ISSN 1725-2598

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 330

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

50e jaargang
15 december 2007


Inhoud

 

I   Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie verplicht is

Bladzijde

 

 

DOOR HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD GEZAMENLIJK AANGENOMEN BESLUITEN

 

*

Beschikking nr. 1482/2007/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2007 tot vaststelling van een communautair programma ter verbetering van het functioneren van de belastingstelsels in de interne markt (Fiscalis-2013) en tot intrekking van Beschikking nr. 2235/2002/EG

1

 

 

VERORDENINGEN

 

 

Verordening (EG) nr. 1483/2007 van de Commissie van 14 december 2007 tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

8

 

 

Verordening (EG) nr. 1484/2007 van de Commissie van 14 december 2007 tot vaststelling van de invoerrechten in de sector granen van toepassing vanaf 16 december 2007

10

 

*

Verordening (EG) nr. 1485/2007 van de Commissie van 14 december 2007 houdende inschrijving van een aantal benamingen in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen (Carne de Bísaro Transmontano of Carne de Porco Transmontano (BOB), Szegedi szalámi of Szegedi téliszalámi (BOB), Pecorino di Filiano (BOB), Cereza del Jerte (BOB), Garbanzo de Fuentesaúco (BGA), Lenteja Pardina de Tierra de Campos (BGA), Λουκούμι Γεροσκήπου (Loukoumi Geroskipou) (BGA), Skalický trdelník (BGA))

13

 

*

Verordening (EG) nr. 1486/2007 van de Commissie van 14 december 2007 tot goedkeuring van niet-minimale wijzigingen van het productdossier van een benaming die is opgenomen in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen Olives noires de Nyons (BOB)

15

 

*

Verordening (EG) nr. 1487/2007 van de Commissie van 14 december 2007 tot vaststelling van een verbod op de visserij op haring in ICES-zone IV benoorden 53° 30′ N.B. door vaartuigen die de vlag van Duitsland voeren

16

 

*

Verordening (EG) nr. 1488/2007 van de Commissie van 14 december 2007 tot vaststelling van een verbod op de visserij op bericyiden in ICES-zone I, II, III, IV, V, VI, VII, VIII, IX, X, XII, XIV (wateren van de Gemeenschap en wateren die niet onder de soevereiniteit of jurisdictie van derde landen vallen) door vaartuigen die de vlag van Portugal voeren

18

 

*

Verordening (EG) nr. 1489/2007 van de Europese Centrale Bank van 29 november 2007 houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 2423/2001 (ECB/2001/13) met betrekking tot de geconsolideerde balans van de sector monetaire financiële instellingen (ECB/2007/18)

20

 

 

II   Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie niet verplicht is

 

 

BESLUITEN/BESCHIKKINGEN

 

 

Raad en Commissie

 

 

2007/834/EG, Euratom

 

*

Besluit van de Raad en de Commissie van 22 november 2007 betreffende het standpunt dat door de Gemeenschappen in de Raad van bestuur van het Internationaal Centrum voor wetenschap en technologie moet worden ingenomen ten aanzien van de toetreding van de Zwitserse Bondsstaat tot de Overeenkomst betreffende de oprichting van een Internationaal Centrum voor wetenschap en technologie tussen de Verenigde Staten van Amerika, Japan, de Russische Federatie en, optredende als één partij, de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en de Europese Economische Gemeenschap

29

 

 

Raad

 

 

2007/835/EG

 

*

Besluit nr. 3/2007 van de Associatieraad EU-Algerije van 29 november 2007 tot oprichting van subcomités van het Associatiecomité en van een werkgroep sociale zaken

31

 

 

Commissie

 

 

2007/836/EG

 

*

Beschikking van de Commissie van 13 september 2007 inzake een procedure op grond van artikel 81 van het EG-Verdrag (Zaak COMP/E-2/39.143 — Opel) (Kennisgeving geschied onder nummer C(2007) 4277)

44

 

 

2007/837/EG

 

*

Beschikking van de Commissie van 30 november 2007 tot uitvoering van Beschikking nr. 575/2007/EG van het Europees Parlement en de Raad wat de goedkeuring van strategische richtsnoeren voor de periode 2008-2013 betreft (Kennisgeving geschied onder nummer C(2007) 5822)

48

 

 

2007/838/EG

 

*

Beschikking van de Commissie van 13 december 2007 tot wijziging van Beschikking 2006/415/EG betreffende bepaalde beschermende maatregelen in verband met hoogpathogene aviaire influenza van het subtype H5N1 bij pluimvee in Polen (Kennisgeving geschied onder nummer C(2007) 6597)  ( 1 )

51

 

 

Rectificaties

 

*

Rectificatie van Besluit 2007/787/EG van de Raad van 29 november 2007 betreffende de sluiting van het protocol bij de Euro-mediterrane overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Staat Israël, anderzijds, in verband met de toetreding van de Republiek Bulgarije en van Roemenië tot de Europese Unie (PB L 317 van 5.9.2007)

60

 

*

Rectificatie van Besluit EUPM/3/2007 van het Politiek en Veiligheidscomité van 30 november 2007 betreffende de benoeming van het hoofd van de missie/directeur van politie van de politiemissie van de Europese Unie (EUPM) in Bosnië en Herzegovina (BiH) (PB L 329 van 14.12.2007)

60

 

*

Rectificatie van de Partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Democratische Republiek São Tomé en Príncipe en de Europese Gemeenschap (PB L 205 van 7.8.2007)

60

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


I Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie verplicht is

DOOR HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD GEZAMENLIJK AANGENOMEN BESLUITEN

15.12.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 330/1


BESCHIKKING Nr. 1482/2007/EG VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 11 december 2007

tot vaststelling van een communautair programma ter verbetering van het functioneren van de belastingstelsels in de interne markt (Fiscalis-2013) en tot intrekking van Beschikking nr. 2235/2002/EG

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 95,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag (2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Beschikking nr. 888/98/EG van het Europees Parlement en de Raad van 30 maart 1998 houdende vaststelling van een actieprogramma ter verbetering van de stelsels van indirecte belastingen van de interne markt (Fiscalis-programma) (3) (hierna „Fiscalis-2002” genoemd) en Beschikking nr. 2235/2002/EG van het Europees Parlement en van de Raad van 3 december 2002 tot vaststelling van een communautair programma ter verbetering van het functioneren van de belastingstelsels in de interne markt (Fiscalis-2003-2007-programma) (4) (hierna „Fiscalis-2007” genoemd) hebben in aanzienlijke mate bijgedragen aan de verwezenlijking van de doelstellingen van het Verdrag. Het is daarom passend de activiteiten die in het kader van deze programma’s zijn ingeleid, voort te zetten. Het programma, dat wordt vastgesteld op grond van deze beschikking (hierna „het Programma” genoemd), dient een periode van zes jaar te duren zodat de looptijd ervan samenvalt met het meerjarig financieel kader dat is opgenomen in het interinstitutioneel akkoord van 17 mei 2006 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie over de begrotingsdiscipline en gezond financieel beheer (5).

(2)

De effectieve, eenvormige en doelmatige toepassing van het Gemeenschapsrecht in de interne markt is van wezenlijk belang voor het functioneren van de belastingstelsels, in het bijzonder ter bescherming van de financiële belangen van de lidstaten door het bestrijden van belastingontwijking en -ontduiking, het vermijden van concurrentieverstorende situaties en het verminderen van administratieve problemen voor zowel overheidsdiensten als belastingbetalers. Om een dergelijke effectieve, eenvormige en doelmatige toepassing van het Gemeenschapsrecht te bereiken moet de Gemeenschap optreden in partnerschap met de lidstaten. Een doeltreffende en doelmatige samenwerking tussen de huidige en eventuele toekomstige lidstaten en tussen die staten en de Commissie is cruciaal voor de goede werking van de belastingstelsels en de fraudebestrijding. Het Programma moet ook helpen wetgeving en bestuurlijke praktijken die de samenwerking kunnen belemmeren, evenals mogelijke oplossingen om zulke belemmeringen weg te nemen, in kaart te brengen.

(3)

Met het oog op de ondersteuning van het toetredingsproces van de kandidaat-lidstaten dienen praktische middelen te worden verstrekt waarmee de belastingdiensten van die landen in staat worden gesteld vanaf de datum van hun toetreding alle taken te vervullen die uit het Gemeenschapsrecht voortvloeien. Fiscalis-2013 moet derhalve worden opengesteld voor de kandidaat-lidstaten. Eenzelfde werkwijze moet worden gevolgd bij potentiële kandidaat-lidstaten.

(4)

De geautomatiseerde en beveiligde trans-Europese communicatie- en informatie-uitwisselingssystemen die uit hoofde van Fiscalis-2007 worden gefinancierd, spelen een cruciale rol bij het versterken van de belastingstelsels in de Gemeenschap en moeten derhalve verder worden gefinancierd. Voorts dienen in het Programma andere belastinggerelateerde informatie-uitwisselingssystemen te kunnen worden opgenomen, zoals het Excise Movement Control System (EMCS) dat is opgezet bij Beschikking nr. 1152/2003/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 juni 2003 betreffende geautomatiseerde verwerking van gegevens inzake het verkeer van en de controle op accijnsgoederen (6), evenals ieder systeem dat is vereist voor de toepassing van Richtlijn 2003/48/EG van de Raad van 3 juni 2003 betreffende belastingheffing op inkomsten uit spaargelden in de vorm van rentebetaling (7).

(5)

De ervaring die de Gemeenschap met Fiscalis-2002 en -2007 heeft opgedaan, laat zien dat het samenbrengen van ambtenaren van verschillende nationale overheidsdiensten in beroepsmatige activiteiten zoals werkbezoeken, seminars, projectgroepen en multilaterale controles bijdraagt tot de verwezenlijking van de doelstellingen van dergelijke programma’s. Deze activiteiten moeten derhalve worden voortgezet. Het moet ook mogelijk blijven nieuwe vormen van activiteiten op te zetten om nog effectiever aan de eventuele behoeften tegemoet te komen.

(6)

De met Fiscalis-2002 en -2007 opgedane ervaring leert dat de gecoördineerde ontwikkeling en uitvoering van een gemeenschappelijk opleidingsprogramma sterk bijdraagt aan de doelstellingen van dergelijke programma’s, met name wat het bereiken van een hoog kennisniveau inzake het Gemeenschapsrecht betreft. De mogelijkheden die een elektronische leeromgeving biedt, moeten in dit verband ten volle worden benut.

(7)

De ambtenaren die werkzaam zijn op het gebied van belastingen, moeten over een toereikende talenkennis beschikken om aan dit programma te kunnen deelnemen en samen te werken. De deelnemende landen dienen in de nodige talenopleiding voor hun ambtenaren te voorzien.

(8)

Er dient te worden voorzien in het opzetten van bepaalde activiteiten waaraan deskundigen — zoals ambtenaren — uit derde landen of vertegenwoordigers van internationale organisaties kunnen deelnemen.

(9)

Uit de tussentijdse evaluatie van Fiscalis-2007 is duidelijk geworden dat uit programma-activiteiten voortkomende informatie aan alle deelnemende landen en aan de Commissie beschikbaar moet worden gesteld.

(10)

Ofschoon de deelnemende landen primair verantwoordelijk zijn voor de verwezenlijking van de doelstellingen van Fiscalis-2013, is een optreden van de Gemeenschap vereist voor de coördinatie van de in het kader van het Programma beoogde activiteiten, het beschikbaar stellen van de infrastructuur en het geven van de nodige stimulansen.

(11)

Daar de doelstellingen van deze beschikking niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt en derhalve wegens de omvang en de gevolgen van het optreden beter door de Gemeenschap kunnen worden verwezenlijkt, kan de Gemeenschap, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze beschikking niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.

(12)

Bij deze beschikking worden voor de gehele looptijd van het Programma financiële middelen vastgesteld die voor de begrotingsautoriteit in het kader van de jaarlijkse begrotingsprocedure het prioritaire referentiekader vormen in de zin van punt 37 van het interinstitutioneel akkoord van 17 mei 2006 betreffende de begrotingsdiscipline en een goed financieel beheer.

(13)

De voor de uitvoering van deze beschikking vereiste maatregelen moeten worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden (8),

HEBBEN DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

HOOFDSTUK I

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

Fiscalis-2013-programma

1.   Voor de periode van 1 januari 2008 tot en met 31 december 2013 wordt een meerjarig communautair actieprogramma (het „Programma”), vastgesteld ter verbetering van het functioneren van de belastingstelsels in de interne markt.

2.   De activiteiten van het Programma omvatten:

a)

communicatie- en informatie-uitwisselingssystemen;

b)

multilaterale controles zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 4;

c)

seminars en projectgroepen;

d)

werkbezoeken;

e)

opleidingsactiviteiten;

f)

andere soortgelijke activiteiten die noodzakelijk zijn voor de verwezenlijking van de doelstellingen van het Programma.

Deelneming aan activiteiten als bedoeld onder letters b) tot en met f) geschiedt op vrijwillige basis.

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van deze beschikking wordt verstaan onder:

1.

„belastingheffing”: de hiernavolgende belastingen die van toepassing zijn in de deelnemende landen als omschreven in artikel 3, lid 1:

a)

belasting over de toegevoegde waarde;

b)

accijnzen op alcohol en tabaksproducten alsook belastingen op energieproducten en elektriciteit als bedoeld in respectievelijk Richtlijn 92/83/EEG (9), Richtlijn 95/59/EG (10) en Richtlijn 2003/96/EG (11);

c)

belastingen naar het inkomen en het vermogen als omschreven in artikel 1, lid 2, van Richtlijn 77/799/EEG (12);

d)

heffingen op verzekeringspremies als omschreven in artikel 3 van Richtlijn 76/308/EEG (13);

2.

„overheidsdienst”: de voor belastingheffing of belastinggerelateerde taken verantwoordelijke overheden en andere lichamen in de deelnemende landen;

3.

„ambtenaar”: een medewerker van een overheidsdienst;

4.

„multilaterale controles”: de gecoördineerde controle van de fiscale aansprakelijkheid van een of meer verbonden belastingplichtigen, georganiseerd door twee of meer deelnemende landen die gemeenschappelijke of complementaire belangen hebben, waaronder tenminste één lidstaat.

Artikel 3

Deelname aan het Programma

1.   De deelnemende landen zijn de lidstaten en de in lid 2 bedoelde landen.

2.   Aan het Programma kan worden deelgenomen door:

a)

kandidaat-lidstaten die in aanmerking komen voor een pretoetredingsstrategie, overeenkomstig de algemene beginselen en algemene voorwaarden voor deelname van deze landen aan communautaire programma’s zoals vastgesteld in de desbetreffende kaderovereenkomst en besluiten van de Associatieraad; en

b)

potentiële kandidaat-lidstaten, overeenkomstig de met deze landen overeen te komen bepalingen na de vaststelling van kaderovereenkomsten betreffende hun deelname aan communautaire programma’s.

3.   Deelnemende landen worden vertegenwoordigd door ambtenaren.

Artikel 4

Doelstellingen

1.   Het Programma heeft in het algemeen ten doel de goede werking van de belastingstelsels in de interne markt te verbeteren door de samenwerking tussen de deelnemende landen, hun overheidsdiensten en ambtenaren te intensiveren.

2.   De specifieke doelstellingen van het Programma zijn:

a)

met betrekking tot de belasting over de toegevoegde waarde en de accijnzen:

i)

een doelmatige, doeltreffende en intensieve informatie-uitwisseling en administratieve samenwerking bewerkstelligen,

ii)

ambtenaren in staat stellen een hoog kennisniveau te bereiken met betrekking tot het Gemeenschapsrecht en de toepassing ervan in de lidstaten,

iii)

zorgen voor de verdere verbetering van de administratieve procedures met het oog op de behoeften van overheidsdiensten en belastingplichtigen door goede bestuurlijke praktijken te ontwikkelen en te verspreiden;

b)

met betrekking tot de inkomsten- en vermogensbelasting:

i)

een doelmatige en doeltreffende informatie-uitwisseling en administratieve samenwerking bewerkstelligen, onder meer door de uitwisseling van goede bestuurlijke praktijken; en

ii)

ambtenaren in staat stellen een hoog kennisniveau te bereiken met betrekking tot het Gemeenschapsrecht en de toepassing daarvan in de lidstaten;

c)

met betrekking tot de heffingen op verzekeringspremies, de samenwerking tussen overheidsdiensten verbeteren om te zorgen voor een betere toepassing van de bestaande regels; en

d)

met betrekking tot kandidaat- en potentiële kandidaat-lidstaten, voldoen aan de bijzondere behoeften van die landen, opdat deze met het oog op de toetreding de nodige maatregelen nemen op het gebied van belastingwetgeving en bestuurlijke capaciteit.

Artikel 5

Werkprogramma en indicatoren

De Commissie stelt jaarlijks volgens de in artikel 17, lid 2, bedoelde beheersprocedure jaarlijks een werkprogramma vast. Dit werkprogramma is gebaseerd op het voor het bewuste begrotingsjaar geplande activiteitenschema en de verwachte verdeling van de middelen. Het werkprogramma wordt op de internetsite van de Commissie bekendgemaakt.

Het werkprogramma bevat indicatoren voor de in artikel 4, lid 2, genoemde specifieke doelstellingen van het Programma, aan de hand waaraan de beoordeling plaatsvindt van het Programma in het kader van het tussentijdse verslag en het eindverslag van de evaluatie van het Programma in overeenstemming met artikel 19.

HOOFDSTUK II

PROGRAMMA-ACTIVITEITEN

Artikel 6

Systemen voor communicatie en informatie-uitwisseling

1.   De Commissie en de lidstaten dragen er zorg voor dat de in lid 2 bedoelde communicatie- en informatie-uitwisselingssystemen operationeel zijn.

2.   De communicatie- en informatie-uitwisselingssystemen omvatten:

a)

het gemeenschappelijk communicatienetwerk met gemeenschappelijke systeeminterface (CCN/CSI);

b)

het btw-informatie-uitwisselingssysteem (VIES);

c)

accijnssystemen;

d)

het systeem voor toezicht op het verkeer van accijnsgoederen (EMCS);

e)

alle nieuwe belastinggerelateerde communicatie- en informatie-uitwisselingssystemen die in het kader van communautaire wetgeving worden opgezet en in het in artikel 5 bedoelde werkprogramma zijn opgenomen.

3.   De communautaire componenten van de communicatie- en informatie-uitwisselingssystemen omvatten de hardware, de software en de netwerkverbindingen, die voor alle lidstaten gelijk dienen te zijn.

De Commissie sluit namens de Gemeenschap de nodige contracten om deze componenten operationeel te maken.

4.   De niet-communautaire componenten van de communicatie- en informatie-uitwisselingssystemen omvatten de nationale databanken die deel uitmaken van deze systemen, de netwerkverbindingen tussen de communautaire en niet-communautaire componenten, en de software en hardware die elke lidstaat dienstig acht voor een volledige werking van deze systemen in zijn overheidsdienst.

De lidstaten zorgen ervoor dat de niet-communautaire componenten operationeel blijven en interoperabel zijn met de communautaire componenten.

5.   De Commissie coördineert in samenwerking met de lidstaten de aspecten van het opzetten en het functioneren van de communautaire en niet-communautaire componenten van de in lid 2 bedoelde systemen en infrastructuur die van belang zijn om de werking, interconnectiviteit en voortdurende verbetering ervan te garanderen. De lidstaten dienen de daartoe vastgestelde tijdschema’s en termijnen in acht te nemen.

Artikel 7

Multilaterale controles

Uit de door hen georganiseerde multilaterale controles kiezen de deelnemende landen diegene waarvan de kosten overeenkomstig artikel 14 door de Gemeenschap worden gedragen. Na elke multilaterale controle wordt een evaluatieverslag aan de Commissie voorgelegd.

Artikel 8

Seminars en projectgroepen

De Commissie en de deelnemende landen zetten gezamenlijk seminars en projectgroepen op.

