ISSN 1725-2598 |
||
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 337 |
|
Uitgave in de Nederlandse taal |
Wetgeving |
50e jaargang |
Inhoud |
|
I Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie verplicht is |
Bladzijde |
|
|
DOOR HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD GEZAMENLIJK AANGENOMEN BESLUITEN |
|
|
* |
||
|
|
VERORDENINGEN |
|
|
* |
||
|
* |
||
|
* |
||
|
|
||
|
* |
||
|
* |
||
|
* |
||
|
* |
||
|
* |
||
|
* |
||
|
* |
||
|
* |
||
|
* |
||
|
* |
||
|
* |
||
|
* |
||
|
* |
||
|
* |
||
|
* |
||
|
* |
||
|
|
||
|
|
||
|
|
||
|
|
||
|
|
||
|
|
||
|
|
||
|
|
RICHTLIJNEN |
|
|
* |
Richtlijn 2007/76/EG van de Commissie van 20 december 2007 tot wijziging van Richtlijn 91/414/EEG van de Raad teneinde fludioxonil, clomazon en prosulfocarb op te nemen als werkzame stoffen ( 1 ) |
|
|
|
(1) Voor de EER relevante tekst |
NL |
Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben. Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten. |
I Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie verplicht is
DOOR HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD GEZAMENLIJK AANGENOMEN BESLUITEN
21.12.2007 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 337/1 |
BESLUIT Nr. 1530/2007/EG VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
van 24 oktober 2007
betreffende de beschikbaarstelling van middelen uit het Solidariteitsfonds van de EU overeenkomstig punt 26 van het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie over de begrotingsdiscipline en een goed financieel beheer
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie over de begrotingsdiscipline en een goed financieel beheer (1), en met name op punt 26,
Gelet op Verordening (EG) nr. 2012/2002 van de Raad van 11 november 2002 tot oprichting van het Solidariteitsfonds van de Europese Unie (2),
Gezien het voorstel van de Commissie,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De Europese Unie heeft een Solidariteitsfonds van de Europese Unie („het fonds”) opgericht om solidariteit te betonen met de bevolking van door rampen getroffen regio's. |
(2) |
Het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006 staat uitgaven uit het fonds toe binnen het jaarlijkse maximum van 1 miljard EUR. |
(3) |
Verordening (EG) nr. 2012/2002 bevat de voorwaarden waaronder steun uit het fonds kan worden verstrekt. |
(4) |
Duitsland en Frankrijk hebben verzoeken ingediend om middelen uit het fonds beschikbaar te stellen voor twee rampen veroorzaakt respectievelijk door een zware storm en een tropische cycloon, |
BESLUITEN:
Artikel 1
Voor de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2007 wordt uit het Solidariteitsfonds van de Europese Unie 172 195 985 EUR aan vastleggings- en betalingskredieten beschikbaar gesteld.
Artikel 2
Dit besluit wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Gedaan te Straatsburg, 24 oktober 2007.
Voor het Europees Parlement
De voorzitter
H.-G. PÖTTERING
Voor de Raad
De voorzitter
M. LOBO ANTUNES
(1) PB C 139 van 14.6.2006, blz. 1.
(2) PB L 311 van 14.11.2002, blz. 3.
VERORDENINGEN
21.12.2007 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 337/2 |
VERORDENING (EG) Nr. 1531/2007 VAN DE RAAD
van 10 december 2007
betreffende de handel in bepaalde ijzer- en staalproducten tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Kazachstan
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 133,
Gezien het voorstel van de Commissie,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Artikel 17, lid 1, van de Partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten en de Republiek Kazachstan (1) bepaalt dat de handel in bepaalde ijzer- en staalproducten moet worden geregeld bij een specifieke overeenkomst betreffende kwantitatieve regelingen. |
(2) |
De bilaterale overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de regering van de Republiek Kazachstan betreffende de handel in bepaalde ijzer- en staalproducten (2), die op 19 juli 2005 werd ondertekend, is op 31 december 2006 afgelopen. In 2007 werd de handel in bepaalde ijzer- en staalproducten tussen de Europese Gemeenschap en Kazachstan geregeld door bij Verordening (EG) nr. 1870/2006 van de Raad (3) vastgestelde autonome maatregelen. |
(3) |
Beide partijen zijn voornemens voor 2008 en de daarop volgende jaren een nieuwe overeenkomst te sluiten. |
(4) |
In afwachting van de ondertekening en de inwerkingtreding van de nieuwe overeenkomst moeten kwantitatieve beperkingen (maximale hoeveelheden) voor het jaar 2008 worden vastgesteld. |
(5) |
Aangezien de omstandigheden die tot de kwantitatieve beperkingen voor 2007 hebben geleid vrijwel onveranderd zijn, is het passend de kwantitatieve beperkingen voor 2008 op hetzelfde niveau als die voor 2007 vast te stellen. |
(6) |
Er moet worden voorzien in middelen voor het beheer van deze regeling in de Gemeenschap, op zodanige wijze dat door zoveel mogelijk gelijksoortige bepalingen de uitvoering van de nieuwe overeenkomst vergemakkelijkt wordt. |
(7) |
Er moet op worden toegezien dat de oorsprong van de betrokken producten wordt gecontroleerd en dat daartoe passende regelingen voor administratieve samenwerking worden opgezet. |
(8) |
Producten die in een vrije zone zijn geplaatst of die zijn ingevoerd in het kader van het stelsel van douane-entrepots, de regeling tijdelijke invoer of de regeling actieve veredeling (schorsingssysteem), moeten niet worden afgeboekt op de voor deze producten vastgestelde maximale hoeveelheid. |
(9) |
Voor de doeltreffende toepassing van deze verordening is het nodig dat voor het in het vrije verkeer te brengen van de betrokken producten in de Gemeenschap een communautaire invoervergunning vereist is. |
(10) |
Om te waarborgen dat de maximale hoeveelheden niet worden overschreden, moet een procedure voor het beheer ervan worden ingesteld die inhoudt dat de bevoegde autoriteiten van de lidstaten pas een invoervergunning afgeven nadat zij van de Commissie bevestiging hebben gekregen dat er binnen de kwantitatieve beperking in kwestie nog voldoende ruimte is, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
1. Deze verordening is van 1 januari 2008 tot en met 31 december 2008 van toepassing op de invoer in de Gemeenschap van de in bijlage I vermelde ijzer- en staalproducten van oorsprong uit de Republiek Kazachstan.
2. De ijzer- en staalproducten worden ingedeeld in de in bijlage I vastgestelde productgroepen.
3. De indeling van de in bijlage I vermelde producten geschiedt op basis van de gecombineerde nomenclatuur (GN), die is vastgesteld bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad (4).
4. De oorsprong van de in lid 1 bedoelde producten wordt vastgesteld overeenkomstig de bepalingen die hiervoor in de Gemeenschap gelden.
Artikel 2
1. De invoer in de Gemeenschap van de in bijlage I vermelde producten van oorsprong uit de Republiek Kazachstan is onderworpen aan de in bijlage V vastgestelde jaarlijkse kwantitatieve beperkingen (maximale hoeveelheden). Wanneer de in bijlage I vermelde producten van oorsprong uit de Republiek Kazachstan in de Gemeenschap in het vrije verkeer worden gebracht, moet een certificaat van oorsprong overeenkomstig bijlage II en een door de autoriteiten van de lidstaten overeenkomstig artikel 4 afgegeven invoervergunning worden overgelegd.
2. Om te waarborgen dat de hoeveelheden waarvoor invoervergunningen worden afgegeven nooit de totale maximale hoeveelheid voor elke productgroep overschrijden, geven de in bijlage IV vermelde bevoegde autoriteiten de invoervergunningen pas af nadat zij van de Commissie de bevestiging hebben gekregen dat er ten aanzien van het land van uitvoer nog ruimte is binnen de kwantitatieve beperking voor de desbetreffende productgroep van ijzer- en staalproducten, waarvoor een of meer importeurs aanvragen bij die autoriteiten hebben ingediend.
3. De onder geleide van een vergunning ingevoerde producten worden afgeboekt op de desbetreffende maximale hoeveelheid die is vastgesteld in bijlage V. De goederen worden geacht te zijn verzonden op de datum waarop zij werden geladen in het vervoermiddel waarmee de uitvoer plaatsvindt.
Artikel 3
1. De in bijlage V genoemde kwantitatieve beperkingen zijn niet van toepassing op producten die in een vrije zone of een vrij entrepot worden geplaatst of die worden ingevoerd in het kader van het stelsel van douane-entrepots, de regeling tijdelijke invoer of de regeling actieve veredeling (schorsingssysteem).
2. Wanneer de in lid 1 bedoelde producten later in het vrije verkeer worden gebracht, hetzij in ongewijzigde staat, hetzij na be- of verwerking, is artikel 2, lid 2, van toepassing en worden de aldus in het vrije verkeer gebrachte producten afgeboekt op de desbetreffende in bijlage V vermelde maximale hoeveelheid.
Artikel 4
1. Voor de toepassing van artikel 2, lid 2, geven de in bijlage IV vermelde bevoegde autoriteiten van de lidstaten, voordat zij een invoervergunning afgeven, de Commissie kennis van de hoeveelheden waarvoor zij met originele uitvoervergunningen gestaafde aanvragen voor een invoervergunning hebben ontvangen. De Commissie laat per omgaande weten of de aangevraagde hoeveelheden beschikbaar zijn voor invoer, in de volgorde waarin zij de kennisgevingen van de lidstaten heeft ontvangen (op basis van het beginsel dat wie het eerst komt, het eerst maalt).
2. De in de kennisgevingen aan de Commissie vervatte aanvragen zijn geldig indien daarin voor elk geval duidelijk is vermeld: het land van uitvoer, de betrokken productcode, de in te voeren hoeveelheden, het nummer van de uitvoervergunning, het contingentjaar en de lidstaat waar de producten in het vrije verkeer zullen worden gebracht.
3. Voor zover mogelijk geeft de Commissie de desbetreffende autoriteiten bevestiging van de totale hoeveelheid die in de ter kennis gebrachte aanvragen voor elke productgroep is aangegeven.
4. Wanneer de bevoegde autoriteiten ervan kennis nemen dat een bepaalde hoeveelheid tijdens de geldigheidsduur van de invoervergunning ongebruikt blijft, delen zij dit de Commissie onmiddellijk mee. Die ongebruikte hoeveelheden worden automatisch overgeboekt naar de resterende hoeveelheden van de totale communautaire maximale hoeveelheid voor elke productgroep.
5. De in de leden 1 tot en met 4 bedoelde kennisgevingen worden langs elektronische weg gedaan via het voor dit doel opgezette geïntegreerde netwerk, tenzij het om dwingende technische redenen noodzakelijk is tijdelijk andere communicatiemiddelen te gebruiken.
6. De invoervergunningen of gelijkwaardige documenten worden afgegeven overeenkomstig de artikelen 12 tot en met 16.
7. De bevoegde autoriteiten van de lidstaten stellen de Commissie ervan in kennis wanneer zij reeds afgegeven invoervergunningen of gelijkwaardige documenten annuleren in gevallen waarin de overeenkomstige uitvoervergunningen door de bevoegde autoriteiten van de Republiek Kazachstan zijn ingetrokken of geannuleerd. Indien de Commissie of de bevoegde autoriteiten van een lidstaat door de bevoegde autoriteiten van de Republiek Kazachstan echter pas van de intrekking of annulering van een uitvoervergunning in kennis zijn gesteld nadat de betrokken producten in de Gemeenschap zijn ingevoerd, worden de betrokken hoeveelheden in mindering gebracht op de desbetreffende kwantitatieve beperking in bijlage V.
Artikel 5
1. Indien de Commissie aanwijzingen heeft dat bij de invoer in de Gemeenschap van de in bijlage I vermelde producten van oorsprong uit de Republiek Kazachstan de in artikel 2 bedoelde kwantitatieve beperkingen door middel van overlading, routeverlegging of anderszins zijn ontweken, en dat derhalve de nodige aanpassingen moeten worden verricht, verzoekt zij om overleg, teneinde tot overeenstemming te komen over de noodzakelijke aanpassing van de desbetreffende kwantitatieve beperking.
2. In afwachting van de resultaten van het in lid 1 bedoelde overleg kan de Commissie de Republiek Kazachstan verzoeken de nodige voorzorgsmaatregelen te nemen om ervoor te zorgen dat de na het overleg overeengekomen kwantitatieve beperkingen kunnen worden aangepast.
3. Indien de Gemeenschap en de Republiek Kazachstan geen bevredigende oplossing vinden en de Commissie vaststelt dat er duidelijk bewijs van ontwijking voorhanden is, brengt de Commissie een overeenkomstige hoeveelheid producten van oorsprong uit de Republiek Kazachstan in mindering op de kwantitatieve beperkingen.
Artikel 6
1. Een door de bevoegde autoriteiten van de Republiek Kazachstan af te geven uitvoervergunning is vereist voor alle zendingen van ijzer- en staalproducten waarop de in bijlage V vermelde kwantitatieve beperkingen van toepassing zijn, totdat de maximale hoeveelheden zijn bereikt.
2. De importeur legt het origineel van de uitvoervergunning over met het oog op de afgifte van de in artikel 12 bedoelde invoervergunning.
Artikel 7
1. De uitvoervergunning voor producten waarop een kwantitatieve beperking van toepassing is, wordt opgesteld overeenkomstig het specimen in bijlage II en vermeldt onder meer dat de betrokken hoeveelheid van de maximale hoeveelheid voor de betrokken productgroep is afgeboekt.
2. Elke uitvoervergunning betreft slechts een van de productgroepen in bijlage I.
Artikel 8
De uitgevoerde producten worden afgeboekt op de desbetreffende in bijlage V vermelde maximale hoeveelheden en verzonden in de zin van artikel 2, lid 3.
Artikel 9
1. De in artikel 6 bedoelde uitvoervergunning mag kopieën bevatten wanneer deze duidelijk als zodanig zijn aangeduid. De uitvoervergunning en de kopieën daarvan, alsook het certificaat van oorsprong en de kopieën daarvan, worden in het Engels gesteld.
2. Indien de in lid 1 bedoelde documenten met de hand worden ingevuld, gebeurt dit met inkt en in blokletters.
3. De afmetingen van de uitvoervergunningen of gelijkwaardige documenten zijn 210 × 297 mm. Het te gebruiken papier is wit, houtvrij, zodanig gelijmd dat het goed te beschrijven is en weegt ten minste 25 g/m2. Elk deel is voorzien van een geguillocheerde onderdruk die elke vervalsing met mechanische of chemische middelen zichtbaar maakt.
4. Slechts het origineel wordt door de bevoegde autoriteiten in de Gemeenschap als geldig erkend voor de invoer overeenkomstig het bepaalde in deze verordening.
5. Elke uitvoervergunning of elk gelijkwaardig document is ter identificatie van een al dan niet voorgedrukt gestandaardiseerd volgnummer voorzien.
6. Dit volgnummer is als volgt samengesteld:
— |
twee letters die het land van uitvoer aangeven:
|
— |
twee letters die de lidstaat van de beoogde bestemming aangeven:
|
— |
een getal van één cijfer dat het contingentjaar aangeeft en dat met het laatste cijfer van dat jaar overeenkomt, bijvoorbeeld „4” voor 2004; |
— |
een getal van twee cijfers dat het kantoor van afgifte in het land van uitvoer aanduidt; |
— |
een uit vijf cijfers bestaand volgnummer uit de reeks 00 001-99 999, dat aan de lidstaat van bestemming wordt toegekend. |
Artikel 10
De uitvoervergunning mag worden afgegeven na verzending van de producten waarop zij betrekking heeft. In dat geval wordt op de documenten de vermelding „issued retrospectively” aangebracht.
Artikel 11
In geval van diefstal, verlies of vernietiging van een uitvoervergunning kan de exporteur de bevoegde autoriteit die het document heeft afgegeven, verzoeken een duplicaat op te stellen aan de hand van de uitvoerdocumenten waarover hij beschikt.
Op het aldus afgegeven duplicaat wordt het woord „duplicate” vermeld. Het draagt de datum van de oorspronkelijke vergunning.
Artikel 12
1. Voor zover de Commissie overeenkomstig artikel 4 heeft bevestigd dat de gevraagde hoeveelheid nog binnen de desbetreffende maximale hoeveelheid beschikbaar is, geven de bevoegde autoriteiten van de lidstaten een invoervergunning af binnen vijf werkdagen na de datum waarop de importeur het origineel van de overeenkomstige uitvoervergunning heeft overgelegd. De uitvoervergunning moet uiterlijk op 31 maart van het jaar volgende op dat waarin de goederen zijn verzonden, worden overgelegd. Invoervergunningen worden afgegeven door de bevoegde autoriteiten van een lidstaat, ongeacht de lidstaat van bestemming die op de uitvoervergunning is vermeld, voor zover de Commissie overeenkomstig de procedure van artikel 4 heeft bevestigd dat de gevraagde hoeveelheid binnen de desbetreffende maximale hoeveelheid beschikbaar is.
2. De invoervergunningen zijn vier maanden geldig, gerekend vanaf de datum van afgifte. Op met redenen omkleed verzoek van de importeur kunnen de bevoegde autoriteiten van een lidstaat de geldigheidsduur met ten hoogste vier maanden verlengen.
3. Invoervergunningen worden opgesteld overeenkomstig het model in bijlage III en zijn in het gehele douanegebied van de Gemeenschap geldig.
4. De aangifte of de aanvraag van de importeur voor een invoervergunning bevat de volgende gegevens:
a) |
de volledige naam en het volledige adres van de exporteur; |
b) |
de volledige naam en het volledige adres van de importeur; |
c) |
een nauwkeurige omschrijving van de goederen en de TARIC-code(s); |
d) |
het land van oorsprong van de goederen; |
e) |
het land van verzending; |
f) |
de productgroep en de betrokken hoeveelheid; |
g) |
het nettogewicht per TARIC-post; |
h) |
de cif-waarde van de producten, franco grens Gemeenschap, per TARIC-post; |
i) |
de vermelding of het goederen van tweede keuze of mindere kwaliteit betreft; |
j) |
in voorkomend geval, de datum van betaling, de datum van levering en een afschrift van de vrachtbrief en het koopcontract; |
k) |
de datum en het nummer van de uitvoervergunning; |
l) |
voor administratieve doeleinden gebruikte interne codes; |
m) |
de datum en de handtekening van de importeur. |
5. Importeurs zijn niet verplicht de volledige hoeveelheid waarop een invoervergunning betrekking heeft in één keer in te voeren.
Artikel 13
De door de autoriteiten van de lidstaten afgegeven invoervergunningen zijn alleen geldig voor de hoeveelheid die is vermeld in geldige, door de bevoegde autoriteiten van de Republiek Kazachstan afgegeven uitvoervergunningen die aan de invoervergunningen ten grondslag liggen.
Artikel 14
Invoervergunningen of gelijkwaardige documenten worden door de bevoegde autoriteiten van de lidstaten zonder onderscheid en overeenkomstig artikel 2, lid 2, afgegeven aan importeurs in de Gemeenschap, ongeacht hun plaats van vestiging in de Gemeenschap en onverminderd andere voorschriften ter zake.
Artikel 15
1. Indien de Commissie constateert dat de totale hoeveelheid waarvoor de Republiek Kazachstan voor een bepaalde productgroep uitvoervergunningen heeft afgegeven, de voor die productgroep vastgestelde maximale hoeveelheid overschrijdt, worden de bevoegde autoriteiten in de lidstaten er onmiddellijk van in kennis gesteld dat zij de afgifte van invoervergunningen moeten opschorten. In dat geval treedt de Commissie onverwijld in overleg.
2. De bevoegde autoriteiten van een lidstaat geven geen invoervergunningen af voor producten van oorsprong uit de Republiek Kazachstan die niet door een overeenkomstig de artikelen 6 tot en met 11 afgegeven uitvoervergunning worden gedekt.
Artikel 16
1. De formulieren die door de bevoegde autoriteiten van de lidstaten voor de afgifte van de in artikel 12 bedoelde invoervergunningen worden gebruikt, dienen in overeenstemming te zijn met het specimen in bijlage III.
2. De invoervergunningen en uittreksels daarvan worden opgesteld in twee exemplaren, waarvan het ene, dat het nummer 1 draagt en van de vermelding „exemplaar voor de vergunninghouder” voorzien is, de aanvrager ter hand wordt gesteld, terwijl het andere, dat het nummer 2 draagt en van de vermelding „exemplaar voor de autoriteit van afgifte” voorzien is, wordt bewaard door de autoriteit die de vergunning heeft afgegeven. De bevoegde autoriteiten kunnen voor administratieve doeleinden aan exemplaar nr. 2 extra kopieën toevoegen.
3. De formulieren worden gedrukt op wit, houtvrij papier, zodanig gelijmd dat het goed te beschrijven is, met een gewicht van 55 tot 65 g/m2. De afmetingen zijn 210 × 297 mm; de regelafstand bedraagt 4,24 mm; de indeling van de formulieren moet strikt in acht worden genomen. Beide zijden van exemplaar nr. 1, dat de eigenlijke vergunning vormt, zijn bovendien voorzien van een rode geguillocheerde onderdruk die elke vervalsing met mechanische of chemische middelen zichtbaar maakt.
4. De lidstaten dragen zorg voor het drukken van de formulieren. De formulieren mogen ook worden gedrukt door drukkerijen die daartoe zijn aangewezen door de lidstaat waar zij zijn gevestigd. In dat geval moet op elk formulier een verwijzing naar deze aanwijzing voorkomen. Voorts staan op elk formulier de naam en het adres van de drukker of een teken aan de hand waarvan deze kan worden geïdentificeerd.
5. Bij de afgifte worden de invoervergunningen of de uittreksels van een door de bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat toegekend afgiftenummer voorzien. Het nummer van de invoervergunning wordt de Commissie elektronisch meegedeeld via het overeenkomstig artikel 4 opgezette geïntegreerde netwerk.
6. De vergunningen en de uittreksels worden gesteld in de officiële taal of in een van de officiële talen van de lidstaat van afgifte.
7. In vak 10 vermelden de bevoegde autoriteiten de productgroep van de betrokken ijzer- en staalproducten.
8. Het teken van de autoriteit van afgifte en dat van de autoriteit van afboeking worden door middel van een stempel aangebracht. Het stempel van de autoriteit van afgifte mag evenwel worden vervangen door een droogstempel, in combinatie met letters en cijfers die door perforatie van de vergunning worden verkregen of die daarop worden gedrukt. De toegewezen hoeveelheid wordt door de autoriteit van afgifte op zodanige wijze vermeld dat geen vervalsing mogelijk is en er geen cijfers of tekens kunnen worden toegevoegd.
9. De keerzijde van de exemplaren nr. 1 en nr. 2 is voorzien van een vak waarin de hoeveelheden kunnen worden vermeld, hetzij door de douaneautoriteiten bij het vervullen van de invoerformaliteiten, hetzij door de bevoegde administratieve autoriteit bij de afgifte van een uittreksel. Indien de voor de afboekingen op een vergunning of uittreksel bestemde ruimte ontoereikend is, kan de bevoegde autoriteit daaraan één of meer verlengstroken bevestigen met dezelfde vakken als op de keerzijde van de exemplaren nr. 1 en nr. 2 van de vergunning of het uittreksel. De autoriteit die de afboeking verricht, brengt haar stempel op zodanige wijze aan dat dit zich voor de helft op de vergunning of het uittreksel en voor de helft op de verlengstrook bevindt. Indien meer dan een verlengstrook wordt gebruikt, wordt elke verlengstrook en de daaraan voorafgaande verlengstrook op dezelfde wijze gestempeld.
10. De door de autoriteiten van een lidstaat afgegeven invoervergunningen en uittreksels of aangebrachte vermeldingen en visa hebben in de andere lidstaten dezelfde rechtsgevolgen als de door de autoriteiten van deze lidstaten afgegeven documenten, respectievelijk als de door deze autoriteiten aangebrachte vermeldingen en visa.
11. Indien noodzakelijk kunnen de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaat een vertaling van de op de vergunningen of uittreksels aangebrachte vermeldingen in de officiële taal of in een van de officiële talen van die lidstaat verlangen.
Artikel 17
Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 10 december 2007.
Voor de Raad
De voorzitter
L. AMADO
(1) PB L 196 van 28.7.1999, blz. 3.
(2) PB L 232 van 8.9.2005, blz. 64.
(3) PB L 360 van 19.12.2006, blz. 1.
(4) PB L 256 van 7.9.1987, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1352/2007 van de Commissie (PB L 303 van 21.11.2007, blz. 3).
BIJLAGE I
SA Gewalste platte producten
SA1. Coils
|
7208100000 |
|
7208250000 |
|
7208260000 |
|
7208270000 |
|
7208360000 |
|
7208370010 |
|
7208370090 |
|
7208380010 |
|
7208380090 |
|
7208390010 |
|
7208390090 |
|
7211140010 |
|
7211190010 |
|
7219110000 |
|
7219121000 |
|
7219129000 |
|
7219131000 |
|
7219139000 |
|
7219141000 |
|
7219149000 |
|
7225301000 |
|
7225303010 |
|
7225309000 |
|
7225401510 |
|
7225502010 |
SA2. Zware plaat
|
7208400010 |
|
7208512000 |
|
7208519100 |
|
7208519800 |
|
7208529100 |
|
7208521000 |
|
7208529900 |
|
7208531000 |
|
7211130000 |
SA3. Andere gewalste platte producten
|
7208400090 |
|
7208539000 |
|
7208540000 |
|
7208908010 |
|
7209150000 |
|
7209161000 |
|
7209169000 |
|
7209171000 |
|
7209179000 |
|
7209181000 |
|
7209189100 |
|
7209189900 |
|
7209250000 |
|
7209261000 |
|
7209269000 |
|
7209271000 |
|
7209279000 |
|
7209281000 |
|
7209289000 |
|
7209908010 |
|
7210110010 |
|
7210122010 |
|
7210128010 |
|
7210200010 |
|
7210300010 |
|
7210410010 |
|
7210490010 |
|
7210500010 |
|
7210610010 |
|
7210690010 |
|
7210701010 |
|
7210708010 |
|
7210903010 |
|
7210904010 |
|
7210908091 |
|
7211140090 |
|
7211190090 |
|
7211232010 |
|
7211233010 |
|
7211233091 |
|
7211238010 |
|
7211238091 |
|
7211290010 |
|
7211908010 |
|
7212101000 |
|
7212109011 |
|
7212200011 |
|
7212300011 |
|
7212402010 |
|
7212402091 |
|
7212408011 |
|
7212502011 |
|
7212503011 |
|
7212504011 |
|
7212506111 |
|
7212506911 |
|
7212509013 |
|
7212600011 |
|
7212600091 |
|
7219211000 |
|
7219219000 |
|
7219221000 |
|
7219229000 |
|
7219230000 |
|
7219240000 |
|
7219310000 |
|
7219321000 |
|
7219329000 |
|
7219331000 |
|
7219339000 |
|
7219341000 |
|
7219349000 |
|
7219351000 |
|
7219359000 |
|
7225401290 |
|
7225409000 |
BIJLAGE II
BIJLAGE III
BIJLAGE IV
СПИСЪК НА КОМПЕТЕНТНИТЕ НАЦИОНАЛНИ ОРГАНИ
LISTA DE LAS AUTORIDADES NACIONALES COMPETENTES
SEZNAM PŘÍSLUŠNÝCH VNITROSTÁTNÍCH ORGÁNŮ
LISTE OVER KOMPETENTE NATIONALE MYNDIGHEDER
LISTE DER ZUSTÄNDIGEN BEHÖRDEN DER MITGLIEDSTAATEN
PÄDEVATE RIIKLIKE ASUTUSTE NIMEKIRI
ΔΙΕΥΘΥΝΣΕΙΣ ΤΩΝ ΑΡΧΩΝ ΕΚΔΟΣΗΣ ΑΔΕΙΩΝ ΤΩΝ ΚΡΑΤΩΝ ΜΕΛΩΝ
LIST OF THE COMPETENT NATIONAL AUTHORITIES
LISTE DES AUTORITÉS NATIONALES COMPÉTENTES
ELENCO DELLE COMPETENTI AUTORITÀ NAZIONALI
VALSTU KOMPETENTO IESTĀŽU SARAKSTS
ATSAKINGŲ NACIONALINIŲ INSTITUCIJŲ SĄRAŠAS
AZ ILLETÉKES NEMZETI HATÓSÁGOK LISTÁJA
LISTA TA' L-AWTORITAJIET KOMPETENTI NAZZJONALI
LIJST VAN BEVOEGDE NATIONALE AUTORITEITEN
WYKAZ WŁAŚCIWYCH ORGANÓW KRAJOWYCH
LISTA DAS AUTORIDADES NACIONAIS COMPETENTES
LISTA AUTORITĂȚILOR NAȚIONALE COMPETENTE
ZOZNAM PRÍSLUŠNÝCH ŠTÁTNYCH ORGÁNOV
SEZNAM PRISTOJNIH NACIONALNIH ORGANOV
LUETTELO TOIMIVALTAISISTA KANSALLISISTA VIRANOMAISISTA
FÖRTECKNING ÖVER BEHÖRIGA NATIONELLA MYNDIGHETER
|
BELGIQUE/BELGIË
|
|
БЪЛГАРИЯ
|
|
ČESKÁ REPUBLIKA
|
|
DANMARK
|
|
DEUTSCHLAND
|
|
EESTI
|
|
IRELAND
|
|
ΕΛΛΑΔΑ
|
|
ESPAÑA
|
|
FRANCE
|
|
ITALIA
|
|
KYPROS
|
|
LATVIJA
|
|
LIETUVA
|
|
LUXEMBOURG
|
|
MAGYARORSZÁG
|
|
MALTA
|
|
NEDERLAND
|
|
ÖSTERREICH
|
|
POLSKA
|
|
PORTUGAL
|
|
ROMÂNIA
|
|
SLOVENIJA
|
|
SLOVENSKO
|
|
SUOMI/FINLAND
|
|
SVERIGE
|
|
UNITED KINGDOM
|
BIJLAGE V
KWANTITATIEVE BEPERKINGEN
(ton) |
|
Producten |
Jaar 2008 |
SA Gewalste platte producten |
|
SA1. Coils |
87 125 |
SA2. Zware plaat |
0 |
SA3. Andere gewalste platte producten |
117 875 |
21.12.2007 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 337/19 |
VERORDENING (EG) Nr. 1532/2007 VAN DE RAAD
van 17 december 2007
houdende wijziging van Verordening (EEG) nr. 3491/90 betreffende de invoer van rijst van oorsprong uit Bangladesh
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 133,
Gezien het voorstel van de Commissie,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Artikel 1 van Verordening (EEG) nr. 3491/90 van de Raad (1) voorziet in verminderingen van de heffingen bij invoer van rijst van oorsprong uit dat land. Deze verminderingen stemden overeen, enerzijds, met de in ecu vastgestelde bedragen en, anderzijds, met het bedrag van het element voor bescherming van de industrie, als bedoeld in artikel 14, lid 3, van Verordening (EEG) nr. 1418/76 van de Raad van 21 juni 1976 houdende een gemeenschappelijke ordening van de rijstmarkt (2). |
(2) |
Sinds de vaststelling van die verordening zijn talrijke wijzigingen aan de desbetreffende horizontale regels aangebracht, zonder dat Verordening (EEG) nr. 3491/90 evenwel dienovereenkomstig werd gewijzigd. Dit kan tot uiteenlopende interpretaties leiden, aangezien de in artikel 1 van die verordening bedoelde elementen voor de berekening voor de invoerrechten moeten worden toegepast met inachtneming van de betrokken horizontale regels. |
(3) |
Meer bepaald zijn de variabele heffingen bij invoer met ingang van 1 juli 1995 omgezet in douanerechten naar aanleiding van de vaststelling van Verordening (EG) nr. 3290/94 van de Raad van 22 december 1994 inzake de aanpassingen en de overgangsmaatregelen in de landbouwsector voor de tenuitvoerlegging van de overeenkomsten in het kader van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde (3). |
(4) |
Het begrip „bedrag voor bescherming van de industrie” is met ingang van 1 juli 2006 afgeschaft bij Verordening (EG) nr. 797/2006 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1785/2003 wat betreft de regeling voor de invoer van rijst (4). |
(5) |
Het switch over-mechanisme dat in 1984 in het communautaire agromonetaire stelsel werd ingevoerd om te voorkomen dat de landbouwwisselkoersen op dezelfde wijze zouden evolueren als de monetaire koersen, is met ingang van 1 februari 1995 afgeschaft bij Verordening (EG) nr. 150/95 van de Raad van 23 januari 1995 tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 3813/92 van 28 december 1992 betreffende de rekeneenheid en de omrekeningskoersen die in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid moeten worden toegepast (5). Aangezien Verordening (EEG) nr. 3813/92 met ingang van 1 januari 1999 is ingetrokken bij Verordening (EG) nr. 2799/98 van de Raad van 15 december 1998 tot vaststelling van het agromonetaire stelsel voor de euro (6), zijn de in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) vastgestelde en in ecu uitgedrukte prijzen en bedragen overeenkomstig verhoogd door toepassing van een correctiecoëfficiënt van 1,207509, om zo de gevolgen van de terugkeer naar een realistisch niveau van de in de landbouw gebruikte koersen voor de omrekening in nationale valuta te neutraliseren, en is bijgevolg op de in artikel 1 van Verordening (EEG) nr. 3491/90 bedoelde bedragen, met ingang van 1 februari 1995, dezelfde coëfficiënt van 1,207509 toegepast. |
(6) |
De bepalingen van Verordening (EEG) nr. 3491/90 moeten daarom worden aangepast om te verduidelijken welke elementen in aanmerking moeten worden genomen bij de berekening van de invoerrechten voor in het kader van die verordening geïmporteerde rijst van oorsprong uit Bangladesh, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Verordening (EEG) nr. 3491/90 wordt als volgt gewijzigd:
1. |
Artikel 1, lid 1, wordt vervangen door: „1. Bij invoer van oorsprong uit Bangladesh tot de bij artikel 2 vastgestelde hoeveelheden is het invoerrecht voor rijst van de GN-codes 1006 10 (met uitzondering van code 1006 10 10), 1006 20 en 1006 30 gelijk aan:
|
2. |
Artikel 2, lid 1, wordt als volgt gewijzigd:
|
3. |
Voetnoot 4 wordt vervangen door:
|
4. |
Artikel 3 wordt vervangen door: „Artikel 3 De uitvoeringsbepalingen van deze verordening worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 26 van Verordening (EG) nr. 1785/2003.”. |
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 17 december 2007.
Voor de Raad
De voorzitter
J. SILVA
(1) PB L 337 van 4.12.1990, blz. 1.
(2) PB L 166 van 25.6.1976, blz. 1. Verordening ingetrokken bij Verordening (EG) nr. 3072/95 (PB L 329 van 30.12.1995, blz. 18).
(3) PB L 349 van 31.12.1994, blz. 105. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1340/98 (PB L 184 van 27.6.1998, blz. 1).
(4) PB L 144 van 31.5.2006, blz. 1.
(5) PB L 22 van 31.1.1995, blz. 1.
(6) PB L 349 van 24.12.1998, blz. 1.
(7) PB L 270 van 21.10.2003, blz. 96. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 797/2006.”.
21.12.2007 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 337/21 |
VERORDENING (EG) Nr. 1533/2007 VAN DE RAAD
van 17 december 2007
tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 2015/2006 en (EG) nr. 41/2007 wat betreft de vangstmogelijkheden voor bepaalde visbestanden en de bij de visserij in acht te nemen voorwaarden
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad van 20 december 2002 inzake de instandhouding en de duurzame exploitatie van de visbestanden in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid (1), en met name op artikel 20,
Gelet op Verordening (EG) nr. 423/2004 van de Raad van 26 februari 2004 tot vaststelling van herstelmaatregelen voor bepaalde kabeljauwbestanden (2), en met name op artikel 8,
Gezien het voorstel van de Commissie,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Verordening (EG) nr. 2015/2006 (3) van de Raad voorziet in de vaststelling, voor 2007 en 2008, van de vangstmogelijkheden voor vaartuigen van de Gemeenschap voor bepaalde bestanden van diepzeevissen. |
(2) |
De Visserijcommissie voor het noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan (NEAFC) heeft tijdens haar buitengewone vergadering van juni 2007 besloten de aanbevelingen inzake een verbod op de visserij op orange roughy in het gereglementeerde NEAFC-gebied te verlengen tot de tweede helft van 2007. Deze aanbevelingen dienen in het Gemeenschapsrecht te worden omgezet. |
(3) |
Met het oog op de correcte toepassing van de Overeenkomst van 19 december 1966 tussen Denemarken, Noorwegen en Zweden inzake de onderlinge verlening van visrechten in het Skagerrak en het Kattegat moet worden verduidelijkt welke voorwaarden gelden voor de visvangst in bepaalde gebieden. Bijgevolg is een wijziging in die zin noodzakelijk. |
(4) |
Bij Verordening (EG) nr. 41/2007 (4) van de Raad zijn voor 2007 de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Gemeenschap en, voor vaartuigen van de Gemeenschap, in andere wateren met vangstbeperkingen van toepassing zijn, alsmede de bij de visserij in acht te nemen voorschriften vastgesteld. |
(5) |
Naar aanleiding van het overleg van 28 maart 2007 hebben de Gemeenschap en IJsland een overeenkomst bereikt over, enerzijds, quota voor IJslandse vaartuigen die vóór 30 april 2007 moeten zijn opgebruikt en worden afgeboekt op de communautaire quota die in het kader van de Overeenkomst met de Regering van Denemarken en de Plaatselijke Regering van Groenland zijn toegewezen, en, anderzijds, quota voor in de Exclusieve Economische Zone van IJsland op roodbaars vissende vaartuigen van de Gemeenschap, die tussen juli en december moeten zijn opgebruikt. Deze regeling dient in Gemeenschapsrecht te worden omgezet. |
(6) |
Met het oog op de correcte toepassing van de Overeenkomst van 19 december 1966 tussen Denemarken, Noorwegen en Zweden inzake de onderlinge verlening van visrechten in het Skagerrak en het Kattegat moet voor een aantal TAC’s worden verduidelijkt welke voorwaarden gelden voor de visvangst in bepaalde gebieden. Bijgevolg is een wijziging in die zin noodzakelijk. |
(7) |
In verband met de toepassing van Verordening (EG) nr. 847/96 van de Raad van 6 mei 1996 tot invoering van aanvullende voorwaarden voor het meerjarenbeheer van de TAC’s en quota (5) moet worden verduidelijkt hoe bepaalde bestanden er uit wetenschappelijk oogpunt aan toe zijn. |
(8) |
Wanneer meer dan 75 % van een bij wijze van voorzorgsmaatregel vastgestelde TAC is gevangen vóór 31 oktober van het jaar waarvoor deze TAC geldt, kan een lidstaat met een quotum uit die TAC verzoeken, uit hoofde van artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96, om een verhoging van de TAC. Een dergelijk verzoek van Nederland betreffende de TAC voor tarbot en griet in de EG-wateren van IIa en IV is gegrond bevonden en zou moeten worden ingewilligd. |
(9) |
Naar aanleiding van schriftelijk overleg tussen de Gemeenschap en de Faeröer is een toegangsregeling vastgesteld voor haring in de wateren van de Gemeenschap en de internationale wateren van ICES-zones I en II. Deze regeling dient in Gemeenschapsrecht te worden omgezet. |
(10) |
Overeenkomstig artikel 1, lid 2, van het protocol bij Partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Europese Gemeenschap en Groenland (6) is voor 2007 aan de Gemeenschap een aanvullende hoeveelheid zwarte heilbot uit de wateren ten oosten van Groenland toegekend. Deze regeling dient in Gemeenschapsrecht te worden omgezet. |
(11) |
De Visserijcommissie voor het noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan (NEAFC) heeft tijdens haar buitengewone vergadering van juni 2007 aanbevelingen vastgesteld inzake instandhoudings- en beheersmaatregelen die in 2007 in het gereglementeerde NEAFC-gebied moeten worden toegepast voor roodbaars in de internationale wateren van ICES-zones I en II. Deze aanbevelingen dienen in het Gemeenschapsrecht te worden omgezet. |
(12) |
Gezien de onjuiste verwijzing naar bepaalde vaartuigen die zich aan vangstbeperkingen moeten houden, dient met betrekking tot vervangen vaartuigen of vaartuigen waarvan de activiteiten worden beëindigd, te worden verduidelijkt welke voorwaarden gelden voor de toewijzing van extra dagen vanwege de definitieve beëindiging van de visserijactiviteiten. |
(13) |
De afwijking van de in de bijlagen IIA, IIB en IIC bij Verordening (EG) nr. 41/2007 vastgestelde meldplicht voor vaartuigen met een satellietvolgsysteem moet worden verduidelijkt voor wat de mededelingen inzake de visserijinspanning betreft. |
(14) |
De titel van bijlage IIB bij Verordening (EG) nr. 41/2007 van de Raad dekt de werkingssfeer van die bijlage onvoldoende en moet daarom worden gecorrigeerd. |
(15) |
De verwijzing naar de lengte van passief vistuig (2,5 km) moet worden vervangen door 5 zeemijl om te garanderen dat de veiligheid bij het hanteren van de netten niet in het gedrang komt en in overeenstemming is met Verordening (EG) nr. 356/2005 van de Commissie van 1 maart 2005 houdende uitvoeringsbepalingen voor het merken en identificeren van passief vistuig en boomkorren (7), en met bepaalde specifieke voorschriften over het gebruik van kieuwnetten. |
(16) |
De Verordeningen (EG) nr. 2015/2006 en (EG) nr. 41/2007 moeten derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Wijzigingen van Verordening (EG) nr. 2015/2006
Deel 2 van de bijlage bij Verordening (EG) nr. 2015/2006 wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage I bij de onderhavige verordening.
