ISSN 1725-2598 |
||
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 230 |
|
Uitgave in de Nederlandse taal |
Wetgeving |
50e jaargang |
Inhoud |
|
I Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie verplicht is |
Bladzijde |
|
|
VERORDENINGEN |
|
|
|
||
|
|
||
|
* |
|
|
II Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie niet verplicht is |
|
|
|
BESLUITEN/BESCHIKKINGEN |
|
|
|
Commissie |
|
|
|
2007/595/EG |
|
|
* |
||
|
|
2007/596/EG |
|
|
* |
||
|
|
2007/597/EG |
|
|
* |
Beschikking van de Commissie van 27 augustus 2007 betreffende de niet-opneming van guazatinetriacetaat in bijlage I, IA of IB bij Richtlijn 98/8/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende het op de markt brengen van biociden (Kennisgeving geschied onder nummer C(2007) 3979) ( 1 ) |
|
|
|
2007/598/EG |
|
|
* |
Beschikking van de Commissie van 28 augustus 2007 tot vaststelling van maatregelen ter preventie van de verspreiding van hoogpathogene aviaire influenza naar andere in gevangenschap levende vogels in dierentuinen en officieel erkende instellingen, instituten of centra in de lidstaten (Kennisgeving geschied onder nummer C(2007) 3987) ( 1 ) |
|
|
|
(1) Voor de EER relevante tekst |
NL |
Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben. Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten. |
I Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie verplicht is
VERORDENINGEN
1.9.2007 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 230/1 |
VERORDENING (EG) Nr. 1020/2007 VAN DE COMMISSIE
van 31 augustus 2007
tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 3223/94 van de Commissie van 21 december 1994 houdende uitvoeringsbepalingen van de invoerregeling voor groenten en fruit (1), en met name op artikel 4, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
In Verordening (EG) nr. 3223/94 zijn op grond van de multilaterale handelsbesprekingen in het kader van de Uruguayronde de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de periodes die in de bijlage bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt. |
(2) |
Op grond van de bovenvermelde criteria moeten de forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld op de in de bijlage bij deze verordening vermelde niveaus, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De in artikel 4 van Verordening (EG) nr. 3223/94 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld zoals aangegeven in de tabel in de bijlage bij deze verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 1 september 2007.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 31 augustus 2007.
Voor de Commissie
Jean-Luc DEMARTY
Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling
(1) PB L 337 van 24.12.1994, blz. 66. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 756/2007 (PB L 172 van 30.6.2007, blz. 41).
BIJLAGE
bij de verordening van de Commissie van 31 augustus 2007 tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit
(EUR/100 kg) |
||
GN-code |
Code derde landen (1) |
Forfaitaire invoerwaarde |
0702 00 00 |
MK |
15,7 |
TR |
85,9 |
|
XS |
25,9 |
|
ZZ |
42,5 |
|
0707 00 05 |
TR |
129,1 |
ZZ |
129,1 |
|
0709 90 70 |
TR |
111,0 |
ZZ |
111,0 |
|
0805 50 10 |
AR |
63,1 |
UY |
61,2 |
|
ZA |
59,5 |
|
ZZ |
61,3 |
|
0806 10 10 |
EG |
157,6 |
TR |
94,6 |
|
ZZ |
126,1 |
|
0808 10 80 |
AR |
52,7 |
AU |
166,3 |
|
BR |
77,2 |
|
CL |
86,7 |
|
CN |
103,0 |
|
NZ |
96,1 |
|
US |
99,6 |
|
ZA |
91,0 |
|
ZZ |
96,6 |
|
0808 20 50 |
AR |
46,9 |
CN |
82,7 |
|
TR |
124,6 |
|
ZA |
88,7 |
|
ZZ |
85,7 |
|
0809 30 10, 0809 30 90 |
TR |
130,0 |
US |
222,5 |
|
ZZ |
176,3 |
|
0809 40 05 |
IL |
89,0 |
MK |
44,8 |
|
TR |
47,1 |
|
ZZ |
60,3 |
(1) Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „andere oorsprong”.
1.9.2007 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 230/3 |
VERORDENING (EG) Nr. 1021/2007 VAN DE COMMISSIE
van 31 augustus 2007
tot vaststelling van de invoerrechten in de sector granen van toepassing vanaf 1 september 2007
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1784/2003 van de Raad van 29 september 2003 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector granen (1),
Gelet op Verordening (EG) nr. 1249/96 van de Commissie van 28 juni 1996 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 1766/92 van de Raad ten aanzien van de invoerrechten in de sector granen (2), en met name op artikel 2, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
In artikel 10, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1784/2003 is bepaald dat het invoerrecht voor de producten van de GN-codes 1001 10 00, 1001 90 91, ex 1001 90 99 (zachte tarwe van hoge kwaliteit), 1002, ex 1005, met uitzondering van hybriden voor zaaidoeleinden, en ex 1007, met uitzondering van hybriden voor zaaidoeleinden, gelijk is aan de interventieprijs voor deze producten bij de invoer, verhoogd met 55 % en verminderd met de cif-invoerprijs voor de betrokken zending. Dit invoerrecht mag echter niet hoger zijn dan het recht van het gemeenschappelijk douanetarief. |
(2) |
In artikel 10, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1784/2003 is bepaald dat voor de berekening van het in lid 2 van dat artikel bedoelde invoerrecht regelmatig representatieve cif-invoerprijzen voor de betrokken producten worden vastgesteld. |
(3) |
Overeenkomstig artikel 2, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1249/96 is de prijs die in aanmerking moet worden genomen voor de berekening van het invoerrecht voor de producten van de GN-codes 1001 10 00, 1001 90 91, ex 1001 90 99 (zachte tarwe van hoge kwaliteit), 1002 00, 1005 10 90, 1005 90 00 en 1007 00 90, de dagelijkse representatieve cif-invoerprijs die wordt bepaald volgens de methode van artikel 4 van die verordening. |
(4) |
Er dienen invoerrechten te worden vastgesteld voor de periode vanaf 1 september 2007, die van toepassing zullen zijn tot er nogmaals nieuwe invoerrechten worden vastgesteld en in werking treden, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De in artikel 10, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1784/2003 bedoelde invoerrechten in de sector granen die van toepassing zullen zijn vanaf 1 september 2007, worden in bijlage I bij de onderhavige verordening vastgesteld zoals zij zijn bepaald aan de hand van de in bijlage II bij de onderhavige verordening vermelde elementen.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 1 september 2007.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 31 augustus 2007.
Voor de Commissie
Jean-Luc DEMARTY
Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling
(1) PB L 270 van 21.10.2003, blz. 78. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 735/2007 (PB L 169 van 29.6.2007, blz. 6).
(2) PB L 161 van 29.6.1996, blz. 125. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1816/2005 (PB L 292 van 8.11.2005, blz. 5).
