ISSN 1725-2598

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 16

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

51e jaargang
19 januari 2008


Inhoud

 

I   Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie verplicht is

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Verordening (EG) nr. 41/2008 van de Raad van 14 januari 2008 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1371/2005 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op gewalste platte producten met georiënteerde korrel van siliciumstaal uit de Verenigde Staten van Amerika en Rusland

1

 

 

Verordening (EG) nr. 42/2008 van de Commissie van 18 januari 2008 tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

4

 

 

Verordening (EG) nr. 43/2008 van de Commissie van 18 januari 2008 tot vaststelling van de toewijzingscoëfficiënt die moet worden toegepast op de invoercertificaataanvragen die op 15 januari 2008 zijn ingediend in het kader van het bij Verordening (EG) nr. 2402/96 geopende communautaire invoertariefcontingent voor maniokzetmeel

6

 

 

Verordening (EG) nr. 44/2008 van de Commissie van 18 januari 2008 tot vaststelling van de mate waarin de aanvragen voor certificaten voor de invoer van boter van oorsprong uit Nieuw-Zeeland die in de eerste tien dagen van januari 2008 in het kader van de contingenten met de volgnummers 09.4195 en 09.4182 zijn ingediend, kunnen worden aanvaard

7

 

 

Verordening (EG) nr. 45/2008 van de Commissie van 18 januari 2008 tot wijziging van de bij Verordening (EG) nr. 1109/2007 voor het verkoopseizoen 2007/2008 vastgestelde representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor bepaalde producten van de sector suiker

9

 

*

Verordening (EG) nr. 46/2008 van de Commissie van 18 januari 2008 tot 90e wijziging van Verordening (EG) nr. 881/2002 tot vaststelling van bepaalde specifieke beperkende maatregelen tegen sommige personen en entiteiten die banden hebben met Usama bin Laden, het Al Qaida-netwerk en de Taliban

11

 

 

II   Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie niet verplicht is

 

 

BESLUITEN/BESCHIKKINGEN

 

 

Commissie

 

 

2008/62/EG

 

*

Beschikking van de Commissie van 12 oktober 2007 betreffende de artikelen 111 en 172 van het Poolse wetsontwerp inzake genetisch gemodificeerde organismen, aangemeld door de Republiek Polen overeenkomstig artikel 95, lid 5, van het EG-Verdrag als afwijking van het bepaalde in Richtlijn 2001/18/EG van het Europees Parlement en de Raad inzake de doelbewuste introductie van genetisch gemodificeerde organismen in het milieu (Kennisgeving geschied onder nummer C(2007) 4697)  ( 1 )

17

 

 

2008/63/EG

 

*

Beschikking van de Commissie van 20 december 2007 tot wijziging van de Beschikkingen 2002/231/EG, 2002/255/EG, 2002/272/EG, 2002/371/EG, 2003/200/EG en 2003/287/EG met het oog op de verlenging van de geldigheidsduur van de milieucriteria voor de toekenning van de communautaire milieukeur aan bepaalde producten (Kennisgeving geschied onder nummer C(2007) 6800)  ( 1 )

26

 

 

2008/64/EG

 

*

Beschikking van de Commissie van 21 december 2007 tot verlening van een door België voor het Vlaamse Gewest gevraagde afwijking krachtens Richtlijn 91/676/EEG van de Raad inzake de bescherming van water tegen verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen (Kennisgeving geschied onder nummer C(2007) 6654)

28

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


I Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie verplicht is

VERORDENINGEN

19.1.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 16/1


VERORDENING (EG) Nr. 41/2008 VAN DE RAAD

van 14 januari 2008

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1371/2005 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op gewalste platte producten met georiënteerde korrel van siliciumstaal uit de Verenigde Staten van Amerika en Rusland

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad van 22 december 1995 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (1) (de „basisverordening”), en met name op artikel 11, lid 3,

Gezien het voorstel dat de Commissie na raadpleging van het Raadgevend Comité heeft ingediend,

Overwegende hetgeen volgt:

A.   GELDENDE MAATREGELEN

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 1371/2005 (2) heeft de Raad een definitief antidumpingrecht ingesteld op gewalste platte producten met georiënteerde korrel van siliciumstaal (grain oriented electrical sheets, GOES) van oorsprong uit de Verenigde Staten van Amerika („Verenigde Staten van Amerika”) en Rusland (de „definitieve verordening”).

(2)

Bij Besluit 2005/622/EG (3) heeft de Commissie prijsverbintenissen aanvaard die werden aangeboden door twee medewerkende producenten/exporteurs, namelijk AK Steel Corporation (Verenigde Staten van Amerika) en Novolipetsk Iron and Steel Corporation (NLMK) (Rusland), waarvoor een bedrijfsspecifiek recht was ingesteld van respectievelijk 31,5 % en 11,5 %. Het antidumpingrecht voor alle andere bedrijven in de Verenigde Staten van Amerika en Rusland — met uitzondering van Viz Stal (Rusland), waarvoor een recht van 0 % is ingesteld — bedraagt respectievelijk 37,8 % en 11,5 %.

B.   HET HUIDIGE ONDERZOEK

(3)

Volgens de gegevens waarover de Commissie beschikt, bezitten bepaalde tot 0,1 mm dikke GOES als gevolg van onder meer hun hoge elektromagnetische efficiëntie, lage gewicht en hoge warmteontwikkeling bij gebruik eigenschappen die niet bij andere soorten elektroplaten worden aangetroffen. Als gevolg van deze eigenschappen worden deze producten voor andere doeleinden gebruikt, met name in de luchtvaartindustrie en de medische engineering. Daarom moet de zaak opnieuw worden onderzocht wat de productomschrijving betreft.

(4)

Na overleg met het Raadgevend Comité was de Commissie van oordeel dat er voldoende bewijsmateriaal was om een gedeeltelijk tussentijds nieuw onderzoek te openen. Zij heeft daarom in het Publicatieblad van de Europese Unie de opening aangekondigd van een gedeeltelijk tussentijds nieuw onderzoek overeenkomstig artikel 11, lid 3, van de basisverordening (4). Het onderzoek bleef beperkt tot de definitie van het product waarvoor de bestaande maatregelen gelden. Doel was na te gaan of de productomschrijving moet worden gewijzigd.

C.   HET ONDERZOCHTE PRODUCT

(5)

Het onderzoek heeft betrekking op gewalste platte producten met georiënteerde korrel van siliciumstaal die onder de GN-codes 7225 11 00 (met een breedte van 600 mm of meer) en 7226 11 00 (met een breedte van minder dan 600 mm) vallen. De codes worden slechts ter informatie vermeld.

(6)

GOES worden vervaardigd uit warmgewalste coils van met silicium gelegeerd staal van verschillende dikten waarvan de korrelstructuur in één richting is georiënteerd met het oog op een uitstekende magnetische geleidbaarheid. Verminderingen van deze magnetische geleidbaarheid worden „kernverliezen” genoemd. Ze vormen de belangrijkste indicator van de kwaliteit van het product.

(7)

De markt wordt gewoonlijk verdeeld in producten met een hoge geleidbaarheid of permeabiliteit en producten met een standaardgeleidbaarheid of -permeabiliteit. Bij producten met een hoge permeabiliteit zijn de kernverliezen bij alle plaatdikten kleiner. Deze eigenschappen zijn vooral van belang voor industriële producenten van elektrische energietransformatoren.

D.   HET ONDERZOEK

(8)

De Commissie heeft de communautaire producenten van GOES, alle bekende communautaire importeurs en gebruikers en alle bekende producenten/exporteurs in de Verenigde Staten van Amerika en Rusland op de hoogte gebracht van de opening van het nieuwe onderzoek.

(9)

De Commissie heeft alle bovengenoemde partijen en alle andere partijen die zich binnen de in het bericht van opening van het onderzoek vermelde termijn kenbaar hebben gemaakt, om informatie verzocht. De Commissie heeft de belanghebbende partijen ook in de gelegenheid gesteld hun standpunt schriftelijk bekend te maken en te verzoeken te worden gehoord.

(10)

De volgende bedrijven hebben aan het onderzoek meegewerkt en relevante informatie aan de Commissie verstrekt:

Communautaire producenten

ThyssenKrupp Electrical Steel GmbH, Gelsenkirchen, Duitsland

Orb Electrical Steels Limited — Cogent Power Limited, Newport, Verenigd Koninkrijk

Producenten van GOES in de Verenigde Staten van Amerika

AK Steel Corporation, Butler, Pennsylvania

Allegheny Technologies Incorporated, Pittsburgh, Pennsylvania

Producenten van GOES in Rusland

Novolipetsk Iron & Steel Corporation (NLMK), Lipetsk

VIZ Stal, Ekaterinburg

Producenten van dunne GOES in de Verenigde Staten van Amerika

Arnold Magnetic Technologies, Marengo, Illinois

Importeurs van dunne GOES in de Gemeenschap

Gebruder Waasner GmbH, Forchheim, Duitsland

Gebruikers van dunne GOES in de Gemeenschap

Gebruder Waasner GmbH, Forchheim, Duitsland

Sangl GmbH, Erlangen, Duitsland

Vacuumschmelze GmbH, Hanau, Duitsland

E.   RESULTATEN VAN HET ONDERZOEK

1.   Producenten van „gewone” GOES versus producenten van „dunne” GOES

(11)

Geen van de producenten van GOES die zijn onderzocht in het kader van de procedure die tot de vigerende maatregelen heeft geleid, produceren GOES van een zodanige dikte dat ze het voorwerp vormen van het huidige onderzoek van de productomschrijving.

(12)

Noch ThyssenKrupp Electrical Steel GmbH, noch Orb Electrical Steels Limited (Cogent) produceert dunne GOES en hetzelfde geldt voor de producenten in de Verenigde Staten (AK Steel Corporation en Allegheny Technologies Incorporated) en Rusland (VIZ Stal en NLMK). Geen van deze producenten had een rechtstreeks belang en geen van hen heeft bezwaar gemaakt tegen het feit dat dunne GOES mogelijkerwijze worden uitgesloten van de werkingssfeer van de maatregelen.

(13)

Bij de productie van dunne GOES worden de platen opnieuw gewalst, een procedé waarvoor een beroep wordt gedaan op gespecialiseerde bedrijven. De Commissie kent slechts twee dergelijke bedrijven in de betrokken landen: de producent Arnold Magnetic Technologies in de Verenigde Staten en de producent Ileko (Asha) in Rusland. Alleen Arnold Magnetic Technologies heeft zijn medewerking verleend. Zoals vermeld in de overwegingen (10) en (11), zijn er geen producenten van dunne GOES in de Gemeenschap bekend.

2.   Verschil met andere producten

(14)

AK Steel Corporation produceerde tot 1971 dunne GOES als zogenaamde T-grades. Het productieproces ging uit van volledig afgewerkte GOES (zowel met hoge als standaardpermeabiliteit). De walserijdeklaag werd verwijderd en de platen werden opnieuw gewalst, uitgegloeid en van een deklaag voorzien. De producten werden specifiek gebruikt in de luchtvaartindustrie, in transformatoren en bij een groot aantal elektrotechnische toepassingen waarvoor de omvang en het gewicht van het materiaal van cruciaal belang zijn. Vastgesteld werd dat dunne GOES niet verwisselbaar waren met andere GOES.

(15)

Onderzocht werd ook of T-grades bestonden uit een product dat op basis van technische eigenschappen van „gewone” GOES kon worden onderscheiden. Vastgesteld werd dat de technische specificaties van het product fundamentele wijzigingen ondergaan als de platen opnieuw worden gewalst (een productieproces waarbij de platen koud mechanisch worden gerekt en geplet), uitgegloeid en van een deklaag voorzien. Deze vaststelling blijkt ook uit het feit dat de oorspronkelijke producenten niet langer voor het product borg staan.

(16)

Vastgesteld werd ook dat de dikte niet beperkt is tot 0,10 mm, d.w.z. de maximumdikte die in het bericht van opening van het onderzoek wordt vermeld. De dikte van producten in de handel bedraagt meestal 0,1016 mm en 0,1524 mm, waarnaar in de Verenigde Staten van Amerika doorgaans wordt verwezen met de begrippen 4 „mil” en 6 „mil”. 1 „mil” is een duizendste van een inch oftewel 0,0254 mm.

(17)

Dunne GOES moeten daarom worden gedefinieerd als GOES die opnieuw tot een maximumdikte van 0,16 mm worden gewalst, en daarna opnieuw worden uitgegloeid en van een deklaag voorzien.

F.   TOEPASSING MET TERUGWERKENDE KRACHT

(18)

Aangezien dunne GOES niet dezelfde gebruiksdoeleinden en fysische en technische basiseigenschappen hebben als andere GOES, moet de invoer van GOES met een maximumdikte van 0,16 mm worden vrijgesteld van de bestaande antidumpingmaatregelen.

(19)

Bijgevolg moeten de krachtens artikel 1, lid 1, van de oorspronkelijke versie van Verordening (EG) nr. 1371/2005 betaalde of geboekte definitieve antidumpingrechten voor goederen die niet onder artikel 1, lid 1, van de bij deze verordening gewijzigde Verordening (EG) nr. 1371/2005 vallen, worden terugbetaald of kwijtgescholden.

(20)

De terugbetaling of kwijtschelding moet overeenkomstig de douanewetgeving bij de nationale douaneautoriteiten worden aangevraagd.

(21)

Aangezien dit nieuwe onderzoek beperkt is tot de verduidelijking van de productomschrijving en het niet de bedoeling was dat dit producttype onder de oorspronkelijke maatregelen viel, moeten de conclusies worden toegepast vanaf de datum van inwerkingtreding van de definitieve verordening om te voorkomen dat importeurs van het product schade ondervinden. Vooral omdat de oorspronkelijke verordening betrekkelijk recent in werking is getreden en het aantal terugbetalingsaanvragen naar verwachting beperkt zal blijven, zijn er geen doorslaggevende redenen om van een toepassing met terugwerkende kracht af te zien.

(22)

Dit nieuwe onderzoek heeft geen invloed op de datum waarop Verordening (EG) nr. 1371/2005 ingevolge artikel 11, lid 2, van de basisverordening vervalt,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Artikel 1, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1371/2005 wordt vervangen door:

„1.   Er worden definitieve antidumpingrechten ingesteld op gewalste platte producten met georiënteerde korrel van siliciumstaal met een dikte van meer dan 0,16 mm van oorsprong uit de Verenigde Staten van Amerika en Rusland die onder de GN-codes ex 7225 11 00 (producten met een breedte van 600 mm of meer) (Taric-code 7225110010) en ex 7226 11 00 (producten met een breedte van minder dan 600 mm) (Taric-codes 7226110011 en 7226110091) vallen.”.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag volgend op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 28 augustus 2005.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 14 januari 2008.

Voor de Raad

De voorzitter

D. RUPEL


(1)  PB L 56 van 6.3.1996, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2117/2005 (PB L 340 van 23.12.2005, blz. 17).

(2)  PB L 223 van 27.8.2005, blz. 1.

(3)  PB L 223 van 27.8.2005, blz. 42.

(4)  PB C 254 van 20.10.2006, blz. 10.


19.1.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 16/4


VERORDENING (EG) Nr. 42/2008 VAN DE COMMISSIE

van 18 januari 2008

tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1580/2007 van de Commissie van 21 december 2007 tot vaststelling van bepalingen voor de uitvoering van de Verordeningen (EG) nr. 2200/96, (EG) nr. 2201/96 en (EG) nr. 1182/2007 van de Raad in de sector groenten en fruit (1), en met name op artikel 138, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In Verordening (EG) nr. 1580/2007 zijn op grond van de multilaterale handelsbesprekingen in het kader van de Uruguayronde de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in de bijlage bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt.

(2)

Op grond van de bovenvermelde criteria moeten de forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld op de in de bijlage bij deze verordening vermelde niveaus,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 138 van Verordening (EG) nr. 1580/2007 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld zoals aangegeven in de tabel in de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 19 januari 2008.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 18 januari 2008.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 350 van 31.12.2007, blz. 1.


BIJLAGE

bij de verordening van de Commissie van 18 januari 2008 tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

IL

206,7

MA

56,8

TN

129,8

TR

102,4

ZZ

123,9

0707 00 05

JO

184,6

MA

48,4

TR

109,8

ZZ

114,3

0709 90 70

MA

97,6

TR

149,8

ZZ

123,7

0709 90 80

EG

313,6

ZZ

313,6

0805 10 20

EG

49,0

IL

51,9

MA

74,4

TN

56,4

TR

74,0

ZA

52,9

ZZ

59,8

0805 20 10

MA

103,8

TR

101,8

ZZ

102,8

0805 20 30, 0805 20 50, 0805 20 70, 0805 20 90

CN

62,3

IL

58,0

JM

120,0

TR

82,5

ZZ

80,7

0805 50 10

BR

76,4

EG

102,1

IL

123,3

TR

127,9

ZA

54,7

ZZ

96,9

0808 10 80

CA

96,2

CN

76,6

MK

36,0

US

120,2

ZA

59,7

ZZ

77,7

0808 20 50

CN

64,1

TR

126,4

US

100,7

ZZ

97,1


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „andere oorsprong”.


