ISSN 1725-2598

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 210

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

50e jaargang
10 augustus 2007


Inhoud

 

I   Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie verplicht is

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

 

Verordening (EG) nr. 946/2007 van de Commissie van 9 augustus 2007 tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

1

 

 

Verordening (EG) nr. 947/2007 van de Commissie van 9 augustus 2007 tot vaststelling van de restituties bij uitvoer van witte en ruwe suiker in onveranderde vorm

3

 

 

Verordening (EG) nr. 948/2007 van de Commissie van 9 augustus 2007 tot vaststelling van de maximumrestitutie bij uitvoer van witte suiker in het kader van de in Verordening (EG) nr. 900/2007 bedoelde permanente inschrijving

5

 

 

Verordening (EG) nr. 949/2007 van de Commissie van 9 augustus 2007 tot vaststelling van de maximumrestitutie bij uitvoer van witte suiker in het kader van de in Verordening (EG) nr. 38/2007 bedoelde permanente inschrijving

6

 

 

Verordening (EG) nr. 950/2007 van de Commissie van 9 augustus 2007 tot vaststelling van de restituties bij uitvoer van op basis van granen en rijst verwerkte producten

7

 

*

Verordening (EG) nr. 951/2007 van de Commissie van 9 augustus 2007 tot vaststelling van de uitvoeringsvoorschriften voor de programma's voor grensoverschrijdende samenwerking die worden gefinancierd in het kader van Verordening (EG) nr. 1638/2006 van het Europees Parlement en de Raad houdende algemene bepalingen tot invoering van een Europees nabuurschaps- en partnerschapsinstrument

10

 

*

Verordening (EG) nr. 952/2007 van de Commissie van 9 augustus 2007 tot annulering van de registratie van een benaming die is geregistreerd in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen Newcastle Brown Ale (BGA)

26

 

 

Verordening (EG) nr. 953/2007 van de Commissie van 9 augustus 2007 tot vaststelling van de restituties bij uitvoer van stropen en bepaalde andere producten van de suikersector in ongewijzigde staat

28

 

 

Verordening (EG) nr. 954/2007 van de Commissie van 9 augustus 2007 houdende wijziging van de restituties die worden toegepast voor bepaalde producten van de sector suiker die worden uitgevoerd in de vorm van niet in bijlage I van het Verdrag vermelde goederen

30

 

 

Verordening (EG) nr. 955/2007 van de Commissie van 9 augustus 2007 houdende vaststelling van de restituties die van toepassing zijn op bepaalde graan- en rijstproducten, uitgevoerd in de vorm van goederen die niet onder bijlage I bij het Verdrag vallen

32

 

 

II   Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie niet verplicht is

 

 

BESLUITEN/BESCHIKKINGEN

 

 

Commissie

 

 

2007/554/EG

 

*

Beschikking van de Commissie van 9 augustus 2007 tot vaststelling van beschermende maatregelen tegen mond-en-klauwzeer in het Verenigd Koninkrijk en tot intrekking van Beschikking 2007/552/EG (Kennisgeving geschied onder nummer C(2007) 3901)  ( 1 )

36

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


I Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie verplicht is

VERORDENINGEN

10.8.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 210/1


VERORDENING (EG) Nr. 946/2007 VAN DE COMMISSIE

van 9 augustus 2007

tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 3223/94 van de Commissie van 21 december 1994 houdende uitvoeringsbepalingen van de invoerregeling voor groenten en fruit (1), en met name op artikel 4, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In Verordening (EG) nr. 3223/94 zijn op grond van de multilaterale handelsbesprekingen in het kader van de Uruguayronde de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de periodes die in de bijlage bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt.

(2)

Op grond van de bovenvermelde criteria moeten de forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld op de in de bijlage bij deze verordening vermelde niveaus,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 4 van Verordening (EG) nr. 3223/94 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld zoals aangegeven in de tabel in de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 10 augustus 2007.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 9 augustus 2007.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 337 van 24.12.1994, blz. 66. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 756/2007 (PB L 172 van 30.6.2007, blz. 41).


BIJLAGE

bij de verordening van de Commissie van 9 augustus 2007 tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

MK

26,0

TR

41,5

XK

36,3

XS

36,3

ZZ

35,0

0707 00 05

TR

114,1

ZZ

114,1

0709 90 70

TR

85,9

ZZ

85,9

0805 50 10

AR

57,7

UY

58,7

ZA

60,2

ZZ

58,9

0806 10 10

EG

132,1

MA

140,9

ΜΚ

18,0

TR

118,2

ZZ

102,3

0808 10 80

AR

76,5

BR

89,8

CL

78,8

CN

96,6

NZ

95,5

US

101,5

UY

50,7

ZA

86,9

ZZ

84,5

0808 20 50

AR

52,8

CL

83,9

NZ

92,4

TR

134,1

ZA

98,3

ZZ

92,3

0809 20 95

CA

291,0

TR

311,9

US

306,7

ZZ

303,2

0809 30 10, 0809 30 90

TR

149,7

ZZ

149,7

0809 40 05

IL

124,5

ZZ

124,5


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „andere oorsprong”.


10.8.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 210/3


VERORDENING (EG) Nr. 947/2007 VAN DE COMMISSIE

van 9 augustus 2007

tot vaststelling van de restituties bij uitvoer van witte en ruwe suiker in onveranderde vorm

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 318/2006 van de Raad van 20 februari 2006 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector suiker (1), en met name op artikel 33, lid 2, tweede alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In artikel 32 van Verordening (EG) nr. 318/2006 is bepaald dat het verschil tussen de prijzen voor de in artikel 1, lid 1, onder b), van die verordening bedoelde producten op de wereldmarkt en op de interne markt mag worden overbrugd door een restitutie bij uitvoer.

(2)

Gezien de huidige situatie op de suikermarkt moeten derhalve uitvoerrestituties worden vastgesteld overeenkomstig de voorschriften en bepaalde criteria van de artikelen 32 en 33 van Verordening (EG) nr. 318/2006.

(3)

In artikel 33, lid 2, eerste alinea, van Verordening (EG) nr. 318/2006 is bepaald dat de restitutie naar gelang van de bestemming kan variëren indien dat gezien de situatie op de wereldmarkt of de specifieke vereisten van bepaalde markten noodzakelijk is.

(4)

Alleen voor producten die tot het vrije verkeer in de Gemeenschap zijn toegelaten en voldoen aan de vereisten van Verordening (EG) nr. 318/2006, mogen restituties worden verleend.

(5)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor suiker,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 32 van Verordening (EG) nr. 318/2006 bedoelde restituties worden verleend voor de producten en met toepassing van de bedragen die zijn vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 10 augustus 2007.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 9 augustus 2007.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 58 van 28.2.2006, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 247/2007 van de Commissie (PB L 69 van 9.3.2007, blz. 3).


BIJLAGE

Met ingang van 10 augustus 2007 geldende restituties bij uitvoer van witte en ruwe suiker in onveranderde vorm (1)

GN-code

Bestemming

Meeteenheid

Restitutiebedrag

1701 11 90 9100

S00

EUR/100 kg

33,81 (2)

1701 11 90 9910

S00

EUR/100 kg

33,81 (2)

1701 12 90 9100

S00

EUR/100 kg

33,81 (2)

1701 12 90 9910

S00

EUR/100 kg

33,81 (2)

1701 91 00 9000

S00

EUR/1 % sacharose × 100 kg nettoproduct

0,3675

1701 99 10 9100

S00

EUR/100 kg

36,75

1701 99 10 9910

S00

EUR/100 kg

36,75

1701 99 10 9950

S00

EUR/100 kg

36,75

1701 99 90 9100

S00

EUR/1 % sacharose × 100 kg nettoproduct

0,3675

NB: De bestemmingen zijn als volgt vastgesteld:

S00

:

alle bestemmingen, met uitzondering van Albanië, Kroatië, Bosnië en Herzegovina, Servië, Montenegro, Kosovo en de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, Andorra, Gibraltar, Ceuta, Melilla, de Heilige Stoel (Vaticaanstad), Liechtenstein, de gemeenten Livigno en Campione in Italië, Helgoland, Groenland, de Faeröer en de zones van de Republiek Cyprus waarover de regering van de Republiek Cyprus niet feitelijk het gezag uitoefent.


(1)  De in deze bijlage vastgestelde restituties zijn niet van toepassing met ingang van 1 februari 2005 overeenkomstig Besluit 2005/45/EG van de Raad van 22 december 2004 betreffende het sluiten en de voorlopige toepassing van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat tot wijziging van de Overeenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat van 22 juli 1972, wat de bepalingen betreffende verwerkte landbouwproducten betreft (PB L 23 van 26.1.2005, blz. 17).

(2)  Dit bedrag geldt voor ruwe suiker met een rendement van 92 %. Indien het rendement van de geëxporteerde ruwe suiker afwijkt van 92 %, wordt het bedrag van de toe te passen restitutie voor elke betrokken uitvoertransactie vermenigvuldigd met een omrekeningsfactor die wordt verkregen door het overeenkomstig bijlage I, punt III, punt 3, van Verordening (EG) nr. 318/2006 berekende rendement van de geëxporteerde ruwe suiker te delen door 92.


10.8.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 210/5


VERORDENING (EG) Nr. 948/2007 VAN DE COMMISSIE

van 9 augustus 2007

tot vaststelling van de maximumrestitutie bij uitvoer van witte suiker in het kader van de in Verordening (EG) nr. 900/2007 bedoelde permanente inschrijving

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 318/2006 van de Raad van 20 februari 2006 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector suiker (1), en met name op artikel 33, lid 2, tweede alinea en derde alinea, onder b),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Krachtens Verordening (EG) nr. 900/2007 van de Commissie van 27 juli 2007 betreffende een permanente inschrijving voor de vaststelling van restituties bij uitvoer van witte suiker voor het verkoopseizoen 2007/2008 (2) moeten deelinschrijvingen worden gehouden.

(2)

Op grond van artikel 8, lid 1, van Verordening (EG) nr. 900/2007 en op grond van het onderzoek van de biedingen voor de op 9 augustus 2007 verstrijkende deelinschrijving, dient de maximumrestitutie bij uitvoer in het kader van die deelinschrijving te worden vastgesteld.

(3)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor suiker,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De maximumrestitutie bij uitvoer van het in artikel 1, lid 1, van Verordening (EG) nr. 900/2007 bedoelde product wordt voor de op 9 augustus 2007 verstrijkende deelinschrijving vastgesteld op 41,751 EUR/100 kg.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 10 augustus 2007.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 9 augustus 2007.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 58 van 28.2.2006, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 247/2007 van de Commissie (PB L 69 van 9.3.2007, blz. 3).

(2)  PB L 196 van 28.7.2007, blz. 26.


10.8.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 210/6


VERORDENING (EG) Nr. 949/2007 VAN DE COMMISSIE

van 9 augustus 2007

tot vaststelling van de maximumrestitutie bij uitvoer van witte suiker in het kader van de in Verordening (EG) nr. 38/2007 bedoelde permanente inschrijving

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 318/2006 van de Raad van 20 februari 2006 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector suiker (1), en met name op artikel 33, lid 2, tweede alinea en derde alinea, onder b),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Krachtens Verordening (EG) nr. 38/2007 van de Commissie van 17 januari 2007 met betrekking tot de opening van een permanente openbare inschrijving voor de verkoop voor uitvoer van suiker uit de voorraden van de interventiebureaus van België, Tsjechië, Spanje, Ierland, Italië, Hongarije, Polen, Slowakije en Zweden (2) moeten deelinschrijvingen worden gehouden.

(2)

Op grond van artikel 4, lid 1, van Verordening (EG) nr. 38/2007 en op grond van het onderzoek van de biedingen voor de op 8 augustus 2007 verstrijkende deelinschrijving, dient de maximumrestitutie bij uitvoer in het kader van die deelinschrijving te worden vastgesteld.

(3)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor suiker,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De maximumrestitutie bij uitvoer van het in artikel 1, lid 1, van Verordening (EG) nr. 38/2007 bedoelde product wordt voor de op 8 augustus 2007 verstrijkende deelinschrijving vastgesteld op 471,16 EUR/t.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 10 augustus 2007.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 9 augustus 2007.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 58 van 28.2.2006, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 247/2007 van de Commissie (PB L 69 van 9.3.2007, blz. 3).

(2)  PB L 11 van 18.1.2007, blz. 4. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 203/2007 (PB L 61 van 28.2.2006, blz. 3).


10.8.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 210/7


VERORDENING (EG) Nr. 950/2007 VAN DE COMMISSIE

van 9 augustus 2007

tot vaststelling van de restituties bij uitvoer van op basis van granen en rijst verwerkte producten

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1784/2003 van de Raad van 29 september 2003 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector granen (1), inzonderheid op artikel 13, lid 3,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1785/2003 van de Raad van 29 september 2003 houdende een gemeenschappelijke ordening van de rijstmarkt (2), inzonderheid op artikel 14, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Volgens artikel 13 van Verordening (EG) nr. 1784/2003 en artikel 14 van Verordening (EG) nr. 1785/2003 kan het verschil tussen de noteringen of de prijzen op de wereldmarkt voor de in artikel 1 van deze verordeningen genoemde producten en de prijzen van deze producten in de Gemeenschap worden overbrugd door een restitutie bij de uitvoer.

(2)

Krachtens artikel 14 van Verordening (EG) nr. 1785/2003 moeten de restituties worden vastgesteld met inachtneming van de bestaande situatie en de vooruitzichten voor de ontwikkeling, enerzijds van de beschikbare hoeveelheden granen, rijst en breukrijst, evenals van hun prijzen op de markt van de Gemeenschap, en anderzijds van de prijzen van granen, rijst en breukrijst en de producten in de sector granen op de wereldmarkt. Krachtens deze artikelen moeten ook waarborgen worden geschapen dat op de graan- en rijstmarkten een evenwichtige toestand heerst en een natuurlijke ontwikkeling op het gebied van de prijzen en de handel plaatsvindt en moet bovendien rekening worden gehouden met het economische aspect van de bedoelde uitvoer en de noodzaak verstoringen op de markt van de Gemeenschap te vermijden.

(3)

Verordening (EG) nr. 1518/95 van de Commissie (3) betreffende de regeling voor de invoer en de uitvoer van op basis van granen en rijst verwerkte producten heeft in artikel 2 de specifieke criteria vastgesteld waarmee rekening moet worden gehouden voor de berekening van de restitutie voor deze producten.

(4)

Het is wenselijk de aan bepaalde verwerkte producten toe te kennen restitutie, al naar gelang van het product, hoger of lager vast te stellen volgens het asgehalte, het gehalte aan ruwe celstof, het gehalte aan doppen, het eiwitgehalte, het vetgehalte of het zetmeelgehalte, daar deze gehaltes van bijzondere betekenis zijn voor de hoeveelheid basisproduct die werkelijk voor de vervaardiging van het verwerkte product is gebruikt.

(5)

Ten aanzien van maniokwortel en andere tropische wortels en knollen en het daarvan vervaardigde meel behoeft het economische aspect van de uitvoeren die zouden kunnen worden overwogen, in het bijzonder gezien de aard en de herkomst van deze producten, op het ogenblik geen vaststelling van een restitutie bij uitvoer. Voor bepaalde verwerkte producten is het, gezien het geringe aandeel van de Gemeenschap aan de wereldhandel, op het ogenblik niet noodzakelijk een restitutie bij uitvoer vast te stellen.

(6)

De situatie op de wereldmarkt of de specifieke eisen van bepaalde markten voor zekere producten kunnen een differentiatie van de restitutie, naar gelang van de bestemming, nodig maken.

(7)

De restitutie moet eenmaal per maand worden vastgesteld. Zij kan in de tussentijd worden gewijzigd.

(8)

Bepaalde verwerkte producten op basis van maïs kunnen een warmtebehandeling ondergaan, waardoor een restitutie zou kunnen worden uitgekeerd die niet overeenstemt met de kwaliteit van het product. Duidelijk moet worden aangegeven dat deze producten, die voorgegelatineerd zetmeel bevatten, niet in aanmerking komen voor uitvoerrestituties.

(9)

Het Comité van beheer voor granen heeft geen advies uitgebracht binnen de door zijn voorzitter bepaalde termijn,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De restituties bij uitvoer van de in artikel 1 bedoelde producten van Verordening (EG) nr. 1518/95 van toepassing is, worden vastgesteld in overeenstemming met de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 10 augustus 2007.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 9 augustus 2007.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 270 van 21.10.2003, blz. 78. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1154/2005 van de Commissie (PB L 187 van 19.7.2005, blz. 11).

(2)  PB L 270 van 21.10.2003, blz. 96. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1549/2004 van de Commissie (PB L 280 van 31.8.2004, blz. 13).

(3)  PB L 147 van 30.6.1995, blz. 55. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2993/95 (PB L 312 van 23.12.1995, blz. 25).


BIJLAGE

bij de verordening van de Commissie van 9 augustus 2007 tot vaststelling van de restituties bij uitvoer van op basis van granen en rijst verwerkte producten

Productcode

Bestemming

Meeteenheid

Bedrag van de restitutie

1102 20 10 9200 (1)

C10

EUR/t

20,99

1102 20 10 9400 (1)

C10

EUR/t

17,99

1102 20 90 9200 (1)

C10

EUR/t

17,99

1102 90 10 9100

C10

EUR/t

0,00

1102 90 10 9900

C10

EUR/t

0,00

1102 90 30 9100

C10

EUR/t

0,00

1103 19 40 9100

C10

EUR/t

0,00

1103 13 10 9100 (1)

C10

EUR/t

26,98

1103 13 10 9300 (1)

C10

EUR/t

20,99

1103 13 10 9500 (1)

C10

EUR/t

17,99

1103 13 90 9100 (1)

C10

EUR/t

17,99

1103 19 10 9000

C10

EUR/t

0,00

1103 19 30 9100

C10

EUR/t

0,00

1103 20 60 9000

C10

EUR/t

0,00

1103 20 20 9000

C10

EUR/t

0,00

1104 19 69 9100

C10

EUR/t

0,00

1104 12 90 9100

C10

EUR/t

0,00

1104 12 90 9300

C10

EUR/t

0,00

1104 19 10 9000

C10

EUR/t

0,00

1104 19 50 9110

C10

EUR/t

23,98

1104 19 50 9130

C10

EUR/t

19,49

1104 29 01 9100

C10

EUR/t

0,00

1104 29 03 9100

C10

EUR/t

0,00

1104 29 05 9100

C10

EUR/t

0,00

1104 29 05 9300

C10

EUR/t

0,00

1104 22 20 9100

C10

EUR/t

0,00

1104 22 30 9100

C10

EUR/t

0,00

1104 23 10 9100

C10

EUR/t

22,49

1104 23 10 9300

C10

EUR/t

17,24

1104 29 11 9000

C10

EUR/t

0,00

1104 29 51 9000

C10

EUR/t

0,00

1104 29 55 9000

C10

EUR/t

0,00

1104 30 10 9000

C10

EUR/t

0,00

1104 30 90 9000

C10

EUR/t

3,75

1107 10 11 9000

C10

EUR/t

0,00

1107 10 91 9000

C10

EUR/t

0,00

1108 11 00 9200

C10

EUR/t

0,00

1108 11 00 9300

C10

EUR/t

0,00

1108 12 00 9200

C10

EUR/t

23,98

1108 12 00 9300

C10

EUR/t

23,98

1108 13 00 9200

C10

EUR/t

23,98

1108 13 00 9300

C10

EUR/t

23,98

1108 19 10 9200

C10

EUR/t

0,00

1108 19 10 9300

C10

EUR/t

0,00

1109 00 00 9100

C10

EUR/t

0,00

1702 30 51 9000 (2)

C10

EUR/t

23,50

1702 30 59 9000 (2)

C10

EUR/t

17,99

1702 30 91 9000

C10

EUR/t

23,50

1702 30 99 9000

C10

EUR/t

17,99

1702 40 90 9000

C10

EUR/t

17,99

1702 90 50 9100

C10

EUR/t

23,50

1702 90 50 9900

C10

EUR/t

17,99

1702 90 75 9000

C10

EUR/t

24,62

1702 90 79 9000

C10

EUR/t

17,09

2106 90 55 9000

C14

EUR/t

17,99

NB: De codes van de producten en de codes van de bestemmingen serie „A” zijn vastgesteld in de gewijzigde Verordening (EEG) nr. 3846/87 van de Commissie (PB L 366 van 24.12.1987, blz. 1).

