ISSN 1725-2598

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 108

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

51e jaargang
18 april 2008


Inhoud

 

I   Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie verplicht is

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

 

Verordening (EG) nr. 342/2008 van de Commissie van 17 april 2008 tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

1

 

 

Verordening (EG) nr. 343/2008 van de Commissie van 17 april 2008 tot vaststelling van de uitvoerrestituties in de sector rundvlees

3

 

 

Verordening (EG) nr. 344/2008 van de Commissie van 17 april 2008 houdende het besluit om geen uitvoerrestitutie toe te kennen voor boter in het kader van de permanente inschrijving van Verordening (EG) nr. 581/2004

7

 

*

Verordening (EG) nr. 345/2008 van de Commissie van 17 april 2008 tot vaststelling van nadere bepalingen inzake de regeling voor de invoer uit derde landen, als bedoeld in Verordening (EEG) nr. 2092/91 van de Raad inzake de biologische productiemethode en aanduidingen dienaangaande op landbouwproducten en levensmiddelen (Herschikking) ( 1 )

8

 

 

Verordening (EG) nr. 346/2008 van de Commissie van 17 april 2008 tot vaststelling van de representatieve prijzen in de sectoren slachtpluimvee en eieren, alsmede van ovoalbumine, en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1484/95

18

 

 

Verordening (EG) nr. 347/2008 van de Commissie van 17 april 2008 houdende vaststelling van de restituties die van toepassing zijn op bepaalde zuivelproducten, uitgevoerd in de vorm van goederen die niet onder bijlage I bij het Verdrag vallen

20

 

 

II   Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie niet verplicht is

 

 

BESLUITEN/BESCHIKKINGEN

 

 

Commissie

 

 

2008/315/EG

 

*

Beschikking van de Commissie van 11 december 2007 betreffende staatssteun C 32/07 (ex N 389/06) tijdelijk defensief mechanisme voor de scheepsbouw — Portugal (Kennisgeving geschied onder nummer C(2007) 6063)  ( 1 )

23

 

 

2008/316/EG

 

*

Besluit van de Commissie van 31 maart 2008 tot opening van een onderzoek op grond van artikel 18, lid 2, van Verordening (EG) nr. 980/2005 van de Raad in verband met de bescherming van de vrijheid van vereniging en het recht om zich te organiseren in El Salvador

29

 

 

2008/317/EG

 

*

Beschikking van de Commissie van 10 april 2008 betreffende de niet-opneming van rotenon, extract van equisetum en kinine hydrochloride in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG van de Raad en de intrekking van de toelating voor gewasbeschermingsmiddelen die deze stoffen bevatten (Kennisgeving geschied onder nummer C(2008) 1293)  ( 1 )

30

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


I Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie verplicht is

VERORDENINGEN

18.4.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 108/1


VERORDENING (EG) Nr. 342/2008 VAN DE COMMISSIE

van 17 april 2008

tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1580/2007 van de Commissie van 21 december 2007 tot vaststelling van bepalingen voor de uitvoering van de Verordeningen (EG) nr. 2200/96, (EG) nr. 2201/96 en (EG) nr. 1182/2007 van de Raad in de sector groenten en fruit (1), en met name op artikel 138, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In Verordening (EG) nr. 1580/2007 zijn op grond van de multilaterale handelsbesprekingen in het kader van de Uruguayronde de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in de bijlage bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt.

(2)

Op grond van de bovenvermelde criteria moeten de forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld op de in de bijlage bij deze verordening vermelde niveaus,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 138 van Verordening (EG) nr. 1580/2007 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld zoals aangegeven in de tabel in de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 18 april 2008.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 17 april 2008.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 350 van 31.12.2007, blz. 1.


BIJLAGE

bij de verordening van de Commissie van 17 april 2008 tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

MA

65,0

TN

115,9

TR

107,3

ZZ

96,1

0707 00 05

JO

178,8

MK

86,2

TR

157,3

ZZ

140,8

0709 90 70

MA

88,0

TR

132,0

ZZ

110,0

0709 90 80

EG

349,4

ZZ

349,4

0805 10 20

EG

70,4

IL

69,8

MA

48,4

TN

53,8

TR

57,8

US

54,1

ZZ

59,1

0805 50 10

AR

117,4

IL

126,5

TR

134,2

ZA

128,0

ZZ

126,5

0808 10 80

AR

93,2

BR

87,7

CA

79,6

CL

85,2

CN

101,0

MK

65,6

NZ

125,3

US

112,9

UY

76,8

ZA

90,2

ZZ

91,8

0808 20 50

AR

86,0

AU

80,7

CL

125,3

CN

54,7

ZA

99,4

ZZ

89,2


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „andere oorsprong”.


18.4.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 108/3


VERORDENING (EG) Nr. 343/2008 VAN DE COMMISSIE

van 17 april 2008

tot vaststelling van de uitvoerrestituties in de sector rundvlees

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1254/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector rundvlees (1), en met name op artikel 33, lid 3, derde alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Krachtens artikel 33, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1254/1999 kan het verschil tussen de prijzen van de in artikel 1, lid 1, van die verordening bedoelde producten op de wereldmarkt en die in de Gemeenschap worden overbrugd door een restitutie bij uitvoer.

(2)

Gezien de huidige marktsituatie in de sector rundvlees moeten derhalve uitvoerrestituties worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 33 van Verordening (EG) nr. 1254/1999 vastgestelde voorschriften en criteria.

(3)

In artikel 33, lid 3, tweede alinea, van Verordening (EG) nr. 1254/1999 is bepaald dat de restitutie kan variëren naar gelang van de bestemming indien de situatie op de wereldmarkt of de specifieke vereisten van bepaalde markten dat noodzakelijk maakt of maken.

(4)

Restituties mogen uitsluitend worden toegekend voor producten die vrij in de Gemeenschap kunnen circuleren en die zijn voorzien van een gezondheidsmerk zoals bedoeld in artikel 5, lid 1, onder a), van Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (2). Deze producten moeten ook voldoen aan het bepaalde in Verordening (EG) nr. 852/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake levensmiddelenhygiëne (3) en in Verordening (EG) nr. 854/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke voorschriften voor de organisatie van de officiële controles van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong (4).

(5)

Overeenkomstig artikel 6, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 1964/82 van de Commissie van 20 juli 1982 tot vaststelling van de voorwaarden voor de toekenning van bijzondere restituties bij uitvoer van bepaalde soorten rundvlees zonder been (5) wordt de bijzondere restitutie verlaagd wanneer de voor uitvoer bestemde hoeveelheid minder dan 95 %, doch ten minste 85 % van de totale hoeveelheid (in gewicht) door uitbening verkregen stukken bedraagt.

(6)

Verordening (EG) nr. 36/2008 van de Commissie (6) moet derhalve worden ingetrokken en door een nieuwe verordening worden vervangen.

(7)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor rundvlees,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   De in artikel 33 van Verordening (EG) nr. 1254/1999 bedoelde uitvoerrestituties worden toegekend voor de producten en de bedragen die zijn vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening, onder de voorwaarden van lid 2 van dit artikel.

2.   De op grond van lid 1 voor een restitutie in aanmerking komende producten moeten voldoen aan de desbetreffende eisen van de Verordeningen (EG) nr. 852/2004 en (EG) nr. 853/2004, namelijk dat zij zijn vervaardigd in een erkende inrichting en dat zij voldoen aan de in bijlage I, sectie I, hoofdstuk III, bij Verordening (EG) nr. 854/2004 vastgestelde bepalingen inzake gezondheidsmerken.

Artikel 2

In het in artikel 6, lid 2, derde alinea, van Verordening (EEG) nr. 1964/82 bedoelde geval wordt de restitutie voor producten van code 0201 30 00 9100 verminderd met 7 EUR/100 kg.

Artikel 3

Verordening (EG) nr. 36/2008 wordt ingetrokken.

Artikel 4

Deze verordening treedt in werking op 18 april 2008.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 17 april 2008.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 160 van 26.6.1999, blz. 21. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 98/2008 (PB L 29 van 2.2.2008, blz. 5). Verordening (EEG) nr. 1254/1999 wordt per 1 juli 2008 vervangen door Verordening (EG) nr. 1234/2007 (PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1).

(2)  PB L 139 van 30.4.2004, blz. 55; gerectificeerd in PB L 226 van 25.6.2004, blz. 22. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1243/2007 van de Commissie (PB L 281 van 25.10.2007, blz. 8).

(3)  PB L 139 van 30.4.2004, blz. 1; gerectificeerd in PB L 226 van 25.6.2004, blz. 3.

(4)  PB L 139 van 30.4.2004, blz. 206; gerectificeerd in PB L 226 van 25.6.2004, blz. 83. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1791/2006 (PB L 363 van 20.12.2006, blz. 1).

(5)  PB L 212 van 21.7.1982, blz. 48. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1713/2006 (PB L 321 van 21.11.2006, blz. 11).

(6)  PB L 15 van 18.1.2008, blz. 16.


BIJLAGE

Met ingang van 18 april 2008 geldende uitvoerrestituties in de sector rundvlees

Productcode

Bestemming

Meeteenheid

Bedrag van de restitutie (8)

0102 10 10 9140

B00

EUR/100 kg levend gewicht

25,9

0102 10 30 9140

B00

EUR/100 kg levend gewicht

25,9

0201 10 00 9110 (2)

B02

EUR/100 kg nettogewicht

36,6

B03

EUR/100 kg nettogewicht

21,5

0201 10 00 9130 (2)

B02

EUR/100 kg nettogewicht

48,8

B03

EUR/100 kg nettogewicht

28,7

0201 20 20 9110 (2)

B02

EUR/100 kg nettogewicht

48,8

B03

EUR/100 kg nettogewicht

28,7

0201 20 30 9110 (2)

B02

EUR/100 kg nettogewicht

36,6

B03

EUR/100 kg nettogewicht

21,5

0201 20 50 9110 (2)

B02

EUR/100 kg nettogewicht

61,0

B03

EUR/100 kg nettogewicht

35,9

0201 20 50 9130 (2)

B02

EUR/100 kg nettogewicht

36,6

B03

EUR/100 kg nettogewicht

21,5

0201 30 00 9050

US (4)

EUR/100 kg nettogewicht

6,5

CA (5)

EUR/100 kg nettogewicht

6,5

0201 30 00 9060 (7)

B02

EUR/100 kg nettogewicht

22,6

B03

EUR/100 kg nettogewicht

7,5

0201 30 00 9100 (3)  (7)

B04

EUR/100 kg nettogewicht

84,7

B03

EUR/100 kg nettogewicht

49,8

EG

EUR/100 kg nettogewicht

103,4

0201 30 00 9120 (3)  (7)

B04

EUR/100 kg nettogewicht

50,8

B03

EUR/100 kg nettogewicht

29,9

EG

EUR/100 kg nettogewicht

62,0

0202 10 00 9100

B02

EUR/100 kg nettogewicht

16,3

B03

EUR/100 kg nettogewicht

5,4

0202 20 30 9000

B02

EUR/100 kg nettogewicht

16,3

B03

EUR/100 kg nettogewicht

5,4

0202 20 50 9900

B02

EUR/100 kg nettogewicht

16,3

B03

EUR/100 kg nettogewicht

5,4

0202 20 90 9100

B02

EUR/100 kg nettogewicht

16,3

B03

EUR/100 kg nettogewicht

5,4

0202 30 90 9100

US (4)

EUR/100 kg nettogewicht

6,5

CA (5)

EUR/100 kg nettogewicht

6,5

0202 30 90 9200 (7)

B02

EUR/100 kg nettogewicht

22,6

B03

EUR/100 kg nettogewicht

7,5

1602 50 31 9125 (6)

B00

EUR/100 kg nettogewicht

23,3

1602 50 31 9325 (6)

B00

EUR/100 kg nettogewicht

20,7

1602 50 95 9125 (6)

B00

EUR/100 kg nettogewicht

23,3

1602 50 95 9325 (6)

B00

EUR/100 kg nettogewicht

20,7

NB: De codes van de producten en de codes van de bestemmingen serie „A” zijn vastgesteld in Verordening (EEG) nr. 3846/87 van de Commissie (PB L 366 van 24.12.1987, blz. 1).

