ISSN 1725-2598

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 3

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

51e jaargang
5 januari 2008


Inhoud

 

I   Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie verplicht is

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Verordening (EG) nr. 3/2008 van de Raad van 17 december 2007 inzake voorlichtings- en afzetbevorderingsacties voor landbouwproducten op de binnenmarkt en in derde landen

1

 

 

Verordening (EG) nr. 4/2008 van de Commissie van 4 januari 2008 tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

10

 

*

Verordening (EG) nr. 5/2008 van de Commissie van 4 januari 2008 houdende afwijking van Verordening (EG) nr. 1282/2001 ten aanzien van de uiterste datum voor de indiening van de oogst- en productieopgaven voor het wijnoogstjaar 2007/2008

12

 

*

Verordening (EG) nr. 6/2008 van de Commissie van 4 januari 2008 houdende uitvoeringsbepalingen betreffende de toekenning van steun voor de particuliere opslag van schapen- en geitenvlees (Gecodificeerde versie)

13

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


I Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie verplicht is

VERORDENINGEN

5.1.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 3/1


VERORDENING (EG) Nr. 3/2008 VAN DE RAAD

van 17 december 2007

inzake voorlichtings- en afzetbevorderingsacties voor landbouwproducten op de binnenmarkt en in derde landen

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op de artikelen 36 en 37,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Parlement,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op grond van Verordening (EG) nr. 2826/2000 (1) en Verordening (EG) nr. 2702/1999 (2) van de Raad kan de Gemeenschap voor een aantal landbouwproducten voorlichtings- en afzetbevorderingsacties op de binnenmarkt en in derde landen ondernemen. De tot nog toe bereikte resultaten zijn zeer bemoedigend.

(2)

Gezien de opgedane ervaring, de vooruitzichten voor de marktontwikkeling binnen en buiten de Gemeenschap en het nieuwe kader voor het internationale handelsverkeer, dient voor toepassing op de binnenmarkt en in derde landen een nieuw, omvattend en samenhangend voorlichtings- en afzetbevorderingsbeleid te worden ontwikkeld voor landbouwproducten en de wijze waarop deze worden geproduceerd, alsmede voor op basis van landbouwproducten geproduceerde voedingsmiddelen, waarbij moet worden aangetekend dat dit beleid de consument er niet toe mag aanzetten een product te kopen vanwege de specifieke oorsprong ervan.

(3)

Omwille van de duidelijkheid dienen de Verordeningen (EG) nr. 2702/1999 en (EG) nr. 2826/2000 derhalve te worden ingetrokken en vervangen door één verordening waarin de acties evenwel hun specifieke, door de plaats van uitvoering bepaalde kenmerken behouden.

(4)

Een dergelijk beleid betekent een nuttige aanvulling en versterking van de door de lidstaten gevoerde acties, met name door bij de consumenten in de Gemeenschap het imago van deze producten, vooral uit het oogpunt van kwaliteit, voedingsaspecten en veiligheid van de voedingsmiddelen en productiewijzen, te verbeteren. Een dergelijke activiteit helpt nieuwe afzetmogelijkheden openen en kan daarbij ook een multiplicatoreffect sorteren ten aanzien van nationale en particuliere initiatieven.

(5)

Er moeten criteria voor de selectie van de betrokken producten en sectoren worden vastgesteld, alsmede thema's en markten die in de communautaire programma's aan bod moeten komen.

(6)

De voorlichtings- en afzetbevorderingsacties voor landbouwproducten in derde landen moeten betrekking kunnen hebben op producten met of zonder uitvoerrestituties.

(7)

De acties moeten worden uitgevoerd in het kader van voorlichtings- en afzetbevorderingsprogramma's. Met het oog op de samenhang en de doeltreffendheid van de programma's moeten richtsnoeren voor de op de binnenmarkt uit te voeren acties worden opgesteld waarin voor ieder van de betrokken producten of sectoren richtlijnen voor de belangrijkste punten van die communautaire programma's worden aangegeven.

(8)

Aangezien de uit te voeren opdrachten van technische aard zijn, moet worden bepaald dat de Commissie een beroep kan doen op een comité van communicatiedeskundigen of op technische medewerkers.

(9)

Er moeten criteria voor de financiering van de acties worden vastgesteld. In de regel is het wenselijk de financiering van de acties slechts gedeeltelijk ten laste van de Gemeenschap te laten komen om zo de indienende organisaties en de betrokken lidstaten medeverantwoordelijk te maken. In uitzonderlijke gevallen kan het echter dienstig zijn geen financiële bijdrage van de betrokken lidstaat te verlangen. Met betrekking tot de informatie over regelingen van de Gemeenschap inzake de oorsprong van producten, biologische landbouw en etikettering, alsmede over de grafische symbolen die de landbouwwetgeving met name voor ultraperifere gebieden voorschrijft, kan een gezamenlijke financiering door de Gemeenschap en lidstaten verantwoord zijn, omdat een doelmatige voorlichting over deze tamelijk recente regelingen noodzakelijk is.

(10)

Voor een optimale kosten-batenverhouding bij de geselecteerde acties moet worden bepaald dat de uitvoering van deze acties door middel van geëigende procedures wordt uitbesteed aan instanties die over de vereiste middelen en kennis beschikken.

(11)

Het is wenselijk, gelet op de door de Internationale Olijfolieraad bij zijn activiteiten op het gebied van afzetbevordering opgedane ervaring en bereikte resultaten, te bepalen dat de Gemeenschap de uitvoering van onder zijn bevoegdheid vallende acties aan die raad kan blijven opdragen. Ook dient te worden voorzien in de mogelijkheid een beroep te doen op de hulp van soortgelijke internationale organisaties die voor andere producten bestaan.

(12)

Om na te gaan of de programma's goed worden uitgevoerd en welk effect de acties sorteren, moet worden voorzien in een doeltreffend toezicht door de lidstaten en in de evaluatie van de resultaten door een onafhankelijke instantie.

(13)

De uitgaven die gepaard gaan met de financiering van de in de onderhavige verordening bedoelde acties, moeten, afhankelijk van het geval, worden behandeld overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1290/2005 van de Raad van 21 juni 2005 betreffende de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (3).

(14)

De voor de uitvoering van de onderhavige verordening vereiste maatregelen worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden (4),

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Onderwerp en toepassingsgebied

1.   De Gemeenschap kan overeenkomstig de bepalingen van deze verordening middelen uit haar begroting gebruiken voor de volledige of gedeeltelijke financiering van op de binnenmarkt of in derde landen uit te voeren voorlichtings- en afzetbevorderingsacties voor landbouwproducten en de wijze waarop deze worden geproduceerd, alsmede voor op basis van landbouwproducten geproduceerde voedingsmiddelen.

Deze acties worden uitgevoerd in het kader van een voorlichtings- en afzetbevorderingsprogramma.

2.   De in lid 1, bedoelde acties mogen niet worden afgestemd op handelsmerken en mogen de specifieke oorsprong van een product niet als argument gebruiken om aan te zetten tot het verbruik ervan. De oorsprong van een onder de acties vallend product met een benaming die krachtens de regelgeving van de Gemeenschap is verstrekt, mag echter wel worden aangegeven.

Artikel 2

Activiteiten op het gebied van voorlichting en afzetbevordering

1.   De in artikel 1, lid 1, bedoelde acties zijn:

a)

acties op het gebied van public relations, afzetbevordering en reclame, in het bijzonder om de aandacht te vestigen op de intrinsieke eigenschappen en de voordelen van producten van de Gemeenschap uit het oogpunt van met name kwaliteit, voedselveiligheid, bijzondere productiemethoden, voedings- en gezondheidsaspecten, etikettering, dierenwelzijn en milieuzorg;

b)

voorlichtingsacties die met name betrekking hebben op de communautaire regelingen inzake beschermde oorsprongsbenamingen (BOB's), beschermde geografische aanduidingen (BGA's), gegarandeerde traditionele specialiteiten (GTS'en) en de biologische productie, alsmede op andere communautaire regelingen inzake kwaliteitsnormen en etiketteringsvoorschriften voor landbouwproducten en voedingsmiddelen, en op in de desbetreffende communautaire regelgeving vastgestelde grafische symbolen;

c)

voorlichtingsacties betreffende de communautaire regelingen inzake in bepaalde gebieden voortgebrachte kwaliteitswijn (v.q.p.r.d.), wijn met een geografische aanduiding en gedistilleerde dranken met een geografische aanduiding of voorbehouden traditionele vermelding;

d)

studies om de resultaten van de afzetbevorderings- en voorlichtingsacties te evalueren.

2.   Op de binnenmarkt mogen de in artikel 1, lid 1, bedoelde acties tevens de vorm aannemen van deelname aan evenementen, beurzen en tentoonstellingen van nationaal of Europees belang, met name gepaard gaande met de inrichting van stands om de waardering voor producten uit de Gemeenschap te vergroten.

