ISSN 1725-2598

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 132

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

50e jaargang
24 mei 2007


Inhoud

 

I   Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie verplicht is

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

 

Verordening (EG) nr. 555/2007 van de Commissie van 23 mei 2007 tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

1

 

*

Verordening (EG) nr. 556/2007 van de Commissie van 23 mei 2007 houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 1622/2000 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1493/1999 houdende een gemeenschappelijke ordening van de wijnmarkt, en tot instelling van een communautaire regeling inzake oenologische procédés en behandelingen

3

 

*

Verordening (EG) nr. 557/2007 van de Commissie van 23 mei 2007 tot vaststelling van de bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 1028/2006 van de Raad betreffende bepaalde handelsnormen voor eieren

5

 

*

Verordening (EG) nr. 558/2007 van de Commissie van 23 mei 2007 betreffende de opening en de wijze van beheer van een tariefcontingent voor de invoer van jonge mannelijke mestrunderen

21

 

 

Verordening (EG) nr. 559/2007 van de Commissie van 23 mei 2007 tot vaststelling van de toewijzingscoëfficiënt voor de afgifte van in de periode van 14 tot en met 18 mei 2007 aangevraagde certificaten voor de invoer van producten van de sector suiker in het kader van de tariefcontingenten en preferentiële overeenkomsten

27

 

*

Verordening (EG) nr. 560/2007 van de Commissie van 23 mei 2007 houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 883/2001 tot vaststelling van de uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1493/1999 van de Raad met betrekking tot het handelsverkeer van producten van de wijnbouwsector met derde landen

31

 

 

II   Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie niet verplicht is

 

 

BESLUITEN/BESCHIKKINGEN

 

 

Raad

 

 

2007/350/EG

 

*

Besluit van de Raad van 7 mei 2007 houdende benoeming van een Lets lid en van twee Letse plaatsvervangers van het Comité van de Regio’s

33

 

 

2007/351/EG

 

*

Besluit van de Raad van 7 mei 2007 houdende benoeming van een Oostenrijks plaatsvervanger van het Comité van de Regio’s

34

 

 

2007/352/EG

 

*

Besluit van de Raad van 14 mei 2007 houdende de benoeming van een adjunct-directeur van Europol

35

 

 

IV   Andere besluiten

 

 

EUROPESE ECONOMISCHE RUIMTE

 

*

Besluit van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA nr. 394/06/COL van 13 december 2006 tot goedkeuring van de door Noorwegen ingediende bijgewerkte regeling voor de verwijdering van alle vis in met infectieuze zalmanemie besmette Noorse bedrijven

36

 

*

Besluit van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA nr. 28/07/COL van 19 februari 2007 waarbij de rundveebeslagen van Noorwegen officieel vrij van tuberculose, brucellose en enzoötische boviene leukose worden verklaard

38

 

*

Besluit van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA nr. 29/07/COL van 19 februari 2007 tot goedkeuring van het door Noorwegen ingediende programma voor de preventieve vaccinatie van vogels in dierentuinen tegen hoogpathogene aviaire influenza

40

 

*

Besluit van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA nr. 30/07/COL van 19 februari 2007 betreffende het nationaal scrapiebestrijdingsprogramma van Noorwegen en aanvullende garanties inzake intracommunautaire handel en invoer in Noorwegen

42

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


I Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie verplicht is

VERORDENINGEN

24.5.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 132/1


VERORDENING (EG) Nr. 555/2007 VAN DE COMMISSIE

van 23 mei 2007

tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 3223/94 van de Commissie van 21 december 1994 houdende uitvoeringsbepalingen van de invoerregeling voor groenten en fruit (1), en met name op artikel 4, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In Verordening (EG) nr. 3223/94 zijn op grond van de multilaterale handelsbesprekingen in het kader van de Uruguayronde de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de periodes die in de bijlage bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt.

(2)

Op grond van de bovenvermelde criteria moeten de forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld op de in de bijlage bij deze verordening vermelde niveaus,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 4 van Verordening (EG) nr. 3223/94 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld zoals aangegeven in de tabel in de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 24 mei 2007.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 23 mei 2007.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 337 van 24.12.1994, blz. 66. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 386/2005 (PB L 62 van 9.3.2005, blz. 3).


BIJLAGE

bij de verordening van de Commissie van 23 mei 2007 tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

MA

39,1

TR

112,4

ZZ

75,8

0707 00 05

JO

151,2

TR

118,7

ZZ

135,0

0709 90 70

TR

106,6

ZZ

106,6

0805 10 20

EG

35,5

IL

56,8

MA

45,4

ZZ

45,9

0805 50 10

AR

59,5

ZA

67,6

ZZ

63,6

0808 10 80

AR

86,4

BR

78,8

CL

84,1

CN

92,5

NZ

114,5

US

120,8

UY

72,0

ZA

88,8

ZZ

92,2

0809 20 95

TR

658,4

ZZ

658,4


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „andere oorsprong”.


24.5.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 132/3


VERORDENING (EG) Nr. 556/2007 VAN DE COMMISSIE

van 23 mei 2007

houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 1622/2000 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1493/1999 houdende een gemeenschappelijke ordening van de wijnmarkt, en tot instelling van een communautaire regeling inzake oenologische procédés en behandelingen

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1493/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening van de wijnmarkt (1), en met name op artikel 46, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In bijlage V, onder A), punt 3, bij Verordening (EG) nr. 1493/1999 is de mogelijkheid geopend om van het totale maximumgehalte aan zwaveldioxide af te wijken indien de weersomstandigheden zulks noodzakelijk hebben gemaakt.

(2)

Bij Verordening (EG) nr. 1622/2000 van de Commissie (2) zijn uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1493/1999 vastgesteld die onder meer betrekking hebben op de totale maximumgehalten aan zwaveldioxide van wijnen. Met name is in artikel 19, lid 4, van die verordening bepaald dat de lijst van de gevallen waarin de lidstaten op grond van weersomstandigheden kunnen toestaan dat totale maximumgehalten aan zwaveldioxide van minder dan 300 mg per liter met maximaal 40 mg per liter worden verhoogd, is opgenomen in bijlage XII bis bij die verordening.

(3)

Bij nota van 1 maart 2007 heeft de Franse regering verzocht om voor de wijnen van de oogst 2006 die zijn geproduceerd op het grondgebied van de departementen Bas-Rhin en Haut-Rhin, een verhoging van de totale maximumgehalten aan zwaveldioxide van minder dan 300 mg per liter met maximaal 40 mg per liter te mogen toestaan op grond van bijzonder moeilijke weersomstandigheden. Op dat verzoek dient te worden ingegaan.

(4)

Uit de door de bevoegde Franse autoriteiten overgelegde technische nota blijkt dat onder die ongunstige omstandigheden grotere hoeveelheden zwaveldioxide dan het normaliter toegestane gehalte noodzakelijk zijn voor de correcte bereiding van wijn die goed kan worden bewaard en geschikt is om op de markt te worden gebracht. Een tijdelijke verhoging van dat gehalte is de enige mogelijke maatregel om de druiven waarop die ongunstige weersomstandigheden van invloed zijn geweest, te kunnen gebruiken voor de productie van wijn die geschikt is om op de markt te worden gebracht. Blijkens de door het Institut Technique du Vin verrichte metingen kan deze afwijking van belang zijn voor naar schatting ongeveer 25 % van de totale in de betrokken wijnbouwzones geproduceerde hoeveelheid wijn.

(5)

Verordening (EG) nr. 1622/2000 moet dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(6)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor wijn,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage XII bis bij Verordening (EG) nr. 1622/2000 wordt vervangen door de tekst in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 23 mei 2007.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 179 van 14.7.1999, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1791/2006 (PB L 363 van 20.12.2006, blz. 1).

(2)  PB L 194 van 31.7.2000, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 389/2007 (PB L 97 van 12.4.2007, blz. 5).


BIJLAGE

„BIJLAGE XII bis

Verhoging van het totale maximumgehalte aan zwaveldioxide indien de weersomstandigheden zulks noodzakelijk hebben gemaakt

(Artikel 19)

 

Jaar

Lidstaat

Wijnbouwzone(s)

Betrokken wijn

1.

2000

Duitsland

Alle wijnbouwzones van het Duitse grondgebied

Alle wijnen die zijn verkregen uit tijdens het jaar 2000 geoogste druiven

2.

2006

Duitsland

De wijnbouwzones van de regio's Baden-Württemberg, Beieren, Hessen en Rijnland-Palts

Alle wijnen die zijn verkregen uit tijdens het jaar 2006 geoogste druiven

3.

2006

Frankrijk

De wijnbouwzones van de departementen Bas-Rhin en Haut-Rhin

Alle wijnen die zijn verkregen uit tijdens het jaar 2006 geoogste druiven”


24.5.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 132/5


VERORDENING (EG) Nr. 557/2007 VAN DE COMMISSIE

van 23 mei 2007

tot vaststelling van de bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 1028/2006 van de Raad betreffende bepaalde handelsnormen voor eieren

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1028/2006 van de Raad van 19 juni 2006 betreffende bepaalde handelsnormen voor eieren (1), en met name op artikel 11,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 1028/2006 zijn de basiseisen vastgesteld waaraan eieren moeten voldoen om in de Gemeenschap in de handel te worden gebracht. Ter wille van de duidelijkheid dienen uitvoeringsbepalingen voor deze eisen te worden vastgesteld. Verordening (EG) nr. 2295/2003 van de Commissie van 23 december 2003 houdende bepalingen voor de toepassing van Verordening (EEG) nr. 1907/90 van de Raad betreffende bepaalde handelsnormen voor eieren (2) dient derhalve te worden ingetrokken en vervangen door een nieuwe verordening.

(2)

Verordening (EG) nr. 852/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake levensmiddelenhygiëne (3) en Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (4) zijn van toepassing op eieren. Derhalve dient voor zover mogelijk te worden verwezen naar deze horizontale verordeningen.

(3)

Voor eieren van klasse A dienen kwaliteitskenmerken te worden vastgesteld om de hoge kwaliteit van rechtstreeks aan de eindverbruiker geleverde eieren te garanderen en criteria vast te stellen die door de inspectiediensten kunnen worden gecontroleerd. Deze kwaliteitskenmerken moeten gebaseerd zijn op norm nr. 42 van de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties (ECE/VN) betreffende de handel in en de controle op de handelskwaliteit van eieren in de schaal in het internationale handelsverkeer tussen en naar lidstaten van de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties (UN/ECE).

(4)

Bij gekoelde eieren die op kamertemperatuur worden bewaard, kan condensatie ontstaan wat de groei van bacteriën op de schaal en de penetratie daarvan in het ei in de hand kan werken. Het is derhalve dienstig dat eieren bij een constante temperatuur worden opgeslagen en vervoerd en vóór de verkoop aan de eindverbruiker niet worden gekoeld.

(5)

In de regel verdient het aanbeveling eieren niet te wassen of te reinigen omdat dit de schaal kan beschadigen, die dankzij haar antibacteriële eigenschappen een efficiënte barrière vormt tegen penetratie van bacteriën. Sommige procédés, zoals de behandeling van eieren met ultravioletstralen, dienen niet als reinigingsproces te worden beschouwd. Voorts is het dienstig eieren van klasse A niet te wassen omdat tijdens of na het wassen fysieke barrières zoals de cuticula kunnen worden beschadigd. Deze beschadiging kan leiden tot besmetting met bacteriën door de schaal heen en tot vochtverlies, wat het risico voor de consument verhoogt, met name wanneer de droog- en opslagcondities niet optimaal zijn.

(6)

In een aantal lidstaten levert het gebruik van vooraf goedgekeurde en streng gecontroleerde systemen voor het wassen van eieren evenwel goede resultaten op. Volgens het advies van het wetenschappelijk panel voor biologische gevaren van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid inzake de microbiologische gevaren van het wassen van tafeleieren, dat op verzoek van de Commissie is uitgebracht en is goedgekeurd op 7 september 2005 (5), is het wassen van eieren in bepaalde pakstations uit hygiënisch oogpunt aanvaardbaar mits onder andere een praktijkcode voor systemen voor het wassen van eieren wordt opgesteld.

(7)

Eieren van klasse A moeten naar gewicht worden gesorteerd, en als minimumvoorschrift inzake etikettering moet een bepaald aantal gewichtsklassen met de corresponderende duidelijke vermeldingen worden vastgesteld, wat verdere vrijwillige etikettering niet uitsluit, mits voldaan is aan de eisen van Richtlijn 2000/13/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 maart 2000 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgeving der lidstaten inzake de etikettering en presentatie van levensmiddelen alsmede inzake de daarvoor gemaakte reclame (6).

(8)

Het is dienstig te bepalen dat alleen bedrijven die over aan de omvang van hun activiteiten beantwoordende bedrijfsruimten en technische installaties beschikken, en die de eieren derhalve onder bevredigende omstandigheden kunnen behandelen, worden erkend als pakstations die eieren naar kwaliteit en gewicht mogen sorteren.

(9)

Teneinde de controles als bedoeld in artikel 7, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1028/2006 te vergemakkelijken, dienen maximumtermijnen voor het sorteren, het merken en het verpakken van eieren en het merken van verpakkingen te worden vastgesteld.

(10)

Naast de algemene verplichting om de traceerbaarheid van levensmiddelen, diervoeders, voedselproducerende dieren en alle andere stoffen die bestemd zijn om in een levensmiddel of diervoeder te worden verwerkt of waarvan kan worden verwacht dat zij daarin worden verwerkt, in alle stadia van de productie, verwerking en distributie te garanderen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden (7), dienen met het oog op de uitvoering van controles de gegevens te worden vastgesteld die moeten voorkomen op transportverpakkingen met eieren en in de begeleidende documenten.

(11)

Bij levering in een andere lidstaat is het met het oog op een efficiënte uitvoering van de in artikel 7, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1028/2006 bedoelde controles van essentieel belang dat de eieren in de productie-inrichting worden gemerkt met de producentencode. Overeenkomstig artikel 4, lid 1, tweede alinea, van Verordening (EG) nr. 1028/2006 moeten eieren van klasse B die in een andere lidstaat in de handel worden gebracht, worden gemerkt met de producentencode en/of met een andere vermelding. Verduidelijkt moet worden dat, indien de kwaliteitsklasse niet onomstotelijk blijkt uit de producentencode alleen, eieren van klasse B met een andere vermelding moeten worden gemerkt.