Artikel 9

Werkbezoeken

1.   De deelnemende landen kunnen werkbezoeken voor ambtenaren opzetten. Een werkbezoek mag niet langer dan één maand duren. Elk werkbezoek dient op een specifieke beroepsactiviteit te zijn gericht, terdege te worden voorbereid en gecontroleerd en achteraf door de betrokken ambtenaren en overheidsdiensten te worden geëvalueerd.

2.   De deelnemende landen zorgen ervoor dat bezoekende ambtenaren daadwerkelijk kunnen deelnemen aan de activiteiten van de ontvangende overheidsdienst. Te dien einde worden bezoekende ambtenaren gemachtigd de taken te verrichten die hen door de ontvangende overheidsdienst overeenkomstig diens rechtssysteem worden toegewezen.

3.   Tijdens het werkbezoek wordt de wettelijke aansprakelijkheid van de bezoekende ambtenaar bij de uitoefening van zijn taken op dezelfde wijze behandeld als de wettelijke aansprakelijkheid van ambtenaren van de ontvangende overheidsdienst. Bezoekende ambtenaren zijn gebonden door dezelfde geheimhoudings- en transparantieregels als ambtenaren van de ontvangende overheidsdienst.

Artikel 10

Opleidingsactiviteiten

1.   De deelnemende landen bevorderen, in samenwerking met de Commissie, een gestructureerde samenwerking tussen nationale opleidingsorganen en opleidingsmedewerkers bij de belastingdiensten, met name door:

a)

de ontwikkeling van bestaande opleidingsprogramma’s en, in voorkomend geval, nieuwe programma’s om een gemeenschappelijke kernopleiding voor ambtenaren aan te bieden, zodat deze de nodige beroepsbekwaamheid en vakkennis kunnen verwerven;

b)

voor zover dienstig, de openstelling van opleidingsprogramma’s op het gebied van belastingen voor ambtenaren van alle deelnemende landen, wanneer zulke programma’s door een deelnemend land voor zijn eigen ambtenaren worden georganiseerd;

c)

voor zover dienstig, de ontwikkeling van de noodzakelijke instrumenten voor gemeenschappelijke opleidingen op het gebied van belastingen.

2.   Voor zover dienstig integreren de deelnemende landen de in lid 1, letter a), bedoelde gemeenschappelijke opleidingsprogramma’s in hun nationale opleidingsprogramma’s.

De deelnemende landen dragen er zorg voor dat hun ambtenaren de voor het verwerven van de gemeenschappelijke beroepsbekwaamheid en vakkennis vereiste basis- en vervolgopleiding ontvangen in overeenstemming met de opleidingsprogramma’s, evenals de talenopleiding die deze ambtenaren in staat moet stellen een toereikende talenkennis te verwerven om aan het Programma deel te nemen.

Artikel 11

Deelname aan activiteiten in het kader van het Programma

Deskundigen, zoals vertegenwoordigers van internationale organisaties en ambtenaren uit derde landen kunnen aan in het kader van het Programma opgezette activiteiten deelnemen wanneer dit van wezenlijk belang is voor het bereiken van de in artikel 4 vermelde doelstellingen.

Artikel 12

Delen van informatie

De deelnemende landen en de Commissie delen de informatie die wordt verkregen bij de in artikel 1, lid 2, bedoelde activiteiten, voor zover dit bijdraagt tot de verwezenlijking van de doelstellingen van het Programma.

HOOFDSTUK III

FINANCIËLE BEPALINGEN

Artikel 13

Financiële middelen

1.   De financiële middelen voor de uitvoering van het Programma in de periode van 1 januari 2008 tot en met 31 december 2013 zullen 156 900 000 EUR bedragen.

2.   Jaarlijkse kredieten worden door de begrotingsautoriteit toegestaan binnen de grenzen van het meerjarig financieel kader overeenkomstig punt 37 van het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006 betreffende de begrotingsdiscipline en een goed financieel beheer.

Artikel 14

Uitgaven

1.   De uitgaven voor de uitvoering van het Programma worden door de Gemeenschap en de deelnemende landen gezamenlijk gedragen, overeenkomstig het bepaalde in de leden 2 tot en met 6.

2.   De Gemeenschap draagt de volgende kosten:

a)

de aanschaf-, ontwikkelings-, installatie-, onderhouds- en dagelijkse exploitatiekosten van de communautaire componenten van de in artikel 6, lid 3, bedoelde communicatie- en informatie-uitwisselingssystemen;

b)

de reis- en verblijfkosten van de ambtenaren van de deelnemende landen in verband met multilaterale controles, werkbezoeken, seminars en projectgroepen;

c)

de organisatiekosten voor seminars;

d)

de reis- en verblijfkosten van deskundigen die deelnemen aan activiteiten als bedoeld in artikel 11;

e)

de aanschaf-, ontwikkelings-, installatie- en onderhoudskosten van opleidingssystemen en -modules voor zover deze gemeenschappelijk zijn voor alle deelnemende landen;

f)

de kosten van andere activiteiten als bedoeld in artikel 1, lid 2, letter f), tot maximaal 5 % van de totale kosten van het Programma.

3.   De deelnemende landen werken met de Commissie samen om te verzekeren dat de kredieten worden besteed volgens het beginsel van goed financieel beheer.

De Commissie stelt in overeenstemming met Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (14) (hierna „het Financieel Reglement” genoemd) de regels met betrekking tot de betaling van uitgaven vast en deelt deze mee aan de deelnemende landen.

4.   De Commissie stelt alle voor het budgettaire beheer van het Programma vereiste maatregelen volgens de in artikel 17, lid 2, bedoelde beheersprocedure vast.

5.   De financiële middelen voor het Programma kunnen eveneens de kosten dekken met betrekking tot voorbereidende werkzaamheden, follow-up, toezicht, audits en evaluaties die rechtstreeks noodzakelijk zijn voor het beheer van het Programma en voor de verwezenlijking van de doelstellingen van het Programma, met name studies, bijeenkomsten, voorlichtings- en publiciteitscampagnes, kosten van informaticanetwerken voor de uitwisseling van informatie, en alle andere kosten van technische en administratieve bijstand die voor de Commissie voor het beheer van het Programma kunnen ontstaan.

Het aandeel van de administratieve uitgaven mag in het algemeen niet hoger zijn dan 5 % van de totale kosten van het Programma, met inbegrip van de administratieve uitgaven van de Commissie.

6.   De deelnemende landen dragen de volgende kosten:

a)

de aanschaf-, ontwikkelings-, installatie-, onderhouds- en dagelijkse exploitatiekosten van de niet-communautaire componenten van de in artikel 6, lid 4, bedoelde communicatie- en informatie-uitwisselingssystemen; en

b)

de kosten van de basis- en vervolgopleiding, met inbegrip van de talenopleiding, van hun ambtenaren.

Artikel 15

Toepasselijkheid van het Financieel Reglement

Het Financieel Reglement is van toepassing op steun in de zin van de artikelen 108 tot en met 120 daarvan die uit hoofde van deze beschikking wordt verstrekt. Deze steun is in het bijzonder voorwerp van een vooraf door de begunstigden te ondertekenen schriftelijke overeenkomst in de zin van artikel 108 van het Financieel Reglement en de op basis daarvan vastgestelde uitvoeringsvoorschriften. Deze overeenkomst bevat een akkoordverklaring van de begunstigden met een door de Rekenkamer te verrichten audit naar de besteding van de financiële steun. Deze controles kunnen onaangekondigd plaatsvinden.

Artikel 16

Financiële controle

Financieringsbesluiten en overeenkomsten of contracten die uit deze beschikking voortvloeien, zijn onderworpen aan financiële controle en, indien nodig, controles ter plaatse door de Commissie, met name het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF), en door de Rekenkamer.

HOOFDSTUK IV

OVERIGE BEPALINGEN

Artikel 17

Comité

1.   De Commissie wordt bijgestaan door het „Fiscalis-comité”.

2.   Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 4 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing met inachtneming van artikel 8 van dat besluit.

De in artikel 4, lid 3, van Besluit 1999/468/EG bepaalde termijn wordt vastgesteld op drie maanden.

Artikel 18

Follow-up

Het Programma staat onder permanent gezamenlijk toezicht van de deelnemende landen en de Commissie.

Artikel 19

Tussentijdse en eindevaluatie

1.   Onder verantwoordelijkheid van de Commissie worden een tussentijdse evaluatie en een eindevaluatie van het Programma verricht op basis van de in lid 2 van dit artikel bedoelde verslagen van andere relevante informatie. Het Programma wordt aan de in artikel 4 omschreven doelstellingen getoetst.

In de tussentijdse evaluatie wordt een beoordeling verricht van de resultaten die met de uitvoering van het Programma tot halverwege de duur ervan zijn bereikt in termen van effectiviteit en efficiency, en wordt nagegaan of de programmadoelstellingen nog relevant zijn en welk effect de programma-activiteiten hebben gesorteerd. Voorts wordt aandacht besteed aan het gebruik van de kredieten, het verloop van de follow-up en de tenuitvoerlegging.

In de eindevaluatie worden de effectiviteit en de efficiency van de programma-activiteiten aan de orde gesteld. De tussentijdse en eindevaluaties worden gepubliceerd op de internetsite van de Commissie.

2.   De deelnemende landen zenden de Commissie de volgende evaluatieverslagen toe:

a)

uiterlijk op 31 maart 2011 een tussentijds evaluatieverslag over de relevantie, de doeltreffendheid en de doelmatigheid van het Programma; en

b)

uiterlijk op 31 maart 2014 een eindevaluatieverslag over de effectiviteit en de efficiency van het Programma.

3.   Op basis van de in lid 2 bedoelde verslagen en van andere relevante informatie legt de Commissie het Europees Parlement en de Raad de volgende verslagen voor:

a)

uiterlijk op 31 juli 2011 een tussentijds evaluatieverslag evenals een mededeling over de wenselijkheid van voortzetting van het Programma, in voorkomend geval vergezeld van een voorstel; en

b)

uiterlijk op 31 juli 2014 het eindevaluatieverslag.

Deze verslagen worden eveneens ter informatie aan het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s toegezonden.

Artikel 20

Intrekking

Beschikking nr. 2235/2002/EG wordt ingetrokken met ingang van 1 januari 2008.

Financiële verplichtingen die voortvloeien uit acties in het kader van die beschikking, blijven evenwel aan die beschikking onderworpen totdat de acties zijn voltooid.

Artikel 21

Inwerkingtreding

Deze beschikking treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze beschikking is van toepassing met ingang van 1 januari 2008.

Artikel 22

Adressaten

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Straatsburg, 11 december 2007.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

H.-G. PÖTTERING

Voor de Raad

De voorzitter

M. LOBO ANTUNES


(1)  PB C 93 van 27.4.2007, blz. 1.

(2)  Advies van het Europees Parlement van 20 juni 2007 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en Besluit van de Raad van 22 november 2007.

(3)  PB L 126 van 28.4.1998, blz. 1.

(4)  PB L 341 van 17.12.2002, blz. 1. Beschikking laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 885/2004 van de Raad (PB L 168 van 1.5.2004, blz. 1).

(5)  PB C 139 van 14.6.2006, blz. 1.

(6)  PB L 162 van 1.7.2003, blz. 5.

(7)  PB L 157 van 26.6.2003, blz. 38. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2006/98/EG (PB L 363 van 20.12.2006, blz. 129).

(8)  PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23, Besluit gewijzigd bij Besluit 2006/512/EG (PB L 200 van 22.7.2006, blz. 11).

(9)  Richtlijn 92/83/EEG van de Raad van 19 oktober 1992 betreffende de harmonisatie van de structuur van de accijns op alcohol en alcoholhoudende dranken (PB L 316 van 31.10.1992, blz. 21). Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij de Toetredingsacte van 2005.

(10)  Richtlijn 95/59/EG van de Raad van 27 november 1995 betreffende de belasting, andere dan omzetbelasting, op het verbruik van tabaksfabrikaten (PB L 291 van 6.12.1995, blz. 40). Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2002/10/EG (PB L 46 van 16.2.2002, blz. 26).

(11)  Richtlijn 2003/96/EG van de Raad van 27 oktober 2003 tot herstructurering van de communautaire regeling voor de belasting van energieproducten en elektriciteit (PB L 283 van 31.10.2003, blz. 51). Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2004/75/EG (PB L 157 van 30.4.2004, blz. 100).

(12)  Richtlijn 77/799/EEG van de Raad van 19 december 1977 betreffende de wederzijdse bijstand van de bevoegde autoriteiten van de lidstaten op het gebied van de directe belastingen en heffingen op verzekeringspremies (PB L 336 van 27.12.1977, blz. 15). Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2006/98/EG.

(13)  Richtlijn 76/308/EEG van de Raad van 15 maart 1976 betreffende de wederzijdse bijstand inzake de invordering van schuldvorderingen die voortvloeien uit bepaalde bijdragen, rechten en belastingen, alsmede uit andere maatregelen (PB L 73 van 19.3.1976, blz. 18). Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij de Toetredingsakte van 2003.

(14)  PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG, Euratom) nr. 1995/2006 (PB L 390 van 30.12.2006, blz. 1).


VERORDENINGEN

15.12.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 330/8


VERORDENING (EG) Nr. 1483/2007 VAN DE COMMISSIE

van 14 december 2007

tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 3223/94 van de Commissie van 21 december 1994 houdende uitvoeringsbepalingen van de invoerregeling voor groenten en fruit (1), en met name op artikel 4, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In Verordening (EG) nr. 3223/94 zijn op grond van de multilaterale handelsbesprekingen in het kader van de Uruguayronde de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de periodes die in de bijlage bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt.

(2)

Op grond van de bovenvermelde criteria moeten de forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld op de in de bijlage bij deze verordening vermelde niveaus,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 4 van Verordening (EG) nr. 3223/94 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld zoals aangegeven in de tabel in de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 15 december 2007.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 14 december 2007.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 337 van 24.12.1994, blz. 66. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 756/2007 (PB L 172 van 30.6.2007, blz. 41).


BIJLAGE

bij de verordening van de Commissie van 14 december 2007 tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

IL

168,9

MA

95,9

TN

157,6

TR

121,3

ZZ

135,9

0707 00 05

JO

237,0

MA

47,6

TR

99,6

ZZ

128,1

0709 90 70

JO

149,8

MA

58,4

TR

105,9

ZZ

104,7

0709 90 80

EG

359,4

ZZ

359,4

0805 10 20

AR

13,6

AU

10,4

BR

25,6

TR

68,8

ZA

39,5

ZW

19,3

ZZ

29,5

0805 20 10

MA

73,0

ZZ

73,0

0805 20 30, 0805 20 50, 0805 20 70, 0805 20 90

IL

68,5

TR

73,7

ZZ

71,1

0805 50 10

EG

81,3

IL

82,7

MA

119,9

TR

110,8

ZZ

98,7

0808 10 80

AR

79,2

CA

97,8

CN

98,4

MK

30,1

US

92,4

ZZ

79,4

0808 20 50

AR

71,4

CN

58,9

US

109,9

ZZ

80,1


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „andere oorsprong”.


15.12.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 330/10


VERORDENING (EG) Nr. 1484/2007 VAN DE COMMISSIE

van 14 december 2007

tot vaststelling van de invoerrechten in de sector granen van toepassing vanaf 16 december 2007

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1784/2003 van de Raad van 29 september 2003 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector granen (1),

Gelet op Verordening (EG) nr. 1249/96 van de Commissie van 28 juni 1996 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 1766/92 van de Raad ten aanzien van de invoerrechten in de sector granen (2), en met name op artikel 2, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In artikel 10, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1784/2003 is bepaald dat het invoerrecht voor de producten van de GN-codes 1001 10 00, 1001 90 91, ex 1001 90 99 (zachte tarwe van hoge kwaliteit), 1002, ex 1005, met uitzondering van hybriden voor zaaidoeleinden, en ex 1007, met uitzondering van hybriden voor zaaidoeleinden, gelijk is aan de interventieprijs voor deze producten bij de invoer, verhoogd met 55 % en verminderd met de cif-invoerprijs voor de betrokken zending. Dit invoerrecht mag echter niet hoger zijn dan het recht van het gemeenschappelijk douanetarief.

(2)

In artikel 10, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1784/2003 is bepaald dat voor de berekening van het in lid 2 van dat artikel bedoelde invoerrecht regelmatig representatieve cif-invoerprijzen voor de betrokken producten worden vastgesteld.

(3)

Overeenkomstig artikel 2, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1249/96 is de prijs die in aanmerking moet worden genomen voor de berekening van het invoerrecht voor de producten van de GN-codes 1001 10 00, 1001 90 91, ex 1001 90 99 (zachte tarwe van hoge kwaliteit), 1002 00, 1005 10 90, 1005 90 00 en 1007 00 90, de dagelijkse representatieve cif-invoerprijs die wordt bepaald volgens de methode van artikel 4 van die verordening.

(4)

Er dienen invoerrechten te worden vastgesteld voor de periode vanaf 16 december 2007, die van toepassing zullen zijn tot er nogmaals nieuwe invoerrechten worden vastgesteld en in werking treden,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 10, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1784/2003 bedoelde invoerrechten in de sector granen die van toepassing zullen zijn vanaf 16 december 2007, worden in bijlage I bij de onderhavige verordening vastgesteld zoals zij zijn bepaald aan de hand van de in bijlage II bij de onderhavige verordening vermelde elementen.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 16 december 2007.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 14 december 2007.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 270 van 21.10.2003, blz. 78. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 735/2007 (PB L 169 van 29.6.2007, blz. 6). Verordening (EG) nr. 1784/2003 wordt per 1 juli 2008 vervangen door Verordening (EG) nr. 1234/2007 (PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1).

(2)  PB L 161 van 29.6.1996, blz. 125. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1816/2005 (PB L 292 van 8.11.2005, blz. 5).


BIJLAGE I

Vanaf 16 december 2007 geldende invoerrechten voor de in artikel 10, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1784/2003 bedoelde producten

GN-code

Omschrijving

Invoerrecht (1)

(EUR/t)

1001 10 00

HARDE TARWE van hoge kwaliteit

0,00

van gemiddelde kwaliteit

0,00

van lage kwaliteit

0,00

1001 90 91

ZACHTE TARWE, zaaigoed

0,00

ex 1001 90 99

ZACHTE TARWE van hoge kwaliteit, andere dan zaaigoed

0,00

1002 00 00

ROGGE

0,00

1005 10 90

MAÏS, zaaigoed, ander dan hybriden

0,00

1005 90 00

MAÏS, andere dan zaaigoed (2)

0,00

1007 00 90

GRAANSORGHO, andere dan hybriden bestemd voor zaaidoeleinden

0,00


(1)  Voor producten die via de Atlantische Oceaan of het Suezkanaal in de Gemeenschap worden aangevoerd, komt de importeur op grond van artikel 2, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1249/96 in aanmerking voor een verlaging van het invoerrecht met:

3 EUR/t als de loshaven aan de Middellandse Zee ligt,

2 EUR/t als de loshaven in Denemarken, Estland, Ierland, Letland, Litouwen, Polen, Finland, Zweden, het Verenigd Koninkrijk of aan de Atlantische kust van het Iberisch Schiereiland ligt.

(2)  De importeur komt in aanmerking voor een forfaitaire verlaging van het invoerrecht met 24 EUR/t als aan de in artikel 2, lid 5, van Verordening (EG) nr. 1249/96 vastgestelde voorwaarden is voldaan.


BIJLAGE II

Elementen voor de berekening van de in bijlage I vastgestelde rechten

30.11.2007-13.12.2007

1.

Gemiddelden over de in artikel 2, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1249/96 bedoelde referentieperiode:

(EUR/t)

 

Zachte tarwe (1)

Maïs

Harde tarwe van hoge kwaliteit

Harde tarwe van gemiddelde kwaliteit (2)

Harde tarwe van lage kwaliteit (3)

Gerst

Beurs

Minneapolis

Chicago

Notering

262,47

110,33

Fob-prijs VSA

433,79

423,79

403,79

162,99

Golfpremie

16,25

Grote-Merenpremie

15,30

2.