De bestemmingscodes zijn vastgesteld in Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19).

De andere bestemmingen worden als volgt vastgesteld:

B00

:

alle bestemmingen (derde landen, andere gebieden, bevoorrading en met uitvoer uit de Gemeenschap gelijkgestelde bestemmingen).

B02

:

B04 en bestemming EG.

B03

:

Albanië, Kroatië, Bosnië en Herzegovina, Servië (), Montenegro, voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, proviandering en bunkeren (bestemmingen zoals bedoeld in de artikelen 36 en 45 en, indien toepasselijk, artikel 44 van Verordening (EG) nr. 800/1999 van de Commissie (PB L 102 van 17.4.1999, blz. 11).

B04

:

Turkije, Oekraïne, Belarus, Moldavië, Rusland, Georgië, Armenië, Azerbeidzjan, Kazachstan, Turkmenistan, Oezbekistan, Tadzjikistan, Kirgizië, Marokko, Algerije, Tunesië, Libië, Libanon, Syrië, Irak, Iran, Israël, Westelijke Jordaanoever/Gazastrook, Jordanië, Saoedi-Arabië, Koeweit, Bahrein, Qatar, Verenigde Arabische Emiraten, Oman, Jemen, Pakistan, Sri Lanka, Myanmar (Birma), Thailand, Vietnam, Indonesië, Filipijnen, China, Noord-Korea, Hongkong, Soedan, Mauritanië, Mali, Burkina Faso, Niger, Tsjaad, Kaapverdië, Senegal, Gambia, Guinee-Bissau, Guinee, Sierra Leone, Liberia, Ivoorkust, Ghana, Togo, Benin, Nigeria, Kameroen, Centraal-Afrikaanse Republiek, Equatoriaal-Guinea, Sao Tomé en Principe, Gabon, Congo (Republiek), Congo (Democratische Republiek), Rwanda, Burundi, Sint-Helena en onderhorigheden, Angola, Ethiopië, Eritrea, Djibouti, Somalië, Oeganda, Tanzania, Seychellen en onderhorigheden, Brits gebied in de Indische Oceaan, Mozambique, Mauritius, Comoren, Mayotte, Zambia, Malawi, Zuid-Afrika, Lesotho.


(1)  Met inbegrip van Kosovo, onder bescherming van de Verenigde Naties, overeenkomstig Resolutie 1244 van de Veiligheidsraad van 10 juni 1999.

(2)  Indeling onder deze onderverdeling is afhankelijk van de overlegging van het attest dat is opgenomen in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 433/2007 van de Commissie (PB L 104 van 21.4.2007, blz. 3).

(3)  De restitutie wordt toegekend mits voldaan is aan de voorwaarden van Verordening (EG) nr. 1359/2007 van de Commissie (PB L 304 van 22.11.2007, blz. 21) en, indien van toepassing, aan de voorwaarden van Verordening (EG) nr. 1741/2006 van de Commissie (PB L 329 van 25.11.2006, blz. 7).

(4)  Zoals bedoeld in Verordening (EG) nr. 1643/2006 van de Commissie (PB L 308 van 8.11.2006, blz. 7).

(5)  Zoals bedoeld in Verordening (EEG) nr. 2051/96 van de Commissie (PB L 274 van 26.10.1996, blz. 18).

(6)  De restitutie wordt toegekend mits voldaan is aan de voorwaarden van Verordening (EG) nr. 1731/2006 van de Commissie (PB L 325 van 24.11.2006, blz. 12).

(7)  Het gehalte aan mager rundvlees met uitzondering van vet wordt bepaald aan de hand van de analyseprocedure die is opgenomen in de bijlage bij Verordening (EEG) nr. 2429/86 van de Commissie (PB L 210 van 1.8.1986, blz. 39).

Het begrip „gemiddeld gehalte” verwijst naar de hoeveelheid van het monster zoals bepaald in artikel 2, lid 1, van Verordening (EG) nr. 765/2002 van de Commissie (PB L 117 van 4.5.2002, blz. 6). Het monster wordt genomen uit het deel van de betrokken partij met het hoogste risico.

(8)  Krachtens artikel 33, lid 10, van Verordening (EG) nr. 1254/1999 wordt geen restitutie toegekend bij de uitvoer van producten die uit derde landen worden ingevoerd en naar derde landen worden wederuitgevoerd.


18.4.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 108/7


VERORDENING (EG) Nr. 344/2008 VAN DE COMMISSIE

van 17 april 2008

houdende het besluit om geen uitvoerrestitutie toe te kennen voor boter in het kader van de permanente inschrijving van Verordening (EG) nr. 581/2004

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector melk en zuivelproducten (1), en met name op artikel 31, lid 3, derde alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EG) nr. 581/2004 van de Commissie van 26 maart 2004 tot opening van een permanente inschrijving voor de bepaling van de uitvoerrestituties voor bepaalde soorten boter (2) voorziet in een permanente inschrijving.

(2)

In het kader van artikel 5 van Verordening (EG) nr. 580/2004 van de Commissie van 26 maart 2004 houdende een inschrijvingsprocedure tot vaststelling van de uitvoerrestituties voor bepaalde zuivelproducten (3) en na bestudering van de offertes die in het kader van de inschrijving zijn ingediend, dient te worden besloten geen restitutie toe te kennen voor de inschrijvingsperiode die eindigt op 15 april 2008.

(3)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor melk en zuivelproducten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

In het kader van de bij Verordening (EG) nr. 581/2004 geopende permanente inschrijving wordt voor de inschrijvingsperiode die eindigt op 15 april 2008, geen uitvoerrestitutie toegekend voor de producten en de bestemmingen zoals vermeld in artikel 1, lid 1, van die verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 18 april 2008.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 17 april 2008.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 160 van 26.6.1999, blz. 48. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1152/2007 van de Raad (PB L 258 van 4.10.2007, blz. 3). Verordening (EEG) nr. 1255/1999 wordt per 1 juli 2008 vervangen door Verordening (EG) nr. 1234/2007 (PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1).

(2)  PB L 90 van 27.3.2004, blz. 64. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1543/2007 (PB L 337 van 21.12.2007, blz. 62).

(3)  PB L 90 van 27.3.2004, blz. 58. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 128/2007 (PB L 41 van 13.2.2007, blz. 6).


18.4.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 108/8


VERORDENING (EG) Nr. 345/2008 VAN DE COMMISSIE

van 17 april 2008

tot vaststelling van nadere bepalingen inzake de regeling voor de invoer uit derde landen, als bedoeld in Verordening (EEG) nr. 2092/91 van de Raad inzake de biologische productiemethode en aanduidingen dienaangaande op landbouwproducten en levensmiddelen

(Herschikking)

(Voor de EER relevante tekst)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 2092/91 van de Raad van 24 juni 1991 inzake de biologische productiemethode en aanduidingen dienaangaande op landbouwproducten en levensmiddelen (1), en met name op artikel 11, lid 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EEG) nr. 94/92 van de Commissie van 14 januari 1992 tot vaststelling van nadere bepalingen inzake de regeling voor de invoer uit derde landen, als bedoeld in Verordening (EEG) nr. 2092/91 van de Raad inzake de biologische productiemethode en aanduidingen dienaangaande op landbouwproducten en levensmiddelen (2) is herhaaldelijk en ingrijpend gewijzigd (3). Aangezien nieuwe wijzigingen nodig zijn, dient ter wille van de duidelijkheid tot herschikking van deze richtlijn te worden overgegaan.

(2)

Op grond van Verordening (EEG) nr. 2092/91 mogen de betrokken, uit een derde land ingevoerde producten in de handel worden gebracht indien zij van oorsprong zijn uit een derde land dat productieregels en controlemaatregelen toepast die gelijkwaardig zijn aan die van de Gemeenschap en dat in een door de Commissie op te stellen lijst is opgenomen.

(3)

Bedoelde lijst dient te worden opgesteld. Voorts moet de procedure voor het onderzoek van door derde landen ingediende verzoeken om opneming in de lijst worden vastgesteld.

(4)

Voor de tenuitvoerlegging van de regeling moet worden vastgesteld welke instanties in elk derde land belast zijn met de afgifte van het in artikel 11, lid 3, onder d), van Verordening (EEG) nr. 2092/91 bedoelde controlecertificaat.

(5)

De in de onderhavige verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het in artikel 14, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 2092/91 bedoelde comité,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 11, lid 4, van Verordening (EEG) nr. 2092/91 bedoelde lijst van derde landen is in bijlage I bij de onderhavige verordening opgenomen.

Voor elk derde land bevat de lijst de nodige gegevens voor de identificatie van de producten die onder de in artikel 11, leden 3 en 4, van Verordening (EEG) nr. 2092/91 bedoelde regeling vallen, en met name:

a)

de instantie of de organisatie, respectievelijk organisaties, die in het betrokken derde land met de afgifte van de certificaten met het oog op invoer in de Gemeenschap is, respectievelijk zijn, belast;

b)

de controle-instantie, respectievelijk controle-instanties, in het derde land en/of de door dat land voor de controle op de marktdeelnemers erkende particuliere organisaties.

Indien nodig kunnen in de lijst bovendien worden opgenomen:

de bereidingseenheden waarop en de exporteurs op wie de controleregeling van toepassing is;

de door de regeling bestreken producten.

Artikel 2

1.   De Commissie opent het onderzoek voor de opneming van een derde land in de lijst in bijlage I na ontvangst van een daartoe strekkend verzoek van de vertegenwoordiging van het betrokken derde land.

2.   Binnen zes maanden na de ontvangst moet het verzoek om opneming worden vervolledigd door toezending van een technisch dossier dat in een van de officiële talen van de Gemeenschappen is opgesteld en dat de gegevens bevat aan de hand waarvan de Commissie zich ervan kan vergewissen dat de voorwaarden van artikel 11, lid 3, van Verordening (EEG) nr. 2092/91 voor de voor uitvoer naar de Gemeenschap bestemde producten zijn vervuld.

