in de gecombineerde nomenclatuur

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (1), en met name op artikel 9, lid 1, onder a),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Om de uniforme toepassing te waarborgen van de gecombineerde nomenclatuur die als bijlage bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 is gevoegd, dienen bepalingen te worden vastgesteld voor de indeling van de in de bijlage bij de onderhavige verordening opgenomen goederen.

(2)

Bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 zijn de algemene regels voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur vastgesteld. Deze regels zijn ook van toepassing op iedere andere nomenclatuur die, geheel of gedeeltelijk of met toevoeging van onderverdelingen, de gecombineerde nomenclatuur overneemt en die bij specifieke communautaire voorschriften is vastgesteld voor de toepassing van tarief- of andere maatregelen in het kader van het goederenverkeer.

(3)

Met toepassing van genoemde algemene regels, dienen de in kolom 1 van de tabel omschreven goederen die zijn opgenomen in de bijlage te worden ingedeeld onder de daarmee corresponderende GN-codes die zijn vermeld in kolom 2, op grond van de motiveringen die zijn opgenomen in kolom 3 van voornoemde tabel.

(4)

Het is wenselijk dat een beroep kan worden gedaan op een door de douaneautoriteiten van de lidstaten verstrekte bindende tariefinlichting betreffende de indeling van goederen in de gecombineerde nomenclatuur die niet in overeenstemming is met de bepalingen van onderhavige verordening, door de rechthebbende, gedurende drie maanden, overeenkomstig de bepalingen van artikel 12, lid 6, van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (2).

(5)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité Douanewetboek,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De goederen omschreven in kolom 1 van de in de bijlage opgenomen tabel worden in de gecombineerde nomenclatuur ingedeeld onder de corresponderende GN-codes vermeld in kolom 2 van voornoemde tabel.

Artikel 2

Op de door de douaneautoriteiten van de lidstaten verstrekte bindende tariefinlichting die niet in overeenstemming is met de bepalingen van de onderhavige verordening, kan gedurende drie maanden, overeenkomstig de bepalingen van artikel 12, lid 6, van Verordening (EEG) nr. 2913/92, een beroep worden gedaan.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 18 april 2008.

Voor de Commissie

László KOVÁCS

Lid van de Commissie


(1)  PB L 256 van 7.9.1987, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 275/2008 (PB L 85 van 27.3.2008, blz. 3).

(2)  PB L 302 van 19.10.1992, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1791/2006 (PB L 363 van 20.12.2006, blz. 1).


BIJLAGE

Omschrijving van de goederen

Indeling

(GN-code)

Motivering

(1)

(2)

(3)

Bereiding voor menselijke consumptie in de vorm van geroosterde graanproducten.

Tarwekorrels worden gestoomd, gepeld, gehakt en gekoeld. Het product wordt dan in dunne repen geperst, in tralievorm gevouwen en gesneden in de vorm van kussens. Het product wordt dan geroosterd. Aan het eindproduct worden vitaminen toegevoegd en soms wordt het van een glanslaag voorzien.

De bereiding is bedoeld om te worden gebruikt als ontbijtproduct op basis van granen.

1904 10 90

De indeling is vastgesteld op basis van de algemene regels 1 en 6 voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur en de tekst van de GN-codes 1904, 1904 10 en 1904 10 90.

Het product wordt verkregen door het roosteren van graanproducten. Volgens de GS-toelichting op post 1904 (onder A, eerste en tweede alinea) omvat post 1904 ook producten die uit meel of zemelen zijn verkregen.


23.4.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 111/9


VERORDENING (EG) Nr. 360/2008 VAN DE COMMISSIE

van 18 april 2008

tot wijziging van bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de statistiek- en tariefnomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (1), met name op artikel 9, lid 1, onder a),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Voor de indeling van vruchtensappen in de gecombineerde nomenclatuur die de bijlage vormt bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 moet een onderscheid worden gemaakt tussen vruchtensappen met toegevoegde suiker van post 2009 enerzijds en bereidingen voor de vervaardiging van dranken, waaronder gearomatiseerde suikerstroop, van post 2106 anderzijds.

