ISSN 1725-2598 |
||
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 330 |
|
Uitgave in de Nederlandse taal |
Wetgeving |
50e jaargang |
Inhoud |
|
I Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie verplicht is |
Bladzijde |
|
|
DOOR HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD GEZAMENLIJK AANGENOMEN BESLUITEN |
|
|
* |
||
|
|
VERORDENINGEN |
|
|
|
||
|
|
||
|
* |
||
|
* |
||
|
* |
||
|
* |
||
|
* |
|
|
II Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie niet verplicht is |
|
|
|
BESLUITEN/BESCHIKKINGEN |
|
|
|
Raad en Commissie |
|
|
|
2007/834/EG, Euratom |
|
|
* |
||
|
|
Raad |
|
|
|
2007/835/EG |
|
|
* |
||
|
|
Commissie |
|
|
|
2007/836/EG |
|
|
* |
||
|
|
2007/837/EG |
|
|
* |
||
|
|
2007/838/EG |
|
|
* |
Beschikking van de Commissie van 13 december 2007 tot wijziging van Beschikking 2006/415/EG betreffende bepaalde beschermende maatregelen in verband met hoogpathogene aviaire influenza van het subtype H5N1 bij pluimvee in Polen (Kennisgeving geschied onder nummer C(2007) 6597) ( 1 ) |
|
|
Rectificaties |
|
|
* |
||
|
* |
||
|
* |
|
|
|
(1) Voor de EER relevante tekst |
NL |
Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben. Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten. |
I Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie verplicht is
DOOR HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD GEZAMENLIJK AANGENOMEN BESLUITEN
15.12.2007 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 330/1 |
BESCHIKKING Nr. 1482/2007/EG VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
van 11 december 2007
tot vaststelling van een communautair programma ter verbetering van het functioneren van de belastingstelsels in de interne markt (Fiscalis-2013) en tot intrekking van Beschikking nr. 2235/2002/EG
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 95,
Gezien het voorstel van de Commissie,
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),
Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag (2),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Beschikking nr. 888/98/EG van het Europees Parlement en de Raad van 30 maart 1998 houdende vaststelling van een actieprogramma ter verbetering van de stelsels van indirecte belastingen van de interne markt (Fiscalis-programma) (3) (hierna „Fiscalis-2002” genoemd) en Beschikking nr. 2235/2002/EG van het Europees Parlement en van de Raad van 3 december 2002 tot vaststelling van een communautair programma ter verbetering van het functioneren van de belastingstelsels in de interne markt (Fiscalis-2003-2007-programma) (4) (hierna „Fiscalis-2007” genoemd) hebben in aanzienlijke mate bijgedragen aan de verwezenlijking van de doelstellingen van het Verdrag. Het is daarom passend de activiteiten die in het kader van deze programma’s zijn ingeleid, voort te zetten. Het programma, dat wordt vastgesteld op grond van deze beschikking (hierna „het Programma” genoemd), dient een periode van zes jaar te duren zodat de looptijd ervan samenvalt met het meerjarig financieel kader dat is opgenomen in het interinstitutioneel akkoord van 17 mei 2006 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie over de begrotingsdiscipline en gezond financieel beheer (5). |
(2) |
De effectieve, eenvormige en doelmatige toepassing van het Gemeenschapsrecht in de interne markt is van wezenlijk belang voor het functioneren van de belastingstelsels, in het bijzonder ter bescherming van de financiële belangen van de lidstaten door het bestrijden van belastingontwijking en -ontduiking, het vermijden van concurrentieverstorende situaties en het verminderen van administratieve problemen voor zowel overheidsdiensten als belastingbetalers. Om een dergelijke effectieve, eenvormige en doelmatige toepassing van het Gemeenschapsrecht te bereiken moet de Gemeenschap optreden in partnerschap met de lidstaten. Een doeltreffende en doelmatige samenwerking tussen de huidige en eventuele toekomstige lidstaten en tussen die staten en de Commissie is cruciaal voor de goede werking van de belastingstelsels en de fraudebestrijding. Het Programma moet ook helpen wetgeving en bestuurlijke praktijken die de samenwerking kunnen belemmeren, evenals mogelijke oplossingen om zulke belemmeringen weg te nemen, in kaart te brengen. |
(3) |
Met het oog op de ondersteuning van het toetredingsproces van de kandidaat-lidstaten dienen praktische middelen te worden verstrekt waarmee de belastingdiensten van die landen in staat worden gesteld vanaf de datum van hun toetreding alle taken te vervullen die uit het Gemeenschapsrecht voortvloeien. Fiscalis-2013 moet derhalve worden opengesteld voor de kandidaat-lidstaten. Eenzelfde werkwijze moet worden gevolgd bij potentiële kandidaat-lidstaten. |
(4) |
De geautomatiseerde en beveiligde trans-Europese communicatie- en informatie-uitwisselingssystemen die uit hoofde van Fiscalis-2007 worden gefinancierd, spelen een cruciale rol bij het versterken van de belastingstelsels in de Gemeenschap en moeten derhalve verder worden gefinancierd. Voorts dienen in het Programma andere belastinggerelateerde informatie-uitwisselingssystemen te kunnen worden opgenomen, zoals het Excise Movement Control System (EMCS) dat is opgezet bij Beschikking nr. 1152/2003/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 juni 2003 betreffende geautomatiseerde verwerking van gegevens inzake het verkeer van en de controle op accijnsgoederen (6), evenals ieder systeem dat is vereist voor de toepassing van Richtlijn 2003/48/EG van de Raad van 3 juni 2003 betreffende belastingheffing op inkomsten uit spaargelden in de vorm van rentebetaling (7). |
(5) |
De ervaring die de Gemeenschap met Fiscalis-2002 en -2007 heeft opgedaan, laat zien dat het samenbrengen van ambtenaren van verschillende nationale overheidsdiensten in beroepsmatige activiteiten zoals werkbezoeken, seminars, projectgroepen en multilaterale controles bijdraagt tot de verwezenlijking van de doelstellingen van dergelijke programma’s. Deze activiteiten moeten derhalve worden voortgezet. Het moet ook mogelijk blijven nieuwe vormen van activiteiten op te zetten om nog effectiever aan de eventuele behoeften tegemoet te komen. |
(6) |
De met Fiscalis-2002 en -2007 opgedane ervaring leert dat de gecoördineerde ontwikkeling en uitvoering van een gemeenschappelijk opleidingsprogramma sterk bijdraagt aan de doelstellingen van dergelijke programma’s, met name wat het bereiken van een hoog kennisniveau inzake het Gemeenschapsrecht betreft. De mogelijkheden die een elektronische leeromgeving biedt, moeten in dit verband ten volle worden benut. |
(7) |
De ambtenaren die werkzaam zijn op het gebied van belastingen, moeten over een toereikende talenkennis beschikken om aan dit programma te kunnen deelnemen en samen te werken. De deelnemende landen dienen in de nodige talenopleiding voor hun ambtenaren te voorzien. |
(8) |
Er dient te worden voorzien in het opzetten van bepaalde activiteiten waaraan deskundigen — zoals ambtenaren — uit derde landen of vertegenwoordigers van internationale organisaties kunnen deelnemen. |
(9) |
Uit de tussentijdse evaluatie van Fiscalis-2007 is duidelijk geworden dat uit programma-activiteiten voortkomende informatie aan alle deelnemende landen en aan de Commissie beschikbaar moet worden gesteld. |
(10) |
Ofschoon de deelnemende landen primair verantwoordelijk zijn voor de verwezenlijking van de doelstellingen van Fiscalis-2013, is een optreden van de Gemeenschap vereist voor de coördinatie van de in het kader van het Programma beoogde activiteiten, het beschikbaar stellen van de infrastructuur en het geven van de nodige stimulansen. |
(11) |
Daar de doelstellingen van deze beschikking niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt en derhalve wegens de omvang en de gevolgen van het optreden beter door de Gemeenschap kunnen worden verwezenlijkt, kan de Gemeenschap, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze beschikking niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken. |
(12) |
Bij deze beschikking worden voor de gehele looptijd van het Programma financiële middelen vastgesteld die voor de begrotingsautoriteit in het kader van de jaarlijkse begrotingsprocedure het prioritaire referentiekader vormen in de zin van punt 37 van het interinstitutioneel akkoord van 17 mei 2006 betreffende de begrotingsdiscipline en een goed financieel beheer. |
(13) |
De voor de uitvoering van deze beschikking vereiste maatregelen moeten worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden (8), |
HEBBEN DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:
HOOFDSTUK I
ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1
Fiscalis-2013-programma
1. Voor de periode van 1 januari 2008 tot en met 31 december 2013 wordt een meerjarig communautair actieprogramma (het „Programma”), vastgesteld ter verbetering van het functioneren van de belastingstelsels in de interne markt.
2. De activiteiten van het Programma omvatten:
a) |
communicatie- en informatie-uitwisselingssystemen; |
b) |
multilaterale controles zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 4; |
c) |
seminars en projectgroepen; |
d) |
werkbezoeken; |
e) |
opleidingsactiviteiten; |
f) |
andere soortgelijke activiteiten die noodzakelijk zijn voor de verwezenlijking van de doelstellingen van het Programma. |
Deelneming aan activiteiten als bedoeld onder letters b) tot en met f) geschiedt op vrijwillige basis.
Artikel 2
Definities
Voor de toepassing van deze beschikking wordt verstaan onder:
1. |
„belastingheffing”: de hiernavolgende belastingen die van toepassing zijn in de deelnemende landen als omschreven in artikel 3, lid 1:
|
2. |
„overheidsdienst”: de voor belastingheffing of belastinggerelateerde taken verantwoordelijke overheden en andere lichamen in de deelnemende landen; |
3. |
„ambtenaar”: een medewerker van een overheidsdienst; |
4. |
„multilaterale controles”: de gecoördineerde controle van de fiscale aansprakelijkheid van een of meer verbonden belastingplichtigen, georganiseerd door twee of meer deelnemende landen die gemeenschappelijke of complementaire belangen hebben, waaronder tenminste één lidstaat. |
Artikel 3
Deelname aan het Programma
1. De deelnemende landen zijn de lidstaten en de in lid 2 bedoelde landen.
2. Aan het Programma kan worden deelgenomen door:
a) |
kandidaat-lidstaten die in aanmerking komen voor een pretoetredingsstrategie, overeenkomstig de algemene beginselen en algemene voorwaarden voor deelname van deze landen aan communautaire programma’s zoals vastgesteld in de desbetreffende kaderovereenkomst en besluiten van de Associatieraad; en |
b) |
potentiële kandidaat-lidstaten, overeenkomstig de met deze landen overeen te komen bepalingen na de vaststelling van kaderovereenkomsten betreffende hun deelname aan communautaire programma’s. |
3. Deelnemende landen worden vertegenwoordigd door ambtenaren.
Artikel 4
Doelstellingen
1. Het Programma heeft in het algemeen ten doel de goede werking van de belastingstelsels in de interne markt te verbeteren door de samenwerking tussen de deelnemende landen, hun overheidsdiensten en ambtenaren te intensiveren.
2. De specifieke doelstellingen van het Programma zijn:
a) |
met betrekking tot de belasting over de toegevoegde waarde en de accijnzen:
|
b) |
met betrekking tot de inkomsten- en vermogensbelasting:
|
c) |
met betrekking tot de heffingen op verzekeringspremies, de samenwerking tussen overheidsdiensten verbeteren om te zorgen voor een betere toepassing van de bestaande regels; en |
d) |
met betrekking tot kandidaat- en potentiële kandidaat-lidstaten, voldoen aan de bijzondere behoeften van die landen, opdat deze met het oog op de toetreding de nodige maatregelen nemen op het gebied van belastingwetgeving en bestuurlijke capaciteit. |
Artikel 5
Werkprogramma en indicatoren
De Commissie stelt jaarlijks volgens de in artikel 17, lid 2, bedoelde beheersprocedure jaarlijks een werkprogramma vast. Dit werkprogramma is gebaseerd op het voor het bewuste begrotingsjaar geplande activiteitenschema en de verwachte verdeling van de middelen. Het werkprogramma wordt op de internetsite van de Commissie bekendgemaakt.
Het werkprogramma bevat indicatoren voor de in artikel 4, lid 2, genoemde specifieke doelstellingen van het Programma, aan de hand waaraan de beoordeling plaatsvindt van het Programma in het kader van het tussentijdse verslag en het eindverslag van de evaluatie van het Programma in overeenstemming met artikel 19.
HOOFDSTUK II
PROGRAMMA-ACTIVITEITEN
Artikel 6
Systemen voor communicatie en informatie-uitwisseling
1. De Commissie en de lidstaten dragen er zorg voor dat de in lid 2 bedoelde communicatie- en informatie-uitwisselingssystemen operationeel zijn.
2. De communicatie- en informatie-uitwisselingssystemen omvatten:
a) |
het gemeenschappelijk communicatienetwerk met gemeenschappelijke systeeminterface (CCN/CSI); |
b) |
het btw-informatie-uitwisselingssysteem (VIES); |
c) |
accijnssystemen; |
d) |
het systeem voor toezicht op het verkeer van accijnsgoederen (EMCS); |
e) |
alle nieuwe belastinggerelateerde communicatie- en informatie-uitwisselingssystemen die in het kader van communautaire wetgeving worden opgezet en in het in artikel 5 bedoelde werkprogramma zijn opgenomen. |
3. De communautaire componenten van de communicatie- en informatie-uitwisselingssystemen omvatten de hardware, de software en de netwerkverbindingen, die voor alle lidstaten gelijk dienen te zijn.
De Commissie sluit namens de Gemeenschap de nodige contracten om deze componenten operationeel te maken.
4. De niet-communautaire componenten van de communicatie- en informatie-uitwisselingssystemen omvatten de nationale databanken die deel uitmaken van deze systemen, de netwerkverbindingen tussen de communautaire en niet-communautaire componenten, en de software en hardware die elke lidstaat dienstig acht voor een volledige werking van deze systemen in zijn overheidsdienst.
De lidstaten zorgen ervoor dat de niet-communautaire componenten operationeel blijven en interoperabel zijn met de communautaire componenten.
5. De Commissie coördineert in samenwerking met de lidstaten de aspecten van het opzetten en het functioneren van de communautaire en niet-communautaire componenten van de in lid 2 bedoelde systemen en infrastructuur die van belang zijn om de werking, interconnectiviteit en voortdurende verbetering ervan te garanderen. De lidstaten dienen de daartoe vastgestelde tijdschema’s en termijnen in acht te nemen.
Artikel 7
Multilaterale controles
Uit de door hen georganiseerde multilaterale controles kiezen de deelnemende landen diegene waarvan de kosten overeenkomstig artikel 14 door de Gemeenschap worden gedragen. Na elke multilaterale controle wordt een evaluatieverslag aan de Commissie voorgelegd.
Artikel 8
Seminars en projectgroepen
De Commissie en de deelnemende landen zetten gezamenlijk seminars en projectgroepen op.
Artikel 9
Werkbezoeken
1. De deelnemende landen kunnen werkbezoeken voor ambtenaren opzetten. Een werkbezoek mag niet langer dan één maand duren. Elk werkbezoek dient op een specifieke beroepsactiviteit te zijn gericht, terdege te worden voorbereid en gecontroleerd en achteraf door de betrokken ambtenaren en overheidsdiensten te worden geëvalueerd.
2. De deelnemende landen zorgen ervoor dat bezoekende ambtenaren daadwerkelijk kunnen deelnemen aan de activiteiten van de ontvangende overheidsdienst. Te dien einde worden bezoekende ambtenaren gemachtigd de taken te verrichten die hen door de ontvangende overheidsdienst overeenkomstig diens rechtssysteem worden toegewezen.
3. Tijdens het werkbezoek wordt de wettelijke aansprakelijkheid van de bezoekende ambtenaar bij de uitoefening van zijn taken op dezelfde wijze behandeld als de wettelijke aansprakelijkheid van ambtenaren van de ontvangende overheidsdienst. Bezoekende ambtenaren zijn gebonden door dezelfde geheimhoudings- en transparantieregels als ambtenaren van de ontvangende overheidsdienst.
Artikel 10
Opleidingsactiviteiten
1. De deelnemende landen bevorderen, in samenwerking met de Commissie, een gestructureerde samenwerking tussen nationale opleidingsorganen en opleidingsmedewerkers bij de belastingdiensten, met name door:
a) |
de ontwikkeling van bestaande opleidingsprogramma’s en, in voorkomend geval, nieuwe programma’s om een gemeenschappelijke kernopleiding voor ambtenaren aan te bieden, zodat deze de nodige beroepsbekwaamheid en vakkennis kunnen verwerven; |
b) |
voor zover dienstig, de openstelling van opleidingsprogramma’s op het gebied van belastingen voor ambtenaren van alle deelnemende landen, wanneer zulke programma’s door een deelnemend land voor zijn eigen ambtenaren worden georganiseerd; |
c) |
voor zover dienstig, de ontwikkeling van de noodzakelijke instrumenten voor gemeenschappelijke opleidingen op het gebied van belastingen. |
2. Voor zover dienstig integreren de deelnemende landen de in lid 1, letter a), bedoelde gemeenschappelijke opleidingsprogramma’s in hun nationale opleidingsprogramma’s.
