ISSN 1725-2598

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 301

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

50e jaargang
20 november 2007


Inhoud

 

I   Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie verplicht is

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

 

Verordening (EG) nr. 1349/2007 van de Commissie van 19 november 2007 tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

1

 

 

DOOR HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD GEZAMENLIJK AANGENOMEN BESLUITEN

 

*

Besluit nr. 1350/2007/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2007 tot vaststelling van een tweede communautair actieprogramma op het gebied van gezondheid (2008-2013) ( 1 )

3

 

 

II   Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie niet verplicht is

 

 

BESLUITEN/BESCHIKKINGEN

 

 

Commissie

 

 

2007/742/EG

 

*

Beschikking van de Commissie van 9 november 2007 tot vaststelling van de milieucriteria voor de toekenning van de Europese milieukeur aan elektrische, gas- of gasabsorptiewarmtepompen (Kennisgeving geschied onder nummer C(2007) 5492)  ( 1 )

14

 

 

BEGROTINGEN

 

 

Bij de algemene begroting van de Europese Unie te voegen documenten

 

 

2007/743/EG

 

*

Eerste gewijzigde begroting van het Europees Geneesmiddelenbureau (EMEA) voor 2007

26

 

 

III   Besluiten op grond van het EU-Verdrag

 

 

BESLUITEN OP GROND VAN TITEL V VAN HET EU-VERDRAG

 

*

Gemeenschappelijk Optreden 2007/744/GBVB van de Raad van 19 november 2007 houdende wijziging en verlenging van Gemeenschappelijk Optreden 2006/623/GBVB betreffende de instelling van een EU-team dat zal bijdragen tot de vestiging van een eventuele internationale civiele missie in Kosovo, waaronder begrepen de diensten van een speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie (Voorbereidingsteam ICM/SVEU)

27

 

 

Rectificaties

 

*

Rectificatie van Verordening (EG) nr. 1347/2007 van de Commissie van 16 november 2007 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1725/2003 tot goedkeuring van bepaalde internationale standaarden voor jaarrekeningen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1606/2002 van het Europees Parlement en de Raad met het oog op de invoeging van International Financial Reporting Standard (IFRS) 8 (PB L 300 van 17.11.2007)

28

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


I Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie verplicht is

VERORDENINGEN

20.11.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 301/1


VERORDENING (EG) Nr. 1349/2007 VAN DE COMMISSIE

van 19 november 2007

tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 3223/94 van de Commissie van 21 december 1994 houdende uitvoeringsbepalingen van de invoerregeling voor groenten en fruit (1), en met name op artikel 4, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In Verordening (EG) nr. 3223/94 zijn op grond van de multilaterale handelsbesprekingen in het kader van de Uruguayronde de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de periodes die in de bijlage bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt.

(2)

Op grond van de bovenvermelde criteria moeten de forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld op de in de bijlage bij deze verordening vermelde niveaus,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 4 van Verordening (EG) nr. 3223/94 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld zoals aangegeven in de tabel in de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 20 november 2007.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 19 november 2007.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 337 van 24.12.1994, blz. 66. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 756/2007 (PB L 172 van 30.6.2007, blz. 41).


BIJLAGE

bij de verordening van de Commissie van 19 november 2007 tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

MA

56,2

MK

46,0

TR

85,4

ZZ

62,5

0707 00 05

JO

196,3

MA

55,2

TR

90,0

ZZ

113,8

0709 90 70

MA

56,6

TR

99,3

ZZ

78,0

0709 90 80

EG

336,4

ZZ

336,4

0805 20 10

MA

77,1

ZZ

77,1

0805 20 30, 0805 20 50, 0805 20 70, 0805 20 90

HR

40,2

IL

67,9

TR

75,7

UY

98,5

ZZ

70,6

0805 50 10

AR

71,1

TR

100,5

ZA

54,7

ZZ

75,4

0806 10 10

BR

236,1

TR

130,6

US

285,7

ZZ

217,5

0808 10 80

AR

91,9

BR

82,0

CA

88,9

CL

86,0

CN

81,2

MK

31,5

US

99,2

ZA

81,5

ZZ

80,3

0808 20 50

AR

49,0

CN

52,8

TR

105,2

ZZ

69,0


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „andere oorsprong”.


DOOR HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD GEZAMENLIJK AANGENOMEN BESLUITEN

20.11.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 301/3


BESLUIT Nr. 1350/2007/EG VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 23 oktober 2007

tot vaststelling van een tweede communautair actieprogramma op het gebied van gezondheid (2008-2013)

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 152,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Gezien het advies van het Comité van de Regio's (2),

Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag (3),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Door acties op het gebied van volksgezondheid kan de Gemeenschap bijdragen tot de bescherming van de gezondheid en de veiligheid van de burgers. Bij de bepaling en de uitvoering van elk beleid en elk optreden van de Gemeenschap moet een hoog niveau van gezondheidsbescherming worden gewaarborgd. Overeenkomstig artikel 152 van het Verdrag dient de Gemeenschap een actieve rol te spelen door middel van maatregelen die de lidstaten niet individueel kunnen nemen, met inachtneming van het subsidiariteitsbeginsel. De Gemeenschap eerbiedigt ten volle de bevoegdheden van de lidstaten voor de organisatie en verstrekking van hun gezondheidsdiensten en geneeskundige zorg.

(2)

De sector van de gezondheidszorg kenmerkt zich enerzijds door zijn grote mogelijkheden voor groei, vernieuwing en dynamiek, en anderzijds door de uitdagingen waarmee hij wordt geconfronteerd ten aanzien van de financiële en sociale houdbaarheid en efficiëntie van de gezondheidszorgstelsels, onder andere ten gevolge van de vergrijzing en de medische vooruitgang.

(3)

Het communautaire actieprogramma op het gebied van de volksgezondheid (2003-2008), aangenomen bij Besluit nr. 1786/2002/EG van het Europees Parlement en de Raad (4) was het eerste geïntegreerde programma van de Europese Gemeenschap op dit gebied en heeft reeds een aantal belangrijke ontwikkelingen en verbeteringen opgeleverd.

(4)

Verdere inspanningen zijn nodig om de reeds door de Gemeenschap vastgelegde doelstellingen op het gebied van de volksgezondheid te kunnen halen. Daarom is het zinvol een tweede communautair actieprogramma op het gebied van gezondheid (2008-2013) vast te stellen („het programma”).

(5)

Er bestaat een aantal ernstige grensoverschrijdende bedreigingen voor de gezondheid met een mogelijk wereldwijde dimensie, en daarnaast steken nieuwe bedreigingen de kop op die verdere communautaire actie noodzakelijk maken. De Gemeenschap moet deze ernstige grensoverschrijdende bedreigingen voor de gezondheid prioritair behandelen. In het programma moet de nadruk liggen op versterking van de algehele capaciteit van de Gemeenschap door verdere ontwikkeling van de samenwerking tussen de lidstaten. Bewaking, vroegtijdige waarschuwing voor en acties ter bestrijding van ernstige bedreigingen voor de gezondheid zijn beslist terreinen waar in communautair verband een effectieve en gecoördineerde reactie op gezondheidsbedreigingen moet worden bevorderd. Om op die bedreigingen te kunnen reageren, zijn acties ten gunste van samenwerking tussen laboratoria met het oog op een goede diagnosecapaciteit van essentieel belang. Met het programma zou de vorming van een systeem van communautaire referentielaboratoria worden aangemoedigd, maar hiervoor is een deugdelijke rechtsgrondslag vereist.

(6)

Volgens het rapport van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) over de Europese gezondheid uit 2005 zijn de voornaamste oorzaken van de ziektelast in de Europese regio van de WHO (uitgedrukt in „verloren gezonde levensjaren door ziekte” of „disability adjusted life-years” (DALY's)) niet-overdraagbare aandoeningen (77 % van het totaal), externe oorzaken van letsel en vergiftiging (14 %) en overdraagbare aandoeningen (9 %). De zeven meest frequente aandoeningen zijn: ischemische hartaandoeningen, unipolaire depressieve stoornissen, cerebrovasculaire aandoeningen, stoornissen door alcoholgebruik, chronische longziekten, longkanker en verkeersletsel. Deze aandoeningen zijn verantwoordelijk voor 34 % van de DALY's in het Europese regio. De zeven belangrijkste risicofactoren zijn: tabak, alcohol, hoge bloeddruk, hoog cholesterolgehalte, overgewicht, geringe consumptie van fruit en groente en gebrek aan lichaamsbeweging. Deze veroorzaken 60 % van de DALY's. Daarnaast vormen ook overdraagbare aandoeningen als hiv/aids, griep, tuberculose en malaria een steeds grotere bedreiging voor de gezondheid van alle mensen in Europa. Een belangrijke taak van het programma, waar passend in samenwerking met het communautair statistisch programma, zou liggen in een betere inventarisatie van de voornaamste gezondheidslasten in de Gemeenschap.

(7)

De acht belangrijkste oorzaken van mortaliteit en morbiditeit als gevolg van niet-overdraagbare aandoeningen in het Europese deel van de WHO zijn hart- en vaatziekten, neuropsychiatrische stoornissen, kanker, spijsverteringsaandoeningen, ademhalingsaandoeningen, aandoeningen van de zintuigen, musculoskeletale aandoeningen en diabetes mellitus. Het programma moet in combinatie met andere initiatieven en financieringen door de Gemeenschap bijdragen tot meer kennis van en voorlichting over voorkoming, diagnose en beheersing van belangrijke ziekten. Dienovereenkomstig kan de Commissie in de loop van het programma voorstellen indienen voor ter zake doende aanbevelingen van de Raad. Via het programma moeten eveneens de nodige coördinatie en synergie worden bevorderd van initiatieven van de Gemeenschap inzake de verzameling van vergelijkbare gegevens over belangrijke ziekten, waaronder kanker.

(8)

Microbiële resistentie tegen antibiotica en ziekenhuisinfecties wordt een steeds grotere bedreiging voor de gezondheid in Europa. Het baart grote zorgen dat er zo weinig onderzoek naar nieuwe antibiotica wordt gedaan en dat bestaande antibiotica niet goed worden gebruikt. Daarom is het belangrijk gegevens te verzamelen en te analyseren.

(9)

Versterking van de rol van het Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding, opgericht bij Verordening (EG) nr. 851/2004 van het Europees Parlement en de Raad (5) is van groot belang bij de bestrijding van overdraagbare ziekten.