(12)

Het is dienstig de samenstelling van de producentencode als bedoeld in artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1028/2006 vast te stellen. Voorts dient te worden gepreciseerd dat een vrijstelling van de verplichting tot merken met de producentencode wordt toegestaan wanneer het merken van gebarsten of bevuilde eieren met de beschikbare technische installaties niet mogelijk is.

(13)

Het is dienstig de kenmerken van de andere mogelijke vermeldingen voor het merken van eieren van klasse B als bedoeld in artikel 4, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1028/2006 vast te stellen.

(14)

Krachtens artikel 2, lid 2, onder b), van Verordening (EEG) nr. 1907/1990 van de Raad van 26 juni 1990 betreffende bepaalde handelsnormen voor eieren (8) zijn de bepalingen inzake het merken niet van toepassing op eieren die rechtstreeks voor verwerking aan de levensmiddelenindustrie worden geleverd. Met het oog op een betere controle van dergelijke leveringen, mogen de lidstaten vrijstelling van de eis inzake het merken enkel toestaan op verzoek van de betrokken marktdeelnemer. Er dient evenwel te worden voorzien in een overgangsperiode van één jaar voor het verlenen van dergelijke vrijstellingen door de lidstaten.

(15)

Bij Richtlijn 2000/13/EG zijn algemene voorschriften voor alle op de markt gebrachte levensmiddelen vastgesteld. Er dient evenwel te worden voorzien in een aantal specifieke eisen voor het merken van verpakkingen.

(16)

Overeenkomstig artikel 9 van Richtlijn 2000/13/EG is de datum van minimale houdbaarheid van een levensmiddel de datum tot waarop dit levensmiddel zijn specifieke eigenschappen behoudt, mits het op passende wijze wordt bewaard. Ter wille van de duidelijkheid dient deze datum op maximaal 28 dagen na de legdatum te worden vastgesteld.

(17)

Eieren mogen worden verkocht met een vermelding waarin de bijzondere versheid van het ei wordt aangegeven. Voor het gebruik van dergelijke vermeldingen dient een maximumtermijn te worden vastgesteld.

(18)

Eieren mogen worden verkocht met een vermelding waarin de bijzondere voedergift van de legkippen wordt aangegeven. Voor dergelijke vermeldingen dienen minimumeisen te worden vastgesteld.

(19)

Wanneer eieren los worden verkocht, moet bepaalde informatie die normaliter op de verpakking wordt aangebracht, toegankelijk zijn voor de consument.

(20)

Naast de algemene hygiëne-eisen voor de onmiddellijke en de eindverpakking van voedingsmiddelen dient een aantal aanvullende eisen te worden vastgesteld om het risico van kwaliteitsverlies of verontreiniging van eieren tijdens de opslag en het transport te beperken. Deze normen moeten gebaseerd zijn op UN/ECE-norm nr. 42.

(21)

Industriële eieren zijn niet geschikt voor menselijke consumptie. Derhalve dient te worden voorzien in speciale banderollen of etiketten om verpakkingen van deze eieren gemakkelijk te kunnen identificeren.

(22)

Alleen pakstations beschikken over bedrijfsruimten en technische installaties die geschikt zijn om eieren om te pakken. Ompakkingsactiviteiten mogen derhalve uitsluitend in pakstations worden uitgevoerd.

(23)

Overeenkomstig Verordening (EG) nr. 178/2002 zijn exploitanten van levensmiddelenbedrijven verplicht traceerbaarheid te garanderen. Producenten, verzamelaars en pakstations moeten worden verplicht specifieke aanvullende registeres bij te houden zodat de inspectiediensten de naleving van de handelsnormen kunnen controleren.

(24)

Het is dienstig de methoden en criteria voor controles vast te stellen.

(25)

Het is dienstig de naleving van de handelsnormen voor de gehele partij te controleren, en het in de handel brengen van een partij die niet conform is geacht, te verbieden, tenzij de conformiteit kan worden aangetoond.

(26)

Bij de controle op de naleving van de handelsnormen dienen bepaalde toleranties te worden toegestaan. Het is dienstig deze toleranties te differentiëren naar gelang van de diverse eisen en handelsstadia.

(27)

De eisen in derde landen kunnen verschillen van die welke in de Gemeenschap voor de afzet van eieren gelden. Om de uitvoer te vergemakkelijken, moeten verpakte eieren die voor uitvoer zijn bestemd, aan deze eisen kunnen voldoen.

(28)

Het is dienstig bepalingen vast te stellen voor de beoordeling door de Commissie op verzoek van derde landen van de gelijkwaardigheid van de handelsnormen van derde landen met de communautaire regelgeving. Voor uit derde landen ingevoerde eieren dienen bepaalde merk- en etiketteringsvoorschriften te worden vastgesteld.

(29)

Het is dienstig dat de Commissie over gegevens betreffende het aantal geregistreerde legkipplaatsen beschikt.

(30)

De lidstaten moeten ernstige inbreuken op de handelsnormen melden zodat andere eventueel betrokken lidstaten op passende wijze kunnen worden gewaarschuwd.

(31)

De levering van eieren voor detailverkoop in de Franse overzeese departementen is ten dele afhankelijk van de levering van eieren vanuit het Europese vasteland. Gezien de duur van het vervoer en de weersomstandigheden dienen voor de bewaring van naar de Franse overzeese departementen vervoerde eieren specifieke voorzieningsregelingen te worden getroffen, waaronder de mogelijkheid om de eieren gekoeld te verzenden. Deze bijzondere regelingen kunnen worden gerechtvaardigd door het huidige gebrek aan voldoende plaatselijke capaciteit voor de productie van eieren. Deze uitzonderlijke regelingen dienen voor een redelijke periode te worden verlengd totdat voldoende plaatselijke productiecapaciteit is opgebouwd.

(32)

Op grond van artikel 1, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1028/2006 kunnen de lidstaten bepaalde vormen van rechtstreekse verkoop van eieren door de producent aan de eindverbruiker van de toepassing van deze verordening uitsluiten. Teneinde rekening te houden met de specifieke voorwaarden voor de afzet van eieren in bepaalde regio's in Finland, dient de verkoop door producenten aan de detailhandel in die regio's te worden vrijgesteld van de toepassing van de eisen van Verordening (EG) nr. 1028/2006 en van die van de onderhavige verordening.

(33)

De lidstaten zien erop toe dat het houden van kippen in niet-aangepaste kooien wordt verboden met ingang van 1 januari 2012, overeenkomstig artikel 5, lid 2, van Richtlijn 1999/74/EG van de Raad (9). De Commissie dient derhalve de toepassing van de facultatieve merkingsvoorschriften met betrekking tot niet-aangepaste kooien vóór die datum te evalueren, teneinde na te gaan of het merken verplicht moet worden gemaakt.

(34)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor slachtpluimvee en eieren,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Definities

De definities in artikel 2 van Verordening (EG) nr. 1028/2006, artikel 2, lid 1, van Verordening (EG) nr. 852/2004 en de punten 5 en 7.3 van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 853/2004 zijn in voorkomend geval van toepassing.

Daarnaast gelden voor de toepassing van deze verordening de volgende definities:

a)

„verpakking”: een onmiddellijke verpakking voor eieren van klasse A of B, met uitzondering van transportverpakkingen en houders voor industriële eieren;

b)

„losse verkoop”: detailverkoop van eieren aan de eindverbruiker, andere dan die in verpakkingen;

c)

„verzamelaar”: iedere inrichting die is geregistreerd overeenkomstig artikel 6 van Verordening (EG) nr. 852/2004 om eieren van een producent op te halen teneinde deze te leveren aan een pakstation, aan een markt die uitsluitend verkoopt aan groothandelaren wier bedrijven als pakstation zijn erkend, of aan levensmiddelenbedrijven en niet-levensmiddelenbedrijven;

d)

„uiterste verkoopdatum”: de maximumtermijn voor de levering van eieren aan de eindverbruiker overeenkomstig bijlage III, sectie X, hoofdstuk I, punt 3, van Verordening (EG) nr. 853/2004;

e)

„levensmiddelenindustrie”: iedere inrichting die eiproducten voor menselijke consumptie produceert, met uitzondering van grootkeukens;

f)

„niet-levensmiddelenindustrie”: ieder bedrijf dat eiproducten produceert die niet voor menselijke consumptie zijn bestemd;

g)

„grootkeuken”: een instelling als bedoeld in artikel 1, lid 2, van Richtlijn 2000/13/EG;

h)

„industriële eieren”: eieren die niet voor menselijke consumptie zijn bestemd;

i)

„partij”: eieren in verpakkingen of los, van éénzelfde, op één plaats gelegen productie-inrichting of pakstation, met éénzelfde legdatum of datum van minimale houdbaarheid of verpakkingsdatum, dezelfde houderijmethoden, en in het geval van gesorteerde eieren, dezelfde kwaliteits- en gewichtsklasse;

j)

„ompakken”: het fysiek overbrengen van eieren in een andere verpakking of het opnieuw merken van een verpakking met eieren.

Artikel 2

Kwaliteitskenmerken van eieren

1.   Eieren van klasse A moeten de volgende kwaliteitskenmerken hebben:

a)

schaal en cuticula: normale vorm, schoon en onbeschadigd;

b)

luchtkamer: hoogte niet meer dan 6 mm, onbeweeglijk; voor eieren die met de vermelding „extra” in de handel worden gebracht, mag deze hoogte evenwel niet meer dan 4 mm bedragen;

c)

dooier: bij schouwing slechts vaag zichtbaar, zonder duidelijke omtrek, bij draaien van het ei licht beweeglijk en opnieuw een centrale positie innemend;

d)

eiwit: helder, doorschijnend

e)

kiem: niet zichtbaar ontwikkeld;

f)

vreemde stoffen: niet toegestaan;

g)

vreemde geur: niet toegestaan.

2.   Eieren van klasse A mogen vóór of na sortering niet worden gewassen of gereinigd, behalve in de in artikel 3 genoemde gevallen.

3.   Eieren van klasse A mogen geen verduurzamingsbehandeling ondergaan en niet worden gekoeld in ruimten of inrichtingen waar de temperatuur kunstmatig lager dan + 5 °C wordt gehouden. Eieren die tijdens een transport van niet meer dan 24 uur, dan wel in de ruimte waar detailverkoop geschiedt of in bijgebouwen daarvan gedurende niet meer dan 72 uur, bij een temperatuur van minder dan 5 °C zijn bewaard, worden evenwel niet als gekoelde eieren aangemerkt.

4.   Eieren die niet de in lid 1 vermelde kwaliteitskenmerken vertonen, worden in klasse B ingedeeld. Eieren van klasse A die niet langer deze kenmerken vertonen, kunnen worden heringedeeld in klasse B.

Artikel 3

Gewassen eieren

1.   Lidstaten die op 1 juni 2003 pakstations toestonden eieren te wassen, kunnen dit verder toestaan mits deze pakstations opereren in overeenstemming met de nationale gidsen voor systemen voor het wassen van eieren. Gewassen eieren mogen slechts in de handel worden gebracht in lidstaten waar het wassen is toegestaan.

2.   De in lid 1 bedoelde lidstaten bevorderen de opstelling, overeenkomstig artikel 8 van Verordening (EG) nr. 852/2004, van nationale gidsen voor systemen voor het wassen van eieren door exploitanten van levensmiddelenbedrijven.

Artikel 4

Indeling van eieren van klasse A in gewichtsklassen

1.   Eieren van klasse A worden als volgt in gewichtsklassen ingedeeld:

a)

XL-zeer groot: gewicht ≥ 73 g;

b)

L-groot: gewicht ≥ 63 g en < 73 g;

c)

M-gemiddeld: gewicht ≥ 53 g en < 63 g;

d)

S-klein: gewicht < 53 g.

2.   De gewichtsklasse wordt aangegeven met de in lid 1 vermelde letters en/of vermeldingen, eventueel aangevuld met het betrokken gewichtsinterval. Andere aanvullende vermeldingen mogen worden gebruikt mits zij geen aanleiding geven tot verwarring met de in lid 1 vastgestelde letters of vermeldingen en zij in overeenstemming zijn met Richtlijn 2000/13/EG.

3.   Aan de buitenzijde van verpakkingen waarin eieren van klasse A zijn verpakt die niet tot dezelfde gewichtsklasse behoren, moeten in afwijking van het bepaalde in lid 1 het minimumnettogewicht in gram en de vermelding „eieren van verschillend formaat” of een gelijkwaardige vermelding voorkomen.

Artikel 5

Erkenning van pakstations

1.   Alleen ondernemingen die voldoen aan de voorwaarden van dit artikel, worden erkend als pakstation in de zin van artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1028/2006.

2.   De bevoegde autoriteit kent aan het pakstation een code toe die begint met de code voor de betrokken lidstaat zoals vermeld in punt 2.2 van de bijlage bij Richtlijn 2002/4/EG van de Commissie (10).

3.   Pakstations beschikken over de nodige technische installaties om eieren onder bevredigende omstandigheden te kunnen behandelen. Die omvat, naargelang van het geval:

a)

een adequate schouwinrichting, automatisch of gedurende de hele bedrijfstijd bezet, waarmee de kwaliteit van elk ei afzonderlijk kan worden onderzocht, of een andere geschikte uitrusting;

b)

een apparaat voor het meten van de hoogte van de luchtkamer;

c)

uitrusting voor het sorteren van eieren naar gewicht;

d)

een of meer geijkte weegtoestellen voor het wegen van eieren;

e)

uitrusting voor het merken van eieren.

Artikel 6

Termijnen voor het sorteren, het merken en het verpakken van eieren en het merken van verpakkingen

1.   Eieren worden binnen tien dagen na het leggen gesorteerd, gemerkt en verpakt.

2.   Overeenkomstig artikel 14 in de handel gebrachte eieren worden binnen vier dagen na het leggen gesorteerd, gemerkt en verpakt.

3.   De in artikel 12, lid 1, onder d), bedoelde datum van minimale houdbaarheid wordt bij het verpakken aangebracht overeenkomstig artikel 9, lid 2, van Richtlijn 2000/13/EG.

Artikel 7

Op transportverpakkingen aangebrachte gegevens

1.   Onverminderd het bepaalde in artikel 18 van Verordening (EG) nr. 178/2002 worden op elke transportverpakking met eieren, in de productie-inrichting door de producent de volgende gegevens aangebracht:

a)

naam en adres van de producent;

b)

producentencode;

c)

aantal eieren en/of gewicht;

d)

legdatum of legperiode;

e)

datum van verzending.

Wanneer pakstations onverpakte eieren betrekken uit eigen, op hetzelfde terrein als de pakstations gevestigde productie-eenheden, mogen de identificatiegegevens in het pakstation op de transportverpakking worden aangebracht.