Het dossier bevat in het bijzonder de volgende gegevens:

a)

de soorten en, zo mogelijk, een schatting van de hoeveelheden landbouwproducten en levensmiddelen die zijn bestemd om onder de regeling van artikel 11, leden 3 en 4, van Verordening (EEG) nr. 2092/91 naar de Gemeenschap te worden uitgevoerd;

b)

de in het derde land toegepaste productieregels, en met name:

i)

de basisprincipes als bedoeld in bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 2092/91;

ii)

de producten die tijdens de teelt als bestrijdingsmiddel, detergens, meststof of grondverbeteringsmiddel mogen worden gebruikt;

iii)

de ingrediënten van niet-agrarische oorsprong die in bereide producten mogen voorkomen en de procedés en behandelingsproducten die bij de bereiding mogen worden toegepast, respectievelijk gebruikt;

c)

de bepalingen van de controleregeling en de wijze waarop in het derde land deze controle wordt uitgevoerd:

i)

de naam van de controle-instantie, respectievelijk controle-instanties en/of van de particuliere organisaties die in het derde land de controle op de marktdeelnemers uitvoeren;

ii)

de gedetailleerde regels inzake de controle op de landbouwbedrijven en op de bereidingseenheden en de sancties die worden toegepast indien inbreuken worden geconstateerd;

iii)

de naam en het adres van de instantie, respectievelijk instanties, of van de organisatie, respectievelijk organisaties, die in het derde land met de afgifte van de certificaten voor invoer in de Gemeenschap is, respectievelijk zijn, belast;

iv)

de nodige informatie over de wijze waarop de controle op de inachtneming van de productieregels en de toepassing van de controleregeling, waaronder tevens begrepen de afgifte van de certificaten, is georganiseerd; de naam en de referenties van de met het toezicht belaste instantie;

v)

de lijst van de bereidingseenheden en van degenen die naar de Gemeenschap exporteren, het aantal telers en het beteelde areaal;

d)

indien beschikbaar, de door onafhankelijke deskundigen opgestelde verslagen over ter plaatse uitgevoerde onderzoeken inzake de daadwerkelijke uitvoering van de onder b) en c) bedoelde productieregels en controlebepalingen.

3.   In het kader van de behandeling van de verzoeken om opneming kan de Commissie alle bijkomende informatie verlangen die nodig is om na te gaan of de in het derde land toegepaste productie- en controleregels gelijkwaardig zijn aan die bedoeld in Verordening (EEG) nr. 2092/91, en tevens indiening van door deskundigen, die zij als onafhankelijk heeft erkend, opgestelde verslagen over ter plaatse uitgevoerde onderzoeken. Bovendien kan de Commissie, indien nodig, door haar aangewezen deskundigen ter plaatse een onderzoek laten uitvoeren.

4.   Aan de opneming van een derde land in de lijst van bijlage I kan de voorwaarde worden verbonden dat regelmatig door onafhankelijke deskundigen opgestelde verslagen worden ingediend over onderzoeken inzake de daadwerkelijke uitvoering van de productie- en controlevoorschriften in het betrokken derde land. Indien nodig kan de Commissie bovendien te allen tijde door haar aangewezen deskundigen een onderzoek ter plaatse laten uitvoeren.

5.   Indien in een in de lijst van bijlage I opgenomen derde land naderhand andere maatregelen worden toegepast of indien er een verandering komt in de wijze van toepassing van de aldaar geldende maatregelen, is het derde land ertoe gehouden de Commissie daarvan in kennis te stellen. In het licht van de medegedeelde gegevens kan worden besloten om de voorwaarden voor de opneming van dat derde land in de genoemde lijst te wijzigen of om dat land uit die lijst te schrappen, een en ander volgens de in artikel 14, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 2092/91 bedoelde procedure; daartoe kan eveneens worden besloten wanneer het derde land niet de inlichtingen heeft verstrekt waartoe het krachtens de onderhavige bepaling gehouden is.

6.   Indien de Commissie na de opneming van een derde land in de lijst in bijlage I kennis krijgt van gegevens die over de daadwerkelijke uitvoering van de medegedeelde maatregelen twijfel doen ontstaan, kan zij van het betrokken derde land alle nodige gegevens verlangen, waaronder de indiening van door onafhankelijke deskundigen opgestelde verslagen over ter plaatse uitgevoerde onderzoeken, of kan zij door haar aangewezen deskundigen ter plaatse een onderzoek laten uitvoeren. In het licht van die gegevens en/of verslagen kan volgens de in artikel 14, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 2092/91 bedoelde procedure tot schrapping uit de lijst worden besloten; daartoe kan eveneens worden besloten als het derde land de gevraagde gegevens niet binnen de in het verzoek van de Commissie gestelde termijn heeft verstrekt of indien het niet aanvaardt dat door de Commissie aangewezen deskundigen ter plaatse nagaan of aan de voorwaarden voor de opneming in de lijst daadwerkelijk wordt voldaan.

Artikel 3

Verordening (EEG) nr. 94/92 wordt ingetrokken.

Verwijzingen naar de ingetrokken verordening gelden als verwijzingen naar de onderhavige verordening en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage III.

Artikel 4

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 17 april 2008.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 198 van 22.7.1991, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 123/2008 van de Commissie (PB L 38 van 12.2.2008, blz. 3).

(2)  PB L 11 van 17.1.1992, blz. 14. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 956/2006 (PB L 175 van 29.6.2006, blz. 41).

(3)  Zie bijlage II.


BIJLAGE I

LIJST VAN DERDE LANDEN EN BETROKKEN GEGEVENS

ARGENTINIË

1.   Productcategorieën:

a)

onverwerkte plantaardige landbouwproducten en dieren en niet-verwerkte dierlijke producten in de zin van artikel 1, lid 1, onder a), van Verordening (EEG) nr. 2092/91, met uitzondering van:

dieren en dierlijke producten die zijn voorzien of bestemd zijn om te worden voorzien van aanduidingen aangaande omschakeling;

b)

verwerkte plantaardige landbouwproducten en verwerkte dierlijke producten bestemd voor menselijke consumptie in de zin van artikel 1, lid 1, onder b), van Verordening (EEG) nr. 2092/91, met uitzondering van:

dierlijke producten die zijn voorzien of bestemd zijn om te worden voorzien van aanduidingen aangaande omschakeling.

2.   Oorsprong: de producten van de in punt 1, onder a), genoemde categorie en de biologisch geproduceerde ingrediënten in de producten van de in punt 1, onder b), genoemde categorie die zijn geproduceerd in Argentinië.

3.   Controleorganisaties:

Instituto Argentino para la Certificación y Promoción de Productos Agropecuarios Orgánicos SRL (Argencert)

Organización Internacional Agropecuaria (OIA)

Letis SA

Food Safety SA.

4.   Organisaties die het certificaat afgeven: zie punt 3.

5.   Geldigheidsduur van de opneming in de lijst: tot en met 30 juni 2013.

AUSTRALIË

1.   Productcategorieën:

a)

onverwerkte plantaardige producten in de zin van artikel 1, lid 1, onder a), van Verordening (EEG) nr. 2092/91;

b)

producten bestemd voor menselijke voeding die hoofdzakelijk bestaan uit een of meer ingrediënten van plantaardige oorsprong, in de zin van artikel 1, lid 1, onder b), van bovengenoemde verordening.

2.   Oorsprong: de producten van de in punt 1, onder a), genoemde categorie en de biologisch geteelde ingrediënten in de producten van de in punt 1, onder b), genoemde categorie die zijn geteeld in Australië.

3.   Controleorganisaties:

Australian Quarantine and Inspection Service (AQIS) (Department of Agriculture, Fisheries and Forestry)

Bio-dynamic Research Institute (BDRI)

Organic Food Chain Pty Ltd (OFC)

National Association of Sustainable Agriculture, Australia (NASAA)

Australian Certified Organic Pty. Ltd

4.   Organisaties die het certificaat afgeven: idem als in punt 3.

5.   Geldigheidsduur van de opneming in de lijst: tot en met 30 juni 2013.

COSTA RICA

1.   Productcategorieën:

a)

Onverwerkte plantaardige landbouwproducten in de zin van artikel 1, lid 1, onder a), van Verordening (EEG) nr. 2092/91.

b)

Verwerkte plantaardige landbouwproducten bestemd voor menselijke consumptie in de zin van artikel 1, lid 1, onder b), van Verordening (EEG) nr. 2092/91.

2.   Oorsprong: De producten van de in punt 1, onder a), genoemde categorie en de biologisch geteelde ingrediënten in producten van de in punt 1, onder b), genoemde categorie die zijn geteeld in Costa Rica.

3.   Controleorganisatie: Eco-LOGICA en BCS Oko-Garantie.

4.   Organisatie die het certificaat afgeeft: Ministerio de Agricultura y Ganadería.

5.   Geldigheidsduur van de opneming in de lijst: tot en met 30 juni 2011.

INDIA

1.   Productcategorieën:

a)

onverwerkte plantaardige landbouwproducten in de zin van artikel 1, lid 1, onder a), van Verordening (EEG) nr. 2092/91;

b)

producten bestemd voor menselijke voeding die hoofdzakelijk bestaan uit één of meer ingrediënten van plantaardige oorsprong, in de zin van artikel 1, lid 1, onder b), van Verordening (EEG) nr. 2092/91.

2.   Oorsprong: de producten van de in punt 1, onder a) genoemde categorie en de biologisch geproduceerde ingrediënten in de producten van de in punt 1, onder b), genoemde categorie die zijn geproduceerd in India.

3.   Controleorganisaties:

Bureau Veritas Certification India Pvt. Ltd

Ecocert SA (India Branch Office)

IMO Control Private Limited

Indian Organic Certification Agency (INDOCERT)

Lacon Quality Certification Pvt. Ltd

Natural Organic Certification Association

OneCert Asia Agri Certification private Limited

SGS India Pvt. Ltd

Control Union Certifications

Uttaranchal State Organic Certification Agency (USOCA)

APOF Organic Certification Agency (AOCA)

Rajasthan Organic Certification Agency (ROCA).

4.   Organisaties die het certificaat afgeven: zie punt 3.

5.   Geldigheidsduur van de opneming in de lijst: tot en met 30 juni 2009.

ISRAËL

1.   Productcategorieën:

a)

verwerkte plantaardige landbouwproducten in de zin van artikel 1, lid 1, onder a), van Verordening (EEG) nr. 2092/91;

b)

producten bestemd voor menselijke voeding die hoofdzakelijk bestaan uit een of meer ingrediënten van plantaardige oorsprong, in de zin van artikel 1, lid 1, onder b), van bovengenoemde verordening.

2.   Oorsprong: de producten van de in punt 1, onder a), genoemde categorie en de biologisch geproduceerde ingrediënten in de producten van de in punt 1 onder b) genoemde categorie, die in Israël zijn geproduceerd of in Israël zijn ingevoerd:

hetzij uit de Gemeenschap,

hetzij uit een derde land in het kader van een regeling die overeenkomstig artikel 11, lid 4, van Verordening (EEG) nr. 2092/91 als gelijkwaardig is erkend.

3.   Controleorganisties:

Skal Israel Inspection & Certification

AGRIOR Ltd-Organic Inspection & Certification

IQC Institute of Quality & Control

Plant Protection and Inspection Services (PPIS) (Ministry of Agriculture and Rural Development).