19.1.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 16/6


VERORDENING (EG) Nr. 43/2008 VAN DE COMMISSIE

van 18 januari 2008

tot vaststelling van de toewijzingscoëfficiënt die moet worden toegepast op de invoercertificaataanvragen die op 15 januari 2008 zijn ingediend in het kader van het bij Verordening (EG) nr. 2402/96 geopende communautaire invoertariefcontingent voor maniokzetmeel

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1784/2003 van de Raad van 29 september 2003 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector granen (1),

Gelet op Verordening (EG) nr. 1301/2006 van de Commissie van 31 augustus 2006 houdende gemeenschappelijke voorschriften voor het beheer van door middel van een stelsel van invoercertificaten beheerde invoertariefcontingenten voor landbouwproducten (2), en met name op artikel 7, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 2402/96 van de Commissie (3) zijn een jaarlijks tariefcontingent voor de invoer van 10 000 t en een aanvullend autonoom jaarlijks tariefcontingent voor de invoer van 500 t maniokzetmeel (volgnummer 09.4064) geopend.

(2)

Uit de overeenkomstig artikel 10 van Verordening (EG) nr. 2402/96 gedane mededeling blijkt dat de overeenkomstig artikel 9 van die verordening op 15 januari 2008 om 13.00 uur (plaatselijke tijd Brussel) ingediende aanvragen de beschikbare hoeveelheden overschrijden. Bijgevolg moet worden bepaald voor welke hoeveelheden invoercertificaten kunnen worden afgegeven, door de toewijzingscoëfficiënt vast te stellen die op de aangevraagde hoeveelheden moet worden toegepast.

(3)

Ook moet worden bepaald dat in het kader van Verordening (EG) nr. 2402/96 geen invoercertificaten meer mogen worden afgegeven voor de lopende tranche,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Voor elke invoercertificaataanvraag in het kader van het in Verordening (EG) nr. 2402/96 bedoelde contingent voor maniokzetmeel, die op 15 januari 2008 om 13.00 uur (plaatselijke tijd Brussel) is ingediend, wordt een certificaat afgegeven voor de gevraagde hoeveelheid, vermenigvuldigd met een toewijzingscoëfficiënt van 5,133291 %.

2.   De afgifte van certificaten waarvoor de aanvraag is ingediend met ingang van 15 januari 2008 om 13.00 uur (plaatselijke tijd Brussel), wordt voor de lopende tranche geschorst.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 18 januari 2008.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 270 van 21.10.2003, blz. 78. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 735/2007 (PB L 169 van 29.6.2007, blz. 6). Verordening (EEG) nr. 1784/2003 wordt per 1 juli 2008 vervangen door Verordening (EG) nr. 1234/2007 (PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1).

(2)  PB L 238 van 1.9.2006, blz. 13. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 289/2007 (PB L 78 van 17.3.2007, blz. 17).

(3)  PB L 327 van 18.12.1996, blz. 14. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1884/2006 (PB L 364 van 20.12.2006, blz. 44).


19.1.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 16/7


VERORDENING (EG) Nr. 44/2008 VAN DE COMMISSIE

van 18 januari 2008

tot vaststelling van de mate waarin de aanvragen voor certificaten voor de invoer van boter van oorsprong uit Nieuw-Zeeland die in de eerste tien dagen van januari 2008 in het kader van de contingenten met de volgnummers 09.4195 en 09.4182 zijn ingediend, kunnen worden aanvaard

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector melk en zuivelproducten (1),

Gelet op Verordening (EG) nr. 2535/2001 van de Commissie van 14 december 2001 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad voor de invoerregeling voor melk en zuivelproducten en houdende opening van tariefcontingenten (2), en met name op artikel 35 bis, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

De aanvragen voor certificaten voor de invoer van boter van oorsprong uit Nieuw-Zeeland die in de periode van 1 januari 2008 tot en met 10 januari 2008 in het kader van de in bijlage III.A bij Verordening (EG) nr. 2535/2001 vermelde contingenten met de volgnummers 09.4195 en 09.4182 zijn ingediend en uiterlijk op 15 januari 2008 aan de Commissie zijn meegedeeld, hebben betrekking op hoeveelheden die groter zijn dan de beschikbare hoeveelheden. Bijgevolg moeten toewijzingscoëfficiënten worden vastgesteld voor de aangevraagde hoeveelheden,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De aanvragen voor certificaten voor de invoer van boter van oorsprong uit Nieuw-Zeeland die in de periode van 1 januari 2008 tot en met 10 januari 2008 op grond van Verordening (EG) nr. 2535/2001 in het kader van de contingenten met de volgnummers 09.4195 en 09.4182 zijn ingediend en uiterlijk op 15 januari 2008 aan de Commissie zijn meegedeeld, worden aanvaard mits de in de bijlage bij deze verordening vastgestelde toewijzingscoëfficiënten worden toegepast.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 18 januari 2008.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 160 van 26.6.1999, blz. 48. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1913/2005 (PB L 307 van 25.11.2005, blz. 2). Verordening (EG) nr. 1255/1999 wordt per 1 juli 2008 vervangen door Verordening (EG) nr. 1234/2007 (PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1).

(2)  PB L 341 van 22.12.2001, blz. 29. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1565/2007 (PB L 340 van 22.12.2007, blz. 37).


BIJLAGE

Contingentnummer

Toewijzingscoëfficiënt

09.4195

12,685836 %

09.4182

100 %


19.1.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 16/9


VERORDENING (EG) Nr. 45/2008 VAN DE COMMISSIE

van 18 januari 2008

tot wijziging van de bij Verordening (EG) nr. 1109/2007 voor het verkoopseizoen 2007/2008 vastgestelde representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor bepaalde producten van de sector suiker

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 318/2006 van de Raad van 20 februari 2006 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector suiker (1),

Gelet op Verordening (EG) nr. 951/2006 van de Commissie van 30 juni 2006 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 318/2006 van de Raad, wat betreft de handel met derde landen in de sector suiker (2), en met name op artikel 36,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De representatieve prijzen en de aanvullende invoerrechten voor witte suiker, ruwe suiker en bepaalde stropen voor het verkoopseizoen 2007/2008 zijn vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1109/2007 van de Commissie (3). Deze prijzen en rechten zijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 37/2008 van de Commissie (4).

(2)

De bovenbedoelde prijzen en invoerrechten moeten op grond van de gegevens waarover de Commissie nu beschikt, overeenkomstig het bepaalde in Verordening (EG) nr. 951/2006 worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De bij Verordening (EG) nr. 1109/2007 voor het verkoopseizoen 2007/2008 vastgestelde representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor de in artikel 36 van Verordening (EG) nr. 951/2006 bedoelde producten worden gewijzigd zoals aangegeven in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 19 januari 2008.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 18 januari 2008.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 58 van 28.2.2006, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1260/2007 (PB L 283 van 27.10.2007, blz. 1). Verordening (EG) nr. 318/2006 wordt per 1 oktober 2008 vervangen door Verordening (EG) nr. 1234/2007 (PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1).

(2)  PB L 178 van 1.7.2006, blz. 24. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2031/2006 (PB L 414 van 30.12.2006, blz. 43).

(3)  PB L 253 van 28.9.2007, blz. 5.

(4)  PB L 15 van 18.1.2008, blz. 20.


BIJLAGE

Met ingang van 19 januari 2008 geldende gewijzigde representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor witte suiker, ruwe suiker en de producten van GN-code 1702 90 95

(EUR)

GN-code

Representatieve prijs per 100 kg nettogewicht van het betrokken product

Aanvullend invoerrecht per 100 kg nettogewicht van het betrokken product

1701 11 10 (1)

23,38

4,61

1701 11 90 (1)

23,38

9,84

1701 12 10 (1)

23,38

4,42

1701 12 90 (1)

23,38

9,41

1701 91 00 (2)

22,77

14,47

1701 99 10 (2)

22,77

9,33

1701 99 90 (2)

22,77

9,33

1702 90 95 (3)

0,23

0,41


(1)  Vastgesteld voor de standaardkwaliteit als gedefinieerd in bijlage I, punt III, bij Verordening (EG) nr. 318/2006 van de Raad (PB L 58 van 28.2.2006, blz. 1).

(2)  Vastgesteld voor de standaardkwaliteit als gedefinieerd in bijlage I, punt II, bij Verordening (EG) nr. 318/2006.

(3)  Vastgesteld per procentpunt sacharosegehalte.


19.1.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 16/11


VERORDENING (EG) Nr. 46/2008 VAN DE COMMISSIE

van 18 januari 2008

tot 90e wijziging van Verordening (EG) nr. 881/2002 tot vaststelling van bepaalde specifieke beperkende maatregelen tegen sommige personen en entiteiten die banden hebben met Usama bin Laden, het Al Qaida-netwerk en de Taliban

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 881/2002 van de Raad van 27 mei 2002 tot vaststelling van bepaalde specifieke beperkende maatregelen tegen sommige personen en entiteiten die banden hebben met Usama bin Laden, het Al Qaida-netwerk en de Taliban, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 467/2001 van de Raad tot instelling van een verbod op de uitvoer van bepaalde goederen en diensten naar Afghanistan, tot versterking van het verbod op vluchten en verlenging van de bevriezing van tegoeden en andere financiële middelen ten aanzien van de Taliban van Afghanistan (1), en met name op artikel 7, lid 1, eerste streepje,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In bijlage I bij Verordening (EG) nr. 881/2002 worden personen, groepen en entiteiten opgesomd wier tegoeden en economische middelen krachtens die verordening worden bevroren.

(2)

Het Sanctiecomité van de VN-Veiligheidsraad heeft op 21 december 2007 besloten tot wijziging van de lijst van personen, groepen en entiteiten wier tegoeden en economische middelen moeten worden bevroren. Bijlage I moet dus dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage I bij Verordening (EG) nr. 881/2002 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 18 januari 2008.

Voor de Commissie

Eneko LANDÁBURU

Directeur-generaal Buitenlandse betrekkingen


(1)  PB L 139 van 29.5.2002, blz. 9. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1389/2007 van de Commissie (PB L 310 van 28.11.2007, blz. 6).


BIJLAGE

Bijlage I bij Verordening (EG) nr. 881/2002 wordt als volgt gewijzigd:

(1)

De vermelding „Al-Itihaad Al-Islamiya (AIAI)” op de lijst „Rechtspersonen, groepen en entiteiten” wordt vervangen door:

„Al-Itihaad Al-Islamiya (AIAI). Overige informatie: a) opereert naar verluidt in Somalië en Ethiopië, b) leiders zijn onder anderen Hassan Abdullah Hersi Al-Turki en Hassan Dahir Aweys.”

(2)

De vermelding „Moustafa Abbes. Adres: Via Padova, 82 — Milaan, Italië (woonplaats). Geboortedatum: 5.2.1962. Geboorteplaats: Osniers, Algerije” op de lijst „Natuurlijke personen” wordt vervangen door:

„Moustafa Abbes. Adres: Via Padova 82, Milaan, Italië (woonplaats). Geboortedatum: 5.2.1962. Geboorteplaats: Osniers, Algerije. Overige informatie: Op 19.5.2005 veroordeeld tot drie jaar en zes maanden gevangenisstraf door de rechtbank van Napels. Op 30.1.2006 vrijgelaten op grond van een gerechtelijk bevel tot opschorting van zijn straf.”

(3)

De vermelding „Tarek Ben Al-Bechir Ben Amara Al-Charaabi (ook bekend als a) Tarek Sharaabi, b) Haroun, c) Frank). Adres: Viale Bligny 42, Milaan, Italië. Geboortedatum: 31.3.1970. Geboorteplaats: Tunis, Tunesië. Nationaliteit: Tunesisch. Paspoort nr.: L579603 (Tunesisch paspoort afgegeven op 19.11.1997, vervallen op 18.11.2002). Nationaal identificatienummer: 007-99090. Overige informatie: a) Italiaans fiscaal nummer: CHRTRK70C31Z352U, b) de naam van zijn moeder is Charaabi Hedia” op de lijst „Natuurlijke personen” wordt vervangen door:

„Tarek Ben Al-Bechir Ben Amara Al-Charaabi (ook bekend als a) Tarek Sharaabi, b) Haroun, c) Frank). Adres: Viale Bligny 42, Milaan, Italië. Geboortedatum: 31.3.1970. Geboorteplaats: Tunis, Tunesië. Nationaliteit: Tunesisch. Paspoort nr.: L579603 (Tunesisch paspoort afgegeven op 19.11.1997, vervallen op 18.11.2002). Nationaal identificatienummer: 007-99090. Overige informatie: a) Italiaans fiscaal nummer: CHRTRK70C31Z352U, b) de naam van zijn moeder is Charaabi Hedia, c) uit de gevangenis in Italië ontslagen op 28.5.2004. De gerechtelijke autoriteiten van Milaan hebben op 18.5.2005 een arrestatiebevel tegen hem uitgevaardigd. Sinds oktober 2007 voortvluchtig.”

(4)

De vermelding „Said Ben Abdelhakim Ben Omar Al-Cherif (alias a) Djallal, b) Youcef, c) Abou Salman). Adres: Corso Lodi 59, Milaan, Italië. Geboortedatum: 25.1.1970. Geboorteplaats: Menzel Temime, Tunesië. Nationaliteit: Tunesisch. Paspoort nr.: M307968 (Tunesisch paspoort afgegeven op 8.9.2001, vervalt op 7.9.2006).” op de lijst „Natuurlijke personen” wordt vervangen door:

„Said Ben Abdelhakim Ben Omar Al-Cherif (ook bekend als a) Djallal, b) Youcef, c) Abou Salman). Adres: Corso Lodi 59, Milaan, Italië. Geboortedatum: 25.1.1970. Geboorteplaats: Menzel Temime, Tunesië. Nationaliteit: Tunesisch. Paspoort nr.: M307968 (Tunesisch paspoort afgegeven op 8.9.2001, vervallen op 7.9.2006). Overige informatie: Door de Rechtbank van eerste aanleg van Milaan op 9.5.2005 veroordeeld tot vier jaar en zes maanden gevangenisstraf en op 5.10.2006 tot zes jaar gevangenisstraf. Gedetineerd in Italië sinds september 2007.”

(5)

De vermelding „Noureddine Ben Ali Ben Belkassem Al-Drissi. Adres: Via Plebiscito 3, Cremona, Italië. Geboortedatum: 30.4.1964. Geboorteplaats: Tunis, Tunesië. Nationaliteit: Tunesisch. Paspoort nr.: L851940 (Tunesisch paspoort afgegeven op 9.9.1998, vervallen op 8.9.2003).” op de lijst „Natuurlijke personen” wordt vervangen door:

„Noureddine Ben Ali Ben Belkassem Al-Drissi. Adres: Via Plebiscito 3, Cremona, Italië. Geboortedatum: 30.4.1964. Geboorteplaats: Tunis, Tunesië. Nationaliteit: Tunesisch. Paspoort nr.: L851940 (Tunesisch paspoort afgegeven op 9.9.1998, vervallen op 8.9.2003). Overige informatie: Op 15.7.2006 veroordeeld tot zeven jaar en zes maanden gevangenisstraf door de Rechtbank van eerste aanleg van Cremona. Tegen de straf is beroep aangetekend. Een nieuw proces zal plaatsvinden bij het Hof van Beroep van Brescia. Gedetineerd in Italië sinds september 2007.”

(6)

De vermelding „Fethi Ben Hassen Ben Salem Al-Haddad. Adres: a) Via Fulvio Testi 184, Cinisello Balsamo (MI), Italië, b) Via Porte Giove 1, Mortara (PV), Italië (domicilie). Geboortedatum: 28.6.1963. Geboorteplaats: Tataouene, Tunesië. Nationaliteit: Tunesisch. Paspoort nr.: L183017 (Tunesisch paspoort afgegeven op 14.2.1996, vervallen op 13.2.2001). Overige informatie: Italiaans fiscaal nummer: HDDFTH63H28Z352V.” op de lijst „Natuurlijke personen” wordt vervangen door:

„Fethi Ben Hassen Ben Salem Al-Haddad. Adres: a) Via Fulvio Testi 184, Cinisello Balsamo (MI), Italië, b) Via Porte Giove 1, Mortara (PV), Italië (woonplaats). Geboortedatum: 28.6.1963. Geboorteplaats: Tataouene, Tunesië. Nationaliteit: Tunesisch. Paspoort nr.: L183017 (Tunesisch paspoort afgegeven op 14.2.1996, vervallen op 13.2.2001). Overige informatie: a) Italiaans fiscaal nummer: HDDFTH63H28Z352V, b) op 19.5.2005 veroordeeld tot vijf jaar gevangenisstraf door de rechtbank van Napels. Op 22.3.2007 vrijgelaten op grond van een gerechtelijk bevel tot opschorting van zijn straf.”