De deelnemende landen dragen er zorg voor dat hun ambtenaren de voor het verwerven van de gemeenschappelijke beroepsbekwaamheid en vakkennis vereiste basis- en vervolgopleiding ontvangen in overeenstemming met de opleidingsprogramma’s, evenals de talenopleiding die deze ambtenaren in staat moet stellen een toereikende talenkennis te verwerven om aan het Programma deel te nemen.
Artikel 11
Deelname aan activiteiten in het kader van het Programma
Deskundigen, zoals vertegenwoordigers van internationale organisaties en ambtenaren uit derde landen kunnen aan in het kader van het Programma opgezette activiteiten deelnemen wanneer dit van wezenlijk belang is voor het bereiken van de in artikel 4 vermelde doelstellingen.
Artikel 12
Delen van informatie
De deelnemende landen en de Commissie delen de informatie die wordt verkregen bij de in artikel 1, lid 2, bedoelde activiteiten, voor zover dit bijdraagt tot de verwezenlijking van de doelstellingen van het Programma.
HOOFDSTUK III
FINANCIËLE BEPALINGEN
Artikel 13
Financiële middelen
1. De financiële middelen voor de uitvoering van het Programma in de periode van 1 januari 2008 tot en met 31 december 2013 zullen 156 900 000 EUR bedragen.
2. Jaarlijkse kredieten worden door de begrotingsautoriteit toegestaan binnen de grenzen van het meerjarig financieel kader overeenkomstig punt 37 van het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006 betreffende de begrotingsdiscipline en een goed financieel beheer.
Artikel 14
Uitgaven
1. De uitgaven voor de uitvoering van het Programma worden door de Gemeenschap en de deelnemende landen gezamenlijk gedragen, overeenkomstig het bepaalde in de leden 2 tot en met 6.
2. De Gemeenschap draagt de volgende kosten:
a) |
de aanschaf-, ontwikkelings-, installatie-, onderhouds- en dagelijkse exploitatiekosten van de communautaire componenten van de in artikel 6, lid 3, bedoelde communicatie- en informatie-uitwisselingssystemen; |
b) |
de reis- en verblijfkosten van de ambtenaren van de deelnemende landen in verband met multilaterale controles, werkbezoeken, seminars en projectgroepen; |
c) |
de organisatiekosten voor seminars; |
d) |
de reis- en verblijfkosten van deskundigen die deelnemen aan activiteiten als bedoeld in artikel 11; |
e) |
de aanschaf-, ontwikkelings-, installatie- en onderhoudskosten van opleidingssystemen en -modules voor zover deze gemeenschappelijk zijn voor alle deelnemende landen; |
f) |
de kosten van andere activiteiten als bedoeld in artikel 1, lid 2, letter f), tot maximaal 5 % van de totale kosten van het Programma. |
3. De deelnemende landen werken met de Commissie samen om te verzekeren dat de kredieten worden besteed volgens het beginsel van goed financieel beheer.
De Commissie stelt in overeenstemming met Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (14) (hierna „het Financieel Reglement” genoemd) de regels met betrekking tot de betaling van uitgaven vast en deelt deze mee aan de deelnemende landen.
4. De Commissie stelt alle voor het budgettaire beheer van het Programma vereiste maatregelen volgens de in artikel 17, lid 2, bedoelde beheersprocedure vast.
5. De financiële middelen voor het Programma kunnen eveneens de kosten dekken met betrekking tot voorbereidende werkzaamheden, follow-up, toezicht, audits en evaluaties die rechtstreeks noodzakelijk zijn voor het beheer van het Programma en voor de verwezenlijking van de doelstellingen van het Programma, met name studies, bijeenkomsten, voorlichtings- en publiciteitscampagnes, kosten van informaticanetwerken voor de uitwisseling van informatie, en alle andere kosten van technische en administratieve bijstand die voor de Commissie voor het beheer van het Programma kunnen ontstaan.
Het aandeel van de administratieve uitgaven mag in het algemeen niet hoger zijn dan 5 % van de totale kosten van het Programma, met inbegrip van de administratieve uitgaven van de Commissie.
6. De deelnemende landen dragen de volgende kosten:
a) |
de aanschaf-, ontwikkelings-, installatie-, onderhouds- en dagelijkse exploitatiekosten van de niet-communautaire componenten van de in artikel 6, lid 4, bedoelde communicatie- en informatie-uitwisselingssystemen; en |
b) |
de kosten van de basis- en vervolgopleiding, met inbegrip van de talenopleiding, van hun ambtenaren. |
Artikel 15
Toepasselijkheid van het Financieel Reglement
Het Financieel Reglement is van toepassing op steun in de zin van de artikelen 108 tot en met 120 daarvan die uit hoofde van deze beschikking wordt verstrekt. Deze steun is in het bijzonder voorwerp van een vooraf door de begunstigden te ondertekenen schriftelijke overeenkomst in de zin van artikel 108 van het Financieel Reglement en de op basis daarvan vastgestelde uitvoeringsvoorschriften. Deze overeenkomst bevat een akkoordverklaring van de begunstigden met een door de Rekenkamer te verrichten audit naar de besteding van de financiële steun. Deze controles kunnen onaangekondigd plaatsvinden.
Artikel 16
Financiële controle
Financieringsbesluiten en overeenkomsten of contracten die uit deze beschikking voortvloeien, zijn onderworpen aan financiële controle en, indien nodig, controles ter plaatse door de Commissie, met name het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF), en door de Rekenkamer.
HOOFDSTUK IV
OVERIGE BEPALINGEN
Artikel 17
Comité
1. De Commissie wordt bijgestaan door het „Fiscalis-comité”.
2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 4 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing met inachtneming van artikel 8 van dat besluit.
De in artikel 4, lid 3, van Besluit 1999/468/EG bepaalde termijn wordt vastgesteld op drie maanden.
Artikel 18
Follow-up
Het Programma staat onder permanent gezamenlijk toezicht van de deelnemende landen en de Commissie.
Artikel 19
Tussentijdse en eindevaluatie
1. Onder verantwoordelijkheid van de Commissie worden een tussentijdse evaluatie en een eindevaluatie van het Programma verricht op basis van de in lid 2 van dit artikel bedoelde verslagen van andere relevante informatie. Het Programma wordt aan de in artikel 4 omschreven doelstellingen getoetst.
In de tussentijdse evaluatie wordt een beoordeling verricht van de resultaten die met de uitvoering van het Programma tot halverwege de duur ervan zijn bereikt in termen van effectiviteit en efficiency, en wordt nagegaan of de programmadoelstellingen nog relevant zijn en welk effect de programma-activiteiten hebben gesorteerd. Voorts wordt aandacht besteed aan het gebruik van de kredieten, het verloop van de follow-up en de tenuitvoerlegging.
In de eindevaluatie worden de effectiviteit en de efficiency van de programma-activiteiten aan de orde gesteld. De tussentijdse en eindevaluaties worden gepubliceerd op de internetsite van de Commissie.
2. De deelnemende landen zenden de Commissie de volgende evaluatieverslagen toe:
a) |
uiterlijk op 31 maart 2011 een tussentijds evaluatieverslag over de relevantie, de doeltreffendheid en de doelmatigheid van het Programma; en |
b) |
uiterlijk op 31 maart 2014 een eindevaluatieverslag over de effectiviteit en de efficiency van het Programma. |
3. Op basis van de in lid 2 bedoelde verslagen en van andere relevante informatie legt de Commissie het Europees Parlement en de Raad de volgende verslagen voor:
a) |
uiterlijk op 31 juli 2011 een tussentijds evaluatieverslag evenals een mededeling over de wenselijkheid van voortzetting van het Programma, in voorkomend geval vergezeld van een voorstel; en |
b) |
uiterlijk op 31 juli 2014 het eindevaluatieverslag. |
Deze verslagen worden eveneens ter informatie aan het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s toegezonden.
Artikel 20
Intrekking
Beschikking nr. 2235/2002/EG wordt ingetrokken met ingang van 1 januari 2008.
Financiële verplichtingen die voortvloeien uit acties in het kader van die beschikking, blijven evenwel aan die beschikking onderworpen totdat de acties zijn voltooid.
Artikel 21
Inwerkingtreding
Deze beschikking treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze beschikking is van toepassing met ingang van 1 januari 2008.
Artikel 22
Adressaten
Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.
Gedaan te Straatsburg, 11 december 2007.
Voor het Europees Parlement
De voorzitter
H.-G. PÖTTERING
Voor de Raad
De voorzitter
M. LOBO ANTUNES
(1) PB C 93 van 27.4.2007, blz. 1.
(2) Advies van het Europees Parlement van 20 juni 2007 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en Besluit van de Raad van 22 november 2007.
(3) PB L 126 van 28.4.1998, blz. 1.
(4) PB L 341 van 17.12.2002, blz. 1. Beschikking laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 885/2004 van de Raad (PB L 168 van 1.5.2004, blz. 1).
(5) PB C 139 van 14.6.2006, blz. 1.
(6) PB L 162 van 1.7.2003, blz. 5.
(7) PB L 157 van 26.6.2003, blz. 38. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2006/98/EG (PB L 363 van 20.12.2006, blz. 129).
(8) PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23, Besluit gewijzigd bij Besluit 2006/512/EG (PB L 200 van 22.7.2006, blz. 11).
(9) Richtlijn 92/83/EEG van de Raad van 19 oktober 1992 betreffende de harmonisatie van de structuur van de accijns op alcohol en alcoholhoudende dranken (PB L 316 van 31.10.1992, blz. 21). Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij de Toetredingsacte van 2005.
(10) Richtlijn 95/59/EG van de Raad van 27 november 1995 betreffende de belasting, andere dan omzetbelasting, op het verbruik van tabaksfabrikaten (PB L 291 van 6.12.1995, blz. 40). Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2002/10/EG (PB L 46 van 16.2.2002, blz. 26).
(11) Richtlijn 2003/96/EG van de Raad van 27 oktober 2003 tot herstructurering van de communautaire regeling voor de belasting van energieproducten en elektriciteit (PB L 283 van 31.10.2003, blz. 51). Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2004/75/EG (PB L 157 van 30.4.2004, blz. 100).
(12) Richtlijn 77/799/EEG van de Raad van 19 december 1977 betreffende de wederzijdse bijstand van de bevoegde autoriteiten van de lidstaten op het gebied van de directe belastingen en heffingen op verzekeringspremies (PB L 336 van 27.12.1977, blz. 15). Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2006/98/EG.
(13) Richtlijn 76/308/EEG van de Raad van 15 maart 1976 betreffende de wederzijdse bijstand inzake de invordering van schuldvorderingen die voortvloeien uit bepaalde bijdragen, rechten en belastingen, alsmede uit andere maatregelen (PB L 73 van 19.3.1976, blz. 18). Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij de Toetredingsakte van 2003.
(14) PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG, Euratom) nr. 1995/2006 (PB L 390 van 30.12.2006, blz. 1).
VERORDENINGEN
15.12.2007 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 330/8 |
VERORDENING (EG) Nr. 1483/2007 VAN DE COMMISSIE
van 14 december 2007
tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 3223/94 van de Commissie van 21 december 1994 houdende uitvoeringsbepalingen van de invoerregeling voor groenten en fruit (1), en met name op artikel 4, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
In Verordening (EG) nr. 3223/94 zijn op grond van de multilaterale handelsbesprekingen in het kader van de Uruguayronde de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de periodes die in de bijlage bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt. |
(2) |
Op grond van de bovenvermelde criteria moeten de forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld op de in de bijlage bij deze verordening vermelde niveaus, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De in artikel 4 van Verordening (EG) nr. 3223/94 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld zoals aangegeven in de tabel in de bijlage bij deze verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 15 december 2007.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 14 december 2007.
Voor de Commissie
Jean-Luc DEMARTY
Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling
(1) PB L 337 van 24.12.1994, blz. 66. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 756/2007 (PB L 172 van 30.6.2007, blz. 41).
BIJLAGE
bij de verordening van de Commissie van 14 december 2007 tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit
(EUR/100 kg) |
||
GN-code |
Code derde landen (1) |
Forfaitaire invoerwaarde |
0702 00 00 |
IL |
168,9 |
MA |
95,9 |
|
TN |
157,6 |
|
TR |
121,3 |
|
ZZ |
135,9 |
|
0707 00 05 |
JO |
237,0 |
MA |
47,6 |
|
TR |
99,6 |
|
ZZ |
128,1 |
|
0709 90 70 |
JO |
149,8 |
MA |
58,4 |
|
TR |
105,9 |
|
ZZ |
104,7 |
|
0709 90 80 |
EG |
359,4 |
ZZ |
359,4 |
|
0805 10 20 |
AR |
13,6 |
AU |
10,4 |
|
BR |
25,6 |
|
TR |
68,8 |
|
ZA |
39,5 |
|
ZW |
19,3 |
|
ZZ |
29,5 |
|
0805 20 10 |
MA |
73,0 |
ZZ |
73,0 |
|
0805 20 30, 0805 20 50, 0805 20 70, 0805 20 90 |
IL |
68,5 |
TR |
73,7 |
|
ZZ |
71,1 |
|
0805 50 10 |
EG |
81,3 |
IL |
82,7 |
|
MA |
119,9 |
|
TR |
110,8 |
|
ZZ |
98,7 |
|
0808 10 80 |
AR |
79,2 |
CA |
97,8 |
|
CN |
98,4 |
|
MK |
30,1 |
|
US |
92,4 |
|
ZZ |
79,4 |
|
0808 20 50 |
AR |
71,4 |
CN |
58,9 |
|
US |
109,9 |
|
ZZ |
80,1 |
(1) Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „andere oorsprong”.
15.12.2007 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 330/10 |
VERORDENING (EG) Nr. 1484/2007 VAN DE COMMISSIE
van 14 december 2007
tot vaststelling van de invoerrechten in de sector granen van toepassing vanaf 16 december 2007
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1784/2003 van de Raad van 29 september 2003 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector granen (1),
Gelet op Verordening (EG) nr. 1249/96 van de Commissie van 28 juni 1996 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 1766/92 van de Raad ten aanzien van de invoerrechten in de sector granen (2), en met name op artikel 2, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
In artikel 10, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1784/2003 is bepaald dat het invoerrecht voor de producten van de GN-codes 1001 10 00, 1001 90 91, ex 1001 90 99 (zachte tarwe van hoge kwaliteit), 1002, ex 1005, met uitzondering van hybriden voor zaaidoeleinden, en ex 1007, met uitzondering van hybriden voor zaaidoeleinden, gelijk is aan de interventieprijs voor deze producten bij de invoer, verhoogd met 55 % en verminderd met de cif-invoerprijs voor de betrokken zending. Dit invoerrecht mag echter niet hoger zijn dan het recht van het gemeenschappelijk douanetarief. |
(2) |
In artikel 10, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1784/2003 is bepaald dat voor de berekening van het in lid 2 van dat artikel bedoelde invoerrecht regelmatig representatieve cif-invoerprijzen voor de betrokken producten worden vastgesteld. |
(3) |
Overeenkomstig artikel 2, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1249/96 is de prijs die in aanmerking moet worden genomen voor de berekening van het invoerrecht voor de producten van de GN-codes 1001 10 00, 1001 90 91, ex 1001 90 99 (zachte tarwe van hoge kwaliteit), 1002 00, 1005 10 90, 1005 90 00 en 1007 00 90, de dagelijkse representatieve cif-invoerprijs die wordt bepaald volgens de methode van artikel 4 van die verordening. |
(4) |
Er dienen invoerrechten te worden vastgesteld voor de periode vanaf 16 december 2007, die van toepassing zullen zijn tot er nogmaals nieuwe invoerrechten worden vastgesteld en in werking treden, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De in artikel 10, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1784/2003 bedoelde invoerrechten in de sector granen die van toepassing zullen zijn vanaf 16 december 2007, worden in bijlage I bij de onderhavige verordening vastgesteld zoals zij zijn bepaald aan de hand van de in bijlage II bij de onderhavige verordening vermelde elementen.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 16 december 2007.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 14 december 2007.
Voor de Commissie
Jean-Luc DEMARTY
Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling
(1) PB L 270 van 21.10.2003, blz. 78. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 735/2007 (PB L 169 van 29.6.2007, blz. 6). Verordening (EG) nr. 1784/2003 wordt per 1 juli 2008 vervangen door Verordening (EG) nr. 1234/2007 (PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1).
(2) PB L 161 van 29.6.1996, blz. 125. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1816/2005 (PB L 292 van 8.11.2005, blz. 5).