Gemiddelden over de in artikel 2, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1249/96 bedoelde referentieperiode:

Vrachtkosten: Golf van Mexico–Rotterdam:

55,22 EUR/t

Vrachtkosten: Grote Meren–Rotterdam:

47,42 EUR/t


(1)  Premie van 14 EUR/t inbegrepen (artikel 4, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1249/96).

(2)  Korting van 10 EUR/t (artikel 4, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1249/96).

(3)  Korting van 30 EUR/t (artikel 4, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1249/96).


15.12.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 330/13


VERORDENING (EG) Nr. 1485/2007 VAN DE COMMISSIE

van 14 december 2007

houdende inschrijving van een aantal benamingen in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen (Carne de Bísaro Transmontano of Carne de Porco Transmontano (BOB), Szegedi szalámi of Szegedi téliszalámi (BOB), Pecorino di Filiano (BOB), Cereza del Jerte (BOB), Garbanzo de Fuentesaúco (BGA), Lenteja Pardina de Tierra de Campos (BGA), Λουκούμι Γεροσκήπου (Loukoumi Geroskipou) (BGA), Skalický trdelník (BGA))

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad van 20 maart 2006 inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen (1), en met name op artikel 7, lid 4, eerste alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 6, lid 2, eerste alinea, en artikel 17, lid 2, van Verordening (EG) nr. 510/2006 zijn de registratieaanvragen voor de benamingen „Carne de Bísaro Transmontano” of „Carne de Porco Transmontano” (ingediend door Portugal), „Szegedi szalámi” of „Szegedi téliszalámi” (ingediend door Hongarije), „Pecorino di Filiano” (ingediend door Italië), „Cereza del Jerte”, „Garbanzo de Fuentesaúco” en „Lenteja Pardina de Tierra de Campos” (ingediend door Spanje), „Λουκούμι Γεροσκήπου” (Loukoumi Geroskipou) (ingediend door Cyprus) en „Skalický trdelník” (ingediend door Slowakije) bekendgemaakt in de Publicatieblad van de Europese Unie  (2).

(2)

Aangezien bij de Commissie geen bezwaren zijn ingediend overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 510/2006, moeten deze benamingen worden ingeschreven in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in de bijlage bij deze verordening vermelde benamingen worden ingeschreven in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 14 december 2007.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 93 van 31.3.2006, blz. 12. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1791/2006 (PB L 363 van 20.12.2006, blz. 1).

(2)  PB C 89 van 24.4.2007, blz. 23 (Carne de Bísaro Transmontano of Carne de Porco Transmontano), PB C 86 van 20.4.2007, blz. 12 (Szegedi szalámi of Szegedi téliszalámi), PB C 85 van 19.4.2007, blz. 9 (Pecorino di Filiano), PB C 85 van 19.4.2007, blz. 1 (Cereza del Jerte), PB C 86 van 20.4.2007, blz. 3 (Garbanzo de Fuentesaúco), PB C 88 van 21.4.2007, blz. 1 (Lenteja Pardina de Tierra de Campos), PB C 88 van 21.4.2007, blz. 10; gerectificeerd in PB C 151 van 5.7.2007, blz. 25 (Λουκούμι Γεροσκήπου (Loukoumi Geroskipou)), PB C 88 van 21.4.2007, blz. 7 (Skalický trdelník).


BIJLAGE

1.   In bijlage I bij het Verdrag genoemde landbouwproducten voor menselijke consumptie:

Categorie 1.1.   Vers vlees (en verse slachtafvallen)

PORTUGAL

Carne de Bísaro Transmontano of Carne de Porco Transmontano (BOB)

Categorie 1.2.   Vleesproducten (verhit, gepekeld, gerookt, enz.)

HONGARIJE

Szegedi szalámi of Szegedi téliszalámi (BOB)

Categorie 1.3.   Kaas

ITALIË

Pecorino di Filiano (BOB)

Categorie 1.6.   Groenten en fruit en granen, in ongewijzigde staat of verwerkt

SPANJE

Cereza del Jerte (BOB)

Garbanzo de Fuentesaúco (BGA)

Lenteja Pardina de Tierra de Campos (BGA)

2.   In bijlage I bij de verordening genoemde levensmiddelen:

Categorie 2.4.   Brood, gebak, suikerwerk, biscuits en andere bakkerswaren

CYPRUS

Λουκούμι Γεροσκήπου (Loukoumi Geroskipou) (BGA)

SLOWAKIJE

Skalický trdelník (BGA)


15.12.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 330/15


VERORDENING (EG) Nr. 1486/2007 VAN DE COMMISSIE

van 14 december 2007

tot goedkeuring van niet-minimale wijzigingen van het productdossier van een benaming die is opgenomen in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen Olives noires de Nyons (BOB)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad van 20 maart 2006 inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen (1), en met name op artikel 7, lid 4, eerste alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 9, lid 1, eerste alinea, en artikel 17, lid 2, van Verordening (EG) nr. 510/2006 heeft de Commissie de aanvraag van Frankrijk onderzocht voor de goedkeuring van wijzigingen van het productdossier van de beschermde oorsprongsbenaming „Olives noires de Nyons”, die bij Verordening (EG) nr. 1107/96 van de Commissie (2) is geregistreerd.

(2)

Aangezien de betrokken wijzigingen niet minimaal zijn in de zin van artikel 9 van Verordening (EG) nr. 510/2006, heeft de Commissie de wijzigingsaanvraag overeenkomstig artikel 6, lid 2, eerste alinea, van die verordening bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie  (3). Aangezien aan de Commissie geen enkel bezwaar overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 510/2006 is meegedeeld, moeten de wijzigingen worden goedgekeurd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakte wijzigingen van het productdossier met betrekking tot de in de bijlage bij deze verordening vermelde benaming worden goedgekeurd.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 14 december 2007.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 93 van 31.3.2006, blz. 12. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1791/2006 (PB L 363 van 20.12.2006, blz. 1).

(2)  PB L 148 van 21.6.1996, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2156/2005 (PB L 342 van 24.12.2005, blz. 54).

(3)  PB C 89 van 24.4.2007, blz. 26.


BIJLAGE

In bijlage I bij het Verdrag genoemde landbouwproducten voor menselijke consumptie:

Categorie 1.6.

Groenten en fruit en granen, in ongewijzigde staat of verwerkt

FRANKRIJK

Olives noires de Nyons (BOB)


15.12.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 330/16


VERORDENING (EG) Nr. 1487/2007 VAN DE COMMISSIE

van 14 december 2007

tot vaststelling van een verbod op de visserij op haring in ICES-zone IV benoorden 53° 30′ N.B. door vaartuigen die de vlag van Duitsland voeren

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad van 20 december 2002 inzake de instandhouding en de duurzame exploitatie van de visbestanden in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid (1), en met name op artikel 26, lid 4,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 2847/93 van de Raad van 12 oktober 1993 tot invoering van een controleregeling voor het gemeenschappelijk visserijbeleid (2), en met name op artikel 21, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 41/2007 van de Raad van 21 december 2006 tot vaststelling, voor 2007, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Gemeenschap en, voor vaartuigen van de Gemeenschap, in andere wateren met vangstbeperkingen van toepassing zijn, en tot vaststelling van de bij de visserij in acht te nemen voorschriften (3) zijn quota voor 2007 vastgesteld.

(2)

Uit door de Commissie ontvangen informatie blijkt dat, gezien de vangsten van het in de bijlage bij deze verordening vermelde bestand door vaartuigen die de vlag van de in die bijlage vermelde lidstaat voeren of daar geregistreerd zijn, de betrokken, voor 2007 toegewezen quota volledig zijn opgebruikt.

(3)

Derhalve moet het worden verboden op dit bestand te vissen en vis uit dit bestand aan boord te houden, over te laden en aan te voeren,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Het opgebruiken van het quotum

Het quotum dat voor 2007 aan de in de bijlage bij deze verordening genoemde lidstaat is toegewezen voor de visserij op het in die bijlage vermelde bestand, wordt met ingang van de in die bijlage opgenomen datum als opgebruikt beschouwd.

Artikel 2

Verbod

De visserij op het in de bijlage bij deze verordening vermelde bestand door vaartuigen die de vlag van de in die bijlage genoemde lidstaat voeren of daar geregistreerd zijn, is verboden met ingang van de in die bijlage opgenomen datum. Na die datum is het ook verboden om vis uit dit bestand die door deze vaartuigen is gevangen, aan boord te hebben, over te laden of aan te voeren.

Artikel 3

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 14 december 2007.

Voor de Commissie

Fokion FOTIADIS

Directeur-generaal Visserij en maritieme zaken


(1)  PB L 358 van 31.12.2002, blz. 59. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 865/2007 (PB L 192 van 24.7.2007, blz. 1).

(2)  PB L 261 van 20.10.1993, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1967/2006 (PB L 409 van 30.12.2006, blz. 9), gerectificeerd in PB L 36 van 8.2.2007, blz. 6.

(3)  PB L 15 van 20.1.2007, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 898/2007 van de Commissie (PB L 196 van 28.7.2007, blz. 22).


BIJLAGE

Nr.

88

Lidstaat

Duitsland

Bestand

HER/4AB.

Soort

Haring (Clupea harengus)

Zone

IV benoorden 53°30′ N.B.

Datum

27.11.2007


15.12.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 330/18


VERORDENING (EG) Nr. 1488/2007 VAN DE COMMISSIE

van 14 december 2007

tot vaststelling van een verbod op de visserij op bericyiden in ICES-zone I, II, III, IV, V, VI, VII, VIII, IX, X, XII, XIV (wateren van de Gemeenschap en wateren die niet onder de soevereiniteit of jurisdictie van derde landen vallen) door vaartuigen die de vlag van Portugal voeren

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad van 20 december 2002 inzake de instandhouding en de duurzame exploitatie van de visbestanden in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid (1), en met name op artikel 26, lid 4,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 2847/93 van de Raad van 12 oktober 1993 tot invoering van een controleregeling voor het gemeenschappelijk visserijbeleid (2), en met name op artikel 21, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 2015/2006 van de Raad van 19 december 2006 tot vaststelling, voor 2007 en 2008, van de vangstmogelijkheden voor vaartuigen van de Gemeenschap voor bepaalde bestanden van diepzeevissen (3) zijn quota voor 2007 en 2008 vastgesteld.

(2)

Uit door de Commissie ontvangen informatie blijkt dat, gezien de vangsten van het in de bijlage bij deze verordening vermelde bestand door vaartuigen die de vlag van de in die bijlage vermelde lidstaat voeren of daar geregistreerd zijn, de betrokken, voor 2007 toegewezen quota volledig zijn opgebruikt.

(3)

Derhalve moet het worden verboden op dit bestand te vissen en vis uit dit bestand aan boord te houden, over te laden en aan te voeren,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Het opgebruiken van het quotum

Het quotum dat voor 2007 aan de in de bijlage bij deze verordening genoemde lidstaat is toegewezen voor de visserij op het in die bijlage vermelde bestand, wordt met ingang van de in die bijlage opgenomen datum als opgebruikt beschouwd.

Artikel 2

Verbod

De visserij op het in de bijlage bij deze verordening vermelde bestand door vaartuigen die de vlag van de in die bijlage genoemde lidstaat voeren of daar geregistreerd zijn, is verboden met ingang van de in die bijlage opgenomen datum. Na die datum is het ook verboden om vis uit dit bestand die door deze vaartuigen is gevangen, aan boord te hebben, over te laden of aan te voeren.

Artikel 3

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 14 december 2007.

Voor de Commissie

Fokion FOTIADIS

Directeur-generaal Visserij en maritieme zaken


(1)  PB L 358 van 31.12.2002, blz. 59. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 865/2007 (PB L 192 van 24.7.2007, blz. 1).

(2)  PB L 261 van 20.10.1993, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1967/2006 (PB L 409 van 30.12.2006, blz. 9), gerectificeerd in PB L 36 van 8.2.2007, blz. 6.

(3)  PB L 15 van 20.1.2007, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 898/2007 van de Commissie (PB L 196 van 28.7.2007, blz. 22).


BIJLAGE

Nr.

87

Lidstaat

Portugal

Bestand

ALF/3X14-

Soort

Bericyden (Beryx spp.)

Zone

I, II, III, IV, V, VI, VII, VIII, IX, X, XII, XIV (wateren van de Gemeenschap en wateren die niet onder de soevereiniteit of jurisdictie van derde landen vallen)

Datum

24.11.2007


15.12.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 330/20


VERORDENING (EG) Nr. 1489/2007 VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK

van 29 november 2007

houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 2423/2001 (ECB/2001/13) met betrekking tot de geconsolideerde balans van de sector monetaire financiële instellingen

(ECB/2007/18)

DE RAAD VAN BESTUUR VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK,

Gelet op Verordening (EG) nr. 2533/98 van de Raad van 23 november 1998 met betrekking tot het verzamelen van statistische gegevens door de Europese Centrale Bank (1), inzonderheid op artikel 5, lid 1 en artikel 6, lid 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Ingevolge Verordening (EG) nr. 2423/2001 van de Europese Centrale Bank van 22 november 2001 met betrekking tot de geconsolideerde balans van de sector monetaire financiële instellingen (ECB/2001/13) (2) dienen monetaire financiële instellingen (MFI's) op kwartaalbasis statistische gegevens te rapporteren uitgesplitst naar land en valuta. De verordening dient te worden gewijzigd vanwege de toetreding van nieuwe lidstaten tot de Europese Unie.

(2)

Verordening (EG) nr. 2423/2001 (ECB/2001/13) verplicht tevens tot het rapporteren van kwartaalgegevens over posities vis-à-vis tegenpartijen die ingezetenen zijn in het grondgebied van de lidstaten die de euro hebben aangenomen. De verordening dient te worden gewijzigd vanwege het aannemen van de euro door lidstaten.

(3)

Nationale centrale banken (NCB’s) zouden op niet-discriminatoire basis onder bepaalde omstandigheden aan individuele instellingen voor elektronisch geld vrijstellingen moeten kunnen verlenen van de rapportageverplichtingen. Indien instellingen voor elektronisch geld aan bepaalde voorwaarden voldoen, kan aan het onderliggende doel voor het verzamelen van statistische gegevens uit hoofde van Verordening (EG) nr. 2423/2001 (ECB/2001/13) worden voldaan zonder aan die instellingen statistische verplichtingen op te leggen. De Europese Centrale Bank (ECB) beoogt gelijke voorwaarden te verzekeren door toezicht te houden op het verlenen van dergelijke vrijstellingen.

(4)

De voorwaarden waaronder door MFI’s uitgegeven aandelen dienen te worden ingedeeld als deposito’s en niet als kapitaal en reserves, dienen te worden verduidelijkt,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EG) nr. 2423/2001 (ECB/2001/13) wordt als volgt gewijzigd:

1.

In artikel 1 wordt aan het einde de volgende alinea toegevoegd:

„Binnen het kader van deze verordening hebben de termen „instelling voor elektronisch geld” en „elektronisch geld” dezelfde betekenis als in artikel 1, lid 3 van Richtlijn 2000/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 september 2000 betreffende de toegang tot, de uitoefening van en het bedrijfseconomisch toezicht op de werkzaamheden van instellingen voor elektronisch geld (3).

2.

In artikel 2 wordt het volgende lid 4 toegevoegd:

„4.   Zonder afbreuk te doen aan Richtlijn 2006/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006 betreffende de toegang tot en de uitoefening van de werkzaamheden van kredietinstellingen (herschikking) (4) en artikel 2 van Verordening (EG) nr. 1745/2003 van de Europese Centrale Bank van 12 september 2003 inzake de toepassing van reserveverplichtingen (ECB/2003/9) (5), kunnen NCB’s onder de in de paragrafen 2 tot en met 4 van bijlage III vastgelegde voorwaarden aan individuele instellingen voor elektronisch geld vrijstellingen verlenen. De NCB’s controleren of tijdig is voldaan aan de in paragraaf 2 van bijlage III vastgelegde voorwaarden teneinde een vrijstelling te verlenen of in te trekken, indien vereist. NCB’s stellen de ECB in kennis van een verleende vrijstelling.

3.

Bijlage I wordt overeenkomstig de bijlagen I en II bij deze verordening gewijzigd.

4.

Bijlage III wordt vervangen door de tekst in bijlage III bij deze verordening.

5.

Bijlage V wordt overeenkomstig bijlage IV bij deze verordening gewijzigd.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Frankfurt am Main, 29 november 2007.

Namens de Raad van bestuur van de ECB

De President

Jean-Claude TRICHET


(1)  PB L 318 van 27.11.1998, blz. 8.

(2)  PB L 333 van 17.12.2001, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 4/2007 (ECB/2006/20) (PB L 2 van 5.1.2007, blz. 3).

(3)  PB L 275 van 27.10.2000, blz. 39.”.

(4)  PB L 177 van 30.6.2006, blz. 1.

(5)  PB L 250 van 2.10.2003, blz. 10.”.


BIJLAGE I

Bijlage I bij Verordening (EG) nr. 2423/2001 (ECB/2001/13) wordt als volgt gewijzigd:

1.

Deel 1 wordt als volgt gewijzigd:

a)

sectie I wordt als volgt gewijzigd:

i)

de volgende zin wordt aan het einde van paragraaf 4 toegevoegd:

„Deze criteria voor de vervangbaarheid van deposito’s worden ook toegepast om te bepalen of passiva dienen te worden ingedeeld als deposito’s, tenzij er een aparte categorie voor dergelijke verplichtingen bestaat.”;

ii)

de eerste zin van paragraaf 5 wordt als volgt vervangen:

„Ten aanzien van zowel de bepaling overeenkomstig de vorige paragraaf van de mate waarin financiële instrumenten substituten kunnen vormen voor deposito's en het indelen van passiva als deposito’s:”;

b)

sectie IV wordt als volgt gewijzigd:

i)

paragraaf 6a wordt als volgt gelezen:

„6a.

Indien een land na 31 december 2007 tot de EU toetreedt, dienen informatieplichtigen daarna posities ten opzichte van in die nieuwe lidstaat ingezeten tegenpartijen overeenkomstig tabel 3 van deel 2 te rapporteren.

Indien op een hoger aggregatieniveau verzamelde cijfers insignificante posities ten aanzien van in een lidstaat ingezeten tegenpartijen tonen die de euro niet heeft aangenomen, kan een NCB besluiten geen rapportage met betrekking tot die lidstaat te verlangen. De NCB stelt haar informatieplichtigen van een dergelijk besluit in kennis.”;

ii)

paragraaf 7a wordt als volgt gelezen:

„7a.

Indien een lidstaat na 31 december 2007 de euro aanneemt, dienen informatieplichtigen daarna posities ten opzichte van de munteenheid van die nieuwe deelnemende lidstaat overeenkomstig tabel 4 van deel 2 te rapporteren.

In dergelijke gevallen is de kolom in tabel 4 van deel 2 met betrekking tot de vroegere munteenheid van de nieuwe deelnemende lidstaat niet langer van toepassing.

Indien een land na 31 december 2007 tot de EU toetreedt, dienen informatieplichtigen daarna posities ten opzichte van de munteenheid van die nieuwe lidstaat overeenkomstig tabel 4 van deel 2 te rapporteren.

Indien op een hoger aggregatieniveau verzamelde cijfers insignificante posities ten aanzien van de munteenheid van een lidstaat tonen die de euro niet heeft aangenomen, kan een NCB besluiten geen rapportage met betrekking tot die lidstaat te verlangen. De NCB stelt haar informatieplichtigen van een dergelijk besluit in kennis.”;

iii)

paragraaf 9a wordt als volgt vervangen:

„9a.

Indien posities betreffende cellen die betrekking hebben op lidstaten die de euro niet hebben aangenomen niet-significant zijn, maar NCB’s deze desalniettemin verzamelen, mogen de NCB’s de indiening van deze gegevens bij de ECB met één extra maand uitstellen vanaf het einde van de 28e werkdag volgende op het einde van het kwartaal waarop de posities betrekking hebben. De NCB’s bepalen wanneer zij deze gegevens van de informatieplichtigen moeten ontvangen om aan deze termijn te kunnen voldoen.”.