3.   In derde landen mogen de in artikel 1, lid 1, bedoelde acties tevens de volgende vorm aannemen:

a)

voorlichting over de communautaire regeling inzake tafelwijn;

b)

deelname aan evenementen, beurzen en tentoonstellingen van internationaal belang, met name gepaard gaande met de inrichting van stands om de waardering voor producten uit de Gemeenschap te vergroten;

c)

studies naar nieuwe markten, die noodzakelijk zijn voor de verruiming van de afzetmogelijkheden;

d)

handelsmissies op hoog niveau.

Artikel 3

Sectoren en producten

1.   De sectoren of producten die in aanmerking komen voor in artikel 1, lid 1, bedoelde acties op de binnenmarkt, worden aan de hand van de volgende criteria geselecteerd:

a)

wenselijkheid om met de betrokken producten verbonden kwaliteit, typische eigenschappen, bijzondere productiemethoden, voedings- en gezondheidsaspecten, voedselveiligheid, dierenwelzijn of milieuzorg te belichten via op bepaalde thema's of groepen gerichte campagnes;

b)

toepassing van een etiketteringsregeling ter informatie van de verbruiker en van systemen om de producten te traceren en te controleren;

c)

noodzakelijkheid om in een bepaalde sector het hoofd te bieden aan specifieke of conjunctuurgebonden problemen;

d)

wenselijkheid om de betekenis van de communautaire regelingen voor BOB's, BGA's, GTS'en en biologisch geteelde producten toe te lichten;

e)

wenselijkheid om de betekenis van de communautaire regeling voor v.q.p.r.d., wijn met een geografische aanduiding en gedistilleerde dranken met een geografische aanduiding of voorbehouden traditionele benaming toe te lichten.

2.   De producten waarvoor de in artikel 1, lid 1, bedoelde acties kunnen worden ondernomen in derde landen, zijn met name:

a)

voor rechtstreeks verbruik of voor verwerking bestemde producten waarvoor uitvoerkansen of mogelijkheden tot het vinden van nieuwe afzetmarkten in derde landen bestaan, met name zonder dat restituties hoeven te worden toegekend;

b)

typische of kwaliteitsproducten met een hoge toegevoegde waarde.

Artikel 4

Lijsten van thema's, producten en landen waarvoor acties kunnen worden ondernomen

De lijsten van de in artikel 3 bedoelde thema's en producten en van de betrokken derde landen worden door de Commissie vastgesteld volgens de in artikel 16, lid 2, bedoelde procedure. Deze lijsten worden elke twee jaar herzien. Zo nodig kunnen echter volgens dezelfde procedure tussentijdse wijzigingen in deze lijsten worden aangebracht.

Bij de keuze van derde landen wordt rekening gehouden met de feitelijke of potentiële vraag op de beoogde markten van derde landen.

Artikel 5

Richtsnoeren

1.   Voor de afzetbevordering op de binnenmarkt stelt de Commissie volgens de in artikel 16, lid 2, bedoelde procedure richtsnoeren voor alle gekozen sectoren of producten vast waarin wordt aangegeven welke strategie in de voorstellen voor voorlichtings- en afzetbevorderingsprogramma's moet worden gevolgd.

Deze richtsnoeren bevatten met name algemene gegevens over:

a)

de doelstellingen en doelgroepen;

b)

één of meer thema's waarop de geselecteerde acties betrekking moeten hebben;

c)

de aard van de acties;

d)

de looptijd van de programma's;

e)

de indicatieve verdeling van het bedrag dat als financiële bijdrage van de Gemeenschap voor de uitvoering van de programma's beschikbaar is, rekening houdend met de beoogde markt en de aard van de actie.

Wat betreft de afzetbevordering van verse groenten en fruit wordt bijzondere aandacht besteed aan afzetbevorderingsacties gericht op kinderen in onderwijsinstellingen.

2.   Voor de afzetbevordering in derde landen kan de Commissie volgens de in artikel 16, lid 2, bedoelde procedure richtsnoeren vaststellen waarin wordt aangegeven welke strategie in de voorstellen voor voorlichtings- en afzetbevorderingsprogramma's voor bepaalde of voor alle in artikel 3, lid 2, bedoelde producten moet worden gevolgd.

Artikel 6

Met de uitvoering van de voorlichtings- en afzetbevorderingsacties belaste organisaties

1.   Wat de uitvoering van de in artikel 2, lid 1, onder a), b) en c), lid 2 en lid 3, onder a), b) en c), bedoelde acties betreft, worden de voorstellen voor afzetbevorderings- en voorlichtingsprogramma's met een maximale looptijd van drie jaar, in overeenstemming met de in artikel 5, lid 1, bedoelde richtsnoeren en onverminderd lid 2, van het onderhavige artikel, opgesteld door beroeps- of bedrijfskolomorganisaties die de betrokken sectoren in één of meer lidstaten of op communautair niveau vertegenwoordigen.

2.   Indien wordt besloten tot afzetbevorderingsacties in derde landen in de sector olijfolie en tafelolijven, kan de Gemeenschap deze acties uitvoeren door tussenkomst van de Internationale Olijfolieraad.

Voor andere sectoren kan de Gemeenschap een beroep doen op de hulp van internationale organisaties die vergelijkbare garanties bieden.

Artikel 7

Het opstellen en toezenden van de voorlichtings- en afzetbevorderingsprogramma's

1.   De lidstaten stellen in een specificatie de vereisten en criteria voor de beoordeling van de voorlichtings- en afzetbevorderingsprogramma's vast.

De betrokken lidstaten gaan na of de voorgestelde programma's geschikt zijn en overeenstemmen met de onderhavige verordening, met de op grond van artikel 5 vastgestelde richtsnoeren en met de desbetreffende specificatie. Zij gaan ook na of de prijs-kwaliteitverhouding van de programma's gunstig is.

Zodra de lidstaten de programma's hebben bestudeerd, stellen zij met inachtneming van de beschikbare middelen een lijst van de programma's op en verbinden zij zich er in voorkomend geval toe deze programma's mee te financieren.

2.   De lidstaten zenden de Commissie de in lid 1, bedoelde lijst van programma's en een kopie van deze programma's toe.

Wanneer de Commissie constateert dat een bij haar ingediend programma of bepaalde daarin opgenomen acties niet aan de communautaire regelgeving of, wanneer het op de binnenmarkt uit te voeren acties betreft, aan de in artikel 5 bedoelde richtsnoeren beantwoorden, of qua prijs-kwaliteitverhouding slecht scoren, stelt zij binnen de volgens de in artikel 16, lid 2, bedoelde procedure te bepalen termijn de betrokken lidstaten ervan in kennis dat bepaalde programma's of delen ervan niet voor financiering in aanmerking komen. Wanneer deze termijn verstreken is, wordt ervan uitgegaan dat het programma voor financiering in aanmerking komt.

De lidstaten houden rekening met de eventuele opmerkingen van de Commissie en zenden de programma's die in overleg met de in artikel 6, lid 1, bedoelde indienende organisaties zijn herzien, toe aan de Commissie binnen de volgens de in artikel 16, lid 2, bedoelde procedure te bepalen termijn.

Artikel 8

Selectie van de voorlichtings- en afzetbevorderingsprogramma's

1.   De Commissie neemt volgens de in artikel 16, lid 2, bedoelde procedure een besluit over de programma's die worden geselecteerd, alsmede over de bijbehorende begrotingen. Programma's die worden voorgesteld door meer dan één lidstaat of die voorzien in acties in meer dan één lidstaat of in meer dan één derde land, krijgen voorrang.

2.   De Commissie mag volgens de in artikel 16, lid 2, bedoelde procedure een minimum- of een maximumgrens voor de werkelijke kosten van de krachtens lid 1, van het onderhavige artikel geselecteerde programma's vaststellen. Deze kostengrenzen mogen worden gedifferentieerd naar gelang van de aard van de betrokken programma's. Criteria dienaangaande kunnen worden vastgesteld volgens de in artikel 16, lid 2, bedoelde procedure.

Artikel 9

Procedure bij het ontbreken van programma's met voorlichtingsacties voor de binnenmarkt

1.   Bij het ontbreken van op de binnenmarkt uit te voeren programma's stellen de belangstellende lidstaten voor één of meer van de in artikel 2, lid 1, onder b), bedoelde en overeenkomstig artikel 6, lid 1, ingediende voorlichtingsacties een programma en de overeenkomstige specificatie op aan de hand van de in artikel 5, lid 1, bedoelde richtsnoeren en selecteren zij via een openbare inschrijvingsprocedure een instantie die wordt belast met de uitvoering van het door hen mee te financieren programma.

2.   De lidstaten leggen het geselecteerde programma overeenkomstig lid 1, aan de Commissie over, samen met een met redenen omkleed advies over:

a)

de wenselijkheid van het programma;

b)

de mate van overeenstemming van het programma en de voorgestelde instantie met de bepalingen van de onderhavige verordening en, in voorkomend geval, de toepasselijke richtsnoeren;

c)

de beoordeling van de prijs-kwaliteitverhouding van het programma.