(2)

Volgens de toelichting bij post 2009 van het geharmoniseerde systeem kan suiker, naast andere additieven, worden toegevoegd aan vruchtensappen, mits deze hun oorspronkelijke karakter behouden.

(3)

Daarom moeten vruchtensappen of mengsels van vruchtensappen, al dan niet met toegevoegde suiker, worden ingedeeld onder de onderverdelingen van post 2009 van de gecombineerde nomenclatuur, tenzij deze hun oorspronkelijke karakter van vruchtensap hebben verloren. In het laatste geval moeten zij worden uitgesloten van een indeling onder post 2009 en moeten zij onder post 2106 worden ingedeeld.

(4)

Overeenkomstig aanvullende aantekening (GN) 5 b) bij hoofdstuk 20 van de gecombineerde nomenclatuur hebben vruchtensappen waaraan zoveel suiker is toegevoegd dat zij minder dan 50 gewichtspercenten vruchtensap bevatten hun natuurlijke staat van vruchtensap verloren en kunnen zij daarom niet onder post 2009 worden ingedeeld. Het gehalte aan toegevoegde suiker moet worden bepaald volgens de brixwaarde, die onder meer afhangt van het suikergehalte van deze producten.

(5)

Er zijn problemen ontstaan bij de indeling van geconcentreerd natuurlijk vruchtensap. Wanneer het gehalte aan toegevoegde suiker van deze producten berekend wordt zoals aangegeven in de aanvullende aantekeningen (GN) 2 en 5, kan dit zo hoog lijken dat de producten minder dan 50 gewichtspercenten vruchtensap bevatten zodat zij onder post 2106 moeten worden ingedeeld. Dit resultaat is onbevredigend, daar het gebaseerd is op een fictieve berekening van het gehalte aan toegevoegde suiker, terwijl in werkelijkheid geen suiker is toegevoegd en het hoge gehalte aan toegevoegde suiker door de concentratie is veroorzaakt.

(6)

Het verdient daarom aanbeveling punt b) van aanvullende aantekening (GN) 5 bij hoofdstuk 20 enigszins anders te formuleren en een nieuwe bepaling aan dit punt toe te voegen waarin duidelijk is vermeld dat het criterium van 50 gewichtspercenten van het vruchtensap niet van toepassing is op geconcentreerde natuurlijke vruchtensappen, zodat deze niet van post 2009 worden uitgesloten op basis van een berekend gehalte aan toegevoegde suiker. Ook dient duidelijk te worden vermeld dat aanvullende aantekening (GN) 5 op de producten moet worden toegepast zoals aangeboden.

(7)

Verordening (EEG) nr. 2658/87 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(8)

De bepalingen van deze verordening zijn in overeenstemming met het advies van het Comité Douanewetboek,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Aanvullende aantekening (GN) 5 op hoofdstuk 20 van de gecombineerde nomenclatuur bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 wordt vervangen door:

„5.

Het volgende is van toepassing op de producten zoals aangeboden:

a)

het gehalte aan toegevoegde suiker van de producten bedoeld bij post 2009 is gelijk aan hun suikergehalte verminderd met het hierna vermelde getal, naargelang van de soort van het sap:

sap van citroenen of van tomaten: 3;

druivensap: 15;

sap van andere vruchten of van groenten, mengsels daaronder begrepen: 13;

b)

vruchtensappen met toegevoegde suiker, met een brixwaarde van niet meer dan 67, die minder dan 50 gewichtspercenten vruchtensap bevatten, verliezen hun oorspronkelijke karakter van vruchtensappen als bedoeld bij post 2009.

Punt b) is niet van toepassing op geconcentreerde natuurlijke vruchtensappen. Geconcentreerde natuurlijke vruchtensappen zijn daarom niet uitgesloten van post 2009.”.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 18 april 2008.