BIJLAGE I
Vanaf 1 september 2007 geldende invoerrechten voor de in artikel 10, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1784/2003 bedoelde producten
GN-code |
Omschrijving |
Invoerrecht (1) (EUR/t) |
1001 10 00 |
HARDE TARWE van hoge kwaliteit |
0,00 |
van gemiddelde kwaliteit |
0,00 |
|
van lage kwaliteit |
0,00 |
|
1001 90 91 |
ZACHTE TARWE, zaaigoed |
0,00 |
ex 1001 90 99 |
ZACHTE TARWE van hoge kwaliteit, andere dan zaaigoed |
0,00 |
1002 00 00 |
ROGGE |
0,00 |
1005 10 90 |
MAÏS, zaaigoed, ander dan hybriden |
5,53 |
1005 90 00 |
MAÏS, andere dan zaaigoed (2) |
5,53 |
1007 00 90 |
GRAANSORGHO, andere dan hybriden bestemd voor zaaidoeleinden |
0,00 |
(1) Voor producten die via de Atlantische Oceaan of het Suezkanaal in de Gemeenschap worden aangevoerd, komt de importeur op grond van artikel 2, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1249/96 in aanmerking voor een verlaging van het invoerrecht met:
— |
3 EUR/t als de loshaven aan de Middellandse Zee ligt, |
— |
2 EUR/t als de loshaven in Denemarken, Estland, Ierland, Letland, Litouwen, Polen, Finland, Zweden, het Verenigd Koninkrijk of aan de Atlantische kust van het Iberisch Schiereiland ligt. |
(2) De importeur komt in aanmerking voor een forfaitaire verlaging van het invoerrecht met 24 EUR/t als aan de in artikel 2, lid 5, van Verordening (EG) nr. 1249/96 vastgestelde voorwaarden is voldaan.
BIJLAGE II
Elementen voor de berekening van de in bijlage I vastgestelde rechten
17.8.2007-30.8.2007
1. |
Gemiddelden over de in artikel 2, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1249/96 bedoelde referentieperiode:
|
2. |
Gemiddelden over de in artikel 2, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1249/96 bedoelde referentieperiode:
|
(1) Premie van 14 EUR/t inbegrepen (artikel 4, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1249/96).
(2) Korting van 10 EUR/t (artikel 4, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1249/96).
(3) Korting van 30 EUR/t (artikel 4, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1249/96).
1.9.2007 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 230/6 |
VERORDENING (EG) Nr. 1022/2007 VAN DE COMMISSIE
van 31 augustus 2007
tot opening van de procedure voor de toewijzing van uitvoercertificaten voor kaas die in 2008 in het kader van bepaalde GATT-contingenten naar de Verenigde Staten van Amerika mag worden uitgevoerd en tot afwijking van Verordening (EG) nr. 1282/2006 tot vaststelling van de specifieke bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad inzake de uitvoercertificaten en de uitvoerrestituties in de sector melk en zuivelproducten
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector melk en zuivelproducten (1), en met name op artikel 30, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
In hoofdstuk III, afdeling 2, van Verordening (EG) nr. 1282/2006 van de Commissie (2) is bepaald dat de uitvoercertificaten voor kaas die naar de Verenigde Staten van Amerika mag worden uitgevoerd in het kader van de contingenten die voortvloeien uit de bij de multilaterale handelsbesprekingen gesloten overeenkomsten, kunnen worden toegewezen volgens een bijzondere procedure waarbij preferentiële importeurs in de Verenigde Staten van Amerika worden aangewezen. |
(2) |
Deze procedure moet voor de uitvoer in 2008 worden geopend en de ter zake geldende aanvullende bepalingen moeten worden vastgesteld. |
(3) |
De bevoegde autoriteiten van de Verenigde Staten van Amerika maken bij het beheer van de invoer onderscheid tussen het extra contingent van de Europese Gemeenschap in het kader van de Uruguayronde en de contingenten die uit de Tokioronde zijn voortgekomen. Bij de toewijzing van de uitvoercertificaten moet worden nagegaan of de producten in aanmerking komen voor het betrokken contingent van de Verenigde Staten van Amerika zoals omschreven in het Harmonized Tariff Schedule of the United States of America. |
(4) |
Om ervoor te zorgen dat bij de contingenten waarvoor de belangstelling matig is, de maximumhoeveelheid wordt uitgevoerd, dient te worden toegestaan dat voor dergelijke contingenten aanvragen worden ingediend die betrekking hebben op de totale hoeveelheid van het contingent. |
(5) |
Om de marktdeelnemers in Bulgarije en Roemenië de gelegenheid te geven zich aan te passen aan de in de Gemeenschap geldende regeling, moeten voor het contingentjaar 2008 overgangsmaatregelen worden vastgesteld met betrekking tot de in die lidstaten ingediende uitvoercertificaataanvragen. |
(6) |
De overgangsmaatregelen zijn van toepassing op het criterium inzake historische uitvoer en het criterium inzake dochterbedrijven. |
(7) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor melk en zuivelproducten, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De uitvoercertificaten voor de in bijlage I vermelde producten van GN-code 0406 die in 2008 naar de Verenigde Staten van Amerika worden uitgevoerd in het kader van de in artikel 23 van Verordening (EG) nr. 1282/2006 bedoelde contingenten, worden afgegeven overeenkomstig hoofdstuk III, afdeling 2, van die verordening en overeenkomstig het bepaalde in de onderhavige verordening.
Artikel 2
1. De certificaataanvragen als bedoeld in artikel 24 van Verordening (EG) nr. 1282/2006 (hierna „aanvragen” genoemd), moeten in de periode van 10 tot en met 14 september 2007 bij de bevoegde autoriteiten worden ingediend.
2. Aanvragen zijn slechts ontvankelijk als zij alle in artikel 24 van Verordening (EG) nr. 1282/2006 bedoelde gegevens bevatten en vergezeld gaan van de in dat artikel vermelde documenten.
Als de beschikbare hoeveelheid voor een in kolom 2 van bijlage I bij de onderhavige verordening vermelde productgroep uit een contingent van de Uruguayronde en een contingent van de Tokioronde bestaat, mag de certificaataanvraag op slechts één van die contingenten betrekking hebben en moet dat contingent erin worden aangegeven door het nummer van de productgroep en de naam van het contingent zoals vermeld in kolom 3 van die bijlage te preciseren.
De in artikel 24 van Verordening (EG) nr. 1282/2006 bedoelde gegevens worden verstrekt volgens het model in bijlage II bij de onderhavige verordening.
3. Voor de contingenten die in kolom 3 van bijlage I worden aangeduid als 22-Tokio en 22-Uruguay, betreffen de aanvragen ten minste tien ton en ten hoogste de in het kader van het betrokken contingent beschikbare hoeveelheid zoals vermeld in kolom 4 van die bijlage.
Voor de overige in kolom 3 van bijlage I bedoelde contingenten betreffen de aanvragen ten minste tien ton en ten hoogste 40 % van de in het kader van het betrokken contingent beschikbare hoeveelheid zoals vermeld in kolom 4 van die bijlage.
4. Een aanvraag is slechts ontvankelijk als de aanvrager schriftelijk verklaart dat hij geen andere aanvragen voor dezelfde productgroep en hetzelfde contingent heeft ingediend en ook niet zal indienen.