2.   De in lid 1 bedoelde gegevens komen voor op de transportverpakkingen en in de begeleidende documenten. Een kopie van deze documenten wordt bewaard door de marktdeelnemer aan wie de eieren worden geleverd. Het origineel van de begeleidende documenten wordt bewaard door het pakstation dat de eieren sorteert.

Wanneer door een verzamelaar ontvangen partijen worden opgesplitst voor levering aan meer dan één marktdeelnemer, mogen de begeleidende documenten worden vervangen door passende etiketten op transporthouders, mits deze etiketten de in lid 1 bedoelde gegevens bevatten.

3.   De in lid 1 bedoelde gegevens op de transportverpakking mogen niet worden gewijzigd en mogen pas worden verwijderd wanneer de eieren eruit worden gehaald om te worden gesorteerd, gemerkt en verpakt.

Artikel 8

Merken van eieren voor grensoverschrijdende levering

1.   Eieren die door een productie-inrichting aan een verzamelaar, een pakstation of een niet-levensmiddelenbedrijf in een andere lidstaat worden geleverd, worden gemerkt met de producentencode voordat zij de productie-inrichting verlaten.

2.   Een lidstaat op het grondgebied waarvan de productie-inrichting is gevestigd, kan een vrijstelling van de eis in lid 1 toestaan wanneer een producent een leveringscontract heeft ondertekend met een pakstation in een andere lidstaat waar een merkplicht overeenkomstig deze verordening geldt. Een dergelijke vrijstelling kan slechts worden toegestaan op verzoek van beide betrokken marktdeelnemers en na voorafgaande goedkeuring van de lidstaat waar het pakstation is gevestigd. In dergelijke gevallen moet de verzending vergezeld gaan van een kopie van het leveringscontract.

3.   De minimumlooptijd van in lid 2 bedoelde leveringscontracten bedraagt één maand.

4.   De in artikel 7, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1028/2006 bedoelde inspectiediensten van de betrokken lidstaten en van eventuele transitlidstaten worden op de hoogte gebracht voordat een vrijstelling in de zin van lid 2 van dit artikel wordt toegestaan.

5.   Eieren van klasse B die in een andere lidstaat in de handel worden gebracht, worden gemerkt overeenkomstig artikel 4, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1028/2006, en dragen, in voorkomend geval, een vermelding overeenkomstig artikel 10 van deze verordening zodat zij gemakkelijk kunnen worden onderscheiden van eieren van klasse A.

Artikel 9

Producentencode

1.   De producentencode bestaat uit de in punt 2 van de bijlage bij Richtlijn 2002/4/EG vastgestelde codes en letters. Zij is goed zichtbaar en duidelijk leesbaar en heeft een hoogte van ten minste 2 mm.

2.   Onverminderd artikel 4, lid 1, derde alinea, van Verordening (EG) nr. 1028/2006 is het merken met de producentencode niet verplicht wanneer het om technische redenen niet mogelijk is gebarste of bevuilde eieren te merken.

Artikel 10

Vermeldingen op eieren van klasse B

De in artikel 4, lid 1, tweede alinea, van Verordening (EG) nr. 1028/2006 bedoelde vermelding is een cirkel met een diameter van ten minste 12 mm rond de letter „B” met een hoogte van ten minste 5 mm, of een goed zichtbare gekleurde punt met een diameter van ten minste 5 mm.

Artikel 11

Het merken van rechtstreeks aan de levensmiddelenindustrie geleverde eieren

1.   Tot en met 30 juni 2008 is de in artikel 4, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1028/2006 vastgestelde merkplicht niet van toepassing op in de Gemeenschap geproduceerde eieren die door een overeenkomstig artikel 4 van Verordening (EG) nr. 853/2004 erkende exploitant van een levensmiddelenbedrijf rechtstreeks bij zijn gebruikelijke leveranciers worden opgehaald. In dat geval valt de levering volledig onder de verantwoordelijkheid van de exploitant van het levensmiddelenbedrijf, die zich ertoe verbindt de eieren uitsluitend te gebruiken voor verwerking.

2.   Met ingang van 1 juli 2008 mogen de lidstaten elke marktdeelnemer die daarom verzoekt, vrijstellen van de in artikel 4, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1028/2006 vastgestelde merkplicht, voor zover de eieren van de productie-inrichting rechtstreeks aan de levensmiddelenindustrie worden geleverd.

Artikel 12

Het merken van verpakkingen

1.   Verpakkingen met eieren van klasse A moeten aan de buitenzijde goed zichtbaar en duidelijk leesbaar de volgende vermeldingen dragen:

a)

de code van het pakstation;

b)

de kwaliteitsklasse; de woorden „klasse A” of de letter „A”, al dan niet samen met het woord „vers”;

c)

de gewichtsklasse overeenkomstig artikel 4, lid 2, van deze verordening;

d)

de datum van minimale houdbaarheid overeenkomstig artikel 13 van deze verordening;

e)

de woorden „gewassen eieren” voor overeenkomstig artikel 3 van deze verordening gewassen eieren;

f)

als bijzonder bewaarvoorschrift overeenkomstig artikel 3, lid 1, punt 6, van Richtlijn 2000/13/EG, het advies aan consumenten om de eieren na aankoop gekoeld te bewaren.

2.   Bovenop de eisen van lid 1 geldt voor verpakkingen met eieren van klasse A dat aan de buitenzijde goed zichtbaar en duidelijk leesbaar de houderijmethode moet zijn vermeld.

Voor de identificatie van de houderijmethode mogen alleen de volgende vermeldingen worden gebruikt:

a)

voor conventionele houderijmethoden: de in bijlage I, deel A, vastgestelde vermeldingen, alleen wanneer de voorwaarden van bijlage II zijn vervuld;

b)

voor de biologische productiemethode, de in artikel 2 van Verordening (EEG) nr. 2092/91 (11) vastgestelde vermeldingen.

De producentencode wordt toegelicht op of binnenin de verpakking.

Wanneer legkippen worden gehouden met gebruikmaking van een houderijmethode overeenkomstig de in hoofdstuk III van Richtlijn 1999/74/EG van de Raad vastgestelde bepalingen, mag de vermelding van de houderijmethode worden aangevuld met een van de in deel B van bijlage I bij de onderhavige verordening opgenomen vermeldingen.

3.   Het bepaalde in lid 2 geldt onverminderd nationale technische maatregelen die verder reiken dan de in bijlage II vastgestelde minimumeisen en enkel van toepassing zijn voor producenten van de betrokken lidstaat, voor zover de betrokken maatregelen verenigbaar zijn met het Gemeenschapsrecht.

4.   Verpakkingen met eieren van klasse B dragen op de buitenzijde goed zichtbaar en duidelijk leesbaar de volgende vermeldingen:

a)

de code van het pakstation;

b)

de kwaliteitsklasse; de verpakkingen worden geïdentificeerd aan de hand van de woorden „klasse B” of de letter „B”;

c)

de verpakkingsdatum;

5.   De lidstaten kunnen eisen dat de etiketten op verpakkingen van op hun grondgebied geproduceerde eieren zo worden aangebracht dat ze scheuren bij opening van de verpakking.

Artikel 13

Vermelding van de datum van minimale houdbaarheid

De in artikel 3, lid 1, punt 5, van Richtlijn 2000/13/EG bedoelde datum van minimale houdbaarheid wordt op maximaal 28 dagen na de legdatum vastgesteld. Bij vermelding van de legperiode wordt de eerste dag van die periode als grondslag genomen voor de berekening van de datum van minimale houdbaarheid.

Artikel 14

Verpakkingen met de vermelding „extra”

1.   De woorden „extra” en „extra vers” mogen tot en met de negende dag na het leggen worden gebruikt als aanvullende kwaliteitsvermelding op verpakkingen met eieren van klasse A.

2.   Wanneer in lid 1 bedoelde vermeldingen worden gebruikt, worden de legdatum en de termijn van 9 dagen goed zichtbaar en duidelijk leesbaar op de verpakking aangebracht.

Artikel 15

Vermelding van de voedingswijze van de legkippen

Bij vermelding van de voedingswijze van de legkippen gelden de volgende minimumeisen:

a)

het vermelden van granen als voederbestanddeel is slechts toegestaan wanneer deze 60 gewichtspercenten van de voedergift uitmaken, waarvan niet meer dan 15 gewichtspercenten uit graanbijproducten mag bestaan;

b)

onverminderd het onder a) genoemde minimumpercentage van 60 % moet, wanneer een specifieke graansoort wordt vermeld, deze soort ten minste 30 gewichtspercenten van de voedergift uitmaken. Worden meerdere granen vermeld, dan moet elk van hen ten minste 5 gewichtspercenten van de voedergift uitmaken.

Artikel 16

Bij losse verkoop te vermelden gegevens

Bij verkoop van losse eieren worden de volgende gegevens op een voor de consument goed zichtbare en duidelijk leesbare wijze aangegeven:

a)

de kwaliteitsklasse;

b)

de gewichtsklasse overeenkomstig artikel 4;

c)

een vermelding van de houderijmethode, op een wijze die gelijkwaardig is met de in artikel 12, lid 2, bedoelde wijze;

d)

een toelichting over de producentencode;

e)

de datum van minimale houdbaarheid.

Artikel 17

Kwaliteit van verpakkingen

Onverminderd de eisen van hoofdstuk X van bijlage II bij Verordening (EG) nr. 852/2004 moeten verpakkingen schokbestendig, droog, schoon en onbeschadigd zijn, alsmede vervaardigd van zodanig materiaal dat de eieren geen vreemde geur kunnen opnemen en dat de kwaliteit ervan niet ongunstig kan worden beïnvloed.

Artikel 18

Industriële eieren

Industriële eieren worden in de handel gebracht in houders met een rode banderol of een rood etiket.

Op deze banderollen en etiketten worden de volgende gegevens vermeld:

a)

naam en adres van de marktdeelnemer voor wie de eieren zijn bestemd;

b)

naam en adres van de marktdeelnemer die de eieren heeft verzonden;

c)

de woorden „industriële eieren” in hoofdletters met een hoogte van 2 cm, en de woorden „niet geschikt voor menselijke consumptie” in letters met een hoogte van ten minste 8 mm.

Artikel 19

Ompakken

Verpakte eieren van klasse A mogen alleen door pakstations worden omgepakt. Elke verpakking mag slechts eieren van één partij bevatten.

Artikel 20

Door de producenten bij te houden registers

1.   De producenten registreren de gegevens over de houderijmethoden, waarbij per methode het volgende wordt gespecificeerd:

a)

het aantal legkippen, de datum waarop zij zijn opgezet en hun leeftijd op het tijdstip waarop zij zijn opgezet;

b)

het aantal verwijderde legkippen en de datum van verwijdering;

c)

de dagelijkse eiproductie;

d)

het aantal verkochte of langs andere weg geleverde eieren per dag en/of het gewicht daarvan;

e)

de naam en het adres van de kopers.

2.   Wanneer de voedingswijze is aangegeven overeenkomstig artikel 15 van deze verordening, registreren de producenten, onverminderd de eisen van deel A.III van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 852/2004, de volgende gegevens, waarbij per voedingswijze het volgende wordt gespecificeerd:

a)

de hoeveelheid en soort geleverd en/of ter plaatse bereid voeder;

b)

de datum van levering van het voeder.

3.   Wanneer een producent gebruik maakt van verschillende houderijmethoden in één enkele productie-inrichting, worden de in de leden 1 en 2 bedoelde gegevens uitgesplitst per hok.

4.   Voor de toepassing van dit artikel mogen de producenten in plaats van verkoop- en leveringsregisters de facturen en leveringsbonnen bewaren wanneer daarop de in de leden 1 en 2 bedoelde vermeldingen zijn aangebracht.

Artikel 21

Door de verzamelaars bij te houden registers

1.   De verzamelaars registreren per houderijmethode en per dag:

a)

de hoeveelheid verzamelde eieren per producent, met vermelding van de naam, het adres en de producentencode, alsmede de legdatum of legperiode;

b)

de hoeveelheid aan de betrokken pakstations geleverde eieren, uitgesplitst naar producent, met vermelding van de naam, het adres, de code van het pakstation en de legdatum of legperiode.

2.   Voor de toepassing van dit artikel mogen de verzamelaars in plaats van verkoop- en leveringsregisters de facturen en leveringsbonnen bewaren wanneer daarop de in de lid 1 bedoelde vermeldingen zijn aangebracht.

Artikel 22

Door de pakstations bij te houden registers

1.   De pakstations registreren per houderijmethode en per dag:

a)

de hoeveelheid niet-gesorteerde eieren die bij hen binnenkomen, per producent, met vermelding van de naam, het adres en de producentencode, alsmede de legdatum of legperiode;

b)

na sortering van de eieren, de naar kwaliteits- en gewichtsklasse opgesplitste hoeveelheden;

c)

de hoeveelheid gesorteerde eieren die afkomstig zijn van andere pakstations, met vermelding van de code van die pakstations en de datum van minimale houdbaarheid;

d)

de hoeveelheden niet-gesorteerde eieren die aan andere pakstations worden geleverd, per producent, met vermelding van de code van die pakstations en de legdatum of legperiode;

e)

het aantal geleverde eieren en/of het gewicht daarvan, per kwaliteits- en gewichtsklasse, per verpakkingsdatum voor eieren van klasse B of datum van minimale houdbaarheid voor eieren van klasse A, en per koper, met vermelding van de naam en het adres van elke koper.

De pakstations voeren een voorraadboekhouding die wekelijks wordt bijgewerkt.

2.   Wanneer op eieren van klasse A en verpakkingen daarvan een vermelding van de voedingswijze overeenkomstig artikel 15 is aangebracht, houden pakstations die dergelijke vermeldingen gebruiken, afzonderlijke registers bij overeenkomstig lid 1.

3.   Voor de toepassing van dit artikel mogen de pakstations in plaats van verkoop- en leveringsregisters de facturen en de leveringsbonnen bewaren wanneer daarop de in de leden 1 en 2 bedoelde vermeldingen zijn aangebracht.

Artikel 23

Termijnen voor het bewaren van de registers

De in artikel 7, lid 2, en de artikelen 20, 21 en 22 bedoelde registers en andere bewijsstukken worden gedurende ten minste twaalf maanden na de opstelling ervan bewaard.