Artikel 2
Wijzigingen van Verordening (EG) nr. 41/2007
Verordening (EG) nr. 41/2007 wordt als volgt gewijzigd:
1. |
Artikel 10 wordt vervangen door: „Artikel 10 Toegangsbeperkingen 1. Het is vaartuigen van de Gemeenschap verboden in het Skagerrak binnen een zone van 12 zeemijl vanaf de basislijnen van Noorwegen te vissen. Vaartuigen die de vlag van Denemarken of Zweden voeren, mogen evenwel tot 4 zeemijl vanaf de basislijnen van Noorwegen vissen. 2. Vaartuigen van de Gemeenschap mogen in de wateren onder jurisdictie van IJsland uitsluitend vissen in het gebied dat binnen de volgende, met rechte lijnen onderling verbonden coördinaten valt:
|
2. |
De bijlagen IA, IB, IIA, IIB, IIC en III bij Verordening (EG) nr. 41/2007 worden gewijzigd overeenkomstig bijlage II bij de onderhavige verordening. |
Artikel 3
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 17 december 2007.
Voor de Raad
De voorzitter
J. SILVA
(1) PB L 358 van 31.12.2002, blz. 59. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 865/2007 (PB L 192 van 24.7.2007, blz. 1).
(2) PB L 70 van 9.3.2004, blz. 8. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 441/2007 van de Commissie (PB L 104 van 21.4.2007, blz. 28).
(3) Verordening (EG) nr. 2015/2006 van de Raad van 19 december 2006 tot vaststelling, voor 2007 en 2008, van de vangstmogelijkheden voor vaartuigen van de Gemeenschap voor bepaalde bestanden van diepzeevissen (PB L 384 van 29.12.2006, blz. 28). Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 754/2007 (PB L 172 van 30.6.2007, blz. 26).
(4) Verordening (EG) nr. 41/2007 van de Raad van 21 december 2006 tot vaststelling, voor 2007, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Gemeenschap en, voor vaartuigen van de Gemeenschap, in andere wateren met vangstbeperkingen van toepassing zijn (PB L 15 van 20.1.2007, blz. 1). Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 898/2007 van de Commissie (PB L 196 van 28.7.2007, blz. 22).
(5) PB L 115 van 9.5.1996, blz. 3.
(6) PB L 172 van 30.6.2007, blz. 4.
(7) PB L 56 van 2.3.2005, blz. 8. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1805/2005 (PB L 290 van 4.11.2005, blz. 12).
BIJLAGE I
Deel 2 van de bijlage bij Verordening (EG) nr. 2015/2006 wordt als volgt gewijzigd.
1. |
De tabel betreffende grenadiervis in ICES-zone IIIa en wateren van de Gemeenschap van ICES-zones IIIbcd wordt vervangen door:
|
2. |
De tabel voor de soort Atlantische slijmkop/orange roughy in ICES-zone VI (EG-wateren en wateren die niet onder de soevereiniteit of jurisdictie van derde landen vallen) wordt vervangen door:
|
3. |
De tabel voor de soort Atlantische slijmkop/orange roughy in ICES-zone VII (EG-wateren en wateren die niet onder de soevereiniteit of jurisdictie van derde landen vallen) wordt vervangen door:
|
4. |
De tabel voor de soort Atlantische slijmkop/orange roughy in de EG-wateren en de wateren die niet onder de soevereiniteit of jurisdictie van derde landen vallen, van ICES-zones I, II, III, IV, V, VIII, IX, X, XI, XII en XIV, wordt vervangen door:
|
(1) Dit quotum mag uitsluitend worden gevangen in de EG-wateren van ICES-zones IIIa, IIIb, IIIc en IIId.”
(2) Uitsluitend voor bijvangsten. Uit hoofde van dit quotum is gerichte visserij niet toegestaan.”
BIJLAGE II
De bijlagen bij Verordening (EG) nr. 41/2007 worden als volgt gewijzigd.
1. |
Bijlage IA:
|
2. |
Bijlage IB:
|
3. |
Bijlage IIA:
|
4. |
Bijlage IIB:
|
5. |
Bijlage IIC:
|
6. |
Punt 9.4, onder a), van bijlage III wordt vervangen door:
|
(1) Dit quotum mag uitsluitend worden gevangen in de EG-wateren van ICES-zones IIIa, IIIb, IIIc en IIId.”
(2) Dit quotum mag uitsluitend worden gevangen in de EG-wateren van ICES-zones IIIa, IIIb, IIIc en IIId.”
(3) Dit quotum mag uitsluitend worden gevangen in de EG-wateren van ICES-zones IIIa, IIIb, IIIc en IIId.”
(4) Enkel Denemarken en Zweden mogen vissen in de Noorse wateren van ICES-zone IIIa.”
(5) Het quotum mag uitsluitend worden gevangen in de EG-wateren van ICES-zones IIa, IIIa en IV.
(6) Mag worden gevangen in ICES-zone VIa benoorden 56° 30′ N.B.
(7) Enkel als bijvangst.”
(8) Binnen dit quotum gedane vangsten moeten worden afgetrokken van het TAC-aandeel van Noorwegen en de Faeröer („access quota”). Dit quotum mag worden gevangen in de EG-wateren ten noorden van 62° NB.
(9) Zodra de som van de vangsten van alle lidstaten 74 995 t bedraagt, worden geen nieuwe vangsten meer toegestaan.”
(10) Waarvan 28 490 t toegewezen aan IJsland.
(11) Te vangen vóór 30 april 2007.”
(12) Waarvan 800 t is toegewezen aan Noorwegen en 75 t aan de Faeröer.”
(13) De visserij wordt enkel toegestaan voor vaartuigen die voordien in het gereglementeerde NEAFC-gebied op roodbaars hebben gevist.
(14) Mag van 1 september tot en met 15 november 2007 worden gevangen. TAC inclusief alle bijvangsten.”
(15) Inclusief onvermijdelijke bijvangst (bijvangst van kabeljauw verboden).
(16) Te vangen tussen juli en december.”
21.12.2007 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 337/33 |
VERORDENING (EG) Nr. 1534/2007 VAN DE COMMISSIE
van 20 december 2007
tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 3223/94 van de Commissie van 21 december 1994 houdende uitvoeringsbepalingen van de invoerregeling voor groenten en fruit (1), en met name op artikel 4, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
In Verordening (EG) nr. 3223/94 zijn op grond van de multilaterale handelsbesprekingen in het kader van de Uruguayronde de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de periodes die in de bijlage bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt. |
(2) |
Op grond van de bovenvermelde criteria moeten de forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld op de in de bijlage bij deze verordening vermelde niveaus, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De in artikel 4 van Verordening (EG) nr. 3223/94 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld zoals aangegeven in de tabel in de bijlage bij deze verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 21 december 2007.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 20 december 2007.
Voor de Commissie
Jean-Luc DEMARTY
Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling
(1) PB L 337 van 24.12.1994, blz. 66. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 756/2007 (PB L 172 van 30.6.2007, blz. 41).
BIJLAGE
bij de verordening van de Commissie van 20 december 2007 tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit
(EUR/100 kg) |
||
GN-code |
Code derde landen (1) |
Forfaitaire invoerwaarde |
0702 00 00 |
IL |
191,0 |
MA |
97,4 |
|
TN |
148,3 |
|
TR |
130,3 |
|
ZZ |
141,8 |
|
0707 00 05 |
JO |
237,0 |
MA |
57,0 |
|
TR |
84,8 |
|
ZZ |
126,3 |
|
0709 90 70 |
MA |
88,7 |
TR |
97,5 |
|
ZZ |
93,1 |
|
0709 90 80 |
EG |
290,4 |
ZZ |
290,4 |
|
0805 10 20 |
AR |
42,8 |
MA |
76,3 |
|
TR |
81,0 |
|
ZA |
35,0 |
|
ZW |
28,6 |
|
ZZ |
52,7 |
|
0805 20 10 |
MA |
75,5 |
ZZ |
75,5 |
|
0805 20 30, 0805 20 50, 0805 20 70, 0805 20 90 |
HR |
30,2 |
IL |
66,8 |
|
TR |
73,2 |
|
ZZ |
56,7 |
|
0805 50 10 |
EG |
49,3 |
MA |
121,9 |
|
TR |
106,8 |
|
ZZ |
92,7 |
|
0808 10 80 |
CA |
86,7 |
CN |
90,5 |
|
MK |
29,7 |
|
US |
79,6 |
|
ZZ |
71,6 |
|
0808 20 50 |
AR |
71,1 |
CN |
44,6 |
|
US |
110,3 |
|
ZZ |
75,3 |
(1) Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „andere oorsprong”.
21.12.2007 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 337/35 |
VERORDENING (EG) Nr. 1535/2007 VAN DE COMMISSIE
van 20 december 2007
betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op de-minimissteun in de landbouwproductiesector
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 994/98 van de Raad van 7 mei 1998 betreffende de toepassing van de artikelen 92 en 93 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap op bepaalde soorten van horizontale steunmaatregelen (1), en met name op artikel 2, lid 1,
Na bekendmaking van de onderhavige ontwerp-verordening (2),
Na raadpleging van het Adviescomité inzake overheidssteun,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
In Verordening (EG) nr. 994/98 wordt de Commissie gemachtigd om bij verordening een plafond vast te stellen beneden hetwelk ervan wordt uitgegaan dat steun niet aan alle criteria van artikel 87, lid 1, van het Verdrag voldoet en derhalve niet onder de aanmeldingsprocedure van artikel 88, lid 3, van het Verdrag valt. |
(2) |
De Commissie heeft in een groot aantal beschikkingen de artikelen 87 en 88 van het Verdrag toegepast en met name het begrip „steun” in de zin van artikel 87, lid 1, van het Verdrag verduidelijkt. Zij heeft in haar mededeling over de-minimissteun (3) en vervolgens in Verordening (EG) nr. 69/2001 van de Commissie van 12 januari 2001 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op de-minimissteun (4), die per 1 januari 2007 is vervangen door Verordening (EG) nr. 1998/2006 van de Commissie van 15 december 2006 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op de-minimissteun (5), tevens uiteengezet welk beleid zij voert ten aanzien van een de-minimisplafond beneden hetwelk ervan kan worden uitgegaan dat artikel 87, lid 1, van het Verdrag niet van toepassing is. Gelet op de bijzondere regels die in de landbouwsector van toepassing zijn, en gezien het risico dat in deze sector zelfs kleine steunbedragen aan de criteria van artikel 87, lid 1, van het Verdrag voldoen, is de landbouwsector bij Verordening (EG) nr. 69/2001 uit de werkingssfeer van de laatstgenoemde verordening gesloten. In Verordening (EG) nr. 1998/2006 is bovendien bepaald dat de landbouwproductiesector niet in de werkingssfeer van die verordening is opgenomen. |
(3) |
Aangezien in de loop der jaren evenwel is gebleken dat het mogelijk is dat ook de zeer lage steunbedragen die in de landbouwsector worden toegekend, onder bepaalde omstandigheden niet voldoen aan de criteria van artikel 87, lid 1, van het Verdrag, heeft de Commissie voor de toekenning van de-minimissteun in deze sector regels vastgesteld in Verordening (EG) nr. 1860/2004 van de Commissie van 6 oktober 2004 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op de de-minimissteun in de landbouwsector (6). Deze verordening, op grond waarvan de totale aan een onderneming toegekende de-minimissteun wordt beschouwd als steun die niet aan alle criteria van artikel 87, lid 1, van het Verdrag voldoet indien over een periode van drie jaar de steun per begunstigde nooit meer bedraagt dan 3 000 EUR en het per lidstaat vastgestelde gecumuleerde bedrag van de steun ten belope van 0,3 % van de productiewaarde van de landbouw op jaarbasis niet wordt overschreden, geldt voor zowel de primaire productie als de verwerking en afzet van landbouwproducten. |
(4) |
Verwerking en afzet van landbouwproducten vertonen zoveel gelijkenissen met industriële activiteiten dat is besloten de verwerking en afzet van landbouwproducten eveneens op te nemen in het toepassingsgebied van Verordening (EG) nr. 1998/2006, die regels bevat betreffende de de-minimissteun voor industriële activiteiten. Deze activiteiten zijn bijgevolg uitgesloten van de werkingssfeer van Verordening (EG) nr. 1860/2004. Omwille van de duidelijkheid moet Verordening (EG) nr. 1860/2004 worden ingetrokken en vervangen door een nieuwe verordening die uitsluitend van toepassing is op de landbouwproductiesector. |
(5) |
Uit de ervaring van de Commissie blijkt dat het maximale steunbedrag van 3 000 EUR per begunstigde over een periode van drie jaar en het plafond van 0,3 % van de jaarproductie van de landbouwsector kunnen worden verhoogd tot respectievelijk 7 500 EUR en 0,75 %, zonder dat dit het handelsverkeer tussen de lidstaten negatief beïnvloedt, de mededinging vervalst of dreigt te vervalsen en zonder dat de met inachtneming van die grenswaarden toegekende steun onder artikel 87, lid 1, van het Verdrag valt, met dien verstande dat aan een aantal voorwaarden moet worden voldaan. Bovendien zal deze verhoging leiden tot een verlichting van het administratieve werk. De daartoe in aanmerking te nemen jaren zijn de belastingjaren zoals die door de onderneming in de betrokken lidstaat worden toegepast. De als referentie gebruikte driejaarsperiode dient op voortschrijdende grondslag te worden beoordeeld zodat bij elke nieuwe verlening van de-minimissteun het totale in het betrokken belastingjaar en in de twee voorgaande belastingjaren verleende bedrag aan de-minimissteun moet worden bepaald. Steun die het de-minimissteunplafond van 7 500 EUR overschrijdt, mag niet in kleinere tranches worden opgesplitst om alsnog in aanmerking te komen voor toepassing van deze verordening. |
(6) |
Deze verordening mag niet van toepassing zijn op exportsteun, noch op steun ter bevordering van het gebruik van binnenlandse in plaats van ingevoerde producten. Met name moet steun voor de oprichting en de exploitatie van een distributienet in andere landen van de werkingssfeer worden uitgesloten. Steun ter compensatie van de kosten van deelname aan handelsbeurzen en van studies en adviesdiensten die noodzakelijk zijn voor het uitbrengen van een nieuw product of van een bestaand product op een nieuwe markt, is in de regel geen exportsteun. |
(7) |
Het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen heeft in zijn jurisprudentie vastgesteld dat, wanneer de Gemeenschap een regeling voor de totstandbrenging van een gemeenschappelijke marktordening in een bepaalde landbouwsector heeft vastgesteld, de lidstaten zich dienen te onthouden van elke maatregel die daarvan afwijkt of er inbreuk op maakt (7). Daarom mag deze verordening niet van toepassing zijn op steun waarvan het bedrag is vastgesteld op basis van de prijs of de hoeveelheid afgenomen of op de markt gebrachte producten. |
(8) |
Omwille van de doorzichtigheid, de gelijke behandeling en de juiste toepassing van het de-minimisplafond moeten de lidstaten dezelfde berekeningsmethode toepassen. Om deze berekening te vergemakkelijken, dienen steunbedragen die in een andere vorm dan een subsidie worden verleend, in brutosubsidie-equivalent te worden omgerekend. Voor de berekening van het subsidie-equivalent van andere vormen van transparante steun dan subsidies of in verschillende tranches te betalen steun moet de marktrente worden gebruikt die geldt op het tijdstip van de toekenning van de steun. Met het oog op een uniforme, transparante en eenvoudige toepassing van de regels inzake staatssteun dienen voor de toepassing van deze verordening als marktrentevoet de referentierentevoeten te gelden die de Commissie regelmatig vaststelt op basis van objectieve criteria en die worden bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie of op internet. Om rekening te houden met de gestelde zekerheden of het met de begunstigde verbonden risico kan het evenwel noodzakelijk zijn het minimumpercentage met extra basispunten te verhogen. |
(9) |
Tevens in het belang van de doorzichtigheid, de gelijke behandeling en de juiste toepassing van het de-minimisplafond dient deze verordening slechts van toepassing te zijn op transparante de-minimissteun. Onder „transparante steun” moet steun worden verstaan waarvan het brutosubsidie-equivalent vooraf precies kan worden berekend zonder dat een risicoanalyse hoeft te worden uitgevoerd. Deze precieze berekening kan bijvoorbeeld worden uitgevoerd wanneer het gaat om subsidies, rentesubsidies en belastingvrijstellingen waarvoor een plafond geldt. Steun in de vorm van zachte leningen dient als transparante de-minimissteun te worden beschouwd indien voor het berekenen van het brutosubsidie-equivalent de marktrente is gebruikt die van toepassing is op het tijdstip dat de steun wordt toegekend. Steun in de vorm van kapitaalinjecties dient alleen als transparante de-minimissteun te worden beschouwd indien het totale bedrag dat de overheid inbrengt, onder het de-minimisplafond per begunstigde blijft. Steun in de vorm van risicokapitaalmaatregelen als bedoeld in de communautaire richtsnoeren inzake staatssteun ter bevordering van risicokapitaalinvesteringen in kleine en middelgrote ondernemingen (8) mag alleen als transparante de-minimissteun worden beschouwd, indien de middelen die in het kader van de betrokken risicokapitaalregeling aan elke onderneming worden verstrekt, onder het de-minimisplafond blijven. |
(10) |
Het is noodzakelijk rechtszekerheid te bieden voor garantieregelingen die niet het potentieel hebben het handelsverkeer ongunstig te beïnvloeden en de mededinging te verstoren en waarvoor voldoende gegevens voorhanden zijn om alle potentiële effecten op betrouwbare wijze te kunnen beoordelen. Daarom dient bij deze verordening een garantiespecifiek plafond voor de zekerheden te worden vastgesteld dat is gebaseerd op het gegarandeerde bedrag van de onderliggende lening. Dit specifieke plafond moet worden berekend aan de hand van een beoordeling van het staatssteunbedrag dat in garantieregelingen voor leningen aan levensvatbare ondernemingen is vervat. Dit specifieke plafond dient derhalve niet te gelden voor individuele ad-hocsteun die buiten een garantieregeling om wordt toegekend, noch voor garanties voor onderliggende transacties die geen lening zijn, zoals garanties voor vermogenstransacties. Het specifieke plafond dient te worden vastgesteld op grond van het feit dat, rekening houdend met een maximumpercentage (nettopercentage wanbetalingen) van 13 % dat met een worstcasescenario voor garantieregelingen in de Gemeenschap overeenstemt, ervan kan worden uitgegaan dat een garantie ten belope van 56 250 EUR een brutosubsidie-equivalent heeft dat gelijk is aan het algemene de-minimisplafond van 7 500 EUR. Dit specifieke plafond mag alleen gelden voor garanties die ten hoogste 80 % van de onderliggende lening dekken. Ook kunnen de lidstaten bij de vaststelling, in het kader van deze verordening, van het in een garantie vervatte brutosubsidie-equivalent gebruikmaken van een methodiek die door de Commissie is goedgekeurd na aanmelding van die methodiek op grond van regelgeving van de Commissie op het gebied van staatssteun, indien die goedgekeurde methodiek uitdrukkelijk betrekking heeft op het soort garanties en het soort onderliggende transacties die bij de toepassing van onderhavige verordening in het geding zijn. |
(11) |
Deze verordening dient niet van toepassing te zijn op ondernemingen in moeilijkheden in de zin van de communautaire richtsnoeren inzake reddings- en herstructureringssteun aan ondernemingen in moeilijkheden (9), gelet op de problemen die zijn verbonden aan de vaststelling van het brutosubsidie-equivalent van de steun die aan deze soort van ondernemingen wordt verleend. |
(12) |
Overeenkomstig de beginselen die voor steun in de zin van artikel 87, lid 1, van het Verdrag gelden, dient de-minimissteun als verleend te worden beschouwd op het tijdstip waarop de onderneming krachtens de toepasselijke nationale regelgeving een wettelijke aanspraak op de steun verwerft. |
(13) |
Om te voorkomen dat de in verschillende communautaire instrumenten vastgestelde maximale steunintensiteiten worden omzeild, mag de-minimissteun niet worden gecumuleerd met staatssteun voor dezelfde in aanmerking komende uitgaven indien die cumulering ertoe zou leiden dat de steunintensiteit hoger uitkomt dan de intensiteit die in de specifieke omstandigheden van elke zaak bij de communautaire regelgeving is vastgesteld. |
(14) |
Deze verordening laat de mogelijkheid onverlet dat een door een lidstaat goedgekeurde maatregel op basis van andere gronden dan die welke in deze verordening worden uiteengezet, niet als staatssteun in de zin van artikel 87, lid 1, van het Verdrag wordt aangemerkt, bijvoorbeeld in het geval van kapitaalinjecties of garanties, omdat tot dit soort maatregel is besloten in overeenstemming met het beginsel van een particuliere investeerder in de normale omstandigheden van een markteconomie. |
(15) |
De Commissie dient erop toe te zien dat de staatssteunregels worden nageleefd en met name dat, wanneer op grond van de de-minimisregel steun wordt verleend, de desbetreffende voorwaarden in acht worden genomen. Overeenkomstig het in artikel 10 van het Verdrag neergelegde samenwerkingsbeginsel moeten de lidstaten de vervulling van deze taak vergemakkelijken door de nodige maatregelen te treffen om te waarborgen dat het totale bedrag van de op grond van de de-minimisregel verleende steun niet meer bedraagt dan 7 500 EUR per begunstigde en dan de algemene plafonds die de Commissie op basis van de productiewaarde van de landbouw heeft vastgesteld. Daartoe dienen de lidstaten bij het verlenen van de-minimissteun de betrokken onderneming, onder verwijzing naar deze verordening, het steunbedrag mee te delen en erop te wijzen dat het om de-minimissteun gaat. Voorts dient de betrokken lidstaat, alvorens dit soort steun te verlenen, van de onderneming een verklaring te ontvangen over andere in het betrokken belastingjaar en in de twee voorafgaande belastingjaren ontvangen de-minimissteun, en dient hij zorgvuldig na te gaan of de geldende plafonds met de nieuwe de-minimissteun niet worden overschreden. Bij wijze van alternatief kan de inachtneming van het plafond ook worden gewaarborgd door middel van een centraal register. In het geval van door het Europees Investeringsfonds opgezette garantieregelingen, kan dit fonds een lijst van begunstigden opstellen en de lidstaten ertoe verplichten de begunstigden in kennis te stellen van de ontvangen de-minimissteun. |
(16) |
Verordening (EG) nr. 1860/2004 zou oorspronkelijk op 31 december 2008 aflopen. Aangezien de onderhavige verordening vóór die datum in werking moet treden, moet worden verduidelijkt welke gevolgen dit heeft voor de toepasselijkheid ervan op de steun die krachtens Verordening (EG) nr. 1860/2004 wordt toegekend aan ondernemingen van de landbouwproductiesector. |
(17) |
Gezien de ervaring van de Commissie en met name gezien de noodzaak het staatssteunbeleid van de Commissie geregeld te herzien, dient de geldigheidsduur van deze verordening te worden beperkt. Mocht de geldigheidsduur van deze verordening verstrijken zonder dat zij is verlengd, dan dienen de lidstaten te beschikken over een aanpassingsperiode van zes maanden met betrekking tot de-minimissteun die onder deze verordening valt, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Werkingssfeer
Deze verordening is van toepassing op steun die aan ondernemingen van de landbouwproductiesector wordt verleend, met uitzondering van:
a) |
steun waarvan het bedrag is vastgesteld op basis van de prijs of de hoeveelheid van de op de markt gebrachte producten; |
b) |
steun voor werkzaamheden die verband houden met de uitvoer, met name steun die rechtstreeks gekoppeld is aan de uitgevoerde hoeveelheden, de oprichting en exploitatie van een distributienet of andere lopende uitgaven in verband met uitvoeractiviteiten; |
c) |
steun die afhangt van het gebruik van binnenlandse in plaats van ingevoerde producten; |
d) |
steun verleend aan ondernemingen in moeilijkheden. |
Artikel 2
Definities
In deze verordening wordt verstaan onder:
1. |
„ondernemingen van de landbouwproductiesector”: ondernemingen die actief zijn op het gebied van de primaire productie van landbouwproducten; |
2. |
„landbouwproducten”: de in bijlage I bij het Verdrag opgenomen producten, met uitzondering van visserijproducten en producten van de aquacultuur die vallen onder de werkingssfeer van Verordening (EG) nr. 104/2001 van de Raad (10). |
Artikel 3
De-minimissteun
1. Er wordt van uitgegaan dat steun niet aan alle criteria van artikel 87, lid 1, van het Verdrag voldoet en derhalve is vrijgesteld van de aanmeldingsverplichting uit hoofde van artikel 88, lid 3, van het Verdrag, indien hij voldoet aan de in de leden 2 tot en met 7 van het onderhavige artikel vastgestelde voorwaarden.
2. Het totale bedrag aan de-minimissteun dat aan één onderneming wordt verleend, mag niet meer bedragen dan 7 500 EUR over een periode van drie belastingjaren. Dit plafond is van toepassing ongeacht de vorm en het doel van de steun. De in aanmerking te nemen periode wordt vastgesteld op basis van de belastingjaren zoals de onderneming die in de betrokken lidstaat toepast.
Indien het totale in het kader van een steunmaatregel verleende steunbedrag het in de eerste alinea opgenomen plafond overschrijdt, mag deze verordening niet voor dat steunbedrag worden toegepast, zelfs niet voor het gedeelte van het steunbedrag dat het plafond niet overschrijdt. In dat geval mag voor deze steunmaatregel noch op het tijdstip van steunverlening noch op een later tijdstip deze verordening worden toegepast.
3. Het gecumuleerde bedrag van de-minimissteun die een lidstaat over een periode van drie belastingjaren aan de ondernemingen van de landbouwproductiesector toekent, mag niet hoger zijn dan het in de bijlage vastgestelde bedrag.
4. De in de leden 2 en 3 bedoelde plafonds worden uitgedrukt als subsidiebedragen. Alle bedragen die worden gebruikt, zijn brutobedragen vóór aftrek van belastingen of andere heffingen. Wanneer steun in een andere vorm dan een subsidie wordt verleend, is het steunbedrag het brutosubsidie-equivalent van de steun.
5. Van steun die in tranches wordt uitgekeerd, wordt door discontering de waarde op het ogenblik van de verlening ervan berekend. De rentevoet die voor de discontering en de berekening van het brutosubsidie-equivalent wordt gebruikt, is de referentierentevoet die geldt op het tijdstip waarop de steun wordt verleend.
6. Deze verordening is alleen van toepassing op steun waarvan, ongeacht de vorm ervan, het brutosubsidie-equivalent vooraf precies kan worden berekend zonder dat een risicoanalyse hoeft te worden uitgevoerd (hierna „transparante steun” genoemd). Met name:
a) |
geldt steun in de vorm van leningen als transparante steun indien voor het berekenen van het brutosubsidie-equivalent de marktrente is gebruikt die van toepassing is op het tijdstip dat de steun wordt toegekend; |
b) |
geldt steun in de vorm van kapitaalinjecties alleen als transparante steun indien het totale door de overheid ingebrachte bedrag het de-minimisplafond niet overschrijdt; |
c) |
geldt steun in de vorm van risicokapitaalmaatregelen alleen als transparante steun indien de in de betrokken risicokapitaalregeling aan elke doelonderneming verstrekte middelen het de-minimisplafond niet overschrijden; |
d) |
geldt individuele steun die in het kader van een garantieregeling wordt verleend aan ondernemingen die geen ondernemingen in moeilijkheden zijn, als transparante de-minimissteun indien het in het kader van een dergelijke regeling „gegarandeerde” gedeelte van de onderliggende lening niet meer dan 56 250 EUR per onderneming bedraagt. Indien het „gegarandeerde” gedeelte van de onderliggende lening slechts een bepaald aandeel van dit plafond bedraagt, wordt ervan uitgegaan dat het brutosubsidie-equivalent van die garantie overeenkomt met hetzelfde aandeel van het in lid 2 vastgestelde plafond. De garantie mag niet meer dan 80 % van de onderliggende lening belopen. |
Garantieregelingen gelden eveneens als transparantesteunregelingen indien:
i) |
zij ten uitvoer worden gelegd nadat de methodiek die met het oog op de toepassing van deze verordening wordt gebruikt voor de berekening van het in de garantie vervatte brutosubsidie-equivalent, door de Commissie is goedgekeurd op grond van regelgeving die zij op het gebied van staatssteun heeft vastgesteld; |
ii) |
de goedgekeurde methodiek uitdrukkelijk betrekking heeft op het soort garanties en het soort onderliggende transacties die onder deze verordening vallen. |
7. De-minimissteun mag niet worden gecumuleerd met staatssteun voor dezelfde in aanmerking komende uitgaven indien deze cumulering ertoe leidt dat de steunintensiteit hoger uitkomt dan de intensiteit die voor de specifieke omstandigheden van elke zaak bij de communautaire regelgeving is vastgesteld.
Artikel 4
Controle
1. Wanneer een lidstaat van plan is de-minimissteun aan een onderneming te verlenen, stelt hij de onderneming schriftelijk in kennis van het potentiële steunbedrag (uitgedrukt als brutosubsidie-equivalent) en van het feit dat het de-minimissteun betreft, waarbij uitdrukkelijk wordt verwezen naar deze verordening en de titel en de vindplaats ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie. Wanneer op basis van een regeling de-minimissteun aan verschillende ondernemingen wordt verleend en in het kader van die regeling uiteenlopende steunbedragen aan die ondernemingen worden verleend, kan de betrokken lidstaat ervoor opteren om deze verplichting te vervullen door de ondernemingen een vast bedrag mee te delen dat overeenstemt met het maximale steunbedrag dat in het kader van de regeling kan worden toegekend. In dat geval wordt het vaste bedrag gebruikt om te bepalen of het in artikel 3, lid 2, vastgestelde plafond in acht is genomen. Alvorens de steun te verlenen, verlangt de lidstaat van de betrokken onderneming tevens een schriftelijke of elektronische verklaring over alle andere in de twee voorgaande belastingjaren en in het lopende belastingjaar ontvangen de-minimissteun.
Elke begunstigde onderneming dient bij de lidstaat een verklaring in waarin staat dat het door die onderneming ontvangen bedrag het in artikel 3, lid 2, vastgestelde plafond niet overschrijdt. Als dit plafond wordt overschreden, ziet de betrokken lidstaat erop toe dat de steunmaatregel die tot de overschrijding van het plafond heeft geleid, bij de Commissie wordt aangemeld of dat de steun van de begunstigde onderneming wordt teruggevorderd.
2. Een lidstaat kan slechts nieuwe de-minimissteun verlenen nadat hij heeft nagegaan of de nieuwe steun het totale bedrag van de de-minimissteun die gedurende het lopende belastingjaar en de twee voorgaande belastingjaren werd ontvangen, niet zodanig doet toenemen dat de in artikel 3, leden 2 en 3, bedoelde plafonds worden overschreden.
3. Wanneer een lidstaat een centraal register voor de-minimissteun heeft ingevoerd dat alle gegevens bevat over elke de-minimissteun die binnen de werkingssfeer van deze verordening valt en die door een autoriteit van die lidstaat is verstrekt, is lid 1, tweede alinea, niet meer van toepassing zodra het register een periode van ten minste drie jaar bestrijkt.
4. Wanneer door een lidstaat steun wordt verleend op grond van een garantieregeling waarbij een garantie wordt verleend die krachtens een mandaat aan het Europees Investeringsfonds uit het communautaire budget wordt gefinancierd, kan van de toepassing van lid 1, eerste alinea, worden afgezien.
In dergelijke gevallen is het volgende controlesysteem van toepassing:
a) |
het Europees Investeringsfonds stelt op grond van de gegevens die financiële intermediairs aan dit fonds moeten verschaffen, jaarlijks een lijst op van de begunstigden van de steun en van het door elk van hen ontvangen brutosubsidie-equivalent; het Europees Investeringsfonds zendt deze gegevens toe aan de betrokken lidstaat en aan de Commissie; |
b) |
de betrokken lidstaat geeft deze gegevens uiterlijk drie maanden nadat hij deze heeft ontvangen, door aan de uiteindelijke begunstigden van de steun; |
c) |
de betrokken lidstaat ontvangt van elke begunstigde een verklaring waarin staat dat het bedrag van de door deze begunstigde ontvangen de-minimisssteun het de-minimisplafond niet overschrijdt. Als dit plafond wordt overschreden, ziet de betrokken lidstaat erop toe dat de steunmaatregel die tot de overschrijding van het plafond heeft geleid, bij de Commissie wordt aangemeld of dat de steun van de begunstigde onderneming wordt teruggevorderd. |
5. De lidstaten registreren en verzamelen alle informatie die betrekking heeft op de toepassing van deze verordening. Deze dossiers bevatten alle informatie die nodig is om na te gaan of aan de voorwaarden van deze verordening is voldaan.
De bewaartermijn voor de in de eerste alinea bedoelde gegevens bedraagt:
a) |
voor individuele de-minimissteun: tien jaar, te rekenen vanaf het tijdstip van de toekenning van de steun; |
b) |
voor de-minimissteunregelingen: tien jaar, te rekenen vanaf het tijdstip van de toekenning van de laatste individuele de-minimissteun in het kader van de betrokken regeling. |
6. Op schriftelijk verzoek van de Commissie verstrekken de lidstaten haar binnen twintig werkdagen of binnen een langere in dit verzoek vastgestelde termijn alle informatie die de Commissie nodig acht om te kunnen nagaan of aan de voorwaarden van deze verordening is voldaan, met name ten aanzien van het totale bedrag aan de-minimissteun dat aan een bepaalde onderneming en aan de landbouwsector van de betrokken lidstaat is verleend.
Artikel 5
Intrekking
Verordening (EG) nr. 1860/2004 wordt per 1 januari 2008 ingetrokken.
Artikel 6
Overgangsbepalingen
1. Deze verordening is van toepassing op steun die vóór 1 januari 2008 is verleend aan ondernemingen van de landbouwproductiesector, mits deze steun voldoet aan alle in de artikelen 1 tot en met 4 vastgestelde voorwaarden, met uitzondering van de in artikel 4, lid 1, eerste alinea, vastgestelde verplichte verwijzing naar deze verordening. Steun die niet aan deze voorwaarden voldoet, wordt door de Commissie beoordeeld overeenkomstig de ter zake geldende kaderregelingen, richtsnoeren, mededelingen en bekendmakingen.
2. Alle de-minimissteun die tussen 1 januari 2005 en zes maanden na de inwerkingtreding van deze verordening is verleend en voldoet aan de voorwaarden van Verordening (EG) nr. 1860/2004, die tot de datum van inwerkingtreding van de onderhavige verordening van toepassing is op de landbouwproductiesector, wordt beschouwd als zijnde niet in overeenstemming met alle criteria van artikel 87, lid 1, van het Verdrag en is bijgevolg vrijgesteld van de aanmeldingsverplichting uit hoofde van artikel 88, lid 3, van het Verdrag.
3. Na het verstrijken van de geldigheidsduur van deze verordening kan alle de-minimissteun die aan de voorwaarden van deze verordening voldoet, nog gedurende ten hoogste zes maanden onder de in deze verordening vastgestelde voorwaarden ten uitvoer worden gelegd.
Artikel 7
Inwerkingtreding en geldigheidsduur
Deze verordening treedt in werking op de zevende dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing van 1 januari 2008 tot en met 31 december 2013.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 20 december 2007.
Voor de Commissie
Mariann FISCHER BOEL
Lid van de Commissie
(1) PB L 142 van 14.5.1998, blz. 1.
(2) PB C 151 van 5.7.2007, blz. 16.
(3) PB C 68 van 6.3.1996, blz. 9.
(4) PB L 10 van 13.1.2001, blz. 30.
(5) PB L 379 van 28.12.2006, blz. 5.
(6) PB L 325 van 28.10.2004, blz. 4. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 875/2007 (PB L 193 van 25.7.2007, blz. 6).
(7) Arrest van 19 september 2002 in zaak C-113/00, Spanje versus de Commissie, Jurispr. 2002, blz. I-7601, punt 73.
(8) PB C 194 van 18.8.2006, blz. 2.
(9) PB C 244 van 1.10.2004, blz. 2.
(10) PB L 17 van 21.1.2000, blz. 22.