De numerieke codes voor de bestemmingen zijn vastgesteld in Verordening (EG) nr. 2081/2003 (PB L 313 van 28.11.2003, blz. 11).

De andere bestemmingen zijn als volgt gedefinieerd:

C10

:

Alle bestemmingen

C14

:

Alle bestemmingen, uitgezonderd Zwitserland en Liechtenstein.


(1)  Er worden geen restituties toegekend voor producten die een warmtebehandeling hebben ondergaan waardoor het zetmeel is voorgegelatineerd.

(2)  De restituties worden toegekend overeenkomstig de gewijzigde Verordening (EEG) nr. 2730/75 van de Raad (PB L 281 van 1.11.1975, blz. 20).

NB: De codes van de producten en de codes van de bestemmingen serie „A” zijn vastgesteld in de gewijzigde Verordening (EEG) nr. 3846/87 van de Commissie (PB L 366 van 24.12.1987, blz. 1).

De numerieke codes voor de bestemmingen zijn vastgesteld in Verordening (EG) nr. 2081/2003 (PB L 313 van 28.11.2003, blz. 11).

De andere bestemmingen zijn als volgt gedefinieerd:

C10

:

Alle bestemmingen

C14

:

Alle bestemmingen, uitgezonderd Zwitserland en Liechtenstein.


10.8.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 210/10


VERORDENING (EG) Nr. 951/2007 VAN DE COMMISSIE

van 9 augustus 2007

tot vaststelling van de uitvoeringsvoorschriften voor de programma's voor grensoverschrijdende samenwerking die worden gefinancierd in het kader van Verordening (EG) nr. 1638/2006 van het Europees Parlement en de Raad houdende algemene bepalingen tot invoering van een Europees nabuurschaps- en partnerschapsinstrument

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1638/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 2006 houdende algemene bepalingen tot invoering van een Europees nabuurschaps- en partnerschapsinstrument (1), en met name op artikel 11, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De grensoverschrijdende samenwerking tussen de lidstaten van de Europese Unie en partnerlanden, in de regio's die grenzen aan hun gezamenlijk deel van de buitengrens van de Europese Unie, teneinde een gebied van welvaart en goed nabuurschap te ontwikkelen (hierna „grensoverschrijdende ENPI-samenwerking” genoemd) is een van de componenten van Verordening (EG) nr. 1638/2006.

(2)

Ingevolge artikel 11 van Verordening (EG) nr. 1638/2006 moet de Commissie uitvoeringsvoorschriften met specifieke bepalingen voor de uitvoering van titel III „Grensoverschrijdende samenwerking” vaststellen en moeten deze voorschriften onder meer de mate van medefinanciering, het opstellen van gemeenschappelijke operationele programma's, de aanwijzing en taken van de gemeenschappelijke beheersautoriteiten, het gemeenschappelijk comité van toezicht, de selectiecomités en het gemeenschappelijk secretariaat, de subsidiabiliteit van uitgaven, de selectie van gemeenschappelijke projecten, de voorbereiding, het technisch en financieel beheer van de bijstand van de Gemeenschap, de financiële controle en audit, het toezicht en de evaluatie, de zichtbaarheid en de voorlichting aan potentiële begunstigden omvatten.

(3)

In artikel 21 van Verordening (EG) nr. 1638/2006 is bepaald dat de uitvoeringsvoorschriften ook de regels inzake de plaatsing van opdrachten betreffende de grensoverschrijdende ENPI-samenwerking moeten vastleggen.

(4)

Het in artikel 7, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1638/2006 bedoelde strategiedocument stelt het strategisch kader vast voor de steun van de Commissie voor de grensoverschrijdende ENPI-samenwerking en bevat het indicatieve programma voor die samenwerking.

(5)

De bijstand van de Gemeenschap voor de grensoverschrijdende ENPI-samenwerking wordt verleend door middel van gemeenschappelijke operationele programma's die in het strategiedocument worden vastgesteld.

(6)

Er moeten uitvoeringsvoorschriften worden vastgesteld die gemeenschappelijke specifieke bepalingen voor de uitvoering van de grensoverschrijdende samenwerking uit hoofde van Verordening (EG) nr. 1638/2006 vastleggen, maar die de deelnemende landen tegelijk een zekere speelruimte bieden bij de nadere organisatie en uitvoering van elk programma gelet op de bijzondere kenmerken ervan. Op grond van dit principe en met inachtneming van deze verordening moeten de deelnemende landen in het gemeenschappelijke operationele programma, dat overeenkomstig artikel 9, lid 6, van Verordening (EG) nr. 1638/2006 door de Commissie wordt goedgekeurd, in onderlinge overeenstemming gedetailleerde regels voor hun grensoverschrijdende ENPI-samenwerking voorstellen.

(7)

Daar alle deelnemende landen bij de besluitvormingsstructuur van het programma betrokken zijn, maar de uitvoering ervan in handen wordt gelegd van een in een van de deelnemende landen gevestigde gemeenschappelijke beheersautoriteit, moeten gemeenschappelijke regels voor de verdeling van de taken tussen de verschillende beheersstructuren van het programma worden opgesteld.

(8)

Daar de programma's in gedeeld beheer worden uitgevoerd, moeten de systemen voor het beheer en de controle van het programma in overeenstemming zijn met de communautaire regels. Wanneer de Commissie het programma goedkeurt, moet dat gelijkstaan met een voorafgaande accreditatie van deze systemen. De Commissie houdt toezicht op de uitvoering van elk programma door haar eventuele deelname aan het gemeenschappelijk comité van toezicht en door de verslagen die bij haar worden ingediend door de gemeenschappelijke beheersautoriteit.

(9)

Daar de middelen voor de grensoverschrijdende ENPI-samenwerking in het kader van het buitenlandse beleid van de Europese Unie worden beheerd, gelden voor alle projecten die in het kader van de grensoverschrijdende samenwerking uit hoofde van Verordening (EG) nr. 1638/2006 worden gefinancierd, de contractprocedures voor door de Europese Commissie gefinancierde externe acties, zodat de potentiële begunstigden in de partnerlanden ten volle aan het programma kunnen deelnemen en dezelfde wijze van beheer geldt voor actoren in de lidstaten van de Europese Unie en die in de partnerlanden.

(10)

Om een efficiënte uitvoering van het programma te waarborgen, moeten de regels voor de evaluatie en het toezicht worden vastgelegd.

(11)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij Verordening (EG) nr. 1638/2006 ingestelde comité,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

INLEIDING

Artikel 1

Onderwerp en toepassingsgebied

Deze verordening legt de regels vast voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1638/2006, wat de programma's voor grensoverschrijdende samenwerking betreft.

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

1)

„technische bijstand”: de voorbereiding, het beheer, het toezicht, de evaluatie, de informatie, de audit, de controle en de eventuele versterking van de administratieve capaciteit, die nodig zijn om de gemeenschappelijke operationele programma's uit te voeren;

2)

„begunstigde”: de instelling die met de gemeenschappelijke beheersautoriteit een subsidiecontract heeft gesloten en die jegens die autoriteit de volle juridische en financiële aansprakelijkheid voor de uitvoering van het project op zich neemt; zij is de ontvanger van de financiële bijdrage van de beheersautoriteit en beheert en, in voorkomend geval, verdeelt deze bijdrage overeenkomstig de afspraken die zij met haar partners heeft gemaakt; zij is als enige verantwoordelijk tegenover de beheersautoriteit en brengt aan deze rechtstreeks verslag uit over de operationele en financiële voortgang van de activiteiten;

3)

„contractant”: de instelling die met de gemeenschappelijke beheersautoriteit een contract voor diensten, werken of leveringen heeft gesloten en die jegens de beheersautoriteit de volle juridische en financiële aansprakelijkheid voor de uitvoering van dat contract op zich neemt;

4)

„strategiedocument”: het in artikel 7, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1638/2006 bedoelde document met, onder meer, de lijst van gemeenschappelijke operationele programma's, de respectieve indicatieve meerjarentoewijzingen en de territoriale eenheden die in aanmerking komen om aan elk programma deel te nemen;

5)

„deelnemende landen”: alle lidstaten en partnerlanden die aan het gemeenschappelijke operationele programma deelnemen;

6)

„partnerlanden”: de landen en gebieden die zijn opgenomen in de bijlage van Verordening (EG) nr. 1638/2006;

7)

„grootschalige projecten”: projecten die een geheel van werken, activiteiten of diensten omvatten die bestemd zijn om een specifieke, ondeelbare functie met duidelijk vastgestelde doelen van gemeenschappelijk belang te vervullen met de bedoeling grensoverschrijdende investeringen te realiseren;

8)

„eigen middelen van de aan het gemeenschappelijke operationele programma deelnemende landen”: financiële middelen uit de centrale, regionale of lokale begroting van de deelnemende landen;

9)

„operationele follow-up van de projecten”: de follow-up van door het programma gefinancierde acties volgens de methode van het projectcyclusbeheer, dat wil zeggen van de programmering tot de technische monitoring van de uitvoering tot de evaluatie.

HOOFDSTUK II

BASISDOCUMENTEN

AFDELING 1

Gemeenschappelijke operationele programma's

Artikel 3

Opstelling van de gemeenschappelijke operationele programma's

Elk gemeenschappelijk operationeel programma wordt in onderlinge overeenstemming door alle deelnemende landen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1638/2006, het strategiedocument en deze verordening vastgesteld.

Artikel 4

Inhoud van de gemeenschappelijke operationele programma's

Elk gemeenschappelijk operationeel programma beschrijft de doelen, prioriteiten en maatregelen met betrekking tot de acties die moeten worden uitgevoerd, en verduidelijkt hun samenhang met andere lopende of geplande bi- of multilaterale programma's in de betrokken landen en regio's, met name in het kader van door de Europese Unie gefinancierde programma's.

Elk gemeenschappelijk operationeel programma bevat in het bijzonder de volgende informatie:

a)

een lijst van de in aanmerking komende territoriale eenheden, inclusief eventuele aangrenzende regio's, waar door het programma gefinancierde projecten kunnen worden uitgevoerd, zoals vastgelegd in Verordening (EG) nr. 1638/2006 en het strategiedocument;

b)

de regels voor deelname aan de programma's door aangrenzende regio's van derde landen die niet onder Verordening (EG) nr. 1638/2006 vallen, maar die op grond van het strategiedocument aan de samenwerking mogen deelnemen;

c)

de prioriteiten en maatregelen in verband met de in het strategiedocument vastgestelde doelen;

d)

de samenstelling van het gemeenschappelijk comité van toezicht overeenkomstig artikel 11 van deze verordening;

e)

de instantie die door de deelnemende landen als gemeenschappelijke beheersautoriteit is gekozen;

f)

een beschrijving van de structuur die door de gemeenschappelijke beheersautoriteit zal worden opgezet voor het beheer van het programma overeenkomstig de artikelen 14 tot en met 17 van deze verordening. Deze beschrijving moet voldoende gedetailleerd zijn om de Commissie een redelijke garantie te geven dat er een efficiënte en doeltreffende interne controle op basis van de beste internationale werkwijzen wordt uitgevoerd;

g)

een financieringsschema met de geraamde jaarlijkse verdeling van de vastleggings- en betalingskredieten voor het programma, opgesteld op basis van de prioriteiten, waarbij met name de voor de technische bijstand uitgetrokken bedragen duidelijk vermeld zijn;

h)

de methoden voor de uitvoering van het programma, in overeenstemming met de in artikel 23 van deze verordening bedoelde contractprocedures;

i)

het voorlopige indicatieve tijdschema voor het begin van de procedures en de selectie van te financieren projecten;

j)

eventuele verplichtingen inzake milieueffectbeoordelingen die uit de regelgeving voortvloeien, en het voorlopig indicatief tijdschema voor de uitvoering van deze beoordelingen;

k)

de taal of talen die voor het programma worden gebruikt;

l)

een informatie- en communicatieplan overeenkomstig artikel 42.

Het in de tweede alinea, onder g), bedoelde schema geeft de bijdrage van de Europese Gemeenschap en de verdeling van de geraamde indicatieve vastleggingen van de Commissie tot 2013 weer (waarbij de bedragen voor de periode 2011-2013 in het indicatieve programma voor die periode opnieuw bevestigd moeten worden). Het schema bevat ook de geraamde indicatieve medefinancieringsbedragen uit de eigen middelen van de deelnemende landen.

Met het oog op de toepassing van de tweede alinea, onder h), worden de in het kader van het programma gefinancierde projecten doorgaans geselecteerd aan de hand van een oproep tot het indienen van voorstellen. Met toestemming van de Europese Commissie mogen de deelnemende landen evenwel ook gezamenlijk grootschalige projecten voor grensoverschrijdende investeringen aanwijzen waarvoor geen oproep tot het indienen van voorstellen wordt georganiseerd: deze projecten moeten uitdrukkelijk in het programma worden vermeld of het voorwerp zijn van een later besluit van het in de artikelen 11 tot en met 13 bedoelde gemeenschappelijk comité van toezicht, voor zover ze in overeenstemming zijn met de prioriteiten en maatregelen van het programma en een specifiek budget hiervoor beschikbaar is.

Artikel 5

Goedkeuring van het gemeenschappelijke operationele programma

1.   Elk gemeenschappelijk operationeel programma wordt door de gemeenschappelijke beheersautoriteit bij de Commissie ingediend nadat alle landen die aan de opstelling van het programma hebben deelgenomen en bijgedragen, het uitdrukkelijk hebben goedgekeurd.

2.   De Commissie controleert of het gemeenschappelijke operationele programma alle in artikel 4 genoemde gegevens bevat door:

a)

na te gaan of het overeenkomt met het strategiedocument;

b)

de deugdelijkheid van de analyse, de coherentie tussen de analyse en de voorgestelde prioriteiten en maatregelen en de samenhang met de andere lopende of geplande bi- of multilaterale programma's in de bij het programma betrokken regio's te verifiëren;

c)

de conformiteit van het programma met de toepasselijke communautaire regelgeving te verifiëren;

d)

te controleren of de eventueel vereiste milieueffectbeoordelingen zijn verricht of nog vóór de uitvoering van de voorgestelde projecten zullen worden verricht;

e)

zich ervan te vergewissen dat het financieringsschema van het programma consistent is, met name wat de door de Commissie aan te gane betalingsverplichtingen betreft;

f)

zich ervan te vergewissen dat de beheerscapaciteit van de gemeenschappelijke beheersautoriteit is afgestemd op de omvang, inhoud en complexiteit van de in het kader van het programma geplande activiteiten. De Commissie gaat met name na of de gemeenschappelijke beheersautoriteit genoeg gekwalificeerd personeel heeft dat zich uitsluitend met het programma bezighoudt, of zij over de nodige geautomatiseerde beheers- en boekhoudinstrumenten beschikt en of haar financiële procedures in overeenstemming zijn met de toepasselijke communautaire regelgeving. Indien de Commissie dat noodzakelijk acht, kan deze controle plaatsvinden door middel van een audit vooraf die ter plekke wordt uitgevoerd;

g)

zich ervan te vergewissen dat de gemeenschappelijke beheersautoriteit heeft voorzien in toereikende systemen voor interne controle en audit, daarbij uitgaande van de beste internationale werkwijzen.

3.   Na de controle van het gemeenschappelijke operationele programma kan de Commissie de deelnemende landen vragen haar aanvullende inlichtingen te verstrekken of, zo nodig, bepaalde punten te wijzigen.

4.   Wanneer een gemeenschappelijk operationeel programma wordt goedgekeurd, staat dat gelijk met een voorafgaande accreditatie door de Commissie van de door de gemeenschappelijke beheersautoriteit opgezette beheers- en controlestructuren.

5.   De Commissie keurt elk gemeenschappelijk operationeel programma bij besluit voor zijn gehele looptijd goed.

Artikel 6

Toezicht en evaluatie van het gemeenschappelijke operationele programma

1.   Het toezicht en de evaluatie van elk gemeenschappelijk operationeel programma zijn erop gericht de kwaliteit, efficiëntie en consistentie bij de uitvoering ervan te verbeteren. De resultaten van de evaluaties worden bij de latere programmering in aanmerking genomen.

2.   Het gemeenschappelijke operationele programma wordt halverwege de looptijd in het kader van de programmaherziening overeenkomstig het strategiedocument geëvalueerd.

Deze evaluatie wordt uitgevoerd door de Commissie en de resultaten ervan worden aan het gemeenschappelijk comité van toezicht en de gemeenschappelijke beheersautoriteit van het programma meegedeeld en kunnen tot een aanpassing van de indicatieve programmering leiden.

3.   Afgezien van de evaluatie halverwege de looptijd kan de Commissie op elk ogenblik een evaluatie van het gemeenschappelijke operationele programma of een deel daarvan uitvoeren.

4.   Binnen een jaar na het eind van de uitvoeringsfase van de projecten die in het kader van het gemeenschappelijke operationele programma worden gefinancierd, voert de Commissie een evaluatie achteraf van het programma uit.

Artikel 7

Herziening van de gemeenschappelijke operationele programma's

1.   Aanpassingen van het financieringsschema van het gemeenschappelijke operationele programma waarbij alleen Gemeenschapsmiddelen van een prioriteit naar een andere worden overgeschreven, kunnen, indien het gaat om niet meer dat 20 % van de oorspronkelijk voor een prioriteit uitgetrokken middelen, met voorafgaande toestemming van het gemeenschappelijk comité van toezicht direct door de gemeenschappelijke beheersautoriteit worden aangebracht. De gemeenschappelijke beheersautoriteit stelt de Commissie van deze wijzigingen in kennis.

Voor met Gemeenschapsmiddelen gefinancierde technische bijstand geldt deze regel alleen met voorafgaande schriftelijke toestemming van de Commissie.

2.   Op gemotiveerd verzoek van het gemeenschappelijk comité van toezicht of op initiatief van de Commissie met instemming van het gemeenschappelijk comité van toezicht kunnen de gemeenschappelijke operationele programma's in de volgende gevallen opnieuw worden onderzocht en, zo nodig, worden herzien:

a)

om rekening te houden met grote sociaaleconomische veranderingen of aanzienlijke wijzigingen in de communautaire, nationale of regionale prioriteiten op het door het programma bestreken gebied;

b)

na moeilijkheden bij de uitvoering waardoor een aanzienlijke vertraging is opgelopen;

c)

bij de overschrijving van Gemeenschapsmiddelen van een prioriteit naar een andere boven de in lid 1 genoemde grens;

d)

na een evaluatie overeenkomstig artikel 6, leden 2 en 3;

e)

bij een eventuele beëindiging van het programma overeenkomstig artikel 44.

3.   De herziening van een gemeenschappelijk operationeel programma om een van de in lid 2 genoemde redenen wordt bij besluit van de Commissie goedgekeurd en vereist de opstelling van een aanhangsel bij de in artikel 10 bedoelde financieringsovereenkomsten.