Als een marktdeelnemer in één of meer lidstaten meer dan één aanvraag voor dezelfde productgroep en hetzelfde contingent indient, worden al zijn aanvragen als onontvankelijk beschouwd.
Artikel 3
1. De lidstaten delen de Commissie binnen vijf werkdagen na afloop van de indieningstermijn mee welke aanvragen voor elke productgroep en, indien van toepassing, elk contingent zoals vermeld in bijlage I, zijn ingediend.
Alle mededelingen, inclusief de mededeling „nihil”, moeten volgens het model in bijlage III per fax of e-mail worden gedaan.
2. Voor elke groep en, indien van toepassing, elk contingent worden de volgende gegevens meegedeeld:
a) |
de lijst van de aanvragers; |
b) |
de door elke aanvrager aangevraagde hoeveelheden per productcode van de gecombineerde nomenclatuur en per code volgens het Harmonized Tariff Schedule of the United States of America (2007); |
c) |
de naam en het adres van de door de aanvrager aangewezen importeur. |
Artikel 4
De Commissie wijst de certificaten onverwijld toe op grond van artikel 25 van Verordening (EG) nr. 1282/2006 en stelt de lidstaten uiterlijk op 31 oktober 2007 in kennis van de toewijzing.
Binnen vijf werkdagen na de bekendmaking van de toewijzingscoëfficiënten delen de lidstaten de Commissie voor elke productgroep en, indien van toepassing, elk contingent de hoeveelheden per aanvrager mee die overeenkomstig artikel 25 van Verordening (EG) nr. 1282/2006 zijn toegewezen.
Deze mededeling wordt per fax of e-mail gedaan volgens het model in bijlage IV bij de onderhavige verordening.
Artikel 5
De overeenkomstig artikel 3 van de onderhavige verordening en artikel 24 van Verordening (EG) nr. 1282/2006 meegedeelde gegevens worden vóór de afgifte van de certificaten en uiterlijk op 15 december 2007 door de lidstaten geverifieerd.
Als wordt geconstateerd dat een marktdeelnemer aan wie een certificaat is afgegeven, onjuiste gegevens heeft verstrekt, wordt het certificaat geannuleerd en wordt de zekerheid verbeurd. De lidstaten stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.
Artikel 6
In afwijking van artikel 24, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1282/2006 mogen in Roemenië en in Bulgarije gevestigde aanvragers die een aanvraag indienen in de lidstaat van vestiging, voor het contingentjaar 2008 ook aanvragen indienen indien zij:
a) |
aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar de aanvraag wordt ingediend, het bewijs leveren dat zij sedert ten minste drie jaar in Bulgarije of Roemenië zijn gevestigd en dat zij in ten minste één van de drie aan de indiening van de aanvraag voorafgaande kalenderjaren producten van GN-code 0406 naar de Verenigde Staten van Amerika hebben uitgevoerd; |
b) |
bij de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar de aanvraag wordt ingediend, een schriftelijke verklaring indienen waarbij zij zich ertoe verbinden de procedure te openen voor de vestiging van een dochterbedrijf in de Verenigde Staten van Amerika. |
Artikel 7
Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 31 augustus 2007.
Voor de Commissie
Mariann FISCHER BOEL
Lid van de Commissie
(1) PB L 160 van 26.6.1999, blz. 48. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1913/2005 (PB L 307 van 25.11.2005, blz. 2).
(2) PB L 234 van 29.8.2006, blz. 4. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 532/2007 (PB L 125 van 15.5.2007, blz. 7).
BIJLAGE I
Kaas die in 2008 in het kader van bepaalde GATT-contingenten naar de Verenigde Staten van Amerika kan worden uitgevoerd
Hoofdstuk III, afdeling 2, van Verordening (EG) nr. 1282/2006 en Verordening (EG) nr. 1022/2007
Productgroep zoals aangegeven in de aanvullende aantekeningen in hoofdstuk 4 van het Harmonised Tariff Schedule of the United States |
Nummer productgroep en naam contingent |
Voor 2008 beschikbare hoeveelheid |
|
Betrokken aantekening |
Omschrijving productgroep |
In ton |
|
(1) |
(2) |
(3) |
(4) |
16 |
Not specifically provided for (NSPF) |
16-Tokio |
908,877 |
16-Uruguay |
3 446,000 |
||
17 |
Blue Mould |
17 |
350,000 |
18 |
Cheddar |
18 |
1 050,000 |
20 |
Edam/Gouda |
20 |
1 100,000 |
21 |
Italian type |
21 |
2 025,000 |
22 |
Swiss or Emmenthaler cheese other than with eye formation |
22-Tokio |
393,006 |
22-Uruguay |
380,000 |
||
25 |
Swiss or Emmenthaler cheese with eye formation |
25-Tokio |
4 003,172 |
25-Uruguay |
2 420,000 |
BIJLAGE II
Op grond van artikel 24 van Verordening (EG) nr. 1282/2006 te verstrekken gegevens
BIJLAGE III
Op grond van artikel 3 van Verordening (EG) nr. 1282/2006 te verstrekken gegevens
Toe te zenden aan (32-2) 295 33 10 of AGRI-MILK-USA@ec.europa.eu
BIJLAGE IV
Overeenkomstig artikel 25 van Verordening (EG) nr. 1282/2006 toegewezen certificaten
Toe te zenden aan (32-2) 295 33 10 of AGRI-MILK-USA@ec.europa.eu
II Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie niet verplicht is
BESLUITEN/BESCHIKKINGEN
Commissie
1.9.2007 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 230/12 |
BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE
van 22 mei 2007
waarbij een concentratie verenigbaar wordt verklaard met de gemeenschappelijke markt en de werking van de EER-overeenkomst
(Zaak COMP/M.4404 — Universal/BMG Music Publishing)
(Kennisgeving geschied onder nummer C(2007) 2160)
(Slechts de tekst in de Engelse taal is authentiek)
(2007/595/EG)
Op 22 mei 2007 heeft de Commissie een beschikking gegeven met betrekking tot een zaak in het kader van artikel 8, lid 2, van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad van 20 januari 2004 betreffende de controle op concentraties van ondernemingen (1). Een niet-vertrouwelijke versie van de volledige tekst van de beschikking is in de oorspronkelijke taal van de zaak en in de werktalen van de Commissie te vinden op de website van DG Concurrentie op het volgende adres: http://ec.europa.eu/comm/competition/index_en.html
SAMENVATTING VAN DE BESCHIKKING
(1) |
Deze zaak heeft betrekking op een voorgenomen concentratie uit hoofde van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad („de concentratieverordening”), waarbij de onderneming Universal Music Group Inc. („Universal”, VS), die tot de groep Vivendi S.A. behoort („Vivendi”, Frankrijk), in de zin van artikel 3, lid 1, onder b), van de verordening van de Raad de zeggenschap verwerft over de gehele onderneming BMG Music Publishing Group („BMG”, Duitsland) die op dit ogenblik deel uitmaakt van de Bertelsmann-groep, door de aankoop van aandelen en activa. |