BIJLAGE
Het in artikel 3, lid 3, bedoelde maximale gecumuleerde bedrag van de-minimissteun voor ondernemingen van de landbouwproductiesector, per lidstaat
(in EUR) |
|
BE |
51 532 500 |
BG |
23 115 000 |
CZ |
26 257 500 |
DK |
59 445 000 |
DE |
297 840 000 |
EE |
3 502 500 |
IE |
40 282 500 |
EL |
75 382 500 |
ES |
274 672 500 |
FR |
438 337 500 |
IT |
320 505 000 |
CY |
4 327 500 |
LV |
5 550 000 |
LT |
11 572 500 |
LU |
1 777 500 |
HU |
44 497 500 |
MT |
870 000 |
NL |
165 322 500 |
AT |
40 350 000 |
PL |
119 542 500 |
PT |
47 782 500 |
RO |
98 685 000 |
SL |
8 167 500 |
SK |
11 962 500 |
FI |
26 752 500 |
SE |
30 217 500 |
UK |
152 842 500 |
21.12.2007 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 337/42 |
VERORDENING (EG) Nr. 1536/2007 VAN DE COMMISSIE
van 20 december 2007
tot opening van een nieuw onderzoek ten behoeve van een nieuwe exporteur betreffende Verordening (EG) nr. 1659/2005 van de Raad tot instelling van een definitief antidumpingrecht op bepaalde magnesiabrikken van oorsprong uit de Volksrepubliek China, tot intrekking van het recht ten aanzien van een Chinese exporteur en tot registratie van de invoer
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap („de basisverordening”) (1), en met name op artikel 11, lid 4,
Na raadpleging van het Raadgevend Comité,
Overwegende hetgeen volgt:
A. VERZOEK OM EEN NIEUW ONDERZOEK
(1) |
De Commissie heeft een verzoek ontvangen om op grond van artikel 11, lid 4, van de basisverordening een nieuw onderzoek te openen ten behoeve van een nieuwe exporteur. Het verzoek werd ingediend door Yingkou Dalmond Refractories Co. Ltd („de indiener van het verzoek”), een producent/exporteur in de Volksrepubliek China („het betrokken land”). |
B. PRODUCT
(2) |
Het nieuwe onderzoek betreft chemisch gebonden, ongesinterde magnesiabriketten van oorsprong uit de Volksrepubliek China waarvan de magnesiacomponent ten minste 80 % MgO bevat, die al dan niet magnesiet bevatten en momenteel zijn ingedeeld onder de GN-codes ex 6815 91 00, ex 6815 99 10 en ex 6815 99 90 (Taric-codes 6815910010, 6815991020 en 6815999020) („het betrokken product”). Deze GN-codes worden slechts ter informatie vermeld. |
C. BESTAANDE MAATREGELEN
(3) |
Bij Verordening (EG) nr. 1659/2005 van de Raad (2) werd een definitief antidumpingrecht van 39,9 % ingesteld op het betrokken product van oorsprong uit de Volksrepubliek China. Dit recht is ook van toepassing op de indiener van het verzoek. Voor enkele met name genoemde ondernemingen geldt een individueel antidumpingrecht. |
D. MOTIVERING VAN HET NIEUWE ONDERZOEK
(4) |
De indiener van het verzoek beweert dat hij op marktvoorwaarden werkt in de zin van artikel 2, lid 7, onder c), van de basisverordening en dus als marktgerichte onderneming wenst te worden beschouwd of dat hij anders in aanmerking wenst te komen voor een individuele behandeling overeenkomstig artikel 9, lid 5, van de basisverordening, dat hij het betrokken product niet naar de Gemeenschap heeft uitgevoerd in het onderzoektijdvak waarop de thans geldende antidumpingmaatregelen zijn gebaseerd, dat wil zeggen de periode van 1 april 2003 tot en met 31 maart 2004 („het oorspronkelijke onderzoektijdvak”) en dat hij niet verbonden is met producenten/exporteurs van het betrokken product die aan bovengenoemde antidumpingmaatregelen zijn onderworpen. |
(5) |
De indiener van het verzoek beweert voorts dat hij eerst na het oorspronkelijke onderzoektijdvak begonnen is met de uitvoer van het betrokken product naar de Gemeenschap. |
E. PROCEDURE
(6) |
De bekende betrokken communautaire producenten zijn van het bovenstaande verzoek in kennis gesteld en hebben daarop kunnen reageren. |
(7) |
Na onderzoek van het bewijsmateriaal is de Commissie tot de conclusie gekomen dat dit toereikend is om een onderzoek te openen ten behoeve van een nieuwe exporteur overeenkomstig artikel 11, lid 4, van de basisverordening. Hierbij zal worden vastgesteld of de indiener van het verzoek op marktvoorwaarden opereert in de zin van artikel 2, lid 7, onder c), van de basisverordening of dat hij, indien dit niet het geval is, aan de voorwaarden voor een individuele behandeling voldoet overeenkomstig artikel 9, lid 5, van de basisverordening, in welk geval voor hem een individuele dumpingmarge zal worden vastgesteld. Indien blijkt dat het door hem vervaardigde product met dumping in de Gemeenschap wordt ingevoerd, zal voor hem een antidumpingrecht worden vastgesteld. |
(8) |
Indien blijkt dat de indiener van het verzoek aan de voorwaarden voor de vaststelling van een individueel recht voldoet, kan het noodzakelijk zijn het recht te wijzigen dat momenteel van toepassing is op het betrokken product afkomstig van ondernemingen die niet met naam zijn vermeld in artikel 1, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1659/2005.
|
F. INTREKKING VAN HET RECHT EN REGISTRATIE VAN DE INVOER
(9) |
Op grond van artikel 11, lid 4, van de basisverordening moet het antidumpingrecht worden ingetrokken ten aanzien van het betrokken product dat door de indiener van het verzoek wordt vervaardigd en naar de Gemeenschap uitgevoerd. Tevens moet de invoer van dit product, overeenkomstig artikel 14, lid 5, van de basisverordening, worden geregistreerd zodat eventueel met terugwerkende kracht antidumpingrechten kunnen worden geheven vanaf de datum van opening van dit nieuwe onderzoek, indien bij het onderzoek blijkt dat de indiener van het verzoek het betrokken product met dumping in de Gemeenschap invoert. In dit stadium kan geen raming worden gemaakt van het bedrag dat de indiener van het verzoek in de toekomst eventueel verschuldigd zal zijn. |
G. TERMIJNEN
(10) |
In het belang van een behoorlijk bestuur moeten termijnen worden vastgesteld waarbinnen:
|
H. NIET-MEDEWERKING
(11) |
Indien een belanghebbende binnen de vastgestelde termijnen toegang tot de nodige gegevens weigert, deze niet verstrekt of het onderzoek aanmerkelijk belemmert, kunnen overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening aan de hand van de beschikbare gegevens conclusies worden getrokken, zowel in positieve als in negatieve zin. |
(12) |
Wanneer blijkt dat een belanghebbende onjuiste of misleidende informatie heeft verstrekt, wordt deze informatie buiten beschouwing gelaten en kan overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening gebruik worden gemaakt van de beschikbare gegevens. Indien een belanghebbende geen of slechts gedeeltelijk medewerking verleent en gebruik wordt gemaakt van de beschikbare gegevens, kunnen de resultaten voor deze belanghebbende minder gunstig zijn dan wanneer hij wel medewerking had verleend. |
I. VERWERKING VAN PERSOONSGEGEVENS
(13) |
Persoonsgegevens die in het kader van dit onderzoek worden verzameld, zullen worden behandeld in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (3). |
J. HEARING OFFICER
(14) |
Als belanghebbenden van mening zijn dat ze bij het uitoefenen van hun recht op verdediging moeilijkheden ondervinden, kunnen ze vragen dat de hearing officer van DG Trade wordt ingeschakeld. Hij fungeert als tussenpersoon tussen de belanghebbenden en de diensten van de Commissie en kan zo nodig aanbieden te bemiddelen over procedurele kwesties aangaande de bescherming van hun belangen tijdens de procedure, met name voor kwesties inzake toegang tot het dossier, vertrouwelijkheid, verlenging van termijnen en behandeling van schriftelijke en/of mondelinge opmerkingen. Belanghebbenden vinden nadere informatie en contactgegevens op de webpagina’s van de hearing officer op de website van DG Trade (http://ec.europa.eu/trade), |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Krachtens artikel 11, lid 4, van Verordening (EG) nr. 384/96 wordt hierbij een nieuw onderzoek in verband met Verordening (EG) nr. 1659/2005 geopend om na te gaan of en in welke mate het bij Verordening (EG) nr. 1659/2005 ingestelde antidumpingrecht ook geldt voor chemisch gebonden, ongesinterde magnesiabriketten van oorsprong uit de Volksrepubliek China waarvan de magnesiacomponent ten minste 80 % MgO bevat, die al dan niet magnesiet bevatten, momenteel zijn ingedeeld onder de GN-codes ex 6815 91 00, ex 6815 99 10 en ex 6815 99 90 (Taric-codes 6815910010, 6815991020 en 6815999020) en geproduceerd en naar de Gemeenschap worden uitgevoerd door Yingkou Dalmond Refractories Co. Ltd (aanvullende Taric-code A 853).
Artikel 2
Het bij Verordening (EG) nr. 1659/2005 ingestelde antidumpingrecht wordt ingetrokken ten aanzien van het in artikel 1 van deze verordening omschreven product.
Artikel 3
Overeenkomstig artikel 14, lid 5, van Verordening (EG) nr. 384/96 wordt de douaneautoriteiten van de lidstaten opgedragen de nodige maatregelen te nemen om de invoer van het in artikel 1 van deze verordening omschreven product te registreren. Deze registratie wordt negen maanden na de datum van inwerkingtreding van deze verordening beëindigd.
Artikel 4
1. Belanghebbenden die wensen dat bij het onderzoek met hun opmerkingen rekening wordt gehouden, moeten, tenzij anders vermeld, binnen 40 dagen na de inwerkingtreding van deze verordening contact met de Commissie opnemen, hun standpunt uiteenzetten en de antwoorden op de in overweging 8, onder a), genoemde vragenlijst en eventuele andere gegevens verstrekken.
Verzoeken om te worden gehoord dienen schriftelijk binnen dezelfde termijn van 40 dagen te worden ingediend.
2. Opmerkingen over de keuze van de Verenigde Staten van Amerika als derde land met een markteconomie voor het vaststellen van de normale waarde voor de Volksrepubliek China, dienen binnen tien dagen na inwerkingtreding van deze verordening te worden toegezonden.
3. Aanvragen om als marktgerichte onderneming te worden beschouwd moeten, vergezeld van bewijsmateriaal, binnen 21 dagen na inwerkingtreding van deze verordening in het bezit van de Commissie zijn.
4. Alle opmerkingen en verzoeken moeten schriftelijk (niet elektronisch, tenzij anders vermeld) worden toegezonden onder opgave van naam, adres, e-mailadres en telefoon- en fax van de belanghebbende. Alle schriftelijke opmerkingen, met inbegrip van de in deze verordening gevraagde informatie, antwoorden op de vragenlijst en correspondentie die op vertrouwelijke basis worden verstrekt, moeten van het opschrift „Limited” (4) zijn voorzien en moeten overeenkomstig artikel 19, lid 2, van de Verordening (EG) nr. 384/96 vergezeld gaan van een niet-vertrouwelijke versie met de vermelding „FOR INSPECTION BY INTERESTED PARTIES”.
Alle informatie over deze kwestie en verzoeken om een mondeling onderhoud moeten aan het volgende adres worden gericht:
Commissie |
Directoraat-generaal Handel |
Directoraat H |
Kamer J-79 4/23 |
B-1049 Brussel |
Fax (32-2) 295 65 05 |
Artikel 5
Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 20 december 2007.
Voor de Commissie
Peter MANDELSON
Lid van de Commissie
(1) PB L 56 van 6.3.1996, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2117/2005 van de Raad (PB L 340 van 23.12.2005, blz. 17).
(2) PB L 267 van 12.10.2005, blz. 1.
(3) PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1.
(4) Dit betekent dat het document uitsluitend voor intern gebruik bestemd is. Het document is beschermd krachtens artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 145 van 31.5.2001, blz. 43). Het document is vertrouwelijk in de zin van artikel 19 van Verordening (EG) nr. 384/96 en artikel 6 van de WTO-overeenkomst betreffende de toepassing van artikel VI van de GATT 1994 (antidumpingovereenkomst).
21.12.2007 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 337/46 |
VERORDENING (EG) Nr. 1537/2007 VAN DE COMMISSIE
van 20 december 2007
betreffende de toekenning van de compenserende vergoeding aan de producentenorganisaties voor in de periode van 1 januari tot en met 31 maart 2007 aan de verwerkende industrie geleverde tonijn
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 104/2000 van de Raad van 17 december 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector visserijproducten en producten van de aquacultuur (1), en met name op artikel 27, lid 6,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De in artikel 27 van Verordening (EG) nr. 104/2000 bedoelde compenserende vergoeding kan op bepaalde voorwaarden aan de organisaties van tonijnproducenten uit de Gemeenschap worden toegekend voor de hoeveelheden tonijn die aan de verwerkende industrie werden geleverd in het kalenderkwartaal waarop de prijsconstateringen betrekking hebben, wanneer zowel de driemaandelijkse gemiddelde verkoopprijs op de interne markt als de invoerprijs, in voorkomend geval vermeerderd met de compenserende heffing, lager waren dan 87 % van de communautaire productieprijs voor het betrokken product. |
(2) |
Uit het onderzoek van de situatie op de interne markt is gebleken dat, in de periode van 1 januari tot en met 31 maart 2007, voor witte tonijn (Thunnus alalunga) de op de markt geconstateerde driemaandelijkse gemiddelde verkoopprijs en de invoerprijs, als bedoeld in artikel 27 van Verordening (EG) nr. 104/2000, lager waren dan 87 % van de geldende communautaire productieprijs die is vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1969/2006 van de Raad (2). |
(3) |
Ter bepaling van het recht op de vergoeding dient te worden uitgegaan van de verkopen waarvoor in het betrokken kwartaal facturen zijn opgesteld en die in aanmerking zijn genomen voor de berekening van de maandelijkse gemiddelde verkoopprijs overeenkomstig artikel 4 van Verordening (EG) nr. 2183/2001 van de Commissie van 9 november 2001 tot vaststelling van de uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EG) nr. 104/2000 van de Raad wat betreft de toekenning van de compenserende vergoeding voor tonijn voor de verwerkende industrie (3). |
(4) |
Overeenkomstig artikel 27, lid 2, van Verordening (EG) nr. 104/2000 mag de vergoeding in geen geval meer bedragen dan het verschil tussen de interventiedrempel en de gemiddelde verkoopprijs van het betrokken product op de interne markt, of dan een forfaitair bedrag dat gelijk is aan 12 % van die drempel. |
(5) |
De hoeveelheden waarvoor de compenserende vergoeding mag worden toegekend, mogen in geen geval groter zijn dan de in artikel 27, lid 3, van Verordening (EG) nr. 104/2000 voor het betrokken kwartaal vastgestelde hoeveelheden. |
(6) |
Voor witte tonijn (Thunnus alalunga) zijn de hoeveelheden die in het betrokken kwartaal aan de op het douanegebied van de Gemeenschap gevestigde verwerkende bedrijven zijn verkocht en geleverd, groter dan de hoeveelheden die in het overeenkomstige kwartaal van de laatste drie visseizoenen zijn verkocht en geleverd. Aangezien deze hoeveelheden het in artikel 27, lid 3, van Verordening (EG) nr. 104/2000 vastgestelde maximum overschrijden, moeten de totale hoeveelheden van die producten die voor vergoeding in aanmerking komen, worden begrensd. |
(7) |
De verdeling over de producentenorganisaties van de hoeveelheden die voor vergoeding in aanmerking komen, moet worden bepaald naar verhouding van hun productie in hetzelfde kwartaal van de visseizoenen 2004, 2005 en 2006 met inachtneming van de maxima die overeenkomstig artikel 27, lid 4, van Verordening (EG) nr. 104/2000 gelden voor de berekening van de aan elke producentenorganisatie toe te kennen vergoeding. |
(8) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor visserijproducten, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De in artikel 27 van Verordening (EG) nr. 104/2000 bedoelde compenserende vergoeding wordt voor de periode van 1 januari tot en met 31 maart 2007 verleend voor witte tonijn (Thunnus alalunga).
De maximumvergoeding wordt overeenkomstig artikel 27, lid 2, eerste en tweede streepje, van Verordening (EG) nr. 104/2000 vastgesteld op 5 EUR per ton.
Artikel 2
1. De totale hoeveelheid witte tonijn (Thunnus alalunga) die voor de compenserende vergoeding in aanmerking komt, bedraagt 34,320 ton.
2. De totale hoeveelheid wordt over de betrokken producentenorganisaties verdeeld zoals is aangegeven in de bijlage.
Artikel 3
Deze verordening treedt in werking op de zevende dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 20 december 2007.
Voor de Commissie
Joe BORG
Lid van de Commissie
(1) PB L 17 van 21.1.2000, blz. 22. Verordening laatstelijk gewijzigd bij de Toetredingsakte van 2007.
(2) PB L 368 van 23.12.2006, blz. 1.
(3) PB L 293 van 10.11.2001, blz. 11.
BIJLAGE
Overeenkomstig artikel 27, lid 4, van Verordening (EG) nr. 104/2000 berekende verdeling over de producentenorganisaties van de voor de compenserende vergoeding in aanmerking komende hoeveelheden tonijn voor de periode van 1 januari tot en met 31 maart 2007, uitgesplitst per vergoedingspercentage
(in ton) |
|||
Witte tonijn (Thunnus alalunga) |
Voor vergoeding in aanmerking komende hoeveelheden naar rato van 100 % (artikel 27, lid 4, eerste streepje) |
Voor vergoeding in aanmerking komende hoeveelheden naar rato van 50 % (artikel 27, lid 4, tweede streepje) |
Totale voor vergoeding in aanmerking komende hoeveelheden (artikel 27, lid 4, eerste en tweede streepje) |
OPAGAC |
11,940 |
0 |
11,940 |
OPTUC |
0 |
0 |
0 |
OP 42 |
0 |
0 |
0 |
ORTHONGEL |
0,271 |
22,109 |
22,380 |
APASA |
0 |
0 |
0 |
MADEIRA |
0 |
0 |
0 |
Gemeenschap — Totaal |
12,211 |
22,109 |
34,320 |
21.12.2007 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 337/49 |
VERORDENING (EG) Nr. 1538/2007 VAN DE COMMISSIE
van 20 december 2007
tot wijziging van Verordening (EG) nr. 327/98 van de Commissie inzake de opening en de wijze van beheer van bepaalde tariefcontingenten voor de invoer van rijst en breukrijst
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1095/96 van de Raad van 18 juni 1996 betreffende de tenuitvoerlegging van de concessies in de lijst CXL die is opgesteld naar aanleiding van de voltooiing van de onderhandelingen in het kader van artikel XXIV, lid 6, van de GATT (1), en met name op artikel 1,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1785/2003 van de Raad van 29 september 2003 houdende een gemeenschappelijke ordening van de rijstmarkt (2), en met name op artikel 13, lid 4,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij artikel 3 van Verordening (EG) nr. 327/98 van de Commissie (3) is de geldigheidsduur beperkt van de uitvoercertificaten die door sommige derde landen worden afgegeven voor de indiening van invoercertificaataanvragen in het lopende contingentjaar. |
(2) |
Deze bepaling vormt een administratieve verplichting ten laste van de autoriteiten van de Gemeenschap, terwijl de geldigheid van de certificaten en de controle daarop voornamelijk onder de verantwoordelijkheid van de uitvoerende landen valt. Handhaving van deze bepaling als voorwaarde voor de ontvankelijkheid van de invoercertificaataanvragen blijkt derhalve noch gerechtvaardigd, noch noodzakelijk. Zij moet derhalve worden geschrapt. |
(3) |
Verordening (EG) nr. 327/98 moet dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(4) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor granen, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
In artikel 3 van Verordening (EG) nr. 327/98 wordt de derde alinea geschrapt.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 20 december 2007.
Voor de Commissie
Mariann FISCHER BOEL
Lid van de Commissie
(1) PB L 146 van 20.6.1996, blz. 1.
(2) PB L 270 van 21.10.2003, blz. 96. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 797/2006 (PB L 144 van 31.5.2006, blz. 1).
(3) PB L 37 van 11.2.1998, blz. 5. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2019/2006 (PB L 384 van 29.12.2006, blz. 48).
21.12.2007 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 337/50 |
VERORDENING (EG) Nr. 1539/2007 VAN DE COMMISSIE
van 20 december 2007
tot vaststelling, voor de periode 2007/2008, van de coëfficiënten voor de in de vorm van Scotch whisky uitgevoerde granen
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1784/2003 van de Raad van 29 september 2003 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector granen (1),
Gelet op Verordening (EG) nr. 1670/2006 van de Commissie van 10 november 2006 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1784/2003 van de Raad wat de vaststelling en de toekenning van aangepaste restituties voor in de vorm van bepaalde alcoholhoudende dranken uitgevoerde granen betreft (2), en met name op artikel 5,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
In artikel 4, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1670/2006 is bepaald dat de hoeveelheden granen waarvoor de restitutie wordt toegekend, de hoeveelheden zijn die onder controle zijn geplaatst en zijn gedistilleerd en waarop een jaarlijks voor elke betrokken lidstaat vast te stellen coëfficiënt is toegepast. Deze coëfficiënt geeft de verhouding tussen de in totaal uitgevoerde hoeveelheden en de in totaal in de handel gebrachte hoeveelheden van de betrokken alcoholhoudende drank weer, en wel op basis van de ontwikkeling van die hoeveelheden tijdens het aantal jaren dat overeenkomt met de gemiddelde rijpingsperiode van die alcoholhoudende drank. |
(2) |
Volgens de gegevens die het Verenigd Koninkrijk heeft verstrekt voor de periode van 1 januari tot en met 31 december 2006, bedroeg de gemiddelde rijpingsperiode van Scotch whisky in 2006 zes jaar. |
(3) |
Derhalve dienen de coëfficiënten voor de periode van 1 oktober 2007 tot en met 30 september 2008 te worden vastgesteld. |
(4) |
Op grond van artikel 10 van Protocol 3 van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte mogen geen restituties worden verleend bij uitvoer naar Liechtenstein, IJsland en Noorwegen. Bovendien heeft de Gemeenschap in overeenkomsten met sommige derde landen afgesproken geen uitvoerrestituties te verlenen. Bijgevolg dient daar overeenkomstig artikel 7, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1670/2006 rekening mee te worden gehouden bij de berekening van de coëfficiënt voor de periode 2007/2008, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De in artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1670/2006 bedoelde coëfficiënten voor de granen die in het Verenigd Koninkrijk worden gebruikt voor de vervaardiging van Scotch whisky, worden voor de periode van 1 oktober 2007 tot en met 30 september 2008 vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.
Artikel 2
De verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing met ingang van 1 oktober 2007.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 20 december 2007.
Voor de Commissie
Mariann FISCHER BOEL
Lid van de Commissie
(1) PB L 270 van 21.10.2003, blz. 78. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 735/2007 (PB L 169 van 29.6.2007, blz. 6).
(2) PB L 312 van 11.11.2006, blz. 33. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1913/2006 (PB L 365 van 21.12.2006, blz. 52).
BIJLAGE
In het Verenigd Koninkrijk toe te passen coëfficiënten
Periode van toepassing |
Coëfficiënt voor |
|
de vermoute gerst die wordt gebruikt voor de vervaardiging van malt whisky |
de granen die worden gebruikt voor de vervaardiging van grain whisky |
|
Van 1 oktober 2007 tot en met 30 september 2008 |
0,445 |
0,526 |
21.12.2007 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 337/52 |
VERORDENING (EG) Nr. 1540/2007 VAN DE COMMISSIE
van 20 december 2007
tot vaststelling, voor de periode 2007/2008, van de coëfficiënten voor de in de vorm van Irish whiskey uitgevoerde granen
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1784/2003 van de Raad van 29 september 2003 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector granen (1),
Gelet op Verordening (EG) nr. 1670/2006 van de Commissie van 10 november 2006 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1784/2003 van de Raad wat de vaststelling en de toekenning van aangepaste restituties voor in de vorm van bepaalde alcoholhoudende dranken uitgevoerde granen betreft (2), en met name op artikel 5,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
In artikel 4, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1670/2006 is bepaald dat de hoeveelheden granen waarvoor de restitutie wordt toegekend, de hoeveelheden zijn die onder controle zijn geplaatst en zijn gedistilleerd en waarop een jaarlijks voor elke betrokken lidstaat vast te stellen coëfficiënt is toegepast. Deze coëfficiënt geeft de verhouding tussen de in totaal uitgevoerde hoeveelheden en de in totaal in de handel gebrachte hoeveelheden van de betrokken alcoholhoudende drank weer, en wel op basis van de ontwikkeling van die hoeveelheden tijdens het aantal jaren dat overeenkomt met de gemiddelde rijpingsperiode van die alcoholhoudende drank. |
(2) |
Volgens de gegevens die Ierland heeft verstrekt voor de periode van 1 januari en met 31 december 2006, bedroeg de gemiddelde rijpingsperiode van Irish whiskey in 2006 vijf jaar. |
(3) |
Derhalve dienen de coëfficiënten voor de periode van 1 oktober 2007 tot en met 30 september 2008 te worden vastgesteld. |
(4) |
Op grond van artikel 10 van Protocol 3 van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte mogen geen restituties worden verleend bij uitvoer naar Liechtenstein, IJsland en Noorwegen. Bovendien heeft de Gemeenschap in overeenkomsten met sommige derde landen afgesproken geen uitvoerrestituties te verlenen. Bijgevolg dient daar overeenkomstig artikel 7, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1670/2006 rekening mee te worden gehouden bij de berekening van de coëfficiënt voor de periode 2007/2008, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De in artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1670/2006 bedoelde coëfficiënten voor de granen die in Ierland worden gebruikt voor de vervaardiging van Irish whiskey, worden voor de periode van 1 oktober 2007 tot en met 30 september 2008 vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.
Artikel 2
De verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing met ingang van 1 oktober 2007.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 20 december 2007.
Voor de Commissie
Mariann FISCHER BOEL
Lid van de Commissie
(1) PB L 270 van 21.10.2003, blz. 78. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 735/2007 (PB L 169 van 29.6.2007, blz. 6).
(2) PB L 312 van 11.11.2006, blz. 33. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1913/2006 (PB L 365 van 21.12.2006, blz. 52).
BIJLAGE
In Ierland toe te passen coëfficiënten
Periode van toepassing |
Coëfficiënt voor |
|
de gerst die wordt gebruikt voor de vervaardiging van Irish whiskey, categorie B (1) |
de granen die worden gebruikt voor de vervaardiging van Irish whiskey, categorie A |
|
Van 1 oktober 2007 tot en met 30 september 2008 |
0,706 |
1,782 |
(1) Inclusief de vermoute gerst.
21.12.2007 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 337/54 |
VERORDENING (EG) Nr. 1541/2007 VAN DE COMMISSIE
van 20 december 2007
betreffende het in artikel 16 van Verordening (EG) nr. 800/1999 bedoelde bewijs dat de douaneformaliteiten voor de invoer van suiker in een derde land zijn vervuld
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 318/2006 van de Raad van 20 februari 2006 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector suiker (1), en met name op artikel 40, lid 1, onder g),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
In artikel 33, lid 2, van Verordening (EG) nr. 318/2006 is bepaald dat de restitutie bij de uitvoer van producten van de sector suiker kan variëren naar gelang van de bestemming indien dat vanwege de situatie op de wereldmarkt of de specifieke vereisten van bepaalde markten noodzakelijk is. |
(2) |
Artikel 1 van Verordening (EG) nr. 900/2007 van de Commissie van 27 juli 2007 betreffende een permanente inschrijving voor de vaststelling van restituties bij uitvoer van witte suiker tot het einde van het verkoopseizoen 2007/2008 (2) voorziet in een dergelijke differentiatie door uitsluiting van bepaalde bestemmingen. |
(3) |
In artikel 14, lid 1, van Verordening (EG) nr. 800/1999 van 15 april 1999 houdende gemeenschappelijke uitvoeringsbepalingen van het stelsel van restituties bij uitvoer voor landbouwproducten (3) is bepaald dat in geval van toepassing van een gedifferentieerde restitutie naar gelang van de bestemming, de restitutie slechts wordt betaald indien de in de artikelen 15 en 16 van die verordening vastgestelde bijkomende voorwaarden zijn vervuld. |
(4) |
In artikel 15, lid 1, van Verordening (EG) nr. 800/1999 is bepaald dat het product in het derde land of in een van de derde landen waarvoor de restitutie is vastgesteld, in ongewijzigde staat moet zijn ingevoerd. |
(5) |
In artikel 16 van Verordening (EG) nr. 800/1999 worden de verschillende documenten genoemd die, in geval van differentiatie van de restitutie naar bestemming, kunnen dienen als bewijs dat de douaneformaliteiten bij invoer in een derde land zijn vervuld. Krachtens lid 4 van dat artikel kan de Commissie bepalen dat in nader vast te stellen bijzondere gevallen het in dat artikel bedoelde bewijs door overlegging van een bijzonder document of anderszins kan worden geleverd. |
(6) |
In de sector suiker komen uitvoertransacties normaliter tot stand via op de termijnmarkt te Londen gesloten FOB-contracten. Hierdoor nemen de kopers in dat FOB-stadium alle contractverplichtingen, inclusief het leveren van het bewijs dat de douaneformaliteiten zijn vervuld, over zonder rechtstreeks de begunstigde te zijn van de restitutie waarop dat bewijs recht geeft. Het verkrijgen van dat bewijs voor alle uitgevoerde hoeveelheden kan in sommige landen gepaard gaan met belangrijke administratieve moeilijkheden, wat de uitbetaling van de restitutie voor alle daadwerkelijk uitgevoerde hoeveelheden aanzienlijk kan vertragen of onmogelijk kan maken. |
(7) |
Om de impact op het evenwicht op de suikermarkt te beperken, is bij Verordening (EG) nr. 436/2007 van de Commissie van 20 april 2007 betreffende het in artikel 16 van Verordening (EG) nr. 800/1999 bedoelde bewijs dat de douaneformaliteiten voor de invoer van suiker in een derde land zijn vervuld (4), de regeling voor het overleggen van het genoemde bewijs dat de douaneformaliteiten zijn vervuld, versoepeld tot en met 31 december 2007. |
(8) |
Aangezien de administratieve problemen die ten grondslag liggen aan deze afwijking nog niet zijn opgelost en gevolgen blijven hebben op de markt, moeten de alternatieve bewijzen van de aankomst ter bestemming ook in 2008 nog worden aanvaard. |
(9) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor suiker, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Voor de overeenkomstig artikel 32 van Verordening (EG) nr. 318/2006 verrichte uitvoer wordt het product als ingevoerd in een derde land beschouwd wanneer de volgende drie documenten worden overgelegd:
a) |
een kopie van het vervoersdocument; |
b) |
een verklaring van lossing van het product, afgegeven door een officiële dienst van het betrokken derde land of door een in het land van bestemming gevestigde officiële dienst van een lidstaat of door een op internationaal niveau in controle en toezicht gespecialiseerde firma die overeenkomstig artikel 16 bis tot en met artikel 16 septies, van Verordening (EG) nr. 800/1999 is erkend, waaruit blijkt dat het product de plaats van lossing heeft verlaten of althans dat het product voor zover de dienst of firma die de verklaring afgeeft bekend is, niet opnieuw is verladen met het oog op wederuitvoer; |
c) |
een door een in de Gemeenschap gevestigde erkende tussenpersoon afgegeven bankdocument waaruit blijkt dat het bedrag voor de betrokken uitvoer is gecrediteerd op de rekening die de exporteur bij deze tussenpersoon heeft lopen, of het betalingsbewijs. |
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2008 tot en met 31 december 2008.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 20 december 2007.
Voor de Commissie
Mariann FISCHER BOEL
Lid van de Commissie
(1) PB L 58 van 28.2.2006, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1260/2007 van de Commissie (PB L 283 van 27.10.2007, blz. 1).
(2) PB L 196 van 28.7.2007, blz. 26. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1298/2007 van de Commissie (PB L 289 van 7.11.2007, blz. 3).
(3) PB L 102 van 17.4.1999, blz. 11. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1001/2007 van de Commissie (PB L 226 van 30.8.2007, blz. 9).
(4) PB L 104 van 21.4.2007, blz. 14.
21.12.2007 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 337/56 |
VERORDENING (EG) Nr. 1542/2007 VAN DE COMMISSIE
van 20 december 2007
betreffende aanvoer- en weegprocedures voor haring, makreel en horsmakreel
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad van 20 december 2002 inzake de instandhouding en de duurzame exploitatie van de visbestanden in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid (1), en met name op artikel 23,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
In artikel 23, lid 5, van Verordening (EG) nr. 2371/2002 is bepaald dat nadere bepalingen kunnen worden vastgesteld met betrekking tot het opzetten van de administratieve en technische structuren om een doeltreffende controle, inspectie en handhaving overeenkomstig artikel 23, lid 3, van diezelfde verordening te garanderen. |
(2) |
Teneinde een eerlijke concurrentie te garanderen, dienen geharmoniseerde aanvoer- en weegprocedures te worden ingevoerd voor haring, makreel en horsmakreel. |
(3) |
In de periode 2002-2005 zijn aanvoer- en weegprocedures vastgesteld in nauwe samenwerking tussen de Gemeenschap, Noorwegen en de Faeröer en in de ontwikkelingsfase zijn deze opgenomen in de Gemeenschapswetgeving als overgangsmaatregelen op technisch en controlegebied zoals bedoeld in Verordening (EG) nr. 41/2007 van 21 december 2006 tot vaststelling, voor 2007, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Gemeenschap en, voor vaartuigen van de Gemeenschap, in andere wateren met vangstbeperkingen van toepassing zijn (2). |
(4) |
Met het oog op een adequate controle en inspectie van de aanvoer van haring, makreel en horsmakreel door communautaire vaartuigen mag aanvoer slechts worden toegestaan in aangewezen havens in de Gemeenschap of in derde landen die een systeem toepassen dat overeenkomt met het communautaire systeem voor de aanvoer en het wegen van deze soorten. |
(5) |
Teneinde de nauwkeurigheid van de gegevens in het logboek te verbeteren, dient te worden voorzien in bepaalde afwijkingen van Verordening (EEG) nr. 2807/83 van de Commissie van 22 september 1983 houdende uitvoeringsbepalingen inzake de registratie van gegevens over de visvangst van de lidstaten (3). Ter wille van de duidelijkheid dient te worden bepaald dat bepaalde eisen van deze verordening van toepassing zijn onverminderd die van Verordening (EEG) nr. 2847/93 van de Raad van 12 oktober 1993 tot invoering van een controleregeling voor het gemeenschappelijk visserijbeleid (4). |
(6) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor de visserij en de aquacultuur, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
HOOFDSTUK I
ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1
Toepassingsgebied
Deze verordening is van toepassing op aanvoer in de Europese Gemeenschap door vaartuigen uit de Gemeenschap en uit derde landen van hoeveelheden die per aanvoer meer dan 10 t haring (Clupea harengus), makreel (Scomber scombrus), horsmakreel (Trachurus spp.) of een combinatie daarvan bedragen, gevangen in
a) |
de ICES (5)-deelgebieden I, II, IIIa, IV, Vb, VI en VII wat haring betreft; |
b) |
de ICES-deelgebieden IIa, IIIa, IV, VI en VII wat makreel en horsmakreel betreft. |
Artikel 2
Aangewezen havens
1. De aanvoer van haring, makreel of horsmakreel buiten havens die zijn aangewezen door lidstaten of derde landen die overeenkomsten met de Gemeenschap hebben gesloten betreffende de aanvoer van deze soorten, is verboden.
2. Elke betrokken lidstaat verstrekt de Commissie een lijst van aangewezen havens waar haring, makreel of horsmakreel mogen worden aangevoerd. Voorts deelt hij de Commissie de in die havens geldende inspectie- en controleprocedures mee, alsook de voorwaarden voor de registratie en de melding van de hoeveelheden van elk van deze soorten bij elke aanvoer.
3. Elke betrokken lidstaat stelt de Commissie uiterlijk 15 dagen vóór de inwerkingtreding ervan in kennis van eventuele wijzigingen in de lijsten van havens en in de in lid 2 bedoelde inspectie- en controleprocedures.
4. De Commissie verstrekt de in de leden 2 en 3 bedoelde gegevens, alsook de lijst van de door derde landen aangewezen havens aan alle betrokken lidstaten.
5. De Commissie en de betrokken lidstaat publiceren de lijst van aangewezen havens en de wijzigingen daarin op hun respectieve websites.
HOOFDSTUK II
AANVOER IN DE GEMEENSCHAP
Artikel 3
Binnenvaren van de haven
1. De kapitein van een vissersvaartuig of zijn gemachtigde stelt de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waarin de aanvoer zal plaatsvinden, ten minste 4 uur vóór het binnenvaren van de betrokken aanvoerhaven in kennis van:
a) |
de haven die hij wil aandoen, alsmede de naam en het registratienummer van het vaartuig; |
b) |
het verwachte tijdstip van aankomst in die haven; |
c) |
de hoeveelheid in kilogram levend gewicht per aan boord aanwezige soort; |
d) |
het vangstgebied zoals gedefinieerd in artikel 10, onder d), hieronder. |
2. De lidstaten kunnen een kortere dan de in lid 1 genoemde kennisgevingsperiode vaststellen. In dat geval stelt de lidstaat de Commissie hiervan 15 dagen vóór de inwerkingtreding ervan in kennis. De Commissie en de betrokken lidstaten publiceren deze informatie op hun respectieve websites.
Artikel 4
Lossen
De bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaat eisen dat niet met het lossen wordt begonnen voordat daartoe toestemming is gegeven. Indien het lossen wordt onderbroken, kan dit pas worden hervat nadat hiervoor toestemming is verleend.
Artikel 5
Logboek
1. In afwijking van het bepaalde in punt 4.2 van bijlage IV bij Verordening (EEG) nr. 2807/83 legt de kapitein van een vissersvaartuig onmiddellijk na aankomst in de haven de desbetreffende bladzijde(n) uit het logboek over aan de bevoegde autoriteit van de aanvoerhaven.
2. De aan boord aanwezige hoeveelheden die overeenkomstig artikel 3, lid 1, onder c), vóór de aanvoer zijn opgegeven, dienen gelijk te zijn aan de in het logboek vermelde hoeveelheden nadat dit is ingevuld.
3. In afwijking van het bepaalde in artikel 5, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 2807/83 geldt voor de in het logboek vermelde ramingen van de hoeveelheden aan boord aanwezige vis (in kilogram) een tolerantiemarge van 10 %.
Artikel 6
Wegen van verse vis
1. Kopers van verse vis zien erop toe dat alle ontvangen hoeveelheden worden gewogen op door de bevoegde autoriteiten goedgekeurde systemen. Dit wegen gebeurt voordat de vis wordt gesorteerd, verwerkt, opgeslagen, uit de aanvoerhaven vervoerd of doorverkocht. Het resultaat van de weging wordt gebruikt voor het invullen van de aanvoeraangiften, verkoopdocumenten en overnameverklaringen.
2. Bij de gewichtsbepaling mag de aftrek voor water niet meer bedragen dan 2 %.
Artikel 7
Wegen van verse vis na vervoer
1. In afwijking van artikel 6, lid 1, kunnen de lidstaten toestaan dat verse vis wordt gewogen na vervoer vanuit de aanvoerhaven, mits de vis niet is gewogen bij de aanvoer en wordt vervoerd naar een bestemming op het grondgebied van de lidstaat die niet meer dan 100 km verwijderd is van de aanvoerhaven.
