ISSN 1725-2598

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 284

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

50e jaargang
30 oktober 2007


Inhoud

 

I   Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie verplicht is

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

 

Verordening (EG) nr. 1272/2007 van de Commissie van 29 oktober 2007 tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

1

 

*

Verordening (EG) nr. 1273/2007 van de Commissie van 29 oktober 2007 houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 1914/2006 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EG) nr. 1405/2006 van de Raad houdende vaststelling van specifieke maatregelen voor de landbouw ten behoeve van de kleinere eilanden in de Egeïsche Zee

3

 

*

Verordening (EG) nr. 1274/2007 van de Commissie van 29 oktober 2007 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2104/2004 houdende bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 639/2004 van de Raad betreffende het beheer van de in ultraperifere gebieden geregistreerde vissersvloten

6

 

*

Verordening (EG) nr. 1275/2007 van de Commissie van 29 oktober 2007 tot wijziging van bijlage IX bij Verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad houdende vaststelling van voorschriften inzake preventie, bestrijding en uitroeiing van bepaalde overdraagbare spongiforme encefalopathieën ( 1 )

8

 

*

Verordening (EG) nr. 1276/2007 van de Commissie van 29 oktober 2007 houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad, Verordening (EG) nr. 247/2006 van de Raad en Verordening (EG) nr. 552/2007 van de Commissie, wat betreft de vaststelling van de begrotingsmaxima voor 2007

11

 

*

Verordening (EG) nr. 1277/2007 van de Commissie van 29 oktober 2007 houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 1438/2003 tot vaststelling van bepalingen ter uitvoering van het gemeenschappelijk vlootbeleid als omschreven in hoofdstuk III van Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad

14

 

*

Verordening (EG) nr. 1278/2007 van de Commissie van 29 oktober 2007 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 318/2007 tot vaststelling van de veterinairrechtelijke voorschriften voor de invoer van bepaalde vogels in de Gemeenschap en de desbetreffende quarantainevoorschriften ( 1 )

20

 

 

II   Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie niet verplicht is

 

 

BESLUITEN/BESCHIKKINGEN

 

 

Raad

 

*

Addendum bij Besluit 2007/543/EG van de Raad van 23 juli 2007 betreffende de toetreding van Bulgarije en Roemenië tot de Overeenkomst tot oprichting van een Europese Politiedienst (Europol-overeenkomst) (PB L 200 van 1.8.2007)

26

 

 

Commissie

 

 

2007/697/EG

 

*

Beschikking van de Commissie van 22 oktober 2007 waarbij een door Ierland gevraagde afwijking krachtens Richtlijn 91/676/EEG van de Raad inzake de bescherming van water tegen verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen wordt toegestaan (Kennisgeving geschied onder nummer C(2007) 5095)

27

 

 

2007/698/EG

 

*

Beschikking van de Commissie van 29 oktober 2007 tot wijziging van Beschikking 2007/116/EG met het oog op de invoering van nieuwe gereserveerde nummers die met 116 beginnen (Kennisgeving geschied onder nummer C(2007) 5139)  ( 1 )

31

 

 

2007/699/EG

 

*

Beschikking van de Commissie van 29 oktober 2007 tot wijziging van Richtlijn 92/33/EEG van de Raad met het oog op de verlenging van de periode waarin mag worden afgeweken van de voorwaarden voor invoer, uit derde landen, van teeltmateriaal en plantgoed van groentegewassen (Kennisgeving geschied onder nummer C(2007) 5218)

33

 

 

RICHTSNOEREN

 

 

Europese Centrale Bank

 

 

2007/700/EG

 

*

Richtsnoer van de Europese Centrale Bank van 20 september 2007 tot wijziging van de bijlagen I en II bij Richtsnoer ECB/2000/7 betreffende monetaire beleidsinstrumenten en -procedures van het Eurosysteem (ECB/2007/10)

34

 

 

Rectificaties

 

*

Rectificatie van Verordening (EG) nr. 951/2006 van de Commissie van 30 juni 2006 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 318/2006, wat betreft de handel met derde landen in de sector suiker (PB L 178 van 1.7.2006)

44

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


I Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie verplicht is

VERORDENINGEN

30.10.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 284/1


VERORDENING (EG) Nr. 1272/2007 VAN DE COMMISSIE

van 29 oktober 2007

tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 3223/94 van de Commissie van 21 december 1994 houdende uitvoeringsbepalingen van de invoerregeling voor groenten en fruit (1), en met name op artikel 4, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In Verordening (EG) nr. 3223/94 zijn op grond van de multilaterale handelsbesprekingen in het kader van de Uruguayronde de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de periodes die in de bijlage bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt.

(2)

Op grond van de bovenvermelde criteria moeten de forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld op de in de bijlage bij deze verordening vermelde niveaus,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 4 van Verordening (EG) nr. 3223/94 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld zoals aangegeven in de tabel in de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 30 oktober 2007.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 29 oktober 2007.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 337 van 24.12.1994, blz. 66. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 756/2007 (PB L 172 van 30.6.2007, blz. 41).


BIJLAGE

bij de verordening van de Commissie van 29 oktober 2007 tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

MA

57,4

MK

41,5

ZZ

49,5

0707 00 05

EG

151,2

JO

190,9

MA

40,7

MK

64,0

TR

150,0

ZZ

119,4

0709 90 70

MA

58,6

TR

112,2

ZZ

85,4

0805 50 10

AR

75,7

TR

89,4

ZA

63,4

ZZ

76,2

0806 10 10

BR

243,7

MK

26,1

TR

117,1

US

238,8

ZA

189,6

ZZ

163,1

0808 10 80

AU

148,5

CL

161,2

MK

29,7

NZ

104,4

US

97,4

ZA

123,5

ZZ

110,8

0808 20 50

AR

49,5

CN

89,0

TR

124,1

ZZ

87,5


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „andere oorsprong”.


30.10.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 284/3


VERORDENING (EG) NR. 1273/2007 VAN DE COMMISSIE

van 29 oktober 2007

houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 1914/2006 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EG) nr. 1405/2006 van de Raad houdende vaststelling van specifieke maatregelen voor de landbouw ten behoeve van de kleinere eilanden in de Egeïsche Zee

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1405/2006 van de Raad van 18 september 2006 houdende vaststelling van specifieke maatregelen voor de landbouw ten behoeve van de kleinere eilanden in de Egeïsche Zee (1), en met name op artikel 14,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Gezien de ervaring met de toepassing van Verordening (EG) nr. 1914/2006 van de Commissie (2) dient een aantal bepalingen van die verordening te worden aangepast.

(2)

Verordening (EG) nr. 1291/2000 van de Commissie van 9 juni 2000 houdende gemeenschappelijke uitvoeringsbepalingen inzake het stelsel van invoer-, uitvoer- en voorfixatiecertificaten voor landbouwproducten (3) voorziet in de afgifte en het gebruik van certificaten aan de hand van geïnformatiseerde systemen; verwijzingen naar deze mogelijkheid moeten in Verordening (EG) nr. 1914/2006 worden opgenomen.

(3)

In artikel 4, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1914/2006 wordt niet duidelijk aangegeven dat gedurende het hele jaar betalingen moeten worden verricht. Deze bepaling moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd. Om dezelfde reden moet artikel 35 van die verordening worden gewijzigd om voor de in dat artikel vermelde maatregelen gedurende het hele jaar betalingen te kunnen verrichten.

(4)

De in artikel 34 van Verordening (EG) nr. 1914/2006 vastgestelde bepalingen voor de wijziging van de programma's dienen nauwkeuriger te zijn. De regels voor de indiening van aanvragen tot wijziging van de algemene programma's, voor de goedkeuring ervan door de Commissie en voor de aanvraagtermijnen moeten worden gespecificeerd. Als gevolg van de begrotingsregels moeten de goedgekeurde wijzigingen worden toegepast met ingang van 1 januari van het jaar dat volgt op de wijzigingsaanvraag. Bovendien moet een onderscheid worden gemaakt tussen belangrijke wijzigingen, die bij besluit van de Commissie moeten worden goedgekeurd, en geringe wijzigingen die slechts ter informatie aan de Commissie moeten worden gemeld.

(5)

De in artikel 4, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1914/2006 vastgestelde termijn van 90 dagen, te rekenen vanaf de dag waarop het gebruikte steuncertificaat is ingediend, waarbinnen de bevoegde autoriteiten de steun moeten betalen, is te lang en leidt tot bepaalde administratieve problemen. De termijn moet daarom worden ingekort tot 60 dagen.

(6)

Verordening (EG) nr. 1914/2006 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(7)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor rechtstreekse betalingen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EG) nr. 1914/2006 wordt als volgt gewijzigd:

1.

Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:

a)

Lid 1 wordt als volgt gewijzigd:

i)

in de derde alinea worden de inleidende woorden vervangen door:

„De steun wordt door de bevoegde autoriteiten betaald binnen 60 dagen te rekenen vanaf de dag waarop het gebruikte steuncertificaat is ingediend, behalve:”;

ii)

het volgende wordt toegevoegd aan de vierde alinea:

„De betalingen worden gedurende het hele jaar verricht.”;

b)

In lid 2 wordt de eerste alinea vervangen door:

„Het steuncertificaat wordt opgesteld volgens het model van het invoercertificaat dat is opgenomen in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1291/2000. Artikel 8, lid 5, de artikelen 13, 15, 17, 18, 19, 21, 23, 26 en 27, de artikelen 29 tot en met 33 en de artikelen 36 tot en met 41 van Verordening (EG) nr. 1291/2000 zijn van overeenkomstige toepassing, onverminderd deze verordening.”.

2.

Artikel 34 wordt vervangen door:

„Artikel 34

Wijziging van de programma's

1.   Wijzigingen aan de overeenkomstig artikel 13, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1405/2006 goedgekeurde programma's worden aan de Commissie overgelegd en met redenen omkleed, met name aan de hand van de volgende gegevens:

a)

de redenen en de eventuele problemen bij de tenuitvoerlegging die de aanpassing van het algemene programma rechtvaardigen;

b)

de verwachte effecten van de wijziging;

c)

de gevolgen voor de financiering en voor de controle op de naleving van de verbintenissen.

Behalve bij overmacht of in uitzonderlijke omstandigheden dient Griekenland de aanvragen tot wijziging van het programma niet vaker dan eens per jaar en per programma in uiterlijk op 30 september van elk jaar.

Tenzij de Commissie verzet aantekent tegen de aangevraagde wijzigingen, past Griekenland de beoogde wijzigingen toe met ingang van 1 januari na het jaar waarin deze zijn gemeld.

Een vervroegde inwerkingtreding van dergelijke wijzigingen is mogelijk indien de Commissie Griekenland vóór de in de derde alinea bedoelde datum schriftelijk ervan in kennis stelt dat de gemelde wijzigingen in overeenstemming zijn met de Gemeenschapswetgeving.

Indien de gemelde wijziging niet in overeenstemming is met de Gemeenschapswetgeving, stelt de Commissie Griekenland daarvan in kennis en wordt de wijziging pas van toepassing wanneer de Commissie een wijziging ontvangt die als wel in overeenstemming met deze wetgeving wordt beschouwd.

2.   In afwijking van lid 1 geldt voor de volgende wijzigingen dat de Commissie de voorstellen van Griekenland binnen een termijn van uiterlijk vier maanden nadat deze zijn ingediend, beoordeelt en al dan niet goedkeurt overeenkomstig de in artikel 13, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1405/2006 bedoelde procedure:

a)

de invoering van nieuwe maatregelen en steunregelingen in het algemene programma, en

b)

een verhoging van het eenheidsbedrag van de reeds voor elke bestaande maatregel of steunregeling goedgekeurde steun met meer dan 50 % ten opzichte van het bedrag dat gold op het ogenblik van de indiening van de wijzigingsaanvraag.

3.   Griekenland mag, zonder gebruik te maken van de in lid 1 vermelde procedure, de volgende wijzigingen aanbrengen, op voorwaarde dat de wijzigingen aan de Commissie worden gemeld:

a)

met betrekking tot de geraamde voorzieningsbalansen, wijzigingen van de hoeveelheden van de onder de voorzieningsregelingen vallende producten en, dienovereenkomstig, wijzigingen van het totale steunbedrag dat voor elke categorie producten is toegekend, en

b)

met betrekking tot de ondersteuning van de lokale productie, aanpassingen van ten hoogste 20 % in de financiële toewijzing voor elke individuele maatregel.

Dergelijke wijzigingen worden niet van toepassing vóór de datum waarop de Commissie deze ontvangt. Dergelijke wijzigingen worden slechts eenmaal per jaar ten uitvoer gelegd, behalve bij overmacht of in uitzonderlijke omstandigheden, bij wijziging van de hoeveelheden van de onder de voorzieningsregelingen vallende producten en bij wijziging van de statistieknomenclatuur en de codes van het gemeenschappelijk douanetarief, zoals vastgesteld in Verordening (EEG) nr. 2658/87 (4).

3.

In artikel 35 wordt de volgende tekst ingevoegd als lid 2:

„Betalingen voor studies, demonstratieprojecten, opleiding en maatregelen voor technische bijstand worden gedurende het hele jaar verricht.”.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 29 oktober 2007.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 265 van 26.9.2006, blz. 1.

(2)  PB L 365 van 21.12.2006, blz. 64.

(3)  PB L 152 van 24.6.2000, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1913/2006 (PB L 365 van 21.12.2006, blz. 52).

(4)  PB L 256 van 7.9.1987, blz. 1.”.


30.10.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 284/6


VERORDENING (EG) Nr. 1274/2007 VAN DE COMMISSIE

van 29 oktober 2007

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2104/2004 houdende bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 639/2004 van de Raad betreffende het beheer van de in ultraperifere gebieden geregistreerde vissersvloten

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad van 20 december 2002 inzake de instandhouding en de duurzame exploitatie van de visbestanden in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid (1), en met name op artikel 11, lid 5,

Gelet op Verordening (EG) nr. 639/2004 van de Raad van 30 maart 2004 betreffende het beheer van de in ultraperifere gebieden geregistreerde vissersvloten (2), en met name op artikel 1, lid 2, en artikel 4, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In de gezamenlijke verklaring van de Raad en de Commissie tijdens de Visserijraad van 27 juli 2006 (3) wordt gewezen op de noodzaak van passende maatregelen met het oog op de duurzame ontwikkeling van de visserijsector in deze gebieden. Hierbij dient rekening te worden gehouden met de bijzonderheden van de visserijactiviteiten in de betrokken gebieden. Voorts moeten de maatregelen worden vastgesteld in het licht van de lopende studie over dit onderwerp en van de beoordeling van de toestand van de visserijbestanden in ultraperifere gebieden door het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de visserij (WTECV).

(2)

Naar aanleiding van die verklaring hebben Frankrijk en Portugal ontwikkelingsplannen voor Guadeloupe, Martinique, Frans-Guyana, Réunion en de Azoren vastgesteld. Het WTECV heeft tijdens zijn plenaire vergadering van april 2007 een evaluatie van de gevolgen van deze plannen voor de visserijbestanden gepresenteerd.

(3)

Tevens zijn aan de Commissie aanvullende gegevens verstrekt over voorgestelde regularisaties met betrekking tot een aanzienlijk aantal vaartuigen dat vóór 31 december 2006 visserijactiviteiten uitoefende en actief bleef in ultraperifere gebieden zonder te zijn opgenomen in het communautaire vlootregister. Dergelijke regularisaties moeten worden beschouwd als een uitbreiding van de ontwikkelingsplannen.

(4)

De ontwikkelingsplannen dragen bij tot de duurzame ontwikkeling van de visserijsector in ultraperifere gebieden. In dit verband dienen de referentieniveaus voor een aantal in ultraperifere gebieden geregistreerde vloten te worden herzien. Verordening (EG) nr. 2104/2004 (4) van de Commissie moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(5)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor de visserij en de aquacultuur,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De bijlage bij Verordening (EG) nr. 2104/2004 wordt vervangen door de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de zevende dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 29 oktober 2007.