(2) |
Universal is een dochteronderneming van Vivendi, dat een internationale onderneming in de mediasector is. De activiteiten wereldwijd zijn onder meer het opnemen en publiceren van muziek. Universal is via Universal Music Publishing Group („UMPG”) actief in de muziekuitgeverij. |
(3) |
BMG maakt deel uit van de Bertelsmann-groep („Bertelsmann”), een internationale mediaonderneming. BMG omvat de wereldwijde activiteiten van Bertelsmann op het gebied van het publiceren van muziek. |
(4) |
Bij het marktonderzoek is gebleken dat in de markt voor onlinerechten in Oostenrijk, Tsjechië, Duitsland, Polen en het Verenigd Koninkrijk alsook in de gehele EER de concentratie tot ernstige bezwaren zou leiden aangezien zij door de unilaterale effecten een daadwerkelijke concurrentie aanzienlijk zou belemmeren. De door de partijen voorgestelde verbintenissen zijn echter van dien aard dat zij de uit concurrentieoogpunt gerezen bezwaren kunnen wegnemen. |
1. De relevante productmarkten
(5) |
Muziekuitgeverij is de exploitatie van de intellectuele-eigendomsrechten van auteurs (hierna wordt de term „auteurs” gebruikt, die zowel tekstschrijvers (tekst) als componisten (muziek) bestrijkt). Over het algemeen dragen auteurs de auteursrechten op hun werken („uitgeefrechten”) over aan muziekuitgevers en ontvangen zij van laatstgenoemden een voorschot en een percentage van de royalty's die de commerciële exploitatie van hun werken opbrengt. |
(6) |
Muziekuitgevers exploiteren de rechten die zij van de auteurs hebben ontvangen door licenties aan rechtengebruikers te verlenen. De gebruikers betalen royalty's voor het gebruik van deze muziekwerken. Naargelang van de specifieke categorieën rechten worden de licenties hetzij rechtstreeks door de uitgevers hetzij via maatschappijen voor collectief auteursrechtenbeheer verleend. |
(7) |
Het marktonderzoek dat werd uitgevoerd om vast te stellen wat de relevante productmarkten zijn bevestigde dat, wat de exploitatie van muziekuitgeverijrechten betreft, een onderscheid moet worden gemaakt tussen verschillende categorieën rechten, te weten de rechten inzake de mechanische reproductie, uitvoeringsrechten, synchronisatierechten, alsook druk- en onlinerechten. Deze categorieën rechten zijn van toepassing op verschillende vormen van gebruik van muziek; zo zijn bijvoorbeeld rechten inzake de mechanische reproductie nodig voor de opname van cd's; uitvoeringsrechten moeten worden verworven om muziek op de radio en in bars af te spelen; synchronisatierechten zijn nodig indien de muziek in films wordt gebruikt; met drukrechten kan de gebruiker bladmuziek reproduceren en onlinerechten zijn nodig om muziek via internet en mobile telefonie te verkopen. Deze categorieën rechten vormen derhalve afzonderlijke markten. |
(8) |
Wat het verlenen van diensten op het gebied van de muziekuitgeverij aan auteurs betreft, bevestigde het marktonderzoek dat er geen verder onderscheid behoeft te worden gemaakt aangezien auteurs normaal gesproken voor de verschillende categorieën rechten niet verschillende uitgevers gebruiken. |
2. De relevante geografische markten
(9) |
Het marktonderzoek wees uit dat de geografische dimensie van de markt voor de verstrekking van diensten op het gebied van muziekuitgeverij aan auteurs en de markten voor de exploitatie van uitvoeringsrechten, rechten inzake de mechanische reproductie, synchronisatierechten, alsook druk- en onlinerechten nationaal lijkt te zijn. Wat de markt voor onlinerechten betreft, is het waarschijnlijk dat deze zich in de toekomst naar de EER zal uitbreiden. De precieze geografische dimensie van alle relevante productmarkten kan open worden gelaten omdat de conclusies van de analyse, ongeacht de geografische dimensie van de markten, dezelfde blijven. |
3. Betrokken markten en analyse uit het oogpunt van de concurrentie
(10) |
De aangemelde concentratie heeft gevolgen voor de markt voor het aanbieden van diensten op het gebied van de muziekuitgeverij aan auteurs, en voor de markten voor de exploitatie van uitvoeringsrechten, rechten inzake de mechanische reproductie, synchronisatierechten, alsook druk- en onlinerechten in verscheidene landen van de EER alsook op EER-niveau. Het marktonderzoek heeft uitgewezen dat de concentratie alleen ten aanzien van de markt voor onlinerechten, maar in geen van de overige betrokken markten tot concurrentiebezwaren leidt. |
(11) |
In de markten voor het verlenen van diensten op het gebied van de muziekuitgeverij aan auteurs zullen auteurs blijkens het marktonderzoek als voorheen over een voldoende aantal alternatieven voor de fusieonderneming beschikken. De fusie werpt derhalve in geen van de betrokken markten voor diensten op het gebied van de muziekuitgeverij aan auteurs concurrentieproblemen op. |
(12) |
Wat de exploitatie van muziekuitgeverijrechten betreft, heeft het marktonderzoek aangetoond dat het weinig waarschijnlijk is dat de fusie tot concurrentieproblemen leidt in de markten voor uitvoerings-, reproductie-, synchronisatie- en drukrechten. In deze markten, waar de maatschappijen voor collectief auteursrechtenbeheer een overheersende rol spelen (rechten inzake de mechanische reproductie en uitvoeringsrechten), zal de fusie geen noemenswaardige gevolgen hebben omdat genoemde maatschappijen de besluiten inzake prijsstelling nemen en op niet-discriminerende wijze licenties aan gebruikers verlenen. Ten aanzien van de markten waar de uitgevers de rechten beheren zonder dat de maatschappijen voor auteursrechtenbeheer hierbij zijn betrokken (synchronisatie- en drukrechten) bevestigde het marktonderzoek dat de klanten ook na de fusie voldoende alternatieven voor de fusieonderneming zullen hebben. Het is dan ook weinig waarschijnlijk dat Universal na de fusie de prijzen voor rechten van uitvoering en mechanische reproductie, synchronisatierechten en drukrechten kan verhogen. |
(13) |