2.

In deel 2 worden de tabellen 3 en 4 vervangen door de tabellen in bijlage II bij deze verordening.

3.

In deel 3 wordt de tabel als volgt gewijzigd:

a)

in de activacategorie 2 (leningen), wordt het tweede streepje na de eerste paragraaf als volgt gelezen:

„—

deposito’s zoals vastgelegd onder passiva categorie 9 (deposito’s).”;

b)

onder passiva categorie 9 (deposito’s):

i)

de eerste zin wordt als volgt gelezen:

„Door de informatieplichtigen aan crediteuren verschuldigde bedragen (aandelen, deposito’s of overige) en die voldoen aan de in paragraaf 5 van sectie 1 van deel 1 beschreven kenmerken, behalve de gelden verkregen door de uitgifte van verhandelbare effecten of aandelen/participaties in geldmarktfondsen.”;

ii)

de volgende paragrafen worden na de laatste paragraaf toegevoegd:

„Door MFI’s uitgegeven aandelen worden als deposito’s ingedeeld en niet als kapitaal en reserves, indien: a) er sprake is van een debiteur-crediteur economische relatie tussen de uitgevende MFI en de houder (ongeacht de eigendomsrechten van deze aandelen); en b) de aandelen kunnen worden omgezet in valuta of worden teruggekocht zonder significante beperkingen of straffen. Een opzegtermijn wordt niet als een significante beperking beschouwd.

Bovendien dienen dergelijke aandelen aan de volgende voorwaarden te voldoen:

de betrokken nationale bestuursrechtelijke bepalingen stipuleren geen onvoorwaardelijk recht voor de uitgevende MFI om terugkoop van haar aandelen af te wijzen;

de aandelen zijn „waardevast”, d.w.z. onder normale omstandigheden vindt uitbetaling plaats tegen hun nominale waarde in geval van terugkoop; en

indien de MFI insolvent wordt, zijn de houders van haar aandelen juridisch niet verplicht in te staan voor de nominale waarde van de aandelen te boven gaande uitstaande verplichtingen (d.w.z. de deelname van aandeelhouders in het geplaatste kapitaal), noch tot enige aanvullende lasten. De achterstelling van aandelen ten opzichte van enig ander door de MFI uitgegeven instrument geldt niet als een aanvullende last.

De opzegtermijnen voor de conversie van dergelijke aandelen in valuta worden aangewend voor de indeling van deze aandelen volgens de uitsplitsing naar opzegtermijn binnen de instrumentencategorie „deposito’s”. Deze opzegtermijnen zijn tevens van toepassing bij de bepaling van de reserveratio ingevolge artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1745/2003 (ECB/2003/9). Geoormerkte aandelen die verband houden met door de MFI verstrekte leningen (i.e. verbonden aandelen), dienen te worden ingedeeld als depositoverplichtingen, met dezelfde oorspronkelijke looptijduitsplitsing als de onderliggende lening, dat wil zeggen, als „deposito’s met vaste looptijd” of „deposito’s met een opzegtermijn”, afhankelijk van de looptijdvoorwaarden van het onderliggende leencontract.

Indien MFI’s dergelijke door MFI’s uitgegeven en als deposito’s, en niet als kapitaal en reserves ingedeelde aandelen, aanhouden, dienen deze aandelen door de aanhoudende MFI aan de activazijde van haar balans als leningen te worden ingedeeld.”.


BIJLAGE II

De tabellen 3 en 4 van deel 2 van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 2423/2001 (ECB/2001/13) worden als volgt vervangen:

„Tabel 3

Uitsplitsing naar land

Op kwartaalbasis te verschaffen gegevens

Balansposten

Overige deelnemende lidstaten (d.w.z. met uitzondering van de nationale sector) en overige EU-lidstaten

Rest van de wereld (met uizondering van de EU)

Lidstaat

Lidstaat

Lidstaat

Lidstaat

PASSIVA

8.

Geld in omloop

 

9.   

Deposito's

a)

van MFI's

 

 

 

 

 

b)

van niet-MFI's

 

 

 

 

 

10.

Aandelen/participaties in geldmarktfondsen

 

11.

Uitgegeven schuldbewijzen

 

12.

Kapitaal en reserves

 

13.

Overige passiva

 

ACTIVA

1.

Kasmiddelen

 

2.   

Leningen

a)

aan MFI's

 

 

 

 

 

b)

aan niet-MFIs

 

 

 

 

 

3.   

Effecten met uizondering van aandelen

a)

uitgegeven door MFI's

 

 

 

 

 

tot één jaar

 

 

 

 

 

langer dan één jaar en tot twee jaar

 

 

 

 

langer dan twee jaar

 

 

 

 

b)

uitgegeven door niet-MFI's

 

 

 

 

 

4.

Aandelen/participaties in geldmarktfondsen

 

 

 

 

 

5.

Aandelen en overige deelnemingen

 

 

 

 

 

6.

Vaste activa

 

7.

Overige activa

 


Tabel 4 (1)

Uitsplitsing naar valuta's

Op kwartaalbasis te verschaffen gegevens

Balansposten

Alle valuta's gecombineerd

Euro

Valuta's van overige EU-lidstaten

Valuta's van niet-EU lidstaten gecombineerd

Valuta van EU-lidstaat

Valuta van EU-lidstaat

Valuta van EU-lidstaat

Valuta van EU-lidstaat

Totaal

USD

JPY

CHF

Resterende valuta's gecombineerd

PASSIVA

9.   

Deposito's

A.   

Binnenlandse ingezetenen

a)

van MFI's

M

M

 

 

 

 

 

 

 

 

 

b)

van niet-MFI's

M

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

B.   

Andere deelnemende lidstaten

a)

van MFI's

M

M

 

 

 

 

 

 

 

 

 

b)

van niet-MFI's

M

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

C.   

Rest van de wereld

i.

tot één jaar

M

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

ii.

langer dan één jaar

M

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

a)

aan banken

Kwartaalcijfers tabel 2

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

b)

aan niet-banken

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

10.

Aandelen/participaties in geldmarktfondsen

 

 

11.

Uitgegeven schuldbewijzen

M

M

 

 

 

 

 

 

 

 

 

12.

Kapitaal en reserves

M

 

 

13.

Overige passiva

M

 

 

ACTIVA

2.   

Leningen

A.   

Binnenlandse ingezetenen

a)

aan MFI's

M

 

 

b)

aan niet-MFIs

M

M

 

 

 

 

 

 

 

 

 

B.   

Andere deelnemende lidstaten

a)

aan MFI's

M

 

 

b)

aan niet-MFIs

M

M

 

 

 

 

 

 

 

 

 

C.   

Rest van de wereld

i.

tot één jaar

M

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

ii.

langer dan één jaar

M

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

a)

aan banken

Kwartaalcijfers tabel 2

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

b)

aan niet-banken

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

3.   

Effecten met uizondering van aandelen

A.   

Binnenlandse ingezetenen

a)

uitgegeven door MFI's

M

M

 

 

 

 

 

 

 

 

 

b)

uitgegeven door niet-MFI's

M

M

 

 

 

 

 

 

 

 

 

B.   

Andere deelnemende lidstaten

a)

uitgegeven door MFI's

M

M

 

 

 

 

 

 

 

 

 

b)

uitgegeven door niet-MFI's

M

M

 

 

 

 

 

 

 

 

 

C.   

Rest van de wereld

a)

uitgegeven door banken

Kwartaalcijfers tabel 2

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

b)

uitgegeven door niet-banken

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

4.   

Aandelen/participaties in geldmarktfondsen

A.

Binnenlandse ingezetenen

M

 

 

B.

Andere deelnemende lidstaten

M

 

 

C.

Rest van de wereld

M

 

 

5.

Aandelen en overige deelnemingen

M

 

 

6.

Vaste activa

M

 

 

7.

Overige activa

M

 

 


(1)  „M” betekent op maandelijkse basis te verschaffen gegevens (zie tabel 1).”.


BIJLAGE III

„BIJLAGE III

STATISCHE RAPPORTAGEVERPLICHTINGEN VOOR KLEINE MFI’S DIE GEEN KREDIETINSTELLINGEN ZIJN EN INDELINGSBEGINSELEN VOOR INDIVIDUELE INSTELLINGEN VOOR ELEKTRONISCH GELD

1.

Wat betreft kleine MFI's die geen kredietinstelling zijn, dienen NCB's die besluiten kleine MFI's van volledige rapportageverplichtingen vrij te stellen, de desbetreffende instellingen ter zake te informeren, maar dienen minimaal op jaarbasis door te gaan met het verzamelen van gegevens met betrekking tot de totale balans, opdat de omvang van de rapporterende instellingen, die bij de zogenoemde „cutting-off-the-tail”-procedure betrokken zijn, gecontroleerd kan worden.

2.

Uit hoofde van artikel 2, lid 4, kunnen NCB’s aan individuele instellingen voor elektronisch geld vrijstelling verlenen van hun statistische rapportageverplichtingen, indien op zijn minst aan één van de volgende voorwaarden is voldaan:

a)

het elektronische geld dat zij uitgeven wordt slechts door een beperkt aantal ondernemingen als betaling aanvaard die duidelijk te onderscheiden zijn door:

i)

hun vestiging in dezelfde gebouwen of een andere nauwkeurig omschreven plaats, en/of

ii)

hun nauwe financiële of zakelijke relatie met de uitgevende instelling, waaronder gedeelde eigendoms-, marketing- of distributiestructuren,

zelfs indien de uitgevende instelling en de accepterende onderneming zijn opgezet als aparte juridische entiteiten;

b)

meer dan driekwart van hun totale balans geen verband houdt met de uitgifte of het beheer van elektronisch geld en de verplichtingen in verband met uitstaand elektronisch geld niet meer dan 100 miljoen EUR bedragen.

3.

Indien een individuele instelling voor elektronisch geld die voldoet aan de in paragraaf 2 vastgelegde voorwaarden, niet is vrijgesteld van reserveverplichtingen, zal worden verlangd dat deze instelling minimaal gegevens op kwartaalbasis rapporteert die noodzakelijk zijn voor het berekenen van de reservebasis, zoals vastgelegd in bijlage II. De instelling kan ervoor opteren een beperkte reeks reservebasisgegevens op maandbasis te rapporteren.

4.

Indien een individuele instelling voor elektronisch geld ingevolge artikel 2, lid 4, een vrijstelling krijgt, zal de ECB voor statistische doeleinden de instelling op de lijst van MFI’s als een niet-financiële vennootschap opnemen. De instelling zal tevens worden behandeld als een niet-financiële vennootschap, indien zij de tegenpartij van een MFI is. De instelling zal behandeld blijven worden als een kredietinstelling binnen het kader van de reservevereisten van het Eurosysteem.”.


BIJLAGE IV

Bijlage V bij Verordening (EG) nr. 2423/2001 (ECB/2001/13) wordt als volgt gewijzigd:

1)

Paragraaf 1a wordt als volgt vervangen:

„1a.

Niettegenstaande paragraaf 1, begint de eerste rapportage uit hoofde van deze verordening inzake de cellen in de tabellen 3 en 4 van deel 2 van bijlage I, met betrekking tot de lidstaten die de euro nog niet hebben aangenomen, met de eerste kwartaalgegevens na de datum van hun toetreding tot de EU.”.

2)

Paragraaf 1 b wordt als volgt vervangen:

„1b.

De rapportage begint twaalf maanden nadat de NCB de informatieplichtigen ervan in kennis heeft gesteld dat gegevens vereist worden, indien de betrokken NCB besluit de eerste rapportage van niet-significante gegevens niet te verlangen, te beginnen met de eerste kwartaalgegevens na de datum van toetreding tot de EU van de betrokken lidstaat of lidstaten.”.

3)

Paragraaf 1c wordt als volgt gelezen:

„1c.

Niettegenstaande paragraaf 1, begint de eerste rapportage uit hoofde van deze verordening inzake de cellen in tabel 3 van deel 2 van bijlage I, met betrekking tot de lidstaten die de euro hebben aangenomen, met de eerste kwartaalgegevens na de datum van hun aanneming van de euro.”.

4)

De paragrafen 1d en 1e worden geschrapt.

5)

Paragraaf 2a wordt als volgt gelezen:

„2a.

Voor de eerste twaalf maanden van hun rapportage, mag de indiening bij de ECB van significante gegevens met betrekking tot cellen in de tabellen 3 en 4 van deel 2 van bijlage I, betreffende de lidstaten die de euro niet hebben aangenomen, met één extra maand worden uitgesteld, vanaf het einde van de 28e werkdag volgende op het einde van het kwartaal waarop de gegevens betrekking hebben. De NCB’s bepalen wanneer zij deze gegevens van de informatieplichtigen moeten ontvangen om aan deze termijn te kunnen voldoen.”.


II Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie niet verplicht is

BESLUITEN/BESCHIKKINGEN

Raad en Commissie

15.12.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 330/29


BESLUIT VAN DE RAAD EN DE COMMISSIE

van 22 november 2007

betreffende het standpunt dat door de Gemeenschappen in de Raad van bestuur van het Internationaal Centrum voor wetenschap en technologie moet worden ingenomen ten aanzien van de toetreding van de Zwitserse Bondsstaat tot de Overeenkomst betreffende de oprichting van een Internationaal Centrum voor wetenschap en technologie tussen de Verenigde Staten van Amerika, Japan, de Russische Federatie en, optredende als één partij, de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en de Europese Economische Gemeenschap

(2007/834/EG, Euratom)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE EN DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 300, lid 2,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 101,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 3955/92 van de Raad van 21 december 1992 betreffende de sluiting namens de Europese Economische Gemeenschap van de Overeenkomst betreffende de oprichting van een Internationaal Centrum voor wetenschap en technologie tussen de Verenigde Staten van Amerika, Japan, de Russische Federatie en, optredende als één partij, de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en de Europese Economische Gemeenschap (1), en met name op artikel 3, leden 1, 3 en 4, en op Verordening (Euratom) nr. 3956/92 van de Commissie van 21 december 1992 betreffende de sluiting door de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie van de Overeenkomst tot oprichting van een Internationaal Centrum voor wetenschap en technologie tussen de Verenigde Staten van Amerika, Japan, de Russische Federatie en, optredende als één partij, de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en de Europese Economische Gemeenschap (2), en met name op artikel 3,

Gelet op het voorstel van de Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en de Europese Economische Gemeenschap, optredende als één partij (hierna „de Gemeenschappen”) hebben op 21 december 1992 de Overeenkomst betreffende de oprichting van een Internationaal Centrum voor wetenschap en technologie (hierna „de overeenkomst”) ondertekend.

(2)

Op 27 februari 2007 heeft de Zwitserse Bondsstaat de Raad van bestuur van het Internationaal Centrum voor wetenschap en technologie (hierna „de Raad van bestuur”) in kennis gesteld van zijn voornemen om tot de overeenkomst toe te treden.

(3)

In overeenstemming met artikel XIII van de overeenkomst staat het aan de Raad van bestuur van het Centrum om deze toetreding goed te keuren.

(4)

De Gemeenschappen zijn in de Raad van bestuur vertegenwoordigd door het voorzitterschap van de Raad en door de Commissie,

BESLUITEN:

Artikel 1

De toetreding van de Zwitserse Bondsstaat tot de Overeenkomst betreffende de oprichting van een Internationaal Centrum voor wetenschap en technologie tussen de Verenigde Staten van Amerika, Japan, de Russische Federatie en, optredende als één partij, de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en de Europese Economische Gemeenschap wordt namens de Gemeenschappen goedgekeurd.

Artikel 2

De vertegenwoordigers van het voorzitterschap van de Raad en van de Commissie in de Raad van bestuur worden gemachtigd tot goedkeuring van de toetreding van de Zwitserse Bondsstaat tot de overeenkomst betreffende de oprichting van het Centrum.

Gedaan te Brussel, 22 november 2007.

Voor de Raad

De voorzitter

M. PINHO

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 409 van 31.12.1992, blz. 1.

(2)  PB L 409 van 31.12.1992, blz. 10.


Raad

15.12.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 330/31


BESLUIT Nr. 3/2007 VAN DE ASSOCIATIERAAD EU-ALGERIJE

van 29 november 2007

tot oprichting van subcomités van het Associatiecomité en van een werkgroep sociale zaken

(2007/835/EG)

DE ASSOCIATIERAAD EU-ALGERIJE,

Gelet op de Europees-mediterrane Overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de Democratische Volksrepubliek Algerije, anderzijds (1),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Uiterlijk op 31 augustus 2017 moet een vrijhandelszone tussen de Europese Unie en de Democratische Volksrepubliek Algerije tot stand zijn gebracht.

(2)

De betrekkingen van de Europese Unie met de landen van het zuidelijke Middellandse Zeegebied worden als gevolg van de tenuitvoerlegging van de Euro-mediterrane overeenkomsten en de voortzetting van het Euro-mediterrane partnerschap steeds complexer.

(3)

Bij de associatiecomités van de andere geassocieerde landen zijn subcomités opgericht met het oog op het toezicht op de tenuitvoerlegging van de prioriteiten van het partnerschap en de harmonisatie van de wetgeving.

(4)

Er bestaat een groeiende noodzaak om het milieubeleid in de verschillende beleidsterreinen te integreren, aangezien duurzame ontwikkeling de doelstelling is.

(5)

In artikel 98 van de overeenkomst is bepaald dat werkgroepen of lichamen kunnen worden opgezet ten behoeve van de uitvoering van de overeenkomst, en in artikel 76 van de overeenkomst is bepaald dat een werkgroep wordt opgericht om de uitvoering van de bepalingen op het gebied van sociale zaken te evalueren,

BESLUIT:

Enig artikel

De in bijlage I vermelde werkgroep en de in diezelfde bijlage vermelde subcomités bij het Associatiecomité EU-Algerije worden hierbij opgericht, en de in bijlage II vermelde reglementen van orde van deze werkgroep en deze subcomités worden hierbij vastgesteld.

Zij werken onder het gezag van het Associatiecomité, waaraan zij na elke vergadering verslag uitbrengen. De werkgroep voor sociale zaken en de subcomités zijn niet bevoegd om besluiten te nemen.

Het Associatiecomité neemt alle andere nodige maatregelen met het oog op hun goede functioneren en stelt de Associatieraad daarvan in kennis.

De Associatieraad kan besluiten andere subcomités of groepen op te richten, of bestaande subcomités of groepen op te heffen.

Dit besluit treedt in werking op de dag van zijn vaststelling.

Gedaan te Brussel, 29 november 2007.

Voor de Associatieraad

De voorzitter

M. MEDELCI


(1)  PB L 265 van 10.10.2005, blz. 2.


BIJLAGE I

ASSOCIATIEOVEREENKOMST EU-ALGERIJE

Werkgroep sociale zaken en aan het Associatiecomité toegevoegde subcomités

1.

Werkgroep sociale zaken

2.

Subcomité industrie, handel en diensten

3.

Subcomité vervoer, milieu en energie

4.

Subcomité informatiemaatschappij, onderzoek, innovatie, onderwijs, audiovisuele media en cultuur

5.

Subcomité landbouw en visserij

6.

Subcomité justitie en binnenlandse zaken

7.

Subcomité douanesamenwerking

Kwesties betreffende de democratische beginselen en de mensenrechten worden momenteel besproken binnen de politieke dialoog in het kader van de associatieovereenkomst. Deze vraagstukken zullen uiteindelijk worden behandeld in het kader van een specifiek forum in de vorm van een ad-hoccomité, zodra de dialoog een dieper niveau zal hebben bereikt.


BIJLAGE II

REGLEMENT VAN ORDE

Werkgroep EU-Algerije sociale zaken

1.   Samenstelling en voorzitterschap

De werkgroep bestaat uit vertegenwoordigers van de Europese Gemeenschap en haar lidstaten en van de regering van de Democratische Volksrepubliek Algerije, en wordt beurtelings voorgezeten door elk van beide partijen.