(7)

De vermelding „Abd Al Wahab Abd Al Hafiz (alias a) Ferdjani Mouloud, b) Mourad, c) Rabah Di Roma). Adres: Via Lungotevere Dante — Rome, Italië. Geboortedatum: 7.9.1967. Geboorteplaats: Algiers, Algerije” op de lijst „Natuurlijke personen” wordt vervangen door:

„Abd Al Wahab Abd Al Hafiz (ook bekend als a) Ferdjani Mouloud, b) Mourad, c) Rabah Di Roma). Adres: Via Lungotevere Dante, Rome, Italië (woonplaats). Geboortedatum: 7.9.1967. Geboorteplaats: Algiers, Algerije. Overige informatie: Op 19.5.2005 bij verstek veroordeeld tot vijf jaar gevangenisstraf door de rechtbank van Napels. Sinds september 2007 voortvluchtig.”

(8)

De vermelding „Kamal Ben Maoeldi Al-Hamraoui (ook bekend als a) Kamel, (b) Kimo). Adres: a) Via Bertesi 27, Cremona, Italië, b) Via Plebiscito 3, Cremona, Italië. Geboortedatum: 21.10.1977. Geboorteplaats: Beja, Tunesië. Nationaliteit: Tunesisch. Paspoort nr.: P229856 (Tunesisch paspoort afgegeven op 1.11.2002, vervalt op 31.10.2007).” op de lijst „Natuurlijke personen” wordt vervangen door:

„Kamal Ben Maoeldi Ben Hassan Al-Hamraoui (ook bekend als a) Kamel, b) Kimo). Adres: a) Via Bertesi 27, Cremona, Italië, b) Via Plebiscito 3, Cremona, Italië. Geboortedatum: 21.10.1977. Geboorteplaats: Beja, Tunesië. Nationaliteit: Tunesisch. Paspoort nr.: P229856 (Tunesisch paspoort afgegeven op 1.11.2002, vervallen op 31.10.2007). Overige informatie: Op 13.7.2005 veroordeeld tot drie jaar en zes maanden gevangenisstraf in Brescia. Tegen hem is een uitzettingsbevel uitgevaardigd, dat op 17.4.2007 door het Europees Hof voor de rechten van de mens is opgeschort. Sinds september 2007 in vrijheid.”

(9)

De vermelding „Aweys, Hassan Dahir (ook bekend als Ali, Sheikh Hassan Dahir Aweys) (ook bekend als Awes, Shaykh Hassan Dahir), geboren in 1935, Somalisch staatsburger.” op de lijst „Natuurlijke personen” wordt vervangen door:

„Hassan Dahir Aweys (ook bekend als a) Ali, Sheikh Hassan Dahir Aweys, b) Awes, Shaykh Hassan Dahir, c) Hassen Dahir Aweyes, d) Ahmed Dahir Aweys, e) Mohammed Hassan Ibrahim, f) Aweys Hassan Dahir). Titel: a) sjeik, b) kolonel. Geboortedatum: 1935. Nationaliteit: Somalisch. Overige informatie: a) op 12 november 2007 gesignaleerd in Eritrea; b) familiale achtergrond: behoort tot de clan Hawiya — Habergdir — Ayr; c) heeft hoge positie in Al-Itihaad Al-Islamiya (AIAI).”

(10)

De vermelding „Nessim Ben Mohamed Al-Cherif Ben Mohamed Saleh Al-Saadi (ook bekend als Abou Anis). Adres: a) Via Monte Grappa 15, Arluno (Milaan), Italië, b) Via Cefalonia 11, Milaan, Italië. Geboortedatum: 30.11.1974. Geboorteplaats: Haidra Al-Qasreen, Tunesië. Nationaliteit: Tunesisch. Paspoort nr.: M788331 (Tunesisch paspoort afgegeven op 28.9.2001, vervalt op 27.9.2006).” op de lijst „Natuurlijke personen” wordt vervangen door:

„Nessim Ben Mohamed Al-Cherif Ben Mohamed Saleh Al-Saadi (ook bekend als a) Saadi Nassim, b) Abou Anis). Adres: a) Via Monte Grappa 15, Arluno (Milaan), Italië, b) Via Cefalonia 11, Milaan, Italië (woonplaats). Geboortedatum: 30.11.1974. Geboorteplaats: Haidra Al-Qasreen, Tunesië. Nationaliteit: Tunesisch. Paspoort nr.: M788331 (Tunesisch paspoort afgegeven op 28.9.2001, vervallen op 27.9.2006). Overige informatie: Op 9.5.2005 veroordeeld tot vier jaar en zes maanden gevangenisstraf en uitwijziging door de Rechtbank van eerste aanleg van Milaan. Vrijgelaten op 6.8.2006. Beroep door de aanklager van Milaan, aanhangig september 2007.”

(11)

De vermelding „Faraj Faraj Hussein Al-Sa’idi (ook bekend als a) Mohamed Abdulla Imad, b) Muhamad Abdullah Imad, c) Imad Mouhamed Abdellah, d) Faraj Farj Hassan Al Saadi, e) Hamza Al Libi, f) Abdallah Abd al-Rahim). Adres: Viale Bligny 42, Milaan, Italië (Imad Mouhamed Abdellah). Geboortedatum: 28.11.1980. Geboorteplaats: a) Libië, b) Gaza (Mohamed Abdulla Imad), c) Jordanië (Mohamed Abdullah Imad), d) Palestina (Imad Mouhamed Abdellah). Nationaliteit: Libisch.” op de lijst „Natuurlijke personen” wordt vervangen door:

„Faraj Faraj Hussein Al-Sa’idi (ook bekend als a) Mohamed Abdulla Imad, b) Muhamad Abdullah Imad, c) Imad Mouhamed Abdellah, d) Faraj Farj Hassan Al Saadi, e) Hamza Al Libi, f) Abdallah Abd al-Rahim). Adres: Viale Bligny 42, Milaan, Italië (Imad Mouhamed Abdellah). Geboortedatum: 28.11.1980. Geboorteplaats: a) Libië, b) Gaza (Mohamed Abdulla Imad), c) Jordanië (Muhamad Abdullah Imad), d) Palestina (Imad Mouhamed Abdellah). Nationaliteit: Libisch. Overige informatie: Op 18.12.2006 veroordeeld tot vijf jaar gevangenisstraf door de Rechtbank van eerste aanleg van Milaan.”

(12)

De vermelding „Hassan Abdullah Hersi Al-Turki (alias Hassan Turki). Geboortedatum: circa 1944. Geboorteplaats: Regio V (Ogaden), Ethiopië. Overige informatie: lid van de Reer-Abdille subclan van de Ogaden clan.” op de lijst „Natuurlijke personen” wordt vervangen door:

„Hassan Abdullah Hersi Al-Turki (ook bekend als Hassan Turki). Titel: Sjeik. Geboortedatum: circa 1944. Geboorteplaats: Regio V, Ethiopië (de regio Ogaden in het oosten van Ethiopië). Nationaliteit: Somalisch. Overige informatie: a) naar verluidt actief in het zuiden van Somalië, in de regio Jubbada Hoose bij Kismayo, met name in Jilibe en Burgabo (november 2007); b) familiale achtergrond: behoort tot de clan Ogaden, subclan Reer-Abdille; c) maakt deel uit van de leiding van Al-Itihaad Al-Islamiya (AIAI); d) vermoedelijk betrokken bij de aanvallen op de ambassades van de Verenigde Staten in Nairobi en Dar es Salaam in augustus 1998.”

(13)

De vermelding „L’Hadi Bendebka (alias a) Abd Al Hadi, b) Hadi). Adres: a) Via Garibaldi, 70 — San Zenone al Po (PV), Italië, b) Via Manzoni, 33 — Cinisello Balsamo (MI), Italië (Woonplaats). Geboortedatum: 17.11.1963. Geboorteplaats: Algiers, Algerije. Overige informatie: onder a) genoemd adres gebruikt vanaf 17.12.2001.” op de lijst „Natuurlijke personen” wordt vervangen door:

„L’Hadi Bendebka (ook bekend als a) Abd Al Hadi, b) Hadi). Adres: a) Via Garibaldi 70, San Zenone al Po (PV), Italië, b) Via Manzoni 33, Cinisello Balsamo (MI), Italië (woonplaats). Geboortedatum: 17.11.1963. Geboorteplaats: Algiers, Algerije. Overige informatie: a) onder a) genoemd adres gebruikt vanaf 17.12.2001, b) op 16.3.2004 door het Hof van Beroep van Napels veroordeeld tot acht jaar gevangenisstraf. Gedetineerd in Italië sinds september 2007.”

(14)

De vermelding „Othman Deramchi (alias Abou Youssef). Adres: (a) Via Milanese, 5 — Sesto San Giovanni, Italië, (b) Piazza Trieste, 11 — Mortara, Italië (woonplaats). Geboortedatum: 7.6.1954. Geboorteplaats: Tighennif, Algerije. Fiscaal nummer: DRMTMN54H07Z301T” op de lijst „Natuurlijke personen” wordt vervangen door:

„Othman Deramchi (ook bekend als Abou Youssef). Adres: a) Via Milanese 5, 20099 Sesto San Giovanni (MI), Italië, b) Piazza Trieste 11, Mortara, Italië (woonplaats vanaf oktober 2002). Geboortedatum: 7.6.1954. Geboorteplaats: Tighennif, Algerije. Overige informatie: a) Fiscaal nummer: DRMTMN54H07Z301T, b) op 19.5.2005 veroordeeld tot acht jaar gevangenisstraf door de rechtbank van Napels. Gedetineerd in Italië sinds september 2007.”

(15)

De vermelding „Radi Abd El Samie Abou El Yazid EL AYASHI, (alias MERA’I), Via Cilea 40, Milaan, Italië. Geboorteplaats: El Gharbia (Egypte). Geboortedatum: 2 januari 1972” op de lijst „Natuurlijke personen” wordt vervangen door:

„Radi Abd El Samie Abou El Yazid El Ayashi, (ook bekend als Mera’l). Adres: Via Cilea 40, Milaan, Italië (woonplaats). Geboortedatum: 2.1.1972. Geboorteplaats: El Gharbia, Egypte. Overige informatie: Op 21.9.2006 veroordeeld tot tien jaar gevangenisstraf door de Rechtbank van eerste aanleg van Milaan. Gedetineerd in Italië sinds september 2007.”

(16)

De vermelding „Ahmed El Bouhali (ook bekend als Abu Katada). Adres: vicolo S. Rocco, 10 — Casalbuttano (Cremona), Italië. Geboortedatum: 31.5.1963. Geboorteplaats: Sidi Kacem, Marokko. Nationaliteit: Marokkaans. Overige informatie: Italiaans fiscaal nummer LBHHMD63E31Z330M.” op de lijst „Natuurlijke personen” wordt vervangen door:

„Ahmed El Bouhali (ook bekend als Abu Katada). Adres: Vicolo S. Rocco 10, Casalbuttano (Cremona), Italië. Geboortedatum: 31.5.1963. Geboorteplaats: Sidi Kacem, Marokko. Nationaliteit: Marokkaans. Overige informatie: a) Italiaans fiscaal nummer LBHHMD63E31Z330M, b) op 15.7.2006 vrijgesproken door het Hof van Assisen van Cremona.”

(17)

De vermelding „Ali El Heit (ook bekend als a) Kamel Mohamed, b) Alì Di Roma). Adres: a) via D. Fringuello 20, Rome, Italië, b) Milaan, Italië (woonplaats). Geboortedatum: a) 20.3.1970, b) 30.1.1971. Geboorteplaats: Rouiba, Algerije” op de lijst „Natuurlijke personen” wordt vervangen door:

„Ali El Heit (ook bekend als a) Kamel Mohamed, b) Alì Di Roma). Adres: a) Via D. Fringuello 20, Rome, Italië, b) Milaan, Italië (woonplaats). Geboortedatum: a) 20.3.1970, b) 30.1.1971 (Kamel Mohamed). Geboorteplaats: Rouiba, Algerije. Overige informatie: Op 19.5.2005 veroordeeld tot vijf jaar gevangenisstraf door de rechtbank van Napels. Vrijgelaten op 5.10.2006. Op 11.8.2006 opnieuw gearresteerd wegens terroristische misdrijven. Gedetineerd in Italië sinds september 2007.”

(18)

De vermelding „Sami Ben Khamis Ben Saleh Elsseid (alias a) Omar El Mouhajer, b) Saber). Adres: Via Dubini 3, Gallarate (VA), Italië. Geboortedatum: 10.2.1968. Geboorteplaats: Menzel Jemil Bizerte, Tunesië. Nationaliteit: Tunesisch. Paspoort nr.: K929139 (Tunesisch paspoort afgegeven op 14.2.1995, vervallen op 13.2.2000). Nationaal identificatienr. 00319547 afgegeven op 8.12.1994. Overige informatie: a) Italiaans fiscaal nummer: SSDSBN68B10Z352F,(b) de naam van zijn moeder is Beya al-Saidani, (c) hij was gedetineerd in Italië.” op de lijst „Natuurlijke personen” wordt vervangen door:

„Sami Ben Khamis Ben Saleh Elsseid (ook bekend als a) Omar El Mouhajer, b) Saber). Adres: Via Dubini 3, Gallarate (VA), Italië. Geboortedatum: 10.2.1968. Geboorteplaats: Menzel Jemil Bizerte, Tunesië. Nationaliteit: Tunesisch. Paspoort nr.: K929139 (Tunesisch paspoort afgegeven op 14.2.1995, vervallen op 13.2.2000). Nationaal identificatienummer: 00319547 (afgegeven op 8.12.1994). Overige informatie: a) Italiaans fiscaal nummer: SSDSBN68B10Z352F, b) de naam van zijn moeder is Beya al-Saidani, c) veroordeeld tot vijf jaar gevangenisstraf, verminderd tot één jaar en acht maanden door het Hof van Beroep van Milaan op 14.12.2006. De gerechtelijke autoriteiten van Milaan hebben op 2.6.2007 een arrestatiebevel tegen hem uitgevaardigd. Gedetineerd in Italië sinds oktober 2007.”

(19)

De vermelding „Mohammed Tahir HAMMID (alias ABDELHAMID AL KURDI), Via della Martinella 132, Parma, Italië. Geboorteplaats: Poshok (Irak). Geboortedatum: 1 november 1975. Titel: imam” op de lijst „Natuurlijke personen” wordt vervangen door:

„Mohammad Tahir Hammid (ook bekend als Abdelhamid Al Kurdi). Titel: imam. Adres: Via della Martinella 132, Parma, Italië. Geboortedatum: 1.11.1975. Geboorteplaats: Poshok, Irak. Overige informatie: Op 19.4.2004 veroordeeld tot één jaar en elf maanden gevangenisstraf door een Italiaanse gerechtelijke instantie. Vrijgelaten op 15.10.2004. Uitzettingsbevel uitgevaardigd op 18.10.2004. Sinds september 2007 voortvluchtig.”

(20)

De vermelding „Ali Ahmed Nur Jim’ale (alias a) Jimale, Ahmed Ali; b) Jim’ale, Ahmad Nur Ali; c) Jumale, Ahmed Nur; d) Jumali, Ahmed Ali). Adres: PO Box 3312, Dubai, Verenigde Arabische Emiraten. Somalische nationaliteit. Overige informatie: beroep: boekhouder, Mogadishu, Somalië.” op de lijst „Natuurlijke personen” wordt vervangen door:

„Ali Ahmed Nur Jim’ale (ook bekend als a) Jimale, Ahmed Ali; b) Jim’ale, Ahmad Nur Ali; c) Jumale, Ahmed Nur; d) Jumali, Ahmed Ali). Adres: P.O. Box 3312, Dubai, Verenigde Arabische Emiraten. Geboortejaar: 1954. Nationaliteit: Somalisch. Overige informatie: a) beroep: boekhouder, Mogadishu, Somalië; b) betrokken bij Al-Itihaad Al-Islamiya (AIAI).”

