ISSN 1725-2598

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 90

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

50e jaargang
30 maart 2007


Inhoud

 

I   Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie verplicht is

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Verordening (EG, Euratom) nr. 337/2007 van de Raad van 27 maart 2007 tot aanpassing, met ingang van 1 januari 2007, van de vergoeding van dienstreizen in Bulgarije en Roemenië voor ambtenaren en andere personeelsleden van de Europese Gemeenschappen

1

 

 

Verordening (EG) nr. 338/2007 van de Commissie van 29 maart 2007 tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

3

 

 

Verordening (EG) nr. 339/2007 van de Commissie van 29 maart 2007 houdende vaststelling van de restituties die van toepassing zijn op bepaalde zuivelproducten, uitgevoerd in de vorm van goederen die niet onder bijlage I bij het Verdrag vallen

5

 

 

Verordening (EG) nr. 340/2007 van de Commissie van 29 maart 2007 houdende vaststelling van de restituties die van toepassing zijn op bepaalde graan- en rijstproducten, uitgevoerd in de vorm van goederen die niet onder bijlage I bij het Verdrag vallen

8

 

*

Verordening (EG) nr. 341/2007 van de Commissie van 29 maart 2007 houdende opening en vaststelling van de wijze van beheer van tariefcontingenten en instelling van een stelsel van invoercertificaten en certificaten van oorsprong voor uit derde landen ingevoerde knoflook en bepaalde andere landbouwproducten

12

 

*

Verordening (EG) nr. 342/2007 van de Commissie van 29 maart 2007 houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 489/2005 met betrekking tot de vaststelling van de interventiecentra en de overname van padie door de interventiebureaus, in verband met de toetreding van Bulgarije en Roemenië tot de Europese Unie

23

 

 

Verordening (EG) nr. 343/2007 van de Commissie van 29 maart 2007 tot vaststelling van de restituties bij uitvoer van witte en ruwe suiker in onveranderde vorm

26

 

 

Verordening (EG) nr. 344/2007 van de Commissie van 29 maart 2007 tot vaststelling van de restituties bij uitvoer van stropen en bepaalde andere producten van de suikersector in ongewijzigde staat

28

 

 

Verordening (EG) nr. 345/2007 van de Commissie van 29 maart 2007 tot vaststelling van de maximumrestitutie bij uitvoer van witte suiker in het kader van de in Verordening (EG) nr. 958/2006 bedoelde permanente inschrijving

30

 

 

Verordening (EG) nr. 346/2007 van de Commissie van 29 maart 2007 tot vaststelling van de restituties bij uitvoer in de sector melk en zuivelproducten

31

 

 

Verordening (EG) nr. 347/2007 van de Commissie van 29 maart 2007 tot vaststelling van de maximumuitvoerrestitutie voor boter in het kader van de permanente inschrijving van Verordening (EG) nr. 581/2004

35

 

 

Verordening (EG) nr. 348/2007 van de Commissie van 29 maart 2007 tot vaststelling van de restituties bij uitvoer van op basis van granen en rijst verwerkte producten

37

 

 

Verordening (EG) nr. 349/2007 van de Commissie van 29 maart 2007 tot vaststelling van de restituties bij uitvoer voor mengvoeders op basis van granen

40

 

 

Verordening (EG) nr. 350/2007 van de Commissie van 29 maart 2007 tot vaststelling van de restituties bij de productie in de sector granen

42

 

 

Verordening (EG) nr. 351/2007 van de Commissie van 29 maart 2007 met betrekking tot de afgifte van invoercertificaten voor olijfolie in het kader van het tariefcontigent voor Tunesië

43

 

 

Verordening (EG) nr. 352/2007 van de Commissie van 29 maart 2007 tot vaststelling van de maximumrestitutie bij uitvoer van witte suiker in het kader van de in Verordening (EG) nr. 38/2007 bedoelde permanente inschrijving

44

 

 

Verordening (EG) nr. 353/2007 van de Commissie van 29 maart 2007 houdende vaststelling van de restituties die van toepassing zijn op bepaalde producten van de sector suiker, uitgevoerd in de vorm van goederen die niet onder bijlage I bij het Verdrag vallen

45

 

 

Verordening (EG) nr. 354/2007 van de Commissie van 29 maart 2007 houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 195/2007 tot opening van de boteraankopen in sommige lidstaten voor de periode van 1 maart tot en met 31 augustus 2007

47

 

 

Verordening (EG) nr. 355/2007 van de Commissie van 29 maart 2007 tot vaststelling van de restituties bij uitvoer voor granen en meel, gries en griesmeel van tarwe of van rogge

48

 

 

Verordening (EG) nr. 356/2007 van de Commissie van 29 maart 2007 tot vaststelling van het op de restitutie voor granen toe te passen correctiebedrag

50

 

 

Verordening (EG) nr. 357/2007 van de Commissie van 29 maart 2007 tot vaststelling van de restituties bij uitvoer voor mout

52

 

 

Verordening (EG) nr. 358/2007 van de Commissie van 29 maart 2007 tot vaststelling van het op de restitutie voor mout toe te passen correctiebedrag

54

 

 

Verordening (EG) nr. 359/2007 van de Commissie van 29 maart 2007 tot vaststelling van de restituties die gelden voor de in het kader van communautaire en nationale voedselhulpacties geleverde producten van de sectoren granen en rijst

56

 

 

II   Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie niet verplicht is

 

 

BESLUITEN/BESCHIKKINGEN

 

 

Raad

 

 

2007/198/Euratom

 

*

Beschikking van de Raad van 27 maart 2007 tot oprichting van de Europese gemeenschappelijke onderneming voor ITER en de ontwikkeling van fusie-energie van gunsten daaraan

58

 

 

Commissie

 

 

2007/199/EG

 

*

Beschikking van de Commissie van 6 december 2006 betreffende de door België ten uitvoer gelegde steunregeling voor onderzoek en ontwikkeling in de luchtvaartindustrie (Kennisgeving geschied onder nummer C(2006) 5792)  ( 1 )

73

 

 

2007/200/EG

 

*

Beschikking van de Commissie van 6 december 2006 betreffende een door België ten uitvoer gelegde steunmaatregel ten gunste van Techspace Aero (Kennisgeving geschied onder nummer C(2006) 5799)  ( 1 )

79

 

 

2007/201/EG

 

*

Beschikking van de Commissie van 27 maart 2007 tot wijziging van Beschikking 2002/757/EG houdende voorlopige fytosanitaire noodmaatregelen om het binnenbrengen en de verspreiding in de Gemeenschap van Phytophthora ramorum Werres, De Cock & Man in 't Veld sp. nov. te voorkomen (Kennisgeving geschied onder nummer C(2007) 1292)

83

 

 

2007/202/EG

 

*

Beschikking van de Commissie van 27 maart 2007 tot wijziging van aanhangsel B van bijlage XII bij de Toetredingsakte van 2003 wat betreft bepaalde inrichtingen in de vlees-, de vis- en de melksector in Polen (Kennisgeving geschied onder nummer C(2007) 1305)  ( 1 )

86

 

 

OVEREENKOMSTEN

 

 

Raad

 

*

Informatie betreffende de inwerkingtreding van de Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Gemeenschap en de Volksrepubliek China uit hoofde van artikel XXIV, lid 6, en artikel XXVIII van de GATT 1994

92

 

*

Informatie betreffende de inwerkingtreding van de Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Gemeenschap en het afzonderlijk douanegebied van Taiwan, Penghu, Kinmen en Matsu overeenkomstig artikel XXIV, lid 6, en artikel XXVIII van de GATT 1994

92

 

*

Informatie betreffende de inwerkingtreding van de overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Gemeenschap en Maleisië overeenkomstig artikel XXIV, lid 6, en artikel XXVIII van de GATT 1994

92

 

*

Informatie betreffende de inwerkingtreding van de Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Gemeenschap en de Argentijnse Republiek betreffende de wijziging van de concessies die zijn vervat in de lijsten van verbintenissen van de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek, in verband met hun toetreding tot de Europese Gemeenschap

92

 

*

Informatie betreffende de inwerkingtreding van de Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Gemeenschap en Brazilië betreffende de wijziging van de concessies die vervat zijn in de lijsten van verbintenissen van de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek, in verband met hun toetreding tot de Europese Gemeenschap

93

 

*

Informatie betreffende de inwerkingtreding van de Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Gemeenschap en Uruguay betreffende de wijziging van de concessies die vervat zijn in de lijsten van verbintenissen van de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek, in verband met hun toetreding tot de Europese Gemeenschap

93

 

 

III   Besluiten op grond van het EU-Verdrag

 

 

BESLUITEN OP GROND VAN TITEL V VAN HET EU-VERDRAG

 

*

Gemeenschappelijk Optreden 2007/203/GBVB van de Raad van 27 maart 2007 houdende verlenging van het mandaat van het EU-team dat moet bijdragen tot de vestiging van een eventuele internationale civiele missie in Kosovo, waaronder begrepen de diensten van een speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie (ICM/SVEU-voorbereidingsteam)

94

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


I Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie verplicht is

VERORDENINGEN

30.3.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 90/1


VERORDENING (EG, EURATOM) Nr. 337/2007 VAN DE RAAD

van 27 maart 2007

tot aanpassing, met ingang van 1 januari 2007, van de vergoeding van dienstreizen in Bulgarije en Roemenië voor ambtenaren en andere personeelsleden van de Europese Gemeenschappen

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie,

Gelet op het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen en de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Gemeenschappen, vastgesteld bij Verordening (EEG, Euratom, EGKS) nr. 259/68 (1), en met name op artikel 13 van bijlage VII bij voornoemd statuut,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

Wegens de toetreding van Bulgarije en Roemenië op 1 januari 2007 valt de vergoeding van de kosten van dienstreizen in genoemde landen voor ambtenaren en andere personeelsleden vanaf die datum onder de juridische regeling van artikel 13 van bijlage VII bij het statuut,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 13, lid 2, onder a), van bijlage VII bij het statuut opgenomen bedragen voor de vergoeding van dienstreizen worden vervangen door de bedragen in onderstaande tabel.

(in EUR)

Bestemming

Maximum hotel

Dagvergoeding

België

140

92

Bulgarije

169

58

Tsjechische Republiek

155

75

Denemarken

150

120

Duitsland

115

93

Estland

110

71

Griekenland

140

82

Spanje

125

87

Frankrijk

150

95

Ierland

150

104

Italië

135

95

Cyprus

145

93

Letland

145

66

Litouwen

115

68

Luxemburg

145

92

Hongarije

150

72

Malta

115

90

Nederland

170

93

Oostenrijk

130

95

Polen

145

72

Portugal

120

84

Roemenië

170

52

Slovenië

110

70

Slowakije

125

80

Finland

140

104

Zweden

160

97

Verenigd Koninkrijk

175

101

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2007.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 27 maart 2007.

Voor de Raad

De voorzitter

P. STEINBRÜCK


(1)  PB L 56 van 4.3.1968, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG, Euratom) nr. 1066/2006 (PB L 194 van 14.7.2006, blz. 1).


30.3.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 90/3


VERORDENING (EG) Nr. 338/2007 VAN DE COMMISSIE

van 29 maart 2007

tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 3223/94 van de Commissie van 21 december 1994 houdende uitvoeringsbepalingen van de invoerregeling voor groenten en fruit (1), en met name op artikel 4, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In Verordening (EG) nr. 3223/94 zijn op grond van de multilaterale handelsbesprekingen in het kader van de Uruguayronde de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de periodes die in de bijlage bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt.

(2)

Op grond van de bovenvermelde criteria moeten de forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld op de in de bijlage bij deze verordening vermelde niveaus,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 4 van Verordening (EG) nr. 3223/94 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld zoals aangegeven in de tabel in de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 30 maart 2007.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 29 maart 2007.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 337 van 24.12.1994, blz. 66. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 386/2005 (PB L 62 van 9.3.2005, blz. 3).


BIJLAGE

bij de verordening van de Commissie van 29 maart 2007 tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

IL

175,4

MA

101,9

SN

320,6

TN

162,2

TR

123,6

ZZ

176,7

0707 00 05

JO

171,8

MA

99,2

TR

117,3

ZZ

129,4

0709 90 70

MA

60,6

TR

109,1

ZZ

84,9

0709 90 80

EG

242,2

IL

80,8

ZZ

161,5

0805 10 20

CU

38,6

EG

43,5

IL

49,2

MA

49,9

TN

53,5

TR

53,8

ZZ

48,1

0805 50 10

IL

62,2

TR

52,4

ZZ

57,3

0808 10 80

AR

84,9

BR

78,1

CA

101,7

CL

84,3

CN

78,3

NZ

114,6

US

110,9

UY

78,7

ZA

82,6

ZZ

90,5

0808 20 50

AR

70,6

CL

117,6

CN

54,5

ZA

77,0

ZZ

79,9


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „andere oorsprong”.


30.3.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 90/5


VERORDENING (EG) Nr. 339/2007 VAN DE COMMISSIE

van 29 maart 2007

houdende vaststelling van de restituties die van toepassing zijn op bepaalde zuivelproducten, uitgevoerd in de vorm van goederen die niet onder bijlage I bij het Verdrag vallen

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector melk en zuivelproducten (1), en met name op artikel 31, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 31, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1255/1999 kan het verschil tussen de prijzen van de in artikel 1, onder a), b), c), d), e) en g), van die verordening bedoelde producten in de internationale handel enerzijds en de prijzen in de Gemeenschap anderzijds door een restitutie bij de uitvoer worden overbrugd.

(2)

In Verordening (EG) nr. 1043/2005 van de Commissie van 30 juni 2005 houdende tenuitvoerlegging van Verordening (EG) nr. 3448/93 van de Raad wat betreft de regeling aangaande de toekenning van restituties bij uitvoer en de criteria voor de vaststelling van het restitutiebedrag betreffende bepaalde landbouwproducten, uitgevoerd in de vorm van goederen die niet onder bijlage I van het Verdrag vallen (2) is aangegeven voor welke producten een restitutie moet worden vastgesteld wanneer zij worden uitgevoerd in de vorm van goederen bedoeld in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 1255/1999.

(3)

Overeenkomstig artikel 14, eerste alinea, van Verordening (EG) nr. 1043/2005 moet de restitutievoet per 100 kg van elk van de betrokken basisproducten maandelijks worden vastgesteld.

(4)

Voor bepaalde melkproducten die worden uitgevoerd in de vorm van goederen die niet onder bijlage I bij het Verdrag vallen, bestaat evenwel het gevaar dat, indien vooraf hoge restituties worden vastgesteld, de verplichtingen die met betrekking tot deze restituties zijn aangegaan, op het spel worden gezet. Om dat gevaar te voorkomen dienen passende voorzorgsmaatregelen te worden genomen, zonder evenwel contracten op lange termijn uit te sluiten. De vaststelling van specifieke restitutiebedragen voor het vooraf vaststellen van de restituties voor deze producten moet het mogelijk maken beide doelstellingen te verwezenlijken.

(5)

In artikel 15, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1043/2005 is bepaald dat voor de vaststelling van de restitutie in voorkomend geval rekening moet worden gehouden met de restituties bij de productie en de steunmaatregelen of andere maatregelen van gelijke werking die voor de in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1043/2005 vermelde basisproducten of daarmee gelijkgestelde producten in alle lidstaten worden toegepast uit hoofde van de verordening houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de betrokken sector.

(6)

Ingevolge artikel 12, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1255/1999 wordt steun verleend aan in de Gemeenschap geproduceerde en tot caseïne verwerkte ondermelk, indien deze melk en de daarvan vervaardigde caseïne aan bepaalde eisen voldoen.

(7)

Verordening (EG) nr. 1898/2005 van de Commissie van 9 november 2005 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad, wat betreft maatregelen voor de afzet van room, boter en boterconcentraat op de markt van de Gemeenschap (3) voorziet in de levering van boter en room tegen verlaagde prijs aan de fabrikanten van bepaalde koopwaren.

(8)

Het Comité van beheer voor melk en zuivelproducten heeft geen advies uitgebracht binnen de door zijn voorzitter bepaalde termijn,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De restitutiebedragen die van toepassing zijn op de in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1043/2005 en in artikel 1 van Verordening (EG) nr. 1255/1999 opgenomen basisproducten die worden uitgevoerd in de vorm van in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 1255/1999 vermelde goederen, worden vastgesteld zoals bepaald in de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 30 maart 2007.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 29 maart 2007.

Voor de Commissie

Günter VERHEUGEN

Vicevoorzitter


(1)  PB L 160 van 26.6.1999, blz. 48. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1913/2005 van de Commissie (PB L 307 van 25.11.2005, blz. 2).

(2)  PB L 172 van 5.7.2005, blz. 24. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1713/2006 van de Commissie (PB L 321 van 21.11.2006, blz. 11).

(3)  PB L 308 van 25.11.2005, blz. 1. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2107/2005 (PB L 337 van 22.12.2005, blz. 20).


BIJLAGE

Restituties welke van toepassing zijn vanaf 30 maart 2007 op bepaalde zuivelproducten die worden uitgevoerd in de vorm van goederen die niet onder bijlage I van het Verdrag vallen (1)

(EUR/100 kg)

GN-code

Omschrijving

Restituties

Bij vaststelling vooraf van de restituties

Overige gevallen

ex 0402 10 19

Melk in poeder, in korrels of in andere vaste vorm, zonder toegevoegde suiker of andere zoetstoffen, met een vetgehalte van minder dan 1,5 gewichtspercenten (PG 2):

 

 

a)

in geval van uitvoer van goederen van GN-code 3501

b)

in geval van uitvoer van andere goederen

0,00

0,00

ex 0402 21 19

Melk in poeder, in korrels of in andere vaste vorm, zonder toegevoegde suiker of andere zoetstoffen, met een vetgehalte van 26 gewichtspercenten (PG 3):

 

 

a)

bij uitvoer van producten, bevattende boter of room in de vorm van een aan PG 3 gelijkgesteld product, tegen verlaagde prijs krachtens Verordening (EG) nr. 1898/2005

20,02

21,09

b)

in geval van uitvoer van andere goederen

0,00

0,00

ex 0405 10

Boter met een vetgehalte van 82 gewichtspercenten (PG 6):

 

 

a)

bij uitvoer van producten, bevattende boter of room tegen verlaagde prijs, vervaardigd overeenkomstig het bepaalde in Verordening (EG) nr. 1898/2005

63,14

66,50

b)

in geval van uitvoer van goederen behorende tot GN-code 2106 90 98, met een vetgehalte van 40 of meer gewichtspercenten

81,61

85,96

c)

in geval van uitvoer van andere goederen

79,75

84,00


(1)  De in deze bijlage vastgestelde restituties zijn niet van toepassing op de uitvoer naar Andorra, Gibraltar, Ceuta, Melilla, de Heilige Stoel (Vaticaanstad), Liechtenstein, de gemeenten Livigno en Campione d′Italië, Heligoland, Groenland, de Faeröer en de Verenigde Staten van Amerika noch op de goederen die zijn opgenomen in de tabellen I en II bij Protocol nr. 2 bij de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat van 22 juli 1972 en die naar de Zwitserse Bondsstaat worden uitgevoerd.


30.3.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 90/8


VERORDENING (EG) Nr. 340/2007 VAN DE COMMISSIE

van 29 maart 2007

houdende vaststelling van de restituties die van toepassing zijn op bepaalde graan- en rijstproducten, uitgevoerd in de vorm van goederen die niet onder bijlage I bij het Verdrag vallen

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1784/2003 van de Raad van 29 september 2003 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector granen (1), en met name op artikel 13, lid 3,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1785/2003 van de Raad van 29 september 2003 houdende een gemeenschappelijke ordening van de rijstmarkt (2), en met name op artikel 14, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 13, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1784/2003 en artikel 14, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1785/2003 kan het verschil tussen de noteringen of de prijzen van de in artikel 1 van deze beide verordeningen bedoelde producten op de wereldmarkt enerzijds en de prijzen in de Gemeenschap anderzijds door een restitutie bij de uitvoer worden overbrugd.

(2)

In Verordening (EG) nr. 1043/2005 van de Commissie van 30 juni 2005 houdende tenuitvoerlegging van Verordening (EG) nr. 3448/93 van de Raad wat betreft de regeling aangaande de toekenning van restituties bij uitvoer en de criteria voor de vaststelling van het restitutiebedrag betreffende bepaalde landbouwproducten, uitgevoerd in de vorm van goederen die niet onder bijlage I van het Verdrag vallen (3), is aangegeven voor welke producten een restitutie moet worden vastgesteld wanneer ze worden uitgevoerd in de vorm van goederen bedoeld naar gelang van het geval in bijlage III bij Verordening (EG) nr. 1784/2003 of bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 1785/2003.

(3)

Overeenkomstig artikel 14, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1043/2005 moet de restitutievoet per 100 kg van elk van de betrokken basisproducten maandelijks worden vastgesteld.

(4)

De naleving van de verplichtingen die zijn aangegaan met betrekking tot de restituties die kunnen worden toegekend bij de uitvoer van landbouwproducten die zijn verwerkt in niet onder bijlage I bij het Verdrag vallende goederen, kan in het gedrang komen door de vaststelling vooraf van hoge restituties. In deze situatie moeten derhalve vrijwaringsmaatregelen worden genomen zonder dat daardoor de sluiting van langetermijncontracten wordt verhinderd. De vaststelling van een specifieke restitutie voor de voorfixatie van restituties is een maatregel die aan deze verschillende doelstellingen beantwoordt.

(5)

Rekening houdend met de regeling tussen de Europese Gemeenschap en de Verenigde Staten van Amerika met betrekking tot de uitvoer van deegwaren uit de Gemeenschap naar de Verenigde Staten, goedgekeurd bij Besluit 87/482/EEG van de Raad (4), moet de restitutie voor goederen van de GN-codes 1902 11 00 en 1902 19 naar gelang van de bestemming worden gedifferentieerd.

(6)

Ingevolge artikel 15, leden 2 en 3, van Verordening (EG) nr. 1043/2005 moet een verlaagde restitutievoet worden vastgesteld, waarbij rekening wordt gehouden met het bedrag van de restitutie bij de productie tijdens de veronderstelde periode van de vervaardiging van de goederen, die krachtens Verordening (EEG) nr. 1722/93 van de Commissie (5) op het verwerkte basisproduct van toepassing is.

(7)

Alcoholhoudende dranken worden geacht minder gevoelig te zijn voor de prijs van de granen die voor de vervaardiging ervan worden gebruikt. In protocol nr. 19 van het Verdrag betreffende de toetreding van het Verenigd Koninkrijk, Ierland en Denemarken wordt evenwel bepaald dat de maatregelen moeten worden vastgesteld die noodzakelijk zijn om het gebruik van granen uit de Gemeenschap voor de vervaardiging van alcoholhoudende dranken uit granen te vergemakkelijken. Daarom moet de restitutie die wordt toegepast op granen die in de vorm van alcoholhoudende dranken worden uitgevoerd, worden aangepast.

(8)

Het Comité van beheer voor granen heeft geen advies uitgebracht binnen de door zijn voorzitter bepaalde termijn,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De restituties die van toepassing zijn op de in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1043/2005 en in artikel 1 van Verordening (EG) nr. 1784/2003 of in artikel 1 van Verordening (EG) nr. 1785/2003 opgenomen basisproducten die worden uitgevoerd in de vorm van goederen vermeld in bijlage III bij Verordening (EG) nr. 1784/2003, respectievelijk in bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 1785/2003, worden vastgesteld zoals in de bijlage is aangegeven.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 30 maart 2007.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 29 maart 2007.

Voor de Commissie

Günter VERHEUGEN

Vicevoorzitter


(1)  PB L 270 van 21.10.2003, blz. 78. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1154/2005 van de Commissie (PB L 187 van 19.7.2005, blz. 11).

(2)  PB L 270 van 21.10.2003, blz. 96. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 797/2006 van de Commissie (PB L 144 van 31.5.2006, blz. 1).

(3)  PB L 172 van 5.7.2005, blz. 24. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1713/2006 (PB L 321 van 21.11.2006, blz. 8).

(4)  PB L 275 van 29.9.1987, blz. 36.

(5)  PB L 159 van 1.7.1993, blz. 112. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1584/2004 (PB L 280 van 31.8.2004, blz. 11).


BIJLAGE

Restituties die met ingang van 30 maart 2007 van toepassing zijn op bepaalde producten van de sector granen en de sector rijst, uitgevoerd in de vorm van goederen die niet onder bijlage I bij het Verdrag vallen (1)

(EUR/100 kg)

GN-code

Omschrijving (2)

Restitutievoet per 100 kg basisproduct

Bij vaststelling vooraf van de restituties

Andere

1001 10 00

Harde tarwe:

– in geval van uitvoer van goederen van de GN-codes 1902 11 en 1902 19 naar de Verenigde Staten van Amerika

– in andere gevallen

1001 90 99

Zachte tarwe en mengkoren:

– in geval van uitvoer van goederen van de GN-codes 1902 11 en 1902 19 naar de Verenigde Staten van Amerika

– in andere gevallen:

– – in geval van toepassing van artikel 15, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1043/2005 (3)

– – in geval van uitvoer van goederen van post 2208 (4)

– – in andere gevallen

1002 00 00

Rogge

1003 00 90

Gerst:

– in geval van uitvoer van goederen van post 2208 (4)

– in andere gevallen

1004 00 00

Haver

1005 90 00

Maïs, gebruikt in de vorm van:

– zetmeel:

– – in geval van toepassing van artikel 15, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1043/2005 (3)

– – in geval van uitvoer van goederen van post 2208 (4)

– – in andere gevallen

– glucose, glucosestroop, maltodextrine, maltodextrinestroop van de GN-codes 1702 30 51, 1702 30 59, 1702 30 91, 1702 30 99, 1702 40 90, 1702 90 50, 1702 90 75, 1702 90 79, 2106 90 55 (5):

– – in geval van toepassing van artikel 15, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1043/2005 (3)

– – in geval van uitvoer van goederen van post 2208 (4)

– – in andere gevallen

– – in geval van uitvoer van goederen van post 2208 (4)

– andere (ook als zodanig)

Aardappelzetmeel van GN-code 1108 13 00 gelijkgesteld aan een verwerkingsproduct van maïs:

– in geval van toepassing van artikel 15, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1043/2005 (3)

– in geval van uitvoer van goederen van post 2208 (4)

– in andere gevallen

ex 1006 30

Volwitte rijst:

– rondkorrelig

– halflangkorrelig

– langkorrelig

1006 40 00

Breukrijst

1007 00 90

Graansorgho (m.u.v. hybriden, bestemd voor zaaidoeleinden)


(1)  De in deze bijlage vastgestelde restituties zijn niet van toepassing op de goederen die zijn opgenomen in de tabellen I en II bij Protocol nr. 2 bij de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat van 22 juli 1972 en die naar de Zwitserse Bondsstaat of naar het Vorstendom Liechtenstein worden uitgevoerd.

(2)  Voor landbouwproducten verkregen door verwerking van een basisproduct en/of een daarmee gelijkgesteld product gelden de coëfficiënten vermeld in bijlage V bij Verordening (EG) nr. 1043/2005 van de Commissie.

(3)  De betrokken goederen vallen onder GN-code 3505 10 50.

(4)  Goederen opgenomen in bijlage III bij Verordening (EG) nr. 1784/2003 of bedoeld in artikel 2 van Verordening (EEG) nr. 2825/93 (PB L 258 van 16.10.1993, blz. 6).

(5)  Voor stropen van de GN-codes 1702 30 99, 1702 40 90 en 1702 60 90, verkregen door het mengen van glucose- en fructosestropen, betreft de uitvoerrestitutie alleen glucosestroop.


30.3.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 90/12


VERORDENING (EG) Nr. 341/2007 VAN DE COMMISSIE

van 29 maart 2007

houdende opening en vaststelling van de wijze van beheer van tariefcontingenten en instelling van een stelsel van invoercertificaten en certificaten van oorsprong voor uit derde landen ingevoerde knoflook en bepaalde andere landbouwproducten

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 2200/96 van de Raad van 28 oktober 1996 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector groenten en fruit (1), en met name op artikel 31, lid 2, en artikel 34, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Sinds 1 juni 2001 bestaat het gewone douanerecht bij invoer van knoflook van GN-code 0703 20 00 uit een ad-valoremrecht van 9,6 % en een specifiek bedrag van 1 200 EUR per ton nettogewicht. Een van het specifieke recht vrijgesteld contingent van 38 370 ton is evenwel geopend bij de Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Argentinië krachtens artikel XXVIII van de Algemene Overeenkomst inzake Tarieven en Handel (GATT) 1994, met het oog op de wijziging, wat knoflook betreft, van de concessies die zijn opgenomen in lijst CXL, gehecht aan de GATT-overeenkomst (2) zoals goedgekeurd bij Besluit 2001/404/EG van de Raad (3).

(2)

De Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Gemeenschap en de Volksrepubliek China uit hoofde van artikel XXIV, lid 6, en artikel XXVIII van de GATT 1994 betreffende de wijziging van de concessies die vervat zijn in de lijsten van verbintenissen van de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek, in verband met hun toetreding tot de Europese Unie (4), welke overeenkomst is goedgekeurd bij Besluit 2006/398/EG van de Raad (5), voorziet voor China in een verhoging van het tariefcontingent voor knoflook met 20 500 ton.

(3)

De voorschriften voor het beheer van die contingenten (hierna het „GATT-contingent” genoemd) zijn vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1870/2005 van de Commissie van 16 november 2005 houdende opening en vaststelling van de wijze van beheer van tariefcontingenten en houdende invoering van een stelsel van invoer- en oorsprongscertificaten voor uit derde landen ingevoerde knoflook (6). Duidelijkheidshalve moet die verordening worden ingetrokken en met ingang van 1 april 2007 door een nieuwe verordening worden vervangen. Verordening (EG) nr. 1870/2005 moet echter van toepassing blijven voor de invoercertificaten die overeenkomstig die verordening zijn afgegeven voor de invoertariefcontingentsperiode die op 31 mei 2007 verstrijkt.

(4)

Knoflook kan ook buiten het GATT-contingent worden ingevoerd hetzij op basis van het gewone recht, hetzij onder preferentiële voorwaarden in het kader van overeenkomsten tussen de Gemeenschap en bepaalde derde landen.

(5)

Met een jaarlijkse productie van ongeveer 250 000 ton in de Gemeenschap is knoflook een belangrijk product van de sector groenten en fruit van de Gemeenschap. Ook de jaarlijkse invoer uit derde landen is belangrijk aangezien het om 60 000 à 80 000 ton gaat. Wat die invoer betreft, zijn de twee belangrijkste leveranciers China (30 000 à 40 000 ton per jaar) en Argentinië (ongeveer 15 000 ton per jaar).

(6)

Verordening (EG) nr. 1301/2006 van de Commissie van 31 augustus 2006 houdende gemeenschappelijke voorschriften voor het beheer van door middel van een stelsel van invoercertificaten beheerde invoertariefcontingenten voor landbouwproducten (7) is van toepassing voor de invoercertificaten voor de invoertariefcontingentsperioden die op of na 1 januari 2007 beginnen. De bij Verordening (EG) nr. 1301/2006 vastgestelde uitvoeringsbepalingen betreffen met name de invoercertificaataanvragen, de status van aanvragers en de afgifte van de certificaten. In die verordening is bepaald dat de certificaten hoe dan ook niet langer geldig zijn na de laatste dag van de invoertariefcontingentsperiode. Het bepaalde in Verordening (EG) nr. 1301/2006 dient voor de onder de onderhavige verordening vallende invoertariefcontingenten te gelden, onverminderd de bij de onderhavige verordening vastgestelde aanvullende voorwaarden en afwijkingen met betrekking tot de aanvragers en de mededelingen aan de Commissie.

(7)

Aangezien voor niet-preferentiële invoer buiten het GATT-contingent een specifiek recht geldt, moet voor het beheer van het GATT-contingent een stelsel van invoercertificaten worden ingesteld. Dat stelsel moet het mogelijk maken alle invoer van knoflook nauwlettend te volgen. De uitvoeringsbepalingen voor dat stelsel moeten een aanvulling vormen op en kunnen waar nodig afwijken van die welke zijn vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1291/2000 van de Commissie van 9 juni 2000 houdende gemeenschappelijke uitvoeringsbepalingen inzake het stelsel van invoer-, uitvoer- en voorfixatiecertificaten voor landbouwproducten (8).