Artikel 8

Talen

1.   Binnen de beheersstructuren van elk gemeenschappelijk operationeel programma wordt ten minste een officiële taal van de Europese Unie als werktaal gebruikt.

2.   Met het oog op het partnerschapsaspect van het programma kunnen de begunstigden van de projecten documenten met betrekking tot hun project in hun eigen taal bij de gemeenschappelijke beheersautoriteit indienen, mits deze mogelijkheid uitdrukkelijk in het programma wordt vermeld en het gemeenschappelijk comité van toezicht via de gemeenschappelijke beheersautoriteit de nodige tolk- en vertaalvoorzieningen ter beschikking stelt.

3.   De tolk- en vertaalvoorzieningen voor alle in het programma vastgestelde talen worden gefinancierd:

a)

uit de begrotingspost voor technische bijstand, wat het gemeenschappelijke operationele programma betreft;

b)

uit de begroting voor het desbetreffende project, wat de projecten betreft.

Artikel 9

Aanloopfase van de gemeenschappelijke operationele programma's

1.   Na de goedkeuring van het gemeenschappelijke operationele programma bij besluit van de Commissie gaat het programma in de lidstaten onmiddellijk van start op basis van de kredieten van het Europees nabuurschaps- en partnerschapsinstrument die uit hoofde van rubriek 1B van het financieel kader (Interinstitutioneel Akkoord 2006/C 139/01) (2) voor grensoverschrijdende samenwerking beschikbaar zijn. Ook kunnen gezamenlijke maatregelen worden genomen die voor de start het programma noodzakelijk zijn, zoals:

a)

de inrichting van de gemeenschappelijke beheersautoriteit en van het gemeenschappelijk technisch secretariaat;

b)

de eerste vergaderingen van het gemeenschappelijk comité van toezicht, samen met de vertegenwoordigers van partnerlanden die de financieringsovereenkomst nog niet hebben ondertekend;

c)

de voorbereiding en uitschrijving van aanbestedingen of oproepen tot het indienen van voorstellen, zo nodig onder voorbehoud van ondertekening van de financieringsovereenkomsten.

2.   Het in lid 1 bedoelde besluit van de Commissie geldt voor alle partnerlanden van het programma zodra met hen een financieringsovereenkomst als bedoeld in artikel 10 is gesloten.

AFDELING 2

Financieringsovereenkomst

Artikel 10

Ondertekening van de financieringsovereenkomst

1.   Tussen de Commissie en elk van de partnerlanden van het gemeenschappelijke operationele programma in kwestie wordt een financieringsovereenkomst opgesteld. De gemeenschappelijke beheersautoriteit die voor het gemeenschappelijke operationele programma is aangewezen, kan de financieringsovereenkomst medeondertekenen.

2.   Het door de Commissie goedgekeurde gemeenschappelijke operationele programma vormt de technische bijlage bij de financieringsovereenkomst.

3.   De financieringsovereenkomst wordt gesloten vóór het eind van het jaar volgend op het jaar waarin de Commissie het besluit tot goedkeuring van het gemeenschappelijke operationele programma heeft genomen (de „N+1-regel”).

4.   Wanneer de financieringsovereenkomst niet binnen de gestelde termijn wordt gesloten, kan de externe component van het gemeenschappelijke operationele programma voor het betrokken partnerland niet van start gaan.

Wanneer bij een programma verschillende partnerlanden betrokken zijn, kan dit programma in elk van de partnerlanden van start gaan zodra dit zijn financieringsovereenkomst heeft ondertekend.

5.   Wanneer geen van de partnerlanden de financieringsovereenkomst binnen de gestelde termijn heeft ondertekend, vervalt de externe component van het gemeenschappelijke operationele programma en zijn de leden 3 en 4 van artikel 44 van toepassing.

HOOFDSTUK III

BEHEERSSTRUCTUREN VAN DE GEMEENSCHAPPELIJKE OPERATIONELE PROGRAMMA'S

AFDELING 1

Het gemeenschappelijk comité van toezicht

Artikel 11

Samenstelling van het gemeenschappelijk comité van toezicht

1.   Het gemeenschappelijk comité van toezicht bestaat uit vertegenwoordigers van elk van de deelnemende landen, die opdracht hebben alle binnen de bevoegdheden van het comité vallende beslissingen betreffende het gemeenschappelijke operationele programma te nemen. De leden zijn gemachtigd als vertegenwoordiger van hun land en niet op persoonlijke titel. Het comité omvat ook een voorzitter en een secretaris. De secretaris wordt gekozen uit de leden van de gemeenschappelijke beheersautoriteit.

2.   Afgezien van de gemachtigde vertegenwoordigers moeten de deelnemende landen erop toezien dat het maatschappelijk middenveld (territoriale lichamen, economische en sociale partners, maatschappelijke organisaties) naar behoren is vertegenwoordigd, zodat de verschillende lokale belanghebbenden nauw bij de uitvoering van het gemeenschappelijke operationele programma betrokken zijn.

3.   De Commissie wordt tegelijk met de deelnemers voor elke vergadering van het gemeenschappelijk comité van toezicht uitgenodigd en in kennis gesteld van de resultaten van de werkzaamheden. Zij kan op eigen initiatief, als waarnemer en zonder beslissingsbevoegdheid, aan vergaderingen van het gemeenschappelijk comité van toezicht, of een deel daarvan, deelnemen.

Artikel 12

Werking van het gemeenschappelijk comité van toezicht

1.   De gemachtigde leden van het gemeenschappelijk comité van toezicht stellen met eenparigheid van stemmen het reglement van orde vast.

2.   Het gemeenschappelijk comité van toezicht besluit bij consensus. In bepaalde gevallen kan het evenwel een stemming houden, in het bijzonder bij de definitieve selectie van projecten en de hieraan toegewezen subsidiebedragen. Bij die stemmingen beschikt elk land over één stem ongeacht het aantal van zijn vertegenwoordigers.

3.   De gemachtigde vertegenwoordigers kiezen een voorzitter. Het comité kan besluiten een vertegenwoordiger van de gemeenschappelijke beheersautoriteit of een ander persoon van buiten als voorzitter aan te wijzen.

De voorzitter van het gemeenschappelijk comité van toezicht heeft een bemiddelende rol en leidt de debatten. Hij behoudt zijn stemrecht, tenzij het voorzitterschap wordt waargenomen door een vertegenwoordiger van de gemeenschappelijke beheersautoriteit of een ander persoon van buiten. In dat geval heeft de voorzitter geen stemrecht.

4.   Het gemeenschappelijk comité van toezicht komt zo vaak als nodig, maar ten minste één keer per jaar bijeen. Het wordt door zijn voorzitter op verzoek van de gemeenschappelijke beheersautoriteit of op gemotiveerd verzoek van een van zijn gemachtigde leden of van de Commissie bijeengeroepen. Op initiatief van de voorzitter, de gemeenschappelijke beheersautoriteit of een van de deelnemende landen kan het ook besluiten nemen bij schriftelijke procedure. Indien er verschil van mening bestaat, kan elk lid vragen dat de beslissing in een vergadering wordt besproken.

5.   Na elke vergadering van het gemeenschappelijk comité van toezicht worden notulen opgemaakt, die door de voorzitter en de secretaris worden ondertekend. De notulen worden aan alle leden van het comité en aan de Commissie toegezonden.

Artikel 13

Taken van het gemeenschappelijk comité van toezicht

Het comité heeft met name de volgende taken met betrekking tot het gemeenschappelijke operationele programma:

a)

het keurt het werkprogramma van de gemeenschappelijke beheersautoriteit goed;

b)

het beslist over de omvang en het gebruik van de middelen die in het programma voor technische bijstand en personeel beschikbaar zijn;

c)

het onderzoekt bij elke vergadering de beheersbeslissingen van de gemeenschappelijke beheersautoriteit;

d)

het benoemt de comités voor de selectie van projecten;

e)

het stelt de criteria voor de selectie van projecten, de definitieve lijst van geselecteerde projecten en de subsidiebedragen voor die projecten vast;

f)

het beoordeelt en volgt bij elke vergadering, op basis van de door de gemeenschappelijke beheersautoriteit voorgelegde documenten, de voortgang bij de verwezenlijking van de doelen van het gemeenschappelijke operationele programma;

g)

het bestudeert alle door de gemeenschappelijke beheersautoriteit ingediende verslagen en treft zo nodig passende maatregelen;

h)

het onderzoekt betwiste invorderingen die hem door de gemeenschappelijke beheersautoriteit ter kennis zijn gebracht.

Indien het gemeenschappelijk comité van toezicht bij zijn besluiten als bedoeld in de eerste alinea, onder e), de aanbevelingen van het selectiecomité niet of slechts ten dele overneemt, moet het zijn besluit schriftelijk motiveren. Dit besluit wordt dan door de gemeenschappelijke beheersautoriteit voor voorafgaande goedkeuring naar de Commissie doorgestuurd. De Commissie stelt de gemeenschappelijke beheersautoriteit binnen 15 werkdagen van haar advies in kennis.

Bij de uitoefening van haar taken moet de gemeenschappelijke beheersautoriteit de geldende regelingen en bepalingen in acht nemen. Zij moet erop toezien dat de besluiten van het gemeenschappelijk comité van toezicht in overeenstemming met deze regels zijn.

AFDELING 2

De gemeenschappelijke beheersautoriteit

Artikel 14

Organisatie van de gemeenschappelijke beheersautoriteit

1.   De gemeenschappelijke beheersautoriteit is in de regel een nationaal, regionaal of lokaal publiekrechtelijk orgaan. Zij kan ook een privaatrechtelijke entiteit met een openbaredienstverleningstaak zijn.

Dit orgaan of deze entiteit moet voldoende financiële garanties bieden en de voorwaarden in acht nemen die zijn vastgesteld in Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad (3), met name in artikel 54, en in Verordening (EG, Euratom) nr. 2342/2002 van de Commissie (4), met name in de artikelen 38, 39 en 41.

2.   De deelnemende landen vertrouwen de gemeenschappelijke beheersautoriteit de taken tot uitvoering van het gemeenschappelijke operationele programma toe die hun in het kader van het beheer van het programma zijn opgedragen. Zij controleren in het kader van het gemeenschappelijk comité van toezicht of de middelen overeenkomstig de voor het beheer geldende regels en beginselen worden gebruikt.

3.   De werkzaamheden van de gemeenschappelijke beheersautoriteit kunnen worden gefinancierd uit de bijdrage van de Gemeenschap voor technische bijstand of uit de medefinanciering, met name uit de bijdragen in natura als bedoeld in artikel 19, lid 3.

4.   De rekeningen van de gemeenschappelijke beheersautoriteit worden elk jaar onderworpen aan een externe audit achteraf, die wordt uitgevoerd door een onafhankelijke instelling als bedoeld in artikel 31.

5.   De organisatie van de gemeenschappelijke beheersautoriteit is gebaseerd op de beste internationale werkwijzen op het gebied van beheer en interne controle, waarbij de daarvoor gebruikte systemen op de uitvoering van de taken van de gemeenschappelijke beheersautoriteit berekend zijn, zodat de wettigheid, regelmatigheid en een goed financieel beheer van haar verrichtingen gewaarborgd zijn.

Met name worden het operationeel beheer en het financieel beheer binnen de gemeenschappelijke beheersautoriteit functioneel gescheiden. De functies van ordonnateur en rekenplichtige zijn gescheiden en onderling onverenigbaar.

6.   De gemeenschappelijke beheersautoriteit beschikt over een interne controledienst die onafhankelijk is van de diensten die de functies van ordonnateur, rekenplichtige en beheerder uitoefenen.

7.   De gemeenschappelijke beheersautoriteit stelt procedures vast om te garanderen dat de in het kader van het programma gedeclareerde uitgaven gerechtvaardigd en regelmatig zijn en voert betrouwbare en geautomatiseerde systemen voor boekhouding, toezicht en financiële informatie in.

8.   De gemeenschappelijke beheersautoriteit ziet er met name op toe dat wordt voldaan aan de voorwaarden en betalingstermijnen van de door haar ondertekende subsidiecontracten met en opdrachten aan derden. Aan de hand van toereikende controleprocedures vergewist zij zich ervan dat de in het kader van subsidies en opdrachten betaalde middelen uitsluitend worden gebruikt voor het doel waarvoor zij zijn toegekend.

Zij gebruikt een algemeen systeem voor de boekhouding en het administratief en financieel toezicht op de subsidies en opdrachten (correspondentie, vervolgbrieven of aanmaningen, ontvangst van verslagen enz.).

9.   De gemeenschappelijke beheersautoriteit stelt de Commissie en het gemeenschappelijk comité van toezicht onverwijld in kennis van veranderingen in haar procedures of organisatie en van alle andere omstandigheden die op de uitvoering van het programma van invloed kunnen zijn.

10.   De gemeenschappelijke beheersautoriteit wordt door de Commissie, de Europese Rekenkamer en het Europees Bureau voor Fraudebestrijding (OLAF) gecontroleerd, evenals de begunstigden, contractanten en partners bij de door haar ondertekende contracten voor de uitvoering van het programma.

Artikel 15

Taken van de gemeenschappelijke beheersautoriteit

1.   De gemeenschappelijke beheersautoriteit is belast met het beheer en de uitvoering van het gemeenschappelijke operationele programma, met inbegrip van de technische bijstand, waarbij zij zorgt voor een goed financieel beheer in overeenstemming met de beginselen zuinigheid, efficiëntie en doeltreffendheid, en voert daartoe overeenkomstig de in de geldende regelgeving opgenomen voorwaarden en bepalingen de nodige controles uit.

2.   Tot de taken van de gemeenschappelijke beheersautoriteit behoren met name:

a)

de organisatie en het secretariaat van de vergaderingen van het gemeenschappelijk comité van toezicht, met inbegrip van het opmaken van de notulen;

b)

de voorbereiding van de gedetailleerde jaarlijkse begrotingen voor het programma en van de kredietaanvragen aan de Europese Commissie;

c)

de opstelling van de operationele en financiële jaarverslagen en de verzending ervan naar het gemeenschappelijk comité van toezicht en naar de Commissie;

d)

de uitvoering van een auditprogramma door haar interne controledienst met betrekking tot de interne procedures en de goede toepassing daarvan binnen de gemeenschappelijke beheersautoriteit; de jaarverslagen van de interne controle moeten naar het gemeenschappelijk comité van toezicht en naar de Commissie worden gestuurd;

e)

de uitschrijving, na goedkeuring door het gemeenschappelijk comité van toezicht, van aanbestedingen en oproepen tot het indienen van voorstellen voor de selectie van projecten;

f)

de ontvangst van de inschrijvingen en de organisatie, het voorzitterschap en het secretariaat van de selectiecomités, alsmede de verzending van de verslagen met de aanbevelingen van de selectiecomités aan het gemeenschappelijk comité van toezicht en aan de Commissie;

g)

het sluiten van contracten met begunstigden en contractanten voor de projecten die door het gemeenschappelijk comité van toezicht zijn geselecteerd;

h)

de operationele follow-up en het financieel beheer van de projecten;

i)

de onmiddellijke inlichting van het gemeenschappelijk comité van toezicht over alle betwiste invorderingen;

j)

de uitvoering van eventuele milieueffectbeoordelingen op programmaniveau;

k)

de uitvoering van het informatie- en zichtbaarheidsplan overeenkomstig artikel 42.

Artikel 16

Het gemeenschappelijk technisch secretariaat

1.   Elke gemeenschappelijke beheersautoriteit kan zich na voorafgaande toestemming van het gemeenschappelijk comité van toezicht bij het dagelijkse beheer van de activiteiten in het kader van het gemeenschappelijke operationele programma laten bijstaan door een gemeenschappelijk technisch secretariaat dat over de vereiste middelen beschikt.

De werkzaamheden van het gemeenschappelijk technisch secretariaat worden gefinancierd uit de kredieten voor technische bijstand.

2.   Het gemeenschappelijk technisch secretariaat kan, zo nodig, in de deelnemende landen kleine steunpunten oprichten om potentiële begunstigden in de betrokken landen in te lichten over de activiteiten die in het kader van het programma zijn gepland.

Artikel 17

Continuïteitsbeginsel

Wanneer een al bestaande gemeenschappelijke beheersautoriteit die over door de Commissie goedgekeurde voorzieningen voor het beheer van lopende of vroegere programma's beschikt, opnieuw wordt aangewezen om een gemeenschappelijk operationeel programma te beheren, hoeft deze gemeenschappelijke beheersautoriteit haar organisatie niet te wijzigen, mits de bestaande voorzieningen voldoen aan de vereisten van deze verordening.

HOOFDSTUK IV

FINANCIEEL BEHEER VAN DE GEMEENSCHAPPELIJKE OPERATIONELE PROGRAMMA'S

AFDELING 1

Financiering

Artikel 18

Uit de bijdrage van de Gemeenschap gefinancierde technische bijstand

De financiering van technische bijstand door de Gemeenschap is beperkt tot maximaal 10 % van de totale bijdrage van de Gemeenschap aan het gemeenschappelijke operationele programma.

Bij een herziening van het programma kan evenwel in afzonderlijke gevallen worden overwogen de oorspronkelijk voor het programma vastgestelde bedragen voor technische bijstand te verhogen op grond van het uitgavenniveau in de voorgaande uitvoeringsjaren en de verwachte gerechtvaardigde behoeften voor het programma.

Artikel 19

Medefinancieringsbronnen

1.   De medefinanciering is afkomstig uit de eigen middelen van de landen of instellingen die aan het gemeenschappelijke operationele programma in kwestie deelnemen.

2.   In het kader van een gemeenschappelijk operationeel programma kunnen de deelnemende landen zelf de herkomst, het bedrag en de verdeling tussen doelen en prioriteiten van de medefinanciering bepalen.

3.   De bijdragen in natura van de gemeenschappelijke beheersautoriteit mogen na voorafgaande toestemming van de Commissie als medefinanciering worden beschouwd. Zij moeten in dat geval uitdrukkelijk in het programmadocument zijn vermeld.

Artikel 20

Medefinancieringspercentage

1.   De medefinanciering bedraagt niet minder dan 10 % van de bijdrage van de Gemeenschap aan het gemeenschappelijke operationele programma, waarbij de door de Gemeenschap gefinancierde technische bijstand niet wordt meegerekend.

2.   De medefinanciering wordt zo evenwichtig mogelijk over de looptijd van het programma verdeeld, zodat de doelstelling van minimaal 10 % aan het eind van het programma is bereikt.

Artikel 21

Bankrekening van het gemeenschappelijke operationele programma en rente op de voorfinanciering

1.   De dienst die binnen de gemeenschappelijke beheersautoriteit de functie van rekenplichtige vervult, opent en beheert een bankrekening in euro's, die uitsluitend en specifiek voor het programma is bestemd. Voor transacties op deze rekening zijn de handtekening van de ordonnateur en die van de rekenplichtige van de gemeenschappelijke beheersautoriteit vereist.

2.   Wanneer de rekening rentedragend is, wordt de door voorfinancieringen voortgebrachte rente toegewezen aan het desbetreffende gemeenschappelijke operationele programma en in het in artikel 32 bedoelde eindverslag aan de Commissie gedeclareerd.

Artikel 22

Boekhouding van het gemeenschappelijke operationele programma

De boekhouding van het gemeenschappelijke operationele programma wordt gevoerd door de dienst die binnen de gemeenschappelijke beheersautoriteit met financiële transacties belast is. De boekhouding is autonoom en gescheiden en omvat alleen de transacties in verband met het gemeenschappelijke operationele programma. Zij maakt een analytisch toezicht op het programma naar doelstelling, prioriteit en maatregel mogelijk.