Op het gebied van de onlinerechten zijn de uitgevers onlangs begonnen hun respectieve rechten op repertoria voor Engels-Amerikaanse nummers uit het traditionele stelsel van de maatschappijen voor collectief auteursrechtenbeheer terug te trekken. Zij dragen deze rechten over aan geselecteerde maatschappijen voor rechtenbeheer die als agent voor de individuele uitgever optreden — een mogelijkheid die door een in 2005 door de Commissie gepubliceerde aanbeveling werd bevestigd. |
(14) |
Uit het marktonderzoek is gebleken dat hierdoor de macht over de prijsstelling nu bij de muziekuitgevers en niet langer bij de maatschappijen voor rechtenbeheer ligt. In deze nieuwe context zal Universal na de fusie controle kunnen uitoefenen over een groot percentage titels, zowel via de auteursrechten die zij (geheel of gedeeltelijk) bezit op de werken van de auteurs als via haar rechten op individuele opnamen. In Oostenrijk, Tsjechië, Duitsland, Polen en het Verenigd Koninkrijk alsook op EER-niveau zou Universal uiteindelijk de controle kunnen hebben over 50 % of meer van de topnummers van de hitparade en aldus een onontkoombaar product worden voor alle online- en mobiele muziekdiensten die na de fusie aanzienlijk moeilijker om Universal heen zullen kunnen. |
(15) |
De Commissie vreesde daarom dat de fusie Universal de mogelijkheid zou geven om en haar ertoe zou aanzetten de prijzen voor de onlinerechten voor het Engels-Amerikaanse repertoire te verhogen. |
Conclusie
(16) |
Derhalve kan worden geconcludeerd dat de voorgenomen concentratie in haar aangemelde vorm wellicht tot gevolg zal hebben dat de daadwerkelijke mededinging op significante wijze zal worden belemmerd op de markt in Oostenrijk, Tsjechië, Duitsland, Polen en het Verenigd Koninkrijk alsook in de gehele EER. |
4. Door de partijen aangeboden verbintenissen
(17) |
Om de bezwaren van de Commissie weg te nemen zegde Universal toe een aantal belangrijke catalogi, die Engels-Amerikaanse auteursrechten en contracten met auteurs bevatten, te verkopen. Deze catalogi omvatten de activiteiten op het niveau van de EER van Zomba UK, 19 Music, 19 Songs, BBC music publishing, Rondor UK alsook een licentie op EER-niveau voor de catalogus van Zomba U.S. Deze catalogi bevatten talrijke titels die op de hitparade hebben gestaan en een aantal succesvolle auteurs zoals The Kaiser Chiefs, Justin Timberlake en R. Kelly. Hoewel de bezwaren alleen betrekking hebben op onlinerechten, moeten de toezeggingen om redenen van economische rentabiliteit alle auteursrechten bestrijken (dus ook de rechten inzake de mechanische reproductie en de uitvoerings-, synchronisatie- en drukrechten). |
5. Beoordeling van de aangeboden verbintenissen
(18) |
De partijen verbeterden het pakket toezeggingen tweemaal in aanzienlijke mate en reageerden daarmee op de resultaten van twee marktenquêtes. Gelet op de kwaliteit van de catalogi die uiteindelijk werden voorgesteld komt de Commissie tot de slotsom dat de verbintenissen de mededingingsbezwaren wegnemen. |
(19) |
Derhalve kan worden geconcludeerd dat de aangemelde concentratie niet tot gevolg zal hebben dat de daadwerkelijke mededinging aanzienlijk wordt belemmerd op de interne markt of op een wezenlijk deel ervan wat betreft de markt voor onlinerechten. Daarom moet de voorgenomen concentratie overeenkomstig artikel 8, lid 2, en artikel 10, lid 2, van de concentratieverordening en artikel 57 van de EER-overeenkomst verenigbaar met de gemeenschappelijke markt worden verklaard. |
(1) PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1.
1.9.2007 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 230/15 |
BESLUIT Nr. 3/2007 VAN HET GEMENGD COMITÉ EG-ZWITSERLAND
van 23 augustus 2007
tot vervanging van de tabellen III en IV b) van Protocol nr. 2
(2007/596/EG)
HET GEMENGD COMITÉ,
Gelet op de Overeenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat, ondertekend in Brussel op 22 juli 1972, hierna „de Overeenkomst” genoemd, zoals gewijzigd bij de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat tot wijziging van de Overeenkomst, wat de bepalingen betreffende verwerkte landbouwproducten betreft, ondertekend in Luxemburg op 26 oktober 2004, en op Protocol nr. 2 daarbij, met name op artikel 7,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Voor de uitvoering van Protocol nr. 2 bij de Overeenkomst stelt het Gemengd Comité de binnenlandse referentieprijzen voor de overeenkomstsluitende partijen vast. |
(2) |
Op de binnenlandse markten van de overeenkomstsluitende partijen zijn de feitelijke prijzen van de grondstoffen waarvoor prijscompenserende maatregelen worden toegepast, gewijzigd. |
(3) |
Het Gemengd Comité heeft eind 2006 de binnenlandse referentieprijzen van alle grondstoffen vastgesteld. De binnenlandse referentieprijzen moeten periodiek, en ten minste eenmaal per jaar, worden herzien. |
(4) |
Aangezien de graanmarkt eind 2006 zeer volatiel leek, werd een herziening in mei voorzien. |
(5) |
Omdat de herziening van de graanprijzen tot sterk afwijkende cijfers leidde, moeten de referentieprijzen en de bedragen in de tabellen III en IV b) van Protocol nr. 2 dienovereenkomstig worden bijgewerkt, |
BESLUIT:
Artikel 1
In Protocol nr. 2 worden de tabellen III en IV b) vervangen door de tabellen in de bijlagen I en II bij dit besluit.
Artikel 2
Dit besluit wordt op 1 augustus 2007 van kracht.
Gedaan te Brussel, 23 augustus 2007.
Voor het Gemengd Comité
De voorzitter
Luc VERHEUKELEN
BIJLAGE I
„TABEL III
Binnenlandse referentieprijzen van de EG en Zwitserland
(CHF per 100 kg nettogewicht) |
|||
Agrarische grondstof |
Binnenlandse referentieprijs van Zwitserland |
Binnenlandse referentieprijs van de Gemeenschap |
Verschil referentieprijs Zwitserland/Gemeenschap |
Zachte tarwe |
54,41 |
25,80 |
28,60 |
Harde tarwe (durum) |
42,16 |
32,38 |
9,80 |
Rogge |
48,84 |
26,29 |
22,55 |
Gerst |
44,16 |
34,60 |
9,55 |
Maïs |
37,25 |
26,82 |
10,45 |
Meel van zachte tarwe |
95,50 |
48,26 |
47,25 |
Vollemelkpoeder |
586,90 |
354,29 |
232,60 |
Mageremelkpoeder |
457,33 |
304,39 |
152,95 |
Boter |
905,00 |
406,98 |
498,00 |
Witte suiker |
— |
— |
0,00 |
Eieren (1) |
255,00 |
205,50 |
49,50 |
Verse aardappelen |
42,00 |
21,00 |
21,00 |
Plantaardig vet (2) |
390,00 |
160,00 |
230,00 |
(1) Afgeleid van de prijzen voor vloeibare vogeleieren uit de schaal, vermenigvuldigd met een factor 0,85.
(2) Prijzen voor plantaardige vetten (voor bakkerijen en de voedingsmiddelenindustrie) met een vetgehalte van 100 %.”