(8)

Om alle invoer zo nauwlettend mogelijk te kunnen volgen, met name gezien recente gevallen van fraude door een onjuiste vermelding van de oorsprong of van het product, moet alle invoer van knoflook en van andere producten die waarschijnlijk worden gebruikt om ten onrechte als knoflook te worden omschreven, afhankelijk worden gesteld van de afgifte van een invoercertificaat. Er dienen twee categorieën van invoercertificaten te zijn, de eerste voor de invoer in het kader van het GATT-contingent en de tweede voor alle overige invoer.

(9)

In het belang van de bestaande importeurs, die doorgaans aanzienlijke hoeveelheden knoflook invoeren, en ook in dat van nieuwe importeurs die zich op de markt begeven, welke laatsten eveneens een eerlijke kans moeten hebben om invoercertificaten voor een hoeveelheid knoflook in het kader van de tariefcontingenten aan te vragen, dient onderscheid te worden gemaakt tussen traditionele importeurs en nieuwe importeurs. Die twee categorieën van importeurs moeten duidelijk worden omschreven en bepaalde criteria betreffende de status van aanvragers en het gebruik van de toegewezen invoercertificaten dienen te worden vastgesteld.

(10)

De aan die categorieën van importeurs toe te wijzen hoeveelheden moeten worden bepaald op basis van de daadwerkelijk ingevoerde hoeveelheden en niet op basis van de afgegeven invoercertificaten.

(11)

Speciale regels moeten worden vastgesteld om importeurs in Bulgarije, Tsjechië, Estland, Cyprus, Letland, Litouwen, Hongarije, Malta, Polen, Roemenië, Slovenië en Slowakije in staat te stellen gebruik te maken van de invoercontingenten. Die regels moeten worden vervangen door de normale regels zodra de betrokken importeurs daaraan kunnen voldoen.

(12)

Gezien de uiteenlopende handelspatronen in Bulgarije, Tsjechië, Estland, Cyprus, Letland, Litouwen, Hongarije, Malta, Polen, Roemenië, Slovenië en Slowakije, moet de bevoegde autoriteiten van die landen de keuze worden gelaten tussen twee methoden voor de vaststelling van de referentiehoeveelheid van hun traditionele importeurs.

(13)

Voor de invoercertificaataanvragen die importeurs van beide categorieën indienen om knoflook in te voeren uit derde landen, dienen bepaalde beperkingen te gelden. Deze beperkingen zijn nodig om ervoor te zorgen niet alleen dat importeurs met elkaar concurreren, maar ook dat importeurs die echt een commerciële activiteit ontplooien op de markt voor groenten en fruit, de kans krijgen om hun rechtmatige handelspositie ten opzichte van andere importeurs te verdedigen en dat geen enkele importeur de markt kan beheersen.

(14)

Om ervoor te zorgen dat echte importeurs met elkaar concurreren, en om te voorkomen dat wordt gespeculeerd wat de toewijzing van invoercertificaten voor knoflook in het kader van het GATT-contingent betreft en dat misbruik van het stelsel wordt gemaakt waardoor de rechtmatige handelspositie van nieuwe en traditionele importeurs zou worden geschaad, zijn strengere controles op een correct gebruik van de invoercertificaten nodig. Daartoe dient de overdracht van invoercertificaten te worden verboden en een sanctie op de indiening van meer dan één aanvraag te worden gesteld.

(15)

Ook zijn maatregelen nodig om speculatieve aanvragen voor invoercertificaten die ertoe kunnen leiden dat de tariefcontingenten niet volledig worden benut, tot een minimum te beperken. Gezien de aard en de waarde van het product, dient een zekerheid te worden gesteld voor elke ton knoflook waarvoor een invoercertificaataanvraag wordt ingediend. De zekerheid moet hoog genoeg zijn om speculatieve aanvragen tegen te gaan, maar mag ook niet zo hoog zijn dat importeurs die echt in knoflook handelen, worden ontmoedigd. Het meest geschikte objectieve niveau voor de zekerheid is 5 % van het gemiddelde aanvullende recht bij invoer van knoflook van GN-code 0703 20 00.

(16)

Ter verbetering van de controles en ter voorkoming van elk gevaar voor verlegging van het handelsverkeer op basis van onjuiste documenten, moeten het bestaande stelsel van certificaten van oorsprong voor uit bepaalde derde landen ingevoerde knoflook en de eis dat die knoflook rechtstreeks van het derde land van oorsprong naar de Gemeenschap wordt vervoerd, worden gehandhaafd en moet de lijst van de betrokken landen in het licht van aanvullende informatie worden uitgebreid. Die certificaten van oorsprong dienen door de bevoegde nationale autoriteiten te worden afgegeven overeenkomstig de artikelen 55 tot en met 62 van Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie van 2 juli 1993 houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek (9).

(17)

Met name ten behoeve van het beheer van de tariefcontingenten, het treffen van maatregelen om fraude te bestrijden en het volgen van de markt dienen de nodige mededelingen van de lidstaten aan de Commissie te worden voorgeschreven ter aanvulling van die waarin Verordening (EG) nr. 1301/2006 voorziet.

(18)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor verse groenten en fruit,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

Opening van tariefcontingenten en toe te passen rechten

1.   Overeenkomstig de overeenkomsten die zijn goedgekeurd bij de Besluiten 2001/404/EG en 2006/398/EG, worden onder de bij deze verordening vastgestelde voorwaarden tariefcontingenten geopend voor de invoer in de Gemeenschap van verse of gekoelde knoflook van GN-code 0703 20 00 (hierna „knoflook” genoemd). De omvang van elk tariefcontingent, de invoertariefcontingentsperiode en de deelperioden waarvoor dat contingent geldt, en het volgnummer ervan zijn vermeld in bijlage I bij deze verordening.

2.   Het ad-valoremrecht dat geldt voor knoflook die wordt ingevoerd in het kader van de in lid 1 bedoelde contingenten, bedraagt 9,6 %.

Artikel 2

Toepassing van de Verordeningen (EG) nr. 1291/2000 en (EG) nr. 1301/2006

De Verordeningen (EG) nr. 1291/2000 en (EG) nr. 1301/2006 zijn van toepassing tenzij in de onderhavige verordening anders is bepaald.

Artikel 3

Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

1)

„invoertariefcontingentsperiode”: de periode van 1 juni tot en met de daaropvolgende 31 mei;

2)

„bevoegde autoriteiten”: de instantie of instanties die de lidstaat voor de uitvoering van deze verordening heeft aangewezen.

Artikel 4

Categorieën van importeurs

1.   In afwijking van artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1301/2006 moeten aanvragers van A-certificaten in de zin van artikel 5, lid 2, voldoen aan de relevante eisen zoals vastgesteld in de leden 2, 3 en 4 van het onderhavige artikel.

2.   Onder „traditionele importeurs” wordt verstaan importeurs die kunnen bewijzen dat zij:

a)

in elk van de voorgaande drie verstreken invoertariefcontingentsperioden invoercertificaten voor knoflook op grond van Verordening (EG) nr. 565/2002 van de Commissie of A-certificaten op grond van Verordening (EG) nr. 1870/2005 of van de onderhavige verordening hebben verkregen en gebruikt, en

b)

gedurende de laatste verstreken invoertariefcontingentsperiode vóór hun aanvraag ten minste 50 ton groenten en fruit zoals bedoeld in artikel 1, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2200/96 in de Gemeenschap hebben ingevoerd.

Wat Tsjechië, Estland, Cyprus, Letland, Litouwen, Hongarije, Malta, Polen, Slovenië en Slowakije betreft, geldt voor de invoertariefcontingentsperiode 2007/2008 dat:

a)

punt a) van de eerste alinea niet van toepassing is, en

b)

onder „invoer in de Gemeenschap” wordt verstaan invoer uit andere landen van oorsprong dan de lidstaten van de Gemeenschap in haar samenstelling op 31 december 2006.

Wat Bulgarije en Roemenië betreft, geldt voor de invoertariefcontingentsperioden 2007/2008, 2008/2009, 2009/2010 en 2010/2011 dat:

a)

punt a) van de eerste alinea niet van toepassing is, en

b)

onder „invoer in de Gemeenschap” wordt verstaan invoer uit andere landen van oorsprong dan de lidstaten van de Gemeenschap in haar samenstelling op 1 januari 2007.

3.   Onder „nieuwe importeurs” wordt verstaan niet onder lid 2 vallende importeurs die in elk van de voorgaande twee verstreken invoertariefcontingentsperioden of in elk van de voorgaande twee kalenderjaren ten minste 50 ton groenten en fruit zoals bedoeld in artikel 1, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2200/96 in de Gemeenschap hebben ingevoerd.

Volgens objectieve criteria en op zodanige wijze dat een gelijke behandeling van de marktdeelnemers is gewaarborgd, kiezen de lidstaten een van de twee in de eerste alinea bedoelde methoden en passen zij die methode toe voor alle nieuwe importeurs.

4.   Wanneer traditionele of nieuwe importeurs hun eerste invoercertificaataanvraag voor een bepaalde invoertariefcontingentsperiode indienen, leveren zij de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waarin zij zijn gevestigd en voor btw-doeleinden zijn geregistreerd, het bewijs dat aan de in lid 2 of 3 vastgestelde criteria is voldaan.

Het bewijs van handel met derde landen wordt uitsluitend geleverd door middel van de door de douaneautoriteiten naar behoren geviseerde douanedocumenten voor het vrije verkeer waarin de betrokken aanvrager wordt genoemd als de geadresseerde.

Artikel 5

Overlegging van invoercertificaten

1.   De in bijlage II genoemde producten mogen slechts tegen overlegging van een overeenkomstig deze verordening afgegeven invoercertificaat in de Gemeenschap in het vrije verkeer worden gebracht.

2.   De invoercertificaten voor knoflook die in het vrije verkeer wordt gebracht in het kader van de in bijlage I vermelde contingenten, worden hierna „A-certificaten” genoemd.

De overige invoercertificaten worden hierna „B-certificaten” genoemd.

HOOFDSTUK II

A-CERTIFICATEN

Artikel 6

Algemene bepalingen betreffende A-certificaataanvragen en -certificaten

1.   In afwijking van artikel 23 van Verordening (EG) nr. 1291/2000 zijn A-certificaten slechts geldig voor de deelperiode waarvoor zij zijn afgegeven. Vak 24 van die certificaten moet een van de in bijlage III opgenomen vermeldingen bevatten.

2.   De in artikel 15, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1291/2000 bedoelde zekerheid bedraagt 50 EUR per ton.

3.   In vak 8 van A-certificaataanvragen en -certificaten moet het land van oorsprong zijn ingevuld en het woord „ja” zijn aangekruist. Het invoercertificaat is slechts geldig voor invoer van oorsprong uit het vermelde land.

4.   In afwijking van artikel 9, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1291/2000 kunnen de uit A-certificaten voortvloeiende rechten niet worden overgedragen.

Artikel 7

Verdeling van de totale hoeveelheden tussen traditionele en nieuwe importeurs

De totale hoeveelheid die overeenkomstig bijlage I aan respectievelijk Argentinië, China en andere derde landen wordt toegewezen, wordt als volgt verdeeld:

a)

70 % voor traditionele importeurs;

b)

30 % voor nieuwe importeurs.

Artikel 8

Referentiehoeveelheid van traditionele importeurs

Voor de toepassing van dit hoofdstuk is de „referentiehoeveelheid” de volgende door een traditionele importeur in de zin van artikel 4 ingevoerde hoeveelheid knoflook:

a)

voor traditionele importeurs die tussen 1998 en 2000 knoflook hebben ingevoerd in de Gemeenschap in haar samenstelling op 1 januari 1995, de grootste hoeveelheid knoflook die per kalenderjaar is ingevoerd in de kalenderjaren 1998, 1999 en 2000;

b)

voor traditionele importeurs die tussen 2001 en 2003 knoflook hebben ingevoerd in Tsjechië, Estland, Cyprus, Letland, Litouwen, Hongarije, Malta, Polen, Slovenië of Slowakije, de grootste hoeveelheid knoflook die:

i)

hetzij per kalenderjaar is ingevoerd in de kalenderjaren 2001, 2002 en 2003,

ii)

hetzij per invoertariefcontingentsperiode is ingevoerd in de invoertariefcontingentsperioden 2001/2002, 2002/2003 en 2003/2004;

c)

voor traditionele importeurs die tussen 2003 en 2005 knoflook hebben ingevoerd in Bulgarije of Roemenië, de grootste hoeveelheid knoflook die:

i)

hetzij per kalenderjaar is ingevoerd in de kalenderjaren 2003, 2004 en 2005,

ii)

hetzij per invoertariefcontingentsperiode is ingevoerd in de invoertariefcontingentsperioden 2003/2004, 2004/2005 en 2005/2006;

d)

voor traditionele importeurs die niet onder a), b) of c) vallen, de grootste hoeveelheid knoflook die per invoertariefcontingentsperiode is ingevoerd in de eerste drie verstreken invoertariefcontingentsperioden waarin die importeurs invoercertificaten op grond van Verordening (EG) nr. 565/2002 (10), Verordening (EG) nr. 1870/2005 of de onderhavige verordening hebben verkregen.

Knoflook van oorsprong uit de lidstaten van de Gemeenschap in haar samenstelling op 1 januari 2007 wordt niet in aanmerking genomen bij de berekening van de referentiehoeveelheid.

Volgens objectieve criteria en op zodanige wijze dat een gelijke behandeling van de marktdeelnemers is gewaarborgd, kiezen Tsjechië, Estland, Cyprus, Letland, Litouwen, Hongarije, Malta, Polen, Slovenië en Slowakije een van de twee in de eerste alinea, onder b), bedoelde methoden en passen zij die methode toe voor alle traditionele importeurs.

Volgens objectieve criteria en op zodanige wijze dat een gelijke behandeling van de marktdeelnemers is gewaarborgd, kiezen Bulgarije en Roemenië een van de twee in de eerste alinea, onder c), bedoelde methoden en passen zij die methode toe voor alle traditionele importeurs.

Artikel 9

Voor A-certificaataanvragen geldende beperkingen

1.   De totale hoeveelheid waarop de voor een invoertariefcontingentsperiode door een traditionele importeur ingediende A-certificaataanvragen betrekking hebben, mag niet groter zijn dan de referentiehoeveelheid van die importeur. Aanvragen die niet aan deze bepaling voldoen, worden door de bevoegde autoriteiten afgewezen.

2.   De totale hoeveelheid waarop de voor een deelperiode door een nieuwe importeur ingediende A-certificaataanvragen betrekking hebben, mag niet groter zijn dan 10 % van de totale hoeveelheid die in bijlage I voor die deelperiode en de betrokken oorsprong is vermeld. Aanvragen die niet aan deze bepaling voldoen, worden door de bevoegde autoriteiten afgewezen.

Artikel 10

Indiening van A-certificaataanvragen

1.   Importeurs dienen hun A-certificaataanvragen in gedurende de eerste vijf werkdagen van de maand april, juli, oktober of januari die voorafgaat aan de betrokken deelperiode.

2.   Vak 20 van de A-certificaataanvragen moet de vermelding „traditionele importeur” of „nieuwe importeur” bevatten naargelang van het geval.

3.   Voor een bepaalde deelperiode en een bepaalde oorsprong mogen geen A-certificaataanvragen worden ingediend indien in bijlage I geen hoeveelheid voor die deelperiode en die oorsprong is vermeld.

4.   Wanneer door een aanvrager meer dan één aanvraag is ingediend, is geen van die aanvragen ontvankelijk en worden de bij de indiening van de aanvragen gestelde zekerheden verbeurd aan de betrokken lidstaat.

5.   In antwoord op een A-certificaataanvraag mag geen B-certificaat worden afgegeven.

Artikel 11

Afgifte van A-certificaten

De A-certificaten worden door de bevoegde autoriteiten afgegeven op de zevende werkdag na de in artikel 12, lid 1, bepaalde uiterste datum voor de betrokken mededeling.

Artikel 12

Mededelingen aan de Commissie

1.   Uiterlijk op de 15e dag van elke in artikel 10, lid 1, genoemde maand delen de lidstaten de Commissie mee hetzij voor welke hoeveelheden in kilogrammen A-certificaataanvragen voor de betrokken deelperiode zijn ingediend, hetzij dat geen dergelijke aanvragen zijn ingediend.

In afwijking van artikel 11, lid 1, tweede alinea, van Verordening (EG) nr. 1301/2006 delen de lidstaten de in die alinea bedoelde gegevens uiterlijk op dezelfde datum mee.

De gegevens in de mededelingen worden uitgesplitst naar oorsprong. In de mededelingen worden ook afzonderlijke cijfers verstrekt voor de hoeveelheden knoflook die zijn aangevraagd door respectievelijk traditionele en nieuwe importeurs.

2.   Uiterlijk op de laatste dag van elke in artikel 10, lid 1, genoemde maand delen de lidstaten de Commissie de lijst mee van de traditionele en de nieuwe importeurs die A-certificaten voor de betrokken deelperiode hebben aangevraagd. In het geval van een overeenkomstig het nationale recht opgerichte groep van marktdeelnemers worden in de lijst ook de marktdeelnemers vermeld die de groep vormen. Deze mededeling gebeurt met behulp van elektronische middelen aan de hand van het door de Commissie aan de lidstaten beschikbaar gestelde formulier.

HOOFDSTUK III

B-CERTIFICATEN

Artikel 13

Bepalingen betreffende B-certificaataanvragen en -certificaten

1.   Aanvragers mogen alleen bij de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waarin zij zijn gevestigd en voor btw-doeleinden zijn geregistreerd, aanvragen voor B-certificaten indienen.

2.   Artikel 6, leden 2, 3 en 4, is van overeenkomstige toepassing voor B-certificaten.

3.   De B-certificaten worden onverwijld afgegeven.

4.   De geldigheidsduur van de B-certificaten bedraagt drie maanden.

Artikel 14

Mededelingen aan de Commissie

Uiterlijk op de tweede werkdag van elke week delen de lidstaten de Commissie mee hetzij voor welke totale hoeveelheden in de voorgaande week B-certificaataanvragen zijn ontvangen, hetzij dat in de voorgaande week geen dergelijke aanvragen zijn ontvangen.

De betrokken hoeveelheden worden uitgesplitst naar de datum van indiening van de invoercertificaataanvraag, de oorsprong en de GN-code. Voor andere producten dan knoflook moet ook de naam van het product zoals vermeld in vak 14 van de invoercertificaataanvraag worden meegedeeld.

Deze mededeling gebeurt met behulp van elektronische middelen aan de hand van het door de Commissie aan de lidstaten beschikbaar gestelde formulier.

HOOFDSTUK IV

CERTIFICATEN VAN OORSPRONG EN RECHTSTREEKS VERVOER

Artikel 15

Certificaten van oorsprong

Knoflook van oorsprong uit een in bijlage IV genoemd derde land mag in de Gemeenschap slechts in het vrije verkeer worden gebracht indien:

a)

een overeenkomstig de artikelen 55 tot en met 62 van Verordening (EEG) nr. 2454/93 door de bevoegde nationale autoriteiten van dat land afgegeven certificaat van oorsprong wordt overgelegd;

b)

het product overeenkomstig artikel 16 uit dat land rechtstreeks naar de Gemeenschap is vervoerd.

Artikel 16

Rechtstreeks vervoer

1.   Als producten die uit de in bijlage IV genoemde derde landen rechtstreeks naar de Gemeenschap zijn vervoerd, worden beschouwd:

a)

producten die niet over het grondgebied van een ander derde land zijn vervoerd;

b)

producten die over het grondgebied van een of meer andere derde landen dan het land van oorsprong zijn vervoerd, al dan niet met overlading of tijdelijke opslag in die andere derde landen, mits het vervoer door die landen om geografische of vervoerstechnische redenen is gebeurd en de producten:

i)

in het land of de landen van doorvoer of opslag onder toezicht van de douaneautoriteiten zijn gebleven;

ii)

daar niet op de markt zijn gebracht of tot verbruik zijn vrijgegeven;

iii)

daar geen andere behandelingen hebben ondergaan dan lossen en opnieuw laden of enige andere behandeling die de bewaring ervan in goede staat tot doel had.

2.   Het bewijs dat aan de in lid 1, onder b), gestelde voorwaarden is voldaan, wordt aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaten geleverd door overlegging van:

a)

hetzij een enkel in het land van oorsprong afgegeven vervoersdocument onder dekking waarvan het vervoer door het land of de landen van doorvoer heeft plaatsgevonden;

b)

hetzij een door de douaneautoriteiten van het land of de landen van doorvoer afgegeven certificaat waarin:

i)

een nauwkeurige omschrijving van de goederen wordt gegeven;

ii)

de data zijn aangegeven waarop de goederen zijn gelost en opnieuw zijn geladen, met gegevens ter identificatie van de gebruikte vervoermiddelen;

iii)

een verklaring is opgenomen over de omstandigheden waaronder de goederen werden bewaard;

c)

hetzij, wanneer het onder a) of b) bedoelde bewijs niet kan worden geleverd, enig ander bewijsstuk.

Artikel 17

Administratieve samenwerking met bepaalde derde landen

1.   Zodra een van de in bijlage IV bij de onderhavige verordening genoemde derde landen de informatie heeft toegezonden die nodig is om overeenkomstig de artikelen 63, 64 en 65 van Verordening (EEG) nr. 2454/93 een procedure van administratieve samenwerking in te stellen, wordt een mededeling over de toezending van die informatie bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie, reeks C.

2.   A-certificaten voor de invoer van knoflook van oorsprong uit de in bijlage IV genoemde landen mogen slechts worden afgegeven indien het betrokken land de in lid 1 bedoelde informatie aan de Commissie heeft toegezonden. Die informatie wordt geacht te zijn toegezonden op de datum van de in lid 1 bedoelde bekendmaking.

HOOFDSTUK V

SLOTBEPALINGEN

Artikel 18

Intrekking

Verordening (EG) nr. 1870/2005 wordt ingetrokken.

Verordening (EG) nr. 1870/2005 blijft evenwel van toepassing voor de invoercertificaten die overeenkomstig die verordening worden afgegeven voor de invoertariefcontingentsperiode die op 31 mei 2007 verstrijkt.

Artikel 19

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 april 2007.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 29 maart 2007.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 297 van 21.11.1996, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 47/2003 van de Commissie (PB L 7 van 11.1.2003, blz. 64).

(2)  PB L 142 van 29.5.2001, blz. 8.

(3)  PB L 142 van 29.5.2001, blz. 7.

(4)  PB L 154 van 8.6.2006, blz. 24.

(5)  PB L 154 van 8.6.2006, blz. 22.

(6)  PB L 300 van 17.11.2005, blz. 19. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2000/2006 (PB L 379 van 28.12.2006, blz. 37).

(7)  PB L 238 van 1.9.2006, blz. 13. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 289/2007 (PB L 78 van 17.3.2007, blz. 17).

(8)  PB L 152 van 24.6.2000, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1913/2006 (PB L 365 van 21.12.2006, blz. 52).

(9)  PB L 253 van 11.10.1993, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 214/2007 (PB L 62 van 1.3.2007, blz. 6).

(10)  PB L 86 van 3.4.2002, blz. 11. Verordening ingetrokken bij Verordening (EG) nr. 1870/2005.


BIJLAGE I

Overeenkomstig de Besluiten 2001/404/EG en 2006/398/EG geopende tariefcontingenten voor de invoer van knoflook van GN-code 0703 20 00

Oorsprong

Volgnummer

Contingent (in ton)

Eerste deelperiode

(juni-augustus)

Tweede deelperiode

(september-november)

Derde deelperiode

(december-februari)

Vierde deelperiode

(maart-mei)

Totaal

Argentinië

 

 

 

19 147

Traditionele importeurs

09.4104

9 590

3 813

Nieuwe importeurs

09.4099

4 110

1 634

Totaal

 

13 700

5 447

China

 

 

 

 

 

33 700

Traditionele importeurs

09.4105

6 108

6 108

5 688

5 688

Nieuwe importeurs

09.4100

2 617

2 617

2 437

2 437

Totaal

 

8 725

8 725

8 125

8 125

Andere derde landen

 

 

 

 

 

6 023

Traditionele importeurs

09.4106

941

1 960

929

386

Nieuwe importeurs

09.4102

403

840

398

166

Totaal

 

1 344

2 800

1 327

552

Totaal

10 069

11 525

23 152

14 124

58 870


BIJLAGE II

Lijst van de in artikel 5, lid 1, bedoelde producten

GN-code

Omschrijving

0703 20 00

Knoflook, vers of gekoeld

ex 0703 90 00

Andere eetbare looksoorten, vers of gekoeld

ex 0710 80 95

Knoflook (1) en Allium ampeloprasum, ook indien gestoomd of in water gekookt, bevroren

ex 0710 90 00

Mengsels van groenten die knoflook (1) en/of Allium ampeloprasum bevatten, ook indien gestoomd of in water gekookt, bevroren

ex 0711 90 80

Knoflook (1) en Allium ampeloprasum, voorlopig verduurzaamd (bijvoorbeeld door middel van zwaveldioxide of in water waaraan, voor het voorlopig verduurzamen, zout, zwavel of andere stoffen zijn toegevoegd), doch als zodanig niet geschikt voor dadelijke consumptie

ex 0711 90 90

Mengsels van groenten die knoflook (1) en/of Allium ampeloprasum bevatten, voorlopig verduurzaamd (bijvoorbeeld door middel van zwaveldioxide of in water waaraan, voor het voorlopig verduurzamen, zout, zwavel of andere stoffen zijn toegevoegd), doch als zodanig niet geschikt voor dadelijke consumptie

ex 0712 90 90

Gedroogde knoflook (1) en Allium ampeloprasum en mengsels van gedroogde groenten die knoflook (1) en/of Allium ampeloprasum bevatten, ook indien in stukken of in schijven gesneden, dan wel fijngemaakt of in poedervorm, doch niet op andere wijze bereid


(1)  Het betreft mede producten waarbij het woord „knoflook” slechts een onderdeel is van de benaming. Voorbeelden daarvan, niet als limitatieve opsomming bedoeld, zijn „soloknoflook”, „olifantenknoflook”, „éénteensknoflook” en „reuzenknoflook”.


BIJLAGE III

In artikel 5, lid 2, bedoelde vermeldingen

:

in het Bulgaars

:

Лицензия, издадена и валидна само за под-периода от 1 месец/година до 28/29/30/31 (месец/година).

:

in het Spaans

:

certificado expedido y válido solamente para el subperiodo comprendido entre el 1 [mes y año] y el 28/29/30/31 [mes y año].

:

in het Tsjechisch

:

Licence vydaná a platná pouze pro podobdobí od 1. [měsíc/rok] do 28./29./30./31. [měsíc/rok].

:

in het Deens

:

Licens, der kun er udstedt og gyldig for delperioden 1. [måned/år] – 28./29./30./31. [måned/år]

:

in het Duits

:

Lizenz nur erteilt und gültig für den Teilzeitraum vom 1. [Monat/Jahr] bis zum 28./29./30./31. [Monat/Jahr].

:

in het Ests

:

Litsents on välja antud üheks alaperioodiks alates 1. [kuu/aasta] kuni 28./29./30./31. [kuu/aasta] ja kehtib selle aja jooksul

:

in het Grieks

:

Πιστοποιητικό εκδοθέν και ισχύον μόνο για την υποπερίοδο από την 1η [μήνας/έτος] έως τις 28/29/30/31 [μήνας/έτος]

:

in het Engels

:

licence issued and valid only for the subperiod 1 [month/year] to 28/29/30/31 [month/year]

:

in het Frans

:

certificat émis et valable seulement pour la sous-période du 1er [mois/année] au 28/29/30/31 [mois/année]

:

in het Iers

:

ceadúnas a eiseofar don fhotréimhse ón 1[mí/bliain] go dtí an 28/29/30/31[mí/bliain] nach bailí dó ach ar feadh na fotréimhse sin

:

in het Italiaans

:

titolo rilasciato e valido unicamente per il sottoperiodo dal 1o [mese/anno] al 28/29/30/31 [mese/anno]

:

in het Lets

:

atļauja izdota un derīga tikai attiecībā uz vienu apakšperiodu no 1. [mēnesis/gads] līdz 28./29./30./31. [mēnesis/gads]

:

in het Litouws

:

Licencija išduota ir galioja tik vieną laikotarpio dalį nuo [metai, mėnuo] 1 d. iki [metai, mėnuo] 28/29/30/31 d.

:

in het Hongaars

:

Az engedélyt kizárólag a [év/hó] 1-jétől [év/hó] 28/29/30/31-ig terjedő alidőszakra állították ki és kizárólag erre az időszakra érvényes

:

in het Maltees

:

Liċenzja maħruġa u valida biss għas-subperjodu mill-1 ta’ (xahar/sena) sa’ 28/29/30/31 ta’ (xahar/sena)

:

in het Nederlands

:

certificaat afgegeven voor en slechts geldig in de deelperiode van 1 [maand/jaar] tot en met 28/29/30/31 [maand/jaar]

:

in het Pools

:

Pozwolenie wydane i ważne tylko na podokres od dnia 1 [miesiąc/rok] r. do dnia 28/29/30/31 [miesiąc/rok] r.

:

in het Portugees

:

certificado emitido e válido apenas para o subperíodo de 1 de [mês/ano] a 28/29/30/31 de [mês/ano]

:

in het Roemeens

:

licență emisă și valabilă numai pentru subperioada de la 1 [lună/an] până la 28/29/30/31[lună/an]

:

in het Slowaaks

:

licencia vydaná a platná len pre podobdobie od 1. [mesiac/rok] do 28./29./30./31. [mesiac/rok]

:

in het Sloveens

:

dovoljenje, izdano in veljavno izključno za podobdobje od 1. (mesec/leto) do 28./29./30./31. (mesec/leto)

:

in het Fins

:

todistus on myönnetty osakiintiökaudeksi 1 päivästä [kuukausi/vuosi] 28/29/30/31 päivään [kuukausi/vuosi] ja se on voimassa ainoastaan kyseisenä osakiintiökautena

:

in het Zweeds

:

licens utfärdad och giltig endast för delperioden den 1 [månad/år] till den 28/29/30/31 [månad/år]


BIJLAGE IV

Lijst van de in de artikelen 15, 16 en 17 bedoelde derde landen

 

Iran

 

Libanon

 

Maleisië

 

Verenigde Arabische Emiraten

 

Vietnam


30.3.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 90/23


VERORDENING (EG) Nr. 342/2007 VAN DE COMMISSIE

van 29 maart 2007

houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 489/2005 met betrekking tot de vaststelling van de interventiecentra en de overname van padie door de interventiebureaus, in verband met de toetreding van Bulgarije en Roemenië tot de Europese Unie

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1785/2003 van de Raad van 29 september 2003 houdende een gemeenschappelijke ordening van de rijstmarkt (1), en met name op artikel 6, lid 3, en artikel 7, lid 5,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In artikel 6, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1785/2003 is bepaald dat de lijst van de interventiecentra voor de overname van padie wordt vastgesteld door de Commissie na raadpleging van de betrokken lidstaten. Deze lijst is opgenomen in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 489/2005 van de Commissie van 29 maart 2005 tot vaststelling van de uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1785/2003 van de Raad met betrekking tot de vaststelling van de interventiecentra en de overname van padie door de interventiebureaus (2). In verband met de toetreding van Bulgarije en Roemenië tot de Europese Unie op 1 januari 2007 moeten de interventiecentra voor deze nieuwe lidstaten worden vastgesteld en in voornoemde lijst worden opgenomen.