(21)

De vermelding „Abderrahmane Kifane. Adres: via S. Biagio 32 of 35 — Sant’Anastasia (NA), Italië. Geboortedatum: 7.3.1963. Geboorteplaats: Casablanca, Marokko. Overige informatie: op 22 juli 1995 in Italië veroordeeld tot een gevangenisstraf van 20 maanden voor steun aan de Gewapende Islamitsche Groep (GIA).” op de lijst „Natuurlijke personen” wordt vervangen door:

„Abderrahmane Kifane. Adres: Via S. Biagio 32 of 35, Sant’Anastasia (NA), Italië. Geboortedatum: 7.3.1963. Geboorteplaats: Casablanca, Marokko. Overige informatie: Op 22.7.1995 in Italië veroordeeld tot 20 maanden gevangenisstraf wegens steun aan de Groupe islamique armé (GIA — Gewapende Islamitische Groep). Op 16.3.2004 veroordeeld tot drie jaar en zes maanden gevangenisstraf door het Hof van Beroep van Napels. Ten gevolge van een besluit van het Hooggerechtshof zal een nieuw proces plaatsvinden.”

(22)

De vermelding „Abdelkader Laagoub. Adres: via Europa, 4 — Paderno Ponchielli (Cremona), Italië. Geboortedatum: 23.4.1966. Geboorteplaats: Casablanca, Marokko. Nationaliteit: Marokkaans. Overige informatie: Italiaans fiscaal nummer LGBBLK66D23Z330U.” op de lijst „Natuurlijke personen” wordt vervangen door:

„Abdelkader Laagoub. Adres: Via Europa 4, Paderno Ponchielli (Cremona), Italië. Geboortedatum: 23.4.1966. Geboorteplaats: Casablanca, Marokko. Nationaliteit: Marokkaans. Overige informatie: a) Italiaans fiscaal nummer LGBBLK66D23Z330U, b) op 15.7.2006 vrijgesproken door het Hof van Assisen van Cremona en op dezelfde datum vrijgelaten.”

(23)

De vermelding „Fazul Abdullah Mohammed (ook bekend als a) Abdalla, Fazul; b) Abdallah, Fazul; c) Ali, Fadel Abdallah Mohammed; d) Fazul, Abdalla; e) Fazul, Abdallah; f) Fazul, Abdallah Mohammed; g) Fazul, Haroon; h) Fazul, Harun; i) Haroun, Fadhil; j) Mohammed, Fazul; k) Mohammed, Fazul Abdilahi; l) Mohammed, Fouad; m) Muhamad, Fadil Abdallah; n) Abdullah Fazhl; o) Fazhl Haroun; p) Fazil Haroun; q) Faziul Abdallah; r) Fazul Abdalahi Mohammed; s) Haroun Fazil; t) Harun Fazul; u) Khan Fazhl; v) Farun Fahdl; w) Harun Fahdl; x) Aisha, Abu; y) Al Sudani, Abu Seif; z) Haroon; aa) Harun; bb) Luqman, Abu; cc) Haroun). Geboortedatum a) 25.8.1972, b) 25.12.1974, c) 25.2.1974, d) 1976, e) februari 1971. Geboorteplaats: Moroni, Comoren. Nationaliteit: a) Comorees, b) Keniaans.” op de lijst „Natuurlijke personen” wordt vervangen door:

„Fazul Abdullah Mohammed (ook bekend als a) Abdalla, Fazul, b) Abdallah, Fazul, c) Ali, Fadel Abdallah Mohammed, d) Fazul, Abdalla, e) Fazul, Abdallah, f) Fazul, Abdallah Mohammed, g) Fazul, Haroon, h) Fazul, Harun, i) Haroun, Fadhil, j) Mohammed, Fazul, k) Mohammed, Fazul Abdilahi, l) Mohammed, Fouad, m) Muhamad, Fadil Abdallah, n) Abdullah Fazhl, o) Fazhl Haroun, p) Fazil Haroun, q) Faziul Abdallah, r) Fazul Abdalahi Mohammed, s) Haroun Fazil, t) Harun Fazul, u) Khan Fazhl, v) Farun Fahdl, w) Harun Fahdl, x) Abdulah Mohamed Fadl, y) Fadil Abdallah Muhammad, z) Abdallah Muhammad Fadhul, aa) Fedel Abdullah Mohammad Fazul, ab) Fadl Allah Abd Allah, ac) Haroon Fadl Abd Allah, ad) Mohamed Fadl, ae) Abu Aisha, af) Abu Seif Al Sudani, ag) Haroon, ah) Harun, ai) Abu Luqman, aj) Haroun, ak) Harun Al-Qamry, al) Abu Al-Fazul Al-Qamari, am) Haji Kassim Fumu, an) Yacub). Geboortedatum: a) 25.8.1972, b) 25.12.1974, c) 25.2.1974, d) 1976, e) februari 1971. Geboorteplaats: Moroni, Comoren. Nationaliteit: a) Comorees, b) Keniaans. Overige informatie: a) opereert naar verluidt sinds november 2007 in het zuiden van Somalië; b) zou in het bezit zijn van Keniaanse en Comorese paspoorten. c) vermoedelijk betrokken bij de aanvallen op de ambassades van de Verenigde Staten in Nairobi en Dar es Salaam in augustus 1998, en bij aanvallen in Kenia in 2002; d) zou plastische chirurgie hebben ondergaan.”

(24)

De vermelding „Yacine Ahmed Nacer (alias Yacine Di Annaba). Geboortedatum: 2.12.1967. Geboorteplaats: Annaba, Algerije. Adres: a) rue Mohamed Khemisti, 6 — Annaba, Algerije, b) Vicolo Duchessa, 16 — Napels, Italië, c) Via Genova, 121 — Napels, Italië (woonplaats).” op de lijst „Natuurlijke personen” wordt vervangen door:

„Yacine Ahmed Nacer (ook bekend als Yacine Di Annaba). Geboortedatum: 2.12.1967. Geboorteplaats: Annaba, Algerije. Adres: a) rue Mohamed Khemisti 6, Annaba, Algerije, b) Vicolo Duchessa 16, Napels, Italië, c) Via Genova 121, Napels, Italië (woonplaats). Overige informatie: Op 19.5.2005 veroordeeld tot vijf jaar gevangenisstraf door de rechtbank van Napels. Gearresteerd in Frankrijk op 5.7.2005 en uitgeleverd aan Italië op 27.8.2005. Sinds september 2007 gedetineerd.”

(25)

De vermelding „Al-Azhar Ben Khalifa Ben Ahmed Rouine (alias a) Salmane, b) Lazhar). Adres: Vicolo S. Giovanni, Rimini, Italië. Geboortedatum: 20.11.1975. Geboorteplaats: Sfax (Tunesië). Nationaliteit: Tunesisch. Paspoort nr.: P182583 (Tunesisch paspoort afgegeven op 13.9.2003, vervalt op 12.9.2007).” op de lijst „Natuurlijke personen” wordt vervangen door:

„Al-Azhar Ben Khalifa Ben Ahmed Rouine (ook bekend als a) Salmane, b) Lazhar). Adres: Vicolo S. Giovanni, Rimini, Italië (woonplaats). Geboortedatum: 20.11.1975. Geboorteplaats: Sfax, Tunesië. Nationaliteit: Tunesisch. Paspoort nr.: P182583 (Tunesisch paspoort afgegeven op 13.9.2003, vervallen op 12.9.2007). Overige informatie: Op 9.5.2005 veroordeeld tot twee jaar en zes maanden gevangenisstraf door de Rechtbank van eerste aanleg van Milaan. Beroepsprocedure sinds september 2007 bij het Hof van Beroep van Milaan in behandeling. Sinds september 2007 in vrijheid.”

(26)

De vermelding „Ahmed Salim Swedan Sheikh (ook bekend als a) Ally, Ahmed; b) Suweidan, Sheikh Ahmad Salem; c) Swedan, Sheikh; d) Swedan, Sheikh Ahmed Salem; e) Ally Ahmad; f) Muhamed Sultan; g) Sheik Ahmed Salim Sweden; h) Sleyum Salum; i) Ahmed The Tall; j) Bahamad; k) Bahamad, Sheik; l) Bahamadi, Sheikh; m) Sheikh Bahamad). Geboortedatum: a) 9.4.1969, b) 9.4.1960, c) 4.9.1969. Geboorteplaats: Mombasa, Kenia. Nationaliteit: Keniaans. Paspoort nr.: A163012 (Keniaans paspoort). Nationaal identificatienummer: 8534714 (Keniaanse identiteitskaart afgegeven op 14.11.1996).” op de lijst „Natuurlijke personen” wordt vervangen door:

„Ahmed Salim Swedan Sheikh (ook bekend als a) Ally, Ahmed, b) Suweidan, Sheikh Ahmad Salem, c) Swedan, Sheikh, d) Swedan, Sheikh Ahmed Salem, e) Ally Ahmad, f) Muhamed Sultan, g) Sheik Ahmed Salim Sweden, h) Sleyum Salum, i) Sheikh Ahmed Salam, j) Ahmed The Tall, k) Bahamad, l) Bahamad, Sheik, m) Bahamadi, Sheikh, n) Sheikh Bahamad). Titel: Sjeik. Geboortedatum: a) 9.4.1969, b) 9.4.1960, c) 4.9.1969. Geboorteplaats: Mombasa, Kenia. Nationaliteit: Keniaans. Paspoort nr.: A163012 (Keniaans paspoort). Nationaal identificatienummer: 8534714 (Keniaanse identiteitskaart afgegeven op 14.11.1996). Overige informatie: vermoedelijk betrokken bij de aanvallen op de ambassades van de Verenigde Staten in Nairobi en Dar es Salaam in augustus 1998.”


II Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie niet verplicht is

BESLUITEN/BESCHIKKINGEN

Commissie

19.1.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 16/17


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 12 oktober 2007

betreffende de artikelen 111 en 172 van het Poolse wetsontwerp inzake genetisch gemodificeerde organismen, aangemeld door de Republiek Polen overeenkomstig artikel 95, lid 5, van het EG-Verdrag als afwijking van het bepaalde in Richtlijn 2001/18/EG van het Europees Parlement en de Raad inzake de doelbewuste introductie van genetisch gemodificeerde organismen in het milieu

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2007) 4697)

(Alleen de tekst in de Poolse taal is authentiek)

(Voor de EER relevante tekst)

(2008/62/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 95, leden 5 en 6,

Overwegende hetgeen volgt:

1.   PROCEDURE

(1)

In artikel 95, leden 5 en 6, eerste alinea, van het Verdrag is het volgende bepaald:

„5.   […] wanneer een lidstaat het na het nemen van een harmonisatiemaatregel door de Raad of de Commissie noodzakelijk acht, nationale bepalingen te treffen die gebaseerd zijn op nieuwe wetenschappelijke gegevens die verband houden met de bescherming van het milieu of het arbeidsmilieu vanwege een specifiek probleem dat zich in die lidstaat heeft aangediend nadat de harmonisatiemaatregel is genomen, stelt hij de Commissie voorts, onverminderd lid 4, in kennis van de voorgenomen bepalingen en de redenen voor het vaststellen ervan.

6.   Binnen zes maanden na de in [lid 5] bedoelde kennisgevingen keurt de Commissie de betrokken nationale bepalingen goed of wijst die af, nadat zij heeft nagegaan of zij al dan niet een middel tot willekeurige discriminatie, een verkapte beperking van de handel tussen de lidstaten, of een hinderpaal voor de werking van de interne markt vormen.”.

(2)

Bij brief van 13 april 2007 heeft de Permanente Vertegenwoordiging van Polen bij de Europese Unie de Commissie overeenkomstig artikel 95, lid 5, van het EG-Verdrag in kennis gesteld van de artikelen 111 en 172 van een wetsontwerp inzake genetisch gemodificeerde organismen, in afwijking van het bepaalde in Richtlijn 2001/18/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 maart 2001 inzake de doelbewuste introductie van genetisch gemodificeerde organismen in het milieu en tot intrekking van Richtlijn 90/220/EEG van de Raad (1) (hierna „Richtlijn 2001/18/EG” genoemd).

(3)

Bij brief van 9 juli 2007 heeft de Commissie de Poolse autoriteiten bevestigd dat zij de kennisgeving uit hoofde van artikel 95, lid 5, van het EG-Verdrag had ontvangen en dat de termijn van zes maanden waarin artikel 95, lid 6, voor het onderzoek daarvan voorziet, na deze kennisgeving was ingegaan.

(4)

Tevens heeft de Commissie een kennisgeving betreffende dit verzoek gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie  (2) om de andere belanghebbende partijen te informeren over de ontwerpmaatregelen die Polen voornemens is goed te keuren (3).

2.   BETROKKEN COMMUNAUTAIRE WETGEVING

2.1.   Richtlijn 2001/18/EG inzake de doelbewuste introductie van genetisch gemodificeerde organismen in het milieu

(5)

Richtlijn 2001/18/EG is gebaseerd op artikel 95 van het EG-Verdrag. Het doel van die richtlijn is de wetgeving en de procedures in de lidstaten voor de toelating van GGO’s die bestemd zijn om doelbewust in het milieu te worden geïntroduceerd, te harmoniseren. Overeenkomstig artikel 34 waren de lidstaten verplicht die richtlijn uiterlijk op 17 oktober 2002 in nationale wetgeving om te zetten.

(6)

Richtlijn 2001/18/EG voorziet in een stapsgewijze goedkeuringsprocedure, gebaseerd op een beoordeling per geval van de risico’s voor de menselijke gezondheid en het milieu, alvorens een GGO of een product dat uit GGO’s c.q. genetisch gemodificeerde micro-organismen (GGM’s) bestaat of dergelijke organismen bevat, in het milieu mag worden geïntroduceerd dan wel in de handel mag worden gebracht. De richtlijn voorziet in twee onderscheiden procedures, namelijk een voor experimentele introducties („introducties in het kader van deel B” genoemd) en introducties die bestaan uit het in de handel brengen van een product („introducties in het kader van deel C” genoemd). Voor introducties in het kader van deel B is een toelating op lidstaatniveau vereist, terwijl voor introducties in het kader van deel C een communautaire procedure van toepassing is, waarbij de uiteindelijke beslissing geldig is in de hele Europese Unie. De richtlijn voorziet ook in het in de handel brengen en de experimentele introductie in het milieu van transgene dieren op basis van het feit dat deze als GGO’s worden aangemerkt. Hoewel tot dusver nog nooit een goedkeuring voor dit soort toepassingen is verleend met betrekking tot transgene vissen of hogere dieren, voorziet de richtlijn wel in deze mogelijkheid. Naast bovengenoemde bepalingen betreffende de toelatingsprocedures bevat artikel 23 van Richtlijn 2001/18/EG een „vrijwaringsclausule”. In dat artikel wordt in hoofdzaak bepaald dat „wanneer een lidstaat op grond van na de datum van de toestemming beschikbaar gekomen nieuwe of nadere informatie die gevolgen heeft voor de milieurisicobeoordeling of op grond van een herbeoordeling van de bestaande informatie aan de hand van nieuwe of nadere wetenschappelijke kennis duidelijke redenen heeft om aan te nemen dat een GGO als product of in een product, waarvoor overeenkomstig deze richtlijn naar behoren een kennisgeving is ingediend en schriftelijk toestemming is verleend, gevaar oplevert voor de gezondheid van de mens of het milieu, […] die lidstaat het gebruik en/of de verkoop van dat GGO als product of in een product op zijn grondgebied tijdelijk [kan] beperken of verbieden”. Voorts zijn de lidstaten in geval van een ernstig risico gerechtigd noodmaatregelen te treffen, zoals de onderbreking of beëindiging van het in de handel brengen van het GGO, waarna zij de Commissie in kennis moeten stellen van het uit hoofde van artikel 23 genomen besluit, alsmede van de redenen die tot dat besluit hebben geleid. Op basis daarvan wordt op Gemeenschapsniveau een besluit genomen over het gebruik dat van de vrijwaringsclausule werd gemaakt, overeenkomstig de procedure van artikel 30, lid 2, van Richtlijn 2001/18/EG.

2.2.   Verordening (EG) nr. 1829/2003 inzake genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders

(7)

Volgens artikel 1 van Verordening (EG) nr. 1829/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2003 (4) inzake genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders heeft die verordening tot doel: „a) de basis te leggen voor het waarborgen van een hoog beschermingsniveau voor het leven en de gezondheid van de mens, de gezondheid en het welzijn van dieren, het milieu en de belangen van de consument met betrekking tot genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders, waarbij de goede werking van de interne markt gewaarborgd is; b) communautaire procedures vast te stellen voor de toelating van en het toezicht op genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders; c) bepalingen vast te stellen voor de etikettering van genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders.”. Vanwege deze verschillende doelstellingen is deze verordening gebaseerd op artikel 37, artikel 95 en artikel 152, lid 4, onder b), van het EG-Verdrag. De betrokken verordening is van toepassing op GGO’s voor gebruik als levensmiddelen en diervoeders, levensmiddelen of diervoeders die GGO’s bevatten of die uit GGO’s bestaan, en levensmiddelen en diervoeders die met GGO’s zijn geproduceerd of die van GGO’s geproduceerde ingrediënten bevatten. Zoals in overweging 11 van die verordening is vermeld, kan ook een vergunning worden verleend voor het gebruik van een GGO als grondstof voor de productie van menselijke voeding of diervoeding.