BIJLAGE II
„TABEL IV
b) |
Basisbedragen voor de agrarische grondstoffen die bij de berekening van de agrarische elementen in aanmerking worden genomen:
|
1.9.2007 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 230/18 |
BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE
van 27 augustus 2007
betreffende de niet-opneming van guazatinetriacetaat in bijlage I, IA of IB bij Richtlijn 98/8/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende het op de markt brengen van biociden
(Kennisgeving geschied onder nummer C(2007) 3979)
(Voor de EER relevante tekst)
(2007/597/EG)
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Richtlijn 98/8/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 1998 betreffende het op de markt brengen van biociden (1), en met name op artikel 16, lid 2, tweede alinea,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
In Verordening (EG) nr. 2032/2003 van de Commissie van 4 november 2003 inzake de tweede fase van het in artikel 16, lid 2, van Richtlijn 98/8/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende het op de markt brengen van biociden bedoelde tienjarige werkprogramma en houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 1896/2000 (2) is een lijst vastgesteld van werkzame stoffen die met het oog op een mogelijke opneming daarvan in bijlage I, IA of IB bij Richtlijn 98/8/EG dienen te worden beoordeeld. Guazatinetriacetaat is op deze lijst vermeld. |
(2) |
Krachtens Verordening (EG) nr. 2032/2003 is guazatinetriacetaat overeenkomstig artikel 11, lid 2, van Richtlijn 98/8/EG beoordeeld voor gebruik in productsoort 8 (houtconserveringsmiddelen), zoals gedefinieerd in bijlage V bij Richtlijn 98/8/EG. |
(3) |
Het Verenigd Koninkrijk is als rapporterende lidstaat aangewezen en heeft het verslag van de bevoegde instantie samen met een aanbeveling overeenkomstig artikel 10, leden 5 en 7, van Verordening (EG) nr. 2032/2003 op 22 september 2006 bij de Commissie ingediend. |
(4) |
Het verslag van de bevoegde instantie is door de lidstaten en de Commissie getoetst. Overeenkomstig artikel 11, lid 4, van Verordening (EG) nr. 2032/2003 zijn de conclusies van de toetsing binnen het Permanent Comité voor biociden op 16 maart 2007 in een beoordelingsverslag opgenomen. |
(5) |
Wegens het ontbreken van kritische gegevens over de uitspoeling vanuit een behandeld oppervlak, de voortplantingseffecten van guazatine in Daphnia magna en de afbraaksnelheid in de bodem of watersedimentsystemen is het niet mogelijk om guazatinetriacetaat op te nemen in bijlage I, IA of IB bij Richtlijn 98/8/EG voor productsoort 8. De bevoegde instantie van het Verenigd Koninkrijk heeft ook een milieurisicobeoordeling verricht uitgaande van een realistisch worstcasescenario, waaruit is gebleken dat er onaanvaardbare risico's voor het milieu bestaan. |
(6) |
Bij de beoordeling van guazatinetriacetaat zijn geen onbeantwoorde vragen of zorgwekkende aspecten naar voren gekomen die door het Wetenschappelijk Comité voor gezondheids- en milieurisico's moeten worden besproken. |
(7) |
De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor biociden, |
HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:
Artikel 1
Guazatinetriacetaat (CAS-nummer 115044-19-4) wordt niet in bijlage I, IA of IB bij Richtlijn 98/8/EG opgenomen voor productsoort 8.
Artikel 2
Voor de doeleinden van artikel 4, lid 2, derde alinea, van Verordening (EG) nr. 2032/2003 is deze beschikking van toepassing vanaf de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Artikel 3
Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.
Gedaan te Brussel, 27 augustus 2007.
Voor de Commissie
Stavros DIMAS
Lid van de Commissie
(1) PB L 123 van 24.4.1998, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2007/20/EG van de Commissie (PB L 94 van 4.4.2007, blz. 23).
(2) PB L 307 van 24.11.2003, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1849/2006 (PB L 355 van 15.12.2006, blz. 63).
1.9.2007 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 230/20 |
BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE
van 28 augustus 2007
tot vaststelling van maatregelen ter preventie van de verspreiding van hoogpathogene aviaire influenza naar andere in gevangenschap levende vogels in dierentuinen en officieel erkende instellingen, instituten of centra in de lidstaten
(Kennisgeving geschied onder nummer C(2007) 3987)
(Voor de EER relevante tekst)
(2007/598/EG)
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Richtlijn 92/65/EEG van de Raad van 13 juli 1992 tot vaststelling van de veterinairrechtelijke voorschriften voor het handelsverkeer en de invoer in de Gemeenschap van dieren, sperma, eicellen en embryo's waarvoor ten aanzien van de veterinairrechtelijke voorschriften geen specifieke communautaire regelgeving als bedoeld in bijlage A, onder I, van Richtlijn 90/425/EEG geldt (1), en met name op artikel 22, lid 1,
Gelet op Richtlijn 2005/94/EG van de Raad van 20 december 2005 betreffende communautaire maatregelen ter bestrijding van aviaire influenza en tot intrekking van Richtlijn 92/40/EEG (2), en met name op artikel 56, lid 3, artikel 57, lid 2, en artikel 63, lid 3,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Richtlijn 2005/94/EG stelt bepaalde preventieve maatregelen inzake het toezicht op en de vroegtijdige detectie van aviaire influenza vast en geeft aan welke bestrijdingsmaatregelen minimaal genomen moeten worden bij een uitbraak van die ziekte bij pluimvee en andere in gevangenschap levende vogels. |
(2) |
Richtlijn 2005/94/EG stelt ook voorschriften vast voor het invoeren van preventieve vaccinatie tegen aviaire influenza van pluimvee en andere in gevangenschap levende vogels, zoals andere in gevangenschap levende vogels in dierentuinen en officieel erkende instellingen, instituten of centra, en bepaalt dat de Commissie daarvoor uitvoeringsbepalingen kan vaststellen. Voorts bepaalt die richtlijn dat lidstaten hun programma's voor preventieve vaccinatie van pluimvee of andere in gevangenschap levende vogels ter goedkeuring aan de Commissie moeten voorleggen. |
(3) |
Bij Beschikking 2006/474/EG van de Commissie van 6 juli 2006 tot vaststelling van maatregelen ter preventie van de verspreiding van hoogpathogene aviaire influenza, veroorzaakt door influenza A-virus subtype H5N1, naar vogels in dierentuinen en officieel erkende instellingen, instituten of centra in de lidstaten en tot intrekking van Beschikking 2005/744/EG (3) zijn voorschriften vastgesteld ter preventie van de verspreiding van aviaire influenza, veroorzaakt door het hoogpathogene influenza A-virus subtype H5N1, van in het wild levende vogels naar vogels in dierentuinen en officieel erkende instellingen, instituten of centra. Die beschikking bevat ook voorschriften voor de vaccinatie van vogels in dierentuinen en officieel erkende instellingen, instituten of centra, alsmede uitvoeringsbepalingen voor de indiening van vaccinatieprogramma's bij de Commissie door de lidstaten. |
(4) |