(10)

Het programma bouwt voort op de verwezenlijkingen van het vorige communautaire actieprogramma op het gebied van de volksgezondheid (2003-2008). Het dient bij te dragen aan de verwezenlijking van een hoog niveau van lichamelijke en geestelijke gezondheid en meer gelijkheid op gezondheidsgebied in de hele Gemeenschap. Hiertoe wordt aangestuurd op acties die zich richten op het verbeteren van de volksgezondheid, het voorkomen van ziekten en stoornissen bij de mens en het wegnemen van bronnen van gevaar voor de gezondheid, met het oog op de bestrijding van morbiditeit en vroegtijdige sterfte. Het moet verder ertoe bijdragen dat aan de burgers betere toegang tot informatie wordt geboden, zodat zij beter de beslissingen kunnen nemen die hun belangen het beste dienen.

(11)

Het programma moet de nadruk leggen op het verbeteren van de gezondheidstoestand van kinderen en jonge mensen en het stimuleren van een gezonde levensstijl en een preventiecultuur onder hen.

(12)

Het programma moet de mainstreaming van doelstellingen op gezondheidsgebied in alle communautaire beleidslijnen en activiteiten ondersteunen, zonder werk dat op andere communautaire beleidsgebieden wordt verricht, over te doen. Coördinatie met andere communautaire beleidsmaatregelen en programma's vormt een essentieel onderdeel van de doelstelling om het gezondheidsbeleid in andere beleidsmaatregelen te integreren. Om synergieën te bevorderen en dubbel werk te voorkomen, kunnen met gerelateerde communautaire programma's en acties gezamenlijke acties worden genomen en zal een passend gebruik worden gemaakt van andere communautaire fondsen en programma's, zoals de huidige en toekomstige communautaire kaderprogramma's voor onderzoek en de resultaten daarvan, de structuurfondsen, het Europees Solidariteitsfonds, de Europese strategie voor gezondheid op de werkplek, het communautair actieprogramma op het gebied van consumentenbeleid (2007-2013) (6), het programma inzake drugspreventie en -voorlichting, het Daphne-programma ter bestrijding van geweld en het communautair statistisch programma, telkens in het kader van hun respectieve activiteiten.

(13)

Er zullen bijzondere inspanningen worden gedaan om te zorgen voor coherentie en synergieën tussen het programma en de externe maatregelen van de Gemeenschap, met name op het gebied van aviaire influenza, hiv/aids, tuberculose en andere grensoverschrijdende gezondheidsbedreigingen. Daarnaast moet er internationale samenwerking komen om hervorming van de volksgezondheid en institutionele kwesties betreffende de volksgezondheid in derde landen te bevorderen.

(14)

Een stijging van het aantal gezonde levensjaren door ziekten te voorkomen en door beleidsmaatregelen die tot een gezondere levenswijze leiden, te bevorderen, is belangrijk voor het welzijn van de burgers van de EU en helpt bij het aangaan van de uitdagingen van het proces van Lissabon ten aanzien van de kennismaatschappij en de houdbaarheid van de overheidsfinanciën, die door de stijgende kosten van de gezondheidszorg en de sociale zekerheid onder druk staan.

(15)

Met de uitbreiding van de Europese Unie is de verontrusting omtrent de ongelijkheden in de volksgezondheid in de EU toegenomen en dit zal met de toekomstige uitbreidingen waarschijnlijk nog erger worden. Deze kwestie moet derhalve een van de prioriteiten van het programma zijn.

(16)

Het programma moet bijdragen aan het achterhalen van de oorzaken van ongelijkheden op gezondheidsgebied en onder andere de uitwisseling van beste praktijken voor de aanpak daarvan aanmoedigen.

(17)

Voor effectieve bewaking van het gezondheidspeil in de Europese Unie is het van essentieel belang dat er, binnen de nationale beperkingen, stelselmatig vergelijkbare gegevens worden verzameld, verwerkt en geanalyseerd. Dit stelt de Commissie en de lidstaten in staat de voorlichting van het publiek te verbeteren en passende strategieën, beleidsmaatregelen en acties ten behoeve van een hoog beschermingsniveau van de menselijke gezondheid te formuleren. In de acties en ondersteuningsmaatregelen moet worden gestreefd naar compatibiliteit en interoperabiliteit van de systemen en netwerken voor de uitwisseling van informatie en gegevens over de ontwikkeling van de volksgezondheid. Geslacht, sociaal-economische status en leeftijd zijn belangrijke gezondheidsaspecten. Bij het verzamelen van gegevens moet indien mogelijk worden uitgegaan van bestaande werkzaamheden, en voorstellen voor nieuwe gegevensverzamelingen moeten vergezeld gaan van een kostenraming en gebaseerd zijn op een duidelijke behoefte. Bij het verzamelen van gegevens moeten de toepasselijke wettelijke bepalingen met betrekking tot de bescherming van persoonsgegevens in acht worden genomen.

(18)

Beste praktijken zijn belangrijk omdat gezondheidsbevordering en -preventie in termen van efficiëntie en effectiviteit moeten worden gemeten en niet louter in economische termen. Het is belangrijk beste praktijken en de nieuwste behandelwijzen op het gebied van ziekten en letsel te stimuleren teneinde een verdere verslechtering van de gezondheid te voorkomen, en voor specifieke aandoeningen Europese referentienetwerken te ontwikkelen.

(19)

Er moeten maatregelen ter voorkoming van letsel worden genomen door gegevens te verzamelen, letseldeterminanten te analyseren en relevante informatie te verspreiden.

(20)

Gezondheidszorg valt hoofdzakelijk onder de verantwoordelijkheid van de lidstaten, maar samenwerking op het niveau van de Gemeenschap kan zowel de patiënten als de gezondheidsstelsels ten goede komen. Bij de activiteiten die door het programma worden gefinancierd en de nieuwe voorstellen die als gevolg daarvan worden ontwikkeld, moet terdege rekening worden gehouden met de Conclusies van de Raad betreffende de gemeenschappelijke waarden en beginselen van de gezondheidsstelsels van de Europese Unie (7) aangenomen in juni 2006, waarin een verklaring betreffende de gemeenschappelijke waarden en beginselen van de gezondheidsstelsels van de EU is opgenomen en waarin de instellingen van de Europese Unie wordt verzocht deze in hun werkzaamheden te eerbiedigen. Het programma dient terdege rekening te houden met toekomstige ontwikkelingen in het optreden van de Gemeenschap inzake gezondheidsdiensten, en met de werkzaamheden van de Groep op hoog niveau inzake gezondheidsdiensten en medische zorg, dat een belangrijk forum vormt voor samenwerking en de uitwisseling van beste praktijken tussen de gezondheidsstelsels van de lidstaten.

(21)

Het programma moet bijdragen aan het verzamelen van gegevens, het bevorderen en ontwikkelen van methoden en instrumenten, het instellen van netwerken en diverse soorten samenwerking, en het bevorderen van beleidslijnen met betrekking tot de mobiliteit van patiënten, alsmede tot de mobiliteit van gezondheidswerkers. Het moet de verdere ontwikkeling van de Europese e-gezondheidsruimte vergemakkelijken via gezamenlijke Europese initiatieven met andere EU-beleidsgebieden, inclusief het regionaal beleid, en tegelijk bijdragen tot de werkzaamheden voor de vaststelling van kwaliteitscriteria voor websites over gezondheid en tot een Europese ziekteverzekeringskaart. Er moet rekening worden gehouden met telegeneeskunde, omdat telegeneeskundige toepassingen kunnen bijdragen tot grensoverschrijdende zorg, terwijl medische thuiszorg gewaarborgd wordt.

(22)

Milieuverontreiniging vormt een ernstig risico voor de gezondheid en is een grote bron van zorg voor de Europese burgers. Er moeten specifieke acties worden gericht op kinderen en andere groepen die bijzonder kwetsbaar zijn voor risicovolle milieuomstandigheden. Het programma moet een aanvulling zijn op de acties in het kader van het Europees actieplan voor milieu en gezondheid 2004-2010.

(23)

In het programma moeten gender- en leeftijdsgerelateerde gezondheidskwesties aan de orde komen.

(24)

In het programma moet het belang worden erkend van een holistische en pluralistische benadering van de volksgezondheid en moet er, zo nodig en waar wetenschappelijke of klinische bewijzen aanwezig zijn van de doelmatigheid, rekening worden gehouden met complementaire en alternatieve geneeskunde.

(25)

Het voorzorgsbeginsel en de risicobeoordeling zijn sleutelfactoren bij de bescherming van de menselijke gezondheid en moeten derhalve bij een verdere integratie in andere communautaire beleidslijnen en activiteiten worden meegenomen.

(26)

Dit besluit stelt voor de gehele duur van het programma de financiële middelen vast die in het kader van de jaarlijkse begrotingsprocedure voor de begrotingsautoriteit het voornaamste referentiepunt vormen in de zin van punt 37 van het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline en een goed financieel beheer (8).

(27)

Om bij de uitvoering van het programma een hoge mate van coördinatie tussen de acties en initiatieven van de Gemeenschap en de lidstaten te bewerkstelligen, moet de samenwerking tussen de lidstaten worden bevorderd en moet de effectiviteit van de bestaande en toekomstige netwerken op het gebied van de volksgezondheid worden vergroot. Bij de uitvoering van het programma moet op het passende niveau en overeenkomstig de nationale stelsels rekening worden gehouden met de betrokkenheid van de nationale, regionale en lokale instanties.

(28)

De EU moet meer investeren in gezondheid en gezondheidgerelateerde projecten. Hiertoe worden de lidstaten aangemoedigd om de verbetering van de gezondheid als prioritaire doelstelling in hun nationale programma's op te nemen. Men moet zich beter bewust worden van de mogelijkheden van EU-financiering op het gebied van gezondheid. De uitwisseling van ervaringen met de financiering met betrekking tot de gezondheid via de structuurfondsen tussen de lidstaten moet worden aangemoedigd.

(29)

Niet-gouvernementele instanties en gespecialiseerde netwerken kunnen ook een belangrijke rol spelen bij het verwezenlijken van de doelstellingen van het programma. Het is mogelijk dat zij — gesteld dat zij een of meer doelstellingen van het programma nastreven — bijdragen van de Gemeenschap nodig hebben om te kunnen functioneren. Daarom moeten er gedetailleerde toekenningscriteria, bepalingen inzake financiële transparantie en de duur van communautaire bijdragen voor niet-gouvernementele instanties en gespecialiseerde netwerken die voor Gemeenschapssteun in aanmerking komen, worden vastgesteld, in overeenstemming met Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden (9). Deze criteria omvatten de verplichtingen van deze instanties en netwerken bij het vaststellen van duidelijke doelstellingen, actieplannen en meetbare resultaten die een sterke Europese dimensie hebben en een echte meerwaarde bieden voor de doelstellingen van het programma. Gezien de specifieke aard van de organisaties in kwestie en in gevallen van uitzonderlijk nut kan bij de verlenging van de communautaire steun voor het functioneren van die instanties en gespecialiseerde netwerken worden afgeweken van het beginsel van geleidelijke degressie van het bedrag van de communautaire steun.