(2)

Bij artikel 7, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1785/2003 is de hoeveelheid padie die door de interventiebureaus in de gehele Gemeenschap kan worden aangekocht, vastgesteld op maximaal 75 000 ton. Om deze hoeveelheid op een billijke manier te verdelen, zijn de hoeveelheden per producerende lidstaat vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 489/2005, met inachtneming van de bij Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad van 29 september 2003 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers (3) vastgestelde basisarealen en van de in bijlage VII bij die verordening opgenomen gemiddelde opbrengsten. In verband met de toetreding van Bulgarije en Roemenië moet de verdeling tussen de producerende lidstaten worden herzien, waarbij dezelfde verdelingscriteria moeten worden toegepast als bij de vaststelling van Verordening (EG) nr. 489/2005, maar met inachtneming van het basisareaal van Bulgarije en van Roemenië.

(3)

Verordening (EG) nr. 489/2005 moet derhalve worden gewijzigd.

(4)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor granen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EG) nr. 489/2005 wordt gewijzigd als volgt:

1)

Bijlage I wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage I bij de onderhavige verordening.

2)

Bijlage V wordt vervangen door de tekst in bijlage II bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 29 maart 2007.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 270 van 21.10.2003, blz. 96. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 797/2006 (PB L 144 van 31.5.2006, blz. 1).

(2)  PB L 81 van 30.3.2005, blz. 26.

(3)  PB L 270 van 21.10.2003, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2013/2006 (PB L 384 van 29.12.2006, blz. 13).


BIJLAGE I

Aan bijlage I bij Verordening (EG) nr. 489/2007 worden de volgende punten 7 en 8 toegevoegd:

„7.   Bulgarije

Regio’s

Centra

Пазарджишка област

Пазарджик

Пловдивска област

Пловдив

Старозагорска област

Стара Загора


8.   Roemenië

Regio’s

Centra

Ialomita

Slobozia”


BIJLAGE II

„BIJLAGE V

De in artikel 5 bedoelde tranche 1

Lidstaat

Tranche 1

Bulgarije

584 t

Griekenland

4 636 t

Spanje

20 320 t

Frankrijk

4 148 t

Italië

40 432 t

Hongarije

305 t

Portugal

4 549 t

Roemenië

26 t”


30.3.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 90/26


VERORDENING (EG) Nr. 343/2007 VAN DE COMMISSIE

van 29 maart 2007

tot vaststelling van de restituties bij uitvoer van witte en ruwe suiker in onveranderde vorm

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 318/2006 van de Raad van 20 februari 2006 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector suiker (1), en met name op artikel 33, lid 2, tweede alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In artikel 32 van Verordening (EG) nr. 318/2006 is bepaald dat het verschil tussen de prijzen voor de in artikel 1, lid 1, onder b), van die verordening bedoelde producten op de wereldmarkt en op de interne markt mag worden overbrugd door een restitutie bij uitvoer.

(2)

Gezien de huidige situatie op de suikermarkt moeten derhalve uitvoerrestituties worden vastgesteld overeenkomstig de voorschriften en bepaalde criteria van de artikelen 32 en 33 van Verordening (EG) nr. 318/2006.

(3)

In artikel 33, lid 2, eerste alinea, van Verordening (EG) nr. 318/2006 is bepaald dat de restitutie naar gelang van de bestemming kan variëren indien dat gezien de situatie op de wereldmarkt of de specifieke vereisten van bepaalde markten noodzakelijk is.

(4)

Alleen voor producten die tot het vrije verkeer in de Gemeenschap zijn toegelaten en voldoen aan de vereisten van Verordening (EG) nr. 318/2006, mogen restituties worden verleend.

(5)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor suiker,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 32 van Verordening (EG) nr. 318/2006 bedoelde restituties worden verleend voor de producten en met toepassing van de bedragen die zijn vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 30 maart 2007.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 29 maart 2007.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 58 van 28.2.2006, blz. 1. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1585/2006 van de Commissie (PB L 294 van 25.10.2006, blz. 19).


BIJLAGE

Met ingang van 30 maart 2007 geldende restituties bij uitvoer van witte en ruwe suiker in onveranderde vorm (1)

GN-code

Bestemming

Meeteenheid

Restitutiebedrag

1701 11 90 9100

S00

EUR/100 kg

22,61 (2)

1701 11 90 9910

S00

EUR/100 kg

22,61 (2)

1701 12 90 9100

S00

EUR/100 kg

22,61 (2)

1701 12 90 9910

S00

EUR/100 kg

22,61 (2)

1701 91 00 9000

S00

EUR/1 % sacharose × 100 kg nettoproduct

0,2458

1701 99 10 9100

S00

EUR/100 kg

24,58

1701 99 10 9910

S00

EUR/100 kg

24,58

1701 99 10 9950

S00

EUR/100 kg

24,58

1701 99 90 9100

S00

EUR/1 % sacharose × 100 kg nettoproduct

0,2458

NB: De bestemmingen zijn als volgt vastgesteld:

S00

:

alle bestemmingen, met uitzondering van Albanië, Kroatië, Bosnië en Herzegovina, Servië, Montenegro, Kosovo en de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, Andorra, Gibraltar, Ceuta, Melilla, de Heilige Stoel (Vaticaanstad), Liechtenstein, de gemeenten Livigno en Campione in Italië, Helgoland, Groenland, de Faeröer en de zones van de Republiek Cyprus waarover de regering van de Republiek Cyprus niet feitelijk het gezag uitoefent.


(1)  De in deze bijlage vastgestelde restituties zijn niet van toepassing met ingang van 1 februari 2005 overeenkomstig Besluit 2005/45/EG van de Raad van 22 december 2004 betreffende het sluiten en de voorlopige toepassing van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat tot wijziging van de Overeenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat van 22 juli 1972, wat de bepalingen betreffende verwerkte landbouwproducten betreft (PB L 23 van 26.1.2005, blz. 17).

(2)  Dit bedrag geldt voor ruwe suiker met een rendement van 92 %. Indien het rendement van de geëxporteerde ruwe suiker afwijkt van 92 %, wordt het bedrag van de toe te passen restitutie voor elke betrokken uitvoertransactie vermenigvuldigd met een omrekeningsfactor die wordt verkregen door het overeenkomstig bijlage I, punt III, punt 3, van Verordening (EG) nr. 318/2006 berekende rendement van de geëxporteerde ruwe suiker te delen door 92.


30.3.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 90/28


VERORDENING (EG) Nr. 344/2007 VAN DE COMMISSIE

van 29 maart 2007

tot vaststelling van de restituties bij uitvoer van stropen en bepaalde andere producten van de suikersector in ongewijzigde staat

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 318/2006 van de Raad van 20 februari 2006 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector suiker (1), en met name op artikel 33, lid 2, tweede alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In artikel 32 van Verordening (EG) nr. 318/2006 is bepaald dat het verschil tussen de prijzen voor de in artikel 1, lid 1, onder c), d) en g), van die verordening bedoelde producten op de wereldmarkt en op de interne markt mag worden overbrugd door een restitutie bij uitvoer.

(2)

Gezien de huidige situatie op de suikermarkt moeten derhalve uitvoerrestituties worden vastgesteld overeenkomstig de regels en bepaalde criteria van de artikelen 32 en 33 van Verordening (EG) nr. 318/2006.

(3)

In artikel 33, lid 2, eerste alinea, van Verordening (EG) nr. 318/2006 is bepaald dat de restitutie naar gelang van de bestemming kan variëren indien dat gezien de situatie op de wereldmarkt of de specifieke vereisten van bepaalde markten noodzakelijk is.

(4)

Er mogen alleen restituties worden verleend voor producten die tot het vrije verkeer in de Gemeenschap zijn toegelaten en voldoen aan de vereisten van Verordening (EG) nr. 951/2006 van de Commissie van 30 juni 2006 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 318/2006 wat de handel met derde landen in de suikersector betreft (2).

(5)

Om het verschil in concurrentievermogen tussen de communautaire uitvoer en die uit derde landen te overbruggen, kunnen uitvoerrestituties worden vastgesteld. De communautaire uitvoer naar bepaalde nabije bestemmingen en derde landen die voor communautaire producten een preferentiële behandeling toekennen, bevindt zich momenteel in een bijzonder gunstige concurrentiepositie. Restituties voor uitvoer naar deze bestemmingen moeten derhalve worden afgeschaft.

(6)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor suiker,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   De in artikel 32 van Verordening (EG) nr. 318/2006 bedoelde uitvoerrestituties worden toegekend voor de producten en met toepassing van de bedragen die zijn vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening, op voorwaarde dat aan het bepaalde in lid 2 van het onderhavige artikel wordt voldaan.

2.   Alleen producten die voldoen aan de desbetreffende vereisten van de artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 951/2006 komen in aanmerking voor de in lid 1 van de onderhavige verordening bedoelde restituties.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 30 maart 2007.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 29 maart 2007.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 58 van 28.2.2006, blz. 1. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1585/2006 van de Commissie (PB L 294 van 25.10.2006, blz. 19).

(2)  PB L 178 van 1.7.2006, blz. 24.


BIJLAGE

Met ingang van 30 maart 2007 geldende restituties bij uitvoer van stropen en bepaalde andere producten van de suikersector in onveranderde vorm (1)

GN-code

Bestemming

Meeteenheid

Restitutiebedrag

1702 40 10 9100

S00

EUR/100 kg droge stof

24,58

1702 60 10 9000

S00

EUR/100 kg droge stof

24,58

1702 60 95 9000

S00

EUR/1 % sacharose × 100 kg nettoproduct

0,2458

1702 90 30 9000

S00

EUR/100 kg droge stof

24,58

1702 90 60 9000

S00

EUR/1 % sacharose × 100 kg nettoproduct

0,2458

1702 90 71 9000

S00

EUR/1 % sacharose × 100 kg nettoproduct

0,2458

1702 90 99 9900

S00

EUR/1 % sacharose × 100 kg nettoproduct

0,2458 (2)

2106 90 30 9000

S00

EUR/100 kg droge stof

24,58

2106 90 59 9000

S00

EUR/1 % sacharose × 100 kg nettoproduct

0,2458

NB: De bestemmingen zijn als volgt vastgesteld:

S00

:

alle bestemmingen, met uitzondering van Albanië, Kroatië, Bosnië en Herzegovina, Servië, Montenegro, Kosovo en de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, Andorra, Gibraltar, Ceuta, Melilla, de Heilige Stoel (Vaticaanstad), Liechtenstein, de gemeenten Livigno en Campione in Italië, Helgoland, Groenland, de Faeröer en de zones van de Republiek Cyprus waarover de regering van de Republiek Cyprus niet feitelijk het gezag uitoefent.


(1)  De in deze bijlage vastgestelde restituties zijn niet van toepassing met ingang van 1 februari 2005 overeenkomstig Besluit 2005/45/EG van de Raad van 22 december 2004 betreffende het sluiten en de voorlopige toepassing van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat tot wijziging van de Overeenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat van 22 juli 1972, wat de bepalingen betreffende verwerkte landbouwproducten betreft (PB L 23 van 26.1.2005, blz. 17).

(2)  Het basisbedrag is niet van toepassing op het in de bijlage, punt 2, van Verordening (EEG) nr. 3513/92 van de Commissie (PB L 355 van 5.12.1992, blz. 12) bedoelde product.


30.3.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 90/30


VERORDENING (EG) Nr. 345/2007 VAN DE COMMISSIE

van 29 maart 2007

tot vaststelling van de maximumrestitutie bij uitvoer van witte suiker in het kader van de in Verordening (EG) nr. 958/2006 bedoelde permanente inschrijving

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 318/2006 van de Raad van 20 februari 2006 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector suiker (1), en met name op artikel 33, lid 2, tweede alinea en derde alinea, onder b),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Krachtens Verordening (EG) nr. 958/2006 van de Commissie van 28 juni 2006 betreffende een permanente inschrijving voor de vaststelling van restituties bij uitvoer van witte suiker voor het verkoopseizoen 2006/2007 (2) moeten deelinschrijvingen worden gehouden.

(2)

Op grond van artikel 8, lid 1, van Verordening (EG) nr. 958/2006 en op grond van het onderzoek van de biedingen voor de op 29 maart 2007 verstrijkende deelinschrijving, dient de maximumrestitutie bij uitvoer in het kader van die deelinschrijving te worden vastgesteld.

(3)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor suiker,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De maximumrestitutie bij uitvoer van het in artikel 1, lid 1, van Verordening (EG) nr. 958/2006 bedoelde product wordt voor de op 29 maart 2007 verstrijkende deelinschrijving vastgesteld op 29,583 EUR/100 kg.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 30 maart 2007.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 29 maart 2007.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 58 van 28.2.2006, blz. 1. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1585/2006 van de Commissie (PB L 294 van 25.10.2006, blz. 19).

(2)  PB L 175 van 29.6.2006, blz. 49.


30.3.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 90/31


VERORDENING (EG) Nr. 346/2007 VAN DE COMMISSIE

van 29 maart 2007

tot vaststelling van de restituties bij uitvoer in de sector melk en zuivelproducten

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector melk en zuivelproducten (1), en met name op artikel 31, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Krachtens artikel 31, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1255/1999 kan het verschil tussen de prijzen van de in artikel 1 van die verordening bedoelde producten op de wereldmarkt en die in de Gemeenschap worden overbrugd door een restitutie bij uitvoer.

(2)

Gelet op de huidige situatie op de markt voor melk en zuivelproducten dienen uitvoerrestituties te worden vastgesteld in overeenstemming met de voorschriften en bepaalde criteria van artikel 31 van Verordening (EG) nr. 1255/1999.

(3)

In artikel 31, lid 3, tweede alinea, van Verordening (EG) nr. 1255/1999 is bepaald dat de restitutie kan variëren naar gelang van de bestemming, indien de situatie in de internationale handel of de specifieke vereisten van bepaalde markten dat noodzakelijk maakt of maken.

(4)

Overeenkomstig het memorandum van overeenstemming tussen de Europese Gemeenschap en de Dominicaanse Republiek betreffende beschermende maatregelen ten aanzien van de invoer van melkpoeder in de Dominicaanse Republiek (2), goedgekeurd bij Besluit 98/486/EG van de Raad (3), kan een bepaalde hoeveelheid naar de Dominicaanse Republiek uitgevoerde communautaire zuivelproducten in aanmerking komen voor verlaagde douanerechten. De uitvoerrestituties voor in het kader van deze regeling uitgevoerde producten dienen bijgevolg te worden verlaagd met een bepaald percentage.

(5)

Het Comité van beheer voor melk en zuivelproducten heeft geen advies uitgebracht binnen de door zijn voorzitter bepaalde termijn,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 31 van Verordening (EG) nr. 1255/1999 bedoelde uitvoerrestituties worden toegekend voor de in de bijlage bij deze verordening vastgestelde producten en bedragen, onder de voorwaarden van artikel 3, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1282/2006 van de Commissie (4).

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 30 maart 2007.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 29 maart 2007.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 160 van 26.6.1999, blz. 48. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1913/2005 (PB L 307 van 25.11.2005, blz. 2).

(2)  PB L 218 van 6.8.1998, blz. 46.

(3)  PB L 218 van 6.8.1998, blz. 45.

(4)  PB L 234 van 29.8.2006, blz. 4. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1919/2006 (PB L 380 van 28.12.2006, blz. 1).


BIJLAGE

Vanaf 30 maart 2007 geldende uitvoerrestituties voor melk en zuivelproducten

Productcode

Bestemming

Meeteenheid

Bedrag van de restitutie

0401 30 31 9100

L20

EUR/100 kg

15,71

0401 30 31 9400

L20

EUR/100 kg

24,54

0401 30 31 9700

L20

EUR/100 kg

27,07

0401 30 39 9100

L20

EUR/100 kg

15,71

0401 30 39 9400

L20

EUR/100 kg

24,54

0401 30 39 9700

L20

EUR/100 kg

27,07

0401 30 91 9100

L20

EUR/100 kg

30,86

0401 30 99 9100

L20

EUR/100 kg

30,86

0401 30 99 9500

L20

EUR/100 kg

45,35

0402 10 11 9000

L20 (1)

EUR/100 kg

0402 10 19 9000

L20 (1)

EUR/100 kg

0402 10 99 9000

L20

EUR/100 kg

0402 21 11 9200

L20

EUR/100 kg

0402 21 11 9300

L20

EUR/100 kg

0402 21 11 9500

L20

EUR/100 kg

0402 21 11 9900

L20 (1)

EUR/100 kg

0402 21 17 9000

L20

EUR/100 kg

0402 21 19 9300

L20

EUR/100 kg

0402 21 19 9500

L20

EUR/100 kg

0402 21 19 9900

L20 (1)

EUR/100 kg

0402 21 91 9100

L20

EUR/100 kg

0402 21 91 9200

L20 (1)

EUR/100 kg

0402 21 91 9350

L20

EUR/100 kg

0402 21 99 9100

L20

EUR/100 kg

0402 21 99 9200

L20 (1)

EUR/100 kg

0402 21 99 9300

L20

EUR/100 kg

0402 21 99 9400

L20

EUR/100 kg

0402 21 99 9500

L20

EUR/100 kg

0402 21 99 9600

L20

EUR/100 kg

0402 21 99 9700

L20

EUR/100 kg

0402 29 15 9200

L20

EUR/100 kg

0402 29 15 9300

L20

EUR/100 kg

0402 29 15 9500

L20

EUR/100 kg

0402 29 19 9300

L20

EUR/100 kg

0402 29 19 9500

L20

EUR/100 kg

0402 29 19 9900

L20

EUR/100 kg

0402 29 99 9100

L20

EUR/100 kg

0402 29 99 9500

L20

EUR/100 kg

0402 91 11 9370

L20

EUR/100 kg

0402 91 19 9370

L20

EUR/100 kg

0402 91 31 9300

L20

EUR/100 kg

0402 91 39 9300

L20

EUR/100 kg

0402 91 99 9000

L20

EUR/100 kg

18,97

0402 99 11 9350

L20

EUR/100 kg

0402 99 19 9350

L20

EUR/100 kg

0402 99 31 9300

L20

EUR/100 kg

11,35

0403 90 11 9000

L20

EUR/100 kg

0403 90 13 9200

L20

EUR/100 kg

0403 90 13 9300

L20

EUR/100 kg

0403 90 13 9500

L20

EUR/100 kg

0403 90 13 9900

L20

EUR/100 kg

0403 90 33 9400

L20

EUR/100 kg

0403 90 59 9310

L20

EUR/100 kg

15,71

0403 90 59 9340

L20

EUR/100 kg

22,99

0403 90 59 9370

L20

EUR/100 kg

22,99

0404 90 21 9120

L20

EUR/100 kg

0404 90 21 9160

L20

EUR/100 kg

0404 90 23 9120

L20

EUR/100 kg

0404 90 23 9130

L20

EUR/100 kg

0404 90 23 9140

L20

EUR/100 kg

0404 90 23 9150

L20

EUR/100 kg

0404 90 81 9100

L20

EUR/100 kg

0404 90 83 9110

L20

EUR/100 kg

0404 90 83 9130

L20

EUR/100 kg

0404 90 83 9150

L20

EUR/100 kg

0404 90 83 9170

L20

EUR/100 kg

0405 10 11 9500

L20

EUR/100 kg

83,00

0405 10 11 9700

L20

EUR/100 kg

84,00

0405 10 19 9500

L20

EUR/100 kg

83,00

0405 10 19 9700

L20

EUR/100 kg

84,00

0405 10 30 9100

L20

EUR/100 kg

83,00

0405 10 30 9300

L20

EUR/100 kg

84,00

0405 10 30 9700

L20

EUR/100 kg

84,00

0405 10 50 9500

L20

EUR/100 kg

81,96

0405 10 50 9700

L20

EUR/100 kg

84,00

0405 10 90 9000

L20

EUR/100 kg

87,10

0405 20 90 9500

L20

EUR/100 kg

76,84

0405 20 90 9700

L20

EUR/100 kg

79,91

0405 90 10 9000

L20

EUR/100 kg

104,82

0405 90 90 9000

L20

EUR/100 kg

83,83

0406 10 20 9640

L04

EUR/100 kg

18,12

L40

EUR/100 kg

22,66

0406 10 20 9650

L04

EUR/100 kg

15,11

L40

EUR/100 kg

18,88

0406 10 20 9830

L04

EUR/100 kg

5,61

L40

EUR/100 kg

7,00

0406 10 20 9850

L04

EUR/100 kg

6,79

L40

EUR/100 kg

8,49

0406 20 90 9913

L04

EUR/100 kg

13,46

L40

EUR/100 kg

16,81

0406 20 90 9915

L04

EUR/100 kg

18,26

L40

EUR/100 kg

22,83

0406 20 90 9917

L04

EUR/100 kg

19,41

L40

EUR/100 kg

24,26

0406 20 90 9919

L04

EUR/100 kg

21,68

L40

EUR/100 kg

27,11

0406 30 31 9730

L04

EUR/100 kg

2,42

L40

EUR/100 kg

5,67

0406 30 31 9930

L04

EUR/100 kg

2,42

L40

EUR/100 kg

5,67

0406 30 31 9950

L04

EUR/100 kg

3,51

L40

EUR/100 kg

8,25

0406 30 39 9500

L04

EUR/100 kg

2,42

L40

EUR/100 kg

5,67

0406 30 39 9700

L04

EUR/100 kg

3,51

L40

EUR/100 kg

8,25

0406 30 39 9930

L04

EUR/100 kg

3,51

L40

EUR/100 kg

8,25

0406 30 39 9950

L04

EUR/100 kg

3,98

L40

EUR/100 kg

9,33

0406 40 50 9000

L04

EUR/100 kg

21,31

L40

EUR/100 kg

26,63

0406 40 90 9000

L04

EUR/100 kg

21,89

L40

EUR/100 kg

27,36

0406 90 13 9000

L04

EUR/100 kg

24,26

L40

EUR/100 kg

34,72

0406 90 15 9100

L04

EUR/100 kg

25,08

L40

EUR/100 kg

35,89

0406 90 17 9100

L04

EUR/100 kg

25,08

L40

EUR/100 kg

35,89

0406 90 21 9900

L04

EUR/100 kg

24,38

L40

EUR/100 kg

34,80

0406 90 23 9900

L04

EUR/100 kg

21,85

L40

EUR/100 kg

31,42

0406 90 25 9900

L04

EUR/100 kg

21,43

L40

EUR/100 kg

30,67

0406 90 27 9900

L04

EUR/100 kg

19,41

L40

EUR/100 kg

27,78

0406 90 32 9119

L04

EUR/100 kg

17,94

L40

EUR/100 kg

25,72

0406 90 35 9190

L04

EUR/100 kg

25,55

L40

EUR/100 kg

36,75

0406 90 35 9990

L04

EUR/100 kg

25,55

L40

EUR/100 kg

36,75

0406 90 37 9000

L04

EUR/100 kg

24,26

L40

EUR/100 kg

34,72

0406 90 61 9000

L04

EUR/100 kg

27,62

L40

EUR/100 kg

39,97

0406 90 63 9100

L04

EUR/100 kg

27,21

L40

EUR/100 kg

39,24

0406 90 63 9900

L04

EUR/100 kg

26,15

L40

EUR/100 kg

37,90

0406 90 69 9910

L04

EUR/100 kg

26,54

L40

EUR/100 kg

38,46

0406 90 73 9900

L04

EUR/100 kg

22,33

L40

EUR/100 kg

31,99

0406 90 75 9900

L04

EUR/100 kg

22,78

L40

EUR/100 kg

32,74

0406 90 76 9300

L04

EUR/100 kg

20,22

L40

EUR/100 kg

28,94

0406 90 76 9400

L04

EUR/100 kg

22,64

L40

EUR/100 kg

32,42

0406 90 76 9500

L04

EUR/100 kg

20,97

L40

EUR/100 kg

29,76

0406 90 78 9100

L04

EUR/100 kg

22,18

L40

EUR/100 kg

32,40

0406 90 78 9300

L04

EUR/100 kg

21,97

L40

EUR/100 kg

31,38

0406 90 79 9900

L04

EUR/100 kg

18,14

L40

EUR/100 kg

26,08

0406 90 81 9900

L04

EUR/100 kg

22,64

L40

EUR/100 kg

32,42

0406 90 85 9930

L04

EUR/100 kg

24,82

L40

EUR/100 kg

35,74

0406 90 85 9970

L04

EUR/100 kg

22,78

L40

EUR/100 kg

32,74

0406 90 86 9200

L04

EUR/100 kg

22,02

L40

EUR/100 kg

32,63

0406 90 86 9400

L04

EUR/100 kg

23,58

L40

EUR/100 kg

34,49

0406 90 86 9900

L04

EUR/100 kg

24,82

L40

EUR/100 kg

35,74

0406 90 87 9300

L04

EUR/100 kg

20,50

L40

EUR/100 kg

30,29

0406 90 87 9400

L04

EUR/100 kg

20,93

L40

EUR/100 kg

30,59

0406 90 87 9951

L04

EUR/100 kg

22,24

L40

EUR/100 kg

31,83

0406 90 87 9971

L04

EUR/100 kg

22,24

L40

EUR/100 kg

31,83

0406 90 87 9973

L04

EUR/100 kg

21,83

L40

EUR/100 kg

31,26

0406 90 87 9974

L04

EUR/100 kg

23,39

L40

EUR/100 kg

33,33

0406 90 87 9975

L04

EUR/100 kg

23,19

L40

EUR/100 kg

32,78

0406 90 87 9979

L04

EUR/100 kg

21,85

L40

EUR/100 kg

31,42

0406 90 88 9300

L04

EUR/100 kg

18,10

L40

EUR/100 kg

26,66

0406 90 88 9500

L04

EUR/100 kg

18,66

L40

EUR/100 kg

26,67

De bestemmingen zijn als volgt vastgesteld:

L20

:

Alle bestemmingen, met uitzondering van Andorra, Gibraltar, Ceuta, Melilla, Heilige Stoel (Vaticaanstad), Liechtenstein, de gemeenten Livigno en Campione d'Italia, het eiland Helgoland, Groenland, Faeröer, de Verenigde Staten van Amerika en de gebieden van de Republiek Cyprus waarover de regering van de Republiek Cyprus niet feitelijk het gezag uitoefent.

L04

:

Albanië, Bosnië en Herzegovina, Kosovo, Servië en Montenegro en de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië.

L40

:

Alle bestemmingen, met uitzondering van L04, Andorra, Gibraltar, Ceuta, Melilla, IJsland, Liechtenstein, Noorwegen, Zwitserland, Heilige Stoel (Vaticaanstad), de gemeenten Livigno en Campione d'Italia, het eiland Helgoland, Groenland, Faeröer, de Verenigde Staten van Amerika, Kroatië, Turkije, Australië, Canada, Nieuw-Zeeland en de gebieden van de Republiek Cyprus waarover de regering van de Republiek Cyprus niet feitelijk het gezag uitoefent.


(1)  Voor producten die zijn bestemd voor uitvoer naar de Dominicaanse Republiek in het kader van het contingent 2007/2008, zoals bedoeld in Besluit 98/486/EG, en die voldoen aan de voorwaarden van hoofdstuk III, afdeling 3, van Verordening (EG) nr. 1282/2006, gelden de volgende restituties:

a)

producten van de productcodes 0402 10 11 9000 en 0402 10 19 9000

0,00 EUR/100 kg;

b)

producten van de productcodes 0402 21 11 9900, 0402 21 19 9900, 0402 21 91 9200 en 0402 21 99 9200

0,00 EUR/100 kg.

De bestemmingen zijn als volgt vastgesteld:

L20

:

Alle bestemmingen, met uitzondering van Andorra, Gibraltar, Ceuta, Melilla, Heilige Stoel (Vaticaanstad), Liechtenstein, de gemeenten Livigno en Campione d'Italia, het eiland Helgoland, Groenland, Faeröer, de Verenigde Staten van Amerika en de gebieden van de Republiek Cyprus waarover de regering van de Republiek Cyprus niet feitelijk het gezag uitoefent.

L04

:

Albanië, Bosnië en Herzegovina, Kosovo, Servië en Montenegro en de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië.

L40

:

Alle bestemmingen, met uitzondering van L04, Andorra, Gibraltar, Ceuta, Melilla, IJsland, Liechtenstein, Noorwegen, Zwitserland, Heilige Stoel (Vaticaanstad), de gemeenten Livigno en Campione d'Italia, het eiland Helgoland, Groenland, Faeröer, de Verenigde Staten van Amerika, Kroatië, Turkije, Australië, Canada, Nieuw-Zeeland en de gebieden van de Republiek Cyprus waarover de regering van de Republiek Cyprus niet feitelijk het gezag uitoefent.


30.3.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 90/35


VERORDENING (EG) Nr. 347/2007 VAN DE COMMISSIE

van 29 maart 2007

tot vaststelling van de maximumuitvoerrestitutie voor boter in het kader van de permanente inschrijving van Verordening (EG) nr. 581/2004

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector melk en zuivelproducten (1), en met name op artikel 31, lid 3, derde alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EG) nr. 581/2004 van de Commissie van 26 maart 2004 tot opening van een permanente inschrijving voor de bepaling van de uitvoerrestituties voor bepaalde soorten boter (2) voorziet in een permanente inschrijving.

(2)

Krachtens artikel 5 van Verordening (EG) nr. 580/2004 van de Commissie van 26 maart 2004 houdende een inschrijvingsprocedure tot vaststelling van de uitvoerrestituties voor bepaalde zuivelproducten (3) moet, na bestudering van de offertes die in het kader van de inschrijving zijn ingediend, een maximumuitvoerrestitutie worden vastgesteld voor de inschrijvingsperiode die eindigt op 27 maart 2007.

(3)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor melk en zuivelproducten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

In het kader van de bij Verordening (EG) nr. 581/2004 geopende permanente inschrijving wordt voor de inschrijvingsperiode die eindigt op 27 maart 2007, de maximumuitvoerrestitutie toegepast op de in artikel 1, lid 1, van die verordening vermelde producten, zoals vermeld in de bijlage van deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 30 maart 2007.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 29 maart 2007.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 160 van 26.6.1999, blz. 48. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1913/2005 (PB L 307 van 25.11.2005, blz. 2).

(2)  PB L 90 van 27.3.2004, blz. 64. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 276/2007 (PB L 76 van 16.3.2007, blz. 16).

(3)  PB L 90 van 27.3.2004, blz. 58. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 128/2007 (PB L 41 van 13.2.2007, blz. 6).


BIJLAGE

(EUR/100 kg)

Product

Productcodes

Maximumuitvoerrestitutie voor uitvoer naar de in artikel 1, lid 1, tweede alinea, van Verordening (EG) nr. 581/2004 vermelde bestemmingen

Boter

ex ex 0405 10 19 9700

90,00

Butteroil

ex ex 0405 90 10 9000

110,00


30.3.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 90/37


VERORDENING (EG) Nr. 348/2007 VAN DE COMMISSIE

van 29 maart 2007

tot vaststelling van de restituties bij uitvoer van op basis van granen en rijst verwerkte producten

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1784/2003 van de Raad van 29 september 2003 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector granen (1), inzonderheid op artikel 13, lid 3,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1785/2003 van de Raad van 29 september 2003 houdende een gemeenschappelijke ordening van de rijstmarkt (2), inzonderheid op artikel 14, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Volgens artikel 13 van Verordening (EG) nr. 1784/2003 en artikel 14 van Verordening (EG) nr. 1785/2003 kan het verschil tussen de noteringen of de prijzen op de wereldmarkt voor de in artikel 1 van deze verordeningen genoemde producten en de prijzen van deze producten in de Gemeenschap worden overbrugd door een restitutie bij de uitvoer.

(2)

Krachtens artikel 14 van Verordening (EG) nr. 1785/2003 moeten de restituties worden vastgesteld met inachtneming van de bestaande situatie en de vooruitzichten voor de ontwikkeling, enerzijds van de beschikbare hoeveelheden granen, rijst en breukrijst, evenals van hun prijzen op de markt van de Gemeenschap, en anderzijds van de prijzen van granen, rijst en breukrijst en de producten in de sector granen op de wereldmarkt. Krachtens deze artikelen moeten ook waarborgen worden geschapen dat op de graan- en rijstmarkten een evenwichtige toestand heerst en een natuurlijke ontwikkeling op het gebied van de prijzen en de handel plaatsvindt en moet bovendien rekening worden gehouden met het economische aspect van de bedoelde uitvoer en de noodzaak verstoringen op de markt van de Gemeenschap te vermijden.