3.   Voor het onderzoek van de programma's door de Commissie geldt het bepaalde in artikel 7, lid 2, en artikel 8, lid 1.

4.   De Commissie mag volgens de in artikel 16, lid 2, bedoelde procedure een minimum- of een maximumgrens voor de werkelijke kosten van de krachtens lid 2, van het onderhavige artikel ingediende programma's vaststellen. Deze kostengrenzen mogen worden gedifferentieerd naar gelang van de aard van de betrokken programma's. Criteria dienaangaande kunnen worden vastgesteld volgens de in artikel 16, lid 2, bedoelde procedure.

Artikel 10

Op initiatief van de Commissie uit te voeren voorlichting- en afzetbevorderingsacties

Na informatie te hebben verstrekt aan de in gezamenlijke vergadering samengekomen, in artikel 16, lid 1, bedoelde comités of, in voorkomend geval, aan het bij Verordening (EEG) nr. 2092/91 van de Raad van 24 juni 1991 inzake de biologische produktiemethode en aanduidingen dienaangaande op landbouwprodukten en levensmiddelen (5) ingestelde comité, het bij artikel 15, lid 1, van Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad van 20 maart 2006 (6) ingestelde Permanent Comité voor beschermde geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen of het bij Verordening (EG) nr. 509/2006 van de Raad van 20 maart 2006 (7) ingestelde Permanent Comité voor gegarandeerde traditionele specialiteiten, kan de Commissie beslissen een of meer van de volgende acties uit te voeren:

a)

wat op de binnenmarkt en in derde landen uit te voeren acties betreft:

i)

de in artikel 2, lid 1, onder d), van de onderhavige verordening bedoelde acties;

ii)

de in artikel 2, lid 1, onder b) en c), en lid 2, van de onderhavige verordening bedoelde acties, mits deze acties van belang zijn voor de hele Gemeenschap of geen adequate voorstellen zijn ingediend overeenkomstig de artikelen 6 en 9 van de onderhavige verordening;

b)

wat in derde landen uit te voeren actie betreft:

i)

de in artikel 2, lid 3, onder d), van de onderhavige verordening bedoelde acties;

ii)

de in artikel 2, lid 1, onder a), en lid 3, onder a), b) en c), van de onderhavige verordening bedoelde acties, mits deze acties van belang zijn voor de hele Gemeenschap of geen adequate voorstellen zijn ingediend overeenkomstig de artikelen 6 en 9 van de onderhavige verordening.

Artikel 11

Met de uitvoering van de programma's en acties belaste instanties

1.   De Commissie selecteert via een openbare inschrijving of een inschrijving met voorafgaande selectie:

a)

in voorkomend geval, de technische medewerkers die nodig zijn voor de in artikel 7, lid 2, bedoelde beoordeling van de voorgestelde programma's, met inbegrip van de voorgestelde uitvoeringsinstanties;

b)

de met de uitvoering van de in artikel 10 bedoelde acties belaste instanties.

2.   Via een adequate inschrijvingsprocedure selecteren de indienende organisaties de instanties die de overeenkomstig artikel 7, lid 1, geselecteerde programma's uitvoeren.

Onder bepaalde voorwaarden die worden vastgesteld volgens de in artikel 16, lid 2, bedoelde procedure, kan de indienende organisatie echter worden gemachtigd bepaalde onderdelen van een programma zelf uit te voeren.

3.   De met de uitvoering van voorlichtings- en afzetbevorderingsacties belaste instanties moeten beschikken over kennis van de betrokken producten en markten en over de middelen die voor een zo efficiënt mogelijke uitvoering van de acties vereist zijn, rekening houdend met de communautaire dimensie van de betrokken programma's.

Artikel 12

Toezicht op de programma’s

1.   Een toezichtgroep die is samengesteld uit vertegenwoordigers van de Commissie, de betrokken lidstaten en de indienende organisaties, ziet erop toe dat de in de artikelen 8 en 9 bedoelde, geselecteerde programma's naar behoren worden uitgevoerd.

2.   De betrokken lidstaten zijn verantwoordelijk voor de goede uitvoering van de in de artikelen 8 en 9 bedoelde, geselecteerde programma's en voor de daarmee samenhangende betalingen. De lidstaten zien erop toe dat het in het kader van deze programma's geproduceerde voorlichtings- en afzetbevorderingsmateriaal in overeenstemming is met de communautaire regelgeving.

Artikel 13

Financiering

1.   Onverminderd het bepaalde in lid 4, worden de in artikel 10 bedoelde acties volledig door de Gemeenschap gefinancierd. De kosten van de in artikel 11, lid 1, onder a), bedoelde technische medewerkers worden eveneens volledig door de Gemeenschap gefinancierd.

2.   De financiële bijdrage van de Gemeenschap voor de in de artikelen 8 en 9 bedoelde, geselecteerde programma's mag niet meer dan 50 % van de werkelijke kosten van de programma's bedragen. Voor voorlichtings- en afzetbevorderingsprogramma's met een looptijd van twee of drie jaar mag de bijdrage voor elk uitvoeringsjaar die maximumgrens niet overschrijden.

Het in de eerste alinea bedoelde percentage bedraagt 60 % voor afzetbevorderingsacties van groenten en fruit die in het bijzonder zijn gericht op kinderen in de onderwijsinstellingen van de Gemeenschap.

3.   De indienende organisaties financieren ten minste 20 % van de werkelijke kosten van de door hen voorgestelde programma's en het resterende bedrag komt in voorkomend geval ten laste van de betrokken lidstaten, met inachtneming van de in lid 2, bedoelde financiële bijdrage van de Gemeenschap.

Het aandeel dat de lidstaten en de indienende organisaties voor hun rekening moeten nemen, wordt vastgesteld wanneer de programma's bij de Commissie worden ingediend overeenkomstig artikel 7, lid 2.

De door de lidstaten of de indienende organisaties verrichte betalingen mogen afkomstig zijn uit parafiscale heffingen of verplichte bijdragen.

4.   Bij toepassing van artikel 6, lid 2, kent de Gemeenschap na goedkeuring van het programma een passende bijdrage toe aan de betrokken internationale organisatie.

5.   Wat de in artikel 9 bedoelde programma's betreft, nemen de belangstellende lidstaten het niet door de Gemeenschap gefinancierde gedeelte voor hun rekening.

De financiering door de lidstaten mag afkomstig zijn uit parafiscale heffingen.

6.   De artikelen 87, 88 en 89 van het Verdrag zijn niet van toepassing op de financiële bijdragen van de lidstaten en op de uit parafiscale heffingen of verplichte bijdragen afkomstige financiële bijdragen van de lidstaten of de indienende organisaties voor programma's die op grond van artikel 36 van het Verdrag in aanmerking komen voor Gemeenschapssteun en door de Commissie zijn geselecteerd overeenkomstig artikel 8, lid 1, van de onderhavige verordening.

Artikel 14

Uitgaven van de Gemeenschap

De financiering door de Gemeenschap van de in artikel 1, lid 1, van de onderhavige verordening bedoelde programma's wordt, naar gelang van het geval, verricht overeenkomstig artikel 3, lid 1, onder d), of artikel 3, lid 2, onder b), van Verordening (EG) nr. 1290/2005.

Artikel 15

Uitvoeringsbepalingen

De bepalingen ter uitvoering van deze verordening worden vastgesteld volgens de in artikel 16, lid 2, bedoelde procedure.

Artikel 16

Comité

1.   De Commissie wordt bijgestaan door het beheerscomité dat is ingesteld bij artikel 195 van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („Integrale-GMO-verordening”) (8).

2.   Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 4 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing.

De in artikel 4, lid 3, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn wordt vastgesteld op één maand.

Artikel 17

Raadpleging

Voordat de Commissie de in artikel 4 bedoelde lijsten vaststelt, de in artikel 5 bedoelde richtsnoeren opstelt, de in de artikelen 6 en 9 bedoelde programma's goedkeurt, een besluit over de acties neemt overeenkomstig artikel 10 of de in artikel 15 bedoelde uitvoeringsbepalingen vaststelt, kan zij overleg plegen met:

a)

de bij Besluit 2004/391/EG van de Commissie (9) ingestelde Raadgevende Groep „Afzetbevordering van landbouwproducten”;

b)

de technische „ad hoc”-werkgroepen, bestaande uit leden van de comités of deskundigen in promotie en reclame.

Artikel 18

Verslag

Uiterlijk 31 december 2010 dient de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in over de toepassing van de onderhavige verordening, eventueel vergezeld van passende voorstellen.

Artikel 19

Intrekking

Verordeningen (EG) nr. 2702/1999 en (EG) nr. 2826/2000 worden ingetrokken.

Verwijzingen naar de ingetrokken verordeningen moeten worden beschouwd als verwijzingen naar deze verordening en moeten worden gelezen volgens de concordantietabel in de bijlage.

Artikel 20

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de zevende dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 17 december 2007.