BIJLAGE I
Vanaf 16 december 2007 geldende invoerrechten voor de in artikel 10, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1784/2003 bedoelde producten
GN-code |
Omschrijving |
Invoerrecht (1) (EUR/t) |
1001 10 00 |
HARDE TARWE van hoge kwaliteit |
0,00 |
van gemiddelde kwaliteit |
0,00 |
|
van lage kwaliteit |
0,00 |
|
1001 90 91 |
ZACHTE TARWE, zaaigoed |
0,00 |
ex 1001 90 99 |
ZACHTE TARWE van hoge kwaliteit, andere dan zaaigoed |
0,00 |
1002 00 00 |
ROGGE |
0,00 |
1005 10 90 |
MAÏS, zaaigoed, ander dan hybriden |
0,00 |
1005 90 00 |
MAÏS, andere dan zaaigoed (2) |
0,00 |
1007 00 90 |
GRAANSORGHO, andere dan hybriden bestemd voor zaaidoeleinden |
0,00 |
(1) Voor producten die via de Atlantische Oceaan of het Suezkanaal in de Gemeenschap worden aangevoerd, komt de importeur op grond van artikel 2, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1249/96 in aanmerking voor een verlaging van het invoerrecht met:
— |
3 EUR/t als de loshaven aan de Middellandse Zee ligt, |
— |
2 EUR/t als de loshaven in Denemarken, Estland, Ierland, Letland, Litouwen, Polen, Finland, Zweden, het Verenigd Koninkrijk of aan de Atlantische kust van het Iberisch Schiereiland ligt. |
(2) De importeur komt in aanmerking voor een forfaitaire verlaging van het invoerrecht met 24 EUR/t als aan de in artikel 2, lid 5, van Verordening (EG) nr. 1249/96 vastgestelde voorwaarden is voldaan.
BIJLAGE II
Elementen voor de berekening van de in bijlage I vastgestelde rechten
30.11.2007-13.12.2007
1. |
Gemiddelden over de in artikel 2, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1249/96 bedoelde referentieperiode:
|
2. |
Gemiddelden over de in artikel 2, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1249/96 bedoelde referentieperiode:
|
(1) Premie van 14 EUR/t inbegrepen (artikel 4, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1249/96).
(2) Korting van 10 EUR/t (artikel 4, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1249/96).
(3) Korting van 30 EUR/t (artikel 4, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1249/96).
15.12.2007 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 330/13 |
VERORDENING (EG) Nr. 1485/2007 VAN DE COMMISSIE
van 14 december 2007
houdende inschrijving van een aantal benamingen in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen (Carne de Bísaro Transmontano of Carne de Porco Transmontano (BOB), Szegedi szalámi of Szegedi téliszalámi (BOB), Pecorino di Filiano (BOB), Cereza del Jerte (BOB), Garbanzo de Fuentesaúco (BGA), Lenteja Pardina de Tierra de Campos (BGA), Λουκούμι Γεροσκήπου (Loukoumi Geroskipou) (BGA), Skalický trdelník (BGA))
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad van 20 maart 2006 inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen (1), en met name op artikel 7, lid 4, eerste alinea,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Overeenkomstig artikel 6, lid 2, eerste alinea, en artikel 17, lid 2, van Verordening (EG) nr. 510/2006 zijn de registratieaanvragen voor de benamingen „Carne de Bísaro Transmontano” of „Carne de Porco Transmontano” (ingediend door Portugal), „Szegedi szalámi” of „Szegedi téliszalámi” (ingediend door Hongarije), „Pecorino di Filiano” (ingediend door Italië), „Cereza del Jerte”, „Garbanzo de Fuentesaúco” en „Lenteja Pardina de Tierra de Campos” (ingediend door Spanje), „Λουκούμι Γεροσκήπου” (Loukoumi Geroskipou) (ingediend door Cyprus) en „Skalický trdelník” (ingediend door Slowakije) bekendgemaakt in de Publicatieblad van de Europese Unie (2). |
(2) |
Aangezien bij de Commissie geen bezwaren zijn ingediend overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 510/2006, moeten deze benamingen worden ingeschreven in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De in de bijlage bij deze verordening vermelde benamingen worden ingeschreven in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 14 december 2007.
Voor de Commissie
Mariann FISCHER BOEL
Lid van de Commissie
(1) PB L 93 van 31.3.2006, blz. 12. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1791/2006 (PB L 363 van 20.12.2006, blz. 1).
(2) PB C 89 van 24.4.2007, blz. 23 (Carne de Bísaro Transmontano of Carne de Porco Transmontano), PB C 86 van 20.4.2007, blz. 12 (Szegedi szalámi of Szegedi téliszalámi), PB C 85 van 19.4.2007, blz. 9 (Pecorino di Filiano), PB C 85 van 19.4.2007, blz. 1 (Cereza del Jerte), PB C 86 van 20.4.2007, blz. 3 (Garbanzo de Fuentesaúco), PB C 88 van 21.4.2007, blz. 1 (Lenteja Pardina de Tierra de Campos), PB C 88 van 21.4.2007, blz. 10; gerectificeerd in PB C 151 van 5.7.2007, blz. 25 (Λουκούμι Γεροσκήπου (Loukoumi Geroskipou)), PB C 88 van 21.4.2007, blz. 7 (Skalický trdelník).
BIJLAGE
1. In bijlage I bij het Verdrag genoemde landbouwproducten voor menselijke consumptie:
Categorie 1.1. Vers vlees (en verse slachtafvallen)
PORTUGAL
Carne de Bísaro Transmontano of Carne de Porco Transmontano (BOB)
Categorie 1.2. Vleesproducten (verhit, gepekeld, gerookt, enz.)
HONGARIJE
Szegedi szalámi of Szegedi téliszalámi (BOB)
Categorie 1.3. Kaas
ITALIË
Pecorino di Filiano (BOB)
Categorie 1.6. Groenten en fruit en granen, in ongewijzigde staat of verwerkt
SPANJE
Cereza del Jerte (BOB)
Garbanzo de Fuentesaúco (BGA)
Lenteja Pardina de Tierra de Campos (BGA)
2. In bijlage I bij de verordening genoemde levensmiddelen:
Categorie 2.4. Brood, gebak, suikerwerk, biscuits en andere bakkerswaren
CYPRUS
Λουκούμι Γεροσκήπου (Loukoumi Geroskipou) (BGA)
SLOWAKIJE
Skalický trdelník (BGA)
15.12.2007 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 330/15 |
VERORDENING (EG) Nr. 1486/2007 VAN DE COMMISSIE
van 14 december 2007
tot goedkeuring van niet-minimale wijzigingen van het productdossier van een benaming die is opgenomen in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen Olives noires de Nyons (BOB)
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad van 20 maart 2006 inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen (1), en met name op artikel 7, lid 4, eerste alinea,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Overeenkomstig artikel 9, lid 1, eerste alinea, en artikel 17, lid 2, van Verordening (EG) nr. 510/2006 heeft de Commissie de aanvraag van Frankrijk onderzocht voor de goedkeuring van wijzigingen van het productdossier van de beschermde oorsprongsbenaming „Olives noires de Nyons”, die bij Verordening (EG) nr. 1107/96 van de Commissie (2) is geregistreerd. |
(2) |
Aangezien de betrokken wijzigingen niet minimaal zijn in de zin van artikel 9 van Verordening (EG) nr. 510/2006, heeft de Commissie de wijzigingsaanvraag overeenkomstig artikel 6, lid 2, eerste alinea, van die verordening bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie (3). Aangezien aan de Commissie geen enkel bezwaar overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 510/2006 is meegedeeld, moeten de wijzigingen worden goedgekeurd, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakte wijzigingen van het productdossier met betrekking tot de in de bijlage bij deze verordening vermelde benaming worden goedgekeurd.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 14 december 2007.
Voor de Commissie
Mariann FISCHER BOEL
Lid van de Commissie
(1) PB L 93 van 31.3.2006, blz. 12. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1791/2006 (PB L 363 van 20.12.2006, blz. 1).
(2) PB L 148 van 21.6.1996, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2156/2005 (PB L 342 van 24.12.2005, blz. 54).
(3) PB C 89 van 24.4.2007, blz. 26.
BIJLAGE
In bijlage I bij het Verdrag genoemde landbouwproducten voor menselijke consumptie:
Categorie 1.6. |
Groenten en fruit en granen, in ongewijzigde staat of verwerkt |
FRANKRIJK
Olives noires de Nyons (BOB)
15.12.2007 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 330/16 |
VERORDENING (EG) Nr. 1487/2007 VAN DE COMMISSIE
van 14 december 2007
tot vaststelling van een verbod op de visserij op haring in ICES-zone IV benoorden 53° 30′ N.B. door vaartuigen die de vlag van Duitsland voeren
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad van 20 december 2002 inzake de instandhouding en de duurzame exploitatie van de visbestanden in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid (1), en met name op artikel 26, lid 4,
Gelet op Verordening (EEG) nr. 2847/93 van de Raad van 12 oktober 1993 tot invoering van een controleregeling voor het gemeenschappelijk visserijbeleid (2), en met name op artikel 21, lid 3,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Verordening (EG) nr. 41/2007 van de Raad van 21 december 2006 tot vaststelling, voor 2007, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Gemeenschap en, voor vaartuigen van de Gemeenschap, in andere wateren met vangstbeperkingen van toepassing zijn, en tot vaststelling van de bij de visserij in acht te nemen voorschriften (3) zijn quota voor 2007 vastgesteld. |
(2) |
Uit door de Commissie ontvangen informatie blijkt dat, gezien de vangsten van het in de bijlage bij deze verordening vermelde bestand door vaartuigen die de vlag van de in die bijlage vermelde lidstaat voeren of daar geregistreerd zijn, de betrokken, voor 2007 toegewezen quota volledig zijn opgebruikt. |
(3) |
Derhalve moet het worden verboden op dit bestand te vissen en vis uit dit bestand aan boord te houden, over te laden en aan te voeren, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Het opgebruiken van het quotum
Het quotum dat voor 2007 aan de in de bijlage bij deze verordening genoemde lidstaat is toegewezen voor de visserij op het in die bijlage vermelde bestand, wordt met ingang van de in die bijlage opgenomen datum als opgebruikt beschouwd.
Artikel 2
Verbod
De visserij op het in de bijlage bij deze verordening vermelde bestand door vaartuigen die de vlag van de in die bijlage genoemde lidstaat voeren of daar geregistreerd zijn, is verboden met ingang van de in die bijlage opgenomen datum. Na die datum is het ook verboden om vis uit dit bestand die door deze vaartuigen is gevangen, aan boord te hebben, over te laden of aan te voeren.
Artikel 3
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 14 december 2007.
Voor de Commissie
Fokion FOTIADIS
Directeur-generaal Visserij en maritieme zaken
(1) PB L 358 van 31.12.2002, blz. 59. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 865/2007 (PB L 192 van 24.7.2007, blz. 1).
(2) PB L 261 van 20.10.1993, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1967/2006 (PB L 409 van 30.12.2006, blz. 9), gerectificeerd in PB L 36 van 8.2.2007, blz. 6.
(3) PB L 15 van 20.1.2007, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 898/2007 van de Commissie (PB L 196 van 28.7.2007, blz. 22).
BIJLAGE
Nr. |
88 |
Lidstaat |
Duitsland |
Bestand |
HER/4AB. |
Soort |
Haring (Clupea harengus) |
Zone |
IV benoorden 53°30′ N.B. |
Datum |
27.11.2007 |
15.12.2007 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 330/18 |
VERORDENING (EG) Nr. 1488/2007 VAN DE COMMISSIE
van 14 december 2007
tot vaststelling van een verbod op de visserij op bericyiden in ICES-zone I, II, III, IV, V, VI, VII, VIII, IX, X, XII, XIV (wateren van de Gemeenschap en wateren die niet onder de soevereiniteit of jurisdictie van derde landen vallen) door vaartuigen die de vlag van Portugal voeren
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad van 20 december 2002 inzake de instandhouding en de duurzame exploitatie van de visbestanden in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid (1), en met name op artikel 26, lid 4,
Gelet op Verordening (EEG) nr. 2847/93 van de Raad van 12 oktober 1993 tot invoering van een controleregeling voor het gemeenschappelijk visserijbeleid (2), en met name op artikel 21, lid 3,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Verordening (EG) nr. 2015/2006 van de Raad van 19 december 2006 tot vaststelling, voor 2007 en 2008, van de vangstmogelijkheden voor vaartuigen van de Gemeenschap voor bepaalde bestanden van diepzeevissen (3) zijn quota voor 2007 en 2008 vastgesteld. |
(2) |
Uit door de Commissie ontvangen informatie blijkt dat, gezien de vangsten van het in de bijlage bij deze verordening vermelde bestand door vaartuigen die de vlag van de in die bijlage vermelde lidstaat voeren of daar geregistreerd zijn, de betrokken, voor 2007 toegewezen quota volledig zijn opgebruikt. |
(3) |
Derhalve moet het worden verboden op dit bestand te vissen en vis uit dit bestand aan boord te houden, over te laden en aan te voeren, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Het opgebruiken van het quotum
Het quotum dat voor 2007 aan de in de bijlage bij deze verordening genoemde lidstaat is toegewezen voor de visserij op het in die bijlage vermelde bestand, wordt met ingang van de in die bijlage opgenomen datum als opgebruikt beschouwd.
Artikel 2
Verbod
De visserij op het in de bijlage bij deze verordening vermelde bestand door vaartuigen die de vlag van de in die bijlage genoemde lidstaat voeren of daar geregistreerd zijn, is verboden met ingang van de in die bijlage opgenomen datum. Na die datum is het ook verboden om vis uit dit bestand die door deze vaartuigen is gevangen, aan boord te hebben, over te laden of aan te voeren.
Artikel 3
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 14 december 2007.
Voor de Commissie
Fokion FOTIADIS
Directeur-generaal Visserij en maritieme zaken
(1) PB L 358 van 31.12.2002, blz. 59. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 865/2007 (PB L 192 van 24.7.2007, blz. 1).
(2) PB L 261 van 20.10.1993, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1967/2006 (PB L 409 van 30.12.2006, blz. 9), gerectificeerd in PB L 36 van 8.2.2007, blz. 6.
(3) PB L 15 van 20.1.2007, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 898/2007 van de Commissie (PB L 196 van 28.7.2007, blz. 22).
BIJLAGE
Nr. |
87 |
Lidstaat |
Portugal |
Bestand |
ALF/3X14- |
Soort |
Bericyden (Beryx spp.) |
Zone |
I, II, III, IV, V, VI, VII, VIII, IX, X, XII, XIV (wateren van de Gemeenschap en wateren die niet onder de soevereiniteit of jurisdictie van derde landen vallen) |
Datum |
24.11.2007 |
15.12.2007 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 330/20 |
VERORDENING (EG) Nr. 1489/2007 VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK
van 29 november 2007
houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 2423/2001 (ECB/2001/13) met betrekking tot de geconsolideerde balans van de sector monetaire financiële instellingen
(ECB/2007/18)
DE RAAD VAN BESTUUR VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK,
Gelet op Verordening (EG) nr. 2533/98 van de Raad van 23 november 1998 met betrekking tot het verzamelen van statistische gegevens door de Europese Centrale Bank (1), inzonderheid op artikel 5, lid 1 en artikel 6, lid 4,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Ingevolge Verordening (EG) nr. 2423/2001 van de Europese Centrale Bank van 22 november 2001 met betrekking tot de geconsolideerde balans van de sector monetaire financiële instellingen (ECB/2001/13) (2) dienen monetaire financiële instellingen (MFI's) op kwartaalbasis statistische gegevens te rapporteren uitgesplitst naar land en valuta. De verordening dient te worden gewijzigd vanwege de toetreding van nieuwe lidstaten tot de Europese Unie. |
(2) |
Verordening (EG) nr. 2423/2001 (ECB/2001/13) verplicht tevens tot het rapporteren van kwartaalgegevens over posities vis-à-vis tegenpartijen die ingezetenen zijn in het grondgebied van de lidstaten die de euro hebben aangenomen. De verordening dient te worden gewijzigd vanwege het aannemen van de euro door lidstaten. |
(3) |
Nationale centrale banken (NCB’s) zouden op niet-discriminatoire basis onder bepaalde omstandigheden aan individuele instellingen voor elektronisch geld vrijstellingen moeten kunnen verlenen van de rapportageverplichtingen. Indien instellingen voor elektronisch geld aan bepaalde voorwaarden voldoen, kan aan het onderliggende doel voor het verzamelen van statistische gegevens uit hoofde van Verordening (EG) nr. 2423/2001 (ECB/2001/13) worden voldaan zonder aan die instellingen statistische verplichtingen op te leggen. De Europese Centrale Bank (ECB) beoogt gelijke voorwaarden te verzekeren door toezicht te houden op het verlenen van dergelijke vrijstellingen. |
(4) |
De voorwaarden waaronder door MFI’s uitgegeven aandelen dienen te worden ingedeeld als deposito’s en niet als kapitaal en reserves, dienen te worden verduidelijkt, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Verordening (EG) nr. 2423/2001 (ECB/2001/13) wordt als volgt gewijzigd:
1. |
In artikel 1 wordt aan het einde de volgende alinea toegevoegd: „Binnen het kader van deze verordening hebben de termen „instelling voor elektronisch geld” en „elektronisch geld” dezelfde betekenis als in artikel 1, lid 3 van Richtlijn 2000/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 september 2000 betreffende de toegang tot, de uitoefening van en het bedrijfseconomisch toezicht op de werkzaamheden van instellingen voor elektronisch geld (3). |
2. |
In artikel 2 wordt het volgende lid 4 toegevoegd: „4. Zonder afbreuk te doen aan Richtlijn 2006/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006 betreffende de toegang tot en de uitoefening van de werkzaamheden van kredietinstellingen (herschikking) (4) en artikel 2 van Verordening (EG) nr. 1745/2003 van de Europese Centrale Bank van 12 september 2003 inzake de toepassing van reserveverplichtingen (ECB/2003/9) (5), kunnen NCB’s onder de in de paragrafen 2 tot en met 4 van bijlage III vastgelegde voorwaarden aan individuele instellingen voor elektronisch geld vrijstellingen verlenen. De NCB’s controleren of tijdig is voldaan aan de in paragraaf 2 van bijlage III vastgelegde voorwaarden teneinde een vrijstelling te verlenen of in te trekken, indien vereist. NCB’s stellen de ECB in kennis van een verleende vrijstelling. |
3. |
Bijlage I wordt overeenkomstig de bijlagen I en II bij deze verordening gewijzigd. |
4. |
Bijlage III wordt vervangen door de tekst in bijlage III bij deze verordening. |
5. |
Bijlage V wordt overeenkomstig bijlage IV bij deze verordening gewijzigd. |
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Gedaan te Frankfurt am Main, 29 november 2007.