Voor de Commissie

László KOVÁCS

Lid van de Commissie


(1)  PB L 256 van 7.9.1987, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 275/2008 (PB L 85 van 27.3.2008, blz. 3).


II Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie niet verplicht is

BESLUITEN/BESCHIKKINGEN

Commissie

23.4.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 111/11


BESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 25 maart 2008

tot oprichting van de deskundigengroep „Platform voor elektronische bewaring van gegevens voor het voorkomen, onderzoeken, opsporen en vervolgen van ernstige criminaliteit”

(2008/324/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Richtlijn 2006/24/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2006 betreffende de bewaring van gegevens die zijn gegenereerd of verwerkt in verband met het aanbieden van openbaar beschikbare elektronische communicatiediensten of van openbare communicatienetwerken (1) (hierna „de richtlijn gegevensbewaring” genoemd) heeft tot doel een harmonisatie tot stand te brengen van de nationale bepalingen van de lidstaten waarbij aan aanbieders van openbaar beschikbare elektronischecommunicatiediensten of een openbaar communicatienetwerk verplichtingen worden opgelegd inzake het bewaren van bepaalde gegevens die door hen worden gegenereerd of verwerkt, teneinde te garanderen dat die gegevens beschikbaar zijn voor het onderzoeken, opsporen en vervolgen van ernstige criminaliteit.

(2)

De considerans van de richtlijn gegevensbewaring bepaalt dat de elektronischecommunicatietechnologie in snel tempo evolueert en dat de legitieme behoeften van de bevoegde autoriteiten mee-evolueren. Om op alle gebieden die met de bewaring van persoonsgegevens verband houden, advies in te winnen en de uitwisseling van goede werkmethoden te bevorderen, is de Commissie voornemens een groep in het leven te roepen bestaande uit nationale wetshandhavingsinstanties, groeperingen uit de sector elektronische communicatie, vertegenwoordigers van het Europees Parlement en gegevensbeschermingsautoriteiten, met inbegrip van de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming.

(3)

Artikel 14 van de richtlijn gegevensbewaring bepaalt dat de Commissie uiterlijk op 15 september 2010 aan het Europees Parlement en de Raad een evaluatieverslag uitbrengt over de toepassing van deze richtlijn en de weerslag ervan op de marktdeelnemers en de consumenten, daarbij rekening houdend met verdere ontwikkelingen in elektronischecommunicatietechnologie en de statistische informatie die aan de Commissie wordt verstrekt over de bewaring van gegevens. Deze beoordeling moet helpen na te gaan of het nodig is de bepalingen van de richtlijn gegevensbewaring aan te passen, in het bijzonder wat betreft de lijst van gegevens in artikel 5 en de in artikel 6 vastgestelde bewaringstermijnen.

(4)

Op 10 februari 2006 hebben de Raad en de Commissie een gezamenlijke verklaring ingediend betreffende de evaluatie van de richtlijn gegevensbewaring. Daarin werd vastgesteld dat de Commissie de betrokken partijen regelmatig zou uitnodigen voor evaluatievergaderingen met het oog op de uitwisseling van informatie over de technologische ontwikkelingen, de kosten en de doeltreffendheid van de toepassing van de richtlijn. De gezamenlijke verklaring bepaalt dat de lidstaten daarbij wordt verzocht de partners hun ervaringen met de uitvoering van de richtlijn mee te delen en informatie over goede werkmethoden uit te wisselen. De gezamenlijke verklaring bepaalt voorts dat op grond van dit overleg „de Commissie [zal] overwegen de nodige voorstellen in te dienen, mede rekening houdend met de moeilijkheden die de lidstaten eventueel hebben ondervonden met de technische en de praktische uitvoering van de richtlijn, met name de toepassing ervan op de van e-mail over het internet en internettelefonie afkomstige gegevens”.

(5)

Om de hierboven vermelde redenen is het nodig een deskundigengroep op het gebied van gegevensbewaring op te richten die is samengesteld uit de in overweging 14 van de richtlijn gegevensbewaring bedoelde betrokken partijen.