Voor de Raad

De voorzitter

J. SILVA


(1)  Verordening (EG) nr. 2826/2000 van de Raad van 19 december 2000 inzake voorlichtings- en afzetbevorderingsacties voor landbouwproducten op de binnenmarkt (PB L 328 van 23.12.2000, blz. 2). Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1182/2007 (PB L 273 van 17.10.2007, blz. 1).

(2)  Verordening (EG) nr. 2702/1999 van de Raad van 14 december 1999 inzake voorlichtings- en afzetbevorderingsacties voor landbouwproducten in derde landen (PB L 327 van 21.12.1999, blz. 7). Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2060/2004 (PB L 357 van 2.12.2004, blz. 3).

(3)  PB L 209 van 11.8.2005, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1437/2007 (PB L 322 van 7.12.2007, blz. 1).

(4)  PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23. Besluit gewijzigd bij Besluit 2006/512/EG (PB L 200 van 22.7.2006, blz. 11).

(5)  PB L 198 van 22.7.1991, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1319/2007 van de Commissie (PB L 293 van 10.11.2007, blz. 3).

(6)  PB L 93 van 31.3.2006, blz. 12. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1791/2006 (PB L 363 van 20.12.2006, blz. 1).

(7)  PB L 93 van 31.3.2006, blz. 1.

(8)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(9)  PB L 120 van 24.4.2004, blz. 50.


BIJLAGE

CONCORDANTIETABEL ALS BEDOELD IN ARTIKEL 19

1.   Verordening (EG) nr. 2702/1999

Verordening (EG) nr. 2702/1999

Deze verordening

Artikel 1

Artikel 1

Artikel 2

Artikel 2

Artikel 3

Artikel 3, lid 2

Artikel 4

Artikel 3, lid 2, laatste alinea

Artikel 5, lid 1

Artikel 4

Artikel 5, lid 2

Artikel 5, lid 2

Artikel 6

Artikel 5, lid 3

Artikel 7, lid 1, eerste alinea

Artikel 6

Artikel 7, lid 1, tweede alinea, en lid 2

Artikel 7, lid 1

Artikel 7, lid 3

Artikel 7, lid 2

Artikel 7, leden 4, 5 en 6

Artikel 8

Artikel 9

Artikel 7 bis

Artikel 10

Artikel 8, leden 1 en 2

Artikel 11

Artikel 8, leden 3 en 4

Artikel 12

Artikel 9, leden 1 t/m 4

Artikel 13, leden 1 t/m 4

Artikel 13, lid 5

Artikel 9, lid 5

Artikel 13, lid 6

Artikel 10

Artikel 14

Artikel 11

Artikel 15

Artikel 12

Artikel 16

Artikel 12 bis

Artikel 17

Artikel 13

Artikel 18

Artikel 14

Artikel 19

Artikel 15

Artikel 20

2.   Verordening (EG) nr. 2826/2000

Verordening (EG) nr. 2826/2000

Deze verordening

Artikel 1

Artikel 1

Artikel 2

Artikel 2

Artikel 3

Artikel 3, lid 1

Artikel 4

Artikel 4

Artikel 5

Artikel 5, lid 1

Artikel 6, lid 1, eerste alinea

Artikel 6

Artikel 6, lid 1, tweede alinea, en lid 2

Artikel 7, lid 1

Artikel 6, lid 3

Artikel 7, lid 2

Artikel 6, leden 4 t/m 6

Artikel 8

Artikel 7

Artikel 9

Artikel 7 bis

Artikel 10

Artikel 8

Artikel 11, lid 1

Artikel 9

Artikel 13

Artikel 10, lid 1

Artikel 11, lid 2

Artikel 10, leden 2 en 3

Artikel 12

Artikel 11

Artikel 14

Artikel 12

Artikel 15

Artikel 13

Artikel 16

Artikel 13 bis

Artikel 17

Artikel 14

Artikel 18

Artikel 15

Artikel 19

Artikel 16

Artikel 17

Artikel 20


5.1.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 3/10


VERORDENING (EG) Nr. 4/2008 VAN DE COMMISSIE

van 4 januari 2008

tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 3223/94 van de Commissie van 21 december 1994 houdende uitvoeringsbepalingen van de invoerregeling voor groenten en fruit (1), en met name op artikel 4, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In Verordening (EG) nr. 3223/94 zijn op grond van de multilaterale handelsbesprekingen in het kader van de Uruguayronde de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de periodes die in de bijlage bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt.

(2)

Op grond van de bovenvermelde criteria moeten de forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld op de in de bijlage bij deze verordening vermelde niveaus,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 4 van Verordening (EG) nr. 3223/94 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld zoals aangegeven in de tabel in de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 5 januari 2008.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 4 januari 2008.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 337 van 24.12.1994, blz. 66. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 756/2007 (PB L 172 van 30.6.2007, blz. 41).


BIJLAGE

bij de verordening van de Commissie van 4 januari 2008 tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

IL

175,4

MA

49,1

TN

129,8

TR

126,4

ZZ

120,2

0707 00 05

JO

172,9

MA

54,7

TR

154,4

ZZ

127,3

0709 90 70

MA

59,2

TR

124,8

ZZ

92,0

0805 10 20

EG

64,5

IL

47,6

MA

57,6

TR

70,1

ZA

34,0

ZZ

54,8

0805 20 10

MA

78,2

ZZ

78,2

0805 20 30, 0805 20 50, 0805 20 70, 0805 20 90

HR

29,7

IL

64,4

TR

71,9

ZZ

55,3

0805 50 10

EG

129,4

TR

123,5

ZA

134,4

ZZ

129,1

0808 10 80

CN

94,1

MK

32,1

US

106,5

ZZ

77,6

0808 20 50

CN

39,8

US

107,9

ZA

136,8

ZZ

94,8


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „andere oorsprong”.


5.1.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 3/12


VERORDENING (EG) Nr. 5/2008 VAN DE COMMISSIE

van 4 januari 2008

houdende afwijking van Verordening (EG) nr. 1282/2001 ten aanzien van de uiterste datum voor de indiening van de oogst- en productieopgaven voor het wijnoogstjaar 2007/2008

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1493/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening van de wijnmarkt (1), en met name op artikel 73,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De producenten moeten op grond van artikel 11, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1282/2001 van de Commissie (2) uiterlijk op 10 december de oogst- en productieopgaven indienen, zodat tijdig een beeld van de communautaire wijnproductie kan worden gevormd.

(2)

In één lidstaat heeft zich in enkele computercentra waar de producenten de genoemde opgave moeten doen, een capaciteitsprobleem voorgedaan. Deze centra zijn niet in staat alle opgaven vóór de uiterste datum in ontvangst te nemen.

(3)

Om dit probleem, waaraan de producenten geen enkele schuld hebben, op te lossen, en om onbillijke sancties voor de producenten te voorkomen, moet de termijn voor de indiening van de oogst- en productieopgaven worden verlengd.

(4)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor wijn,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

In afwijking van artikel 11, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1282/2001 mogen, voor het wijnoogstjaar 2007/2008, de in de artikelen 2 en 4 van die verordening bedoelde opgaven worden ingediend tot en met 31 januari 2008.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 10 december 2007.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 4 januari 2008.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 179 van 14.7.1999, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1791/2006 (PB L 363 van 20.12.2006, blz. 1).

(2)  PB L 176 van 29.6.2001, blz. 14.


5.1.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 3/13


VERORDENING (EG) Nr. 6/2008 VAN DE COMMISSIE

van 4 januari 2008

houdende uitvoeringsbepalingen betreffende de toekenning van steun voor de particuliere opslag van schapen- en geitenvlees

(Gecodificeerde versie)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 2529/2001 van de Raad van 19 december 2001 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector schapen- en geitenvlees (1), en met name op artikel 12, lid 2, en op artikel 24,

Gelet op Verordening (EG) nr. 2799/98 van de Raad van 15 december 1998 tot vaststelling van het agromonetaire stelsel voor de euro (2), en met name op artikel 3, lid 2, en op artikel 9,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EEG) nr. 3446/90 van de Commissie van 27 november 1990 houdende uitvoeringsbepalingen betreffende de toekenning van steun voor de particuliere opslag van schapen- en geitenvlees (3) is herhaaldelijk en ingrijpend gewijzigd (4). Ter wille van de duidelijkheid en een rationele ordening van de tekst dient tot codificatie van deze verordening te worden overgegaan.

(2)

De in artikel 12, lid 1, van Verordening (EG) nr. 2529/2001 bedoelde algemene regels voor de toekenning van steun voor de particuliere opslag van schapen- en geitenvlees moeten met uitvoeringsbepalingen worden aangevuld.

(3)

Het komt dienstig voor, om de met de toekenning van genoemde steun nagestreefde doeleinden te bereiken, deze steun slechts toe te kennen aan die binnen de Gemeenschap gevestigde natuurlijke personen of rechtspersonen die door hun tot dusverre verrichte werkzaamheden en hun beroepservaring in staat zijn te waarborgen dat de opslag op bevredigende wijze geschiedt en die binnen de Gemeenschap over voldoende gekoelde opslagruimte beschikken.