(3)

Verordening (EG) nr. 1518/95 van de Commissie (3) betreffende de regeling voor de invoer en de uitvoer van op basis van granen en rijst verwerkte producten heeft in artikel 4 de specifieke criteria vastgesteld waarmee rekening moet worden gehouden voor de berekening van de restitutie voor deze producten.

(4)

Het is wenselijk de aan bepaalde verwerkte producten toe te kennen restitutie, al naar gelang van het product, hoger of lager vast te stellen volgens het asgehalte, het gehalte aan ruwe celstof, het gehalte aan doppen, het eiwitgehalte, het vetgehalte of het zetmeelgehalte, daar deze gehaltes van bijzondere betekenis zijn voor de hoeveelheid basisproduct die werkelijk voor de vervaardiging van het verwerkte product is gebruikt.

(5)

Ten aanzien van maniokwortel en andere tropische wortels en knollen en het daarvan vervaardigde meel behoeft het economische aspect van de uitvoeren die zouden kunnen worden overwogen, in het bijzonder gezien de aard en de herkomst van deze producten, op het ogenblik geen vaststelling van een restitutie bij uitvoer. Voor bepaalde verwerkte producten is het, gezien het geringe aandeel van de Gemeenschap aan de wereldhandel, op het ogenblik niet noodzakelijk een restitutie bij uitvoer vast te stellen.

(6)

De situatie op de wereldmarkt of de specifieke eisen van bepaalde markten voor zekere producten kunnen een differentiatie van de restitutie, naar gelang van de bestemming, nodig maken.

(7)

De restitutie moet eenmaal per maand worden vastgesteld. Zij kan in de tussentijd worden gewijzigd.

(8)

Bepaalde verwerkte producten op basis van maïs kunnen een warmtebehandeling ondergaan, waardoor een restitutie zou kunnen worden uitgekeerd die niet overeenstemt met de kwaliteit van het product. Duidelijk moet worden aangegeven dat deze producten, die voorgegelatineerd zetmeel bevatten, niet in aanmerking komen voor uitvoerrestituties.

(9)

Het Comité van beheer voor granen heeft geen advies uitgebracht binnen de door zijn voorzitter bepaalde termijn,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De restituties bij uitvoer van de in artikel 1 bedoelde producten van Verordening (EG) nr. 1518/95 van toepassing is, worden vastgesteld in overeenstemming met de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 30 maart 2007.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 29 maart 2007.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 270 van 21.10.2003, blz. 78. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1154/2005 van de Commissie (PB L 187 van 19.7.2005, blz. 11).

(2)  PB L 270 van 21.10.2003, blz. 96. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1549/2004 van de Commissie (PB L 280 van 31.8.2004, blz. 13).

(3)  PB L 147 van 30.6.1995, blz. 55. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2993/95 (PB L 312 van 23.12.1995, blz. 25).


BIJLAGE

bij de verordening van de Commissie van 29 maart 2007 tot vaststelling van de restituties bij uitvoer van op basis van granen en rijst verwerkte producten

Productcode

Bestemming

Meeteenheid

Bedrag van de restitutie

1102 20 10 9200 (1)

C10

EUR/t

0,00

1102 20 10 9400 (1)

C10

EUR/t

0,00

1102 20 90 9200 (1)

C10

EUR/t

0,00

1102 90 10 9100

C10

EUR/t

0,00

1102 90 10 9900

C10

EUR/t

0,00

1102 90 30 9100

C10

EUR/t

0,00

1103 19 40 9100

C10

EUR/t

0,00

1103 13 10 9100 (1)

C10

EUR/t

0,00

1103 13 10 9300 (1)

C10

EUR/t

0,00

1103 13 10 9500 (1)

C10

EUR/t

0,00

1103 13 90 9100 (1)

C10

EUR/t

0,00

1103 19 10 9000

C10

EUR/t

0,00

1103 19 30 9100

C10

EUR/t

0,00

1103 20 60 9000

C10

EUR/t

0,00

1103 20 20 9000

C10

EUR/t

0,00

1104 19 69 9100

C10

EUR/t

0,00

1104 12 90 9100

C10

EUR/t

0,00

1104 12 90 9300

C10

EUR/t

0,00

1104 19 10 9000

C10

EUR/t

0,00

1104 19 50 9110

C10

EUR/t

0,00

1104 19 50 9130

C10

EUR/t

0,00

1104 29 01 9100

C10

EUR/t

0,00

1104 29 03 9100

C10

EUR/t

0,00

1104 29 05 9100

C10

EUR/t

0,00

1104 29 05 9300

C10

EUR/t

0,00

1104 22 20 9100

C10

EUR/t

0,00

1104 22 30 9100

C10

EUR/t

0,00

1104 23 10 9100

C10

EUR/t

0,00

1104 23 10 9300

C10

EUR/t

0,00

1104 29 11 9000

C10

EUR/t

0,00

1104 29 51 9000

C10

EUR/t

0,00

1104 29 55 9000

C10

EUR/t

0,00

1104 30 10 9000

C10

EUR/t

0,00

1104 30 90 9000

C10

EUR/t

0,00

1107 10 11 9000

C10

EUR/t

0,00

1107 10 91 9000

C10

EUR/t

0,00

1108 11 00 9200

C10

EUR/t

0,00

1108 11 00 9300

C10

EUR/t

0,00

1108 12 00 9200

C10

EUR/t

0,00

1108 12 00 9300

C10

EUR/t

0,00

1108 13 00 9200

C10

EUR/t

0,00

1108 13 00 9300

C10

EUR/t

0,00

1108 19 10 9200

C10

EUR/t

0,00

1108 19 10 9300

C10

EUR/t

0,00

1109 00 00 9100

C10

EUR/t

0,00

1702 30 51 9000 (2)

C10

EUR/t

0,00

1702 30 59 9000 (2)

C10

EUR/t

0,00

1702 30 91 9000

C10

EUR/t

0,00

1702 30 99 9000

C10

EUR/t

0,00

1702 40 90 9000

C10

EUR/t

0,00

1702 90 50 9100

C10

EUR/t

0,00

1702 90 50 9900

C10

EUR/t

0,00

1702 90 75 9000

C10

EUR/t

0,00

1702 90 79 9000

C10

EUR/t

0,00

2106 90 55 9000

C14

EUR/t

0,00

NB: De codes van de producten en de codes van de bestemmingen serie „A” zijn vastgesteld in de gewijzigde Verordening (EEG) nr. 3846/87 van de Commissie (PB L 366 van 24.12.1987, blz. 1).

De numerieke codes voor de bestemmingen zijn vastgesteld in Verordening (EG) nr. 2081/2003 (PB L 313 van 28.11.2003, blz. 11).

De andere bestemmingen zijn als volgt gedefinieerd:

C10

:

Alle bestemmingen

C14

:

Alle bestemmingen, uitgezonderd Zwitserland en Liechtenstein.


(1)  Er worden geen restituties toegekend voor producten die een warmtebehandeling hebben ondergaan waardoor het zetmeel is voorgegelatineerd.

(2)  De restituties worden toegekend overeenkomstig de gewijzigde Verordening (EEG) nr. 2730/75 van de Raad (PB L 281 van 1.11.1975, blz. 20).

NB: De codes van de producten en de codes van de bestemmingen serie „A” zijn vastgesteld in de gewijzigde Verordening (EEG) nr. 3846/87 van de Commissie (PB L 366 van 24.12.1987, blz. 1).

De numerieke codes voor de bestemmingen zijn vastgesteld in Verordening (EG) nr. 2081/2003 (PB L 313 van 28.11.2003, blz. 11).

De andere bestemmingen zijn als volgt gedefinieerd:

C10

:

Alle bestemmingen

C14

:

Alle bestemmingen, uitgezonderd Zwitserland en Liechtenstein.


30.3.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 90/40


VERORDENING (EG) Nr. 349/2007 VAN DE COMMISSIE

van 29 maart 2007

tot vaststelling van de restituties bij uitvoer voor mengvoeders op basis van granen

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1784/2003 van de Raad van 29 september 2003 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector granen (1), en met name op artikel 13, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Volgens artikel 13 van Verordening (EG) nr. 1784/2003 kan het verschil tussen de noteringen of de prijzen op de wereldmarkt voor de in artikel 1 van die verordening genoemde producten en de prijzen van deze producten in de Gemeenschap worden overbrugd door een restitutie bij de uitvoer.

(2)

Verordening (EG) nr. 1517/95 van de Commissie van 29 juni 1995 houdende bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 1784/2003 van de Raad ten aanzien van de invoer- en uitvoerregeling voor mengvoeders op basis van granen en houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 1162/95 houdende bijzondere uitvoeringsbepalingen inzake het stelsel van invoer- en uitvoercertificaten in de sector granen en rijst (2) heeft in artikel 2 de specifieke criteria vastgesteld waarmee rekening moet worden gehouden voor de berekening van de restitutie voor deze producten.

(3)

Bij de berekening moet ook rekening worden gehouden met het gehalte aan graanproducten. Gemakshalve zou de restitutie moeten worden betaald voor twee categorieën „graanproducten”, namelijk voor maïs, de meest gebruikte component van uitgevoerde mengvoeders, en maïsproducten, en voor „andere granen”, dat wil zeggen voor restitutie in aanmerking komende graanproducten, andere dan maïs en maïsproducten. Een restitutie zou moeten worden toegekend voor de hoeveelheid graanproducten in het mengvoeder.

(4)

Anderzijds moet het bedrag van de restitutie eveneens rekening houden met de afzetmogelijkheden en verkoopvoorwaarden voor de betrokken producten op de wereldmarkt, het belang dat men erbij heeft om verstoringen op de markt van de Gemeenschap te voorkomen en het economisch aspect van de uitvoer.

(5)

Op grond van de huidige situatie op de markt voor granen, en met name de vooruitzichten inzake de voorziening, moeten de uitvoerrestituties worden geschrapt.

(6)

Het Comité van beheer voor granen heeft geen advies uitgebracht binnen de door zijn voorzitter bepaalde termijn,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De restituties bij uitvoer voor de in Verordening (EG) nr. 1784/2003 bedoelde mengvoeders waarop Verordening (EG) nr. 1517/95 van toepassing is, worden overeenkomstig de bijlage bij deze verordening vastgesteld.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 30 maart 2007.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 29 maart 2007.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 270 van 21.10.2003, blz. 78. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1154/2005 van de Commissie (PB L 187 van 19.7.2005, blz. 11).

(2)  PB L 147 van 30.6.1995, blz. 51.


BIJLAGE

bij de verordening van de Commissie van 29 maart 2007 tot vaststelling van de restituties bij uitvoer voor mengvoeders op basis van granen

Productcodes van de producten die in aanmerking komen voor een restitutie bij uitvoer:

 

2309 10 11 9000,

 

2309 10 13 9000,

 

2309 10 31 9000,

 

2309 10 33 9000,

 

2309 10 51 9000,

 

2309 10 53 9000,

 

2309 90 31 9000,

 

2309 90 33 9000,

 

2309 90 41 9000,

 

2309 90 43 9000,

 

2309 90 51 9000,

 

2309 90 53 9000.


Graanproducten

Bestemming

Meeteenheid

Bedrag van de restitutie

Maïs en maïsproducten

GN-codes 0709 90 60, 0712 90 19, 1005, 1102 20, 1103 13, 1103 29 40, 1104 19 50, 1104 23, 1904 10 10

C10

EUR/t

0,00

Graanproducten, met uitzondering van maïs en maïsproducten

C10

EUR/t

0,00

NB: De codes van de producten en de codes van de bestemmingen serie „A” zijn vastgesteld in Verordening (EEG) nr. 3846/87 van de Commissie (PB L 366 van 24.12.1987, blz. 1), zoals gewijzigd.

C10

:

Alle bestemmingen.


30.3.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 90/42


VERORDENING (EG) Nr. 350/2007 VAN DE COMMISSIE

van 29 maart 2007

tot vaststelling van de restituties bij de productie in de sector granen

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1784/2003 van de Raad van 29 september 2003 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector granen (1), en met name op artikel 8, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EEG) nr. 1722/93 van de Commissie van 30 juni 1993 tot vaststelling van de toepassingsbepalingen van de Verordeningen (EEG) nr. 1766/92 en (EEG) nr. 1418/76 van de Raad wat de regelingen inzake de productierestituties in de sector granen respectievelijk rijst betreft (2) zijn de voorwaarden voor de toekenning van de productierestitutie vastgesteld. De berekeningsgrondslag is bepaald in artikel 3 van genoemde verordening. De aldus berekende restitutie, zo nodig gedifferentieerd voor aardappelmeel, moet eenmaal per maand worden vastgesteld en mag slechts gewijzigd worden wanneer de maïs- en/of tarweprijzen een significante verandering te zien geven.

(2)

De in deze verordening vastgestelde productierestituties moeten worden aangepast met de in bijlage II bij Verordening (EEG) nr. 1722/93 bepaalde coëfficiënten, teneinde het juiste te betalen bedrag te verkrijgen.

(3)

Het Comité van beheer voor granen heeft geen advies uitgebracht binnen de door zijn voorzitter bepaalde termijn,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 3, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 1722/93 bedoelde productierestitutie per ton zetmeel wordt vastgesteld op:

a)

0,00 EUR/t voor zetmeel uit maïs, tarwe, gerst en haver;

b)

0,00 EUR/t voor aardappelmeel.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 30 maart 2007.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 29 maart 2007.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 270 van 21.10.2003, blz. 78. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1154/2005 van de Commissie (PB L 187 van 19.7.2005, blz. 11).

(2)  PB L 159 van 1.7.1993, blz. 112. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1950/2005 (PB L 312 van 29.11.2005, blz. 18).


30.3.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 90/43


VERORDENING (EG) Nr. 351/2007 VAN DE COMMISSIE

van 29 maart 2007

met betrekking tot de afgifte van invoercertificaten voor olijfolie in het kader van het tariefcontigent voor Tunesië

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Besluit 2000/822/EG van de Raad van 22 december 2000 betreffende de sluiting van de Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Tunesië inzake de liberaliseringsmaatregelen voor het onderlinge handelsverkeer en de wijziging van de landbouwprotocollen bij de Associatieovereenkomst tussen de EG en de Republiek Tunesië (1),

Gelet op Verordening (EG) nr. 1301/2006 van de Commissie van 31 augustus 2006 houdende gemeenschappelijke voorschriften voor het beheer van door middel van een stelsel van invoercertificaten beheerde invoertariefcontingenten voor landbouwproducten (2), en met name op artikel 7, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In artikel 3, leden 1 en 2, van Protocol nr. 1 bij de Euro-mediterrane Overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten enerzijds en de Republiek Tunesië anderzijds (3) is voorzien in een tariefcontingent, met nulrecht, voor de invoer van geheel in Tunesië verkregen en rechtstreeks van dit land naar de Gemeenschap vervoerde ruwe olijfolie van de GN-codes 1509 10 10 en 1509 10 90, binnen een per jaar vastgestelde maximumhoeveelheid.

(2)

Artikel 2, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1918/2006 van de Commissie van 20 december 2006 inzake de opening en de wijze van beheer van een tariefcontingent voor olijfolie van oorsprong uit Tunesië (4) voorziet ook in maximumhoeveelheden per maard, waarvoor certicaten mogen worden afgegeven.

(3)

Bij de bevoegde autoriteiten zijn, overeenkomstig artikel 3, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1918/2006, aanvragen voor invoercertificaten ingediend voor een totale hoeveelheid die de voor maart vastgestelde maximumhoeveelheid van 5 000 ton overschrijdt.

(4)

Derhalve moet de Commissie een gunningspercentage vaststellen om de certificaten te kunnen afgeven naar rato van de beschikbare hoeveelheden,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Invoercertificaten die op 26 en 27 maart 2007 zijn aangevraagd op grond van artikel 3, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1918/2006, worden afgegeven voor 24,897202 % van de gevraagde hoeveelheid. De voor maart vastgestelde maximumhoeveelheid van 5 000 ton is bereikt.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 30 maart 2007.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 29 maart 2007.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 336 van 30.12.2000, blz. 92.

(2)  PB L 238 van 1.9.2006, blz. 13.

(3)  PB L 97 van 30.3.1998, blz. 1.

(4)  PB L 365 van 21.12.2006, blz. 84.


30.3.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 90/44


VERORDENING (EG) Nr. 352/2007 VAN DE COMMISSIE

van 29 maart 2007

tot vaststelling van de maximumrestitutie bij uitvoer van witte suiker in het kader van de in Verordening (EG) nr. 38/2007 bedoelde permanente inschrijving

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 318/2006 van de Raad van 20 februari 2006 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector suiker (1), en met name op artikel 33, lid 2, tweede alinea en derde alinea, onder b),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Krachtens Verordening (EG) nr. 38/2007 van de Commissie van 17 januari 2007 met betrekking tot de opening van een permanente openbare inschrijving voor de verkoop voor uitvoer van suiker uit de voorraden van de interventiebureaus van België, Tsjechië, Spanje, Ierland, Italië, Hongarije, Polen, Slowakije en Zweden (2) moeten deelinschrijvingen worden gehouden.

(2)

Op grond van artikel 4, lid 1, van Verordening (EG) nr. 38/2007 en op grond van het onderzoek van de biedingen voor de op 28 maart 2007 verstrijkende deelinschrijving, dient de maximumrestitutie bij uitvoer in het kader van die deelinschrijving te worden vastgesteld.

(3)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor suiker,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De maximumrestitutie bij uitvoer van het in artikel 1, lid 1, van Verordening (EG) nr. 38/2007 bedoelde product wordt voor de op 28 maart 2007 verstrijkende deelinschrijving vastgesteld op 363,50 EUR/t.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 30 maart 2007.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 29 maart 2007.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 58 van 28.2.2006, blz. 1. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1585/2006 van de Commissie (PB L 294 van 25.10.2006, blz. 19).

(2)  PB L 11 van 18.1.2007, blz. 4.


30.3.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 90/45


VERORDENING (EG) Nr. 353/2007 VAN DE COMMISSIE

van 29 maart 2007

houdende vaststelling van de restituties die van toepassing zijn op bepaalde producten van de sector suiker, uitgevoerd in de vorm van goederen die niet onder bijlage I bij het Verdrag vallen

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 318/2006 van de Raad van 20 februari 2006 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector suiker (1), en met name op artikel 33, lid 2, onder a), en lid 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 32, leden 1 en 2, van Verordening (EG) nr. 318/2006 kan het verschil tussen de prijzen van de in artikel 1, lid 1, onder b), c), d) en g), van die verordening bedoelde producten in de internationale handel enerzijds en de prijzen in de Gemeenschap anderzijds door een restitutie bij de uitvoer worden overbrugd wanneer deze producten worden uitgevoerd in de vorm van goederen die in bijlage VII bij die verordening worden genoemd.

(2)

In Verordening (EG) nr. 1043/2005 van de Commissie van 30 juni 2005 houdende tenuitvoerlegging van Verordening (EG) nr. 3448/93 van de Raad wat betreft de regeling aangaande de toekenning van restituties bij uitvoer en de criteria voor de vaststelling van het restitutiebedrag betreffende bepaalde landbouwproducten, uitgevoerd in de vorm van goederen die niet onder bijlage I van het Verdrag vallen (2), is aangegeven voor welke producten een restitutie dient te worden vastgesteld wanneer ze worden uitgevoerd in de vorm van goederen bedoeld in bijlage VII bij Verordening (EG) nr. 318/2006.

(3)

Overeenkomstig artikel 14, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1043/2005 dient de restitutievoet per 100 kg van elk van de betrokken basisproducten maandelijks te worden vastgesteld.

(4)

In artikel 32, lid 4, van Verordening (EG) nr. 318/2006 is bepaald dat de restitutie bij uitvoer van een in een goed verwerkt product niet meer mag bedragen dan de restitutie voor ditzelfde product dat in onverwerkte toestand wordt uitgevoerd.

(5)

De ingevolge deze verordening vastgestelde restituties kunnen vooraf worden vastgesteld, aangezien op dit moment niet bekend is hoe de markt zich de komende maanden zal ontwikkelen.

(6)

De naleving van de verplichtingen die zijn aangegaan met betrekking tot de restituties die kunnen worden toegekend bij de uitvoer van landbouwproducten die zijn verwerkt in niet onder bijlage I bij het Verdrag vallende goederen, kan in het gedrang komen door de vaststelling vooraf van hoge restituties. In deze situatie moeten derhalve vrijwaringsmaatregelen worden genomen zonder dat daardoor de sluiting van langetermijncontracten wordt verhinderd. De vaststelling van een specifieke restitutie voor de voorfixatie van restituties is een maatregel die aan deze verschillende doelstellingen beantwoordt.

(7)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor suiker,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De restituties die van toepassing zijn op de in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1043/2005 en in artikel 1, lid 1, en in lid 1 van artikel 2 van Verordening (EG) nr. 318/2006 opgenomen basisproducten die worden uitgevoerd in de vorm van goederen vermeld in bijlage VII bij Verordening (EG) nr. 318/2006, worden vastgesteld zoals in de bijlage bij deze verordening is aangegeven.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 30 maart 2007.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 29 maart 2007.

Voor de Commissie

Günter VERHEUGEN

Vicevoorzitter


(1)  PB L 58 van 28.2.2006, blz. 1. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1585/2006 van de Commissie (PB L 294 van 25.10.2006, blz. 19).

(2)  PB L 172 van 5.7.2005, blz. 24. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1713/2006 (PB L 321 van 21.11.2006, blz. 11).


BIJLAGE

Restituties die worden toegepast vanaf 30 maart 2007 voor bepaalde producten van de sector suiker die worden uitgevoerd in de vorm van niet in bijlage I bij het Verdrag vermelde goederen (1)

GN-code

Omschrijving

Restituties in EUR/100 kg

Bij vaststelling vooraf van de restituties

Overige gevallen

1701 99 10

Witte suiker

24,58

24,58


(1)  De in deze bijlage vastgestelde restituties zijn niet van toepassing op de uitvoer naar Albanië, Kroatië, Bosnië en Herzegovina, Servië, Montenegro, Kosovo, de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, Andorra, Gibraltar, Ceuta en Melilla, de Heilige Stoel (Vaticaanstad), Liechtenstein, de gemeenten Livigno en Campione d'Italia, Heligoland, Groenland, Faeröer noch op de goederen die zijn opgenomen in de tabellen I en II bij Protocol nr. 2 bij de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat van 22 juli 1972 en die naar de Zwitserse Bondsstaat worden uitgevoerd.


30.3.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 90/47


VERORDENING (EG) Nr. 354/2007 VAN DE COMMISSIE

van 29 maart 2007

houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 195/2007 tot opening van de boteraankopen in sommige lidstaten voor de periode van 1 maart tot en met 31 augustus 2007

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector melk en zuivelproducten (1),

Gelet op Verordening (EG) nr. 2771/1999 van de Commissie van 16 december 1999 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad ten aanzien van de interventiemaatregelen op de markt voor boter en room (2), en met name op artikel 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 195/2007 van de Commissie (3) is de lijst vastgesteld van de lidstaten waar de aankoop van boter is geopend overeenkomstig artikel 6, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1255/1999.

(2)

Op basis van de meest recente mededelingen van Spanje heeft de Commissie geconstateerd dat de marktprijzen voor boter gedurende twee opeenvolgende weken gelijk aan of hoger dan 92 % van de interventieprijs zijn geweest. Derhalve moet in Spanje de aankoop van boter door de interventiebureaus worden opgeschort. Deze lidstaat moet derhalve worden geschrapt van de bij Verordening (EG) nr. 195/2007 vastgestelde lijst.

(3)

Verordening (EG) nr. 195/2007 moet derhalve dienovereenkomstig worden aangepast,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Artikel 1 van Verordening (EG) nr. 195/2007 wordt vervangen door de volgende tekst:

„Artikel 1

De aankoop van boter op grond van artikel 6, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1255/1999 wordt geopend voor de onderstaande lidstaten:

Portugal.”.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 30 maart 2007.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 29 maart 2007.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 160 van 26.6.1999, blz. 48. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1913/2005 (PB L 307 van 25.11.2005, blz. 2).

(2)  PB L 333 van 24.12.1999, blz. 11. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2107/2005 (PB L 337 van 22.12.2005, blz. 20).

(3)  PB L 59 van 27.2.2007, blz. 62.


30.3.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 90/48


VERORDENING (EG) Nr. 355/2007 VAN DE COMMISSIE

van 29 maart 2007

tot vaststelling van de restituties bij uitvoer voor granen en meel, gries en griesmeel van tarwe of van rogge

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1784/2003 van de Raad van 29 september 2003 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector granen (1), en met name op artikel 13, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Volgens artikel 13 van Verordening (EG) nr. 1784/2003 kan het verschil tussen de noteringen of de prijzen op de wereldmarkt van de in artikel 1 van die verordening bedoelde producten en de prijzen van deze producten in de Gemeenschap worden overbrugd door een restitutie bij uitvoer.

(2)

De restituties moeten worden vastgesteld met inachtneming van de elementen als bedoeld in artikel 1 van Verordening (EG) nr. 1501/95 van de Commissie van 29 juni 1995 tot vaststelling van enkele toepassingsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 1766/92 van de Raad voor wat de toekenning, in de graansector, van uitvoerrestituties en van bij verstoring van de graanmarkt te treffen maatregelen betreft (2).

(3)

Voor meel, gries en griesmeel van tarwe of van rogge moet de restitutie worden berekend met inachtneming van de hoeveelheid granen benodigd voor de vervaardiging van de betreffende producten. Deze hoeveelheden zijn vastgesteld in Verordening (EG) nr. 1501/95.

(4)

De situatie op de wereldmarkt of de specifieke eisen van bepaalde markten voor sommige producten kunnen een differentiatie van de restitutie naar bestemming nodig maken.

(5)

De restitutie moet eenmaal per maand worden vastgesteld. Zij kan tussentijds worden gewijzigd.

(6)

De toepassing van deze regelen op de huidige situatie in de sector granen en met name op de noteringen of prijzen van deze producten in de Gemeenschap en op de wereldmarkt voert tot het vaststellen van de bedragen van de restitutie zoals vermeld in de bijlage.

(7)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor granen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De restituties bij uitvoer in ongewijzigde staat van de in artikel 1, onder a), b) en c), van Verordening (EG) nr. 1784/2003 bedoelde producten, met uitzondering van mout, worden op de in de bijlage aangegeven bedragen vastgesteld.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 1 april 2007.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 29 maart 2007.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 270 van 21.10.2003, blz. 78. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1154/2005 van de Commissie (PB L 187 van 19.7.2005, blz. 11).

(2)  PB L 147 van 30.6.1995, blz. 7. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 777/2004 (PB L 123 van 27.4.2004, blz. 50).


BIJLAGE

bij de verordening van de Commissie van 29 maart 2007 tot vaststelling van de restituties bij uitvoer voor granen en meel, gries en griesmeel van tarwe of van rogge

Productcode

Bestemming

Meeteenheid

Bedrag van de restitutie

1001 10 00 9200

EUR/t

1001 10 00 9400

A00

EUR/t

0

1001 90 91 9000

EUR/t

1001 90 99 9000

A00

EUR/t

1002 00 00 9000

A00

EUR/t

0

1003 00 10 9000

EUR/t

1003 00 90 9000

A00

EUR/t

1004 00 00 9200

EUR/t

1004 00 00 9400

A00

EUR/t

0

1005 10 90 9000

EUR/t

1005 90 00 9000

A00

EUR/t

0

1007 00 90 9000

EUR/t

1008 20 00 9000

EUR/t

1101 00 11 9000

EUR/t

1101 00 15 9100

C01

EUR/t

0

1101 00 15 9130

C01

EUR/t

0

1101 00 15 9150

C01

EUR/t

0

1101 00 15 9170

C01

EUR/t

0

1101 00 15 9180

C01

EUR/t

0

1101 00 15 9190

EUR/t

1101 00 90 9000

EUR/t

1102 10 00 9500

A00

EUR/t

0

1102 10 00 9700

A00

EUR/t

0

1102 10 00 9900

EUR/t

1103 11 10 9200

A00

EUR/t

0

1103 11 10 9400

A00

EUR/t

0

1103 11 10 9900

EUR/t

1103 11 90 9200

A00

EUR/t

0

1103 11 90 9800

EUR/t

NB: De codes van de producten en de codes van de bestemmingen serie „A” zijn vastgesteld in Verordening (EEG) nr. 3846/87 van de Commissie (PB L 366 van 24.12.1987, blz. 1), zoals gewijzigd.

C01

:

Alle derde landen met uitzondering van Albanië, Kroatië, Bosnië en Herzegovina, Montenegro, Servië, de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, Liechtenstein en Zwitserland.


30.3.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 90/50


VERORDENING (EG) Nr. 356/2007 VAN DE COMMISSIE

van 29 maart 2007

tot vaststelling van het op de restitutie voor granen toe te passen correctiebedrag

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1784/2003 van de Raad van 29 september 2003 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector granen (1), en met name op artikel 15, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Krachtens artikel 14, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1784/2003 moet bij uitvoer van granen de op de dag van indiening van de aanvraag van een certificaat geldende restitutie op verzoek worden toegepast op uitvoer die tijdens de geldigheidsduur van het certificaat moet plaatsvinden. In dat geval kan op de restitutie een correctiebedrag worden toegepast.

(2)

Op grond van Verordening (EG) nr. 1501/95 van de Commissie van 29 juni 1995 tot vaststelling van enkele toepassingsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 1766/92 van de Raad voor wat de toekenning, in de graansector, van uitvoerrestituties en van bij verstoring van de graanmarkt te treffen maatregelen betreft (2) kan een correctiebedrag worden vastgesteld voor de in artikel 1, onder a), b) en c), van Verordening (EG) nr. 1784/2003 bedoelde producten. Dit correctiebedrag moet worden berekend met inachtneming van de in artikel 1 van Verordening (EG) nr. 1501/95 genoemde elementen.

(3)

Op grond van de situatie op de wereldmarkt of de specifieke eisen van bepaalde markten kan het noodzakelijk zijn het correctiebedrag naar gelang van de bestemming te differentiëren.

(4)

Het correctiebedrag moet volgens dezelfde procedure als de restitutie worden vastgesteld. Het kan tussentijds worden gewijzigd.

(5)

Uit de bovengenoemde bepalingen volgt dat het correctiebedrag moet worden vastgesteld overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

(6)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor granen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Het correctiebedrag op de vooraf vastgestelde restituties bij uitvoer van de in artikel 1, onder a), b) en c), van Verordening (EG) nr. 1784/2003 bedoelde producten, met uitzondering van mout, wordt vastgesteld in de bijlage.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 1 april 2007.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 29 maart 2007.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 270 van 21.10.2003, blz. 78. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1154/2005 van de Commissie (PB L 187 van 19.7.2005, blz. 11).

(2)  PB L 147 van 30.6.1995, blz. 7. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 777/2004 (PB L 123 van 27.4.2004, blz. 50).


BIJLAGE

bij de Verordening van de Commissie van 29 maart 2007 tot vaststelling van het op de restitutie voor granen toe te passen correctiebedrag

(in EUR/t)

Productcode

Bestemming

Lopende

4 maand

1e term.

5

2e term.

6

3e term.

7

4e term.

8

5e term.

9

6e term.

10

1001 10 00 9200

1001 10 00 9400

A00

0

0

0

0

0

1001 90 91 9000

1001 90 99 9000

C01

0

0

0

0

0

1002 00 00 9000

A00

0

0

0

0

0

1003 00 10 9000

1003 00 90 9000

C02

0

0

0

0

0

1004 00 00 9200

1004 00 00 9400

C03

0

0

0

0

0

1005 10 90 9000

1005 90 00 9000

A00

0

0

0

0

0

1007 00 90 9000

1008 20 00 9000

1101 00 11 9000

1101 00 15 9100

C01

0

0

0

0

0

1101 00 15 9130

C01

0

0

0

0

0

1101 00 15 9150

C01

0

0

0

0

0

1101 00 15 9170

C01

0

0

0

0

0

1101 00 15 9180

C01

0

0

0

0

0

1101 00 15 9190

1101 00 90 9000

1102 10 00 9500

A00

0

0

0

0

0

1102 10 00 9700

A00

0

0

0

0

0

1102 10 00 9900

1103 11 10 9200

A00

0

0

0

0

0

1103 11 10 9400

A00

0

0

0

0

0

1103 11 10 9900

1103 11 90 9200

A00

0

0

0

0

0

1103 11 90 9800

NB: De codes van de producten en de codes van de bestemmingen serie „A” zijn vastgesteld in Verordening (EEG) nr. 3846/87 van de Commissie (PB L 366 van 24.12.1987, blz. 1), zoals gewijzigd.