(30)

Bij de uitvoering van het programma moet ook nauw worden samengewerkt met de bevoegde organisaties en agentschappen, met name met het Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding.

(31)

De voor de uitvoering van dit besluit vereiste maatregelen moeten worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG, met inachtneming van de behoefte aan transparantie en een redelijk evenwicht tussen de verschillende doelstellingen van het programma.

(32)

De Overeenkomst inzake de Europese Economische Ruimte (hierna „de EER-Overeenkomst” genoemd) voorziet in samenwerking op het gebied van gezondheid tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten enerzijds en de landen van de Europese Vrijhandelsassociatie die deel uitmaken van de Europese Economische Ruimte (hierna „de EVA/EER-landen” genoemd) anderzijds. Ook andere landen moeten aan het programma kunnen deelnemen, met name de buurlanden van de Gemeenschap, de landen die lidmaatschap aanvragen, de kandidaat-lidstaten en de toetredende landen, met name gelet op de mogelijke gevolgen in de Gemeenschap van gezondheidsbedreigingen die zich in andere landen voordoen.

(33)

Om de doelstellingen van het programma te helpen verwezenlijken, moeten de nodige betrekkingen met derde landen die niet aan het programma deelnemen, worden bevorderd, rekening houdend met de toepasselijke overeenkomsten tussen die landen en de Gemeenschap. Daarbij kunnen derde landen op gebieden van gemeenschappelijk belang extra activiteiten uitvoeren als aanvulling op de door het programma gefinancierde activiteiten, maar daarvoor wordt geen financiële bijdrage op grond van het programma verleend.

(34)

Bij de uitvoering van het programma moet worden samengewerkt met relevante internationale organisaties zoals de Verenigde Naties en gespecialiseerde VN-agentschappen, met name de WHO, alsmede met de Raad van Europa en de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling in Europa, met het oog op de uitvoering van het programma met een maximale effectiviteit en efficiëntie van de acties op het gebied van gezondheid op communautair en internationaal niveau, rekening houdend met de specifieke capaciteiten en taken van de verschillende organisaties.

(35)

De succesvolle uitvoering van de doelstellingen van het programma moet berusten op een degelijke behandeling van de aangelegenheden die in de jaarlijkse werkprogramma's zijn opgenomen op, selectie van passende acties en financiering van projecten, die alle toegerust zijn met ingebouwde bewakings- en evaluatieprocessen en op een regelmatige bewaking en evaluatie, met inbegrip van onafhankelijke, externe evaluatie, waarmee de impact van de acties moet worden gemeten en hun bijdrage aan de algemene doelstellingen van het programma moet worden aangetoond. Bij de evaluatie van het programma moet rekening worden gehouden met het feit dat het verwezenlijken van de doelstellingen van het programma langer kan duren dan de looptijd van het programma.

(36)

De jaarlijkse werkprogramma's moeten de voornaamste te plannen activiteiten omvatten die via de verschillende financieringsmechanismen, waaronder aanbesteding, uit het programma zullen worden gefinancierd.

(37)

Aangezien de doelstellingen van dit besluit op het gebied van gezondheid door de transnationale aard van de desbetreffende kwesties niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt en derhalve, gelet op het feit dat communautair optreden de gezondheid en veiligheid van de burgers efficiënter en effectiever kunnen beschermen dan een louter nationaal optreden, beter door de Gemeenschap kunnen worden verwezenlijkt, kan de Gemeenschap overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel van artikel 5 van het Verdrag maatregelen vaststellen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat dit besluit niet verder dan wat nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.

(38)

In artikel 2 van het Verdrag wordt bepaald dat de bevordering van de gelijkheid van mannen en vrouwen een taak van de Gemeenschap is. In artikel 3, lid 2, van dat Verdrag wordt bepaald dat de Gemeenschap er bij elk communautair optreden naar streeft de ongelijkheden tussen mannen en vrouwen op te heffen en de gelijkheid van mannen en vrouwen te bevorderen. Een van deze activiteiten bestaat uit het nastreven van een hoog niveau van gezondheidsbescherming. In overeenstemming met deze twee artikelen moeten alle doelstellingen en acties die onder het programma vallen, bijdragen tot de bevordering van een beter begrip en erkenning van de respectieve gezondheidsbehoeften en -benaderingen van mannen en vrouwen.

(39)

Er dient te worden gezorgd voor een overgang tussen het programma en de vorige programma's die het vervangt, met name wat betreft de continuïteit van meerjarige regelingen voor het beheer ervan, zoals de financiering van technische en administratieve bijstand. Vanaf 1 januari 2014 dienen de kredieten voor technische en administratieve bijstand zo nodig in te staan voor de uitgaven voor het beheer van de acties die eind 2013 nog niet zijn afgesloten.

(40)

Dit besluit vervangt Besluit nr. 1786/2002/EG. Dat besluit moet bijgevolg worden ingetrokken,

BESLUITEN:

Artikel 1

Vaststelling van het programma

Voor de periode vanaf 1 januari 2008 tot en met 31 december 2013 wordt het tweede „communautair actieprogramma op het gebied van gezondheid (2008-2013)” (hierna „het programma” genoemd) vastgesteld.

Artikel 2

Algemeen doel en specifieke doelstellingen

1.   Het programma dient ter aanvulling en ondersteuning van het beleid van de lidstaten, heeft ten opzichte van dat beleid een toegevoegde waarde, en draagt bij tot een grotere solidariteit en welvaart in de EU door de bescherming en bevordering van de gezondheid en veiligheid van de mens, en de verbetering van de volksgezondheid.

2.   Met de in de bijlage vermelde acties worden de volgende doelstellingen nagestreefd:

de gezondheidsbescherming van de burgers verbeteren;

de gezondheid bevorderen, onder meer door het verminderen van ongelijkheden op gezondheidsgebied;

informatie en kennis over de gezondheid genereren en verspreiden.

De in de eerste alinea bedoelde acties ondersteunen, waar nodig, de preventie van belangrijke ziekten en dragen bij tot het verminderen van de frequentie ervan, alsmede van de morbiditeit en de mortaliteit die erdoor worden veroorzaakt.

Artikel 3

Financiering

1.   De financiële middelen voor de uitvoering van dit programma voor de in artikel 1 bedoelde periode worden vastgesteld op 321 500 000 EUR.

2.   De jaarlijkse kredieten worden door de begrotingsautoriteit toegestaan binnen de grenzen van het financieel kader.

Artikel 4

Financiële bijdragen

1.   De financiële bijdrage van de Gemeenschap bedraagt ten hoogste:

a)

60 % van de kosten voor acties die een doelstelling uit dit programma helpen verwezenlijken, behalve in gevallen van uitzonderlijk nut, waarin de bijdrage van de Gemeenschap ten hoogste 80 % bedraagt, en

b)

60 % van de werkingskosten van niet-gouvernementele instanties of gespecialiseerde netwerken, die geen winstoogmerk hebben, onafhankelijk van industriële, commerciële, zakelijke of andere strijdige belangen zijn, in ten minste de helft van de lidstaten leden hebben, een evenwichtige geografische spreiding hebben en als voornaamste doel een of meer doelstellingen van het programma nastreven, voor zover deze steun noodzakelijk is om die doelstellingen te verwezenlijken. In gevallen van uitzonderlijk nut bedraagt de bijdrage van de Gemeenschap ten hoogste 80 %.

2.   Bij de verlenging van de in lid 1, onder b), beschreven financiële bijdragen aan niet-gouvernementele instanties en gespecialiseerde netwerken mag worden afgeweken van het beginsel van geleidelijke degressie.

3.   De financiële bijdrage van de Gemeenschap mag, indien dat gezien de aard van de doelstelling gepast is, gemeenschappelijke financiering door de Gemeenschap en een of meer lidstaten of door de Gemeenschap en de bevoegde autoriteiten van andere deelnemende landen omvatten. In dat geval bedraagt de bijdrage van de Gemeenschap ten hoogste 50 %, behalve in gevallen van uitzonderlijk nut, waarin de bijdrage van de Gemeenschap ten hoogste 70 % bedraagt. De bijdragen van de Gemeenschap kunnen worden toegekend aan overheidsinstanties of niet-gouvernementele instanties, die geen winstoogmerk hebben, onafhankelijk zijn van het bedrijfsleven en vrij zijn van bedrijfs-, handels-, zakelijke of andere tegenstrijdige belangen en die als belangrijkste doelstelling een of meer doelstellingen van het programma nastreven die via een transparante procedure door de betrokken lidstaat of bevoegde autoriteit worden aangewezen en door de Commissie worden aanvaard.

4.   De financiële bijdragen van de Gemeenschap mogen ook in de vorm van vaste bedragen en van een forfaitaire financiering worden verstrekt, mits dit gezien de aard van de desbetreffende acties gepast is. De maximale percentages, bedoeld in de leden 1 en 3, zijn op deze financiële bijdragen niet van toepassing, maar medefinanciering is nog steeds vereist.

Artikel 5

Administratieve en technische bijstand

1.   De financiële middelen voor het programma kunnen eveneens de kosten dekken in verband met voorbereiding, bewaking, toezicht, audits en evaluaties, rechtstreeks noodzakelijk voor het beheer van het programma en voor de verwezenlijking van de doelstellingen ervan, met name studies, vergaderingen, voorlichtings- en publiciteitscampagnes, kosten van informaticanetwerken voor de uitwisseling van informatie, en alle andere kosten van technische en administratieve bijstand die aan de Commissie wordt verleend voor het beheer van het programma.

2.   De financiële middelen kunnen tevens de uitgaven dekken voor de technische en administratieve bijstand die noodzakelijk is voor een overgang tussen de op grond van Besluit nr. 1786/2002/EG vastgestelde maatregelen en dit programma. Zo nodig kunnen kredieten in de begroting na 2013 worden opgenomen om soortgelijke uitgaven te dekken, met het oog op het beheer van de acties die op 31 december 2013 nog niet zijn afgerond.

Artikel 6

Uitvoering

Voor de uitvoering van de acties ter verwezenlijking van het algemene doel en de specifieke doelstellingen, vermeld in artikel 2, mag gebruik worden gemaakt van alle passende en beschikbare wijzen van uitvoering, met name:

a)

directe of indirecte, centraal gestuurde uitvoering door de Commissie, en

b)

gezamenlijk beheer met internationale organisaties, waar dienstig.

Artikel 7

Uitvoering van het programma

1.   De Commissie zorgt overeenkomstig de artikelen 3 en 8 en in nauwe samenwerking met de lidstaten voor de uitvoering van de in het programma bepaalde acties en maatregelen.