(8)

Bij Verordening (EG) nr. 1829/2003 is een gecentraliseerd stelsel voor de toelating van GGO’s ingesteld (de artikelen 3 tot en met 7 voor genetisch gemodificeerde levensmiddelen en de artikelen 15 tot en met 19 voor genetisch gemodificeerde diervoeders). Iedere aanvraag gaat vergezeld van een dossier waarmee de informatie wordt verstrekt die overeenkomstig de bijlagen III en IV bij Richtlijn 2001/18/EG verplicht is, alsmede de informatie over en de conclusies van de risicobeoordeling die overeenkomstig de beginselen van bijlage II bij Richtlijn 2001/18/EG is uitgevoerd (artikel 5, lid 5, onder a), en artikel 17, lid 5, onder a) van de verordening). De Europese Autoriteit voor Voedselveiligheid (EFSA) stelt een advies op over elke toelating (artikelen 6 en 18 van de verordening). In het geval van GGO’s die bestemd zijn om te worden gebruikt als zaaizaad of als ander vegetatief vermeerderingsmateriaal dat onder de werkingssfeer van de verordening valt, moet de EVA de milieurisicobeoordeling overeenkomstig artikel 6, lid 3, onder d), en artikel 18, lid 3, onder c), overlaten aan een bevoegde nationale instantie. In artikel 8 van de verordening zijn regels vastgesteld die van toepassing zijn op „bestaande producten”, te weten voedingsmiddelen die onder de voorwaarden van Richtlijn 90/220/EEG van de Raad (5), voordat Verordening (EG) nr. 258/97 van het Europees Parlement en de Raad (6) in werking was getreden, of overeenkomstig het bepaalde in Verordening (EG) nr. 258/97 in de handel zijn gebracht, dan wel andere producten die vóór de datum van toepassing van deze verordening wettig in de handel zijn gebracht en waarvoor de exploitanten die verantwoordelijk zijn voor het in de handel brengen de Commissie binnen zes maanden na de datum van toepassing van deze verordening hebben meegedeeld dat de producten vóór de datum van toepassing van die verordening in de handel zijn gebracht. Overeenkomstig datzelfde artikel 8 mogen deze producten onder bepaalde voorwaarden verder in de handel worden gebracht, worden gebruikt en verwerkt. In artikel 20 van Verordening (EG) nr. 1829/2003 is eenzelfde procedure vastgesteld voor diervoeders die zijn toegelaten uit hoofde van Richtlijn 90/220/EEG of Richtlijn 2001/18/EG, inclusief voor gebruik als diervoeder, uit hoofde van Richtlijn 82/471/EEG van de Raad (7), wanneer die producten met GGO’s geproduceerd zijn, of uit hoofde van Richtlijn 70/524/EEG van de Raad (8), wanneer die producten geheel of gedeeltelijk uit GGO’s bestaan of daarmee geproduceerd zijn. Binnen een jaar na de datum van toepassing van Verordening (EG) nr. 1829/2003 en wanneer vaststaat dat alle vereiste informatie is ingediend en onderzocht, zijn de betrokken producten in het Communautair register van genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders (hierna „het register” genoemd) opgenomen.

3.   KENNISGEVING VAN NATIONALE BEPALINGEN

3.1.   Werkingssfeer van de aangemelde nationale bepalingen.

(9)

Polen heeft bij zijn kennisgeving alle bepalingen van het wetsontwerp gevoegd. De afwijking van Richtlijn 2001/18/EG betreft volgens de door Polen meegestuurde toelichting echter uitsluitend artikel 111, leden 2, 5 en 6, van deel IV van het wetsontwerp, dat betrekking heeft op de doelbewuste introductie van GGO’s voor experimentele doeleinden, en artikel 172. De beoordeling in deze beschikking beperkt zich dan ook tot die bepalingen, onverminderd andere officiële procedures, waarbij eventueel de overeenstemming van de rest van de wet — inclusief de overige bepalingen van artikel 111 — met de communautaire wetgeving zal worden beoordeeld.

3.1.1.   Artikel 111 (doelbewuste introducties voor experimentele doeleinden)

(10)

In artikel 111 is de inhoud van een aanvraag voor de afgifte van een besluit voor de doelbewuste introductie van een GGO vastgesteld.

In artikel 111, lid 1, is het volgende bepaald: „Een aanvraag voor de afgifte van een besluit voor de doelbewuste introductie bevat:”

In artikel 111, lid 2, is het volgende bepaald: „Een aanvraag voor de afgifte van een besluit voor de doelbewuste introductie gaat vergezeld van:”

1.

een risicobeoordeling betreffende de te introduceren genetisch gemodificeerde organismen […],

2.

documentatie over de opstelling van de risicobeoordeling […],

3.

technische documentatie over de doelbewuste introductie,

4.

een actieprogramma voor het geval de gezondheid van personen of dieren of de veiligheid van het milieu risico lopen door de doelbewuste introductie,

5.

een verklaring van de burgemeester van de betrokken gemeente dat in het plaatselijke bestemmingsplan ten aanzien van de noodzaak van bescherming van het plaatselijke milieu en de natuur en het cultuurlandschap van het betrokken gebied, een bepaling is opgenomen die doelbewuste introductie mogelijk maakt,

6.

schriftelijke verklaringen van de eigenaars van de naast de locatie van de doelbewuste introductie gelegen landbouwbedrijven dat zij daartegen geen bezwaar hebben,

7.

een notarieel bekrachtigd afschrift van het contract voor de uitvoering van de doelbewuste introductie […],

8.

een samenvatting van de aanvraag.

3.1.2.   Artikel 172 (instelling van speciale zones voor de teelt van GGO’s)

(11)

In artikel 172 is het volgende bepaald:

„1.   De teelt van genetisch gemodificeerde planten wordt met inachtneming van het bepaalde in lid 2 verboden.

2.   De minister van Landbouw neemt, in overleg met de minister van Milieuzaken en na advies te hebben ingewonnen bij de gemeenteraad van de gemeente („gmina”) waar de genetisch gemodificeerde planten zullen worden geteeld, een besluit over de instelling van een zone die wordt aangewezen voor de teelt van genetisch gemodificeerde planten in een gespecificeerd gebied dat binnen het grondgebied van de gemeente ligt (voor de teelt van genetisch gemodificeerde planten aangewezen zone), nadat de in artikel 4, lid 21, onder f), bedoelde aanvrager een verzoek heeft ingediend om een besluit te nemen over de instelling van een dergelijke zone.

3.   Een aanvraag voor een besluit over de instelling van een voor de teelt van genetisch gemodificeerde planten aangewezen zone moet bevatten:

1.

de voor- en achternaam of de naam en de statutaire zetel en het adres van de in artikel 4, lid 21, onder f), bedoelde aanvrager,

2.

de soort en de variëteit van de genetisch gemodificeerde plant, de eigenschappen die door de genetische modificatie zijn verkregen en het eenduidige identificatienummer ervan,

3.

het nummer van het kadastrale perceel waarin het landbouwperceel ligt, in de zin van de regelingen inzake het nationale systeem voor het bijhouden van registers over telers, bedrijven en betalingsaanvragen, de oppervlakte van het landbouwperceel in hectares, de ligging van het landbouwperceel binnen het kadastrale perceel, het bladnummer van de kadastrale kaart voor dat kadastrale perceel, de naam van het kadastrale gebied en de naam van de gemeente en de województwo (provincie).

4.   De aanvraag moet zowel schriftelijk als in elektronische vorm worden ingediend.

5.   De in lid 3 bedoelde aanvraag gaat vergezeld van schriftelijke verklaringen van de pachters van land binnen het gebied dat ruimtelijk geïsoleerd is van het land waarop men van plan is genetisch gemodificeerde planten te telen, dat zij geen bezwaar hebben tegen het voornemen om een zone in te stellen die wordt aangewezen voor de teelt van genetisch gemodificeerde planten.

6.   Een kopie van de aanvraag voor een besluit over de instelling van een voor de teelt van genetisch gemodificeerde planten aangewezen zone wordt, binnen vijf dagen na de datum waarop de aanvraag schriftelijk en in elektronische vorm is ingediend, door de minister van Landbouw toegezonden aan:

1.

de minister van Milieuzaken;

2.

de gemeenteraad van de gemeente waar de genetisch gemodificeerde planten worden geteeld;

die op hun beurt, binnen 45 dagen na de datum waarop zij een kopie van de in lid 3 bedoelde aanvraag hebben ontvangen, hun met redenen omkleed standpunt over de aangelegenheid aan de minister van Landbouw kenbaar zullen maken.

7.   De minister van Milieuzaken deelt de minister van Landbouw het in lid 6, punt 1, bedoelde standpunt mee, nadat hij het advies heeft ingewonnen van het in artikel 26, lid 4, bedoelde team en het in artikel 25 bedoelde comité.

8.   De gemeenteraad van de in lid 6, punt 2, bedoelde gemeente maakt de informatie uit de aanvraag onmiddellijk na ontvangst daarvan publiek bekend in de stad of het dorp waar de zone eventueel wordt ingesteld, op de manier die daarvoor in het betrokken gebied gebruikelijk is.”.

(12)

Polen heeft de Commissie alle bepalingen van artikel 172 meegedeeld. Onverminderd andere officiële procedures waarbij eventueel de overeenstemming van de rest van de wet met de communautaire wetgeving zal worden beoordeeld, is de Commissie van mening dat alle bepalingen van artikel 172 afwijken van Richtlijn 2001/18/EG.

3.2.   Gevolgen van de aangemelde nationale bepalingen voor de communautaire wetgeving

3.2.1.   Gevolgen van artikel 111, lid 2, punten 5 en 6

(13)

De reikwijdte van die bepalingen, in samenhang met de toelichting daarbij, betekent dat zij vooral gevolgen zullen hebben voor de introductie van GGO’s voor andere doeleinden dan het in de handel brengen (hoofdzakelijk voor veldproeven) op grond van deel B (artikelen 5-11) van Richtlijn 2001/18/EG.

3.2.2.   Gevolgen van artikel 172

(14)

De werkingssfeer van artikel 172, lid 1, van het wetsontwerp betekent dat dit vooral gevolgen zal hebben voor:

de teelt van genetisch gemodificeerde zaadvariëteiten die krachtens de bepalingen van deel C (artikelen 12 tot en met 24) van Richtlijn 2001/18/EG zijn toegelaten;

de teelt van genetisch gemodificeerde zaadvariëteiten die reeds krachtens de bepalingen van Richtlijn 90/220/EEG zijn toegelaten en nu krachtens de artikelen 8 en 20 van Verordening (EG) nr. 1829/2003 als bestaande producten zijn aangemeld;

de teelt van genetisch gemodificeerde zaadvariëteiten die krachtens de bepalingen van Verordening (EG) nr. 1829/2003 zijn toegelaten.

4.   DOOR POLEN AANGEVOERDE MOTIVERING

(15)

In de ingediende toelichting op het wetsontwerp (blz. 12 en 16-17) en de tekst van de kennisgeving (blz. 3-5) wordt informatie verstrekt over het wetsontwerp met onder andere een interpretatie van de effecten op en de verenigbaarheid met de communautaire wetgeving.

4.1.   Aangevoerde motivering voor artikel 111, lid 2, punten 5 en 6

(16)

Volgens de Poolse kennisgeving (blz. 3-4) en de toelichting (blz. 12) kunnen de volgende argumenten worden aangevoerd om aan te geven dat er sprake is van „aspecten in verband met specifieke omstandigheden” in de zin van artikel 95, lid 5, van het EG-Verdrag:

(17)

Bij de formulering van de voorschriften voor de doelbewuste introductie van genetisch gemodificeerde organismen in het milieu voor experimentele doeleinden is het principe gehanteerd dat er een zo streng mogelijke regeling moet worden opgezet voor de beoordeling van de veiligheid van een bepaalde veldproef in de context van de veiligheid daarvan voor het milieu. Dit is vooral belangrijk omdat de introductie de eerste onderzoekfase is waarin het nieuwe genetisch gemodificeerde organisme in contact komt met het milieu en het experiment wordt uitgevoerd zonder de effectieve beschermende maatregelen die in gesloten systemen worden toegepast.

(18)

Het effect van een dergelijk organisme op het milieu is onbekend en is mogelijkerwijs schadelijk (dit geldt met name voor andere organismen dan genetisch gemodificeerde hogere planten). Voor dergelijke activiteiten moeten dan ook speciale veiligheidsmaatregelen worden genomen, hetgeen in overeenstemming is met het voorzorgbeginsel dat in de EU-lidstaten wordt gehanteerd. Gezien de rijke biodiversiteit in Polen kan de introductie van genetisch gemodificeerde organismen in het milieu tot een ernstige verstoring van het functioneren daarvan leiden.

(19)

Daarom is als basisbeginsel uitgegaan van een zo streng mogelijke beoordeling van alle onderdelen van een bepaalde veldproef. Daarbij ligt de nadruk vooral op de milieuomstandigheden (samenstelling van de bodem, fauna, flora, aanwezigheid van beschermde soorten, klimatologische omstandigheden enz.).

(20)

Deze voorstellen (d.w.z. de introductie afhankelijk maken van de toestemming van de eigenaren van naburige landbouwpercelen en de bepalingen van plaatselijke bestemmingsplannen) houden voor de aanvragers extra verplichtingen in, maar sluiten werkzaamheden waarbij sprake is van de doelbewuste introductie van GGO’s in het milieu, niet uit. De restrictieve aanpak bij introducties houdt ook verband met de structuur van de Poolse landbouw, die een van de meest versnipperde van de Gemeenschap is. Dit levert niet alleen voor de commerciële teelt van genetisch gemodificeerde planten, maar ook voor een veilige locatie van veldproeven ernstige problemen op.

(21)

De Poolse instanties verwijzen niet naar nieuwe wetenschappelijke gegevens in verband met de bescherming van het milieu sinds de richtlijn is vastgesteld.

4.2.   Aangevoerde motivering voor artikel 172

(22)

Volgens de Poolse kennisgeving (blz. 4-5) en toelichting (blz. 16-17) zijn de regels voor commerciële teelt in de nationale bepalingen grotendeels gebaseerd op Aanbeveling 2003/556/EG van de Commissie van 23 juli 2003 over richtsnoeren voor de ontwikkeling van nationale strategieën en beste werkwijzen ter waarborging van de coëxistentie van genetisch gemodificeerde gewassen met conventionele en biologische landbouw (9).

(23)

De gedachte om zones voor de teelt van genetisch gemodificeerde planten aan te wijzen, is een uitwerking van punt 3.3 van de bijlage van genoemde aanbeveling over samenwerking tussen naburige landbouwbedrijven. Tevens is rekening gehouden met punt 2 en punt 3.3.2 (gecoördineerde beheersmaatregelen), waar sprake is van een vrijwillige clustering van percelen van verschillende landbouwbedrijven voor de teelt van vergelijkbare (genetisch gemodificeerde, conventionele of biologische) gewasvariëteiten in een bepaald gebied en punt 3.3.3 over vrijwillige overeenkomsten tussen landbouwers over zones met één enkel productietype.

(24)

Volgens het wetsontwerp moet de teelt van genetisch gemodificeerde planten worden beperkt tot gebieden die geen elementen bevatten die met het oog op natuurbehoud waardevol zijn en waarvan de agrarische structuur zodanig is dat een veilige teelt van transgene planten mogelijk is zonder dat dit schade oplevert voor de activiteiten van andere landbouwers.

(25)

Met de in het wetsontwerp voorgestelde regeling kan het risico dat verbonden is aan de vermenging van teeltmateriaal of de kruising van genetisch gemodificeerde planten met niet-gemodificeerde planten, tot een minimum worden beperkt en is inspectie van genetisch gemodificeerde gewassen mogelijk.

(26)

Een motief voor de introductie van afwijkingen in de nationale bepalingen ten aanzien van de beperking van de teelt van transgene planten, is dat aan de verwachtingen van de Poolse maatschappij moet worden voldaan. De bepalingen om de teelt van genetisch gemodificeerde planten te beperken zijn bedoeld om de schade te voorkomen die het gevolg zou kunnen zijn van de overkruising van transgenen naar conventionele gewassen. De bezorgdheid over de teelt van genetisch gemodificeerde planten houdt met name verband met het feit dat het onmogelijk is het risico van contaminatie van gewassen door een mogelijke kruising uit te sluiten. Dit is een gevolg van de zeer sterke versnippering van de Poolse landbouw. Polen heeft bijna twee miljoen landbouwbedrijven en het gemiddelde oppervlak van een landbouwbedrijf is minder dan 8 ha. De Poolse landbouw wordt gekenmerkt door een conventioneel productiesysteem en er is ook een groeiende belangstelling voor biologische productie. Gezien deze hoge mate van versnippering is het onmogelijk genetisch gemodificeerde gewassen van conventionele en biologische gewassen te isoleren en dit kan ook een ernstige bedreiging opleveren voor de ontwikkeling van de biologische landbouw in Polen. In deze situatie kan een ongecontroleerde introductie van transgene planten in de teelt verliezen voor landbouwers opleveren.