2. Het wegen van verse vis na vervoer, zoals bedoeld in lid 1, mag slechts worden toegestaan indien:
a) |
de container waarin de vis wordt vervoerd, van de plaats van aanvoer naar de plaats van weging wordt begeleid door een inspecteur, of |
b) |
de bevoegde autoriteiten van de plaats van aanvoer toestemming hebben gegeven om de vis te vervoeren. |
3. De in lid 2, onder b), bedoelde toestemming is gekoppeld aan de volgende voorwaarden:
a) |
onmiddellijk voordat de container de aanvoerhaven verlaat, verstrekt de koper of zijn gemachtigde de bevoegde autoriteiten een schriftelijke verklaring met de soort vis, de naam van het vaartuig waaruit deze is gelost, het unieke identificatienummer van de container en bijzonderheden over de bestemming waar de vis wordt gewogen; de verklaring moet de datum en het tijdstip, alsook het verwachte tijdstip van aankomst van de container op de plaats van bestemming bevatten; |
b) |
een kopie van de onder a) bedoelde verklaring wordt door de chauffeur tijdens het vervoer bewaard en op de plaats van bestemming aan de ontvanger van de vis overhandigd. |
Artikel 8
Openbare weeginstallaties voor verse vis
Indien openbare weeginstallaties worden gebruikt, verstrekt de partij die de vis weegt, de koper een weegbrief met vermelding van de datum en het tijdstip van de weging en het identificatienummer van de container. Een kopie van de weegbrief wordt aan het verkoopdocument of de overnameverklaring gehecht.
Artikel 9
Particuliere weeginstallaties voor verse vis
1. Indien particuliere weeginstallaties worden gebruikt, is het bepaalde in dit artikel van toepassing.
2. Het weegsysteem moet door de bevoegde autoriteiten zijn goedgekeurd, geijkt en verzegeld.
3. De partij die de vis weegt, houdt voor elk weegsysteem een gebonden, gepagineerd logboek bij („weeglogboek”) waarin het volgende wordt vermeld:
a) |
de naam en het registratienummer van het vaartuig waarvan de vis is gelost; |
b) |
het identificatienummer van de containers indien de vis vóór de weging overeenkomstig artikel 7 vanuit de aanvoerhaven is vervoerd. Elke containerlading wordt afzonderlijk gewogen en geregistreerd; |
c) |
de vissoort; |
d) |
het gewicht van iedere aanvoer; |
e) |
de datum en het tijdstip van aanvang en einde van de weging. |
4. Indien de weging wordt uitgevoerd op een transportband dient een zichtbare teller te zijn aangebracht waarop het cumulatieve gewicht van de aanvoer wordt geregistreerd. De stand van de teller bij de aanvang van de weging, alsook het cumulatieve totaal worden geregistreerd in het weeglogboek. Elk gebruik van het systeem wordt geregistreerd in het weeglogboek.
Artikel 10
Etikettering van bevroren vis
Vaartuigen mogen alleen bevroren vis aanvoeren die is geïdentificeerd met een duidelijk leesbaar etiket of stempel. Het etiket of stempel, dat op elke doos of blok bevroren vis wordt aangebracht, bevat de volgende vermeldingen:
a) |
naam of registratienummer van het vaartuig dat de vis heeft gevangen; |
b) |
soort; |
c) |
productiedatum; |
d) |
vangstgebied; het gebied verwijst naar het deelgebied en de sector of deelsector waarin krachtens het Gemeenschapsrecht vangstbeperkingen gelden. |
Artikel 11
Wegen van bevroren vis
1. Alle kopers of houders van bevroren vis zien erop toe dat de aangevoerde hoeveelheden worden gewogen voordat de vis wordt verwerkt, opgeslagen, vanuit de aanvoerhaven vervoerd of doorverkocht. Het gewicht van in dozen aangevoerde bevroren vis wordt per soort bepaald door vermenigvuldiging van het totale aantal dozen met een gemiddeld nettogewicht voor een doos, berekend volgens de in de bijlage vastgestelde methode.
2. De partij die de vis weegt, houdt per aanlanding een register bij waarin het volgende wordt vermeld:
a) |
de naam en het registratienummer van het vaartuig waarvan de vis is gelost; |
b) |
de soort aangevoerde vis; |
c) |
de omvang van de partij en van de steekproef van de pallets per soort overeenkomstig het bepaalde in punt 1 van de bijlage; |
d) |
het gewicht van elk pallet in de steekproef en het gemiddelde gewicht van de pallets; |
e) |
het aantal dozen per pallet in de steekproef; |
f) |
het tarragewicht per doos, indien verschillend van het in punt 4 van de bijlage vermelde tarragewicht; |
g) |
het gemiddelde gewicht van een lege pallet overeenkomstig het bepaalde in punt 3, onder b), van de bijlage; |
h) |
het gemiddelde gewicht per doos en per soort. |
3. Het resultaat van de weging wordt gebruikt voor het invullen van de aanvoeraangiften, verkoopdocumenten en overnameverklaringen.
Artikel 12
Bewaring van weegdocumenten
Het in artikel 9, lid 3, en artikel 11, lid 2, bedoelde weeglogboek en register en de kopieën van de in artikel 7, lid 3, onder b), bedoelde schriftelijke verklaringen worden gedurende zes jaar bewaard.
Artikel 13
Verkoopdocument en overnameverklaring
Onverminderd het bepaalde in artikel 9, lid 5, van Verordening (EEG) nr. 2847/93, leggen de verwerker, de ontvanger of de koper van de aangelande vis een kopie van het verkoopdocument of de overnameverklaring over aan de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaat zodra deze daarom verzoeken, maar in elk geval binnen 48 uur na het voltooien van de weging.
Artikel 14
Toegang door de bevoegde autoriteiten
De bevoegde autoriteiten hebben te allen tijde vrijelijk toegang tot het weegsysteem, de weeglogboeken, de schriftelijke verklaringen en alle gebouwen waar vis wordt verwerkt en bewaard.
Artikel 15
Kruiscontroles
De bevoegde autoriteiten voeren bij iedere aanvoer administratieve kruiscontroles uit ter vergelijking van:
1. |
de hoeveelheden per soort die zijn vermeld in de voorafgaande verklaring van aanvoer als bedoeld in artikel 3, lid 1, onder c), met de hoeveelheden die zijn vermeld in het logboek van het vaartuig; |
2. |
de hoeveelheden per soort die zijn vermeld in het logboek van het vaartuig, met de in de aanvoeraangifte vermelde hoeveelheden; |
3. |
de hoeveelheden per soort die zijn vermeld in de aanvoeraangifte, met de in het verkoopdocument of de overnameverklaring vermelde hoeveelheden; |
4. |
het in het logboek van het vaartuig vermelde vangstgebied en de VMS-gegevens voor het betrokken vaartuig. |
Artikel 16
Volledige inspectie
1. De bevoegde autoriteiten van een lidstaat zien erop toe dat ten minste 15 % van de aangevoerde hoeveelheden vis en ten minste 10 % van het aantal aanlandingen volledig worden geïnspecteerd. Deze inspecties worden verricht overeenkomstig de leden 2, 3 en 4.
2. De weging van de vangsten van het vaartuig wordt per soort gecontroleerd. Indien een voor inspectie geselecteerd vaartuig zijn vangst aan wal pompt, wordt de volledige lossing gecontroleerd. Bij aanvoer van bevroren vis worden alle dozen geteld en wordt de in de bijlage vastgestelde methode voor de berekening van het gemiddelde nettogewicht van de dozen gecontroleerd.
3. Naast de in artikel 15 bedoelde kruiscontroles vindt een vergelijking plaats van:
a) |
de per soort in het weeglogboek geregistreerde hoeveelheden met de per soort in het verkoopdocument of overnameverklaring geregistreerde hoeveelheden; |
b) |
de door de bevoegde autoriteiten op grond van artikel 7, lid 3, onder a), ontvangen schriftelijke verklaringen met de in artikel 7, lid 3, onder b) bedoelde schriftelijke verklaringen in het bezit van de ontvanger van de vis; |
c) |
de overeenkomstig artikel 9, lid 3, onder b), in het weeglogboek opgetekende identificatienummers van de containers met de nummers als vermeld in de in artikel 7, lid 3, onder a), bedoelde schriftelijke verklaringen. |
4. Zodra het lossen is beëindigd, wordt gecontroleerd of het vaartuig volledig leeg is.
Artikel 17
Verslag van de inspectieactiviteiten
Van alle in artikel 16 genoemde inspectieactiviteiten wordt verslag opgemaakt. Deze documenten worden gedurende zes jaar bewaard.
HOOFDSTUK III
SLOTBEPALINGEN
Artikel 18
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2008.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 20 december 2007.
Voor de Commissie
Joe BORG
Lid van de Commissie
(1) PB L 358 van 31.12.2002, blz. 59. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 865/2007 (PB L 192 van 24.7.2007, blz. 1).
(2) PB L 15 van 20.1.2007, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 898/2007 van de Commissie (PB L 196 van 28.7.2007, blz. 22).
(3) PB L 276 van 10.10.1983, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1804/2005 (PB L 290 van 4.11.2005, blz. 10).
(4) PB L 261 van 20.10.1993, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1967/2006 (PB L 409 van 30.12.2006, blz. 11).
(5) Internationale Raad voor het onderzoek van de zee, zoals gedefinieerd in Verordening (EEG) nr. 3880/91 van de Raad van 17 december 1991 inzake de verstrekking van statistieken van de nominale vangsten van lidstaten die in het noordwestelijke gedeelte van de Atlantische Oceaan vissen (PB L 365 van 31.12.1991, blz. 1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 448/2005 (PB L 74 van 19.3.2005, blz. 5).
BIJLAGE
Methode voor de berekening van het gemiddelde nettogewicht van dozen of blokken bevroren vis
1. |
Het gemiddelde gewicht per doos wordt per soort bepaald aan de hand van het bemonsteringsplan in onderstaande tabel. De steekproef van de pallets wordt aselect gekozen. Bemonsteringsplan
|
2. |
Elk pallet dozen in de steekproef wordt gewogen. Voor de berekening van het gemiddelde brutogewicht per pallet en per soort wordt het totale brutogewicht van alle pallets in de steekproef gedeeld door het totale aantal pallets in de steekproef. |
3. |
Voor de berekening van het nettogewicht per doos en per soort wordt van het in punt 2 bedoelde gemiddelde brutogewicht van het pallet het volgende afgetrokken:
Het resulterende nettogewicht per pallet en per soort wordt dan gedeeld door het aantal dozen op het pallet. |
4. |
Het in punt 3, onder a), bedoelde tarragewicht per doos bedraagt 1,5 kg. De lidstaten kunnen een verschillend tarragewicht per doos hanteren, mits zij hun steekproefmethode en eventuele wijzigingen daarin aan de Commissie ter goedkeuring voorleggen. |
21.12.2007 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 337/62 |
VERORDENING (EG) Nr. 1543/2007 VAN DE COMMISSIE
van 20 december 2007
houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 581/2004 tot opening van een permanente inschrijving voor de bepaling van de uitvoerrestituties voor bepaalde soorten boter en van Verordening (EG) nr. 582/2004 tot opening van een permanente inschrijving voor de bepaling van de uitvoerrestituties voor mageremelkpoeder
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector melk en zuivelproducten (1), en met name op artikel 31, lid 3, onder b), en lid 14,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij artikel 1, lid 1, van Verordening (EG) nr. 581/2004 van de Commissie (2) en artikel 1, lid 1, van Verordening (EG) nr. 582/2004 van de Commissie (3) is een permanente inschrijving geopend voor de bepaling van de restitutie bij uitvoer van bepaalde zuivelproducten naar alle bestemmingen met uitzondering van bepaalde derde landen en bepaalde gebieden. |
(2) |
Om een onjuiste interpretatie van de status van die bestemmingen te voorkomen, moet een onderscheid worden gemaakt tussen derde landen en gebieden van de lidstaten van de Europese Unie die geen deel uitmaken van het douanegebied van de Gemeenschap. |
(3) |
Bij artikel 2, lid 2, van Verordening (EG) nr. 581/2004 en artikel 2, lid 2, van Verordening (EG) nr. 582/2004 is de inschrijvingsperiode voor offertes betreffende uitvoerrestitutiecertificaten voor boter respectievelijk mageremelkpoeder vastgesteld. Gezien de situatie op de markt voor melk en zuivelproducten, is bij Verordening (EG) nr. 1119/2007 van de Commissie van 27 september 2007 houdende afwijking van Verordening (EG) nr. 581/2004 tot opening van een permanente inschrijving voor de bepaling van de uitvoerrestituties voor bepaalde soorten boter en van Verordening (EG) nr. 582/2004 tot opening van een permanente inschrijving voor de bepaling van de uitvoerrestituties voor mageremelkpoeder (4) bepaald dat er in het laatste kwartaal van 2007 slechts één inschrijvingsperiode per maand zal zijn. |
(4) |
Aangezien die marktsituatie waarschijnlijk blijft bestaan, en om onnodige administratieve procedures en lasten te voorkomen, moet worden bepaald dat deze frequentie met ingang van januari 2008 definitief wordt. |
(5) |
Daarom moeten de Verordeningen (EG) nr. 581/2004 en (EG) nr. 582/2004 dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(6) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor melk en zuivelproducten, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Verordening (EG) nr. 581/2004 wordt als volgt gewijzigd:
1. |
Artikel 1, lid 1, tweede alinea, wordt vervangen door: „De in de eerste alinea bedoelde producten zijn bestemd voor uitvoer naar alle bestemmingen, met uitzondering van de volgende landen en gebieden:
|
2. |
Artikel 2, lid 2, wordt vervangen door: „2. Elke inschrijvingsperiode begint om 13.00 uur (plaatselijke tijd Brussel) op de tweede dinsdag van de maand, met uitzondering van:
Indien de betrokken dinsdag een feestdag is, begint de periode om 13.00 uur (plaatselijke tijd Brussel) op de volgende werkdag. Elke inschrijvingsperiode eindigt om 13.00 uur (plaatselijke tijd Brussel) op de derde dinsdag van de maand, met uitzondering van:
Indien de betrokken dinsdag een feestdag is, eindigt de periode om 13.00 uur (plaatselijke tijd Brussel) op de voorgaande werkdag.”. |
Artikel 2
Verordening (EG) nr. 582/2004 wordt als volgt gewijzigd:
1. |
Artikel 1, lid 1, wordt vervangen door: „1. Een permanente inschrijving wordt geopend voor de bepaling van de uitvoerrestitutie voor in sector 9 van bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 3846/87 van de Commissie (5) bedoeld mageremelkpoeder in zakken met een netto-inhoud van ten minste 25 kg en met niet meer dan 0,5 gewichtspercenten toegevoegde melkvreemde bestanddelen van productcode ex ex 0402 10 19 9000, bestemd voor uitvoer naar alle bestemmingen, met uitzondering van de volgende landen en gebieden:
|
2. |
Artikel 2, lid 2, wordt vervangen door: „2. Elke inschrijvingsperiode begint om 13.00 uur (plaatselijke tijd Brussel) op de tweede dinsdag van de maand, met uitzondering van:
Indien de betrokken dinsdag een feestdag is, begint de periode om 13.00 uur (plaatselijke tijd Brussel) op de volgende werkdag. Elke inschrijvingsperiode eindigt om 13.00 uur (plaatselijke tijd Brussel) op de derde dinsdag van de maand, met uitzondering van:
Indien de betrokken dinsdag een feestdag is, eindigt de periode om 13.00 uur (plaatselijke tijd Brussel) op de voorgaande werkdag.”. |
Artikel 3
Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2008.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 20 december 2007.
Voor de Commissie
Mariann FISCHER BOEL
Lid van de Commissie
(1) PB L 160 van 26.6.1999, blz. 48. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1152/2007 (PB L 258 van 4.10.2007, blz. 3). Verordening (EG) nr. 1255/1999 wordt per 1 juli 2008 vervangen door Verordening (EG) nr. 1234/2007 (PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1).
(2) PB L 90 van 27.3.2004, blz. 64. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 276/2007 (PB L 76 van 16.3.2007, blz. 16).
(3) PB L 90 van 27.3.2004, blz. 67. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 276/2007.
(4) PB L 253 van 28.9.2007, blz. 23.
(5) PB L 366 van 24.12.1987, blz. 1.”.
21.12.2007 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 337/64 |
VERORDENING (EG) Nr. 1544/2007 VAN DE COMMISSIE
van 20 december 2007
tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2707/2000 van de Commissie houdende uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad ten aanzien van de toekenning van communautaire steun voor de verstrekking van melk en bepaalde zuivelproducten aan leerlingen in onderwijsinstellingen
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector melk en zuivelproducten (1), en met name op artikel 15,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij artikel 14, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1255/1999, zoals gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1152/2007 van de Raad, is het steunniveau voor aan leerlingen in onderwijsinstellingen verstrekte melk vastgesteld, ongeacht het vetgehalte, en is bepaald dat het steunniveau voor andere in aanmerking komende producten wordt aangepast. |
(2) |
Verordening (EG) nr. 2707/2000 van de Commissie (2) moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(3) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor melk en zuivelproducten, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Verordening (EG) nr. 2707/2000 wordt als volgt gewijzigd:
1. |
Artikel 3 wordt vervangen door: „Artikel 3 1. Lidstaten mogen de steun betalen voor in aanmerking komende producten, waarvan de lijst in bijlage I is vastgesteld. 2. In de Franse overzeese departementen mag de melk waaraan chocolade is toegevoegd of die op een andere wijze is gearomatiseerd, gereconstitueerde melk zijn. 3. De lidstaten mogen toestaan dat aan producten van categorie I maximaal 5 mg fluor per kilogram product wordt toegevoegd. 4. Steun voor de producten van bijlage I bij deze verordening wordt alleen toegekend als de producten voldoen aan de eisen van Verordening (EG) nr. 852/2004 van het Europees Parlement en de Raad (3) en Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad (4), met name die inzake de bereiding in een erkend bedrijf en de in bijlage II, sectie I, van Verordening (EG) nr. 853/2004 bedoelde identificatiemerken. |
2. |
Artikel 4, lid 1, wordt vervangen door: „1. De steunbedragen staan vermeld in bijlage II.” |
3. |
Artikel 5, lid 2, wordt vervangen door: „2. Voor producten van de categorieën II tot en met VI van bijlage I worden de hoeveelheden op basis van de volgende verhoudingen berekend:
|
4. |
De bijlagen I en II worden vervangen door de bijlage bij de onderhavige verordening. |
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2008.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 20 december 2007.
Voor de Commissie
Mariann FISCHER BOEL
Lid van de Commissie
(1) PB L 160 van 26.6.1999, blz. 48. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1152/2007 (PB L 258 van 4.10.2007, blz. 3). Verordening (EG) nr. 1255/1999 wordt per 1 juli 2008 vervangen door Verordening (EG) nr. 1234/2007 (PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1).
(2) PB L 311 van 12.12.2000, blz. 37. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 704/2007 (PB L 161 van 22.6.2007, blz. 31).
(3) PB L 139 van 30.4.2004, blz. 1, gerectificeerd in PB L 226 van 25.6.2004, blz. 3.
(4) PB L 139 van 30.4.2004, blz. 55, gerectificeerd in PB L 226 van 25.6.2004, blz. 22”.
BIJLAGE
BIJLAGE I
LIJST VAN DE PRODUCTEN WAARVOOR COMMUNAUTAIRE STEUN KAN WORDEN VERLEEND
Categorie I:
a) |
Warmtebehandelde melk. |
b) |
Warmtebehandelde melk waaraan chocolade is toegevoegd of die op een andere wijze is gearomatiseerd en die ten minste 90 gewichtspercenten melk als bedoeld onder a) bevat. |
c) |
Yoghurt of piimä/filmjölk of piimä/fil die is bereid uit melk als bedoeld onder a). |
Categorie II
Niet-gearomatiseerde (1) verse kaas en smeltkaas kaas met een vetgehalte, berekend op de droge stof, van ten minste 40 gewichtspercenten of meer.
Categorie III
Kaas, andere dan verse kaas en smeltkaas, met een op de droge stof berekend vetgehalte van 45 gewichtspercenten of meer.
Categorie IV
„Grana Padano”-kaas.
Categorie V
„Parmigiano Reggiano”-kaas.
Categorie VI
„Halloumi”-kaas.
BIJLAGE II
Steunbedragen
a) |
18,15 EUR/100 kg voor producten van categorie I |
b) |
54,45 EUR/100 kg voor producten van categorie II |
c) |
138,85 EUR/100 kg voor producten van categorie III |
d) |
154,28 EUR/100 kg voor producten van categorie IV |
e) |
169,70 EUR/100 kg voor producten van categorie V |
f) |
136,13 EUR/100 kg voor producten van categorie VI |
(1) Voor de doeleinden van deze categorie wordt onder niet-gearomatiseerde kaas die kaas verstaan die uitsluitend verkregen is uit melk, met dien verstande dat stoffen die voor de bereiding ervan noodzakelijk zijn, mogen worden toegevoegd, mits deze stoffen niet worden gebruikt voor de gehele of gedeeltelijke vervanging van een van de bestanddelen van de melk.
21.12.2007 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 337/67 |
VERORDENING (EG) Nr. 1545/2007 VAN DE COMMISSIE
van 20 december 2007
tot vaststelling van de aanvullende hoeveelheid ruwe rietsuiker van oorsprong uit de ACS-staten en India voor de voorziening van raffinaderijen in de periode van 1 oktober 2007 tot en met 30 september 2008
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 318/2006 van de Raad van 20 februari 2006 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector suiker (1), en met name op artikel 29, lid 4, tweede alinea,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
In artikel 29, lid 4, van Verordening (EG) nr. 318/2006 is bepaald dat, om voor een toereikende voorziening van communautaire raffinaderijen te zorgen, in de verkoopseizoenen 2006/2007, 2007/2008 en 2008/2009 de invoerrechten op een aanvullende hoeveelheid ingevoerde ruwe rietsuiker van oorsprong uit de in bijlage VI bij die verordening genoemde staten moeten worden geschorst. |
(2) |
Die aanvullende hoeveelheid moet overeenkomstig artikel 19 van Verordening (EG) nr. 950/2006 van de Commissie van 28 juni 2006 tot vaststelling, voor de verkoopseizoenen 2006/2007, 2007/2008 en 2008/2009, van de uitvoeringsbepalingen voor de invoer en de raffinage van suikerproducten in het kader van bepaalde tariefcontingenten en preferentiële overeenkomsten (2) worden berekend op basis van een op ramingen berustende communautaire voorzieningsbalans voor ruwe suiker. Voor het verkoopseizoen 2007/2008 geeft de voorzieningsbalans aan dat een aanvullende hoeveelheid ruwe suiker moet worden ingevoerd om de voorzieningsbehoeften van communautaire raffinaderijen te kunnen dekken. |
(3) |
Om ervoor te zorgen dat raffinaderijen in de Gemeenschap voldoende aanbod van ruwe suiker ter dekking van hun traditionele voorzieningsbehoeften hebben, dient de aanvullende hoeveelheid zo over de betrokken derde landen te worden verdeeld dat een volledige levering ervan is gegarandeerd. Wat India betreft, wordt het passend geacht vast te houden aan een initiële hoeveelheid van 10 000 ton. Voor de resterende voorzieningsbehoefte dient een totale hoeveelheid te worden vastgesteld voor de ACS-staten, die zich er collectief toe hebben verbonden onderling procedures voor de verdeling van de hoeveelheden te zullen toepassen om een adequate voorziening van de betrokken raffinaderijen te garanderen. |
(4) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor suiker, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Voor de periode van 1 oktober 2007 tot en met 30 september 2008 bedraagt de in artikel 29, lid 4, van Verordening (EG) nr. 318/2006 bedoelde aanvullende hoeveelheid ruwe rietsuiker bestemd om te worden geraffineerd van GN-code 1701 11 10:
a) |
70 000 ton, uitgedrukt in witte suiker, van oorsprong uit de in bijlage VI bij Verordening (EG) nr. 318/2006 genoemde staten met uitzondering van India; |
b) |
10 000 ton, uitgedrukt in witte suiker, van oorsprong uit India. |
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 20 december 2007.
Voor de Commissie
Mariann FISCHER BOEL
Lid van de Commissie
(1) PB L 58 van 28.2.2006, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1260/2007 (PB L 283 van 27.10.2007, blz. 1).
(2) PB L 178 van 1.7.2006, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 371/2007 (PB L 92 van 3.4.2007, blz. 6).
21.12.2007 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 337/68 |
VERORDENING (EG) Nr. 1546/2007 VAN DE COMMISSIE
van 20 december 2007
houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 1898/2005 van de Commissie tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad, wat betreft maatregelen voor de afzet van room, boter en boterconcentraat op de markt van de Gemeenschap
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector melk en zuivelproducten (1), en met name op de artikelen 10 en 15,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Verordening (EG) nr. 1152/2007 van de Raad zijn de bepalingen van Verordening (EG) nr. 1255/1999 betreffende de particuliere opslag van boter en room gewijzigd, met name door de afschaffing van de verwijzing naar de nationale kwaliteitsklassen als criterium voor het al of niet in aanmerking komen voor steun voor de particuliere opslag van boter. |
(2) |
Met het oog op die nieuwe regelingen is het dienstig de criteria voor het in aanmerking komen voor de bij Verordening (EG) nr. 1898/2005 (2) vastgestelde steunregelingen voor de afzet van room, boter en boterconcentraat op één lijn te brengen. Met name referenties naar de nationale kwaliteitsklassen moeten worden geschrapt en zo nodig worden vervangen door de subsidiabiliteitscriteria van Verordening (EG) nr. 1255/1999. De betrokken bepalingen inzake controles moeten dienovereenkomstig worden aangepast. |
(3) |
Verordening (EG) nr. 1898/2005 moet derhalve worden gewijzigd. |
(4) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor melk en zuivelproducten, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Verordening (EG) nr. 1898/2005 wordt als volgt gewijzigd:
1. |
Artikel 5, lid 1, onder a), wordt vervangen door:
|
2. |
Artikel 45, lid 2, wordt vervangen door: „2. Wanneer de toevoeging van verklikstoffen aan de boter of de room, of de bijmenging van de boter of de room in de eindproducten of, in voorkomend geval, in de tussenproducten plaatsvindt in een andere lidstaat dan die van vervaardiging, gaat die boter of room vergezeld van een door de bevoegde instantie van de lidstaat van vervaardiging afgegeven certificaat waarin het volgende wordt vermeld:
3. Wanneer de lidstaat van vervaardiging de in artikel 5, lid 1, van deze verordening bedoelde controles inzake de aard en samenstelling van de boter heeft uitgevoerd, bevat het in lid 2 van dit artikel bedoelde certificaat ook de resultaten van die controles en een bevestiging dat het betrokken product boter is in de zin van artikel 6, lid 3, eerste alinea, van Verordening (EG) nr. 1255/1999. In dat geval wordt de verpakking verzegeld met een genummerd etiket dat is afgegeven door de bevoegde instantie van de lidstaat van vervaardiging. Dat nummer wordt op het betrokken certificaat vermeld.”. |
3. |
Artikel 72, onder b), punt i), wordt vervangen door:
|
4. |
Artikel 74, lid 2, wordt vervangen door: „2. Voor de in artikel 6, lid 3, eerste alinea, tweede streepje, van Verordening (EG) nr. 1255/1999 bedoelde boter wordt het in lid 1 van het onderhavige artikel vastgestelde steunbedrag vermenigvuldigd met de coëfficiënt 0,9756.”. |
5. |
Artikel 81, lid 1, wordt vervangen door: „1. De boter wordt aan de begunstigde geleverd in verpakkingen waarop duidelijk leesbaar en onuitwisbaar het in artikel 72, onder b), bedoelde identificatiemerk en één of meer van de in bijlage XVI, punt 1, opgenomen vermeldingen zijn aangebracht.”. |
6. |
Artikel 82 wordt vervangen door: „Artikel 82 1. De lidstaten treffen de nodige controlemaatregelen om ervoor te zorgen dat de bepalingen van dit hoofdstuk in acht worden genomen. Met name worden de handelsdocumenten en de voorraadboekhouding van de leverancier gecontroleerd overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 4045/89 (3). Bovendien wordt gecontroleerd of de boter voor steun in aanmerking komt door willekeurig genomen fysieke monsters te analyseren, om na te gaan of aan artikel 72, onder b), punt i), van deze verordening is voldaan en om de boter te controleren op de afwezigheid van melkvreemd vet. Over de controles wordt een verslag opgesteld, waarin de datum van de controle, de duur van de controle en de verrichte controlehandelingen worden vermeld. 2. Wanneer de boter wordt geproduceerd in een andere lidstaat dan waar hij door een begunstigde wordt gekocht, moet voor de betaling van de steun een door de bevoegde instantie van de lidstaat van vervaardiging afgegeven certificaat worden overgelegd. In dat certificaat wordt bevestigd dat de betrokken boter is vervaardigd in een erkend bedrijf waar wordt gecontroleerd of de boter is vervaardigd van room of melk in de zin van artikel 6, lid 6, van Verordening (EG) nr. 1255/1999. Wanneer de lidstaat van vervaardiging de in artikel 72, onder b), van deze verordening bedoelde controles inzake de aard en samenstelling van de boter heeft uitgevoerd, bevat het in de eerste alinea bedoelde certificaat ook de resultaten van die controles en een bevestiging dat het betrokken product boter is in de zin van artikel 6, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1255/1999. In dat geval wordt de verpakking verzegeld met een genummerd etiket dat is afgegeven door de bevoegde instantie van de lidstaat van vervaardiging. Dat nummer wordt op het betrokken certificaat vermeld. |
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2008.
De punten 3 tot en met 6 van artikel 1 zijn van toepassing op alle leveringen van boter op basis van de in artikel 75, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1898/2005 bedoelde bonnen die geldig zijn voor de maand januari 2008 en volgende.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 20 december 2007.
Voor de Commissie
Mariann FISCHER BOEL
Lid van de Commissie
(1) PB L 160 van 26.6.1999, blz. 48. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1152/2007 (PB L 258 van 4.10.2007, blz. 3). Verordening (EG) nr. 1255/1999 wordt per 1 juli 2008 vervangen door Verordening (EG) nr. 1234/2007 (PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1).
(2) PB L 308 van 25.11.2005, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 96/2007 (PB L 25 van 1.2.2007, blz. 6).
(3) PB L 388 van 30.12.1989, blz. 18.”.
21.12.2007 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 337/70 |
VERORDENING (EG) Nr. 1547/2007 VAN DE COMMISSIE
van 20 december 2007
tot instelling van een overgangsperiode voor de verwijdering van de Republiek Kaapverdië uit de lijst van landen die in aanmerking komen voor de bijzondere regeling voor de minst ontwikkelde landen, zoals opgenomen in Verordening (EG) nr. 980/2005 van de Raad houdende toepassing van een schema van algemene tariefpreferenties
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 980/2005 van de Raad van 27 juni 2005 houdende toepassing van een schema van algemene tariefpreferenties (1), en met name op artikel 12, lid 7,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De Republiek Kaapverdië (hierna „Kaapverdië” genoemd) is opgenomen in de bijzondere regeling voor de minst ontwikkelde landen in het kader van het communautair schema van algemene tariefpreferenties. |
(2) |
Artikel 12, lid 7, van Verordening (EG) nr. 980/2005 bepaalt dat een land van de lijst van landen die in aanmerking komen voor de bijzondere regeling voor de minst ontwikkelde landen wordt geschrapt wanneer dat land door de Verenigde Naties van de lijst van de minst ontwikkelde landen wordt verwijderd. Hetzelfde artikel voorziet ook in de instelling van een overgangsperiode van ten minste drie jaar om eventuele negatieve gevolgen van het wegvallen van de tariefpreferenties uit hoofde van de bijzondere regeling voor de minst ontwikkelde landen te ondervangen. |
(3) |
Kaapverdië is met ingang van 1 januari 2008 door de Verenigde Naties van de lijst van de minst ontwikkelde landen verwijderd (2). |
(4) |
Daarom moet Kaapverdië tot eind 2010 in aanmerking kunnen blijven komen voor de preferenties uit hoofde van de bijzondere regeling voor de minst ontwikkelde landen. |
(5) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité algemene tariefpreferenties, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De Republiek Kaapverdië wordt met ingang van 1 januari 2011 geschrapt van de lijst van landen die in aanmerking komen voor de bijzondere regeling voor de minst ontwikkelde landen in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 980/2005.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 20 december 2007.
Voor de Commissie
Peter MANDELSON
Lid van de Commissie
(1) PB L 169 van 30.6.2005, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 606/2007 van de Commissie (PB L 141 van 2.6.2007, blz. 4).
(2) Resolutie A/Res/59/210 van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties van 20 december 2004.
21.12.2007 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 337/71 |
VERORDENING (EG) Nr. 1548/2007 VAN DE COMMISSIE
van 20 december 2007
tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1973/2004 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad met betrekking tot de bij de titels IV en IV bis van die verordening ingestelde steunregelingen en het gebruik van braakgelegde grond voor de productie van grondstoffen
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad van 29 september 2003 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers en houdende wijziging van de Verordeningen (EEG) nr. 2019/93, (EG) nr. 1452/2001, (EG) nr. 1453/2001, (EG) nr. 1454/2001, (EG) nr. 1868/94, (EG) nr. 1251/1999, (EG) nr. 1254/1999, (EG) nr. 1673/2000, (EEG) nr. 2358/71 en (EG) nr. 2529/2001 (1), en met name op artikel 145, leden d bis) en d quinquies),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Verordening (EG) nr. 1782/2003 zijn de voorschriften met betrekking tot de gekoppelde steun voor groenten en fruit vastgesteld. De hoofdstukken 10 octies en 10 nonies van titel IV van Verordening (EG) nr. 1782/2003 voorzien in overgangsbetalingen voor groenten en fruit en een overgangsbetaling voor zacht fruit. Daarom moeten uitvoeringsbepalingen voor de toekenning van die steunbedragen worden vastgesteld. |
(2) |
Artikel 143 quater van Verordening (EG) nr. 1782/2003 staat nieuwe lidstaten toe communautaire rechtstreekse betalingen aan te vullen. Een aantal rechtstreekse betalingen is volledig of gedeeltelijk in de bedrijfstoeslagregeling opgenomen in alle andere lidstaten dan die nieuwe lidstaten die nog steeds de regeling inzake één enkele areaalbetaling toepassen. In de context van die ontwikkelingen bij de uitvoering van de bedrijfstoeslagregeling hebben, blijkens de ervaring met aanvullende nationale rechtstreekse betalingen, nieuwe lidstaten enige problemen ondervonden bij de toepassing van het bepaalde in artikel 143 quater van die verordening. Derhalve is het, om voor meer duidelijkheid te zorgen, dienstig sommige bepalingen van artikel 143 quater, leden 2 en 7, van die verordening nader te preciseren. |
(3) |
In afdeling I, punt E, van bijlage VIII bij de Akte van toetreding van Bulgarije en Roemenië is bepaald dat in Bulgarije en Roemenië als onderdeel van de tijdelijke aanvullende plattelandsontwikkelingsmaatregelen steun kan worden verleend aan landbouwers die in aanmerking komen voor aanvullende nationale rechtstreekse betalingen. In het geval dat een communautaire bijdrage wordt verleend in dergelijke steun, die zelf ook de vorm van aanvullende nationale rechtstreekse betalingen aanneemt, dienen de bij Verordening (EG) nr. 796/2004 van de Commissie (2) vastgestelde uitvoeringsbepalingen inzake de randvoorwaarden, de modulatie en het geïntegreerd beheers- en controlesysteem waarin is voorzien bij Verordening (EG) nr. 1782/2003, ervoor te gelden. De bepaling waarbij dat beginsel wordt ingevoerd, moet van toepassing zijn met ingang van de datum waarop Bulgarije en Roemenië tot de Europese Unie zijn toegetreden. |
(4) |
In artikel 110 duovicies, lid 3, en artikel 110 tervicies, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 is bepaald dat de in die artikelen bedoelde steunbedragen worden verleend op voorwaarde dat een verwerkingscontract is gesloten. Daartoe dient te worden verlangd dat ten aanzien van de betrokken landbouwgrondstoffen een contract wordt gesloten tussen, enerzijds, een erkende eerste verwerker en, anderzijds, een teler of een erkende telersvereniging die hem vertegenwoordigt, of, ook in dit geval ter verkrijging van de overgangsbetalingen voor groenten en fruit en de overgangsbetaling voor zacht fruit, een erkende inzamelaar die de teler vertegenwoordigt. |
(5) |
Om te garanderen dat de grondstoffen die afkomstig zijn van de oppervlakten waarvoor de overgangsbetalingen voor groenten en fruit en de overgangsbetaling voor zacht fruit worden verleend, uiteindelijk worden verwerkt, dient een regeling voor de erkenning van eerste verwerkers en inzamelaars te worden ingesteld. Overeenkomstig uitvoeringsbepalingen die op nationaal niveau door de bevoegde autoriteiten moeten worden vastgesteld, dienen dergelijke erkende marktdeelnemers aan minimumeisen te voldoen en bij niet-nakoming van hun verplichtingen te worden gestraft. |
(6) |
Om het totaalbedrag voor de overgangsbetalingen voor groenten en fruit op passende wijze te kunnen beheren dienen de lidstaten vroeg in het jaar een indicatief steunbedrag per hectare en vóór de periode waarin de betalingen worden verricht, het definitieve steunbedrag per hectare vast te stellen. |
(7) |
Verordening (EG) nr. 1973/2004 van de Commissie (3) moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(8) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor rechtstreekse betalingen, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Verordening (EG) nr. 1973/2004 wordt als volgt gewijzigd:
1. |
Aan artikel 1, lid 1, wordt het volgende punt t) toegevoegd:
|
2. |
In artikel 2 wordt lid 1 vervangen door: „1. De in artikel 1, onder a), b), c), e), h), i), j), m), p) en t), bedoelde rechtstreekse betalingen worden slechts toegekend voor de oppervlakten per gewastype waarvoor een aanvraag voor ten minste 0,3 ha is ingediend, waarbij elk beteeld perceel niet kleiner is dan de minimumomvang die de lidstaat binnen de in artikel 14, lid 4, van Verordening (EG) nr. 796/2004 aangegeven grenzen heeft vastgesteld. In het geval van Malta worden de in artikel 1, onder a), b), c), e), h), i), j), m), p) en t), bedoelde rechtstreekse betalingen slechts toegekend voor de oppervlakten per gewastype waarvoor een aanvraag voor ten minste 0,1 ha is ingediend, waarbij elk beteeld perceel niet kleiner is dan de minimumomvang die de lidstaat binnen de in artikel 14, lid 4, van Verordening (EG) nr. 796/2004 aangegeven grenzen heeft vastgesteld. In het geval van Griekenland worden de in artikel 1, onder t), bedoelde overgangsbetalingen voor groenten en fruit slechts toegekend voor de oppervlakten per gewastype waarvoor een aanvraag voor ten minste 0,1 ha is ingediend, waarbij elk beteeld perceel niet kleiner is dan de minimumomvang die de lidstaat binnen de in artikel 14, lid 4, van Verordening (EG) nr. 796/2004 aangegeven grenzen heeft vastgesteld. In het geval van Bulgarije, Letland, Hongarije en Polen wordt de in artikel 1, onder t), bedoelde overgangsbetaling voor zacht fruit slechts toegekend voor de oppervlakten per gewastype waarvoor een aanvraag voor ten minste 0,1 ha is ingediend, waarbij elk beteeld perceel niet kleiner is dan de minimumomvang die de lidstaat binnen de in artikel 14, lid 4, van Verordening (EG) nr. 796/2004 aangegeven grenzen heeft vastgesteld.”. |
3. |
In artikel 2, lid 2, wordt de eerste alinea vervangen door: „De in artikel 1, onder a), b), c), h), j) en t), bedoelde rechtstreekse betalingen worden slechts toegekend voor volledig ingezaaide of beplante oppervlakten waarop alle normale teeltwerkzaamheden in overeenstemming met de plaatselijke normen zijn uitgevoerd.”. |
4. |
Aan artikel 3, lid 1, onder e), wordt het volgende punt v) toegevoegd:
|
5. |
Na artikel 139 wordt het volgende artikel ingevoegd: „Artikel 139 bis Subsidiabiliteitsvoorwaarden 1. Voor de toepassing van artikel 143 quater van Verordening (EG) nr. 1782/2003 wordt onder „overeenkomstige rechtstreekse betaling die dan geldt voor de lidstaten van de Gemeenschap in haar samenstelling op 30 april 2004” in de zin van lid 2, vierde alinea, van dat artikel verstaan welke rechtstreekse betaling dan ook die in bijlage I bij die verordening is vermeld, die wordt toegekend in het jaar waarin de aanvullende nationale rechtstreekse betalingen worden aangevraagd, en waarvoor soortgelijke subsidiabiliteitsvoorwaarden gelden als voor de betrokken aanvullende nationale rechtstreekse betaling. 2. Bij de toepassing van artikel 143 quater, lid 7, tweede streepje, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 houdt de Commissie met name rekening met de in artikel 143 quater, lid 5, van die verordening bedoelde specifieke totaalbedragen per (sub)sector en met de subsidiabiliteitsvoorwaarden die gelden voor de overeenkomstige rechtstreekse betaling die dan geldt voor de lidstaten van de Gemeenschap in haar samenstelling op 30 april 2004.”. |
6. |
In artikel 140 wordt lid 1 vervangen door: „1. Verordening (EG) nr. 796/2004 is van toepassing voor de aanvullende nationale rechtstreekse betalingen die overeenkomstig artikel 33 nonies van Verordening (EG) nr. 1257/1999 of, in het geval van Bulgarije en Roemenië, overeenkomstig afdeling I, punt E, van bijlage VIII bij de Akte van toetreding van Bulgarije en Roemenië worden medegefinancierd.”. |
7. |
Na hoofdstuk 17 quater wordt het volgende hoofdstuk 17 quinquies ingevoegd: „HOOFDSTUK 17 quinquies OVERGANGSBETALINGEN VOOR GROENTEN EN FRUIT EN OVERGANGSBETALING VOOR ZACHT FRUIT Artikel 171 quinquies Begripsomschrijvingen Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
Artikel 171 quinquies bis Contract 1. Onverminderd de toepassing door de lidstaten van de mogelijkheid waarin artikel 110 duovicies, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 voorziet, wordt het in artikel 110 duovicies, lid 3, en artikel 110 tervicies, lid 2, van die verordening bedoelde contract voor verwerking gesloten tussen, enerzijds, een erkende eerste verwerker in de zin van artikel 171 quinquies ter en, anderzijds, een aanvrager of een erkende telersvereniging die deze vertegenwoordigt, of een erkende inzamelaar in de zin van artikel 171 quinquies ter die de aanvrager vertegenwoordigt. Indien de erkende telersvereniging tevens als erkende eerste verwerker fungeert, kan het contract de vorm van een leveringsverbintenis aannemen. 2. Het contract of de leveringsverbintenis bevat ten minste de volgende gegevens:
In het geval dat het contract wordt gesloten tussen een erkende eerste verwerker en een erkende telersvereniging of een erkende inzamelaar die de aanvrager vertegenwoordigt, bevat het contract tevens de naam en het adres van de betrokken aanvragers zoals bedoeld onder a) en voor elke betrokken aanvrager de soorten en de beteelde oppervlakte zoals bedoeld onder b). Artikel 171 quinquies ter Erkenning van de eerste verwerkers en de inzamelaars 1. Voor de toepassing van dit hoofdstuk zetten de lidstaten een regeling voor de erkenning van de op hun grondgebied gevestigde eerste verwerkers en inzamelaars op. Met name stellen zij voorwaarden voor de erkenning vast die ten minste het volgende garanderen:
2. De lidstaten zetten een procedure voor controles inzake de erkenning op. De overeenkomstig Verordening (EG) nr. 2201/96 en Verordening (EG) nr. 2202/96 verleende erkenningen blijven geldig voor de toepassing van dit hoofdstuk. 3. Wanneer blijkt dat een erkende eerste verwerker of inzamelaar de bij dit hoofdstuk vastgestelde verplichtingen niet nakomt of de op basis van dit hoofdstuk vastgestelde nationale bepalingen niet naleeft, of wanneer een erkende eerste verwerker of inzamelaar de overeenkomstig Verordening (EG) nr. 796/2004 door de bevoegde autoriteiten te verrichten controles niet aanvaardt of vergemakkelijkt, leggen de lidstaten passende boeten op. De hoogte van de boeten wordt berekend in het licht van de ernst van de overtreding. 4. Ten minste twee maanden vóór de overeenkomstig artikel 11, lid 2, of artikel 13, lid 13 bis, van Verordening (EG) nr. 796/2004 vastgestelde datum maken de lidstaten een lijst van de erkende eerste verwerkers en inzamelaars openbaar. Artikel 171 quinquies quater Steunniveau bij de overgangsbetalingen voor groenten en fruit 1. Ter uitvoering van artikel 110 duovicies, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 en vóór 15 maart van het jaar waarvoor de steun wordt aangevraagd, stellen de lidstaten het indicatieve steunbedrag per hectare vast en maken zij dat bedrag openbaar. 2. Ter uitvoering van artikel 110 duovicies, leden 1 en 2, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 stellen de lidstaten het definitieve steunbedrag per hectare vast op basis van de geconstateerde oppervlakte. |
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2008. Artikel 1, punt 6, is evenwel van toepassing met ingang van 1 januari 2007.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 20 december 2007.