Namens de Raad van bestuur van de ECB
De President
Jean-Claude TRICHET
(1) PB L 318 van 27.11.1998, blz. 8.
(2) PB L 333 van 17.12.2001, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 4/2007 (ECB/2006/20) (PB L 2 van 5.1.2007, blz. 3).
(3) PB L 275 van 27.10.2000, blz. 39.”.
(4) PB L 177 van 30.6.2006, blz. 1.
(5) PB L 250 van 2.10.2003, blz. 10.”.
BIJLAGE I
Bijlage I bij Verordening (EG) nr. 2423/2001 (ECB/2001/13) wordt als volgt gewijzigd:
1. |
Deel 1 wordt als volgt gewijzigd:
|
2. |
In deel 2 worden de tabellen 3 en 4 vervangen door de tabellen in bijlage II bij deze verordening. |
3. |
In deel 3 wordt de tabel als volgt gewijzigd:
|
BIJLAGE II
De tabellen 3 en 4 van deel 2 van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 2423/2001 (ECB/2001/13) worden als volgt vervangen:
„Tabel 3
Uitsplitsing naar land
Op kwartaalbasis te verschaffen gegevens
Balansposten |
Overige deelnemende lidstaten (d.w.z. met uitzondering van de nationale sector) en overige EU-lidstaten |
Rest van de wereld (met uizondering van de EU) |
|||||
Lidstaat |
Lidstaat |
Lidstaat |
Lidstaat |
||||
PASSIVA |
|||||||
|
|
||||||
9. Deposito's |
|||||||
|
|
|
|
|
|
||
|
|
|
|
|
|
||
|
|
||||||
|
|
||||||
|
|
||||||
|
|
||||||
ACTIVA |
|||||||
|
|
||||||
2. Leningen |
|||||||
|
|
|
|
|
|
||
|
|
|
|
|
|
||
3. Effecten met uizondering van aandelen |
|||||||
|
|
|
|
|
|
||
tot één jaar |
|
|
|
|
|
||
langer dan één jaar en tot twee jaar |
|
|
|
|
|||
langer dan twee jaar |
|
|
|
|
|||
|
|
|
|
|
|
||
|
|
|
|
|
|
||
|
|
|
|
|
|
||
|
|
||||||
|
|
Tabel 4 (1)
Uitsplitsing naar valuta's
Op kwartaalbasis te verschaffen gegevens
Balansposten |
Alle valuta's gecombineerd |
Euro |
Valuta's van overige EU-lidstaten |
Valuta's van niet-EU lidstaten gecombineerd |
|||||||||
Valuta van EU-lidstaat |
Valuta van EU-lidstaat |
Valuta van EU-lidstaat |
Valuta van EU-lidstaat |
Totaal |
USD |
JPY |
CHF |
Resterende valuta's gecombineerd |
|||||
PASSIVA |
|||||||||||||
9. Deposito's |
|||||||||||||
A. Binnenlandse ingezetenen |
|||||||||||||
|
M |
M |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
||
|
M |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
||
B. Andere deelnemende lidstaten |
|||||||||||||
|
M |
M |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
||
|
M |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
||
C. Rest van de wereld |
|||||||||||||
|
M |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
||
|
M |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
||
|
Kwartaalcijfers tabel 2 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
||
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
||
|
|
|
|||||||||||
|
M |
M |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
||
|
M |
|
|
||||||||||
|
M |
|
|
||||||||||
ACTIVA |
|||||||||||||
2. Leningen |
|||||||||||||
A. Binnenlandse ingezetenen |
|||||||||||||
|
M |
|
|
||||||||||
|
M |
M |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
||
B. Andere deelnemende lidstaten |
|||||||||||||
|
M |
|
|
||||||||||
|
M |
M |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
||
C. Rest van de wereld |
|||||||||||||
|
M |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
||
|
M |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
||
|
Kwartaalcijfers tabel 2 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
||
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
||
3. Effecten met uizondering van aandelen |
|||||||||||||
A. Binnenlandse ingezetenen |
|||||||||||||
|
M |
M |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
||
|
M |
M |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
||
B. Andere deelnemende lidstaten |
|||||||||||||
|
M |
M |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
||
|
M |
M |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
||
C. Rest van de wereld |
|||||||||||||
|
Kwartaalcijfers tabel 2 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
||
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
||
4. Aandelen/participaties in geldmarktfondsen |
|||||||||||||
|
M |
|
|
||||||||||
|
M |
|
|
||||||||||
|
M |
|
|
||||||||||
|
M |
|
|
||||||||||
|
M |
|
|
||||||||||
|
M |
|
|
(1) „M” betekent op maandelijkse basis te verschaffen gegevens (zie tabel 1).”.
BIJLAGE III
„BIJLAGE III
STATISCHE RAPPORTAGEVERPLICHTINGEN VOOR KLEINE MFI’S DIE GEEN KREDIETINSTELLINGEN ZIJN EN INDELINGSBEGINSELEN VOOR INDIVIDUELE INSTELLINGEN VOOR ELEKTRONISCH GELD
1. |
Wat betreft kleine MFI's die geen kredietinstelling zijn, dienen NCB's die besluiten kleine MFI's van volledige rapportageverplichtingen vrij te stellen, de desbetreffende instellingen ter zake te informeren, maar dienen minimaal op jaarbasis door te gaan met het verzamelen van gegevens met betrekking tot de totale balans, opdat de omvang van de rapporterende instellingen, die bij de zogenoemde „cutting-off-the-tail”-procedure betrokken zijn, gecontroleerd kan worden. |
2. |
Uit hoofde van artikel 2, lid 4, kunnen NCB’s aan individuele instellingen voor elektronisch geld vrijstelling verlenen van hun statistische rapportageverplichtingen, indien op zijn minst aan één van de volgende voorwaarden is voldaan:
|
3. |
Indien een individuele instelling voor elektronisch geld die voldoet aan de in paragraaf 2 vastgelegde voorwaarden, niet is vrijgesteld van reserveverplichtingen, zal worden verlangd dat deze instelling minimaal gegevens op kwartaalbasis rapporteert die noodzakelijk zijn voor het berekenen van de reservebasis, zoals vastgelegd in bijlage II. De instelling kan ervoor opteren een beperkte reeks reservebasisgegevens op maandbasis te rapporteren. |
4. |
Indien een individuele instelling voor elektronisch geld ingevolge artikel 2, lid 4, een vrijstelling krijgt, zal de ECB voor statistische doeleinden de instelling op de lijst van MFI’s als een niet-financiële vennootschap opnemen. De instelling zal tevens worden behandeld als een niet-financiële vennootschap, indien zij de tegenpartij van een MFI is. De instelling zal behandeld blijven worden als een kredietinstelling binnen het kader van de reservevereisten van het Eurosysteem.”. |
BIJLAGE IV
Bijlage V bij Verordening (EG) nr. 2423/2001 (ECB/2001/13) wordt als volgt gewijzigd:
1) |
Paragraaf 1a wordt als volgt vervangen:
|
2) |
Paragraaf 1 b wordt als volgt vervangen:
|
3) |
Paragraaf 1c wordt als volgt gelezen:
|
4) |
De paragrafen 1d en 1e worden geschrapt. |
5) |
Paragraaf 2a wordt als volgt gelezen:
|
II Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie niet verplicht is
BESLUITEN/BESCHIKKINGEN
Raad en Commissie
15.12.2007 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 330/29 |
BESLUIT VAN DE RAAD EN DE COMMISSIE
van 22 november 2007
betreffende het standpunt dat door de Gemeenschappen in de Raad van bestuur van het Internationaal Centrum voor wetenschap en technologie moet worden ingenomen ten aanzien van de toetreding van de Zwitserse Bondsstaat tot de Overeenkomst betreffende de oprichting van een Internationaal Centrum voor wetenschap en technologie tussen de Verenigde Staten van Amerika, Japan, de Russische Federatie en, optredende als één partij, de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en de Europese Economische Gemeenschap
(2007/834/EG, Euratom)
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE EN DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 300, lid 2,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 101,
Gelet op Verordening (EEG) nr. 3955/92 van de Raad van 21 december 1992 betreffende de sluiting namens de Europese Economische Gemeenschap van de Overeenkomst betreffende de oprichting van een Internationaal Centrum voor wetenschap en technologie tussen de Verenigde Staten van Amerika, Japan, de Russische Federatie en, optredende als één partij, de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en de Europese Economische Gemeenschap (1), en met name op artikel 3, leden 1, 3 en 4, en op Verordening (Euratom) nr. 3956/92 van de Commissie van 21 december 1992 betreffende de sluiting door de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie van de Overeenkomst tot oprichting van een Internationaal Centrum voor wetenschap en technologie tussen de Verenigde Staten van Amerika, Japan, de Russische Federatie en, optredende als één partij, de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en de Europese Economische Gemeenschap (2), en met name op artikel 3,
Gelet op het voorstel van de Commissie,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en de Europese Economische Gemeenschap, optredende als één partij (hierna „de Gemeenschappen”) hebben op 21 december 1992 de Overeenkomst betreffende de oprichting van een Internationaal Centrum voor wetenschap en technologie (hierna „de overeenkomst”) ondertekend. |
(2) |
Op 27 februari 2007 heeft de Zwitserse Bondsstaat de Raad van bestuur van het Internationaal Centrum voor wetenschap en technologie (hierna „de Raad van bestuur”) in kennis gesteld van zijn voornemen om tot de overeenkomst toe te treden. |
(3) |
In overeenstemming met artikel XIII van de overeenkomst staat het aan de Raad van bestuur van het Centrum om deze toetreding goed te keuren. |
(4) |
De Gemeenschappen zijn in de Raad van bestuur vertegenwoordigd door het voorzitterschap van de Raad en door de Commissie, |
BESLUITEN:
Artikel 1
De toetreding van de Zwitserse Bondsstaat tot de Overeenkomst betreffende de oprichting van een Internationaal Centrum voor wetenschap en technologie tussen de Verenigde Staten van Amerika, Japan, de Russische Federatie en, optredende als één partij, de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en de Europese Economische Gemeenschap wordt namens de Gemeenschappen goedgekeurd.
Artikel 2
De vertegenwoordigers van het voorzitterschap van de Raad en van de Commissie in de Raad van bestuur worden gemachtigd tot goedkeuring van de toetreding van de Zwitserse Bondsstaat tot de overeenkomst betreffende de oprichting van het Centrum.
Gedaan te Brussel, 22 november 2007.
Voor de Raad
De voorzitter
M. PINHO
Voor de Commissie
De voorzitter
José Manuel BARROSO
(1) PB L 409 van 31.12.1992, blz. 1.
(2) PB L 409 van 31.12.1992, blz. 10.
Raad
15.12.2007 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 330/31 |
BESLUIT Nr. 3/2007 VAN DE ASSOCIATIERAAD EU-ALGERIJE
van 29 november 2007
tot oprichting van subcomités van het Associatiecomité en van een werkgroep sociale zaken
(2007/835/EG)
DE ASSOCIATIERAAD EU-ALGERIJE,
Gelet op de Europees-mediterrane Overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de Democratische Volksrepubliek Algerije, anderzijds (1),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Uiterlijk op 31 augustus 2017 moet een vrijhandelszone tussen de Europese Unie en de Democratische Volksrepubliek Algerije tot stand zijn gebracht. |
(2) |
De betrekkingen van de Europese Unie met de landen van het zuidelijke Middellandse Zeegebied worden als gevolg van de tenuitvoerlegging van de Euro-mediterrane overeenkomsten en de voortzetting van het Euro-mediterrane partnerschap steeds complexer. |
(3) |
Bij de associatiecomités van de andere geassocieerde landen zijn subcomités opgericht met het oog op het toezicht op de tenuitvoerlegging van de prioriteiten van het partnerschap en de harmonisatie van de wetgeving. |
(4) |
Er bestaat een groeiende noodzaak om het milieubeleid in de verschillende beleidsterreinen te integreren, aangezien duurzame ontwikkeling de doelstelling is. |
(5) |
In artikel 98 van de overeenkomst is bepaald dat werkgroepen of lichamen kunnen worden opgezet ten behoeve van de uitvoering van de overeenkomst, en in artikel 76 van de overeenkomst is bepaald dat een werkgroep wordt opgericht om de uitvoering van de bepalingen op het gebied van sociale zaken te evalueren, |
BESLUIT:
Enig artikel
De in bijlage I vermelde werkgroep en de in diezelfde bijlage vermelde subcomités bij het Associatiecomité EU-Algerije worden hierbij opgericht, en de in bijlage II vermelde reglementen van orde van deze werkgroep en deze subcomités worden hierbij vastgesteld.
Zij werken onder het gezag van het Associatiecomité, waaraan zij na elke vergadering verslag uitbrengen. De werkgroep voor sociale zaken en de subcomités zijn niet bevoegd om besluiten te nemen.
Het Associatiecomité neemt alle andere nodige maatregelen met het oog op hun goede functioneren en stelt de Associatieraad daarvan in kennis.
De Associatieraad kan besluiten andere subcomités of groepen op te richten, of bestaande subcomités of groepen op te heffen.
Dit besluit treedt in werking op de dag van zijn vaststelling.
Gedaan te Brussel, 29 november 2007.
Voor de Associatieraad
De voorzitter
M. MEDELCI
(1) PB L 265 van 10.10.2005, blz. 2.
BIJLAGE I
ASSOCIATIEOVEREENKOMST EU-ALGERIJE
Werkgroep sociale zaken en aan het Associatiecomité toegevoegde subcomités
1. |
Werkgroep sociale zaken |
2. |
Subcomité industrie, handel en diensten |
3. |
Subcomité vervoer, milieu en energie |
4. |
Subcomité informatiemaatschappij, onderzoek, innovatie, onderwijs, audiovisuele media en cultuur |
5. |
Subcomité landbouw en visserij |
6. |
Subcomité justitie en binnenlandse zaken |
7. |
Subcomité douanesamenwerking |
Kwesties betreffende de democratische beginselen en de mensenrechten worden momenteel besproken binnen de politieke dialoog in het kader van de associatieovereenkomst. Deze vraagstukken zullen uiteindelijk worden behandeld in het kader van een specifiek forum in de vorm van een ad-hoccomité, zodra de dialoog een dieper niveau zal hebben bereikt.
BIJLAGE II
REGLEMENT VAN ORDE
Werkgroep EU-Algerije sociale zaken
1. Samenstelling en voorzitterschap
De werkgroep bestaat uit vertegenwoordigers van de Europese Gemeenschap en haar lidstaten en van de regering van de Democratische Volksrepubliek Algerije, en wordt beurtelings voorgezeten door elk van beide partijen.
2. Taak
De werkgroep staat onder het gezag van het Associatiecomité, waaraan het na elke vergadering verslag uitbrengt. De werkgroep is niet bevoegd om besluiten te nemen, maar kan wel voorstellen doen aan het Associatiecomité.