Bij het jaarverslag en bij aanvullende voorfinancieringsaanvragen legt de gemeenschappelijke beheersautoriteit het gemeenschappelijk comité van toezicht voor het programma en de Commissie een overzicht voor van de aansluiting tussen deze boekhouding en het saldo van de bankrekening van het programma.

Artikel 23

Contractprocedures

1.   De contractprocedures voor opdrachten en subsidies die voor de uitvoering van het gemeenschappelijke operationele programma door de gemeenschappelijke beheersautoriteit noodzakelijk zijn, zijn die welke in de artikelen 162 tot en met 170 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 en in de artikelen 231 tot en met 256 van Verordening (EG, Euratom) nr. 2342/2002 voor externe maatregelen zijn vastgelegd.

De procedures en de desbetreffende standaarddocumenten en modellen van contracten zijn die welke zijn opgenomen in de Practical Guide to Contract Procedures for EC External Actions en de bijlagen daarbij die bij het uitschrijven van de aanbesteding of de oproep tot het indienen van voorstellen van toepassing is.

2.   In artikel 14 van Verordening (EG) nr. 1638/2006 is geregeld wie, in overeenstemming met de artikelen 40 en 41 van deze verordening, een inschrijving of een voorstel kunnen indienen.

3.   Deze bepalingen gelden voor het gehele geografische gebied van het programma, zowel op het grondgebied van de lidstaten als op dat van de deelnemende landen.

AFDELING 2

Betalingen

Artikel 24

Jaarlijkse vastleggingen van de Commissie

Afgezien van de oorspronkelijke vastlegging op de begroting bij het besluit ter goedkeuring van het gemeenschappelijke operationele programma, legt de Commissie elk jaar uiterlijk op 31 maart voor dat jaar verdere begrotingskredieten voor het programma vast. Het bedrag van deze vastleggingen wordt vastgesteld aan de hand van het financieringsschema met de geraamde jaarlijkse toewijzingen voor het gemeenschappelijke operationele programma en op basis van de voortgang van het programma en de beschikbare kredieten. De Commissie stelt de gemeenschappelijke beheersautoriteit in kennis van de precieze datum van de jaarlijkse vastlegging.

Artikel 25

Gemeenschappelijke regels voor betalingen

1.   Betaling van de bijdrage van de Gemeenschap geschiedt door de Commissie binnen de grenzen van de beschikbare middelen. De Commissie trekt elke betaling aan de gemeenschappelijke beheersautoriteit automatisch van de oudste jaarlijkse vastleggingstranche af, totdat alle kredieten van deze tranche volledig zijn gebruikt. Nadat alle kredieten van de oudste jaarlijkse vastleggingstranche zijn gebruikt, kan de volgende tranche worden aangesproken.

2.   De betalingen zijn in euro's op de bankrekening van het gemeenschappelijke operationele programma.

3.   De betalingen kunnen in de vorm van voorfinancieringen of van saldobetalingen worden verricht.

Artikel 26

Voorfinancieringen

1.   De gemeenschappelijke beheersautoriteit kan elk jaar, nadat zij van de vastlegging op de begroting in kennis is gesteld, een aanvraag indienen voor een voorfinanciering ten bedrage van maximaal 80 % van de bijdrage van de Gemeenschap voor het lopende begrotingsjaar.

Vanaf het tweede jaar van het gemeenschappelijke operationele programma moet de voorfinancieringsaanvraag vergezeld gaan van het voorlopige, nog niet door het externe controleverslag gecertificeerde financiële jaarverslag met alle uitgaven en ontvangsten in het voorgaande jaar en van de geraamde vastleggingen en uitgaven van de gemeenschappelijke beheersautoriteit voor het volgende jaar.

Nadat de Commissie dit verslag heeft bestudeerd, de reële financieringsbehoeften van het programma heeft beoordeeld, en heeft geverifieerd dat de kredieten beschikbaar zijn, gaat zij over tot gehele of gedeeltelijke betaling van de gevraagde voorfinanciering.

2.   In de loop van het jaar kan de gemeenschappelijke beheersautoriteit vragen dat het saldo van de jaarlijkse bijdrage van de Gemeenschap geheel of gedeeltelijk als aanvullende voorfinanciering wordt uitbetaald.

De gemeenschappelijke beheersautoriteit staaft haar aanvraag met een tussentijds financieel verslag waarin zij aantoont dat de werkelijk gedane of verwachte uitgaven in het jaar hoger zijn dan de al toegekende voorfinancieringen.

Deze latere betaling wordt als aanvullende voorfinanciering beschouwd, voor zover zij niet door een extern controleverslag is gecertificeerd.

3.   In de tweede helft van elk loopjaar van het programma keurt de Commissie de eerdere voorfinancieringen goed op basis van de werkelijk gedane subsidiabele uitgaven, die door het in artikel 31 bedoelde externe controleverslag zijn gecertificeerd.

Op basis van de resultaten van deze goedkeuringsprocedure brengt de Commissie zo nodig financiële aanpassingen aan.

Artikel 27

Invordering

1.   De gemeenschappelijke beheersautoriteit is verantwoordelijk voor de invordering van betalingen voor niet-gerechtvaardigde of niet-subsidiabele uitgaven en voor de terugbetaling aan de Commissie van de ingevorderde bedragen naar rata van haar bijdrage aan het programma.

Wanneer uit het eindverslag van een contract of na een controle of audit blijkt dat reeds een betaling is verricht voor niet-subsidiabele uitgaven, stelt de gemeenschappelijke beheersautoriteit invorderingsopdrachten aan de betrokken begunstigden en contractanten op.

2.   Wanneer de invordering een schuldvordering jegens een in een lidstaat gevestigde begunstigde, contractant of partner betreft en de gemeenschappelijke beheersautoriteit de uitgaven een jaar na de afgifte van de invorderingsopdracht nog niet heeft kunnen invorderen, betaalt de lidstaat waar de begunstigde, contractant of partner is gevestigd het verschuldigde bedrag aan de gemeenschappelijke beheersautoriteit alvorens dit bedrag bij de begunstigde, contractant of partner terug te vorderen.

3.   Wanneer de invordering een schuldvordering jegens een in een partnerland gevestigde begunstigde, contractant of partner betreft en de gemeenschappelijke beheersautoriteit de uitgaven een jaar na de afgifte van de invorderingsopdracht nog niet heeft kunnen invorderen, verwijst de gemeenschappelijke beheersautoriteit de zaak naar de Commissie, die vervolgens op basis van een volledig dossier tracht het verschuldigde bedrag bij de in het partnerland gevestigde begunstigde, contractant of partner of direct bij de nationale autoriteiten van dat land in te vorderen.

4.   Het aan de lidstaat of de Commissie overgelegde dossier bevat alle documenten die nodig zijn om de invordering te verrichten alsmede bewijsstukken waaruit blijkt welke stappen de gemeenschappelijke beheersautoriteit bij de begunstigde of contractant heeft ondernomen om het verschuldigde bedrag in te vorderen.

5.   De gemeenschappelijke beheersautoriteit moet al het nodige doen om ervoor te zorgen dat de bedragen een jaar na de afgifte van de invorderingsopdracht zijn terugbetaald. Zij ziet er met name op toe dat de schuldvordering zeker, vaststaand en invorderbaar is. Wanneer de gemeenschappelijke beheersautoriteit overweegt van het invorderen van een vastgestelde schuldvordering af te zien, verifieert zij of dit regelmatig is en strookt met het beginsel van goed financieel beheer en het evenredigheidsbeginsel. Het besluit om van de invordering af te zien wordt gemotiveerd en voor voorafgaande toestemming aan het gemeenschappelijk comité van toezicht en de Commissie voorgelegd.

6.   Wanneer de schuldvordering niet kon worden ingevorderd of geen volledig dossier in de zin van lid 4 aan de lidstaat of aan de Commissie kon worden overgelegd door een fout of nalatigheid van de gemeenschappelijke beheersautoriteit, blijft de gemeenschappelijke beheersautoriteit na het verstrijken van een jaar verantwoordelijk voor de invordering en komen de verschuldigde bedragen niet meer in aanmerking voor financiering door de Gemeenschap.

7.   Overeenkomstig de leden 2 en 3 is in de contracten die de gemeenschappelijke beheersautoriteit in het kader van het programma sluit, een bepaling opgenomen die de Commissie of de betrokken lidstaat toestaat het verschuldigde bedrag bij de begunstigde, contractant of partner in te vorderen wanneer de schuldvordering een jaar na de afgifte van de invorderingsopdracht door de gemeenschappelijke beheersautoriteit nog altijd niet is voldaan.

AFDELING 3

Verslagen

Artikel 28

Jaarverslagen van de gemeenschappelijke beheersautoriteit

1.   De gemeenschappelijke beheersautoriteit legt de Commissie uiterlijk op 30 juni van elk jaar een jaarverslag over de uitvoering van het operationele programma gedurende het voorgaande kalenderjaar voor, dat door het in artikel 31 bedoelde externe controleverslag is gecertificeerd en vooraf door het gemeenschappelijk comité van toezicht is goedgekeurd. Het eerste jaarverslag wordt uiterlijk op 30 juni van het tweede programmajaar voorgelegd.

2.   Elk jaarverslag bevat de volgende elementen:

a)

een technisch gedeelte met de volgende informatie:

de geboekte vooruitgang bij de uitvoering van het programma en de hierin gestelde prioriteiten;

een gedetailleerde lijst van gesloten contracten en eventuele moeilijkheden die zich daarbij hebben voorgedaan;

de activiteiten die in het voorgaande jaar in het kader van de technische bijstand zijn verricht;

de maatregelen in verband met het toezicht, de evaluatie en de controle van de projecten, de resultaten van die maatregelen en wat is gedaan om de vastgestelde problemen op te lossen;

de activiteiten op het gebied van informatie en communicatie;

het programma van werkzaamheden voor het volgende jaar;

b)

een financieel gedeelte met voor elke prioriteit de volgende informatie, in euro's:

de bedragen die de Commissie als bijdrage van de Gemeenschap en de deelnemende landen als medefinanciering aan de gemeenschappelijke beheersautoriteit hebben toegewezen, alsmede eventuele andere ontvangsten voor het programma;

de betalingen en invorderingen door de gemeenschappelijke beheersautoriteit in het kader van de technische bijstand en voor de projecten, en de aansluiting met de bankrekening voor het programma;

het bedrag van de subsidiabele uitgaven die voor de projecten zijn gedaan volgens de verslagen en verzoeken om betaling van de begunstigden;

de geraamde vastleggingen en uitgaven van de gemeenschappelijke beheersautoriteit voor het volgende jaar;

c)

een door de vertegenwoordiger van de gemeenschappelijke beheersautoriteit ondertekende verklaring dat de beheers- en controlesystemen van het programma ook in het voorgaande jaar in overeenstemming waren met het door de Commissie goedgekeurde model en door hun werking de Commissie een redelijke garantie hebben gegeven inzake de correctheid van de uitgavenstaten in het financieel verslag en de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen.

Artikel 29

Jaarverslag van de interne controledienst

1.   De interne controledienst van de gemeenschappelijke beheersautoriteit voert jaarlijks een programma ter controle van de interne procedures en de goede toepassing van die procedures binnen de gemeenschappelijke beheersautoriteit uit. Hij stelt een jaarverslag op en overlegt dat aan de vertegenwoordiger van de gemeenschappelijke beheersautoriteit.

2.   De gemeenschappelijke beheersautoriteit stuurt het in lid 1 bedoelde verslag als bijlage bij haar in artikel 28 bedoelde jaarverslag naar de Commissie en naar het gemeenschappelijk comité van toezicht.

Artikel 30

Jaarverslag over de uitvoering van het programma voor de controle van projecten

1.   De gemeenschappelijke beheersautoriteit stelt elk jaar een verslag op over de uitvoering van het in artikel 37 bedoelde programma voor de controle van projecten. Dit verslag beschrijft de door de gemeenschappelijke beheersautoriteit gebruikte methoden voor de selectie van een representatieve steekproef van projecten, de verrichte controles en de aanbevelingen en conclusies van de gemeenschappelijke beheersautoriteit inzake het financieel beheer van de projecten in kwestie.

2.   De gemeenschappelijke beheersautoriteit stuurt het in lid 1 bedoelde verslag als bijlage bij haar in artikel 28 bedoelde jaarverslag naar de Commissie en naar het gemeenschappelijk comité van toezicht.

Artikel 31

Extern controleverslag

1.   Onafhankelijk van de externe controles waaraan de gemeenschappelijke beheersautoriteit door de overheid van haar land van vestiging wordt onderworpen, laat de gemeenschappelijke beheersautoriteit elk jaar door een onafhankelijke overheidsinstelling of onder contract door een onafhankelijk erkend financieel controleur, die lid is van een internationaal erkende vereniging voor het toezicht op de wettelijke controle van jaarrekeningen, een controle achteraf van de door haar in haar financieel verslag opgevoerde uitgaven- en inkomstenstaten uitvoeren overeenkomstig de normen en beroepsregels van de internationale federatie van accountants (IFAC).

2.   De externe controle omvat de direct door de gemeenschappelijke beheersautoriteit gedane uitgaven in het kader van de technische bijstand en het beheer van de projecten (betalingen). Het externe controleverslag certificeert de door de gemeenschappelijke beheersautoriteit in haar financieel jaarverslag opgevoerde uitgaven- en inkomstenstaten en met name dat de gedeclareerde kosten werkelijk zijn gemaakt en exact en subsidiabel zijn.

3.   De gemeenschappelijke beheersautoriteit stuurt het externe controleverslag als bijlage bij haar in artikel 28 bedoelde jaarverslag naar de Commissie en naar het gemeenschappelijk comité van toezicht.

Artikel 32

Eindverslag

Het eindverslag over de uitvoering van het operationele programma bestrijkt de gehele looptijd van het programma en bevat, met de nodige aanpassingen, dezelfde elementen als de jaarverslagen, met inbegrip van de bijlagen ervan. Het wordt uiterlijk op 30 juni 2016 ingediend.

AFDELING 4

Subsidiabele kosten van het gemeenschappelijke operationele programma

Artikel 33

Subsidiabele kosten op programmaniveau

1.   Om voor communautaire financiering in aanmerking te komen, moeten de uitgaven voor het gemeenschappelijke operationele programma zijn gedaan gedurende de looptijd van het programma zoals vastgesteld in artikel 43.

2.   Kosten in verband met de uitvoering van het programma door de gemeenschappelijke beheersautoriteit worden alleen als subsidiabele kosten in het kader van de technische bijstand beschouwd wanneer zij aan de volgende criteria voldoen:

a)

zij moeten nodig zijn voor de uitvoering van het programma overeenkomstig de in het programma en door het gemeenschappelijk comité van toezicht vastgelegde criteria en in overeenstemming zijn met de beginselen van goed financieel beheer, en in het bijzonder met die van zuinigheid en kosteneffectiviteit;

b)

zij moeten in de boekhouding van het programma zijn opgevoerd, verifieerbaar en controleerbaar zijn en door oorspronkelijke bewijsstukken zijn gestaafd;

c)

zij moeten voortvloeien uit de toepassing van de geldende procedures voor aanbestedingen.

3.   Behoudens de leden 1 en 2 zijn de volgende kosten subsidiabel:

a)

de kosten van voor het programma werkend personeel, dat wil zeggen de werkelijke lonen plus sociale premies en andere kosten die deel uitmaken van de bezoldiging. Deze kosten mogen niet meer bedragen dan de lonen en kosten die normaal zijn voor de structuur waartoe de gemeenschappelijke beheersautoriteit of het gemeenschappelijk technisch secretariaat behoort, tenzij kan worden aangetoond dat de hogere kosten noodzakelijk zijn voor de uitvoering van het gemeenschappelijke operationele programma;

b)

de reis- en verblijfskosten van het personeel en van anderen die aan het gemeenschappelijke operationele programma deelnemen, voor zover deze overeenkomen met de gewone praktijk van de voor het beheer van het programma aangewezen instanties. Wanneer voor de verblijfskosten een vast bedrag wordt betaald, mag dat bedrag bovendien niet hoger zijn dan de bedragen in de door de Europese Commissie bekendgemaakte tabel die bij de goedkeuring van het gemeenschappelijke operationele programma van toepassing is;

c)

de kosten voor de aankoop of huur van uitrusting en materiaal (nieuw of tweedehands) die specifiek bestemd zijn om in de behoeften van de gemeenschappelijke beheersautoriteit of het gemeenschappelijk technisch secretariaat met betrekking tot de uitvoering van het gemeenschappelijke operationele programma te voorzien, alsmede de kosten van diensten, voor zover deze kosten met de marktprijzen overeenstemmen;

d)

de kosten van verbruiksgoederen;

e)

de indirecte kosten voor algemene administratieve uitgaven;

f)

de kosten van uitbesteding;

g)

de kosten die rechtstreeks voortvloeien uit deze verordening en het programma (bv. die van informatie- en zichtbaarheidsacties, evaluaties, externe controles, vertalingen enz.), met inbegrip van de kosten van financiële diensten (met name die van bankoverschrijvingen).

Artikel 34

Niet-subsidiabele kosten op programmaniveau

De volgende kosten in verband met de uitvoering van het programma door de gemeenschappelijke beheersautoriteit worden als niet-subsidiabel in het kader van de technische bijstand beschouwd:

a)

schulden en voorzieningen voor verliezen of schulden;

b)

debetrente;

c)

kosten die al in een ander kader worden gefinancierd;

d)

de aankoop van grond of gebouwen;

e)

wisselkoersverliezen;

f)

belastingen, inclusief de btw, behalve wanneer de gemeenschappelijke beheersautoriteit deze niet kan terugvorderen en de geldende voorschriften de financiering van belastingen niet verbieden;

g)

leningen aan derde organisaties;

h)

boetes.

Artikel 35

Bijdragen in natura op programmaniveau

Eventuele bijdragen in natura door de deelnemende landen en uit andere bronnen moeten afzonderlijk in de begroting van het gemeenschappelijke operationele programma worden opgevoerd en zijn niet subsidiabel.

Behalve de in artikel 19, lid 3, van deze verordening genoemde bijdragen in natura van de gemeenschappelijke beheersautoriteit mogen zij niet als onderdeel van de medefinanciering door de deelnemende landen, die ingevolge artikel 20 ten minste 10 % moet bedragen, worden aangemerkt.

De kosten van het personeel dat door de deelnemende landen voor de technische bijstand van het programma wordt ingezet, worden niet als bijdrage in natura beschouwd en kunnen in de begroting van het programma niet als medefinanciering worden aangemerkt.

Artikel 36

Subsidiabele kosten op projectniveau

1.   De kosten van elk project moeten gedurende de uitvoering van dat project zijn gemaakt.

2.   In de met de begunstigden en contractanten gesloten contracten is vastgelegd welke kosten op projectniveau al dan niet subsidiabel zijn en of bijdragen in natura kunnen worden geleverd.

AFDELING 5

Controle

Artikel 37

Jaarlijks programma voor de controle van projecten

1.   Vanaf het eind van het eerste jaar van het gemeenschappelijke operationele programma stelt de gemeenschappelijke beheersautoriteit elk jaar een programma voor de controle van de door haar gefinancierde projecten op.