Voor de Commissie
Mariann FISCHER BOEL
Lid van de Commissie
(1) PB L 270 van 21.10.2003, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1276/2007 van de Commissie (PB L 284 van 30.10.2007, blz. 11).
(2) PB L 141 van 30.4.2004, blz. 18. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 972/2007 (PB L 216 van 21.8.2007, blz. 3).
(3) PB L 345 van 20.11.2004, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 993/2007 (PB L 222 van 28.8.2007, blz. 10).
(4) PB L 297 van 21.11.1996, blz. 29.
(5) PB L 273 van 17.10.2007, blz. 1.”.
21.12.2007 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 337/75 |
VERORDENING (EG) Nr. 1549/2007 VAN DE COMMISSIE
van 20 december 2007
tot wijziging van Verordening (EG) nr. 616/2007 houdende opening en vaststelling van de wijze van beheer van communautaire tariefcontingenten voor vlees van pluimvee van oorsprong uit Brazilië, Thailand en andere derde landen
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EEG) nr. 2777/75 van de Raad van 29 oktober 1975 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector slachtpluimvee (1), en met name op artikel 6, lid 1,
Gelet op Besluit 2007/360/EG van de Raad van 29 mei 2007 inzake de sluiting van overeenkomsten in de vorm van een proces-verbaal van overeenstemming tussen de Europese Gemeenschap en de Federale Republiek Brazilië en tussen de Europese Gemeenschap en het Koninkrijk Thailand uit hoofde van artikel XXVIII van de Algemene Overeenkomst betreffende Tarieven en Handel 1994 (GATT 1994) met betrekking tot de wijziging van concessies voor pluimvee (2), en met name op artikel 2,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Verordening (EG) nr. 616/2007 van de Commissie (3) biedt verwerkers de mogelijkheid om onder bepaalde voorwaarden invoercertificaten aan te vragen. |
(2) |
Gezouten vlees van pluimvee van GN-code 0210 99 39 valt niet onder Verordening (EEG) nr. 2777/75. Derhalve moeten ook marktdeelnemers die traditionele importeurs zijn van dit product, in aanmerking kunnen komen voor het specifieke contingent voor gezouten vlees van pluimvee. |
(3) |
In Verordening (EG) nr. 616/2007 is met name als voorwaarde gesteld dat de verwerking betrekking moet hebben op basis van vlees van pluimvee van de GN-codes 0207 of 0210 dat moet zijn verwerkt tot onder Verordening (EEG) nr. 2777/75 vallende bereidingen op basis van vlees van pluimvee van GN-code 1602. |
(4) |
Aangezien Verordening (EEG) nr. 2777/75 geen betrekking heeft op gehomogeniseerde bereidingen van GN-code 1602 10 en bepaalde in dit type van verwerking gespecialiseerde marktdeelnemers belangstelling hebben getoond om gebruik te maken van de bij Verordening (EG) nr. 616/2007 geopende contingenten, moet ook de verwerking tot deze bereidingen in de regeling worden opgenomen, met dien verstande dat het hierbij alleen mag gaan om gehomogeniseerde bereidingen die uitsluitend vlees van pluimvee bevatten. |
(5) |
De ervaring leert dat de beschikbare hoeveelheden voor de groepen 6 en 8 niet worden gebruikt. Een van de oorzaken voor het niet-opgebruiken van de contingenten is het feit dat de bij de onderhavige verordening vastgestelde minimumhoeveelheid van 100 t waarop de aanvraag van een marktdeelnemer betrekking moet hebben, te groot is, aangezien het vaak om nichemarkten gaat. |
(6) |
Derhalve moet de minimumhoeveelheid waarop de aanvraag van elke marktdeelnemer betrekking moet hebben, voor deze specifieke groepen worden verlaagd. |
(7) |
De invoercertificaten worden minstens twee maanden vóór het begin van de deelperiode of de betrokken periode — en derhalve van hun geldigheidsperiode — door de lidstaten aan de marktdeelnemers afgegeven. De tijdsspanne tussen de afgifte van de certificaten en de mogelijkheid om met deze certificaten in te voeren, is bijzonder lang. |
(8) |
Om te vermijden dat bepaalde invoercertificaten vóór het begin van hun geldigheidsperiode worden gebruikt, moet het begin van de geldigheidsperiode op de invoercertificaten worden vermeld. |
(9) |
Verordening (EG) nr. 616/2007 dient derhalve dienovereenkomstig te worden gewijzigd. |
(10) |
De in de onderhavige verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor slachtpluimvee en eieren, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Verordening (EG) nr. 616/2007 wordt als volgt gewijzigd:
1. |
Artikel 4, lid 1, wordt vervangen door: „1. Voor de toepassing van artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1301/2006 moet een aanvrager van een invoercertificaat bij de indiening van zijn eerste aanvraag voor een bepaalde contingentperiode bewijzen dat hij ten minste 50 t producten van Verordening (EEG) nr. 2777/75 of gezouten vlees van pluimvee van GN-code 0210 99 39 heeft in- of uitgevoerd gedurende elk van beide in genoemd artikel 5 bedoelde perioden.”. |
2. |
Artikel 4, lid 2, eerste alinea, wordt vervangen door: „2. In afwijking van artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1301/2006 en lid 1 van het onderhavige artikel kan de aanvrager van een invoercertificaat op het moment van de indiening van zijn eerste aanvraag die betrekking heeft op een bepaalde contingentperiode, ook het bewijs leveren dat hij in elk van de in artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1301/2006 bedoelde perioden ten minste 1 000 t vlees van pluimvee van de GN-codes 0207 of 0210 heeft verwerkt tot onder Verordening (EEG) nr. 2777/75 vallende bereidingen op basis van vlees van pluimvee van GN-code 1602 of tot gehomogeniseerde bereidingen van GN-code 1602 10 00 die alleen vlees van pluimvee bevatten.”. |
3. |
Artikel 4, lid 5, tweede alinea, wordt vervangen door: „Voor de groepen 3, 6 en 8 bedraagt de minimumhoeveelheid waarop de certificaataanvraag betrekking moet hebben, evenwel 10 t.”. |
4. |
Bijlage II, deel B, wordt vervangen door de bijlage bij de onderhavige verordening. |
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 20 december 2007.
Voor de Commissie
Mariann FISCHER BOEL
Lid van de Commissie
(1) PB L 282 van 1.11.1975, blz. 77. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 679/2006 (PB L 119 van 4.5.2006, blz. 1).
(2) PB L 138 van 30.5.2007, blz. 10.
(3) PB L 142 van 5.6.2007, blz. 3.
BIJLAGE
„B. |
In artikel 4, lid 7, tweede alinea, bedoelde vermeldingen:
|
21.12.2007 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 337/79 |
VERORDENING (EG) Nr. 1550/2007 VAN DE COMMISSIE
van 20 december 2007
tot wijziging van Verordening (EG) nr. 796/2004 houdende uitvoeringsbepalingen inzake de randvoorwaarden, de modulatie en het geïntegreerd beheers- en controlesysteem waarin is voorzien bij Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad van 29 september 2003 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers en houdende wijziging van de Verordeningen (EEG) nr. 2019/93, (EG) nr. 1452/2001, (EG) nr. 1453/2001, (EG) nr. 1454/2001, (EG) nr. 1868/94, (EG) nr. 1251/1999, (EG) nr. 1254/1999, (EG) nr. 1673/2000, (EEG) nr. 2358/71 en (EG) nr. 2529/2001 (1), en met name op artikel 145, onder c), d bis), l), m), n) en p),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De Commissie heeft in haar verslag aan de Raad over de toepassing van het stelsel van randvoorwaarden (2) gewezen op een aantal mogelijke verbeteringen om de regels voor die toepassing doelmatiger te maken en te vereenvoudigen. Om die verbeteringen van kracht te laten worden moet Verordening (EG) nr. 796/2004 van de Commissie (3) in verscheidene opzichten worden gewijzigd. |
(2) |
In artikel 143 ter ter van Verordening (EG) nr. 1782/2003 is bepaald dat de lidstaten die de bij artikel 143 ter van die verordening ingestelde regeling inzake één enkele areaalbetaling toepassen, kunnen besluiten een afzonderlijke betaling voor groenten en fruit te verlenen. Die betaling houdt door haar aard geen verband met landbouwgrond, om welke reden de in Verordening (EG) nr. 796/2004 opgenomen bepalingen betreffende de verzamelaanvraag er niet voor gelden. Daarom dient de definitie van de oppervlaktegebonden steunregelingen dienovereenkomstig te worden gewijzigd en dient te worden voorzien in een passende aanvraagprocedure. |
(3) |
De bepalingen betreffende de bij hoofdstuk 10 sexies van titel IV van Verordening (EG) nr. 1782/2003 ingestelde suikerbetaling zijn achterhaald en moeten worden geschrapt. |
(4) |
Voor Bulgarije en Roemenië moet worden bepaald wat het referentiejaar is voor de vaststelling van het op het niveau van de lidstaat te handhaven aandeel blijvend grasland. Tevens dient te worden bepaald op welke datum de informatie over dat aandeel uiterlijk aan de Commissie moet worden verstrekt. |
(5) |
In verband met de invoering van de bij hoofdstuk 10 octies van Verordening (EG) nr. 1782/2003 ingestelde overgangsbetalingen voor groenten en fruit en van de bij hoofdstuk 10 nonies van die verordening ingestelde overgangsbetaling voor zacht fruit moet Verordening (EG) nr. 796/2004 worden gewijzigd wat de aanvraagprocedure betreft. |
(6) |
Na de invoering van de bedrijfstoeslagregeling en de ontkoppeling van areaalbetalingen hoeven de controles ter plaatse voor de desbetreffende betalingen niet langer in alle gevallen onaangekondigd plaats te vinden. Ook dient te worden verduidelijkt in welke gevallen de controles ter plaatse op de naleving van de randvoorwaarden niet mogen worden aangekondigd, vooral om te voorkomen dat een niet-naleving of een onregelmatigheid verborgen wordt gehouden. |
(7) |
De ervaring leert dat meer flexibiliteit nodig is ten aanzien van de vraag wanneer het minimumpercentage controles ter plaatse op de naleving van de randvoorwaarden is bereikt. De lidstaat moet het minimumpercentage niet alleen op het niveau van de bevoegde controleautoriteit kunnen realiseren, maar ook op het niveau van het betaalorgaan of op het niveau van een besluit of een norm of van een groep besluiten of normen. Bovendien moet, wanneer wegens de constatering van een groot aantal niet-nalevingen een steekproef moet worden getrokken die het minimale controlepercentage te boven gaat, die uitbreiding van de steekproef worden toegespitst op de betrokken besluiten of normen en niet op het hele werkterrein in het kader van de randvoorwaarden. Daarom moeten de desbetreffende bepalingen van Verordening (EG) nr. 796/2004 dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(8) |
Voorts leert de ervaring dat de selectie van de steekproef voor de controles ter plaatse kan worden verbeterd door te bepalen dat die selectie behalve op het niveau van de bevoegde controleautoriteit ook op het niveau van het betaalorgaan of per besluit en norm kan plaatsvinden. |
(9) |
Het feit dat voor de controle op de naleving van de randvoorwaarden verschillende controlepercentages bestaan die zijn voorgeschreven bij specifieke regelgeving, maakt het voor de lidstaten moeilijker om de controles te organiseren. Daarom dient een uniform controlepercentage voor de controles ter plaatse op de naleving van de randvoorwaarden te worden ingevoerd. Niettemin dient elk geval van niet-naleving dat bij controles ter plaatse op grond van de sectorale regelgeving wordt ontdekt, in het kader van de randvoorwaarden te worden gemeld en aan vervolgactie te worden onderworpen. |
(10) |
De steekproeftrekking voor de controles ter plaatse op de naleving van de randvoorwaarden kan worden verbeterd door het mogelijk te maken dat bij de risicoanalyse rekening wordt gehouden met de deelneming door landbouwers aan het in de artikelen 13 en 14 van Verordening (EG) nr. 1782/2003 bedoelde bedrijfsadviseringssysteem en ook met de deelneming door landbouwers aan relevante certificeringssystemen. Wanneer rekening wordt gehouden met de deelneming aan die systemen, dient echter te worden aangetoond dat de landbouwers die eraan deelnemen, minder risico opleveren dan de landbouwers die er niet aan deelnemen. |
(11) |
Om te zorgen voor een element van representativiteit in de steekproef die moet worden geselecteerd voor de controles ter plaatse op de naleving van de randvoorwaarden, dient een bepaald deel van die steekproef op aselecte wijze te worden gekozen. Als het aantal controles ter plaatse op de naleving van de randvoorwaarden wordt verhoogd, moeten ook meer op aselecte wijze gekozen landbouwers aan die controles kunnen worden onderworpen. |
(12) |
Opdat zo vroeg mogelijk in het jaar, en nog voordat alle informatie over de aanvraagformulieren beschikbaar is, met de controles ter plaatse op de naleving van de randvoorwaarden kan worden begonnen, dient het mogelijk te zijn een gedeeltelijke selectie van de steekproef voor controles uit te voeren op basis van de informatie die reeds beschikbaar is. |
(13) |
De controles ter plaatse op de naleving van de randvoorwaarden zouden doorgaans verscheidene bezoeken aan hetzelfde landbouwbedrijf vergen. Om de last te verminderen die de controles niet alleen voor de landbouwers maar ook voor de overheidsdiensten betekenen, dient het mogelijk te worden gemaakt de controles tot één controlebezoek te beperken. Het tijdstip van dat bezoek moet worden verduidelijkt. De lidstaten dienen er echter voor te zorgen dat voor de eisen en normen waarvoor nog controles nodig zijn, binnen hetzelfde kalenderjaar representatieve en doeltreffende controles worden uitgevoerd. |
(14) |
Wat de controles op de naleving van de subsidiabiliteitscriteria betreft, is de mogelijkheid om de feitelijke inspecties tot een steekproef uit de te controleren oppervlakte te beperken doelmatig gebleken. Daarom is het dienstig die mogelijkheid waar van toepassing ook te bieden voor de controles ter plaatse op de naleving van de randvoorwaarden. In het geval dat de controle van de steekproef niet-nalevingen aan het licht brengt, dient de feitelijk te inspecteren steekproef evenwel te worden uitgebreid. Het beginsel van een steekproefsgewijze controle dient ook van toepassing te zijn in die gevallen waarin de voor het besluit of de norm geldende regelgeving in een dergelijke controle voorziet. |
(15) |
Om de controles ter plaatse te vereenvoudigen en een beter gebruik te maken van de bestaande controlecapaciteit dient te worden bepaald dat controles ter plaatse op het niveau van de landbouwbedrijven kunnen worden vervangen door administratieve controles of controles op het niveau van ondernemingen mits die controles ten minste even doeltreffend zijn. |
(16) |
Voorts dient het voor de lidstaten mogelijk te zijn om bij de uitvoering van controles ter plaatse gebruik te maken van objectieve indicatoren die specifiek zijn voor bepaalde eisen of normen. Die indicatoren dienen evenwel rechtstreeks verband te houden met de eisen of normen die zij vertegenwoordigen, en betrekking te hebben op alle te controleren elementen. |
(17) |
In artikel 66 van Verordening (EG) nr. 796/2004 is bepaald dat een eventuele korting wegens een geconstateerde niet-naleving moet worden toegepast voor het kalenderjaar waarin de aanvraag is ingediend. Logischerwijs moet de controle ter plaatse worden verricht in het jaar waarin de aanvraag is ingediend. Dit dient in Verordening (EG) nr. 796/2004 te worden verduidelijkt. |
(18) |
De landbouwers moeten in kennis worden gesteld van alle niet-nalevingen die eventueel bij een controle ter plaatse worden geconstateerd. Een bepaalde termijn dient te worden vastgesteld waarbinnen de landbouwers die informatie moeten ontvangen. Overschrijding van die termijn dient de betrokken landbouwers echter niet te vrijwaren van de gevolgen die anders aan de geconstateerde niet-naleving zouden zijn verbonden. |
(19) |
In de huidige bepalingen betreffende de kortingen die moeten worden toegepast in geval van herhaalde niet-nalevingen, wordt geen rekening gehouden met een eventuele verbetering of verslechtering bij de herhaalde niet-naleving. Om te bevorderen dat de situatie beter en zeker niet slechter wordt, dient met dergelijke veranderingen rekening te worden gehouden bij de vaststelling van het percentage dat voor de eerste herhaling met de factor drie moet worden vermenigvuldigd. |
(20) |
In verband met de invoering van een nieuwe regeling voor de toekenning van rechtstreekse betalingen moeten de in artikel 71 bis van Verordening (EG) nr. 796/2004 opgenomen verwijzingen naar de begrotingsmaxima worden geactualiseerd. |
(21) |
In bepaalde gevallen hebben ten onrechte toegewezen toeslagrechten betrekking op zeer kleine bedragen en is voor de intrekking van die toeslagrechten een aanzienlijke administratieve inspanning nodig. Ter vereenvoudiging en ter wille van het evenwicht tussen de administratieve inspanning en het in te trekken bedrag is de invoering gerechtvaardigd van een minimumbedrag waaronder van intrekking kan worden afgezien. |
(22) |
De bij deze verordening vastgestelde wijzigingen hebben betrekking op de steunaanvragen betreffende de jaren of premieperioden die ingaan op of na 1 januari 2008. Daarom dient deze verordening van toepassing te zijn met ingang van 1 januari 2008. |
(23) |
Verordening (EG) nr. 796/2004 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(24) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor rechtstreekse betalingen, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Verordening (EG) nr. 796/2004 wordt als volgt gewijzigd:
1. |
Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:
|
2. |
Aan artikel 3 wordt het volgende lid toegevoegd: „7. Voor Bulgarije en Roemenië wordt het referentieaandeel als volgt vastgesteld:
|
3. |
In artikel 13 wordt het volgende lid ingevoegd vóór lid 14: „13 bis. In het geval van een aanvraag om de overgangsbetalingen voor groenten en fruit als bedoeld in hoofdstuk 10 octies van titel IV van Verordening (EG) nr. 1782/2003 of een aanvraag om de overgangsbetaling voor zacht fruit als bedoeld in hoofdstuk 10 nonies van die titel bevat de verzamelaanvraag een kopie van het verwerkingscontract of de leveringsverbintenis als bedoeld in artikel 171 quinquies bis van Verordening (EG) nr. 1973/2004. De lidstaten kunnen bepalen dat de in de eerste alinea bedoelde informatie mag worden ingediend uiterlijk op een latere datum, die niet later mag zijn dan 1 december van het jaar van de aanvraag.”. |
4. |
In titel II van deel II wordt het opschrift van hoofdstuk III bis vervangen door:
„STEUN VOOR TELERS VAN SUIKERBIETEN EN SUIKERRIET, AFZONDERLIJKE SUIKERBETALING EN AFZONDERLIJKE BETALING VOOR GROENTEN EN FRUIT”. |
5. |
Artikel 17 bis wordt als volgt gewijzigd:
|
6. |
Aan hoofdstuk I van titel III van deel II wordt het volgende artikel 23 bis toegevoegd: „Artikel 23 bis 1. Mits het doel van de controle niet in gevaar komt, mogen de controles ter plaatse worden aangekondigd. De periode tussen aankondiging en controle wordt strikt beperkt tot het noodzakelijke minimum en bedraagt niet meer dan 14 dagen. Voor controles ter plaatse met betrekking tot steunaanvragen voor dieren bedraagt de in de eerste alinea bedoelde periode tussen aankondiging en controle evenwel, behalve in deugdelijk gemotiveerde gevallen, niet meer dan 48 uur. Voorts gelden in het geval dat de regelgeving inzake de besluiten en normen die relevant zijn voor de randvoorwaarden, voorschrijft dat de controles ter plaatse onaangekondigd worden uitgevoerd, die voorschriften ook in het geval van de controles ter plaatse op de naleving van de randvoorwaarden. 2. Waar dat dienstig is, worden de controles ter plaatse in het kader van deze verordening tegelijk met andere in communautaire regelingen voorgeschreven controles verricht.”. |
7. |
Artikel 25 wordt geschrapt. |
8. |
De artikelen 44 en 45 worden vervangen door: „Artikel 44 Minimaal controlepercentage 1. De bevoegde controleautoriteit voert voor de eisen en normen waarvoor zij verantwoordelijk is, controles uit bij ten minste 1 % van alle landbouwers die steunaanvragen in het kader van de regelingen inzake rechtstreekse betalingen in de zin van artikel 2, onder d), van Verordening (EG) nr. 1782/2003 hebben ingediend en onder haar ressorteren. Het in de eerste alinea bedoelde minimale controlepercentage mag worden bereikt op het niveau van elke bevoegde controleautoriteit of op het niveau van elk besluit, elke norm of elke groep besluiten of normen. In de gevallen waarin de controles niet overeenkomstig artikel 42 door de betaalorganen worden uitgevoerd, mag dat minimale controlepercentage evenwel worden bereikt op het niveau van elk betaalorgaan. Indien bij de in het kader van de besluiten en normen geldende regelgeving reeds een minimaal controlepercentage is vastgesteld, wordt in de betrokken gevallen dat percentage toegepast in plaats van het in de eerste alinea vermelde minimumpercentage. Als andere mogelijkheid kunnen de lidstaten besluiten dat welke gevallen van niet-naleving dan ook die worden ontdekt bij welke controles ter plaatse dan ook op grond van de voor de besluiten en normen geldende regelgeving die worden verricht buiten de in de eerste alinea bedoelde steekproef, worden gemeld aan de bevoegde controleautoriteit die verantwoordelijk is voor het betrokken besluit of de betrokken norm, en worden onderworpen aan een vervolgactie door die autoriteit. Het bepaalde in deze titel is van toepassing. 2. Indien de controles ter plaatse een belangrijke mate van niet-naleving van een bepaald besluit of een bepaalde norm aan het licht brengen, wordt het aantal in de volgende controleperiode voor dat besluit of die norm te verrichten controles ter plaatse verhoogd. Artikel 45 Selectie van de steekproef voor controles 1. Onverminderd de controles die worden uitgevoerd naar aanleiding van niet-nalevingen die op enige andere wijze onder de aandacht van de bevoegde controleautoriteit worden gebracht, wordt de selectie van elk van de steekproeven met overeenkomstig artikel 44 te controleren landbouwbedrijven naargelang van het geval gebaseerd op een risicoanalyse overeenkomstig de geldende regelgeving of op een aan de eisen of normen aangepaste risicoanalyse. Die risicoanalyse mag worden verricht op het niveau van de individuele landbouwbedrijven of op het niveau van categorieën landbouwbedrijven of geografische gebieden of, in het in lid 3, tweede alinea, onder b), van het onderhavige artikel bedoelde geval, op het niveau van ondernemingen. Bij de risicoanalyse mag rekening worden gehouden met één van of allebei de volgende omstandigheden:
1 bis. Om voor het element van representativiteit te zorgen kiezen de lidstaten op aselecte wijze tussen 20 % en 25 % van het in artikel 44, lid 1, eerste alinea, bedoelde minimumaantal landbouwers bij wie een controle ter plaatse moet worden verricht. Indien het aantal ter plaatse te controleren landbouwers evenwel groter is dan het in artikel 44, lid 1, eerste alinea, bedoelde minimumaantal landbouwers bij wie een controle ter plaatse moet worden verricht, mag de extra steekproef voor ten hoogste 25 % uit op aselecte wijze gekozen landbouwers bestaan. 1 ter. Waar dat passend is, mag vóór het einde van de betrokken aanvraagperiode op basis van de beschikbare informatie een gedeeltelijke selectie van de steekproef voor controles worden uitgevoerd. De voorlopige steekproef wordt aangevuld wanneer alle relevante aanvragen beschikbaar zijn. 2. De steekproeven met overeenkomstig artikel 44 te controleren landbouwers worden geselecteerd uit de steekproeven met landbouwers die reeds overeenkomstig de artikelen 26 en 27 waren geselecteerd en voor wie de desbetreffende eisen of normen gelden. 3. In afwijking van lid 2 kunnen de steekproeven met overeenkomstig artikel 44 te controleren landbouwers worden geselecteerd uit de populatie van de landbouwers die steunaanvragen in het kader van de regelingen voor de toekenning van rechtstreekse betalingen in de zin van artikel 2, onder d), van Verordening (EG) nr. 1782/2003 hebben ingediend en verplicht zijn de desbetreffende eisen of normen na te leven. In dat geval:
4. Besloten kan worden met een combinatie van de in de leden 2 en 3 bepaalde procedures te werken in het geval dat een dergelijke combinatie het controlesysteem doeltreffender maakt.”. |
9. |
Artikel 47 wordt als volgt gewijzigd:
|
10. |
In artikel 48 wordt lid 2 vervangen door: „2. De landbouwer wordt van elke geconstateerde niet-naleving in kennis gesteld binnen drie maanden na de datum van de controle ter plaatse.”. |
11. |
In artikel 66, lid 4, wordt de eerste alinea vervangen door: „4. Onverminderd de gevallen van opzettelijke niet-naleving als bedoeld in artikel 67 wordt, indien herhaalde niet-nalevingen zijn geconstateerd, bij de eerste herhaling een percentage dat overeenkomstig lid 1 is vastgesteld voor de herhaalde niet-naleving, vermenigvuldigd met de factor drie. Mocht dat percentage overeenkomstig lid 2 zijn vastgesteld, dan bepaalt het betaalorgaan hiertoe het percentage dat zou zijn toegepast ten aanzien van de herhaalde niet-naleving van de betrokken eis of norm.”. |
12. |
In artikel 71 bis, lid 2, onder d), wordt de eerste alinea vervangen door: „Wat de in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1782/2003 vermelde steunregelingen betreft waarvoor overeenkomstig artikel 64, lid 2, artikel 70, lid 2, artikel 71, lid 2, artikel 110 septdecies, lid 1, artikel 143 ter, lid 7, artikel 143 ter bis, lid 2, en artikel 143 ter quater van die verordening een begrotingsmaximum is vastgesteld, telt de lidstaat de uit de toepassing van de punten a), b) en c), van het onderhavige lid voortvloeiende bedragen bij elkaar op.”. |
13. |
In artikel 73 bis wordt het volgende lid ingevoegd na lid 2 bis: „2 ter. De lidstaten kunnen besluiten ten onrechte toegewezen toeslagrechten niet in te trekken indien het totale bedrag dat ten onrechte aan de landbouwer is toegewezen, niet meer dan 50 EUR bedraagt. Bovendien kunnen de lidstaten besluiten om in de gevallen waarin de in lid 2 bis bedoelde totale waarde niet meer dan 50 EUR bedraagt, de herberekening niet uit te voeren.”. |
14. |
Aan artikel 76, lid 2, wordt de volgende alinea toegevoegd: „Bulgarije en Roemenië doen de Commissie echter uiterlijk op 31 maart 2008 een mededeling toekomen over dat aandeel blijvend grasland in het referentiejaar 2007 als bedoeld in artikel 3, lid 7.”. |
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing voor de steunaanvragen betreffende de jaren of premieperioden die ingaan op of na 1 januari 2008.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 20 december 2007.
Voor de Commissie
Mariann FISCHER BOEL
Lid van de Commissie
(1) PB L 270 van 21.10.2003, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1276/2007 van de Commissie (PB L 284 van 30.10.2007, blz. 11).
(2) COM(2007) 147 def. van 29.3.2007.
(3) PB L 141 van 30.4.2004, blz. 18. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 972/2007 (PB L 216 van 21.8.2007, blz. 3).
21.12.2007 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 337/85 |
VERORDENING (EG) Nr. 1551/2007 VAN DE COMMISSIE
van 20 december 2007
tot vaststelling van de restituties bij uitvoer van witte en ruwe suiker in onveranderde vorm
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 318/2006 van de Raad van 20 februari 2006 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector suiker (1), en met name op artikel 33, lid 2, tweede alinea,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
In artikel 32 van Verordening (EG) nr. 318/2006 is bepaald dat het verschil tussen de prijzen voor de in artikel 1, lid 1, onder b), van die verordening bedoelde producten op de wereldmarkt en op de interne markt mag worden overbrugd door een restitutie bij uitvoer. |
(2) |
Gezien de huidige situatie op de suikermarkt moeten derhalve uitvoerrestituties worden vastgesteld overeenkomstig de voorschriften en bepaalde criteria van de artikelen 32 en 33 van Verordening (EG) nr. 318/2006. |
(3) |
In artikel 33, lid 2, eerste alinea, van Verordening (EG) nr. 318/2006 is bepaald dat de restitutie naar gelang van de bestemming kan variëren indien dat gezien de situatie op de wereldmarkt of de specifieke vereisten van bepaalde markten noodzakelijk is. |
(4) |
Alleen voor producten die tot het vrije verkeer in de Gemeenschap zijn toegelaten en voldoen aan de vereisten van Verordening (EG) nr. 318/2006, mogen restituties worden verleend. |
(5) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor suiker, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De in artikel 32 van Verordening (EG) nr. 318/2006 bedoelde restituties worden verleend voor de producten en met toepassing van de bedragen die zijn vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 21 december 2007.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 20 december 2007.
Voor de Commissie
Jean-Luc DEMARTY
Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling
(1) PB L 58 van 28.2.2006, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1260/2007 van de Commissie (PB L 283 van 27.10.2007, blz. 1). Verordening (EG) nr. 318/2006 wordt per 1 oktober 2008 vervangen door Verordening (EG) nr. 1234/2007 (PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1).
BIJLAGE
Met ingang van 21 december 2007 geldende restituties bij uitvoer van witte en ruwe suiker in onveranderde vorm
GN-code |
Bestemming |
Meeteenheid |
Restitutiebedrag |
|||||||||
1701 11 90 9100 |
S00 |
EUR/100 kg |
28,34 (2) |
|||||||||
1701 11 90 9910 |
S00 |
EUR/100 kg |
28,34 (2) |
|||||||||
1701 12 90 9100 |
S00 |
EUR/100 kg |
28,34 (2) |
|||||||||
1701 12 90 9910 |
S00 |
EUR/100 kg |
28,34 (2) |
|||||||||
1701 91 00 9000 |
S00 |
EUR/1 % sacharose × 100 kg nettoproduct |
0,3081 |
|||||||||
1701 99 10 9100 |
S00 |
EUR/100 kg |
30,81 |
|||||||||
1701 99 10 9910 |
S00 |
EUR/100 kg |
30,81 |
|||||||||
1701 99 10 9950 |
S00 |
EUR/100 kg |
30,81 |
|||||||||
1701 99 90 9100 |
S00 |
EUR/1 % sacharose × 100 kg nettoproduct |
0,3081 |
|||||||||
NB: De bestemmingen zijn als volgt vastgesteld:
|
(1) Met inbegrip van Kosovo, onder bescherming van de Verenigde Naties, overeenkomstig Resolutie 1244 van de Veiligheidsraad van 10 juni 1999.
(2) Dit bedrag geldt voor ruwe suiker met een rendement van 92 %. Indien het rendement van de geëxporteerde ruwe suiker afwijkt van 92 %, wordt het bedrag van de toe te passen restitutie voor elke betrokken uitvoertransactie vermenigvuldigd met een omrekeningsfactor die wordt verkregen door het overeenkomstig bijlage I, punt III, punt 3, van Verordening (EG) nr. 318/2006 berekende rendement van de geëxporteerde ruwe suiker te delen door 92.
21.12.2007 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 337/87 |
VERORDENING (EG) Nr. 1552/2007 VAN DE COMMISSIE
van 20 december 2007
tot vaststelling van de restituties bij uitvoer van stropen en bepaalde andere producten van de suikersector in ongewijzigde staat
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 318/2006 van de Raad van 20 februari 2006 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector suiker (1), en met name op artikel 33, lid 2, tweede alinea,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
In artikel 32 van Verordening (EG) nr. 318/2006 is bepaald dat het verschil tussen de prijzen voor de in artikel 1, lid 1, onder c), d) en g), van die verordening bedoelde producten op de wereldmarkt en op de interne markt mag worden overbrugd door een restitutie bij uitvoer. |
(2) |
Gezien de huidige situatie op de suikermarkt moeten derhalve uitvoerrestituties worden vastgesteld overeenkomstig de regels en bepaalde criteria van de artikelen 32 en 33 van Verordening (EG) nr. 318/2006. |
(3) |
In artikel 33, lid 2, eerste alinea, van Verordening (EG) nr. 318/2006 is bepaald dat de restitutie naar gelang van de bestemming kan variëren indien dat gezien de situatie op de wereldmarkt of de specifieke vereisten van bepaalde markten noodzakelijk is. |
(4) |
Er mogen alleen restituties worden verleend voor producten die tot het vrije verkeer in de Gemeenschap zijn toegelaten en voldoen aan de vereisten van Verordening (EG) nr. 951/2006 van de Commissie van 30 juni 2006 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 318/2006 wat de handel met derde landen in de suikersector betreft (2). |
(5) |
Om het verschil in concurrentievermogen tussen de communautaire uitvoer en die uit derde landen te overbruggen, kunnen uitvoerrestituties worden vastgesteld. De communautaire uitvoer naar bepaalde nabije bestemmingen en derde landen die voor communautaire producten een preferentiële behandeling toekennen, bevindt zich momenteel in een bijzonder gunstige concurrentiepositie. Restituties voor uitvoer naar deze bestemmingen moeten derhalve worden afgeschaft. |
(6) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor suiker, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
1. De in artikel 32 van Verordening (EG) nr. 318/2006 bedoelde uitvoerrestituties worden toegekend voor de producten en met toepassing van de bedragen die zijn vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening, op voorwaarde dat aan het bepaalde in lid 2 van het onderhavige artikel wordt voldaan.
2. Alleen producten die voldoen aan de desbetreffende vereisten van de artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 951/2006 komen in aanmerking voor de in lid 1 van de onderhavige verordening bedoelde restituties.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 21 december 2007.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 20 december 2007.
Voor de Commissie
Jean-Luc DEMARTY
Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling
(1) PB L 58 van 28.2.2006, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1260/2007 van de Commissie (PB L 283 van 27.10.2007, blz. 1). Verordening (EEG) nr. 318/2006 wordt per 1 oktober 2008 vervangen door Verordening (EG) nr. 1234/2007 (PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1).