2.   De Commissie en de lidstaten nemen, binnen hun respectieve bevoegdheid, passende maatregelen ten behoeve van een doelmatig functioneren van het programma en de ontwikkeling van mechanismen op Gemeenschaps- en lidstaatsniveau om de doelstellingen van het programma te realiseren. Zij zorgen ervoor dat voldoende informatie wordt gegeven over de acties die door het programma worden ondersteund en dat er een passende participatie is.

3.   Tot verwezenlijking van de doelstellingen van het programma zal de Commissie, in nauwe samenwerking met de lidstaten:

a)

streven naar vergelijkbaarheid van gegevens en informatie en naar compatibiliteit en interoperabiliteit van de systemen en netwerken voor uitwisseling van gegevens en informatie over gezondheid, en

b)

zorgen voor de noodzakelijke samenwerking en communicatie met het Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding en andere bevoegde EU-organen met het oog op een optimaal gebruik van middelen van de Gemeenschap.

4.   Bij de uitvoering van het programma draagt de Commissie er samen met de lidstaten zorg voor dat alle toepasselijke rechtsvoorschriften met betrekking tot de bescherming van persoonsgegevens in acht worden genomen en dat waar nodig mechanismen worden ingevoerd ter waarborging van de vertrouwelijkheid en veiligheid van die gegevens.

Artikel 8

Uitvoeringsmaatregelen

1.   De voor de uitvoering van dit besluit vereiste maatregelen die betrekking hebben op de volgende aangelegenheden, worden vastgesteld volgens de in artikel 10, lid 2, bedoelde procedure:

a)

het jaarlijkse werkprogramma voor de uitvoering van het programma, waarin het volgende wordt vermeld:

i)

de prioriteiten en de uit te voeren acties, met inbegrip van de toewijzing van de financiële middelen;

ii)

de criteria voor het percentage van de financiële bijdrage van de Gemeenschap, waaronder criteria om te beoordelen of het al dan niet gaat om een geval van uitzonderlijk nut;

iii)

de regelingen voor de uitvoering van de gemeenschappelijke strategieën en acties bedoeld in artikel 9;

b)

de selectiecriteria, toekenningscriteria en andere criteria voor de financiering van de acties van het programma overeenkomstig artikel 4.

2.   Alle andere maatregelen ter uitvoering van dit besluit worden volgens de in artikel 10, lid 3, bedoelde procedure vastgesteld.

Artikel 9

Gezamenlijke strategieën en acties

1.   Om te zorgen voor een hoog beschermingsniveau van de menselijke gezondheid bij de vaststelling en uitvoering van elk beleid en elk optreden van de Gemeenschap, en om de mainstreaming van de gezondheid te bevorderen, kunnen de doelstellingen van het programma worden verwezenlijkt in de vorm van gezamenlijke strategieën en gezamenlijke acties, door middel van koppelingen met relevante communautaire programma's, acties en middelen te maken.

2.   De Commissie draagt zorg voor de optimale synergie tussen het programma en de andere communautaire maatregelen, acties en middelen.

Artikel 10

Comité

1.   De Commissie wordt bijgestaan door een comité („het comité”).

2.   Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 4 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van artikel 8 van dat besluit.

De in artikel 4, lid 3 van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn wordt vastgesteld op twee maanden.

3.   Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 3 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van artikel 8 van dat besluit.

Artikel 11

Deelname van derde landen

Aan het programma mogen deelnemen:

a)

de EVA/EER-landen, overeenkomstig de voorwaarden vastgelegd in de EER-overeenkomst, en

b)

derde landen, met name de landen die onder het Europees nabuurschapsbeleid vallen, de landen die het lidmaatschap van de Europese Unie aanvragen, de kandidaat-lidstaten en de toetredende landen van de Europese Unie, en de landen van de Westelijke Balkan die bij het stabilisatie- en associatieproces betrokken zijn, overeenkomstig de voorwaarden van de respectieve bilaterale of multilaterale overeenkomsten tot vaststelling van de algemene beginselen voor hun deelname aan communautaire programma's.

Artikel 12

Internationale samenwerking

Gedurende de uitvoering van het programma worden betrekkingen en samenwerking met derde landen die niet aan het programma deelnemen en met de relevante internationale organisaties, met name de WHO, aangemoedigd.

Artikel 13

Bewaking, evaluatie en verspreiding van de resultaten

1.   De uitvoering van de acties in het kader van het programma overeenkomstig de doelstellingen wordt door de Commissie in nauwe samenwerking met de lidstaten bewaakt. De Commissie brengt het comité jaarlijks verslag uit over alle met het programma gefinancierde acties en projecten, en houdt het Europees Parlement en de Raad op de hoogte.

2.   Op verzoek van de Commissie verstrekken de lidstaten alle beschikbare informatie over de uitvoering en het effect van het programma, waarbij onevenredige administratieve lasten voor de lidstaten worden vermeden.

3.   De Commissie legt het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's de volgende documenten voor:

a)

uiterlijk 31 december 2010 een extern en onafhankelijk tussentijds evaluatieverslag over de verkregen resultaten met betrekking tot de doelstellingen van het programma en over de kwalitatieve en kwantitatieve aspecten van de uitvoering ervan, alsmede over de samenhang en complementariteit met andere relevante communautaire programma's, acties en middelen. Dit verslag maakt met name een beoordeling mogelijk van het effect van de maatregelen op alle landen. Het bevat een samenvatting van de voornaamste conclusies, en het gaat vergezeld van opmerkingen van de Commissie;

b)

uiterlijk 31 december 2011, een mededeling over de voortzetting van het programma;

c)

uiterlijk op 31 december 2015, een extern en onafhankelijk verslag over de ex-post evaluatie van de uitvoering en de resultaten van het programma.

4.   De Commissie maakt de resultaten van de acties die overeenkomstig dit besluit worden ondernomen, openbaar en zorgt ervoor dat deze resultaten worden verspreid.

Artikel 14

Intrekking

Besluit nr. 1786/2002/EG wordt met ingang van 1 januari 2008 ingetrokken.

De Commissie stelt de nodige administratieve maatregelen vast om de overgang tussen de bij Besluit nr. 1786/2002/EG vastgestelde maatregelen en de in het kader van het programma uit te voeren maatregelen te verzekeren.

Artikel 15

Slotbepaling

Dit besluit treedt in werking op de dag volgende op die van zijn bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Straatsburg, 23 oktober 2007.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

H.-G. PÖTTERING

Voor de Raad

De voorzitter

M. LOBO ANTUNES


(1)  PB C 88 van 11.4.2006, blz. 1.

(2)  PB C 192 van 16.8.2006, blz. 8.

(3)  Advies van het Europees Parlement van 16 maart 2006 (PB C 291 E van 30.11.2006, blz. 372), gemeenschappelijk standpunt van de Raad van 22 maart 2007 (PB C 103 E van 8.5.2007, blz. 11) en standpunt van het Europees Parlement van 10 juli 2007 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad). Besluit van de Raad van 9 oktober 2007.

(4)  PB L 271 van 9.10.2002, blz. 1. Besluit gewijzigd bij Besluit nr. 786/2004/EG (PB L 138 van 30.4.2004, blz. 7).

(5)  PB L 142 van 30.4.2004, blz. 1.

(6)  Besluit nr. 1926/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 404 van 30.12.2006, blz. 39).

(7)  PB C 146 van 22.6.2006, blz. 1.

(8)  PB C 139 van 14.6.2006, blz. 1.

(9)  PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23. Besluit gewijzigd bij Besluit 2006/512/EG (PB L 200 van 22.7.2006, blz. 11).


BIJLAGE

Acties als bedoeld in artikel 2, lid 2

1.   De gezondheidsbescherming van de burgers verbeteren

1.1.   Burgers beschermen tegen gezondheidsbedreigingen

1.1.1.   Ontwikkeling van strategieën en mechanismen voor het voorkomen van, het uitwisselen van informatie over en de respons op gezondheidsbedreigingen door overdraagbare en niet-overdraagbare ziekten en op gezondheidsbedreigingen met fysische, chemische of biologische oorzaken, waaronder opzettelijke verspreiding; maatregelen om te garanderen dat de samenwerking tussen laboratoria van de lidstaten op het gebied van diagnosecapaciteit van hoge kwaliteit is; ondersteuning van het werk van bestaande laboratoria die werkzaamheden verrichten die voor de Gemeenschap van belang zijn; en verder werken aan het opzetten van een netwerk van communautaire referentielaboratoria.

1.1.2.   Steun voor de ontwikkeling van preventie-, vaccinatie- en immunisatiebeleid; verbetering van partnerschappen, netwerken, instrumenten en meldingssystemen voor bewaking van de immunisatiestatus en van ongewenste voorvallen.

1.1.3.   Ontwikkeling van capaciteit en procedures voor risicobeheer; verbetering van de paraatheid en de planning voor noodsituaties op gezondheidsgebied, inclusief voorbereidingen voor het coördineren van de EU-respons en de internationale respons op noodsituaties op gezondheidsgebied; ontwikkeling van procedures voor risicocommunicatie en overleg over tegenmaatregelen.

1.1.4.   Bevordering van de samenwerking en de verbetering van bestaande reactiecapaciteit en -voorzieningen, inclusief beschermingsuitrusting, isolatiefaciliteiten en mobiele laboratoria die in noodsituaties snel kunnen worden ingezet.

1.1.5.   Ontwikkeling van strategieën en procedures voor het opstellen, verbeteren van de piekcapaciteit, inoefenen en testen, evalueren en herzien van algemene rampenplannen en specifieke plannen voor noodsituaties op gezondheidsgebied en de interoperabiliteit daarvan tussen de lidstaten.

1.2.   De veiligheid van de burgers verbeteren

1.2.1.   Ondersteuning en bevordering van wetenschappelijk advies en risicobeoordeling door de vroegtijdige opsporing van risico's te bevorderen; de analyse van de mogelijke effecten ervan, informatie-uitwisseling over risico's en blootstelling; en bevordering van een geïntegreerde en geharmoniseerde aanpak.

1.2.2.   Hulp bij de verbetering van de veiligheid en kwaliteit van organen en stoffen van menselijke oorsprong, bloed en bloedderivaten; bevordering van hun beschikbaarheid, traceerbaarheid en toegankelijkheid voor medisch gebruik, onder eerbiediging van de nationale verantwoordelijkheden overeenkomstig artikel 152, lid 5, van het Verdrag.

1.2.3.   Bevordering van maatregelen ter verbetering van de veiligheid van patiënten door een veilige gezondheidszorg van hoge kwaliteit, onder meer met betrekking tot resistentie tegen antibiotica en ziekenhuisinfecties.