Voor de Commissie

Joe BORG

Lid van de Commissie


(1)  PB L 358 van 31.12.2002, blz. 59. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 865/2007 (PB L 192 van 24.7.2007, blz. 1).

(2)  PB L 102 van 7.4.2004, blz. 9. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1646/2006 (PB L 309 van 9.11.2006, blz. 1).

(3)  Document van de Raad nr. 11823/06 ADD 1, 20 juli 2006.

(4)  PB L 365 van 10.12.2004, blz. 19. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1570/2005 (PB L 252 van 28.9.2005, blz. 6)


BIJLAGE

„BIJLAGE

Specifieke referentieniveaus voor in de ultraperifere gebieden van Spanje, Frankrijk en Portugal geregistreerde vissersvloten

Spanje

Vlootsegment

Segmentcode

GT

kW

Canarische Eilanden. Lengte < 12 m. EU-wateren

CA1

2 878

23 202

Canarische Eilanden. Lengte ≥ 12 m. EU-wateren

CA2

4 779

16 055

Canarische Eilanden. Lengte ≥ 12 m. Internationale wateren en wateren van derde landen

CA3

51 167

90 680

Totaal

 

58 824

129 937


Frankrijk

Vlootsegment

Segmentcode

GT

kW

Réunion. Demersale en pelagische soorten. Lengte < 12 m

4FC

1 050

19 320

Réunion. Pelagische soorten. Lengte ≥ 12 m

4FD

10 002

31 465

Frans-Guyana. Demersale en pelagische soorten. Lengte < 12 m

4FF

475

6 260

Frans-Guyana. Vaartuigen voor de garnalenvisserij.

4FG

7 560

19 726

Frans-Guyana. Pelagische soorten. Offshorevaartuigen.

4FH

3 500

5 000

Martinique. Demersale en pelagische soorten. Lengte < 12 m

4FJ

5 409

142 116

Martinique. Pelagische soorten. Lengte ≥ 12 m

4FK

1 000

3 000

Guadeloupe. Demersale en pelagische soorten. Lengte < 12 m

4FL

6 188

167 765

Guadeloupe. Pelagische soorten. Lengte ≥ 12 m

4FM

500

1 750

Totaal

 

35 684

396 402


Portugal

Vlootsegment

Segmentcode

GT

kW

Madeira. Demersale soorten. Lengte < 12 m

4K6

680

4 574

Madeira. Demersale en pelagische soorten. Lengte ≥ 12 m

4K7

5 354

17 414

Madeira. Pelagische soorten. Zegen. Lengte ≥ 12 m

4K8

253

1 170

Azoren. Demersale soorten. Lengte < 12 m

4K9

2 721

30 910

Azoren. Demersale en pelagische soorten. Lengte ≥ 12 m

4KA

14 246

29 845

Totaal

 

23 254

83 913”


30.10.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 284/8


VERORDENING (EG) Nr. 1275/2007 VAN DE COMMISSIE

van 29 oktober 2007

tot wijziging van bijlage IX bij Verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad houdende vaststelling van voorschriften inzake preventie, bestrijding en uitroeiing van bepaalde overdraagbare spongiforme encefalopathieën

(Voor de EER relevante tekst)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 houdende vaststelling van voorschriften inzake preventie, bestrijding en uitroeiing van bepaalde overdraagbare spongiforme encefalopathieën (1), en met name op artikel 23,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EG) nr. 999/2001 bevat voorschriften inzake preventie, bestrijding en uitroeiing van bepaalde overdraagbare spongiforme encefalopathieën (TSE's) bij dieren. Zij is van toepassing op de productie en het in de handel brengen van levende dieren en producten van dierlijke oorsprong.

(2)

Bijlage IX bij Verordening (EG) nr. 999/2001 bevat de voorschriften voor de invoer in de Gemeenschap van levende dieren, embryo's, eicellen en producten van dierlijke oorsprong. De verwijdering van gespecificeerd risicomateriaal uit producten die voor de menselijke voeding of de diervoeding bestemd zijn, is de belangrijkste maatregel ter bescherming van de volksgezondheid.

(3)

Artikel 5 van Verordening (EG) nr. 999/2001 bepaalt dat de BSE-status (BSE: boviene spongiforme encefalopathie) van lidstaten, derde landen of gebieden daarvan wordt vastgesteld door het land of gebied in te delen in drie categorieën: verwaarloosbaar BSE-risico, gecontroleerd BSE-risico en onbepaald BSE-risico. Dat artikel bepaalt ook dat de bedoelde indeling van de landen opnieuw moet worden bezien nadat de Werelddiergezondheidsorganisatie (OIE) een procedure voor de indeling van landen in de verschillende categorieën heeft vastgesteld.

(4)

In afwachting van de vaststelling van een besluit over de BSE-status van lidstaten en derde landen, voorziet Verordening (EG) nr. 999/2001 in de toepassing van overgangsbepalingen tot 1 juli 2007. Op grond van de overgangsbepalingen ten aanzien van BSE hadden de beperkingen van de invoer in de Gemeenschap vanuit derde landen met een BSE-risico betrekking op vleesproducten in de zin van Richtlijn 77/99/EEG van de Raad (2) met inbegrip van bewerkte ingewanden (dierlijke darmen). Bovendien is de mogelijkheid van driehoekshandel ingevoerd, waarbij derde landen met een BSE-risico behandelde ingewanden kunnen uitvoeren, die van oorsprong zijn uit landen waar het voorkomen van BSE zeer onwaarschijnlijk werd geacht.

(5)

Op 25 juni 2007 is Verordening (EG) nr. 999/2001 gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 722/2007 van de Commissie (3). De aldus gewijzigde Verordening (EG) nr. 999/2001 voerde een systeem voor de indeling in categorieën van landen aan de hand van hun BSE-risico in, overeenkomstig dat van de OIE. De verordening introduceerde niet alleen een indeling van alle landen in een van de drie categorieën: verwaarloosbaar BSE-risico, gecontroleerd BSE-risico en onbepaald BSE-risico, maar ook handelsvoorschriften per risicocategorie.

(6)

In de invoervoorschriften betreffende het nieuwe indelingssysteem werd verwezen naar vleesproducten volgens de definitie van Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (4), waarin bewerkte ingewanden werden uitgesloten. In overeenstemming met de vóór 1 juli 2007 geldende voorwaarden en om hetzelfde niveau van consumentenbescherming te verzekeren, moeten bewerkte ingewanden worden opgenomen in de lijst van producten die vallen onder de TSE-gerelateerde invoervoorschriften in Verordening (EG) nr. 999/2001. Bijlage IX bij die verordening moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(7)

Er gelden geen TSE-gerelateerde invoervoorwaarden voor derde landen met een verwaarloosbaar BSE-risico. Er moet duidelijkheid komen over de invoervoorwaarden voor ingewanden die van oorsprong zijn uit een land of gebied met een verwaarloosbaar BSE-risico en die worden behandeld in een derde land met een ander BSE-risico. Met het oog op consistentie moet de mogelijkheid van driehoekshandel in de nieuwe bepalingen opnieuw worden ingevoerd.

(8)

Verordening (EG) nr. 999/2001 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(9)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage IX bij Verordening (EG) nr. 999/2001 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 29 oktober 2007.

Voor de Commissie

Markos KYPRIANOU

Lid van de Commissie


(1)  PB L 147 van 31.5.2001, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 727/2007 van de Commissie (PB L 165 van 27.6.2007, blz. 8).

(2)  PB L 26 van 31.1.1977, blz. 85. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 807/2003 (PB L 122 van 16.5.2003, blz. 36).

(3)  PB L 164 van 26.6.2007, blz. 7.

(4)  PB L 139 van 30.4.2004, blz. 55, gerectificeerd in PB L 226 van 25.6.2004, blz. 22. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1791/2006 van de Raad (PB L 363 van 20.12.2006, blz. 1).


BIJLAGE

Bijlage IX, hoofdstuk C, wordt als volgt gewijzigd:

a)

Afdeling A komt als volgt te luiden:

„AFDELING A

Producten

Op de onderstaande producten van runderen, schapen en geiten, zoals omschreven in Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad (1) zijn, afhankelijk van het BSE-risico van het land van oorsprong, de voorwaarden van afdeling B, C of D van toepassing:

vers vlees,

gehakt vlees en vleesbereidingen,

vleesproducten,

bewerkte ingewanden,

gesmolten dierlijke vetten,

kanen en

gelatine.

b)

Aan afdeling C wordt het volgende punt 5 toegevoegd:

„5.

In geval van ingewanden van oorsprong uit landen of gebieden met een verwaarloosbaar BSE-risico wordt voor de invoer van bewerkte ingewanden een diergezondheidscertificaat vereist waaruit blijkt dat:

a)

het land of gebied overeenkomstig artikel 5, lid 2, is ingedeeld als land respectievelijk gebied met een gecontroleerd BSE-risico;

b)

de dieren waarvan de producten van runderen, schapen en geiten zijn afgeleid, geboren, ononderbroken gehouden en geslacht zijn in het land of gebied met een verwaarloosbaar BSE-risico en bij een ante- en een postmortemkeuring geschikt bevonden zijn;

c)

als de ingewanden van oorsprong zijn uit een land of gebied waar inheemse gevallen van BSE geweest zijn:

i)

de dieren geboren zijn na de datum met ingang waarvan het verbod op het vervoederen aan herkauwers van vleesbeendermeel en kanen, afkomstig van herkauwers, daadwerkelijk is toegepast, of

ii)

de producten van runderen, schapen of geiten geen gespecificeerd risicomateriaal zoals omschreven in bijlage V bevatten en niet daarvan afgeleid zijn.”.

c)

Aan afdeling D wordt het volgende punt 5 toegevoegd:

„5.

In geval van ingewanden van oorsprong uit landen of gebieden met een verwaarloosbaar BSE-risico wordt voor de invoer van bewerkte ingewanden een diergezondheidscertificaat vereist waaruit blijkt dat:

a)

het land of gebied overeenkomstig artikel 5, lid 2, is ingedeeld als land respectievelijk gebied met een onbepaald BSE-risico;

b)

de dieren waarvan de producten van runderen, schapen en geiten zijn afgeleid, geboren, ononderbroken gehouden en geslacht zijn in het land of gebied met een verwaarloosbaar BSE-risico en bij een ante- en een postmortemkeuring geschikt bevonden zijn;

c)

als de ingewanden van oorsprong zijn uit een land of gebied waar inheemse gevallen van BSE geweest zijn:

i)

de dieren geboren zijn na de datum met ingang waarvan het verbod op het vervoederen aan herkauwers van vleesbeendermeel en kanen, afkomstig van herkauwers, daadwerkelijk is toegepast, of

ii)

de producten van runderen, schapen of geiten geen gespecificeerd risicomateriaal zoals omschreven in bijlage V bevatten en niet daarvan afgeleid zijn.”.


(1)  PB L 139 van 30.4.2004, blz. 55, gerectificeerd in PB L 226 van 25.6.2004, blz. 22.”.


30.10.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 284/11


VERORDENING (EG) Nr. 1276/2007 VAN DE COMMISSIE

van 29 oktober 2007

houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad, Verordening (EG) nr. 247/2006 van de Raad en Verordening (EG) nr. 552/2007 van de Commissie, wat betreft de vaststelling van de begrotingsmaxima voor 2007

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad van 29 september 2003 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers en houdende wijziging van de Verordeningen (EEG) nr. 2019/93, (EG) nr. 1452/2001, (EG) nr. 1453/2001, (EG) nr. 1454/2001, (EG) nr. 1868/94, (EG) nr. 1251/1999, (EG) nr. 1254/1999, (EG) nr. 1673/2000, (EEG) nr. 2358/71 en (EG) nr. 2529/2001 (1), en met name op artikel 64, lid 2, en artikel 70, lid 2,

Gelet op Verordening (EG) nr. 247/2006 van de Raad van 30 januari 2006 houdende specifieke maatregelen op landbouwgebied ten behoeve van de ultraperifere gebieden van de Unie (2), en met name op artikel 20, lid 3, tweede zin,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In bijlage VIII bij Verordening (EG) nr. 1782/2003 is per lidstaat een nationaal maximum vastgesteld dat niet mag worden overschreden door de in titel III, hoofdstuk 2, van die verordening bedoelde referentiebedragen.

(2)

In artikel 23, lid 2, van Verordening (EG) nr. 247/2006 zijn de jaarbedragen vastgesteld ten belope waarvan de Gemeenschap de in de titels II en III van die verordening bedoelde maatregelen financiert.

(3)

In de bijlagen I, II en III bij Verordening (EG) nr. 552/2007 van de Commissie van 22 mei 2007 tot vaststelling van het maximumbedrag van de communautaire bijdrage in de financiering van de activiteitenprogramma’s in de sector olijfolie, tot vaststelling, voor 2007, van de begrotingsmaxima voor de gedeeltelijke of facultatieve uitvoering van de bedrijfstoeslagregeling en de jaarlijkse totaalbedragen voor de regeling inzake één enkele areaalbetaling waarin Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad voorziet, en tot wijziging van die verordening (3), zijn, telkens voor het kalenderjaar 2007, de begrotingsmaxima vastgesteld voor, respectievelijk, de op grond van de artikelen 66 tot en met 69 van Verordening (EG) nr. 1782/2003 te verlenen rechtstreekse betalingen, de op grond van artikel 70 van die verordening te verlenen rechtstreekse betalingen en de bedrijfstoeslagregeling.

(4)

Overeenkomstig artikel 20, lid 3, eerste zin, van Verordening (EG) nr. 247/2006 heeft Portugal besloten om voor 2007 het nationale maximum van de premierechten voor zoogkoeien te verlagen en het overeenkomstige bedrag over te dragen ter versterking van de in artikel 23 van Verordening (EG) nr. 247/2006 bedoelde bijdrage van de Gemeenschap in de financiering van de in die verordening vastgestelde specifieke maatregelen. Bijgevolg moet het in bijlage VIII van Verordening (EG) nr. 1782/2003 vastgestelde nationale maximum voor Portugal voor 2007 worden verminderd met het bedrag dat moet worden opgeteld bij het in artikel 23, lid 2, van Verordening (EG) nr. 247/2006 vastgestelde bedrag, en moeten tevens de voor Portugal voor 2007 geldende begrotingsmaxima die in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 552/2007 zijn vastgesteld voor de zoogkoeienpremie, met inbegrip van de aanvulling daarop, en voor de betalingen voor rundvlees (artikel 69 van Verordening (EG) nr. 1782/2003) worden verlaagd.

(5)

Overeenkomstig een door Portugal genomen besluit zijn de bedragen die afkomstig zijn van de in, respectievelijk, artikel 95 en artikel 96 van Verordening (EG) nr. 1782/2003 bedoelde melkpremie en extra betalingen, met ingang van 2007 opgenomen in de bedrijfstoeslagregeling. Op die basis is het voor Portugal voor 2007 geldende begrotingsmaximum voor de bedrijfstoeslagregeling, als bedoeld in titel III van Verordening (EG) nr. 1782/2003, berekend. Dit maximum is vastgesteld in bijlage III bij Verordening (EG) nr. 552/2007. Bij de vaststelling van de begrotingsmaxima voor 2007 is echter geen rekening gehouden met de uitsluiting uit de bedrijfstoeslagregeling van melkpremies en extra betalingen ten gunste van de landbouwers op de Azoren en Madeira op grond van artikel 70, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 1782/2003.

(6)

Derhalve moeten de voor 2007 voor Portugal geldende begrotingsmaxima voor rechtstreekse betalingen die op grond van artikel 70 van Verordening (EG) nr. 1782/2003 en op grond van de bedrijfstoeslagregeling moeten worden verleend, worden gewijzigd, door op het respectieve bedrag in bijlage III bij Verordening (EG) nr. 552/2007 een bedrag in mindering te brengen dat overeenstemt met de bedragen voor de melkpremie en de extra betalingen voor melkproducenten, en dat bedrag vervolgens op te tellen bij het respectieve bedrag in bijlage II bij de laatstgenoemde verordening.