(2) PB L 178 van 1.7.2006, blz. 24. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2031/2006 (PB L 414 van 30.12.2006, blz. 43).
BIJLAGE
Met ingang van 21 december 2007 geldende restituties bij uitvoer van stropen en bepaalde andere producten van de suikersector in onveranderde vorm (2)
GN-code |
Bestemming |
Meeteenheid |
Restitutiebedrag |
|||||||||
1702 40 10 9100 |
S00 |
EUR/100 kg droge stof |
30,81 |
|||||||||
1702 60 10 9000 |
S00 |
EUR/100 kg droge stof |
30,81 |
|||||||||
1702 60 95 9000 |
S00 |
EUR/1 % sacharose × 100 kg nettoproduct |
0,3081 |
|||||||||
1702 90 30 9000 |
S00 |
EUR/100 kg droge stof |
30,81 |
|||||||||
1702 90 60 9000 |
S00 |
EUR/1 % sacharose × 100 kg nettoproduct |
0,3081 |
|||||||||
1702 90 71 9000 |
S00 |
EUR/1 % sacharose × 100 kg nettoproduct |
0,3081 |
|||||||||
1702 90 99 9900 |
S00 |
EUR/1 % sacharose × 100 kg nettoproduct |
0,3081 (3) |
|||||||||
2106 90 30 9000 |
S00 |
EUR/100 kg droge stof |
30,81 |
|||||||||
2106 90 59 9000 |
S00 |
EUR/1 % sacharose × 100 kg nettoproduct |
0,3081 |
|||||||||
NB: De bestemmingen zijn als volgt vastgesteld:
|
(1) Met inbegrip van Kosovo, onder bescherming van de Verenigde Naties, overeenkomstig Resolutie 1244 van de Veiligheidsraad van 10 juni 1999.
(2) De in deze bijlage vastgestelde restituties zijn niet van toepassing met ingang van 1 februari 2005 overeenkomstig Besluit 2005/45/EG van de Raad van 22 december 2004 betreffende het sluiten en de voorlopige toepassing van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat tot wijziging van de Overeenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat van 22 juli 1972, wat de bepalingen betreffende verwerkte landbouwproducten betreft (PB L 23 van 26.1.2005, blz. 17).
(3) Het basisbedrag is niet van toepassing op het in de bijlage, punt 2, van Verordening (EEG) nr. 3513/92 van de Commissie (PB L 355 van 5.12.1992, blz. 12) bedoelde product.
21.12.2007 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 337/89 |
VERORDENING (EG) Nr. 1553/2007 VAN DE COMMISSIE
van 20 december 2007
tot vaststelling van de maximumrestitutie bij uitvoer van witte suiker in het kader van de in Verordening (EG) nr. 900/2007 bedoelde permanente inschrijving
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 318/2006 van de Raad van 20 februari 2006 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector suiker (1), en met name op artikel 33, lid 2, tweede alinea en derde alinea, onder b),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Krachtens Verordening (EG) nr. 900/2007 van de Commissie van 27 juli 2007 betreffende een permanente inschrijving voor de vaststelling van restituties bij uitvoer van witte suiker voor het verkoopseizoen 2007/2008 (2) moeten deelinschrijvingen worden gehouden. |
(2) |
Op grond van artikel 8, lid 1, van Verordening (EG) nr. 900/2007 en op grond van het onderzoek van de biedingen voor de op 20 december 2007 verstrijkende deelinschrijving, dient de maximumrestitutie bij uitvoer in het kader van die deelinschrijving te worden vastgesteld. |
(3) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor suiker, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De maximumrestitutie bij uitvoer van het in artikel 1, lid 1, van Verordening (EG) nr. 900/2007 bedoelde product wordt voor de op 20 december 2007 verstrijkende deelinschrijving vastgesteld op 35,810 EUR/100 kg.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 21 december 2007.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 20 december 2007.
Voor de Commissie
Jean-Luc DEMARTY
Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling
(1) PB L 58 van 28.2.2006, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1260/2007 van de Commissie (PB L 283 van 27.10.2007, blz. 1). Verordening (EG) nr. 318/2006 wordt per 1 oktober 2008 vervangen door Verordening (EG) nr. 1234/2007 (PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1).
(2) PB L 196 van 28.7.2007, blz. 26. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1298/2007 van de Commissie (PB L 289 van 7.11.2007, blz. 3).
21.12.2007 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 337/90 |
VERORDENING (EG) Nr. 1554/2007 VAN DE COMMISSIE
van 20 december 2007
tot vaststelling van de maximumrestitutie bij uitvoer van witte suiker in het kader van de in Verordening (EG) nr. 1060/2007 bedoelde permanente inschrijving
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 318/2006 van de Raad van 20 februari 2006 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector suiker (1), en met name op artikel 33, lid 2, tweede alinea en derde alinea, onder b),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Krachtens Verordening (EG) nr. 1060/2007 van de Commissie van 14 september 2007 met betrekking tot de opening van een permanente openbare inschrijving voor de verkoop voor uitvoer van suiker uit de voorraden van de interventiebureaus van België, Tsjechië, Spanje, Ierland, Italië, Hongarije, Polen, Slowakije en Zweden (2) moeten deelinschrijvingen worden gehouden. |
(2) |
Op grond van artikel 4, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1060/2007 en op grond van het onderzoek van de biedingen voor de op 19 december 2007 verstrijkende deelinschrijving, dient de maximumrestitutie bij uitvoer in het kader van die deelinschrijving te worden vastgesteld. |
(3) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor suiker, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De maximumrestitutie bij uitvoer van het in artikel 1, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1060/2007 bedoelde product wordt voor de op 19 december 2007 verstrijkende deelinschrijving vastgesteld op 409,99 EUR/t.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 21 december 2007.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 20 december 2007.
Voor de Commissie
Jean-Luc DEMARTY
Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling
(1) PB L 58 van 28.2.2006, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1260/2007 van de Commissie (PB L 283 van 27.10.2007, blz. 1). Verordening (EG) nr. 318/2006 wordt per 1 oktober 2008 vervangen door Verordening (EG) nr. 1234/2007 (PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1).
(2) PB L 242 van 15.9.2007, blz. 8.
21.12.2007 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 337/91 |
VERORDENING (EG) Nr. 1555/2007 VAN DE COMMISSIE
van 20 december 2007
tot vaststelling van de restituties bij uitvoer van op basis van granen en rijst verwerkte producten
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1784/2003 van de Raad van 29 september 2003 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector granen (1), inzonderheid op artikel 13, lid 3,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1785/2003 van de Raad van 29 september 2003 houdende een gemeenschappelijke ordening van de rijstmarkt (2), inzonderheid op artikel 14, lid 3,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Volgens artikel 13 van Verordening (EG) nr. 1784/2003 en artikel 14 van Verordening (EG) nr. 1785/2003 kan het verschil tussen de noteringen of de prijzen op de wereldmarkt voor de in artikel 1 van deze verordeningen genoemde producten en de prijzen van deze producten in de Gemeenschap worden overbrugd door een restitutie bij de uitvoer. |
(2) |
Krachtens artikel 14 van Verordening (EG) nr. 1785/2003 moeten de restituties worden vastgesteld met inachtneming van de bestaande situatie en de vooruitzichten voor de ontwikkeling, enerzijds van de beschikbare hoeveelheden granen, rijst en breukrijst, evenals van hun prijzen op de markt van de Gemeenschap, en anderzijds van de prijzen van granen, rijst en breukrijst en de producten in de sector granen op de wereldmarkt. Krachtens deze artikelen moeten ook waarborgen worden geschapen dat op de graan- en rijstmarkten een evenwichtige toestand heerst en een natuurlijke ontwikkeling op het gebied van de prijzen en de handel plaatsvindt en moet bovendien rekening worden gehouden met het economische aspect van de bedoelde uitvoer en de noodzaak verstoringen op de markt van de Gemeenschap te vermijden. |
(3) |
Verordening (EG) nr. 1518/95 van de Commissie (3) betreffende de regeling voor de invoer en de uitvoer van op basis van granen en rijst verwerkte producten heeft in artikel 2 de specifieke criteria vastgesteld waarmee rekening moet worden gehouden voor de berekening van de restitutie voor deze producten. |
(4) |
Het is wenselijk de aan bepaalde verwerkte producten toe te kennen restitutie, al naar gelang van het product, hoger of lager vast te stellen volgens het asgehalte, het gehalte aan ruwe celstof, het gehalte aan doppen, het eiwitgehalte, het vetgehalte of het zetmeelgehalte, daar deze gehaltes van bijzondere betekenis zijn voor de hoeveelheid basisproduct die werkelijk voor de vervaardiging van het verwerkte product is gebruikt. |
(5) |
Ten aanzien van maniokwortel en andere tropische wortels en knollen en het daarvan vervaardigde meel behoeft het economische aspect van de uitvoeren die zouden kunnen worden overwogen, in het bijzonder gezien de aard en de herkomst van deze producten, op het ogenblik geen vaststelling van een restitutie bij uitvoer. Voor bepaalde verwerkte producten is het, gezien het geringe aandeel van de Gemeenschap aan de wereldhandel, op het ogenblik niet noodzakelijk een restitutie bij uitvoer vast te stellen. |
(6) |
De situatie op de wereldmarkt of de specifieke eisen van bepaalde markten voor zekere producten kunnen een differentiatie van de restitutie, naar gelang van de bestemming, nodig maken. |
(7) |
De restitutie moet eenmaal per maand worden vastgesteld. Zij kan in de tussentijd worden gewijzigd. |
(8) |
Bepaalde verwerkte producten op basis van maïs kunnen een warmtebehandeling ondergaan, waardoor een restitutie zou kunnen worden uitgekeerd die niet overeenstemt met de kwaliteit van het product. Duidelijk moet worden aangegeven dat deze producten, die voorgegelatineerd zetmeel bevatten, niet in aanmerking komen voor uitvoerrestituties. |
(9) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor granen, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De restituties bij uitvoer van de in artikel 1 bedoelde producten van Verordening (EG) nr. 1518/95 van toepassing is, worden vastgesteld in overeenstemming met de bijlage bij deze verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 21 december 2007.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 20 december 2007.
Voor de Commissie
Jean-Luc DEMARTY
Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling
(1) PB L 270 van 21.10.2003, blz. 78. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 735/2007 van de Commissie (PB L 169 van 29.6.2007, blz. 6). Verordening (EG) nr. 1784/2003 wordt per 1 juli 2008 vervangen door Verordening (EG) nr. 1234/2007 (PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1).
(2) PB L 270 van 21.10.2003, blz. 96. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 797/2006 van de Commissie (PB L 144 van 31.5.2006, blz. 1). Verordening (EG) nr. 1785/2003 wordt per 1 september 2008 vervangen door Verordening (EG) nr. 1234/2007 (PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1).
(3) PB L 147 van 30.6.1995, blz. 55. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2993/95 (PB L 312 van 23.12.1995, blz. 25).
BIJLAGE
bij de verordening van de Commissie van 20 december 2007 tot vaststelling van de restituties bij uitvoer van op basis van granen en rijst verwerkte producten
Productcode |
Bestemming |
Meeteenheid |
Bedrag van de restitutie |
||||||
1102 20 10 9200 (1) |
C10 |
EUR/t |
0,00 |
||||||
1102 20 10 9400 (1) |
C10 |
EUR/t |
0,00 |
||||||
1102 20 90 9200 (1) |
C10 |
EUR/t |
0,00 |
||||||
1102 90 10 9100 |
C10 |
EUR/t |
0,00 |
||||||
1102 90 10 9900 |
C10 |
EUR/t |
0,00 |
||||||
1102 90 30 9100 |
C10 |
EUR/t |
0,00 |
||||||
1103 19 40 9100 |
C10 |
EUR/t |
0,00 |
||||||
1103 13 10 9100 (1) |
C10 |
EUR/t |
0,00 |
||||||
1103 13 10 9300 (1) |
C10 |
EUR/t |
0,00 |
||||||
1103 13 10 9500 (1) |
C10 |
EUR/t |
0,00 |
||||||
1103 13 90 9100 (1) |
C10 |
EUR/t |
0,00 |
||||||
1103 19 10 9000 |
C10 |
EUR/t |
0,00 |
||||||
1103 19 30 9100 |
C10 |
EUR/t |
0,00 |
||||||
1103 20 60 9000 |
C10 |
EUR/t |
0,00 |
||||||
1103 20 20 9000 |
C10 |
EUR/t |
0,00 |
||||||
1104 19 69 9100 |
C10 |
EUR/t |
0,00 |
||||||
1104 12 90 9100 |
C10 |
EUR/t |
0,00 |
||||||
1104 12 90 9300 |
C10 |
EUR/t |
0,00 |
||||||
1104 19 10 9000 |
C10 |
EUR/t |
0,00 |
||||||
1104 19 50 9110 |
C10 |
EUR/t |
0,00 |
||||||
1104 19 50 9130 |
C10 |
EUR/t |
0,00 |
||||||
1104 29 01 9100 |
C10 |
EUR/t |
0,00 |
||||||
1104 29 03 9100 |
C10 |
EUR/t |
0,00 |
||||||
1104 29 05 9100 |
C10 |
EUR/t |
0,00 |
||||||
1104 29 05 9300 |
C10 |
EUR/t |
0,00 |
||||||
1104 22 20 9100 |
C10 |
EUR/t |
0,00 |
||||||
1104 22 30 9100 |
C10 |
EUR/t |
0,00 |
||||||
1104 23 10 9100 |
C10 |
EUR/t |
0,00 |
||||||
1104 23 10 9300 |
C10 |
EUR/t |
0,00 |
||||||
1104 29 11 9000 |
C10 |
EUR/t |
0,00 |
||||||
1104 29 51 9000 |
C10 |
EUR/t |
0,00 |
||||||
1104 29 55 9000 |
C10 |
EUR/t |
0,00 |
||||||
1104 30 10 9000 |
C10 |
EUR/t |
0,00 |
||||||
1104 30 90 9000 |
C10 |
EUR/t |
0,00 |
||||||
1107 10 11 9000 |
C10 |
EUR/t |
0,00 |
||||||
1107 10 91 9000 |
C10 |
EUR/t |
0,00 |
||||||
1108 11 00 9200 |
C10 |
EUR/t |
0,00 |
||||||
1108 11 00 9300 |
C10 |
EUR/t |
0,00 |
||||||
1108 12 00 9200 |
C10 |
EUR/t |
0,00 |
||||||
1108 12 00 9300 |
C10 |
EUR/t |
0,00 |
||||||
1108 13 00 9200 |
C10 |
EUR/t |
0,00 |
||||||
1108 13 00 9300 |
C10 |
EUR/t |
0,00 |
||||||
1108 19 10 9200 |
C10 |
EUR/t |
0,00 |
||||||
1108 19 10 9300 |
C10 |
EUR/t |
0,00 |
||||||
1109 00 00 9100 |
C10 |
EUR/t |
0,00 |
||||||
1702 30 51 9000 (2) |
C10 |
EUR/t |
0,00 |
||||||
1702 30 59 9000 (2) |
C10 |
EUR/t |
0,00 |
||||||
1702 30 91 9000 |
C10 |
EUR/t |
0,00 |
||||||
1702 30 99 9000 |
C10 |
EUR/t |
0,00 |
||||||
1702 40 90 9000 |
C10 |
EUR/t |
0,00 |
||||||
1702 90 50 9100 |
C10 |
EUR/t |
0,00 |
||||||
1702 90 50 9900 |
C10 |
EUR/t |
0,00 |
||||||
1702 90 75 9000 |
C10 |
EUR/t |
0,00 |
||||||
1702 90 79 9000 |
C10 |
EUR/t |
0,00 |
||||||
2106 90 55 9000 |
C14 |
EUR/t |
0,00 |
||||||
NB: De codes van de producten en de codes van de bestemmingen serie „A” zijn vastgesteld in de gewijzigde Verordening (EEG) nr. 3846/87 van de Commissie (PB L 366 van 24.12.1987, blz. 1). De numerieke codes voor de bestemmingen zijn vastgesteld in Verordening (EG) nr. 2081/2003 (PB L 313 van 28.11.2003, blz. 11). De andere bestemmingen zijn als volgt gedefinieerd:
|
(1) Er worden geen restituties toegekend voor producten die een warmtebehandeling hebben ondergaan waardoor het zetmeel is voorgegelatineerd.
(2) De restituties worden toegekend overeenkomstig de gewijzigde Verordening (EEG) nr. 2730/75 van de Raad (PB L 281 van 1.11.1975, blz. 20).
NB: De codes van de producten en de codes van de bestemmingen serie „A” zijn vastgesteld in de gewijzigde Verordening (EEG) nr. 3846/87 van de Commissie (PB L 366 van 24.12.1987, blz. 1).
De numerieke codes voor de bestemmingen zijn vastgesteld in Verordening (EG) nr. 2081/2003 (PB L 313 van 28.11.2003, blz. 11).
De andere bestemmingen zijn als volgt gedefinieerd:
C10 |
: |
Alle bestemmingen |
C14 |
: |
Alle bestemmingen, uitgezonderd Zwitserland en Liechtenstein. |
21.12.2007 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 337/94 |
VERORDENING (EG) Nr. 1556/2007 VAN DE COMMISSIE
van 20 december 2007
houdende vaststelling van de restituties die van toepassing zijn op bepaalde graan- en rijstproducten, uitgevoerd in de vorm van goederen die niet onder bijlage I bij het Verdrag vallen
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1784/2003 van de Raad van 29 september 2003 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector granen (1), en met name op artikel 13, lid 3,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1785/2003 van de Raad van 29 september 2003 houdende een gemeenschappelijke ordening van de rijstmarkt (2), en met name op artikel 14, lid 3,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Overeenkomstig artikel 13, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1784/2003 en artikel 14, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1785/2003 kan het verschil tussen de noteringen of de prijzen van de in artikel 1 van deze beide verordeningen bedoelde producten op de wereldmarkt enerzijds en de prijzen in de Gemeenschap anderzijds door een restitutie bij de uitvoer worden overbrugd. |
(2) |
In Verordening (EG) nr. 1043/2005 van de Commissie van 30 juni 2005 houdende tenuitvoerlegging van Verordening (EG) nr. 3448/93 van de Raad wat betreft de regeling aangaande de toekenning van restituties bij uitvoer en de criteria voor de vaststelling van het restitutiebedrag betreffende bepaalde landbouwproducten, uitgevoerd in de vorm van goederen die niet onder bijlage I van het Verdrag vallen (3), is aangegeven voor welke producten een restitutie moet worden vastgesteld wanneer ze worden uitgevoerd in de vorm van goederen bedoeld naar gelang van het geval in bijlage III bij Verordening (EG) nr. 1784/2003 of bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 1785/2003. |
(3) |
Overeenkomstig artikel 14, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1043/2005 moet de restitutievoet per 100 kg van elk van de betrokken basisproducten maandelijks worden vastgesteld. |
(4) |
De naleving van de verplichtingen die zijn aangegaan met betrekking tot de restituties die kunnen worden toegekend bij de uitvoer van landbouwproducten die zijn verwerkt in niet onder bijlage I bij het Verdrag vallende goederen, kan in het gedrang komen door de vaststelling vooraf van hoge restituties. In deze situatie moeten derhalve vrijwaringsmaatregelen worden genomen zonder dat daardoor de sluiting van langetermijncontracten wordt verhinderd. De vaststelling van een specifieke restitutie voor de voorfixatie van restituties is een maatregel die aan deze verschillende doelstellingen beantwoordt. |
(5) |
Rekening houdend met de regeling tussen de Europese Gemeenschap en de Verenigde Staten van Amerika met betrekking tot de uitvoer van deegwaren uit de Gemeenschap naar de Verenigde Staten, goedgekeurd bij Besluit 87/482/EEG van de Raad (4), moet de restitutie voor goederen van de GN-codes 1902 11 00 en 1902 19 naar gelang van de bestemming worden gedifferentieerd. |
(6) |
Ingevolge artikel 15, leden 2 en 3, van Verordening (EG) nr. 1043/2005 moet een verlaagde restitutievoet worden vastgesteld, waarbij rekening wordt gehouden met het bedrag van de restitutie bij de productie tijdens de veronderstelde periode van de vervaardiging van de goederen, die krachtens Verordening (EEG) nr. 1722/93 van de Commissie (5) op het verwerkte basisproduct van toepassing is. |
(7) |
Alcoholhoudende dranken worden geacht minder gevoelig te zijn voor de prijs van de granen die voor de vervaardiging ervan worden gebruikt. In protocol nr. 19 van het Verdrag betreffende de toetreding van het Verenigd Koninkrijk, Ierland en Denemarken wordt evenwel bepaald dat de maatregelen moeten worden vastgesteld die noodzakelijk zijn om het gebruik van granen uit de Gemeenschap voor de vervaardiging van alcoholhoudende dranken uit granen te vergemakkelijken. Daarom moet de restitutie die wordt toegepast op granen die in de vorm van alcoholhoudende dranken worden uitgevoerd, worden aangepast. |
(8) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor granen, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De restituties die van toepassing zijn op de in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1043/2005 en in artikel 1 van Verordening (EG) nr. 1784/2003 of in artikel 1 van Verordening (EG) nr. 1785/2003 opgenomen basisproducten die worden uitgevoerd in de vorm van goederen vermeld in bijlage III bij Verordening (EG) nr. 1784/2003, respectievelijk in bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 1785/2003, worden vastgesteld zoals in de bijlage is aangegeven.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 21 december 2007.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 20 december 2007.
Voor de Commissie
Heinz ZOUREK
Directeur-generaal Ondernemingen en industrie
(1) PB L 270 van 21.10.2003, blz. 78. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1154/2005 van de Commissie (PB L 187 van 19.7.2005, blz. 11).
(2) PB L 270 van 21.10.2003, blz. 96. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 797/2006 van de Commissie (PB L 144 van 31.5.2006, blz. 1).
(3) PB L 172 van 5.7.2005, blz. 24. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 447/2007 (PB L 106 van 24.4.2007, blz. 31).
(4) PB L 275 van 29.9.1987, blz. 36.
(5) PB L 159 van 1.7.1993, blz. 112. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1584/2004 (PB L 280 van 31.8.2004, blz. 11).
BIJLAGE
Restituties die met ingang van 21 december 2007 van toepassing zijn op bepaalde producten van de sector granen en de sector rijst, uitgevoerd in de vorm van goederen die niet onder bijlage I bij het Verdrag vallen (1)
(EUR/100 kg) |
|||
GN-code |
Omschrijving (2) |
Restitutievoet per 100 kg basisproduct |
|
Bij vaststelling vooraf van de restituties |
Andere |
||
1001 10 00 |
Harde tarwe: |
|
|
– in geval van uitvoer van goederen van de GN-codes 1902 11 en 1902 19 naar de Verenigde Staten van Amerika |
— |
— |
|
– in andere gevallen |
— |
— |
|
1001 90 99 |
Zachte tarwe en mengkoren: |
|
|
– in geval van uitvoer van goederen van de GN-codes 1902 11 en 1902 19 naar de Verenigde Staten van Amerika |
— |
— |
|
– in andere gevallen: |
|
|
|
– – in geval van toepassing van artikel 15, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1043/2005 (3) |
— |
— |
|
– – in geval van uitvoer van goederen van post 2208 (4) |
— |
— |
|
– – in andere gevallen |
— |
— |
|
1002 00 00 |
Rogge |
— |
— |
1003 00 90 |
Gerst: |
|
|
– in geval van uitvoer van goederen van post 2208 (4) |
— |
— |
|
– in andere gevallen |
— |
— |
|
1004 00 00 |
Haver |
— |
— |
1005 90 00 |
Maïs, gebruikt in de vorm van: |
|
|
– zetmeel: |
|
|
|
– – in geval van toepassing van artikel 15, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1043/2005 (3) |
— |
— |
|
– – in geval van uitvoer van goederen van post 2208 (4) |
— |
— |
|
– – in andere gevallen |
— |
— |
|
– glucose, glucosestroop, maltodextrine, maltodextrinestroop van de GN-codes 1702 30 51, 1702 30 59, 1702 30 91, 1702 30 99, 1702 40 90, 1702 90 50, 1702 90 75, 1702 90 79, 2106 90 55 (5): |
|
|
|
– – in geval van toepassing van artikel 15, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1043/2005 (3) |
— |
— |
|
– – in geval van uitvoer van goederen van post 2208 (4) |
— |
— |
|
– – in andere gevallen |
— |
— |
|
– – in geval van uitvoer van goederen van post 2208 (4) |
— |
— |
|
– andere (ook als zodanig) |
— |
— |
|
Aardappelzetmeel van GN-code 1108 13 00 gelijkgesteld aan een verwerkingsproduct van maïs: |
|
|
|
– in geval van toepassing van artikel 15, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1043/2005 (3) |
— |
— |
|
– in geval van uitvoer van goederen van post 2208 (4) |
— |
— |
|
– in andere gevallen |
— |
— |
|
ex 1006 30 |
Volwitte rijst: |
|
|
– rondkorrelig |
— |
— |
|
– halflangkorrelig |
— |
— |
|
– langkorrelig |
— |
— |
|
1006 40 00 |
Breukrijst |
— |
— |
1007 00 90 |
Graansorgho (m.u.v. hybriden, bestemd voor zaaidoeleinden) |
— |
— |
(1) De in deze bijlage vastgestelde restituties zijn niet van toepassing op de goederen die zijn opgenomen in de tabellen I en II bij Protocol nr. 2 bij de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat van 22 juli 1972 en die naar de Zwitserse Bondsstaat of naar het Vorstendom Liechtenstein worden uitgevoerd.
(2) Voor landbouwproducten verkregen door verwerking van een basisproduct en/of een daarmee gelijkgesteld product gelden de coëfficiënten vermeld in bijlage V bij Verordening (EG) nr. 1043/2005 van de Commissie.
(3) De betrokken goederen vallen onder GN-code 3505 10 50.
(4) Goederen opgenomen in bijlage III bij Verordening (EG) nr. 1784/2003 of bedoeld in artikel 2 van Verordening (EEG) nr. 2825/93 (PB L 258 van 16.10.1993, blz. 6).
(5) Voor stropen van de GN-codes 1702 30 99, 1702 40 90 en 1702 60 90, verkregen door het mengen van glucose- en fructosestropen, betreft de uitvoerrestitutie alleen glucosestroop.
21.12.2007 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 337/98 |
VERORDENING (EG) Nr. 1557/2007 VAN DE COMMISSIE
van 20 december 2007
houdende vaststelling van de restituties die van toepassing zijn op bepaalde producten van de sector suiker, uitgevoerd in de vorm van goederen die niet onder bijlage I bij het Verdrag vallen
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 318/2006 van de Raad van 20 februari 2006 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector suiker (1), en met name op artikel 33, lid 2, onder a), en lid 4,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Overeenkomstig artikel 32, leden 1 en 2, van Verordening (EG) nr. 318/2006 kan het verschil tussen de prijzen van de in artikel 1, lid 1, onder b), c), d) en g), van die verordening bedoelde producten in de internationale handel enerzijds en de prijzen in de Gemeenschap anderzijds door een restitutie bij de uitvoer worden overbrugd wanneer deze producten worden uitgevoerd in de vorm van goederen die in bijlage VII bij die verordening worden genoemd. |
(2) |
In Verordening (EG) nr. 1043/2005 van de Commissie van 30 juni 2005 houdende tenuitvoerlegging van Verordening (EG) nr. 3448/93 van de Raad wat betreft de regeling aangaande de toekenning van restituties bij uitvoer en de criteria voor de vaststelling van het restitutiebedrag betreffende bepaalde landbouwproducten, uitgevoerd in de vorm van goederen die niet onder bijlage I van het Verdrag vallen (2), is aangegeven voor welke producten een restitutie dient te worden vastgesteld wanneer ze worden uitgevoerd in de vorm van goederen bedoeld in bijlage VII bij Verordening (EG) nr. 318/2006. |
(3) |
Overeenkomstig artikel 14, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1043/2005 dient de restitutievoet per 100 kg van elk van de betrokken basisproducten maandelijks te worden vastgesteld. |
(4) |
In artikel 32, lid 4, van Verordening (EG) nr. 318/2006 is bepaald dat de restitutie bij uitvoer van een in een goed verwerkt product niet meer mag bedragen dan de restitutie voor ditzelfde product dat in onverwerkte toestand wordt uitgevoerd. |
(5) |
De ingevolge deze verordening vastgestelde restituties kunnen vooraf worden vastgesteld, aangezien op dit moment niet bekend is hoe de markt zich de komende maanden zal ontwikkelen. |
(6) |
De naleving van de verplichtingen die zijn aangegaan met betrekking tot de restituties die kunnen worden toegekend bij de uitvoer van landbouwproducten die zijn verwerkt in niet onder bijlage I bij het Verdrag vallende goederen, kan in het gedrang komen door de vaststelling vooraf van hoge restituties. In deze situatie moeten derhalve vrijwaringsmaatregelen worden genomen zonder dat daardoor de sluiting van langetermijncontracten wordt verhinderd. De vaststelling van een specifieke restitutie voor de voorfixatie van restituties is een maatregel die aan deze verschillende doelstellingen beantwoordt. |
(7) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor suiker, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De restituties die van toepassing zijn op de in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1043/2005 en in artikel 1, lid 1, en in lid 1 van artikel 2 van Verordening (EG) nr. 318/2006 opgenomen basisproducten die worden uitgevoerd in de vorm van goederen vermeld in bijlage VII bij Verordening (EG) nr. 318/2006, worden vastgesteld zoals in de bijlage bij deze verordening is aangegeven.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 21 december 2007.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 20 december 2007.
Voor de Commissie
Heinz ZOUREK
Directeur-generaal Ondernemingen en industrie
(1) PB L 58 van 28.2.2006, blz. 1. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1585/2006 van de Commissie (PB L 294 van 25.10.2006, blz. 19).
(2) PB L 172 van 5.7.2005, blz. 24. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 447/2007 (PB L 106 van 24.4.2007, blz. 31).
BIJLAGE
Restituties die worden toegepast vanaf 21 december 2007 voor bepaalde producten van de sector suiker die worden uitgevoerd in de vorm van niet in bijlage I bij het Verdrag vermelde goederen (1)
GN-code |
Omschrijving |
Restituties in EUR/100 kg |
|
Bij vaststelling vooraf van de restituties |
Overige gevallen |
||
1701 99 10 |
Witte suiker |
30,81 |
30,81 |
(1) De in deze bijlage vastgestelde restituties zijn niet van toepassing op de uitvoer naar:
a) |
derde landen: Andorra, Liechtenstein, de Heilige Stoel (Staat Vaticaanstad), Kroatië, Bosnië en Herzegovina, Servië (), Montenegro, Albanië en de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië en op de naar de Zwitserse Bondsstaat uitgevoerde goederen die zijn opgenomen in de tabellen I en II van Protocol nr. 2 bij de Overeenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat van 22 juli 1972; |
b) |
gebieden van lidstaten van de EU die niet tot het douanegebied van de Gemeenschap behoren: de Faeröer, Groenland, Helgoland, Ceuta, Melilla, de gemeenten Livigno en Campione d'Italia en de gebieden van de Republiek Cyprus waarover de regering van de Republiek Cyprus niet feitelijk het gezag uitoefent; |
c) |
Europese grondgebieden waarvan de buitenlandse betrekkingen door een lidstaat worden behartigd en die niet tot het douanegebied van de Gemeenschap behoren: Gibraltar. |
(2) Met inbegrip van Kosovo, onder bescherming van de Verenigde Naties, overeenkomstig Resolutie 1244 van de Veiligheidsraad van 10 juni 1999.
RICHTLIJNEN
21.12.2007 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 337/100 |
RICHTLIJN 2007/76/EG VAN DE COMMISSIE
van 20 december 2007
tot wijziging van Richtlijn 91/414/EEG van de Raad teneinde fludioxonil, clomazon en prosulfocarb op te nemen als werkzame stoffen
(Voor de EER relevante tekst)
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Richtlijn 91/414/EEG van de Raad van 15 juli 1991 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen (1), en met name op artikel 6, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij de Verordeningen (EG) nr. 451/2000 (2) en (EG) nr. 1490/2002 (3) van de Commissie zijn de bepalingen voor de uitvoering van de derde fase van het werkprogramma als bedoeld in artikel 8, lid 2, van Richtlijn 91/414/EEG vastgesteld en is een lijst opgesteld van werkzame stoffen die moeten worden onderzocht met het oog op hun opneming in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG. Fludioxonil, clomazon en prosulfocarb zijn in die lijst opgenomen. |
(2) |
Voor deze werkzame stoffen zijn de uitwerking op de menselijke gezondheid en het milieueffect overeenkomstig de Verordeningen (EG) nr. 451/2000 en (EG) nr. 1490/2002 beoordeeld voor een aantal door de kennisgevers voorgestelde toepassingen. Bovendien worden in die verordeningen de als rapporteur optredende lidstaten aangewezen die overeenkomstig artikel 10, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1490/2002 de desbetreffende beoordelingsverslagen met aanbevelingen bij de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) moeten indienen. Voor fludioxonil en clomazon was de rapporterende lidstaat Denemarken en werd alle relevante informatie respectievelijk op 5 april 2005 en 16 maart 2005 ingediend. Voor prosulfocarb was de rapporterende lidstaat Zweden en werd alle relevante informatie op 20 april 2005 ingediend. |
(3) |
De evaluatieverslagen zijn door de lidstaten en de EFSA intercollegiaal getoetst en zijn op 27 juli 2007 voor fludioxonil, clomazon en prosulfocarb bij de Commissie ingediend in de vorm van de wetenschappelijke verslagen van de EFSA (4). Deze verslagen zijn door de lidstaten en de Commissie in het kader van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid onderzocht en op 9 oktober 2007 afgerond in de vorm van de evaluatieverslagen van de Commissie voor fludioxonil, clomazon en prosulfocarb. |
(4) |
Uit de verschillende analysen is gebleken dat mag worden verwacht dat gewasbeschermingsmiddelen die fludioxonil, clomazon en prosulfocarb bevatten, in het algemeen voldoen aan de in artikel 5, lid 1, onder a) en b), van Richtlijn 91/414/EEG gestelde eisen, met name voor de toepassingen die zijn onderzocht en opgenomen in de evaluatieverslagen van de Commissie. Deze werkzame stoffen moeten derhalve in bijlage I worden opgenomen om ervoor te zorgen dat gewasbeschermingsmiddelen die deze werkzame stoffen bevatten, in alle lidstaten kunnen worden toegelaten overeenkomstig het bepaalde in die richtlijn. |
(5) |
Er moet worden voorzien in een redelijke termijn voordat een werkzame stof in bijlage I wordt opgenomen, zodat de lidstaten en de belanghebbende partijen zich kunnen voorbereiden op de nieuwe eisen die uit de opneming voortvloeien. |
(6) |
Onverminderd de verplichtingen zoals vastgelegd in Richtlijn 91/414/EEG ten gevolge van de opneming van een werkzame stof in bijlage I, moeten de lidstaten na de opneming zes maanden de tijd krijgen om de bestaande toelatingen voor gewasbeschermingsmiddelen die fludioxonil, clomazon en prosulfocarb bevatten, opnieuw te onderzoeken en ervoor te zorgen dat aan de voorwaarden van Richtlijn 91/414/EEG, met name in artikel 13 en bijlage I, is voldaan. De lidstaten moeten de bestaande toelatingen al naar het geval wijzigen, vervangen of intrekken overeenkomstig Richtlijn 91/414/EEG. In afwijking van de bovenstaande termijn moet een langere termijn worden vastgesteld voor de indiening en beoordeling van het volledige in bijlage III vermelde dossier voor elk gewasbeschermingsmiddel en elke beoogde toepassing overeenkomstig de uniforme beginselen van Richtlijn 91/414/EEG. |
(7) |
Bij eerdere opnemingen in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG van werkzame stoffen die in het kader van Verordening (EEG) nr. 3600/92 zijn onderzocht, is gebleken dat de uitlegging van de verplichtingen van houders van bestaande toelatingen wat de toegang tot gegevens betreft tot problemen kan leiden. Om verdere problemen te voorkomen, moeten de verplichtingen van de lidstaten daarom worden verduidelijkt, en met name de plicht om te verifiëren of de houder van een toelating toegang tot een dossier verschaft dat aan de vereisten van bijlage II bij die richtlijn voldoet. Deze verduidelijking legt de lidstaten of de houders van toelatingen echter ten opzichte van de tot nu toe vastgestelde richtlijnen tot wijziging van bijlage I geen nieuwe verplichtingen op. |
(8) |
Richtlijn 91/414/EEG moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(9) |
De in deze richtlijn vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid, |
HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:
Artikel 1
Bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze richtlijn.
Artikel 2
De lidstaten dienen uiterlijk op 30 april 2009 de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen en bekend te maken om aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mede, alsmede een tabel ter weergave van het verband tussen die bepalingen en deze richtlijn.
Zij passen die bepalingen toe vanaf 1 mei 2009.
Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.
Artikel 3
1. De lidstaten moeten, overeenkomstig Richtlijn 91/414/EEG, indien nodig bestaande toelatingen voor gewasbeschermingsmiddelen die fludioxonil, clomazon en prosulfocarb als werkzame stof bevatten, uiterlijk op 30 april 2009 wijzigen of intrekken.
Uiterlijk op die datum verifiëren zij met name of aan de voorwaarden van bijlage I bij die richtlijn met betrekking tot fludioxonil, clomazon en prosulfocarb is voldaan, met uitzondering van de voorwaarden in deel B van de tekst betreffende die werkzame stoffen, en of de houder van de toelating in het bezit is van of toegang heeft tot een dossier dat overeenkomstig de voorwaarden van artikel 13 van die richtlijn aan de eisen van bijlage II bij die richtlijn voldoet.
2. In afwijking van lid 1 voeren de lidstaten op basis van een dossier conform bijlage III bij Richtlijn 91/414/EEG en rekening houdend met deel B van de tekst van bijlage I bij die richtlijn wat fludioxonil, clomazon en prosulfocarb betreft, overeenkomstig de uniforme beginselen in bijlage VI bij die richtlijn een nieuwe evaluatie uit voor elk toegelaten gewasbeschermingsmiddel dat fludioxonil, clomazon en prosulfocarb bevat als enige werkzame stof of als een van een aantal werkzame stoffen die alle uiterlijk op 31 oktober 2008 in bijlage I bij die richtlijn zijn opgenomen. Op basis van die evaluatie bepalen zij of het middel voldoet aan de voorwaarden van artikel 4, lid 1, onder b), c), d) en e), van Richtlijn 91/414/EEG.
Daarna zorgen de lidstaten ervoor dat:
a) |
als fludioxonil, clomazon of prosulfocarb de enige werkzame stof in het gewasbeschermingsmiddel is, de toelating indien nodig uiterlijk op 31 oktober 2012 wordt gewijzigd of ingetrokken; of |
b) |
als het gewasbeschermingsmiddel naast fludioxonil, clomazon of prosulfocarb nog een of meer andere werkzame stoffen bevat, de toelating indien nodig wordt gewijzigd of ingetrokken, en wel uiterlijk op 31 oktober 2012 of, mocht dit later zijn, op de datum die voor een dergelijke wijziging of intrekking is vastgesteld in de richtlijn of richtlijnen waarbij de stof of stoffen in kwestie aan bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG is of zijn toegevoegd. |
Artikel 4
Deze richtlijn treedt in werking op 1 november 2008.
Artikel 5
Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.
Gedaan te Brussel, 20 december 2007.