Artikel 24

Controle van marktdeelnemers

1.   Los van steekproefcontroles worden marktdeelnemers met een door de inspectiediensten op basis van een risicoanalyse als bedoeld in artikel 7, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1028/2006 te bepalen frequentie gecontroleerd, waarbij met name de volgende factoren in aanmerking worden genomen:

a)

de resultaten van eerdere controles;

b)

de complexiteit van de door de eieren doorlopen afzetkanalen;

c)

het belang van de segmentering in de productie- of de verpakkingsinrichting;

d)

de hoeveelheid geproduceerde of verpakte eieren;

e)

substantiële wijzigingen ten opzichte van de vorige jaren in de aard van de geproduceerde of behandelde eieren of in de afzetmethode.

2.   De controles vinden regelmatig en onaangekondigd plaats. De in de artikelen 20, 21 en 22 bedoelde registers worden op verzoek onverwijld ter beschikking gesteld van de controlediensten.

Artikel 25

Besluiten inzake niet-naleving

1.   Wanneer de controlediensten bij controles in de zin van artikel 24 vaststellen dat de onderhavige verordening niet is nageleefd, is elk op grond daarvan genomen besluit van toepassing op de gehele gecontroleerde partij.

2.   Wanneer de gecontroleerde partij wordt geacht niet in overeenstemming te zijn met deze verordening, verbiedt de controledienst het in de handel brengen van deze partij of, ingeval de partij afkomstig is uit een derde land, de invoer ervan, zolang en voor zover niet wordt bewezen dat de partij met deze verordening in overeenstemming is gebracht.

3.   De controledienst die de controle heeft verricht, vergewist zich ervan of de afgekeurde partij met deze verordening in overeenstemming wordt of is gebracht.

Artikel 26

Tolerantie inzake kwaliteitsgebreken

1.   Bij controle van een partij eieren van klasse A worden de volgende toleranties toegestaan:

a)

in het pakstation, vlak voor verzending: 5 % eieren met kwaliteitsgebreken;

b)

in de andere handelsstadia: 7 % eieren met kwaliteitsgebreken.

2.   Voor eieren die met de vermeldingen „extra” of „extra vers” in de handel worden gebracht, wordt tijdens het verpakken of de invoer geen enkele tolerantie toegestaan ten aanzien van de hoogte van de luchtkamer.

3.   Wanneer de gecontroleerde partij minder dan 180 eieren bevat, worden de in de lid 1 genoemde percentages verdubbeld.

Artikel 27

Tolerantie inzake het gewicht van de eieren

1.   Behalve in het in artikel 4, lid 3, bedoelde geval, is voor een partij eieren van klasse A bij controle een tolerantie toegestaan wat het stukgewicht van de eieren betreft. Een dergelijke partij mag niet meer dan 10 % eieren bevatten die behoren tot de onmiddellijk lagere of hogere gewichtsklasse dan de op de verpakking vermelde klasse, doch niet meer dan 5 % eieren die behoren tot de onmiddellijk lagere gewichtsklasse.

2.   Wanneer de gecontroleerde partij minder dan 180 eieren bevat, worden de in de lid 1 genoemde percentages verdubbeld.

Artikel 28

Tolerantie inzake het merken van de eieren

Voor eieren met onleesbare merktekens wordt bij de controle van partijen en verpakkingen een tolerantie van 20 % toegestaan.

Artikel 29

Eieren voor uitvoer naar derde landen

Verpakte eieren die voor uitvoer zijn bestemd, kunnen met andere dan de in Verordening (EG) nr. 1028/2006 en in de onderhavige verordening vastgestelde eisen inzake kwaliteit, merking en etikettering, of met aanvullende eisen in overeenstemming worden gebracht.

Artikel 30

Ingevoerde eieren

1.   Iedere evaluatie van de in artikel 6, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1028/2006 bedoelde gelijkwaardigheid houdt in dat wordt nagegaan of de marktdeelnemers in het betrokken derde land de in deze verordening vervatte eisen daadwerkelijk vervullen. Zij moet regelmatig worden bijgewerkt.

De Commissie publiceert het resultaat van de evaluatie in het Publicatieblad van de Europese Unie.

2.   Uit derde landen ingevoerde eieren worden duidelijk en leesbaar gemerkt in het land van oorsprong overeenkomstig de ISO 3166 landencode.

3.   Op de buitenzijde van verpakkingen met eieren die zijn ingevoerd uit derde landen die niet voldoende garanties bieden ten aanzien van de in artikel 6, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1028/2006 bedoelde gelijkwaardigheid van de voorschriften, worden goed zichtbaar en duidelijk leesbaar de volgende gegevens aangebracht:

a)

het land van oorsprong;

b)

de houderijmethode („niet conform de EG-normen”)

Artikel 31

Rapportering

Vóór 1 april van elk jaar stellen de lidstaten de Commissie langs elektronische weg in kennis van het aantal productie-inrichtingen, uitgesplitst naar houderijmethode, en met vermelding van de maximumcapaciteit van de inrichting in aantal gelijktijdig aanwezige vogels.

Artikel 32

Kennisgeving van inbreuken

De lidstaten stellen de Commissie binnen vijf werkdagen langs elektronische weg in kennis van iedere door de controlediensten geconstateerde inbreuk, of een ernstig vermoeden daarvan, die het intracommunautaire handelsverkeer van eieren ongunstig kan beïnvloeden. Het intracommunautaire handelsverkeer wordt met name geacht ongunstig te worden beïnvloed in geval van ernstige inbreuken door marktdeelnemers die eieren voor verkoop in een andere lidstaat produceren of in de handel brengen.

Artikel 33

Uitzonderingen voor de Franse overzeese departementen

1.   In afwijking van artikel 2, lid 3, mogen eieren die bestemd zijn voor detailverkoop in de Franse overzeese departementen, gekoeld naar deze departementen worden verzonden. In dat geval mag de uiterste verkoopdatum op 33 dagen worden gebracht.

2.   In het in lid 1 van dit artikel bedoelde geval geldt, onverminderd de in de artikelen 12 en 16 vastgestelde eisen, de verplichting om de vermelding „gekoelde eieren” en met name gegevens over de koeling op de buitenzijde van de verpakking aan te brengen.

Het merkteken voor „gekoelde eieren” is een driehoek met gelijke zijden van ten minste 10 mm.

Artikel 34

Uitzonderingen voor bepaalde regio's in Finland

Eieren die rechtstreeks door de producent aan de detailhandel in de in bijlage III vermelde regio's worden verkocht, worden vrijgesteld van de eisen van Verordening (EG) nr. 1028/2006 en van die van de onderhavige verordening. De houderijmethode moet evenwel naar behoren worden aangegeven overeenkomstig artikel 12, lid 2, en artikel 16, onder c), van deze verordening.

Artikel 35

Evaluatie van de toepassing van facultatieve merking

Uiterlijk op 31 december 2009 evalueert de Commissie de toepassing van de facultatieve merkingsvoorschriften overeenkomstig artikel 12, lid 2, laatste alinea, teneinde na te gaan of het merken verplicht moet worden gemaakt.

Artikel 36

Intrekking

Verordening (EG) nr. 2295/2003 wordt ingetrokken met ingang van 1 juli 2007.

Verwijzingen naar de ingetrokken verordening gelden als verwijzingen naar de onderhavige verordening en worden gelezen volgens de in bijlage IV opgenomen concordantietabel.

Artikel 37

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de zevende dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 juli 2007.

Artikel 33 is van toepassing tot en met 30 juni 2009.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 23 mei 2007.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 186 van 7.7.2006, blz. 1.

(2)  PB L 340 van 24.12.2003, blz. 16. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2001/2006 (PB L 379 van 28.12.2006, blz. 39).

(3)  PB L 139 van 30.4.2004, blz. 1; gerectificeerd in PB L 226 van 25.6.2004, blz. 3.

(4)  PB L 139 van 30.4.2004, blz. 55; gerectificeerd in PB L 226 van 25.6.2004, blz. 22. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1791/2006 van de Raad (PB L 363 van 20.12.2006, blz. 1).

(5)  The EFSA Journal (2005) 269, blz. 1-39.

(6)  PB L 109 van 6.5.2000, blz. 29. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2006/142/EG van de Commissie (PB L 368 van 23.12.2006, blz. 110).

(7)  PB L 31 van 1.2.2002, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 575/2006 van de Commissie (PB L 100 van 8.4.2006, blz. 3).

(8)  PB L 173 van 6.7.1990, blz. 5. Verordening ingetrokken bij Verordening (EG) nr. 1028/2006 met ingang van 1 juli 2007.

(9)  PB L 203 van 3.8.1999, blz. 53. Richtlijn gewijzigd bij Richtlijn (EG) nr. 806/2003 (PB L 122 van 16.5.2003, blz. 1).

(10)  PB L 30 van 31.1.2002, blz. 44.

(11)  PB L 198 van 22.7.1991, blz. 1.


BIJLAGE I

DEEL A

In artikel 12, lid 2, tweede alinea, onder a), bedoelde vermeldingen voor het aanduiden van de houderijmethode:

Code talen

1

2

3

BG

„яйца от кокошки – свободно отглеждане на открито”

„яйца от кокошки – подово отглеждане”

„яйца от кокошки – клетъчно отглеждане”

ES

„Huevos de gallinas camperas”

„Huevos de gallinas criadas en el suelo”

„Huevos de gallinas criadas en jaula”

CS

„Vejce nosnic ve volném výběhu”

„Vejce nosnic v halách”

„Vejce nosnic v klecích”

DA

„Frilandsæg”

„Skrabeæg”

„Buræg”

DE

„Eier aus Freilandhaltung”

„Eier aus Bodenhaltung”

„Eier aus Käfighaltung”

ET

„Vabalt peetavate kanade munad”

„Õrrekanade munad”

„Puuris peetavate kanade munad”

EL

„Αυγά ελεύθερης βοσκής”

„Αυγά αχυρώνα ή αυγά στρωμνής”

„Αυγά κλωβοστοιχίας”

EN

„Free range eggs”

„Barn eggs”

„Eggs from caged hens”

FR

„Oeufs de poules élevées en plein air”

„Oeufs de poules élevées au sol”

„Oeufs de poules élevées en cage”

GA

„Uibheacha saor-raoin”

„Uibheacha sciobáil”

„Uibheacha ó chearca chúbarnaí”

IT

„Uova da allevamento all'aperto”

„Uova da allevamento a terra”

„Uova da allevamento in gabbie”

LV

„Brīvās turēšanas apstākļos dētās olas”

„Kūtī dētas olas”

„Sprostos dētas olas”

LT

„Laisvai laikomų vištų kiaušiniai”

„Ant kraiko laikomų vištų kiaušiniai”

„Narvuose laikomų vištų kiaušiniai”

HU

„Szabad tartásban termelt tojás”

„Alternatív tartásban termelt tojás”

„Ketreces tartásból származó tojás”

MT

„Bajd tat-tiġieg imrobbija barra”

„Bajd tat-tiġieġ imrobbija ma’l-art”

„Bajd tat-tiġieġ imrobbija filgaġeġ”

NL

„Eieren van hennen met vrije uitloop”

„Scharreleieren”

„Kooieieren”

PL

„Jaja z chowu na wolnym wybiegu”

„Jaja z chowu ściółkowego”

„Jaja z chowu klatkowego”

PT

„Ovos de galinhas criadas ao ar livre”

„Ovos de galinhas criadas no solo”

„Ovos de galinhas criadas em gaiolas”

RO

„Ouă de găini crescute în aer liber”

„Ouă de găini crescute în hale la sol”

„Ouă de găini crescute în baterii”

SK

„Vajcia z chovu na voľnom výbehu”

„Vajcia z podostieľkového chovu”

„Vajcia z klietkového chovu”

SL

„Jajca iz proste reje”

„Jajca iz hlevske reje”

„Jajca iz baterijske reje”

FI

„Ulkokanojen munia”

„Lattiakanojen munia”

„Häkkikanojen munia”

SV

„Ägg från utehöns”

„Ägg från frigående höns inomhus”

„Ägg från burhöns”


DEEL B

In artikel 12, lid 2, vierde alinea, bedoelde vermeldingen

Code talen

 

BG

„уголемени клетки”

ES

„Jaulas acondicionadas”

CS

„Obohacené klece”

DA

„Stimulusberigede bure”

DE

„ausgestalteter Käfig”

ET

„Täiustatud puurid”

EL

„Αναβαθμισμένοι/Διευθετημένοι κλωβοί”

EN

„Enriched cages”

FR

„Cages aménagées”

GA

„Cásanna Saibhrithe”

IT

„Gabbie attrezzate”

LV

„Uzlaboti būri”

LT

„Pagerinti narveliai”

HU

„Feljavított ketrecek”

MT

„Gaġġeg arrikkiti”

NL

„Aangepaste kooi” of „Verrijkte kooi”

PL

„Klatki ulepszone”

PT

„Gaiolas melhoradas”

RO

„Cuști îmbunătățite”

SK

„Obohatené klietky”

SL

„Obogatene kletke”

FI

„Varustellut häkit”

SV

„Inredd bur”


BIJLAGE II

Minimumeisen waaraan de inrichtingen voor de verschillende houderijmethoden moeten voldoen

1.

„Eieren van hennen met vrije uitloop” moeten afkomstig zijn van inrichtingen die ten minste aan de voorwaarden van artikel 4 van Richtlijn 1999/74/EG voldoen.

Met name de volgende voorwaarden moeten worden vervuld:

a)

de hennen moeten de hele dag door over vrije uitloop in de openlucht beschikken. Dit belet evenwel niet dat een producent de toegang tijdens de ochtenduren voor een bepaalde tijd kan beperken in overeenstemming met de gebruikelijke goede landbouwmethoden, inclusief goede veehouderijmethoden.

In het geval van andere beperkingen, waaronder veterinaire beperkingen in het kader van het Gemeenschapsrecht ter bescherming van de gezondheid van mens en dier, die een beperking van de toegang van hennen tot de uitloop tot gevolg hebben, kunnen eieren toch als „eieren van hennen met vrije uitloop” in de handel worden gebracht zolang de beperking van toepassing is, doch in geen geval gedurende meer dan twaalf weken;

b)

de voor de hennen toegankelijke uitloop in de openlucht is grotendeels begroeid en wordt niet gebruikt voor andere doeleinden, behalve als boomgaard, bosterrein en grasland, voor zover dit laatste gebruik door de bevoegde autoriteiten is toegestaan;

c)

de maximale bezetting van de uitloop bedraagt niet meer dan 2 500 hennen per hectare terrein dat voor de hennen toegankelijk is, d.w.z. nooit meer dan één hen per 4 m2. Indien echter per hen 10 m2 beschikbaar is en een rotatiesysteem wordt toegepast, en alle dieren tijdens de gehele levensduur van het bestand in gelijke mate toegang hebben tot de gehele uitloopruimte, mag de bezetting per uitloopruimte op geen enkel moment meer dan één hen per 2,5 m2 bedragen;

d)

de uitloop in de openlucht mag zich niet verder uitstrekken dan 150 m van de dichtstbijgelegen uitgang van het gebouw. De uitloop mag zich tot 350 m van de dichtstbijgelegen uitgang van het gebouw uitstrekken, wanneer voldoende schuilplaatsen als bedoeld in artikel 4, lid 1, punt 3, onder b), ii), van Richtlijn 1999/74/EG gelijkmatig over de uitloopruimte verdeeld zijn, met een minimum van vier schuilplaatsen per hectare.