3. Voorwerp
De werkgroep onderzoekt de tenuitvoerlegging van de Associatieovereenkomst op de onderstaande gebieden. In het bijzonder beoordeelt de werkgroep de vooruitgang die geboekt is op het gebied van de aanpassing, uitvoering en toepassing van de wetgeving. Zo nodig wordt de samenwerking op het gebied van het openbaar bestuur onderzocht. De werkgroep onderzoekt alle problemen die zich op onderstaande gebieden kunnen voordoen en stelt eventueel te nemen maatregelen voor.
a) |
Eerbiediging van het verbod op discriminatie naar nationaliteit tussen werknemers met de Algerijnse nationaliteit en werknemers uit de lidstaten, wat betreft arbeidsomstandigheden, beloning en ontslag. |
b) |
Toepassing van de bepalingen inzake sociale zekerheid zoals bedoeld in de artikelen 68 tot en met 71 van de overeenkomst. |
c) |
Een dialoog op sociaal gebied zoals bedoeld in artikel 72 van de overeenkomst, waaronder integratie van de Algerijnse onderdanen die legaal op het grondgebied van de Europese Unie verblijven en bescherming tegen discriminatie en islamofobie. |
d) |
Samenwerking op sociaal gebied zoals bedoeld in artikel 74 van de overeenkomst, met name verbetering van de levensomstandigheden, het stelsel van sociale bescherming, de gezondheidszorg, de werkgelegenheid en de positie van de vrouw in het economische en maatschappelijke ontwikkelingsproces. |
Deze lijst is niet volledig, en het Associatiecomité kan ook andere thema’s toevoegen, waaronder horizontale, zoals statistiek.
De werkgroep kan in een vergadering kwesties betreffende één of meer van de bovenstaande gebieden behandelen.
4. Secretariaat
Een ambtenaar van de Commissie en een ambtenaar van de Algerijnse regering treden gezamenlijk op als permanente secretarissen van de werkgroep.
Alle mededelingen betreffende de werkgroep worden aan de secretarissen van de werkgroep toegezonden.
5. Vergaderingen
De werkgroep komt bijeen wanneer de omstandigheden dat vereisen. Er kan een vergadering worden belegd op het verzoek van een van de partijen, dat via de bevoegde secretaris aan de andere partij wordt doorgegeven. Na ontvangst van een dergelijk verzoek antwoordt de secretaris van de andere partij binnen vijftien werkdagen.
In bijzonder spoedeisende gevallen kan de werkgroep met goedkeuring van beide partijen op kortere termijn bijeengeroepen worden. Alle verzoeken om vergaderingen te houden moeten schriftelijk worden gedaan.
Elke vergadering van de werkgroep wordt gehouden op een door beide partijen overeengekomen tijd en plaats.
De vergaderingen worden voor elke partij met instemming van de voorzitter door de bevoegde secretaris bijeengeroepen. Vóór elke vergadering wordt de voorzitter in kennis gesteld van de voorgenomen samenstelling van de delegaties van beide partijen.
Met instemming van beide partijen kan de werkgroep deskundigen uitnodigen om tijdens de vergaderingen bepaalde inlichtingen te verstrekken.
Iedere vergadering zal worden bijgewoond door een vertegenwoordiger van het Algerijnse ministerie van Buitenlandse Zaken, om te zorgen voor de nodige coördinatie en koppeling met de door de Europese Unie gefinancierde lopende en toekomstige projecten en programma’s, en om ervoor te zorgen dat de tijdens de vergadering vastgestelde prioriteiten de nodige ondersteuning krijgen.
6. Agenda
Alle verzoeken om punten op de agenda van de werkgroep te plaatsen worden aan de secretarissen van de werkgroep toegezonden.
Voor elke vergadering wordt een voorlopige agenda opgesteld door de voorzitter. Deze wordt uiterlijk tien dagen vóór het begin van de vergadering door de secretaris van de werkgroep aan de andere partij toegezonden.
De voorlopige agenda omvat de punten waarvoor de secretarissen uiterlijk vijftien dagen vóór het begin van de zitting een verzoek tot opname op de agenda hebben ontvangen. De desbetreffende documentatie moet uiterlijk zeven dagen vóór de vergadering door de beide partijen zijn ontvangen. Om rekening te houden met bijzondere of urgente gevallen kunnen deze termijnen met instemming van beide partijen worden verkort.
De agenda wordt aan het begin van iedere vergadering door de werkgroep vastgesteld.
7. Notulen
Er worden notulen opgesteld van elke vergadering, in overleg tussen de twee secretarissen. Een exemplaar van de notulen, met inbegrip van de voorstellen van de werkgroep, wordt door de secretarissen van de werkgroep aan de secretarissen en de voorzitter van het Associatiecomité toegezonden.
8. Openbaarheid
De vergaderingen van de werkgroep zijn niet openbaar, tenzij anders wordt beslist.
REGLEMENT VAN ORDE
SUBCOMITÉ EU-ALGERIJE
Industrie, handel en diensten
1. Samenstelling en voorzitterschap
Het subcomité bestaat uit vertegenwoordigers van de Europese Gemeenschap en haar lidstaten en van de regering van de Democratische Volksrepubliek Algerije, en wordt beurtelings voorgezeten door elk van beide partijen.
2. Taak
Het subcomité staat onder het gezag van het Associatiecomité, waaraan het na elke vergadering verslag uitbrengt. Het subcomité is niet bevoegd om besluiten te nemen. Het kan wel voorstellen aan het Associatiecomité doen.
3. Onderwerp
Het subcomité onderzoekt de tenuitvoerlegging van de Associatieovereenkomst op de onderstaande gebieden. In het bijzonder beoordeelt het de vooruitgang die geboekt is op het gebied van de aanpassing, uitvoering en toepassing van de wetgeving. Zo nodig wordt de samenwerking op het gebied van het openbaar bestuur onderzocht. Het subcomité onderzoekt alle problemen die zich op onderstaande gebieden kunnen voordoen en stelt eventueel te nemen maatregelen voor.
a) |
Industriële samenwerking zoals beschreven in artikel 53 van de Associatieovereenkomst. |
b) |
Handelsvraagstukken, markttoegang, liberalisering van de handel in industrieproducten, landbouwproducten, verwerkte landbouwproducten en visserijproducten. |
c) |
Diensten, waaronder financiële dienstverlening en banken, en recht van vestiging (grensoverschrijdende dienstverlening, commerciële aanwezigheid, tijdelijk verblijf van fysieke personen). |
d) |
Toerisme en ambachtelijke productie. |
e) |
Stimulering en bescherming van investeringen. |
f) |
Bescherming van de consument. |
g) |
Technische regelgeving, metrologie, accreditering, standaardisatie, normalisatie, certificatie, conformiteitsbeoordeling en markttoezicht. |
h) |
Mededinging en staatssteun. |
i) |
Intellectuele-, industriële- en commerciële-eigendomsrechten. |
j) |
Overheidsopdrachten. |
k) |
Vereenvoudiging van procedures voor ondernemingen. |
l) |
Onderwijs en opleiding op het gebied van ondernemerschap. |
Deze lijst is niet volledig, en het Associatiecomité kan ook andere thema’s toevoegen, waaronder horizontale, zoals statistiek.
Het subcomité kan in een vergadering kwesties betreffende één of meer van de bovenstaande gebieden behandelen.
4. Secretariaat
Een ambtenaar van de Commissie en een ambtenaar van de Algerijnse regering treden gezamenlijk op als permanente secretarissen van het subcomité.
Alle mededelingen betreffende het subcomité worden naar de secretarissen van het subcomité gezonden.
5. Vergaderingen
Het subcomité komt bijeen wanneer de omstandigheden zulks vereisen. Er kan een vergadering worden belegd op het verzoek van een van de partijen, dat via de bevoegde secretaris aan de andere partij wordt doorgegeven. Na ontvangst van het verzoek antwoordt de secretaris van de andere partij binnen vijftien werkdagen.
In bijzonder spoedeisende gevallen kan het subcomité met goedkeuring van beide partijen op kortere termijn bijeengeroepen worden. Alle verzoeken om vergaderingen te houden moeten schriftelijk worden gedaan.
Elke vergadering van het subcomité wordt gehouden op de door beide partijen overeengekomen tijd en plaats.
De vergaderingen worden voor elke partij met instemming van de voorzitter door de bevoegde secretaris bijeengeroepen. Vóór elke vergadering wordt de voorzitter in kennis gesteld van de voorgenomen samenstelling van de delegaties van beide partijen.
Met instemming van beide partijen kan het subcomité deskundigen uitnodigen om tijdens de vergaderingen bepaalde inlichtingen te verstrekken.
Iedere vergadering zal worden bijgewoond door een vertegenwoordiger van het Algerijnse ministerie van Buitenlandse Zaken, om te zorgen voor de nodige coördinatie en koppeling met de door de Europese Unie gefinancierde lopende en toekomstige projecten en programma’s, en om ervoor te zorgen dat de tijdens de vergadering vastgestelde prioriteiten de nodige ondersteuning krijgen.
6. Agenda
Alle verzoeken om punten op de agenda van het subcomité te plaatsen worden aan de secretarissen van het subcomité gezonden.
Voor elke vergadering wordt een voorlopige agenda opgesteld door de voorzitter. Deze wordt uiterlijk tien dagen vóór het begin van de vergadering door de secretaris van de werkgroep aan de andere partij toegezonden.
De voorlopige agenda omvat de punten waarvoor de secretarissen uiterlijk vijftien dagen vóór het begin van de zitting een verzoek tot opname op de agenda hebben ontvangen. De desbetreffende documentatie moet uiterlijk zeven dagen vóór de vergadering door de beide partijen zijn ontvangen. Om rekening te houden met bijzondere of urgente gevallen kunnen deze termijnen met instemming van beide partijen worden verkort.
De agenda wordt aan het begin van iedere vergadering door het subcomité vastgesteld.
7. Notulen
Er worden notulen opgesteld van elke vergadering, in overleg tussen de twee secretarissen. Een exemplaar van de notulen, met inbegrip van de voorstellen van het subcomité, wordt door de secretarissen van het subcomité aan de secretarissen en aan de voorzitter van het Associatiecomité gezonden.
8. Openbaarheid
De vergaderingen van het subcomité zijn niet openbaar, tenzij anders wordt beslist.
REGLEMENT VAN ORDE
SUBCOMITÉ EU-ALGERIJE
Vervoer, milieu en energie
1. Samenstelling en voorzitterschap
Het subcomité bestaat uit vertegenwoordigers van de Europese Gemeenschap en haar lidstaten en van de regering van de Democratische Volksrepubliek Algerije, en wordt beurtelings voorgezeten door elk van beide partijen.
2. Taak
Het subcomité staat onder het gezag van het Associatiecomité, waaraan het na elke vergadering verslag uitbrengt. Het subcomité is niet bevoegd om besluiten te nemen. Het kan wel voorstellen aan het Associatiecomité doen.
3. Onderwerp
Het subcomité onderzoekt de tenuitvoerlegging van de Associatieovereenkomst op de onderstaande gebieden. In het bijzonder beoordeelt het de vooruitgang die geboekt is op het gebied van de aanpassing, uitvoering en toepassing van de wetgeving, en op dat van de integratie van het milieubeleid op alle terreinen van de Associatieovereenkomst. Zo nodig wordt de samenwerking op het gebied van het openbaar bestuur onderzocht. Het subcomité onderzoekt alle problemen die zich op onderstaande gebieden kunnen voordoen en stelt eventueel te nemen maatregelen voor.
a) |
Vervoer: met name modernisering van de infrastructuur (met name onderlinge verbindingen) en onderhoud, veiligheid en beveiliging in de zee- en luchtvaart, met name controle en beheer van havens, spoorwegen, luchthavens en wegennetten, bevordering van intelligente vervoerssystemen en het gebruik van informatietechnologieën in alle soorten vervoer, ontwikkeling van de aansluitingen op het wegen- en spoorwegennet van buurlanden, verbetering van het multimodale systeem en de versterking van de regionale samenwerking. |
b) |
Milieu: met name capaciteitsopbouw voor milieubescherming op de prioritaire terreinen van de associatieovereenkomst (verwoestijning, waterbeheer, afvalbeheer, verzilting, controle en voorkoming van industriële en stedelijke vervuiling en verontreiniging van de zee, bescherming van het mariene milieu en de biodiversiteit, enz.) en de integratie van de milieudimensie in de prioritaire sectoren van het Euro-mediterrane partnerschap in het kader van duurzame ontwikkeling. Water: met name infrastructuur, modernisering, beheer, continuïteit van de watervoorziening en onderzoek. |
c) |
Energie: samenwerking op het gebied van energie en mijnbouw zoals beschreven in artikel 61 van de associatieovereenkomst; instelling van een strategische dialoog tussen de Europese Unie en Algerije op het gebied van energie (met name een memorandum van overeenstemming over een strategisch partnerschap); toezicht op de ontwikkeling van energie-infrastructuur van wederzijds belang, in samenwerking met internationale en particuliere financiële instellingen; totstandkoming van de elektriciteitsmarkt van de Maghreblanden en integratie in de interne markt van de EU. |
Deze lijst is niet volledig, en het Associatiecomité kan ook andere thema’s toevoegen, waaronder horizontale, zoals statistiek.
Het subcomité kan in een vergadering kwesties betreffende één of meer van de bovenstaande gebieden behandelen.
4. Secretariaat
Een ambtenaar van de Commissie en een ambtenaar van de Algerijnse regering treden gezamenlijk op als permanente secretarissen van het subcomité.
Alle mededelingen betreffende het subcomité worden naar de secretarissen van het subcomité gezonden.
5. Vergaderingen
Het subcomité komt bijeen wanneer de omstandigheden zulks vereisen. Er kan een vergadering worden belegd op het verzoek van een van de partijen, dat via de bevoegde secretaris aan de andere partij wordt doorgegeven. Na ontvangst van het verzoek antwoordt de secretaris van de andere partij binnen vijftien werkdagen.
In bijzonder spoedeisende gevallen kan het subcomité met goedkeuring van beide partijen op kortere termijn bijeengeroepen worden. Alle verzoeken om vergaderingen te houden moeten schriftelijk worden gedaan.
Elke vergadering van het subcomité wordt gehouden op de door beide partijen overeengekomen tijd en plaats.
De vergaderingen worden voor elke partij met instemming van de voorzitter door de bevoegde secretaris bijeengeroepen. Vóór elke vergadering wordt de voorzitter in kennis gesteld van de voorgenomen samenstelling van de delegaties van beide partijen.
Met instemming van beide partijen kan het subcomité deskundigen uitnodigen om tijdens de vergaderingen bepaalde inlichtingen te verstrekken.
Iedere vergadering zal worden bijgewoond door een vertegenwoordiger van het Algerijnse ministerie van Buitenlandse Zaken, om te zorgen voor de nodige coördinatie en koppeling met de door de Europese Unie gefinancierde lopende en toekomstige projecten en programma’s, en om ervoor te zorgen dat de tijdens de vergadering vastgestelde prioriteiten de nodige ondersteuning krijgen.
6. Agenda
Alle verzoeken om punten op de agenda van het subcomité te plaatsen worden aan de secretarissen van het subcomité gezonden.
Voor elke vergadering wordt een voorlopige agenda opgesteld door de voorzitter. Deze wordt uiterlijk tien dagen vóór het begin van de vergadering door de secretaris van de werkgroep aan de andere partij toegezonden.
De voorlopige agenda omvat de punten waarvoor de secretarissen uiterlijk vijftien dagen vóór het begin van de zitting een verzoek tot opname op de agenda hebben ontvangen. De desbetreffende documentatie moet uiterlijk zeven dagen vóór de vergadering door de beide partijen zijn ontvangen. Om rekening te houden met bijzondere of urgente gevallen kunnen deze termijnen met instemming van beide partijen worden verkort.
De agenda wordt aan het begin van iedere vergadering door het subcomité vastgesteld.
7. Notulen
Er worden notulen opgesteld van elke vergadering, in overleg tussen de twee secretarissen. Een exemplaar van de notulen, met inbegrip van de voorstellen van het subcomité, wordt door de secretarissen van het subcomité aan de secretarissen en aan de voorzitter van het Associatiecomité gezonden.
8. Openbaarheid
De vergaderingen van het subcomité zijn niet openbaar, tenzij anders wordt beslist.
REGLEMENT VAN ORDE
SUBCOMITÉ EU-ALGERIJE
Informatiemaatschappij, onderzoek, innovatie, onderwijs, audiovisuele media en cultuur
1. Samenstelling en voorzitterschap
Het subcomité bestaat uit vertegenwoordigers van de Europese Gemeenschap en haar lidstaten en van de regering van de Democratische Volksrepubliek Algerije, en wordt beurtelings voorgezeten door elk van beide partijen.