2.   Taak

De werkgroep staat onder het gezag van het Associatiecomité, waaraan het na elke vergadering verslag uitbrengt. De werkgroep is niet bevoegd om besluiten te nemen, maar kan wel voorstellen doen aan het Associatiecomité.

3.   Voorwerp

De werkgroep onderzoekt de tenuitvoerlegging van de Associatieovereenkomst op de onderstaande gebieden. In het bijzonder beoordeelt de werkgroep de vooruitgang die geboekt is op het gebied van de aanpassing, uitvoering en toepassing van de wetgeving. Zo nodig wordt de samenwerking op het gebied van het openbaar bestuur onderzocht. De werkgroep onderzoekt alle problemen die zich op onderstaande gebieden kunnen voordoen en stelt eventueel te nemen maatregelen voor.

a)

Eerbiediging van het verbod op discriminatie naar nationaliteit tussen werknemers met de Algerijnse nationaliteit en werknemers uit de lidstaten, wat betreft arbeidsomstandigheden, beloning en ontslag.

b)

Toepassing van de bepalingen inzake sociale zekerheid zoals bedoeld in de artikelen 68 tot en met 71 van de overeenkomst.

c)

Een dialoog op sociaal gebied zoals bedoeld in artikel 72 van de overeenkomst, waaronder integratie van de Algerijnse onderdanen die legaal op het grondgebied van de Europese Unie verblijven en bescherming tegen discriminatie en islamofobie.

d)

Samenwerking op sociaal gebied zoals bedoeld in artikel 74 van de overeenkomst, met name verbetering van de levensomstandigheden, het stelsel van sociale bescherming, de gezondheidszorg, de werkgelegenheid en de positie van de vrouw in het economische en maatschappelijke ontwikkelingsproces.

Deze lijst is niet volledig, en het Associatiecomité kan ook andere thema’s toevoegen, waaronder horizontale, zoals statistiek.

De werkgroep kan in een vergadering kwesties betreffende één of meer van de bovenstaande gebieden behandelen.

4.   Secretariaat

Een ambtenaar van de Commissie en een ambtenaar van de Algerijnse regering treden gezamenlijk op als permanente secretarissen van de werkgroep.

Alle mededelingen betreffende de werkgroep worden aan de secretarissen van de werkgroep toegezonden.

5.   Vergaderingen

De werkgroep komt bijeen wanneer de omstandigheden dat vereisen. Er kan een vergadering worden belegd op het verzoek van een van de partijen, dat via de bevoegde secretaris aan de andere partij wordt doorgegeven. Na ontvangst van een dergelijk verzoek antwoordt de secretaris van de andere partij binnen vijftien werkdagen.

In bijzonder spoedeisende gevallen kan de werkgroep met goedkeuring van beide partijen op kortere termijn bijeengeroepen worden. Alle verzoeken om vergaderingen te houden moeten schriftelijk worden gedaan.

Elke vergadering van de werkgroep wordt gehouden op een door beide partijen overeengekomen tijd en plaats.

De vergaderingen worden voor elke partij met instemming van de voorzitter door de bevoegde secretaris bijeengeroepen. Vóór elke vergadering wordt de voorzitter in kennis gesteld van de voorgenomen samenstelling van de delegaties van beide partijen.

Met instemming van beide partijen kan de werkgroep deskundigen uitnodigen om tijdens de vergaderingen bepaalde inlichtingen te verstrekken.

Iedere vergadering zal worden bijgewoond door een vertegenwoordiger van het Algerijnse ministerie van Buitenlandse Zaken, om te zorgen voor de nodige coördinatie en koppeling met de door de Europese Unie gefinancierde lopende en toekomstige projecten en programma’s, en om ervoor te zorgen dat de tijdens de vergadering vastgestelde prioriteiten de nodige ondersteuning krijgen.

6.   Agenda

Alle verzoeken om punten op de agenda van de werkgroep te plaatsen worden aan de secretarissen van de werkgroep toegezonden.

Voor elke vergadering wordt een voorlopige agenda opgesteld door de voorzitter. Deze wordt uiterlijk tien dagen vóór het begin van de vergadering door de secretaris van de werkgroep aan de andere partij toegezonden.

De voorlopige agenda omvat de punten waarvoor de secretarissen uiterlijk vijftien dagen vóór het begin van de zitting een verzoek tot opname op de agenda hebben ontvangen. De desbetreffende documentatie moet uiterlijk zeven dagen vóór de vergadering door de beide partijen zijn ontvangen. Om rekening te houden met bijzondere of urgente gevallen kunnen deze termijnen met instemming van beide partijen worden verkort.

De agenda wordt aan het begin van iedere vergadering door de werkgroep vastgesteld.

7.   Notulen

Er worden notulen opgesteld van elke vergadering, in overleg tussen de twee secretarissen. Een exemplaar van de notulen, met inbegrip van de voorstellen van de werkgroep, wordt door de secretarissen van de werkgroep aan de secretarissen en de voorzitter van het Associatiecomité toegezonden.

8.   Openbaarheid

De vergaderingen van de werkgroep zijn niet openbaar, tenzij anders wordt beslist.

REGLEMENT VAN ORDE

SUBCOMITÉ EU-ALGERIJE

Industrie, handel en diensten

1.   Samenstelling en voorzitterschap

Het subcomité bestaat uit vertegenwoordigers van de Europese Gemeenschap en haar lidstaten en van de regering van de Democratische Volksrepubliek Algerije, en wordt beurtelings voorgezeten door elk van beide partijen.

2.   Taak

Het subcomité staat onder het gezag van het Associatiecomité, waaraan het na elke vergadering verslag uitbrengt. Het subcomité is niet bevoegd om besluiten te nemen. Het kan wel voorstellen aan het Associatiecomité doen.

3.   Onderwerp

Het subcomité onderzoekt de tenuitvoerlegging van de Associatieovereenkomst op de onderstaande gebieden. In het bijzonder beoordeelt het de vooruitgang die geboekt is op het gebied van de aanpassing, uitvoering en toepassing van de wetgeving. Zo nodig wordt de samenwerking op het gebied van het openbaar bestuur onderzocht. Het subcomité onderzoekt alle problemen die zich op onderstaande gebieden kunnen voordoen en stelt eventueel te nemen maatregelen voor.

a)

Industriële samenwerking zoals beschreven in artikel 53 van de Associatieovereenkomst.

b)

Handelsvraagstukken, markttoegang, liberalisering van de handel in industrieproducten, landbouwproducten, verwerkte landbouwproducten en visserijproducten.

c)

Diensten, waaronder financiële dienstverlening en banken, en recht van vestiging (grensoverschrijdende dienstverlening, commerciële aanwezigheid, tijdelijk verblijf van fysieke personen).

d)

Toerisme en ambachtelijke productie.

e)

Stimulering en bescherming van investeringen.

f)

Bescherming van de consument.

g)

Technische regelgeving, metrologie, accreditering, standaardisatie, normalisatie, certificatie, conformiteitsbeoordeling en markttoezicht.

h)

Mededinging en staatssteun.

i)

Intellectuele-, industriële- en commerciële-eigendomsrechten.

j)

Overheidsopdrachten.

k)

Vereenvoudiging van procedures voor ondernemingen.

l)

Onderwijs en opleiding op het gebied van ondernemerschap.

Deze lijst is niet volledig, en het Associatiecomité kan ook andere thema’s toevoegen, waaronder horizontale, zoals statistiek.

Het subcomité kan in een vergadering kwesties betreffende één of meer van de bovenstaande gebieden behandelen.

4.   Secretariaat

Een ambtenaar van de Commissie en een ambtenaar van de Algerijnse regering treden gezamenlijk op als permanente secretarissen van het subcomité.

Alle mededelingen betreffende het subcomité worden naar de secretarissen van het subcomité gezonden.

5.   Vergaderingen

Het subcomité komt bijeen wanneer de omstandigheden zulks vereisen. Er kan een vergadering worden belegd op het verzoek van een van de partijen, dat via de bevoegde secretaris aan de andere partij wordt doorgegeven. Na ontvangst van het verzoek antwoordt de secretaris van de andere partij binnen vijftien werkdagen.

In bijzonder spoedeisende gevallen kan het subcomité met goedkeuring van beide partijen op kortere termijn bijeengeroepen worden. Alle verzoeken om vergaderingen te houden moeten schriftelijk worden gedaan.

Elke vergadering van het subcomité wordt gehouden op de door beide partijen overeengekomen tijd en plaats.

De vergaderingen worden voor elke partij met instemming van de voorzitter door de bevoegde secretaris bijeengeroepen. Vóór elke vergadering wordt de voorzitter in kennis gesteld van de voorgenomen samenstelling van de delegaties van beide partijen.

Met instemming van beide partijen kan het subcomité deskundigen uitnodigen om tijdens de vergaderingen bepaalde inlichtingen te verstrekken.

Iedere vergadering zal worden bijgewoond door een vertegenwoordiger van het Algerijnse ministerie van Buitenlandse Zaken, om te zorgen voor de nodige coördinatie en koppeling met de door de Europese Unie gefinancierde lopende en toekomstige projecten en programma’s, en om ervoor te zorgen dat de tijdens de vergadering vastgestelde prioriteiten de nodige ondersteuning krijgen.

6.   Agenda

Alle verzoeken om punten op de agenda van het subcomité te plaatsen worden aan de secretarissen van het subcomité gezonden.

Voor elke vergadering wordt een voorlopige agenda opgesteld door de voorzitter. Deze wordt uiterlijk tien dagen vóór het begin van de vergadering door de secretaris van de werkgroep aan de andere partij toegezonden.

De voorlopige agenda omvat de punten waarvoor de secretarissen uiterlijk vijftien dagen vóór het begin van de zitting een verzoek tot opname op de agenda hebben ontvangen. De desbetreffende documentatie moet uiterlijk zeven dagen vóór de vergadering door de beide partijen zijn ontvangen. Om rekening te houden met bijzondere of urgente gevallen kunnen deze termijnen met instemming van beide partijen worden verkort.

De agenda wordt aan het begin van iedere vergadering door het subcomité vastgesteld.

7.   Notulen

Er worden notulen opgesteld van elke vergadering, in overleg tussen de twee secretarissen. Een exemplaar van de notulen, met inbegrip van de voorstellen van het subcomité, wordt door de secretarissen van het subcomité aan de secretarissen en aan de voorzitter van het Associatiecomité gezonden.

8.   Openbaarheid

De vergaderingen van het subcomité zijn niet openbaar, tenzij anders wordt beslist.

REGLEMENT VAN ORDE

SUBCOMITÉ EU-ALGERIJE

Vervoer, milieu en energie

1.   Samenstelling en voorzitterschap

Het subcomité bestaat uit vertegenwoordigers van de Europese Gemeenschap en haar lidstaten en van de regering van de Democratische Volksrepubliek Algerije, en wordt beurtelings voorgezeten door elk van beide partijen.

2.   Taak

Het subcomité staat onder het gezag van het Associatiecomité, waaraan het na elke vergadering verslag uitbrengt. Het subcomité is niet bevoegd om besluiten te nemen. Het kan wel voorstellen aan het Associatiecomité doen.

3.   Onderwerp

Het subcomité onderzoekt de tenuitvoerlegging van de Associatieovereenkomst op de onderstaande gebieden. In het bijzonder beoordeelt het de vooruitgang die geboekt is op het gebied van de aanpassing, uitvoering en toepassing van de wetgeving, en op dat van de integratie van het milieubeleid op alle terreinen van de Associatieovereenkomst. Zo nodig wordt de samenwerking op het gebied van het openbaar bestuur onderzocht. Het subcomité onderzoekt alle problemen die zich op onderstaande gebieden kunnen voordoen en stelt eventueel te nemen maatregelen voor.

a)

Vervoer: met name modernisering van de infrastructuur (met name onderlinge verbindingen) en onderhoud, veiligheid en beveiliging in de zee- en luchtvaart, met name controle en beheer van havens, spoorwegen, luchthavens en wegennetten, bevordering van intelligente vervoerssystemen en het gebruik van informatietechnologieën in alle soorten vervoer, ontwikkeling van de aansluitingen op het wegen- en spoorwegennet van buurlanden, verbetering van het multimodale systeem en de versterking van de regionale samenwerking.

b)

Milieu: met name capaciteitsopbouw voor milieubescherming op de prioritaire terreinen van de associatieovereenkomst (verwoestijning, waterbeheer, afvalbeheer, verzilting, controle en voorkoming van industriële en stedelijke vervuiling en verontreiniging van de zee, bescherming van het mariene milieu en de biodiversiteit, enz.) en de integratie van de milieudimensie in de prioritaire sectoren van het Euro-mediterrane partnerschap in het kader van duurzame ontwikkeling. Water: met name infrastructuur, modernisering, beheer, continuïteit van de watervoorziening en onderzoek.

c)

Energie: samenwerking op het gebied van energie en mijnbouw zoals beschreven in artikel 61 van de associatieovereenkomst; instelling van een strategische dialoog tussen de Europese Unie en Algerije op het gebied van energie (met name een memorandum van overeenstemming over een strategisch partnerschap); toezicht op de ontwikkeling van energie-infrastructuur van wederzijds belang, in samenwerking met internationale en particuliere financiële instellingen; totstandkoming van de elektriciteitsmarkt van de Maghreblanden en integratie in de interne markt van de EU.

Deze lijst is niet volledig, en het Associatiecomité kan ook andere thema’s toevoegen, waaronder horizontale, zoals statistiek.

Het subcomité kan in een vergadering kwesties betreffende één of meer van de bovenstaande gebieden behandelen.

4.   Secretariaat

Een ambtenaar van de Commissie en een ambtenaar van de Algerijnse regering treden gezamenlijk op als permanente secretarissen van het subcomité.

Alle mededelingen betreffende het subcomité worden naar de secretarissen van het subcomité gezonden.

5.   Vergaderingen

Het subcomité komt bijeen wanneer de omstandigheden zulks vereisen. Er kan een vergadering worden belegd op het verzoek van een van de partijen, dat via de bevoegde secretaris aan de andere partij wordt doorgegeven. Na ontvangst van het verzoek antwoordt de secretaris van de andere partij binnen vijftien werkdagen.

In bijzonder spoedeisende gevallen kan het subcomité met goedkeuring van beide partijen op kortere termijn bijeengeroepen worden. Alle verzoeken om vergaderingen te houden moeten schriftelijk worden gedaan.

Elke vergadering van het subcomité wordt gehouden op de door beide partijen overeengekomen tijd en plaats.

De vergaderingen worden voor elke partij met instemming van de voorzitter door de bevoegde secretaris bijeengeroepen. Vóór elke vergadering wordt de voorzitter in kennis gesteld van de voorgenomen samenstelling van de delegaties van beide partijen.

Met instemming van beide partijen kan het subcomité deskundigen uitnodigen om tijdens de vergaderingen bepaalde inlichtingen te verstrekken.

Iedere vergadering zal worden bijgewoond door een vertegenwoordiger van het Algerijnse ministerie van Buitenlandse Zaken, om te zorgen voor de nodige coördinatie en koppeling met de door de Europese Unie gefinancierde lopende en toekomstige projecten en programma’s, en om ervoor te zorgen dat de tijdens de vergadering vastgestelde prioriteiten de nodige ondersteuning krijgen.

6.   Agenda

Alle verzoeken om punten op de agenda van het subcomité te plaatsen worden aan de secretarissen van het subcomité gezonden.

Voor elke vergadering wordt een voorlopige agenda opgesteld door de voorzitter. Deze wordt uiterlijk tien dagen vóór het begin van de vergadering door de secretaris van de werkgroep aan de andere partij toegezonden.

De voorlopige agenda omvat de punten waarvoor de secretarissen uiterlijk vijftien dagen vóór het begin van de zitting een verzoek tot opname op de agenda hebben ontvangen. De desbetreffende documentatie moet uiterlijk zeven dagen vóór de vergadering door de beide partijen zijn ontvangen. Om rekening te houden met bijzondere of urgente gevallen kunnen deze termijnen met instemming van beide partijen worden verkort.

De agenda wordt aan het begin van iedere vergadering door het subcomité vastgesteld.

7.   Notulen

Er worden notulen opgesteld van elke vergadering, in overleg tussen de twee secretarissen. Een exemplaar van de notulen, met inbegrip van de voorstellen van het subcomité, wordt door de secretarissen van het subcomité aan de secretarissen en aan de voorzitter van het Associatiecomité gezonden.

8.   Openbaarheid

De vergaderingen van het subcomité zijn niet openbaar, tenzij anders wordt beslist.

REGLEMENT VAN ORDE

SUBCOMITÉ EU-ALGERIJE

Informatiemaatschappij, onderzoek, innovatie, onderwijs, audiovisuele media en cultuur

1.   Samenstelling en voorzitterschap

Het subcomité bestaat uit vertegenwoordigers van de Europese Gemeenschap en haar lidstaten en van de regering van de Democratische Volksrepubliek Algerije, en wordt beurtelings voorgezeten door elk van beide partijen.

2.   Taak

Het subcomité staat onder het gezag van het Associatiecomité, waaraan het na elke vergadering verslag uitbrengt. Het subcomité is niet bevoegd om besluiten te nemen. Het kan wel voorstellen aan het Associatiecomité doen.

3.   Onderwerp

Het subcomité onderzoekt de tenuitvoerlegging van de Associatieovereenkomst op de onderstaande gebieden. In het bijzonder beoordeelt het de vooruitgang die geboekt is op het gebied van de aanpassing, uitvoering en toepassing van de wetgeving. Zo nodig wordt de samenwerking op het gebied van het openbaar bestuur onderzocht. Het subcomité onderzoekt alle problemen die zich op onderstaande gebieden kunnen voordoen en stelt eventueel te nemen maatregelen voor.

a)

Ontwikkeling van institutionele en onderzoekscapaciteit op het gebied van wetenschap, technologie en innovatie, waaronder de toepassing van de resultaten van wetenschappelijk en technologisch onderzoek door de industrie en het midden- en kleinbedrijf, in samenhang met de overeenkomst waarbij Algerije wordt betrokken bij het kaderprogramma voor onderzoek en technologische ontwikkeling, technologische innovatie, overdracht van nieuwe technologieën en verspreiding van kennis, een overeenkomst inzake wetenschappelijke en technische samenwerking.

b)

Samenwerking op het gebied van elektronische communicatie en informatietechnologieën.

c)

Hervormingen op het gebied van onderwijs, opleiding, waaronder beroepsonderwijs, en jeugdzaken, waaronder betere toegang tot onderwijs voor vrouwen en meisjes.

d)

Samenwerking op het gebied van cultuur en in de audiovisuele sector.

e)

Deelname van burgers, onderzoekers, studenten en Algerijnse organisaties aan communautaire programma’s voor onderzoek, technologische ontwikkeling en innovatie en aan relevante programma’s op het gebied van onderwijs, opleiding en jongeren.

f)

Beleid en regelgeving ten behoeve van elektronische communicatienetwerken en -diensten.

Deze lijst is niet volledig, en het Associatiecomité kan ook andere thema’s toevoegen, waaronder horizontale, zoals statistiek.

Het subcomité kan in een vergadering kwesties betreffende één of meer van de bovenstaande gebieden behandelen.

4.   Secretariaat

Een ambtenaar van de Commissie en een ambtenaar van de Algerijnse regering treden gezamenlijk op als permanente secretarissen van het subcomité.

Alle mededelingen betreffende het subcomité worden naar de secretarissen van het subcomité gezonden.

5.   Vergaderingen

Het subcomité komt bijeen wanneer de omstandigheden zulks vereisen. Er kan een vergadering worden belegd op het verzoek van een van de partijen, dat via de bevoegde secretaris aan de andere partij wordt doorgegeven. Na ontvangst van het verzoek antwoordt de secretaris van de andere partij binnen vijftien werkdagen.