(7)

Spanje heeft vóór 1 augustus 2004 besloten de bedrijfstoeslagregeling deels ten uitvoer te leggen in het kader van de in de artikelen 64 tot en met 69 van Verordening (EG) nr. 1782/2003 vastgestelde voorwaarden, met name voor de betalingen voor rundvlees. Krachtens artikel 8 van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad van 11 juli 2006 houdende algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds en het Cohesiefonds en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1260/1999 (4) komt de Spaanse regio Cantabrië met ingang van 2007 niet in aanmerking voor de in dat artikel bedoelde overgangssteun. Bijgevolg mag de in artikel 125, lid 5, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 bedoelde aanvullende nationale zoogkoeienpremie die aan de landbouwbedrijven in de Spaanse regio Cantabrië is verleend, met ingang van 2007 niet meer door het ELGF worden gefinancierd. Om het behoud van de communautaire steun in de zoogkoeiensector te verzekeren, heeft Spanje gevraagd het bedrag dat overeenstemt met betalingen die in het kader van de aanvullende nationale premie tot eind 2006 in Cantabrië zijn verleend, in mindering te brengen op het maximum dat in bijlage I van Verordening (EG) nr. 552/2007 voor de aanvullende nationale premie is vastgesteld en dat bedrag over te dragen naar het in die bijlage vastgestelde maximum voor de zoogkoeienpremie. Bijgevolg moeten de hierboven genoemde begrotingsplafonds worden aangepast.

(8)

De Verordeningen (EG) nr. 1782/2003, (EG) nr. 247/2006 en (EG) nr. 552/2007 moeten daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(9)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor rechtstreekse betalingen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Het in bijlage VIII bij Verordening (EG) nr. 1782/2003 vastgestelde bedrag voor Portugal voor 2007, wordt vervangen door „570 997”.

Artikel 2

Het in de tabel in artikel 23, lid 2, van Verordening (EG) nr. 247/2006 vastgestelde bedrag voor de Azoren en Madeira voor het begrotingsjaar 2008 wordt vervangen door „86,98”.

Artikel 3

Verordening (EG) nr. 552/2007 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Bijlage I wordt als volgt gewijzigd:

a)

Het bedrag voor de „Zoogkoeienpremie” voor Spanje wordt vervangen door „261 153”;

b)

het bedrag voor de „Aanvullende zoogkoeienpremie” voor Spanje wordt vervangen door „26 000”;

c)

het bedrag voor de „Zoogkoeienpremie” voor Portugal wordt vervangen door „78 695”;

d)

het bedrag voor de „Aanvullende zoogkoeienpremie” voor Portugal wordt vervangen door „9 462”;

e)

het bedrag voor „Artikel 69, rundvlees” voor Portugal wordt vervangen door „1 681”.

2)

Bijlage II wordt vervangen door de tekst in de bijlage bij de onderhavige verordening.

3)

In bijlage III wordt het bedrag voor Portugal vervangen door „413 774”.

Artikel 4

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 29 oktober 2007.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 270 van 21.10.2003, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1182/2007 (PB L 273 van 17.10.2007, blz. 1).

(2)  PB L 42 van 14.2.2006, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2013/2006 (PB L 384 van 29.12.2006, blz. 13).

(3)  PB L 131 van 23.5.2007, blz. 10.

(4)  PB L 210 van 31.7.2006, blz. 25. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1989/2006 (PB L 411 van 30.12.2006, blz. 6), gerectificeerd in PB L 27 van 2.2.2007, blz. 5).


BIJLAGE

„BIJLAGE II

BEGROTINGSMAXIMA VOOR DE OP GROND VAN ARTIKEL 70 VAN VERORDENING (EG) Nr. 1782/2003 TE VERLENEN RECHTSTREEKSE BETALINGEN

Kalenderjaar 2007

(in 1000 EUR)

 

België

Griekenland

Spanje

Frankrijk

Italië

Nederland

Portugal

Finland

Artikel 70, lid 1, onder a)

Steun voor zaaizaad

1 397

1 400

10 347

2 310

13 321

726

272

1 150

Artikel 70, lid 1, onder b)

Areaalbetaling voor akkerbouwgewassen

 

 

23

 

 

 

 

 

Steun voor zaaddragende leguminosen

 

 

1

 

 

 

 

 

Specifieke steun voor rijst

 

 

 

3 053

 

 

 

 

Steun voor tabak

 

 

 

 

 

 

166

 

Melkpremie

 

 

 

 

 

 

12 608

 

Extra betalingen aan melkproducenten

 

 

 

 

 

 

6 254”

 


30.10.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 284/14


VERORDENING (EG) Nr. 1277/2007 VAN DE COMMISSIE

van 29 oktober 2007

houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 1438/2003 tot vaststelling van bepalingen ter uitvoering van het gemeenschappelijk vlootbeleid als omschreven in hoofdstuk III van Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad van 20 december 2002 inzake de instandhouding en de duurzame exploitatie van de visbestanden in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid (1), en met name op artikel 11, lid 5, artikel 12, lid 2, artikel 13, lid 2, en artikel 14, lid 2,

Gelet op het Verdrag betreffende de toetreding van Bulgarije en Roemenië,

Gelet op de Akte van toetreding van Bulgarije en Roemenië, en met name op artikel 56,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 1438/2003 van de Commissie (2) zijn de uitvoeringsbepalingen vastgesteld voor het hoofdstuk van Verordening (EG) nr. 2371/2002 dat betrekking heeft op het vlootbeleid, en met name voor de artikelen 11, 12, 13 en 14.

(2)

Op 28 juli 2007 is artikel 11 van Verordening (EG) nr. 2371/2002 gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 865/2007 om de lidstaten in staat te stellen 4 % van de gemiddelde jaarlijkse tonnage die met overheidssteun is onttrokken tussen 1 januari 2003 en 31 december 2006 en 4 % van de tonnage die vanaf 1 januari 2007 met overheidssteun aan de vloot wordt onttrokken, opnieuw toe te wijzen.

(3)

Op 28 juli 2007 is artikel 13 van Verordening (EG) nr. 2371/2002 gewijzigd om rekening te houden met de in artikel 25, lid 3, onder b) en c), van Verordening (EG) nr. 1198/2006 van de Raad (3) vastgestelde voorwaarde dat een motor slechts met overheidssteun kan worden vervangen als de nieuwe motor ten minste 20 % minder vermogen heeft dan de oude motor, behalve als het gaat om de vervanging van een motor die wordt gebruikt bij de kleinschalige kustvisserij als omschreven in die verordening. Voorts is een overgangsregeling in het kader waarvan slechts overheidssteunverplichtingen voor vlootvernieuwing na de invoering van het nieuwe gemeenschappelijke visserijbeleid en tot eind 2004 konden worden aangegaan als de totale capaciteit met 3 % werd verminderd, niet langer van toepassing.

(4)

Na de voltooiing van de meting van alle vissersvaartuigen kan de aanpassingsregel met betrekking tot het effect van die meting op het in tonnage uitgedrukte referentieniveau worden geschrapt; deze regeling moet evenwel worden behouden met het oog op een strikte toepassing, wat tonnage betreft, van de regeling voor toevoeging/onttrekking.

(5)

De bestaande vrijstelling van de regeling voor toevoeging/onttrekking voor vaartuigen die vanaf 1 januari 2003 of, voor de lidstaten die later zijn toegetreden, vanaf de datum van toetreding, aan de vloot zijn toegevoegd op grond van een administratief besluit dat vóór 1 januari 2003, respectievelijk vóór de datum van toetreding is genomen, moet worden herzien. Deze herziening houdt in dat die vrijstelling zal gelden voor vaartuigen waarvan de toevoeging aan de vloot, hoewel daartoe overeenkomstig de nationale en de communautaire regelgeving was besloten vóór de toetreding of het administratieve besluit, niet voor de overgangsmaatregelen in aanmerking kwam omdat de overgangsperiode van drie jaar te kort was.

(6)

Bulgarije en Roemenië zijn op 1 januari 2007 tot de Gemeenschap toegetreden zodat Verordening (EG) nr. 1438/2003 moet worden aangepast.

(7)

Verordening (EG) nr. 1438/2003 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(8)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor de visserij en de aquacultuur,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EG) nr. 1438/2003 wordt als volgt gewijzigd:

1.

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

a)

Lid 1 wordt vervangen door:

„1.

„GTa1” of de „totale tonnage van de vaartuigen die tussen 1 januari 2003 en 31 december 2006 met overheidssteun aan de vloot zijn onttrokken”: de totale tonnage van de vaartuigen die met overheidssteun aan de vloot zijn onttrokken tussen 1 januari 2003 en 31 december 2006. In de in artikel 4 vastgestelde formule voor het referentieniveau in tonnage wordt met deze waarde slechts rekening gehouden voor de hoeveelheid capaciteit bovenop de vermindering in tonnage die nodig was om te voldoen aan de referentieniveaus uit hoofde van artikel 12, lid 1, van Verordening (EG) nr. 2371/2002.

Voor de nieuwe lidstaten wordt onder „GTa1” of de „totale tonnage van de vaartuigen die tussen 1 januari 2003 en 31 december 2006 met overheidssteun aan de vloot zijn onttrokken” verstaan de totale tonnage van de vaartuigen die met overheidssteun aan de vloot zijn onttrokken tussen de datum van toetreding en 31 december 2006.”.

b)

Lid 3 wordt vervangen door:

„3.

„GTa2” of de „totale tonnage van de vaartuigen die na 31 december 2006 met overheidssteun aan de vloot zijn onttrokken”: de totale tonnage van de vaartuigen die met overheidssteun aan de vloot zijn onttrokken tussen 1 januari 2007 en de datum waarvoor GTt is berekend. In de in artikel 4 vastgestelde formule voor het referentieniveau in tonnage wordt met deze waarde slechts rekening gehouden voor de hoeveelheid capaciteit bovenop de vermindering in tonnage die nodig was om te voldoen aan de referentieniveaus uit hoofde van artikel 12, lid 1, van Verordening (EG) nr. 2371/2002.”.

c)

Lid 11 wordt vervangen door:

„11.

„nieuwe lidstaten”: een lidstaat die na 1 januari 2003 tot de Gemeenschap is toegetreden.”.

d)

Het volgende lid 12 wordt toegevoegd:

„12.

„kWr” of „het totale vermogen van de motoren die, onder voorwaarde van een vermogensvermindering, met overheidssteun zijn vervangen”: het totale vermogen van de motoren die na 31 december 2006 met overheidssteun zijn vervangen overeenkomstig artikel 25, lid 3, onder b) en c), van Verordening (EG) nr. 1198/2006 van de Raad (4).

2.

Artikel 4 wordt vervangen door:

„Artikel 4

Toezicht op de referentieniveaus

1.   Voor elke lidstaat, met uitzondering van de nieuwe lidstaten, is het referentieniveau in tonnage op een tijdstip na 1 januari 2003 (R(GT)t) gelijk aan het in bijlage I voor die lidstaat bepaalde referentieniveau op 1 januari 2003 (R(GT)03),

a)

verminderd met:

i)

99 % van de totale tonnage van de vaartuigen die tussen 1 januari 2003 en 31 december 2006 met overheidssteun aan de vloot zijn onttrokken (GTa1),

ii)

96 % van de totale tonnage van de vaartuigen die na 31 december 2006 met overheidssteun aan de vloot zijn onttrokken (GTa2);

b)

en vermeerderd met: de totale tonnageverhoging die is toegekend op grond van artikel 11, lid 5, van Verordening (EG) nr. 2371/2002 (GTS).

Deze referentieniveaus worden berekend volgens de volgende formule:

R(GT)t = R(GT)03 – 0,99 GTa1 – 0,96 GTa2 + GTS

Wanneer nieuwe vangstcapaciteit aan de vloot wordt toegevoegd overeenkomstig artikel 13, lid 1, onder b) ii), van Verordening (EG) nr. 2371/2002, worden de in de tweede alinea vermelde referentieniveaus overeenkomstig de onderstaande formule verminderd met 35 % van de totale tonnage van de vaartuigen van meer dan 100 GT die aan de vloot zijn toegevoegd met na 31 december 2002 toegekende overheidssteun (GT100):

R(GT)t = R(GT)03 – 0,99 GTa1 – 0,96 GTa2 – 0,35 GT100 + GTS

2.   Voor elke lidstaat, met uitzondering van de nieuwe lidstaten, is het referentieniveau in motorvermogen op een tijdstip na 1 januari 2003 (R(kW)t) gelijk aan het in bijlage I voor die lidstaat bepaalde referentieniveau op 1 januari 2003 (R(kW)03), verminderd met het totale vermogen van de vaartuigen die na 31 december 2002 met overheidssteun aan de vloot zijn onttrokken (kWa) en met 20 % van het totale vermogen van de motoren die, onder voorwaarde van een vermogensvermindering, met overheidssteun zijn vervangen (kWr).

Deze referentieniveaus worden berekend volgens de volgende formule:

R(kW)t = R(kW)03 – kWa – 0,2 kWr

Wanneer nieuwe vangstcapaciteit aan de vloot wordt toegevoegd overeenkomstig artikel 13, lid 1, onder b) ii), van Verordening (EG) nr. 2371/2002, worden de in de tweede alinea vermelde referentieniveaus overeenkomstig de onderstaande formule verminderd met 35 % van het totale vermogen van de vaartuigen van meer dan 100 GT die aan de vloot zijn toegevoegd met na 31 december 2002 toegekende overheidssteun (KW100):

R(kW)t = R(kW)03 – kWa – 0,2 kWr – 0,35 kW100”.

3.

Artikel 5 wordt geschrapt.

4.

Artikel 6 wordt vervangen door:

„Artikel 6

Vangstcapaciteit van de vloot op 1 januari 2003

Behalve voor de nieuwe lidstaten wordt voor de toepassing van artikel 7 de vangstcapaciteit in tonnage (GT03) en vermogen (kW03) op 1 januari 2003 bepaald rekening houdende — overeenkomstig bijlage II — met de vaartuigen die op grond van een administratief besluit dat de betrokken lidstaat tussen 1 januari 1998 en 31 december 2002 heeft genomen overeenkomstig de toen geldende wetgeving, en met name overeenkomstig de nationale regeling voor toevoeging/onttrekking die aan de Commissie is gemeld overeenkomstig artikel 6, lid 2, van Besluit 97/413/EG (5), aan de vloot zijn toegevoegd binnen vijf jaar na de datum van dat administratieve besluit.

5.

Artikel 6 bis wordt vervangen door:

„Artikel 6bis

Vangstcapaciteit van de vloot van de nieuwe lidstaten op de datum van toetreding

Voor de nieuwe lidstaten wordt voor de toepassing van artikel 7 bis de vangstcapaciteit in tonnage (GTacc) en vermogen (kWacc) op de datum van toetreding bepaald rekening houdende — overeenkomstig bijlage III — met de vaartuigen die op grond van een administratief besluit dat de betrokken lidstaat hoogstens vijf jaar vóór de datum van toetreding heeft genomen, aan de vloot zijn toegevoegd binnen vijf jaar na de datum van dat administratieve besluit.”.

6.

Artikel 7 wordt vervangen door:

„Artikel 7

Toezicht op aan de vloot toegevoegde of onttrokken vaartuigen

1.   Om te voldoen aan artikel 13 van Verordening (EG) nr. 2371/2002 moet elke lidstaat, met uitzondering van de nieuwe lidstaten, ervoor zorgen dat de vangstcapaciteit in tonnage (GTt) steeds ten hoogste gelijk is aan de vangstcapaciteit op 1 januari 2003 (GT03),

a)

verminderd met:

i)

99 % van de totale tonnage van de vaartuigen die tussen 1 januari 2003 en 31 december 2006 met overheidssteun aan de vloot zijn onttrokken (GTa1),

ii)

96 % van de totale tonnage van de vaartuigen die na 31 december 2006 met overheidssteun aan de vloot zijn onttrokken (GTa2),

iii)

35 % van de totale tonnage van de vaartuigen van meer dan 100 GT die aan de vloot zijn toegevoegd met na 31 december 2002 toegekende overheidssteun (GT100);

b)

en vermeerderd met:

i)

de totale tonnageverhoging die is toegekend op grond van artikel 11, lid 5, van Verordening (EG) nr. 2371/2002 (GTS),

ii)

het resultaat van de hermeting van de vloot (Δ(GT-GRT)).