4.   Organisatie die het certificaat afgeeft: idem als in punt 3.

5.   Geldigheidsduur van de opneming in de lijst: 30 juni 2013.

ZWITSERLAND

1.   Productcategorieën:

a)

onverwerkte plantaardig landbouwproducten en dieren en niet-verwerkte dierlijke producten, in de zin van artikel 1, lid 1, onder a), van Verordening (EEG) nr. 2092/91, met uitzondering van:

gedurende de omschakelingsperiode geproduceerde producten als bedoeld in artikel 5, lid 5, van die verordening;

b)

verwerkte plantaardige landbouwproducten en verwerkte dierlijke producten bestemd voor menselijke consumptie, in de zin van artikel 1, lid 1, onder b), van Verordening (EEG) nr. 2092/91, met uitzondering van:

producten als bedoeld in artikel 5, lid 5, van die verordening die een gedurende de omschakelingsperiode geproduceerd ingrediënt van agrarische oorsprong bevatten.

2.   Oorsprong: de producten van de in punt 1, onder a) genoemde categorie en de biologisch geproduceerde ingrediënten in de producten van de in punt 1, onder b), genoemde categorie, die in Zwitserland zijn geproduceerd of in Zwitserland zijn ingevoerd:

hetzij uit de Gemeenschap,

hetzij uit een derde land in het kader van een regeling die overeenkomstig artikel 11, lid 4, van Verordening (EEG) nr. 2092/91 als gelijkwaardig is erkend,

hetzij uit een derde land waarvoor een lidstaat overeenkomstig artikel 11, lid 6, van Verordening (EEG) nr. 2092/91 heeft erkend dat het betrokken product in dat land is geproduceerd en gecontroleerd volgens dezelfde voorschriften als die welke door de lidstaat zijn aanvaard,

hetzij uit een derde land waarvoor Zwitserland heeft erkend dat de productievoorschriften en de controleregeling gelijkwaardig zijn aan die welke zijn vastgesteld op grond van de Zwitserse wetgeving.

3.   Controleorganisaties:

Institut für Marktökologie (IMO)

bio.inspecta AG

Schweizerische Vereinigung für Qualitäts- und Management-Systeme (SQS)

Bio Test Agro (BTA)

ProCert Safety AG.

4.   Organisaties die het certificaat afgeven: zie punt 3.

5.   Geldigheidsduur van de opneming in de lijst: tot en met 30 juni 2013.

NIEUW-ZEELAND

1.   Productcategorieën:

a)

Onverwerkte plantaardige landbouwproducten, dieren en niet-verwerkte dierlijke producten in de zin van artikel 1, lid 1, onder a), van Verordening (EEG) nr. 2092/91, met uitzondering van:

dieren en dierlijke producten waarop aanduidingen betreffende overschakeling op de biologische landbouw voorkomen of waarop het de bedoeling is dergelijke aanduidingen aan te brengen;

aquacultuurproducten.

b)

Verwerkte plantaardige landbouwproducten en verwerkte dierlijke producten bestemd voor menselijke consumptie in de zin van artikel 1, lid 1, onder b), van Verordening (EEG) nr. 2092/91, met uitzondering van:

dierlijke producten waarop aanduidingen betreffende overschakeling op de biologische landbouw voorkomen of waarop het de bedoeling is dergelijke aanduidingen aan te brengen;

producten die aquacultuurproducten bevatten.

2.   Oorsprong: Producten van de in punt 1, onder a), genoemde categorie en biologisch geproduceerde ingrediënten in producten van de in punt 1, onder b), genoemde categorie, die in Nieuw-Zeeland zijn geproduceerd of in Nieuw-Zeeland zijn ingevoerd:

uit de Gemeenschap;

uit een derde land in het kader van een regeling die overeenkomstig artikel 11, lid 4, van Verordening (EEG) nr. 2092/91 als gelijkwaardig is erkend, of

uit een derde land waarvan de voorschriften voor de productie en de controle van landbouwproducten, op basis van de garanties en informatie die door de bevoegde autoriteit van dit land overeenkomstig de bepalingen van het MAF zijn verstrekt, gelijkwaardig worden geacht aan het Food Official Organic Assurance Programme; uitsluitend biologisch geproduceerde ingrediënten, bestemd voor verwerking in Nieuw-Zeeland in producten van de in punt 1, onder b), genoemde categorie, met een maximum van 5 % voor landbouwproducten, mogen worden ingevoerd.

3.   Controleorganisaties:

AsureQuality Ltd

BIO-GRO New-Zealand.

4.   Organisatie die het certificaat afgeeft: Ministry of Agriculture and Forestry (MAF) — New Zealand Food Safety Authority (NZFSA).

5.   Geldigheidsduur van de opneming in de lijst: tot en met 30 juni 2011.


BIJLAGE II

Ingetrokken verordening met overzicht van de achtereenvolgende wijzigingen ervan

Verordening (EEG) nr. 94/92 van de Commissie

(PB L 11 van 17.1.1992, blz. 14)

 

Verordening (EG) nr. 522/96 van de Commissie

(PB L 77 van 27.3.1996, blz. 10)

uitsluitend artikel 1

Verordening (EG) nr. 314/97 van de Commissie

(PB L 51 van 21.2.1997, blz. 34)

 

Verordening (EG) nr. 1367/98 van de Commissie

(PB L 185 van 30.6.1998, blz. 11)

 

Verordening (EG) nr. 548/2000 van de Commissie

(PB L 67 van 15.3.2000, blz. 12)

 

Verordening (EG) nr. 1566/2000 van de Commissie

(PB L 180 van 19.7.2000, blz. 17)

 

Verordening (EG) nr. 1616/2000 van de Commissie

(PB L 185 van 25.7.2000, blz. 62)

 

Verordening (EG) nr. 2426/2000 van de Commissie

(PB L 279 van 1.11.2000, blz. 19)

 

Verordening (EG) nr. 349/2001 van de Commissie

(PB L 52 van 22.2.2001, blz. 14)

 

Verordening (EG) nr. 2589/2001 van de Commissie

(PB L 345 van 29.12.2001, blz. 18)

 

Verordening (EG) nr. 1162/2002 van de Commissie

(PB L 170 van 29.6.2002, blz. 44)

 

Verordening (EG) nr. 2382/2002 van de Commissie

(PB L 358 van 31.12.2002, blz. 120)

 

Verordening (EG) nr. 545/2003 van de Commissie

(PB L 81 van 28.3.2003, blz. 10)

 

Verordening (EG) nr. 2144/2003 van de Commissie

(PB L 322 van 9.12.2003, blz. 3)

 

Verordening (EG) nr. 746/2004 van de Commissie

(PB L 122 van 26.4.2004, blz. 10)

uitsluitend artikel 2

Verordening (EG) nr. 956/2006 van de Commissie

(PB L 175 van 29.6.2006, blz. 41)

 


BIJLAGE III

Concordantietabel

Verordening (EEG) nr. 94/92

De onderhavige verordening

Artikel 1, eerste alinea

Artikel 1, eerste alinea

Artikel 1, tweede alinea, aanhef

Artikel 1, tweede alinea, aanhef

Artikel 1, tweede alinea, eerste streepje

Artikel 1, tweede alinea, onder a)

Artikel 1, tweede alinea, tweede streepje

Artikel 1, tweede alinea, onder b)

Artikel 1, derde alinea

Artikel 1, derde alinea

Artikel 2, lid 1

Artikel 2, lid 1

Artikel 2, lid 2, eerste alinea

Artikel 2, lid 2, eerste alinea

Artikel 2, lid 2, tweede alinea, aanhef

Artikel 2, lid 2, tweede alinea, aanhef

Artikel 2, lid 2, tweede alinea, onder a)

Artikel 2, lid 2, tweede alinea, onder a)

Artikel 2, lid 2, tweede alinea, onder b), aanhef

Artikel 2, lid 2, tweede alinea, onder b), aanhef

Artikel 2, lid 2, tweede alinea, onder b), eerste streepje

Artikel 2, lid 2, tweede alinea, onder b), punt i)

Artikel 2, lid 2, tweede alinea, onder b), tweede streepje

Artikel 2, lid 2, tweede alinea, onder b), punt ii)

Artikel 2, lid 2, tweede alinea, onder b), derde streepje

Artikel 2, lid 2, tweede alinea, onder b), punt iii)

Artikel 2, lid 2, tweede alinea, onder c), aanhef

Artikel 2, lid 2, tweede alinea, onder c), aanhef

Artikel 2, lid 2, tweede alinea, onder c), eerste streepje

Artikel 2, lid 2, tweede alinea, onder c), punt i)

Artikel 2, lid 2, tweede alinea, onder c), tweede streepje

Artikel 2, lid 2, tweede alinea, onder c), punt ii)

Artikel 2, lid 2, tweede alinea, onder c), derde streepje

Artikel 2, lid 2, tweede alinea, onder c), punt iii)

Artikel 2, lid 2, tweede alinea, onder c), vierde streepje

Artikel 2, lid 2, tweede alinea, onder c), punt iv)

Artikel 2, lid 2, tweede alinea, onder c), vijfde streepje

Artikel 2, lid 2, tweede alinea, onder c), punt v)

Artikel 2, lid 2, tweede alinea, onder d)

Artikel 2, lid 2, tweede alinea, onder d)

Artikel 2, leden 3 tot en met 6

Artikel 2, leden 3 tot en met 6

Artikel 3

Artikel 3

Artikel 4

Bijlage

Bijlage I

Bijlage II

Bijlage III


18.4.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 108/18


VERORDENING (EG) Nr. 346/2008 VAN DE COMMISSIE

van 17 april 2008

tot vaststelling van de representatieve prijzen in de sectoren slachtpluimvee en eieren, alsmede van ovoalbumine, en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1484/95

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 2771/75 van de Raad van 29 oktober 1975 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector eieren (1), en met name op artikel 5, lid 4,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 2777/75 van de Raad van 29 oktober 1975 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector slachtpluimvee (2), en met name op artikel 5, lid 4,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 2783/75 van de Raad van 29 oktober 1975 betreffende een gemeenschappelijke regeling van het handelsverkeer voor ovoalbumine en lactoalbumine (3), en met name op artikel 3, lid 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 1484/95 van de Commissie (4), zijn de uitvoeringsbepalingen van de regeling voor de toepassing van de aanvullende invoerrechten en de representatieve prijzen in de sectoren slachtpluimvee en eieren, alsmede voor ovoalbumine, vastgesteld.

(2)

Uit een regelmatige controle van gegevens waarvan wordt uitgegaan bij de vaststelling van de representatieve prijzen voor de producten van de sectoren slachtpluimvee en eieren, alsmede voor ovoalbumine, blijkt dat de representatieve prijzen voor de invoer van bepaalde producten moeten worden gewijzigd, met inachtneming van de naar gelang van de oorsprong optredende prijsverschillen. Derhalve moeten de representatieve prijzen voor die producten worden gepubliceerd.

(3)

Deze wijziging, gezien de marktsituatie, moet zo spoedig mogelijk worden toegepast.

(4)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor slachtpluimvee en eieren,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1484/95 wordt vervangen door de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 17 april 2008.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 282 van 1.11.1975, blz. 49. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 679/2006 (PB L 119 van 4.5.2006, blz. 1). Verordening (EEG) nr. 2771/75 wordt per 1 juli 2008 vervangen door Verordening (EG) nr. 1234/2007 (PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1).

(2)  PB L 282 van 1.11.1975, blz. 77. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 679/2006 (PB L 119 van 4.5.2006, blz. 1).

(3)  PB L 282 van 1.11.1975, blz. 104. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2916/95 van de Commissie (PB L 305 van 19.12.1995, blz. 49).