(6)

De deskundigengroep werkt als een adviesgroep. De deskundigengroep moet de uitwisseling van goede werkmethoden vergemakkelijken en bijdragen tot de evaluatie door de Commissie van de kosten en de doeltreffendheid van de richtlijn alsook van de ontwikkeling van de betrokken technologieën die een invloed kunnen hebben op de richtlijn.

(7)

De deskundigengroep wordt samengesteld uit de betrokken partijen bedoeld in overweging 14 van Richtlijn 2006/24/EG.

(8)

De groep telt maximaal 25 leden, waarbij voor een passend evenwicht in de vertegenwoordiging van de genoemde belangengroepen wordt gezorgd.

(9)

De deskundigengroep dient subgroepen te kunnen vormen die zich op één bepaald onderwerp toeleggen, zodat de werkzaamheden eenvoudiger en sneller kunnen verlopen. De taakomschrijving van dergelijke subgroepen moet duidelijk zijn en door de gehele deskundigengroep worden vastgesteld.

(10)

Er moeten voorschriften inzake de openbaarmaking van informatie door de leden van de deskundigengroep worden vastgesteld, onverminderd de veiligheidsvoorschriften van de Commissie zoals vastgesteld in de bijlage bij Besluit 2001/844/EG, EGKS, Euratom van de Commissie (2).

(11)

Persoonsgegevens over de leden van de groep moeten worden verwerkt overeenkomstig Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (3).

(12)

De ambtstermijn van de leden dient vijf jaar te zijn en moet kunnen worden verlengd.

(13)

Er dient een periode te worden vastgesteld gedurende welke dit besluit van toepassing zal zijn. De Commissie zal te zijner tijd de wenselijkheid van een verlenging onderzoeken,

BESLUIT:

Artikel 1

De deskundigengroep „Platform voor elektronische bewaring van gegevens voor het voorkomen, onderzoeken, opsporen en vervolgen van ernstige criminaliteit”

Er wordt een deskundigengroep „Platform voor elektronische bewaring van gegevens voor het voorkomen, onderzoeken, opsporen en vervolgen van ernstige criminaliteit” op het gebied van bewaring van persoonsgegevens voor rechtshandhavingsdoeleinden in de sector elektronische communicatie opgericht (hierna „de deskundigengroep” genoemd).

Artikel 2

Raadpleging en taken

1.   De Commissie kan de groep raadplegen over elk onderwerp dat verband houdt met de elektronische bewaring van gegevens die relevant zijn voor het onderzoeken, opsporen en vervolgen van ernstige criminaliteit. Elk lid van de deskundigengroep kan de Commissie adviseren dat het wenselijk is de groep over een bepaalde kwestie te raadplegen. De Commissie roept de deskundigengroep regelmatig bijeen en stelt vooraf een gedetailleerde agenda op over aangelegenheden die binnen de werkingssfeer van dit artikel vallen.

2.   De deskundigengroep heeft tot taak:

a)

een forum te zijn voor dialoog en uitwisseling van ervaring en goede werkmethoden tussen deskundigen uit de in artikel 3 bedoelde instanties en met name tussen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten en vertegenwoordigers van de sector elektronische communicatie over kwesties die verband houden met de bewaring van persoonsgegevens door aanbieders van openbaar beschikbare elektronischecommunicatiediensten of een openbaar communicatienetwerk om te waarborgen dat de gegevens beschikbaar zijn voor het onderzoeken, opsporen en vervolgen van ernstige criminaliteit;

b)

het bereiken van een gemeenschappelijke oriëntatie over de toepassing van de richtlijn te bevorderen en te vergemakkelijken;

c)

informatie uit te wisselen over relevante technologische ontwikkelingen, kosten en doeltreffendheid van de toepassing van de richtlijn;

d)

de Commissie te helpen de moeilijkheden vast te stellen die de lidstaten hebben ondervonden met de technische en de praktische uitvoering van de richtlijn, met name de toepassing ervan op de van e-mail over het internet en internettelefonie afkomstige gegevens;

e)

de Commissie te helpen bij haar evaluatie van de toepassing van de richtlijn gegevensbewaring en de weerslag ervan op de marktdeelnemers en de consumenten.