Elke lidstaat zorgt ervoor dat aan de volgende formule wordt voldaan:

GTt ≤ GT03 – 0,99 GTa1 – 0,96 GTa2 – 0,35 GT100 + GTS + Δ(GT-GRT)

2.   Om te voldoen aan artikel 13 van Verordening (EG) nr. 2371/2002 moet elke lidstaat, met uitzondering van de nieuwe lidstaten, ervoor zorgen dat de vangstcapaciteit in vermogen (kWt) steeds ten hoogste gelijk is aan de vangstcapaciteit op 1 januari 2003 (kW03), verminderd met:

a)

het totale vermogen van de vaartuigen die na 31 december 2002 met overheidssteun aan de vloot zijn onttrokken (kWa),

b)

20 % van het totale vermogen van de motoren die, onder voorwaarde van een vermogensvermindering, met overheidssteun zijn vervangen (kWr),

c)

35 % van het totale vermogen van de vaartuigen van meer dan 100 GT die aan de vloot zijn toegevoegd met na 31 december 2002 toegekende overheidssteun (kW100).

Elke lidstaat zorgt ervoor dat aan de volgende formule wordt voldaan:

kWt ≤ kW03 – kWa – 0,2 kWr – 0,35 kW100

7.

Artikel 7 bis wordt vervangen door:

„Artikel 7bis

Toezicht op aan de vloot toegevoegde of onttrokken vaartuigen in de nieuwe lidstaten

1.   Om te voldoen aan artikel 13 van Verordening (EG) nr. 2371/2002 moet elke nieuwe lidstaat ervoor zorgen dat de vangstcapaciteit in tonnage (GTt) steeds ten hoogste gelijk is aan de vangstcapaciteit op de datum van toetreding (GTacc),

a)

verminderd met:

i)

voor de nieuwe lidstaten die op 1 mei 2004 tot de Gemeenschap zijn toegetreden, 98,5 % van de totale tonnage van de vaartuigen die tussen die datum en 31 december 2006 met overheidssteun aan de vloot zijn onttrokken (GTa1),

ii)

voor elke nieuwe lidstaat 96 % van de totale tonnage van de vaartuigen die na 31 december 2006 met overheidssteun aan de vloot zijn onttrokken (GTa2),

iii)

voor elke nieuwe lidstaat 35 % van de totale tonnage van de vaartuigen van meer dan 100 GT die aan de vloot zijn toegevoegd met overheidssteun die op of na de datum van toetreding is toegekend (GT100);

b)

en vermeerderd met:

i)

de totale tonnageverhoging die is toegekend op grond van artikel 11, lid 5, van Verordening (EG) nr. 2371/2002 (GTS),

ii)

het resultaat van de hermeting van de vloot (Δ(GT-GRT)).

Elke nieuwe lidstaat zorgt ervoor dat aan de volgende formule wordt voldaan:

GTt ≤ GTacc – 0,985 GTa1 – 0,96 GTa2 – 0,35 GT100 + GTS + Δ(GT-GRT).

2.   Om te voldoen aan artikel 13 van Verordening (EG) nr. 2371/2002 moet elke nieuwe lidstaat ervoor zorgen dat de vangstcapaciteit in vermogen (kWt) steeds ten hoogste gelijk is aan de vangstcapaciteit op de datum van toetreding (kWacc), verminderd met:

a)

het totale vermogen van de vaartuigen die op of na de datum van toetreding met overheidssteun aan de vloot zijn onttrokken (kWa),

b)

20 % van het totale vermogen van de motoren die, onder voorwaarde van een vermogensvermindering, met overheidssteun zijn vervangen (kWr),

c)

35 % van het totale vermogen van de vaartuigen van meer dan 100 GT die aan de vloot zijn toegevoegd met overheidssteun die op of na de datum van toetreding is toegekend (kW100).

Elke nieuwe lidstaat zorgt ervoor dat aan de volgende formule wordt voldaan:

kWt ≤ kWacc – kWa – 0,2 kWr – 0,35 kW100”.

8.

Bijlage II wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage I bij deze verordening.

9.

Bijlage III wordt vervangen door de tekst in bijlage II bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 29 oktober 2007.

Voor de Commissie

Joe BORG

Lid van de Commissie


(1)  PB L 358 van 31.12.2002, blz. 59. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 865/2007 (PB L 192 van 24.7.2007, blz. 1).

(2)  PB L 204 van 13.8.2003, blz. 21. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 916/2004 (PB L 163 van 30.4.2004, blz. 81).

(3)  PB L 223 van 15.8.2006, blz. 1.

(4)  PB L 223 van 15.8.2006, blz. 1.”.

(5)  PB L 175 van 3.7.1997, blz. 27.”.


BIJLAGE I

Bijlage II bij Verordening (EG) nr. 1438/2003 wordt als volgt gewijzigd:

1.

Punt 2 wordt vervangen door:

„2.

GT1: de totale tonnage van de vaartuigen die na 31 december 2002 met overheidssteun aan de vloot zijn toegevoegd op grond van een tussen 1 januari 1998 en 31 december 2002 genomen administratief besluit, waarvoor een overeenkomstige capaciteit zonder overheidssteun aan de vloot is onttrokken tussen 1 januari 1998 en 31 december 2002;”.

2.

Punt 4 wordt vervangen door:

„4.

GT3: de totale tonnage van de vaartuigen die na 31 december 2002 zonder overheidssteun aan de vloot zijn toegevoegd op grond van een tussen 1 januari 1998 en 31 december 2002 genomen administratief besluit, waarvoor een overeenkomstige capaciteit zonder overheidssteun aan de vloot is onttrokken tussen 1 januari 1998 en 31 december 2002;”.

3.

Punt 7 wordt vervangen door:

„7.

kW1: het totale vermogen van de vaartuigen die na 31 december 2002 met overheidssteun aan de vloot zijn toegevoegd op grond van een tussen 1 januari 1998 en 31 december 2002 genomen administratief besluit, waarvoor een overeenkomstige capaciteit zonder overheidssteun aan de vloot is onttrokken tussen 1 januari 1998 en 31 december 2002;”.

4.

Punt 9 wordt vervangen door:

„9.

kW3: het totale vermogen van de vaartuigen die na 31 december 2002 zonder overheidssteun aan de vloot zijn toegevoegd op grond van een tussen 1 januari 1998 en 31 december 2002 genomen administratief besluit, waarvoor een overeenkomstige capaciteit zonder overheidssteun aan de vloot is onttrokken tussen 1 januari 1998 en 31 december 2002;”.


BIJLAGE II

Bijlage III bij Verordening (EG) nr. 1438/2003 wordt vervangen door:

„BIJLAGE III

REGELS VOOR HET BEREKENEN VAN DE VANGSTCAPACITEIT IN TONNAGE (GTacc) EN VERMOGEN (kWacc) VOOR DE NIEUWE LIDSTATEN OP DE DATUM VAN TOETREDING

Voor de toepassing van deze bijlage wordt verstaan onder:

1.

GTFR: de vangstcapaciteit van de vloot op de datum van toetreding in tonnage, berekend aan de hand van de gegevens van het communautair gegevensbestand van vissersvaartuigen;

2.

GT1: de totale tonnage van de vaartuigen die na de datum van toetreding aan de vloot zijn toegevoegd op grond van een administratief besluit dat hoogstens vijf jaar vóór de datum van toetreding is genomen;

3.

kWFR: de vangstcapaciteit van de vloot op de datum van toetreding in vermogen, berekend aan de hand van de gegevens van het communautair gegevensbestand van vissersvaartuigen;

4.

kW1: het totale vermogen van de vaartuigen die na de datum van toetreding aan de vloot zijn toegevoegd op grond van een administratief besluit dat hoogstens vijf jaar vóór de datum van toetreding is genomen;

De vangstcapaciteit van de vloot in tonnage GTacc en vermogen kWacc, als bedoeld in artikel 6 bis, wordt berekend aan de hand van de volgende formule:

 

GTacc = GTFR + GT1

 

kWacc = kWFR + kW1


30.10.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 284/20


VERORDENING (EG) Nr. 1278/2007 VAN DE COMMISSIE

van 29 oktober 2007

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 318/2007 tot vaststelling van de veterinairrechtelijke voorschriften voor de invoer van bepaalde vogels in de Gemeenschap en de desbetreffende quarantainevoorschriften

(Voor de EER relevante tekst)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 91/496/EEG van de Raad van 15 juli 1991 tot vaststelling van de beginselen voor de organisatie van de veterinaire controles voor dieren uit derde landen die in de Gemeenschap worden binnengebracht en tot wijziging van de Richtlijnen 89/662/EEG, 90/425/EEG en 90/675/EEG (1), en met name op artikel 10, lid 3, tweede alinea, en lid 4, eerste alinea,

Gelet op Richtlijn 92/65/EEG van de Raad van 13 juli 1992 tot vaststelling van de veterinairrechtelijke voorschriften voor het handelsverkeer en de invoer in de Gemeenschap van dieren, sperma, eicellen en embryo’s waarvoor ten aanzien van de veterinairrechtelijke voorschriften geen specifieke communautaire regelgeving als bedoeld in bijlage A, onder I, van Richtlijn 90/425/EEG (2) geldt, en met name op artikel 18, lid 1, vierde streepje,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EG) nr. 318/2007 van de Commissie (3) stelt de veterinairrechtelijke voorschriften vast voor de invoer van bepaalde vogels, met uitzondering van pluimvee, in de Gemeenschap en de desbetreffende quarantainevoorschriften die na invoer voor deze vogels gelden.

(2)

Er moet uitdrukkelijk op worden gewezen dat bij Verordening (EG) nr. 318/2007 uitsluitend de invoer van in gevangenschap gefokte vogels wordt toegestaan. Voor de duidelijkheid moet ook uitdrukkelijk worden vermeld dat de invoer in de Gemeenschap bij Verordening (EG) nr. 318/2007 uitsluitend wordt toegestaan wanneer de vogels uit erkende vermeerderingsbedrijven afkomstig zijn.

(3)

Na invoer moeten de vogels onmiddellijk naar een erkende quarantainevoorziening of een erkend quarantainestation worden gebracht, waar zij moeten blijven tot een infectie met virussen van aviaire influenza of de ziekte van Newcastle is uitgesloten.

(4)

Indien in een erkende quarantainevoorziening of in een eenheid van een erkend quarantainestation aviaire influenza of de ziekte van Newcastle wordt vermoed, worden overeenkomstig Verordening (EG) nr. 318/2007 alle vogels in de quarantainevoorziening of eenheid van het quarantainestation gedood en vernietigd alvorens het vermoeden door laboratoriumtests is bevestigd.

(5)

Aangezien de vogels waarvan wordt vermoed dat zij met aviaire influenza of de ziekte van Newcastle zijn besmet, in een erkende quarantainevoorziening of in een eenheid van een erkend quarantainestation worden gehouden, bestaat er evenwel geen gevaar dat de ziekte zich verder verspreidt.

(6)

Om elke andere oorzaak van ziektesymptomen uit te sluiten, is het daarom raadzaam te wachten tot het vermoeden is bevestigd alvorens te beginnen de vogels in de betrokken voorzieningen te doden en te vernietigen.

(7)

Bijlage V bij Verordening (EG) nr. 318/2007 bevat een lijst van de voorzieningen en stations die door de bevoegde instanties van de lidstaten zijn erkend voor de invoer van bepaalde vogels, met uitzondering van pluimvee. Oostenrijk, Tsjechië, Denemarken, Duitsland, Spanje en het Verenigd Koninkrijk hebben hun erkende quarantainevoorzieningen of -stations aan een herziening onderworpen en hebben de Commissie een geactualiseerde lijst toegestuurd. De lijst van erkende quarantainevoorzieningen of -stations in bijlage V bij Verordening (EG) nr. 318/2007 moet dan ook dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(8)

Verordening (EG) nr. 318/2007 moet bijgevolg dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(9)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EG) nr. 318/2007 wordt als volgt gewijzigd:

1.

In artikel 4 komt de inleidende zin als volgt te luiden:

„Erkende vermeerderingsbedrijven moeten aan de volgende voorschriften voldoen:”.

2.

Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:

a)

de inleidende zin komt als volgt te luiden:

„De invoer van vogels wordt slechts toegestaan wanneer de vogels aan de volgende voorschriften voldoen:”;

b)

na punt b) wordt het volgende punt ingevoegd:

„b bis)

de vogels zijn afkomstig van erkende vermeerderingsbedrijven die voldoen aan de voorschriften van artikel 4;”.

3.

Artikel 13 komt als volgt te luiden:

„Artikel 13

Maatregelen ingeval het vermoeden bestaat dat in een erkende quarantainevoorziening of een erkend quarantainestation een ziekte heerst

1.   Indien tijdens de quarantaine in een erkende quarantainevoorziening het vermoeden bestaat dat een of meer vogels en/of verklikkervogels met aviaire influenza of de ziekte van Newcastle zijn besmet, worden de volgende maatregelen genomen:

a)

de bevoegde autoriteit plaatst de erkende quarantainevoorziening onder officieel toezicht;

b)

er worden van die vogels en verklikkervogels monsters voor virologisch onderzoek, als bedoeld in punt 2 van bijlage VI, genomen en die monsters worden dienovereenkomstig geanalyseerd;

c)

er mogen geen vogels de erkende quarantainevoorziening binnenkomen of verlaten totdat het vermoeden is weerlegd.

2.   Indien het in het eerste lid bedoelde vermoeden van aviaire influenza of de ziekte van Newcastle in de betrokken erkende quarantainevoorziening is bevestigd, worden de volgende maatregelen genomen:

a)

alle vogels en verklikkervogels in de erkende quarantainevoorziening worden gedood en vernietigd;

b)

de erkende quarantainevoorziening wordt gereinigd en ontsmet;

c)

er worden geen vogels in de erkende quarantainevoorziening binnengebracht tot 21 dagen na de definitieve reiniging en ontsmetting.

3.   Indien tijdens de quarantaine in een erkend quarantainestation het vermoeden bestaat dat een of meer vogels en/of verklikkervogels in een eenheid van het quarantainestation met aviaire influenza of de ziekte van Newcastle zijn besmet, worden de volgende maatregelen genomen:

a)

de bevoegde autoriteit plaatst het erkende quarantainestation onder officieel toezicht;

b)

er worden van die vogels en verklikkervogels monsters voor virologisch onderzoek, als bedoeld in punt 2 van bijlage VI, genomen en die monsters worden dienovereenkomstig geanalyseerd;

c)

er mogen geen vogels het erkende quarantainestation binnenkomen of verlaten totdat het vermoeden is weerlegd.

4.   Indien het in het derde lid bedoelde vermoeden van aviaire influenza of de ziekte van Newcastle in de betrokken eenheid van het erkende quarantainestation is bevestigd, worden de volgende maatregelen genomen:

a)

alle vogels en verklikkervogels in de betrokken eenheid van het erkende quarantainestation worden gedood en vernietigd;

b)

de betrokken eenheid wordt gereinigd en ontsmet;

c)

de volgende monsters worden genomen:

i)

wanneer verklikkervogels worden gebruikt, moeten op zijn vroegst 21 dagen na de definitieve reiniging en ontsmetting van de betrokken eenheid van de verklikkervogels in de andere quarantaine-eenheden monsters voor serologisch onderzoek, als bedoeld in bijlage VI, worden genomen, of

ii)

wanneer geen verklikkervogels worden gebruikt, moeten tijdens de periode van 7 tot 15 dagen na de definitieve reiniging en ontsmetting van de vogels in de andere quarantaine-eenheden monsters voor virologisch onderzoek, als bedoeld in punt 2 van bijlage VI, worden genomen;

d)

er mogen geen vogels het erkende quarantainestation verlaten totdat uit de onderzoeken van de onder c) bedoelde monsters een negatief resultaat blijkt.