(4)  PB L 145 van 29.6.1995, blz. 47. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 267/2008 (PB L 81 van 20.3.2008, blz. 30).


BIJLAGE

bij de verordening van de Commissie van 17 april 2008 tot vaststelling van de representatieve prijzen in de sectoren slachtpluimvee en eieren, alsmede van ovoalbumine, en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1484/95

„BIJLAGE I

GN-code

Omschrijving

Representatieve prijs

(EUR/100 kg)

Zekerheid zoals bedoeld in artikel 3, lid 3

(EUR/100 kg)

Oorsprong (1)

0207 12 10

Geslachte kippen (zogenaamde kippen 70 %), bevroren

112,2

0

02

0207 12 90

Geslachte kippen (zogenaamde kippen 65 %), bevroren

125,0

0

01

111,0

2

02

0207 14 10

Delen zonder been, van hanen of van kippen, bevroren

222,0

24

01

242,0

17

02

329,3

0

03

0207 14 50

Borsten van kippen, bevroren

201,1

3

01

289,0

0

02

0207 14 60

Dijen van kippen, bevroren

121,3

7

01

0207 25 10

Geslachte kalkoenen (zogenaamde kalkoenen 80 %), bevroren

181,1

0

01

0207 27 10

Delen zonder been, van kalkoenen, bevroren

343,0

0

01

439,8

0

03

0408 11 80

Eigeel, gedroogd

442,5

0

02

0408 91 80

Eieren uit de schaal, gedroogd

407,4

0

02

1602 32 11

Bereidingen van hanen of van kippen, niet gekookt en niet gebakken

233,2

16

01

3502 11 90

Ovoalbumine, gedroogd

560,1

0

02


(1)  Verklaring van de code:

01

Brazilië

02

Argentinië

03

Chili.”


18.4.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 108/20


VERORDENING (EG) Nr. 347/2008 VAN DE COMMISSIE

van 17 april 2008

houdende vaststelling van de restituties die van toepassing zijn op bepaalde zuivelproducten, uitgevoerd in de vorm van goederen die niet onder bijlage I bij het Verdrag vallen

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector melk en zuivelproducten (1), en met name op artikel 31, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 31, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1255/1999 kan het verschil tussen de prijzen van de in artikel 1, onder a), b), c), d), e) en g), van die verordening bedoelde producten in de internationale handel enerzijds en de prijzen in de Gemeenschap anderzijds door een restitutie bij de uitvoer worden overbrugd.

(2)

In Verordening (EG) nr. 1043/2005 van de Commissie van 30 juni 2005 houdende tenuitvoerlegging van Verordening (EG) nr. 3448/93 van de Raad wat betreft de regeling aangaande de toekenning van restituties bij uitvoer en de criteria voor de vaststelling van het restitutiebedrag betreffende bepaalde landbouwproducten, uitgevoerd in de vorm van goederen die niet onder bijlage I van het Verdrag vallen (2) is aangegeven voor welke producten een restitutie moet worden vastgesteld wanneer zij worden uitgevoerd in de vorm van goederen bedoeld in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 1255/1999.

(3)

Overeenkomstig artikel 14, eerste alinea, van Verordening (EG) nr. 1043/2005 moet de restitutievoet per 100 kg van elk van de betrokken basisproducten maandelijks worden vastgesteld.

(4)

Voor bepaalde melkproducten die worden uitgevoerd in de vorm van goederen die niet onder bijlage I bij het Verdrag vallen, bestaat evenwel het gevaar dat, indien vooraf hoge restituties worden vastgesteld, de verplichtingen die met betrekking tot deze restituties zijn aangegaan, op het spel worden gezet. Om dat gevaar te voorkomen dienen passende voorzorgsmaatregelen te worden genomen, zonder evenwel contracten op lange termijn uit te sluiten. De vaststelling van specifieke restitutiebedragen voor het vooraf vaststellen van de restituties voor deze producten moet het mogelijk maken beide doelstellingen te verwezenlijken.

(5)

In artikel 15, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1043/2005 is bepaald dat voor de vaststelling van de restitutie in voorkomend geval rekening moet worden gehouden met de restituties bij de productie en de steunmaatregelen of andere maatregelen van gelijke werking die voor de in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1043/2005 vermelde basisproducten of daarmee gelijkgestelde producten in alle lidstaten worden toegepast uit hoofde van de verordening houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de betrokken sector.

(6)

Ingevolge artikel 12, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1255/1999 wordt steun verleend aan in de Gemeenschap geproduceerde en tot caseïne verwerkte ondermelk, indien deze melk en de daarvan vervaardigde caseïne aan bepaalde eisen voldoen.

(7)

Verordening (EG) nr. 1898/2005 van de Commissie van 9 november 2005 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad, wat betreft maatregelen voor de afzet van room, boter en boterconcentraat op de markt van de Gemeenschap (3) voorziet in de levering van boter en room tegen verlaagde prijs aan de fabrikanten van bepaalde koopwaren.

(8)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor melk en zuivelproducten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De restitutiebedragen die van toepassing zijn op de in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1043/2005 en in artikel 1 van Verordening (EG) nr. 1255/1999 opgenomen basisproducten die worden uitgevoerd in de vorm van in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 1255/1999 vermelde goederen, worden vastgesteld zoals bepaald in de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 18 april 2008.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 17 april 2008.

Voor de Commissie

Heinz ZOUREK

Directeur-generaal Ondernemingen en industrie


(1)  PB L 160 van 26.6.1999, blz. 48. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1152/2007 van de Raad (PB L 258 van 4.10.2007, blz. 3).

(2)  PB L 172 van 5.7.2005, blz. 24. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 246/2008 (PB L 75 van 18.3.2008, blz. 64).

(3)  PB L 308 van 25.11.2005, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1546/2007 (PB L 337 van 21.12.2007, blz. 68).


BIJLAGE

Restituties welke van toepassing zijn vanaf 18 april 2008 op bepaalde zuivelproducten die worden uitgevoerd in de vorm van goederen die niet onder bijlage I van het Verdrag vallen (1)

(EUR/100 kg)

GN-code

Omschrijving

Restituties

Bij vaststelling vooraf van de restituties

Overige gevallen

ex 0402 10 19

Melk in poeder, in korrels of in andere vaste vorm, zonder toegevoegde suiker of andere zoetstoffen, met een vetgehalte van minder dan 1,5 gewichtspercenten (PG 2):

 

 

a)

in geval van uitvoer van goederen van GN-code 3501

b)

in geval van uitvoer van andere goederen

0,00

0,00

ex 0402 21 19

Melk in poeder, in korrels of in andere vaste vorm, zonder toegevoegde suiker of andere zoetstoffen, met een vetgehalte van 26 gewichtspercenten (PG 3):

 

 

a)

bij uitvoer van producten, bevattende boter of room in de vorm van een aan PG 3 gelijkgesteld product, tegen verlaagde prijs krachtens Verordening (EG) nr. 1898/2005

0,00

0,00

b)

in geval van uitvoer van andere goederen

0,00

0,00

ex 0405 10

Boter met een vetgehalte van 82 gewichtspercenten (PG 6):

 

 

a)

bij uitvoer van producten, bevattende boter of room tegen verlaagde prijs, vervaardigd overeenkomstig het bepaalde in Verordening (EG) nr. 1898/2005

0,00

0,00

b)

in geval van uitvoer van goederen behorende tot GN-code 2106 90 98, met een vetgehalte van 40 of meer gewichtspercenten

0,00

0,00

c)

in geval van uitvoer van andere goederen

0,00

0,00


(1)  De in deze bijlage vastgestelde restituties zijn niet van toepassing op de uitvoer naar:

a)

derde landen: Andorra, de Heilige Stoel (Vaticaanstad), Liechtenstein en de Verenigde Staten van Amerika en op de naar de Zwitserse Bondsstaat uitgevoerde goederen die zijn opgenomen in de tabellen I en II van Protocol nr. 2 bij de Overeenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat van 22 juli 1972;

b)

gebieden van de lidstaten van de EU die geen deel uitmaken van het douanegebied van de Gemeenschap: Ceuta, Melilla, de gemeenten Livigno en Campione d’Italia, Helgoland, Groenland, de Faeröer en de gebieden van de Republiek Cyprus waarover de regering van de Republiek Cyprus niet feitelijk het gezag uitoefent;

c)

Europese gebieden waarvoor buitenlandse betrekkingen onder de verantwoordelijkheid van een lidstaat vallen en die geen deel uitmaken van het douanegebied van de Gemeenschap: Gibraltar.


II Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie niet verplicht is

BESLUITEN/BESCHIKKINGEN

Commissie

18.4.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 108/23


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 11 december 2007

betreffende staatssteun C 32/07 (ex N 389/06) tijdelijk defensief mechanisme voor de scheepsbouw — Portugal

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2007) 6063)

(Slechts de tekst in de Portugese taal is authentiek)

(Voor de EER relevante tekst)

(2008/315/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 88, lid 2, eerste alinea,

Gelet op de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, en met name op artikel 62, lid 1, onder a),

Na de belanghebbenden overeenkomstig de genoemde artikelen te hebben aangemaand hun opmerkingen te maken (1), en gezien deze opmerkingen,

Overwegende hetgeen volgt:

I.   PROCEDURE

(1)

Portugal heeft de steunmaatregel op 20 juni 2006 aangemeld. De Commissie heeft Portugal daarop bij brief van 6 juli 2006 om aanvullende informatie verzocht en heeft voorgesteld de termijn voor het nemen van een besluit over de aangemelde steun, in overeenstemming met artikel 4, lid 5, van Verordening (EG) nr. 659/1999 (2), te verlengen tot het moment waarop de Commissie een besluit neemt over een eerdere soortgelijke zaak die door Portugal is aangemeld, maar die nog in de beoordelingsfase is (3). Portugal heeft dit voorstel bij brief van 25 juli 2006 aangenomen.

(2)

De Commissie heeft de beoordeling van de aanmelding bij brief van 11 mei 2007 hervat en Portugal eraan herinnerd dat de aanmelding nog niet volledig was. Portugal heeft bij brieven van 5 juli en 26 juli 2007 aanvullende informatie verstrekt.

(3)

De Commissie stelde Portugal bij brief van 10 augustus 2007 in kennis van haar besluit om ten aanzien van deze steunmaatregel de procedure van artikel 88, lid 2, van het Verdrag in te leiden.

(4)

Bij brief van 17 september 2007 maakten de Portugese autoriteiten opmerkingen in het kader van de bovengenoemde procedure.

(5)

Het besluit van de Commissie om de procedure in te leiden werd in het Publicatieblad van de Europese Unie  (4) gepubliceerd. De Commissie heeft de belanghebbenden gevraagd hun opmerkingen kenbaar te maken. Er werden geen opmerkingen van belanghebbenden ontvangen.

II.   BESCHRIJVING VAN DE STEUN

(6)

De steun was bestemd voor de scheepswerf van Viana do Castelo (Estaleiros Navais de Viana do Castelo S.A., hierna „ENVC” genoemd), een Portugese scheepswerf waar thans ongeveer 1 000 personen werkzaam zijn.