De numerieke codes voor de bestemmingen zijn vastgesteld in Verordening (EG) nr. 2081/2003 (PB L 313 van 28.11.2003, blz. 11).

C01

:

Alle derde landen met uitzondering van Albanië, Kroatië, Bosnië en Herzegovina, Montenegro, Servië, de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, Liechtenstein en Zwitserland.

C02

:

Algerije, Saoedi Arabië, Bahrein, Egypte, de Verenigde Arabische Emiraten, Iran, Irak, Israël, Jordanië, Koeweit, Libanon, Libië, Marokko, Mauritanië, Oman, Qatar, Syrië, Tunesië en Jemen.

C03

:

Alle landen met uitzondering van Noorwegen, Zwitserland en Liechenstein.


30.3.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 90/52


VERORDENING (EG) Nr. 357/2007 VAN DE COMMISSIE

van 29 maart 2007

tot vaststelling van de restituties bij uitvoer voor mout

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1784/2003 van de Raad van 29 september 2003 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector granen (1), inzonderheid op artikel 13, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Volgens artikel 13 van Verordening (EG) nr. 1784/2003 kan het verschil tussen de noteringen of de prijzen op de wereldmarkt voor de in artikel 1 van die verordening genoemde producten en de prijzen van deze producten in de Gemeenschap worden overbrugd door een restitutie bij uitvoer.

(2)

De restituties moeten worden vastgesteld met inachtneming van de elementen als bedoeld in artikel 1 van Verordening (EG) nr. 1501/95 van de Commissie van 29 juni 1995 tot vaststelling van enkele toepassingsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 1766/92 van de Raad voor wat de toekenning, in de graansector, van uitvoerrestituties en van bij verstoring van de graanmarkt te treffen maatregelen betreft (2).

(3)

Voor mout moet de restitutie worden berekend met inachtneming van de hoeveelheid granen benodigd voor de vervaardiging van de betreffende producten. Deze hoeveelheden zijn vastgesteld in Verordening (EG) nr. 1501/95.

(4)

De situatie op de wereldmarkt of de specifieke eisen van bepaalde markten voor zekere producten kunnen een differentiatie van de restitutie, naar gelang van de bestemming, nodig maken.

(5)

De restitutie moet eenmaal per maand worden vastgesteld. Zij kan in de tussentijd worden gewijzigd.

(6)

Bij toepassing van deze regelen op de huidige situatie in de sector granen en met name op de noteringen of prijzen van deze producten in de Gemeenschap en op de wereldmarkt, moet de restitutie op de in de bijlage vermelde bedragen worden vastgesteld.

(7)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor granen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De restituties bij uitvoer van de in artikel 1, onder c), van Verordening (EG) nr. 1784/2003 bedoelde mout worden op de in de bijlage aangegeven bedragen vastgesteld.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 1 april 2007.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 29 maart 2007.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 270 van 21.10.2003, blz. 78. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1154/2005 van de Commissie (PB L 187 van 19.7.2005, blz. 11).

(2)  PB L 147 van 30.6.1995, blz. 7. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 777/2004 (PB L 123 van 27.4.2004, blz. 50).


BIJLAGE

bij de verordening van de Commissie van 29 maart 2007 tot vaststelling van de restituties bij uitvoer voor mout

Productcode

Bestemming

Meeteenheid

Bedrag van de restitutie

1107 10 19 9000

A00

EUR/t

0,00

1107 10 99 9000

A00

EUR/t

0,00

1107 20 00 9000

A00

EUR/t

0,00

NB: De codes van de producten en de codes van de bestemmingen serie „A” zijn vastgesteld in Verordening (EEG) nr. 3846/87 van de Commissie (PB L 366 van 24.12.1987, blz. 1), zoals gewijzigd.

De numerieke codes voor de bestemmingen zijn vastgesteld in Verordening (EG) nr. 2081/2003 van de Commissie (PB L 313 van 28.11.2003, blz. 11).


30.3.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 90/54


VERORDENING (EG) Nr. 358/2007 VAN DE COMMISSIE

van 29 maart 2007

tot vaststelling van het op de restitutie voor mout toe te passen correctiebedrag

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1784/2003 van de Raad van 29 september 2003 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector granen (1), en met name op artikel 15, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Krachtens artikel 14, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1784/2003 moet bij uitvoer van granen de op de dag van indiening van de aanvraag van een certificaat geldende restitutie op verzoek worden toegepast op uitvoer die tijdens de geldigheidsduur van het certificaat moet plaatsvinden. In dat geval kan op de restitutie een correctiebedrag worden toegepast.

(2)

Op grond van Verordening (EG) nr. 1501/95 van de Commissie van 29 juni 1995 tot vaststelling van toepassingsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 1766/92 van de Raad voor de toekenning, in de graansector, van uitvoerrestituties en van bij verstoring van de graanmarkt te treffen maatregelen (2), kan een correctiebedrag worden vastgesteld voor de in artikel 1, lid 1, onder c), van Verordening (EG) nr. 1784/2003 bedoelde mout. Het correctiebedrag moet worden berekend met inachtneming van de in artikel 1 van Verordening (EG) nr. 1501/95 genoemde elementen.

(3)

Uit de bovengenoemde bepalingen volgt dat het correctiebedrag moet worden vastgesteld overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

(4)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor granen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Het in artikel 15, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1784/2003 bedoelde correctiebedrag dat van toepassing is op de vooraf vastgestelde restituties bij uitvoer van mout, wordt vastgesteld in de bijlage.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 1 april 2007.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 29 maart 2007.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 270 van 21.10.2003, blz. 78. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1154/2005 van de Commissie (PB L 187 van 19.7.2005, blz. 11).

(2)  PB L 147 van 30.6.1995, blz. 7. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 777/2004 (PB L 123 van 27.4.2004, blz. 50).


BIJLAGE

bij de verordening van de Commissie van 29 maart 2007 tot vaststelling van het op de restitutie voor mout toe te passen correctiebedrag

NB: De codes van de producten en de codes van de bestemmingen serie „A” zijn vastgesteld in Verordening (EEG) nr. 3846/87 van de Commissie (PB L 366 van 24.12.1987, blz. 1), zoals gewijzigd.

De numerieke codes voor de bestemmingen zijn vastgesteld in Verordening (EG) nr. 2081/2003 van de Commissie (PB L 313 van 28.11.2003, blz. 11).

(EUR/t)

Productcode

Bestemming

Lopend

4

1e term.

5

2e term.

6

3e term.

7

4e term.

8

5e term.

9

1107 10 11 9000

A00

0

0

0

0

0

0

1107 10 19 9000

A00

0

0

0

0

0

0

1107 10 91 9000

A00

0

0

0

0

0

0

1107 10 99 9000

A00

0

0

0

0

0

0

1107 20 00 9000

A00

0

0

0

0

0

0


(EUR/t)

Productcode

Bestemming

6e term.

10

7e term.

11

8e term.

12

9e term.

1

10e term.

2

11e term.

3

1107 10 11 9000

A00

0

0

0

0

0

0

1107 10 19 9000

A00

0

0

0

0

0

0

1107 10 91 9000

A00

0

0

0

0

0

0

1107 10 99 9000

A00

0

0

0

0

0

0

1107 20 00 9000

A00

0

0

0

0

0

0


30.3.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 90/56


VERORDENING (EG) Nr. 359/2007 VAN DE COMMISSIE

van 29 maart 2007

tot vaststelling van de restituties die gelden voor de in het kader van communautaire en nationale voedselhulpacties geleverde producten van de sectoren granen en rijst

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1784/2003 van de Raad van 29 september 2003 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector granen (1), en met name op artikel 13, lid 3,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1785/2003 van de Raad van 29 september 2003 houdende een gemeenschappelijke ordening van de rijstmarkt (2), en met name op artikel 14, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In artikel 2 van Verordening (EEG) nr. 2681/74 van de Raad van 21 oktober 1974 betreffende de communautaire financiering van de uitgaven in verband met de levering van landbouwproducten als voedselhulp (3) is bepaald dat het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw, afdeling Garantie, het gedeelte van de uitgaven financiert dat overeenkomt met de desbetreffende restituties bij uitvoer die overeenkomstig de betrokken communautaire voorschriften zijn vastgesteld.

(2)

Om de opstelling en het beheer van de begroting voor de communautaire voedselhulpacties te vergemakkelijken en om de lidstaten in staat te stellen het bedrag van de communautaire deelname in de financiering van de nationale voedselhulpacties te kennen, moet het bedrag van de voor deze acties toegekende restituties worden vastgesteld.

(3)

De algemene voorschriften en de uitvoeringsbepalingen die in artikel 13 van Verordening (EG) nr. 1784/2003 en artikel 13 van Verordening (EG) nr. 1785/2003 voor de uitvoerrestituties zijn vastgesteld, zijn van overeenkomstige toepassing op bovenbedoelde transacties.

(4)

De specifieke criteria die in aanmerking moeten worden genomen bij de berekening van de uitvoerrestituties voor rijst zijn vastgesteld in artikel 14 van Verordening (EG) nr. 1785/2003.

(5)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor granen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De geldende restituties voor de producten van de sectoren granen en rijst geleverd voor de communautaire en nationale voedselhulpacties, uitgevoerd in het kader van internationale verdragen of andere aanvullende programma's of die in het kader van andere communautaire acties gratis worden geleverd, worden vastgesteld overeenkomstig de bijlage.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 1 april 2007.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 29 maart 2007.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 270 van 21.10.2003, blz. 78. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1154/2005 van de Commissie (PB L 187 van 19.7.2005, blz. 11).

(2)  PB L 270 van 21.10.2003, blz. 96. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 797/2006 van de Commissie (PB L 144 van 31.5.2006, blz. 1).

(3)  PB L 288 van 25.10.1974, blz. 1.


BIJLAGE

bij de verordening van de Commissie van 29 maart 2007 tot vaststelling van de restituties die gelden voor de in het kader van communautaire en nationale voedselhulpacties geleverde producten van de sectoren granen en rijst

(EUR/t)

Productcode

Bedrag van de restitutie

1001 10 00 9400

0,00

1001 90 99 9000

0,00

1002 00 00 9000

0,00

1003 00 90 9000

0,00

1005 90 00 9000

0,00

1006 30 92 9100

0,00

1006 30 92 9900

0,00

1006 30 94 9100

0,00

1006 30 94 9900

0,00

1006 30 96 9100

0,00

1006 30 96 9900

0,00

1006 30 98 9100

0,00

1006 30 98 9900

0,00

1006 30 65 9900

0,00

1007 00 90 9000

0,00

1101 00 15 9100

0,00

1101 00 15 9130

0,00

1102 10 00 9500

0,00

1102 20 10 9200

0,00

1102 20 10 9400

0,00

1103 11 10 9200

0,00

1103 13 10 9100

0,00

1104 12 90 9100

0,00

NB: Productcodes: zie de Verordening (EEG) nr. 3846/87 van de Commissie (PB L 366 van 24.12.1987, blz. 1), zoals gewijzigd.


II Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie niet verplicht is

BESLUITEN/BESCHIKKINGEN

Raad

30.3.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 90/58


BESCHIKKING VAN DE RAAD

van 27 maart 2007

tot oprichting van de Europese gemeenschappelijke onderneming voor ITER en de ontwikkeling van fusie-energie van gunsten daaraan

(2007/198/Euratom)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, en met name op artikel 47, derde en vierde alinea, en artikel 48,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Dankzij sterke, voortdurende en gecoördineerde communautaire steun uit de onderzoeks- en opleidingsprogramma's van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie („Euratom”), alsook door de ontwikkeling van kennis en menselijk kapitaal in de nationale fusielaboratoria, heeft de Gemeenschap een volledig geïntegreerd programma voor fusieonderzoek gecreëerd dat internationaal een voortrekkersrol speelt in de ontwikkeling van fusie als potentieel onbeperkte, veilige, duurzame, milieuvriendelijke en economisch concurrerende energiebron.

(2)

Het in 1978 (1) opgezette project voor fusieonderzoek Joint European Torus (JET), dat alle beoogde doelstellingen heeft bereikt of overtroffen en het bewijs heeft geleverd van het beheerst vrijkomen van belangrijke hoeveelheden fusie-energie en nog steeds wereldrecordhouder is op het gebied van zowel fusievermogen als fusie-energie, heeft de meerwaarde aangetoond van het bundelen van de middelen en expertise op communautair niveau in de vorm van een gemeenschappelijke onderneming.

(3)

Bij de ontwikkeling van de volgende stap in het internationale fusieproject ITER heeft de Gemeenschap steeds een sleutelrol gespeeld, vanaf de activiteiten voor het conceptuele ontwerp in 1988 (2), die in 1992 een vervolg hebben gekregen met de activiteiten voor het engineering-ontwerp (3), die in 1998 met drie jaar zijn verlengd (4), tot de tweede overeenkomst in 1994 (5), die in 2001 heeft geresulteerd in een gedetailleerd, compleet en volledig geïntegreerd engineering-ontwerp voor een onderzoeksfaciliteit gericht op het aantonen van de haalbaarheid van fusie als energiebron waaraan de Gemeenschap, met name in de context van de zorg voor zekerheid en diversiteit van haar energievoorziening op lange termijn, belangrijk voordeel zou kunnen ontlenen.

(4)

De zeven partijen bij de ITER-onderhandelingen (Euratom, de Volksrepubliek China, India, Japan, de Republiek Korea, Rusland en de Verenigde Staten), die meer dan de helft van de wereldbevolking vertegenwoordigen, hebben de Overeenkomst betreffende de oprichting van de Internationale ITER-organisatie voor fusie-energie voor de gezamenlijke uitvoering van het ITER-project (6) (hierna „de ITER-overeenkomst” genoemd) gesloten waarbij de Internationale ITER-organisatie voor fusie-energie (hierna „de ITER-organisatie” genoemd) wordt opgericht met zetel in Saint-Paul-lès-Durance (Bouches-du-Rhône, Frankrijk). De ITER-organisatie draagt de volledige verantwoordelijkheid voor de bouw, de inbedrijfstelling, de exploitatie en de buitenbedrijfstelling van de ITER-faciliteiten.

(5)

Krachtens de ITER-overeenkomst moeten alle partijen bijdragen leveren tot de ITER-organisatie via passende juridische entiteiten, „Binnenlandse Agentschappen” genoemd. Om onverwijld met de bouw van ITER te kunnen beginnen en gezien het feit dat Euratom, als partij die gastheer is, speciale verantwoordelijkheden zal hebben als lid van de ITER-organisatie, inclusief het grootste aandeel van de bijdragen en ter voorbereiding van de locatie, dient het Binnenlands Agentschap van Euratom zo spoedig mogelijk te worden opgericht.

(6)

Euratom en Japan hebben een bilaterale overeenkomst gesloten voor de gezamenlijke uitvoering van de activiteiten in het kader van de bredere aanpak (hierna „de Overeenkomst inzake de bredere aanpak met Japan” genoemd) die voorziet in aanvullende gezamenlijke activiteiten op het gebied van fusieonderzoek als onderdeel van een „bredere aanpak” van de snelle verwezenlijking van fusie-energie die is overeengekomen tijdens de onderhandelingen over de ITER-overeenkomst. De Overeenkomst inzake de bredere aanpak met Japan bepaalt dat dergelijke activiteiten in het kader van de bredere aanpak door Euratom moeten worden uitgevoerd via het Binnenlands Agentschap van Euratom als uitvoerend agentschap.

(7)

Om maximale synergie en schaalvoordelen te realiseren, moet het Binnenlands Agentschap van Euratom, in de context van de „fast track”-benadering van fusie die tijdens het Belgische voorzitterschap op verzoek van de ministers van Onderzoek door een groep onafhankelijke deskundigen is onderzocht, tevens een activiteitenprogramma op lange termijn uitvoeren om de bouw van demonstratiefusiereactoren en daaraan gerelateerde faciliteiten voor het versterken van het Europese industriële concurrentievermogen ter zake voor te bereiden.

(8)

In zijn conclusies van 26-27 november 2003 heeft de Europese Raad de Commissie bij unaniem besluit gemachtigd om Frankrijk als gastland voor ITER en Cadarache als ITER-locatie naar voren te schuiven en heeft de Raad beslist dat het Binnenlands Agentschap voor Euratom in Spanje moet worden gevestigd.

(9)

Gezien het fundamentele belang van het ITER-project en gelet op de activiteiten in het kader van de bredere aanpak voor het benutten van fusie als een potentieel onbeperkte, veilige, duurzame, milieuvriendelijke en economisch concurrerende energiebron moet het Binnenlands Agentschap van Euratom in de vorm van een gemeenschappelijke onderneming als bedoeld in hoofdstuk 5 van het Euratom-Verdrag worden opgericht.

(10)

De gemeenschappelijke onderneming, die verantwoordelijk moet zijn voor publieke onderzoeksactiviteiten van Europees en internationaal belang en verplichtingen moet uitvoeren ingevolge internationale overeenkomsten, moet beschouwd worden als een internationale instelling in de zin van artikel 151, lid 1, onder b), van Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (7) en als een internationale organisatie in de zin van het tweede streepje van artikel 23, lid 1, van Richtlijn 92/12/EEG van de Raad van 25 februari 1992 betreffende de algemene regeling van accijnsproducten, het voor handen hebben en het verkeer daarvan en de controles daarop (8), artikel 22 van Richtlijn 2004/17/EG van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 houdende coördinatie van de procedures voor het plaatsen van opdrachten in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en postdiensten (9), en artikel 15 van Richtlijn 2004/18/EG van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor werken, leveringen en diensten (10).

(11)

Bij deze beschikking wordt, voor de geplande duur van de gemeenschappelijke onderneming, een financiële referentie vastgesteld die de wil van de wetgevingsautoriteit weergeeft en de in het Euratom-Verdrag vastgelegde bevoegdheden van de begrotingsautoriteit onverlet laat.

(12)

Voor de gemeenschappelijke onderneming dient, na voorafgaande raadpleging van de Commissie, een eigen financieel reglement te worden opgesteld op basis van de beginselen van Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 19 november 2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (11) (hierna „het financiële kaderreglement” genoemd), rekening houdend met haar specifieke operationele behoeften die met name voortvloeien uit haar internationale verplichtingen.

(13)

Om de internationale samenwerking op het gebied van onderzoek te versterken, moet de gemeenschappelijke onderneming openstaan voor deelname door landen die met Euratom samenwerkingsovereenkomsten op het gebied van kernfusie hebben gesloten waarbij hun respectieve programma's met de Euratom-programma's worden geassocieerd.

(14)

Het voorstel voor een besluit van de Raad betreffende het zevende kaderprogramma van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (Euratom) voor onderzoeks- en opleidingsactiviteiten inzake kernenergie (2007-2011) en het specifiek programma tot uitvoering van dat kaderprogramma (hierna „KP7” genoemd) stelt ITER centraal in de Europese strategie voor fusie en voorziet in de Euratom-bijdrage, via de gemeenschappelijke onderneming, aan de ITER-organisatie, de activiteiten in het kader van de bredere aanpak en andere gerelateerde activiteiten ter voorbereiding van demonstratiefusiereactoren.

(15)

Rekening houdend met de ervaring die is opgedaan met de gemeenschappelijke onderneming JET, moeten stabiele arbeidsvoorwaarden en een gelijke behandeling van het personeel worden gegarandeerd, zodat gespecialiseerd wetenschappelijk en technisch personeel kan worden aangetrokken dat aan de hoogste eisen voldoet. Het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen en de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van deze Gemeenschappen, vastgesteld bij Verordening (EEG, Euratom, EGKS) nr. 259/68 (12), moet derhalve op alle door de gemeenschappelijke onderneming aangeworven personeel van toepassing zijn.

(16)

Rekening houdend met het feit dat de gemeenschappelijke onderneming niet wordt opgericht om een economische functie te vervullen en dat zij verantwoordelijk is voor het beheer van de Euratom-deelname aan een internationaal onderzoeksproject van publiek belang, is het nodig dat, voor de uitvoering van haar taken, het Protocol betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Gemeenschappen van 8 april 1965 (13) van toepassing is op de gemeenschappelijke onderneming, haar directeur en personeel.

(17)

Gezien het bijzondere karakter van de activiteiten van de gemeenschappelijke onderneming en het belang ervan voor de ontwikkeling van fusieonderzoek, en teneinde een goed en economisch beheer van de door de gemeenschappelijke onderneming te regelen publieke financiering te bevorderen, moeten aan de gemeenschappelijke onderneming alle gunsten van bijlage III van het Verdrag worden toegekend.

(18)

De gemeenschappelijk onderneming is een rechtspersoon en dient bijgevolg verantwoordelijk te zijn voor haar acties. Met betrekking tot de oplossing van geschillen in contractuele aangelegenheden kan in de door de gemeenschappelijke onderneming gesloten overeenkomsten worden bepaald dat het Hof van Justitie bevoegd is.

(19)

Rekening houdend met de rechten en verplichtingen van de Gemeenschap, overeenkomstig titel II, hoofdstuk 2, van het Verdrag, op het gebied van de verspreiding van informatie moet de gemeenschappelijke onderneming in dat verband passende regelingen treffen met de Commissie.

(20)

Er moet een gastovereenkomst worden gesloten tussen de gemeenschappelijke onderneming en Spanje betreffende kantoorruimte, voorrechten en immuniteiten en andere door Spanje aan de gemeenschappelijke onderneming te verlenen ondersteuning.

(21)

Deze beschikking houdt rekening met het resultaat van de raadpleging die de Commissie heeft gehouden en met name met het positieve advies van het Raadgevend Comité voor het specifiek programma voor onderzoek en opleiding op het gebied van kernenergie (fusie) van Euratom over de voorstellen,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING VASTGESTELD:

Artikel 1

Oprichting van een gemeenschappelijke onderneming

1.   Hierbij wordt de Europese gemeenschappelijke onderneming voor ITER en de ontwikkeling van fusie-energie (Fusion for Energy) (hierna „de gemeenschappelijke onderneming” genoemd) opgericht, voor een periode van 35 jaar ingaande op 19 april 2007.

2.   De gemeenschappelijke onderneming heeft de volgende taken:

a)

leveren van de bijdrage van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie („Euratom”) aan de Internationale ITER-organisatie voor fusie-energie;

b)

leveren van de bijdrage van Euratom aan de activiteiten in het kader van de bredere aanpak met Japan voor de snelle verwezenlijking van fusie-energie;

c)

opstellen en coördineren van een activiteitenprogramma ter voorbereiding van de bouw van een demonstratiefusiereactor en gerelateerde faciliteiten, inclusief de International Fusion Materials Irradiation Facility (IFMIF).

3.   De gemeenschappelijke onderneming heeft haar zetel in Barcelona in Spanje.

4.   De gemeenschappelijke onderneming wordt beschouwd als een internationale instelling in de zin van artikel 151, lid 1, onder b) van Richtlijn 2006/112/EG van de Raad en als een internationale organisatie in de zin van artikel 23, lid 1, tweede streepje, van Richtlijn 92/12/EEG, artikel 22, onder c), van Richtlijn 2004/17/EG en artikel 15, onder c), van Richtlijn 2004/18/EG.

Artikel 2

Leden

De gemeenschappelijke onderneming heeft de volgende leden:

a)

Euratom, vertegenwoordigd door de Commissie;

b)

de lidstaten van Euratom;

c)

de derde landen die met Euratom een samenwerkingsovereenkomst hebben gesloten op het gebied van beheerste kernfusie waarbij hun respectieve onderzoeksprogramma's geassocieerd worden met de Euratom-programma's, en de wens hebben uitgesproken om lid te worden van de gemeenschappelijke onderneming.

Artikel 3

Statuten

De statuten van de gemeenschappelijke onderneming, als vastgesteld in de bijlage, worden hierbij aangenomen.

Artikel 4

Financiering

1.   De middelen die de gemeenschappelijke onderneming nodig heeft om haar taken uit te voeren, worden bepaald als volgt:

a)

ten aanzien van de taken bedoeld in artikel 1, lid 2, onder a), in overeenstemming met de ITER-overeenkomst;

b)

ten aanzien van de taken bedoeld in artikel 1, lid 2, onder b), in overeenstemming met de Overeenkomst inzake de bredere aanpak met Japan;

c)

ten aanzien van de taken bedoeld in artikel 1, lid 2, onder c), in overeenstemming met onderzoeks- en opleidingsprogramma's vastgesteld overeenkomstig artikel 7 van het Verdrag.

2.   De middelen van de gemeenschappelijke onderneming bestaan uit een bijdrage van Euratom, bijdragen van het ITER-gastland, de jaarlijkse lidmaatschapsbijdragen en vrijwillige bijdragen van de leden van de gemeenschappelijke onderneming buiten Euratom, en additionele middelen.

3.   De indicatieve totale middelen die voor de gemeenschappelijke onderneming nodig worden geacht in overeenstemming met lid 1, bedragen 9 653 miljoen EUR (14). Gespecificeerd ziet dit er als volgt uit:

(in miljoen EUR)

2007-2016

2017-2041

2007-2041

 

waarvan 2007-2011

 

Constante waarden

Totaal

4 127

1 717

5 526

3 544

9 653

4.   De indicatieve totale bijdrage van Euratom in de in lid 3 bedoelde middelen bedraagt 7 649 miljoen EUR, waarvan maximaal 15 % voor administratieve uitgaven. Gespecificeerd ziet dit er als volgt uit:

(in miljoen EUR)

2007-2016

2017-2041

2007-2041

 

waarvan KP7 (2007-2011)

 

Constante waarden

Totaal

3 147

1 290

4 502

2 887

7 649

Artikel 5

Financieel reglement

1.   De gemeenschappelijke onderneming heeft een afzonderlijk financieel reglement dat gebaseerd is op de beginselen van het financiële kaderreglement. Het financieel reglement van de gemeenschappelijke onderneming (hierna „het financieel reglement” genoemd) kan, mits de Commissie daarover voorafgaand is geraadpleegd, afwijken van het financiële kaderreglement voor zover specifieke operationele behoeften van de gemeenschappelijke onderneming dit vereisen.

2.   De gemeenschappelijke onderneming richt haar eigen interne auditdienst op.

3.   Kwijting voor de uitvoering van de begroting van de gemeenschappelijke onderneming wordt verleend door het Europees Parlement op aanbeveling van de Raad.

Artikel 6

Personeel

Het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen, de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Gemeenschappen en de regels die gezamenlijk door de instellingen van de Europese Gemeenschap zijn vastgesteld ter uitvoering van dat statuut, zijn van toepassing op het personeel van de gemeenschappelijke onderneming.

Artikel 7

Voorrechten en immuniteiten

Het Protocol inzake de voorrechten en immuniteiten van de Europese Gemeenschappen is van toepassing op de gemeenschappelijke onderneming, de directeur en het personeel ervan.

Artikel 8

Gunsten

De lidstaten kennen de gemeenschappelijke onderneming, zolang deze bestaat, in het kader van haar officiële activiteiten alle in bijlage III van het Verdrag bedoelde gunsten toe.

Artikel 9

Aansprakelijkheid en bevoegdheid van het Hof

1.   De contractuele aansprakelijkheid van de gemeenschappelijke onderneming wordt geregeld door de relevante contractuele bepalingen en door het recht dat op het betrokken contract van toepassing is.

Het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen is bevoegd uitspraak te doen wanneer een door de gemeenschappelijke onderneming gesloten contract een arbitragebeding bevat.

2.   Bij niet-contractuele aansprakelijkheid vergoedt de gemeenschappelijke onderneming, overeenkomstig de algemene beginselen die de wetgevingen van de lidstaten gemeen hebben, de schade die door haar personeelsleden in de uitoefening van hun functie is veroorzaakt.

Het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen is bevoegd in geschillen betreffende de vergoeding van dergelijke schade uitspraak te doen.

3.   Het Hof van Justitie is bevoegd uitspraak te doen in gevallen waarin overeenkomstig de artikelen 146 en 148 van het Verdrag beroep is ingesteld tegen de gemeenschappelijke onderneming, met inbegrip van besluiten van haar Raad van bestuur.

4.   Elke betaling door de gemeenschappelijke onderneming in verband met de aansprakelijkheid, bedoeld in de leden 1 en 2, en de daarmee verband houdende kosten en uitgaven worden beschouwd als uitgaven van de gemeenschappelijke onderneming en worden gedekt door de middelen van de gemeenschappelijke onderneming.

Artikel 10

Verspreiding van informatie

De gemeenschappelijke onderneming komt met de Commissie passende bepalingen overeen die de Gemeenschap in staat stellen haar rechten en verplichtingen krachtens titel II, hoofdstuk 2, van het Verdrag uit te oefenen.

Artikel 11

Gastovereenkomst

Uiterlijk drie maanden na de oprichting van de gemeenschappelijke onderneming wordt een gastovereenkomst tussen de gemeenschappelijke onderneming en Spanje gesloten.

Artikel 12

Toepassing

Deze beschikking is van toepassing vanaf de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 27 maart 2007.

Voor de Raad

De voorzitter

P. STEINBRÜCK


(1)  Besluit 78/471/Euratom van de Raad van 30 mei 1978 inzake de oprichting van de Gemeenschappelijke Onderneming „Joint European Torus (JET), Joint Undertaking” (PB L 151 van 7.6.1978, blz. 10). Besluit laatstelijk gewijzigd bij Besluit 98/585/Euratom (PB L 282 van 20.10.1998, blz. 65).

(2)  Besluit 88/229/Euratom van de Commissie (PB L 102 van 21.4.1988, blz. 31).

(3)  Besluit 92/439/Euratom van de Commissie (PB L 244 van 26.8.1992, blz. 13).

(4)  Besluit 98/704/Euratom van de Raad (PB L 335 van 10.12.1998, blz. 61).

(5)  Besluit 94/267/Euratom van de Commissie (PB L 114 van 5.5.1994, blz. 25).

(6)  PB L 358 van 16.12.2006, blz. 62.

(7)  PB L 347 van 11.12.2006, blz. 1. Richtlijn gewijzigd bij Richtlijn 2006/138/EG (PB L 384 van 29.12.2006, blz. 92).

(8)  PB L 76 van 23.3.1992, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2004/106/EG (PB L 359 van 4.12.2004, blz. 30).

(9)  PB L 134 van 30.4.2004, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2006/97/EG (PB L 363 van 20.12.2006, blz. 107).

(10)  PB L 134 van 30.4.2004, blz. 114. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2006/97/EG.

(11)  PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.

(12)  PB L 56 van 4.3.1968, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG, Euratom) nr. 1895/2006 (PB L 397 van 30.12.2006, blz. 6).

(13)  PB 152 van 13.7.1967, blz. 13. Protocol gewijzigd bij het Verdrag van Amsterdam en het Verdrag van Nice.

(14)  Alle vermelde cijfers zijn actuele waarden tenzij anders aangegeven en behoudens de aanneming van de desbetreffende budgetten voor communautaire onderzoeks- en opleidingsprogramma's ingevolge artikel 7 van het Verdrag.


BIJLAGE

STATUTEN VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPELIJKE ONDERNEMING VOOR ITER EN DE ONTWIKKELING VAN FUSIE-ENERGIE

(FUSION FOR ENERGY)

Artikel 1

Naam, zetel, leden

1.   De naam van de gemeenschappelijke onderneming luidt „De Europese gemeenschappelijke onderneming voor ITER en de ontwikkeling van fusie-energie (Fusion for Energy)” (hierna „de gemeenschappelijke onderneming” genoemd).