5.   De lidstaten stellen de Commissie in kennis van de uit hoofde van dit artikel genomen maatregelen.”.

4.

In artikel 14, lid 1, komt de eerste alinea als volgt te luiden:

„1.   Wanneer tijdens de quarantaine een of meer vogels en/of verklikkervogels besmet blijken te zijn met laagpathogene aviaire influenza (LPAI) of de ziekte van Newcastle, mag de bevoegde autoriteit op grond van een risicobeoordeling afwijkingen van de in artikel 13, lid 2, onder a), en lid 4, onder a), bedoelde maatregelen toestaan, mits deze afwijkingen de bestrijding van de ziekte niet in gevaar brengen (hierna „afwijkingen” genoemd).”.

5.

Bijlage V wordt vervangen door de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 29 oktober 2007.

Voor de Commissie

Markos KYPRIANOU

Lid van de Commissie


(1)  PB L 268 van 24.9.1991, blz. 56. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2006/104/EG (PB L 363 van 20.12.2006, blz. 352).

(2)  PB L 268 van 14.9.1992, blz. 54. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 2007/265/EG van de Commissie (PB L 114 van 1.5.2007, blz. 17).

(3)  PB L 84 van 24.3.2007, blz. 7.


BIJLAGE

„BIJLAGE V

Lijst van de erkende voorzieningen en stations, als bedoeld in artikel 6, lid 1

ISO-landcode

Naam van het land

Erkenningsnummer quarantainevoorziening of -station

AT

OOSTENRIJK

AT OP Q1

AT

OOSTENRIJK

AT-KO-Q1

AT

OOSTENRIJK

AT-3-ME-Q1

AT

OOSTENRIJK

AT-4-KI-Q1

AT

OOSTENRIJK

AT 4 WL Q 1

AT

OOSTENRIJK

AT-4-VB-Q1

AT

OOSTENRIJK

AT 6 10 Q 1

AT

OOSTENRIJK

AT 6 04 Q 1

BE

BELGIË

BE VQ 1003

BE

BELGIË

BE VQ 1010

BE

BELGIË

BE VQ 1011

BE

BELGIË

BE VQ 1012

BE

BELGIË

BE VQ 1013

BE

BELGIË

BE VQ 1016

BE

BELGIË

BE VQ 1017

BE

BELGIË

BE VQ 3001

BE

BELGIË

BE VQ 3008

BE

BELGIË

BE VQ 3014

BE

BELGIË

BE VQ 3015

BE

BELGIË

BE VQ 4009

BE

BELGIË

BE VQ 4017

BE

BELGIË

BE VQ 7015

CY

CYPRUS

CB 0011

CY

CYPRUS

CB 0012

CY

CYPRUS

CB 0061

CY

CYPRUS

CB 0013

CY

CYPRUS

CB 0031

CZ

TSJECHIË

21750005

CZ

TSJECHIË

21750016

CZ

TSJECHIË

21750027

CZ

TSJECHIË

21750038

CZ

TSJECHIË

61750009

DE

DUITSLAND

BW-1

DE

DUITSLAND

BY-1

DE

DUITSLAND

BY-2

DE

DUITSLAND

BY-3

DE

DUITSLAND

BY-4

DE

DUITSLAND

HE-1

DE

DUITSLAND

HE-2

DE

DUITSLAND

NI-1

DE

DUITSLAND

NI-2

DE

DUITSLAND

NI-3

DE

DUITSLAND

NW-1

DE

DUITSLAND

NW-2

DE

DUITSLAND

NW-3

DE

DUITSLAND

NW-4

DE

DUITSLAND

NW-5

DE

DUITSLAND

NW-6

DE

DUITSLAND

NW-7

DE

DUITSLAND

NW-8

DE

DUITSLAND

RP-1

DE

DUITSLAND

SN-1

DE

DUITSLAND

SN-2

DE

DUITSLAND

TH-1

DE

DUITSLAND

TH-2

ES

SPANJE

ES/01/02/05

ES

SPANJE

ES/05/02/12

ES

SPANJE

ES/05/03/13

ES

SPANJE

ES/09/02/10

ES

SPANJE

ES/17/02/07

ES

SPANJE

ES/04/03/11

ES

SPANJE

ES/04/03/14

ES

SPANJE

ES/09/03/15

ES

SPANJE

ES/09/06/18

FR

FRANKRIJK

38 193.01

GR

GRIEKENLAND

GR.1

GR

GRIEKENLAND

GR.2

HU

HONGARIJE

HU12MK001

IE

IERLAND

IRL-HBQ-1-2003 Unit A

IT

ITALIË

003AL707

IT

ITALIË

305/B/743

IT

ITALIË

132BG603

IT

ITALIË

170BG601

IT

ITALIË

233BG601

IT

ITALIË

068CR003

IT

ITALIË

006FR601

IT

ITALIË

054LCO22

IT

ITALIË

I - 19/ME/01

IT

ITALIË

119RM013

IT

ITALIË

006TS139

IT

ITALIË

133VA023

MT

MALTA

BQ 001

NL

NEDERLAND

NL-13000

NL

NEDERLAND

NL-13001

NL

NEDERLAND

NL-13002

NL

NEDERLAND

NL-13003

NL

NEDERLAND

NL-13004

NL

NEDERLAND

NL-13005

NL

NEDERLAND

NL-13006

NL

NEDERLAND

NL-13007

NL

NEDERLAND

NL-13008

NL

NEDERLAND

NL-13009

NL

NEDERLAND

NL-13010

PL

POLEN

14084501

PT

PORTUGAL

05.01/CQA

PT

PORTUGAL

01.02/cqa

UK

VERENIGD KONINKRIJK

21/07/01

UK

VERENIGD KONINKRIJK

21/07/02”


II Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie niet verplicht is

BESLUITEN/BESCHIKKINGEN

Raad

30.10.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 284/26


ADDENDUM

bij Besluit 2007/543/EG van de Raad van 23 juli 2007 betreffende de toetreding van Bulgarije en Roemenië tot de Overeenkomst tot oprichting van een Europese Politiedienst (Europol-overeenkomst)

(Publicatieblad van de Europese Unie L 200 van 1 augustus 2007)

De Bulgaarse en de Roemeense versie van de volgende overeenkomst en protocollen zullen later in de bijzondere uitgave van het Publicatieblad worden bekendgemaakt.

De Europol-overeenkomst en de protocollen van

24 juli 1996

19 juni 1997

30 november 2000

28 november 2002

27 november 2003.


Commissie

30.10.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 284/27


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 22 oktober 2007

waarbij een door Ierland gevraagde afwijking krachtens Richtlijn 91/676/EEG van de Raad inzake de bescherming van water tegen verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen wordt toegestaan

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2007) 5095)

(Slechts de tekst in de Engelse taal is authentiek)

(2007/697/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 91/676/EEG van de Raad van 12 december 1991 inzake de bescherming van water tegen verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen (1), en met name op bijlage III, punt 2, derde alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Wanneer een lidstaat voornemens is een andere hoeveelheid dierlijke mest per hectare per jaar op of in de bodem te brengen dan is bepaald in bijlage III, punt 2, tweede alinea, eerste zin en onder a), van Richtlijn 91/676/EEG, moet deze hoeveelheid zodanig worden vastgesteld dat geen afbreuk wordt gedaan aan de verwezenlijking van de in artikel 1 van die richtlijn genoemde doelstellingen en moet deze hoeveelheid worden gemotiveerd op basis van objectieve criteria zoals, in het onderhavige geval, lange groeiperiodes en gewassen met een hoge stikstofopname.

(2)

Op 12 november 2004 heeft Ierland een verzoek tot afwijking uit hoofde van bijlage III, punt 2, derde alinea, van Richtlijn 91/676/EEG bij de Commissie ingediend. Op 18 oktober 2006 is een geactualiseerde versie van dit verzoek ingediend, gebaseerd op de herziene nationale wetgeving (European Communities (Good Agricultural Practice for the Protection of Waters) Regulations, 2006 (Statutory Instrument Number 378 of 2006)).

(3)

De gevraagde afwijking betreft het voornemen van Ierland om toestemming te geven om op landbouwbedrijven met ten minste 80 % grasland 250 kg stikstof uit dierlijke mest per hectare per jaar op of in de bodem te brengen. Maximaal 10 000 rundveehouderijen in Ierland, d.w.z. 8 % van alle bedrijven, 8 % van de benutte landbouwgrond en 20 % van de grootvee-eenheden, zouden onder de afwijking kunnen vallen.

(4)

De Ierse wetgeving tot uitvoering van Richtlijn 91/676/EEG, de European Communities (Good Agricultural Practice for the Protection of Waters) Regulations, 2006 (Statutory Instrument Number 378 of 2006), is eveneens van toepassing op de gevraagde afwijking.

(5)

In de Ierse wetgeving tot uitvoering van Richtlijn 91/676/EEG wordt de maximale mestgift voor zowel stikstof als fosfaat vastgesteld. Deze maximale mestgift wordt gedifferentieerd op basis van het stikstof- en fosfaatgehalte van de bodem en houdt derhalve rekening met de bijdrage van stikstof en fosfaat uit de bodem.

(6)

Uit het derde verslag over de uitvoering van de nitraatrichtlijn in Ierland en de recente verslagen van het Bureau voor milieubescherming over de periode 2001-2003 die bij de Commissie zijn ingediend, blijkt dat de gemiddelde gemeten nitraatconcentratie in het grondwater in de orde van grootte van 2,5 mg N/l ligt en dat op slechts 2 % van de bemonsteringspunten een concentratie van meer dan 50 mg nitraat/l werd gemeten. Uit de gegevens over de waterkwaliteit in rivieren in de periode 2000-2003 blijkt dat de gemiddelde waarde in de Eurowaternet-meetstations 6,9 mg nitraat/l bedraagt.

(7)

Op 70 % van de grondwatermonitoringlocaties blijkt de nitraatconcentratie een stabiele of dalende tendens te vertonen; in de rivieren is in 2001-2003 in vergelijking met de vorige rapportageperiode 1995-1997 een verbetering van de kwaliteit geregistreerd en is de daling van de waterkwaliteit die sinds het eind van de jaren tachtig was geconstateerd, omgebogen. Ook is een afname van het aantal hypertrofe meren geconstateerd.

(8)

Ierland past overeenkomstig artikel 3, lid 5, van Richtlijn 91/676/EEG op zijn hele grondgebied een actieprogramma toe overeenkomstig de European Communities (Good Agricultural Practice for the Protection of Waters) Regulations, 2006 (Statutory Instrument Number 378 of 2006).

(9)

De omvang van de veestapel en het gebruik van kunstmest zijn het afgelopen decennium afgenomen. De daling was in de periode 1997-2004 voor runderen, varkens en schapen respectievelijk 7 %, 3 % en 17 %. De gemiddelde stikstofbelasting door dierlijke mest was in 2004 103 kg/ha en dit is een significante afname in vergelijking met de 140 kg/ha in 1998. De gemiddelde belasting met fosfor (P) was 16 kg/ha. Het gebruik van stikstofkunstmest daalde in de periode van 1999 tot 2005 met 21 %, het gebruik van fosfaatkunstmest in de periode van 1995 tot 2005 met 37 %.

(10)

In Ierland wordt 90 % van de landbouwgrond als grasland gebruikt en dan met name soorten grasland die zeer geschikt zijn voor de graslandproductie. In totaal valt 47 % van het oppervlak van graslandbedrijven onder de extensieve landbouw en dit heeft derhalve een relatief lage veebezetting en een lage mestgift, 36 % valt onder milieuprogramma’s voor de landbouw (de Rural Environment Protection Scheme, REP Scheme) en slechts 7 % valt onder de intensieve landbouw; 10 % wordt voor de akkerbouw gebruikt. Het gemiddelde gebruik van kunstmest op grasland is 82 kg stikstof/ha en 7,6 kg fosfor/ha.

(11)

Het Ierse klimaat wordt gekenmerkt door een gelijkmatig over het jaar verdeelde regenval en een betrekkelijk klein jaarlijks temperatuurbereik, hetgeen bevorderlijk is voor een lange groeiperiode voor gras, die varieert van 330 dagen per jaar in het zuidwesten tot ongeveer 250 dagen per jaar in het noordoosten.

(12)

Uit de bij de Ierse kennisgeving ingediende technische en wetenschappelijke documenten blijkt dat de voorgestelde hoeveelheid van 250 kg stikstof uit mest van graasvee per hectare per jaar op landbouwbedrijven met ten minste 80 % grasland gerechtvaardigd is op basis van objectieve criteria zoals lange groeiperiodes en gewassen met een hoge stikstofopname.

(13)

De Commissie is derhalve van mening dat de door Ierland aangevraagde hoeveelheid dierlijke mest geen afbreuk zal doen aan de verwezenlijking van de doelstellingen van Richtlijn 91/676/EEG, mits aan bepaalde strenge voorwaarden wordt voldaan.

(14)

Deze beschikking dient van toepassing te zijn in samenhang met het actieprogramma van Ierland, de European Communities (Good Agricultural Practice for the Protection of Waters) Regulations, 2006 (Statutory Instrument Number 378 of 2006).

(15)

De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 9 van Richtlijn 91/676/EEG ingestelde Nitraatcomité,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

De door Ierland bij brief van 18 oktober 2006 gevraagde afwijking, waarmee wordt beoogd een grotere hoeveelheid dierlijke mest toe te staan dan in bijlage III, punt 2, tweede alinea, eerste zin en onder a), van Richtlijn 91/676/EEG wordt bepaald, wordt onder de in deze beschikking neergelegde voorwaarden toegestaan.

Artikel 2

Definities

In deze beschikking wordt verstaan onder:

a)

„graslandbedrijf”: een landbouwbedrijf waar 80 % of meer van de landbouwgrond die voor het op- of inbrengen van mest beschikbaar is, gras is;

b)

„graasvee”: runderen (met uitzondering van mestkalveren), schapen, herten, geiten en paarden;

c)

„gras”: blijvend grasland of tijdelijk grasland (tijdelijk betekent dat de betrokken grond gedurende minder dan vier jaar grasland is).

Artikel 3

Toepassingsgebied

Deze beschikking geldt op individuele basis en met inachtneming van de in de artikelen 4, 5 en 6 vastgestelde voorwaarden voor graslandbedrijven.

Artikel 4

Jaarlijkse toestemming en verbintenis

1.   Landbouwers die van een afwijking gebruik willen maken, dienen jaarlijks een aanvraag in bij de bevoegde instanties.

2.   Tegelijk met de in lid 1 bedoelde jaarlijkse aanvraag verklaren zij schriftelijk dat zij zich ertoe verbinden aan de in de artikelen 5 en 6 vastgestelde voorwaarden te voldoen.

3.   De bevoegde instanties zorgen ervoor dat op alle aanvragen voor afwijkingen administratieve controle wordt uitgevoerd. Wanneer uit de door de nationale instanties uitgevoerde controle van de in lid 1 bedoelde aanvragen blijkt dat niet aan de in de artikelen 5 en 6 vastgestelde voorwaarden wordt voldaan, wordt de aanvrager daarvan in kennis gesteld. In dit geval wordt de aanvraag als afgewezen beschouwd.

Artikel 5

Op- of inbrengen van dierlijke en andere meststoffen

1.   De hoeveelheid dierlijke mest van graasvee die elk jaar op graslandbedrijven, ook door de dieren zelf, op of in de bodem wordt gebracht, bevat niet meer dan 250 kg stikstof per hectare, met inachtneming van de in de leden 2 tot en met 7 vastgestelde voorwaarden.