(7)

Portugal was voornemens ENVC rechtstreekse steun ten belope van 6 575 558 EUR te verlenen voor zeven scheepsbouwcontracten, die tussen 4 februari en 31 maart 2005 werden ondertekend. De gegevens van deze contracten en de voorgestelde steunbedragen zijn de volgende:

Multifunctionele zwareladingschepen

Datum van ondertekening van het contract

Reder

Beoogde staatssteun (EUR)

C 228

24.2.2005

JMS Schiffahrtsgesellschaft GmbH & CO KG MS

1 212 766

C 229

24.2.2005

JMS Schiffahrtsgesellschaft GmbH & CO KG MS

1 212 766

C 230

4.2.2005

MARE Schiffahrtsgesellschaft

1 212 766

C 231

4.2.2005

MARE Schiffahrtsgesellschaft

661 102

C 232

4.2.2005

MARE Schiffahrtsgesellschaft

630 328

C 233

4.2.2005

MARE Schiffahrtsgesellschaft

433 064

C 210

31.3.2005

Mutualista Açoreana

1 212 766

(8)

Volgens de informatie die in de aanmelding is verstrekt, werd de steunaanvraag voor alle zeven contracten in juli 2005 door de scheepswerf ingediend, dat wil zeggen na de ondertekening van de contracten. Portugal heeft de steun goedgekeurd, op voorwaarde dat de Commissie ermee zou instemmen, middels een gezamenlijk besluit van het ministerie van Financiën en Overheidsdienst en het ministerie van Economische Zaken en Innovatie van 7 augustus 2006.

(9)

De vaartuigen zijn inmiddels geleverd of worden op de volgende data geleverd:

Vaartuig

Leveringsdatum

C 228

30 september 2007

C 229

30 december 2007

C 230

28 juli 2006

C 231

30 oktober 2006

C 232

3 januari 2007

C 233

24 april 2007

C 210

10 juli 2007

(10)

Portugal is voornemens de steun te verlenen op basis van Verordening (EG) nr. 1177/2002 van de Raad van 27 juni 2002 betreffende een tijdelijk defensief mechanisme voor de scheepsbouw (5), als gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 502/2004 van de Raad (6) (de „TDM-verordening”). De TDM-verordening trad op 3 juli 2002 in werking en op 31 maart 2005 liep de geldigheid ervan af. De genoemde verordening was dus al niet meer geldig op het moment waarop Portugal de steun goedkeurde en aanmeldde.

(11)

Portugal is van mening dat de contracten binnen het toepassingsgebied van de TDM-verordening vallen, aangezien zij zijn ondertekend toen de verordening nog van kracht was.

III.   REDENEN VOOR HET INLEIDEN VAN DE FORMELE ONDERZOEKSPROCEDURE

(12)

De Commissie wees er in haar besluit tot inleiding van de formele onderzoeksprocedure op dat zij twijfelde aan de verenigbaarheid van de steun met de gemeenschappelijke markt op grond van de TDM-verordening, en wel om de hieronder genoemde redenen.

(13)

In de eerste plaats had de Commissie twijfels omtrent de stimulerende werking van de steun. De Commissie merkte op dat de steunaanvraag pas na de ondertekening van de contracten werd ingediend. Ook keurde Portugal ruim een jaar na de indiening van de steunaanvraag de steun pas intern goed (op voorwaarde dat de Commissie ermee zou instemmen). Portugal voerde geen bewijsmateriaal aan waaruit bleek dat ENVC, op het moment waarop het contract werd ondertekend, de garantie had gekregen dat de scheepswerf steun zou ontvangen. Bijgevolg twijfelde de Commissie eraan of ENVC door de staatssteun tot de verwezenlijking van de betrokken projecten gestimuleerd was.

(14)

In de tweede plaats twijfelde de Commissie aan de rechtsgrond voor de goedkeuring van de steun. De Commissie wees erop dat de geldigheid van de TDM-verordening op 31 maart 2005 was afgelopen en dat zij derhalve niet van toepassing was op het moment waarop Portugal de steun goedkeurde en aanmeldde. De Commissie wees er voorts op dat zij, in haar besluit betreffende zaak C 26/06 (ex N 110/06) (7), in detail had toegelicht waarom de TDM-verordening volgens haar geen geldige rechtsgrond vormde voor de goedkeuring van nieuwe productiesteun ten gunste van de scheepsbouw. Portugal heeft geen nieuwe gegevens verstrekt die de beoordeling van de Commissie in dit verband zouden kunnen wijzigen; bijgevolg was de Commissie vooralsnog van mening dat de steun niet verenigbaar was met de gemeenschappelijke markt.

IV.   OPMERKINGEN VAN DE PORTUGESE AUTORITEITEN

(15)

Portugal benadrukte in het algemeen dat de scheepswerf voor de contracten in kwestie voornamelijk concurreerde met scheepswerven in derde landen en dat hij vooral geconfronteerd werd met oneerlijke concurrentie van Koreaanse scheepswerven. Dit was het onderwerp van de TDM-verordening. Voorts waren de contracten niet van invloed op de concurrentie in de EU en dreigden zij evenmin deze te verstoren, aangezien alle scheepswerven in de EU in dezelfde mate toegang hadden tot steun in het kader van de TDM-verordening, die rechtstreeks van toepassing is in alle lidstaten. Bijgevolg kan niet worden gesteld dat de aangemelde maatregelen het handelsverkeer tussen de lidstaten ongunstig beïnvloeden.

(16)

Wat de stimulerende werking van de steun betreft, voert Portugal aan dat ENVC vóór de ondertekening van de contracten praktisch gezien geen naar behoren gemotiveerde steunaanvraag kon indienen, vanwege met de onderhandelingen verband houdende aspecten. De contacten met de reders werden gelegd vóór de steunaanvraag van ENVC. Portugal voert tevens aan dat, hoewel ENVC de contracten had getekend zonder de overheidsgarantie dat het de steun zou krijgen, de scheepwerf de onderhandelingen voerde, de contracten tekende en de vaartuigen bouwde in de verwachting dat zowel de Portugese autoriteiten als de Commissie de steun zouden goedkeuren, zodra in dit geval zou zijn voldaan aan de objectieve voorwaarden om voor steun in aanmerking te komen.

(17)

Wat de rechtsgrond voor de goedkeuring van de steun betreft, verwezen de Portugese autoriteiten naar hun opmerkingen in de context van zaak C 26/06 (8), die volgens hen van toepassing waren op dit geval. Portugal voert aan dat de betrokken contracten getekend werden gedurende de periode waarin de TDM-verordening van toepassing was, dat wil zeggen vóór 31 maart 2005 en voordat het Orgaan Geschillenbeslechting van de WTO het panelrapport had goedgekeurd waarin die verordening wordt veroordeeld. Portugal verklaarde ook dat het niet mogelijk was de steun vóór het verstrijken van de TDM-verordening aan te melden, omdat de contracten pas in februari en maart 2005 (dat wil zeggen kort vóór het verstrijken van de TDM-verordening) werden getekend. Portugal is echter van mening dat dit niet afdoet aan de geldigheid van de contracten die op het moment waarop zij werden getekend voldeden aan de objectieve voorwaarden van de TDM-verordening.

V.   BEOORDELING

(18)

Overeenkomstig artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag zijn „steunmaatregelen van de staten of in welke vorm ook met staatsmiddelen bekostigd, die de mededinging door begunstiging van bepaalde ondernemingen of bepaalde producties vervalsen of dreigen te vervalsen, onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt, voor zover deze steun het handelsverkeer tussen de lidstaten ongunstig beïnvloedt”.

(19)

De Commissie is van mening dat de beoogde maatregelen steunmaatregelen zijn in de zin van artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag. De maatregelen worden met staatsmiddelen bekostigd. Hoewel de TDM-verordening van toepassing is in alle lidstaten en de scheepswerven op grond van de verordening in aanmerking komen voor steun, zoals Portugal betoogt, zijn de maatregelen selectief, omdat zij zich in dit geval beperken tot ENVC. Deze subsidie kan de concurrentie vervalsen aangezien zij ENVC een voordeel biedt ten opzichte van andere concurrenten die geen steun genieten. In dit verband doet het feit dat ENVC concurreert met Koreaanse scheepswerven niet af aan het feit dat het tevens concurreert met andere scheepswerven op de gemeenschappelijke markt. Ten slotte is de scheepsbouw een economische activiteit die zorgt voor aanzienlijk handelsverkeer tussen de lidstaten en kunnen de maatregelen dus gevolgen hebben voor dit handelsverkeer.

(20)

De Commissie bevestigt derhalve dat de aangemelde steun binnen de werkingssfeer van artikel 87, lid 1 van het EG-Verdrag valt.

(21)

Als algemeen beginsel geldt dat staatssteun slechts als verenigbaar met de gemeenschappelijke markt kan worden beschouwd indien de steun nodig is om de begunstigde onderneming te stimuleren zodanig te handelen dat zij bijdraagt aan het halen van de doelstellingen genoemd in de relevante afwijking (9).

(22)

De Commissie merkt in dit verband op dat de doelstelling van de TDM-verordening was „om de communautaire scheepswerven effectief in staat te stellen het hoofd te bieden aan oneerlijke Koreaanse concurrentie” (zie zesde overweging). Op deze wijze kon rechtstreekse steun worden goedgekeurd die overeenkwam met maximaal 6 % van de contractwaarde vóór de steun, mits het contract onderwerp was geweest van concurrentie van een scheepswerf in Korea, die tegen een lagere prijs bood (artikel 2).

(23)

Portugal voert in dit geval aan dat ENVC op het moment van ondertekening van de contracten weliswaar geen enkele garantie had dat zij de steun zou krijgen, maar dat de onderneming dit wel verwachtte, aangezien de contracten voldeden aan de objectieve voorwaarden om in aanmerking te komen voor steun op grond van de TDM-verordening.

(24)

De Commissie is echter van mening dat in dit specifieke geval onvoldoende elementen voorhanden zijn die bewijzen dat de steun een doorslaggevende rol heeft gespeeld in het besluit van ENVC om de contracten te ondertekenen.

(25)

Zoals in het besluit tot inleiding van de onderzoeksprocedure reeds werd opgemerkt, heeft Portugal een kopie overgelegd van een brief van een reder waarin wordt bevestigd dat de reder voor zes van de betrokken contracten (vaartuigen C 228 tot en met C 233) van Koreaanse scheepswerven offertes had ontvangen met lagere prijzen. Die brief is echter gedateerd 9 maart 2005, dat wil zeggen dat de brief naar ENVC werd verzonden toen de scheepswerf de contracten met betrekking tot deze offertes al had ondertekend. Hieruit blijkt dat de scheepswerf, op het tijdstip waarop de eerste zes contracten werden ondertekend, niet de zekerheid kan hebben gehad dat de contracten voldeden aan alle voorwaarden om in aanmerking te komen. Wat het zevende contract (vaartuig C 210) betreft, is de situatie ook twijfelachtig, aangezien de indicatie dat vanuit Korea lagere offertes waren ontvangen, eveneens pas aan ENVC was verzonden op 31 maart 2005, dat wil zeggen de dag waarop ENVC het contract ondertekende.