2.   De gezondheid bevorderen

2.1.   Een gezondere levenswijze en de vermindering van ongelijkheden op gezondheidsgebied bevorderen

2.1.1.   Bevorderen van initiatieven ter verhoging van het aantal gezonde levensjaren en bevorderen van gezond ouder worden; steun voor maatregelen om het effect van de gezondheid op de productiviteit en de arbeidsparticipatie te onderzoeken en te verbeteren, als bijdrage tot de verwezenlijking van de Lissabondoelstellingen; steun voor maatregelen ter bestudering van de gezondheidsimpact van beleid op andere terreinen.

2.1.2.   Steun voor initiatieven om de oorzaken van ongelijkheden op gezondheidsgebied op te sporen en die ongelijkheden binnen en tussen de lidstaten aan te pakken en te verminderen, met inbegrip van de ongelijkheden in verband met genderverschillen, als bijdrage tot welvaart en cohesie; bevordering van investeringen in gezondheid in samenwerking met andere communautaire beleidsmaatregelen en middelen; verbetering van de solidariteit tussen nationale gezondheidsstelsels door samenwerking rond kwesties van grensoverschrijdende gezondheidszorg en mobiliteit van patiënten en gezondheidswerkers te steunen.

2.2.   Een gezondere levenswijze bevorderen en belangrijke ziekten en letsels verminderen door het aanpakken van gezondheidsdeterminanten

2.2.1.   Gezondheidsdeterminanten aanpakken om de lichamelijke en geestelijke gezondheid te bevorderen en te verbeteren, door een klimaat te scheppen dat een gezonde levensstijl stimuleert en door ziekten te voorkomen; actie ondernemen rond sleutelfactoren zoals voeding, lichaamsbeweging en seksuele gezondheid, en determinanten met betrekking tot verslaving zoals tabak, alcohol, illegale drugs en onjuist gebruikte geneesmiddelen, met nadruk op belangrijke omgevingen zoals het onderwijs en de werkplek, gedurende de hele levensloop.

2.2.2.   Bevorderen van acties met betrekking tot de preventie van belangrijke ziekten die van bijzonder belang zijn in het licht van de algehele ziektedruk in de Gemeenschap, alsmede met betrekking tot zeldzame ziekten, waarbij de Gemeenschap als aanvulling op nationale maatregelen een belangrijke meerwaarde kan leveren door de desbetreffende determinanten aan te pakken.

2.2.3.   De aanpak van de gezondheidseffecten van bredere sociaal-economische en milieudeterminanten, onder meer de luchtkwaliteit in gesloten ruimten en de blootstelling aan giftige chemische stoffen, indien andere Gemeenschapsinitiatieven hiervoor niet gelden.

2.2.4.   Bevordering van maatregelen om het aantal ongevallen en letsels te verminderen.

3.   Informatie en kennis over de gezondheid genereren en verspreiden

3.1.   Uitwisseling van kennis en beste praktijken

3.1.1.   Uitwisseling van kennis en beste praktijken met betrekking tot gezondheidskwesties die binnen de werkingssfeer van het programma vallen.

3.1.2.   Steun aan samenwerking ter bevordering van de toepassing van optimale werkmethoden in de lidstaten, indien nodig met inbegrip van Europese referentienetwerken.

3.2.   Verzamelen, analyseren en verspreiden van informatie over gezondheid

3.2.1.   Verdere ontwikkeling van een duurzaam systeem voor gezondheidsbewaking met mechanismen voor het verzamelen van vergelijkbare gegevens en informatie, met passende indicatoren; waarborging van adequate coördinatie en opvolgen van Gemeenschapsinitiatieven betreffende registers voor kanker, die o.m. gebaseerd zijn op de gegevens welke worden verzameld in het kader van de toepassing van de Aanbeveling van de Raad van 2 december 2003 over kankerscreening (1); verzameling van gegevens over de gezondheidstoestand en het gezondheidsbeleid; ontwikkeling van het onderdeel statistiek van dit systeem met behulp van het communautair statistisch programma.

3.2.2.   Ontwikkeling van mechanismen voor analyse en verspreiding, waaronder communautaire gezondheidsverslagen, het gezondheidsportaal en conferenties; informatieverstrekking aan burgers, belanghebbenden en beleidsmakers, ontwikkeling van raadplegingsmechanismen en participatieprocessen; regelmatige verslaglegging over de gezondheidstoestand in de Europese Unie aan de hand van alle gegevens en indicatoren, met inbegrip van een kwalitatieve en kwantitatieve analyse.

3.2.3.   Analyse en technische bijstand ter ondersteuning van de ontwikkeling of de uitvoering van beleidsmaatregelen of wetgeving met betrekking tot de werkingssfeer van dit programma.


(1)  PB L 327 van 16.12.2003, blz. 34.


TRILATERALE VERKLARING BETREFFENDE HET TWEEDE COMMUNAUTAIRE ACTIEPROGRAMMA OP HET GEBIED VAN GEZONDHEID 2008-2013

Het Europees Parlement, de Raad en de Commissie:

zijn het erover eens dat het tweede communautaire actieprogramma op het gebied van gezondheid (2008-2013) voldoende financiële middelen moet krijgen om volledig te worden uitgevoerd;

herinneren aan artikel 37 van het Interinstitutioneel Akkoord betreffende de begrotingsdiscipline en een goed financieel beheer (1), waarin staat dat de begrotingsautoriteit en de Commissie zich ertoe verbinden niet meer dan 5 % van de begroting af te wijken, behalve in het geval van nieuwe, objectieve en duurzame omstandigheden waarvoor specifieke redenen worden opgegeven. Uit dergelijke afwijkingen voortvloeiende verhogingen mogen niet leiden tot overschrijding van het voor de betrokken rubriek geldende maximum;

verklaren zich ertoe bereid de specifieke behoeften en omstandigheden van het gezondheidsprogramma in de jaarlijkse begrotingsprocedure grondig te beoordelen.


(1)  PB C 139 van 14.6.2006, blz. 1.


VERKLARING VAN DE COMMISSIE

1.

Op 24 mei 2006 heeft de Commissie een gewijzigd voorstel ingediend voor een tweede communautair actieprogramma op het gebied van gezondheid (2007-2013) (1). In artikel 7 werd voorgesteld dat het referentiebedrag van het programma 365,6 miljoen EUR zou bedragen voor de periode van 2007 tot 2013.

2.

Wegens vertraging bij de wetgevingsprocedure heeft de Commissie op 23 maart 2007 de begrotingsautoriteit ervan op de hoogte gebracht dat de start van het nieuwe programma voor volksgezondheid moet worden verschoven naar het begrotingsjaar 2008 (2). Bijgevolg zouden de financiële middelen van het nieuwe programma voor volksgezondheid 2008-2013 moeten aangepast worden en vastgelegd op 321,5 miljoen EUR.

3.

Een bedrag van 44,1 miljoen EUR zal worden gebruikt in het begrotingsjaar 2007 op grond van het huidige programma voor volksgezondheid (3) om een maximale continuïteit te waarborgen met betrekking tot acties op het gebied van de volksgezondheid. Daarom bedragen de totale financiële middelen 365,6 miljoen EUR voor acties op het gebied van de volksgezondheid die uit de programma's voor de periode 2007-2013 worden gefinancierd.


(1)  COM(2006) 234.

(2)  COM(2007) 150.

(3)  Besluit nr. 1786/2002/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 september 2002 tot vaststelling van een communautair actieprogramma op het gebied van de volksgezondheid (2003-2008) (PB L 271 van 9.10.2002, blz. 1).


II Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie niet verplicht is

BESLUITEN/BESCHIKKINGEN

Commissie

20.11.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 301/14


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 9 november 2007

tot vaststelling van de milieucriteria voor de toekenning van de Europese milieukeur aan elektrische, gas- of gasabsorptiewarmtepompen

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2007) 5492)

(Voor de EER relevante tekst)

(2007/742/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1980/2000 van het Europees Parlement en de Raad van 17 juli 2000 inzake een herzien communautair systeem voor de toekenning van milieukeuren (1), en met name op artikel 6, lid 1, tweede alinea, en bijlage V, punt 2, zesde alinea,

Na raadpleging van het Bureau voor de milieukeur van de Europese Unie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Krachtens Verordening (EG) nr. 1980/2000 kan de Europese milieukeur worden toegekend aan een product waarvan de eigenschappen werkelijk kunnen bijdragen tot verbeteringen van essentiële milieuaspecten.

(2)

In Verordening (EG) nr. 1980/2000 is bepaald dat per productengroep specifieke criteria voor de milieukeur worden vastgesteld, waarvoor de criteria die door het Bureau voor de milieukeur van de Europese Unie zijn opgesteld, als uitgangspunt gelden.

(3)

De geldigheidsduur van de milieukeurcriteria en de desbetreffende eisen inzake beoordeling en verificatie dient drie jaar te zijn.

(4)

De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 17 van Verordening (EG) nr. 1980/2000 ingestelde comité,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

De productengroep „elektrische, gas- of gasabsorptiewarmtepompen” omvat warmtepompen die in de lucht, in de bodem of in water aanwezige energie kunnen concentreren tot bruikbare warmte voor ruimteverwarming, of via het omgekeerde proces kunnen zorgen voor ruimtekoeling. De „warmtepomp” is de inrichting of het samenstel van inrichtingen zoals geleverd door de fabrikant of importeur aan de distributeur, detailhandelaar of installateur. Deze levering kan tevens de levering van circulatiepompen aan de put- of bronzijde omvatten. Bij de berekening van de waarden van de prestatiecoëfficiënt (COP) dient echter altijd rekening te worden gehouden met het energieverbruik van circulatiepompen volgens de methode van EN 14511:2004 (indien de fabrikant geen gegevens kan overleggen, wordt uitgegaan van een standaardwaarde). Voor gasabsorptiewarmtepompen moet de methode overeenstemmen met EN 12309-2:2000.

De productengroep omvat slechts elektrische, gas- of gasabsorptiewarmtepompen met een verwarmingscapaciteit van ten hoogste 100 kW.

Buiten de productengroep „elektrische, gas- of gasabsorptiewarmtepompen” vallen:

a)

warmtepompen die uitsluitend warm water voor sanitaire doeleinden kunnen leveren;

b)

warmtepompen die uitsluitend warmte aan een gebouw kunnen onttrekken die vervolgens wordt afgevoerd naar de lucht, de bodem of het water, aldus resulterend in ruimtekoeling.

Artikel 2

Om in aanmerking te komen voor de toekenning van de Europese milieukeur krachtens Verordening (EG) nr. 1980/2000, moet een warmtepomp binnen de productengroep „elektrische, gas- of gasabsorptiewarmtepompen” vallen en voldoen aan alle in de bijlage bij deze beschikking genoemde criteria.

Artikel 3

Het voor administratieve doeleinden aan de productengroep „elektrische, gas- of gasabsorptiewarmtepompen” toegewezen codenummer is „31”.