Voor de Commissie
Markos KYPRIANOU
Lid van de Commissie
(1) PB L 230 van 19.8.1991, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2007/52/EG van de Commissie (PB L 214 van 17.8.2007, blz. 3).
(2) PB L 55 van 29.2.2000, blz. 25. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1044/2003 (PB L 151 van 19.6.2003, blz. 32).
(3) PB L 224 van 21.8.2002, blz. 23. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1095/2007 (PB L 246 van 21.9.2007, blz. 19).
(4) EFSA Scientific Report (2007) 110, 1-85, Conclusion regarding the peer review of the pesticide risk assessment of the active substance fludioxonil (afgerond: 27 juli 2007).
EFSA Scientific Report (2007) 109, 1-73, Conclusion regarding the peer review of the pesticide risk assessment of the active substance clomazon (afgerond: 27 juli 2007, versie van 3 augustus 2007).
EFSA Scientific Report (2007) 111, 1-81, Conclusion regarding the peer review of the pesticide risk assessment of the active substance prosulfocarb (afgerond: 27 juli 2007).
BIJLAGE
In bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG wordt aan het einde van de tabel de volgende tekst toegevoegd:
Nr. |
Benaming, identificatienummers |
IUPAC-benaming |
Zuiverheid (1) |
Inwerkingtreding |
Geldigheidsduur |
Bijzondere bepalingen |
||||||
„166 |
Prosulfocarb CAS-nr. 52888-80-9 CIPAC-nr. 539 |
S-benzyldipropyl(thiocarbamaat) |
970 g/kg |
1 november 2008 |
31 oktober 2018 |
DEEL A Mag alleen worden toegelaten voor gebruik als herbicide. DEEL B Voor de toepassing van de uniforme beginselen in bijlage VI moet rekening worden gehouden met de conclusies van het evaluatieverslag over prosulfocarb (en met name met de aanhangsels I en II), dat op 9 oktober 2007 door het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid is goedgekeurd. Bij de algemene evaluatie moeten de lidstaten:
|
||||||
167 |
Fludioxonil CAS-nr. 131341-86-1 CIPAC-nr. 522 |
4-(2,2-difluor-1,3-benzodioxool-4-yl)-1H-pyrrool-3-carbonitril |
950 g/kg |
1 november 2008 |
31 oktober 2018 |
DEEL A Mag alleen worden toegelaten voor gebruik als fungicide. DEEL B Bij het beoordelen van aanvragen voor toelating van gewasbeschermingsmiddelen die fludioxonil bevatten voor ander gebruik dan de behandeling van zaad, moeten de lidstaten bijzondere aandacht besteden aan de criteria in artikel 4, lid 1, onder b), en ervoor zorgen dat de vereiste informatie en gegevens worden verstrekt voordat de toelating wordt verleend. Voorts moeten zij:
De toelatingsvoorwaarden moeten, indien nodig, risicobeperkende maatregelen omvatten. Voor de toepassing van de uniforme beginselen in bijlage VI moet rekening worden gehouden met de conclusies van het evaluatieverslag over fludioxonil (en met name met de aanhangsels I en II), dat op 9 oktober 2007 door het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid is goedgekeurd. |
||||||
168 |
Clomazon CAS-nr. 81777-89-1 CIPAC-nr. 509 |
2-(2-chloorbenzyl)-4,4-dimethyl-1,2-oxazolidine-3-on |
960 g/kg |
1 november 2008 |
31 oktober 2018 |
DEEL A Mag alleen worden toegelaten voor gebruik als herbicide. DEEL B Voor de toepassing van de uniforme beginselen in bijlage VI moet rekening worden gehouden met de conclusies van het evaluatieverslag over clomazon (en met name met de aanhangsels I en II), dat op 9 oktober 2007 door het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid is goedgekeurd. Bij de algemene evaluatie moeten de lidstaten:
|
(1) Het evaluatieverslag bevat nadere gegevens over de identiteit en de specificatie van de werkzame stof.
II Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie niet verplicht is
BESLUITEN/BESCHIKKINGEN
Raad
21.12.2007 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 337/105 |
BESLUIT VAN DE RAAD
van 17 december 2007
houdende de benoeming van de voorzitter van de Kamer van beroep van het Communautair Bureau voor Plantenrassen en van zijn plaatsvervanger
(2007/858/EG)
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 2100/94 van de Raad van 27 juli 1994 inzake het communautaire kwekersrecht (1), en met name op artikel 47, lid 1,
Gezien de kandidatenlijst die de Commissie op 29 oktober 2007 heeft ingediend, na het advies van de raad van bestuur van het Communautair Bureau voor Plantenrassen te hebben ingewonnen,
BESLUIT:
Artikel 1
De heer Paul A.C.E. VAN DER KOOIJ, geboren op 13 januari 1956, wordt voor een periode van vijf jaar benoemd tot voorzitter van de Kamer van beroep van het Communautair Bureau voor Plantenrassen.
De heer Timothy MILLETT, geboren op 6 januari 1951, wordt voor een periode van vijf jaar benoemd tot plaatsvervanger van de voorzitter van de Kamer van beroep van het Communautair Bureau voor Plantenrassen.
Hun ambtstermijn gaat in op de dag waarop zij in functie treden; deze datum moet met de voorzitter en de raad van bestuur van het Bureau worden overeengekomen.
Artikel 2
Dit besluit wordt van kracht op de dag van de aanneming ervan.
Artikel 3
Dit besluit wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Gedaan te Brussel, 17 december 2007.
Voor de Raad
De voorzitter
J. SILVA
(1) PB L 227 van 1.9.1994, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 873/2004 (PB L 162 van 30.4.2004, blz. 38).
21.12.2007 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 337/106 |
BESLUIT VAN DE RAAD
van 22 oktober 2007
betreffende de sluiting van het Protocol tot wijziging van de Samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en het Koninkrijk Thailand inzake de productie en de commercialisatie van, en het handelsverkeer in maniok
(2007/859/EG)
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 133, lid 3, juncto artikel 300, lid 2, eerste alinea, eerste volzin,
Gezien het voorstel van de Commissie,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Op 10 april 2006 heeft de Raad de Commissie gemachtigd onderhandelingen te openen om ervoor te zorgen dat de Samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en het Koninkrijk Thailand inzake de productie en de commercialisatie van, en het handelsverkeer in maniok (1), hierna de „samenwerkingsovereenkomst” genoemd, en Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie van 2 juli 1993 houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek (2) op één lijn worden gebracht. |
(2) |
Deze onderhandelingen waren erop gericht artikel 5 van de samenwerkingsovereenkomst af te stemmen op de artikelen 308 bis tot en met 308 quater van Verordening (EEG) nr. 2454/93 (beheer van tariefcontingenten in chronologische volgorde van de data van aanvaarding van de douaneaangiften) en op de artikelen 55 tot en met 65 van die Verordening (certificaten van oorsprong voor bepaalde landbouwproducten waarvoor bijzondere invoerregelingen gelden). |
(3) |
De Commissie heeft de onderhandelingen overeenkomstig het onderhandelingsmandaat van de Raad gevoerd. |
(4) |
De Commissie heeft overeenstemming bereikt met het Koninkrijk Thailand in de vorm van een proces-verbaal van overeenkomst, waarin een belang van voornaamste leverancier voor de producten van de GN-codes 0714 10 10, 0714 10 91 en 0714 10 99 is opgenomen. |
(5) |
Deze overeenkomst in de vorm van een proces-verbaal van overeenkomst dient te worden goedgekeurd door middel van een protocol, |
BESLUIT:
Artikel 1
1. Het Protocol tot wijziging van de Samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en het Koninkrijk Thailand inzake de productie en de commercialisatie van, en het handelsverkeer in maniok („het protocol”), wordt namens de Gemeenschap goedgekeurd.
2. De tekst van het protocol is aan dit besluit gehecht.
Artikel 2
De voorzitter van de Raad wordt gemachtigd de persoon aan te wijzen die bevoegd is het protocol te ondertekenen teneinde daardoor de Gemeenschap te binden.
Artikel 3
Voor zover nodig om dit protocol op 1 januari 2008 volledig te kunnen toepassen, stelt de Commissie bepalingen ter uitvoering ervan vast overeenkomstig de in artikel 4, lid 2, van de onderhavige beschikking bedoelde procedure.
Artikel 4
1. De Commissie wordt bijgestaan door het bij artikel 25 van Verordening (EG) nr. 1784/2003 van de Raad van 29 september 2003 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector granen (3) ingestelde Comité van beheer voor granen.
2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 4 en 7 van Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden (4) van toepassing.
De in artikel 4, lid 3, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn wordt vastgesteld op één maand.
Artikel 5
Dit besluit wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Gedaan te Luxemburg, 22 oktober 2007.
Voor de Raad
De voorzitter
J. SILVA
(1) PB L 219 van 28.7.1982, blz. 53.
(2) PB L 253 van 11.10.1993, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 214/2007 (PB L 62 van 1.3.2007, blz. 6).
(3) PB L 270 van 21.10.2003, blz. 78. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 735/2007 (PB L 169 van 29.6.2007, blz. 6).
(4) PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23. Besluit gewijzigd bij Besluit 2006/512/EG (PB L 200 van 22.7.2006, blz. 11).
PROTOCOL
tot wijziging van de Samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en het Koninkrijk Thailand inzake de productie en de commercialisatie van, en het handelsverkeer in maniok
DE EUROPESE GEMEENSCHAP,
enerzijds, en
DE REGERING VAN HET KONINKRIJK THAILAND,
anderzijds,
NA op verzoek van de Europese Gemeenschap onderhandelingen te hebben gevoerd over de wijziging van artikel 5 van de Samenwerkingsovereenkomst inzake de productie en de commercialisatie van, en het handelsverkeer in maniok, hierna de „samenwerkingsovereenkomst” genoemd, teneinde het in overeenstemming te brengen met de artikelen 55 tot en met 65 en 308 bis tot en met 308 quater van Verordening (EEG) nr. 2454/93,
BEVESTIGEND bereid te zijn de geldende samenwerkingsovereenkomst voort te zetten,
DE EUROPESE GEMEENSCHAP:
Álvaro MENDONÇA E MOURA,
Ambassadeur, permanent vertegenwoordiger van de Portugese Republiek
DE REGERING VAN HET KONINKRIJK THAILAND:
Pisan MANAWAPAT,
Ambassadeur, hoofd van de missie van Thailand bij de Europese Gemeenschappen
HET VOLGENDE ZIJN OVEREENGEKOMEN:
Artikel 1
Artikel 5 van de samenwerkingsovereenkomst wordt vervangen door:
„Artikel 5
De tariefcontingenten die betrekking hebben op de overeengekomen uit te voeren hoeveelheid worden door de Gemeenschap beheerd overeenkomstig de chronologische volgorde van de data waarop de aangiften voor het vrije verkeer worden aanvaard (het beginsel „wie het eerst komt, het eerst maalt”).
Thailand, van zijn kant, verbindt zich ertoe alle nodige maatregelen te nemen om oorsprongscertificaten af te geven die moeten worden gebruikt voor de invoer van maniok in de Gemeenschap.
Zo nodig wisselen de bevoegde autoriteiten van beide partijen informatie uit die nodig is voor het toezicht op en het vergemakkelijken van de uitvoering van de overeenkomst.”.
Artikel 2
Dit Protocol maakt integrerend deel uit van de samenwerkingsovereenkomst.
Artikel 3
Dit protocol wordt door de Europese Gemeenschap en het Koninkrijk Thailand goedgekeurd overeenkomstig hun eigen procedures.
Artikel 4
Dit protocol treedt in werking op 1 januari 2008.
Artikel 5
Dit protocol wordt in tweevoud opgesteld in alle officiële talen van de overeenkomstsluitende partijen, zijnde alle teksten gelijkelijk authentiek.
Съставено в Брюксел на тридесет и първи октомври две хиляди и седма година.
Hecho en Bruselas, el treinta y uno de octubre de dos mil siete.
V Bruselu dne třicátého prvního řijna dva tisíce sedm.
Udfærdiget i Bruxelles den enogtredivte oktober to tusind og syv.
Geschehen zu Brüssel am einundreißigsten Oktober zweitausendsieben.
Kahe tuhande seitsmenda aasta oktoobrikuu kolmekümne esimesel päeval Brüsselis.
'Εγινε στις Βρυξέλλες, στις τριάντα μια Οκτωβρίου δύο χιλιάδες επτά.
Done at Brussels on the thirty-first day of October in the year two thousand and seven.
Fait à Bruxelles, le trente et un octobre deux mille sept.
Fatto a Bruxelles, addì trentuno ottobre duemilasette.
Briselē, divtūkstoš septītā gada trīsdesmit pirmajā oktobrī.
Priimta du tūkstančiai septintųjų metų spalio trisdešimt pirmą dieną Briuselyje.
Kelt Brüsszelben, a kétezer-hetedik év október harmincegyedik napján.
Magħmul fi Brussell, fil-wiehed u tletin jum ta' Ottubru tas-sena elfejn u sebgħa.
Gedaan te Brussel, de eenendertigste oktober tweeduizend zeven.
Sporządzono w Brukseli, dnia trzydziestego pierwszego października roku dwa tysiące siódmego.
Feito em Bruxelas, em trinta e um de Outubro de dois mil e sete.
Întocmit la Bruxelles, la treizeci și unu octombrie două mii șapte.
V Bruseli tridsiateho prvého októbra dvetisícsedem.
V Bruslju, dne enaintridesetega oktobra leta dva tisoč sedem.
Tehty Brysselissä kolmantenakymmenentenäensimmäisenä päivänä lokakuuta vuonna kaksituhattaseitsemän.
Som skedde i Bryssel den trettioförsta oktober tjugohundrasju.
За Европейската общност
Por la Comunidad Europea
Za Evropské společenství
For Det Europæiske Fællesskab
Für die Europäische Gemeinschaft
Euroopa Ühenduse nimel
Για την Ευρωπαϊκή Κοινότητα
For the European Community
Pour la Communauté européenne
Per la Comunità europea
Eiropas Kopienas vārdā
Europos bendrijos vardu
az Európai Közösség részéről
Għall-Komunità Ewropea
Voor de Europese Gemeenschap
W imieniu Wspólnoty Europejskiej
Pela Comunidade Europeia
Pentru Comunitatea Europeană
Za Európske spoločenstvo
za Evropsko skupnost
Euroopan yhteisön puolesta
På Europeiska gemenskapens vägnar
За Кралство Тайланд
Por el Reino de Tailandia
Za Thajské královstvi
På Kongeriget Thailands vegne
Für das Königreich Thailand
Tai Kuningriigi nimel
Για το Βασίλειο της Ταϊλάνδης
For the Kingdom of Thailand
Pour le Royaume de Thaïlande
Per il Regno di Tailandia
Taizemes Karalistes vārdā
Tailando Karalystės vardu
a Thaiföldi Királyság részéről
Għar-Renju tat-Tajlandja
Voor het Koninkrijk Thailand
W imieniu Królestwa Tajlandii
Pelo Reino da Tailândia
Pentru Regatul Thailandei
Za Thajské královstvo
Za Kraljevino Tajsko
Thaimaan kuningaskunnan puolesta
På Konungariket Thailands vägnar
21.12.2007 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 337/111 |
BESLUIT VAN DE RAAD
van 10 december 2007
tot toekenning van communautaire macrofinanciële bijstand aan Libanon
(2007/860/EG)
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 308,
Gezien het voorstel van de Commissie,
Gezien het advies van het Europees Parlement,
Na raadpleging van het Economisch en Financieel Comité,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De autoriteiten van Libanon hebben op 4 januari 2007 een omvangrijk programma met sociaaleconomische hervormingen vastgesteld waarin budgettaire, structurele en sociale maatregelen zijn opgenomen en de prioriteiten zijn vastgelegd die op middellange termijn met het overheidsoptreden moeten worden nagestreefd. |
(2) |
Libanon enerzijds en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten anderzijds hebben een associatieovereenkomst ondertekend (1) die op 1 april 2006 in werking is getreden. |
(3) |
De autoriteiten van Libanon zetten zich in voor economische stabilisering en structurele hervormingen, die het Internationaal Monetair Fonds (IMF) steunt met een programma tot verlening van noodsteun na een conflictsituatie (EPCA) dat op 9 april 2007 is goedgekeurd. |
(4) |
De betrekkingen tussen Libanon en de Europese Unie ontwikkelen zich binnen het kader van het Europees nabuurschapsbeleid, dat naar verwachting tot een verdergaande economische integratie zal leiden. De Europese Unie en Libanon hebben overeenstemming bereikt over een actieplan in het kader van het Europees nabuurschapsbeleid, waarin de prioriteiten op middellange termijn voor de betrekkingen tussen de Europese Unie en Libanon en voor de daarmee samenhangende beleidsterreinen worden aangegeven. |
(5) |
Libanon wordt met een omvangrijke financieringsbehoefte geconfronteerd, doordat de overheidssector onder meer vanwege een hoge overheidsschuld, die nog verder is opgelopen door het militaire conflict in juli-augustus 2006, en vanwege een verwachte verslechtering van de betalingsbalans in 2007 in een steeds benardere financiële situatie is geraakt. |
(6) |
De Libanese autoriteiten hebben de internationale financiële instellingen, de Gemeenschap en andere bilaterale donoren om financiële bijstand tegen gunstige voorwaarden verzocht. Ondanks de financiële middelen die door het IMF en de Wereldbank worden verstrekt, moet de komende maanden nog een omvangrijk resterend financieel tekort worden gedekt om de druk op de nationale betalingsbalans, overheidsfinanciën en overheidsschuld te verlichten en om de beleidsdoelen te steunen die de autoriteiten met hun hervormingen nastreven. |
(7) |
Libanon is een van de landen met de zwaarste schuldenlast ter wereld. Deze last dreigt zelfs onhoudbaar te worden. Onder deze omstandigheden dient de communautaire bijstand aan Libanon ter beschikking te worden gesteld in de vorm van een gift en een lening. Dit is een geschikte maatregel om het land in dit kritieke stadium te helpen. |
(8) |
Met het oog op een efficiënte bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschap in het kader van deze financiële bijstand moet Libanon maatregelen nemen om fraude, corruptie en andere onregelmatigheden in verband met deze bijstand te voorkomen en te bestrijden. Er moet eveneens worden gezorgd voor controles door de Commissie en audits door de Rekenkamer. |
(9) |
De vrijgave van de communautaire financiële bijstand laat de bevoegdheden van de begrotingsautoriteit onverlet. |
(10) |
De bijstand moet worden beheerd door de Commissie, in overleg met het Economisch en Financieel Comité, |
BESLUIT:
Artikel 1
1. De Gemeenschap stelt Libanon 80 miljoen EUR aan financiële bijstand beschikbaar om het land te helpen bij de wederopbouw na de oorlog en bij de totstandbrenging van een duurzaam economisch herstel en daarmee de financiële druk te verlichten die de tenuitvoerlegging van het economische programma van de regering met zich brengt.
Gezien Libanons hoge schuldenlast bestaat de communautaire financiële bijstand uit 50 miljoen EUR aan leningen en maximaal 30 miljoen EUR aan giften.
2. De communautaire financiële bijstand wordt door de Commissie in overleg met het Economisch en Financieel Comité beheerd op een wijze die in overeenstemming is met de overeenkomsten en afspraken tussen het IMF en Libanon.
3. De communautaire financiële bijstand wordt voor twee jaar beschikbaar gesteld, met ingang van de eerste dag na de dag waarop dit besluit van kracht wordt. Indien de omstandigheden daartoe nopen, kan de Commissie evenwel, na raadpleging van het Economisch en Financieel Comité, besluiten de beschikbaarheidsperiode met maximaal één jaar te verlengen.
Artikel 2
1. De Commissie wordt hierbij gemachtigd om, na overleg met het Economisch en Financieel Comité, met de autoriteiten van Libanon overeenstemming te bereiken over de aan de communautaire financiële bijstand te verbinden financiële en economische beleidsvoorwaarden, die in een memorandum van overeenstemming en in een gift- en een leningovereenkomst worden vastgelegd. Deze voorwaarden stroken met de in artikel 1, lid 2, bedoelde overeenkomsten en afspraken.
2. Tijdens de tenuitvoerlegging van de communautaire financiële bijstand controleert de Commissie de deugdelijkheid van de voor deze bijstand relevante financiële en administratieve procedures en interne en externe controlemechanismen van Libanon.
3. De Commissie onderzoekt periodiek of het economische beleid van Libanon verenigbaar is met de doelstellingen van de communautaire financiële bijstand en of op bevredigende wijze aan de daaraan verbonden financiële en economische beleidsvoorwaarden is voldaan. Daarbij zal de Commissie haar werkzaamheden hecht coördineren met de werkzaamheden van de Bretton Woods-instellingen en, zo nodig, van het Economisch en Financieel Comité.
Artikel 3
1. De Commissie stelt in maximaal drie tranches communautaire financiële bijstand ter beschikking van Libanon.
2. Elke tranche wordt bij een bevredigende uitvoering van het door het IMF gesteunde economische programma vrijgegeven.
3. De tweede en derde tranche worden niet eerder dan drie maanden na de voorgaande tranche vrijgegeven bij een bevredigende uitvoering van het door het IMF gesteunde economische programma, van het tussen de Europese Unie en Libanon overeengekomen actieplan in het kader van het Europees nabuurschapsbeleid en van andere met de Commissie overeengekomen maatregelen als bedoeld in artikel 2, lid 1.
4. De middelen worden overgemaakt aan de centrale bank van Libanon en zijn uitsluitend bedoeld om te voorzien in Libanons financieringsbehoefte.
Artikel 4
De communautaire financiële bijstand wordt ten uitvoer gelegd overeenkomstig de bepalingen van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (2) en de uitvoeringsvoorschriften daarvan. In het bijzonder wordt in het memorandum van overeenstemming en in de gift- en de leningovereenkomst met de autoriteiten van Libanon bepaald dat Libanon maatregelen vaststelt om fraude, corruptie en andere onregelmatigheden in verband met de bijstand te voorkomen en te bestrijden. Tevens wordt bepaald dat de Commissie, met inbegrip van het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF), het recht heeft controles ter plaatse te verrichten en dat de Rekenkamer het recht heeft om, eventueel ter plaatse, audits te verrichten.
Artikel 5
Uiterlijk op 31 augustus van elk jaar doet de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad een verslag toekomen over de uitvoering van dit besluit in het voorgaande jaar. In dit verslag wordt het verband aangegeven tussen de in artikel 2, lid 1, bedoelde beleidsvoorwaarden, de actuele economische en budgettaire prestaties van Libanon en het besluit van de Commissie om de bijstandstranches vrij te geven.
Artikel 6
Dit besluit treedt in werking op de dag van zijn bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Gedaan te Brussel, 10 december 2007.
Voor de Raad
De voorzitter
L. AMADO
(1) PB L 143 van 30.5.2006, blz. 2.
(2) PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG, Euratom) nr. 1995/2006 (PB L 390 van 30.12.2006, blz. 1).
21.12.2007 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 337/113 |
BESLUIT VAN DE RAAD
van 10 december 2007
betreffende de ondertekening en de voorlopige toepassing van een overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Belarus tot wijziging van de overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Belarus inzake de handel in textielproducten
(2007/861/EG)
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 133 in samenhang met artikel 300, lid 2, eerste zin,
Gezien het voorstel van de Commissie,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De Commissie heeft namens de Gemeenschap onderhandelingen gevoerd over een overeenkomst tot verlenging met één jaar van de bestaande overeenkomst met de Republiek Belarus inzake de handel in textielproducten en de protocollen bij die overeenkomst, waarbij de kwantitatieve beperkingen in een aantal gevallen worden aangepast. |
(2) |
De overeenkomst in de vorm van een briefwisseling moet vanaf 1 januari 2008 voorlopig worden toegepast in afwachting van de voltooiing van de procedures voor de sluiting daarvan, op voorwaarde dat de Republiek Belarus de overeenkomst op wederkerige basis voorlopig toepast. |
(3) |
De overeenkomst in de vorm van een briefwisseling moet namens de Gemeenschap worden ondertekend, |
BESLUIT:
Artikel 1
Onder voorbehoud van de eventuele sluiting op een later tijdstip wordt de voorzitter van de Raad gemachtigd de personen aan te wijzen die bevoegd zijn namens de Gemeenschap de overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Belarus tot wijziging van de overeenkomst inzake de handel in textielproducten tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Belarus, te ondertekenen.
Artikel 2
Op voorwaarde van wederkerigheid wordt de overeenkomst in de vorm van een briefwisseling vanaf 1 januari 2008 op voorlopige basis toegepast, in afwachting van de formele sluiting daarvan.
De tekst van de overeenkomst in de vorm van een briefwisseling is aan dit besluit gehecht.
Artikel 3
1. Indien de Republiek Belarus niet voldoet aan punt 2.4 van de overeenkomst in de vorm van een briefwisseling worden de contingenten voor 2008 verminderd tot de in 2007 toegepaste niveaus.
2. Het besluit tot uitvoering van lid 1 wordt genomen volgens de procedures van artikel 17 van Verordening (EEG) nr. 3030/93 van de Raad van 12 oktober 1993 betreffende een gemeenschappelijke regeling voor de invoer van bepaalde textielproducten uit derde landen (1).
Artikel 4
Dit besluit wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Het treedt in werking op de dag volgende op die van zijn bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Gedaan te Brussel, 10 december 2007.
Voor de Raad
De voorzitter
L. AMADO
(1) PB L 275 van 8.11.1993, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1217/2007 van de Commissie (PB L 275 van 19.10.2007, blz. 16).
OVEREENKOMST
in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Belarus tot wijziging van de overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Belarus inzake de handel in textielproducten
Excellentie,
1. Ik verwijs naar de op 1 april 1993 geparafeerde overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Belarus inzake de handel in textielproducten, laatstelijk gewijzigd en verlengd bij de op 27 oktober 2006 geparafeerde overeenkomst in de vorm van een briefwisseling (hierna „de overeenkomst” genoemd).
2. Aangezien de overeenkomst op 31 december 2007 verstrijkt, besluiten de Europese Gemeenschap en de Republiek Belarus overeenkomstig artikel 19, lid 1, van de overeenkomst de looptijd ervan met één jaar te verlengen, met inachtneming van de volgende wijzigingen en voorwaarden:
2.1. |
Artikel 19, lid 1, van de overeenkomst komt als volgt te luiden: „Deze overeenkomst treedt in werking op de eerste dag van de maand volgende op de datum waarop de partijen elkaar in kennis stellen van de voltooiing van de daartoe vereiste procedures. Zij is van toepassing tot en met 31 december 2008.”. |
2.2. |
Bijlage II, waarin de kwantitatieve beperkingen voor de uitvoer uit de Republiek Belarus naar de Europese Gemeenschap zijn opgenomen, wordt vervangen door aanhangsel 1 bij deze brief. |
2.3. |
De bijlage bij protocol C, waarin de kwantitatieve beperkingen voor de uitvoer van de Republiek Belarus naar de Europese Gemeenschap na passieve veredeling in de Republiek Belarus zijn opgenomen, wordt voor de periode van 1 januari 2008 tot en met 31 december 2008 vervangen door aanhangsel 2 bij deze brief. |
2.4. |
Op de invoer in Belarus van textiel- en kledingproducten uit de Europese Gemeenschap worden in 2008 invoerrechten toegepast die niet hoger zijn dan die welke voor 2003 zijn vastgesteld in aanhangsel 4 van de op 11 november 1999 geparafeerde overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Belarus. Als deze rechten niet worden toegepast, heeft de Gemeenschap het recht voor de resterende looptijd van de overeenkomst de kwantitatieve beperkingen voor 2007, zoals overeengekomen in de op 27 oktober 2006 geparafeerde briefwisseling, pro rata opnieuw in te stellen. |
3. De Europese Gemeenschap en Belarus herinneren aan hun akkoord om uiterlijk zes maanden voor het verstrijken van deze overeenkomst overleg te plegen, teneinde eventueel een nieuwe overeenkomst te sluiten.
4. Mocht de Republiek Belarus vóór de datum waarop de overeenkomst verstrijkt lid van de Wereldhandelsorganisatie (WTO) worden, dan zijn de overeenkomsten en regels van de WTO van toepassing met ingang van de datum van de toetreding van de Republiek Belarus tot de WTO.
5. Ik verzoek u mij te bevestigen dat uw regering met het bovenstaande instemt. Indien dat het geval is, treedt deze overeenkomst in de vorm van een briefwisseling in werking op de eerste dag van de maand volgende op de datum waarop de partijen elkaar in kennis stellen van de voltooiing van de daartoe vereiste juridische procedures. In afwachting daarvan is deze overeenkomst voorlopig van toepassing met ingang van 1 januari 2008, op basis van wederkerigheid.
Met bijzondere hoogachting,
Voor de Europese Gemeenschap
Aanhangsel 1
„BIJLAGE II
Belarus |
Categorie |
Eenheid |
Contingent vanaf 1 januari 2008 |
Groep IA |
1 |
ton |
1 586 |
2 |
ton |
7 307 |
|
3 |
ton |
242 |
|
Groep IB |
4 |
1 000 stuks |
1 839 |
5 |
1 000 stuks |
1 105 |
|
6 |
1 000 stuks |
1 705 |
|
7 |
1 000 stuks |
1 377 |
|
8 |
1 000 stuks |
1 160 |
|
Groep IIA |
9 |
ton |
363 |
20 |
ton |
329 |
|
22 |
ton |
524 |
|
23 |
ton |
255 |
|
39 |
ton |
241 |
|
Groep IIB |
12 |
1 000 paar |
5 959 |
13 |
1 000 stuks |
2 651 |
|
15 |
1 000 stuks |
1 726 |
|
16 |
1 000 stuks |
186 |
|
21 |
1 000 stuks |
930 |
|
24 |
1 000 stuks |
844 |
|
26/27 |
1 000 stuks |
1 117 |
|
29 |
1 000 stuks |
468 |
|
73 |
1 000 stuks |
329 |
|
83 |
ton |
184 |
|
Groep IIIA |
33 |
ton |
387 |
36 |
ton |
1 312 |
|
37 |
ton |
463 |
|
50 |
ton |
207 |
|
Groep IIIB |
67 |
ton |
359 |
74 |
1 000 stuks |
377 |
|
90 |
ton |
208 |
|
Groep IV |
115 |
ton |
322 |
117 |
ton |
2 543 |
|
118 |
ton |
471” |
Aanhangsel 2
„BIJLAGE BIJ PROTOCOL C
Categorie |
Eenheid |
Vanaf 1 januari 2008 |
4 |
1 000 stuks |
6 190 |
5 |
1 000 stuks |
8 628 |
6 |
1 000 stuks |
11 508 |
7 |
1 000 stuks |
8 638 |
8 |
1 000 stuks |
2 941 |
12 |
1 000 stuks |
5 815 |
13 |
1 000 stuks |
911 |
15 |
1 000 stuks |
5 044 |
16 |
1 000 stuks |
1 027 |
21 |
1 000 stuks |
3 356 |
24 |
1 000 stuks |
864 |
26/27 |
1 000 stuks |
4 206 |
29 |
1 000 stuks |
1 705 |
73 |
1 000 stuks |
6 535 |
83 |
ton |
868 |
74 |
1 000 stuks |
1 140” |
Excellentie,
Hierbij bevestig ik de ontvangst van uw brief van …, die als volgt luidt:
„Excellentie,
1. Ik verwijs naar de op 1 april 1993 geparafeerde overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Belarus inzake de handel in textielproducten, laatstelijk gewijzigd en verlengd bij de op 27 oktober 2006 geparafeerde overeenkomst in de vorm van een briefwisseling (hierna „de overeenkomst” genoemd).
2. Aangezien de overeenkomst op 31 december 2007 verstrijkt, besluiten de Europese Gemeenschap en de Republiek Belarus overeenkomstig artikel 19, lid 1, van de overeenkomst de looptijd ervan met één jaar te verlengen, met inachtneming van de volgende wijzigingen en voorwaarden:
2.1. |
Artikel 19, lid 1, van de overeenkomst komt als volgt te luiden: „Deze overeenkomst treedt in werking op de eerste dag van de maand volgende op de datum waarop de partijen elkaar in kennis stellen van de voltooiing van de daartoe vereiste procedures. Zij is van toepassing tot en met 31 december 2008.”. |
2.2. |
Bijlage II, waarin de kwantitatieve beperkingen voor de uitvoer uit de Republiek Belarus naar de Europese Gemeenschap zijn opgenomen, wordt vervangen door aanhangsel 1 bij deze brief. |
2.3. |
De bijlage bij protocol C, waarin de kwantitatieve beperkingen voor de uitvoer van de Republiek Belarus naar de Europese Gemeenschap na passieve veredeling in de Republiek Belarus zijn opgenomen, wordt voor de periode van 1 januari 2008 tot en met 31 december 2008 vervangen door aanhangsel 2 bij deze brief. |
2.4. |
Op de invoer in Belarus van textiel- en kledingproducten uit de Europese Gemeenschap worden in 2008 invoerrechten toegepast die niet hoger zijn dan die welke voor 2003 zijn vastgesteld in aanhangsel 4 van de op 11 november 1999 geparafeerde overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Belarus. Wanneer deze rechten niet worden toegepast, heeft de Gemeenschap het recht voor de nog resterende looptijd van de overeenkomst de kwantitatieve beperkingen voor 2007, zoals overeengekomen in de op 27 oktober 2006 geparafeerde briefwisseling, pro rata opnieuw in te stellen. |
3. De Europese Gemeenschap en Belarus herinneren aan hun akkoord om uiterlijk zes maanden voor het verstrijken van deze overeenkomst overleg te plegen, teneinde eventueel een nieuwe overeenkomst te sluiten.
4. Mocht de Republiek Belarus vóór de datum waarop de overeenkomst verstrijkt lid van de Wereldhandelsorganisatie (WTO) worden, dan zijn de overeenkomsten en regels van de WTO van toepassing met ingang van de datum van de toetreding van de Republiek Belarus tot de WTO.
5. Ik verzoek u mij te bevestigen dat uw regering met het bovenstaande instemt. Indien dat het geval is, treedt deze overeenkomst in de vorm van een briefwisseling in werking op de eerste dag van de maand volgende op de datum waarop de partijen elkaar in kennis stellen van de voltooiing van de daartoe vereiste juridische procedures. In afwachting daarvan is deze overeenkomst voorlopig van toepassing met ingang van 1 januari 2008, op basis van wederkerigheid.
Met bijzondere hoogachting,”.
Hierbij bevestig ik dat mijn regering met de inhoud van uw brief instemt.
Met bijzondere hoogachting,
Voor de regering van de Republiek Belarus
Commissie
21.12.2007 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 337/119 |
BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE
van 13 december 2007
tot wijziging van Beschikking 2006/805/EG wat betreft maatregelen op het gebied van de diergezondheid in verband met klassieke varkenspest in Hongarije en Slowakije
(Kennisgeving geschied onder nummer C(2007) 6158)
(Voor de EER relevante tekst)
(2007/862/EG)
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Richtlijn 90/425/EEG van de Raad van 26 juni 1990 inzake veterinaire en zoötechnische controles in het intracommunautaire handelsverkeer in bepaalde levende dieren en producten in het vooruitzicht van de totstandbrenging van de interne markt (1), en met name op artikel 10, lid 4,
Gelet op Richtlijn 89/662/EEG van de Raad van 11 december 1989 inzake veterinaire controles in het intracommunautaire handelsverkeer in het vooruitzicht van de totstandbrenging van de interne markt (2), en met name op artikel 9, lid 4,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Beschikking 2006/805/EG van de Commissie van 24 november 2006 betreffende maatregelen op het gebied van de diergezondheid in verband met klassieke varkenspest in sommige lidstaten (3) is vastgesteld als reactie op uitbraken van klassieke varkenspest in bepaalde lidstaten. Bij die beschikking zijn bepaalde maatregelen vastgesteld ter bestrijding van klassieke varkenspest in die lidstaten. |
(2) |
Slowakije heeft de Commissie op de hoogte gebracht van de recente ontwikkeling van die ziekte bij wilde varkens en van het optreden van die ziekte in het district Nové Zámky, dat grenst aan de districten Komárno en Levice in Slowakije en het district Pest in Hongarije. In het licht van de beschikbare epidemiologische informatie moeten de gebieden in Slowakije en Hongarije waar maatregelen ter bestrijding van klassieke varkenspest gelden, worden uitgebreid met delen van die districten. |
(3) |
De ziektesituatie in Slowakije is aanzienlijk verbeterd in de DVFA’s (districten ressorterend onder de raad voor diergeneeskunde en levensmiddelen) van Trenčín (de districten Trenčín en Bánovce nad Bebravou), Prievidza (de districten Prievidza en Partizánske) en Púchov (alleen het district Ilava). De maatregelen van Beschikking 2006/805/EG betreffende die gebieden zijn daarom niet langer van toepassing. |
(4) |
Voor de transparantie van de Gemeenschapswetgeving moet de lijst van de betrokken lidstaten of regio’s daarvan zoals opgenomen in de bijlage bij Beschikking 2006/805/EG worden vervangen door de tekst in de bijlage bij deze beschikking. |
(5) |
Beschikking 2006/805/EG moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(6) |
De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid, |
HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:
Artikel 1
De bijlage bij Beschikking 2006/805/EG wordt vervangen door de bijlage bij deze beschikking.
Artikel 2
Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.
Gedaan te Brussel, 13 december 2007.
Voor de Commissie
Markos KYPRIANOU
Lid van de Commissie
(1) PB L 224 van 18.8.1990, blz. 29. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2002/33/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 315 van 19.11.2002, blz. 14).
(2) PB L 395 van 30.12.1989, blz. 13. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2004/41/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 157 van 30.4.2004, blz. 33); gerectificeerd in PB L 195 van 2.6.2004, blz. 12.
(3) PB L 329 van 25.11.2006, blz. 67. Beschikking laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 2007/631/EG (PB L 255 van 29.9.2007, blz. 45).
BIJLAGE
„BIJLAGE
DEEL I
1. Duitsland:
A. Rheinland-Pfalz
a) |
in de Kreis Ahrweiler: de gemeenten Adenau en Altenahr; |
b) |
in de Kreis Daun: de gemeenten Obere Kyll en Hillesheim, in de gemeente Daun de deelgemeenten Betteldorf, Dockweiler, Dreis-Brück, Hinterweiler en Kirchweiler, in de gemeente Kelberg de deelgemeenten Beinhausen, Bereborn, Bodenbach, Bongard, Borler, Boxberg, Brücktal, Drees, Gelenberg, Kelberg, Kirsbach, Mannebach, Neichen, Nitz, Reimerath en Welcherath, in de gemeente Gerolstein de deelgemeenten Berlingen, Duppach, Hohenfels-Essingen, Kalenborn-Scheuern, Neroth, Pelm en Rockeskyll en de stad Gerolstein; |
c) |
in de Kreis Bitburg-Prüm: in de gemeente Prüm de deelgemeenten Büdesheim, Kleinlangenfeld, Neuendorf, Olzheim, Roth bei Prüm, Schwirzheim en Weinsheim. |
B. Nordrhein-Westfalen:
a) |
in de Kreis Euskirchen: de steden Bad Münstereifel, Mechernich, Schleiden en de deelgemeenten Billig, Euenheim, Euskirchen, Flamersheim, Kirchheim, Kuchenheim, Kreuzweingarten, Niederkastenholz, Palmersheim, Rheder, Roitzheim, Schweinheim, Stotzheim, Wißkirchen (in de stad Euskirchen), en de gemeenten Blankenheim, Dahlem, Hellenthal, Kall en Nettersheim; |
b) |
in de Kreis Rhein-Sieg: de steden Meckenheim en Rheinbach, de gemeente Wachtberg, de deelgemeenten Witterschlick, Volmershofen, Heidgen (in de gemeente Alfter) en de deelgemeenten Buschhoven, Morenhoven, Miel en Odendorf (in de gemeente Swisttal); |
c) |
de stad Aachen: ten zuiden van de autosnelwegen A 4 en A 544 en Bundesstrasse B 1; |
d) |
de stad Bonn: ten zuiden van Bundesstrasse 56 en autosnelweg A 565 (Bonn-Endenich tot Bonn-Poppelsdorf) en ten zuidwesten van Bundesstrasse 9; |
e) |
in de Kreis Aachen: de steden Monschau en Stolberg, en de gemeenten Simmerath en Roetgen; |
f) |
in de Kreis Düren: de steden Heimbach en Nideggen, en de gemeenten Hürtgenwald en Langerwehe. |
2. Frankrijk
Het grondgebied van de departementen Bas-Rhin en Moselle ten westen van de Rijn en het Rijn-Marne-kanaal, ten noorden van de autosnelweg A 4, ten oosten van de Saar en ten zuiden van de Duitse grens en de gemeenten Holtzheim, Lingolsheim en Eckbolsheim.