2.   De zetel van de gemeenschappelijke onderneming is gevestigd in Barcelona, Spanje.

3.   De gemeenschappelijke onderneming heeft de volgende leden:

a)

de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie („Euratom”);

b)

de lidstaten van Euratom;

c)

de derde landen die met Euratom een samenwerkingsovereenkomst op het gebied van beheerste kernfusie hebben gesloten waarbij hun respectieve onderzoeksprogramma's geassocieerd worden met de Euratom-programma's, en die de wens hebben uitgesproken om lid te worden van de gemeenschappelijke onderneming.

Artikel 2

Doelstellingen

De doelstellingen van de gemeenschappelijke onderneming zijn:

1.

het leveren van de bijdrage van Euratom aan de Internationale ITER-organisatie voor fusie-energie (hierna „de ITER-organisatie” genoemd), in overeenstemming met de Overeenkomst betreffende de oprichting van de Internationale ITER-organisatie voor fusie-energie voor de gezamenlijke uitvoering van het ITER-project (hierna „de ITER-overeenkomst” genoemd);

2.

het leveren van de bijdrage van Euratom aan de activiteiten in het kader van de bredere aanpak met Japan voor de snelle verwezenlijking van fusie-energie (hierna „activiteiten in het kader van de bredere aanpak” genoemd), in overeenstemming met de bilaterale Overeenkomst voor de gemeenschappelijke uitvoering van activiteiten in het kader van de bredere aanpak (hierna „de Overeenkomst inzake de bredere aanpak met Japan” genoemd);

3.

het opstellen en coördineren van een activiteitenprogramma ter voorbereiding van de bouw van een demonstratiefusiereactor en gerelateerde faciliteiten, inclusief de International Fusion Materials Irradiation Facility (IFMIF).

Artikel 3

Activiteiten

1.   Als Binnenlands Agentschap van Euratom voor ITER vervult de gemeenschappelijke onderneming de verplichtingen van Euratom ten aanzien van de ITER-organisatie zoals bepaald in, en voor de duur van, de ITER-overeenkomst. De gemeenschappelijke onderneming is met name belast met:

a)

het toezicht op de voorbereiding van de locatie van het ITER-project;

b)

de levering van onderdelen, uitrusting, materialen en andere middelen aan de ITER-organisatie;

c)

het beheer van regelingen voor het plaatsen van opdrachten met betrekking tot de ITER-organisatie en met name de desbetreffende procedures voor kwaliteitsborging;

d)

de voorbereiding en coördinatie van de bijdrage van Euratom aan de wetenschappelijke en technische exploitatie van het ITER-project;

e)

het coördineren van activiteiten voor wetenschappelijk en technologisch onderzoek en ontwikkeling ter ondersteuning van de bijdrage van Euratom aan de ITER-organisatie;

f)

het verlenen van de financiële bijdrage van Euratom aan de ITER-organisatie;

g)

het treffen van regelingen om personeel beschikbaar te stellen voor de ITER-organisatie;

h)

de samenwerking met de ITER-organisatie en de uitvoering van alle andere activiteiten ter bevordering van de ITER-overeenkomst.

2.   Als Uitvoerend Agentschap in de context van de regeling inzake de bredere aanpak met Japan vervult de gemeenschappelijke onderneming de Euratom-verplichtingen voor de uitvoering van de activiteiten in het kader van de bredere aanpak. De gemeenschappelijke onderneming is met name belast met:

a)

de levering van onderdelen, uitrusting, materialen en andere middelen voor de activiteiten in het kader van de bredere aanpak;

b)

de voorbereiding en coördinatie van de deelname van Euratom aan de uitvoering van de activiteiten in het kader van de bredere aanpak;

c)

het coördineren van activiteiten voor wetenschappelijk en technologisch onderzoek;

d)

het verlenen van de financiële bijdrage van Euratom voor de activiteiten in het kader van de bredere aanpak;

e)

het treffen van regelingen om personeel beschikbaar te stellen voor de activiteiten in het kader van de bredere aanpak;

f)

de uitvoering van alle andere activiteiten die nodig zijn om te voldoen aan de verplichtingen van Euratom ter bevordering van de Overeenkomst inzake de bredere aanpak met Japan.

3.   Ter voorbereiding van de bouw van een demonstratiefusiereactor en gerelateerde faciliteiten, inclusief de International Fusion Materials Irradiation Facility (IFMIF), stelt de gemeenschappelijke onderneming een programma op van andere onderzoeks-, ontwikkelings- en ontwerpactiviteiten dan ITER-activiteiten en activiteiten in het kader van de bredere aanpak en zorgt zij voor de coördinatie daarvan.

4.   De gemeenschappelijke onderneming onderneemt alle activiteiten ter bevordering van de algemene doelstellingen van artikel 2, waaronder voorlichting over de gemeenschappelijke onderneming en haar opdracht.

Artikel 4

Rechtspersoonlijkheid

De gemeenschappelijke onderneming heeft rechtspersoonlijkheid. Zij bezit op het grondgebied van elk van haar leden de ruimste rechtsbevoegdheid die door de wetgeving van het betreffende lid aan rechtspersonen wordt toegekend. Zij kan met name contracten sluiten, vergunningen verkrijgen, roerende en onroerende goederen verwerven of vervreemden, leningen afsluiten en in rechte optreden.

Artikel 5

Organen

1.   De organen van de gemeenschappelijke onderneming zijn de Raad van bestuur en de directeur.

2.   De Raad van bestuur wordt bijgestaan door het uitvoerend comité, in overeenstemming met artikel 7.

3.   De Raad van bestuur en de directeur winnen het advies in van de wetenschappelijke programmaraad (programmaraden), in overeenstemming met artikel 9.

Artikel 6

Raad van bestuur

1.   De Raad van bestuur is verantwoordelijk voor het toezicht op de gemeenschappelijke onderneming bij de verwezenlijking van haar doelstellingen als vastgesteld in artikel 2 en verzekert de nauwe samenwerking tussen de gemeenschappelijke onderneming en haar leden bij de uitvoering van haar activiteiten.

2.   Elk lid van de gemeenschappelijke onderneming wordt in de Raad van bestuur vertegenwoordigd door twee leden, van wie er één wetenschappelijke en/of technische expertise heeft op de gebieden die verband houden met de activiteiten van de gemeenschappelijke onderneming.

3.   De Raad van bestuur doet aanbevelingen en neemt beslissingen over alle vragen, aangelegenheden en punten binnen de werkingssfeer van en in overeenstemming met deze statuten. De Raad van bestuur is met name bevoegd voor:

a)

het goedkeuren van voorstellen tot wijziging van de statuten overeenkomstig artikel 21;

b)

het beslissen over alle aangelegenheden die door het uitvoerend comité aan de Raad van bestuur worden voorgelegd;

c)

het aanstellen van de voorzitter en leden van het uitvoerend comité;

d)

het aannemen van het projectplan, de werkprogramma's, het middelenramingsplan, het personeelsplan en het personeelsbeleidsplan;

e)

het aannemen van de jaarbegroting, het goedkeuren van de jaarlijkse boekhouding, met inbegrip van de specifieke delen betreffende de administratieve en de personeelskosten, en de kwijtingverlening aan de directeur voor de uitvoering van de begroting, in overeenstemming met het financieel reglement;

f)

het uitoefenen van de bevoegdheden bedoeld in artikel 10, lid 3, in verband met de directeur;

g)

het goedkeuren van de organisatorische basisstructuur van de gemeenschappelijke onderneming;

h)

het aannemen van het financieel reglement en de desbetreffende uitvoeringsregels in overeenstemming met artikel 13, lid 1;

i)

het aannemen van de uitvoeringsbepalingen bedoeld in artikel 10, leden 2 en 4, met betrekking tot het personeel;

j)

het aannemen van uitvoeringsregels voor het beschikbaar stellen van personeel voor de ITER-organisatie en voor de activiteiten in het kader van de bredere aanpak;

k)

het aannemen en toepassen van maatregelen en richtsnoeren voor het bestrijden van fraude en onregelmatigheden en voor het beheren van potentiële belangenconflicten;

l)

het goedkeuren van de gastovereenkomst tussen de gemeenschappelijke onderneming en Spanje (hierna „het gastland” genoemd), overeenkomstig artikel 18;

m)

alle besluitvorming betreffende het aankopen, verkopen en hypothekeren van onroerende goederen en andere rechten op onroerende goederen, alsmede het verlenen van waarborgen of garanties, het nemen van een participatie in andere ondernemingen of instellingen en het opnemen of verstrekken van leningen;

n)

het goedkeuren van de sluiting van overeenkomsten of regelingen betreffende samenwerking met derde landen en met instellingen, ondernemingen of personen van derde landen of met internationale organisaties;

o)

het goedkeuren van de jaarlijkse activiteitenverslagen over de voortgang van de gemeenschappelijke onderneming met het oog op haar werkprogramma's en haar middelen;

p)

het aannemen van regels inzake industrieel beleid, intellectuele eigendomsrechten en de verspreiding van informatie met instemming van de Commissie;

q)

het oprichten van een of meer wetenschappelijke programmaraden en het aanstellen van de leden ervan;

r)

het uitoefenen van dergelijke andere bevoegdheden en het verrichten van dergelijke andere functies, inclusief de oprichting van secundaire organen, voor zover dit nodig is voor de uitoefening van haar functies ter bevordering van de verwezenlijking van haar doelstellingen.

4.   De stemrechten van de leden van de gemeenschappelijke onderneming zijn vastgesteld in bijlage I. De stemmen van elk lid zijn ondeelbaar.

5.   Besluiten van de Raad van bestuur krachtens lid 3, onder a), vereisen unanimiteit.

Besluiten van de Raad van bestuur krachtens lid 3, onder b) tot en met m), vereisen een tweederde meerderheid van het totale aantal stemmen.

Tenzij anders aangegeven, vereisen alle andere besluiten van de Raad van bestuur een gewone meerderheid van het totale aantal stemmen.

6.   Wanneer Euratom van oordeel is dat een besluit van de Raad van bestuur strijdig kan zijn met het Gemeenschapsrecht, en met name met de internationale verplichtingen van de Gemeenschap uit hoofde van de internationale ITER-overeenkomst, kan het daartegen voorbehoud aantekenen. Dit voorbehoud moet door Euratom juridisch worden gemotiveerd.

In dat geval wordt het besluit opgeschort en samen met het standpunt van de Raad van bestuur voorgelegd aan de Commissie, die het juridisch toetst.

Binnen een maand nadat de zaak aan de Commissie is voorgelegd, kan zij een besluit nemen over de wettigheid van het besluit van de Raad van bestuur; zoniet wordt het besluit van de Raad van bestuur geacht te zijn gehandhaafd.

De Raad van bestuur neemt zijn besluit opnieuw in overweging in het licht van de standpunten van de Commissie, en neemt een definitief besluit.

7.   De Raad van bestuur kiest op voorstel van Euratom uit zijn midden een voorzitter met een meerderheid van twee derde van het totale aantal stemmen. De voorzitter heeft een ambtstermijn van twee jaar en is eenmaal herverkiesbaar.

8.   De Raad van bestuur vergadert op convocatie van de voorzitter en dit ten minste twee keer per jaar. De Raad van bestuur kan ook worden bijeengeroepen op verzoek van een gewone meerderheid van zijn leden, of op verzoek van de directeur of van Euratom. De vergaderingen worden in de regel gehouden in de zetel van de gemeenschappelijke onderneming.

9.   Behoudens een andersluidende beslissing in bijzondere gevallen, nemen de directeur van de gemeenschappelijke onderneming en de voorzitter van het uitvoerend comité deel aan de vergaderingen van de Raad van bestuur.

10.   De Raad van bestuur neemt zijn reglement van orde aan en keurt het reglement van orde van het uitvoerend comité goed met een meerderheid van twee derde van het totale aantal stemmen.

Artikel 7

Uitvoerend comité

1.   Het uitvoerend comité staat de Raad van bestuur bij in de voorbereiding van zijn besluiten en voert alle andere taken uit die de Raad van bestuur aan het comité kan opdragen.

2.   Het uitvoerend comité bestaat uit 13 leden die door de Raad van bestuur worden aangewezen uit personen met een erkende reputatie en beroepservaring in wetenschappelijke, technische en financiële aangelegenheden die relevant zijn voor de functies bedoeld in dit artikel. Eén lid van het uitvoerend comité vertegenwoordigt Euratom.

3.   Het uitvoerend comité is met name belast met:

a)

het goedkeuren van de gunning van contracten in overeenstemming met het financieel reglement;

b)

het formuleren van opmerkingen en aanbevelingen aan de Raad van bestuur betreffende het voorstel voor het projectplan, de werkprogramma's, het middelenramingsplan, de jaarbegroting en de rekeningen die door de directeur worden opgesteld;

c)

het indienen bij de Raad van bestuur, op verzoek van Euratom of van een meerderheid van zijn leden, van besluiten betreffende de gunning van contracten of alle andere aan het comité opgedragen taken.

4.   Elk lid van het uitvoerend comité heeft één stem.

5.   Tenzij anders vermeld, vereisen besluiten van het uitvoerend comité een meerderheid van negen stemmen.

6.   De ambtstermijn van leden van het uitvoerend comité beloopt twee jaar en is eenmaal verlengbaar. Om de twee jaar wordt ten minste de helft van de leden vervangen.

7.   Na afloop van hun ambtstermijn blijven de leden in functie totdat in de verlenging van hun ambtstermijn of in hun vervanging is voorzien. Indien een lid zijn ambt neerlegt, blijft hij in functie totdat hij wordt vervangen.

8.   De voorzitter van het uitvoerend comité wordt door de Raad van bestuur aangesteld voor een periode van twee jaar, die eenmaal kan worden verlengd.

9.   Het uitvoerend comité vergadert op convocatie van de voorzitter ten minste zes keer per jaar. Het uitvoerend comité kan ook worden bijeengeroepen op verzoek van ten minste drie leden, of op verzoek van de directeur of van Euratom. De vergaderingen worden normaliter gehouden in de zetel van de gemeenschappelijke onderneming.

10.   De voorzitter van het uitvoerend comité neemt deel aan de vergaderingen van de Raad van bestuur, behoudens andersluidende beslissing van de Raad van bestuur.

11.   Onder voorbehoud van de voorafgaande goedkeuring van de Raad van bestuur neemt het uitvoerend comité zijn reglement van orde aan.

Artikel 8

De directeur

1.   De directeur is als algemeen directeur belast met het dagelijks beheer van de gemeenschappelijke onderneming en is de wettelijke vertegenwoordiger ervan.

2.   De directeur wordt door de Raad van bestuur voor een periode van vijf jaar benoemd op basis van een lijst van kandidaten die de Commissie voordraagt na een oproep tot belangstellenden in het Publicatieblad van de Europese Unie en in andere persorganen of op internetsites. De directeur wordt benoemd voor een periode van vijf jaar. Na een evaluatie van de prestaties van de directeur gedurende deze periode door Euratom, en op voordracht van deze instelling, kan de Raad van bestuur de ambtstermijn eenmaal met maximaal vijf jaar verlengen.

3.   De directeur is onderworpen aan het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen en de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Gemeenschappen, vastgesteld bij Verordening (EEG, Euratom, EGKS) nr. 259/68 (hierna „het Statuut” genoemd), alsmede aan de voorschriften die de instellingen van de Europese Gemeenschap gezamenlijk hebben vastgesteld ter uitvoering van voornoemd Statuut, behoudens andersluidende bepaling in deze statuten.

4.   De directeur voert de werkprogramma's uit en leidt de uitvoering van de activiteiten als bedoeld in artikel 3. Hij verstrekt de Raad van bestuur, het uitvoerend comité, de wetenschappelijke programmaraden en alle secundaire organen alle informatie die nodig is voor de uitoefening van hun functies.

Met name is de directeur belast met:

a)

het organiseren, leiden en superviseren van het personeel en het uitoefenen ten aanzien van het personeel van de aan het tot aanstelling bevoegde gezag toegekende bevoegdheden;

b)

het bepalen van de organisatorische basisstructuur van de gemeenschappelijke onderneming en het ter goedkeuring voorleggen daarvan aan de Raad van bestuur;

c)

het opstellen en regelmatig actualiseren van het projectplan, de werkprogramma's van de gemeenschappelijke onderneming en het personeelsbeleidsplan;

d)

het opstellen, in overeenstemming met de ITER-overeenkomst en met de Overeenkomst inzake de bredere aanpak met Japan, van uitvoeringsregels voor het beschikbaar stellen van personeel voor de ITER-organisatie en voor activiteiten in het kader van de bredere aanpak;

e)

het opstellen, in overeenstemming met het financieel reglement, van het middelenramingsplan en de jaarlijkse ontwerp-budgetten inclusief de personeelsformatie van de gemeenschappelijke onderneming;

f)

het uitvoeren van de begroting, het bijhouden van de inventarislijsten en het opstellen van de jaarrekening in overeenstemming met het financieel reglement;

g)

het verzekeren van goed financieel beheer en interne controles;

h)

het opstellen van de regels inzake intellectuele-eigendomsrechten en industrieel beleid, en inzake de verspreiding van informatie;

i)

het opstellen van het jaarlijkse activiteitenverslag over de voortgang van de uitvoering van de activiteiten van de gemeenschappelijke onderneming als vastgesteld in de werkprogramma's en het middelenramingsplan;

j)

het opstellen van andere soortgelijke verslagen die door de Raad van bestuur of het uitvoerend comité kunnen worden gevraagd;

k)

het bijstaan van de Raad van bestuur, het uitvoerend comité en alle secundaire organen door het verzorgen van hun secretariaat;

l)

het deelnemen aan de vergaderingen van de Raad van bestuur, behoudens andersluidende beslissing van de Raad van bestuur, en het deelnemen aan de vergaderingen van het uitvoerend comité;

m)

het verzekeren dat wetenschappelijke en technische expertise aan de gemeenschappelijke onderneming ter beschikking wordt gesteld met het oog op de ontwikkeling van haar activiteiten;

n)

het verrichten van andere werkzaamheden en, voor zover nodig, het indienen van andere voorstellen bij de Raad van bestuur ter bevordering van de verwezenlijking van de doelstellingen van de gemeenschappelijke onderneming.

Artikel 9

Wetenschappelijke programmaraad (programmaraden)

1.   De Raad van bestuur stelt de leden van de wetenschappelijke programmaraad (programmaraden) aan. De voorzitter van de programmaraad (programmaraden) wordt verkozen uit de leden ervan.

2.   De wetenschappelijke programmaraad (programmaraden) adviseert (adviseren) de Raad van bestuur en de directeur, voor zover nodig, over de aanneming en uitvoering van het projectplan en de werkprogramma's.

Artikel 10

Personeel

1.   Het personeel van de gemeenschappelijke onderneming staat de directeur bij in de uitvoering van zijn taken en bestaat in principe uit onderdanen van de leden van de gemeenschappelijke onderneming.

2.   Het Statuut en de regels die gezamenlijk door de instellingen van de Europese Gemeenschap zijn vastgesteld ter uitvoering van dat Statuut, zijn van toepassing op het personeel van de gemeenschappelijke onderneming.

De Raad van bestuur neemt, met instemming van de Commissie, de nodige uitvoeringsbepalingen aan in overeenstemming met de regelingen van artikel 110 van het Statuut.

3.   De gemeenschappelijke onderneming oefent ten aanzien van haar personeel de bevoegdheden uit die toevallen aan het tot aanstelling bevoegde gezag.

4.   De Raad van bestuur kan bepalingen aannemen op grond waarvan nationale deskundigen van de leden van de gemeenschappelijke onderneming gedetacheerd kunnen worden naar de gemeenschappelijke onderneming.

Artikel 11

Werkprogramma's en middelenramingsplan

De directeur stelt elk jaar het projectplan, het middelenramingsplan en de gedetailleerde jaarlijkse werkprogramma's en begroting op en legt deze voor aan de Raad van bestuur. Er wordt één werkprogramma opgesteld voor elk van de groepen van activiteiten van de gemeenschappelijke onderneming, bedoeld in artikel 3.

Artikel 12

Middelen

1.   De middelen van de gemeenschappelijke onderneming bestaan uit een bijdrage van Euratom, jaarlijkse lidmaatschapsbijdragen en vrijwillige bijdragen van andere leden dan Euratom, bijdragen van het ITER-gastland en uit additionele middelen:

a)

de Euratom-bijdrage wordt beschikbaar gesteld via de ingevolge artikel 7 van het Verdrag aangenomen communautaire programma's voor onderzoek en opleiding;

b)

de jaarlijkse lidmaatschapsbijdragen nemen de vorm aan van financiële bijdragen en worden beschikbaar gesteld in overeenstemming met bijlage II;

c)

vrijwillige bijdragen kunnen gebeuren in contanten of in natura en worden niet meegerekend voor de jaarlijkse lidmaatschapsbijdrage;

d)

bijdragen van het ITER-gastland;

e)

aanvullende middelen kunnen worden ontvangen onder door de Raad van bestuur goedgekeurde voorwaarden.

2.   De middelen van de gemeenschappelijke onderneming worden alleen gebruikt ter bevordering van de verwezenlijking van haar doelstellingen als bepaald in artikel 2. De waarde van bijdragen in natura wordt bepaald door de gemeenschappelijke onderneming. Onverminderd artikel 19 worden aan de leden van de gemeenschappelijke onderneming geen uitkeringen gedaan uit hoofde van de verdeling van een eventueel overschot van de inkomsten boven de uitgaven van de gemeenschappelijke onderneming.

Artikel 13

Financieel reglement

1.   Het financieel reglement en de regels tot uitvoering ervan worden aangenomen door de Raad van bestuur.

2.   In het financieel reglement zijn de regels vastgelegd voor de opstelling en uitvoering van de begroting van de gemeenschappelijke onderneming.

3.   Het financieel reglement moet in overeenstemming zijn met de algemene beginselen die zijn vastgesteld in bijlage III.

Artikel 14

Jaarlijks activiteitenverslag

Het jaarlijkse activiteitenverslag bevat een overzicht van de uitvoering van de werkprogramma's door de gemeenschappelijk onderneming. Het schetst met name de door de gemeenschappelijke onderneming uitgevoerde activiteiten en beoordeelt de behaalde resultaten met betrekking tot de doelstellingen en het vastgestelde tijdschema, de aan de uitgevoerde activiteiten verbonden risico's, het gebruik van de middelen en de algemene werking van de gemeenschappelijke onderneming. Het jaarlijkse activiteitenverslag wordt opgesteld door de directeur, goedgekeurd door de Raad van bestuur en toegezonden aan de leden, de Commissie, het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie.

Artikel 15

Jaarrekeningen en toezicht

1.   Binnen twee maanden na afloop van elk boekjaar worden de voorlopige rekeningen van de gemeenschappelijke onderneming ingediend bij de Commissie en bij de Rekenkamer van de Europese Gemeenschappen (hierna „de Rekenkamer” genoemd).

De Rekenkamer maakt uiterlijk op 15 juni na afloop van elk boekjaar haar opmerkingen met betrekking tot de voorlopige rekeningen van de gemeenschappelijke onderneming bekend.

Binnen zes maanden na afloop van elk boekjaar dient de directeur de definitieve rekeningen van de gemeenschappelijke onderneming in bij de Commissie, de Raad, het Europees Parlement en de Rekenkamer.

Het Europees Parlement, op aanbeveling van de Raad die besluit met een gekwalificeerde meerderheid, verleent vóór 30 april van jaar n+2 kwijting aan de directeur voor de uitvoering van de begroting van de gemeenschappelijke onderneming voor jaar n.

2.   Het bij Besluit 1999/352/EG, EGKS, Euratom (1) opgerichte Europees Bureau voor Fraudebestrijding (OLAF) geniet ten aanzien van de gemeenschappelijke onderneming en haar personeel dezelfde bevoegdheden als ten aanzien van de Commissiediensten. Zodra de gemeenschappelijke onderneming is opgericht, treedt die toe tot het Interinstitutioneel Akkoord van 25 mei 1999 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de interne onderzoeken verricht door OLAF (2). De Raad van bestuur bekrachtigt die toetreding en neemt de nodige maatregelen aan om interne onderzoeken door OLAF te vergemakkelijken.

3.   In alle door de gemeenschappelijke onderneming aangenomen besluiten en gesloten contracten wordt uitdrukkelijk bepaald dat OLAF en de Rekenkamer ter plaatse, inclusief in de kantoren van de eindbegunstigden, inspecties mogen houden van de documenten van alle contractanten en subcontractanten die communautaire middelen hebben ontvangen.

Artikel 16

Toetreding

1.   Bij toetreding tot Euratom wordt elke nieuwe lidstaat van de Europese Unie lid van de gemeenschappelijke onderneming.

2.   Elk derde land dat met Euratom op het gebied van beheerste kernfusie een samenwerkingsovereenkomst sluit waarbij zijn desbetreffende onderzoeksprogramma's geassocieerd worden met de Euratom-programma's, en de wens te kennen geeft om lid te worden van de gemeenschappelijke onderneming, wordt lid.

Artikel 17

Duur

De gemeenschappelijke onderneming wordt opgericht voor een periode van 35 jaar ingaande op 19 april 2007.

Artikel 18

Ondersteuning door het gastland

De gemeenschappelijke onderneming en het gastland sluiten een gastovereenkomst betreffende met name de locatie en de te verlenen ondersteuning.

Artikel 19

Liquidatie

1.   Aan het einde van de in artikel 17 bedoelde periode, of na een besluit van de Raad, wordt de gemeenschappelijke onderneming geliquideerd.

2.   Voor de uitvoering van de procedure tot liquidatie van de gemeenschappelijke onderneming benoemt de Raad van bestuur een of meer liquidateurs, die handelen volgens de door de Raad van bestuur verstrekte instructies.

3.   Waneer de gemeenschappelijke onderneming wordt geliquideerd, geeft zij alle praktische hulpmiddelen die haar overeenkomstig de gastovereenkomst van artikel 18 door het gastland ter beschikking waren gesteld, aan het gastland terug.

4.   Wanneer alle praktische hulpmiddelen zijn behandeld op de wijze bedoeld in lid 3, worden verdere activa gebruikt ter dekking van de verplichtingen van de gemeenschappelijke onderneming en de liquidatiekosten. Elk overschot of tekort wordt verdeeld over, respectievelijk opgebracht door de op het moment van de liquidatie bestaande leden in verhouding tot hun werkelijke totale bijdragen aan de gemeenschappelijke onderneming.

Artikel 20

Eigendom en toewijzing van rechten

1.   De gemeenschappelijke onderneming bezit alle middelen en materiële, immateriële en financiële activa die door haar worden gecreëerd of verworven, tenzij anders overeengekomen tussen de Commissie en de gemeenschappelijke onderneming.

2.   De leden en hun nationale fusieorganisaties bieden de gemeenschappelijke onderneming kosteloos alle titels, rechten en verplichtingen aan die ontstaan op grond van contracten en orders die vóór de oprichting van de gezamenlijke onderneming in verband met de activiteiten van de gemeenschappelijke onderneming door of met de steun van Euratom zijn gesloten, respectievelijk geplaatst.

3.   De gemeenschappelijke onderneming kan elk contract en elke order als bedoeld in lid 2 overnemen.

Artikel 21

Wijzigingen

1.   Elk lid van de gemeenschappelijke onderneming kan bij de Raad van bestuur een voorstel indienen tot wijziging van deze statuten.

Het wijzigen van het stemsysteem en de stemrechten en het bepalen van de stemrechten van nieuwe leden geschiedt evenwel op voorstel van Euratom.

2.   Bij goedkeuring door de Raad van bestuur wordt het voorstel aan de Commissie voorgelegd.

3.   De Commissie dient bij de Raad een voorstel in ter goedkeuring van dergelijke wijzigingen in overeenstemming met artikel 50 van het Verdrag.

Artikel 22

Regeling van geschillen

1.   Onverminderd artikel 154 van het Verdrag kunnen geschillen tussen leden van de gemeenschappelijke onderneming of tussen een of meer leden en de gemeenschappelijke onderneming inzake de interpretatie of toepassing van deze statuten, die niet kunnen worden bijgelegd door de Raad van bestuur, op verzoek van een van de partijen bij het geschil worden voorgelegd aan een scheidsgerecht.

2.   Het scheidsgerecht wordt in elk individueel geval samengesteld. Het bestaat uit drie leden die gezamenlijk door de bij het geschil betrokken partijen worden benoemd. De leden van het scheidsgerecht benoemen uit hun midden een voorzitter.

3.   Indien de partijen bij het geschil binnen twee maanden na het verzoek tot voorlegging van een geschil aan een scheidsgerecht, de leden van het scheidsgerecht nog niet hebben benoemd, of indien de leden van een scheidsgerecht een maand na hun benoeming nog geen voorzitter hebben gekozen, worden dit lid, deze leden of de voorzitter op verzoek van een van de partijen bij het geschil benoemd door de president van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen.

4.   Het scheidsgerecht besluit bij meerderheid van stemmen. Dergelijke beslissingen zijn bindend en niet aanvechtbaar.


(1)  PB L 136 van 31.5.1999, blz. 20.

(2)  PB L 136 van 31.5.1999, blz. 15.

BIJLAGE I BIJ DE STATUTEN VAN DE GEMEENSCHAPPELIJKE ONDERNEMING

STEMRECHTEN VAN DE RAAD VAN BESTUUR

De stemrechten van de leden van de Raad van bestuur zijn als volgt verdeeld:

Euratom

5

Oostenrijk

2

België

2

Bulgarije

1

Cyprus

1

Tsjechische Republiek

2

Denemarken

2

Estland

1

Finland

2

Frankrijk

5

Griekenland

2

Duitsland

5

Hongarije

2

Ierland

2

Italië

5

Letland

2

Litouwen

2

Luxemburg

1

Malta

1

Polen

3

Portugal

2

Roemenië

2

Slowakije

2

Slovenië

2

Zweden

2

Zwitserland

2

Spanje

3

Nederland

2

Verenigd Koninkrijk

5

BIJLAGE II BIJ DE STATUTEN VAN DE GEMEENSCHAPPELIJKE ONDERNEMING

JAARLIJKSE LIDMAATSCHAPSBIJDRAGEN

1.

Met uitzondering van Euratom betalen de leden een jaarlijkse lidmaatschapsbijdrage aan de gemeenschappelijke onderneming.

2.

Het totale bedrag van de jaarlijkse lidmaatschapsbijdragen voor jaar n wordt berekend op basis van de jaarlijkse middelen die vereist zijn voor het beheer van de gemeenschappelijke onderneming in dat jaar, zoals aangenomen door de Raad van bestuur.

3.

Het totale bedrag van de jaarlijkse lidmaatschapsbijdragen mag niet groter zijn dan 10 % van de jaarlijkse middelen die vereist zijn voor het beheer van de gemeenschappelijke onderneming, als bedoeld in punt 2.

4.

De jaarlijkse lidmaatschapsbijdrage van elk lid bestaat, behoudens unanieme andersluidende beslissing van de Raad van bestuur, uit:

a)

een minimumbijdrage van 0,1 % van het totale bedrag van de jaarlijkse lidmaatschapsbijdragen als bedoeld in punt 2;

b)

een aanvullende bijdrage berekend in verhouding tot de financiële bijdrage van Euratom (1) (luidend in euro) in de uitgaven van het lid in het kader van het communautaire programma voor fusieonderzoek in het jaar n-2, zonder de vrijwillige bijdrage van het lid aan de verplichtingen van Euratom als bedoeld in de Overeenkomst inzake de bredere aanpak.


(1)  De financiële bijdrage van Euratom voor JET Operation niet meegerekend.

BIJLAGE III BIJ DE STATUTEN VAN DE GEMEENSCHAPPELIJKE ONDERNEMING

FINANCIEEL REGLEMENT: ALGEMENE BEGINSELEN

1.

Het financieel reglement volgt de begrotingsbeginselen van:

a)

eenheid en begrotingswaarachtigheid;

b)

jaarperiodiciteit;

c)

evenwicht;

d)

rekeneenheid;

e)

universaliteit;

f)

specialiteit;

g)

goed financieel beheer;

h)

transparantie.

2.

De gemeenschappelijke onderneming voert interne controlenormen en -mechanismen in, inclusief regels betreffende financiële kanalen en procedures voor financiële operaties.

3.

De gemeenschappelijke onderneming richt een interne auditeenheid op.

4.