2.

„Scharreleieren” moeten afkomstig zijn van inrichtingen die ten minste aan de voorwaarden van artikel 4 van Richtlijn 1999/74/EG van de Raad voldoen.

3.

„Kooieieren” moeten afkomstig zijn van bedrijven die ten minste:

tot en met 31 december 2011 voldoen aan de voorschriften van artikel 5 van Richtlijn 1999/74/EG; of

voldoen aan de voorschriften van artikel 6 van Richtlijn 1999/74/EG.

4.

De lidstaten mogen afwijkingen toestaan ten aanzien van de punten 1 en 2 van deze bijlage voor bedrijven met minder dan 350 legkippen of voor vermeerderingsbedrijven van legkippen, wat betreft de verplichtingen als bedoeld in artikel 4, lid 1, punt 1, onder d), tweede zin, artikel 4, lid 1, punt 1, onder e), artikel 4, lid 1, punt 2, artikel 4, lid 1, punt 3, onder a), i), en artikel 4, lid 1, punt 3, onder b), i), van Richtlijn 1999/74/EG.


BIJLAGE III

Regio's in Finland als bedoeld in artikel 34

De provincies

Lappi,

Oulu,

de regio's Noord-Karelië en Noord-Savo van de provincie Oost-Finland,

Åland.


BIJLAGE IV

Concordantietabel als bedoeld in artikel 36

Verordening (EG) nr. 2295/2003

Deze verordening

Artikel 1

Artikel 2

Artikel 3

Artikel 5

Artikel 4

Artikel 5

Artikel 5

Artikel 2, leden 1, 2 en 3

Artikel 6

Artikel 2, lid 4

Artikel 7

Artikel 4

Artikel 8, leden 1 tot en met 4

Artikel 6

Artikel 8, lid 5

Artikel 8

Artikel 8, lid 6

Artikel 8, lid 7

Artikel 11

Artikel 9

Artikel 13

Artikel 10

Artikel 12, lid 4, onder c)

Artikel 11

Artikel 12

Artikel 14

Artikel 13, leden 1 en 3

Artikel 12

Artikel 13, lid 2

Artikel 16

Artikel 14

Artikel 15

Artikel 15

Artikel 16

Artikel 30

Artikel 17

Artikel 12

Artikel 18

Artikel 19

Artikel 18

Artikel 20

Artikel 14

Artikel 21

Artikel 19

Artikel 22

Artikel 2, lid 4

Artikel 23

Artikel 24

Artikel 20

Artikel 25, leden 1, 2 en 3

Artikel 21

Artikel 25, lid 4

Artikel 24

Artikel 26

Artikel 23

Artikel 27

Artikel 7, lid 2, en artikel 22

Artikel 28

Artikel 29

Artikel 32

Artikel 30

Artikel 31

Artikel 32

Artikel 33

Artikel 26

Artikel 34

Artikel 27

Artikel 35

Artikel 4

Artikel 36

Artikel 17

Artikel 37

Artikel 38

Artikel 36

Artikel 39

Artikel 37

BIJLAGE I

BIJLAGE II

BIJLAGE I

BIJLAGE III

BIJLAGE II

BIJLAGE IV

Artikel 15

BIJLAGE V


24.5.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 132/21


VERORDENING (EG) Nr. 558/2007 VAN DE COMMISSIE

van 23 mei 2007

betreffende de opening en de wijze van beheer van een tariefcontingent voor de invoer van jonge mannelijke mestrunderen

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1254/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector rundvlees (1), en met name op artikel 32, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Krachtens de CXL-lijst van de WTO moet de Gemeenschap een jaarlijks tariefcontingent voor de invoer van 169 000 jonge mannelijke mestrunderen openen. Als gevolg van de onderhandelingen die hebben geleid tot de Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Gemeenschap en de Verenigde Staten van Amerika in het kader van artikel XXIV, lid 6, en artikel XXVIII van de Algemene Overeenkomst inzake Tarieven en Handel (GATT) 1994 (2), die is goedgekeurd bij Besluit 2006/333/EG van de Raad (3), heeft de Gemeenschap zich er evenwel toe verbonden het aantal in dat invoercontingent opgenomen dieren aan te passen tot 24 070 en te integreren in haar lijst voor alle lidstaten.

(2)

De uitvoeringsbepalingen voor de opening en de wijze van beheer van dit invoercontingent moeten worden vastgesteld voor jaarlijkse perioden van 1 juli tot en met 30 juni van het volgende jaar.

(3)

Overeenkomstig artikel 29, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1254/1999 moet de regeling worden beheerd door middel van invoercertificaten. Het is evenwel dienstig dit contingent te beheren door in eerste instantie invoerrechten toe te kennen en in tweede instantie invoercertificaten af te geven, zoals is vastgesteld in artikel 6, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1301/2006 van de Commissie van 31 augustus 2006 houdende gemeenschappelijke voorschriften voor het beheer van door middel van een stelsel van invoercertificaten beheerde invoercontingenten voor landbouwproducten (4). Op die manier kunnen marktdeelnemers met invoerrechten in de loop van de contingentperiode beslissen wanneer zij, rekening houdend met het handelsverkeer, het best invoercertificaten aanvragen. Bij Verordening (EG) nr. 1301/2006 is de geldigheid van certificaten beperkt tot en met de laatste dag van de invoercontingentperiode.

(4)

Er dienen voorschriften betreffende de indiening van de aanvragen en de in de aanvragen en certificaten op te nemen gegevens te worden vastgesteld, zo nodig als aanvulling op of afwijking van sommige bepalingen van Verordening (EG) nr. 1445/95 van de Commissie van 26 juni 1995 houdende uitvoeringsbepalingen voor de invoer- en uitvoercertificatenregeling in de sector rundvlees en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 2377/80 (5) en Verordening (EG) nr. 1291/2000 van de Commissie van 9 juni 2000 houdende gemeenschappelijke uitvoeringsbepalingen inzake het stelsel van invoer-, uitvoer- en voorfixatiecertificaten voor landbouwproducten (6).

(5)

In Verordening (EG) nr. 1301/2006 zijn met name nadere bepalingen inzake het aanvragen van invoerrechten, de status van de aanvragers en de afgifte van invoercertificaten vastgesteld. De bepalingen van die verordening moeten met ingang van 1 juli 2007 worden toegepast op invoercertificaten die op grond van de onderhavige verordening worden afgegeven, onverminderd aanvullende bepalingen die in de onderhavige verordening zijn vastgesteld.

(6)

Om speculatie te voorkomen is het dienstig de in het kader van het contingent beschikbare hoeveelheden ter beschikking te stellen van marktdeelnemers die kunnen aantonen dat zij daadwerkelijk aanzienlijke hoeveelheden invoeren uit derde landen. Daarom en met het oog op een doelmatig beheer dient, in aanmerking genomen dat een partij van 50 dieren als een commercieel rendabele partij mag worden beschouwd, van de betrokken handelaren te worden verlangd dat zij in elke van de twee in artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1301/2006 bedoelde referentieperioden ten minste 50 dieren hebben ingevoerd. Om administratieve redenen moet de lidstaten bovendien worden toegestaan gewaarmerkte kopieën van documenten waarin de handel met derde landen wordt aangetoond, te aanvaarden.

(7)

Voorts moet, ter voorkoming van speculatie, worden bepaald dat een zekerheid voor de invoerrechten wordt gesteld, de invoercertificaten niet overdraagbaar zijn en de marktdeelnemers slechts certificaten ontvangen voor de hoeveelheden waarvoor zij invoerrechten hebben gekregen.

(8)

Om de marktdeelnemers te verplichten invoercertificaten aan te vragen voor alle toegewezen invoerrechten, moet worden bepaald dat het indienen van een certificaataanvraag voor de toegewezen hoeveelheden, met betrekking tot de zekerheid voor de invoerrechten, een primaire eis is in de zin van Verordening (EEG) nr. 2220/85 van de Commissie van 22 juli 1985 tot vaststelling van gemeenschappelijke uitvoeringsbepalingen inzake de regeling voor het stellen van zekerheden voor landbouwproducten (7).

(9)

De ervaring toont aan dat voor een deugdelijk beheer van het contingent de titularis van het certificaat een echte importeur moet zijn. Daarom moet worden verlangd dat de importeur actief deelneemt aan de aankoop, het vervoer en de invoer van de betrokken dieren. Overlegging van het bewijs van deze activiteiten moet derhalve als een primaire eis met betrekking tot de certificaatzekerheid worden beschouwd in de zin van Verordening (EEG) nr. 2220/85.

(10)

Voor de toepassing van dit tariefcontingent moet daadwerkelijk worden gecontroleerd of de ingevoerde dieren wel voor de voorgeschreven bestemming worden gebruikt. De dieren moeten daarom worden gemest in de lidstaat die de invoerrechten heeft toegekend.

(11)

Om te waarborgen dat de dieren gedurende ten minste 120 dagen in de vermelde bedrijven worden gemest, moet een zekerheid worden gesteld. Het bedrag van de zekerheid moet op de datum waarop de betrokken dieren in het vrije verkeer worden gebracht, het verschil dekken tussen het recht van het gemeenschappelijk douanetarief en het toe te passen verlaagde recht.

(12)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor rundvlees,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Voor de periode van 1 juli tot en met 30 juni van het volgende jaar (hierna „invoercontingentperiode” genoemd) wordt jaarlijks een tariefcontingent geopend voor de invoer van 24 070 jonge mannelijke runderen van GN-code 0102 90 05, 0102 90 29 of 0102 90 49, bestemd om in de Gemeenschap te worden gemest.

Dit tariefcontingent heeft het volgnummer 09.4005.

2.   Voor het in lid 1 vermelde tariefcontingent geldt een invoerrecht van 16 % ad valorem, vermeerderd met 582 EUR per ton nettogewicht.

Het in de eerste alinea vermelde recht geldt op voorwaarde dat de ingevoerde dieren gedurende ten minste 120 dagen worden gemest in de lidstaat die het invoercertificaat heeft afgegeven.

Artikel 2

1.   Het in artikel 1, lid 1, vermelde contingent wordt beheerd door in eerste instantie invoerrechten toe te kennen en in tweede instantie invoercertificaten af te geven.

2.   De Verordeningen (EG) nr. 1445/95, (EG) nr. 1291/2000 en (EG) nr. 1301/2006 zijn van toepassing, tenzij in de onderhavige verordening anders is bepaald.

Artikel 3

1.   Voor de toepassing van artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1301/2006 tonen de aanvragers aan dat zij ten minste 50 dieren van GN-code 0102 90 hebben ingevoerd tijdens elke van de in dat artikel bedoelde referentieperioden en dat zij de commerciële en logistieke verantwoordelijkheid droegen voor de aankoop, het vervoer en het in het vrije verkeer brengen van de betrokken dieren.

Het bewijs van de naleving van deze voorwaarden wordt uitsluitend geleverd aan de hand van:

a)

naar behoren door de bevoegde autoriteiten gewaarmerkte kopieën van de in artikel 5, lid 1, vermelde documenten;

b)

de originele handelsfactuur of een gewaarmerkte kopie daarvan die aan de titularis is gericht door de verkoper of diens vertegenwoordiger, beiden gevestigd in het derde land van uitvoer, en het bewijs van betaling daarvan door de titularis, of de opening door de titularis van een onherroepelijk documentair krediet ten gunste van de verkoper;

c)

het cognossement, of, in voorkomend geval, het weg- of luchtvervoersdocument voor de betrokken dieren dat op naam van de titularis is gesteld.

2.   Ondernemingen die zijn gevormd door fusie van ondernemingen met elk een referentie-invoer die in overeenstemming is met de in lid 1, eerste alinea, vermelde minimumhoeveelheid, mogen deze referentie-invoer als basis voor hun aanvraag gebruiken.

Artikel 4

1.   Aanvragen voor invoerrechten moeten uiterlijk op 1 juni vóór de betrokken jaarlijkse invoercontingentperiode worden ingediend, uiterlijk om 13.00 uur, Belgische tijd.

2.   Bij het indienen van de invoerrechtenaanvraag wordt bij de bevoegde autoriteit een zekerheid van 3 EUR per dier met betrekking tot de invoerrechten gesteld.

3.   Uiterlijk op de vijfde werkdag na de periode voor indiening van de aanvragen, om 16.00 uur, Belgische tijd, worden de totale aangevraagde hoeveelheden door de lidstaten aan de Commissie meegedeeld.

Artikel 5

1.   De invoerrechten worden toegekend van de zevende tot en met de zestiende werkdag na de in artikel 4, lid 3, bedoelde meldingstermijn.

2.   Indien de toepassing van de in artikel 7, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1301/2006 bedoelde toewijzingscoëfficiënt ertoe leidt dat minder invoerrechten kunnen worden toegewezen dan werden aangevraagd, wordt de krachtens artikel 4, lid 2, van de onderhavige verordening gestelde zekerheid onverwijld overeenkomstig vrijgegeven.

Artikel 6

1.   De hoeveelheden die in het kader van het in artikel 1, lid 1, vermelde contingent worden gegund, mogen pas na het overleggen van een invoercertificaat in het vrije verkeer worden gebracht.

2.   De invoercertificaataanvraag moet betrekking hebben op de totale toegewezen hoeveelheid. Deze verplichting geldt als een primaire eis in de zin van artikel 20, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 2220/85.

Artikel 7

1.   Invoercertificaataanvragen mogen slechts worden ingediend in de lidstaat waar de aanvrager invoerrechten in het kader van het in artikel 1, lid 1, vermelde contingent heeft aangevraagd en gekregen.

Telkens wanneer een invoercertificaat wordt afgegeven, worden de gekregen invoerrechten overeenkomstig verlaagd en de krachtens artikel 4, lid 2, gestelde zekerheid onverwijld overeenkomstig vrijgegeven.

2.   Een invoercertificaat wordt afgegeven op aanvraag en op naam van de marktdeelnemer die de invoerrechten heeft gekregen.