Artikel 4

De milieucriteria voor de productengroep „elektrische, gas- of gasabsorptiewarmtepompen”, evenals de desbetreffende eisen inzake beoordeling en verificatie, zijn geldig tot 9 november 2010.

Artikel 5

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 9 november 2007.

Voor de Commissie

Stavros DIMAS

Lid van de Commissie


(1)  PB L 237 van 21.9.2000, blz. 1.


BIJLAGE

MILIEUCRITERIA

Doel van de criteria

Deze criteria zijn gericht op de beperking van de milieueffecten van de fabricage, de werking en het einde van de levenscyclus van elektrische, gas- of gasabsorptiewarmtepompen. De criteria hebben betrekking op:

het rendement van verwarming en/of verwarming/koeling van gebouwen;

het terugdringen van het milieueffect van verwarming en/of verwarming/koeling van gebouwen;

het verminderen of voorkomen van risico’s voor het milieu en voor de menselijke gezondheid welke verband houden met het gebruik van gevaarlijke stoffen;

het waarborgen van de juistheid van de informatie over de warmtepomp en de efficiënte werking daarvan aan de klant en de installateur van de warmtepomp.

De criteria zijn zodanig dat ze een stimulans inhouden voor warmtepompen met een gering milieueffect.

Eisen inzake beoordeling en verificatie

De aanvrager kan de warmtepompen voor de beoordeling en verificatie indelen in groepen „basismodellen”. Deze modellen worden gevormd door eenheden die in grote lijnen hetzelfde thermisch rendement en dezelfde thermische werking hebben, en die qua basisonderdelen, met name ventilatoren, spoelen, compressoren en motoren, identiek of vergelijkbaar zijn.

De specifieke eisen inzake beoordeling en verificatie staan direct onder elk criterium vermeld.

Waar passend kunnen ook andere dan de bij elk criterium genoemde testmethoden en normen worden toegepast, mits de gelijkwaardigheid daarvan is erkend door de bevoegde instantie die de aanvraag behandelt.

Voor zover de aanvrager verklaringen, documentatie, analyses, testrapporten of andere gegevens dient over te leggen waaruit blijkt dat aan de criteria wordt voldaan, geldt dat deze afkomstig mogen zijn van de aanvrager en/of zijn leverancier(s) en/of hun leverancier(s) enz., al naargelang hetgeen van toepassing is.

Waar nodig kunnen de bevoegde instanties om aanvullende documentatie vragen en onafhankelijke verificaties uitvoeren.

Voor de bevoegde instanties verdient het aanbeveling om bij de behandeling van aanvragen en het toezicht op de naleving van de criteria rekening te houden met de toepassing van erkende milieubeheersystemen, zoals EMAS of ISO 14001.

(NB: het toepassen van dergelijke beheersystemen is niet verplicht).

Voorts dient het testlaboratorium voor de beoordeling van geluid en rendement te voldoen aan de algemene eisen van norm EN-ISO/IEC 17 025:2005. Het laboratorium moet onafhankelijk zijn, en erkend voor het verrichten van tests volgens de relevante testmethoden. Andere laboratoria zijn toegestaan als er geen voor het testen erkend laboratorium bekend is in het land van vestiging van de aanvrager. Het moet in deze gevallen gaan om een onafhankelijk en deskundig laboratorium.

Ter informatie:

Prestatiecoëfficiënt (COP) is de verhouding tussen de afgegeven warmte en de opgenomen energie (elektriciteit of gas) voor een specifieke bron en afgiftetemperatuur.

Energie-efficiëntieverhouding (EER) is de verhouding tussen de afgegeven koude en de opgenomen energie (elektriciteit of gas) voor een specifieke bron en afgiftetemperatuur.

De primaire-energieverhouding (PER) wordt verkregen door: COP × 0,40 (of COP/2,5) voor elektrische warmtepompen, en COP × 0,91 (of COP/1,1) voor gas- of gasabsorptiewarmtepompen, waarbij 0,40 staat voor de huidige gemiddelde Europese elektriciteitsopwekkingsefficiëntie, netverliezen meegerekend, en 0,91 voor de huidige gemiddelde Europese gasefficiëntie, distributieverliezen meegerekend, volgens Richtlijn 2006/32/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 april 2006 betreffende energie-efficiëntie bij het eindgebruik en energiediensten en houdende intrekking van Richtlijn 93/76/EEG van de Raad (1).

1.   Verwarmingsrendement (COP)

Het rendement van de warmtepompunit moet hoger zijn dan de volgende minimumvereisten van de prestatiecoëfficiënt (COP) en de primaire-energieverhouding (PER).

Type warmtepomp:

warmtebron/warmteput

Buitenunit [°C]

Binnenunit [°C]

Min. COP

Min. COP

Min. PER

Elektrische warmtepomp

Gaswarmtepomp

lucht/lucht

Inlaat droge bol: 2

Inlaat natte bol: 1

Inlaat droge bol: 20

Inlaat natte bol: 15 max

2,90

1,27

1,16

lucht/water

Inlaat droge bol: 2

Inlaat natte bol: 1

Inlaattemperatuur: 30

Uitlaattemperatuur: 35

3,10

1,36

1,24

Inlaattemperatuur: 40

Uitlaattemperatuur: 45

2,60

1,14

1,04

pekel/lucht

Inlaattemp.: 0

Uitlaattemp.: – 3

Inlaat droge bol: 20

Inlaat natte bol: 15 max

3,40

1,49

1,36

pekel/water

Inlaattemp: 0

Uitlaattemp: – 3

Inlaattemperatuur: 30

Uitlaattemperatuur: 35

4,30

1,89

1,72

Inlaattemperatuur: 40

Uitlaattemperatuur: 45

3,50

1,54

1,40

water/water

Inlaattemp: 10

Uitlaattemp: 7

Inlaattemperatuur: 30

Uitlaattemperatuur: 35

5,10

2,24

2,04

Inlaattemperatuur: 40

Uitlaattemperatuur: 45

4,20

1,85

1,68

water/lucht

Inlaattemp: 15

Uitlaattemp: 12

Inlaat droge bol: 20

Inlaat natte bol: 15 max

4,70

2,07

1,88

(waterlusbron)

Inlaattemp: 20

Uitlaattemp: 17

Inlaat droge bol: 20

Inlaat natte bol: 15 max

4,40

1,93

1,76

Beoordeling en verificatie: Er moet worden getest volgens EN 14 511:2004. De test moet worden verricht bij vollast van de betreffende warmtepomp, onder de in de tabel aangegeven omstandigheden. De verkregen waarden moeten worden geverifieerd door een onafhankelijk testlaboratorium dat erkend is voor de betreffende test(s). Warmtepompen die zijn gecertificeerd volgens het Eurovent-certificeringsprogramma, DACH-certificeringsprogramma of een ander programma dat is goedgekeurd door de bevoegde instantie, hoeven met betrekking tot de verkregen waarden niet aanvullend te worden getest door een onafhankelijk laboratorium. De testrapporten moeten samen met de aanvraag worden ingediend.

2.   Koelrendement (EER)

Als de warmtepomp omkeerbaar is en ook kan koelen, moet het rendement van de warmtepompunit in de koelmodus hoger zijn dan de volgende minimumvereisten van de energie-efficiëntieverhouding (EER).

Type warmtepomp:

Buitenunit [°C]

Binnenunit [°C]

Min. EER

Min. EER

Min. PER

Elektrische warmtepomp

Gaswarmtepomp

lucht/lucht

Inlaat droge bol: 35

Inlaat natte bol: 24

Inlaat droge bol: 27

Inlaat natte bol: 19

3,20

1,41

1,3

lucht/water

Inlaat droge bol: 35

Inlaat natte bol: —

Inlaattemperatuur: 23

Uitlaattemperatuur: 18

2,20

0,97

0,9

Inlaattemperatuur: 12

Uitlaattemperatuur: 7

2,20

0,97

0,9

pekel/lucht

Inlaattemp: 30

Uitlaattemp: 35

Inlaat droge bol: 27

Inlaat natte bol: 19 max

3,30

1,45

1,3

pekel/water

Inlaattemp: 30

Uitlaattemp: 35

Inlaattemperatuur: 23

Uitlaattemperatuur: 18

3,00

1,32

1,2

Inlaattemperatuur: 12

Uitlaattemperatuur: 7

3,00

1,32

1,2

water/water

Inlaattemp: 30

Uitlaattemp: 35

Inlaattemperatuur: 23

Uitlaattemperatuur: 18

3,20

1,41

1,3

Inlaattemperatuur: 12

Uitlaattemperatuur: 7

3,20

1,41

1,3

water/lucht

Inlaattemp: 30

Uitlaattemp: 35

Inlaat droge bol: 27

Inlaat natte bol: 19

4,40

1,93

1,8

Beoordeling en verificatie: Er moet worden getest volgens EN 14 511:2004, en voor gasabsorptiewarmtepompen volgens EN 12309-2:2000. De test moet worden verricht bij vollast van de betreffende warmtepomp, onder de in de tabel aangegeven omstandigheden. De verkregen waarden moeten worden geverifieerd door een onafhankelijk testlaboratorium dat erkend is voor de betreffende test(s). Warmtepompen die zijn gecertificeerd volgens het Eurovent-certificeringsprogramma, DACH-certificeringsprogramma of een ander programma dat is goedgekeurd door de bevoegde instantie, hoeven met betrekking tot de verkregen waarden niet aanvullend te worden getest door een onafhankelijk laboratorium. De testrapporten moeten samen met de aanvraag worden ingediend.

3.   Koelmiddel

Het aardopwarmingsvermogen (GWP) van het koelmiddel mag niet hoger zijn dan GWP-waarde > 2 000 over een periode van 100 jaar. Als het koelmiddel een GWP van minder dan 150 heeft, worden de minimumvereisten van de prestatiecoëfficiënt (COP) en de primaire-energieverhouding (PER) in de verwarmingsmodus en de energie-efficiëntieverhouding (EER) in de koelmodus, zoals uiteengezet bij de criteria 1 en 2 van deze bijlage, met 15 % verlaagd.

De gehanteerde GWP-waarden zijn die van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 842/2006 van het Europees Parlement en de Raad (2).

Beoordeling en verificatie: De na(a)m(en) van het(de) in het product gebruikte koelmiddel(en) moet(en) samen met de aanvraag worden vermeld, met de GWP-waarde(n) volgens bovengenoemde verordening. De GWP-waarden van koelmiddelen worden berekend als het opwarmingsvermogen in een periode van 100 jaar van 1 kg van een gas ten opzichte van 1 kg CO2.

Voor gefluoreerde koelmiddelen worden de GWP-waarden gehanteerd die zijn gepubliceerd in het derde evaluatierapport (TAR) van de intergouvernementele werkgroep inzake klimaatverandering („2001 IPCC GWP-waarden” voor een periode van 100 jaar) (3).