In bijzonder spoedeisende gevallen kan het subcomité met goedkeuring van beide partijen op kortere termijn bijeengeroepen worden. Alle verzoeken om vergaderingen te houden moeten schriftelijk worden gedaan.

Elke vergadering van het subcomité wordt gehouden op de door beide partijen overeengekomen tijd en plaats.

De vergaderingen worden voor elke partij met instemming van de voorzitter door de bevoegde secretaris bijeengeroepen. Vóór elke vergadering wordt de voorzitter in kennis gesteld van de voorgenomen samenstelling van de delegaties van beide partijen.

Met instemming van beide partijen kan het subcomité deskundigen uitnodigen om tijdens de vergaderingen bepaalde inlichtingen te verstrekken.

Iedere vergadering zal worden bijgewoond door een vertegenwoordiger van het Algerijnse ministerie van Buitenlandse Zaken, om te zorgen voor de nodige coördinatie en koppeling met de door de Europese Unie gefinancierde lopende en toekomstige projecten en programma’s, en om ervoor te zorgen dat de tijdens de vergadering vastgestelde prioriteiten de nodige ondersteuning krijgen.

6.   Agenda

Alle verzoeken om punten op de agenda van het subcomité te plaatsen worden aan de secretarissen van het subcomité gezonden.

Voor elke vergadering wordt een voorlopige agenda opgesteld door de voorzitter. Deze wordt uiterlijk tien dagen vóór het begin van de vergadering door de secretaris van de werkgroep aan de andere partij toegezonden.

De voorlopige agenda omvat de punten waarvoor de secretarissen uiterlijk vijftien dagen vóór het begin van de zitting een verzoek tot opname op de agenda hebben ontvangen. De desbetreffende documentatie moet uiterlijk zeven dagen vóór de vergadering door de beide partijen zijn ontvangen. Om rekening te houden met bijzondere of urgente gevallen kunnen deze termijnen met instemming van beide partijen worden verkort.

De agenda wordt aan het begin van iedere vergadering door het subcomité vastgesteld.

7.   Notulen

Er worden notulen opgesteld van elke vergadering, in overleg tussen de twee secretarissen. Een exemplaar van de notulen, met inbegrip van de voorstellen van het subcomité, wordt door de secretarissen van het subcomité aan de secretarissen en aan de voorzitter van het Associatiecomité gezonden.

8.   Openbaarheid

De vergaderingen van het subcomité zijn niet openbaar, tenzij anders wordt beslist.

REGLEMENT VAN ORDE

SUBCOMITÉ EU-ALGERIJE

Landbouw en visserij

1.   Samenstelling en voorzitterschap

Het subcomité bestaat uit vertegenwoordigers van de Europese Gemeenschap en haar lidstaten en van de regering van de Democratische Volksrepubliek Algerije, en wordt beurtelings voorgezeten door elk van beide partijen.

2.   Taak

Het subcomité staat onder het gezag van het Associatiecomité, waaraan het na elke vergadering verslag uitbrengt. Het subcomité is niet bevoegd om besluiten te nemen. Het kan wel voorstellen aan het Associatiecomité doen.

3.   Onderwerp

Het subcomité onderzoekt de tenuitvoerlegging van de Associatieovereenkomst op de onderstaande gebieden. In het bijzonder beoordeelt het de vooruitgang die geboekt is op het gebied van de aanpassing, uitvoering en toepassing van de wetgeving. Zo nodig wordt de samenwerking op het gebied van het openbaar bestuur onderzocht. Het subcomité onderzoekt alle problemen die zich op onderstaande gebieden kunnen voordoen en stelt eventueel te nemen maatregelen voor.

a)

Modernisering en herstructurering van de sectoren landbouw, visserij en bosbeheer.

b)

Handel in landbouwproducten, verwerkte landbouwproducten en visserijproducten (waaronder aanpassing van de handels- en distributiekanalen).

c)

Samenwerking op het gebied van landbouw en plattelandsontwikkeling.

d)

Veterinaire en fytosanitaire vraagstukken, met name aanpassing van de levensmiddelenwetgeving.

e)

Behoud en goed beheer van de natuurlijke hulpbronnen, waaronder het visbestand en bescherming van het mariene milieu.

f)

Samenwerking in het kader van het EU-systeem voor snelle waarschuwing.

Deze lijst is niet volledig, en het Associatiecomité kan ook andere thema’s toevoegen, waaronder horizontale, zoals statistiek.

Het subcomité kan in een vergadering kwesties betreffende één of meer van de bovenstaande gebieden behandelen.

4.   Secretariaat

Een ambtenaar van de Commissie en een ambtenaar van de Algerijnse regering treden gezamenlijk op als permanente secretarissen van het subcomité.

Alle mededelingen betreffende het subcomité worden naar de secretarissen van het subcomité gezonden.

5.   Vergaderingen

Het subcomité komt bijeen wanneer de omstandigheden zulks vereisen. Er kan een vergadering worden belegd op het verzoek van een van de partijen, dat via de bevoegde secretaris aan de andere partij wordt doorgegeven. Na ontvangst van het verzoek antwoordt de secretaris van de andere partij binnen vijftien werkdagen.

In bijzonder spoedeisende gevallen kan het subcomité met goedkeuring van beide partijen op kortere termijn bijeengeroepen worden. Alle verzoeken om vergaderingen te houden moeten schriftelijk worden gedaan.

Elke vergadering van het subcomité wordt gehouden op de door beide partijen overeengekomen tijd en plaats.

De vergaderingen worden voor elke partij met instemming van de voorzitter door de bevoegde secretaris bijeengeroepen. Vóór elke vergadering wordt de voorzitter in kennis gesteld van de voorgenomen samenstelling van de delegaties van beide partijen.

Met instemming van beide partijen kan het subcomité deskundigen uitnodigen om tijdens de vergaderingen bepaalde inlichtingen te verstrekken.

Iedere vergadering zal worden bijgewoond door een vertegenwoordiger van het Algerijnse ministerie van Buitenlandse Zaken, om te zorgen voor de nodige coördinatie en koppeling met de door de Europese Unie gefinancierde lopende en toekomstige projecten en programma’s, en om ervoor te zorgen dat de tijdens de vergadering vastgestelde prioriteiten de nodige ondersteuning krijgen.

6.   Agenda

Alle verzoeken om punten op de agenda van het subcomité te plaatsen worden aan de secretarissen van het subcomité gezonden.

Voor elke vergadering wordt een voorlopige agenda opgesteld door de voorzitter. Deze wordt uiterlijk tien dagen vóór het begin van de vergadering door de secretaris van de werkgroep aan de andere partij toegezonden.

De voorlopige agenda omvat de punten waarvoor de secretarissen uiterlijk vijftien dagen vóór het begin van de zitting een verzoek tot opname op de agenda hebben ontvangen. De desbetreffende documentatie moet uiterlijk zeven dagen vóór de vergadering door de beide partijen zijn ontvangen. Om rekening te houden met bijzondere of urgente gevallen kunnen deze termijnen met instemming van beide partijen worden verkort.

De agenda wordt aan het begin van iedere vergadering door het subcomité vastgesteld.

7.   Notulen

Er worden notulen opgesteld van elke vergadering, in overleg tussen de twee secretarissen. Een exemplaar van de notulen, met inbegrip van de voorstellen van het subcomité, wordt door de secretarissen van het subcomité aan de secretarissen en aan de voorzitter van het Associatiecomité gezonden.

8.   Openbaarheid

De vergaderingen van het subcomité zijn niet openbaar, tenzij anders wordt beslist.

REGLEMENT VAN ORDE

SUBCOMITÉ EU-ALGERIJE

Justitie en binnenlandse zaken

1.   Samenstelling en voorzitterschap

Het subcomité bestaat uit vertegenwoordigers van de Europese Gemeenschap en haar lidstaten en van de regering van de Democratische Volksrepubliek Algerije, en wordt beurtelings voorgezeten door elk van beide partijen.

2.   Taak

Het subcomité staat onder het gezag van het Associatiecomité, waaraan het na elke vergadering verslag uitbrengt. Het subcomité is niet bevoegd om besluiten te nemen. Het kan wel voorstellen aan het Associatiecomité doen.

3.   Onderwerp

Het subcomité onderzoekt de tenuitvoerlegging van de Associatieovereenkomst op de onderstaande gebieden. In het bijzonder beoordeelt het de vooruitgang die geboekt is op het gebied van de aanpassing, uitvoering en toepassing van de wetgeving. Zo nodig wordt de samenwerking op het gebied van het openbaar bestuur onderzocht. Het subcomité onderzoekt alle problemen die zich op onderstaande gebieden kunnen voordoen en stelt eventueel te nemen maatregelen voor.

a)

Verkeer van personen:

tenuitvoerlegging van artikel 83 van de associatieovereenkomst inzake het verkeer van personen, waaronder onderzoek van de mogelijkheden om de procedures voor de afgifte van visa voor kortdurend verblijf van bepaalde categorieën personen te vergemakkelijken;

samenwerking op het gebied van de voorkoming en beheersing van illegale immigratie, in het kader van artikel 84 van de associatieovereenkomst; overnameovereenkomsten.

b)

Samenwerking op juridisch en justitieel gebied (civiel- en strafrechtelijk) en op het gebied van de politie.

c)

Samenwerking op het gebied van de bestrijding van georganiseerde misdaad, waaronder mensenhandel, terrorisme, witwassen, drugs en drugsverslaving, racisme, vreemdelingenhaat en islamofobie.

d)

Samenwerking op het gebied van corruptiebestrijding.

Deze lijst is niet volledig, en het Associatiecomité kan ook andere thema’s toevoegen, waaronder horizontale, zoals statistiek.

Het subcomité kan in een vergadering kwesties betreffende één of meer van de bovenstaande gebieden behandelen.

4.   Secretariaat

Een ambtenaar van de Commissie en een ambtenaar van de Algerijnse regering treden gezamenlijk op als permanente secretarissen van het subcomité.

Alle mededelingen betreffende het subcomité worden naar de secretarissen van het subcomité gezonden.

5.   Vergaderingen

Het subcomité komt bijeen wanneer de omstandigheden zulks vereisen. Er kan een vergadering worden belegd op het verzoek van een van de partijen, dat via de bevoegde secretaris aan de andere partij wordt doorgegeven. Na ontvangst van het verzoek antwoordt de secretaris van de andere partij binnen vijftien werkdagen.

In bijzonder spoedeisende gevallen kan het subcomité met goedkeuring van beide partijen op kortere termijn bijeengeroepen worden. Alle verzoeken om vergaderingen te houden moeten schriftelijk worden gedaan.

Elke vergadering van het subcomité wordt gehouden op de door beide partijen overeengekomen tijd en plaats.

De vergaderingen worden voor elke partij met instemming van de voorzitter door de bevoegde secretaris bijeengeroepen. Vóór elke vergadering wordt de voorzitter in kennis gesteld van de voorgenomen samenstelling van de delegaties van beide partijen.

Met instemming van beide partijen kan het subcomité deskundigen uitnodigen om tijdens de vergaderingen bepaalde inlichtingen te verstrekken.

Iedere vergadering zal worden bijgewoond door een vertegenwoordiger van het Algerijnse ministerie van Buitenlandse Zaken, om te zorgen voor de nodige coördinatie en koppeling met de door de Europese Unie gefinancierde lopende en toekomstige projecten en programma’s, en om ervoor te zorgen dat de tijdens de vergadering vastgestelde prioriteiten de nodige ondersteuning krijgen.

6.   Agenda

Alle verzoeken om punten op de agenda van het subcomité te plaatsen worden aan de secretarissen van het subcomité gezonden.

Voor elke vergadering wordt een voorlopige agenda opgesteld door de voorzitter. Deze wordt uiterlijk tien dagen vóór het begin van de vergadering door de secretaris van de werkgroep aan de andere partij toegezonden.

De voorlopige agenda omvat de punten waarvoor de secretarissen uiterlijk vijftien dagen vóór het begin van de zitting een verzoek tot opname op de agenda hebben ontvangen. De desbetreffende documentatie moet uiterlijk zeven dagen vóór de vergadering door de beide partijen zijn ontvangen. Om rekening te houden met bijzondere of urgente gevallen kunnen deze termijnen met instemming van beide partijen worden verkort.

De agenda wordt aan het begin van iedere vergadering door het subcomité vastgesteld.

7.   Notulen

Er worden notulen opgesteld van elke vergadering, in overleg tussen de twee secretarissen. Een exemplaar van de notulen, met inbegrip van de voorstellen van het subcomité, wordt door de secretarissen van het subcomité aan de secretarissen en aan de voorzitter van het Associatiecomité gezonden.

8.   Openbaarheid

De vergaderingen van het subcomité zijn niet openbaar, tenzij anders wordt beslist.

REGLEMENT VAN ORDE

SUBCOMITÉ EU-ALGERIJE

Douanesamenwerking

1.   Samenstelling en voorzitterschap

Het subcomité bestaat uit vertegenwoordigers van de Europese Gemeenschap en haar lidstaten en van de regering van de Democratische Volksrepubliek Algerije, en wordt beurtelings voorgezeten door elk van beide partijen.

2.   Taak

Het subcomité staat onder het gezag van het Associatiecomité, waaraan het na elke vergadering verslag uitbrengt. Het subcomité is niet bevoegd om besluiten te nemen. Het kan wel voorstellen aan het Associatiecomité doen.

3.   Onderwerp

Het subcomité onderzoekt de tenuitvoerlegging van de Associatieovereenkomst op de onderstaande gebieden. In het bijzonder beoordeelt het de vooruitgang die geboekt is op het gebied van de aanpassing, uitvoering en toepassing van de wetgeving. Zo nodig wordt de samenwerking op het gebied van het openbaar bestuur onderzocht. Het subcomité onderzoekt alle problemen die zich op onderstaande gebieden kunnen voordoen en stelt eventueel te nemen maatregelen voor.

a)

Oorsprongsregels.

b)

Algemene douaneprocedures, douanenomenclatuur, bepaling douanewaarde.

c)

Tariefregelingen.

d)

Douanesamenwerking.

Deze lijst is niet volledig, en het Associatiecomité kan ook andere thema’s toevoegen, waaronder horizontale, zoals statistiek.

Het subcomité kan in een vergadering kwesties betreffende één of meer van de bovenstaande gebieden behandelen.

4.   Secretariaat

Een ambtenaar van de Commissie en een ambtenaar van de Algerijnse regering treden gezamenlijk op als permanente secretarissen van het subcomité.

Alle mededelingen betreffende het subcomité worden naar de secretarissen van het subcomité gezonden.

5.   Vergaderingen

Het subcomité komt bijeen wanneer de omstandigheden zulks vereisen. Er kan een vergadering worden belegd op het verzoek van een van de partijen, dat via de bevoegde secretaris aan de andere partij wordt doorgegeven. Na ontvangst van het verzoek antwoordt de secretaris van de andere partij binnen vijftien werkdagen.

In bijzonder spoedeisende gevallen kan het subcomité met goedkeuring van beide partijen op kortere termijn bijeengeroepen worden. Alle verzoeken om vergaderingen te houden moeten schriftelijk worden gedaan.

Elke vergadering van het subcomité wordt gehouden op de door beide partijen overeengekomen tijd en plaats.

De vergaderingen worden voor elke partij met instemming van de voorzitter door de bevoegde secretaris bijeengeroepen. Vóór elke vergadering wordt de voorzitter in kennis gesteld van de voorgenomen samenstelling van de delegaties van beide partijen.

Met instemming van beide partijen kan het subcomité deskundigen uitnodigen om tijdens de vergaderingen bepaalde inlichtingen te verstrekken.

Iedere vergadering zal worden bijgewoond door een vertegenwoordiger van het Algerijnse ministerie van Buitenlandse Zaken, om te zorgen voor de nodige coördinatie en koppeling met de door de Europese Unie gefinancierde lopende en toekomstige projecten en programma’s, en om ervoor te zorgen dat de tijdens de vergadering vastgestelde prioriteiten de nodige ondersteuning krijgen.

6.   Agenda

Alle verzoeken om punten op de agenda van het subcomité te plaatsen worden aan de secretarissen van het subcomité gezonden.

Voor elke vergadering wordt een voorlopige agenda opgesteld door de voorzitter. Deze wordt uiterlijk tien dagen vóór het begin van de vergadering door de secretaris van de werkgroep aan de andere partij toegezonden.

De voorlopige agenda omvat de punten waarvoor de secretarissen uiterlijk vijftien dagen vóór het begin van de zitting een verzoek tot opname op de agenda hebben ontvangen. De desbetreffende documentatie moet uiterlijk zeven dagen vóór de vergadering door de beide partijen zijn ontvangen. Om rekening te houden met bijzondere of urgente gevallen kunnen deze termijnen met instemming van beide partijen worden verkort.

De agenda wordt aan het begin van iedere vergadering door het subcomité vastgesteld.

7.   Notulen

Er worden notulen opgesteld van elke vergadering, in overleg tussen de twee secretarissen. Een exemplaar van de notulen, met inbegrip van de voorstellen van het subcomité, wordt door de secretarissen van het subcomité aan de secretarissen en aan de voorzitter van het Associatiecomité gezonden.

8.   Openbaarheid

De vergaderingen van het subcomité zijn niet openbaar, tenzij anders wordt beslist.


Commissie

15.12.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 330/44


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 13 september 2007

inzake een procedure op grond van artikel 81 van het EG-Verdrag

(Zaak COMP/E-2/39.143 — Opel)

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2007) 4277)

(Slechts de tekst in de Engelse taal is authentiek)

(2007/836/EG)

(1)

Deze beschikking is gegeven overeenkomstig artikel 9, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad van 16 december 2002 betreffende de uitvoering van de mededingingsregels van de artikelen 81 en 82 van het Verdrag (1) en is gericht tot General Motors Europe (hierna „GME”); zij heeft betrekking op de verstrekking van technische informatie met het oog op de reparatie van voertuigen van de merken Opel en Vauxhall.

(2)

Technische informatie bestaat uit gegevens, procedés en instructies die noodzakelijk zijn om de ondeugdelijke/defecte/versleten onderdelen van een motorvoertuig na te zien, te repareren en te vervangen of om gebreken in een voertuigsysteem te verhelpen. Zij omvat zeven hoofdcategorieën:

algemene parameters (documentatie over alle referentiewaarden en instelpunten van de meetbare waarden met betrekking tot het voertuig, zoals koppelafstelling, remspeling, hydraulische en pneumatische druk);

diagrammen en beschrijvingen van de fasen van reparatie- en onderhoudswerkzaamheden (servicehandleidingen, technische documenten zoals bouwplannen, de beschrijving van het gereedschap dat wordt gebruikt om een bepaalde reparatie uit te voeren, en diagrammen zoals bedradingsschema’s en hydraulica);

tests en diagnoses (inclusief diagnostische foutcodes en troubleshooting-codes, software en andere informatie die nodig is om gebreken aan voertuigen te diagnostiseren); deze informatie is grotendeels, maar niet volledig, opgenomen in gespecialiseerd elektronisch gereedschap;

codes, software en andere informatie die nodig is om de elektronische controle-eenheden („electronic control units — ECU’s”) waarmee een voertuig is uitgerust, te herprogrammeren, opnieuw af te stellen of te herstarten. Deze categorie houdt verband met de vorige categorie, aangezien vaak hetzelfde elektronische gereedschap wordt gebruikt om een defect te diagnostiseren en vervolgens de noodzakelijke aanpassingen te doen via de ECU’s om het defect te verhelpen;

informatie over onderdelen, zoals onderdelencatalogi met codes en beschrijvingen, en voertuigidentificatiemethoden (d.w.z. gegevens betreffende een specifiek voertuig waarmee een reparateur de individuele codes kan identificeren van de onderdelen die bij de assemblage zijn gemonteerd, evenals de dienovereenkomstige codes van compatibele originele vervangingsonderdelen voor dat bepaalde voertuig);

bijzondere informatie (terugroepberichten en kennisgeving van geregeld voorkomende defecten);

opleidingsmateriaal.