(26)

Portugal heeft geen gegevens overgelegd waaruit, formeel dan wel informeel, blijkt dat ENVC van de Portugese autoriteiten vóór de ondertekening van de contracten indicaties had ontvangen dat voor deze contracten steun zou kunnen worden verleend (10). Het ziet er veeleer naar uit dat ENVC bereid was deze contracten uit te voeren, zelfs zonder de garantie te hebben dat het steun zou ontvangen. Portugal heeft overigens, in de documenten die na het inleiden van de onderzoeksprocedure zijn overgelegd, eveneens bevestigd dat ENVC juridisch verplicht was om de vaartuigen te bouwen, zelfs indien de steun niet zou worden goedgekeurd. Voorts benadrukten de Portugese autoriteiten dat, in deze zaak, ENVC pas een steunaanvraag heeft ingediend toen de TDM-verordening al was verstreken, en dat dit lijkt te bevestigen dat de scheepswerf bereid was de projecten uit te voeren terwijl het risico bestond dat de steun niet zou worden ontvangen.

(27)

In het algemeen is de Commissie overigens van mening dat steun een stimulerende werking heeft wanneer de steunaanvraag is ingediend vóór het begin van het project (11). Dit is niet het geval. De steunaanvraag werd ingediend na de ondertekening van de contracten (dat wil zeggen in juli 2005, terwijl de contracten werden ondertekend in februari en maart 2005). Anderzijds keurde Portugal ruim een jaar ná de indiening van de steunaanvraag de steun pas intern goed (op voorwaarde dat de Commissie ermee zou instemmen). Dit betekent dus dat, ook vanuit formeel oogpunt, niet is voldaan aan het vereiste stimulerende werking.

(28)

De Commissie concludeert derhalve dat Portugal onvoldoende gegevens ten bewijze van de stimulerende werking van de steun heeft overgelegd.

(29)

Met betrekking tot de rechtsgrond voor de goedkeuring van de steun heeft Portugal geen nieuwe argumenten overgelegd die de twijfel wegnemen welke de Commissie heeft geuit in haar besluit tot inleiding van de formele onderzoeksprocedure. Het voornaamste argument van Portugal in dit verband is dat de contracten in aanmerking komen voor steun omdat zij werden ondertekend in de periode waarin de TDM-verordening van toepassing was. Portugal voert ook aan dat het feit dat de steun pas werd aangemeld na het verstrijken van de geldigheidsperiode van de TDM-verordening niet van invloed is op de vraag of de contracten in kwestie in aanmerking komen voor steun.

(30)

De Commissie heeft echter in een eerder besluit (12) al toegelicht waarom de TDM-verordening volgens haar nog steeds een geldige rechtsgrond vormt voor de goedkeuring van nieuwe productiesteun ten gunste van de scheepsbouw.

(31)

De Commissie benadrukt dat de temporele werkingssfeer van de TDM-verordening is vastgelegd in artikel 5 van de verordening (13), waarin wordt bepaald dat de verordening „vervalt op 31 maart 2005”. Het feit dat artikel 4 van de TDM-verordening bepaalt dat genoemde verordening geldt voor „definitieve contracten die worden ondertekend vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening tot aan de vervaldatum ervan” is, volgens de Commissie, een voorwaarde voor de verenigbaarheid en geen definitie van de temporele werkingssfeer van de verordening.

(32)

Dit wordt tevens bevestigd door het tweede deel van artikel 4, waarin wordt gesteld dat de TDM-verordening niet van toepassing zal zijn op „definitieve contracten die worden ondertekend voordat de Gemeenschap in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen bekend heeft gemaakt dat zij een procedure ter beslechting van geschillen tegen Korea heeft ingeleid, (…), [noch op] definitieve contracten die worden ondertekend een maand of meer nadat de Gemeenschap in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen bekend heeft gemaakt dat de geschillenbeslechtingsprocedure is afgesloten dan wel opgeschort”.

(33)

Gelet op het voorgaande is duidelijk dat de TDM-verordening slechts van toepassing zou zijn indien er een hangend geschil bestond met Korea (14) en in ieder geval niet na 31 maart 2005.

(34)

Deze interpretatie wordt ondersteund door het doel waarvoor de TDM-verordening is vastgesteld: „bij wijze van uitzonderlijke en tijdelijke maatregel om communautaire scheepswerven te helpen in marktsegmenten die aanmerkelijke schade en ernstig nadeel hebben geleden ten gevolge van oneerlijke Koreaanse concurrentie, zou evenwel het tijdelijke defensieve mechanisme moeten worden toegestaan voor beperkte marktsegmenten, doch slechts voor een korte en beperkte periode (15) (derde overweging).

(35)

In deze zaak waren de datum waarop de steunaanvraag door ENVC bij de Portugese autoriteiten is ingediend en de datum waarop deze de steun goedkeurden en bij de Commissie aanmeldden later dan de datum waarop de geldigheid van de TDM-verordening afliep; dit betekent dat de maatregelen duidelijk buiten de temporele werkingssfeer van de verordening vallen.

(36)

De Commissie wijst er voorts op dat, zoals reeds in het kader van het besluit tot inleiding van de formele onderzoeksprocedure in deze zaak is uiteengezet, bij het interpreteren van de TDM-verordening rekening moet worden gehouden met de internationale verplichtingen van de Gemeenschap. In overeenstemming met de vaste rechtspraak van het Hof van Justitie dient de communautaire wetgeving zoveel mogelijk in samenhang met het internationale recht te worden geïnterpreteerd, inclusief de verplichtingen van de EG in het kader van de WTO (16).

(37)

In deze context merkt de Commissie op dat Korea de verenigbaarheid van de TDM-verordening met de WTO-regels in twijfel heeft getrokken. Op 22 april 2005 bracht een WTO-panel verslag uit. Volgens dit verslag waren het TDM en diverse nationale regelingen die in het kader van dit mechanisme zijn goedgekeurd en die bestonden in de periode waarin Korea de klacht bij de WTO indiende, in strijd met het bepaalde in artikel 23, lid 1 van het Memorandum van overeenstemming inzake de regels en procedures betreffende de beslechting van geschillen (17). Op 20 juni 2005 nam het Orgaan Geschillenbeslechting van de WTO het verslag van dit panel over, inclusief de aanbeveling dat de Gemeenschap de TDM-verordening en de in het kader van dit mechanisme goedgekeurde nationale regelingen moest aanpassen en conformeren aan de verplichtingen die gelden op basis van de WTO-overeenkomsten (18). Op 20 juli 2005 heeft de Gemeenschap het Orgaan Geschillenbeslechting van de WTO geïnformeerd over het feit dat zij had voldaan aan het besluit en de aanbevelingen van dit orgaan, aangezien de TDM-verordening op 31 maart 2005 buiten werking was getreden en de lidstaten geen productiesteun meer konden toekennen uit hoofde van deze verordening.

(38)

Het verslag van het panel en het besluit van het Orgaan Geschillenbeslechting van de WTO waarbij het verslag werd aangenomen, veroordeelden de TDM-verordening per se, aangezien het een overtreding betrof van de WTO-regels, en de Gemeenschap werd dan ook verplicht de TDM-verordening niet meer toe te passen. De aan de Gemeenschap opgelegde verplichting tot toepassing van het besluit van het Orgaan Geschillenbeslechting van de WTO omvat tevens toekomstige beslissingen voor het toekennen van nieuwe steun op grond van de TDM-verordening (19). De Gemeenschap informeerde het Orgaan Geschillenbeslechting van de WTO dat het besluit en de aanbevelingen van de DSB al werden nagekomen, aangezien de TDM-verordening op 31 maart 2005 buiten werking was getreden en de lidstaten niet langer productiesteun konden toekennen op grond van deze verordening, en ging aldus de verbintenis aan om deze verordening niet langer toe te passen voor het goedkeuren van nieuwe steun. Bijgevolg zou goedkeuring van de steun in kwestie een overtreding zijn van de internationale verbintenissen van de Gemeenschap.

(39)

Het feit dat de Raad de TDM-verordening niet heeft verlengd na de afloop van de geldigheidsperiode is een duidelijke indicatie dat de Raad de Commissie niet zou blijven toestaan steun goed te keuren op grond van deze verordening. Dit correspondeert met het feit dat de Gemeenschap het Orgaan Geschillenbeslechting van de WTO heeft laten weten dat de lidstaten niet langer productiesteun mochten toekennen uit hoofde van deze verordening.

(40)

Er zijn van Portugal geen nieuwe argumenten ontvangen die het oordeel van de Commissie, zoals dat in het besluit tot inleiding van de formele onderzoeksprocedure is geformuleerd en in bovenstaande overwegingen herhaald, weerleggen.

(41)

Bijgevolg luidt de conclusie van de Commissie dat de aangemelde steun niet in het kader van de TDM-verordening kan worden goedgekeurd. Aangezien geen enkele andere vrijstelling op grond van artikel 87, lid 2 of 3, van het EG-Verdrag van toepassing is, is de steun onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

De aangemelde steun voor een bedrag van 6 575 558 EUR die Portugal voornemens was ten uitvoer te leggen ten gunste van Estaleiros Navais de Viana do Castelo S.A. met betrekking tot zeven contracten die door deze scheepswerf zijn ondertekend, kan niet worden goedgekeurd op grond van Verordening (EG) nr. 1177/2002 van de Raad inzake een tijdelijk defensief mechanisme voor de scheepsbouw (20), als gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 502/2004 van de Raad (21), en is derhalve onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt. De steun mag niet worden toegekend.

Artikel 2

Deze beschikking is gericht tot de Portugese Republiek.

Gedaan te Brussel, 11 december 2007.

Voor de Commissie

Neelie KROES

Lid van de Commissie


(1)  PC C 221 van 21.9.2007, blz. 8.

(2)  Verordening (EG) nr. 659/1999 van de Raad van 22 maart 1999 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 93 van het EG-Verdrag (PB L 83 van 27.3.1999, blz. 1).

(3)  Zaak C 26/06 (ex N 110/06), waarin de Commissie een negatief eindoordeel heeft geveld op 24 april 2007 (PB L 219 van 24.8.2007, blz. 25).

(4)  Zie voetnoot 1.

(5)  PB L 172 van 2.7.2002, blz. 1.

(6)  PB L 81 van 19.3.2004, blz. 6.

(7)  Zie voetnoot 3.

(8)  Zie voetnoot 3.

(9)  Zie het arrest in zaak 730/79 Philip Morris tegen Commissie, Jurisprudentie 1980, blz. 2671, punt 16 en 17.

(10)  Zie, anderzijds, zaak C 26/06 (voetnoot 3). In deze zaak luidde de conclusie van de Commissie dat de stimulerende werking werd aangetoond door een brief van de Portugese autoriteiten aan de scheepswerf waarin de ontvangst van de steunaanvraag werd bevestigd vóór de ondertekening van de contracten en waarin werd aangegeven dat zij bereid waren de steun te verlenen, mits werd voldaan aan de voorwaarden om daarvoor in aanmerking te komen. Dit soort elementen werd in deze zaak niet overgelegd.

(11)  Zie naar analogie artikel 38 van de Richtsnoeren inzake regionale steunmaatregelen 2007-2013 (PB C 54 van 4.3.2006, blz. 13): „daarom mag in het kader van steunregelingen steun alleen worden toegekend indien de begunstigde een steunaanvraag heeft ingediend en de met het beheer van de regeling belaste autoriteit vervolgens schriftelijk heeft bevestigd dat, na grondige verificatie, het project in beginsel voldoet aan de subsidiabiliteitsvoorwaarden vóór de werkzaamheden aan het project beginnen”.