Niettegenstaande het in punt 1, onder c), genoemde beginsel van evenwicht heeft de gemeenschappelijke onderneming de mogelijkheid om, na goedkeuring door de Raad van bestuur en onder de voorwaarden van het financieel reglement, leningen af te sluiten in overeenstemming met artikel 4 van deze Statuten.

5.

Het financieel reglement stelt met name vast:

a)

het boekjaar, dat begint op de eerste dag van januari en eindigt op de laatste dag van december;

b)

de regels en procedures voor het meerjarige projectplan en middelenramingsplan, de presentatie en structuur ervan, inclusief budgettaire bepalingen en ramingen voor een periode van vijf jaar;

c)

de regels en procedures voor de jaarlijkse werkprogramma's en het jaarlijkse middelenramingsplan en de presentatie en structuur ervan, inclusief budgettaire bepalingen en ramingen voor een periode van twee jaar;

d)

de regels en procedures voor de opstelling en aanneming van de jaarlijkse begroting en de uitvoering ervan, inclusief procedures voor vastleggingen en betalingen;

e)

de beginselen betreffende invordering en betreffende de rente op de door de leden bijgedragen middelen;

f)

de regels en procedures voor de interne financiële controle, inclusief gedelegeerde bevoegdheden, met name betreffende de plafonds tot de hoogte waarvan de directeur contracten kan gunnen met of zonder goedkeuring van het uitvoerend comité;

g)

de regels en procedures voor de methode van berekening en overdracht van de betalingen van de bijdragen van de leden van de gemeenschappelijke onderneming;

h)

de regels en procedures voor het beheer van de middelen, inclusief procedures voor het aankopen, verkopen en bepalen van de waarde van materiële en immateriële activa;

i)

de regels en procedures voor het bijhouden en de presentatie van rekeningen en inventarislijsten en de opstelling en presentatie van de jaarlijkse balans;

j)

de regels en procedures voor het beheer van belangenconflicten en de rapportage van vermeende onregelmatigheden en fraude.

6.

De gemeenschappelijke onderneming voert een boekhouding op transactiebasis in overeenstemming met de internationale boekhoudnormen en de internationale financiële verslagleggingsnormen. Inkomsten en uitgaven worden gescheiden beheerd en verantwoord in de jaarrekening, die de budgettaire uitvoering van vastleggingen en betalingen samen met de administratieve uitgaven omvat. De gemeenschappelijke onderneming voert geen gescheiden boekhouding op basis van de herkomst van de leden, maar verantwoordt de ontvangen jaarlijkse lidmaatschapsbijdragen en ondernomen activiteiten.

7.

De personeelsformatie van de gemeenschappelijke onderneming wordt opgesteld met instemming van de Commissie en in overeenstemming met artikel 46 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 betreffende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (1).

8.

De ramingen van de inkomsten en uitgaven worden, samen met de exploitatierekeningen en de balans van de gemeenschappelijke onderneming voor elk boekjaar, bij de Commissie, de Raad en het Europees Parlement ingediend.

9.

De gemeenschappelijke onderneming neemt, rekening houdend met de specifieke operationele behoeften van de gemeenschappelijke onderneming die onder meer voortkomen uit internationale verbintenissen, bepalingen en regels aan die een systeem voor het plaatsen van opdrachten vormen dat geïntegreerd is in, en verenigbaar is met, het systeem voor het plaatsen van opdrachten van de ITER-organisatie, waardoor de gemeenschappelijke onderneming in staat wordt gesteld de geplande activiteiten voor het plaatsen van opdrachten efficiënt en tijdig te vervullen.


(1)  PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG, Euratom) nr. 1995/2006 (PB L 390 van 30.12.2006, blz. 1).


Commissie

30.3.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 90/73


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 6 december 2006

betreffende de door België ten uitvoer gelegde steunregeling voor onderzoek en ontwikkeling in de luchtvaartindustrie

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2006) 5792)

(Slechts de teksten in de Nederlandse en de Franse taal zijn authentiek)

(Voor de EER relevante tekst)

(2007/199/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 88, lid 2, eerste alinea,

Gelet op de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, en met name op artikel 62, lid 1, onder a),

Gelet op Verordening (EG) nr. 659/1999 van 22 maart 1999 van de Raad tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 93 van het EG-Verdrag (1), en met name op artikel 7,

Gelet op het besluit van 22 juni 2006 (2) waarbij de Commissie de procedure van artikel 88, lid 2, met betrekking tot steunmaatregel C 27/2006 (ex NN 22/2004) heeft ingeleid,

Nadat zij de betrokkenen heeft uitgenodigd hun opmerkingen overeenkomstig genoemd artikel bekend te maken,

Overwegende hetgeen volgt:

1.   PROCEDURE

(1)

Bij brief van 13 februari 2004, bij de Commissie ingeschreven op 18 februari 2004, heeft België een steunregeling voor onderzoek en ontwikkeling („O&O”) in de luchtvaartindustrie bij de Commissie aangemeld. Bij brieven van 23 december 2004 en 1 juli 2005, bij de Commissie ingeschreven op 3 januari en 5 juli 2005, heeft België aanvullende gegevens meegedeeld.

(2)

De Commissie stelde België bij schrijven van 22 juni 2006 in kennis van haar besluit, ten aanzien van deze steun de procedure van artikel 88, lid 2, van het EG-Verdrag in te leiden.

(3)

België heeft haar opmerkingen bij schrijven van 11 september 2006, dat op dezelfde dag werd ingeschreven, aan de Commissie doen toekomen.

(4)

Bij schrijven van 2 oktober 2006 verzocht de Commissie België om aanvullende inlichtingen, welke haar werden toegezonden bij brieven van 23 en 24 november 2006, die op dezelfde dag werden ingeschreven.

(5)

Het besluit van de Commissie om de procedure in te leiden, is bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie  (3). De Commissie heeft de belanghebbenden uitgenodigd hun opmerkingen over de betrokken steunmaatregel kenbaar te maken.

(6)

De Commissie heeft in dit verband geen opmerkingen van derden ontvangen.

2.   BESCHRIJVING

2.1.   Doelstelling, rechtsgrond, duur en budget van de regeling

(7)

De steunregeling heeft tot doel de technologische capaciteiten te versterken van Belgische ondernemingen die aan een programma voor de ontwikkeling van een vliegtuig voor de burgerluchtvaart deelnemen en de werkgelegenheid in deze sector in stand te houden en te ontwikkelen. Volgens ramingen van de Belgische autoriteiten kan de regeling in de komende 20 jaar leiden tot de schepping van 2 500 tot 3 000 nieuwe arbeidsplaatsen.

(8)

De Belgische ministerraad heeft in zijn bijeenkomst van 1 december 2000 besloten financiële steun toe te kennen voor een steunregeling voor onderzoek en ontwikkeling in de luchtvaartindustrie. De steun wordt door de federale staat verleend volgens een op 20 november 2001 tussen de staat en de gewesten gesloten overeenkomst, op basis van de begrotingswet (Wet houdende eerste aanpassing van de algemene uitgavenbegroting van het begrotingsjaar 2001 — wet van 27 juli 2001, bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 14 mei 2002).

(9)

In het kader van deze steunregeling kan de staat in de periode 2002-2006 voorschotten aan begunstigde ondernemingen uitkeren. In het besluit van de ministerraad van 1 december 2000 wordt aangegeven, dat het totale budget van 195 038 000 EUR als volgt wordt verdeeld: 112 457 000 EUR voor de rompenbouwers, 41 307 000 EUR voor de leveranciers van uitrustingen en 41 274 000 EUR voor de motorenfabrikanten.

2.2.   Begunstigden, in aanmerking komende onderzoekswerkzaamheden en kosten

(10)

In België gevestigde ondernemingen die partners of onderaannemers zijn van leveranciers van de motoren of van de uitrustingen voor een ontwikkelingsprogramma van een vliegtuig voor de burgerluchtvaart kunnen een beroep doen op de regeling. Deze ondernemingen moeten beschikken over een technologie die de belangstelling van de bouwer of zijn partners kan opwekken met het oog op het gebruik voor het desbetreffende type vliegtuig.

(11)

De bijdrage van de Belgische overheid bestaat in een tegemoetkoming in de kosten voor industrieel onderzoek en preconcurrentiële ontwikkeling in de zin van bijlage I bij de communautaire kaderregeling inzake staatssteun voor onderzoek en ontwikkeling (4) (hierna „kaderregeling O&O”).

(12)

De subsidiabele kosten voor O&O zijn die welke direct met het project zijn verbonden, met uitzondering van alle commerciële en/of marketingkosten die noodzakelijk zijn voor het verkrijgen van contracten, op voorwaarde dat zij na 1 december 2000 zijn gemaakt, door de onderneming zijn gerechtvaardigd, door de federale overheid zijn gecontroleerd en aanvaard, en noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de hiervoor omschreven taken op het vlak van O&O. De subsidiabele kosten moeten beantwoorden aan de definities in bijlage II bij de O&O-kaderregeling. De certifiëringskosten komen niet voor steun in aanmerking.

2.3.   Instrument, intensiteit en cumulering van steun

(13)

De steun wordt toegekend in de vorm van terug te betalen voorschotten door middel van betalingen aan de overheid die gekoppeld zijn aan het op de markt brengen van de desbetreffende producten of technologieën, met een intensiteit van ten hoogste 75 % van de kosten van industrieel onderzoek (basis van 60 %, verhoogd met eventuele procentpunten maar nooit hoger dan 75 %) en 50 % van de kosten van preconcurrentiële ontwikkeling (basis van 40 %, verhoogd met eventuele procentpunten maar nooit hoger dan 50 %).

(14)

Het voorschot wordt terugbetaald volgens een regeling waarbij een bijdrage op de door het project gegenereerde omzet wordt betaald en de volledige terugbetaling van het voorschot wordt beoogd. In het model van de tussen de Belgische staat en de begunstigde onderneming te sluiten overeenkomst wordt bepaald, dat de desbetreffende onderneming in geen geval rente op het voorschot zal hoeven te betalen. De terugbetalingen worden beëindigd wanneer de hoofdsom van het voorschot is terugbetaald.

(15)

De Belgische autoriteiten hebben zich ertoe verbonden, de cumulatieregels na te leven en de steunintensiteit te beperken tot de in de O&O-kaderregeling vastgelegde maxima. Voor hetzelfde project zal geen andere overheidssteun dan die van de federale overheid worden verleend.

2.4.   Stimulerend karakter van de steun en verbintenissen

(16)

De steunregeling voorziet in de naleving van de bepalingen inzake de noodzakelijkheid en het stimulerende karakter van de steun. Elk subsidiabel project moet op technisch en/of op financieel vlak een zodanige risicograad inhouden dat de volledige financiering niet geheel door de aanvragende onderneming kan worden gedragen. De aanvragende onderneming moet voor een eventuele toekenningsbeslissing een volledig technisch en financieel dossier indienen. Elk dossier wordt afzonderlijk beoordeeld door de diensten van de minister die bevoegd is voor economie en wetenschapsbeleid. De Belgische autoriteiten hebben zich ook ertoe verbonden, het stimulerende karakter van de steun na te gaan op grond van onderzoeken bij de begunstigde ondernemingen en dit stimulerende effect in jaarlijkse verslagen aan de Commissie aan te tonen.

(17)

De Belgische autoriteiten verbinden zich ertoe, grote projecten afzonderlijk aan te melden overeenkomstig punt 4.7 van de O&O-kaderregeling. Zij hebben de steun ten behoeve van Techspace Aero voor het vervaardigen van het lagedrukonderdeel van de motor GP7000 (steunmaatregel C 28/2006 — ex NN 23/2004) aangemeld.

2.5.   Redenen voor het inleiden van de procedure

(18)

In haar besluit van 22 juni 2006 heeft de Commissie de maatregel onderzocht in het licht van de O&O-kaderregeling en uitte zij twijfel over de verenigbaarheid van de steun met de kaderregeling.

(19)

De Commissie merkte op, dat de steun is verleend in de vorm van een voorschot waarvan de terugbetalingsregeling is gekoppeld aan de commercialisering van het product dat op basis van de onderzoeksactiviteit is ontwikkeld. Dit soort voorschotten, die bij succes moeten worden terugbetaald, is zeer klassiek in de luchtvaartindustrie.

(20)

In punt 5.6 van de O&O-kaderregeling komt de mogelijkheid van dit soort voorschot specifiek aan de orde. In dit punt wordt aangegeven, dat voor dergelijke vormen van steun een hogere steunintensiteit dan de gebruikelijke percentages (25 % voor preconcurrentiële ontwikkeling en 50 % voor industrieel onderzoek) kan worden toegestaan, waarbij de gestelde terugbetalingsregeling per geval wordt beoordeeld.

(21)

Talrijke steunmaatregelen in de vorm van voorschotten die alleen behoeven te worden terugbetaald indien de onderzoeksactiviteiten succesvol zijn, zijn sedert de inwerkingtreding van de O&O-kaderregeling bij de Commissie aangemeld. Naar aanleiding hiervan heeft de Commissie een praktijk inzake de uitlegging van punt 5.6 van deze kaderregeling ontwikkeld (5).

(22)

In de gevallen die tot nu toe door de Commissie zijn beoordeeld, werd in de regeling inzake de terugbetaling van de voorschotten bepaald, dat bij slagen van het programma niet alleen de hoofdsom van het voorschot maar ook de rente, die aan de hand van het door de Commissie voor de desbetreffende lidstaat op het ogenblik van de toekenning van de steun geldende referentie- en disconteringspercentage wordt berekend, diende te worden terugbetaald. De terugbetaling was zelfs hoger bij een eclatant succes van het programma.

(23)

In deze omstandigheden is de praktijk van de Commissie geweest, de verhouding van het „bedrag van het voorschot tot de subsidiabele kosten” te beperken tot ten hoogste 40 % voor de activiteiten inzake preconcurrentiële ontwikkeling en 60 % voor de activiteiten inzake industrieel onderzoek. De basispercentages kunnen evenwel worden verhoogd met de in punt 5.10 van de O&O-kaderregeling genoemde procentpunten.

(24)

Bij de hier onderzochte steunregeling stelt de Commissie vast, dat de Belgische autoriteiten deze drempels van 40 % en 60 % hebben toegepast (plus eventuele procentpunten overeenkomstig punt 5.10 van de O&O-kaderregeling), maar dat in de terugbetalingsregeling van het uitgekeerde voorschot niet is voorzien in de terugbetaling van rente, zelfs niet bij het slagen van het programma.

(25)

De regeling inzake de terugbetaling van de steun is dan ook aanzienlijk gunstiger voor de ondernemingen die voor de steunregeling in aanmerking komen dan de klassieke terugbetalingsregeling die was vastgesteld voor de begunstigden van de tot nu toe door de Commissie onderzochte steunmaatregelen. De afwezigheid van terugbetaling van rente leidt namelijk tot de zekerheid dat in alle gevallen een steunbestanddeel zal worden ontvangen, terwijl volgens de klassieke terugbetalingsregeling dit steunelement bij succes volledig afwezig kan zijn (en zelfs negatief kan worden bij eclatant succes, waarbij de onderneming zorgt voor een financieel voordeel voor de overheid, ook in reële termen).

3.   OPMERKINGEN VAN BELGIË

3.1.   Budget van de maatregel

(26)

Na het besluit van 22 juni 2006 lieten de Belgische autoriteiten weten, dat de voor de rompenbouwers bedoelde financiering niet onder de betrokken regeling valt. In het besluit van de ministerraad van 1 december 2000 wordt een verschil gemaakt tussen het voor de rompenbouwers vastgestelde budget en het budget voor de leveranciers van uitrustingen en de motorenfabrikanten. De voorwaarden voor toekenning van steun aan de rompenbouwers verschillen duidelijk van die welke betrekking hebben op de leveranciers van uitrustingen en de motorenfabrikanten. De in het besluit van de ministerraad van 1 december 2000 vastgelegde staatssteun is alleen voor laatstgenoemde ondernemingen bestemd.

3.2.   Aanpassing van de staatssteun die aan leveranciers van uitrustingen en motorenfabrikanten wordt toegekend

(27)

De Belgische autoriteiten willen de steun aan de leveranciers van uitrustingen en motorenfabrikanten wijzigen volgens de modelovereenkomsten die op 23 november 2006 aan de Commissie zijn overgelegd. Voor de aanpassing worden twee alternatieven voorgesteld. Voor ieder project waarvoor steun wordt verleend, wordt één enkel alternatief weerhouden.

(28)

Het eerste alternatief bestaat erin, dat een gedeelte van de verleende steun wordt teruggevorderd om de intensiteit terug te brengen tot het niveau van de in de O&O-kaderregeling voor een subsidie vastgelegde intensiteit (maximaal 50 % voor activiteiten op het gebied van industrieel onderzoek en 25 % voor activiteiten op het gebied van preconcurrentiële ontwikkeling, verhoogd met eventuele procentpunten). De Belgische autoriteiten zullen uiterlijk op 31 maart 2007 het teveel aan steun terugvorderen met toepassing van een rentevoet die gelijk is aan het referentie- en disconteringspercentage van de Commissie dat van kracht was op het moment waarop de steun werd verleend. Naast deze eerste terugvordering, en zoals is vastgelegd in de overeenkomst waarbij de steun wordt verleend, zullen de Belgische autoriteiten in geval van slagen van het project vragen om terugbetaling zonder rente van het gedeelte van de steun dat de onderneming heeft gehouden.

Tabel 1

Tot subsidie-intensiteit teruggebrachte voorschotten

Begunstigden

Subsidiabele kosten

(1 000 EUR)

Eindintensiteit

Uitgekeerd voorschot

(1 000 EUR)

Terugvordering met rente

(1 000 EUR)

Rentevoet

Industrieel onderzoek

Preconcurrentiële ontwikkeling

Industrieel onderzoek

Preconcurrentiële ontwikkeling

Septentrio

[…] (6)

[…]

60 %

35 %

5 454

912

3,95 %

ASCO

[…]

[…]

50 %

25 %

1 473

407

3,95 %

ASCO

[…]

[…]

50 %

25 %

2 434

988

3,95 %

ASCO

[…]

[…]

50 %

25 %

3 308

1 180

3,70 %

LMS

[…]

[…]

50 %

25 %

3 264

782

4,43 %

BARCO

[…]

[…]

50 %

25 %

0

0

BARCO

[…]

[…]

50 %

25 %

2 120

575

3,95 %

BARCO

[…]

[…]

50 %

25 %

904

189

4,08 %

Advanced Products

[…]

[…]

60 %

35 %

23

8

4,43 %

(29)

Het tweede alternatief behoudt de regeling van alleen in geval van succes terug te betalen voorschotten en past de terugbetaling ervan aan, aan de praktijk van de Commissie. De door de Belgische autoriteiten vastgestelde terugbetalingsregeling is progressief en maakt, bij slagen van het project, terugbetaling mogelijk van het nominale steunbedrag en de rente, berekend op basis van het op het ogenblik van de toekenning van de steun geldende referentie- en disconteringspercentage van de Commissie.

Tabel 2

Voorschotten waarvan de terugbetaling in overeenstemming met de praktijk van de Gemeenschap wordt

Begunstigden

Subsidiabele kosten

(duizend EUR)

Intensiteit

Voorschot

(1 000 EUR)

Rente

(1 000 EUR) (7)

Rentevoet

Succes

(verkochte shipsets)

Industrieel onderzoek

Preconcurrentiële ontwikkeling

Industrieel onderzoek

Preconcurrentiële ontwikkeling

Europlasma

[…]

[…]

75 %

50 %

1 262

525

4,80 %

[…]

Europlasma

[…]

[…]

75 %

50 %

719

290

4,80 %

[…]

Europlasma

[…]

[…]

75 %

50 %

1 202

362

4,80 %

[…]

Electronic Apparatus

[…]

[…]

70 %

50 %

8 131

3 062

4,08 %

[…]

Samtech

[…]

[…]

70 %

50 %

1 075

305

4,36 %

[…]

XenICS/FOS&S

[…]

[…]

70 %

50 %

8 214

3 482

4,08 %

[…]

(30)

Het commerciële succes wordt vastgesteld op basis van de verkoop die op het ogenblik waarop de steun wordt verleend, wordt verwacht. Voor de terugbetaling van het voorschot worden de totale verkopen in aanmerking genomen.

(31)

De aan iedere verkoop verbonden terugbetaling is voor Electronic Apparatus en XenICS/FOS&S een vast bedrag. Met deze vaste betaling kan enerzijds de hoofdsom en anderzijds de rente worden terugbetaald.

(32)

Daarentegen is de aan iedere verkoop verbonden terugbetaling voor Europlasma en Samtech variabel. In deze gevallen bestaat de variabele betaling uit:

een vast bedrag dat overeenkomt met de hoofdsom van het voorschot, verdeeld over het aantal verkopen dat het succes bepaalt, en

een variabel bedrag dat naar gelang van de verkopen wordt berekend en dat de rente dekt die verschuldigd is over het gedeelte van de hoofdsom dat nog moet worden terugbetaald.

(33)

De terugbetalingen zijn lineair wat Europlasma betreft.

(34)

Voor Electronic Apparatus evolueren de terugbetalingen getrapt. Er zijn vijf trappen van […] „shipsets” voorzien. Wordt het programma middenin een „trap” onderbroken alvorens het succes is bereikt, dan verricht de onderneming een laatste terugbetaling evenredig aan het aantal stuks dat is verkocht sinds de laatste trap werd bereikt.

(35)

De terugbetalingen voor Samtech en XenICS/FOS&S, ten slotte, zijn exponentieel. Er zijn drie terugbetalingsfasen vastgesteld:

De eerste fase komt overeen met het eerste derde deel van de verkopen.

In de tweede fase, die met het tweede deel van eenderde van de verkopen overeenkomt, liggen de terug te betalen bedragen tweemaal zo hoog als in de eerste fase.

In de derde fase, die met het derde deel van eenderde van de verkopen overeenkomt, liggen de terug te betalen bedragen driemaal zo hoog als in de eerste fase.

(36)

De Belgische autoriteiten hebben als einddatum 31 december 2018 vastgelegd voor alle overeenkomsten in tabel 2, met uitzondering van de overeenkomst met Samtech, waarvoor de einddatum 31 december 2021 is. De steun in het kader van deze overeenkomst is namelijk recentelijk verleend.

3.3.   Verbintenissen

(37)

De Belgische autoriteiten verbinden zich ertoe:

voor 31 december 2006 de initiële overeenkomsten te wijzigen om deze in overeenstemming te brengen met de op 23 november 2006 toegezonden modelovereenkomsten en de in de overwegingen (28) tot en met (36) van deze beschikking aangegeven terugbetalingsbepalingen;

voor 31 december 2006 de gewijzigde en ondertekende overeenkomsten aan de Commissie te doen toekomen;

de praktijk van de Commissie voor terugbetalingsregelingen te respecteren indien voor 31 december 2006 nieuwe voorschotten zouden worden toegekend met hogere steunintensiteiten dan die welke door de O&O-kaderregeling voor subsidies zijn vastgesteld;

dienstige maatregelen te treffen indien in het kader van deze regeling na de inwerkingtreding van de communautaire kaderregeling inzake staatssteun voor onderzoek en ontwikkeling en innovatie nieuwe steun zou worden toegekend.

4.   BEOORDELING

4.1.   De vraag of er staatssteun is

(38)

Deze regeling wordt gefinancierd uit de Belgische federale staatskas. Zij verleent een voordeel aan bepaalde leveranciers van uitrustingen en motorenfabrikanten in de luchtvaartindustrie. De voorschotten worden alleen terugbetaald wanneer het product ten aanzien waarvan het onderzoek plaatsvindt een commercieel succes is en sommige voorschotten worden terugbetaald zonder dat er rente over wordt berekend. Dit is een voordeel ten opzichte van een lening volgens marktvoorwaarden. Ten slotte kan de regeling de mededinging vervalsen en het handelsverkeer tussen lidstaten beïnvloeden, aangezien leveranciers van uitrustingen en motorenfabrikanten in andere lidstaten in deze sector actief zijn. De steunmaatregel voldoet derhalve aan de cumulatieve voorwaarden om als staatssteun in de zin van artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag te worden aangemerkt.

(39)

In totaal is door middel van de betrokken regeling een bedrag van 82 581 000 EUR aan staatssteun verleend, verdeeld over een bedrag van 41 307 000 EUR voor leveranciers van uitrustingen en 41 274 000 EUR voor motorenfabrikanten.

4.2.   Onrechtmatigheid van de staatssteun

(40)

Over de afzonderlijke steun die in het kader van de regeling is verleend, zijn tussen de staat en de begunstigde ondernemingen overeenkomsten gesloten. De door de Belgische autoriteiten aan de Commissie toegezonden modelovereenkomst bevat geen opschortende voorwaarde betreffende uitbetaling van de voorschotten, die verband houdt met het onderzoek van de regeling door de Commissie op grond van de communautaire staatssteunregels. Daar de maatregel al is uitgevoerd, moet deze als onrechtmatig worden beschouwd in de zin van artikel 1, onder b), en f), van Verordening (EG) nr. 659/1999.

4.3.   Verenigbaarheid van de staatssteun

(41)

Door de wijziging volgens het eerste in overweging (28) beschreven alternatief verdwijnt het voordeel dat aanvankelijk aan de begunstigden was verleend en wordt de steunintensiteit teruggebracht tot die welke in de O&O-kaderregeling voor subsidies is vastgelegd (50 % voor activiteiten op het gebied van industrieel onderzoek en 25 % voor activiteiten op het gebied van preconcurrentiële ontwikkeling, verhoogd met eventuele procentpunten). Naast de terugvordering met rente van het te veel uitgekeerde deel gaat de terugbetaling van de resterende steun verder dan wat in de O&O-kaderregeling wordt verlangd. De aldus aangepaste steun wordt derhalve verenigbaar met deze kaderregeling.

(42)

De wijziging van de verleende steun volgens het tweede in de overwegingen (29) tot en met (36) beschreven alternatief brengt de terugbetalingsregeling in overeenstemming met de praktijk van de Commissie: de terugbetaling verloopt progressief en omvat bij succes het nominale bedrag van het voorschot en de gecumuleerde rente. De aldus aangepaste steun wordt derhalve in overeenstemming met de praktijk van de Commissie.

(43)

De tabellen 1 en 2 vermelden de tot nu toe uit hoofde van deze steunregeling begunstigde ondernemingen. De Belgische autoriteiten verbinden er zich toe, het extra voordeel weg te nemen dat zij tijdelijk aan deze ondernemingen hebben verschaft in vergelijking met de begunstigden van de steunmaatregelen in de vorm van terug te betalen voorschotten welke tot nu toe door de Commissie zijn onderzocht. Daarnaast verbinden de Belgische autoriteiten zich ertoe, de praktijk van de Commissie voor terugbetalingsregelingen te respecteren indien voor het einde van 2006 nieuwe voorschotten zouden worden toegekend met hogere steunintensiteiten dan die welke door de O&O-kaderregeling voor subsidies zijn vastgesteld. Zij verbinden zich tevens ertoe, dienstige maatregelen te treffen indien in het kader van deze regeling na de inwerkingtreding van de nieuwe communautaire kaderregeling inzake staatssteun voor onderzoek en ontwikkeling en innovatie, nieuwe steun zou worden toegekend.

5.   CONCLUSIE

(44)

De Commissie stelt vast, dat België in strijd met artikel 88, lid 3, van het EG-Verdrag de steunregeling voor onderzoek en ontwikkeling in de luchtvaartindustrie ten behoeve van leveranciers van uitrustingen en motorenfabrikanten op onwettige wijze ten uitvoer heeft gelegd. Niettemin verbindt België zich ertoe, vóór 31 december 2006 de verleende staatssteun aan te passen om deze verenigbaar te maken met de communautaire kaderregeling inzake staatssteun voor onderzoek en ontwikkeling en met de praktijk van de Commissie.

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

De steun die door België in het kader van de steunregeling voor onderzoek en ontwikkeling in de luchtvaartindustrie ten behoeve van leveranciers van uitrustingen en motorenfabrikanten ten uitvoer is gelegd, is onder de in artikel 2 bedoelde voorwaarden verenigbaar met de gemeenschappelijke markt.

Artikel 2

België eist van de begunstigden van de in artikel 1 bedoelde steunregeling, dat zij de uitgekeerde voorschotten terugbetalen volgens één van de twee in de overwegingen (28) tot en met (36) beschreven methoden.

Daartoe wijzigt België vóór 31 december 2006 de overeenkomsten die haar verbinden met de begunstigden van de in artikel 1 bedoelde steunregeling volgens de op 23 november 2006 door de Belgische autoriteiten aan de Commissie toegezonden modelovereenkomsten, die de nieuwe terugbetalingsvoorwaarden omvatten die in de overwegingen (28) tot en met (36) zijn beschreven.

De gewijzigde en ondertekende overeenkomsten worden vóór 31 december 2006 aan de Commissie toegezonden.

Artikel 3

België deelt de Commissie binnen twee maanden vanaf de kennisgeving van deze beschikking mee welke maatregelen het heeft genomen om aan de beschikking te voldoen.

Artikel 4

Deze beschikking is gericht tot het Koninkrijk België.

Gedaan te Brussel, 6 december 2006.

Voor de Commissie

Neelie KROES

Lid van de Commissie


(1)  PB L 83 van 27.3.1999, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1791/2006 (PB L 363 van 20.12.2006, blz. 1).

(2)  PB C 196 van 19.8.2006, blz. 7.

(3)  Zie voetnoot 2.

(4)  PB C 45 van 17.2.1996, blz. 5.

(5)  Zie de zaken aangehaald in voetnoot 5 van het besluit van de Commissie van 22 juni 2006 (PB C 196 van 19.8.2006, blz. 7).

(6)  Bedrijfsgeheim

(7)  Deze wordt teruggevorderd naarmate het voorschot wordt terugbetaald.


30.3.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 90/79


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 6 december 2006

betreffende een door België ten uitvoer gelegde steunmaatregel ten gunste van Techspace Aero

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2006) 5799)

(Slechts de teksten in de Franse en de Nederlandse taal zijn authentiek)

(Voor de EER relevante tekst)

(2007/200/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 88, lid 2, eerste alinea,

Gelet op de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, en met name op artikel 62, lid 1, onder a),

Gelet op Verordening (EG) nr. 659/1999 van de Raad van 22 maart 1999 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 93 van het EG-Verdrag (1), en met name op artikel 7,

Gelet op het besluit van 22 juni 2006 (2), waarbij de Commissie de procedure van artikel 88, lid 2, met betrekking tot steunmaatregel C28/2006 (ex NN 23/2004) heeft ingeleid,

Na de betrokkenen te hebben uitgenodigd hun opmerkingen overeenkomstig genoemd artikel bekend te maken,

Overwegende hetgeen volgt:

1.   PROCEDURE

(1)

Bij brief van 13 februari 2004, bij de Commissie ingeschreven op 18 februari 2004, heeft België steun voor onderzoek en ontwikkeling (hierna „O&O” genoemd) ten gunste van de onderneming Techspace Aero aangemeld. Bij brieven van 23 december 2004, 1 juli 2005 en 8 maart 2006, bij de Commissie ingeschreven op 3 januari 2005, 5 juli 2005 en 13 maart 2006, heeft België de Commissie aanvullende gegevens toegezonden.

(2)

Deze aanmelding werd gedaan samen met de aanmelding van een steunregeling voor O&O in de luchtvaartsector, daar het een toepassing van een hoog bedrag van genoemde regeling betreft, waarvoor een afzonderlijke aanmelding is vereist overeenkomstig punt 4.7 van de communautaire kaderregeling inzake staatssteun voor onderzoek en ontwikkeling (3) (hierna „de O&O-kaderregeling” genoemd). Deze regeling is door de Commissie behandeld in een afzonderlijke formele onderzoeksprocedure betreffende steunmaatregel C27/2006 (ex NN 22/2004).

(3)

Bij brief van 22 juni 2006 heeft de Commissie België in kennis gesteld van haar besluit om de procedure van artikel 88, lid 2, van het EG-Verdrag in te leiden ten aanzien van de individuele steunmaatregel voor Techspace Aero.

(4)

Bij schrijven van 11 september 2006, op diezelfde dag ingeschreven, heeft België de Commissie in kennis gesteld van zijn opmerkingen.