(3)

In december 2006 leidde de Commissie de onderzoekprocedure in, en richtte zij een voorlopige beoordeling aan GME waarin zij meedeelde dat de overeenkomsten van de onderneming met haar servicepartners aanleiding gaven tot twijfels over de verenigbaarheid ervan met artikel 81, lid 1, van het EG-Verdrag.

(4)

Volgens de voorlopige beoordeling van de Commissie leek GME te hebben verzuimd om, ruim na het verstrijken van de in Verordening (EG) nr. 1400/2002 van de Commissie van 31 juli 2002 betreffende de toepassing van artikel 81, lid 3, van het Verdrag op groepen verticale overeenkomsten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen in de motorvoertuigensector (2) genoemde overgangsperiode, bepaalde categorieën technische informatie vrij te geven. Bovendien had GME toen de Commissie het onderzoek instelde, nog geen effectief systeem tot stand gebracht om onafhankelijke reparateurs zonder verdere verplichtingen toegang te verschaffen tot deze technische informatie. GME heeft de toegankelijkheid van haar technische informatie in de loop van het onderzoek van de Commissie weliswaar verbeterd, maar de aan onafhankelijke reparateurs beschikbaar gestelde informatie leek nog steeds onvolledig.

(5)

De Commissie stelde in haar voorlopige beoordeling vast dat de relevante markten die door de betrokken praktijk werden beïnvloed, de markt voor het verrichten van reparatie- en onderhoudsdiensten aan personenauto’s was en de markt voor de verstrekking van technische informatie aan reparateurs. De erkende netwerken van Opel/Vauxhall hadden zeer grote marktaandelen op de eerste van deze markten, terwijl GME op de tweede markt de enige leverancier was die alle technische informatie kon verstrekken die de reparateurs van de voertuigmerken Opel/Vauxhall nodig hadden.

(6)

In feite verlangen de overeenkomsten van GME op het gebied van service en onderdelendistributie van de leden van de erkende netwerken dat zij een volledig gamma van merkspecifieke reparatiediensten kunnen uitvoeren, en dat zij optreden als groothandelaren in onderdelen. De Commissie vreest dat de mogelijke negatieve effecten van dergelijke overeenkomsten kunnen worden versterkt doordat GME onafhankelijke reparateurs geen passende toegang verleent tot technische informatie, en daardoor ondernemingen uitsluit die, in het kader van een ander bedrijfsmodel, bereid en in staat zouden zijn reparatiediensten aan te bieden.

(7)

De voorlopige conclusie van de Commissie was dat de regelingen die GME had getroffen om technische informatie aan onafhankelijke reparateurs te verstrekken, niet overeenkwamen met de behoeften van deze reparateurs, noch wat de reikwijdte van de beschikbare informatie, noch wat de toegankelijkheid ervan betreft, en dat deze handelwijze, in combinatie met soortgelijke praktijken van andere autoproducenten, kan hebben bijgedragen tot een verzwakking van de marktpositie van onafhankelijke reparateurs. Hierdoor kan de consument op zijn beurt in hoge mate zijn benadeeld doordat er sprake was van een belangrijke beperking van de keuze aan onderdelen, hogere prijzen voor reparatiediensten, een minder grote keuze aan reparatiebedrijven, potentiële veiligheidskwesties en geen toegang tot innovatieve reparatiebedrijven.

(8)

Bovendien zou het kennelijke verzuim van GME om onafhankelijke reparateurs een passende toegang tot technische informatie te verstrekken, erin kunnen resulteren dat de overeenkomsten met haar servicepartners niet in aanmerking komen voor de uitzondering van Verordening (EG) nr. 1400/2002; immers krachtens artikel 4, lid 2, van die verordening is de daarin vervatte uitzondering niet van toepassing wanneer de leverancier van motorvoertuigen weigert onafhankelijke reparateurs toegang te verlenen tot technische informatie, diagnose- en andere apparatuur en gereedschap, met inbegrip van eventuele relevante software of de opleiding die noodzakelijk is om deze motorvoertuigen te kunnen repareren en onderhouden. Zoals in overweging 26 van de verordening wordt verduidelijkt mogen de toegangsvoorwaarden in geen geval tussen erkende en onafhankelijke marktdeelnemers discrimineren.

(9)

Ten slotte kwam de Commissie tot de voorlopige conclusie dat de overeenkomsten tussen GME en haar erkende reparateurs, gezien het gebrek aan toegang tot technische informatie, vermoedelijk niet in aanmerking kwamen voor de uitzondering van artikel 81, lid 3.

(10)

Op 9 februari 2007 deed GME bepaalde toezeggingen om aan de bezorgdheden tegemoet te komen die de Commissie in haar voorlopige beoordeling te kennen had gegeven.

(11)

Volgens deze toezeggingen wordt de reikwijdte van de te verstrekken informatie bepaald door het beginsel van non-discriminatie tussen onafhankelijke en erkende reparateurs. In dit verband zal GME ervoor zorgen dat alle technische informatie, gereedschap, uitrusting, software en opleiding die noodzakelijk zijn voor de reparatie en het onderhoud van haar voertuigenmerken Opel/Vauxhall en die door of namens GME aan erkende reparateurs in alle EU-lidstaten worden verstrekt, ook aan onafhankelijke reparateurs ter beschikking worden gesteld.

(12)

In de toezeggingen wordt nader bepaald dat „technische informatie” in de zin van artikel 4, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1400/2002 alle informatie omvat die met het oog op de reparatie of het onderhoud van motorvoertuigen van de merken Opel/Vauxhall aan erkende reparateurs wordt verstrekt. Het gaat met name om software, foutcodes en andere parameters, met inbegrip van de update daarvan, die nodig zijn voor werkzaamheden aan elektronische controle-eenheden (ECU’s) met het oog op het invoeren of herstellen van de door GME aanbevolen afstellingen, methoden voor voertuigidentificatie, onderdelencatalogi, praktische oplossingen op basis van praktijkervaring met betrekking tot problemen die bij en met een bepaald model of bepaalde serie vaak voorkomen, en terugroepberichten of andere berichten over reparaties die door erkende reparateurs kosteloos kunnen worden uitgevoerd.

(13)

Toegang tot gereedschap omvat toegang tot elektronische diagnoseapparatuur en ander reparatiegereedschap, met inbegrip van de desbetreffende software, de periodieke update daarvan, alsmede serviceverrichtingen voor dat gereedschap.

(14)

Uit overweging 26 van de verordening wordt duidelijk dat artikel 4, lid 2, GME niet verplicht onafhankelijke reparateurs technische informatie te verstrekken die een derde in staat kan stellen in het voertuig gemonteerde antidiefstalapparatuur te omzeilen of buiten werking te stellen en/of elektronische apparatuur te herijken (3) of apparatuur te manipuleren die de snelheid van motorvoertuigen begrenst. GME verbindt zich er echter toe onafhankelijke reparateurs onbeperkte toegang te verlenen tot dit soort informatie, op voorwaarde dat zij de desbetreffende GME opleidingscertificering (Training Certification) (4) verwerven. Onafhankelijke reparateurs krijgen de certificering onmiddellijk na voltooiing van de opleiding.

(15)

Indien GME zich in de toekomst op de uitzondering beroept als reden voor een weigering om onafhankelijke reparateurs toegang te verlenen tot bepaalde segmenten technische informatie, dient zij er wel op toe te zien dat de geweigerde informatie beperkt blijft tot hetgeen strikt noodzakelijk is om de in overweging 26 bedoelde bescherming te bieden, en dat het ontbreken van de desbetreffende informatie onafhankelijke reparateurs er niet van weerhoudt andere dan de in overweging 26 bedoelde verrichtingen uit te voeren, met inbegrip van werkzaamheden aan apparaten zoals elektronische controle-eenheden voor motorbesturing, airbags, voorspanners voor veiligheidsgordels of elementen van de centrale vergrendeling.

(16)

Artikel 4, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1400/2002 bepaalt dat technische informatie beschikbaar moet worden gesteld op een wijze die evenredig is met de behoeften van de onafhankelijke reparateur. Dit houdt zowel in dat de informatie zonder verdere verplichtingen ter beschikking wordt gesteld, als dat bij het vaststellen van de prijzen rekening wordt gehouden met de mate waarin de onafhankelijke reparateurs gebruikmaken van de informatie.

(17)

Overeenkomstig dit beginsel wordt in de toezeggingen nader bepaald dat GME ervoor zorgt dat de TI-website alle technische informatie bevat over modellen die na 1996 op de markt zijn gebracht, en er op toeziet dat alle bijgewerkte informatie steeds op de TI-website of een nieuwe website waarop dergelijke informatie wordt gepubliceerd, beschikbaar is. Verder ziet GME er te allen tijde op toe dat de TI-website gemakkelijk te vinden is en een gelijkwaardige functionaliteit biedt als de methoden die worden gebruikt voor het verstrekken van technische informatie aan leden van het erkende netwerk van Opel/Vauxhall. Wanneer GME of een andere namens GME optredende onderneming technische informatie in een bepaalde EU-taal ter beschikking stelt van erkende reparateurs, ziet GME erop toe dat deze taalversie van de informatie onmiddellijk op de TI-website wordt geplaatst.

(18)

Wat de elektronische onderdelencatalogus („Electronic Parts Catalogue”) betreft, die op dit moment niet op de TI-website staat, wordt GME geacht haar toezeggingen te zijn nagekomen wanneer deze informatie vóór 31 december 2007 op de website verschijnt. Als voorlopige oplossing is de catalogus beschikbaar via de „Call Centre Services” van GME, die onafhankelijke reparateurs op verzoek onmiddellijk de gewenste bladzijden per fax kunnen toezenden in een van de talen waarin de catalogus aan erkende reparateurs ter beschikking wordt gesteld. Deze dienst is beschikbaar tegen betaling van 1 EUR per bladzijde (+ 3,9 % administratieve kosten), en daarbij zijn de plaatselijke telefoontarieven van toepassing.

(19)

GME zal alle bedradingsschema’s op de TI-website plaatsen die in digitale vorm beschikbaar zijn of gedigitaliseerd zijn voor gebruik door erkende Opel/Vauxhall-reparateurs in de Europese Unie. De overige bedradingsschema’s, die betrekking hebben op modellen die na 1 januari 1997 op de markt zijn gebracht (5) en die niet in digitale vorm bestaan, zullen via de „Call Centre Services” van GME beschikbaar worden gesteld aan onafhankelijke reparateurs. De „Call Centre Services” zijn beschikbaar in alle talen die nodig zijn om directe of indirecte discriminatie tussen onafhankelijke en erkende Opel/Vauxhall-reparateurs te voorkomen, rekening houdende met de voorwaarden waarop die erkende reparateurs toegang krijgen tot bedradingsschema’s. De bedradingsschema’s worden onmiddellijk per fax verstrekt in de kleinste vorm die de gemiddelde onafhankelijke reparateur nodig heeft om een reparatie uit te voeren en onder dezelfde voorwaarden als die welke voor erkende Opel/Vauxhall-reparateurs gelden. GME verbindt zich ertoe de voorwaarden die momenteel gelden voor deze niet-gedigitaliseerde bedradingsschema’s gedurende de volledige geldigheidsduur van de toezeggingen te handhaven.

(20)

Wat betreft de toegang tot de TI-website is GME bereid de kosten pro rata naar uur, dag, week, maand en jaar in rekening te brengen voor respectievelijk 4, 30, 100, 300 en 3 700 EUR. Voor de eerste toegang tot een TI-website wordt een eenmalige registratieheffing van 15 EUR in rekening gebracht, plus 3,9 % administratiekosten. „Tech1/Tech2 SWDL” („Diagnostic Tester Software Download”) is beschikbaar via het jaarabonnement op de TI-website, of tegen betaling van het op zichzelf staande maandelijkse abonnementsgeld van 100 EUR. GME heeft zich bereid verklaard deze kostenstructuur voor de toegang tot de site te handhaven en de kosten niet méér te verhogen dan het gemiddelde inflatiepercentage in de Europese Unie gedurende de volledige geldigheidsduur van de toezeggingen.

(21)

De toezeggingen van GME doen geen afbreuk aan bestaande of toekomstige vereisten op grond van de Gemeenschapswetgeving of de nationale wetgeving, die de reikwijdte van de technische informatie welke GME ter beschikking moet stellen van onafhankelijke bedrijven kunnen uitbreiden en/of gunstiger methoden kunnen voorschrijven voor de terbeschikkingstelling van dergelijke informatie.

(22)

Voor de behandeling van eventuele klachten van onafhankelijke reparateurs over de toegang tot technische informatie zal GME een GME-ombudsman benoemen. Na ontvangst van de klacht van de onafhankelijke reparateur zorgt de GME-ombudsman er, binnen maximaal drie weken nadat hij het complete dossier heeft ontvangen, voor dat deze reparateur een antwoord van GME krijgt. Wanneer de indiener van een klacht niet akkoord gaat met het antwoord van GME, verbindt GME zich ertoe akkoord te gaan met een arbitragemechanisme voor geschillenbeslechting inzake de verstrekking van technische informatie, waarbij elk der betrokken partijen een deskundige benoemt. Deze deskundigen nemen gezamenlijk een besluit over de benoeming van een derde persoon. De arbitrage vindt plaats in de lidstaat waar het hoofdkantoor van de indiener van de klacht is gevestigd. De arbitrage geschiedt in de officiële taal van de plaats waar de arbitrageprocedure wordt gehouden. De arbitrage doet geen afbreuk aan het recht om zich tot de bevoegde nationale rechtbank te wenden.

(23)

Gezien deze toezeggingen komt de Commissie tot de conclusie dat er niet langer gronden voor een optreden harerzijds bestaan. De toezeggingen zijn verbindend tot en met 31 mei 2010.

(24)

Het Adviescomité voor mededingingsregelingen en economische machtsposities heeft op 9 juli 2007 een gunstig advies uitgebracht.


(1)  PB L 1 van 4.1.2003, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 411/2004 (PB L 68 van 6.3.2004, blz. 1).

(2)  PB L 203 van 1.8.2002, blz. 30.

(3)  Dat wil zeggen de oorspronkelijke instelling van een ECU op een niet door GME aanbevolen manier te wijzigen.

(4)  De kosten van deze „Training Certification” zijn gelijk voor erkende en onafhankelijke reparateurs, en GME verbindt zich ertoe deze gedurende de geldigheidsduur van de toezeggingen op hetzelfde niveau te handhaven. De opleiding omvat i) twee dagen instructeursopleiding (kosten: 115 à 230 EUR per dag, afhankelijk van de nationale markt) en ii) één dag webcursus Tech2 (kosten: 30 à 50 EUR per dag, eveneens afhankelijk van de nationale markt in kwestie). De opleiding wordt gegeven door de „GM Academy”.

(5)  Van deze modellen zijn er nog slechts twee (Agila en Movano) in productie en voor beide modellen bevat de TI-website bedradingsschema’s die betrekking hebben op de verschillende varianten van deze modellen na 2002. De enige modellen waarvoor de bedradingsschema’s uitsluitend beschikbaar zijn via de „Call Centre Services” van GME (Arena en Sintra) zijn in 1999 en 2001 uit productie genomen. Voor de overige modellen bevat de TI-website bedradingsschema’s voor varianten die na 2002 (Astra-G, Frontera-B, Zafira-A) of na 2003 (Speedster) op de markt zijn gebracht.


15.12.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 330/48


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 30 november 2007

tot uitvoering van Beschikking nr. 575/2007/EG van het Europees Parlement en de Raad wat de goedkeuring van strategische richtsnoeren voor de periode 2008-2013 betreft

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2007) 5822)

(Slechts de teksten in de Bulgaarse, de Duitse, de Engelse, de Estse, de Finse, de Franse, de Griekse, de Hongaarse, de Italiaanse, de Letse, de Litouwse, de Maltese, de Nederlandse, de Poolse, de Portugese, de Roemeense, de Sloveense, de Slowaakse, de Spaanse, de Tsjechische en de Zweedse taal zijn authentiek

(2007/837/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Beschikking nr. 575/2007/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 mei 2007 tot oprichting van het Europees Terugkeerfonds voor de periode 2008-2013 als onderdeel van het algemeen programma Solidariteit en beheer van de migratiestromen (1), en met name op artikel 18,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Voor de meerjarenprogrammering met betrekking tot de periode 2008-2013 dient de Commissie strategische richtsnoeren vast te stellen die het kader vormen voor de bijstandsverlening uit het Fonds.

(2)

Die richtsnoeren dienen gestalte te geven aan de prioriteiten en aan de in artikel 15, lid 4, van Beschikking nr. 575/2007/EG bedoelde specifieke prioriteiten die het mogelijk maken dat de lidstaten die niet onder het Cohesiefonds vallen de medefinancieringsbijdrage van de Gemeenschap voor door het Fonds medegefinancierde projecten op 75 % brengen.

(3)

Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van het aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap gehechte protocol betreffende de positie van Denemarken, is deze beschikking niet bindend voor, noch van toepassing in Denemarken.

(4)

Overeenkomstig artikel 3 van het Protocol betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland, dat aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap is gehecht, heeft Ierland bij brief van 6 september 2005 kennis gegeven van zijn wens aan de aanneming en toepassing van Beschikking nr. 575/2007/EG deel te nemen.

(5)

Overeenkomstig artikel 3 van het Protocol betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland, dat aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap is gehecht, heeft het Verenigd Koninkrijk bij brief van 27 oktober 2005 kennis gegeven van zijn wens aan de aanneming en toepassing van Beschikking nr. 575/2007/EG deel te nemen.

(6)

De maatregelen waarin deze beschikking voorziet, zijn in overeenstemming met het advies van het gemeenschappelijk comité „Solidariteit en beheer van de migratiestromen” dat ingesteld is bij artikel 56 van Beschikking nr. 574/2007/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 mei 2007 tot instelling van het Buitengrenzenfonds voor de periode 2007-2013 als onderdeel van het algemene programma „Solidariteit en beheer van de migratiestromen” (2),

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

De richtsnoeren die gestalte geven aan de prioriteiten en specifieke prioriteiten voor de meerjarenprogrammering voor de periode 2008-2013 zijn in de bijlage opgenomen.

Artikel 2

Deze beschikking is gericht tot het Koninkrijk België, de Republiek Bulgarije, de Tsjechische Republiek, de Bondsrepubliek Duitsland, de Republiek Estland, Ierland, de Helleense Republiek, het Koninkrijk Spanje, de Franse Republiek, de Italiaanse Republiek, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, het Groothertogdom Luxemburg, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, het Koninkrijk der Nederlanden, de Republiek Oostenrijk, de Republiek Polen, de Portugese Republiek, Roemenië, de Republiek Slovenië, de Slowaakse Republiek, de Republiek Finland, het Koninkrijk Zweden en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland.

Gedaan te Brussel, 30 november 2007.

Voor de Commissie

Franco FRATTINI

Lid van de Commissie


(1)  PB L 144 van 6.6.2007, blz. 45.

(2)  PB L 144 van 6.6.2007, blz. 22.


BIJLAGE

De hieronder omschreven strategische richtsnoeren moeten worden gezien in de context van een doeltreffender beheer van de migratiestromen, waartoe door de Europese Raad van Tampere in 1999 de aanzet is gegeven. Een en ander behelst ook een gemeenschappelijk terugkeerbeleid en de bestrijding van illegale immigratie.

Bij het opstellen van het ontwerp voor hun meerjarenprogramma’s dienen de lidstaten de uit hoofde van dit Fonds beschikbare middelen toe te wijzen aan ten minste drie van de vier hierna genoemde prioriteiten, waarbij zij aan de hand van hun behoeften bepalen hoe de hun toegewezen financiële middelen het best kunnen worden verdeeld.