(4)

Het is om diezelfde reden dienstig slechts steun toe te kennen voor de opslag van producten in bevroren staat, van gezonde handelskwaliteit, die van oorsprong zijn uit de Gemeenschap in de zin van Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie van 2 juli 1993 houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek (5) en waarvan de radioactiviteit niet hoger is dan de maximale toleranties die zijn vastgesteld bij Verordening (EEG) nr. 737/90 van de Raad van 22 maart 1990 betreffende de voorwaarden voor de invoer van landbouwproducten van oorsprong uit derde landen ingevolge het ongeluk in de kerncentrale van Tsjernobyl (6).

(5)

Er dienen bepalingen te worden vastgesteld die erop gericht zijn de waarborg te bieden dat de betrokken dieren uitsluitend in erkende en gecontroleerde slachthuizen worden geslacht.

(6)

Ter vergroting van de doelmatigheid van de steunverlening dienen de contracten te worden afgesloten voor een bepaalde minimumhoeveelheid, die in voorkomend geval per product een andere kan zijn en de verplichtingen van de contractant moeten worden omschreven en met name die welke het interventiebureau de mogelijkheid bieden om de omstandigheden bij de opslag doeltreffend te controleren.

(7)

Het bedrag van de zekerheid ter nakoming van de aangegane verplichtingen dient op een percentage van het steunbedrag te worden gesteld.

(8)

In Verordening (EEG) nr. 2220/85 van de Commissie van 22 juli 1985 tot vaststelling van gemeenschappelijke uitvoeringsbepalingen inzake de regeling voor het stellen van zekerheden voor landbouwproducten (7) is bepaald dat met het oog op het vrijgeven van de zekerheid de na te leven primaire eisen dienen te worden vastgesteld. De opslag van de contractueel overeengekomen hoeveelheid voor de contractuele opslagperiode vormt één van de primaire eisen voor toekenning van de steun voor de particuliere opslag van schapen- en geitenvlees. Om met de handelsgebruiken en de praktische omstandigheden rekening te houden, dient een zekere tolerantie ten opzichte van de overeengekomen hoeveelheid te worden toegestaan.

(9)

Wanneer bepaalde verplichtingen inzake de hoeveelheden die dienen te worden opgeslagen, niet worden nagekomen, is het passend zowel ten aanzien van de hoogte van de vrij te geven zekerheid als ten aanzien van die van de toe te kennen steun een zekere mate van evenredigheid toe te passen.

(10)

Om de doeltreffendheid van de regeling te vergroten, dient de mogelijkheid te worden geopend om aan de contractanten een voorschot op het steunbedrag te kunnen verlenen, waarvoor zekerheid dient te worden gesteld en tevens dienen voorschriften te worden vastgesteld voor de indiening van de aanvragen om betaling van de steun, de over te leggen bewijsstukken en de betalingstermijn.

(11)

Krachtens Verordening (EG) nr. 2799/98 en Verordening (EG) nr. 1913/2006 van de Commissie van 20 december 2006 houdende bepalingen voor de toepassing van het agromonetaire stelsel voor de euro in de landbouwsector en tot wijziging van bepaalde verordeningen (8) dienen de ontstaansfeiten met betrekking tot de voor de steun en de zekerheden geldende wisselkoers, voor de particuliere opslag te worden bepaald.

(12)

De met de onderscheiden regelingen voor de particuliere opslag van landbouwproducten opgedane ervaring wijst uit dat dient te worden bepaald in hoeverre Verordening (EEG, Euratom) nr. 1182/71 van de Raad van 3 juni 1971 houdende vaststelling van de regels die van toepassing zijn op termijnen, data en aanvangs- en vervaltijden (9) voor de vaststelling van de in deze regelingen bedoelde termijnen, data en aanvangs- en vervaltijden geldt en dat de tijdstippen van het begin en van het einde van de contractuele opslag nauwkeurig dienen te worden omschreven.

(13)

Met name in artikel 3, lid 4, van Verordening (EEG, Euratom) nr. 1182/71 is bepaald dat de termijnen waarvan de laatste dag een feestdag, een zondag of een zaterdag is, aan het einde van het laatste uur van de volgende werkdag verstrijken. Het is mogelijk dat de toepassing van deze bepaling bij opslagcontracten niet in het belang van de handelaren is en zelfs tot ongelijke behandeling bij die handelaren kan leiden. Het is derhalve dienstig om voor de bepaling van de laatste dag van de contractuele opslag van genoemde regel af te wijken.

(14)

Er dient in een zekere mate van evenredigheid bij de verlening van de steun te worden voorzien, namelijk wanneer de opslagperiode niet volledig in acht wordt genomen.

(15)

Overeenkomstig het bepaalde in artikel 12, lid 1, van Verordening (EG) nr. 2529/2001, is de inschrijvingsprocedure van toepassing indien zich in één of meer noteringszones een bijzonder moeilijke marktsituatie voordoet. Het besluit tot bekendmaking van berichten van inschrijving moet door de Commissie worden genomen volgens de in artikel 25, lid 2, van die verordening bedoelde procedure.

(16)

Het voorwerp van de inschrijving wordt gevormd door het steunbedrag. Het wordt toegewezen volgens de offertes die voor de Gemeenschap het gunstigst zijn. Hiertoe kan een maximumbedrag voor de steun worden vastgesteld waarop of waaronder de offertes worden aanvaard. Indien geen enkele offerte voordelig lijkt, bestaat de mogelijkheid de inschrijving af te breken.

(17)

Er dienen controlemaatregelen te worden vastgesteld, teneinde te waarborgen dat de steun niet ten onrechte wordt verleend. Daarom dient met name te worden bepaald dat de lidstaten controles uitvoeren die aan de verschillende stadia van de opslag aangepast zijn.

(18)

Onregelmatigheden en fraude moeten voorkomen en, in voorkomend geval, worden bestraft. Het is daartoe dienstig de contractant bij een valse verklaring uit te sluiten van steunverlening voor particuliere opslag voor de zes maanden volgende op de maand waarin een valse verklaring is geconstateerd.

(19)

Om de Commissie in staat te stellen zich een algemeen beeld te vormen van de uitwerking van de steun voor de particuliere opslag, dient erin te worden voorzien dat de lidstaten haar de nodige gegevens verstrekken.

(20)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor schapen en geiten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

De steun voor de in artikel 12 van Verordening (EG) nr. 2529/2001 bedoelde particuliere opslag wordt toegekend overeenkomstig de bij deze verordening vastgestelde voorwaarden.

Artikel 2

1.   Het contract betreffende de particuliere opslag van schapen- en geitenvlees wordt gesloten tussen de interventiebureaus van de lidstaten en natuurlijke of rechtspersonen, hierna „contractant” te noemen, die:

a)

in de sector vee en vlees sedert ten minste twaalf maanden werkzaam zijn en die in één van de door de lidstaten te bepalen openbare registers zijn opgenomen en

b)

binnen de Gemeenschap over adequate installaties voor de opslag beschikken.

2.   Steun voor de particuliere opslag mag slechts worden toegekend voor geslachte lammeren van minder dan twaalf maanden oud en voordelen daarvan, voor zover het betrokken vlees van gezonde handelskwaliteit is en afkomstig van dieren die sedert ten minste de twee voorafgaande maanden in de Gemeenschap zijn gehouden en die ten hoogste tien dagen vóór de datum van inslag als bedoeld in artikel 4, lid 3, zijn geslacht.

3.   Voor vlees mag geen opslagcontract worden gesloten, wanneer de radioactieve besmetting ervan de in de communautaire wetgeving vastgestelde maximaal toelaatbare niveaus overschrijdt. De niveaus die voor producten van oorsprong uit de Gemeenschap gelden, zijn die welke bij artikel 3 van Verordening (EEG) nr. 737/90 zijn vastgesteld. Het niveau van radioactieve besmetting wordt slechts gecontroleerd indien de situatie het vergt en zolang het nodig is. De periode waarin de controlemaatregelen gelden en de omvang van die maatregelen worden zo nodig vastgesteld volgens de in artikel 25, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2529/2001 bedoelde procedure.

4.   Het contract mag slechts betrekking hebben op een hoeveelheid die gelijk is aan of groter is dan een voor elk product te bepalen minimumhoeveelheid.

5.   Vlees moet in verse staat worden ingeslagen en in bevroren staat worden opgeslagen.

Artikel 3

1.   De aanvraag om een contract te sluiten of de offerte voor een openbare inschrijving en het contract zelf hebben betrekking op slechts één van de producten waarvoor steun mag worden toegekend.

2.   De aanvraag om een contract te sluiten of de offerte voor een openbare inschrijving is slechts ontvankelijk wanneer zij de in lid 3, onder a), b), d) en e), bedoelde onderdelen bevat en het bewijs is geleverd dat een zekerheid is gesteld.