2.   De in lid 1 bedoelde controles worden aan de hand van documenten en ter plaatse uitgevoerd bij een aselecte steekproef van projecten die door de gemeenschappelijke beheersautoriteit op basis van de internationaal erkende controlenormen is samengesteld, waarbij met name risicofactoren in verband met de waarde van het project, het type activiteit, het type begunstigde en andere relevante aspecten in acht zijn genomen. De steekproef is voldoende representatief om een aanvaardbare mate van zekerheid te bieden inzake de directe controles door de gemeenschappelijke beheersautoriteit waarbij wordt nagegaan of de voor de projecten gedeclareerde kosten werkelijk zijn gemaakt en exact en subsidiabel zijn.

Artikel 38

Controle door de Gemeenschap

De Commissie, OLAF, de Europese Rekenkamer en door deze instellingen gemachtigde externe controleurs mogen aan de hand van documenten en ter plaatse controles uitvoeren op het gebruik van Gemeenschapsmiddelen door de gemeenschappelijke beheersautoriteit en de begunstigden en partners van de projecten.

Deze controle kan bestaan in een volledige controle van de boekhouding op basis van bewijsstukken, jaarrekeningen, boekhoudkundige bescheiden en andere documenten betreffende de financiering van het gemeenschappelijke operationele programma (inclusief, voor de gemeenschappelijke beheersautoriteit, alle documenten betreffende de selectie- en gunningsprocedure) en van het project.

Artikel 39

Nationaal controlesysteem

De lidstaten kunnen een nationaal controlesysteem invoeren om na te gaan of de kostendeclaraties voor op hun grondgebied uitgevoerde activiteiten of delen van activiteiten juist zijn en of deze kosten en activiteiten of delen van activiteiten in overeenstemming zijn met de communautaire en nationale voorschriften.

HOOFDSTUK V

DOOR DE GEMEENSCHAPPELIJKE OPERATIONELE PROGRAMMA'S GEFINANCIERDE PROJECTEN

Artikel 40

Deelnemers aan de projecten van het gemeenschappelijke operationele programma

1.   De projecten worden ingediend door aanvragers die partnerschappen met ten minste een partner uit een aan het programma deelnemende lidstaat en ten minste een partner uit een aan het programma deelnemend partnerland vertegenwoordigen.

2.   De in lid 1 bedoelde aanvragers en partners zijn gevestigd in een regio als bedoeld in artikel 4, onder a) en b), en komen overeenkomstig de criteria van artikel 23, lid 2, van deze verordening voor financiering in aanmerking.

Wanneer de doelen van het project niet kunnen worden bereikt zonder deelname van partners die in andere dan de in de eerste alinea bedoelde regio's zijn gevestigd, kan deelname van deze andere partners worden toegestaan.

Artikel 41

Aard van de projecten

Er komen drie typen projecten in aanmerking:

a)

geïntegreerde projecten waarbij de partners elk in hun eigen gebied een deel van de acties van het project uitvoeren;

b)

symmetrische projecten waarbij parallel in de lidstaten en in de partnerlanden gelijksoortige activiteiten worden uitgevoerd;

c)

projecten die hoofdzakelijk of uitsluitend in een lidstaat of een partnerland worden uitgevoerd, maar die ten goede komen aan alle of enkele partners bij het gemeenschappelijke operationele programma.

De projecten vinden plaats in de regio's die in artikel 4, onder a) en b), van deze verordening zijn omschreven.

Bij wijze van uitzondering, wanneer dat nodig is om bepaalde doelen van het project te bereiken, kunnen projecten gedeeltelijk plaatsvinden in andere dan de in de tweede alinea bedoelde regio's.

Artikel 42

Informatie en zichtbaarheid van het gemeenschappelijke operationele programma

1.   De gemeenschappelijke beheersautoriteit is verantwoordelijk voor de uitvoering van informatie- en zichtbaarheidsacties in verband met het gemeenschappelijke operationele programma. In het bijzonder treft de gemeenschappelijke beheersautoriteit alle nodige maatregelen om de zichtbaarheid van de financiering of medefinanciering door de Gemeenschap ten aanzien van haar eigen activiteiten en die van de in het kader van het programma gefinancierde projecten te waarborgen. Deze maatregelen moeten in overeenstemming zijn met de regels die de Commissie met betrekking tot de zichtbaarheid van externe acties heeft vastgesteld en bekendgemaakt.

2.   De steunpunten die in voorkomend geval door het gemeenschappelijk technisch secretariaat in de deelnemende landen worden opgericht, hebben tot taak bekendheid te geven aan de activiteiten van het gemeenschappelijke operationele programma en eventueel geïnteresseerde organisaties hierover te informeren.

HOOFDSTUK VI

AFSLUITING VAN DE GEMEENSCHAPPELIJKE OPERATIONELE PROGRAMMA'S

Artikel 43

Looptijd van het gemeenschappelijke operationele programma

1.   De looptijd van elk gemeenschappelijk operationeel programma gaat in op de datum van zijn goedkeuring door de Commissie en eindigt uiterlijk op 31 december 2016.

2.   De looptijd valt in de volgende fasen uiteen:

a)

een fase, die maximaal zeven jaar duurt en uiterlijk op 31 december 2013 eindigt, waarin het gemeenschappelijke operationele programma wordt uitgevoerd. Na deze datum mogen geen aanbestedingen of oproepen tot het indienen van voorstellen meer worden uitgeschreven en mogen behalve voor controles en evaluaties geen contracten meer worden ondertekend;

b)

een fase, die tegelijk met de fase van uitvoering van het programma ingaat en uiterlijk op 31 december 2014 eindigt, waarin de door het gemeenschappelijke operationele programma gefinancierde projecten worden uitgevoerd. De activiteiten in het kader van de door het programma gefinancierde projecten moeten uiterlijk op die datum zijn voltooid;

c)

een fase, die uiterlijk op 31 december 2016 eindigt, waarin het gemeenschappelijke operationele programma financieel wordt afgesloten; dit omvat de financiële afsluiting van alle in het kader van het programma gesloten contracten, de evaluatie achteraf van het programma, de indiening van het eindverslag en de eindbetaling of -invordering door de Commissie.

Artikel 44

Vroegtijdige beëindiging van het programma

1.   In de in artikel 9, lid 10, onder c) en d), van Verordening (EG) nr. 1638/2006 bedoelde gevallen of in andere naar behoren gemotiveerde gevallen kan de Commissie op verzoek van het gemeenschappelijk comité van toezicht of op eigen initiatief na raadpleging van het gemeenschappelijk comité van toezicht besluiten het gemeenschappelijke operationele programma voortijdig te beëindigen.

2.   In dat geval legt de gemeenschappelijke beheersautoriteit het verzoek daartoe aan de Commissie voor en overlegt zij haar binnen drie maanden na het besluit van de Commissie het eindverslag. Na goedkeuring van de eerdere voorfinancieringen verricht de Commissie de eindbetaling of geeft zij zo nodig de laatste invorderingsopdracht jegens de gemeenschappelijke beheersautoriteit af. De Commissie maakt tevens het niet-gebruikte saldo van de vastleggingen vrij.

3.   Wanneer het programma wordt beëindigd omdat de partnerlanden de financieringsovereenkomst niet binnen de gestelde termijn hebben ondertekend, blijven de kredieten voor het Europees nabuurschaps- en partnerschapsinstrument die uit hoofde van rubriek 1B van het financieel kader (Interinstitutioneel Akkoord 2006/C 139/01) al voor grensoverschrijdende samenwerking zijn vastgelegd, tijdens hun normale geldigheidsduur beschikbaar, maar alleen voor acties die uitsluitend in de betrokken lidstaten plaatsvinden. De kredieten voor het Europees nabuurschaps- en partnerschapsinstrument die al uit hoofde van rubriek 4 van het financieel kader (Interinstitutioneel Akkoord 2006/C 139/01) voor grensoverschrijdende samenwerking zijn vastgelegd, worden vrijgemaakt.

4.   Wanneer de partnerlanden de financieringsovereenkomst niet ondertekenen of de Commissie besluit het gemeenschappelijke operationele programma vóór de geplande einddatum van het programma te beëindigen, is de volgende procedure van toepassing:

a)

wat de voor grensoverschrijdende samenwerking bestemde kredieten voor het Europees nabuurschaps- en partnerschapsinstrument uit hoofde van rubriek 1B van het financieel kader (Interinstitutioneel Akkoord 2006/C 139/01) betreft, worden de bedragen die voor vastleggingen in latere jaren van het betrokken gemeenschappelijke operationele programma zijn beoogd, gebruikt voor activiteiten in het kader van het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO) volgens de procedures van artikel 9, lid 10, van Verordening (EG) nr. 1638/2006;

b)

wat de voor grensoverschrijdende samenwerking bestemde kredieten voor het Europees nabuurschaps- en partnerschapsinstrument uit hoofde van rubriek 4 van het financieel kader (Interinstitutioneel Akkoord 2006/C 139/01) betreft, worden de bedragen die voor vastleggingen in latere jaren van het betrokken gemeenschappelijke operationele programma zijn beoogd, gebruikt om andere subsidiabele programma's of projecten uit hoofde van Verordening (EG) nr. 1638/2006 te financieren.

Artikel 45

Bewaring van documenten

De gemeenschappelijke beheersautoriteit en de verschillende begunstigden en partners van de projecten moeten gedurende zeven jaar, te rekenen vanaf de betaling van het saldo van het programma of het project, alle documenten betreffende het gemeenschappelijke operationele programma en het project, met name de verslagen, bewijsstukken, jaarrekeningen, boekhoudkundige bescheiden en andere documenten betreffende de financiering van het gemeenschappelijke operationele programma (inclusief, voor de gemeenschappelijke beheersautoriteit, alle documenten betreffende de selectie- en gunningsprocedure) of van het project bewaren.

Artikel 46

Afsluiting van het programma

1.   Een gemeenschappelijk operationeel programma wordt als afgesloten beschouwd nadat:

a)

alle in het kader van dat programma gesloten contracten zijn afgesloten;

b)

het eindsaldo is betaald of terugbetaald;

c)

de kredieten door de Commissie zijn vrijgemaakt.

2.   De afsluiting van het gemeenschappelijke operationele programma laat het recht van de Commissie onverlet om zo nodig latere financiële correcties aan te brengen jegens de gemeenschappelijke beheersautoriteit of de begunstigden van de projecten, indien het eindbedrag voor het programma of de projecten naar aanleiding van na de afsluitingsdatum uitgevoerde controles moet worden herzien.

HOOFDSTUK VII

SLOTBEPALING

Artikel 47

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de zevende dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 9 augustus 2007.

Voor de Commissie

Benita FERRERO-WALDNER

Lid van de Commissie


(1)  PB L 310 van 9.11.2006, blz. 1.

(2)  Interinstitutioneel Akkoord tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline en een goed financieel beheer (PB C 139 van 14.6.2006, blz. 1).

(3)  PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.

(4)  PB L 357 van 31.12.2002, blz. 1.


10.8.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 210/26


VERORDENING (EG) Nr. 952/2007 VAN DE COMMISSIE

van 9 augustus 2007

tot annulering van de registratie van een benaming die is geregistreerd in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen Newcastle Brown Ale (BGA)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad van 20 maart 2006 inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen (1), en met name op artikel 12, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 12, lid 2, van Verordening (EG) nr. 510/2006 en op grond van artikel 17, lid 2, van die verordening is het door het Verenigd Koninkrijk ingediende verzoek tot annulering van de registratie van de benaming „Newcastle Brown Ale” gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie  (2).

(2)

Aangezien bij de Commissie geen bezwaar is aangetekend overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 510/2006, dient de registratie van die benaming te worden geannuleerd.

(3)

Rekening houdend met deze gegevens dient de benaming bijgevolg te worden geschrapt in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen.

(4)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor beschermde geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De registratie van de in de bijlage opgenomen benaming wordt geannuleerd.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 9 augustus 2007.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 93 van 31.3.2006, blz. 12. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1791/2006 (PB L 363 van 20.12.2006, blz. 1).

(2)  PB C 280 van 18.11.2006, blz. 13.


BIJLAGE

In bijlage I bij Verordening (EG) nr. 510/2006 bedoelde levensmiddelen:

Productklasse 2.1

Bier

VERENIGD KONINKRIJK

Newcastle Brown Ale (BGA)


10.8.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 210/28


VERORDENING (EG) Nr. 953/2007 VAN DE COMMISSIE

van 9 augustus 2007

tot vaststelling van de restituties bij uitvoer van stropen en bepaalde andere producten van de suikersector in ongewijzigde staat

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 318/2006 van de Raad van 20 februari 2006 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector suiker (1), en met name op artikel 33, lid 2, tweede alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In artikel 32 van Verordening (EG) nr. 318/2006 is bepaald dat het verschil tussen de prijzen voor de in artikel 1, lid 1, onder c), d) en g), van die verordening bedoelde producten op de wereldmarkt en op de interne markt mag worden overbrugd door een restitutie bij uitvoer.

(2)

Gezien de huidige situatie op de suikermarkt moeten derhalve uitvoerrestituties worden vastgesteld overeenkomstig de regels en bepaalde criteria van de artikelen 32 en 33 van Verordening (EG) nr. 318/2006.

(3)

In artikel 33, lid 2, eerste alinea, van Verordening (EG) nr. 318/2006 is bepaald dat de restitutie naar gelang van de bestemming kan variëren indien dat gezien de situatie op de wereldmarkt of de specifieke vereisten van bepaalde markten noodzakelijk is.

(4)

Er mogen alleen restituties worden verleend voor producten die tot het vrije verkeer in de Gemeenschap zijn toegelaten en voldoen aan de vereisten van Verordening (EG) nr. 951/2006 van de Commissie van 30 juni 2006 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 318/2006 wat de handel met derde landen in de suikersector betreft (2).

(5)

Om het verschil in concurrentievermogen tussen de communautaire uitvoer en die uit derde landen te overbruggen, kunnen uitvoerrestituties worden vastgesteld. De communautaire uitvoer naar bepaalde nabije bestemmingen en derde landen die voor communautaire producten een preferentiële behandeling toekennen, bevindt zich momenteel in een bijzonder gunstige concurrentiepositie. Restituties voor uitvoer naar deze bestemmingen moeten derhalve worden afgeschaft.

(6)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor suiker,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   De in artikel 32 van Verordening (EG) nr. 318/2006 bedoelde uitvoerrestituties worden toegekend voor de producten en met toepassing van de bedragen die zijn vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening, op voorwaarde dat aan het bepaalde in lid 2 van het onderhavige artikel wordt voldaan.

2.   Alleen producten die voldoen aan de desbetreffende vereisten van de artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 951/2006 komen in aanmerking voor de in lid 1 van de onderhavige verordening bedoelde restituties.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 10 augustus 2007.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 9 augustus 2007.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 58 van 28.2.2006, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 247/2007 van de Commissie (PB L 69 van 9.3.2007, blz. 3).

(2)  PB L 178 van 1.7.2006, blz. 24. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2031/2006 (PB L 414 van 30.12.2006, blz. 43).


BIJLAGE

Met ingang van 10 augustus 2007 geldende restituties bij uitvoer van stropen en bepaalde andere producten van de suikersector in onveranderde vorm (1)

GN-code

Bestemming

Meeteenheid

Restitutiebedrag

1702 40 10 9100

S00

EUR/100 kg droge stof

36,75

1702 60 10 9000

S00

EUR/100 kg droge stof

36,75

1702 60 95 9000

S00

EUR/1 % sacharose × 100 kg nettoproduct

0,3675

1702 90 30 9000

S00

EUR/100 kg droge stof

36,75

1702 90 60 9000

S00

EUR/1 % sacharose × 100 kg nettoproduct

0,3675

1702 90 71 9000

S00

EUR/1 % sacharose × 100 kg nettoproduct

0,3675

1702 90 99 9900

S00

EUR/1 % sacharose × 100 kg nettoproduct

0,3675 (2)

2106 90 30 9000

S00

EUR/100 kg droge stof

36,75

2106 90 59 9000

S00

EUR/1 % sacharose × 100 kg nettoproduct

0,3675

NB: De bestemmingen zijn als volgt vastgesteld:

S00

:

alle bestemmingen, met uitzondering van Albanië, Kroatië, Bosnië en Herzegovina, Servië, Montenegro, Kosovo en de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, Andorra, Gibraltar, Ceuta, Melilla, de Heilige Stoel (Vaticaanstad), Liechtenstein, de gemeenten Livigno en Campione in Italië, Helgoland, Groenland, de Faeröer en de zones van de Republiek Cyprus waarover de regering van de Republiek Cyprus niet feitelijk het gezag uitoefent.


(1)  De in deze bijlage vastgestelde restituties zijn niet van toepassing met ingang van 1 februari 2005 overeenkomstig Besluit 2005/45/EG van de Raad van 22 december 2004 betreffende het sluiten en de voorlopige toepassing van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat tot wijziging van de Overeenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat van 22 juli 1972, wat de bepalingen betreffende verwerkte landbouwproducten betreft (PB L 23 van 26.1.2005, blz. 17).

(2)  Het basisbedrag is niet van toepassing op het in de bijlage, punt 2, van Verordening (EEG) nr. 3513/92 van de Commissie (PB L 355 van 5.12.1992, blz. 12) bedoelde product.


10.8.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 210/30


VERORDENING (EG) Nr. 954/2007 VAN DE COMMISSIE

van 9 augustus 2007

houdende wijziging van de restituties die worden toegepast voor bepaalde producten van de sector suiker die worden uitgevoerd in de vorm van niet in bijlage I van het Verdrag vermelde goederen

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 318/2006 van de Raad van 20 februari 2006 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector suiker (1), en met name op artikel 33, lid 2, onder a), en lid 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De restitutiebedragen welke met ingang van 20 juli 2007 worden toegepast op de in de bijlage bedoelde producten, uitgevoerd in de vorm van niet in bijlage I van het Verdrag vermelde goederen, zijn vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 851/2007 van de Commissie (2).

(2)

Toepassing van de regels en criteria welke zijn aangehaald in Verordening (EG) nr. 851/2007 op de gegevens waarover de Commissie op het huidige tijdstip beschikt, geeft aanleiding tot wijziging van de op dit tijdstip geldende restituties in de zin als vermeld in de bijlage bij deze verordening,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De restitutiebedragen die zijn vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 851/2007 worden gewijzigd zoals in de bijlage van deze verordening aangegeven.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 10 augustus 2007.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 9 augustus 2007.

Voor de Commissie

Heinz ZOUREK

Directeur-generaal Ondernemingen en industrie


(1)  PB L 58 van 28.2.2006, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 247/2007 van de Commissie (PB L 69 van 9.3.2007, blz. 3).

(2)  PB L 188 van 20.7.2007, blz. 7.


BIJLAGE

Restituties die worden toegepast vanaf 10 augustus 2007 voor bepaalde producten van de sector suiker die worden uitgevoerd in de vorm van niet in bijlage I bij het Verdrag vermelde goederen (1)

GN-code

Omschrijving

Restituties in EUR/100 kg

Bij vaststelling vooraf van de restituties

Overige gevallen

1701 99 10

Witte suiker

36,75

36,75


(1)  De in deze bijlage vastgestelde restituties zijn niet van toepassing op de uitvoer naar Albanië, Kroatië, Bosnië en Herzegovina, Servië, Montenegro, Kosovo, de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, Andorra, Gibraltar, Ceuta en Melilla, de Heilige Stoel (Vaticaanstad), Liechtenstein, de gemeenten Livigno en Campione d'Italia, Heligoland, Groenland, de Faeröer en de delen van de Republiek Cyprus waarin de regering van de Republiek Cyprus niet feitelijk het gezag uitoefent, noch op de goederen die zijn opgenomen in de tabellen I en II bij Protocol nr. 2 bij de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat van 22 juli 1972 en die naar de Zwitserse Bondsstaat worden uitgevoerd.