2.   De totale stikstofgift is niet groter dan de te voorziene nutriëntenbehoefte van het betrokken gewas, rekening houdend met de levering van nutriënten vanuit de bodem. De totale stikstofgift wordt gedifferentieerd op basis van de veebezetting en de productiviteit van het grasland.

3.   Voor elk bedrijf wordt een bemestingsplan bijgehouden, waarin de vruchtwisseling voor de landbouwgrond en de planning voor het op- of inbrengen van dierlijke mest en stikstof en fosfaat bevattende kunstmest worden beschreven. Dit plan is uiterlijk op 1 maart op het bedrijf beschikbaar.

Het bemestingsplan bevat de volgende gegevens:

a)

de omvang van de veestapel, een beschrijving van het huisvestings- en mestopslagsysteem, met inbegrip van de inhoud van de beschikbare opslagruimte voor dierlijke mest;

b)

een berekening van de op het bedrijf geproduceerde stikstof (minus de verliezen in de stallen en de mestopslagruimte) en fosfor uit dierlijke mest;

c)

de vruchtwisseling en het areaal voor elk gewas met een schets van de ligging van de verschillende percelen;

d)

de te verwachten stikstof- en fosforbehoefte van de gewassen;

e)

de hoeveelheid en soort dierlijke mest die door het landbouwbedrijf aan anderen of door anderen aan het landbouwbedrijf wordt geleverd;

f)

het resultaat van een bodemanalyse en met name de stikstof- en fosfortoestand van de bodem, indien beschikbaar;

g)

de op- of ingebrachte hoeveelheden stikstof en fosfor uit dierlijke mest voor elk perceel (gedeelte van het bedrijf dat wat gewas en bodemtype betreft homogeen is);

h)

de op- of ingebrachte hoeveelheden stikstof en fosfor uit chemische en andere meststoffen voor elk perceel.

Het bemestingsplan wordt uiterlijk zeven dagen na een wijziging van de landbouwpraktijken aangepast om te waarborgen dat het plan in overeenstemming is met de feitelijke landbouwpraktijken.

4.   Elk bedrijf houdt een mestboekhouding bij, waarin informatie over het beheer van vervuild water wordt opgenomen. Deze wordt voor elk kalenderjaar bij de bevoegde instantie ingediend.

5.   Elk graslandbedrijf dat de begunstigde is van een individuele afwijking, aanvaardt dat de in artikel 4, lid 1, bedoelde aanvraag, het bemestingsplan en de mestboekhouding aan een controle kunnen worden onderworpen.

6.   Voor elk bedrijf dat de begunstigde is van een individuele afwijking, wordt ten minste om de vier jaar voor elk deel van het bedrijf dat qua vruchtwisseling en bodemkenmerken homogeen is, een stikstof- en fosforanalyse in de bodem uitgevoerd. Er wordt minstens één analyse per 5 ha grond vereist.

7.   Dierlijke mest mag niet in het najaar vóór een grasteelt worden op- of ingebracht.

Artikel 6

Landbeheer

Van het areaal dat op landbouwbedrijven voor het op- en inbrengen van dierlijke mest beschikbaar is, moet 80 % of meer met gras worden bebouwd. Landbouwers die de begunstigden zijn van een individuele afwijking, voeren de volgende maatregelen uit:

a)

tijdelijk grasland wordt in het voorjaar geploegd;

b)

omgeploegd gras wordt op alle bodemtypes onmiddellijk gevolgd door een gewas met een hoge stikstofbehoefte;

c)

in de vruchtwisseling worden geen vlinderbloemigen of andere gewassen die stikstof uit de lucht binden, opgenomen. Dit geldt echter niet voor klaver op grasland met minder dan 50 % klaver en voor granen en erwten met gras als ondervrucht.

Artikel 7

Andere maatregelen

Ierland zorgt ervoor dat het gebruik van de afwijking geen afbreuk doet aan de maatregelen die nodig zijn om aan andere communautaire milieuwetgeving te voldoen.

Artikel 8

Monitoring

1.   De bevoegde instantie maakt kaarten waarop wordt aangegeven welk percentage van de graslandbedrijven, welk percentage van de veestapel en welk percentage van de landbouwgrond in elke county onder een individuele afwijking valt en werkt deze jaarlijks bij. Deze kaarten worden jaarlijks en voor het eerst op 1 maart 2008 bij de Commissie ingediend.

2.   De monitoring van de landbouwbedrijven die onder het actieprogramma en de afwijking vallen wordt uitgevoerd in landbouw-monitoringstroomgebieden die overeenkomstig het Ierse actieprogramma worden bepaald. De referentie-monitoringstroomgebieden zijn representatief voor de verschillende bodemtypes, intensiteitsniveaus en bemestingspraktijken.

3.   Onderzoek en continue nutriëntenanalyses leveren gegevens op over het lokale bodemgebruik, de vruchtwisseling en de landbouwpraktijken op de bedrijven die de begunstigden zijn van een individuele afwijking. Deze gegevens kunnen worden gebruikt voor modelmatige berekeningen van de omvang van de nitraatuitspoeling en de fosforverliezen op percelen waar tot 250 kg stikstof in mest van graasvee per hectare per jaar wordt op- of ingebracht.

4.   De monitoring van ondiep grondwater, bodemwater, drainagewater en stromen op landbouwbedrijven die behoren tot de monitoringlocaties voor landbouw-stroomgebieden, levert gegevens op over de nitraat- en fosforconcentratie in water dat vanuit de wortelzone in het grondwater en oppervlaktewater komt.

5.   Er wordt een intensievere watermonitoring uitgevoerd voor landbouw-stroomgebieden die in de nabijheid van de kwetsbaarste meren en bijzonder kwetsbare aquifers gelegen zijn.

6.   Er wordt een studie uitgevoerd om tegen het eind van de afwijkingsperiode gedetailleerde wetenschappelijke informatie te verzamelen over intensieve graslandsystemen in Ierland. Bij deze studie zal de nadruk liggen op de uitspoeling van nitraat bij intensieve zuivelproductiesystemen op kwetsbare bodemtypes (zand en zanderig leem) in representatieve gebieden.

Artikel 9

Controles

1.   De nationale bevoegde instantie voert administratieve controles uit op alle landbouwbedrijven die de begunstigden zijn van een individuele afwijking, om te bepalen of zij de maximale hoeveelheid van 250 kg stikstof per hectare per jaar uit mest van graasvee, de maximale mestgift voor stikstof en fosfor en de voorwaarden voor het landgebruik in acht nemen.

2.   Op basis van een risicoanalyse, de resultaten van de controles in voorgaande jaren en de resultaten van de algemene aselecte controle op de wetgeving voor de uitvoering van Richtlijn 91/676/EEG wordt een inspectieprogramma opgesteld. Bij ten minste 3 % van de bedrijven die de begunstigden zijn van een individuele afwijking, wordt een inspectie ter plaatse uitgevoerd met betrekking tot de in de artikelen 5 en 6 vastgestelde voorwaarden.

Artikel 10

Rapportage

1.   De bevoegde instantie dient de resultaten van de monitoring, samen met een beknopt verslag over de ontwikkeling van de waterkwaliteit en de evaluatiepraktijk, elk jaar bij de Commissie in. Het verslag bevat informatie over de wijze waarop de evaluatie van de uitvoering van de voorwaarden van de afwijking via controles op bedrijfsniveau wordt uitgevoerd, en informatie over bedrijven die zich niet aan de voorschriften hebben gehouden, op basis van de resultaten van administratieve controles en inspecties ter plaatse. De verslagen worden elk jaar in juni en voor het eerst in juni 2008 ingediend.

2.   De Commissie zal bij een eventueel nieuw verzoek om een afwijking rekening houden met de zo verkregen resultaten.

Artikel 11

Toepassing

Deze beschikking is van toepassing in de context van het Ierse actieprogramma, zoals uitgevoerd in de European Communities (Good Agricultural Practice for the Protection of Waters) Regulations, 2006 (Statutory Instrument Number 378 of 2006) van 18 juli 2006. Zij verstrijkt op 17 juli 2010.

Artikel 12

Deze beschikking is gericht tot Ierland.

Gedaan te Brussel, 22 oktober 2007.

Voor de Commissie

Stavros DIMAS

Lid van de Commissie


(1)  PB L 375 van 31.12.1991, blz. 1. Richtlijn gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1882/2003 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 284 van 31.10.2003, blz. 1).


30.10.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 284/31


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 29 oktober 2007

tot wijziging van Beschikking 2007/116/EG met het oog op de invoering van nieuwe gereserveerde nummers die met „116” beginnen

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2007) 5139)

(Voor de EER relevante tekst)

(2007/698/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 2002/21/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 inzake een gemeenschappelijk regelgevingskader voor elektronische communicatienetwerken en -diensten (kaderrichtlijn) (1), en met name op artikel 10, lid 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Beschikking 2007/116/EG van de Commissie van 15 februari 2007 inzake het reserveren van de nationale nummerreeks die begint met „116” voor geharmoniseerde nummers voor geharmoniseerde diensten met een maatschappelijke waarde (2) wordt de nationale nummerreeks die met „116” begint, gereserveerd voor geharmoniseerde nummers voor geharmoniseerde diensten met een maatschappelijke waarde. De bijlage bij die beschikking bevat een lijst van specifieke nummers die tot deze nummerreeks behoren en van de diensten waarvoor elk nummer is gereserveerd. Deze lijst kan worden aangepast volgens de procedure van artikel 22, lid 3, van Richtlijn 2002/21/EG.

(2)

De beschrijving van de aan het nummer 116000 verbonden dienst dient te worden bijgewerkt. Bovendien zijn twee nieuwe diensten, namelijk kinderhulplijnen en hulplijnen voor emotionele steun, aangemerkt als diensten met een maatschappelijke waarde die voor geharmoniseerde nummers in aanmerking komen. Om die redenen moet Beschikking 2007/116/EG worden bijgewerkt en dienen nieuwe gereserveerde nummers te worden ingevoerd.

(3)

Beschikking 2007/116/EG moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(4)

De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor communicatie,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

De bijlage bij Beschikking 2007/116/EG wordt vervangen door de bijlage bij deze beschikking.

Artikel 2

De lidstaten nemen alle nodige maatregelen om te waarborgen dat de bevoegde nationale regelgevende instantie vanaf 29 februari 2008 de krachtens deze beschikking aan de lijst toegevoegde nummers kan toekennen.

Artikel 3

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 29 oktober 2007.

Voor de Commissie

Viviane REDING

Lid van de Commissie


(1)  PB L 108 van 24.4.2002, blz. 33. Richtlijn gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 717/2007 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 171 van 29.6.2007, blz. 32).

(2)  PB L 49 van 17.2.2007, blz. 30.


BIJLAGE

Lijst van gereserveerde nummers voor geharmoniseerde diensten met een maatschappelijke waarde

Nummer

Dienst waarvoor het nummer is gereserveerd

Specifieke voorwaarden voor het recht op gebruik van dit nummer

116000

 

Benaming van de dienst:

Telefonische meldpunten voor vermiste kinderen

 

Beschrijving:

De dienst a) registreert meldingen van vermiste kinderen en geeft deze door aan de politie; b) geeft advies aan en steunt de voor het vermiste kind verantwoordelijke personen; c) werkt mee aan het onderzoek.

De dienst is continu bereikbaar (d.w.z. 24 uur per dag, 7 dagen per week, over het hele land).

116111

 

Benaming van de dienst:

Kinderhulplijnen

 

Beschrijving:

De dienst helpt kinderen die behoefte aan opvang en bescherming hebben en verwijst hen door naar diensten en voorzieningen; hij biedt kinderen de gelegenheid hun zorgen te uiten, te praten over zaken die hen rechtstreeks aanbelangen, en met iemand contact op te nemen wanneer zich een noodsituatie voordoet.

Ingeval de dienst niet continu bereikbaar is (d.w.z. 24 uur per dag, 7 dagen per week, over het hele land), moet de dienstverlener ervoor zorgen dat de informatie over de bereikbaarheid op een gemakkelijk toegankelijke wijze voor het publiek beschikbaar is, en dat tijdens periodes waarin de dienst niet bereikbaar is, bellers naar de dienst wordt medegedeeld wanneer deze weer bereikbaar zal zijn.

116123

 

Benaming van de dienst:

Hulplijnen voor emotionele steun

 

Beschrijving:

De dienst stelt de beller in staat echt menselijk contact te leggen waarbij wordt geluisterd zonder te oordelen. Hij biedt emotionele steun aan bellers die zich eenzaam voelen, in een psychologische crisis verkeren of zelfmoord overwegen.

Ingeval de dienst niet continu bereikbaar is (d.w.z. 24 uur per dag, 7 dagen per week, over het hele land), moet de dienstverlener ervoor zorgen dat de informatie over de bereikbaarheid op een gemakkelijk toegankelijke wijze voor het publiek beschikbaar is, en dat tijdens periodes waarin de dienst niet bereikbaar is, bellers naar de dienst wordt medegedeeld wanneer deze weer bereikbaar zal zijn.


30.10.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 284/33


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 29 oktober 2007

tot wijziging van Richtlijn 92/33/EEG van de Raad met het oog op de verlenging van de periode waarin mag worden afgeweken van de voorwaarden voor invoer, uit derde landen, van teeltmateriaal en plantgoed van groentegewassen

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2007) 5218)

(2007/699/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 92/33/EEG van de Raad van 28 april 1992 betreffende het in de handel brengen van teeltmateriaal en plantgoed van groentegewassen, met uitzondering van zaad (1), en met name op artikel 16, lid 2, tweede alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Krachtens artikel 16, lid 1, van Richtlijn 92/33/EEG moet de Commissie besluiten of teeltmateriaal en plantgoed van groentegewassen, met uitzondering van zaad, die in een derde land zijn geproduceerd en dezelfde garanties bieden inzake verplichtingen van de leverancier, identiteit, kenmerken, fytosanitair aspect, substraat, verpakking, voorschriften met betrekking tot inspectie, waarmerking en plombering, in al deze opzichten gelijkwaardig zijn aan teeltmateriaal en plantgoed van groentegewassen, met uitzondering van zaad, die in de Gemeenschap zijn geproduceerd en aan de eisen en voorschriften van de richtlijn voldoen.

(2)

In dit stadium kan de Commissie echter ten aanzien van geen enkel derde land een dergelijk besluit nemen omdat er momenteel onvoldoende informatie over in derde landen geldende voorwaarden beschikbaar is.

(3)

Om te voorkomen dat het normale handelspatroon wordt verstoord, moeten worden toegestaan dat lidstaten die teeltmateriaal en plantgoed van groentegewassen, met uitzondering van zaad, uit derde landen invoeren, voor die invoer doorgaan met de toepassing, overeenkomstig artikel 16, lid 2, van Richtlijn 92/33/EEG, van voorwaarden die gelijkwaardig zijn aan de voorwaarden die gelden voor soortgelijke producten uit de Gemeenschap. Bijgevolg moet de termijn voor de toepassing van de in Richtlijn 92/33/EEG vastgestelde afwijking voor de invoer van dergelijke producten worden verlengd tot na 31 december 2007.

(4)

Richtlijn 92/33/EEG dient derhalve dienovereenkomstig te worden gewijzigd.

(5)

De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor teeltmateriaal voor land-, tuin- en bosbouw,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

In artikel 16, lid 2, eerste alinea, van Richtlijn 92/33/EEG wordt de datum „31 december 2007” vervangen door „31 december 2012”.

Artikel 2

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 29 oktober 2007.

Voor de Commissie

Markos KYPRIANOU

Lid van de Commissie


(1)  PB L 157 van 10.6.1992, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2006/124/EG (PB L 339 van 6.12.2006, blz. 12).