Artikel 3

Samenstelling — Benoeming

1.   De deskundigengroep bestaat uit maximaal 25 leden en wordt samengesteld uit:

a)

wetshandhavingsinstanties van de lidstaten (maximaal 10 leden);

b)

leden van het Europees Parlement (maximaal 2 leden);

c)

groeperingen uit de sector elektronische communicatie (maximaal 8 leden);

d)

vertegenwoordigers van de gegevensbeschermingsautoriteiten (maximaal 4 leden);

e)

de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming (1 lid).

2.   De in lid 1, onder a) en b), bedoelde leden worden respectievelijk op voorstel van de aangezochte lidstaten en het Europees Parlement door het directoraat-generaal Justitie, vrijheid en veiligheid aangewezen en benoemd. Deze leden worden op persoonlijke titel benoemd en kunnen een deskundige aanduiden om hen te vertegenwoordigen op de vergaderingen van de deskundigengroep. De in lid 1, onder c), d) en e), bedoelde leden worden door het directoraat-generaal Justitie, vrijheid en veiligheid benoemd op basis van een uitnodiging van het directoraat-generaal om lid te worden van de deskundigengroep. De in lid 1, onder c), d) en e), bedoelde relevante groeperingen en autoriteiten kunnen deskundigen benoemen die hen op de vergaderingen van de deskundigengroep vertegenwoordigen.

3.   De op persoonlijke titel benoemde leden van de deskundigengroep blijven in functie tot zij worden vervangen of tot hun ambtstermijn afloopt. De ambtstermijn bedraagt vijf jaar en kan worden verlengd.

4.   De op persoonlijke titel benoemde leden van de deskundigengroep die geen effectieve bijdrage meer aan de beraadslagingen van de deskundigengroep kunnen leveren, die ontslag nemen of die niet aan de voorwaarden van artikel 287 van het EG-Verdrag voldoen, kunnen voor de rest van hun ambtstermijn worden vervangen.

5.   De op persoonlijke titel benoemde leden van de deskundigengroep tekenen elk jaar een verklaring waarin zij zich ertoe verbinden in het algemeen belang te handelen en een verklaring waaruit blijkt dat zij geen belangen hebben die afbreuk kunnen doen aan hun objectiviteit.

6.   De namen van de op persoonlijke titel benoemde leden worden gepubliceerd op de internetsite van het directoraat-generaal Justitie, vrijheid en veiligheid, in het Publicatieblad van de Europese Unie, reeks C, alsook in het register van deskundigengroepen van de Commissie. De namen van de leden worden verzameld, verwerkt en bekendgemaakt overeenkomstig Verordening (EG) nr. 45/2001.

Artikel 4

Werkwijze

1.   De Commissie levert de voorzitter van de deskundigengroep.

2.   Met instemming van de Commissie kunnen subgroepen worden opgericht om specifieke kwesties te onderzoeken op basis van een door de groep opgesteld mandaat. Deze groepen worden ontbonden zodra hun mandaat is vervuld.

3.   Indien dit nuttig en/of nodig is, kan de vertegenwoordiger van de Commissie deskundigen of waarnemers met specifieke deskundigheid inzake een geagendeerd onderwerp vragen om aan de beraadslagingen van de groep of subgroepen deel te nemen.

4.   De bij de werkzaamheden van de groep of subgroep verkregen informatie wordt niet openbaar gemaakt als de Commissie deze als vertrouwelijk aanmerkt.