3.   De invoercertificaataanvraag en het invoercertificaat moeten de volgende vermeldingen bevatten:

a)

in vak 8, het land van oorsprong;

b)

in vak 16, één of meer van de volgende GN-codes: 0102 90 05, 0102 90 29 of 0102 90 49;

c)

in vak 20, het volgnummer van het contingent (09.4005) en één van de in bijlage I aangegeven vermeldingen.

Artikel 8

1.   In afwijking van artikel 9, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1291/2000 zijn de rechten die voortvloeien uit de op grond van de onderhavige verordening afgegeven invoercertificaten, niet overdraagbaar.

2.   Een invoercertificaat wordt slechts afgegeven, indien de marktdeelnemer bij het indienen van zijn aanvraag een zekerheid van 12 EUR per dier heeft gesteld.

3.   In afwijking van titel III, afdeling 4, van Verordening (EG) nr. 1291/2000 wordt de in lid 2 van het onderhavige artikel bedoelde zekerheid niet vrijgegeven tenzij overeenkomstig artikel 3, lid 1, tweede alinea, van de onderhavige verordening het bewijs is geleverd dat de titularis van het certificaat commercieel en logistiek verantwoordelijk is geweest voor de aankoop, het vervoer en het in het vrije verkeer brengen van de betrokken dieren.

Artikel 9

1.   Op het tijdstip van het in het vrije verkeer brengen moet de importeur het bewijs leveren dat:

a)

hij er zich bij de bevoegde autoriteit van de lidstaat schriftelijk toe verbonden heeft haar binnen een maand mee te delen op welke bedrijven de jonge runderen worden gemest;

b)

hij bij de bevoegde autoriteit van de lidstaat een zekerheid heeft gesteld waarvan het bedrag voor elke in aanmerking komende GN-code in bijlage II is vastgesteld. Het mesten van de ingevoerde dieren in die lidstaat gedurende ten minste 120 dagen, te rekenen vanaf de dag waarop de aangifte voor het vrije verkeer aanvaard wordt, geldt als primaire eis in de zin van artikel 20, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 2220/85.

2.   Behoudens overmacht wordt de in lid 1, onder b), bedoelde zekerheid pas vrijgegeven als aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat het bewijs is geleverd dat de jonge runderen:

a)

op de overeenkomstig lid 1 vermelde bedrijven gemest zijn;

b)

niet binnen 120 dagen na de dag van invoer zijn geslacht, of

c)

binnen die periode om gezondheidsredenen zijn geslacht of als gevolg van een ziekte of een ongeval zijn gestorven.

Nadat dit bewijs is geleverd, wordt de zekerheid onmiddellijk vrijgegeven.

Wanneer de in lid 1, onder a), bedoelde periode niet in acht is genomen, wordt de vrij te geven zekerheid evenwel verminderd met:

15 %, en met

2 % van het resterende bedrag voor elke dag waarmee de termijn is overschreden.

Het niet vrijgegeven bedrag wordt verbeurd.

3.   Als het in lid 2 bedoelde bewijs niet binnen 180 dagen na de dag van invoer wordt geleverd, wordt de zekerheid verbeurd.

Evenwel wordt, indien dat bewijs niet binnen de in de eerste alinea gestelde termijn van 180 dagen is geleverd, maar wordt overgelegd binnen zes maanden na die termijn, het verbeurde bedrag, verminderd met 15 % van het zekerheidsbedrag, terugbetaald.

Artikel 10

Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 23 mei 2007.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 160 van 26.6.1999, blz. 21. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1913/2005 (PB L 307 van 25.11.2005, blz. 2).

(2)  PB L 124 van 11.5.2006, blz. 15.

(3)  PB L 124 van 11.5.2006, blz. 13.

(4)  PB L 238 van 1.9.2006, blz. 13. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 289/2007 (PB L 78 van 17.3.2007, blz. 17).

(5)  PB L 143 van 27.6.1995, blz. 35. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1965/2006 (PB L 408 van 30.12.2006, blz. 27).

(6)  PB L 152 van 24.6.2000, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1913/2006 (PB L 365 van 21.12.2006, blz. 52).

(7)  PB L 205 van 3.8.1985, blz. 5. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1913/2006.


BIJLAGE I

In artikel 7, lid 3, onder c), bedoelde vermeldingen

:

in het Bulgaars

:

Живи мъжки животни от рода на едрия рогат добитък с живо тегло ненадвишаващо 300 кг за глава добитък, предназначени за угояване [Регламент (ЕО) № 558/2007]

:

in het Spaans

:

Bovinos machos vivos de peso vivo inferior o igual a 300 kg [Reglamento (CE) no 558/2007]

:

in het Tsjechisch

:

Živí býci s živou váhou nepřevyšující 300 kg na kus, na výkrm (Nařízení (ES) č. 558/2007)

:

in het Deens

:

Levende ungtyre til opfedning, med en levende vægt på ikke over 300 kg pr. dyr (forordning (EF) nr. 558/2007)

:

in het Duits

:

Lebende männliche Rinder mit einem Gewicht von höchstens 300 kg je Tier, zur Mast bestimmt (Verordnung (EG) Nr. 558/2007)

:

in het Ests

:

Elusad isasveised elusmassiga kuni 300 kg, nuumamiseks (määrus (EÜ) nr 558/2007)

:

in het Grieks

:

Ζώντα βοοειδή με βάρος ζώντος που δεν υπερβαίνει τα 300 kg ανά κεφαλή, προς πάχυνση [κανονισμός (ΕΚ) αριθ. 558/2007]

:

in het Engels

:

Live male bovine animals of a live weight not exceeding 300 kg per head, for fattening (Regulation (EC) No 558/2007)

:

in het Frans

:

Bovins mâles vivants d'un poids vif inférieur ou égal à 300 kg par tête, destinés à l'engraissement [règlement (CE) no 558/2007].

:

in het Italiaans

:

Bovini maschi vivi di peso vivo non superiore a 300 kg per capo, destinati all’ingrasso [regolamento (CE) n. 558/2007]

:

in het Lets

:

Jaunbuļļi nobarošanai, kuru dzīvsvars nepārsniedz 300 kg (Regula (EK) Nr. 558/2007)

:

in het Litouws

:

Penėjimui skirti gyvi vyriškos lyties galvijai, kurių vieno gyvasis svoris yra ne didesnis kaip 300 kg (Reglamentas (EB) Nr. 558/2007)

:

in het Hongaars

:

Legfeljebb 300 kg egyedi élőtömegű élő hím szarvasmarhaféle, hizlalás céljára (558/2007/EK rendelet)

:

in het Maltees

:

Annimali bovini ħajjin tas-sess maskil b'piż ħaj li ma jisboqx it-300 kg kull ras, għat-tismin (ir-Regolament (KE) Nru 558/2007)

:

in het Nederlands

:

Levende mannelijke mestrunderen met een gewicht van niet meer dan 300 kg per dier (Verordening (EG) nr. 558/2007)

:

in het Pools

:

Żywe młode byki o żywej wadze nieprzekraczającej 300 kg za sztukę bydła, opasowe (rozporządzenie (WE) nr 558/2007)

:

in het Portugees

:

Bovinos machos vivos com peso vivo inferior ou igual a 300 kg por cabeça, para engorda [Regulamento (CE) n.o 558/2007]

:

in het Roemeens

:

Masculi vii din specia bovină cu o greutate în viu mai mică sau egală cu 300 kg per cap, destinați îngrășării [Regulamentul (CE) nr. 558/2007]

:

in het Slowaaks

:

Živé býčky so živou hmotnosťou do 300 kg na kus, určené pre ďalší výkrm [nariadenie (ES) č. 558/2007]

:

in het Sloveens

:

Živo moško govedo za pitanje, katerega živa teža ne presega 300 kg na glavo (Uredba (ES) št. 558/2007)

:

in het Fins

:

Lihotettaviksi tarkoitettuja eläviä urospuolisia nautaeläimiä, elopaino enintään 300 kg/eläin (asetus (EY) N:o 558/2007)

:

in het Zweeds

:

Levande handjur av nötkreatur som väger högst 300 kg, för gödning (förordning (EG) nr 558/2007)


BIJLAGE II

Zekerheidsbedragen

Mannelijke mestrunderen

(GN-code)

Bedrag per dier (in EUR)

0102 90 05

28

0102 90 29

56

0102 90 49

105


24.5.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 132/27


VERORDENING (EG) Nr. 559/2007 VAN DE COMMISSIE

van 23 mei 2007

tot vaststelling van de toewijzingscoëfficiënt voor de afgifte van in de periode van 14 tot en met 18 mei 2007 aangevraagde certificaten voor de invoer van producten van de sector suiker in het kader van de tariefcontingenten en preferentiële overeenkomsten

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 318/2006 van de Raad van 20 februari 2006 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector suiker (1),

Gelet op Verordening (EG) nr. 950/2006 van de Commissie van 28 juni 2006 tot vaststelling, voor de verkoopseizoenen 2006/2007, 2007/2008 en 2008/2009, van de uitvoeringsbepalingen voor de invoer van producten van de sector suiker in het kader van bepaalde tariefcontingenten en preferentiële overeenkomsten (2), en met name op artikel 5, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In de week van 14 tot 18 mei 2007 zijn bij de bevoegde autoriteiten overeenkomstig Verordening (EG) nr. 950/2006 of Verordening (EG) nr. 1832/2006 van de Commissie van 13 december 2006 tot vaststelling van overgangsbepalingen in de sector suiker in verband met de toetreding van Bulgarije en Roemenië (3), invoercertificaataanvragen ingediend voor een totale hoeveelheid die gelijk is aan of groter is dan de voor volgnummer 09.4346 (2006-2007) beschikbare hoeveelheid.

(2)

In dergelijke omstandigheden dient de Commissie een toewijzingscoëfficiënt vast te stellen aan de hand waarvan naar rata van de beschikbare hoeveelheid certificaten kunnen worden afgegeven, en dient zij aan de lidstaten te melden dat de betrokken maximumhoeveelheid is bereikt,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De certificaten met betrekking tot de invoercertificaataanvragen die in de periode van 14 tot 18 mei 2007 overeenkomstig artikel 4, lid 2, van Verordening (EG) nr. 950/2006 of artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1832/2006 zijn ingediend, worden afgegeven met inachtneming van de in de bijlage bij de onderhavige verordening aangegeven maximumhoeveelheden.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 23 mei 2007.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 58 van 28.2.2006, blz. 1.

(2)  PB L 178 van 1.7.2006, blz. 1. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2006/2006 (PB L 379 van 28.12.2006, blz. 95).

(3)  PB L 354 van 14.12.2006, blz. 8.


BIJLAGE

ACS-Indiase suiker

Titel IV van Verordening (EG) nr. 950/2006

Verkoopseizoen 2006/2007

Volgnummer

Betrokken land

Te leveren percentage van de voor de week van 14 tot en met 18 mei 2007 aangevraagde hoeveelheden

Maximumhoeveelheid

09.4331

Barbados

100

 

09.4332

Belize

0

bereikt

09.4333

Ivoorkust

100

 

09.4334

Republiek Congo

100

 

09.4335

Fidji

0

bereikt

09.4336

Guyana

0

bereikt

09.4337

India

0

bereikt

09.4338

Jamaica

100

 

09.4339

Kenia

100

 

09.4340

Madagaskar

100

 

09.4341

Malawi

100

 

09.4342

Mauritius

100

 

09.4343

Mozambique

0

bereikt

09.4344

Saint Kitts en Nevis

 

09.4345

Suriname

 

09.4346

Swaziland

100

bereikt

09.4347

Tanzania

0

bereikt

09.4348

Trinidad en Tobago

100

 

09.4349

Oeganda

 

09.4350

Zambia

100

 

09.4351

Zimbabwe

100

 


ACS-Indiase suiker

Titel IV van Verordening (EG) nr. 950/2006

Verkoopseizoen 2007/2008

Volgnummer

Betrokken land

Te leveren percentage van de voor de week van 14 tot en met 18 mei 2007 aangevraagde hoeveelheden

Maximumhoeveelheid

09.4331

Barbados

 

09.4332

Belize

100

 

09.4333

Ivoorkust

 

09.4334

Republiek Congo

 

09.4335

Fidji

100

 

09.4336

Guyana

100

 

09.4337

India

100

 

09.4338

Jamaica

 

09.4339

Kenia

 

09.4340

Madagaskar

 

09.4341

Malawi

 

09.4342

Mauritius

 

09.4343

Mozambique

100

 

09.4344

Saint Kitts en Nevis

 

09.4345

Suriname

 

09.4346

Swaziland

 

09.4347

Tanzania

100

 

09.4348

Trinidad en Tobago

 

09.4349

Oeganda

 

09.4350

Zambia

 

09.4351

Zimbabwe

 


Aanvullende suiker

Titel V van Verordening (EG) nr. 950/2006

Verkoopseizoen 2006/2007

Volgnummer

Betrokken land

Te leveren percentage van de voor de week van 14 tot en met 18 mei 2007 aangevraagde hoeveelheden

Maximumhoeveelheid

09.4315

India

100

 

09.4316

Ondertekenaars van het ACS-protocol

100

 


Suiker CXL-concessies

Titel VI van Verordening (EG) nr. 950/2006

Verkoopseizoen 2006/2007

Volgnummer

Betrokken land

Te leveren percentage van de voor de week van 14 tot en met 18 mei 2007 aangevraagde hoeveelheden

Maximumhoeveelheid

09.4317

Australië

0

bereikt

09.4318

Brazilië

0

bereikt

09.4319

Cuba

0

bereikt

09.4320

Andere derde landen

0

bereikt


Balkansuiker

Titel VII van Verordening (EG) nr. 950/2006

Verkoopseizoen 2006/2007

Volgnummer

Betrokken land

Te leveren percentage van de voor de week van 14 tot en met 18 mei 2007 aangevraagde hoeveelheden

Maximumhoeveelheid

09.4324

Albanië

100

 

09.4325

Bosnië en Herzegovina

0

bereikt

09.4326

Servië, Montenegro en Kosovo

100

 

09.4327

voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië

100

 

09.4328

Kroatië

100

 


Suiker voor uitzonderlijke en voor industriële invoer

Titel VIII van Verordening (EG) nr. 950/2006

Verkoopseizoen 2006/2007

Volgnummer

Type invoer

Te leveren percentage van de voor de week van 14 tot en met 18 mei 2007 aangevraagde hoeveelheden

Maximumhoeveelheid

09.4380

Uitzonderlijke invoer

 

09.4390

Industriële invoer

100

 


Invoer van suiker in het kader van de voor Bulgarije en Roemenië geopende overgangstariefcontingenten

Hoofdstuk I, afdeling 2, van Verordening (EG) nr. 1832/2006

Verkoopseizoen 2006/2007

Volgnummer

Type invoer

Te leveren percentage van de voor de week van 14 tot en met 18 mei 2007 aangevraagde hoeveelheden

Maximumhoeveelheid

09.4365

Bulgarije

0

bereikt

09.4366

Roemenië

100

 


24.5.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 132/31


VERORDENING (EG) Nr. 560/2007 VAN DE COMMISSIE

van 23 mei 2007

houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 883/2001 tot vaststelling van de uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1493/1999 van de Raad met betrekking tot het handelsverkeer van producten van de wijnbouwsector met derde landen

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1493/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening van de wijnmarkt (1), en met name op artikel 63, lid 8,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In artikel 63, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1493/1999 is bepaald dat, voor zover dat nodig is om de uitvoer van de in artikel 1, lid 2, onder a) en b), van die verordening bedoelde producten mogelijk te maken op basis van de prijzen van deze producten in de internationale handel en binnen de grenzen die voortvloeien uit de overeenkomsten die zijn gesloten in overeenstemming met artikel 300 van het Verdrag, het verschil tussen deze prijzen en de prijzen in de Gemeenschap mag worden overbrugd door een restitutie bij de uitvoer.