RICHTSNOEREN

Europese Centrale Bank

30.10.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 284/34


RICHTSNOER VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK

van 20 september 2007

tot wijziging van de bijlagen I en II bij Richtsnoer ECB/2000/7 betreffende monetaire beleidsinstrumenten en -procedures van het Eurosysteem

(ECB/2007/10)

(2007/700/EG)

DE RAAD VAN BESTUUR VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op het eerste streepje van artikel 105, lid 2,

Gelet op de statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank, en met name op het eerste streepje van artikel 3.1, artikel 12.1, 14.3 en artikel 18.2 en artikel 20, alinea 1,

Gelet op Richtsnoer ECB/2000/7 van 31 augustus 2000 betreffende monetaire beleidsinstrumenten en -procedures van het Eurosysteem (1),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bijlage I bij Richtsnoer ECB/2000/7 dient te worden gewijzigd vanwege recente wijzigingen van de definitie en de uitvoering van het gemeenschappelijke monetaire beleid van het Eurosysteem. Deze wijzigingen betreffen onder meer de beleenbare activa en de schrapping van rechtstreekse aan- of verkopen van waardepapier van de lijst van fine-tuning transacties.

(2)

Overeenkomstig Beschikking 2007/503/EG van de Raad van 10 juli 2007 conform artikel 122, lid 2 van het Verdrag betreffende de aanneming van de eenheidsmunt door Cyprus op 1 januari 2008 (2), voldoet Cyprus aan de noodzakelijke voorwaarden voor de aanneming van de euro en wordt haar derogatie krachtens artikel 4 van het Toetredingsverdrag met ingang van 1 januari 2008 ingetrokken. Overeenkomstig Beschikking 2007/503/EG van de Raad van 10 juli 2007 conform artikel 122, lid 2 van het Verdrag betreffende de aanneming van de eenheidsmunt door Malta op 1 januari 2008 (3), voldoet Malta aan de noodzakelijke voorwaarden voor de aanneming van de euro en wordt haar derogatie krachtens artikel 4 van het Toetredingsverdrag met ingang van 1 januari 2008 ingetrokken. Gezien het voorgaande is het noodzakelijk de tabel van websites van het Eurosysteem in bijlage I bij Richtsnoer ECB/2000/7 te wijzigen.

(3)

Richtsnoer ECB/2007/2 van 26 april 2007 betreffende een geautomatiseerd trans-Europees realtime-brutovereveningssysteem (TARGET2) (4), voert het TARGET2-systeem in ter vervanging van het huidige TARGET-systeem zoals bepaald in artikel 14, lid 2 van Richtsnoer ECB/2007/2. Nationale centrale banken (NCB's) zullen overeenkomstig het in artikel 13 van Richtsnoer ECB/2007/2 bepaalde tijdschema naar TARGET2 migreren. Gezien het voorgaande is het noodzakelijk de verwijzingen naar TARGET in de bijlagen I en II bij Richtsnoer ECB/2007/2 te wijzigen.

HEEFT HET VOLGENDE RICHTSNOER VASTGESTELD:

Artikel 1

Wijzigingen van de bijlagen I en II

1.   Bijlage I bij Richtsnoer ECB/2000/7 wordt overeenkomstig bijlage I bij dit richtsnoer gewijzigd.

2.   Bijlage II bij Richtsnoer ECB/2000/7 wordt overeenkomstig bijlage II bij dit richtsnoer gewijzigd.

Artikel 2

Wijzigingen van de tabel van websites van het Eurosysteem

De tabel van websites van het Eurosysteem in bijlage 5 bij bijlage I bij Richtsnoer ECB/2000/7 wordt vervangen door de tabel in bijlage III bij dit Richtsnoer.

Artikel 3

Verificatie

De NCB's doen de ECB ten laatste op 30 september 2007 details inzake teksten en middelen toekomen, middels welke zij voornemens zijn te voldoen aan dit richtsnoer.

Artikel 4

Inwerkingtreding

Dit richtsnoer treedt twee dagen volgend op de vaststelling ervan in werking. Artikel 1 is met ingang van 19 november 2007 van kracht. Artikel 2 is met ingang van 1 januari 2008 van kracht.

Artikel 5

Geadresseerden

Dit richtsnoer is gericht tot de NCB's van de deelnemende lidstaten.

Gedaan te Frankfurt am Main, 20 september 2007.

Namens de Raad van bestuur van de ECB

De President van de ECB

Jean-Claude TRICHET


(1)  PB L 310 van 11.12.2000, blz. 1. Richtsnoer laatstelijk gewijzigd bij Richtsnoer ECB/2006/12 (PB L 352 van 13.12.2006, blz. 1).

(2)  PB L 186 van 18.7.2007, blz. 29.

(3)  PB L 186 van 18.7.2007, blz. 32.

(4)  PB L 237 van 8.9.2007, blz. 1.


BIJLAGE I

Bijlage I bij Richtsnoer ECB/2000/7 wordt als volgt gewijzigd:

A.   Met de gewijzigde definitie en de uitvoering van het monetaire beleid van het Eurosysteem verband houdende wijzigingen

1)

In hoofdstuk 1, paragraaf 1.1, wordt de volgende zin na de vijfde zin ingevoegd:

„De nationale centrale banken (NCB's) mogen, indien zulks noodzakelijk is voor de uitvoering van het monetaire beleid, tussen de leden van het Eurosysteem specifieke informatie uitwisselen, zoals operationele gegevens, die verband houden met de in Eurosysteem transacties deelnemende tegenpartijen (1).

2)

In hoofdstuk 1, wordt paragraaf 1.3.1, derde streepje betreffende „fine-tuning transacties” als volgt gewijzigd:

a)

Na de eerste zin wordt de volgende zin ingevoegd:

„Fine-tuning transacties kunnen worden uitgevoerd op de laatste dag van een reserve-aanhoudingsperiode om de sinds de gunning van de laatste basis-herfinancieringstransactie geaccumuleerde liquiditeitsonevenwichtigheden op te vangen.”.

b)

De daaruit voortvloeiende derde zin wordt als volgt vervangen:

„Fine-tuning transacties worden hoofdzakelijk uitgevoerd als transacties met wederinkoop, maar ook als deviezenswaps of het aantrekken van termijndeposito’s.”.

3)

In hoofdstuk 1, tabel 1, onder „Fine-tuning transacties”, de tweede subrij met de volgende woorden: worden „Rechtstreekse aankopen van waardepapier”, „Rechtstreekse verkopen van waardepapier”, „Niet regelmatig”, „Bilaterale transacties” geschrapt.

4)

In hoofdstuk 1 wordt paragraaf 1.4 als volgt gewijzigd:

a)

De tweede zin wordt als volgt vervangen:

„Krachtens artikel 19.1 van de ESCB-statuten hebben reserveplichtige instellingen toegang tot de permanente faciliteiten en nemen deel aan de open-markttransacties op basis van standaardtenders, alsook tot rechtstreekse aan- of verkopen van waardepapier.”.

b)

De vierde zin wordt geschrapt.

5)

In hoofdstuk 1 wordt paragraaf 1.5 als volgt vervangen:

„Op 1 januari 2007 verving dit enkelvoudige kader de twee lijsten die sinds het begin van de derde fase van de Economische en Monetaire Unie zijn gehanteerd.”.

6)

In hoofdstuk 3 wordt de inleidende paragraaf als volgt gewijzigd:

a)

De volgende zin wordt na de vierde zin ingevoegd:

„Structurele transacties kunnen ook worden uitgevoerd middels rechtstreekse aan- of verkopen van waardepapier.”.

b)

De daaruit voortvloeiende zesde zin wordt als volgt vervangen:

„Daarnaast heeft het Eurosysteem nog twee andere instrumenten voor het uitvoeren van fine-tuning transacties: deviezenswaps en het aantrekken van termijndeposito’s.”.

7)

In hoofdstuk 3, paragraaf 3.1.4, wordt de volgende zin na de tweede zin ingevoegd:

„Fine-tuning transacties kunnen worden uitgevoerd op de laatste dag van de reserve-aanhoudingsperiode om de sedert de gunning van de laatste basis-herfinancieringstransactie geaccumuleerde liquiditeitsonevenwichtigheden op te vangen.”.

8)

In hoofdstuk 3 wordt paragraaf 3.2 als volgt gewijzigd:

a)

De tweede zin onder het kopje „Soort instrument” wordt als volgt vervangen:

„Dergelijke transacties worden uitsluitend verricht voor structurele doeleinden.”.

b)

Onder het kopje „Overige operationele kenmerken”, wordt het vierde streepje als volgt vervangen:

„—

zij worden doorgaans decentraal uitgevoerd door de NCB’s”.

9)

In hoofdstuk 4 wordt paragraaf 4.1 als volgt gewijzigd:

a)

Onder het kopje „Toegang” wordt de eerste zin van de tweede alinea als volgt gewijzigd:

„Aan het einde van iedere werkdag wordt een debetpositie op de vereveningsrekeningen van tegenpartijen bij de nationale centrale banken automatisch beschouwd als een verzoek om een beroep te mogen doen op de marginale beleningsfaciliteit.”.

b)

Onder het kopje „Looptijd en rente” wordt de tweede zin van de tweede alinea als volgt bijgewerkt:

„De ECB kan te allen tijde de rentevoet wijzigen, een dergelijke wijziging wordt op zijn vroegst op de volgende werkdag van het Eurosysteem van kracht (2)  (3).

10)

In hoofdstuk 5, paragraaf 5.2, onder het kopje „Transacties via effectenbeurzen en marktagenten” wordt de derde zin geschrapt.

11)

In hoofdstuk 5, paragraaf 5.3.2 wordt de tweede zin van de tweede alinea als volgt vervangen:

„Om operationele redenen kan het Eurosysteem echter incidenteel voor deze transacties andere verrekeningsdata toepassen, in het bijzonder met betrekking tot rechtstreekse aan- of verkopen van waardepapier en deviezenswaps (zie Tabel 3).”.

12)

In hoofdstuk 6, paragraaf 6.1 wordt de derde zin van de tweede alinea als volgt vervangen:

„Dit enkelvoudige kader (ook wel de „Enkelvoudige Lijst” genoemd) trad op 1 januari 2007 in werking en verving de twee lijsten die sinds het begin van de derde fase van de Economische en Monetaire Unie zijn gehanteerd.”.

13)

In hoofdstuk 6 wordt paragraaf 6.1 als volgt gewijzigd:

a)

Voetnoot 2 wordt als volgt vervangen:

„Franse fonds communs de créances (FCC’s) op lijst 1 en die voor 1 mei 2006 uitgegeven werden, blijven gedurende een overgangsperiode tot en met 31 december 2008 beleenbaar blijven. Voor 1 mei 2006 uitgegeven FCC’s zijn niet beleenbaar.”.

b)

De eerste zin van de vierde alinea wordt als volgt vervangen:

„De beleenbaarheidscriteria voor de twee categorieën activa zijn voor het gehele eurogebied gelijk en worden in paragraaf 6.2 toegelicht (4).

14)

In hoofdstuk 6, paragraaf 6.2.1 onder het kopje „Plaats van uitgifte” wordt voetnoot 6 als volgt vervangen:

„Sinds 1 januari 2007 zijn internationale wereldwijde schuldbewijzen aan toonder alleen beleenbaar als ze via een ICSD zijn uitgegeven in de vorm van een „New Global Note” (NGN) en gedeponeerd bij een Common Safekeeper (CSK), die een ICSD dient te zijn, of, indien van toepassing, een CSD die aan de minimumnormen van de ECB voldoet. Internationale wereldwijde schuldbewijzen aan toonder die vóór 1 januari 2007 als „Classical Global Note” (CGN) zijn uitgegeven en fungibele effecten uitgegeven met dezelfde ISIN-code op of na deze datum blijven tot het einde van hun looptijd beleenbaar.”.

15)

In hoofdstuk 6, paragraaf 6.2.1 onder het kopje „Aanvaardbare markten” wordt de volgende voetnoot 12 aan het einde van de alinea ingevoegd:

„Beleenbare activa die werden aanvaard als lijst-twee activa, en die voor 31 mei 2007 zijn uitgegeven en worden verhandeld op niet-gereguleerde markten die momenteel voldoen aan de vereisten van het Eurosysteem aangaande veiligheid en toegankelijkheid, maar niet voldoen aan de transparentie-vereisten, blijven tot 31 december 2009 beleenbaar, indien zij voldoen aan de overige beleenbaarheidscriteria, en worden na deze datum niet-beleenbaar. Zulks geldt niet voor ongedekte verhandelbare door kredietinstellingen uitgegeven activa die als lijst-twee activa werden aanvaard en op 31 mei 2007 niet-verhandelbaar werden.”.

16)

In hoofdstuk 6, paragraaf 6.2.1 onder het kopje „Plaats van vestiging van de emittent/garant”, wordt de resulterende voetnoot 14 aan het einde van de eerste zin ingevoegd:

„Beleenbare activa die voor 1 januari 2007 zijn uitgegeven door een niet in de EER of in een van de niet-EER G10 landen gevestigde entiteit, maar worden gegarandeerd door een in de EER gevestigde entiteit, blijven tot 31 december 2011 beleenbaar, indien zij voldoen aan de overige beleenbaarheidscriteria en tevens aan de in paragraaf 6.3.2 uiteengezette op garanties toepasselijke vereisten, en worden na deze datum niet-beleenbaar.”.

17)

In hoofdstuk 6, paragraaf 6.3.2 in het eerste streepje van „EKBI kredietbeoordeling”, wordt de huidige voetnoot 28, zijnde de oude voetnoot 26, aan het einde van de eerste zin als volgt vervangen:

„De hoge kredietstandaards voor gedekte bankbrieven die vanaf 1 januari 2008 worden uitgegeven, worden op basis van de hiervoor genoemde reeks criteria beoordeeld. Gedekte bankbrieven die voor 1 januari 2008 worden uitgegeven, worden geacht aan hoge kredietstandaards te voldoen, indien zij nauwgezet voldoen aan de criteria in artikel 22, lid 4 van de ICBE-Richtlijn.”.

18)

In hoofdstuk 6, paragraaf 6.6.1, tweede streepje wordt de huidige voetnoot 50 geschrapt.

19)

De bijlagen bij bijlage I heten voortaan „Appendices”.

20)

In de resulterende Appendix 2 bij bijlage I, wordt in de definitie van „open-markttransactie” de vierde zin als volgt vervangen:

„Daarnaast zijn de uitgifte van schuldbewijzen en rechtstreekse aan- of verkopen van waardepapier beschikbaar voor structurele transacties, terwijl deviezenswaps en het aantrekken van deposito’s beschikbaar zijn voor het uitvoeren van fine-tuning transacties.”.

B.   Met de invoering van TARGET2 verband houdende wijzigingen

21)

In de lijst van „Afkortingen”, wordt de naar „TARGET” verwijzende regel als volgt vervangen:

„TARGET

het geautomatiseerde trans-Europees realtime-brutovereveningssysteem, zoals vastgelegd in Richtsnoer ECB/2005/16

TARGET2

het geautomatiseerde trans-Europees realtime-brutovereveningssysteem, zoals vastgelegd in Richtsnoer ECB/2007/2”.

22)

In hoofdstuk 4, paragraaf 4.1 wordt de tekst onder het kopje „Toegang” als volgt gewijzigd:

a)

De derde zin van de eerste alinea wordt als volgt vervangen:

„Toegang tot de marginale beleningsfaciliteit wordt slechts verleend gedurende die dagen dat i) TARGET2 (5); en ii) het desbetreffende afwikkelsystemen voor effecten (SSS’s) operationeel zijn (6).

b)

De derde alinea wordt als volgt vervangen:

„Een tegenpartij kan ook een beroep doen op de marginale beleningsfaciliteit door een verzoek daartoe aan de nationale centrale bank in de lidstaat van vestiging te zenden. Om de nationale centrale bank in staat te stellen dit verzoek op dezelfde dag in TARGET2 te behandelen, moet het uiterlijk 15 minuten na sluitingstijd van TARGET2 in het bezit van de nationale centrale bank zijn (7)  (8). In het algemeen is de TARGET2-sluitingstijd 18.00u pm ECB-tijd (MET). De eindtijd voor verzoeken om toegang tot de marginale beleningsfaciliteit wordt met nog eens 15 minuten uitgesteld op de laatste werkdag van het Eurosysteem van een reserve-aanhoudingsperiode (9). Het verzoek dient het kredietbedrag te specificeren en, indien de onderliggende activa voor de transactie niet reeds vooraf bij de nationale centrale bank zijn gedeponeerd, dienen ook de onderliggende activa voor de transactie te worden geleverd.