10.8.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 210/32


VERORDENING (EG) Nr. 955/2007 VAN DE COMMISSIE

van 9 augustus 2007

houdende vaststelling van de restituties die van toepassing zijn op bepaalde graan- en rijstproducten, uitgevoerd in de vorm van goederen die niet onder bijlage I bij het Verdrag vallen

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1784/2003 van de Raad van 29 september 2003 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector granen (1), en met name op artikel 13, lid 3,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1785/2003 van de Raad van 29 september 2003 houdende een gemeenschappelijke ordening van de rijstmarkt (2), en met name op artikel 14, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 13, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1784/2003 en artikel 14, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1785/2003 kan het verschil tussen de noteringen of de prijzen van de in artikel 1 van deze beide verordeningen bedoelde producten op de wereldmarkt enerzijds en de prijzen in de Gemeenschap anderzijds door een restitutie bij de uitvoer worden overbrugd.

(2)

In Verordening (EG) nr. 1043/2005 van de Commissie van 30 juni 2005 houdende tenuitvoerlegging van Verordening (EG) nr. 3448/93 van de Raad wat betreft de regeling aangaande de toekenning van restituties bij uitvoer en de criteria voor de vaststelling van het restitutiebedrag betreffende bepaalde landbouwproducten, uitgevoerd in de vorm van goederen die niet onder bijlage I van het Verdrag vallen (3), is aangegeven voor welke producten een restitutie moet worden vastgesteld wanneer ze worden uitgevoerd in de vorm van goederen bedoeld naar gelang van het geval in bijlage III bij Verordening (EG) nr. 1784/2003 of bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 1785/2003.

(3)

Overeenkomstig artikel 14, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1043/2005 moet de restitutievoet per 100 kg van elk van de betrokken basisproducten maandelijks worden vastgesteld.

(4)

De naleving van de verplichtingen die zijn aangegaan met betrekking tot de restituties die kunnen worden toegekend bij de uitvoer van landbouwproducten die zijn verwerkt in niet onder bijlage I bij het Verdrag vallende goederen, kan in het gedrang komen door de vaststelling vooraf van hoge restituties. In deze situatie moeten derhalve vrijwaringsmaatregelen worden genomen zonder dat daardoor de sluiting van langetermijncontracten wordt verhinderd. De vaststelling van een specifieke restitutie voor de voorfixatie van restituties is een maatregel die aan deze verschillende doelstellingen beantwoordt.

(5)

Rekening houdend met de regeling tussen de Europese Gemeenschap en de Verenigde Staten van Amerika met betrekking tot de uitvoer van deegwaren uit de Gemeenschap naar de Verenigde Staten, goedgekeurd bij Besluit 87/482/EEG van de Raad (4), moet de restitutie voor goederen van de GN-codes 1902 11 00 en 1902 19 naar gelang van de bestemming worden gedifferentieerd.

(6)

Ingevolge artikel 15, leden 2 en 3, van Verordening (EG) nr. 1043/2005 moet een verlaagde restitutievoet worden vastgesteld, waarbij rekening wordt gehouden met het bedrag van de restitutie bij de productie tijdens de veronderstelde periode van de vervaardiging van de goederen, die krachtens Verordening (EEG) nr. 1722/93 van de Commissie (5) op het verwerkte basisproduct van toepassing is.

(7)

Alcoholhoudende dranken worden geacht minder gevoelig te zijn voor de prijs van de granen die voor de vervaardiging ervan worden gebruikt. In protocol nr. 19 van het Verdrag betreffende de toetreding van het Verenigd Koninkrijk, Ierland en Denemarken wordt evenwel bepaald dat de maatregelen moeten worden vastgesteld die noodzakelijk zijn om het gebruik van granen uit de Gemeenschap voor de vervaardiging van alcoholhoudende dranken uit granen te vergemakkelijken. Daarom moet de restitutie die wordt toegepast op granen die in de vorm van alcoholhoudende dranken worden uitgevoerd, worden aangepast.

(8)

Het Comité van beheer voor granen heeft geen advies uitgebracht binnen de door zijn voorzitter bepaalde termijn,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De restituties die van toepassing zijn op de in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1043/2005 en in artikel 1 van Verordening (EG) nr. 1784/2003 of in artikel 1 van Verordening (EG) nr. 1785/2003 opgenomen basisproducten die worden uitgevoerd in de vorm van goederen vermeld in bijlage III bij Verordening (EG) nr. 1784/2003, respectievelijk in bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 1785/2003, worden vastgesteld zoals in de bijlage is aangegeven.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 10 augustus 2007.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 9 augustus 2007.

Voor de Commissie

Heinz ZOUREK

Directeur-generaal Ondernemingen en industrie


(1)  PB L 270 van 21.10.2003, blz. 78. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1154/2005 van de Commissie (PB L 187 van 19.7.2005, blz. 11).

(2)  PB L 270 van 21.10.2003, blz. 96. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 797/2006 van de Commissie (PB L 144 van 31.5.2006, blz. 1).

(3)  PB L 172 van 5.7.2005, blz. 24. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 447/2007 (PB L 106 van 24.4.2007, blz. 31).

(4)  PB L 275 van 29.9.1987, blz. 36.

(5)  PB L 159 van 1.7.1993, blz. 112. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1584/2004 (PB L 280 van 31.8.2004, blz. 11).


BIJLAGE

Restituties die met ingang van 10 augustus 2007 van toepassing zijn op bepaalde producten van de sector granen en de sector rijst, uitgevoerd in de vorm van goederen die niet onder bijlage I bij het Verdrag vallen (1)

(EUR/100 kg)

GN-code

Omschrijving (2)

Restitutievoet per 100 kg basisproduct

Bij vaststelling vooraf van de restituties

Andere

1001 10 00

Harde tarwe:

 

 

– in geval van uitvoer van goederen van de GN-codes 1902 11 en 1902 19 naar de Verenigde Staten van Amerika

– in andere gevallen

1001 90 99

Zachte tarwe en mengkoren:

 

 

– in geval van uitvoer van goederen van de GN-codes 1902 11 en 1902 19 naar de Verenigde Staten van Amerika

– in andere gevallen:

 

 

– – in geval van toepassing van artikel 15, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1043/2005 (3)

– – in geval van uitvoer van goederen van post 2208 (4)

– – in andere gevallen

1002 00 00

Rogge

1003 00 90

Gerst:

 

 

– in geval van uitvoer van goederen van post 2208 (4)

– in andere gevallen

1004 00 00

Haver

1005 90 00

Maïs, gebruikt in de vorm van:

 

 

– zetmeel:

 

 

– – in geval van toepassing van artikel 15, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1043/2005 (3)

1,499

1,499

– – in geval van uitvoer van goederen van post 2208 (4)

– – in andere gevallen

1,499

1,499

– glucose, glucosestroop, maltodextrine, maltodextrinestroop van de GN-codes 1702 30 51, 1702 30 59, 1702 30 91, 1702 30 99, 1702 40 90, 1702 90 50, 1702 90 75, 1702 90 79, 2106 90 55 (5):

 

 

– – in geval van toepassing van artikel 15, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1043/2005 (3)

1,124

1,124

– – in geval van uitvoer van goederen van post 2208 (4)

– – in andere gevallen

1,124

1,124

– – in geval van uitvoer van goederen van post 2208 (4)

– andere (ook als zodanig)

1,499

1,499

Aardappelzetmeel van GN-code 1108 13 00 gelijkgesteld aan een verwerkingsproduct van maïs:

 

 

– in geval van toepassing van artikel 15, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1043/2005 (3)

1,499

1,499

– in geval van uitvoer van goederen van post 2208 (4)

– in andere gevallen

1,499

1,499

ex 1006 30

Volwitte rijst:

 

 

– rondkorrelig

– halflangkorrelig

– langkorrelig

1006 40 00

Breukrijst

1007 00 90

Graansorgho (m.u.v. hybriden, bestemd voor zaaidoeleinden)


(1)  De in deze bijlage vastgestelde restituties zijn niet van toepassing op de goederen die zijn opgenomen in de tabellen I en II bij Protocol nr. 2 bij de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat van 22 juli 1972 en die naar de Zwitserse Bondsstaat of naar het Vorstendom Liechtenstein worden uitgevoerd.

(2)  Voor landbouwproducten verkregen door verwerking van een basisproduct en/of een daarmee gelijkgesteld product gelden de coëfficiënten vermeld in bijlage V bij Verordening (EG) nr. 1043/2005 van de Commissie.

(3)  De betrokken goederen vallen onder GN-code 3505 10 50.

(4)  Goederen opgenomen in bijlage III bij Verordening (EG) nr. 1784/2003 of bedoeld in artikel 2 van Verordening (EEG) nr. 2825/93 (PB L 258 van 16.10.1993, blz. 6).

(5)  Voor stropen van de GN-codes 1702 30 99, 1702 40 90 en 1702 60 90, verkregen door het mengen van glucose- en fructosestropen, betreft de uitvoerrestitutie alleen glucosestroop.


II Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie niet verplicht is

BESLUITEN/BESCHIKKINGEN

Commissie

10.8.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 210/36


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 9 augustus 2007

tot vaststelling van beschermende maatregelen tegen mond-en-klauwzeer in het Verenigd Koninkrijk en tot intrekking van Beschikking 2007/552/EG

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2007) 3901)

(Voor de EER relevante tekst)

(2007/554/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 89/662/EEG van de Raad van 11 december 1989 inzake veterinaire controles in het intracommunautaire handelsverkeer in het vooruitzicht van de totstandbrenging van de interne markt (1), en met name op artikel 9, lid 4,

Gelet op Richtlijn 90/425/EEG van de Raad van 26 juni 1990 inzake veterinaire en zoötechnische controles in het intracommunautaire handelsverkeer in bepaalde levende dieren en producten in het vooruitzicht van de totstandbrenging van de interne markt (2), en met name op artikel 10, lid 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In het Verenigd Koninkrijk zijn uitbraken van mond-en-klauwzeer geconstateerd.

(2)

De situatie met betrekking tot mond-en-klauwzeer in het Verenigd Koninkrijk kan, in verband met de handel in levende evenhoevige dieren en het op de markt brengen van bepaalde producten daarvan, een gevaar opleveren voor de veebeslagen in andere lidstaten.

(3)

Het Verenigd Koninkrijk heeft maatregelen genomen op grond van Richtlijn 2003/85/EG van de Raad van 29 september 2003 tot vaststelling van communautaire maatregelen voor de bestrijding van mond-en-klauwzeer, tot intrekking van Richtlijn 85/511/EEG en van de Beschikkingen 89/531/EEG en 91/665/EEG, en tot wijziging van Richtlijn 92/46/EEG (3), en heeft aanvullende maatregelen genomen in de besmette gebieden.

(4)

In verband met de ziektesituatie in het Verenigd Koninkrijk moeten de door die lidstaat genomen maatregelen om mond-en-klauwzeer te bestrijden worden verscherpt.

(5)

In aansluiting op Beschikking 2007/552/EG van 6 augustus 2007 tot vaststelling van tijdelijke beschermende maatregelen in verband met mond-en-klauwzeer in het Verenigd Koninkrijk (4) moeten in de getroffen lidstaat de hoog- en laagrisicogebieden nu als permanente maatregel worden vastgesteld en moet de verzending van gevoelige dieren uit de hoog- en laagrisicogebieden en van producten van gevoelige dieren uit het hoogrisicogebied worden verboden. Bij deze beschikking moeten ook voorschriften worden vastgesteld voor de verzending uit de desbetreffende gebieden van veilige producten die, voordat de beperkingen waren ingesteld, zijn geproduceerd uit grondstoffen die buiten die gebieden zijn verkregen of die een behandeling hadden ondergaan die doeltreffend is gebleken om eventueel aanwezig mond-en-klauwzeervirus te inactiveren.

(6)

De omvang van de omschreven risicogebieden hangt rechtstreeks af van de tracering van eventuele contacten met het besmette bedrijf en wordt mede bepaald door de mogelijkheid om voldoende controles op de verplaatsing van dieren en producten uit te oefenen. Gezien de door het Verenigd Koninkrijk verstrekte informatie moet op dit moment heel Groot-Brittannië nog als hoogrisicogebied worden aangemerkt.

(7)

Het verzendingsverbod moet alleen gelden voor producten van dieren van gevoelige soorten die afkomstig zijn uit, of verkregen zijn van dieren uit, de in bijlage I omschreven hoogrisicogebieden, en niet voor de doorvoer van dergelijke producten door die gebieden, indien die producten afkomstig zijn uit, of verkregen zijn van dieren uit, andere gebieden.

(8)

Richtlijn 64/432/EEG van de Raad (5) betreft veterinairrechtelijke vraagstukken op het gebied van het intracommunautaire handelsverkeer van runderen en varkens.

(9)

Richtlijn 91/68/EEG (6) van de Raad betreft veterinairrechtelijke voorschriften voor het intracommunautaire handelsverkeer van schapen en geiten.

(10)

Richtlijn 92/65/EEG van de Raad van 13 juli 1992 tot vaststelling van de veterinairrechtelijke voorschriften voor het handelsverkeer en de invoer in de Gemeenschap van dieren, sperma, eicellen en embryo's waarvoor ten aanzien van de veterinairrechtelijke voorschriften geen specifieke communautaire regelgeving als bedoeld in bijlage A, onder I, van Richtlijn 90/425/EEG (7) geldt, betreft onder meer de handel in andere evenhoevigen en in sperma, eicellen en embryo's van schapen en geiten, en in embryo's van varkens.

(11)

Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (8) betreft onder meer de gezondheidsvoorschriften voor de productie en het in de handel brengen van vers vlees, gehakt vlees, separatorvlees, vleesbereidingen, vlees van gekweekt wild, vleesproducten, met inbegrip van behandelde magen, blazen en darmen, en zuivelproducten.

(12)

Verordening (EG) nr. 854/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke voorschriften voor de organisatie van de officiële controles van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong (9) betreft onder andere het aanbrengen van een gezondheidsmerk op voedsel van dierlijke oorsprong.

(13)

Richtlijn 2002/99/EG van de Raad van 16 december 2002 houdende vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor de productie, de verwerking, de distributie en het binnenbrengen van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong (10) voorziet in een specifieke behandeling van vleesproducten die de inactivering van het mond-en-klauwzeervirus in producten van dierlijke oorsprong garandeert.

(14)

Beschikking 2001/304/EG van de Commissie van 11 april 2001 inzake het merken en het gebruik van bepaalde dierlijke producten in verband met Beschikking 2001/172/EG tot vaststelling van beschermende maatregelen in verband met mond-en-klauwzeer in het Verenigd Koninkrijk (11) betreft het aanbrengen van een specifiek keurmerk op bepaalde producten van dierlijke oorsprong die uitsluitend op de nationale markt worden gebracht.

(15)

Bij Richtlijn 92/118/EEG van de Raad (12) zijn veterinairrechtelijke en gezondheidsvoorschriften vastgesteld voor het handelsverkeer en de invoer in de Gemeenschap van producten waarvoor ten aanzien van deze voorschriften geen specifieke communautaire regelgeving geldt als bedoeld in bijlage A, hoofdstuk I, van Richtlijn 89/662/EEG, en, wat ziekteverwekkers betreft, van Richtlijn 90/425/EEG.

(16)

Verordening (EG) nr. 1774/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 3 oktober 2002 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten (13) voorziet in een aantal behandelingen van dierlijke bijproducten om het mond-en-klauwzeervirus te inactiveren.

(17)

Bij Richtlijn 88/407/EEG van de Raad (14) zijn veterinairrechtelijke voorschriften vastgesteld voor het intracommunautaire handelsverkeer en de invoer van diepgevroren sperma van runderen.

(18)

Richtlijn 89/556/EEG van de Raad (15) betreft veterinairrechtelijke voorschriften voor het intracommunautaire handelsverkeer en de invoer uit derde landen van embryo's van als huisdier gehouden runderen.

(19)

Bij Richtlijn 90/429/EEG van de Raad (16) zijn de veterinairrechtelijke voorschriften vastgesteld van toepassing op het intracommunautaire handelsverkeer in sperma van varkens en de invoer daarvan.

(20)

Richtlijn 90/426/EEG van de Raad (17) betreft veterinairrechtelijke voorschriften voor het verkeer van paardachtigen en de invoer van paardachtigen uit derde landen.

(21)

Beschikking 90/424/EEG van de Raad van 26 juni 1990 betreffende bepaalde uitgaven op veterinair gebied (18) voorziet in een mechanisme om getroffen bedrijven te compenseren voor verliezen die zij als gevolg van ziektebestrijdingsmaatregelen hebben geleden.

(22)

Geneesmiddelen als omschreven in Richtlijn 2001/82/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 november 2001 tot vaststelling van een communautair wetboek betreffende geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik (19), Richtlijn 2001/83/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 november 2001 tot vaststelling van een communautair wetboek betreffende geneesmiddelen voor menselijk gebruik (20) en Richtlijn 2001/20/EG van het Europees Parlement en de Raad van 4 april 2001 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten inzake de toepassing van goede klinische praktijken bij de uitvoering van klinische proeven met geneesmiddelen voor menselijk gebruik (21) moeten van de veterinairrechtelijke beperkingen van deze beschikking worden uitgesloten.

(23)

Artikel 6 van Beschikking 2007/275/EG van de Commissie van 17 april 2007 betreffende lijsten van dieren en producten die krachtens de Richtlijnen 91/496/EEG en 97/78/EG van de Raad in grensinspectieposten controles moeten ondergaan (22) voorziet in een vrijstelling van de veterinaire controles voor bepaalde producten die dierlijke producten bevatten. De verzending van dergelijke producten uit de hoogrisicogebieden onder toepassing van een vereenvoudigde certificeringsregeling moet worden toegestaan.

(24)

Andere lidstaten dan het Verenigd Koninkrijk moeten de in de getroffen gebieden genomen ziektebestrijdingsmaatregelen ondersteunen door ervoor te zorgen dat er geen levende dieren van gevoelige soorten naar die gebieden worden verzonden.

(25)

De situatie zal opnieuw worden bezien op de voor 23 augustus 2007 geplande vergadering van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid, en de maatregelen zullen, indien nodig, worden bijgesteld.

(26)

De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

Levende dieren

1.   Onverminderd de maatregelen die het Verenigd Koninkrijk heeft genomen in het kader van Richtlijn 2003/85/EG, en met name de instelling van een tijdelijk bestrijdingsgebied overeenkomstig artikel 7, lid 1, en van een verplaatsingsverbod overeenkomstig artikel 7, lid 3, van die richtlijn, zorgt het Verenigd Koninkrijk ervoor dat aan de voorwaarden van de leden 2 tot en met 7 van dit artikel wordt voldaan.

2.   Levende runderen, schapen, geiten, varkens of andere evenhoevige dieren worden niet verplaatst tussen de in de bijlagen I en II vermelde gebieden.

3.   Levende runderen, schapen, geiten, varkens of andere evenhoevige dieren worden niet verzonden uit of verplaatst door de in de bijlagen I en II vermelde gebieden.

4.   In afwijking van lid 3 mogen de bevoegde autoriteiten van het Verenigd Koninkrijk rechtstreeks en ononderbroken transitvervoer van evenhoevige dieren via hoofdwegen en spoorlijnen door de in de bijlagen I en II vermelde gebieden toestaan.

5.   Op bij Richtlijn 64/432/EEG vastgestelde gezondheidscertificaten voor levende runderen en varkens en op de bij Richtlijn 91/68/EEG vastgestelde gezondheidscertificaten voor levende schapen en geiten wordt de volgende vermelding aangebracht als de dieren naar andere lidstaten worden verzonden uit andere delen van het grondgebied van het Verenigd Koninkrijk dan de in de bijlagen I en II vermelde gebieden:

„Deze dieren voldoen aan Beschikking 2007/554/EG van de Commissie van 9 augustus 2007 tot vaststelling van beschermende maatregelen tegen mond-en-klauwzeer in het Verenigd Koninkrijk.”.