(2)

Om het concurrentieverschil tussen de uitvoer van de Gemeenschap en die van derde landen te compenseren, kunnen uitvoerrestituties worden vastgesteld. De concurrentiepositie van producten die door de Gemeenschap worden uitgevoerd naar bepaalde dichtbijgelegen bestemmingen en naar derde landen die communautaire producten een preferentiële behandeling bij invoer geven, is momenteel bijzonder gunstig. De uitvoerrestituties voor dergelijke bestemmingen moeten daarom worden afgeschaft.

(3)

Verordening (EG) nr. 883/2001 van de Commissie (2) moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(4)

De in deze verordening vastgestelde maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor wijn,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 883/2001 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 23 mei 2007.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 179 van 14.7.1999, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1791/2006 (PB L 363 van 20.12.2006, blz. 1).

(2)  PB L 128 van 10.5.2001, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2016/2006 (PB L 384 van 29.12.2006, blz. 38).


BIJLAGE

In bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 883/2001 wordt de tekst van de rubrieken „zone 3” en „zone 4” vervangen door:

„Zone 3: Oost-Europa en landen van het Gemenebest van onafhankelijke staten

Armenië, Azerbeidzjan, Wit-Rusland, Georgië, Kazachstan, Kirgizstan, Moldavië, Rusland, Tadzjikistan, Turkmenistan, Oekraïne, Oezbekistan.

Zone 4: West-Europa

IJsland, Noorwegen”.


II Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie niet verplicht is

BESLUITEN/BESCHIKKINGEN

Raad

24.5.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 132/33


BESLUIT VAN DE RAAD

van 7 mei 2007

houdende benoeming van een Lets lid en van twee Letse plaatsvervangers van het Comité van de Regio’s

(2007/350/EG)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 263,

Gezien de voordrachten van de Letse regering,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 24 januari 2006 heeft de Raad Besluit 2006/116/EG (1) aangenomen houdende benoeming van de leden en plaatsvervangers van het Comité van de Regio’s voor de periode van 26 januari 2006 tot en met 25 januari 2010.

(2)

Door het verstrijken van de ambtstermijn van de heer Uldis AUGULIS, lid, is in het Comité van de Regio’s een zetel van lid vrijgekomen. Door de benoeming van de heer Aleksandrs LIELMEŽS tot lid is in het Comité van de Regio’s een zetel van plaatsvervanger vrijgekomen. Door het verstrijken van de ambtstermijn van de heer Gunārs LAICĀNS, is in het Comité van de Regio’s een zetel van plaatsvervanger vrijgekomen,

BESLUIT:

Artikel 1

In het Comité van de Regio’s worden de volgende personen voor de verdere duur van de ambtstermijn, dit wil zeggen tot en met 25 januari 2010, benoemd:

a)

tot lid:

de heer Aleksandrs LIELMEŽS, ter vervanging van de heer Uldis AUGULIS;

en

b)

tot plaatsvervanger:

mevrouw Ligita GINTERE, Chairman of Jaunpils Local Municipality, ter vervanging van de heer Aleksandrs LIELMEŽS, die tot lid is benoemd;

de heer Jānis NEIMANIS, Chairman of Grobiņa Town Municipality, ter vervanging van de heer Gunārs LAICĀNS.

Artikel 2

Dit besluit wordt van kracht op de dag waarop het wordt aangenomen.

Gedaan te Brussel, 7 mei 2007.

Voor de Raad

De voorzitter

H. SEEHOFER


(1)  PB L 56 van 25.2.2006, blz. 75.


24.5.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 132/34


BESLUIT VAN DE RAAD

van 7 mei 2007

houdende benoeming van een Oostenrijks plaatsvervanger van het Comité van de Regio’s

(2007/351/EG)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 263,

Gezien de voordracht van de Oostenrijkse regering,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 24 januari 2006 heeft de Raad Besluit 2006/116/EG aangenomen houdende benoeming van de leden en plaatsvervangers van het Comité van de Regio’s voor de periode van 26 januari 2006 tot en met 25 januari 2010 (1).

(2)

In het Comité van de Regio’s is als gevolg van het verstrijken van de ambtstermijn van de heer Andreas SCHIEDER een zetel van een plaatsvervanger vrijgekomen,

BESLUIT:

Artikel 1

Mevrouw Elisabeth VITOUCH, Gemeinderätin der Stadt Wien, wordt voor het resterende deel van de ambtstermijn, dat wil zeggen tot en met 25 januari 2010, als plaatsvervanger in het Comité van de Regio’s benoemd, ter vervanging van de heer Andreas SCHIEDER.

Artikel 2

Dit besluit wordt van kracht op de dag waarop het wordt aangenomen.

Gedaan te Brussel, 7 mei 2007.

Voor de Raad

De voorzitter

H. SEEHOFER


(1)  PB L 56 van 25.2.2006, blz. 75.


24.5.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 132/35


BESLUIT VAN DE RAAD

van 14 mei 2007

houdende de benoeming van een adjunct-directeur van Europol

(2007/352/EG)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op de Overeenkomst tot oprichting van een Europese politiedienst (Europolovereenkomst) (1), en met name op artikel 29, lid 2,

Handelend als het gezag dat bevoegd is tot aanstelling van de adjunct-directeur van Europol,

Gezien het advies van de Raad van bestuur,

OVERWEGENDE HETGEEN VOLGT:

(1)

Wegens het verstrijken van de ambtstermijn van een adjunct-directeur van Europol, dient er een adjunct-directeur te worden benoemd.

(2)

Het statuut voor de personeelsleden van Europol (2), met name aanhangsel 8, bevat specifieke bepalingen inzake de procedure voor de selectie van de directeur of een adjunct-directeur van Europol.

(3)

De Raad van bestuur heeft de Raad een eerste selectie van geschikte kandidaten voorgelegd, samen met het volledige dossier van elk van deze kandidaten en de volledige kandidatenlijst.

(4)

Op basis van alle door de Raad van bestuur verstrekte informatie ter zake wenst de Raad de kandidaat te benoemen die volgens hem voldoet aan alle eisen voor het opvullen van de vacante post van adjunct-directeur,

BESLUIT:

Artikel 1

De heer Eugenio ORLANDI wordt hierbij benoemd tot adjunct-directeur van Europol voor de periode van 1 augustus 2007 tot en met 31 juli 2011.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de dag van zijn aanneming.

Het wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 14 mei 2007.

Voor de Raad

De voorzitter

F.-W. STEINMEIER


(1)  PB C 316 van 27.11.1995, blz. 2.

(2)  Zie besluit van de Raad van 3 december 1998 houdende vaststelling van het statuut voor de personeelsleden van Europol (PB C 26 van 30.1.1999, blz. 23), als gewijzigd bij besluit van de Raad van 19 december 2002 (PB C 24 van 31.1.2003, blz. 1).


IV Andere besluiten

EUROPESE ECONOMISCHE RUIMTE

24.5.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 132/36


BESLUIT VAN DE TOEZICHTHOUDENDE AUTORITEIT VAN DE EVA

Nr. 394/06/COL

van 13 december 2006

tot goedkeuring van de door Noorwegen ingediende bijgewerkte regeling voor de verwijdering van alle vis in met infectieuze zalmanemie besmette Noorse bedrijven

DE TOEZICHTHOUDENDE AUTORITEIT VAN DE EVA,

GELET OP de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (hierna „EER-overeenkomst” genoemd), en met name op artikel 109, en Protocol 1,

GELET OP de Overeenkomst tussen de EVA-staten betreffende de oprichting van een Toezichthoudende Autoriteit en een Hof van Justitie, en met name op artikel 5, lid 2, onder d), en Protocol 1,

GELET OP het in punt 3.1.7 in hoofdstuk I van bijlage I bij de EER-overeenkomst bedoelde besluit, Richtlijn 93/53/EEG van de Raad van 24 juni 1993 tot vaststelling van minimale communautaire maatregelen voor de bestrijding van bepaalde visziekten, als gewijzigd en aangepast bij Protocol 1 bij de EER-overeenkomst, en met name op artikel 6, onder a), eerste streepje, van dat besluit,

GELET OP Besluit nr. 196/04/COL van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA van 14 juli 2004 waarbij aan het lid met bijzondere verantwoordelijkheid voor het vrije verkeer van goederen de bevoegdheid wordt verleend bepaalde besluiten en maatregelen te nemen, en met name op punt 1,

OVERWEGENDE dat artikel 6, onder a), eerste streepje, van het besluit stelt dat, teneinde een uitbraak van infectieuze zalmanemie te bestrijden, alle vis in een besmet bedrijf moet worden verwijderd volgens een regeling die wordt opgesteld door de officiële dienst en goedgekeurd door de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA (hierna „Autoriteit” genoemd),

OVERWEGENDE dat het in punt 3.2.29 in hoofdstuk I van bijlage I bij de EER-overeenkomst bedoelde besluit, Beschikking 2003/466/EG van de Commissie van 13 juni 2003 tot vaststelling van de criteria voor de indeling in gebieden en het officiële toezicht naar aanleiding van de vermoedelijke of de bevestigde aanwezigheid van infectieuze zalmanemie (ISA), de bemonsteringsschema’s en diagnostische methoden vaststelt voor de opsporing en bevestiging van infectieuze zalmanemie, evenals criteria voor de indeling in gebieden en het officiële toezicht naar aanleiding van de vermoedelijke of de bevestigde aanwezigheid van ISA,

OVERWEGENDE dat de Autoriteit met haar Besluit nr. 226/04/COL van 9 september 2004 het door Noorwegen ingediende programma voor de verwijdering van alle vis uit met ISA besmette Noorse bedrijven, heeft goedgekeurd,

OVERWEGENDE dat Noorwegen in een brief van 21 maart 2006 aan de Autoriteit om de goedkeuring verzocht van bepaalde wijzigingen van de regeling tot verwijdering van alle vis in met infectieuze zalmanemie besmette bedrijven in Noorwegen, zoals goedgekeurd door Besluit nr. 226/04/COL van de Autoriteit van 9 september 2004,

OVERWEGENDE dat de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA, in nauwe samenwerking met de Europese Commissie, de door Noorwegen ingediende bijgewerkte regeling heeft onderzocht in het licht van de huidige stand van de wetenschappelijke en technische kennis,

OVERWEGENDE dat de vis op zodanige wijze wordt verwijderd dat de verdere verspreiding van de ziekte naar andere bedrijven en naar de natuurlijke populatie die vatbaar is voor deze infectie, wordt vermeden,

OVERWEGENDE dat de verwijdering van de vis moet gebeuren op basis van een analyse per geval van het risico op verdere verspreiding van de ziekte, zoals de ernst van de uitbraak en andere omstandigheden die de risico's kunnen beïnvloeden, en dat daarbij rekening moet worden gehouden met de praktijkervaring en wetenschappelijke gegevens die momenteel voor handen zijn,

OVERWEGENDE dat uit het onderzoek blijkt dat de voorgestelde wijzigingen aan de Noorse regeling voldoen aan de vereisten voor een dergelijke regeling en dat deze derhalve moeten worden goedgekeurd,

OVERWEGENDE dat de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA bij Besluit nr. 314/06/COL de zaak heeft voorgelegd aan het Veterinair Comité van de EVA, dat de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA bijstaat,

OVERWEGENDE dat, zoals voorgesteld door het Veterinair Comité van de EVA, dat de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA bijstaat, en teneinde de rechtszekerheid te garanderen, aan dit besluit een nieuw punt moet worden toegevoegd waarin wordt vastgesteld dat Besluit nr. 226/04/COL van de Autoriteit van 9 september 2004 wordt ingetrokken,

OVERWEGENDE dat de maatregelen waarin dit besluit voorziet, in overeenstemming zijn met het advies van het Veterinair comité van de EVA, dat de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA bijstaat,

BESLUIT:

1)

De door Noorwegen ingediende bijgewerkte regeling voor de verwijdering van alle vis uit met infectieuze zalmanemie (ISA) besmette Noorse bedrijven, wordt goedgekeurd.

2)

Besluit nr. 226/04/COL van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA van 9 september 2004 houdende goedkeuring van de door Noorwegen ingediende regeling tot verwijdering van alle vis in met infectieuze zalmanemie (ISA) besmette bedrijven in Noorwegen, wordt ingetrokken.

3)

Dit besluit treedt in werking op 13 december 2006.

4)

Dit besluit is gericht tot Noorwegen.

5)

Van dit besluit is de tekst in de Engelse taal authentiek.

Gedaan te Brussel, 13 december 2006.