2. Taak
Het subcomité staat onder het gezag van het Associatiecomité, waaraan het na elke vergadering verslag uitbrengt. Het subcomité is niet bevoegd om besluiten te nemen. Het kan wel voorstellen aan het Associatiecomité doen.
3. Onderwerp
Het subcomité onderzoekt de tenuitvoerlegging van de Associatieovereenkomst op de onderstaande gebieden. In het bijzonder beoordeelt het de vooruitgang die geboekt is op het gebied van de aanpassing, uitvoering en toepassing van de wetgeving. Zo nodig wordt de samenwerking op het gebied van het openbaar bestuur onderzocht. Het subcomité onderzoekt alle problemen die zich op onderstaande gebieden kunnen voordoen en stelt eventueel te nemen maatregelen voor.
a) |
Ontwikkeling van institutionele en onderzoekscapaciteit op het gebied van wetenschap, technologie en innovatie, waaronder de toepassing van de resultaten van wetenschappelijk en technologisch onderzoek door de industrie en het midden- en kleinbedrijf, in samenhang met de overeenkomst waarbij Algerije wordt betrokken bij het kaderprogramma voor onderzoek en technologische ontwikkeling, technologische innovatie, overdracht van nieuwe technologieën en verspreiding van kennis, een overeenkomst inzake wetenschappelijke en technische samenwerking. |
b) |
Samenwerking op het gebied van elektronische communicatie en informatietechnologieën. |
c) |
Hervormingen op het gebied van onderwijs, opleiding, waaronder beroepsonderwijs, en jeugdzaken, waaronder betere toegang tot onderwijs voor vrouwen en meisjes. |
d) |
Samenwerking op het gebied van cultuur en in de audiovisuele sector. |
e) |
Deelname van burgers, onderzoekers, studenten en Algerijnse organisaties aan communautaire programma’s voor onderzoek, technologische ontwikkeling en innovatie en aan relevante programma’s op het gebied van onderwijs, opleiding en jongeren. |
f) |
Beleid en regelgeving ten behoeve van elektronische communicatienetwerken en -diensten. |
Deze lijst is niet volledig, en het Associatiecomité kan ook andere thema’s toevoegen, waaronder horizontale, zoals statistiek.
Het subcomité kan in een vergadering kwesties betreffende één of meer van de bovenstaande gebieden behandelen.
4. Secretariaat
Een ambtenaar van de Commissie en een ambtenaar van de Algerijnse regering treden gezamenlijk op als permanente secretarissen van het subcomité.
Alle mededelingen betreffende het subcomité worden naar de secretarissen van het subcomité gezonden.
5. Vergaderingen
Het subcomité komt bijeen wanneer de omstandigheden zulks vereisen. Er kan een vergadering worden belegd op het verzoek van een van de partijen, dat via de bevoegde secretaris aan de andere partij wordt doorgegeven. Na ontvangst van het verzoek antwoordt de secretaris van de andere partij binnen vijftien werkdagen.
In bijzonder spoedeisende gevallen kan het subcomité met goedkeuring van beide partijen op kortere termijn bijeengeroepen worden. Alle verzoeken om vergaderingen te houden moeten schriftelijk worden gedaan.
Elke vergadering van het subcomité wordt gehouden op de door beide partijen overeengekomen tijd en plaats.
De vergaderingen worden voor elke partij met instemming van de voorzitter door de bevoegde secretaris bijeengeroepen. Vóór elke vergadering wordt de voorzitter in kennis gesteld van de voorgenomen samenstelling van de delegaties van beide partijen.
Met instemming van beide partijen kan het subcomité deskundigen uitnodigen om tijdens de vergaderingen bepaalde inlichtingen te verstrekken.
Iedere vergadering zal worden bijgewoond door een vertegenwoordiger van het Algerijnse ministerie van Buitenlandse Zaken, om te zorgen voor de nodige coördinatie en koppeling met de door de Europese Unie gefinancierde lopende en toekomstige projecten en programma’s, en om ervoor te zorgen dat de tijdens de vergadering vastgestelde prioriteiten de nodige ondersteuning krijgen.
6. Agenda
Alle verzoeken om punten op de agenda van het subcomité te plaatsen worden aan de secretarissen van het subcomité gezonden.
Voor elke vergadering wordt een voorlopige agenda opgesteld door de voorzitter. Deze wordt uiterlijk tien dagen vóór het begin van de vergadering door de secretaris van de werkgroep aan de andere partij toegezonden.
De voorlopige agenda omvat de punten waarvoor de secretarissen uiterlijk vijftien dagen vóór het begin van de zitting een verzoek tot opname op de agenda hebben ontvangen. De desbetreffende documentatie moet uiterlijk zeven dagen vóór de vergadering door de beide partijen zijn ontvangen. Om rekening te houden met bijzondere of urgente gevallen kunnen deze termijnen met instemming van beide partijen worden verkort.
De agenda wordt aan het begin van iedere vergadering door het subcomité vastgesteld.
7. Notulen
Er worden notulen opgesteld van elke vergadering, in overleg tussen de twee secretarissen. Een exemplaar van de notulen, met inbegrip van de voorstellen van het subcomité, wordt door de secretarissen van het subcomité aan de secretarissen en aan de voorzitter van het Associatiecomité gezonden.
8. Openbaarheid
De vergaderingen van het subcomité zijn niet openbaar, tenzij anders wordt beslist.
REGLEMENT VAN ORDE
SUBCOMITÉ EU-ALGERIJE
Landbouw en visserij
1. Samenstelling en voorzitterschap
Het subcomité bestaat uit vertegenwoordigers van de Europese Gemeenschap en haar lidstaten en van de regering van de Democratische Volksrepubliek Algerije, en wordt beurtelings voorgezeten door elk van beide partijen.
2. Taak
Het subcomité staat onder het gezag van het Associatiecomité, waaraan het na elke vergadering verslag uitbrengt. Het subcomité is niet bevoegd om besluiten te nemen. Het kan wel voorstellen aan het Associatiecomité doen.
3. Onderwerp
Het subcomité onderzoekt de tenuitvoerlegging van de Associatieovereenkomst op de onderstaande gebieden. In het bijzonder beoordeelt het de vooruitgang die geboekt is op het gebied van de aanpassing, uitvoering en toepassing van de wetgeving. Zo nodig wordt de samenwerking op het gebied van het openbaar bestuur onderzocht. Het subcomité onderzoekt alle problemen die zich op onderstaande gebieden kunnen voordoen en stelt eventueel te nemen maatregelen voor.
a) |
Modernisering en herstructurering van de sectoren landbouw, visserij en bosbeheer. |
b) |
Handel in landbouwproducten, verwerkte landbouwproducten en visserijproducten (waaronder aanpassing van de handels- en distributiekanalen). |
c) |
Samenwerking op het gebied van landbouw en plattelandsontwikkeling. |
d) |
Veterinaire en fytosanitaire vraagstukken, met name aanpassing van de levensmiddelenwetgeving. |
e) |
Behoud en goed beheer van de natuurlijke hulpbronnen, waaronder het visbestand en bescherming van het mariene milieu. |
f) |
Samenwerking in het kader van het EU-systeem voor snelle waarschuwing. |
Deze lijst is niet volledig, en het Associatiecomité kan ook andere thema’s toevoegen, waaronder horizontale, zoals statistiek.
Het subcomité kan in een vergadering kwesties betreffende één of meer van de bovenstaande gebieden behandelen.
4. Secretariaat
Een ambtenaar van de Commissie en een ambtenaar van de Algerijnse regering treden gezamenlijk op als permanente secretarissen van het subcomité.
Alle mededelingen betreffende het subcomité worden naar de secretarissen van het subcomité gezonden.
5. Vergaderingen
Het subcomité komt bijeen wanneer de omstandigheden zulks vereisen. Er kan een vergadering worden belegd op het verzoek van een van de partijen, dat via de bevoegde secretaris aan de andere partij wordt doorgegeven. Na ontvangst van het verzoek antwoordt de secretaris van de andere partij binnen vijftien werkdagen.
In bijzonder spoedeisende gevallen kan het subcomité met goedkeuring van beide partijen op kortere termijn bijeengeroepen worden. Alle verzoeken om vergaderingen te houden moeten schriftelijk worden gedaan.
Elke vergadering van het subcomité wordt gehouden op de door beide partijen overeengekomen tijd en plaats.
De vergaderingen worden voor elke partij met instemming van de voorzitter door de bevoegde secretaris bijeengeroepen. Vóór elke vergadering wordt de voorzitter in kennis gesteld van de voorgenomen samenstelling van de delegaties van beide partijen.
Met instemming van beide partijen kan het subcomité deskundigen uitnodigen om tijdens de vergaderingen bepaalde inlichtingen te verstrekken.
Iedere vergadering zal worden bijgewoond door een vertegenwoordiger van het Algerijnse ministerie van Buitenlandse Zaken, om te zorgen voor de nodige coördinatie en koppeling met de door de Europese Unie gefinancierde lopende en toekomstige projecten en programma’s, en om ervoor te zorgen dat de tijdens de vergadering vastgestelde prioriteiten de nodige ondersteuning krijgen.
6. Agenda
Alle verzoeken om punten op de agenda van het subcomité te plaatsen worden aan de secretarissen van het subcomité gezonden.
Voor elke vergadering wordt een voorlopige agenda opgesteld door de voorzitter. Deze wordt uiterlijk tien dagen vóór het begin van de vergadering door de secretaris van de werkgroep aan de andere partij toegezonden.
De voorlopige agenda omvat de punten waarvoor de secretarissen uiterlijk vijftien dagen vóór het begin van de zitting een verzoek tot opname op de agenda hebben ontvangen. De desbetreffende documentatie moet uiterlijk zeven dagen vóór de vergadering door de beide partijen zijn ontvangen. Om rekening te houden met bijzondere of urgente gevallen kunnen deze termijnen met instemming van beide partijen worden verkort.
De agenda wordt aan het begin van iedere vergadering door het subcomité vastgesteld.
7. Notulen
Er worden notulen opgesteld van elke vergadering, in overleg tussen de twee secretarissen. Een exemplaar van de notulen, met inbegrip van de voorstellen van het subcomité, wordt door de secretarissen van het subcomité aan de secretarissen en aan de voorzitter van het Associatiecomité gezonden.
8. Openbaarheid
De vergaderingen van het subcomité zijn niet openbaar, tenzij anders wordt beslist.
REGLEMENT VAN ORDE
SUBCOMITÉ EU-ALGERIJE
Justitie en binnenlandse zaken
1. Samenstelling en voorzitterschap
Het subcomité bestaat uit vertegenwoordigers van de Europese Gemeenschap en haar lidstaten en van de regering van de Democratische Volksrepubliek Algerije, en wordt beurtelings voorgezeten door elk van beide partijen.
2. Taak
Het subcomité staat onder het gezag van het Associatiecomité, waaraan het na elke vergadering verslag uitbrengt. Het subcomité is niet bevoegd om besluiten te nemen. Het kan wel voorstellen aan het Associatiecomité doen.
3. Onderwerp
Het subcomité onderzoekt de tenuitvoerlegging van de Associatieovereenkomst op de onderstaande gebieden. In het bijzonder beoordeelt het de vooruitgang die geboekt is op het gebied van de aanpassing, uitvoering en toepassing van de wetgeving. Zo nodig wordt de samenwerking op het gebied van het openbaar bestuur onderzocht. Het subcomité onderzoekt alle problemen die zich op onderstaande gebieden kunnen voordoen en stelt eventueel te nemen maatregelen voor.
a) |
Verkeer van personen:
|
b) |
Samenwerking op juridisch en justitieel gebied (civiel- en strafrechtelijk) en op het gebied van de politie. |
c) |
Samenwerking op het gebied van de bestrijding van georganiseerde misdaad, waaronder mensenhandel, terrorisme, witwassen, drugs en drugsverslaving, racisme, vreemdelingenhaat en islamofobie. |
d) |
Samenwerking op het gebied van corruptiebestrijding. |
Deze lijst is niet volledig, en het Associatiecomité kan ook andere thema’s toevoegen, waaronder horizontale, zoals statistiek.
Het subcomité kan in een vergadering kwesties betreffende één of meer van de bovenstaande gebieden behandelen.
4. Secretariaat
Een ambtenaar van de Commissie en een ambtenaar van de Algerijnse regering treden gezamenlijk op als permanente secretarissen van het subcomité.
Alle mededelingen betreffende het subcomité worden naar de secretarissen van het subcomité gezonden.
5. Vergaderingen
Het subcomité komt bijeen wanneer de omstandigheden zulks vereisen. Er kan een vergadering worden belegd op het verzoek van een van de partijen, dat via de bevoegde secretaris aan de andere partij wordt doorgegeven. Na ontvangst van het verzoek antwoordt de secretaris van de andere partij binnen vijftien werkdagen.
In bijzonder spoedeisende gevallen kan het subcomité met goedkeuring van beide partijen op kortere termijn bijeengeroepen worden. Alle verzoeken om vergaderingen te houden moeten schriftelijk worden gedaan.
Elke vergadering van het subcomité wordt gehouden op de door beide partijen overeengekomen tijd en plaats.
De vergaderingen worden voor elke partij met instemming van de voorzitter door de bevoegde secretaris bijeengeroepen. Vóór elke vergadering wordt de voorzitter in kennis gesteld van de voorgenomen samenstelling van de delegaties van beide partijen.
Met instemming van beide partijen kan het subcomité deskundigen uitnodigen om tijdens de vergaderingen bepaalde inlichtingen te verstrekken.
Iedere vergadering zal worden bijgewoond door een vertegenwoordiger van het Algerijnse ministerie van Buitenlandse Zaken, om te zorgen voor de nodige coördinatie en koppeling met de door de Europese Unie gefinancierde lopende en toekomstige projecten en programma’s, en om ervoor te zorgen dat de tijdens de vergadering vastgestelde prioriteiten de nodige ondersteuning krijgen.
6. Agenda
Alle verzoeken om punten op de agenda van het subcomité te plaatsen worden aan de secretarissen van het subcomité gezonden.
Voor elke vergadering wordt een voorlopige agenda opgesteld door de voorzitter. Deze wordt uiterlijk tien dagen vóór het begin van de vergadering door de secretaris van de werkgroep aan de andere partij toegezonden.
De voorlopige agenda omvat de punten waarvoor de secretarissen uiterlijk vijftien dagen vóór het begin van de zitting een verzoek tot opname op de agenda hebben ontvangen. De desbetreffende documentatie moet uiterlijk zeven dagen vóór de vergadering door de beide partijen zijn ontvangen. Om rekening te houden met bijzondere of urgente gevallen kunnen deze termijnen met instemming van beide partijen worden verkort.
De agenda wordt aan het begin van iedere vergadering door het subcomité vastgesteld.
7. Notulen
Er worden notulen opgesteld van elke vergadering, in overleg tussen de twee secretarissen. Een exemplaar van de notulen, met inbegrip van de voorstellen van het subcomité, wordt door de secretarissen van het subcomité aan de secretarissen en aan de voorzitter van het Associatiecomité gezonden.
8. Openbaarheid
De vergaderingen van het subcomité zijn niet openbaar, tenzij anders wordt beslist.
REGLEMENT VAN ORDE
SUBCOMITÉ EU-ALGERIJE
Douanesamenwerking
1. Samenstelling en voorzitterschap
Het subcomité bestaat uit vertegenwoordigers van de Europese Gemeenschap en haar lidstaten en van de regering van de Democratische Volksrepubliek Algerije, en wordt beurtelings voorgezeten door elk van beide partijen.
2. Taak
Het subcomité staat onder het gezag van het Associatiecomité, waaraan het na elke vergadering verslag uitbrengt. Het subcomité is niet bevoegd om besluiten te nemen. Het kan wel voorstellen aan het Associatiecomité doen.
3. Onderwerp
Het subcomité onderzoekt de tenuitvoerlegging van de Associatieovereenkomst op de onderstaande gebieden. In het bijzonder beoordeelt het de vooruitgang die geboekt is op het gebied van de aanpassing, uitvoering en toepassing van de wetgeving. Zo nodig wordt de samenwerking op het gebied van het openbaar bestuur onderzocht. Het subcomité onderzoekt alle problemen die zich op onderstaande gebieden kunnen voordoen en stelt eventueel te nemen maatregelen voor.
a) |
Oorsprongsregels. |
b) |
Algemene douaneprocedures, douanenomenclatuur, bepaling douanewaarde. |
c) |
Tariefregelingen. |
d) |
Douanesamenwerking. |
Deze lijst is niet volledig, en het Associatiecomité kan ook andere thema’s toevoegen, waaronder horizontale, zoals statistiek.
Het subcomité kan in een vergadering kwesties betreffende één of meer van de bovenstaande gebieden behandelen.
4. Secretariaat
Een ambtenaar van de Commissie en een ambtenaar van de Algerijnse regering treden gezamenlijk op als permanente secretarissen van het subcomité.