PRIORITEIT 1:   Steun voor de ontwikkeling van een strategische aanpak van de organisatie van het terugkeerproces door de lidstaten

Dit omvat de ontwikkeling van de geïntegreerde organisatie van het terugkeerproces in al zijn aspecten. Overeenkomstig artikel 3, lid 2, van Beschikking nr. 575/2007/EG moet de geïntegreerde organisatie van het terugkeerproces gebaseerd zijn op een uitgebreide beoordeling van de situatie van de potentiële terugkeerders in de lidstaat en in hun land van herkomst en de problemen inzake de voorgenomen acties, moeten doelen voor voorgenomen acties worden gesteld en brede maatregelen worden ingesteld met het oog op doeltreffende en duurzame terugkeer, met inbegrip van voorbereiding, handhaving en follow-up van verwijdering.

Binnen deze prioriteit mag de bijdrage van de Gemeenschap worden verhoogd tot 75 % voor geïntegreerde terugkeerplannen die op de volgende specifieke prioriteiten zijn gericht:

1.

programma’s voor begeleide vrijwillige terugkeer;

2.

geldelijke stimulansen en maatregelen met betrekking tot de specifieke situatie van kwetsbare terugkeerders;

3.

geïntegreerde terugkeerplannen ter ondersteuning van de terugkeer van onderdanen van derde landen of staatloze personen die niet onder communautaire overnameovereenkomsten vallen of nationale bilaterale overeenkomsten inzake de overname door landen van herkomst, vorig verblijf of doorreis waarmee de samenwerking inzake terugkeer bijzonder moeizaam verloopt.

PRIORITEIT 2:   Steun voor samenwerking tussen lidstaten op het gebied van de organisatie van het terugkeerproces

Dit omvat het opzetten en uitvoeren van geïntegreerde terugkeerplannen en samenwerking op specifieke terreinen van de geïntegreerde organisatie van het terugkeerproces, zoals de voorbereiding, uitvoering van follow-up van gezamenlijke vluchten met het oog op verwijdering en gezamenlijke verwijderingen per land.

Binnen deze prioriteit mag de bijdrage van de Gemeenschap worden verhoogd tot 75 % voor projecten die op de volgende specifieke prioriteit zijn gericht:

geïntegreerde terugkeerplannen die zijn opgezet en worden uitgevoerd in samenwerking met andere lidstaten en, waar van toepassing, van het Frontex-agentschap, niet-gouvernementele organisaties en/of internationale organisaties, met als doel de verschillende vaardigheden, ervaringen en middelen van de autoriteiten van de lidstaten en, waar van toepassing, de andere betrokken organisaties samen te brengen.

PRIORITEIT 3:   Steun voor specifieke innovatieve (inter)nationale instrumenten voor organisatie van het terugkeerproces

Dit omvat het opzetten of verbeteren van maatregelen voor advies en voorlichting over terugkeer, maatregelen voor de reïntegratie van teruggekeerden in het land waarnaar zij zijn teruggekeerd, methoden voor samenwerking met consulaire en/of immigratiediensten, met inbegrip van opleidingsmaatregelen, en maatregelen om informatie in te winnen over onderdanen van derde landen en staatlozen zonder papieren.

Binnen deze prioriteit mag de bijdrage van de Gemeenschap worden verhoogd tot 75 % voor projecten die op de volgende specifieke prioriteiten zijn gericht:

1.

projecten die bijzonder innovatieve methoden bieden voor voorlichting en advies aan potentiële terugkeerders over de situatie in het land waarnaar zij voornemens zijn terug te keren, en/of andere innovatieve stimuleringsmaatregelen om het aantal vrijwillige terugkeerders te verhogen, op basis van eerbiediging van de waardigheid van de betrokken personen;

2.

projecten die nieuwe werkmethoden beproeven om het documenteren van terugkeerders te versnellen in samenwerking met de consulaire autoriteiten en immigratiediensten van derde landen.

PRIORITEIT 4:   Steun voor communautaire normen en goede praktijken op het gebied van de organisatie van het terugkeerproces

Dit omvat de toepassing van bestaande en toekomstige gemeenschappelijke normen, zoals bedoeld in de overwegingen 13 en 14 van Beschikking nr. 575/2007/EG en de bevordering van (inter)nationale goede praktijken en methoden voor samenwerking met de betrokken autoriteiten van andere lidstaten, bijvoorbeeld door gebruik van Iconet.

Binnen deze prioriteit mag de bijdrage van de Gemeenschap worden verhoogd tot 75 % voor projecten die op de volgende specifieke prioriteiten zijn gericht:

1.

evaluaties en missies voor het meten van de voortgang van terugkeerprogramma’s, instrumenten en processen;

2.

maatregelen op nationaal niveau om een eerlijke en doeltreffende tenuitvoerlegging te waarborgen van de gemeenschappelijke terugkeernormen zoals die zijn vastgesteld in de communautaire wetgeving inzake terugkeer, met inbegrip van de opleiding van deskundigen.


15.12.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 330/51


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 13 december 2007

tot wijziging van Beschikking 2006/415/EG betreffende bepaalde beschermende maatregelen in verband met hoogpathogene aviaire influenza van het subtype H5N1 bij pluimvee in Polen

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2007) 6597)

(Voor de EER relevante tekst)

(2007/838/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 89/662/EEG van de Raad van 11 december 1989 inzake veterinaire controles in het intracommunautaire handelsverkeer in het vooruitzicht van de totstandbrenging van de interne markt (1), en met name op artikel 9, lid 3,

Gelet op Richtlijn 90/425/EEG van de Raad van 26 juni 1990 inzake veterinaire en zoötechnische controles in het intracommunautaire handelsverkeer in bepaalde levende dieren en producten in het vooruitzicht van de totstandbrenging van de interne markt (2), en met name op artikel 10, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Beschikking 2006/415/EG van de Commissie van 14 juni 2006 betreffende bepaalde beschermende maatregelen in verband met hoogpathogene aviaire influenza van het subtype H5N1 bij pluimvee in de Gemeenschap en tot intrekking van Beschikking 2006/135/EG (3) bevat bepaalde beschermende maatregelen om de verspreiding van die ziekte te voorkomen, onder meer door het instellen van gebieden A en B na een vermoedelijke of bevestigde uitbraak van de ziekte.

(2)

Naar aanleiding van uitbraken van hoogpathogene aviaire influenza van het subtype H5N1 in Polen is Beschikking 2006/415/EG voor het laatst gewijzigd bij Beschikking 2007/816/EG van de Commissie van 10 december 2007 tot wijziging van Beschikking 2006/415/EG betreffende bepaalde beschermende maatregelen in verband met hoogpathogene aviaire influenza van het subtype H5N1 bij pluimvee in Polen.

(3)

Aangezien zich in Polen nieuwe uitbraken hebben voorgedaan, moeten de afbakening van de gebieden waarvoor beperkingen gelden en de duur van de maatregelen aan de epizoötiologische situatie worden aangepast.

(4)

Beschikking 2006/415/EG moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(5)

De in deze beschikking vervatte maatregelen moeten opnieuw worden bezien op de eerstvolgende vergadering van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

De bijlage bij Beschikking 2006/415/EG wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze beschikking.

Artikel 2

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 13 december 2007.

Voor de Commissie

Markos KYPRIANOU

Lid van de Commissie


(1)  PB L 395 van 30.12.1989, blz. 13. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2004/41/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 157 van 30.4.2004, blz. 33; rectificatie in PB L 195 van 2.6.2004, blz. 12).

(2)  PB L 224 van 18.8.1990, blz. 29. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2002/33/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 315 van 19.11.2002, blz. 14).

(3)  PB L 164 van 16.6.2006, blz. 51. Beschikking laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 2007/816/EG (PB L 326 van 12.12.2007, blz. 32).


BIJLAGE

De bijlage bij Beschikking 2006/415/EG wordt als volgt gewijzigd:

1.

De gegevens voor Polen in deel A komen als volgt te luiden:

ISO-landcode

Lidstaat

Gebied A

Datum einde geldigheid

art. 4, lid 4, onder b) iii)

Code

(indien voorhanden)

Naam

„PL

POLAND

MAZOWIECKIE VOIVODSHIP

01400

PŁOCKI

01419

Protection zone:

 

Municipality of Brudzeń Duży:

 

Główina

 

Gorzechówko

 

Gorzechowo

 

Myśliborzyce

 

Rembielin

 

Rokicie

 

Siecień

 

Siecień Rumunki

 

Strupczewo Duże

 

Uniejewo

 

Więcławice

 

Municipality of Nowy Duninów:

 

Karolewo

 

Nowa Wieś

 

Nowy Duninów

14.1.2008

MAZOWIECKIE VOIVODSHIP

01400

ŻUROMIŃSKI

01437

Protection zone:

Municipality of Bieżuń:

 

Bieżuń

 

Dźwierzno

 

Karniszyn

 

Karniszyn Parcele

 

Kobyla Łąka

 

Kocewo

 

Myślin

 

Sadłowo

 

Sadłowo Parcele

 

Strzeszewo

KUJAWSKO-POMORSKIE VOIVODSHIP

00400

WŁOCŁAWSKI

00418

Protection zone:

Municipality of Włocławek:

 

Skoki Duże

 

Skoki Małe

WARMIŃSKO-MAZURSKIE VOIVODSHIP

02800

ELBLĄSKI

02804

Protection zone:

Municipality of Godkowo:

 

Dąbkowo

 

Krykajny

 

Łępno

 

Nowe Wikrowo

 

Olkowo

 

Piskajny

MAZOWIECKIE VOIVODSHIP

01400

PŁOCKI

01419

Surveillance zone:

 

Municipality of Brudzeń Duży:

 

Bądkowo

 

Bądkowo Jeziorne

 

Bądkowo Kościelne

 

Bądkowo Podlasie

 

Bądkowo Rochny

 

Biskupice

 

Brudzeń Duży

 

Brudzeń Mały

 

Cegielnia

 

Cierszewo

 

Izabelin

 

Janoszyce

 

Karwosieki Cholewice

 

Kłobukowo

 

Krzyżanowo

 

Lasotki

 

Murzynowo

 

Noskowice

 

Parzeń

 

Parzeń Janówek

 

Patrze

 

Radotki

 

Robertowo

 

Sikórz

 

Sobowo

 

Suchodół

 

Turza Mała

 

Turza Wielka

 

Wincentowo

 

Winnica

 

Zdziębórz

 

Żerniki

 

Municipality of Stara Biała:

 

Brwilno Górne

 

Kobierniki

 

Kowalewko

 

Ludwikowo

 

Mańkowo

 

Maszewo Duże

 

Srebrna

 

Ulaszewo

 

Wyszyna

 

Municipality of Nowy Duninów:

 

Brwilno Dolne

 

Brzezinna Góra

 

Duninów Duży

 

Grodziska

 

Jeżowo

 

Kamion

 

Kobyla Góra

 

Środoń

 

Stary Duninów

 

Studzianka

 

Wola Brwileńska

MAZOWIECKIE VOIVODSHIP

01400

SIERPECKI

01427

Surveillance zone:

 

Municipality of Mochowo:

 

Będorzyn

 

Grodnia

 

Łukoszyn

 

Łukoszyno Biki

 

Municipality of Rościszewo:

 

Lipniki

 

Ostrów

 

Polik

 

Rzeszotary Nowe

 

Rzeszotary Zawady

 

Września

 

Municipality of Zawidz:

 

Jaworowo Kolonia

 

Jaworowo Kłódź

 

Jaworowo Lipa

 

Jaworowo Próchniatka

MAZOWIECKIE VOIVODSHIP

01400

ŻUROMIŃSKI

01437

Surveillance zone:

 

Municipality of Bieżuń:

 

Adamowo

 

Bielawy Gołuskie

 

Dąbrówki

 

Gołuszyn

 

Mak

 

Małocin

 

Pełki

 

Pozga

 

Sławęcin

 

Stanisławowo

 

Stawiszyn Łaziska

 

Stawiszyn Zwalewo

 

Trzaski

 

Wilewo

 

Władysławowo

 

Municipality of Żuromin:

 

Będzymin

 

Chamsk

 

Dębsk

 

Franciszkowo

 

Kruszewo

 

Młudzyno

 

Olszew

 

Poniatowo

 

Żuromin

 

Municipality of Lutocin:

 

Chromakowo

 

Elżbiecin

 

Felcyn

 

Jonne

 

Lutocin

 

Mojnowo

 

Nowy Przeradz

 

Obręb

 

Parlin

 

Przeradz Mały

 

Przeradz Wielki

 

Seroki

 

Swojęcin

 

Zimolza

 

Municipality of Siemiątkowo:

 

Antoniewo

 

Dzieczewo

 

Nowa Wieś

 

Nowopole

 

Siciarz

 

Sokołowy Kąt

MAZOWIECKIE VOIVODSHIP

01400

MŁAWSKI

01413

Municipality of Radzanów:

 

Zgliczyn Glinki

 

Zgliczyn Kościelny

 

Zgliczyn Witowy

KUJAWSKO-POMORSKIE VOIVODSHIP

00400

WŁOCŁAWSKI

00418

Surveillance zone:

Municipality of Włocławek:

 

Dąb Mały

 

Dąb Polski

 

Dąb Wielki

 

Dobiegniewo

 

Jazy

KUJAWSKO-POMORSKIE VOIVODSHIP

00400

LIPNOWSKI

00408

Municipality of Dobrzyń nad Wisłą:

 

Chalin

 

Chudzewo

 

Dobrzyń Nad Wisłą

 

Kamienica

 

Łagiewniki

 

Lenie Wielkie

 

Michałkowo

 

Mokówko

 

Mokowo

 

Płomiany

 

Ruszkowo

 

Wierznica

 

Wierzniczka

Municipality of Tłuchowo:

Trzcianka

WARMIŃSKO-MAZURSKIE VOIVODSHIP

02800

ELBLĄSKI

02804

Municipality of Godkowo:

 

Burdajny

 

Dobry

 

Godkowo

 

Gwiździny

 

Klekotki

 

Kwitajny Wielkie

 

Lesiska

 

Nawty

 

Osiek

 

Plajny

 

Podągi

 

Skowrony

 

Swędkowo

 

Szymbory

 

Ząbrowiec

 

Zimnochy

WARMIŃSKO-MAZURSKIE VOIVODSHIP

02800

LIDZBARSKI

02809

Municipality of Orneta:

 

Augustyny

 

Bażyny

 

Bogatyńskie

 

Chwalęcin

 

Dąbrówka

 

Drwęczno

 

Gieduty

 

Karkajny

 

Klusajny

 

Krzykały

 

Lejławki Małe

 

Lejławki Wielkie

 

Orneta

 

Osetnik

 

Ostry Kamień

WARMIŃSKO-MAZURSKIE VOIVODSHIP

02800

OSTRÓDZKI

02815

Municipality of Miłakowo:

 

Głodówko

 

Gudniki

 

Rożnowo

 

Stolno

WARMIŃSKO-MAZURSKIE VOIVODSHIP

02800

BRANIEWSKI

02802

Municipality of Wilczęta:

 

Bardyny

 

Gładysze

 

Jankówko

 

Kolonia Wilczęta

 

Spędy

 

Tatarki

Municipality of Płoskinia:

Stygajny”

2.

De gegevens voor Polen in deel B komen als volgt te luiden:

ISO-landcode

Lidstaat

Gebied B

Datum einde geldigheid

art. 4, lid 4, onder b) iii)

Code

(indien voorhanden)

Naam

„PL

POLAND

MAZOWIECKIE VOIVODSHIP

01400

PŁOCKI

01419

Areas others than listed in Area A

14.1.2008

MAZOWIECKIE VOIVODSHIP

01400

PŁOCK

01462

 

MAZOWIECKIE VOIVODSHIP

01400

PLOŃSKI

01420

 

MAZOWIECKIE VOIVODSHIP

01400

CIECHANOWSKI

01402

 

MAZOWIECKIE VOIVODSHIP

01400

MŁAWSKI

01413

Areas others than listed in Area A

MAZOWIECKIE VOIVODSHIP

01400

GOSTYNIŃSKI

01404

 

MAZOWIECKIE VOIVODSHIP

01400

SIERPECKI

01427

Areas others than listed in Area A

MAZOWIECKIE VOIVODSHIP

01400

ŻUROMIŃSKI

01437

Areas others than listed in Area A

KUJAWSKO-POMORSKIE VOIVODSHIP

00400

WŁOCŁAWSKI

00418

 

KUJAWSKO-POMORSKIE VOIVODSHIP

00400

LIPNOWSKI

00408

 

KUJAWSKO-POMORSKIE VOIVODSHIP

00400

WŁOCŁAWEK

00464

 

KUJAWSKO-POMORSKIE VOIVODSHIP

00400

BRODNICKI

00402

Municipality of:

 

Górzno

 

Świedziebnia

KUJAWSKO-POMORSKIE VOIVODSHIP

00400

RYPIŃSKI

00412

Municipalities of:

 

Rogowo

 

Rypin

 

Skrwilno

WARMIŃSKO-MAZURSKIE VOIVODSHIP

02800

DZIAŁDOWSKI

02803

Municipalities of:

 

Działdowo

 

Działdowo city

 

Iłowo-Osada

 

Lidzbark

 

Płośnica

WARMIŃSKO-MAZURSKIE VOIVODSHIP

02800

ELBLĄSKI

02804

Municipalities of:

 

Godkowo (areas other than listed in Area A)

 

Młynary

 

Pasłęk

WARMIŃSKO-MAZURSKIE VOIVODSHIP

02800

BRANIEWSKI

02802

Municipalities of:

 

Pieniężno

 

Płoskinia (areas other than listed in Area A)

 

Wilczęta (areas other than listed in Area A)

WARMIŃSKO-MAZURSKIE VOIVODSHIP

02800

LIDZBARSKI

02809

Municipalities of:

 

Lidzbark Warmiński

 

Lubomino

 

Orneta (areas other than listed in Area A)

WARMIŃSKO-MAZURSKIE VOIVODSHIP

02800

OLSZTYŃSKI

02814

Municipalities of:

 

Barczewo

 

Dobre Miasto

 

Dywity

 

Gierzwałt

 

Jonkowo

 

Olsztynek

 

Purda

 

Stawiguda

 

Świątki

WARMIŃSKO-MAZURSKIE VOIVODSHIP

02800

OLSZTYN

02862

 

WARMIŃSKO-MAZURSKIE VOIVODSHIP

02800

OSTRÓDZKI

02815

Municipalities of:

 

Dąbrówno

 

Gietrzwałd

 

Małdyty

 

Miłakowo (areas other than listed in Area A)

 

Morąg

WARMIŃSKO-MAZURSKIE VOIVODSHIP

02800

NIDZICKI

02811”

 


Rectificaties

15.12.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 330/60


Rectificatie van Besluit 2007/787/EG van de Raad van 29 november 2007 betreffende de sluiting van het protocol bij de Euro-mediterrane overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Staat Israël, anderzijds, in verband met de toetreding van de Republiek Bulgarije en van Roemenië tot de Europese Unie

( Publicatieblad van de Europese Unie L 317 van 5 september 2007 )

De bekendmaking van Besluit 2007/787/EG dient als nietig te worden beschouwd.


15.12.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 330/60


Rectificatie van Besluit EUPM/3/2007 van het Politiek en Veiligheidscomité van 30 november 2007 betreffende de benoeming van het hoofd van de missie/directeur van politie van de politiemissie van de Europese Unie (EUPM) in Bosnië en Herzegovina (BiH)

( Publicatieblad van de Europese Unie L 329 van 14 december 2007 )

In de inhoudsopgave en op bladzijde 63, wordt de titel als volgt gelezen:

„Besluit EUPM/1/2007 van het Politiek en Veiligheidscomité van 30 november 2007 tot verlenging van het mandaat van het hoofd van de missie/directeur van politie van de politiemissie van de Europese Unie (EUPM) in Bosnië en Herzegovina (BiH)”.


15.12.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 330/60


Rectificatie van de Partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Democratische Republiek São Tomé en Príncipe en de Europese Gemeenschap

( Publicatieblad van de Europese Unie L 205 van 7 augustus 2007 )

Bladzijde 40, protocol, artikel 2, lid 1:

in plaats van:

„… een specifiek bedrag van 1 105 000 EUR per jaar”

te lezen:

„… een specifiek bedrag van 110 500 EUR per jaar”.