Voor de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA

Kristján Andri STEFÁNSSON

Lid van het College

Niels FENGER

Directeur


24.5.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 132/38


BESLUIT VAN DE TOEZICHTHOUDENDE AUTORITEIT VAN DE EVA

Nr. 28/07/COL

van 19 februari 2007

waarbij de rundveebeslagen van Noorwegen officieel vrij van tuberculose, brucellose en enzoötische boviene leukose worden verklaard

DE TOEZICHTHOUDENDE AUTORITEIT VAN DE EVA,

GELET OP de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (hierna „EER-overeenkomst” genoemd), en met name op artikel 109, en Protocol 1,

GELET OP de Overeenkomst tussen de EVA-staten betreffende de oprichting van een Toezichthoudende Autoriteit en een Hof van Justitie, en met name op artikel 5, lid 2, onder d), en Protocol 1,

GELET OP het in hoofdstuk I, punt 4.1.1, van bijlage I bij de EER-overeenkomst bedoelde besluit, Richtlijn 64/432/EEG van de Raad van 26 juni 1964 inzake veterinairrechtelijke vraagstukken op het gebied van het intracommunautaire handelsverkeer in runderen en varkens (1), gewijzigd en aangepast aan de EER-overeenkomst bij Protocol 1 daarvan, en met name op bijlage A, deel I, punt 4, bijlage A, deel II, punt 7 en bijlage D, hoofdstuk I, deel E, van dat besluit,

GELET OP Besluit nr. 24/07/COL van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA van 14 februari 2007, waarbij het bevoegde lid van het College wordt gelast het besluit waarbij de rundveebeslagen van Noorwegen officieel vrij van tuberculose, brucellose en enzoötische boviene leukose worden verklaard, goed te keuren indien het ontwerp-besluit in overeenstemming is met het advies van het Veterinair Comité van de EVA,

OVERWEGENDE dat in Richtlijn 64/432/EEG is bepaald dat de rundveebeslagen van EVA-staten of delen of gebieden ervan officieel vrij van tuberculose, brucellose en enzoötische boviene leukose kunnen worden verklaard mits aan bepaalde voorwaarden van die richtlijn wordt voldaan,

OVERWEGENDE dat Noorwegen bij brief van 29 juni 2004 overeenkomstig bijlage D, hoofdstuk I, E, en artikel 8 van Richtlijn 64/432/EEG de vereiste documenten betreffende enzoötische boviene leukose bij de Autoriteit heeft ingediend,

OVERWEGENDE dat Noorwegen bij brieven van 14 februari 2005, 13 december 2005 en 26 oktober 2006 geactualiseerde informatie betreffende enzoötische boviene leukose bij de Autoriteit heeft ingediend zoals deze had gevraagd na besprekingen met de Europese Commissie,

OVERWEGENDE dat de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA in nauwe samenwerking met de Europese Commissie alle door Noorwegen overgelegde documenten heeft onderzocht en dat uit dit onderzoek blijkt dat het inzake enzoötische boviene leukose door Noorwegen ingediende programma aan alle desbetreffende voorwaarden van Richtlijn 64/432/EEG voldoet,

OVERWEGENDE dat het derhalve dienstig is Noorwegen officieel vrij van enzoötische boviene leukose te verklaren,

OVERWEGENDE dat bij Besluiten nr. 66/94/COL en nr. 67/94/COL van 27 juni 1994 de rundveebeslagen van Noorwegen vrij van tuberculose en brucellose werden verklaard mits aan sommige voorwaarden was voldaan,

OVERWEGENDE dat Besluiten nr. 66/94/COL en nr. 67/94/COL zijn vervangen door respectievelijk Besluiten nr. 227/96/COL en nr. 225/96/COL van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA van 4 december 1996,

OVERWEGENDE dat het ter wille van de duidelijkheid dienstig is de status van de rundveebeslagen van Noorwegen met betrekking tot tuberculose, brucellose en enzoötische boviene leukosein in één besluit vast te stellen,

OVERWEGENDE dat Besluiten nr. 227/96/COL en nr. 225/96/COL van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA daarom door dit besluit dienen te worden vervangen,

OVERWEGENDE dat de maatregelen waarin dit besluit voorziet in overeenstemming zijn met het advies van het Veterinair Comité van de EVA dat de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA bijstaat,

BESLUIT:

1)

De rundveebeslagen van Noorwegen worden overeenkomstig Richtlijn 64/432/EEG officieel vrij van tuberculose, brucellose en enzoötische boviene leukose verklaard.

2)

Dit besluit is gericht tot Noorwegen.

3)

Overeenkomstig artikel 109, lid 2, van de EER-overeenkomst stelt de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA de Europese Commissie in kennis van dit besluit en alle wijzigingen daarvan.

4)

Besluiten nr. 227/96/COL en nr. 225/96/COL van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA van 4 december 1996 worden hierbij vervangen.

5)

Dit besluit treedt in werking op 19 februari 2007.

6)

Van dit besluit is de tekst in de Engelse taal authentiek.

Gedaan te Brussel, 19 februari 2007.

Voor de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA

Bjørn T. GRYDELAND

Voorzitter

Niels FENGER

Directeur


(1)  PB 121 van 29.7.1964, blz. 1977/64.


24.5.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 132/40


BESLUIT VAN DE TOEZICHTHOUDENDE AUTORITEIT VAN DE EVA

Nr. 29/07/COL

van 19 februari 2007

tot goedkeuring van het door Noorwegen ingediende programma voor de preventieve vaccinatie van vogels in dierentuinen tegen hoogpathogene aviaire influenza

DE TOEZICHTHOUDENDE AUTORITEIT VAN DE EVA,

GELET OP de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, en met name op artikel 109 en Protocol 1,

GELET OP de Overeenkomst tussen de EVA-staten betreffende de oprichting van een Toezichthoudende Autoriteit en een Hof van Justitie, en met name op artikel 5, lid 2, onder d), en Protocol 1,

GELET OP het in punt 3.1.5a van hoofdstuk I van bijlage I bij de EER-overeenkomst bedoelde besluit, Richtlijn 2005/94/EG van de Raad van 20 december 2005 betreffende communautaire maatregelen ter bestrijding van aviaire influenza en tot intrekking van Richtlijn 92/40/EEG (1), zoals aangepast aan de EER-overeenkomst bij Protocol 1, en met name op artikel 56, lid 2, en artikel 57, lid 2,

GELET OP het besluit dat op Noorwegen van toepassing is ingevolge de procedures bedoeld in artikel 3, onder b), van het inleidend gedeelte van hoofdstuk I van bijlage I bij de EER-overeenkomst, Beschikking 2006/474/EG van de Commissie van 6 juli 2006 tot vaststelling van maatregelen ter preventie van de verspreiding van hoogpathogene aviaire influenza, veroorzaakt door influenza A-virus subtype H5N1, naar vogels in dierentuinen en officieel erkende instellingen, instituten of centra in de lidstaten en tot intrekking van Beschikking 2005/744/EG (2),

GELET OP Besluit nr. 22/07/COL van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA van 14 februari 2007, waarbij het bevoegde lid van het College wordt gelast het besluit goed te keuren indien het ontwerp-besluit in overeenstemming is met het advies van het Veterinair Comité van de EVA,

OVERWEGENDE dat aviaire influenza een besmettelijke virale ziekte bij pluimvee en vogels is, die leidt tot sterfte en anomalieën die snel de vorm van een epizoötie kunnen aannemen en daardoor een ernstige bedreiging vormen voor de dier- en de volksgezondheid en voor de rentabiliteit van de pluimveehouderij,

OVERWEGENDE dat, aangezien vogels in dierentuinen en officieel erkende instellingen, instituten en centra opgesloten zijn en in de regel dus niet in contact komen met pluimvee of andere in gevangenschap levende vogels, zij voor die dieren geen besmettingsgevaar vormen en preventieve vaccinatie van die vogels een passende aanvullende preventiemaatregel kan zijn, gezien de waarde van dierentuinvogels,

OVERWEGENDE dat Richtlijn 2005/94/EG voorschriften bevat voor het invoeren van preventieve vaccinatie tegen aviaire influenza van onder andere in gevangenschap levende vogels, zoals vogels in dierentuinen, en erin voorziet dat de EER-EVA-staten bij de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA hun programma’s voor preventieve vaccinatie voor pluimvee of andere in gevangenschap levende vogels ter goedkeuring indienen,

OVERWEGENDE dat Beschikking 2006/474/EG bepaalde vereisten vaststelt met betrekking tot bioveiligheidsmaatregelen ter preventie van hoogpathogene aviaire influenza, veroorzaakt door influenza A-virus subtype H5N1, bij vogels in dierentuinen en officieel erkende instellingen, instituten en centra in de EER-EVA-staten, om de in het wild levende dieren te beschermen en de biologische diversiteit in stand te houden,

OVERWEGENDE dat Beschikking 2006/474/EG ook regels vaststelt betreffende preventieve vaccinatie van vogels in dierentuinen en officieel erkende instellingen, instituten en centra die de EER-EVA-staten moeten naleven, als zij het gepast vinden dergelijke vogels te vaccineren, en erin voorziet dat EER-EVA-staten bij de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA hun programma’s voor de vaccinatie van vogels in dierentuinen indienen,

OVERWEGENDE dat de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA, in nauwe samenwerking met de Europese Commissie, de door Noorwegen ingediende programma’s voor preventieve vaccinatie tegen aviaire influenza heeft bestudeerd, in overeenstemming met Richtlijn 2005/94/EG en Beschikking 2006/474/EG en het derhalve gepast is in goedkeuring daarvan te voorzien,

OVERWEGENDE dat de maatregelen waarin dit besluit voorziet in overeenstemming zijn met het advies van het Veterinair Comité van de EVA, dat de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA bijstaat,

BESLUIT:

1)

Het op 15 mei 2006 door Noorwegen ingediende programma voor de preventieve vaccinatie van vogels in dierentuinen tegen hoogpathogene aviaire influenza in overeenstemming met artikel 56, lid 2, van Richtlijn 2005/94/EG en artikel 4 van Beschikking 2006/474/EG is hierbij goedgekeurd.

2)

Overeenkomstig artikel 109, lid 2, van de EER-overeenkomst zendt de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA het door Noorwegen ingediende programma voor preventieve vaccinatie en alle wijzigingen daarvan toe aan de Europese Commissie.

3)

Dit besluit treedt in werking op 19 februari 2007.

4)

Van dit besluit is de tekst in de Engelse taal authentiek.

Gedaan te Brussel, 19 februari 2007.

Voor de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA

Bjørn T. GRYDELAND

Voorzitter

Niels FENGER

Directeur


(1)  PB L 10 van 14.1.2006, blz. 16.

(2)  PB L 187 van 8.7.2006, blz. 37.


24.5.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 132/42


BESLUIT VAN DE TOEZICHTHOUDENDE AUTORITEIT VAN DE EVA

Nr. 30/07/COL

van 19 februari 2007

betreffende het nationaal scrapiebestrijdingsprogramma van Noorwegen en aanvullende garanties inzake intracommunautaire handel en invoer in Noorwegen

DE TOEZICHTHOUDENDE AUTORITEIT VAN DE EVA,

GELET OP de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (EER), en met name op artikel 109 en Protocol 1,

GELET OP de Overeenkomst tussen de EVA-staten betreffende de oprichting van een Toezichthoudende Autoriteit en een Hof van Justitie, en met name op artikel 5, lid 2, onder d), en Protocol 1,

GELET OP het in punt 7.1.12 in hoofdstuk I van bijlage I bij de EER-overeenkomst bedoelde besluit, Verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 houdende vaststelling van voorschriften inzake preventie, bestrijding en uitroeiing van bepaalde overdraagbare spongiforme encefalopathieën (1), zoals gewijzigd en aangepast aan de EER-overeenkomst bij Protocol 1,

GELET OP het in punt 7.2.27 in hoofdstuk I van bijlage I bij de EER-overeenkomst bedoelde besluit, Verordening (EG) nr. 546/2006 van de Commissie van 31 maart 2006 ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft nationale scrapiebestrijdingsprogramma's en aanvullende garanties, tot afwijking van bepaalde voorschriften van Beschikking 2003/100/EG en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1874/2003 (2), zoals aangepast aan de EER-overeenkomst bij Protocol 1,

GELET OP Besluit nr. 21/07/COL van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA van 14 februari 2007, waarbij het bevoegde lid van het College wordt opgedragen het Besluit betreffende het nationaal scrapiebestrijdingsprogramma van Noorwegen en aanvullende garanties inzake intracommunautaire handel en import in Noorwegen aan te nemen als het ontwerp-besluit in overeenstemming is met het advies van het Veterinair Comité van de EVA,

OVERWEGENDE dat Verordening (EG) nr. 999/2001 voorziet in de goedkeuring van de nationale scrapiebestrijdingsprogramma's van de EER-EVA-staten indien die programma's voldoen aan bepaalde criteria die in bovenstaande verordening zijn vastgelegd,

OVERWEGENDE dat Verordening (EG) nr. 546/2006 voorziet in aanvullende garanties in intracommunautair verkeer en officiële verplaatsingsbeperkingen voor bedrijven die schapen of geiten houden, bestemd voor de EER-EVA-staten wiens nationale scrapiebestrijdingsprogramma’s werden goedgekeurd door de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA,

OVERWEGENDE dat Noorwegen per brief van 14 februari 2006 een nationaal scrapiebestrijdingsprogramma heeft ingediend bij de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA en er op 20 november 2006, naar aanleiding van overleg tijdens de pakketvergadering in Oslo, bepaalde wijzigingen aan dat programma evenals gedetailleerde informatie ter verduidelijking van de omvang van het programma, werden ingediend bij de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA,

OVERWEGENDE dat de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA, in nauwe samenwerking met de Europese Commissie, het voorgestelde Noorse scrapiebestrijdingsprogramma heeft bestudeerd en dat deze studie aantoont dat het Noorse programma voldoet aan de vereisten tot goedkeuring,

OVERWEGENDE dat het bijgevolg aangewezen is het nationaal scrapiebestrijdingsprogramma dat werd ingediend door Noorwegen, goed te keuren in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 999/2001 en Verordening (EG) nr. 546/2006,

OVERWEGENDE dat de maatregelen waarin dit besluit voorziet, in overeenstemming zijn met het advies van het Veterinair Comité van de EVA, dat de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA bijstaat,

BESLUIT:

1)

Het Noorse nationale scrapiebestrijdingsprogramma en de aanvullende garanties inzake intracommunautaire handel en invoer in Noorwegen, ingediend op 14 februari 2006 en op 20 november 2006, worden goedgekeurd.

2)

Overeenkomstig artikel 109, lid 2, van de EER-overeenkomst, zendt de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA het nationale scrapiebestrijdingsprogramma van Noorwegen en de aanvullende garanties inzake intracommunautaire handel en invoer in Noorwegen, en alle wijzigingen hiervan, toe aan de Europese Commissie.

3)

Dit besluit treedt in werking op 19 februari 2007.

4)

Van dit besluit is de tekst in de Engelse taal authentiek.

Gedaan te Brussel, 19 februari 2007.

Voor de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA

Bjørn T. GRYDELAND

Voorzitter

Niels FENGER

Directeur


(1)  PB L 147 van 31.5.2001, blz. 1.

(2)  PB L 94 van 1.4.2006, blz. 28.