Voor deze preventieve vaccinatie mogen alleen vaccins worden gebruikt die voldoen aan Richtlijn 2001/82/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 november 2001 tot vaststelling van een communautair wetboek betreffende geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik (4) of Verordening (EG) nr. 726/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 tot vaststelling van communautaire procedures voor het verlenen van vergunningen en het toezicht op geneesmiddelen voor menselijk en diergeneeskundig gebruik en tot oprichting van een Europees Geneesmiddelenbureau (5). |
(5) |
In Richtlijn 1999/22/EG van de Raad van 29 maart 1999 betreffende het houden van wilde dieren in dierentuinen (6) wordt gedefinieerd welke dierentuinen onder die richtlijn vallen. Met het oog op de consistentie van de communautaire wetgeving moet in deze beschikking rekening worden gehouden met die definitie. |
(6) |
Bij Beschikking 2006/474/EG heeft de Commissie 17 door de lidstaten ingediende programma's voor preventieve vaccinatie van vogels in dierentuinen tegen aviaire influenza goedgekeurd. In 14 lidstaten zijn de vaccinatieprogramma's ten uitvoer gelegd. Over het algemeen zijn geen negatieve reacties bij bijna 45 000 gevaccineerde vogels waargenomen en bij de meeste vogelsoorten is na twee toedieningen van de gebruikte vaccins een aanzienlijke immuunrespons opgetreden. |
(7) |
Uit de ervaring die tijdens de recentste vaccinatiecampagne is opgedaan en de adviezen van het Wetenschappelijk Panel voor diergezondheid en dierenwelzijn van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid van 1 februari 2007 over de preventieve vaccinatie van vogels in dierentuinen tegen aviaire influenza van de subtypes H5 en H7 en van 11 mei 2007 over de vaccinatie van als huisdier gehouden pluimvee en in gevangenschap levende vogels blijkt bovendien dat het dienstig is het toepassingsgebied van de programma's voor preventieve vaccinatie uit te breiden tot elke vorm van hoogpathogene aviaire influenza van de subtypes H5 en H7. Daarbij moet rekening worden gehouden met de risico's die verbonden zijn aan wilde trekvogels komend uit gebieden waar gevallen van aviaire influenza bij wilde vogels en uitbraken van aviaire influenza bij pluimvee voorkomen, en aan een uitbraak van aviaire influenza bij pluimvee in dezelfde lidstaat, een aangrenzende lidstaat of een derde land waardoor de gezondheidsstatus van vogels in dierentuinen en officieel erkende instellingen, instituten of centra in de lidstaten in gevaar kan worden gebracht. |
(8) |
Bovendien moeten de administratieve voorschriften voor de goedkeuring en de uitvoering van programma's voor preventieve vaccinatie worden gewijzigd, mits de ziektebestrijding daardoor niet in het gedrang wordt gebracht. In deze beschikking moet dan ook rekening worden gehouden met voorschriften die de administratieve last verlichten. |
(9) |
Voorts is het dienstig bepaalde programma's voor preventieve vaccinatie die bij Beschikking 2006/474/EG zijn goedgekeurd, voor deze beschikking als goedgekeurd te beschouwen. Deze programma's moeten dan ook in bijlage III bij deze beschikking worden opgenomen. |
(10) |
Sinds de datum van vaststelling van Beschikking 2006/474/EG hebben bepaalde lidstaten overeenkomstig de voorschriften van die beschikking programma's voor preventieve vaccinatie ter goedkeuring voorgelegd. Die lidstaten zijn op de hoogte gebracht van de voorschriften van deze beschikking. Daar die programma's ook voldoen aan de voorschriften van deze beschikking, moeten zij worden goedgekeurd en in bijlage III daarbij worden opgenomen. |
(11) |
Voor de duidelijkheid moet Beschikking 2006/474/EG worden ingetrokken en door deze beschikking worden vervangen. |
(12) |
De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid, |
HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:
Artikel 1
Onderwerp en toepassingsgebied
Deze beschikking stelt uitvoeringsbepalingen vast:
a) |
ter preventie van de verspreiding van hoogpathogeen virus van aviaire influenza van in het wild levende vogels of van uitbraken van aviaire influenza bij pluimvee of andere in gevangenschap levende vogels naar andere in gevangenschap levende vogels in dierentuinen en officieel erkende instellingen, instituten of centra; |
b) |
voor de preventieve vaccinatie van andere in gevangenschap levende vogels in dierentuinen en officieel erkende instellingen, instituten of centra. |
Artikel 2
Definities
Voor de uitvoering van deze beschikking zijn de volgende definities van toepassing:
a) |
de definities in artikel 2 van Richtlijn 2005/94/EG; |
b) |
de definitie van dierentuinen in artikel 2 van Richtlijn 1999/22/EG; |
c) |
de definitie van officieel erkende instellingen, instituten of centra in artikel 2, lid 1, onder c), van Richtlijn 92/65/EEG. |
Artikel 3
Maatregelen ter beperking van het risico van overdracht van hoogpathogene aviaire influenza
1. De lidstaten nemen passende, uitvoerbare maatregelen ter beperking van het risico van overdracht van hoogpathogene aviaire influenza van in het wild levende vogels naar andere in gevangenschap levende vogels in dierentuinen en officieel erkende instellingen, instituten of centra, met inachtneming van de in bijlage I vermelde criteria en risicofactoren.
2. Lid 1 is ook van toepassing bij een uitbraak van aviaire influenza bij pluimvee in dezelfde lidstaat, een aangrenzende lidstaat of een derde land waardoor de gezondheidsstatus van andere in gevangenschap levende vogels in dierentuinen en officieel erkende instellingen, instituten of centra in gevaar kan worden gebracht.
3. Afhankelijk van de specifieke epidemiologische situatie betreffen de in lid 1 genoemde maatregelen in het bijzonder de preventie van direct en indirect contact tussen in het wild levende vogels, met name watervogels, en andere in gevangenschap levende vogels in dierentuinen en officieel erkende instellingen, instituten of centra.
Artikel 4
Programma's voor preventieve vaccinatie
De overeenkomstig artikel 56, lid 2, van Richtlijn 2005/94/EG ingediende programma's voor de preventieve vaccinatie van andere in gevangenschap levende vogels in dierentuinen en officieel erkende instellingen, instituten of centra moeten voldoen aan de voorschriften van bijlage II bij deze beschikking.
Artikel 5
Goedkeuring van programma’s voor preventieve vaccinatie
1. De programma's voor preventieve vaccinatie die de lidstaten overeenkomstig artikel 56, lid 2, van Richtlijn 2005/94/EG hebben ingediend en die in deel I van bijlage III bij deze beschikking zijn opgenomen, worden goedgekeurd.
2. De Commissie maakt de in lid 1 bedoelde goedgekeurde programma's voor preventieve vaccinatie bekend.
Artikel 6
Beschikbaarheid en verstrekking van informatie over programma's voor preventieve vaccinatie
1. Alvorens preventieve vaccinatie in te voeren, kennen de lidstaten aan de dierentuinen en officieel erkende instellingen, instituten of centra waar de vaccinatie zal worden uitgevoerd, een erkennings- of registratienummer toe, naar gelang van het geval, met nauwkeurige opgave van adres en vestigingsplaats. De lidstaten houden deze informatie up-to-date.
2. De lidstaten dienen elk jaar uiterlijk op 30 maart, of op specifiek verzoek van de Commissie, bij de Commissie en de andere lidstaten een verslag in over de uitvoering van de goedgekeurde programma's voor preventieve vaccinatie in het vorige jaar, waarbij zij gebruikmaken van het in bijlage IV opgenomen model.
Dat verslag wordt ingediend in het kader van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid.