23)

In hoofdstuk 4, paragraaf 4.1, onder het kopje „Looptijd en rente” wordt de tweede zin van de eerste alinea als volgt vervangen:

„Ten aanzien van rechtstreeks aan TARGET2 deelnemende tegenpartijen wordt het krediet afgelost op de eerstvolgende dag dat i) TARGET2; en ii) het desbetreffende afwikkelsysteem voor effecten operationeel zijn en wel wanneer die systemen geopend zijn.”.

24)

In hoofdstuk 4, paragraaf 4.2 wordt de tekst onder het kopje „Toegang” als volgt gewijzigd:

a)

De derde zin van de eerste alinea wordt als volgt vervangen:

„Toegang tot de depositofaciliteit wordt slechts op openingsdagen van TARGET2 verleend.”.

b)

De tweede alinea wordt als volgt vervangen:

„Om toegang te krijgen tot de depositofaciliteit moet een tegenpartij een verzoek daartoe zenden aan de nationale centrale bank van de lidstaat van vestiging. Om de nationale centrale bank in staat te stellen dit verzoek op dezelfde dag in TARGET2 te behandelen, moet het uiterlijk 15 minuten na sluitingstijd van TARGET2, doorgaans 18.00u pm ECB-tijd (MET) (10)  (11), in het bezit van de nationale centrale bank zijn. De eindtijd voor verzoeken om toegang tot de depositofaciliteit wordt met nog eens 15 minuten uitgesteld op de laatste werkdag van het Eurosysteem van een reserve-aanhoudingsperiode (12). Het verzoek dient het krachtens de faciliteit te deponeren bedrag te specificeren.

25)

In hoofdstuk 4, paragraaf 4.2, onder het kopje „Looptijd en rente” wordt de tweede zin van de eerste alinea als volgt vervangen:

„Ten aanzien van rechtstreeks aan TARGET2 deelnemende tegenpartijen, vervallen krachtens de faciliteit aangehouden deposito’s op de volgende dag waarop TARGET2 operationeel is, en wel bij de opening daarvan.”.

26)

In hoofdstuk 5, paragraaf 5.3.1 wordt de eerste zin van de eerste alinea als volgt vervangen:

„De geldtransacties die gemoeid zijn met het gebruik van de permanente faciliteiten van het Eurosysteem of met de deelname aan openmarkttransacties, worden afgerekend via de door de tegenpartijen bij de nationale centrale banken aangehouden rekeningen of via hun rekeningen bij verevenende banken die aan TARGET2 deelnemen.”.

27)

In hoofdstuk 5, paragraaf 5.3.2 wordt de eerste zin van de eerste alinea als volgt vervangen:

„Openmarkttransacties op basis van standaardtenders, i.e. basisherfinancieringstransacties, de langerlopende herfinancieringstransacties en structurele transacties, worden gewoonlijk afgerekend op de eerste dag na de transactiedag waarop i) TARGET2; en alle betreffende effectenvereveningssystemen zijn geopend.”.

28)

In hoofdstuk 5 wordt paragraaf 5.3.3 als volgt vervangen:

„5.3.3   Einde-dag procedures

De einde-dagprocedures zijn vastgelegd in documentatie met betrekking tot TARGET2. In het algemeen is de TARGET2-sluitingstijd 18.00u pm ECB-tijd (MET). Na sluitingstijd worden geen betalingsopdrachten voor de verwerking in TARGET2 meer aanvaard, alhoewel voor sluitingstijd aanvaarde maar niet verwerkte betalingsopdrachten nog worden verwerkt. Verzoeken van tegenpartijen om toegang tot de marginale beleningsfaciliteit of de depositofaciliteit moeten uiterlijk 15 minuten na de sluitingstijd van het TARGET2 bij de desbetreffende nationale centrale bank zijn ingediend. De eindtijd voor verzoeken om toegang tot de permanente faciliteiten van het Eurosysteem wordt met nog eens 15 minuten uitgesteld op de laatste werkdag van het Eurosysteem van een reserve-aanhoudingsperiode (13).

Een eventueel negatief saldo op de vereveningsrekening in TARGET2 van een tegenpartij na voltooiing van de einde-dag controleprocedures wordt automatisch beschouwd als een verzoek om toegang tot de marginale beleningsfaciliteit (zie paragraaf 4.1).

29)

In hoofdstuk 6, paragraaf 6.6.1 wordt de laatste zin van de paragraaf als volgt vervangen:

„In uitzonderlijke omstandigheden of als zulks voor monetaire-beleidsdoeleinden is vereist, kan de ECB besluiten de sluiting van het CCBM uit te stellen tot de sluitingstijd van TARGET2.”.

30)

Alle hiervoor niet genoemde voetnoten worden dienovereenkomstig opnieuw genummerd.

31)

De resulterende Appendix 2 („Lijst van termen”) bij Bijlage I bij Richtsnoer ECB/2000/7 wordt als volgt gewijzigd:

i)

De term „Einde van de dag” wordt als volgt vervangen:

„Einde van de dag: het tijdstip gedurende de werkdag na sluiting van TARGET2 waarop de in TARGET2 verwerkte betalingen onherroepelijk worden verwerkt. Indien toepasselijk, verwijst de term dienovereenkomstig naar het TARGET-systeem, totdat de NCB naar TARGET2 is gemigreerd.”.

ii)

De term „Interlinking mechanisme” wordt geschrapt.

iii)

De term „RTBV („real-time” bruto-vereveningssysteem)” wordt als volgt vervangen:

„RTBV (real-time bruto-verevenings-) systeem: een vereveningssysteem waarbij verwerking en verevening per individuele opdracht in real time zonder saldering en continu plaatsvinden. Zie tevens TARGET2.”.

iv)

De term „Vereveningsrekening” wordt als volgt vervangen:

„Vereveningsrekening: een door een rechtstreekse deelnemer aan TARGET2 bij de centrale bank aangehouden rekening voor het verwerken van betalingen.”.

v)

De term „TARGET” wordt als volgt vervangen:

„TARGET: de voorganger van het TARGET2-systeem, dat werkt in een gedecentraliseerde structuur dat de nationale RTBV-systemen en het ECB-betalingsmechanisme verbindt. Het TARGET-systeem wordt door het TARGET2-systeem vervangen overeenkomstig het migratietijdschema zoals vastgelegd in artikel 13 van Richtsnoer ECB/2007/2.”.

vi)

Na de term „TARGET” wordt het volgende ingevoegd:

„TARGET2 (het geautomatiseerd trans-europees „real-time” bruto-vereveningssysteem): het „real-time” bruto-vereveningssysteem voor de euro voor de afwikkeling van betalingen in euro in centrale-bank geld. TARGET2 wordt opgezet en functioneert op basis van één platform via welke alle betalingsopdrachten worden aangeleverd en verwerkt en via welke betalingen op dezelfde technische manier worden ontvangen. TARGET2 heeft de juridische structuur van een veelvoud van RTBV-systemen (TARGET2-deelsystemen).”.


(1)  Dergelijke informatie is onderworpen aan het vereiste van beroepsgeheim overeenkomstig artikel 38 van de statuten van het ESCB.”.

(2)  In dit document heeft de term „werkdag van het Eurosysteem” betrekking op elke dag waarop de ECB en tenminste één nationale centrale bank zijn geopend voor het verrichten van monetaire-beleidstransacties van het Eurosysteem.

(3)  De Raad van bestuur besluit doorgaans over rentewijzigingen wanneer de Raad de monetaire-beleidskoers beoordeelt tijdens de eerste vergadering van de maand. Doorgaans worden dergelijke besluiten pas bij aanvang van de nieuwe reserve-aanhoudingsperiode van kracht.”.

(4)  Tijdens de overgangsperiode tot 31 december 2011 mogen een beperkt aantal beleenbaarheids- en operationele criteria in het eurogebied voor een specifieke activacategorie van niet-verhandelbare activa, vorderingen, verschillen (zie paragraaf 6.2.2).”.

(5)  Verwijzingen naar „TARGET2” moeten worden gelezen als verwijzigen naar „TARGET” tot de NCB naar TARGET2 is gemigreerd. Met ingang van 19 november 2007 wordt de gedecentraliseerde technische infrastructuur van TARGET vervangen door één gedeeld platform van TARGET2 via welke alle betalingsopdrachten worden aangeleverd en verwerkt en via welke betalingen technisch identiek worden ontvangen. Migratie naar TARGET2 vindt plaats in drie groepen van landen, waardoor TARGET-gebruikers in verschillende fasen en op verschillende van te voren vastgestelde datums naar TARGET2 kunnen migreren. De samenstellingen van de groepen van landen is als volgt: Groep 1 (19 november 2007): Oostenrijk, Duitsland, Luxemburg en Slovenië; Groep 2 (18 februari 2008): België, Finland, Frankrijk, Ierland, Nederland, Portugal en Spanje; en Groep 3 (19 mei 2008): Griekenland, Italië, en de ECB. Een vierde migratiedatum (15 september 2008) dient als noodreservedatum. Een aantal NCB’s van niet-deelnemende landen zal ook aan TARGET2 worden aangesloten op basis van aparte overeenkomsten: Cyprus, Letland, Litouwen en Malta (in Groep 1), alsook Denemarken, Estland en Polen (in Groep 3).

(6)  Daarnaast wordt toegang tot de marginale beleningsfaciliteit slechts verleend indien is voldaan aan de infrastructuurvereisten van betalingssystemen in de RTBV.”.

(7)  In een aantal lidstaten kunnen de NCB of een aantal van haar filialen op bepaalde werkdagen van het Eurosysteem vanwege nationale of regionale feestdagen niet geopend zijn voor het uitvoeren van monetaire beleidstransacties. In dergelijke gevallen is de NCB verantwoordelijk voor het voorafgaandelijk informeren van tegenpartijen over de uit te voeren regelingen voor toegang tot de marginale beleningsfaciliteit op de feestdag.

(8)  TARGET- en/of TARGET2-sluitingsdagen worden op de website van de ECB (www.ecb.int) en op Eurosysteem-websites aangekondigd (zie Appendix 5).

(9)  Tot de NCB naar TARGET2 is gemigreerd, bedraagt de eindtijd voor verzoeken om toegang tot de marginale beleningsfaciliteit bij die NCB 30 minuten na sluiting van het systeem (18.00u pm MET), welke met nog eens 30 minuten wordt uitgesteld op de laatste werkdag van het Eurosysteem van een reserve-aanhoudingsperiode.”.

(10)  Zie voetnoot 2 in dit hoofdstuk.

(11)  Zie voetnoot 3 in dit hoofdstuk.

(12)  Tot een NCB naar TARGET2 is gemigreerd, bedraagt de eindtijd voor verzoeken om toegang tot de depositofaciliteit bij die NCB 30 minuten na sluiting van het systeem (18.00u pm MET), welke met nog eens 30 minuten wordt uitgesteld op de laatste werkdag van het Eurosysteem van een reserve-aanhoudingsperiode.”.

(13)  Tot een NCB naar TARGET2 is gemigreerd, bedraagt de eindtijd voor verzoeken om toegang tot de permanente faciliteiten bij die NCB 30 minuten na sluiting van het systeem (18.00u pm MET), welke met nog eens 30 minuten wordt uitgesteld op de laatste werkdag van het Eurosysteem van een reserve-aanhoudingsperiode.”.


BIJLAGE II

Bijlage II bij Richtsnoer ECB/2000/7 („Aanvullende gemeenschappelijke basiskenmerken”) wordt als volgt gewijzigd:

1)

Paragraaf 15 wordt als volgt vervangen:

„De door de nationale centrale bank gehanteerde relevante contracten of reglementen dienen een „werkdag” inzake een betalingsverplichting te definiëren als iedere dag waarop TARGET2 (1) operationeel is voor de effectuering van een dergelijke betaling en, inzake een leveringsverplichting van activa, iedere dag dat de effectenvereveningssystemen, via welke de levering moet plaatsvinden, open zijn voor werkzaamheden daar waar de levering van de desbetreffende effecten moet geschieden.

2)

Paragraaf 20, sub b), onder (ii) wordt als volgt vervangen:

„op basis van de aldus vastgestelde bedragen berekent de nationale centrale bank wat de partijen elkaar per wederinkoopdatum verschuldigd zijn. Het door partijen aan elkaar verschuldigde wordt verrekend en alleen het nettosaldo is betaalbaar door de partij die aldus de laagste vordering heeft. Dat nettosaldo is verschuldigd en betaalbaar op de eerstvolgende dag waarop TARGET2 operationeel is voor het effectueren van een betaling. Voor deze berekening worden alle niet in euro luidende bedragen op de aangewezen dag geconverteerd in euro tegen de overeenkomstig sub 16 berekende koers.”.

3)

Paragraaf 31, onder b) wordt als volgt vervangen:

„op basis van de aldus vastgestelde bedragen berekent de nationale centrale bank wat de partijen elkaar op de terugboekingsdatum verschuldigd zijn. De door de ene partij verschuldigde bedragen worden zo nodig overeenkomstig paragraaf 16 geconverteerd in euro en verrekend met de aan de andere partij verschuldigde bedragen. Alleen het nettosaldo is betaalbaar door de partij die aldus de laagste vordering heeft. Dat nettosaldo is verschuldigd en betaalbaar op de eerstvolgende dag waarop TARGET2 operationeel is voor het effectueren van een dergelijke betaling.”.


(1)  Indien van toepassing moeten verwijzingen naar „TARGET2” worden gelezen als verwijzingen naar „TARGET” tot de NCB naar TARGET2 is gemigreerd.”.


BIJLAGE III

De tabel van websites van het Eurosysteem in de nieuwe Appendix 5 bij bijlage I bij Richtsnoer ECB/2000/7 wordt als volgt vervangen:

„Centrale Bank

Website

Europese Centrale Bank

www.ecb.int

Nationale Bank van België/Banque Nationale de Belgique

www.nbb.be of www.bnb.be

Deutsche Bundesbank

www.bundesbank.de

Central Bank and Financial Services Authority of Ireland

www.centralbank.ie

Bank of Greece

www.bankofgreece.gr

Banco de España

www.bde.es

Banque de France

www.banque-france.fr

Banca d’Italia

www.bancaditalia.it

Central Bank of Cyprus

www.centralbank.gov.cy

Banque centrale du Luxembourg

www.bcl.lu

Bank Centrali ta’ Malta/Central Bank of Malta

www.centralbankmalta.com

De Nederlandsche Bank

www.dnb.nl

Oesterreichische Nationalbank

www.oenb.at

Banco de Portugal

www.bportugal.pt

Banka Slovenije

www.bsi.si

Suomen Pankki

www.bof.fi”


Rectificaties

30.10.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 284/44


Rectificatie van Verordening (EG) nr. 951/2006 van de Commissie van 30 juni 2006 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 318/2006, wat betreft de handel met derde landen in de sector suiker

( Publicatieblad van de Europese Unie L 178 van 1 juli 2006 )

Bladzijde 27, artikel 8, lid 1:

in plaats van:

„1.   Uitvoercertificaten voor de in artikel 1, lid 1, onder b) en c), van Verordening (EG) nr. 318/2006 genoemde producten, die betrekking hebben op een hoeveelheid van meer dan 10 t, zijn geldig vanaf de datum van daadwerkelijke afgifte tot het einde van de maand volgende op die van afgifte.”,

te lezen:

„1.   Uitvoercertificaten voor de in artikel 1, lid 1, onder b) en c), van Verordening (EG) nr. 318/2006 genoemde producten, die betrekking hebben op een hoeveelheid van meer dan 10 t, zijn geldig vanaf de datum van daadwerkelijke afgifte tot het einde van de derde maand volgende op die van afgifte.”