(27)

De weerstand bij de Poolse landbouwers wordt nog vergroot doordat er geen bepalingen zijn voor de compensatie van landbouwverliezen ten gevolge van een ongecontroleerde kruising van variëteiten. Er zijn momenteel geen nationale bepalingen voor de coëxistentie van de drie vormen van landbouw — conventioneel, biologisch en met gebruikmaking van transgene planten — en het wetsontwerp is een eerste poging om hiervoor tot een regeling te komen.

(28)

De Poolse instanties verwijzen niet naar nieuwe wetenschappelijke gegevens in verband met de bescherming van het milieu sinds de richtlijn is vastgesteld.

5.   JURIDISCHE ANALYSE

(29)

Artikel 95, lid 5, van het EG-Verdrag is van toepassing op nieuwe nationale maatregelen waarbij met een communautaire harmonisatiemaatregel onverenigbare bepalingen worden ingevoerd met het oog op de bescherming van het milieu of het arbeidsmilieu, vanwege een specifiek probleem dat zich in de betrokken lidstaat heeft aangediend nadat de harmonisatiemaatregel is genomen, waarbij die nieuwe nationale maatregelen gerechtvaardigd worden door nieuwe wetenschappelijke gegevens.

(30)

Voorts moet de Commissie krachtens artikel 95, lid 6, van het EG-Verdrag de betrokken nationale ontwerpbepalingen goedkeuren of afwijzen nadat zij heeft nagegaan of deze al dan niet een middel tot willekeurige discriminatie, een verkapte beperking van de handel tussen de lidstaten of een hinderpaal voor de werking van de interne markt vormen.

(31)

De op 13 april 2007 door de Poolse instanties ingediende kennisgeving is bedoeld om goedkeuring te krijgen voor de invoering van artikel 111, lid 2, punten 5 en 6, en artikel 172 van de nieuwe wet, die Polen als een afwijking van Richtlijn 2001/18/EG beschouwt.

(32)

Polen heeft deze kennisgeving uitsluitend als afwijking van Richtlijn 2001/18/EG ingediend. De juridische analyse in deze beschikking zal dan ook uitsluitend op de richtlijn gericht zijn.

(33)

De richtlijn harmoniseert op communautair niveau de voorschriften voor de doelbewuste introductie van GGO’s bij een experimentele introductie of voor het in de handel brengen. Dit horizontale rechtsinstrument kan als hoeksteen van elke doelbewuste introductie van GGO’s in het milieu binnen de Europese Unie worden beschouwd, met name omdat bij de verlening van vergunningen uit hoofde van de wetgeving voor genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders (Verordening (EG) nr. 1829/2003) dezelfde beginselen worden gehanteerd.

(34)

Bij een vergelijking van de bepalingen van de richtlijn met de aangemelde nationale maatregelen komt naar voren dat deze laatste met name ten aanzien van de volgende aspecten restrictiever zijn dan de bepalingen van de richtlijn:

Volgens de bepalingen van deel B van de richtlijn behoeft er voor de experimentele introductie van GGO’s geen toestemming te worden verleend door derden (zoals naburige landbouwbedrijven volgens de bepalingen van het Poolse wetsontwerp) en andere instanties dan de krachtens artikel 4, lid 4, van de richtlijn aangewezen bevoegde instanties (zoals gemeentebesturen volgens de bepalingen van het Poolse wetsontwerp).

De richtlijn maakt het vrije verkeer mogelijk van genetisch gemodificeerde zaden die op communautair niveau zijn toegelaten. In de artikelen 13-18 van de richtlijn is een vergunningsprocedure opgenomen met een beoordeling van elke afzonderlijke kennisgeving voor GGO’s door de bevoegde instanties en in bepaalde omstandigheden de vergunningverlening via de comitéprocedure van de artikelen 5 en 7 van Besluit 1999/468/EG van de Raad (10). Volgens artikel 19 van de richtlijn („Toestemming”) kan „… uitsluitend indien schriftelijke toestemming voor het in de handel brengen van een GGO als product of in een product is verleend, […] dat product zonder verdere kennisgeving in de gehele Gemeenschap worden gebruikt, mits de specifieke gebruiksvoorwaarden en de in die voorwaarden genoemde milieus en/of geografische gebieden strikt worden gerespecteerd”. Daarnaast wordt in artikel 22 van de richtlijn („Vrij verkeer”) bepaald: „Onverminderd artikel 23 mogen de lidstaten het in de handel brengen van GGO’s, als product of in producten, die aan de eisen van deze richtlijn voldoen, niet verbieden, beperken of verhinderen.”.

(35)

Gezien het voorgaande kunnen de lidstaten, als voor een GGO volgens de procedure van de richtlijn toestemming voor teelt in de Europese Unie wordt verleend, geen aanvullende beperkingen voor de teelt invoeren. In het Poolse wetsontwerp wordt de teelt echter uitsluitend toegestaan in specifieke aangewezen zones, zelfs als deze beperking niet is opgenomen in de krachtens de richtlijn verleende schriftelijke toestemming.

(36)

Er zijn gevolgen voor de richtlijn, aangezien het wetsontwerp de teelt van alle GGO’s in Polen beperkt, terwijl in de richtlijn (artikelen 13-18) een procedure is opgenomen met een risicoanalyse per geval op communautair niveau alvorens een vergunning voor het in de handel brengen van een GGO wordt verleend.

(37)

De voorgestelde beperkingen van de teelt van genetisch gemodificeerde zaden in Polen vormen ook een belemmering voor het in de handel brengen van genetisch gemodificeerde zaden waarvoor krachtens de richtlijn toestemming is verleend. Het wetsontwerp zou derhalve gevolgen hebben voor genetisch gemodificeerde zaden waarvoor al krachtens de huidige communautaire wetgeving toestemming is verleend om ze in de handel te brengen en voor zaden waarvoor deze toestemming in de toekomst zal worden verleend.

(38)

Artikel 111, lid 2, punten 5 en 6, van het Poolse wetsontwerp behelst een beperking van de teelt van genetisch gemodificeerde zaden voor experimentele introducties. Experimentele introducties van genetisch gemodificeerde zaden worden in Richtlijn 2001/18/EG geregeld, maar wel op nationaal en niet op communautair niveau. Krachtens lid 1 van artikel 6 van de richtlijn („Standaardtoelatingsprocedure”) wordt de kennisgeving voor elke experimentele introductie van GGO’s ingediend bij de bevoegde instantie van de lidstaat op wiens grondgebied de introductie zal plaatsvinden. Krachtens artikel 6, lid 8, mag de kennisgever de introductie alleen uitvoeren indien hij daartoe schriftelijke toestemming van de bevoegde instantie heeft verkregen en moet hij daarbij de eventueel aan die toestemming verbonden voorwaarden in acht nemen. De bepalingen van het aangemelde wetsontwerp, met aanvullende administratieve eisen voor de toelating van dergelijke introducties, zoals verklaringen van burgemeesters en schriftelijke verklaringen van naburige landbouwbedrijven dat deze geen bezwaar hebben tegen de introductie, ongeacht eventuele mogelijke risico’s, moeten derhalve als strijdig met de richtlijn worden beschouwd.

(39)

In artikel 172, lid 1, wordt de teelt van genetisch gemodificeerde planten met inachtneming van het bepaalde in lid 2, namelijk de aanwijzing van specifieke zones door het ministerie van Landbouw, verboden. Dit algemene verbod is strijdig met artikel 19 van Richtlijn 2001/18/EG, waar wordt bepaald dat als schriftelijke toestemming is gegeven voor het in de handel brengen van een GGO als product of in een product, dat product zonder verdere kennisgeving in de hele Gemeenschap mag worden gebruikt, mits de specifieke gebruiksvoorwaarden en de in die voorwaarden genoemde milieus en/of geografische gebieden strikt worden gerespecteerd. Bovendien is het algemene verbod van het Poolse wetsontwerp strijdig met artikel 22 van de richtlijn, waar wordt bepaald dat de lidstaten het in de handel brengen van GGO’s als product of in producten die aan de eisen van de richtlijn voldoen, niet mogen verbieden, beperken of verhinderen.

(40)

Ten slotte mag krachtens artikel 23 van Richtlijn 2001/18/EG een lidstaat die op basis van nieuwe informatie die na de datum van toestemming beschikbaar is gekomen, goede redenen heeft om aan te nemen dat een GGO als product of in een product waarvoor overeenkomstig Richtlijn 2001/18/EG naar behoren kennisgeving is gedaan en schriftelijke toestemming is verleend, een risico voor de gezondheid van de mens of het milieu oplevert, het gebruik en/of de verkoop van dat GGO als product of in een product op zijn grondgebied tijdelijk beperken of verbieden. Deze bepaling geeft aan dat de teelt van een GGO uitsluitend per geval en onder specifieke voorwaarden (nieuwe informatie die na de datum van toestemming beschikbaar is gekomen) kan worden verboden; een lidstaat kan niet op basis van deze bepaling een algemeen verbod van de teelt of enig ander gebruik van GGO’s kan invoeren.

(41)

Uit het voorgaande blijkt dat artikel 111, lid 2, punten 5 en 6, en artikel 172, zoals de Poolse instanties in hun kennisgeving hebben aangegeven, niet verenigbaar zijn met Richtlijn 2001/18/EG. In dat geval is het in het kader van deze beschikking niet nodig deze bepalingen nader te onderzoeken in de context van andere communautaire wetgeving en in het bijzonder Verordening (EG) nr. 1829/2003. De analyse in de context van Richtlijn 2001/18/EG doet echter geen afbreuk aan de beoordeling van de verenigbaarheid van het aangemelde wetsontwerp met andere rechtsinstrumenten van de Gemeenschap, met name Verordening (EG) nr. 1829/2003, in de context van andere communautaire procedures.

(42)

Artikel 95, lid 5, van het EG-Verdrag voorziet in een uitzondering op de beginselen van een uniforme toepassing van het Gemeenschapsrecht en de eenheid van de markt. Volgens de jurisprudentie van het Hof moet elke uitzondering op het beginsel van een uniforme toepassing van het Gemeenschapsrecht en de eenheid van de markt strikt worden geïnterpreteerd. Derhalve moet de in artikel 95, lid 5, van het EG-Verdrag voorziene uitzondering zodanig worden geïnterpreteerd dat de werkingssfeer niet wordt uitgebreid tot andere gevallen dan waarvoor dit formeel is bepaald.

(43)

In het licht van de bij artikel 95, lid 6, van het EG-Verdrag vastgestelde termijn moet de Commissie, wanneer zij onderzoekt of de krachtens artikel 95, lid 5, aangemelde nationale ontwerpmaatregelen gerechtvaardigd zijn, uitgaan van de door de lidstaat aangevoerde „redenen”. Dit betekent dat de lidstaat die het verzoek indient, krachtens het Verdrag moet aantonen dat deze maatregelen gerechtvaardigd zijn. Gezien de bij artikel 95 van het EG-Verdrag vastgestelde procedure, waarin met name een strikte termijn voor de vaststelling van een beschikking is opgenomen, moet de Commissie zich normaal gesproken beperken tot een onderzoek van de relevantie van de gegevens die worden verstrekt door de lidstaat die het verzoek indient en behoeft zij niet zelf te zoeken naar een mogelijke motivering.

(44)

Gelet op het uitzonderlijke karakter van de betrokken nationale maatregel rust de bewijslast voor het bestaan van de vereisten die de vaststelling van een dergelijke maatregel overeenkomstig artikel 95, lid 5, van het EG-Verdrag rechtvaardigen, bovendien op de lidstaat die de maatregel aanmeldt.

(45)

Indien een lidstaat het nodig acht nationale bepalingen in te voeren die afwijken van een harmonisatiemaatregel, moeten die bepalingen krachtens artikel 95, lid 5, van het Verdrag worden gemotiveerd onder de volgende cumulatieve voorwaarden (11):

nieuwe wetenschappelijke gegevens,

die verband houden met de bescherming van het milieu of het arbeidsmilieu,

in verband met een specifiek probleem in die lidstaat,

dat zich heeft aangediend nadat de harmonisatiemaatregel is genomen.

(46)

Krachtens voornoemd artikel moet de invoering van nationale maatregelen die onverenigbaar zijn met een communautaire harmonisatiemaatregel, derhalve allereerst worden gemotiveerd door nieuwe wetenschappelijke gegevens die verband houden met de bescherming van het milieu of het arbeidsmilieu.

(47)

Zoals blijkt uit punt 45 van deze beschikking, moet de lidstaat die heeft aangevoerd dat een afwijking noodzakelijk is, nieuwe wetenschappelijke gegevens verstrekken ter ondersteuning van de aangemelde maatregelen.

(48)

De door Polen aangevoerde motivering (tekst van de kennisgeving, blz. 3-5) is:

De onzekerheid rond de eerste onderzoekfase waarin het nieuwe genetisch gemodificeerde organisme in contact komt met het milieu, wanneer het effect van een dergelijk genetisch gemodificeerd organisme op het milieu onbekend en mogelijkerwijs schadelijk is.

De noodzaak om de teelt van genetisch gemodificeerde planten te beperken tot gebieden die geen elementen bevatten die met het oog op natuurbehoud waardevol zijn, en waarvan de agrarische structuur zodanig is dat een veilige teelt van transgene planten mogelijk is zonder dat dit schade oplevert voor de activiteiten van andere landbouwers.

De noodzaak om aan de verwachtingen van de Poolse maatschappij te voldoen; de bezorgdheid over de teelt van genetisch gemodificeerde planten houdt met name verband met het feit dat het onmogelijk is het risico van contaminatie van gewassen door een mogelijke kruising uit te sluiten.

De sterke versnippering van de Poolse landbouw; daardoor is het onmogelijk genetisch gemodificeerde gewassen van conventionele en biologische gewassen te isoleren, zodat een ongecontroleerde introductie van transgene planten in de teelt verliezen voor landbouwers kan opleveren.

De weerstand bij de Poolse landbouwers tegen de teelt van GGO’s, die nog wordt vergroot doordat er geen bepalingen zijn voor de compensatie van landbouwverliezen ten gevolge van een ongecontroleerde kruising van variëteiten, terwijl er momenteel geen nationale bepalingen zijn voor de coëxistentie van de drie vormen van landbouw (conventioneel, biologisch en transgene planten).

(49)

Uit de door Polen aangevoerde motivering blijkt dat de Poolse instanties in hun kennisgeving of in de begeleidende toelichting niet verwijzen naar nieuwe informatie op het gebied van de bescherming van het milieu. Hun motivering berust op algemenere overwegingen, zoals de onzekerheid rond de eerste onderzoekfase, natuurbehoud en aansprakelijkheid. Er wordt niet verwezen naar nieuwe wetenschappelijke studies, onderzoek, literatuur of andere mogelijke resultaten die dateren van na de vaststelling van Richtlijn 2001/18/EG en die wijzen op nieuw bewijsmateriaal inzake de bescherming van het milieu of het arbeidsmilieu.

(50)

Aangezien er geen sprake is van nieuwe wetenschappelijke gegevens, waren er voor de Commissie geen redenen om de kennisgeving voor te leggen aan de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) en deze overeenkomstig artikel 28, lid 2, van Richtlijn 2001/18/EG om advies te vragen.

(51)

Aangezien de indiening van nieuwe wetenschappelijke gegevens een cumulatieve voorwaarde vormt om aan de eisen van artikel 95, lid 5, van het EG-Verdrag te voldoen, heeft het ontbreken daarvan tot gevolg dat de kennisgeving wordt afgewezen zonder dat nader behoeft te worden onderzocht of aan andere voorwaarden wordt voldaan.

6.   CONCLUSIE

(52)

Indien een lidstaat het noodzakelijk acht nationale bepalingen in te voeren die afwijken van communautaire harmonisatiemaatregelen, moeten de nationale bepalingen krachtens artikel 95, lid 5, van het EG-Verdrag worden gemotiveerd door nieuwe wetenschappelijke gegevens op het gebied van de bescherming van het milieu of het arbeidsmilieu, moet er sprake zijn van een probleem dat specifiek is voor de lidstaat die het verzoek indient en moet het probleem zich na de vaststelling van de harmonisatiemaatregel hebben aangediend.