Voor niet-gefluoreerde gassen gelden de GWP-waarden die zijn gepubliceerd in de eerste IPCC-evaluatie, over een periode van 100 jaar (4).

De GWP-waarden voor mengsels van koelmiddelen worden berekend aan de hand van de formule zoals vermeld in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 842/2006.

4.   Koudedrager

(NB: niet van toepassing op alle typen warmtepompen binnen deze productengroep)

De koudedrager, pekel of additieven mogen geen stoffen zijn die zijn aangemerkt als schadelijk voor het milieu of stoffen die een gezondheidsrisico inhouden, als bedoeld in Richtlijn 67/548/EEG van de Raad (5) betreffende milieugevaren en de daaropvolgende wijzigingen.

Beoordeling en verificatie: De na(a)m(en) van de gebruikte koudedrager(s) moet(en) samen met de aanvraag worden vermeld.

5.   Geluid

Het(de) geluidsvermogensniveau(s) moet(en) worden getest en in dB(A) worden weergegeven op het informatieblad.

Beoordeling en verificatie: Er moet worden getest volgens ENV-12 102. Het testrapport moet samen met de aanvraag worden ingediend.

6.   Zware metalen en vlamvertragers

Cadmium, lood, kwik, zeswaardig chroom of vlamvertragers, d.w.z. de in artikel 4 van Richtlijn 2002/95/EG van het Europees Parlement en de Raad genoemde polybroombifenylen (PBB’s) of polybroomdifenylethers (PBDE’s), mogen niet worden gebruikt in de warmtepomp of in het warmtepompsysteem, waarbij rekening wordt gehouden met de toleranties die zijn genoemd in Beschikking 2005/618/EG van de Commissie (6) tot wijziging van Richtlijn 2002/95/EG (7). Bij deze eis voor vlamvertragers zullen verdere aanpassingen en wijzigingen van die richtlijn in verband met het gebruik van deca-BDE in aanmerking worden genomen.

Beoordeling en verificatie: Een door de producent van de warmtepomp ondertekend certificaat.

7.   Opleiding van installateurs

De aanvrager dient ervoor te zorgen dat er geschikte trainingsmogelijkheden zijn voor installateurs in de lidstaten waar het product op de markt zal worden gebracht. Bij deze training moeten onder meer de dimensionering en installatie van de warmtepomp en het invullen van het informatieblad voor consumenten aan bod komen.

Beoordeling en verificatie: Samen met de aanvraag moet een verklaring worden ingediend waarin de beschikbare trainingsmogelijkheden en de betreffende locaties worden beschreven.

8.   Documentatie

De aanvrager dient te zorgen voor een uitgebreide installatie- en onderhoudshandleiding voor de warmtepomp, alsmede een handleiding voor de inbedrijfstelling en het gebruik ervan.

Beoordeling en verificatie: Onderhouds-, installatie- en gebruikershandleidingen moeten samen met de warmtepomp worden overgelegd en voldoen aan de eisen van EN378:2000 of een herziene versie daarvan.

9.   Beschikbaarheid van reserveonderdelen

De aanvrager moet ervoor zorgen dat er gedurende 10 jaar na de verkoopdatum reserveonderdelen beschikbaar zijn.

Beoordeling en verificatie: Samen met de aanvraag moet een verklaring worden ingediend dat er gedurende 10 jaar reserveonderdelen beschikbaar zullen zijn, waarbij tevens moet worden toegelicht hoe die beschikbaarheid gegarandeerd wordt.

10.   Informatieblad

De aanvrager dient ervoor te zorgen dat het blanco „informatieblad voor klanten”, dat aan deze bijlage is gehecht, beschikbaar is op de verkooppunten om de consument deugdelijk te adviseren over de warmtepomp. Het ingevulde „informatieblad voor installateurs”, dat eveneens aan deze bijlage is gehecht, moet ter beschikking van installateurs worden gesteld.

De aanvrager moet voorzien in geschikte hulpmiddelen, computerprogramma’s en aanwijzingen waarmee deskundige installateurs berekeningen kunnen maken van de prestatieparameters van het warmtepompsysteem, zoals het seizoensgebonden rendement, de seizoensgebonden energie-efficiëntieverhouding, de primaire-energieverhouding en de jaarlijkse kooldioxide-emissies. Bovendien moet de installateur het informatieblad voor consumenten kunnen invullen voordat de consument overgaat tot de aanschaf van de apparatuur.

Beoordeling en verificatie: De aanvrager moet het ingevulde „informatieblad voor installateurs” overleggen en beschrijven hoe hij de beschikbaarheid ervan voor installateurs denkt te garanderen. Hij moet ook aangeven hoe hij denkt te garanderen dat het informatieblad voor klanten beschikbaar is op de verkooppunten van zijn producten.

11.   Informatie op de milieukeur

Kader 2 van de milieukeur moet de volgende tekst bevatten:

Vergeleken met andere warmtepompen heeft dit product:

een hoger energierendement

een lager aardopwarmingseffect

Op de productverpakking moet de volgende (of een soortgelijke) tekst staan: „Ga voor meer informatie over het waarom van het bloemlogo voor dit product naar: http://europa.eu.int/ecolabel”

Tips bij de aanschaf van een warmtepomp met milieukeur

— informatieblad voor klanten —

Let op! Lees deze tips zorgvuldig door vóór de aanschaf

De efficiënte werking van deze warmtepomp is alleen gegarandeerd als het systeem correct is afgestemd op de verwarmings- of koelvraag van het gebouw en de klimaatzone waar het is geïnstalleerd!

Informeer altijd bij een deskundig installateur en vraag hem om dit blad in te vullen voordat u het apparaat koopt!

De EU-milieukeur wordt toegekend aan warmtepompmodellen met een hoger energierendement en een lager milieueffect.

Dit blad moet worden ingevuld door een gekwalificeerd installateur om u te informeren en te adviseren over het meest geschikte warmtepompsysteem voor uw woning. Zo zult u profiteren van het zeer hoge rendement van warmtepompen, die warmte die in de lucht, de bodem of in het water is opgeslagen, concentreren.

Sommige systemen zijn omkeerbaar en kunnen ook koelen door het onttrekken van warmte, die vervolgens wordt afgevoerd naar de directe omgeving. Er zijn systemen die ook warm water kunnen leveren voor sanitair gebruik.

De keuze kan vallen op warmtepompen die te combineren zijn met de meeste distributiesystemen, waaronder radiatoren, heteluchtverwarming en vloerverwarming, en gecombineerd kunnen worden met het merendeel van de bestaande verwarmingssystemen, mits een aantal voorzorgsmaatregelen wordt getroffen zoals hieronder uiteengezet.

Vermindering van warmteverlies, of warmtebelasting door zoninstraling, in gebouwen

Als uw woning ouder is dan 10 jaar kan het rendabel zijn om vóór de keuze van een warmtepomp eerst de isolatie te verbeteren om warmteverliezen te verminderen als u uw woning wilt verwarmen, of de zonnewarmtebelasting terug te dringen als u uw woning juist koeler wilt krijgen. (Het is bijvoorbeeld efficiënter om een kleinere warmtepomp in een goed geïsoleerd gebouw te installeren). De warmtepomp die u na het opvolgen van de isolatieverbeteringsadviezen van de installateur koopt, moet vervolgens correct worden gedimensioneerd.

Ga voor meer informatie over de vermindering van warmteverlies of van de warmtebelasting door zoninstraling, en over de dimensionering en installatie van warmtepompsystemen naar www.kyotoinhome.info

Image

Image

Tips voor de installatie van een warmtepomp met milieukeur

— informatieblad voor installateurs —

Let op! Lees deze tips zorgvuldig door vóór de installatie

Voor een efficiënte werking moet deze warmtepomp door een deskundig installateur worden geïnstalleerd, die het verwarmingssysteem afstemt op de verwarmings- of koelvraag van het gebouw en de klimaatzone, en het systeem installeert volgens de instructies van de fabrikant.

De EU-milieukeur wordt toegekend aan warmtepompmodellen met een hoger energierendement en een lager milieueffect.

Warmtepompen hebben een zeer hoog rendement, omdat ze slechts energie gebruiken om de in de bodem, in het water of in de lucht aanwezige energie te concentreren. Sommige systemen zijn omkeerbaar en kunnen ook koelen door het afvoeren van warmte uit een woning. Met de informatie in dit blad kunt u de voordelen van de warmtepompunit vertalen naar de collectie- en distributiesystemen. Met het invullen van het voor de klant bestemde blad licht u uw keuze toe.

1.   Informatie die ten minste door de fabrikant moet worden verstrekt

Fabrikant

 

Model

 

Warmtecollector

 

Warmtedistributiemedium

 

Verwarmingscapaciteit (kW)

 

Koelcapaciteit (kW)

 

Levering van warm water

 

Type koelmiddel

 

Geluidsniveau (dBA)

 

Beschikbaarheid onderdelen na verkoopdatum (jaar)

 

Prestatiecoëfficiënt (verwarming)

 

Specificatie inlaat- en uitlaattemperatuur (°C)

 

Energie-efficiëntieverhouding (koeling)

 

Specificatie inlaat- en uitlaattemperatuur (°C)

 

Een warmtepomp voor een bestaand verwarmingssysteem moet passen bij het desbetreffende distributiesysteem, dat kan bestaan uit heteluchtleidingen, warmwaterradiatoren of vloerverwarming. Aangezien de uitlaattemperatuur lager kan zijn dan die van de boiler waarvoor de pomp in de plaats komt, is het van belang om aan te geven hoe warmteverliezen of warmtebelasting door zoninstraling verminderd kunnen worden om de dimensionering van het distributiesysteem in stand te houden.

Definities

Prestatiecoëfficiënt (COP) is de verhouding tussen de afgegeven warmte en de opgenomen elektriciteit voor een specifieke bron en afgiftetemperatuur.

Energie-efficiëntieverhouding (EER) is de verhouding tussen de afgegeven koude en de opgenomen elektriciteit voor een specifieke bron en afgiftetemperatuur.

Seizoensgebonden prestatiecoëfficiënt (SCOP) is de gemiddelde prestatiecoëfficiënt van het warmtepompsysteem, gerekend over het gehele stookseizoen op een bepaalde locatie.

Seizoensgebonden energie-efficiëntieverhouding (SEER) is de gemiddelde energie-efficiëntieverhouding van het warmtepompsysteem, gerekend over het gehele koelseizoen op een bepaalde locatie.

De primaire-energieverhouding (PER) wordt verkregen door: COP × 0,40 (of COP/2,5) voor warmtepompen met elektrische compressor, en COP × 0,91 (of COP/1,1) voor warmtepompen met gascompressor, waarbij 0,40 staat voor de huidige gemiddelde Europese elektriciteitsopwekkingsefficiëntie, netverliezen meegerekend, en 0,91 voor de huidige gemiddelde Europese gasefficiëntie, distributieverliezen meegerekend.