3.   Het contract dient met name de volgende onderdelen te bevatten:

a)

een verklaring waarbij de contractant zich ertoe verbindt slechts producten in te slaan en op te slaan die aan de in de artikel 2, leden 2 en 3, bedoelde voorwaarden voldoen;

b)

de omschrijving en hoeveelheid van het product dat wordt opgeslagen;

c)

de in artikel 4, lid 3, bedoelde uiterste datum waarop de totale, onder b) van dit lid bedoelde hoeveelheid dient te worden ingeslagen;

d)

de opslagperiode;

e)

het steunbedrag per gewichtseenheid;

f)

het bedrag van de zekerheid;

g)

de mogelijkheid om de opslagperiode onder de in de communautaire regeling voorziene voorwaarden te verkorten of te verlengen.

4.   Het contract houdt voor de contractant ten minste de volgende verplichtingen in:

a)

de overeengekomen hoeveelheid van het betrokken product voor eigen rekening en risico binnen de in artikel 4 gestelde termijnen in te slaan en deze tijdens de contractueel overeengekomen periode zodanig op te slaan dat is gewaarborgd dat de in artikel 2, lid 2, bedoelde kenmerken van de producten behouden blijven, en om voorts de opgeslagen producten niet te veranderen, niet te vervangen, noch naar een andere opslagplaats over te brengen; in uitzonderingsgevallen kan het interventiebureau echter op een behoorlijk met redenen omkleed verzoek overbrenging van de opgeslagen producten toestaan;

b)

het interventiebureau waarmee het contract is gesloten, tijdig vóór het begin van de inslag van iedere afzonderlijke partij als bedoeld in artikel 4, lid 1, tweede alinea, de dag en plaats van inslag alsook de aard en hoeveelheid van het product dat zal worden ingeslagen, mede te delen; het interventiebureau kan de eis stellen dat deze gegevens ten minste twee werkdagen vóór de inslag van elke afzonderlijke partij worden verstrekt;

c)

de op de inslag betrekking hebbende bewijsstukken niet later dan één maand na het in artikel 4, lid 4, bedoelde tijdstip bij het interventiebureau in te dienen;

d)

het product met inachtneming van de in artikel 13, lid 4, bedoelde identificatievoorschriften op te slaan;

e)

het interventiebureau gelegenheid te bieden om te allen tijde te controleren of alle in de overeenkomst opgenomen verplichtingen worden nagekomen.

Artikel 4

1.   De inslagverrichtingen moeten uiterlijk 28 dagen na de datum waarop het contract is gesloten, zijn beëindigd.

De inslag mag in afzonderlijke partijen gebeuren waarvan elke partij de op een bepaalde dag per contract en per opslagplaats ingeslagen hoeveelheid vertegenwoordigt.

2.   De contractant mag al het vlees of een deel daarvan bij de inslag en onder permanent toezicht van het interventiebureau versnijden of volledig of gedeeltelijk uitbenen, op voorwaarde dat voldoende hele dieren worden gebruikt om te waarborgen dat de hoeveelheid waarvoor het contract is gesloten, wordt opgeslagen en dat al het bij het versnijden of uitbenen verkregen vlees wordt opgeslagen. Uiterlijk op de datum van inslag geeft de betrokkene kennis van zijn voornemen om van deze mogelijkheid gebruik te maken. Het interventiebureau kan echter eisen dat deze kennisgeving uiterlijk twee werkdagen vóór de inslag van elke afzonderlijke partij wordt gedaan.

Grote pezen, kraakbeen, beenderen, stukken vet en andere afvallen van de opmaak die bij het versnijden of het uitbenen zijn verkregen, mogen niet worden opgeslagen.

3.   Voor elke afzonderlijke partij van de in het contract bepaalde hoeveelheid begint de inslag op de dag waarop die partij onder toezicht van het interventiebureau geplaatst wordt.

Deze dag is de dag waarop het nettogewicht van het gekoelde verse product vastgesteld wordt:

a)

op de plaats van opslag, wanneer het vlees ter plaatse ingevroren wordt;

b)

op de plaats van invriezing, wanneer het vlees buiten de plaats van opslag in daarvoor geschikte installaties wordt ingevroren.

Voor vlees dat na versnijding of gedeeltelijke of volledige uitbening wordt opgeslagen, wordt, eventueel op de plaats van volledige of gedeeltelijke uitbening of van versnijding, slechts het gewicht van de werkelijk ingeslagen producten vastgesteld.

De vaststelling van het gewicht van de producten die dienen te worden ingeslagen, mag niet vóór de sluiting van het contract gebeuren.

4.   De inslagverrichtingen eindigen op de dag waarop de laatste partij van de in het contract bepaalde hoeveelheid wordt ingeslagen.

De bedoelde dag is die waarop alle producten waarop het contract betrekking heeft, geleverd naar gelang van het geval in verse of in bevroren toestand, in de definitieve opslagplaats zijn overgebracht.

Artikel 5

1.   Het bedrag van de in artikel 3, lid 2, bedoelde zekerheid mag niet meer bedragen dan 30 % van het gevraagde steunbedrag.

2.   De primaire eisen in de zin van artikel 20, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 2220/85 zijn de verplichtingen om een aanvraag voor het sluiten van een contract of een offerte voor een openbare inschrijving niet in te trekken, ten minste 90 % van de in het contract bepaalde hoeveelheid tijdens de contractueel overeengekomen opslagperiode voor eigen risico in opslag te houden overeenkomstig de voorwaarden in artikel 3, lid 4, onder a) van de onderhavige verordening.

3.   Artikel 27, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 2220/85 is niet van toepassing.

4.   Wanneer de aanvraag om een contract te sluiten of de offerte voor een openbare inschrijving niet wordt aanvaard, wordt de zekerheid onmiddellijk vrijgegeven.

5.   Wanneer de in artikel 4, lid 1, bedoelde uiterste datum voor inslag wordt overschreden, wordt de zekerheid volledig verbeurd overeenkomstig artikel 23 van Verordening (EEG) nr. 2220/85.

Onverminderd artikel 6, lid 3, wordt de steun niet betaald wanneer de in artikel 4, lid 1, bedoelde uiterste datum met meer dan tien dagen is overschreden.

Artikel 6

1.   Het steunbedrag wordt vastgesteld per gewichtseenheid en geldt voor het gewicht dat overeenkomstig artikel 4, lid 3, is vastgesteld.

2.   Onverminderd het bepaalde in lid 3 heeft de contractant recht op de steun indien aan de in artikel 5, lid 2, bedoelde primaire eisen is voldaan.

3.   De steun wordt ten hoogste voor de in het contract vastgestelde hoeveelheden betaald.

Indien de feitelijk tijdens de contractuele opslagperiode opgeslagen hoeveelheid geringer is dan de in het contract vastgestelde hoeveelheid, doch:

a)

groter is dan of gelijk is aan 90 % van deze hoeveelheid, wordt de steun verhoudingsgewijs verlaagd;

b)

geringer is dan 90 %, maar groter is dan of gelijk is aan 80 % van deze hoeveelheid, wordt de steun voor de feitelijk opgeslagen hoeveelheid met de helft verlaagd;

c)

geringer is dan 80 % van deze hoeveelheid, wordt geen steun betaald.

4.   Na drie maanden van contractuele opslag mag op verzoek van de contractant één enkel voorschot op de steun worden uitgekeerd op voorwaarde dat de contractant zekerheid stelt die gelijk is aan het bedrag van het voorschot vermeerderd met 20 %.

Het voorschot mag niet hoger zijn dan de steun voor een opslagperiode van drie maanden.

Artikel 7

1.   De aanvraag om betaling van steun, alsmede de bewijsstukken moeten, behalve in geval van overmacht, binnen zes maanden na afloop van de maximale periode voor de contractuele opslag bij de bevoegde instantie worden ingediend. Wanneer de bewijsstukken niet binnen de vastgestelde termijn kunnen worden overgelegd, hoewel de contractant ter zake zich heeft beijverd om zich deze binnen deze termijn te verschaffen, mogen hem voor een totale duur van niet meer dan zes maanden aanvullende termijnen voor het overleggen van de documenten worden toegestaan.

2.   Behoudens de in artikel 10 bedoelde gevallen van overmacht en de gevallen waarin een onderzoek met betrekking tot het recht op de steun is geopend, betalen de bevoegde instanties de steun zo spoedig mogelijk uit, uiterlijk binnen drie maanden na de dag waarop de contractant de deugdelijk gestaafde aanvraag om betaling heeft ingediend.

Artikel 8

De ontstaansfeiten met betrekking tot de voor de steun en voor de zekerheden geldende wisselkoers, zijn die welke worden bedoeld in artikel 2, lid 5, respectievelijk artikel 10 van Verordening (EG) nr. 1913/2006 van de Commissie.

Artikel 9

1.   De in deze verordening bedoelde termijnen, data en aanvangs- en vervaltijden worden vastgesteld overeenkomstig Verordening (EEG, Euratom) nr. 1182/71. Artikel 3, lid 4, van genoemde verordening is evenwel niet van toepassing voor de bepaling van de contractuele opslagperiode bedoeld in artikel 3, lid 3, onder d), van de onderhavige verordening, of gewijzigd overeenkomstig artikel 3, lid 3, onder g), van de onderhavige verordening.