(12)  Zaak C 26/06 (ex N 110/06) — voetnoot 3.

(13)  Als gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 502/2004 van de Raad, zie voetnoot 4.

(14)  De zevende overweging bevestigt deze beoordeling. „Het tijdelijke defensief mechanisme mag pas worden toegestaan nadat de Gemeenschap de procedure ter beslechting van geschillen heeft ingeleid tegen Korea (…), en het mag niet langer worden toegestaan indien deze geschillenbeslechtingsprocedure is afgesloten dan wel opgeschort.”

(15)  Onderstreping toegevoegd.

(16)  Zie arrest van het Hof in zaak C-53/96, Hermès International, Jurispr. 1998 I-3603, punt 28, alsmede het arrest in zaak C-76/00 P, Petrotub, Jurispr. 2003 I-79, punt 57.

(17)  Zie EC — Measures affecting trade in commercial vessels, WT/DS301/R, punten 7.184-7.222 en 8.1(d).

(18)  Zie WTO-document WT/DS301/6.

(19)  Zie EC — Measures affecting trade in commercial vessels, WT/DS301/R, punt 7.21.

(20)  PB L 172 van 2.7.2002, blz. 1.

(21)  PB L 81 van 19.3.2004, blz. 6.


18.4.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 108/29


BESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 31 maart 2008

tot opening van een onderzoek op grond van artikel 18, lid 2, van Verordening (EG) nr. 980/2005 van de Raad in verband met de bescherming van de vrijheid van vereniging en het recht om zich te organiseren in El Salvador

(2008/316/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 980/2005 van de Raad van 27 juni 2005 houdende toepassing van een schema van algemene tariefpreferenties (1), en met name op artikel 18, lid 2,

Na raadpleging van het Comité algemene preferenties,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Commissie heeft informatie ontvangen dat het Hooggerechtshof van El Salvador in zijn arrest van 28 oktober 2007 in de zaken 63-2007 en 69-2007 sommige bepalingen van Verdrag nr. 87 van de Internationale Arbeidsorganisatie betreffende de vrijheid tot het oprichten van vakverenigingen en de bescherming van het vakverenigingsrecht onverenigbaar heeft verklaard met artikel 47 van de grondwet van El Salvador.

(2)

In artikel 16, lid 2, van Verordening (EG) nr. 980/2005 wordt bepaald dat de in afdeling 2 van hoofdstuk II genoemde bijzondere stimuleringsregeling tijdelijk kan worden ingetrokken, met name als de in bijlage III van de verordening vermelde verdragen die zijn geratificeerd om aan de in artikel 9, leden 1 en 2, gestelde eisen te voldoen, niet langer in de nationale wetgeving zijn opgenomen of deze wetgeving niet effectief ten uitvoer wordt gelegd.

(3)

Verdrag nr. 87 van de Internationale Arbeidsorganisatie betreffende de vrijheid tot het oprichten van vakverenigingen en de bescherming van het vakverenigingsrecht is opgenomen in bijlage III, deel A, punt 14, van Verordening (EG) nr. 980/2005.

(4)

De Commissie heeft het arrest van het Hooggerechtshof van El Salvador in de zaken 63-2007 en 69-2007 aan een eerste onderzoek onderworpen en is tot de conclusie gekomen dat de rechtsgevolgen van dat arrest nader moeten worden bestudeerd om vast te stellen of zij een tijdelijke intrekking van de bijzondere stimuleringsregeling rechtvaardigen. De Commissie is daarom van mening dat er voldoende redenen zijn voor de opening van een onderzoek.

(5)

Het Comité algemene preferenties is op 3 maart 2008 geraadpleegd,

BESLUIT:

Enig artikel

De Commissie opent een onderzoek om vast te stellen of Verdrag nr. 87 van de Internationale Arbeidsorganisatie betreffende de vrijheid tot het oprichten van vakverenigingen en de bescherming van het vakverenigingsrecht niet langer in de nationale wetgeving van de Republiek El Salvador is opgenomen, dan wel of deze wetgeving niet effectief ten uitvoer wordt gelegd.

Gedaan te Brussel, 31 maart 2008.

Voor de Commissie

Peter MANDELSON

Lid van de Commissie


(1)  PB L 169 van 30.6.2005, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 55/2008 (PB L 20 van 24.1.2008, blz. 1).


18.4.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 108/30


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 10 april 2008

betreffende de niet-opneming van rotenon, extract van equisetum en kinine hydrochloride in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG van de Raad en de intrekking van de toelating voor gewasbeschermingsmiddelen die deze stoffen bevatten

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2008) 1293)

(Voor de EER relevante tekst)

(2008/317/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 91/414/EEG van de Raad van 15 juli 1991 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen (1), en met name op artikel 8, lid 2, vierde alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Artikel 8, lid 2, van Richtlijn 91/414/EEG bepaalt dat een lidstaat gedurende een periode van twaalf jaar na de kennisgeving van deze richtlijn mag toelaten dat gewasbeschermingsmiddelen die niet in bijlage I bij die richtlijn opgenomen werkzame stoffen bevatten en die twee jaar na de datum van kennisgeving van de richtlijn reeds op de markt zijn, op zijn grondgebied op de markt worden gebracht terwijl deze stoffen in het kader van een werkprogramma geleidelijk worden onderzocht.

(2)

De Verordeningen (EG) nr. 1112/2002 (2) en (EG) nr. 2229/2004 (3) van de Commissie stellen bepalingen vast voor de uitvoering van de vierde fase van het werkprogramma als bedoeld in artikel 8, lid 2, van Richtlijn 91/414/EEG.

(3)

Rotenon, extract van equisetum en kinine hydrochloride zijn stoffen die tot de vierde fase van het programma behoren.

(4)

De enige kennisgevers voor rotenon, extract van equisetum en kinine hydrochloride hebben de Commissie op 5 januari 2007, 15 februari 2007 respectievelijk 20 juni 2007 meegedeeld dat zij niet langer wensten deel te nemen aan het werkprogramma voor deze werkzame stoffen, en daarom zal geen verdere informatie worden verstrekt. Bijgevolg mogen deze werkzame stoffen niet worden opgenomen in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG.

(5)

Voor rotenon is informatie ingediend die door de Commissie in samenwerking met de deskundigen van de lidstaten is geëvalueerd en waaruit blijkt dat het voortgezette gebruik van de betrokken stof noodzakelijk is. Onder de huidige omstandigheden is het daarom gerechtvaardigd de intrekking van de toelatingen voor bepaalde essentiële toepassingen waarvoor geen doelmatige alternatieven bestaan, uit te stellen en strikte voorwaarden op te leggen om eventuele risico’s zoveel mogelijk te beperken.

(6)

Voor werkzame stoffen waarvoor slechts een korte termijn voor de intrekking van gewasbeschermingsmiddelen die deze stoffen bevatten is vastgesteld, is het redelijk maximaal twaalf maanden extra toe te staan voor de verwijdering, de opslag, het op de markt brengen of het gebruik van bestaande voorraden gewasbeschermingsmiddelen zodat de bestaande voorraden nog gedurende ten hoogste één extra groeiseizoen kunnen worden gebruikt. In gevallen waarin een langere termijn is vastgesteld, kan die periode worden verkort zodat deze aan het einde van het groeiseizoen afloopt.

(7)

Deze beschikking laat de indiening van een aanvraag voor deze werkzame stoffen overeenkomstig artikel 6, lid 2, van Richtlijn 91/414/EEG met het oog op de eventuele opneming van deze stof in bijlage I bij die richtlijn onverlet.

(8)

De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

De in bijlage I bij deze beschikking vermelde werkzame stoffen worden niet als werkzame stoffen opgenomen in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG.

Artikel 2

De lidstaten zorgen ervoor dat:

a)

toelatingen voor gewasbeschermingsmiddelen die de in bijlage I vermelde werkzame stoffen bevatten, uiterlijk op 10 oktober 2008 worden ingetrokken;

b)

met ingang van de datum van bekendmaking van deze beschikking geen gewasbeschermingsmiddelen meer worden toegelaten die deze werkzame stoffen bevatten en geen toelatingen voor dergelijke gewasbeschermingsmiddelen meer worden verlengd.

Artikel 3

1.   In afwijking van artikel 2 mag een in kolom B van bijlage II vermelde lidstaat toelatingen voor gewasbeschermingsmiddelen die in kolom A vermelde stoffen bevatten voor in kolom C van die bijlage vermelde gebruiksdoeleinden, uiterlijk tot en met 30 april 2011 handhaven, mits deze lidstaat:

a)

ervoor zorgt dat daar geen schadelijke gevolgen voor de gezondheid van mens of dier en geen onaanvaardbare milieueffecten uit resulteren;

b)

ervoor zorgt dat de gewasbeschermingsmiddelen die nog op de markt zijn, een nieuw etiket krijgen zodat zij aan de strengere gebruiksvoorschriften voldoen;

c)

de nodige maatregelen neemt om mogelijke risico’s zo gering mogelijk te houden;

d)

ervoor zorgt dat ernstig naar alternatieven voor die gebruiksdoeleinden wordt gezocht.

2.   De lidstaten die van de in lid 1 genoemde afwijking gebruikmaken, stellen de Commissie uiterlijk op 31 december van elk jaar in kennis van de maatregelen die zij overeenkomstig lid 1, en met name overeenkomstig de punten a) tot en met d), hebben genomen.

Artikel 4

Eventuele extra termijnen die de lidstaten overeenkomstig artikel 4, lid 6, van Richtlijn 91/414/EEG toestaan, moeten zo kort mogelijk zijn.

Als de toelatingen overeenkomstig artikel 2 worden ingetrokken, loopt de extra termijn uiterlijk op 10 oktober 2009 af.

Als de toelatingen overeenkomstig artikel 3 worden ingetrokken, loopt de extra termijn uiterlijk op 31 oktober 2011 af.

Artikel 5

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 10 april 2008.

Voor de Commissie

Androulla VASSILIOU

Lid van de Commissie


(1)  PB L 230 van 19.8.1991, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2008/45/EG van de Commissie (PB L 94 van 5.4.2008, blz. 21).

(2)  PB L 168 van 27.6.2002, blz. 14.

(3)  PB L 379 van 24.12.2004, blz. 13. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1095/2007 (PB L 246 van 21.9.2007, blz. 19).


BIJLAGE I

Lijst van werkzame stoffen die niet als werkzame stoffen worden opgenomen in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG

Rotenon

Extract van equisetum

Kinine hydrochloride


BIJLAGE II

Lijst van toelatingen als bedoeld in artikel 3, lid 1

Kolom A

Kolom B

Kolom C

Werkzame stof

Lidstaat

Gebruik

Rotenon

Frankrijk

Appelen, peren, perziken, kersen, druiven en aardappelen.

Uitsluitend voor professionele gebruikers met passende beschermingsmiddelen.

Rotenon

Italië

Appelen, peren, perziken, kersen, druiven en aardappelen.

Uitsluitend voor professionele gebruikers met passende beschermingsmiddelen.

Rotenon

Verenigd Koninkrijk

Appelen, peren, perziken, kersen, siergewassen en aardappelen.

Uitsluitend voor professionele gebruikers met passende beschermingsmiddelen.