DEEL II
1. Hongarije
Het grondgebied van het district Nógrád en het grondgebied van het district Pest ten noorden en ten oosten van de Donau, ten zuiden van de grens met Slowakije, ten westen van de grens met het district Nógrád en ten noorden van de autosnelweg E 71.
2. Slowakije
Het grondgebied van de DVFA’s (districten ressorterend onder de raad voor diergeneeskunde en levensmiddelen) Žiar nad Hronom (de districten Žiar nad Hronom, Žarnovica en Banská Štiavnica), Zvolen (de districten Zvolen, Krupina en Detva), Lučenec (de districten Lučenec en Poltár), Veľký Krtíš (het district Veľký Krtíš), Komárno (het grondgebied ten oosten van de autoweg 64, ten noorden van de grens met Hongarije en ten westen van het district Nové Zámky), Nové Zámky (het grondgebied ten oosten van het district Komárno en ten oosten van de autoweg 64, ten zuiden van de autoweg 75 en ten noorden van de grens met Hongarije) en Levice (het grondgebied ten oosten van het district Nové Zámky en ten oosten van de autoweg 66 (E77), ten zuiden van de autoweg 75, ten noorden van de grens met Hongarije en ten westen van het district Veľký Krtíš).
DEEL III
1. Bulgarije:
Het hele grondgebied van Bulgarije.”
21.12.2007 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 337/122 |
BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE
van 14 december 2007
tot verlening van een door het Verenigd Koninkrijk voor Noord-Ierland gevraagde afwijking krachtens Richtlijn 91/676/EEG van de Raad inzake de bescherming van water tegen verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen
(Kennisgeving geschied onder nummer C(2007) 6281)
(Slechts de tekst in de Engelse taal is authentiek)
(2007/863/EG)
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Richtlijn 91/676/EEG van de Raad van 12 december 1991 inzake de bescherming van water tegen verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen (1), en met name op bijlage III, punt 2, derde alinea,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Wanneer een lidstaat voornemens is per hectare jaarlijks een andere hoeveelheid dierlijke mest op of in de bodem te brengen dan in bijlage III, punt 2, tweede alinea, eerste zin en onder a), van Richtlijn 91/676/EEG is bepaald, moet deze hoeveelheid zodanig worden vastgesteld dat geen afbreuk wordt gedaan aan het bereiken van de in artikel 1 van die richtlijn genoemde doelstellingen, en moet deze hoeveelheid worden gemotiveerd aan de hand van objectieve criteria, zoals, in het onderhavige geval, lange groeiperioden en gewassen met een hoge stikstofopname. |
(2) |
Op 10 augustus 2007 heeft het Verenigd Koninkrijk met betrekking tot Noord-Ierland een verzoek tot afwijking uit hoofde van bijlage III, punt 2, derde alinea, van Richtlijn 91/676/EEG bij de Commissie ingediend. |
(3) |
De gevraagde afwijking betreft het voornemen van het Verenigd Koninkrijk om toestemming te geven om in Noord-Ierland op graslandbedrijven tot 250 kg stikstof uit dierlijke mest per hectare per jaar op of in de bodem te brengen. Circa 732 bedrijven in Noord-Ierland, d.w.z. 2,7 % van alle landbouwbedrijven, 4 % van de oppervlakte cultuurgrond en 5 % van de grootvee-eenheden, zouden onder de afwijking kunnen vallen. |
(4) |
De wetgeving tot uitvoering van Richtlijn 91/676/EEG, de „Nitrates Action Programme Regulations (Northern Ireland) 2006”(Regulations 2006 No 489), is vastgesteld en is eveneens van toepassing op de gevraagde afwijking. |
(5) |
De „Phosphorus (Use in Agriculture) Regulations (Northern Ireland) 2006” bevatten maatregelen ter regulering van het op- of inbrengen van fosfaatkunstmest teneinde waterverontreiniging te voorkomen. Deze regelgeving verbiedt het gebruik van kunstmest tenzij is aangetoond dat de toegepaste hoeveelheid de behoeften van het gewas niet overtreft, hetgeen onder meer veronderstelt dat de vruchtbaarheidstoestand van de bodem via een chemische analyse wordt beoordeeld. |
(6) |
Uit de ingediende waterkwaliteitsgegevens komt naar voren dat vele wateren in Noord-Ierland een laag nitraatgehalte hebben. In 2005 bedroeg de gemiddelde nitraatconcentratie in het grondwater op 71 % van de monitoringlocaties minder dan 20 mg/l en werd op niet meer dan 7 % van de bemonsteringspunten een nitraatconcentratie van meer dan 50 mg/l geregistreerd. Uit de gegevens over de waterkwaliteit van rivieren blijkt dat in 2005 de gemiddelde nitraatconcentratie op 99 % van de bemonsteringspunten lager was dan 20 mg/l en op geen enkele monitoringlocatie hoger dan 50 mg/l. Alle grote meren hadden een gemiddelde nitraatconcentratie van minder dan 10 mg/l. |
(7) |
Uit het derde verslag over de uitvoering van de nitraatrichtlijn blijkt dat de nitraatconcentraties op 72 % van de grondwatermonitoringlocaties over de periode 1999-2003 een stabiele of dalende tendens te zien geven; gedurende dezelfde periode vertoonde de nitraatconcentratie in het oppervlaktewater op 87 % van de oppervlaktewatermonitoringlocaties eveneens een stabiele of dalende tendens. |
(8) |
Overeenkomstig artikel 3, lid 5, van Richtlijn 91/676/EEG zijn de „Nitrates Action Programme Regulations (Northern Ireland) 2006” van toepassing op het hele Noord-Ierse grondgebied. |
(9) |
De omvang van de veestapel en het gebruik van kunstmest zijn het afgelopen decennium afgenomen. In de periode 1995-2005 daalde het aantal runderen, varkens en schapen met respectievelijk 2 %, 36 % en 22 %. Het gebruik van stikstofkunstmest daalde in de periode 1995-2005 met 41 % en de stikstofgift bedroeg in 2005 89 kg/ha; het gebruik van fosfaatkunstmest nam in dezelfde periode af met 49 % en er werd in 2005 gemiddeld 7 kg fosfor per hectare toegediend. Nationaal nam het stikstofoverschot af van 159 kg/ha in 1995 tot 124 kg/ha in 2005. |
(10) |
Als gevolg van veel neerslag en overwegend slecht gedraineerde bodems wordt in Noord-Ierland 93 % van de landbouwgrond als grasland gebruikt, waarvan een groot deel als geschikt of zeer geschikt voor grasvegetatie wordt aangemerkt. Wegens de beperkte afwatering is het denitrificatiepotentieel van de meeste bodems in Noord-Ierland nogal hoog, waardoor de nitraatconcentratie in de bodem en bijgevolg ook de hoeveelheid nitraat die kan uitspoelen, geringer is. |
(11) |
In Noord-Ierland wordt op 70 % van de landbouwgrond extensieve landbouw beoefend en vindt op 45 % van het totale landbouwareaal landbouw plaats in het kader van agromilieuregelingen. |
(12) |
Het Noord-Ierse klimaat wordt gekenmerkt door een gelijkmatig over het jaar verdeelde regenval en een betrekkelijk klein jaarlijks temperatuurbereik, hetgeen bevorderlijk is voor een vrij lange groeiperiode voor gras, die varieert van 270 dagen per jaar in het oostelijke kustgebied tot ongeveer 260 dagen per jaar in het centrale laagland, waar het land actief wordt beheerd en bebouwd. |
(13) |
Uit de in de kennisgeving ingediende ondersteunende documenten blijkt dat de voorgestelde hoeveelheid van 250 kg stikstof per hectare per jaar uit mest van graasvee in graslandbedrijven gerechtvaardigd is op basis van objectieve criteria zoals lange groeiperioden en gewassen met een hoge stikstofopname. |
(14) |
De Commissie is na bestudering van het verzoek van mening dat de voorgestelde hoeveelheid van 250 kg per hectare geen afbreuk doet aan de verwezenlijking van de doelstellingen van Richtlijn 91/676/EEG, mits aan bepaalde strenge voorwaarden wordt voldaan. |
(15) |
Deze beschikking dient van toepassing te zijn in combinatie met de „Nitrates Action Programme Regulations (Northern Ireland) 2006”, die in Noord-Ierland gedurende de periode 2007-2010 van kracht zijn. |
(16) |
De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 9 van Richtlijn 91/676/EEG ingestelde Nitraatcomité, |
HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:
Artikel 1
De door het Verenigd Koninkrijk bij brief van 10 augustus 2007 voor Noord-Ierland gevraagde afwijking, waarmee wordt beoogd een grotere hoeveelheid dierlijke mest toe te staan dan in bijlage III, punt 2, tweede alinea, eerste zin en onder a), van Richtlijn 91/676/EEG is bepaald, wordt onder de in deze beschikking neergelegde voorwaarden toegestaan.
Artikel 2
Definities
In deze beschikking wordt verstaan onder:
a) |
„graslandbedrijf”: een landbouwbedrijf waar 80 % of meer van de landbouwgrond die voor het op- of inbrengen van mest beschikbaar is, grasland is; |
b) |
„graasvee”: runderen (met uitzondering van mestkalveren), schapen, herten, geiten en paarden; |
c) |
„grasland”: blijvend grasland of tijdelijk grasland (tijdelijk betekent dat de betrokken grond gedurende minder dan vier jaar grasland is). |
Artikel 3
Toepassingsgebied
Deze beschikking geldt op individuele basis en met inachtneming van de in de artikelen 4, 5 en 6 vastgestelde voorwaarden voor graslandbedrijven.
Artikel 4
Jaarlijkse toestemming en verbintenis
1. Landbouwers die van een afwijking gebruik willen maken, dienen jaarlijks een aanvraag in bij de bevoegde instanties.
2. Tegelijk met de in lid 1 bedoelde jaarlijkse aanvraag dienen zij een schriftelijke verklaring in dat zij zich ertoe verbinden aan de in de artikelen 5 en 6 vastgestelde voorwaarden te voldoen.
3. De bevoegde instanties zorgen ervoor dat op alle aanvragen voor afwijkingen administratieve controle wordt uitgevoerd. Wanneer uit de door de nationale instanties uitgevoerde controle van de in lid 1 bedoelde aanvragen blijkt dat niet aan de in de artikelen 5 en 6 vastgestelde voorwaarden wordt voldaan, wordt de aanvrager daarvan in kennis gesteld. In dit geval wordt de aanvraag als afgewezen beschouwd.
Artikel 5
Op- of inbrengen van dierlijke en andere meststoffen
1. De hoeveelheid dierlijke mest van graasvee die elk jaar op graslandbedrijven, ook door de dieren zelf, op of in de bodem wordt gebracht, bevat niet meer dan 250 kg stikstof per hectare, met inachtneming van de in de leden 2 tot en met 8 vastgestelde voorwaarden.
2. De totale stikstofgift is niet groter dan de te voorziene nutriëntenbehoefte van het betrokken gewas, rekening houdend met de levering van nutriënten vanuit de bodem.
3. Voor elk bedrijf wordt een bemestingsplan bijgehouden, waarin het vruchtwisselingsschema voor de landbouwgrond en de planning voor het op- of inbrengen van dierlijke mest en stikstof- en fosfaatkunstmest worden beschreven. Dit plan is elk kalenderjaar uiterlijk op 1 maart op het bedrijf beschikbaar.
Het bemestingsplan bevat de volgende gegevens:
a) |
de omvang van de veestapel, een beschrijving van het huisvestings- en mestopslagsysteem, met inbegrip van de inhoud van de beschikbare opslagruimte voor dierlijke mest; |
b) |
een berekening van de op het bedrijf geproduceerde stikstof (minus de verliezen in de stallen en de mestopslagruimte) en fosfor uit dierlijke mest; |
c) |
de vruchtwisseling en het areaal voor elk gewas, met een schets van de ligging van de verschillende percelen; |
d) |
de te verwachten stikstof- en fosforbehoefte van de gewassen; |
e) |
de hoeveelheid en soort dierlijke mest die door het landbouwbedrijf aan anderen of door anderen aan het landbouwbedrijf wordt geleverd; |
f) |
het resultaat van een bodemanalyse en met name de stikstof- en fosfortoestand van de bodem, indien beschikbaar; |
g) |
de op- of ingebrachte hoeveelheden stikstof en fosfor uit dierlijke mest voor elk perceel (gedeelte van het bedrijf dat wat gewas en bodemtype betreft homogeen is); |
h) |
de op- of ingebrachte hoeveelheden stikstof en fosfor uit kunstmest en andere meststoffen voor elk perceel. |
Het bemestingsplan wordt uiterlijk zeven dagen na een wijziging van de landbouwpraktijken aangepast om te waarborgen dat het plan in overeenstemming is met de feitelijke landbouwpraktijken.
4. Elk bedrijf houdt een mestboekhouding bij waarin informatie over het beheer van vervuild water en fosforgiften wordt opgenomen. Deze wordt voor elk kalenderjaar ingediend bij de bevoegde instantie.
5. Elk graslandbedrijf waaraan een individuele afwijking is toegestaan, aanvaardt dat de in artikel 4, lid 1, bedoelde aanvraag, het bemestingsplan en de mestboekhouding aan een controle kunnen worden onderworpen.
6. Voor elk bedrijf waaraan een individuele afwijking is toegestaan, wordt ten minste om de vier jaar voor elk deel van het bedrijf dat qua vruchtwisseling en bodemkenmerken homogeen is, een stikstof- en fosforanalyse van de bodem uitgevoerd. Er wordt minstens één analyse per 5 ha landbouwgrond vereist.
7. Dierlijke mest mag niet in het najaar vóór een grasteelt worden op- of ingebracht.
8. Elk graslandbedrijf waaraan een individuele afwijking is toegestaan, draagt er zorg voor dat de fosforbalans zoals berekend volgens de methodiek die door de bevoegde instantie overeenkomstig artikel 7, lid 2, van deze beschikking is vastgesteld, een overschot van ten hoogste 10 kg fosfor per hectare per jaar vertoont.
Artikel 6
Landbeheer
80 % of meer van de voor het op- of inbrengen van mest beschikbare landbouwgrond dient met gras te worden beteeld. Landbouwers aan wie een individuele afwijking is toegestaan, voeren de volgende maatregelen uit:
a) |
tijdelijk grasland wordt in het voorjaar geploegd; |
b) |
ondergeploegd gras wordt op alle bodemtypes onmiddellijk gevolgd door een gewas met een hoge stikstofbehoefte; |
c) |
in de vruchtwisseling worden geen vlinderbloemigen of andere gewassen die stikstof uit de lucht binden, opgenomen. Dit geldt echter niet voor klaver op grasland met minder dan 50 % klaver en voor granen en erwten met gras als ondervrucht. |
Artikel 7
Andere maatregelen
1. De toepassing van deze afwijking doet geen afbreuk aan de maatregelen die nodig zijn om aan andere communautaire milieuwetgeving te voldoen.
2. De bevoegde instanties stellen de gedetailleerde procedure vast voor de berekening van de fosforbalans van landbouwbedrijven waaraan een afwijking is toegestaan, rekening houdend met de fosfaatinputs via krachtvoer, ruwvoer en meststoffen en de fosfaatoutputs via producten (levende dieren, vlees en andere dierlijke producten), voeder- en andere gewassen, en brengen deze ter kennis van de Commissie.
Artikel 8
Monitoring
1. De bevoegde instantie maakt kaarten van de percentages onder een individuele afwijking vallende graslandbedrijven, dieren en landbouwgrond in elk district en werkt deze jaarlijks bij. Deze kaarten worden jaarlijks en voor het eerst uiterlijk op 1 mei 2008 bij de Commissie ingediend.
2. De monitoring van de onder het actieprogramma en de afwijking vallende landbouwbedrijven geschiedt op perceelniveau en in de landbouwmonitoringstroomgebieden. De referentiemonitoringstroomgebieden zijn representatief voor de verschillende bodemtypes, intensiteitsniveaus en bemestingspraktijken.
3. Onderzoek en nutriëntenanalyses leveren gegevens op over het lokale bodemgebruik, de vruchtwisseling en de landbouwpraktijken op de bedrijven waaraan een individuele afwijking is toegestaan. Deze gegevens kunnen worden gebruikt voor modelmatige berekeningen van de omvang van de nitraatuitspoeling en de fosforverliezen op percelen waar tot 250 kg stikstof per hectare per jaar wordt op- of ingebracht via mest van graasvee.
4. De monitoring van ondiep grondwater, bodemwater, drainagewater en waterlopen op landbouwbedrijven die behoren tot de monitoringlocaties voor landbouw-stroomgebieden, levert gegevens op over de nitraat- en fosforconcentratie in water dat vanuit de wortelzone in het grondwater en oppervlaktewater terechtkomt.
5. Er wordt een intensievere watermonitoring uitgevoerd voor landbouwstroomgebieden die in de nabijheid van de kwetsbaarste meren gelegen zijn.
6. Er wordt een studie uitgevoerd om tegen het einde van de afwijkingsperiode gedetailleerde wetenschappelijke informatie te verzamelen over intensieve graslandsystemen met het oog op een beter nutriëntenbeheer. Deze studie wordt toegespitst op nutriëntenverliezen, met inbegrip van nitraatuitspoeling, verliezen door denitrificatie en fosfaatverliezen, in intensieve melkveeproductiesystemen in representatieve gebieden.
Artikel 9
Controles
1. De bevoegde nationale instantie voert administratieve controles uit op alle landbouwbedrijven waaraan een individuele afwijking is toegestaan, om te bepalen of zij de maximale hoeveelheid van 250 kg stikstof per hectare per jaar uit mest van graasvee, de maximale mestgift voor stikstof en fosfor en de voorwaarden inzake landgebruik in acht nemen.
2. Op basis van een risicoanalyse, de resultaten van de controles in voorgaande jaren en de resultaten van de algemene aselecte controle op de wetgeving ter uitvoering van Richtlijn 91/676/EEG wordt een programma van inspecties ter plaatse opgesteld. Bij ten minste 3 % van de bedrijven waaraan een individuele afwijking is toegestaan, wordt een inspectie ter plaatse uitgevoerd met betrekking tot de in de artikelen 5 en 6 vastgestelde voorwaarden.
Artikel 10
Rapportage
1. De bevoegde instantie dient elk jaar de resultaten van de monitoring, samen met een beknopt verslag over de ontwikkeling van de waterkwaliteit en de evaluatiepraktijk, bij de Commissie in. Het verslag bevat informatie over de wijze waarop de evaluatie van de naleving van de aan de afwijking verbonden voorwaarden via controles op bedrijfsniveau wordt uitgevoerd, en informatie over bedrijven die zich blijkens de resultaten van administratieve controles en inspecties ter plaatse niet aan de voorschriften hebben gehouden. Het eerste verslag wordt in november 2008 ingediend, de volgende verslagen jaarlijks uiterlijk in juni.
2. De Commissie zal bij een eventueel nieuw verzoek om een afwijking rekening houden met de zo verkregen resultaten.
Artikel 11
Toepassing
Deze beschikking is van toepassing in de context van de „Nitrates Action Programme Regulations (Northern Ireland) 2006”(Regulations 2006 No. 489) van 1 december 2006. Zij verstrijkt op 31 december 2010.
Artikel 12
Deze beschikking is gericht tot het Verenigd Koninkrijk.
Gedaan te Brussel, 14 december 2007.
Voor de Commissie
Stavros DIMAS
Lid van de Commissie
(1) PB L 375 van 31.12.1991, blz. 1. Richtlijn gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1882/2003 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 284 van 31.10.2003, blz. 1).
21.12.2007 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 337/127 |
BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE
van 20 december 2007
tot wijziging van aanhangsel B van bijlage XII bij de Toetredingsakte van 2003 wat bepaalde inrichtingen in de vleessector in Polen betreft
(Kennisgeving geschied onder nummer C(2007) 6490)
(Voor de EER relevante tekst)
(2007/864/EG)
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op de Toetredingsakte van Tsjechië, Estland, Cyprus, Letland, Litouwen, Hongarije, Malta, Polen, Slovenië en Slowakije, en met name op bijlage XII, hoofdstuk 6, afdeling B, onderafdeling I, punt 1, onder e),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Aan Polen is voor bepaalde in aanhangsel B (1) van bijlage XII bij de Toetredingsakte van 2003 vermelde inrichtingen een overgangsperiode toegestaan. De mogelijkheid om een overgangsperiode voor inrichtingen voor de productie van vlees in Polen toe te staan, eindigt op 31 december 2007. |
(2) |
Aanhangsel B van bijlage XII bij de Toetredingsakte van 2003 is gewijzigd bij de Beschikkingen 2004/458/EG (2), 2004/471/EG (3), 2004/474/EG (4), 2005/271/EG (5), 2005/591/EG (6), 2005/854/EG (7), 2006/14/EG (8), 2006/196/EG (9), 2006/404/EG (10), 2006/555/EG (11), 2006/935/EG (12), 2007/202/EG (13), 2007/443/EG (14) en 2007/555/EG (15) van de Commissie. |
(3) |
Uit een officiële verklaring van de bevoegde Poolse autoriteit blijkt dat bepaalde inrichtingen in de vleessector hun moderniseringsproces hebben voltooid en nu volledig aan het Gemeenschapsrecht voldoen. Bepaalde inrichtingen hebben activiteiten gestaakt waarvoor een overgangsperiode was toegestaan. Die inrichtingen moeten daarom worden geschrapt uit de lijst van inrichtingen waarvoor een overgangsregeling geldt. |
(4) |
Aanhangsel B van bijlage XII bij de Toetredingsakte van 2003 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(5) |
Het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid is van de in deze beschikking vervatte maatregelen op de hoogte gebracht, |
HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:
Artikel 1
De in de bijlage bij deze beschikking vermelde inrichtingen worden geschrapt uit aanhangsel B van bijlage XII bij de Toetredingsakte van 2003.
Artikel 2
Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.
Gedaan te Brussel, 20 december 2007.
Voor de Commissie
Markos KYPRIANOU
Lid van de Commissie
(1) PB C 227 E van 23.9.2003, blz. 1392.
(2) PB L 156 van 30.4.2004, blz. 52; gerectificeerd in PB L 202 van 7.6.2004, blz. 39.
(3) PB L 160 van 30.4.2004, blz. 56; gerectificeerd in PB L 212 van 12.6.2004, blz. 31.
(4) PB L 160 van 30.4.2004, blz. 74; gerectificeerd in PB L 212 van 12.6.2004, blz. 44.
(5) PB L 86 E van 5.4.2005, blz. 13.
(6) PB L 200 van 30.7.2005, blz. 96.
(7) PB L 316 van 2.12.2005, blz. 17.
(8) PB L 10 van 14.1.2006, blz. 66.
(9) PB L 70 van 9.3.2006, blz. 80.
(10) PB L 156 van 9.6.2006, blz. 16.
(11) PB L 218 van 9.8.2006, blz. 17.
(12) PB L 355 van 15.12.2006, blz. 105.
(13) PB L 90 van 30.3.2007, blz. 86.
(14) PB L 166 van 28.6.2007, blz. 24.
(15) PB L 212 van 14.8.2007, blz. 3.
BIJLAGE
Lijst van inrichtingen die moeten worden geschrapt uit aanhangsel B van bijlage XII bij de Toetredingsakte van 2003
Lijst van roodvleesinrichtingen waarvoor een overgangsregeling geldt
Nr. |
Veterinair nr. |
Naam van de inrichting |
2 |
02200301 |
Zakład Przetwórstwa Mięsnego „Tarczyński” Sp. z o.o. |
9 |
06020203 |
Zakłady Mięsne w Biłgoraju Czesław Sobczak |
11 |
06020208 |
Zakład Mięsny „Romex” Romuald Chołota |
34 |
12100112 |
P.P.H.U. „KWARTET” Ubojnia Zwierząt |
52 |
14370201 |
Zakład Rzeźniczo-Wędliniarski S. J. Z. Motylewski – J. Zaborowski |
53 |
14140301 |
Zakład Przetwórstwa Mięsnego „SZYNKO-POL” Spółka z o.o. |
54 |
14250309 |
Sp. z o.o. KAMAR |
60 |
16010301 |
PPHU „PIM” s.j. |
67 |
22630302 |
Zakład Przetwórstwa Mięsnego M. Korganowski |
68 |
22120303 |
Zakład Przetwórstwa Mięsnego M. Korganowski |
74 |
24040211 |
Przetwórstwo Mięsa Andrzej Kosiński |
84 |
26610201 |
Zakłady Mięsne S.A. Kielce |
94 |
30210307 |
ALBAN Sp. z o.o. Jerzy Kniat |
98 |
30270206 |
PPH PEKTUR s.j. Jerzy Pacholski, Marek Domeński |
Lijst van witvleesinrichtingen
109 |
14250604 |
Krzyżanowscy |
113 |
30170401 |
PPHEI AWRA Sp. z o.o. |
Lijst van roodvleesinrichtingen met geringe capaciteit
116 |
|
21.12.2007 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 337/129 |
BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE
van 20 december 2007
tot wijziging van aanhangsel B van bijlage XII bij de Toetredingsakte van 2003 wat bepaalde inrichtingen in de vleessector in Polen betreft
(Kennisgeving geschied onder nummer C(2007) 6494)
(Voor de EER relevante tekst)
(2007/865/EG)
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op de Toetredingsakte van Tsjechië, Estland, Cyprus, Letland, Litouwen, Hongarije, Malta, Polen, Slovenië en Slowakije, en met name op bijlage XII, hoofdstuk 6, afdeling B, onderafdeling I, punt 1, onder e),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Aan Polen is een overgangsperiode toegestaan voor bepaalde inrichtingen die zijn opgenomen in aanhangsel B (1) van bijlage XII bij de Toetredingsakte van 2003. De mogelijkheid om een overgangsperiode voor inrichtingen voor de productie van vlees in Polen toe te staan, eindigt op 31 december 2007. |
(2) |
Aanhangsel B van bijlage XII bij de Toetredingsakte van 2003 is gewijzigd bij de Beschikkingen 2004/458/EG (2), 2004/471/EG (3), 2004/474/EG (4), 2005/271/EG (5), 2005/591/EG (6), 2005/854/EG (7), 2006/14/EG (8), 2006/196/EG (9), 2006/404/EG (10), 2006/555/EG (11), 2006/935/EG (12), 2007/202/EG (13), 2007/443/EG (14), 2007/555/EG (15) en 2008/864/EG (16) van de Commissie. |
(3) |
Uit een officiële verklaring van de bevoegde Poolse autoriteit blijkt dat bepaalde inrichtingen in de vleessector hun moderniseringsproces hebben voltooid en nu volledig aan het Gemeenschapsrecht voldoen. Bepaalde inrichtingen hebben activiteiten gestaakt waarvoor een overgangsperiode was toegestaan. Die inrichtingen moeten daarom worden geschrapt uit de lijst van inrichtingen waarvoor een overgangsregeling geldt. |
(4) |
Aanhangsel B van bijlage XII bij de Toetredingsakte van 2003 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(5) |
Het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid is van de in deze beschikking vervatte maatregelen op de hoogte gebracht, |
HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:
Artikel 1
De in de bijlage bij deze beschikking vermelde inrichtingen worden geschrapt uit aanhangsel B van bijlage XII bij de Toetredingsakte van 2003.
Artikel 2
Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.
Gedaan te Brussel, 20 december 2007.
Voor de Commissie
Markos KYPRIANOU
Lid van de Commissie
(1) PB C 227 E van 23.9.2003, blz. 1392.
(2) PB L 156 van 30.4.2004, blz. 52; gerectificeerd in PB L 202 van 7.6.2004, blz. 39.
(3) PB L 160 van 30.4.2004, blz. 58; gerectificeerd in PB L 212 van 12.6.2004, blz. 31.
(4) PB L 160 van 30.4.2004, blz. 74; gerectificeerd in PB L 212 van 12.6.2004, blz. 44.
(5) PB L 86 van 5.4.2005, blz. 13.
(6) PB L 200 van 30.7.2005, blz. 96.
(7) PB L 316 van 2.12.2005, blz. 17.
(8) PB L 10 van 14.1.2006, blz. 66.
(9) PB L 70 van 9.3.2006, blz. 80.
(10) PB L 156 van 9.6.2006, blz. 16.
(11) PB L 218 van 9.8.2006, blz. 17.
(12) PB L 355 van 15.12.2006, blz. 105.
(13) PB L 90 van 30.3.2007, blz. 86.
(14) PB L 166 van 28.6.2007, blz. 24.
(15) PB L 212 van 14.8.2007, blz. 3.
(16) Zie bladzijde 127 van dit Publicatieblad.
BIJLAGE
Lijst van inrichtingen die moeten worden geschrapt uit aanhangsel B van bijlage XII bij de Toetredingsakte van 2003
Lijst van roodvleesinrichtingen waarvoor een overgangsregeling geldt
Nr. |
Veterinair nr. |
Naam van de inrichting |
1 |
02120206 |
Zakład Mięsny Sp. jawna D.M. Niebieszczańscy |
3 |
02240301 |
P.P.H. „HE-MA” Przetwórnia Mięsa |
5 |
06080204 |
„SŁOMKA” Sp. j. Andrzej Słomka, Waldemar Słomka |
6 |
06080201 |
Zakład Przetwórstwa Mięsnego Bożena i Kazimierz Wójcik |
7 |
06080301 |
„GIZET” Sp. j. I. Galińska, B. Galińska |
8 |
06020207 |
PPH „MISA – W” Andrzej Wasąg |
10 |
06070201 |
Zakład Przetwórstwa Mięsnego „MAX” Sp. j. |
12 |
06180210 |
Zakład Przetwórstwa Mięsnego Sp. j. Wrębiak, Witkowski |
13 |
06200203 |
„Agrozam” Sp. z o.o. |
14 |
06090202 |
PHU Kowalczykowski Stanisław |
15 |
08040204 |
Biuro Handlowe „AMBERMAX” Sp. z o.o. |
16 |
08060203 |
Zakład Masarniczy Stanisław Przewoźny |
17 |
08070201 |
Zakład Przetwórstwa Mięsnego „WARTA” |
18 |
08080201 |
Zakłady Mięsne „TARGED” Sp. z o.o. |
19 |
08090202 |
Przedsiębiorstwo „DEREKS” Sp. z o.o. |
20 |
08100101 |
Przedsiębiorstwo Produkcyjno-Handlowe „Rolvex” Sp. z o.o. |
21 |
08100204 |
Zakład Masarniczy „Czernicki i syn” Jarosław Czernicki |
22 |
10060308 |
ZAKŁAD PRZETWÓRSTWA MIĘSNEGO |
23 |
10060215 |
ZMS „ŚCIBIORÓW” |
24 |
10610307 |
PPU „JUMAR” |
25 |
10030303 |
Zakład Wędliniarski Władysław Gabrysiak |
26 |
10020202 |
Zakład Przetw. Mięsn. „KONIAREK” |
27 |
10610311 |
Zakłady Mięsne „Wędzonka” |
29 |
12030203 |
Zakład Przetwórstwa Mięsnego s.j. |
30 |
12050304 |
F.P.H.U. „ANGELA” s.j. |
31 |
12060329 |
„BOREX-BECON” s.j. |
32 |
12060203 |
Firma „ADOZ” |
33 |
12100304 |
Firma Produkcyjno-Handlowa Maria i Zbigniew Szubryt Zakład Masarski Biczyce Dolne |
35 |
12120323 |
Zakład Przetwórstwa Mięsa, Sp. z o.o., Z. Pr. Chr. „BASO” |
36 |
12180204 |
„Adam Bąk – Wieprz” Sp. z o.o. |
37 |
12180205 |
Rzeźnictwo-Wędliniarstwo J. Tomczyk |
38 |
12180307 |
Rzeźnictwo-Wędliniarstwo Maciej Szlagor |
39 |
12150304 |
Zakłady Mięsne „MIŚKOWIEC” s.j. |
40 |
12190104 |
Ubojnia Zwierząt Rzeźnych Skup i Sprzedaż Ćwierci, Jacek Śliwa |
41 |
12190205 |
P.P.H.U. „RACHOŃ” s.c. |
42 |
14160205 |
Zakłady Mięsne „Mazowsze” |
43 |
14160201 |
Przetwórstwo Mięsne „KOSPOL” |
44 |
14300204 |
Zakład Masarski „Zbyszko” |
45 |
14190204 |
Zakład Masarski „Danko” |
47 |
14050201 |
Zakład Produkcyjno-Handlowy Przetwórstwo Mięsne Zbigniew Pniewski |
49 |
14310306 |
P.P.H. Hetman A. J. Lucińscy Zakład Masarski |
50 |
14340302 |
Zakład Masarski Radzymin s.c. |
51 |
14340310 |
Zakład Masarski „Mareta” Sp. J. T.A. Kłobuk E.W. Kacprzak |
55 |
14250327 |
Zakład Przetwórstwa Flaków |
56 |
14250104 |
Zakład Masarski „Sadełko” – Czapla – Świniarski Sp. J. |
57 |
14250201 |
P.P.H.U. „Nasz Produkt” Z. P. CHR. |
58 |
14250202 |
Masarnia ELMAS |
59 |
16010101 |
PPHU „PORKPOL” |
61 |
18070301 |
Zakład Masarski KON-BIT |
62 |
18110302 |
Firma Produkcyjno-Handlowa Andrzej Kurek |
63 |
18160204 |
Zakłady Mięsne „Dworak” |
64 |
20040202 |
Zakład Przemysłu Mięsnego „Europa” S. i Z. Zielińscy Sp. J. |
65 |
22040301 |
Masarnia Alicja Andrzej Majer |
66 |
22040306 |
Zakład Przetwórstwa Mięsnego Jerzy Labuda |
69 |
24020203 |
Rzeźnictwo i Handel Stanisław Kapecki |
70 |
24020308 |
Zakład Przetwórstwa Mięsnego Józef Bozek |
71 |
24020328 |
Przetwórstwo Mięsne Emil Droń |
72 |
24610311 |
„OAZA” Sp. z o.o. |
73 |
24040204 |
Zakład Przetwórstwa Mięsnego „UNILANG” |
75 |
24040304 |
PPHU „Zakłady Mięsne Lubliniec” E.R.J Drążek |
76 |
24070209 |
Zakłady Mięsne „JANDAR” Sp. z o.o. |
77 |
24120104 |
Marian Procek – Ubój, Skup i Sprzedaż |
78 |
24160302 |
„NELPOL” s.c. |
79 |
24170303 |
Zakład Przetwórstwa Mięsnego „Błachut” |
80 |
26040101 |
Ubojnia Bydła i Trzody – Ludwik Andrzej Stąpór |
81 |
26040307 |
Wyrób i Sprzedaż Artykułów Mięsnych – S. Woźniak |
82 |
26040316 |
PPHU „KORREKT” Wytwórnia Wędlin |
83 |
26090201 |
FHPU „Tarkowski” |
85 |
26610303 |
Przetwórnia Mięsa – Antonii Kamiński |
86 |
28010202 |
Zakład Uboju i Przetwórstwa Mięsnego s.c. Helena Rapa — Marek Jasiński |
87 |
28010201 |
Zakłady Mięsne Pek-Bart Sp. z o.o. |
88 |
28090201 |
Zakład Uboju i Przetwórstwa Mięsa i Wędlin, Krzysztof Brzeziński |
89 |
30070203 |
PPH „POLSKIE MIĘSO”, Krążyński s.j. |
90 |
30120307 |
ZPM „Janex” |
91 |
30180202 |
STEK-POL Przetwórstwo Mięsa Kazimierz i Jacek Stempniewicz |
92 |
30180304 |
Firma Produkcyjno Handlowa Paweł Łuczak |
93 |
30200101 |
Ubój Zwierząt Ptak, Michalak s.j. |
95 |
30240202 |
„KARWEX” s.c. Zakład Masarski |
96 |
30240205 |
Zakład Masarski s.c. Psarskie |
97 |
30260202 |
Rzeźnictwo Wędliniarstwo S.c. Urszula i Wiesław Ciachowscy |
99 |
30270308 |
Zakład Mięsny MAS POL, Tomasz Jacaszek |
100 |
32070201 |
„Rol-Banc” Sp. z o.o. |
101 |
32140207 |
Spółdzielcza Agrofirma Witkowo |
102 |
32160202 |
„Fermapol” Sp. z o.o. Rzeźnia w Smardzku |
Lijst van witvleesinrichtingen waarvoor een overgangsregeling geldt
Nr. |
Veterinair nr. |
Naam van de inrichting |
103 |
02190623 |
„Mirjan” Sp. z o.o. M.J. Olendzcy |
104 |
08030601 |
PPHU „W-D” Sp. z o.o. |
105 |
08040501 |
„STUDRÓB” Sp. z o.o. |
106 |
12030620 |
Hurtownia Drobiu „KOKO” Jolanta Kozyra |
107 |
12180502 |
Z.M. „BRADO-2” S.A. |
108 |
12180503 |
„KO – BO” S.c. Bartosz Kot, Stanisław Wnęcek |
110 |
26040501 |
PPH „KIELDRÓB” S.c. |
111 |
26100401 |
„KULJASZ” S.j. J.W.Sz. Kuliński |
112 |
30090401 |
Ubojnia Drobiu – Marcin Frątczak |
114 |
32140502 |
Spółdzielcza Agrofirma Witkowo |
Lijst van roodvleesinrichtingen met geringe capaciteit waarvoor een overgangsregeling geldt
Nr. |
Naam van de inrichting |
115 |
„Nordis”; Chłodnie Polskie Sp. z o.o. Dział Produkcji Mrożonek ul. Zimna 1(a), 65-707 Zielona Góra |
Lijst van gemengdvleesinrichtingen met geringe capaciteit waarvoor een overgangsregeling geldt
Nr. |
Naam van de inrichting |
117 |
„Rudopal” Sp. z o.o. Rudniki 109, 64-330 Opalenica |
Lijst van koelhuizen waarvoor een overgangsregeling geldt
Nr. |
Veterinair nr. |
Naam van de inrichting |
Datum van volledige toepassing |
118 |
26611101 |
Przedsiębiorstwo Przemysłu Chłodniczego Chłodnia Kielce P.P. |
31.12.2007 |
119 |
30611101 |
PPCh „Calfrost” |
31.12.2007 |