Alle mededelingen betreffende het subcomité worden naar de secretarissen van het subcomité gezonden.
5. Vergaderingen
Het subcomité komt bijeen wanneer de omstandigheden zulks vereisen. Er kan een vergadering worden belegd op het verzoek van een van de partijen, dat via de bevoegde secretaris aan de andere partij wordt doorgegeven. Na ontvangst van het verzoek antwoordt de secretaris van de andere partij binnen vijftien werkdagen.
In bijzonder spoedeisende gevallen kan het subcomité met goedkeuring van beide partijen op kortere termijn bijeengeroepen worden. Alle verzoeken om vergaderingen te houden moeten schriftelijk worden gedaan.
Elke vergadering van het subcomité wordt gehouden op de door beide partijen overeengekomen tijd en plaats.
De vergaderingen worden voor elke partij met instemming van de voorzitter door de bevoegde secretaris bijeengeroepen. Vóór elke vergadering wordt de voorzitter in kennis gesteld van de voorgenomen samenstelling van de delegaties van beide partijen.
Met instemming van beide partijen kan het subcomité deskundigen uitnodigen om tijdens de vergaderingen bepaalde inlichtingen te verstrekken.
Iedere vergadering zal worden bijgewoond door een vertegenwoordiger van het Algerijnse ministerie van Buitenlandse Zaken, om te zorgen voor de nodige coördinatie en koppeling met de door de Europese Unie gefinancierde lopende en toekomstige projecten en programma’s, en om ervoor te zorgen dat de tijdens de vergadering vastgestelde prioriteiten de nodige ondersteuning krijgen.
6. Agenda
Alle verzoeken om punten op de agenda van het subcomité te plaatsen worden aan de secretarissen van het subcomité gezonden.
Voor elke vergadering wordt een voorlopige agenda opgesteld door de voorzitter. Deze wordt uiterlijk tien dagen vóór het begin van de vergadering door de secretaris van de werkgroep aan de andere partij toegezonden.
De voorlopige agenda omvat de punten waarvoor de secretarissen uiterlijk vijftien dagen vóór het begin van de zitting een verzoek tot opname op de agenda hebben ontvangen. De desbetreffende documentatie moet uiterlijk zeven dagen vóór de vergadering door de beide partijen zijn ontvangen. Om rekening te houden met bijzondere of urgente gevallen kunnen deze termijnen met instemming van beide partijen worden verkort.
De agenda wordt aan het begin van iedere vergadering door het subcomité vastgesteld.
7. Notulen
Er worden notulen opgesteld van elke vergadering, in overleg tussen de twee secretarissen. Een exemplaar van de notulen, met inbegrip van de voorstellen van het subcomité, wordt door de secretarissen van het subcomité aan de secretarissen en aan de voorzitter van het Associatiecomité gezonden.
8. Openbaarheid
De vergaderingen van het subcomité zijn niet openbaar, tenzij anders wordt beslist.
Commissie
15.12.2007 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 330/44 |
BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE
van 13 september 2007
inzake een procedure op grond van artikel 81 van het EG-Verdrag
(Zaak COMP/E-2/39.143 — Opel)
(Kennisgeving geschied onder nummer C(2007) 4277)
(Slechts de tekst in de Engelse taal is authentiek)
(2007/836/EG)
(1) |
Deze beschikking is gegeven overeenkomstig artikel 9, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad van 16 december 2002 betreffende de uitvoering van de mededingingsregels van de artikelen 81 en 82 van het Verdrag (1) en is gericht tot General Motors Europe (hierna „GME”); zij heeft betrekking op de verstrekking van technische informatie met het oog op de reparatie van voertuigen van de merken Opel en Vauxhall. |
(2) |
Technische informatie bestaat uit gegevens, procedés en instructies die noodzakelijk zijn om de ondeugdelijke/defecte/versleten onderdelen van een motorvoertuig na te zien, te repareren en te vervangen of om gebreken in een voertuigsysteem te verhelpen. Zij omvat zeven hoofdcategorieën:
|
(3) |
In december 2006 leidde de Commissie de onderzoekprocedure in, en richtte zij een voorlopige beoordeling aan GME waarin zij meedeelde dat de overeenkomsten van de onderneming met haar servicepartners aanleiding gaven tot twijfels over de verenigbaarheid ervan met artikel 81, lid 1, van het EG-Verdrag. |
(4) |
Volgens de voorlopige beoordeling van de Commissie leek GME te hebben verzuimd om, ruim na het verstrijken van de in Verordening (EG) nr. 1400/2002 van de Commissie van 31 juli 2002 betreffende de toepassing van artikel 81, lid 3, van het Verdrag op groepen verticale overeenkomsten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen in de motorvoertuigensector (2) genoemde overgangsperiode, bepaalde categorieën technische informatie vrij te geven. Bovendien had GME toen de Commissie het onderzoek instelde, nog geen effectief systeem tot stand gebracht om onafhankelijke reparateurs zonder verdere verplichtingen toegang te verschaffen tot deze technische informatie. GME heeft de toegankelijkheid van haar technische informatie in de loop van het onderzoek van de Commissie weliswaar verbeterd, maar de aan onafhankelijke reparateurs beschikbaar gestelde informatie leek nog steeds onvolledig. |
(5) |
De Commissie stelde in haar voorlopige beoordeling vast dat de relevante markten die door de betrokken praktijk werden beïnvloed, de markt voor het verrichten van reparatie- en onderhoudsdiensten aan personenauto’s was en de markt voor de verstrekking van technische informatie aan reparateurs. De erkende netwerken van Opel/Vauxhall hadden zeer grote marktaandelen op de eerste van deze markten, terwijl GME op de tweede markt de enige leverancier was die alle technische informatie kon verstrekken die de reparateurs van de voertuigmerken Opel/Vauxhall nodig hadden. |
(6) |
In feite verlangen de overeenkomsten van GME op het gebied van service en onderdelendistributie van de leden van de erkende netwerken dat zij een volledig gamma van merkspecifieke reparatiediensten kunnen uitvoeren, en dat zij optreden als groothandelaren in onderdelen. De Commissie vreest dat de mogelijke negatieve effecten van dergelijke overeenkomsten kunnen worden versterkt doordat GME onafhankelijke reparateurs geen passende toegang verleent tot technische informatie, en daardoor ondernemingen uitsluit die, in het kader van een ander bedrijfsmodel, bereid en in staat zouden zijn reparatiediensten aan te bieden. |
(7) |
De voorlopige conclusie van de Commissie was dat de regelingen die GME had getroffen om technische informatie aan onafhankelijke reparateurs te verstrekken, niet overeenkwamen met de behoeften van deze reparateurs, noch wat de reikwijdte van de beschikbare informatie, noch wat de toegankelijkheid ervan betreft, en dat deze handelwijze, in combinatie met soortgelijke praktijken van andere autoproducenten, kan hebben bijgedragen tot een verzwakking van de marktpositie van onafhankelijke reparateurs. Hierdoor kan de consument op zijn beurt in hoge mate zijn benadeeld doordat er sprake was van een belangrijke beperking van de keuze aan onderdelen, hogere prijzen voor reparatiediensten, een minder grote keuze aan reparatiebedrijven, potentiële veiligheidskwesties en geen toegang tot innovatieve reparatiebedrijven. |
(8) |
Bovendien zou het kennelijke verzuim van GME om onafhankelijke reparateurs een passende toegang tot technische informatie te verstrekken, erin kunnen resulteren dat de overeenkomsten met haar servicepartners niet in aanmerking komen voor de uitzondering van Verordening (EG) nr. 1400/2002; immers krachtens artikel 4, lid 2, van die verordening is de daarin vervatte uitzondering niet van toepassing wanneer de leverancier van motorvoertuigen weigert onafhankelijke reparateurs toegang te verlenen tot technische informatie, diagnose- en andere apparatuur en gereedschap, met inbegrip van eventuele relevante software of de opleiding die noodzakelijk is om deze motorvoertuigen te kunnen repareren en onderhouden. Zoals in overweging 26 van de verordening wordt verduidelijkt mogen de toegangsvoorwaarden in geen geval tussen erkende en onafhankelijke marktdeelnemers discrimineren. |
(9) |
Ten slotte kwam de Commissie tot de voorlopige conclusie dat de overeenkomsten tussen GME en haar erkende reparateurs, gezien het gebrek aan toegang tot technische informatie, vermoedelijk niet in aanmerking kwamen voor de uitzondering van artikel 81, lid 3. |
(10) |
Op 9 februari 2007 deed GME bepaalde toezeggingen om aan de bezorgdheden tegemoet te komen die de Commissie in haar voorlopige beoordeling te kennen had gegeven. |
(11) |
Volgens deze toezeggingen wordt de reikwijdte van de te verstrekken informatie bepaald door het beginsel van non-discriminatie tussen onafhankelijke en erkende reparateurs. In dit verband zal GME ervoor zorgen dat alle technische informatie, gereedschap, uitrusting, software en opleiding die noodzakelijk zijn voor de reparatie en het onderhoud van haar voertuigenmerken Opel/Vauxhall en die door of namens GME aan erkende reparateurs in alle EU-lidstaten worden verstrekt, ook aan onafhankelijke reparateurs ter beschikking worden gesteld. |
(12) |
In de toezeggingen wordt nader bepaald dat „technische informatie” in de zin van artikel 4, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1400/2002 alle informatie omvat die met het oog op de reparatie of het onderhoud van motorvoertuigen van de merken Opel/Vauxhall aan erkende reparateurs wordt verstrekt. Het gaat met name om software, foutcodes en andere parameters, met inbegrip van de update daarvan, die nodig zijn voor werkzaamheden aan elektronische controle-eenheden (ECU’s) met het oog op het invoeren of herstellen van de door GME aanbevolen afstellingen, methoden voor voertuigidentificatie, onderdelencatalogi, praktische oplossingen op basis van praktijkervaring met betrekking tot problemen die bij en met een bepaald model of bepaalde serie vaak voorkomen, en terugroepberichten of andere berichten over reparaties die door erkende reparateurs kosteloos kunnen worden uitgevoerd. |
(13) |
Toegang tot gereedschap omvat toegang tot elektronische diagnoseapparatuur en ander reparatiegereedschap, met inbegrip van de desbetreffende software, de periodieke update daarvan, alsmede serviceverrichtingen voor dat gereedschap. |
(14) |
Uit overweging 26 van de verordening wordt duidelijk dat artikel 4, lid 2, GME niet verplicht onafhankelijke reparateurs technische informatie te verstrekken die een derde in staat kan stellen in het voertuig gemonteerde antidiefstalapparatuur te omzeilen of buiten werking te stellen en/of elektronische apparatuur te herijken (3) of apparatuur te manipuleren die de snelheid van motorvoertuigen begrenst. GME verbindt zich er echter toe onafhankelijke reparateurs onbeperkte toegang te verlenen tot dit soort informatie, op voorwaarde dat zij de desbetreffende GME opleidingscertificering (Training Certification) (4) verwerven. Onafhankelijke reparateurs krijgen de certificering onmiddellijk na voltooiing van de opleiding. |
(15) |
Indien GME zich in de toekomst op de uitzondering beroept als reden voor een weigering om onafhankelijke reparateurs toegang te verlenen tot bepaalde segmenten technische informatie, dient zij er wel op toe te zien dat de geweigerde informatie beperkt blijft tot hetgeen strikt noodzakelijk is om de in overweging 26 bedoelde bescherming te bieden, en dat het ontbreken van de desbetreffende informatie onafhankelijke reparateurs er niet van weerhoudt andere dan de in overweging 26 bedoelde verrichtingen uit te voeren, met inbegrip van werkzaamheden aan apparaten zoals elektronische controle-eenheden voor motorbesturing, airbags, voorspanners voor veiligheidsgordels of elementen van de centrale vergrendeling. |
(16) |
Artikel 4, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1400/2002 bepaalt dat technische informatie beschikbaar moet worden gesteld op een wijze die evenredig is met de behoeften van de onafhankelijke reparateur. Dit houdt zowel in dat de informatie zonder verdere verplichtingen ter beschikking wordt gesteld, als dat bij het vaststellen van de prijzen rekening wordt gehouden met de mate waarin de onafhankelijke reparateurs gebruikmaken van de informatie. |
(17) |
Overeenkomstig dit beginsel wordt in de toezeggingen nader bepaald dat GME ervoor zorgt dat de TI-website alle technische informatie bevat over modellen die na 1996 op de markt zijn gebracht, en er op toeziet dat alle bijgewerkte informatie steeds op de TI-website of een nieuwe website waarop dergelijke informatie wordt gepubliceerd, beschikbaar is. Verder ziet GME er te allen tijde op toe dat de TI-website gemakkelijk te vinden is en een gelijkwaardige functionaliteit biedt als de methoden die worden gebruikt voor het verstrekken van technische informatie aan leden van het erkende netwerk van Opel/Vauxhall. Wanneer GME of een andere namens GME optredende onderneming technische informatie in een bepaalde EU-taal ter beschikking stelt van erkende reparateurs, ziet GME erop toe dat deze taalversie van de informatie onmiddellijk op de TI-website wordt geplaatst. |
(18) |
Wat de elektronische onderdelencatalogus („Electronic Parts Catalogue”) betreft, die op dit moment niet op de TI-website staat, wordt GME geacht haar toezeggingen te zijn nagekomen wanneer deze informatie vóór 31 december 2007 op de website verschijnt. Als voorlopige oplossing is de catalogus beschikbaar via de „Call Centre Services” van GME, die onafhankelijke reparateurs op verzoek onmiddellijk de gewenste bladzijden per fax kunnen toezenden in een van de talen waarin de catalogus aan erkende reparateurs ter beschikking wordt gesteld. Deze dienst is beschikbaar tegen betaling van 1 EUR per bladzijde (+ 3,9 % administratieve kosten), en daarbij zijn de plaatselijke telefoontarieven van toepassing. |
(19) |
GME zal alle bedradingsschema’s op de TI-website plaatsen die in digitale vorm beschikbaar zijn of gedigitaliseerd zijn voor gebruik door erkende Opel/Vauxhall-reparateurs in de Europese Unie. De overige bedradingsschema’s, die betrekking hebben op modellen die na 1 januari 1997 op de markt zijn gebracht (5) en die niet in digitale vorm bestaan, zullen via de „Call Centre Services” van GME beschikbaar worden gesteld aan onafhankelijke reparateurs. De „Call Centre Services” zijn beschikbaar in alle talen die nodig zijn om directe of indirecte discriminatie tussen onafhankelijke en erkende Opel/Vauxhall-reparateurs te voorkomen, rekening houdende met de voorwaarden waarop die erkende reparateurs toegang krijgen tot bedradingsschema’s. De bedradingsschema’s worden onmiddellijk per fax verstrekt in de kleinste vorm die de gemiddelde onafhankelijke reparateur nodig heeft om een reparatie uit te voeren en onder dezelfde voorwaarden als die welke voor erkende Opel/Vauxhall-reparateurs gelden. GME verbindt zich ertoe de voorwaarden die momenteel gelden voor deze niet-gedigitaliseerde bedradingsschema’s gedurende de volledige geldigheidsduur van de toezeggingen te handhaven. |
(20) |
Wat betreft de toegang tot de TI-website is GME bereid de kosten pro rata naar uur, dag, week, maand en jaar in rekening te brengen voor respectievelijk 4, 30, 100, 300 en 3 700 EUR. Voor de eerste toegang tot een TI-website wordt een eenmalige registratieheffing van 15 EUR in rekening gebracht, plus 3,9 % administratiekosten. „Tech1/Tech2 SWDL” („Diagnostic Tester Software Download”) is beschikbaar via het jaarabonnement op de TI-website, of tegen betaling van het op zichzelf staande maandelijkse abonnementsgeld van 100 EUR. GME heeft zich bereid verklaard deze kostenstructuur voor de toegang tot de site te handhaven en de kosten niet méér te verhogen dan het gemiddelde inflatiepercentage in de Europese Unie gedurende de volledige geldigheidsduur van de toezeggingen. |
(21) |
De toezeggingen van GME doen geen afbreuk aan bestaande of toekomstige vereisten op grond van de Gemeenschapswetgeving of de nationale wetgeving, die de reikwijdte van de technische informatie welke GME ter beschikking moet stellen van onafhankelijke bedrijven kunnen uitbreiden en/of gunstiger methoden kunnen voorschrijven voor de terbeschikkingstelling van dergelijke informatie. |
(22) |
Voor de behandeling van eventuele klachten van onafhankelijke reparateurs over de toegang tot technische informatie zal GME een GME-ombudsman benoemen. Na ontvangst van de klacht van de onafhankelijke reparateur zorgt de GME-ombudsman er, binnen maximaal drie weken nadat hij het complete dossier heeft ontvangen, voor dat deze reparateur een antwoord van GME krijgt. Wanneer de indiener van een klacht niet akkoord gaat met het antwoord van GME, verbindt GME zich ertoe akkoord te gaan met een arbitragemechanisme voor geschillenbeslechting inzake de verstrekking van technische informatie, waarbij elk der betrokken partijen een deskundige benoemt. Deze deskundigen nemen gezamenlijk een besluit over de benoeming van een derde persoon. De arbitrage vindt plaats in de lidstaat waar het hoofdkantoor van de indiener van de klacht is gevestigd. De arbitrage geschiedt in de officiële taal van de plaats waar de arbitrageprocedure wordt gehouden. De arbitrage doet geen afbreuk aan het recht om zich tot de bevoegde nationale rechtbank te wenden. |
(23) |
Gezien deze toezeggingen komt de Commissie tot de conclusie dat er niet langer gronden voor een optreden harerzijds bestaan. De toezeggingen zijn verbindend tot en met 31 mei 2010. |
(24) |
Het Adviescomité voor mededingingsregelingen en economische machtsposities heeft op 9 juli 2007 een gunstig advies uitgebracht. |
(1) PB L 1 van 4.1.2003, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 411/2004 (PB L 68 van 6.3.2004, blz. 1).