De fabrikant moet voorzien in programma’s, hulpmiddelen en richtsnoeren om u te helpen bij de volgende berekeningen. De klimaatgegevens moeten aansluiten bij de geografische locatie van het gebouw.

2.   Vermindering van warmteverlies, of warmtebelasting door zoninstraling, in gebouwen

Als de woning ouder is dan 10 jaar, is het waarschijnlijk rendabel om warmteverliezen te verminderen door middel van isolatieverbetering en de zonnewarmtebelasting terug te dringen door de beperking van de directe zoninstraling in de zomer. Indien de klant uw adviezen opvolgt, moet bij de dimensionering van het systeem rekening worden gehouden met het verminderde warmteverlies en de verminderde zonnewarmtebelasting.

Ga voor meer informatie over de vermindering van warmteverlies of van de warmtebelasting door zoninstraling, of over de dimensionering en installatie van warmtepompsystemen naar www.kyotoinhome.info

3.   Warmteverlies en dimensionering van het verwarmingssysteem

Het warmteverlies van het gebouw moet worden berekend volgens nationale methoden of aan de hand van een geschikt, gevalideerd computerprogramma op basis van EN 832, de Europese norm voor de berekening van warmteverliezen. Dit verlies moet worden vergeleken met de huidige waarden van de wet- en regelgeving op bouwgebied. Voor bestaande gebouwen is het meestal het voordeligst om het isolatieniveau dichter bij die actuele waarden te brengen voor de dimensionering van de warmtepomp op basis van het verminderde warmteverlies.

Seizoensgebonden rendement en energieverbruik voor verwarming

Bij de berekening moeten de volgende factoren in aanmerking worden genomen:

Klimaat (buitenluchttemperatuur)

Ontwerp-buitentemperatuur

De variatie van de bodemtemperatuur, gerekend over één jaar (voor warmtepompen met de bodem als warmtebron, zowel met verticale als horizontale collectoren)

Gewenste binnentemperatuur

Temperatuurniveau van individuele verwarmingssystemen

Jaarlijkse energievraag voor ruimteverwarming

Jaarlijkse energievraag voor warm water (indien van toepassing)

Primaire-energieverhouding (PER) en jaarlijkse CO2-emissies

De gemiddelde efficiëntie van de elektriciteits-/gasopwekking en de elektriciteitsnet-/gasdistributieverliezen die in de berekening moeten worden meegenomen. CO2-emissies en besparingen moeten worden berekend op basis van het primaire energiegebruik.

4.   Warmtebelasting door zoninstraling en dimensionering van het koelsysteem

Als het systeem ook kan koelen, moet de zonnewarmtebelasting van het gebouw worden berekend volgens nationale methoden of aan de hand van een gevalideerd computerprogramma. Deze belasting moet worden vergeleken met de huidige waarden van de wet- en regelgeving op bouwgebied. Voor bestaande gebouwen is het meestal het voordeligst om de zonnewarmtebelasting terug te dringen voor de dimensionering van de warmtepomp op basis van de verminderde zonnewarmtebelasting.

Seizoensgebonden energie-efficiëntieverhouding en energieverbruik voor koeling

Bij de berekening moeten de volgende factoren in aanmerking worden genomen:

Klimaat (buitenluchttemperatuur)

Ontwerp-buitentemperatuur

De variatie van de bodemtemperatuur, gerekend over één jaar (voor warmtepompen met de bodem als warmtebron, zowel met verticale als horizontale collectoren)

Gewenste binnentemperatuur

Temperatuurniveau van individuele verwarmingssystemen

Jaarlijkse energievraag voor ruimtekoeling

Primaire-energieverhouding (PER) en jaarlijkse CO2-emissies

De gemiddelde efficiëntie van de elektriciteits-/gasopwekking en de elektriciteitsnet-/gasdistributieverliezen die in de berekening moeten worden meegenomen. CO2-emissies en besparingen moeten worden berekend op basis van het primaire energiegebruik.

5.   Training van installateurs en boorders

In de meeste lidstaten bestaat een geschikt cursusaanbod voor installateurs die passende nationaal of Europees erkende kwalificaties willen behalen. Fabrikanten dienen ofwel zelf cursussen te organiseren om installateurs te ondersteunen bij het gebruik van hun apparatuur, ofwel samen te werken met plaatselijke opleidingsinstituten om die informatie als onderdeel van hun cursussen aan te bieden.

In sommige lidstaten bestaan geschikte cursussen voor boorders die verticale gaten moeten boren voor warmtepompen die de bodem als warmtebron gebruiken.


(1)  PB L 114 van 27.4.2006, blz. 64.

(2)  PB L 161 van 14.6.2006, blz. 1.

(3)  IPCC, derde evaluatierapport inzake klimaatverandering, 2001. Een rapport van de intergouvernementele werkgroep inzake klimaatverandering: http://www.ipcc.ch/pub/reports.htm

(4)  Climate Change, The IPCC Scientific Assessment („Klimaatverandering, wetenschappelijke evaluatie IPCC”), J.T. Houghton, G.J. Jenkins, J.J. Ephraums (ed.) Cambridge University Press, Cambridge (Verenigd Koninkrijk) 1990.

(5)  PB 196 van 16.8.1967, blz. 1.

(6)  PB L 214 van 19.8.2005, blz. 65.

(7)  PB L 37 van 13.2.2003, blz. 19.


BEGROTINGEN

Bij de algemene begroting van de Europese Unie te voegen documenten

20.11.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 301/26


Eerste gewijzigde begroting van het Europees Geneesmiddelenbureau (EMEA) voor 2007

(2007/743/EG)

Overeenkomstig artikel 26, lid 2, van het financieel reglement van het Europees Geneesmiddelenbureau (EMEA), dat de raad van bestuur op 10 juni 2004 heeft vastgesteld, „worden de begroting en de gewijzigde begrotingen in hun definitief vastgestelde vorm bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie”.

De eerste gewijzigde begroting van het EMEA voor het begrotingsjaar 2007 heeft de raad van bestuur op 4 oktober 2007 vastgesteld (EMEA/MB/280571/2007).

(in EUR)

Post

Omschrijving

Begroting 2005

Begroting 2006

Begroting 2007

Wijzigingen

Gewijzigde begroting 2007

Ontvangsten

100

Ontvangen vergoedingen

71 895 056

92 580 000

105 870 000

2 700 000

108 570 000

520

Bankrente

750 726

650 000

916 000

84 000

1 000 000

521

Ontvangsten uit exportcertificaten, parallelle distributie en andere vergelijkbare administratieve heffingen

2 779 825

5 375 000

4 618 000

425 000

5 043 000

600

Bijdragen aan communautaire programma's en ontvangsten voor tegen betaling verleende diensten

760 000

490 000

216 000

706 000

900

Diverse ontvangsten

198 960

900 000

800 000

400 000

1 200 000

 

 

 

 

3 825 000

 

 

Begrotingstotaal

109 396 448

138 676 000

154 538 000

3 825 000

158 363 000

Uitgaven

2125

Analyse, programmering en technische ondersteuning voor specifieke projecten

3 680 288

5 267 000

6 024 000

909 000

6 933 000

3010

Beoordeling van geneesmiddelen

29 098 525

46 058 000

46 513 000

2 700 000

49 213 000

3050

Communautaire programma’s

131 921

760 000

490 000

216 000

706 000

 

 

 

 

3 825 000

 

 

Begrotingstotaal

105 355 032

138 676 000

154 538 000

3 825 000

158 363 000


III Besluiten op grond van het EU-Verdrag

BESLUITEN OP GROND VAN TITEL V VAN HET EU-VERDRAG

20.11.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 301/27


GEMEENSCHAPPELIJK OPTREDEN 2007/744/GBVB VAN DE RAAD

van 19 november 2007

houdende wijziging en verlenging van Gemeenschappelijk Optreden 2006/623/GBVB betreffende de instelling van een EU-team dat zal bijdragen tot de vestiging van een eventuele internationale civiele missie in Kosovo, waaronder begrepen de diensten van een speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie (Voorbereidingsteam ICM/SVEU)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name op artikel 14,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 15 september 2006 heeft de Raad Gemeenschappelijk Optreden 2006/623/GBVB (1) aangenomen, dat verstrijkt op 30 november 2007.

(2)

Het mandaat van het Voorbereidingsteam ICM/SVEU moet worden gewijzigd en moet worden verlengd tot en met 31 maart 2008 of tot en met 30 dagen na de benoeming van de ICM/SVEU, indien die plaatsvindt vóór 1 maart 2008.

(3)

Gemeenschappelijk Optreden 2006/623/GBVB moet dienovereenkomstig worden verlengd en gewijzigd,

HEEFT HET VOLGENDE GEMEENSCHAPPELIJK OPTREDEN VASTGESTELD:

Artikel 1

Gemeenschappelijk Optreden 2006/623/GBVB wordt verlengd tot en met 31 maart 2008, onder voorbehoud van het bepaalde in artikel 3 van onderhavig gemeenschappelijk optreden.

Artikel 2

Het financiële referentiebedrag van 3 551 000 EUR in artikel 9, lid 1, van Gemeenschappelijk Optreden 2006/623/GBVB wordt verhoogd met 1 692 000 EUR om de uitgaven in verband met het mandaat van het ICM/SVEU-voorbereidingsteam van 1 december 2007 tot en met 31 maart 2008 te dekken.

Artikel 3

Artikel 14, lid 2, van Gemeenschappelijk Optreden 2006/623/GBVB wordt vervangen door:

„2.   Het verstrijkt op 31 maart 2008, of 30 dagen na de benoeming van de ICM/SVEU, indien die plaatsvindt vóór 1 maart 2008.”.

Artikel 4

Dit gemeenschappelijk optreden treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.

Artikel 5

Dit gemeenschappelijk optreden wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 19 november 2007.

Voor de Raad

De voorzitter

L. AMADO


(1)  PB L 253 van 16.9.2006, blz. 29. Gemeenschappelijk optreden laatstelijk verlengd bij Gemeenschappelijk Optreden 2007/517/GBVB (PB L 190 van 21.7.2007, blz. 38).


Rectificaties

20.11.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 301/28


Rectificatie van Verordening (EG) nr. 1347/2007 van de Commissie van 16 november 2007 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1725/2003 tot goedkeuring van bepaalde internationale standaarden voor jaarrekeningen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1606/2002 van het Europees Parlement en de Raad met het oog op de invoeging van International Financial Reporting Standard (IFRS) 8

( Publicatieblad van de Europese Unie L 300 van 17 november 2007 )

De bekendmaking van deze verordening dient als nietig te worden beschouwd.