6.   Op de gezondheidscertificaten voor andere evenhoevige dieren dan die waarvoor de in lid 5 bedoelde certificaten worden afgegeven, die naar andere lidstaten worden verzonden uit andere delen van het grondgebied van het Verenigd Koninkrijk dan de in de bijlagen I en II vermelde gebieden, wordt de volgende vermelding aangebracht:

„Deze levende evenhoevige dieren voldoen aan Beschikking 2007/554/EG van de Commissie van 9 augustus 2007 tot vaststelling van beschermende maatregelen tegen mond-en-klauwzeer in het Verenigd Koninkrijk.”.

7.   Verplaatsingen naar andere lidstaten van dieren die vergezeld gaan van een diergezondheidscertificaat als bedoeld in lid 5 of lid 6, worden alleen toegestaan als de plaatselijke veterinaire autoriteit in het Verenigd Koninkrijk drie dagen vóór de verplaatsing een melding ter zake heeft verzonden aan de centrale en plaatselijke veterinaire autoriteiten in de lidstaat van bestemming.

Artikel 2

Vlees

1.   Voor de toepassing van dit artikel wordt onder „vlees” verstaan „vers vlees”, „gehakt vlees”, „separatorvlees” en „vleesbereidingen” als omschreven in de punten 1.10, 1.13, 1.14 en 1.15 van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 853/2004.

2.   Het Verenigd Koninkrijk verzendt geen vlees van runderen, schapen, geiten, varkens of andere evenhoevige dieren dat afkomstig is uit, of dat is verkregen van dieren uit, de in bijlage I vermelde gebieden.

3.   Vlees dat krachtens deze beschikking niet uit het Verenigd Koninkrijk mag worden verzonden, wordt voorzien van het overeenkomstig artikel 4, lid 1, tweede alinea, van Richtlijn 2002/99/EG of Beschikking 2001/304/EG vastgestelde keurmerk.

4.   Het in lid 2 vastgestelde verbod geldt niet voor vlees dat is voorzien van het in sectie I, hoofdstuk III, van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 854/2004 vastgestelde keurmerk, op voorwaarde dat:

a)

het vlees duidelijk geïdentificeerd wordt en vanaf de productiedatum bij vervoer en opslag gescheiden gehouden is van vlees dat overeenkomstig deze beschikking niet uit de in bijlage I vermelde gebieden mag worden verzonden;

b)

het vlees aan een van de volgende voorwaarden voldoet:

i)

het is vóór 15 juli 2007 verkregen, of

ii)

het is verkregen van dieren die gedurende ten minste 90 dagen voorafgaande aan de slacht zijn gehouden en zijn geslacht buiten de in bijlage II vermelde gebieden, of, wanneer het gaat om vlees van vrij wild van voor mond-en-klauwzeer gevoelige soorten, zijn gedood buiten de in bijlage II vermelde gebieden.

5.   De naleving van de voorschriften in de leden 3 en 4 wordt gecontroleerd door de bevoegde veterinaire autoriteit onder toezicht van de centrale veterinaire autoriteiten.

6.   Het in lid 2 vastgestelde verbod geldt niet voor vers vlees dat is verkregen van dieren die zijn gehouden buiten de in de bijlagen I en II vermelde gebieden en die, in afwijking van artikel 1, leden 2 en 3, rechtstreeks, onder officiële controle, in verzegelde vervoermiddelen en voor onmiddellijke slachting zijn vervoerd naar een slachthuis dat ligt in een in bijlage I vermeld gebied, maar buiten het beschermingsgebied.

Dit vlees mag alleen in de gebieden die in de bijlagen I en II zijn vermeld in de handel worden gebracht met inachtneming van de volgende voorwaarden:

a)

al dit vlees wordt voorzien van het overeenkomstig artikel 4, lid 1, tweede alinea, van Richtlijn 2002/99/EG of Beschikking 2001/304/EG vastgestelde keurmerk;

b)

in het slachthuis wordt gewerkt onder stringente veterinaire controle;

c)

het verse vlees wordt duidelijk geïdentificeerd en wordt bij vervoer en opslag gescheiden gehouden van vlees dat uit het Verenigd Koninkrijk mag worden verzonden.

De naleving van de voorschriften in de eerste alinea wordt gecontroleerd door de bevoegde veterinaire autoriteit onder toezicht van de centrale veterinaire autoriteiten.

De centrale veterinaire autoriteiten stellen de overige lidstaten en de Commissie in het bezit van de lijst van inrichtingen die zij voor de toepassing van dit lid hebben erkend.

7.   Het in lid 2 vastgestelde verbod geldt niet voor vers vlees dat in uitsnijderijen in de in bijlage I vermelde gebieden is verkregen met inachtneming van de volgende voorwaarden:

a)

in de uitsnijderij wordt, op één en dezelfde dag, alleen vers vlees verwerkt als omschreven in lid 4, onder b). Reiniging en ontsmetting zijn vereist wanneer vlees is verwerkt dat niet aan deze eis voldoet;

b)

al dit vlees wordt voorzien van het in sectie I, hoofdstuk III, van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 854/2004 vastgestelde keurmerk;

c)

in de uitsnijderij wordt gewerkt onder stringente veterinaire controle;

d)

het verse vlees wordt duidelijk geïdentificeerd en wordt bij vervoer en opslag gescheiden gehouden van vlees dat niet uit het in bijlage I vermelde gebied mag worden verzonden.

De naleving van de voorschriften in de eerste alinea wordt gecontroleerd door de bevoegde veterinaire autoriteit onder toezicht van de centrale veterinaire autoriteiten.

De centrale veterinaire autoriteiten stellen de overige lidstaten en de Commissie in het bezit van de lijst van inrichtingen die zij voor de toepassing van dit lid hebben erkend.

8.   Vlees dat uit het Verenigd Koninkrijk naar andere lidstaten wordt verzonden, gaat vergezeld van een officieel certificaat met de volgende vermelding:

„Dit vlees voldoet aan Beschikking 2007/554/EG van de Commissie van 9 augustus 2007 tot vaststelling van beschermende maatregelen tegen mond-en-klauwzeer in het Verenigd Koninkrijk.”.

Artikel 3

Vleesproducten

1.   Het Verenigd Koninkrijk verzendt geen vleesproducten, met inbegrip van behandelde magen, blazen en darmen, van runderen, schapen, geiten, varkens of andere evenhoevige dieren („vleesproducten”), afkomstig uit de in bijlage I vermelde gebieden, of die zijn bereid met vlees van dieren uit die gebieden.

2.   Het in lid 1 vastgestelde verbod geldt niet voor vleesproducten die zijn voorzien van het in sectie I, hoofdstuk III, van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 854/2004 vastgestelde keurmerk, op voorwaarde dat de vleesproducten:

a)

duidelijk geïdentificeerd worden en vanaf de productiedatum bij vervoer en opslag gescheiden gehouden zijn van vleesproducten die overeenkomstig deze beschikking niet uit de in bijlage I vermelde gebieden mogen worden verzonden;

b)

aan een van de volgende voorwaarden voldoen:

i)

zij zijn bereid met vlees zoals omschreven in artikel 2, lid 4, onder b), of

ii)

zij hebben ten minste een van de in deel 1 van bijlage III bij Richtlijn 2002/99/EG voor mond-en-klauwzeer toepasselijke behandelingen ondergaan.

De naleving van de voorschriften in de eerste alinea wordt gecontroleerd door de bevoegde veterinaire autoriteit onder toezicht van de centrale veterinaire autoriteiten.

De centrale veterinaire autoriteiten stellen de overige lidstaten en de Commissie in het bezit van de lijst van inrichtingen die zij voor de toepassing van dit lid hebben erkend.

3.   Vleesproducten die uit het Verenigd Koninkrijk naar andere lidstaten worden verzonden, gaan vergezeld van een officieel certificaat met de volgende vermelding:

„Deze vleesproducten, met inbegrip van behandelde magen, blazen en darmen, voldoen aan Beschikking 2007/554/EG van de Commissie van 9 augustus 2007 tot vaststelling van beschermende maatregelen in verband met mond-en-klauwzeer in het Verenigd Koninkrijk.”.

4.   In afwijking van lid 3 kan, voor vleesproducten die aan de in lid 2 vastgestelde eisen voldoen en die zijn verkregen in een inrichting die zowel Hazard Analysis and Critical Control Points (HACCP) toepast als een controleerbare standaardwerkmethode die garandeert dat aan de behandelingsnormen wordt voldaan en dat de desbetreffende gegevens worden geregistreerd, ermee worden volstaan dat de inachtneming van de in lid 2 vastgestelde eisen inzake de in lid 2, eerste alinea, onder b), ii), bedoelde behandeling wordt vermeld in het handelsdocument waarvan de zending vergezeld gaat en dat is aangevuld overeenkomstig artikel 9, lid 1.

5.   In afwijking van lid 3 kan voor vleesproducten die een zodanige hittebehandeling als bedoeld in lid 2, eerste alinea, onder b), ii), in hermetisch gesloten recipiënten hebben ondergaan dat de houdbaarheid gegarandeerd is, ermee worden volstaan dat zij vergezeld gaan van een handelsdocument waarin wordt verklaard welke hittebehandeling is toegepast.

Artikel 4

Melk

1.   Het Verenigd Koninkrijk verzendt geen al dan niet voor menselijke consumptie bestemde melk uit de in bijlage I vermelde gebieden.

2.   Het in lid 1 vastgestelde verbod geldt niet voor melk afkomstig van dieren die in de in bijlage I vermelde gebieden zijn gehouden, die ten minste een behandeling heeft ondergaan overeenkomstig:

a)

deel A van bijlage IX bij Richtlijn 2003/85/EG, indien de melk voor menselijke consumptie is bestemd, of

b)

deel B van bijlage IX bij Richtlijn 2003/85/EG, indien de melk niet voor menselijke consumptie is bestemd of bestemd is voor de voeding van dieren van voor mond-en-klauwzeer gevoelige soorten.

3.   Het in lid 1 vastgestelde verbod geldt niet voor melk die in inrichtingen in de in bijlage I vermelde gebieden is bereid met inachtneming van de volgende voorwaarden:

a)

alle in de inrichting gebruikte melk voldoet aan de in lid 2 vastgestelde voorwaarden of is afkomstig van dieren die worden gehouden en gemolken buiten de in bijlage I vermelde gebieden;

b)

in de inrichting wordt gewerkt onder stringente veterinaire controle;

c)

de melk wordt duidelijk geïdentificeerd en wordt bij vervoer en opslag gescheiden gehouden van melk en zuivelproducten die niet uit de in bijlage I vermelde gebieden mogen worden verzonden;

d)

rauwe melk die afkomstig is van bedrijven buiten de in bijlage I vermelde gebieden, wordt naar in die gebieden gelegen inrichtingen vervoerd in voertuigen die voorafgaand aan dat vervoer zijn gereinigd en ontsmet en die vervolgens niet in contact zijn geweest met in de in bijlage I vermelde gebieden gelegen bedrijven waar dieren worden gehouden van voor mond-en-klauwzeer gevoelige soorten.

De naleving van de voorschriften in de eerste alinea wordt gecontroleerd door de bevoegde veterinaire autoriteit onder toezicht van de centrale veterinaire autoriteiten.

De centrale veterinaire autoriteiten stellen de overige lidstaten en de Commissie in het bezit van de lijst van inrichtingen die zij voor de toepassing van dit lid hebben erkend.

4.   Melk die uit het Verenigd Koninkrijk naar andere lidstaten wordt verzonden, gaat vergezeld van een officieel certificaat met de volgende vermelding:

„Deze melk voldoet aan Beschikking 2007/554/EG van de Commissie van 9 augustus 2007 tot vaststelling van beschermende maatregelen tegen mond-en-klauwzeer in het Verenigd Koninkrijk.”.

5.   In afwijking van lid 4 kan voor melk die aan de in lid 2 vastgestelde eisen voldoet en die is verwerkt in een inrichting die zowel HACCP toepast als een controleerbare standaardwerkmethode die garandeert dat aan de behandelingsnormen wordt voldaan en dat de desbetreffende gegevens worden geregistreerd, ermee worden volstaan dat de inachtneming van die eisen wordt vermeld in het handelsdocument waarvan de zending vergezeld gaat en dat is aangevuld overeenkomstig artikel 9, lid 1.

6.   In afwijking van lid 4 kan voor melk die aan de in lid 2, onder a) of b), vastgestelde eisen voldoet en die een zodanige hittebehandeling in hermetisch gesloten recipiënten heeft ondergaan dat de houdbaarheid gegarandeerd is, ermee worden volstaan dat zij vergezeld gaat van een handelsdocument waarin wordt verklaard welke hittebehandeling is toegepast.

Artikel 5

Zuivelproducten

1.   Het Verenigd Koninkrijk verzendt geen al dan niet voor menselijke consumptie bestemde zuivelproducten uit de in bijlage I vermelde gebieden.

2.   Het in lid 1 vastgestelde verbod geldt niet voor zuivelproducten die:

a)

vóór 15 juli 2007 zijn bereid, of

b)

zijn bereid met melk die voldoet aan het bepaalde in artikel 4, lid 2 of lid 3, of

c)

worden uitgevoerd naar een derde land waar dergelijke producten mogen worden ingevoerd nadat ze een andere dan de in artikel 4, lid 2, vastgestelde behandelingen hebben ondergaan, die inactivering van het mond-en-klauwzeervirus garandeert.

3.   Onverminderd sectie IX, hoofdstuk II, van bijlage III bij Verordening (EG) nr. 853/2004 geldt het in lid 1 vastgestelde verbod niet voor de volgende voor menselijke consumptie bestemde zuivelproducten:

a)

zuivelproducten die zijn vervaardigd met melk met een gecontroleerde pH van minder dan 7,0 en die een hittebehandeling hebben ondergaan bij een temperatuur van ten minste 72 °C gedurende ten minste 15 seconden, met dien verstande dat een dergelijke behandeling niet vereist is voor eindproducten waarvan de ingrediënten aan de desbetreffende in de artikelen 2, 3 en 4 van deze beschikking vastgestelde veterinairrechtelijke voorschriften voldoen;

b)

zuivelproducten die zijn vervaardigd met rauwe melk van runderen, schapen of geiten die ten minste de laatste 30 dagen hebben verbleven op een bedrijf dat is gelegen in een in bijlage I vermeld gebied en waarrond zich binnen een straal van ten minste 10 km in de laatste 30 dagen voordat de rauwe melk is geproduceerd, geen enkele uitbraak van mond-en-klauwzeer heeft voorgedaan, die zijn onderworpen aan een rijping gedurende ten minste 90 dagen bij een pH van ten hoogste 6,0 in het gehele product, en waarvan de korst direct vóór het aanbrengen van de verpakking of de onmiddellijke verpakking is behandeld met 0,2%-ig citroenzuur.

4.   Het in lid 1 vastgestelde verbod geldt niet voor zuivelproducten die in inrichtingen in de in bijlage I vermelde gebieden zijn bereid met inachtneming van de volgende voorwaarden:

a)

alle in de inrichting gebruikte melk voldoet aan de in artikel 4, lid 2, vastgestelde voorwaarden of is afkomstig van dieren die worden gehouden buiten de in bijlage I vermelde gebieden;

b)

alle in de eindproducten gebruikte zuivelproducten voldoen aan de in lid 2, onder a) of b), of lid 3 vastgestelde voorwaarden of zijn bereid met melk afkomstig van dieren die worden gehouden buiten de in bijlage I vermelde gebieden;

c)

in de inrichting wordt gewerkt onder stringente veterinaire controle;

d)

de zuivelproducten worden duidelijk geïdentificeerd en worden bij vervoer en opslag gescheiden gehouden van melk en zuivelproducten die niet uit de in bijlage I vermelde gebieden mogen worden verzonden.

De naleving van de voorschriften in de eerste alinea wordt gecontroleerd door de bevoegde autoriteit onder verantwoordelijkheid van de centrale veterinaire autoriteiten.

De centrale veterinaire autoriteiten stellen de overige lidstaten en de Commissie in het bezit van de lijst van inrichtingen die zij voor de toepassing van dit lid hebben erkend.

5.   Het in lid 1 vastgestelde verbod geldt niet voor zuivelproducten die in inrichtingen buiten de in bijlage I vermelde gebieden zijn bereid met melk die vóór 15 juli 2007 is verkregen, op voorwaarde dat de zuivelproducten duidelijk zijn geïdentificeerd en bij vervoer en opslag gescheiden zijn gehouden van zuivelproducten die niet uit de in bijlage I vermelde gebieden mogen worden verzonden.

6.   Zuivelproducten die uit het Verenigd Koninkrijk naar andere lidstaten worden verzonden, gaan vergezeld van een officieel certificaat met de volgende vermelding:

„Deze zuivelproducten voldoen aan Beschikking 2007/554/EG van de Commissie van 9 augustus 2007 tot vaststelling van beschermende maatregelen tegen mond-en-klauwzeer in het Verenigd Koninkrijk.”.

7.   In afwijking van lid 6 kan voor zuivelproducten die aan de in lid 2, onder a) en b), en de leden 3 en 4 vastgestelde eisen voldoen en die zijn verwerkt in een inrichting die zowel HACCP toepast als een controleerbare standaardwerkmethode die garandeert dat aan de behandelingsnormen wordt voldaan en dat de desbetreffende gegevens worden geregistreerd, ermee worden volstaan dat de inachtneming van die eisen wordt vermeld in het handelsdocument waarvan de zending vergezeld gaat en dat is aangevuld overeenkomstig artikel 9, lid 1.

8.   In afwijking van lid 6 kan voor zuivelproducten die aan de in lid 2, onder a) en b), en de leden 3 en 4 vastgestelde eisen voldoen en die een zodanige hittebehandeling in hermetisch gesloten recipiënten hebben ondergaan dat de houdbaarheid gegarandeerd is, ermee worden volstaan dat zij vergezeld gaan van een handelsdocument waarin wordt verklaard welke hittebehandeling is toegepast.

Artikel 6

Sperma, eicellen en embryo's

1.   Het Verenigd Koninkrijk verzendt geen sperma, eicellen en embryo's van runderen, schapen, geiten, varkens of andere evenhoevige dieren („sperma, eicellen en embryo's”) uit de in de bijlagen I en II vermelde gebieden.

2.   Het in lid 1 vastgestelde verbod geldt niet voor:

a)

sperma, eicellen en embryo's die vóór 15 juli 2007 zijn verkregen;

b)

diepgevroren sperma van runderen en van varkens en embryo's van runderen, dat/die met inachtneming van het bepaalde in de Richtlijnen 88/407/EEG, 90/429/EEG, respectievelijk 89/556/EEG in het Verenigd Koninkrijk is/zijn ingevoerd en dat/die sedertdien tijdens de opslag en het transport gescheiden is/zijn gehouden van sperma en embryo's die op grond van lid 1 niet mag/mogen worden verzonden.

De centrale veterinaire autoriteiten stellen de overige lidstaten en de Commissie vóór de verzending van het sperma in het bezit van de lijst van centra en teams die zij voor de toepassing van dit lid hebben erkend.