2.   De eerste dag van de contractuele opslagperiode is de dag volgende op die van de beëindiging van de inslagverrichtingen.

3.   Met de uitslagverrichtingen van de producten mag worden begonnen op de dag volgende op de laatste dag van de contractuele opslagperiode.

4.   De contractant waarschuwt het interventiebureau tijdig vóór het begin van de uitslagverrichtingen. Het interventiebureau kan de eis stellen dat deze waarschuwing hem ten minste twee werkdagen voor de betrokken datum bereikt.

Indien de verplichting tot voorafgaande kennisgeving niet wordt nagekomen, doch ten genoegen van de bevoegde instanties binnen dertig dagen na de uitslag met betrekking tot de datum van uitslag en de betrokken hoeveelheden voldoende bewijsstukken zijn verstrekt, wordt het bedrag van de steun betaald onverminderd het bepaalde in artikel 6, lid 3, en is voor de betrokken hoeveelheid 15 % van de zekerheid verbeurd.

In de andere gevallen waarin niet aan deze verplichting is voldaan, wordt voor het betrokken contract geen steun betaald en is voor het betrokken contract de zekerheid volledig verbeurd.

5.   Behoudens in de in artikel 10 bedoelde gevallen van overmacht, wordt, wanneer de contractuele opslagperiode door de contractant niet in acht wordt genomen voor de totale opgeslagen hoeveelheid, het voor het betrokken contract verschuldigde steunbedrag met 10 % voor elke kalenderdag van niet-nakoming verlaagd.

Artikel 10

Wanneer de contractant zijn verplichtingen door overmacht niet kan nakomen, stelt de bevoegde instantie van de betrokken lidstaat de maatregelen vast die zij op grond van de aangevoerde omstandigheden noodzakelijk acht. Deze instantie stelt de Commissie van ieder geval van overmacht en van de naar aanleiding daarvan getroffen maatregelen in kennis.

HOOFDSTUK II

BIJZONDERE BEPALINGEN

Artikel 11

Wanneer het steunbedrag vooraf forfaitair wordt vastgesteld:

a)

moet de aanvraag om een contract te sluiten bij het bevoegde interventiebureau worden ingediend overeenkomstig artikel 3, leden 1 en 2;

b)

deelt het bevoegde interventiebureau elke aanvrager op de vijfde werkdag na de dag waarop de aanvraag is ingediend, per aangetekende brief, per telefax, langs elektronische weg of tegen bericht van ontvangst, zijn beslissing over de aanvraag om een contract te sluiten mede, voor zover de Commissie inmiddels geen bijzondere maatregelen heeft getroffen.

Deze maatregelen kunnen, indien uit het onderzoek van de situatie blijkt dat de betrokkenen in buitensporige mate van de bij deze verordening ingevoerde regeling gebruik maken, of indien daarvoor gevaar bestaat, met name het volgende omvatten:

de schorsing van de toepassing van deze verordening gedurende ten hoogste vijf werkdagen. In dit geval zijn de in de schorsingsperiode ingediende aanvragen voor het sluiten van contracten niet ontvankelijk;

de vaststelling van één algemeen geldend percentage waarmee de hoeveelheden waarvoor aanvragen om een contract te sluiten zijn ingediend, worden verminderd, evenwel met inachtneming van de, in voorkomend geval, in het contract vastgestelde minimumhoeveelheid;

de afwijzing van de vóór de schorsingsperiode ingediende aanvragen waarvoor de beslissing tot aanvaarding tijdens de schorsingsperiode had moeten worden genomen.

Bij aanvaarding van de aanvraag geldt de dag van de in onder b) bedoelde mededeling als de dag waarop het contract is gesloten. Het interventiebureau stelt de in artikel 3, lid 3, onder c), bedoelde datum dienovereenkomstig vast.

Artikel 12

1.   Wanneer de steun langs de weg van openbare inschrijving wordt toegekend:

a)

behelst de verordening tot openstelling van de openbare inschrijving overeenkomstig artikel 12 van Verordening (EG) nr. 2529/2001 de algemene voorwaarden, de producten die moeten worden opgeslagen, de uiterste termijn (dag en uur) voor het indienen van de offertes en de minimumhoeveelheid waarop de offertes betrekking moeten hebben;

b)

de in euro luidende offerte moet overeenkomstig artikel 3, leden 1 en 2, bij het bevoegde interventiebureau worden ingediend;

c)

de offertes worden door de bevoegde diensten van de lidstaten verwerkt. Hierbij wordt geen publiek toegelaten. De aanwezige personen zijn tot geheimhouding verplicht;

d)

de ingediende offertes moeten door tussenkomst van de lidstaten anoniem en uiterlijk de tweede werkdag volgende op die van het verstrijken van de in het bericht van openbare inschrijving vastgestelde termijn voor het indienen van de offertes de Commissie bereiken;

e)

bij ontbreken van offertes stellen de lidstaten de Commissie binnen de in onder d) vastgestelde termijn daarvan in kennis;

f)

op grond van de ontvangen offertes besluit de Commissie volgens de in artikel 25, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2529/2001 bedoelde procedure een maximumbedrag voor de steun vast te stellen of besluit zij geen gevolg te geven aan de openbare inschrijving;

g)

wanneer een maximumbedrag voor de steun wordt vastgesteld, worden de offertes die lager zijn dan of gelijk zijn aan dat bedrag aanvaard.

2.   Het bevoegde interventiebureau deelt binnen vijf werkdagen na de dag waarop de lidstaten van het besluit van de Commissie in kennis zijn gesteld alle inschrijvers per aangetekende brief, per telefax, langs elektronische weg of tegen ontvangstbevestiging het resultaat van hun deelneming aan de inschrijving mede.

Bij aanvaarding van de offerte geldt de dag van de in de eerste alinea bedoelde mededeling van het interventiebureau aan de inschrijver als de dag waarop het contract is gesloten. Het interventiebureau stelt de in artikel 3, lid 3, onder c), bedoelde datum dienovereenkomstig vast.

HOOFDSTUK III

CONTROLE EN SANCTIES

Artikel 13

1.   De lidstaten zien erop toe dat de voorwaarden om voor de steun in aanmerking te komen, in acht worden genomen. Daartoe wijzen zij de nationale instantie aan die voor de controle op de opslag verantwoordelijk is.

2.   De contractant houdt voor de controle-instantie ter beschikking alle per contract voor particuliere opslag geordende documenten die haar in staat stellen zich te vergewissen van:

a)

het eigenaarschap op het tijdstip van de inslag;

b)

de inslagdatum;

c)

gewicht en aantal kartons of anders verpakte deelstukken;

d)

de aanwezigheid van de producten in de opslagplaats;

e)

de berekende datum waarop de minimale contractuele opslagperiode verstrijkt, in geval van toepassing van artikel 9, lid 5, aangevuld met de datum van de feitelijke uitslag.

3.   De contractant of, in voorkomend geval, in zijn plaats de opslaghouder, voert een in het koelhuis beschikbaar gehouden voorraadboekhouding, waarin per contractnummer zijn vermeld:

a)

de identificatie van de producten die zich in particuliere opslag bevinden;

b)

de datum van inslag en de berekende datum waarop de minimale opslagperiode verstrijkt, aangevuld, met de datum van de feitelijke uitslag;

c)

het aantal hele of halve geslachte dieren, kartons of andere afzonderlijk verpakt opgeslagen stukken, de omschrijving ervan, het gewicht van elk pallet of van afzonderlijk verpakt opgeslagen stukken, in voorkomend geval geregistreerd per afzonderlijke partij;

d)

de plaats waar de producten zich in de opslagplaats bevinden.

4.   De opgeslagen producten moeten gemakkelijk en per contract identificeerbaar zijn. Elk pallet en, in voorkomend geval, elk afzonderlijk verpakt opgeslagen stuk moet zodanig zijn gemerkt dat het nummer van het contract, de benaming van het product en het gewicht kunnen worden afgelezen. De inslagdatum moet op elke op een gegeven dag ingeslagen afzonderlijke partij worden vermeld.

De controle-instantie controleert bij inslag de in de eerste alinea bedoelde merktekens en kan tot verzegeling van de ingeslagen producten overgaan.

5.   De controle-instantie:

a)

controleert voor elk contract, of alle in artikel 3, lid 4, bedoelde verplichtingen zijn nagekomen;

b)

voert in de laatste week van de contractuele opslagperiode een verplichte controle uit om na te gaan of de producten zich in de opslagplaats bevinden.