(53)

De Poolse kennisgeving levert geen nieuwe wetenschappelijke gegevens op het gebied van de bescherming van het milieu of het arbeidsmilieu op die na de vaststelling van Richtlijn 2001/18/EG inzake de doelbewuste introductie van GGO’s in het milieu beschikbaar zijn gekomen en die de invoering van de aangemelde nationale maatregelen nodig maken.

(54)

Het verzoek van Polen om in afwijking van de bepalingen van Richtlijn 2001/18/EG artikel 111, lid 2, punten 5 en 6, en artikel 172 inzake de experimentele introductie en teelt van GGO’s in Polen in te mogen voeren, voldoet derhalve niet aan de in artikel 95, lid 5, geformuleerde voorwaarden.

(55)

In het licht van de gegevens waarover zij beschikt om de ingediende motivering van de aangemelde nationale maatregel op zijn merites te beoordelen en in het licht van bovenstaande overwegingen is de Commissie van oordeel dat het op 13 april 2007 ingediende verzoek van Polen tot invoering van nationale maatregelen die afwijken van Richtlijn 2001/18/EG, niet voldoet aan de in artikel 95, lid 5, van het EG-Verdrag gestelde voorwaarden, aangezien Polen geen nieuwe wetenschappelijke gegevens op het gebied van de bescherming van het milieu of het arbeidsmilieu heeft verstrekt op grond van een probleem dat specifiek is voor Polen.

(56)

De Commissie is derhalve van oordeel dat de nationale bepalingen waarvan zij in kennis is gesteld, niet kunnen worden goedgekeurd overeenkomstig artikel 95, lid 6, van het Verdrag,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

Artikel 111, lid 2, punten 5 en 6, en artikel 172 van het wetsontwerp inzake genetisch gemodificeerde organismen, waarvan Polen uit hoofde van artikel 95, lid 5, van het EG-Verdrag kennisgeving heeft gedaan, worden afgewezen.

Artikel 2

Deze beschikking is gericht tot de Republiek Polen.

Gedaan te Brussel, 12 oktober 2007.

Voor de Commissie

Stavros DIMAS

Lid van de Commissie


(1)  PB L 106 van 17.4.2001, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1830/2003 (PB L 268 van 18.10.2003, blz. 24).

(2)  PB C 173 van 26.7.2007, blz. 8.

(3)  Letland, EuropaBio, de Europese Vereniging voor zaden en Greenpeace, alsmede talrijke individuele personen, beroepsorganisaties en instellingen uit Polen zelf hebben commentaar geleverd.

(4)  PB L 268 van 18.10.2003, blz. 1. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1981/2006 van de Commissie (PB L 368 van 23.12.2006, blz. 99).

(5)  PB L 117 van 8.5.1990, blz. 15. Richtlijn ingetrokken bij Richtlijn 2001/18/EG.

(6)  PB L 43 van 14.2.1997, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1882/2003 (PB L 284 van 31.10.2003, blz. 1).

(7)  PB L 213 van 21.7.1982, blz. 8. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2004/116/EG van de Commissie (PB L 379 van 24.12.2004, blz. 81).

(8)  PB L 270 van 14.12.1970, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1800/2004 van de Commissie (PB L 317 van 16.10.2004, blz. 37).

(9)  PB L 189 van 29.7.2003, blz. 36.

(10)  PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23. Besluit gewijzigd bij Besluit 2006/512/EG (PB L 200 van 22.7.2006, blz. 11).

(11)  HvJEG, zaken C-439/05 P en C-454/05 P, punten 56-58.


19.1.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 16/26


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 20 december 2007

tot wijziging van de Beschikkingen 2002/231/EG, 2002/255/EG, 2002/272/EG, 2002/371/EG, 2003/200/EG en 2003/287/EG met het oog op de verlenging van de geldigheidsduur van de milieucriteria voor de toekenning van de communautaire milieukeur aan bepaalde producten

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2007) 6800)

(Voor de EER relevante tekst)

(2008/63/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1980/2000 van het Europees Parlement en de Raad van 17 juli 2000 inzake een herzien communautair systeem voor de toekenning van milieukeuren (1), en met name op artikel 6, lid 1, tweede alinea,

Na raadpleging van het Bureau voor de milieukeur van de Europese Unie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De geldigheidsduur van Beschikking 2002/231/EG van de Commissie van 18 maart 2002 tot vaststelling van de herziene milieucriteria voor de toekenning van de communautaire milieukeur voor schoeisel en tot wijziging van Beschikking 1999/179/EG (2) verstrijkt op 31 maart 2008.

(2)

De geldigheidsduur van Beschikking 2002/255/EG van de Commissie van 25 maart 2002 tot vaststelling van de milieucriteria voor de toekenning van de communautaire milieukeur voor televisietoestellen (3) verstrijkt op 31 maart 2008.

(3)

De geldigheidsduur van Beschikking 2002/272/EG van de Commissie van 25 maart 2002 tot vaststelling van de criteria voor de toekenning van de communautaire milieukeur voor harde vloeren (4) verstrijkt op 31 maart 2008.

(4)

De geldigheidsduur van Beschikking 2002/371/EG van de Commissie van 15 mei 2002 tot vaststelling van de milieucriteria voor de toekenning van de communautaire milieukeur aan textielproducten en tot wijziging van Beschikking 1999/178/EG (5) verstrijkt op 31 mei 2008.

(5)

De geldigheidsduur van Beschikking 2003/200/EG van de Commissie van 14 februari 2003 tot vaststelling van herziene milieucriteria voor de toekenning van de communautaire milieukeur voor wasmiddelen en tot wijziging van Beschikking 1999/476/EG (6) verstrijkt op 29 februari 2008.

(6)

De geldigheidsduur van Beschikking 2003/287/EG van de Commissie van 14 april 2003 tot vaststelling van de milieucriteria voor de toekenning van de communautaire milieukeur aan toeristische accommodatie (7) verstrijkt op 30 april 2008.

(7)

Overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1980/2000 heeft een tijdige herziening plaatsgevonden van de milieucriteria en de eisen inzake beoordeling en toezicht op de naleving daarvan die bij die beschikkingen zijn vastgesteld.

(8)

Gezien de onderscheiden fasen waarin het herzieningsproces met betrekking tot deze beschikkingen zich bevindt, dient de geldigheidsduur van de milieucriteria en eisen voor Beschikking 2002/255/EG en Beschikking 2002/371/EG met 12 maanden, voor Beschikking 2003/287/EG met 18 maanden, en voor Beschikking 2002/231/EG, Beschikking 2002/272/EG en Beschikking 2003/200/EG met 24 maanden te worden verlengd.

(9)

Aangezien de bij Verordening (EG) nr. 1980/2000 opgelegde herzieningsverplichting alleen betrekking heeft op de milieucriteria en de eisen inzake beoordeling en toezicht op de naleving daarvan, dienen de Beschikkingen 2002/231/EG, 2002/255/EG, 2002/272/EG, 2002/371/EG, 2003/200/EG en 2003/287/EG van kracht te blijven.

(10)

De Beschikkingen 2002/231/EG, 2002/255/EG, 2002/272/EG, 2002/371/EG, 2003/200/EG en 2003/287/EG moeten daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(11)

De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 17 van Verordening (EG) nr. 1980/2000 ingestelde comité,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

Artikel 5 van Beschikking 2002/231/EG wordt als volgt gelezen:

„Artikel 5

De milieucriteria voor de productengroep schoeisel en de eisen inzake beoordeling en toezicht op de naleving daarvan zijn geldig tot en met 31 maart 2010.”.

Artikel 2

Artikel 4 van Beschikking 2002/255/EG wordt als volgt gelezen:

„Artikel 4

De milieucriteria voor de productengroep televisietoestellen en de eisen inzake beoordeling en toezicht op de naleving daarvan zijn geldig tot en met 31 maart 2009.”.

Artikel 3

Artikel 4 van Beschikking 2002/272/EG wordt als volgt gelezen:

„Artikel 4

De milieucriteria voor de productengroep harde vloeren en de eisen inzake beoordeling en toezicht op de naleving daarvan zijn geldig tot en met 31 maart 2010.”.

Artikel 4

Artikel 5 van Beschikking 2002/371/EG wordt als volgt gelezen:

„Artikel 5

De milieucriteria voor de productengroep textielproducten en de eisen inzake beoordeling en toezicht op de naleving daarvan zijn geldig tot en met 31 mei 2009.”.

Artikel 5

Artikel 5 van Beschikking 2003/200/EG wordt als volgt gelezen:

„Artikel 5

De milieucriteria voor de productengroep wasmiddelen en de eisen inzake beoordeling en toezicht op de naleving daarvan zijn geldig tot en met 28 februari 2010.”.

Artikel 6

Artikel 5 van Beschikking 2003/287/EG wordt als volgt gelezen:

„Artikel 5

De milieucriteria voor de productengroep toeristische accommodatie en de eisen inzake beoordeling en toezicht op de naleving daarvan zijn geldig tot en met 31 oktober 2009.”.

Artikel 7

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 20 december 2007.

Voor de Commissie

Danuta HÜBNER

Lid van de Commissie


(1)  PB L 237 van 21.9.2000, blz. 1.

(2)  PB L 77 van 20.3.2002, blz. 50. Beschikking laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 2005/783/EG (PB L 295 van 11.11.2005, blz. 51).

(3)  PB L 87 van 4.4.2002, blz. 53. Beschikking laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 2007/207/EG (PB L 92 van 3.4.2007, blz. 16).

(4)  PB L 94 van 11.4.2002, blz. 13. Beschikking laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 2005/783/EG.

(5)  PB L 133 van 18.5.2002, blz. 29. Beschikking laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 2007/207/EG.

(6)  PB L 76 van 22.3.2003, blz. 25.

(7)  PB L 102 van 24.4.2003, blz. 82.


19.1.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 16/28


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 21 december 2007

tot verlening van een door België voor het Vlaamse Gewest gevraagde afwijking krachtens Richtlijn 91/676/EEG van de Raad inzake de bescherming van water tegen verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2007) 6654)

(Slechts de tekst in de Nederlandse taal is authentiek)

(2008/64/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 91/676/EEG van de Raad van 12 december 1991 inzake de bescherming van water tegen verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen (1), en met name op bijlage III, punt 2, derde alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Wanneer een lidstaat voornemens is een andere hoeveelheid dierlijke mest per hectare per jaar op of in de bodem te brengen dan in bijlage III, punt 2, tweede alinea, eerste zin en onder a), van Richtlijn 91/676/EEG is bepaald, moet deze hoeveelheid zodanig worden vastgesteld dat geen afbreuk wordt gedaan aan de verwezenlijking van de in artikel 1 van die richtlijn genoemde doelstellingen en moet deze hoeveelheid worden gemotiveerd op basis van objectieve criteria zoals, in het onderhavige geval, lange groeiperiodes en gewassen met een hoge stikstofopname.

(2)

België heeft voor het Vlaamse Gewest een verzoek tot afwijking uit hoofde van bijlage III, punt 2, derde alinea, van Richtlijn 91/676/EEG bij de Commissie ingediend.

(3)

De gevraagde afwijking betreft het voornemen van België om toestemming te geven om in bepaalde bedrijven in Vlaanderen tot 250 kg stikstof uit dierlijke mest per hectare per jaar op of in de bodem te brengen op percelen met gras en maïs met gras als ondervrucht, en tot 200 kg stikstof uit dierlijke mest per hectare per jaar op percelen met wintertarwe gevolgd door een tussengewas, en bieten.

(4)

De wetgeving tot uitvoering van Richtlijn 91/676/EEG in het Vlaamse Gewest, het decreet houdende de bescherming van water tegen de verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen (mestdecreet), is op 22 december 2006 goedgekeurd (2) en is eveneens van toepassing op de gevraagde afwijking.

(5)

Het mestdecreet is van toepassing op het hele Vlaamse grondgebied.

(6)

De wetgeving tot uitvoering van Richtlijn 91/676/EEG voorziet in grenswaarden voor het op of in de bodem brengen van zowel stikstof als fosfor. Het op of in de bodem brengen van fosfor uit kunstmest is in de regel verboden, tenzij een bodemanalyse is uitgevoerd en door de bevoegde autoriteit een vergunning is afgegeven.

(7)

Uit gegevens over de waterkwaliteit blijkt dat de gemiddelde nitraatconcentratie in het grondwater en de gemiddelde nutriëntenconcentratie (fosfor inbegrepen) in de oppervlaktewateren een dalende tendens vertonen.

(8)

Het op of in de bodem brengen van stikstof uit dierlijke mest is in de periode 1997-2005 teruggelopen van 162 miljoen kg tot 122 miljoen kg, en het op of in de bodem brengen van fosfaat (P2O5) uit dierlijke mest is in diezelfde periode teruggelopen van 72 miljoen kg tot 50 miljoen kg, in beide gevallen als gevolg van de vermindering van het aantal dieren, het gebruik van diervoeders met een laag nutriëntengehalte en mestverwerking. Het gebruik van stikstof en fosfor uit kunstmest is sinds 1991 met respectievelijk 44 % en 82 % teruggelopen tot respectievelijk 57 kg en 6 kg per hectare.

(9)

Uit de bij de kennisgeving ingediende ondersteunende documenten blijkt dat de voorgestelde hoeveelheid van respectievelijk 250 en 200 kg stikstof uit dierlijke mest per hectare per jaar gerechtvaardigd is op basis van objectieve criteria zoals lange groeiperiodes en gewassen met een hoge stikstofopname.

(10)

De Commissie is na bestudering van het verzoek van mening dat de voorgestelde hoeveelheden van respectievelijk 250 en 200 kg stikstof uit dierlijke mest per hectare per jaar geen afbreuk zullen doen aan de verwezenlijking van de doelstellingen van Richtlijn 91/676/EEG, mits aan bepaalde strenge voorwaarden wordt voldaan.

(11)

Om te voorkomen dat de toepassing van de gevraagde afwijking tot intensivering van de veeteelt leidt, moeten de bevoegde autoriteiten garanderen dat het aantal dieren dat op een bedrijf mag worden gehouden, in het Vlaamse Gewest wordt beperkt overeenkomstig het bepaalde in het mestdecreet van 22 december 2006 (nutriëntenemissierechten).

(12)

Deze beschikking dient van toepassing te zijn in samenhang met het tweede actieprogramma dat voor het Vlaamse Gewest voor de periode 2007 tot en met 2010 van kracht is (mestdecreet van 22 december 2006).

(13)

De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 9 van Richtlijn 91/676/EEG ingestelde Nitraatcomité,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

De door België bij brief van 5 oktober 2007 voor het Vlaamse Gewest gevraagde afwijking, waarmee wordt beoogd een grotere hoeveelheid dierlijke mest toe te staan dan in bijlage III, punt 2, tweede alinea, eerste zin en onder a), van Richtlijn 91/676/EEG is bepaald, wordt onder de in deze beschikking neergelegde voorwaarden toegestaan.

Artikel 2

Definities

In deze beschikking wordt verstaan onder:

a)

„landbouwbedrijven”: bedrijven met of zonder veeteelt,

b)

„perceel”: een afzonderlijk veld of een groep velden, die qua gewas, bodemtype en bemestingspraktijken homogeen zijn,

c)

„grasland”: blijvend of tijdelijk grasland („tijdelijk” betekent dat de betrokken grond doorgaans gedurende minder dan vier jaar grasland is),

d)

„gewassen met een hoge stikstofbehoefte en een lang groeiseizoen”: grasland, maïs met vóór of na de oogst ondergezaaid gras dat wordt gemaaid en van het veld wordt verwijderd en dient als tussengewas, wintertarwe gevolgd door een tussengewas, suiker- of voederbieten,

e)

„graasvee”: runderen (met uitzondering van mestkalveren), schapen, geiten en paarden,

f)

„mestverwerking”: het proces van fysisch-mechanische scheiding van varkensmest in twee fracties, een vaste en een dunne fractie, met als doel het op of in de bodem brengen te verbeteren en de terugwinning van stikstof en fosfor te bevorderen,

g)

„bodemprofiel”: de bodemlaag tot een diepte van 0,90 meter onder het maaiveld, tenzij de gemiddelde hoogste grondwaterstand ondieper is; in het laatste geval is dit tot de diepte van de gemiddelde hoogste grondwaterstand.

Artikel 3

Toepassingsgebied

Deze beschikking geldt op individuele basis voor bepaalde percelen van een landbouwbedrijf met gewassen met een hoge stikstofbehoefte en een lang groeiseizoen, met inachtneming van de in de artikelen 4, 5, 6 en 7 vastgestelde voorwaarden.

Artikel 4

Jaarlijkse toestemming en verbintenis

1.   Landbouwers die van een afwijking gebruik willen maken, dienen jaarlijks een aanvraag in bij de bevoegde instanties.