3.   Op het bij Richtlijn 88/407/EEG vastgestelde gezondheidscertificaat waarvan uit het Verenigd Koninkrijk naar andere lidstaten verzonden diepgevroren sperma van runderen vergezeld gaat, wordt de volgende vermelding aangebracht:

„Dit diepgevroren sperma van runderen voldoet aan Beschikking 2007/554/EG van de Commissie van 9 augustus 2007 tot vaststelling van beschermende maatregelen tegen mond-en-klauwzeer in het Verenigd Koninkrijk.”.

4.   Op het bij Richtlijn 90/429/EEG vastgestelde gezondheidscertificaat waarvan uit het Verenigd Koninkrijk naar andere lidstaten verzonden diepgevroren sperma van varkens vergezeld gaat, wordt de volgende vermelding aangebracht:

„Dit diepgevroren sperma van varkens voldoet aan Beschikking 2007/554/EG van de Commissie van 9 augustus 2007 tot vaststelling van beschermende maatregelen tegen mond-en-klauwzeer in het Verenigd Koninkrijk.”.

5.   Op het bij Richtlijn 89/556/EEG vastgestelde gezondheidscertificaat waarvan uit het Verenigd Koninkrijk naar andere lidstaten verzonden embryo's van runderen vergezeld gaan, wordt de volgende vermelding aangebracht:

„Deze embryo's van runderen voldoen aan Beschikking 2007/554/EG van de Commissie van 9 augustus 2007 tot vaststelling van beschermende maatregelen tegen mond-en-klauwzeer in het Verenigd Koninkrijk.”.

Artikel 7

Huiden

1.   Het Verenigd Koninkrijk verzendt geen huiden van runderen, schapen, geiten, varkens of andere evenhoevige dieren („huiden”) uit de in bijlage I vermelde gebieden.

2.   Het in lid 1 vastgestelde verbod geldt niet voor huiden die:

a)

vóór 15 juli 2007 in het Verenigd Koninkrijk zijn geproduceerd, of

b)

voldoen aan de voorschriften van hoofdstuk VI, deel A, punt 2, onder c) of d), van bijlage VIII bij Verordening (EG) nr. 1774/2002, of

c)

buiten de in bijlage I vermelde gebieden overeenkomstig de voorschriften van Verordening (EG) nr. 1774/2002 zijn geproduceerd en die sinds de invoer in het Verenigd Koninkrijk tijdens de opslag en het transport gescheiden zijn gehouden van huiden die op grond van lid 1 niet mogen worden verzonden.

Behandelde huiden worden gescheiden gehouden van onbehandelde huiden.

3.   Het Verenigd Koninkrijk zorgt ervoor dat huiden die naar andere lidstaten worden verzonden, vergezeld gaan van een officieel certificaat met de volgende vermelding:

„Deze huiden voldoen aan Beschikking 2007/554/EG van de Commissie van 9 augustus 2007 tot vaststelling van beschermende maatregelen tegen mond-en-klauwzeer in het Verenigd Koninkrijk.”.

4.   In afwijking van lid 3 kan voor huiden die aan de in hoofdstuk VI, deel A, punt 1, onder b) tot en met e), van bijlage VIII bij Verordening (EG) nr. 1774/2002 vastgestelde eisen voldoen ermee worden volstaan dat zij vergezeld gaan van een handelsdocument waarin wordt verklaard dat aan die eisen wordt voldaan.

5.   In afwijking van lid 3 kan voor huiden die aan de in hoofdstuk VI, deel A, punt 2, onder c) of d), van bijlage VIII bij Verordening (EG) nr. 1774/2002 vastgestelde eisen voldoen ermee worden volstaan dat de inachtneming van die eisen wordt vermeld in het handelsdocument waarvan de zending vergezeld gaat en dat is aangevuld overeenkomstig artikel 9, lid 1.

Artikel 8

Andere dierlijke producten

1.   Het Verenigd Koninkrijk verzendt geen andere dierlijke producten van runderen, schapen, geiten, varkens of andere evenhoevige dieren dan de in de artikelen 2 tot en met 7 genoemde producten, die na 15 juli 2007 zijn geproduceerd en afkomstig zijn uit, of zijn verkregen van dieren uit, de in bijlage I vermelde gebieden.

Het Verenigd Koninkrijk verzendt geen gier of vaste mest van runderen, schapen, geiten, varkens of andere evenhoevige dieren uit de in bijlage I vermelde gebieden.

2.   Het in lid 1, eerste alinea, vastgestelde verbod geldt niet voor:

a)

dierlijke producten die:

i)

een hittebehandeling hebben ondergaan

in een hermetisch gesloten recipiënt, bij een Fo-waarde van ten minste 3,0, of

waarbij de kerntemperatuur op ten minste 70 °C wordt gebracht, of

ii)

buiten de in bijlage I vermelde gebieden overeenkomstig de voorschriften van Verordening (EG) nr. 1774/2002 zijn geproduceerd en die sinds de invoer in het Verenigd Koninkrijk tijdens de opslag en het transport gescheiden zijn gehouden van dierlijke producten die op grond van lid 1 niet mogen worden verzonden;

b)

bloed en bloedproducten als omschreven in de punten 4 en 5 van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1774/2002, die ten minste een van de behandelingen hebben ondergaan die zijn genoemd in hoofdstuk IV, deel A, punt 3, onder a), ii), van bijlage VIII bij Verordening (EG) nr. 1774/2002, gevolgd door een test op de doeltreffendheid, of die zijn ingevoerd overeenkomstig hoofdstuk IV, deel A, van bijlage VIII bij Verordening (EG) nr. 1774/2002;

c)

reuzel en gesmolten vet die de in hoofdstuk IV, deel B, punt 2, onder d), iv), van bijlage VII bij Verordening (EG) nr. 1774/2002 voorgeschreven hittebehandeling hebben ondergaan;

d)

dierlijke darmen die voldoen aan de voorwaarden van hoofdstuk 2, deel A, van bijlage I bij Richtlijn 92/118/EEG, die zijn gereinigd, geslijmd en vervolgens gezouten, geblancheerd of gedroogd, waarna maatregelen zijn genomen om te voorkomen dat de darmen opnieuw verontreinigd worden;

e)

schapenwol, haar van herkauwers en varkenshaar, machinaal gewassen of via looiing verkregen, en onbewerkte schapenwol, onbewerkt haar van herkauwers en onbewerkt varkenshaar, droog en veilig verpakt;

f)

voeder voor gezelschapsdieren dat aan de in hoofdstuk II, deel B, punten 2, 3 en 4, van bijlage VIII bij Verordening (EG) nr. 1774/2002 vastgestelde eisen voldoet;

g)

mengproducten waarvoor geen verdere behandeling vereist is en die producten van dierlijke oorsprong bevatten, met dien verstande dat de behandeling niet vereist is voor eindproducten waarvan de ingrediënten aan de desbetreffende bij deze beschikking vastgestelde veterinairrechtelijke voorschriften voldoen;

h)

jachttrofeeën als bedoeld in hoofdstuk VII, deel A, punt 1, 3 of 4, van bijlage VIII bij Verordening (EG) nr. 1774/2002;

i)

verpakte dierlijke producten bestemd voor gebruik als in-vitrodiagnosticum of als laboratoriumreagens;

j)

geneesmiddelen als omschreven in Richtlijn 2001/83/EG, geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik als omschreven in Richtlijn 2001/82/EG en geneesmiddelen voor onderzoek als omschreven in Richtlijn 2001/20/EG.

3.   Het Verenigd Koninkrijk ziet erop toe dat de in lid 2 bedoelde dierlijke producten die naar andere lidstaten worden verzonden, vergezeld gaan van een officieel certificaat met de volgende vermelding:

„Deze dierlijke producten voldoen aan Beschikking 2007/554/EG van de Commissie van 9 augustus 2007 tot vaststelling van beschermende maatregelen tegen mond-en-klauwzeer in het Verenigd Koninkrijk.”.

4.   In afwijking van het bepaalde in lid 3 kan voor de in lid 2, onder b), c) en d), bedoelde producten ermee worden volstaan dat de inachtneming van de eisen inzake de behandeling wordt vermeld in het handelsdocument dat krachtens de ter zake geldende communautaire wetgeving is vereist en dat is aangevuld overeenkomstig artikel 9, lid 1.

5.   In afwijking van lid 3 kan voor de in lid 2, onder e), bedoelde producten ermee worden volstaan dat zij vergezeld gaan van een handelsdocument waarin is verklaard dat zij machinaal zijn gewassen, via looiing zijn verkregen of voldoen aan hoofdstuk VIII, deel A, punten 1 en 4, van bijlage VIII bij Verordening (EG) nr. 1774/2002.

6.   In afwijking van lid 3 kan voor de in lid 2, onder f) en g), bedoelde producten die zijn vervaardigd in een inrichting die zowel HACCP toepast als een controleerbare standaardwerkmethode die garandeert dat ingrediënten die reeds een behandeling of verwerking hebben ondergaan, voldoen aan de desbetreffende bij deze beschikking vastgestelde veterinairrechtelijke voorschriften, ermee worden volstaan dat dit wordt vermeld in het handelsdocument dat de zending vergezelt en dat is aangevuld overeenkomstig artikel 9, lid 1.

7.   In afwijking van lid 3 kan voor de in lid 2, onder i) en j), bedoelde producten ermee worden volstaan dat zij vergezeld gaan van een handelsdocument waarin wordt verklaard dat de producten bestemd zijn voor gebruik als in-vitrodiagnosticum, laboratoriumreagens of geneesmiddel, op voorwaarde dat op de producten op duidelijke wijze de vermelding „uitsluitend voor gebruik als in-vitrodiagnosticum”, „uitsluitend voor gebruik als laboratoriumreagens” of „uitsluitend voor gebruik als geneesmiddel” is aangebracht.

8.   In afwijking van lid 3 kan voor mengproducten die voldoen aan de voorwaarden van artikel 6, lid 1, van Beschikking 2007/275/EG, ermee worden volstaan dat zij vergezeld gaan van een handelsdocument met de volgende vermelding:

„Deze mengproducten zijn bij opslag bij omgevingstemperatuur stabiel of hebben tijdens de vervaardiging duidelijk door en door een volledig kook- of warmtebehandelingsproces ondergaan, zodat rauwe producten gedenatureerd zijn.”.

Artikel 9

Certificering

1.   In de gevallen waarin naar dit lid wordt verwezen, zien de bevoegde autoriteiten van het Verenigd Koninkrijk erop toe dat het krachtens de communautaire wetgeving voor het intracommunautaire handelsverkeer vereiste handelsdocument wordt aangevuld met een kopie van een officieel certificaat waarin wordt verklaard dat:

a)

de betrokken producten zijn vervaardigd

i)

met een productieproces dat gecontroleerd is, in overeenstemming is bevonden met de ter zake geldende communautaire veterinaire wetgeving en toereikend is om het mond-en-klauwzeervirus te vernietigen, of

ii)

uit materiaal dat reeds een behandeling of bewerking heeft ondergaan en dat dienovereenkomstig is gecertificeerd, en

b)

bepalingen zijn vastgesteld om herbestemming met het mond-en-klauwzeervirus na behandeling te vermijden.

Het certificaat betreffende het productieproces wordt voorzien van een verwijzing naar deze beschikking, is geldig gedurende 30 dagen, vermeldt de datum waarop de geldigheidsduur afloopt en kan worden hernieuwd nadat de inrichting is geïnspecteerd.

2.   Wanneer het gaat om detailverkoop aan de eindconsument, mogen de bevoegde autoriteiten van het Verenigd Koninkrijk toestaan dat heterogeen samengestelde zendingen, bestaande uit andere dierlijke producten dan vers vlees, gehakt vlees, separatorvlees en vleesbereidingen, die allemaal mogen worden uitgevoerd overeenkomstig deze beschikking, vergezeld gaan van een handelsdocument waaraan een kopie is gehecht van een officieel veterinair certificaat waarin wordt bevestigd dat:

a)

de verzendende inrichting beschikt over een systeem dat ervoor zorgt dat goederen alleen dan worden verzonden wanneer zij op elk moment kunnen worden gelinkt aan documenten waaruit blijkt dat aan deze beschikking is voldaan, en

b)

het onder a) bedoelde systeem gecontroleerd en deugdelijk bevonden is.

Het certificaat betreffende het traceringssysteem bevat een verwijzing naar deze beschikking, is 30 dagen geldig, vermeldt de datum waarop de geldigheidsduur van het certificaat afloopt, en kan pas worden vernieuwd nadat de inrichting met goed gevolg weer is gecontroleerd.

De bevoegde autoriteiten van het Verenigd Koninkrijk stellen de overige lidstaten en de Commissie in het bezit van de lijst van inrichtingen die zij voor de toepassing van dit lid hebben erkend.

Artikel 10

Reiniging en ontsmetting

1.   Het Verenigd Koninkrijk ziet erop toe dat voertuigen die zijn gebruikt voor het vervoer van levende dieren in de gebieden die in de bijlagen I en II zijn vermeld, na elk transport worden gereinigd en ontsmet, en dat die reiniging en ontsmetting is geregistreerd overeenkomstig artikel 12, lid 2, onder d), van Richtlijn 64/432/EEG.

2.   Het Verenigd Koninkrijk ziet erop toe dat exploitanten van uitvoerhavens in het Verenigd Koninkrijk ervoor zorgen dat de banden van alle wegvoertuigen die het Verenigd Koninkrijk verlaten, worden ontsmet.

Artikel 11

Bepaalde vrijgestelde producten

De in de artikelen 3, 4, 5 en 8 vastgestelde beperkingen gelden niet voor de verzending van de in die artikelen bedoelde dierlijke producten uit de in bijlage I vermelde gebieden als die producten:

a)

niet zijn vervaardigd in het Verenigd Koninkrijk en zijn bewaard in de oorspronkelijke verpakking waarop het land van oorsprong is vermeld, of

b)

in een erkende inrichting in een van de in bijlage I vermelde gebieden zijn bereid uit producten die reeds een behandeling of bewerking hebben ondergaan en niet uit die gebieden afkomstig zijn en die:

i)

sinds hun binnenkomst op het grondgebied van het Verenigd Koninkrijk tijdens transport, opslag en verwerking gescheiden gehouden zijn van producten die niet uit de in bijlage I vermelde gebieden mogen worden verzonden,

ii)

vergezeld gaan van een handelsdocument of officieel certificaat zoals vereist in deze beschikking.

Artikel 12

Paardachtigen

1.   Het Verenigd Koninkrijk ziet erop toe dat paardachtigen die uit de in bijlage I vermelde gebieden naar andere delen van zijn grondgebied of naar een andere lidstaat worden verzonden, vergezeld gaan van een gezondheidscertificaat volgens het model in bijlage C bij Richtlijn 90/426/EEG.

2.   Op het diergezondheidscertificaat waarvan uit het Verenigd Koninkrijk naar andere lidstaten verzonden paardachtigen overeenkomstig lid 1 vergezeld gaan, wordt de volgende vermelding aangebracht:

„Deze paardachtigen voldoen aan Beschikking 2007/554/EG van de Commissie van 9 augustus 2007 tot vaststelling van beschermende maatregelen tegen mond-en-klauwzeer in het Verenigd Koninkrijk.”.

Artikel 13

Door andere lidstaten dan het Verenigd Koninkrijk te nemen maatregelen

1.   Andere lidstaten dan het Verenigd Koninkrijk zorgen ervoor dat geen levende dieren van gevoelige soorten naar de in bijlage I vermelde gebieden worden verzonden.

2.   Onverminderd artikel 6 van Beschikking 90/424/EEG en de al door de lidstaten genomen maatregelen nemen andere lidstaten dan het Verenigd Koninkrijk de nodige voorzorgsmaatregelen met betrekking tot tussen 15 juli en 6 augustus 2007 uit het Verenigd Koninkrijk verzonden dieren, met inbegrip van isolatie en klinisch onderzoek, zo nodig in combinatie met laboratoriumonderzoek om besmetting met het mond-en-klauwzeervirus uit te sluiten, en zo nodig de maatregelen van artikel 4 van Richtlijn 2003/85/EG.

Artikel 14

Samenwerking tussen de lidstaten

De lidstaten werken samen om de persoonlijke bagage van reizigers uit de in bijlage I genoemde gebieden te controleren en om voorlichtingscampagnes op te zetten die moeten voorkomen dat producten van dierlijke oorsprong op het grondgebied van andere lidstaten dan het Verenigd Koninkrijk worden binnengebracht.

Artikel 15

Uitvoering

De lidstaten brengen de maatregelen die zij ten aanzien van het handelsverkeer toepassen, in overeenstemming met deze beschikking. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.

Artikel 16

Beschikking 2007/552/EG wordt ingetrokken.

Artikel 17

Deze beschikking is van toepassing tot en met 25 augustus 2007.

Artikel 18

Adressaten

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 9 augustus 2007.

Voor de Commissie

Markos KYPRIANOU

Lid van de Commissie


(1)  PB L 395 van 30.12.1989, blz. 13. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2004/41/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 157 van 30.4.2004, blz. 33; rectificatie in PB L 195 van 2.6.2004, blz. 12).

(2)  PB L 224 van 18.8.1990, blz. 29. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2002/33/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 315 van 19.11.2002, blz. 14).

(3)  PB L 306 van 22.11.2003, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2006/104/EG (PB L 363 van 20.12.2006, blz. 352).

(4)  PB L 206 van 7.8.2007, blz. 10.

(5)  PB 121 van 29.7.1964, blz. 1977/64. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2006/104/EG.

(6)  PB L 46 van 19.2.1991, blz. 19. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2006/104/EG.

(7)  PB L 268 van 14.9.1992, blz. 54. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 2007/265/EG van de Commissie (PB L 114 van 1.5.2007, blz. 17).

(8)  PB L 139 van 30.4.2004, blz. 55; rectificatie in PB L 226 van 25.6.2004, blz. 22. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1791/2006 van de Raad (PB L 363 van 20.12.2006, blz. 1).

(9)  PB L 139 van 30.4.2004, blz. 206; rectificatie in PB L 226 van 25.6.2004, blz. 83. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1791/2006 van de Raad.

(10)  PB L 18 van 23.1.2003, blz. 11.

(11)  PB L 104 van 13.4.2001, blz. 6. Beschikking laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2002/49/EG (PB L 21 van 24.1.2002, blz. 30).

(12)  PB L 62 van 15.3.1993, blz. 49. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 445/2004 van de Commissie (PB L 72 van 11.3.2004, blz. 60).

(13)  PB L 273 van 10.10.2002, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 829/2006 van de Commissie (PB L 191 van 21.7.2007, blz. 1).

(14)  PB L 194 van 22.7.1988, blz. 10, Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 2006/16/EG van de Commissie (PB L 11 van 17.1.2006, blz. 21).

(15)  PB L 302 van 19.10.1989, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 2006/60/EG van de Commissie (PB L 31 van 3.2.2006, blz. 24).

(16)  PB L 224 van 18.8.1990, blz. 62. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 806/2003 (PB L 122 van 16.5.2003, blz. 1).

(17)  PB L 224 van 18.8.1990, blz. 42. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2006/104/EG.

(18)  PB L 224 van 18.8.1990, blz. 19.

(19)  PB L 311 van 28.11.2001, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2004/28/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 136 van 30.4.2004, blz. 58).

(20)  PB L 311 van 28.11.2001, blz. 67. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1901/2006 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 378 van 27.12.2006, blz. 1).

(21)  PB L 121 van 1.5.2001, blz. 34. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1901/2006 van het Europees Parlement en de Raad.

(22)  PB L 116 van 4.5.2007, blz. 9.


BIJLAGE I

De volgende gebieden in het Verenigd Koninkrijk:

Groot-Brittannië


BIJLAGE II

De volgende gebieden in het Verenigd Koninkrijk:

Groot-Brittannië