Bovendien gaat de controle-instantie over tot:

hetzij verzegeling van alle overeenkomstig lid 4, tweede alinea, onder contract opgeslagen producten;

hetzij uitvoering van een controle, onaangekondigd en steekproefsgewijs, op de aanwezigheid van de producten in de opslagplaats. De steekproef moet representatief zijn en betrekking hebben op minstens 10 % van de in elke lidstaat in het raam van een steunmaatregel voor de particuliere opslag ingeslagen hoeveelheid. Deze controle omvat niet alleen een onderzoek van de in lid 3 bedoelde boekhouding doch ook een fysieke controle met betrekking tot de aard en het gewicht van de producten en de identificatie van de producten. Deze fysieke controles worden uitgevoerd bij minstens 5 % van de hoeveelheid waarop de onaangekondigde controle betrekking heeft.

De door de controlehandelingen veroorzaakte verzegelings- of handelingskosten zijn voor rekening van de contractant.

6.   Over de op grond van lid 5 uitgevoerde controles wordt een verslag opgesteld waarin wordt vermeld:

a)

de controledatum;

b)

de duur van de controle

en

c)

de uitgevoerde controlewerkzaamheden.

Het controleverslag wordt ondertekend door de controleur en medeondertekend door de contractant of, in voorkomend geval, door de opslaghouder. Dit verslag wordt bij het betalingsdossier gevoegd.

7.   Wanneer belangrijke onregelmatigheden aan het licht komen die betrekking hebben op 5 % of meer van de gecontroleerde hoeveelheid waarvoor eenzelfde contract geldt, wordt de controle uitgebreid tot een grotere, door de controle-instantie te bepalen steekproef.

De lidstaten stellen de Commissie binnen vier weken van deze onregelmatigheden in kennis.

Artikel 14

Wanneer door de voor controle op de opslag verantwoordelijke instantie is geconstateerd en geverifieerd dat de in artikel 3, lid 3, onder a), bedoelde verklaring opzettelijk of als gevolg van een grove nalatigheid vals is, wordt de betrokken contractant van de steunregeling voor particuliere opslag uitgesloten voor de duur van zes maanden volgende op de maand van de constatering.

HOOFDSTUK IV

SLOTBEPALINGEN

Artikel 15

1.   De lidstaten delen de Commissie alle voor de uitvoering van deze verordening vastgestelde bepalingen mede.

2.   De lidstaten melden de Commissie per telefax of langs elektronische weg:

a)

wekelijks op maandag en op donderdag, de hoeveelheden producten waarvoor aanvragen om een contract te sluiten zijn ingediend;

b)

wekelijks vóór donderdag, onderverdeeld naar opslagperiode, voor welke producten en hoeveelheden in de voorafgaande week contracten zijn gesloten; hierbij verstrekken zij ook een totaalopgave van de producten en de hoeveelheden waarvoor contracten zijn gesloten;

c)

maandelijks, welke producten en totale hoeveelheden zijn ingeslagen;

d)

maandelijks, welke producten en totale hoeveelheden werkelijk zijn opgeslagen en voor welke producten en totale hoeveelheden de contractuele opslagperiode is verstreken;

e)

maandelijks, in geval van verkorting of verlenging van de opslagperiode overeenkomstig artikel 3, lid 3, onder g), of in geval van verkorting van de opslagperiode overeenkomstig artikel 9, lid 5, de producten en de hoeveelheden waarvoor de opslagperiode is gewijzigd, en de oorspronkelijk vastgestelde en de nieuwe maand van uitslag.

3.   De toepassing van de in deze verordening vervatte maatregelen wordt volgens de in artikel 25, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2529/2001 bedoelde procedure periodiek onderzocht.

Artikel 16

Verordening (EEG) nr. 3446/90 wordt ingetrokken.

Verwijzingen naar de ingetrokken verordening gelden als verwijzingen naar de onderhavige verordening en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage II.

Artikel 17

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 4 januari 2008.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 341 van 22.12.2001, blz. 3. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1913/2005 (PB L 307 van 25.11.2005, blz. 2). Verordening (EG) nr. 2529/2001 wordt met ingang van 1 juli 2008 vervangen door Verordening (EG) nr. 1234/2007 (PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1).

(2)  PB L 349 van 24.12.1998, blz. 1.

(3)  PB L 333 van 30.11.1990, blz. 39. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1913/2006 (PB L 365 van 21.12.2006, blz. 52).

(4)  Zie bijlage I.

(5)  PB L 253 van 11.10.1993, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 214/2007 (PB L 62 van 1.3.2007, blz. 6).

(6)  PB L 82 van 29.3.1990, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 806/2003 (PB L 122 van 16.5.2003, blz. 1).

(7)  PB L 205 van 3.8.1985, blz. 5. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1913/2006.

(8)  PB L 365 van 21.12.2006, blz. 52. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 873/2007 (PB L 193 van 25.7.2007, blz. 3).

(9)  PB L 124 van 8.6.1971, blz. 1.


BIJLAGE I

Ingetrokken verordening met overzicht van de achtereenvolgende wijzigingen ervan

Verordening (EEG) nr. 3446/90 van de Commissie

(PB L 333 van 30.11.1990, blz. 39)

 

Verordening (EEG) nr. 1258/91 van de Commissie

(PB L 120 van 15.5.1991, blz. 15)

uitsluitend artikel 1

Verordening (EG) nr. 3533/93 van de Commissie

(PB L 321 van 23.12.1993, blz. 9)

uitsluitend artikel 3

Verordening (EG) nr. 1913/2006 van de Commissie

(PB L 365 van 21.12.2006, blz. 52)

uitsluitend artikel 15


BIJLAGE II

Concordantietabel

Verordening (EEG) nr. 3446/90

De onderhavige verordening

Artikel 1

Artikel 1

Artikel 2, lid 1, aanhef

Artikel 2, lid 1, aanhef

Artikel 2, lid 1, eerste streepje

Artikel 2, lid 1, onder a)

Artikel 2, lid 1, tweede streepje

Artikel 2, lid 1, onder b)

Artikel 2, leden 2 tot en met 5

Artikel 2, leden 2 tot en met 5

Artikel 3

Artikel 3

Artikel 4, lid 1

Artikel 4, lid 1

Artikel 4, lid 2

Artikel 4, lid 2

Artikel 4, lid 3, eerste alinea

Artikel 4, lid 3, eerste alinea

Artikel 4, lid 3, tweede alinea, aanhef

Artikel 4, lid 3, tweede alinea, aanhef

Artikel 4, lid 3, tweede alinea, eerste streepje

Artikel 4, lid 3, tweede alinea, onder a)

Artikel 4, lid 3, tweede alinea, tweede streepje

Artikel 4, lid 3, tweede alinea, onder b)

Artikel 4, lid 3, derde alinea

Artikel 4, lid 3, derde alinea

Artikel 4, lid 3, vierde alinea

Artikel 4, lid 3, vierde alinea

Artikel 4, lid 4

Artikel 4, lid 4

Artikel 5, lid 1

Artikel 5, lid 1

Artikel 5, lid 2, aanhef en eerste en tweede streepje

Artikel 5, lid 2

Artikel 5, leden 3, 4 en 5

Artikel 5, leden 3, 4 en 5

Artikelen 6, 7 en 8

Artikelen 6, 7 en 8

Artikel 9, leden 1, 2 en 3

Artikel 9, leden 1, 2 en 3

Artikel 9, lid 4, eerste alinea

Artikel 9, lid 4, eerste alinea

Artikel 9, lid 4, tweede alinea, aanhef en eerste en tweede streepje

Artikel 9, lid 4, tweede alinea

Artikel 9, lid 4, derde alinea, aanhef en eerste en tweede streepje

Artikel 9, lid 4, derde alinea

Artikel 9, lid 5

Artikel 9, lid 5

Artikelen 10, 11 en 12

Artikelen 10, 11 en 12

Artikel 13, leden 1 tot en met 4

Artikel 13, leden 1 tot en met 4

Artikel 13, lid 5, eerste alinea, aanhef en onder a) en b)

Artikel 13, lid 5, eerste alinea, aanhef en onder a) en b)

Artikel 13, lid 5, tweede alinea, aanhef

Artikel 13, lid 5, eerste alinea, onder c), eerste en tweede streepje

Artikel 13, lid 5, tweede alinea, eerste en tweede streepje

Artikel 13, lid 5, tweede alinea

Artikel 13, lid 5, derde alinea

Artikel 13, lid 6, eerste alinea, aanhef

Artikel 13, lid 6, eerste alinea, aanhef

Artikel 13, lid 6, eerste alinea, eerste streepje

Artikel 13, lid 6, eerste alinea, onder a)

Artikel 13, lid 6, eerste alinea, tweede streepje

Artikel 13, lid 6, eerste alinea, onder b)

Artikel 13, lid 6, eerste alinea, derde streepje

Artikel 13, lid 6, eerste alinea, onder c)

Artikel 13, lid 6, tweede alinea

Artikel 13, lid 6, tweede alinea

Artikel 13, lid 7

Artikel 13, lid 7

Artikelen 14 en 15

Artikelen 14 en 15

Artikel 16

Artikel 16

Artikel 17, eerste alinea

Artikel 17

Artikel 17, tweede alinea

Bijlage

Bijlage I

Bijlage II