3. De lidstaten stellen de Commissie in kennis van:
a) |
voorgenomen wijzigingen in hun goedgekeurde programma's voor preventieve vaccinatie; |
b) |
de datum van beëindiging van de preventieve vaccinatie van andere in gevangenschap levende vogels in dierentuinen en officieel erkende instellingen, instituten of centra. |
Artikel 7
Intrekking
Beschikking 2006/474/EG wordt ingetrokken.
Artikel 8
Overgangsbepaling
De overeenkomstig Beschikking 2006/474/EG goedgekeurde en in deel II van bijlage III bij deze beschikking opgenomen programma's voor preventieve vaccinatie worden voor deze beschikking als goedgekeurd beschouwd.
Artikel 9
Naleving door de lidstaten
De lidstaten nemen de nodige maatregelen om aan deze beschikking te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.
Artikel 10
Adressaten
Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.
Gedaan te Brussel, 28 augustus 2007.
Voor de Commissie
Markos KYPRIANOU
Lid van de Commissie
(1) PB L 268 van 14.9.1992, blz. 54. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 2007/265/EG van de Commissie (PB L 114 van 1.5.2007, blz. 17).
(2) PB L 10 van 14.1.2006, blz. 16.
(3) PB L 187 van 8.7.2006, blz. 37.
(4) PB L 311 van 28.11.2001, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2004/28/EG (PB L 136 van 30.4.2004, blz. 58).
(5) PB L 136 van 30.4.2004, blz. 1. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1901/2006 (PB L 378 van 27.12.2006, blz. 1).
(6) PB L 94 van 9.4.1999, blz. 24.
BIJLAGE I
Bij de toepassing van de in artikel 3 vastgestelde maatregelen in dierentuinen en officieel erkende instellingen, instituten of centra in aanmerking te nemen criteria en risicofactoren
1. |
Ligging van dierentuinen en erkende instellingen, instituten of centra langs vogeltrekroutes, met name van vogels komend uit landen waar zich uitbraken van hoogpathogene aviaire influenza hebben voorgedaan, rekening houdend met het geconstateerde serotype en de waarschijnlijkheid dat wilde vogels besmet zijn. |
2. |
Afstand van dierentuinen en erkende instellingen, instituten of centra tot wetlands en watergebieden zoals vijvers, moerassen, meren of rivieren waar trekkende watervogels kunnen neerstrijken. |
3. |
Ligging van dierentuinen en erkende instellingen, instituten of centra in gebieden waar veel trekvogels, met name watervogels, voorkomen. |
BIJLAGE II
Voorschriften voor preventieve vaccinatie als bedoeld in artikel 4
1. |
Omvang van de uit te voeren vaccinatie |
Alleen vogels in dierentuinen en officieel erkende instellingen, instituten of centra mogen tegen aviaire influenza gevaccineerd worden. De bevoegde autoriteit bewaart lijsten van dierentuinen en officieel erkende instellingen, instituten of centra gedurende een periode van ten minste vijf jaar vanaf de datum van vaccinatie. |
||||||
2. |
Te vaccineren vogelsoorten |
De bevoegde autoriteit wordt in kennis gesteld van een lijst van te vaccineren vogels, met de individuele identificatie daarvan, en bewaart die gedurende ten minste vijf jaar vanaf de datum van vaccinatie. |
||||||
3. |
Duur van de vaccinatie |
|
||||||
4. |
Specifieke voorschriften betreffende verplaatsingen van vogels |
|
||||||
5. |
Speciale identificatie en speciale registratie van de gevaccineerde vogels |
De gevaccineerde vogels moeten elk afzonderlijk kunnen worden geïdentificeerd en de identificatiegegevens van deze vogels moeten duidelijk worden vastgelegd. Indien mogelijk worden de andere in gevangenschap levende vogels op het tijdstip van vaccinatie voorzien van een onuitwisbaar identificatiemerk om aan te geven dat zij gevaccineerd zijn. |
||||||
6. |
Uitvoering van de vaccinatiecampagne |
|
||||||
7. |
Te gebruiken vaccin |
Het te gebruiken geïnactiveerde vaccin moet op de juiste wijze samengesteld zijn en moet werkzaam zijn tegen hoogpathogeen virus van aviaire influenza, subtype H5 of H7 of beide. Het moet worden gebruikt overeenkomstig de instructies van de fabrikant en/of de veterinaire autoriteiten. |
BIJLAGE III
Lijst van goedgekeurde programma's voor preventieve vaccinatie van vogels in dierentuinen en officieel erkende instellingen, instituten of centra
Deel I:
Bij deze beschikking goedgekeurde en in artikel 5, lid 1, bedoelde programma's voor preventieve vaccinatie
Code |
Lidstaat |
Datum van indiening van het programma |
BE |
België |
22 maart 2007 |
ES |
Spanje |
27 juni 2007 |
FR |
Frankrijk |
4 januari 2007 |
SE |
Zweden |
7 maart 2007 |
UK |
Verenigd Koninkrijk |
27 juni 2007 |
Deel II:
Bij Beschikking 2006/474/EG goedgekeurde en in artikel 8 van deze beschikking bedoelde programma's voor preventieve vaccinatie
Code |
Lidstaat |
Datum van indiening |
CZ |
Tsjechië |
21 maart 2006 |
DK |
Denemarken |
20 februari 2006 |
DE |
Duitsland |
31 maart 2006 |
EE |
Estland |
6 maart 2006 |
IE |
Ierland |
6 maart 2006 |
IT |
Italië |
6 maart 2006 |
LV |
Letland |
28 februari 2006 |
LT |
Litouwen |
6 maart 2006 |
HU |
Hongarije |
1 maart 2006 |
NL |
Nederland |
16 november 2005 |
AT |
Oostenrijk |
21 april 2006 |
PT |
Portugal |
29 november 2005 |
BIJLAGE IV
Model van het verslag over de uitvoering van de goedgekeurde programma's voor preventieve vaccinatie als bedoeld in artikel 6, lid 2
Algemene informatie |
||||||
Land |
Dierentuin |
Vaccin |
Route (specificeren indien verschillend bij verschillende soorten) |
Gewicht – Toegepaste dosering (Reëel/geraamd/gemiddeld gewicht van de soorten) |
Vaccin-interval |
Interval tussen laatste vaccinatie en bloedafname na vaccinatie |
|
|
|
|
|
|
|
HI-antistoftiter |
|||||||
Nederlandse benaming/lokale benaming |
Latijnse benaming |
Taxonomische orde |
Individuele identificatie |
Vaccin Dosis (ml) |
Vóór vacc. |
Na 1e vacc. |
Na 2e vacc. |
|
|
|
|
|
|
|
|
Negatieve individuele effecten |
Sterfte |
||
Lokaal |
Algemeen |
Direct (vangst/behandeling) |
Later (doodsoorzaak specificeren) |
|
|
|
|
Door het laboratorium te verstrekken informatie |
||||
Virusstam van het vaccin |
Bij de HI-test gebruikte antigenen (virusstammen) |
Afkappunt of eindtiter gebruikt als maatstaf voor de werkzaamheid van het vaccin |
Gebruikt referentie-serum |
(verwijzing naar) Methodologie |
|
|
|
|
|