(2) PB L 203 van 1.8.2002, blz. 30.
(3) Dat wil zeggen de oorspronkelijke instelling van een ECU op een niet door GME aanbevolen manier te wijzigen.
(4) De kosten van deze „Training Certification” zijn gelijk voor erkende en onafhankelijke reparateurs, en GME verbindt zich ertoe deze gedurende de geldigheidsduur van de toezeggingen op hetzelfde niveau te handhaven. De opleiding omvat i) twee dagen instructeursopleiding (kosten: 115 à 230 EUR per dag, afhankelijk van de nationale markt) en ii) één dag webcursus Tech2 (kosten: 30 à 50 EUR per dag, eveneens afhankelijk van de nationale markt in kwestie). De opleiding wordt gegeven door de „GM Academy”.
(5) Van deze modellen zijn er nog slechts twee (Agila en Movano) in productie en voor beide modellen bevat de TI-website bedradingsschema’s die betrekking hebben op de verschillende varianten van deze modellen na 2002. De enige modellen waarvoor de bedradingsschema’s uitsluitend beschikbaar zijn via de „Call Centre Services” van GME (Arena en Sintra) zijn in 1999 en 2001 uit productie genomen. Voor de overige modellen bevat de TI-website bedradingsschema’s voor varianten die na 2002 (Astra-G, Frontera-B, Zafira-A) of na 2003 (Speedster) op de markt zijn gebracht.
15.12.2007 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 330/48 |
BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE
van 30 november 2007
tot uitvoering van Beschikking nr. 575/2007/EG van het Europees Parlement en de Raad wat de goedkeuring van strategische richtsnoeren voor de periode 2008-2013 betreft
(Kennisgeving geschied onder nummer C(2007) 5822)
(Slechts de teksten in de Bulgaarse, de Duitse, de Engelse, de Estse, de Finse, de Franse, de Griekse, de Hongaarse, de Italiaanse, de Letse, de Litouwse, de Maltese, de Nederlandse, de Poolse, de Portugese, de Roemeense, de Sloveense, de Slowaakse, de Spaanse, de Tsjechische en de Zweedse taal zijn authentiek
(2007/837/EG)
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Beschikking nr. 575/2007/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 mei 2007 tot oprichting van het Europees Terugkeerfonds voor de periode 2008-2013 als onderdeel van het algemeen programma Solidariteit en beheer van de migratiestromen (1), en met name op artikel 18,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Voor de meerjarenprogrammering met betrekking tot de periode 2008-2013 dient de Commissie strategische richtsnoeren vast te stellen die het kader vormen voor de bijstandsverlening uit het Fonds. |
(2) |
Die richtsnoeren dienen gestalte te geven aan de prioriteiten en aan de in artikel 15, lid 4, van Beschikking nr. 575/2007/EG bedoelde specifieke prioriteiten die het mogelijk maken dat de lidstaten die niet onder het Cohesiefonds vallen de medefinancieringsbijdrage van de Gemeenschap voor door het Fonds medegefinancierde projecten op 75 % brengen. |
(3) |
Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van het aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap gehechte protocol betreffende de positie van Denemarken, is deze beschikking niet bindend voor, noch van toepassing in Denemarken. |
(4) |
Overeenkomstig artikel 3 van het Protocol betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland, dat aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap is gehecht, heeft Ierland bij brief van 6 september 2005 kennis gegeven van zijn wens aan de aanneming en toepassing van Beschikking nr. 575/2007/EG deel te nemen. |
(5) |
Overeenkomstig artikel 3 van het Protocol betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland, dat aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap is gehecht, heeft het Verenigd Koninkrijk bij brief van 27 oktober 2005 kennis gegeven van zijn wens aan de aanneming en toepassing van Beschikking nr. 575/2007/EG deel te nemen. |
(6) |
De maatregelen waarin deze beschikking voorziet, zijn in overeenstemming met het advies van het gemeenschappelijk comité „Solidariteit en beheer van de migratiestromen” dat ingesteld is bij artikel 56 van Beschikking nr. 574/2007/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 mei 2007 tot instelling van het Buitengrenzenfonds voor de periode 2007-2013 als onderdeel van het algemene programma „Solidariteit en beheer van de migratiestromen” (2), |
HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:
Artikel 1
De richtsnoeren die gestalte geven aan de prioriteiten en specifieke prioriteiten voor de meerjarenprogrammering voor de periode 2008-2013 zijn in de bijlage opgenomen.
Artikel 2
Deze beschikking is gericht tot het Koninkrijk België, de Republiek Bulgarije, de Tsjechische Republiek, de Bondsrepubliek Duitsland, de Republiek Estland, Ierland, de Helleense Republiek, het Koninkrijk Spanje, de Franse Republiek, de Italiaanse Republiek, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, het Groothertogdom Luxemburg, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, het Koninkrijk der Nederlanden, de Republiek Oostenrijk, de Republiek Polen, de Portugese Republiek, Roemenië, de Republiek Slovenië, de Slowaakse Republiek, de Republiek Finland, het Koninkrijk Zweden en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland.
Gedaan te Brussel, 30 november 2007.
Voor de Commissie
Franco FRATTINI
Lid van de Commissie
(1) PB L 144 van 6.6.2007, blz. 45.
(2) PB L 144 van 6.6.2007, blz. 22.
BIJLAGE
De hieronder omschreven strategische richtsnoeren moeten worden gezien in de context van een doeltreffender beheer van de migratiestromen, waartoe door de Europese Raad van Tampere in 1999 de aanzet is gegeven. Een en ander behelst ook een gemeenschappelijk terugkeerbeleid en de bestrijding van illegale immigratie.
Bij het opstellen van het ontwerp voor hun meerjarenprogramma’s dienen de lidstaten de uit hoofde van dit Fonds beschikbare middelen toe te wijzen aan ten minste drie van de vier hierna genoemde prioriteiten, waarbij zij aan de hand van hun behoeften bepalen hoe de hun toegewezen financiële middelen het best kunnen worden verdeeld.
PRIORITEIT 1: Steun voor de ontwikkeling van een strategische aanpak van de organisatie van het terugkeerproces door de lidstaten
Dit omvat de ontwikkeling van de geïntegreerde organisatie van het terugkeerproces in al zijn aspecten. Overeenkomstig artikel 3, lid 2, van Beschikking nr. 575/2007/EG moet de geïntegreerde organisatie van het terugkeerproces gebaseerd zijn op een uitgebreide beoordeling van de situatie van de potentiële terugkeerders in de lidstaat en in hun land van herkomst en de problemen inzake de voorgenomen acties, moeten doelen voor voorgenomen acties worden gesteld en brede maatregelen worden ingesteld met het oog op doeltreffende en duurzame terugkeer, met inbegrip van voorbereiding, handhaving en follow-up van verwijdering.
Binnen deze prioriteit mag de bijdrage van de Gemeenschap worden verhoogd tot 75 % voor geïntegreerde terugkeerplannen die op de volgende specifieke prioriteiten zijn gericht:
1. |
programma’s voor begeleide vrijwillige terugkeer; |
2. |
geldelijke stimulansen en maatregelen met betrekking tot de specifieke situatie van kwetsbare terugkeerders; |
3. |
geïntegreerde terugkeerplannen ter ondersteuning van de terugkeer van onderdanen van derde landen of staatloze personen die niet onder communautaire overnameovereenkomsten vallen of nationale bilaterale overeenkomsten inzake de overname door landen van herkomst, vorig verblijf of doorreis waarmee de samenwerking inzake terugkeer bijzonder moeizaam verloopt. |
PRIORITEIT 2: Steun voor samenwerking tussen lidstaten op het gebied van de organisatie van het terugkeerproces
Dit omvat het opzetten en uitvoeren van geïntegreerde terugkeerplannen en samenwerking op specifieke terreinen van de geïntegreerde organisatie van het terugkeerproces, zoals de voorbereiding, uitvoering van follow-up van gezamenlijke vluchten met het oog op verwijdering en gezamenlijke verwijderingen per land.
Binnen deze prioriteit mag de bijdrage van de Gemeenschap worden verhoogd tot 75 % voor projecten die op de volgende specifieke prioriteit zijn gericht:
— |
geïntegreerde terugkeerplannen die zijn opgezet en worden uitgevoerd in samenwerking met andere lidstaten en, waar van toepassing, van het Frontex-agentschap, niet-gouvernementele organisaties en/of internationale organisaties, met als doel de verschillende vaardigheden, ervaringen en middelen van de autoriteiten van de lidstaten en, waar van toepassing, de andere betrokken organisaties samen te brengen. |
PRIORITEIT 3: Steun voor specifieke innovatieve (inter)nationale instrumenten voor organisatie van het terugkeerproces
Dit omvat het opzetten of verbeteren van maatregelen voor advies en voorlichting over terugkeer, maatregelen voor de reïntegratie van teruggekeerden in het land waarnaar zij zijn teruggekeerd, methoden voor samenwerking met consulaire en/of immigratiediensten, met inbegrip van opleidingsmaatregelen, en maatregelen om informatie in te winnen over onderdanen van derde landen en staatlozen zonder papieren.
Binnen deze prioriteit mag de bijdrage van de Gemeenschap worden verhoogd tot 75 % voor projecten die op de volgende specifieke prioriteiten zijn gericht:
1. |
projecten die bijzonder innovatieve methoden bieden voor voorlichting en advies aan potentiële terugkeerders over de situatie in het land waarnaar zij voornemens zijn terug te keren, en/of andere innovatieve stimuleringsmaatregelen om het aantal vrijwillige terugkeerders te verhogen, op basis van eerbiediging van de waardigheid van de betrokken personen; |
2. |
projecten die nieuwe werkmethoden beproeven om het documenteren van terugkeerders te versnellen in samenwerking met de consulaire autoriteiten en immigratiediensten van derde landen. |
PRIORITEIT 4: Steun voor communautaire normen en goede praktijken op het gebied van de organisatie van het terugkeerproces
Dit omvat de toepassing van bestaande en toekomstige gemeenschappelijke normen, zoals bedoeld in de overwegingen 13 en 14 van Beschikking nr. 575/2007/EG en de bevordering van (inter)nationale goede praktijken en methoden voor samenwerking met de betrokken autoriteiten van andere lidstaten, bijvoorbeeld door gebruik van Iconet.
Binnen deze prioriteit mag de bijdrage van de Gemeenschap worden verhoogd tot 75 % voor projecten die op de volgende specifieke prioriteiten zijn gericht:
1. |
evaluaties en missies voor het meten van de voortgang van terugkeerprogramma’s, instrumenten en processen; |
2. |
maatregelen op nationaal niveau om een eerlijke en doeltreffende tenuitvoerlegging te waarborgen van de gemeenschappelijke terugkeernormen zoals die zijn vastgesteld in de communautaire wetgeving inzake terugkeer, met inbegrip van de opleiding van deskundigen. |
15.12.2007 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 330/51 |
BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE
van 13 december 2007
tot wijziging van Beschikking 2006/415/EG betreffende bepaalde beschermende maatregelen in verband met hoogpathogene aviaire influenza van het subtype H5N1 bij pluimvee in Polen
(Kennisgeving geschied onder nummer C(2007) 6597)
(Voor de EER relevante tekst)
(2007/838/EG)
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Richtlijn 89/662/EEG van de Raad van 11 december 1989 inzake veterinaire controles in het intracommunautaire handelsverkeer in het vooruitzicht van de totstandbrenging van de interne markt (1), en met name op artikel 9, lid 3,
Gelet op Richtlijn 90/425/EEG van de Raad van 26 juni 1990 inzake veterinaire en zoötechnische controles in het intracommunautaire handelsverkeer in bepaalde levende dieren en producten in het vooruitzicht van de totstandbrenging van de interne markt (2), en met name op artikel 10, lid 3,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Beschikking 2006/415/EG van de Commissie van 14 juni 2006 betreffende bepaalde beschermende maatregelen in verband met hoogpathogene aviaire influenza van het subtype H5N1 bij pluimvee in de Gemeenschap en tot intrekking van Beschikking 2006/135/EG (3) bevat bepaalde beschermende maatregelen om de verspreiding van die ziekte te voorkomen, onder meer door het instellen van gebieden A en B na een vermoedelijke of bevestigde uitbraak van de ziekte. |
(2) |
Naar aanleiding van uitbraken van hoogpathogene aviaire influenza van het subtype H5N1 in Polen is Beschikking 2006/415/EG voor het laatst gewijzigd bij Beschikking 2007/816/EG van de Commissie van 10 december 2007 tot wijziging van Beschikking 2006/415/EG betreffende bepaalde beschermende maatregelen in verband met hoogpathogene aviaire influenza van het subtype H5N1 bij pluimvee in Polen. |
(3) |
Aangezien zich in Polen nieuwe uitbraken hebben voorgedaan, moeten de afbakening van de gebieden waarvoor beperkingen gelden en de duur van de maatregelen aan de epizoötiologische situatie worden aangepast. |
(4) |
Beschikking 2006/415/EG moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(5) |
De in deze beschikking vervatte maatregelen moeten opnieuw worden bezien op de eerstvolgende vergadering van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid, |
HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:
Artikel 1
De bijlage bij Beschikking 2006/415/EG wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze beschikking.
Artikel 2
Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.
Gedaan te Brussel, 13 december 2007.
Voor de Commissie
Markos KYPRIANOU
Lid van de Commissie
(1) PB L 395 van 30.12.1989, blz. 13. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2004/41/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 157 van 30.4.2004, blz. 33; rectificatie in PB L 195 van 2.6.2004, blz. 12).
(2) PB L 224 van 18.8.1990, blz. 29. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2002/33/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 315 van 19.11.2002, blz. 14).
(3) PB L 164 van 16.6.2006, blz. 51. Beschikking laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 2007/816/EG (PB L 326 van 12.12.2007, blz. 32).
BIJLAGE
De bijlage bij Beschikking 2006/415/EG wordt als volgt gewijzigd:
1. |
De gegevens voor Polen in deel A komen als volgt te luiden:
|
2. |
De gegevens voor Polen in deel B komen als volgt te luiden:
|
Rectificaties
15.12.2007 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 330/60 |
Rectificatie van Besluit 2007/787/EG van de Raad van 29 november 2007 betreffende de sluiting van het protocol bij de Euro-mediterrane overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Staat Israël, anderzijds, in verband met de toetreding van de Republiek Bulgarije en van Roemenië tot de Europese Unie
( Publicatieblad van de Europese Unie L 317 van 5 september 2007 )
De bekendmaking van Besluit 2007/787/EG dient als nietig te worden beschouwd.
15.12.2007 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 330/60 |
Rectificatie van Besluit EUPM/3/2007 van het Politiek en Veiligheidscomité van 30 november 2007 betreffende de benoeming van het hoofd van de missie/directeur van politie van de politiemissie van de Europese Unie (EUPM) in Bosnië en Herzegovina (BiH)
( Publicatieblad van de Europese Unie L 329 van 14 december 2007 )
In de inhoudsopgave en op bladzijde 63, wordt de titel als volgt gelezen:
„Besluit EUPM/1/2007 van het Politiek en Veiligheidscomité van 30 november 2007 tot verlenging van het mandaat van het hoofd van de missie/directeur van politie van de politiemissie van de Europese Unie (EUPM) in Bosnië en Herzegovina (BiH)”.
15.12.2007 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 330/60 |
Rectificatie van de Partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Democratische Republiek São Tomé en Príncipe en de Europese Gemeenschap
( Publicatieblad van de Europese Unie L 205 van 7 augustus 2007 )
Bladzijde 40, protocol, artikel 2, lid 1:
in plaats van:
„… een specifiek bedrag van 1 105 000 EUR per jaar”
te lezen:
„… een specifiek bedrag van 110 500 EUR per jaar”.