5.   De groep en haar subgroepen vergaderen in de regel in de lokalen van de Commissie overeenkomstig de procedures en het tijdschema die door de Commissie worden vastgesteld. De Commissie neemt het secretariaat waar. Andere ambtenaren van de Commissie die belang hebben bij de besprekingen, kunnen de vergaderingen van de groep en haar subgroepen bijwonen.

6.   De groep stelt haar reglement van orde vast op basis van het door de Commissie vastgestelde standaardreglement van orde.

7.   De Commissie mag alle samenvattingen, conclusies, deelconclusies of werkdocumenten van de groep publiceren in de oorspronkelijke taal van het document in kwestie.

Artikel 5

Bijkomende deskundigen

1.   De Commissie kan deskundigen of waarnemers met een specifieke kwalificatie betreffende een bepaald agendapunt uitnodigen om deel te nemen aan de werkzaamheden van de groep.

2.   De Commissie kan officiële vertegenwoordigers van de lidstaten, de kandidaat-landen, derde landen of van internationale, intergouvernementele of niet-gouvernementele organisaties uitnodigen om haar vergaderingen bij te wonen.

Artikel 6

Vergaderkosten

1.   Alle reis- en eventuele verblijfkosten die door de leden, deskundigen en waarnemers in verband met de werkzaamheden van de groep worden gemaakt, worden door de Commissie vergoed overeenkomstig de interne regels voor de vergoeding van de onkosten van externe deskundigen.

2.   De leden, deskundigen en waarnemers worden niet betaald voor hun diensten.

3.   Vergaderkosten worden vergoed binnen de grenzen van de jaarlijkse middelen die door de verantwoordelijke diensten van de Commissie aan de groep zijn toegekend.

Artikel 7

Toepassing

Dit besluit treedt in werking op de dag van zijn bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie. Het is van toepassing tot en met 31 december 2012. De Commissie kan vóór die datum een besluit nemen over een eventuele verlenging.

Gedaan te Brussel, 25 maart 2008.

Voor de Commissie

Franco FRATTINI

Vicevoorzitter


(1)  PB L 105 van 13.4.2006, blz. 54.

(2)  PB L 317 van 3.12.2001, blz. 1. Besluit laatstelijk gewijzigd bij Besluit 2006/548/EG, Euratom (PB L 215 van 5.8.2006, blz. 38).

(3)  PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1.


Rectificaties

23.4.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 111/15


Rectificatie van de Staat van ontvangsten en uitgaven van het Uitvoerend Agentschap onderwijs, audiovisuele media en cultuur voor het begrotingsjaar 2007 — Gewijzigde begroting 2

( Publicatieblad van de Europese Unie L 2 van 4 januari 2008 )

Op bladzijde 231 wordt de volgende regel aan de kolom toegevoegd:

1030

Subsidie van de Europese Gemeenschap uit hoofde van het beleidsterrein „Externe betrekkingen”

235 316

1 035 684

1 271 000”

Op bladzijde 233 wordt volgende tekst toegevoegd:

1030

Subsidie van de Europese Gemeenschap uit hoofde van het beleidsterrein „Externe betrekkingen”

Begroting 2007

Gewijzigde begroting nr. 2

Nieuw bedrag

235 316

1 035 684

1 271 000

Toelichting

Besluit 2005/56/EG van de Commissie van 14 januari 2005 tot oprichting van het Uitvoerend Agentschap onderwijs, audiovisuele media en cultuur, voor het beheer van de communautaire maatregelen op het gebied van onderwijs, audiovisuele media en cultuur — overeenkomstig Verordening (EG) nr. 58/2003 van de Raad (PB L 24 van 27.1.2005, blz. 35), gewijzigd bij Besluit 2007/114/EG (PB L 49 van 17.2.2007, blz. 21).

Overeenkomstig artikel 6 van dit besluit is een subsidie voor het Agentschap opgenomen in de algemene begroting van de Europese Unie. Het bedrag aan in de begroting opgenomen ontvangsten komt overeen met de subsidie zoals voorzien in post 19 01 04 30 van afdeling III „Commissie” van de algemene begroting.”