2.   Tegelijk met de in lid 1 bedoelde jaarlijkse aanvraag dienen zij een schriftelijke verklaring in dat zij zich ertoe verbinden aan de in de artikelen 5, 6 en 7 vastgestelde voorwaarden te voldoen.

3.   De bevoegde instanties zorgen ervoor dat op alle aanvragen voor afwijkingen administratieve controle wordt uitgevoerd. Wanneer uit de door de bevoegde instanties uitgevoerde controle van de in lid 1 bedoelde aanvragen blijkt dat niet aan de in de artikelen 5, 6 en 7 vastgestelde voorwaarden wordt voldaan, wordt de aanvrager daarvan in kennis gesteld en wordt de aanvraag als afgewezen beschouwd.

Artikel 5

Mestverwerking

1.   Met mestverwerking moet een verwijderingsrendement in de vaste fractie worden bereikt van ten minste 80 % voor gesuspendeerde deeltjes, 35 % voor stikstof totaal en 70 % voor fosfaat totaal. Het verwijderingsrendement in de vaste fractie wordt geëvalueerd aan de hand van een massabalans.

2.   De uit de mestverwerking voortkomende vaste fractie moet aan erkende installaties worden geleverd voor recycling om geuren en andere emissies te beperken, de agronomische en hygiënische eigenschappen te verbeteren, de hantering te vergemakkelijken en de terugwinning van stikstof en fosfaat te bevorderen. Het gerecycleerde product mag in het Vlaamse Gewest niet op of in landbouwgrond worden gebracht, met uitzondering van parken, plantsoenen en particuliere tuinen.

3.   De uit de mestverwerking voortkomende dunne fractie moet worden opgeslagen. Om als verwerkte mest te worden beschouwd, moet de stikstof/fosfaatverhouding (N/P2O5) ten minste 3,3 bedragen en de stikstofconcentratie ten minste 3 g per liter.

4.   Landbouwers die aan mestverwerking doen, verstrekken de bevoegde autoriteiten elk jaar gegevens betreffende de hoeveelheid voor verwerking verzonden mest, de hoeveelheid vaste fractie en verwerkte mest en de bestemming ervan, en het stikstof- en fosforgehalte.

5.   De bevoegde autoriteiten stellen methodes vast voor de analyse van de samenstelling van verwerkte mest, de verschillen in samenstelling en de efficiëntie van de verwerking voor elk bedrijf waaraan een individuele afwijking is toegestaan, en leggen deze voor aan de Commissie.

6.   Ammoniak en andere emissies uit mestverwerking moeten worden opgevangen en behandeld om de milieueffecten en milieuoverlast te beperken.

Artikel 6

Op- of inbrengen van dierlijke en andere meststoffen

1.   De hoeveelheid dierlijke mest van graasvee en verwerkte mest die elk jaar, ook door de dieren zelf, op of in de bodem wordt gebracht, bedraagt niet meer dan de in lid 2 vastgestelde hoeveelheid mest, met inachtneming van de in de leden 3 tot en met 11 vastgestelde voorwaarden.

2.   De hoeveelheid dierlijke mest van graasvee en verwerkte mest bevat niet meer dan 250 kg stikstof per hectare per jaar op percelen met gras en maïs met gras als ondervrucht, en 200 kg stikstof per hectare per jaar op percelen met wintertarwe gevolgd door een tussengewas, en bieten.

3.   De totale stikstofgift dient te zijn afgestemd op de nutriëntenbehoefte van het betrokken gewas, rekening houdend met de aanvoer van nutriënten vanuit de bodem en de verhoogde beschikbaarheid van stikstof als gevolg van de mestverwerking. De stikstofgift mag in geen geval meer bedragen dan 350 kg per hectare per jaar op percelen met gras, 220 kg per hectare per jaar op percelen met suikerbieten, 275 kg per hectare per jaar op percelen met wintertarwe gevolgd door een tussengewas, voederbieten en maïs met gras als ondervrucht, met uitzondering, in het laatste geval, van percelen op zandige bodems, waarvoor de stikstofgift niet meer dan 260 kg per hectare per jaar mag bedragen.

4.   Voor elk bedrijf wordt een bemestingsplan bijgehouden, waarin voor het hele areaal de vruchtwisseling en de planning voor het op- of inbrengen van dierlijke mest en stikstof- en fosfaatkunstmest worden beschreven. Dit plan moet elk kalenderjaar uiterlijk op 15 februari op het bedrijf beschikbaar zijn.

Het bemestingsplan bevat de volgende gegevens:

a)

de omvang van de veestapel, een beschrijving van het huisvestings- en mestopslagsysteem, met inbegrip van de inhoud van de beschikbare opslagruimte voor dierlijke mest;

b)

een berekening van de op het bedrijf geproduceerde stikstof en fosfor uit dierlijke mest;

c)

een beschrijving van de mestverwerking en de verwachte kenmerken van de verwerkte mest;

d)

de hoeveelheid, soort en kenmerken van de dierlijke mest die door het landbouwbedrijf aan anderen of door anderen aan het landbouwbedrijf wordt geleverd;

e)

een berekening van de op het bedrijf op of in te brengen stikstof en fosfor uit dierlijke mest;

f)

de vruchtwisseling en de oppervlakte aan percelen met gewassen met een hoge stikstofbehoefte en een lang groeiseizoen en percelen met andere gewassen, met een schets van de ligging van de verschillende percelen;

g)

de te verwachten stikstof- en fosforbehoefte van de gewassen voor elk perceel;

h)

de op- of ingebrachte hoeveelheden stikstof en fosfor uit dierlijke mest voor elk perceel;

i)

de op- of ingebrachte hoeveelheden stikstof en fosfor uit kunstmest en andere meststoffen voor elk perceel.

Het bemestingsplan wordt uiterlijk zeven dagen na een wijziging van de landbouwpraktijken aangepast om te waarborgen dat het plan in overeenstemming is met de feitelijke landbouwpraktijken.

5.   Elk bedrijf houdt een mestboekhouding bij. Deze wordt voor elk kalenderjaar ingediend bij de bevoegde instantie.

6.   Elk bedrijf waaraan een individuele afwijking is toegestaan, aanvaardt dat de in artikel 4, lid 1, bedoelde aanvraag, het bemestingsplan en de mestboekhouding aan een controle kunnen worden onderworpen.

7.   Voor elk bedrijf wordt ten minste om de vier jaar voor elk perceel een stikstof- en fosforanalyse van de bodem uitgevoerd. Er wordt minstens één analyse per 5 hectare landbouwgrond vereist.

8.   Het nitraatresidu in het bodemprofiel wordt elk jaar in het najaar gemeten op ten minste 25 % van de bedrijven waaraan een afwijking is toegestaan. Op ten minste 5 % van de percelen met gewassen met een hoge stikstofbehoefte en een lang groeiseizoen en ten minste 1 % van de overige percelen worden een bodembemonstering en analyse uitgevoerd. Per 2 hectare landbouwgrond worden ten minste drie monsters van drie verschillende bodemlagen vereist.

9.   Dierlijke mest mag niet in het najaar vóór een grasteelt worden op- of ingebracht.

10.   Ten minste tweederde van de hoeveelheid stikstof uit dierlijke mest, met uitzondering van stikstof uit mest van graasvee, moet vóór 15 mei van elk jaar worden op- of ingebracht.

11.   De in artikel 27, lid 1, van het Vlaamse mestdecreet van 22 december 2006 voor rundvee vastgestelde stikstof- en fosforuitscheidingsnormen zijn van toepassing vanaf het eerste geldigheidsjaar van deze beschikking.

Artikel 7

Landbeheer

Landbouwers aan wie een individuele afwijking is toegestaan, nemen de volgende maatregelen:

a)

agrasland wordt in het voorjaar geploegd;

b)

op grasland worden geen vlinderbloemigen of andere gewassen die stikstof uit de lucht binden, verbouwd;

c)

ondergeploegd gras wordt onmiddellijk gevolgd door een gewas met een hoge stikstofbehoefte en in het jaar waarin blijvend grasland wordt geploegd, worden geen meststoffen op- of ingebracht.

d)

tussengewassen worden onmiddellijk na de oogst van wintertarwe en uiterlijk op 10 september ingezaaid;

e)

tussengewassen worden niet vóór 15 februari geploegd, zodat een permanent plantendek op het akkerland aanwezig is waardoor nitraat dat in het najaar in de ondergrond is terechtgekomen wordt teruggewonnen en nitraatverlies in de winter wordt beperkt.

Artikel 8

Andere maatregelen

1.   De toepassing van deze afwijking doet geen afbreuk aan de maatregelen die nodig zijn om aan andere communautaire milieuwetgeving te voldoen.

2.   De bevoegde autoriteiten zien erop toe dat afwijkingen die zijn toegestaan voor het op- of inbrengen van verwerkte mest in overeenstemming zijn met de capaciteit van erkende installaties voor de verwerking van de vaste fractie.

Artikel 9

Maatregelen inzake productie en vervoer van dierlijke mest

1.   De bevoegde autoriteiten zien erop toe dat de beperking van het aantal dieren dat op een bedrijf in het Vlaamse Gewest mag worden gehouden, in acht wordt genomen overeenkomstig het bepaalde in het mestdecreet van 22 december 2006 (nutriëntenemissierechten).

2.   De bevoegde autoriteiten zien erop toe dat het mestvervoer door erkende mestvoerders die overeenkomstig de artikelen 4 en 5 van het Vlaams ministerieel besluit van 19 juli 2007 (3) zijn ingedeeld in de klassen A 2ob, A 5o, A 6o, B en C, wordt geregistreerd aan de hand van plaatsbepalingssystemen.

3.   De bevoegde autoriteiten zien erop toe dat de samenstelling van de mest wat betreft de stikstof- en fosforconcentratie vóór elk vervoer wordt geanalyseerd. Mestmonsters worden geanalyseerd door erkende laboratoria en de resultaten van de analyse worden meegedeeld aan de bevoegde autoriteiten en de afnemer.

Artikel 10

Monitoring

1.   De bevoegde instantie maakt kaarten van de percentages onder een individuele afwijking vallende bedrijven, dieren en landbouwgrond en van het aantal percelen voor elke gemeente en werkt deze jaarlijks bij. Deze kaarten worden jaarlijks en voor het eerst uiterlijk in februari 2008 bij de Commissie ingediend.

2.   Er wordt een monitoringnetwerk voor de bemonstering van oppervlaktewater en ondiep grondwater opgezet en onderhouden om het effect van de afwijking op de waterkwaliteit te beoordelen.

3.   Onderzoek en nutriëntenanalyses leveren gegevens op over het lokale bodemgebruik, de vruchtwisseling en de landbouwpraktijken op de bedrijven waaraan een individuele afwijking is toegestaan. Deze gegevens kunnen worden gebruikt voor modelmatige berekeningen van de omvang van de nitraatuitspoeling en de fosforverliezen op percelen waar tot 200 kg stikstof per hectare per jaar en 250 kg stikstof per hectare per jaar uit mest van graasvee en verwerkte mest wordt op- of ingebracht overeenkomstig artikel 6, lid 2.

4.   Er worden monitoringlocaties opgezet die overeenkomen met ten minste 150 landbouwbedrijven om in situaties zowel met als zonder toegestane afwijking gegevens te verkrijgen over de stikstof- en fosforconcentratie in het bodemwater, minerale stikstof in het bodemprofiel en de daar optredende stikstof- en fosforverliezen via de wortelzone naar het grondwater, alsmede de stikstof- en fosforverliezen door afspoeling via het oppervlak en uitspoeling via de ondergrond. De monitoringlocaties moeten representatief zijn voor alle bodemtypes (klei-, leem-, zand- en lössbodems), bemestingspraktijken en gewassen. De samenstelling van het monitoringnetwerk blijft gedurende de toepassingstermijn van deze beschikking ongewijzigd.

5.   Voor landbouwstroomgebieden op zandbodems wordt een intensievere watermonitoring uitgevoerd.

Artikel 11

Controles

1.   De bevoegde autoriteiten voeren administratieve controles uit op alle landbouwbedrijven waaraan een individuele afwijking is toegestaan, om te bepalen of zij de maximale hoeveelheid stikstof per hectare per jaar uit dierlijke mest, de maximale mestgift voor stikstof en fosfor en de voorwaarden inzake landgebruik, mestverwerking en vervoer in acht nemen.

2.   De bevoegde autoriteiten zien erop toe dat de resultaten van de analyses met betrekking tot de stikstofconcentratie in het bodemprofiel in het najaar worden gecontroleerd. Wanneer uit controles blijkt dat de drempelwaarde van 90 kg stikstof per hectare of de lagere, door de Vlaamse regering overeenkomstig artikel 14, lid 1, van het Vlaamse mestdecreet van 22 december 2006 vastgestelde waarden op een bepaald perceel overschreden zijn, wordt de landbouwer hiervan in kennis gesteld en komt het perceel het daaropvolgende jaar niet in aanmerking voor een afwijking.

3.   De bevoegde autoriteiten zien erop toe dat op ten minste 1 % van alle mestvervoer controles op het terrein worden uitgevoerd, op basis van een risicobeoordeling en de resultaten van de in lid 1 bedoelde administratieve controles. Deze omvatten ten minste een controle van de nakoming van de verplichtingen inzake erkenning, een beoordeling van de begeleidende documenten, een controle van de oorsprong en de bestemming van de mest, en een bemonstering van de vervoerde mest. De mestbemonstering kan in voorkomend geval tijdens de lading worden uitgevoerd met behulp van in de voertuigen aangebrachte automatische monsternemers. Mestmonsters worden geanalyseerd door laboratoria die zijn erkend door de bevoegde autoriteiten en de resultaten van de analyse worden meegedeeld aan de aanbieder en de afnemer.

4.   Op basis van een risicoanalyse, de resultaten van de controles in voorgaande jaren en de resultaten van de algemene aselecte controle op de toepassing van de wetgeving ter uitvoering van Richtlijn 91/676/EEG wordt een programma van inspecties op het terrein opgesteld. Bij tenminste 5 % van de bedrijven waaraan een individuele afwijking is toegestaan, wordt een inspectie ter plaatse uitgevoerd met betrekking tot de in de artikelen 5, 6 en 7 vastgestelde voorwaarden.

Artikel 12

Rapportage

1.   De bevoegde instantie dient elk jaar bij de Commissie de resultaten van de monitoring in, samen met een verslag over de ontwikkeling van de waterkwaliteit, een evaluatie van de hoeveelheid nitraatresidu in het bodemprofiel in het najaar voor de verschillende gewassen op bedrijven waaraan een individuele afwijking is toegestaan, en de evaluatiepraktijk. In het verslag wordt aangegeven hoe de evaluatie van de naleving van de voorwaarden van de afwijking via controles op bedrijven en percelen wordt uitgevoerd, en wordt informatie verstrekt over bedrijven die zich niet aan de voorschriften hebben gehouden, op basis van de resultaten van administratieve controles en inspecties ter plaatse.

2.   Voorts bevat het verslag informatie over de mestverwerking, inclusief de verdere verwerking en het gebruik van de vaste fracties, alsook gedetailleerde gegevens over de kenmerken van de verwerkingssystemen en de efficiëntie daarvan, en over de samenstelling van de verwerkte mest.

3.   Bovenop de in de leden 1 en 2 bedoelde gegevens bevat het verslag gegevens over de bemesting in alle landbouwbedrijven waaraan een individuele afwijking is toegestaan, de tendensen in de mestproductie in het Vlaamse Gewest wat betreft stikstof en fosfor, de resultaten van de administratieve controles en de controles ter plaatse inzake mestvervoer en de resultaten van de controles inzake nutriëntenbalansen op het niveau van het landbouwbedrijf voor de berekening van uitscheidingscoëfficiënten voor varkens en pluimvee.

4.   Het eerste verslag wordt uiterlijk in december 2008 ingediend en vervolgens elk jaar uiterlijk in juli.

5.   De Commissie zal bij een eventueel nieuw verzoek om een afwijking rekening houden met de zo verkregen resultaten.

Artikel 13

Toepassing

Deze beschikking is van toepassing in de context van het actieprogramma 2007-2010 voor het Vlaamse Gewest (mestdecreet van 22 december 2006) en verstrijkt op 31 december 2010.

Artikel 14

Deze beschikking is gericht tot het Koninkrijk België.

Gedaan te Brussel, 21 december 2007.

Voor de Commissie

Stavros DIMAS

Lid van de Commissie


(1)  PB L 375 van 31.12.1991, blz. 1. Richtlijn gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1882/2003 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 284 van 31.10.2003, blz. 1).

(2)  Belgisch Staatsblad van 29.12.2006, blz. 76368.

(3)  Belgisch Staatsblad van 31.8.2007, blz. 45564.