(5)

Bij brief van 2 oktober 2006 heeft de Commissie België verzocht om aanvullende inlichtingen, die zijn toegezonden bij brieven van 23 en 24 november 2006, op diezelfde dag ingeschreven.

(6)

Het besluit van de Commissie tot inleiding van de procedure is bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie  (4). De Commissie heeft de betrokkenen verzocht hun opmerkingen over de desbetreffende steunmaatregel te maken.

(7)

De Commissie heeft hierover geen opmerkingen van de betrokkenen ontvangen.

2.   BESCHRIJVING

2.1.   Begunstigde van de steun

(8)

Techspace Aero is een Belgische onderneming gespecialiseerd in de productie van subsystemen voor motoren voor toepassingen in de lucht- en ruimtevaartindustrie. Volgens de website van de onderneming is zij voor 51 % in handen van de Franse groep Safran, voor 28,4 % van het Waalse Gewest, voor 19 % van het Amerikaanse bedrijf Pratt&Whitney en voor 1,6 % van de Société Wallonne d’Investissement. In 2004 had de onderneming 1 230 personen in dienst en had zij een omzet van 271 miljoen EUR.

(9)

Techspace Aero is gespecialiseerd in lagedrukcompressoren. De onderneming heeft, naast geïntegreerde bedrijven, zoals General Electric, Pratt&Whitney en SNECMA, deelgenomen aan talrijke belangrijke ontwikkelingen op het gebied van civiele vliegtuigmotoren.

2.2.   Gesteund O&O-project

(10)

Techspace Aero neemt deel aan het project voor een motor voor een burgerluchtvaartuig, de GP7000. De GP7000 wordt in samenwerking tussen de twee Amerikaanse industriebedrijven General Electric en Pratt&Whitney gebouwd. Ook andere Europese ondernemingen zoals MTU (Duitsland) of SNECMA (Frankrijk) nemen deel aan dit project.

(11)

Techspace Aero heeft tot taak de lagedrukcompressor van de GP7000 te ontwikkelen. Het totale bedrag van de subsidiabele kosten van de O&O-werkzaamheden van de onderneming voor dit project beloopt […] (5), verdeeld over de periode 2002-2006. Volgens de Belgische autoriteiten zijn de totale projectkosten onderverdeeld in […] voor industrieel onderzoek plus […] voor preconcurrentiële ontwikkeling in de zin van bijlage I bij de O&O-kaderregeling.

(12)

De activiteiten die als industrieel onderzoek worden ingedeeld, stemmen overeen met de projectfasen die aan de eerste motortests voorafgaan. De preconcurrentiële ontwikkeling komt overeen met de motortestfasen. Voor certificeringskosten wordt geen steun verstrekt.

2.3.   Uitvoeringsbepalingen

(13)

Techspace Aero heeft de Belgische regering in de loop van het jaar 2000 om steun voor de uitvoering van dit project verzocht. De Belgische autoriteiten hebben deze steun op 1 oktober 2003 toegekend.

(14)

De steun wordt verleend in de vorm van een terug te betalen voorschot voor een maximumbedrag van 41 274 000 EUR, dat overeenstemt met 65 % van de kosten van industrieel onderzoek plus 45 % van de kosten van preconcurrentiële ontwikkeling.

(15)

De terugbetaling van het voorschot verloopt als volgt: per verkocht afgewerkt element wordt een bijdrage betaald, die getrapt stijgt naar gelang van de rangorde van het element. Daarnaast zijn er terugbetalingen op basis van de omzet uit de verkoop van onderdelen en uit reparaties. De overeenkomst tussen de Belgische staat en Techspace Aero bepaalt dat de onderneming in geen geval rente over het voorschot dient te betalen. De terugbetalingen worden gestaakt wanneer de hoofdsom van het voorschot is terugbetaald.

(16)

Volgens de vooruitzichten die de Belgische autoriteiten in hun briefwisseling met de Commissie schetsen en die onder meer zijn gebaseerd op een verwachte verkoop van […] „shipsets” tegen 2018, zou Techspace Aero het voorschot tegen 2019 volledig moeten hebben terugbetaald.

2.4.   Stimulerend effect van de steun

(17)

Volgens de Belgische autoriteiten zijn de O&O-uitgaven van Techspace Aero van […] per jaar vóór het begin van het programma gestegen tot […] per jaar tijdens het boekjaar 2005. Ook de verhouding O&O-uitgaven/omzet van de onderneming is gestegen van […] naar […].

2.5.   Gronden voor inleiding van de procedure

(18)

In haar besluit van 22 juni 2006 heeft de Commissie de maatregel in het licht van de O&O-kaderregeling onderzocht en haar twijfel uitgesproken over de verenigbaarheid van de steunmaatregel met die regeling.

(19)

De Commissie heeft er nota van genomen, dat de steun is toegekend in de vorm van een voorschot waarvan de terugbetaling gekoppeld is aan de verkoop van het product dat het resultaat van het onderzoek is. Deze vorm van terug te betalen voorschotten in het geval van welslagen van het project is zeer klassiek in de luchtvaartsector.

(20)

Punt 5.6 van de O&O-kaderregeling voorziet duidelijk in de mogelijkheid van dit soort voorschot. De regeling bepaalt, dat voor dergelijke instrumenten een hoger steunpeil dan de gebruikelijke percentages (25 % voor preconcurrentiële ontwikkeling en 50 % voor industrieel onderzoek) aanvaardbaar is, op basis van een beoordeling per geval van de terugbetalingsvoorwaarden.

(21)

Sinds de inwerkingtreding van de O&O-kaderregeling zijn talrijke steunmaatregelen in de vorm van terug te betalen voorschotten in geval van welslagen van het project bij de Commissie aangemeld. In dit verband heeft de Commissie een praktijk van uitlegging van punt 5.6 van deze kaderregeling ontwikkeld (6).

(22)

In de tot nog toe door de Commissie onderzochte zaken voorzagen de uitvoeringsbepalingen inzake terugbetaling van de voorschotten in geval van welslagen van het programma niet alleen in de terugbetaling van de hoofdsom van het voorschot, maar ook van de intresten, berekend aan de hand van het door de Commissie vastgestelde referentie- en disconteringspercentage dat op het ogenblik van de toekenning van de steun voor de betrokken lidstaat van kracht was. In geval van bijzonder groot succes van het programma lag de terugbetaling zelfs hoger.

(23)

Onder deze omstandigheden is de praktijk van de Commissie geweest, de verhouding van het voorschotbedrag tot de subsidiabele kosten te beperken tot 40 % voor preconcurrentiële ontwikkeling en 60 % voor industrieel onderzoek. Bovenop deze basispercentages kunnen eventueel de verhogingen van punt 5.10 van de O&O-kaderregeling worden toegekend.

(24)

De Commissie stelt evenwel vast, dat de Belgische autoriteiten in de hier onderzochte zaak deze drempels van 40 respectievelijk 60 % (plus een verhoging van 5 % overeenkomstig punt 5.10.2, tweede alinea, van de O&O-kaderregeling) hebben toegepast, terwijl de uitvoeringsbepalingen betreffende de terugbetaling van het voorschot niet voorzien in de uitkering van rente, zelfs niet in geval van succes van het programma.

(25)

Zoals het besluit van de Commissie van 22 juni 2006 aangeeft, zijn de bepalingen inzake de terugbetaling van de steun dus duidelijk gunstiger voor Techspace Aero dan de klassieke terugbetalingsregelingen voor de begunstigden van de steunmaatregelen die de Commissie tot nog toe heeft onderzocht. Het feit dat geen rente behoeft te worden terugbetaald, houdt immers de zekerheid in dat in ieder geval een steunelement wordt uitgekeerd, terwijl dit steunelement volgens de klassieke terugbetalingsregelingen in geval van succes volledig kan ontbreken (en in geval van groot succes zelfs negatief kan zijn, doordat de onderneming de staat in reële termen financieel voordeel oplevert).

3.   OPMERKINGEN VAN BELGIË

(26)

De Belgische autoriteiten hebben de toekenningsvoorwaarden inzake de steun voor Techspace Aero herzien door middel van een aanhangsel van wijziging bij het contract, dat door de partijen ondertekend is en dat op 24 november 2006 aan de Commissie is voorgelegd. Dit aanhangsel van wijziging bepaalt, dat een deel van de toegekende steun wordt teruggevorderd teneinde de steunintensiteit terug te brengen tot de intensiteit die in de O&O-kaderregeling is vastgesteld voor een subsidie (ten hoogste 50 % voor industrieel onderzoek en 25 % voor preconcurrentiële ontwikkeling, verhoogd met 5 % omdat het project wordt uitgevoerd in een gebied dat valt onder artikel 87, lid 3, onder c)). De Belgische autoriteiten zullen uiterlijk op 31 maart 2007 het te veel uitgekeerde deel terugvorderen, met toepassing van dezelfde rentevoet als de referentie- en disconteringsvoet van de Commissie die bij de toekenning van de steun van kracht was. Bovenop deze initiële terugvordering zullen de Belgische autoriteiten, overeenkomstig het contract tot toekenning van de steun, in geval van succes van het project verzoeken om de renteloze terugbetaling van het door de onderneming behouden deel.

Tabel

Tot subsidie-intensiteit teruggebracht voorschot

Begunstigde

Subsidiabele kosten

(1 000 EUR)

Eindintensiteit

Uitgekeerd voorschot

(1 000 EUR)

Terugvordering met rente

(1 000 EUR)

Rentevoet

Industrieel onderzoek

Preconcurrentiële ontwikkeling

Industrieel onderzoek

Preconcurrentiële ontwikkeling

Techspace Aero

[…]

[…]

55 %

30 %

34 800

8 397

3,95 %

(27)

Het uiteindelijk aan Techspace Aero toegekende voorschot bedraagt 31 978 850 EUR, dat wil zeggen een steunintensiteit van [..], wat overeenkomt met het gewogen gemiddelde van de intensiteiten die respectievelijk van toepassing zijn op kosten voor industrieel onderzoek en preconcurrentiële ontwikkeling.

4.   BEOORDELING

4.1.   De vraag of er staatssteun is

(28)

Het voorschot wordt betaald uit de Belgische federale staatskas. Het heeft betrekking op één enkele onderneming. Het wordt alleen terugbetaald indien het product dat het voorwerp van het onderzoek vormt, een commercieel succes wordt. Dat vormt een voordeel ten opzichte van een lening tegen marktvoorwaarden. Ten slotte is Techspace Aero actief op een terrein waarop veel handelsverkeer tussen de lidstaten bestaat. De maatregel voldoet dus aan de cumulatieve criteria voor staatssteun in de zin van artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag.

4.2.   Onrechtmatigheid van de staatssteun

(29)

De steun is toegekend op 1 oktober 2003, nog voordat de maatregel bij de Commissie was aangemeld en a fortiori nog voordat de Commissie de maatregel had goedgekeurd. Er is geen opschortende voorwaarde betreffende de uitbetaling van het voorschot in verband met het onderzoek ervan door de Commissie op grond van de communautaire staatssteunregels. Daar de maatregel reeds ten uitvoer is gelegd, moet hij worden beschouwd als zijnde onrechtmatig in de zin van artikel 1, onder b) en f), van Verordening (EG) nr. 659/1999.

4.3.   Verenigbaarheid van de staatssteun

(30)

Door de in de overwegingen 26 en 27 beschreven wijziging vervalt het oorspronkelijk aan de begunstigde toegekende voordeel en wordt de aan de begunstigde toegekende steunintensiteit teruggebracht tot de intensiteit die in de O&O-kaderregeling voor subsidies is vastgesteld (50 % voor industrieel onderzoek en 25 % voor preconcurrentiële ontwikkeling, verhoogd met 5 % omdat het project wordt uitgevoerd in een gebied dat valt onder artikel 87, lid 3, onder c)). Afgezien van de terugvordering met rente van het te veel betaalde deel van de steun, gaat de terugbetaling van de resterende steun verder dan de eisen van de O&O-kaderregeling. Door deze aanpassing wordt de steun dus verenigbaar met die kaderregeling.

(31)

De Belgische autoriteiten annuleren dus het aanvullende voordeel dat zij tijdelijk aan Techspace Aero hebben toegekend vergeleken met de begunstigden van steun in de vorm van terug te betalen voorschotten die de Commissie tot nog toe heeft onderzocht.

5.   CONCLUSIE

(32)

De Commissie stelt vast, dat België in strijd met artikel 88, lid 3, van het EG-Verdrag de steun voor onderzoek en ontwikkeling ten gunste van Techspace Aero onrechtmatig ten uitvoer heeft gelegd. België heeft evenwel de toegekende staatssteun aangepast teneinde hem in overeenstemming te brengen met de communautaire kaderregeling inzake staatssteun voor onderzoek en ontwikkeling,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

De steun voor onderzoek en ontwikkeling die België ten gunste van Techspace Aero ten uitvoer heeft gelegd voor een initieel bedrag van 41 274 000 EUR en die overeenkomstig de toekenningsvoorwaarden in de overwegingen 26 en 27 is gewijzigd, is verenigbaar met de gemeenschappelijke markt.

Artikel 2

Deze beschikking is gericht tot het Koninkrijk België.

Gedaan te Brussel, 6 december 2006.

Voor de Commissie

Neelie KROES

Lid van de Commissie


(1)  PB L 83 van 27.3.1999, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1791/2006 (PB L 363 van 20.12.2006, blz. 1).

(2)  PB C 196 van 19.8.2006, blz. 16.

(3)  PB C 45 van 17.2.1996, blz. 5.

(4)  Zie voetnoot 2.

(5)  Zakengeheim.

(6)  Zie de zaken geciteerd in voetnoot 4 van het besluit van de Commissie van 22 juni 2006 (PB C 196 van 19.8.2006, blz. 16).


30.3.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 90/83


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 27 maart 2007

tot wijziging van Beschikking 2002/757/EG houdende voorlopige fytosanitaire noodmaatregelen om het binnenbrengen en de verspreiding in de Gemeenschap van Phytophthora ramorum Werres, De Cock & Man in 't Veld sp. nov. te voorkomen

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2007) 1292)

(2007/201/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 2000/29/EG van de Raad van 8 mei 2000 betreffende de beschermende maatregelen tegen het binnenbrengen en de verspreiding in de Gemeenschap van voor planten en voor plantaardige producten schadelijke organismen (1), en met name op artikel 16, lid 3, vierde zin,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Krachtens Beschikking 2002/757/EG van de Commissie (2) dienden de lidstaten voorlopige fytosanitaire noodmaatregelen te nemen om het binnenbrengen en de verspreiding in de Gemeenschap van Phytophthora ramorum Werres, De Cock & Man in 't Veld sp. nov. (hierna „het schadelijke organisme” genoemd) te voorkomen.

(2)

Recente wetenschappelijke informatie over de mogelijke schade door het schadelijke organisme heeft uitgewezen dat de lijst van planten, hout en schors die gevoelig zijn voor het schadelijke organisme moet worden uitgebreid en bijgewerkt.

(3)

Om verkeerde interpretaties te voorkomen, moet duidelijk worden bepaald dat voor alle verkeer van specifieke gevoelige plantensoorten binnen de Gemeenschap plantenpaspoorten noodzakelijk zijn.

(4)

De officiële onderzoeken ingevolge Beschikking 2002/757/EG hebben aangetoond dat tijdens de groeiperiode jaarlijks ten minste twee officiële inspecties van specifieke gevoelige plantensoorten op de plaatsen van productie noodzakelijk zijn om te bevestigen dat geen schadelijke organismen voorkomen. Deze verplichting moet op 1 mei 2007 ingaan, zodat er voldoende tijd is zich aan te passen.

(5)

Uit de ervaring met de uitvoering van uitroeiingsmaatregelen op plaatsen van uitbraak komt naar voren dat de maatregelen niet alleen de planten zelf, maar ook de bijbehorende groeimedia en plantenresten moeten betreffen. Bovendien moeten ze fytosanitaire maatregelen betreffende het teeltoppervlakte rond dergelijke plaatsen omvatten.

(6)

Voorts blijkt het noodzakelijk het onderzoek door de lidstaten naar sporen van aantasting door het schadelijke organisme voort te zetten en de resultaten daarvan jaarlijks mede te delen.

(7)

De resultaten van bovengenoemde maatregelen moeten na het volgende teeltseizoen worden geëvalueerd en in het licht van de resultaten van die evaluatie moeten eventuele vervolgmaatregelen worden overwogen. Bij deze vervolgmaatregelen moet ook rekening worden gehouden met de door de lidstaten te verstrekken gegevens en wetenschappelijke adviezen.

(8)

Beschikking 2002/757/EG moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(9)

De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Plantenziektekundig Comité,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

Beschikking 2002/757/EG wordt als volgt gewijzigd:

1)

In artikel 1 komen de leden 2, 3 en 4 als volgt te luiden:

„2.   „gevoelige planten”: planten, met uitzondering van vruchten en zaden, van Acer macrophyllum Pursh, Acer pseudoplatanus L., Adiantum aleuticum (Rupr.) Paris, Adiantum jordanii C. Muell., Aesculus californica (Spach) Nutt., Aesculus hippocastanum L., Arbutus menziesii Pursch., Arbutus unedo L., Arctostaphylos spp. Adans, Calluna vulgaris (L.) Hull, Camellia spp. L., Castanea sativa Mill., Fagus sylvatica L., Frangula californica (Eschsch.) Gray, Frangula purshiana (DC.) Cooper, Fraxinus excelsior L., Griselinia littoralis (Raoul), Hamamelis virginiana L., Heteromeles arbutifolia (Lindley) M. Roemer, Kalmia latifolia L., Laurus nobilis L., Leucothoe spp. D. Don, Lithocarpus densiflorus (Hook. & Arn.) Rehd., Lonicera hispidula (Lindl.) Dougl. ex Torr.&Gray, Magnolia spp. L., Michelia doltsopa Buch.-Ham. ex DC, Nothofagus obliqua (Mirbel) Blume, Osmanthus heterophyllus (G. Don) P. S. Green, Parrotia persica (DC) C.A. Meyer, Photinia x fraseri Dress, Pieris spp. D. Don, Pseudotsuga menziesii (Mirbel) Franco, Quercus spp. L., Rhododendron spp. L., andere dan Rhododendron simsii Planch., Rosa gymnocarpa Nutt., Salix caprea L., Sequoia sempervirens (Lamb. ex D. Don) Endl., Syringa vulgaris L., Taxus spp. L., Trientalis latifolia (Hook), Umbellularia californica (Hook.& Arn.) Nutt., Vaccinium ovatum Pursh en Viburnum spp. L.;

3.   „gevoelig hout”: hout van Acer macrophyllum Pursh, Aesculus californica (Spach) Nutt., Lithocarpus densiflorus (Hook. & Arn.) Rehd., Quercus spp. L. en Taxus brevifolia Nutt.;

4.   „gevoelige schors”: aparte schors van hout van Acer macrophyllum Pursh, Aesculus californica (Spach) Nutt., Lithocarpus densiflorus (Hook. & Arn.) Rehd., Quercus spp. L. en Taxus brevifolia Nutt.”.

2)

In artikel 5 wordt „de plaats van productie niet verlaten” vervangen door „niet binnen de Gemeenschap in het verkeer zijn”.

3)

Artikel 6, lid 2, komt als volgt te luiden:

„2.   Onverminderd het bepaalde in artikel 16, lid 1, van Richtlijn 2000/29/EG worden de resultaten van de in lid 1 bedoelde onderzoeken uiterlijk op 1 december van elk jaar aan de Commissie en de andere lidstaten gemeld.”.

4)

In artikel 8 wordt „31 december 2004” vervangen door „31 januari 2008”.

5)

De bijlage wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze beschikking.

Artikel 2

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 27 maart 2007.

Voor de Commissie

Markos KYPRIANOU

Lid van de Commissie


(1)  PB L 169 van 10.7.2000, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2006/35/EG van de Commissie (PB L 88 van 25.3.2006, blz. 9).

(2)  PB L 252 van 20.9.2002, blz. 37. Beschikking gewijzigd bij Beschikking 2004/426/EG (PB L 154 van 30.4.2004, blz. 1, gerectificeerd in PB L 189 van 27.5.2004, blz. 1).


BIJLAGE

Punt 3 van de bijlage bij Beschikking 2002/757/EG wordt als volgt gewijzigd:

1)

In de eerste zin wordt „mogen de plaats van productie alleen verlaten” vervangen door „mogen binnen de Gemeenschap alleen in het verkeer zijn”.

2)

In punt b) wordt voor „is geconstateerd” de volgende zinsnede ingevoegd:

„en vanaf 1 mei 2007 ten minste twee keer tijdens het teeltseizoen zijn verricht op een daarvoor geschikt tijdstip tijdens de actieve groei van de planten, waarbij voor de intensiteit van deze inspecties rekening is gehouden met het specifieke teeltsysteem van de planten,”

3)

Punt c) komt als volgt te luiden:

„c)

in gevallen waarin bij de planten op de plaats van productie symptomen van het schadelijke organisme zijn waargenomen, de nodige procedures in werking zijn gesteld om het schadelijke organisme uit te roeien, wat ten minste inhoudt dat:

i)

alle geïnfecteerde planten en alle gevoelige planten, inclusief de bijbehorende groeimedia en plantenresten, binnen een straal van twee meter rond de geïnfecteerde planten zijn vernietigd;

ii)

alle gevoelige planten binnen een straal van 10 m rond de geïnfecteerde planten en alle resterende planten van de besmette partij:

op de plaats van productie zijn gehouden;

in de loop van de eerste drie maanden na de uitroeiingsmaatregelen ten minste twee keer extra zijn geïnspecteerd tijdens de actieve groei van de planten;

terwijl in deze periode van drie maanden geen behandelingen zijn uitgevoerd die de symptomen van het schadelijke organisme kunnen onderdrukken;

en de planten bij deze officiële inspecties vrij van het schadelijke organisme zijn bevonden;

iii)

alle andere gevoelige planten op de plaats van productie na de constatering van de symptomen herhaaldelijk officieel zijn geïnspecteerd en bij deze inspecties vrij van het schadelijke organisme zijn bevonden;

iv)

passende fytosanitaire maatregelen zijn genomen ten aanzien van het teeltoppervlakte binnen een straal van twee meter rond de geïnfecteerde planten.”.


30.3.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 90/86


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 27 maart 2007

tot wijziging van aanhangsel B van bijlage XII bij de Toetredingsakte van 2003 wat betreft bepaalde inrichtingen in de vlees-, de vis- en de melksector in Polen

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2007) 1305)

(Voor de EER relevante tekst)

(2007/202/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op de Toetredingsakte van Tsjechië, Estland, Cyprus, Letland, Litouwen, Hongarije, Malta, Polen, Slovenië en Slowakije, en met name op bijlage XII, hoofdstuk 6, afdeling B, onderafdeling I, punt 1, onder e),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Aan Polen is voor bepaalde in aanhangsel B (1) van bijlage XII bij de Toetredingsakte van 2003 vermelde inrichtingen een overgangsperiode toegestaan.

(2)

Aanhangsel B van bijlage XII bij de Toetredingsakte van 2003 is gewijzigd bij de Beschikkingen 2004/458/EG (2), 2004/471/EG (3), 2004/474/EG (4), 2005/271/EG (5), 2005/591/EG (6), 2005/854/EG (7), 2006/14/EG (8), 2006/196/EG (9), 2006/404/EG (10), 2006/555/EG (11) en 2006/935/EG (12) van de Commissie.

(3)

Uit een officiële verklaring van de Poolse bevoegde autoriteit blijkt dat bepaalde inrichtingen in de vlees-, de vis- en de melksector hun moderniseringsproces hebben voltooid en nu volledig aan de communautaire wetgeving voldoen. Bepaalde inrichtingen hebben activiteiten gestaakt waarvoor een overgangsperiode was toegestaan. Deze inrichtingen moeten daarom worden geschrapt van de lijst van inrichtingen waarvoor een overgangsregeling geldt.

(4)

Aanhangsel B van bijlage XII bij de Toetredingsakte van 2003 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(5)

Het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid is van de in deze beschikking vastgestelde maatregelen op de hoogte gebracht,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

De in de bijlage bij deze beschikking vermelde inrichtingen worden geschrapt uit aanhangsel B van bijlage XII bij de Toetredingsakte van 2003.

Artikel 2

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 27 maart 2007.

Voor de Commissie

Markos KYPRIANOU

Lid van de Commissie


(1)  PB L 236 van 23.9.2003, blz. 33.

(2)  PB L 156 van 30.4.2004, blz. 53; gerectificeerd in PB L 202 van 7.6.2004, blz. 39.

(3)  PB L 160 van 30.4.2004, blz. 56; gerectificeerd in PB L 212 van 12.6.2004, blz. 31.

(4)  PB L 160 van 30.4.2004, blz. 73; gerectificeerd in PB L 212 van 12.6.2004, blz. 44.

(5)  PB L 86 van 5.4.2005, blz. 13.

(6)  PB L 200 van 30.7.2005, blz. 96.

(7)  PB L 316 van 2.12.2005, blz. 17.

(8)  PB L 10 van 14.1.2006, blz. 66.

(9)  PB L 70 van 9.3.2006, blz. 80.

(10)  PB L 156 van 9.6.2006, blz. 16.

(11)  PB L 218 van 9.8.2006, blz. 17.

(12)  PB L 355 van 15.12.2006, blz. 105.


BIJLAGE

Lijst van inrichtingen die moeten worden geschrapt uit aanhangsel B van bijlage XII bij de Toetredingsakte van 2003

Vleesinrichtingen

Oorspronkelijke lijst

Nr.

Veterinair nr.

Naam van de inrichting

63

12070108

Zakład Uboju Zwierząt Rzeźnych

91

14170305

Zakład Garmażeryjny sp.j.

105

14250310

Zakład Masarski „Sadełko” – Czapla-Świniarski sp.j.

197

30020201

Gminna Spółdzielnia „SCH” Masarnia Osuch


Vleesinrichtingen met lage capaciteit

Oorspronkelijke lijst

Nr.

Veterinair nr.

Naam van de inrichting

4

 

FHU „Pierożki-smakoszki”, ul. Parkowa 15, 30-014 Kraków


Vleesinrichtingen

Aanvullende lijst

Nr.

Veterinair nr.

Naam van de inrichting

12

06080302

IMPERIAL sp. z o.o.

14

10010205

Zakład Przetwórstwa Mięsnego J.S.A.J. Mielczarek, sp.j.

15

10030201

Zakład Przetwórstwa Mięsnego Krzysztof Bartos

17

10030204

Zakład Mięsny Wacław Szaflik

26

10184001

Zakład Produkcji Konserw „Marko-Pek” sp. z o.o.

27

10190201

Gminna Spółdzielnia Samopomoc Chłopska

28

10190204

ZPHU Ubojnia Masarnia, J. Karczmarek

30

10200322

Przedsiębiorstwo Produkcyjno-Handlowe ALFA, Jan Chrzęst, Ignacy Karolak sp.j.

31

12070104

Bogdan Grabiec i Wspólnicy sp.j.

35

12100103

Ubojnia Zwierząt Kazimierz Mółka

36

12100104

Zakład Usługowo-Handlowy Zakup Żywca, Ubój i Sprzedaż Mięsa, Mieczysław Gawlik

37

12100105

Obrót Zwierzętami Rzeźnymi Skup i Ubój oraz Sprzedaż Mięsa, Ireneusz Bieniek

43

12120131

Ubój Zwierząt Rzeźnych, Skup, Sprzedaż Żywca i Mięsa, Stanisław Ogonek

44

12120218

Z.P.M. Edmund Barczyk

49

14230102

Rzeźnia Ubojnia, ZUH Jan Tomczyk

51

14250104

Zakład Masarski „SADEŁKO” sp.j.

52

14250205

Przedsiębiorstwo Produkcyjno-Usługowo-Handlowe „DURO” sp. z o.o.

60

18030105

Zakład Handlowo-Produkcyjno-Przetwórczy A. Leja i Wspólnicy sp.j. w Jodłowej

62

18060302

Zakład Uboju i Przetwórstwa Mięsnego „Radikal”

67

20070205

APIS sp.j.

70

22020201

Zakład Rzeźnicko-Wędliniarski, W. Gierszewski

71

22070301

Zakład Przetwórstwa Mięsnego W. Zieliński i Spółka, sp.j.

74

24060212

ZPU Ubój i Przetwórstwo Mięsa, Jan Matyja

87

28030202

ZPHU sp.j., R.S.M. Kamińscy

88

28030203

Zakład Przetwórstwa Mięsnego Karscy sp.j., Filia Uzdowo

90

28070202

Masarnia Matis, sp. z o.o.

92

28120102

GOLDMAS sp.j. Szafarnia

93

28140313

BIO-LEGIZ SA, ul. Głowackiego 28, 10-448 Olsztyn, Zakład w Jezioranach

103

06080302

Zakład Przetwórstwa Mięsnego w Kamionce firmy „IMPERIAL” SA, 20-211 Lublin, ul. Gospodarcza 27

105

08030201

Rzeźnictwo i Wędliniarstwo Szczerba Augustyn, 66-300 Międzyrzecz, ul. Polna 1

106

12060220

Firma „Świerczek” Zakład Uboju, Rozbioru i Przetwórstwa Mięsa, 32-043 Skała, ul. Rzeźnicza 1

108

24050201

ZPU Tadeusz Marciniszyn, Pniew, ul. Pyskowicka 2, 42-120 Pyskowice

113

24100202

PPH „HIT” sp. z o.o., 43-229 Ćwiklice, ul. Spokojna 48

114

30220201

Ubojnia Masarnia Folmas sp. z o.o., Rawicz, Folwark 49

116

0203806

„Agro-Tusz” sp.j., A. Okaj, R. Kręgulewski, J. Głodowski, 55-106 Zawonia, Tarnowiec 92a

128

14340309

„Wisapis” Zakład Mięsny – Andrzej Jurzyk, 05-200 Zielonka, ul. Bankowa 2

132

22050303

Zakład Przetwórstwa Mięsnego „BALERONIK” Ziegert Henryk, 83-300 Kartuzy, ul. Mściwoja II

134

22060201

Zakłady Mięsne Kościerzyna sp. z o.o., 83-400 Kościerzyna, ul. Strzelecka 30B

135

22060203

Zakład Mięsny Gminna Spółdzielnia „Samopomoc Chłopska” w Karsinie, ul. Długa 184, 83-440 Karsin

136

22123801

Zakład Mięsny „Wiklino” Dorota Jaworska, Andrzej Jaworski, spółka jawna, 76-200 Słupsk, Wiklino 2

137

22140301

„PiA” sp. z o.o., 83-130 Pelplin, ul. Podgórna 8

138

24010317

Prywatny Zakład Mięsny „GAIK”, sp. z o.o. 42-460 Najdziszów, ul. Topolowa 14

142

24650301

Zakład Mięsny „ANTOSIK”, 41-300 Dąbrowa Górnicza, ul. Łącząca 39

143

24040206

Zakład Produkcyjno-Handlowy „Admar”, ul. Częstochowska 34, 42-253 Siedlec gm. Janów

144

24040203

PHP „YABRA” sp. z o.o., 42-297 Poraj, ul. Wschodnia 15 Zakład Przetwórstwa Mięsnego i Produkcji Konserw w Kamienicy Polskiej, ul. Konopnickiej 404, 42-260 Kamienica Polska

145

24640307

PPHU „ROMAN” Eksport-Import sp. z o.o. 42-200 Częstochowa, ul. Ks. Kordeckiego 85/87

147

24090304

Zakłady Mięsne „PORAJ” Marian Pucek, 42-360 Poraj, ul. Nadrzeczna 11

148

24100201

Warsztat Rzeźniczo-Wędliniarski, F. Szostok, 43-211 Czarków, ul. Boczna 1

149

24120102

Zakład Wędliniarski Andrzej Stania, 44-266 Świerklany, ul. Zygmunta Starego 14, Zakład Uboju Zwierząt w Jankowicach, ul. Sportowa 2, 44-264 Jankowice

151

24130301

Zakłady Mięsne Ryszard Wojtacha, 42-600 Tarnowskie Góry, ul. Nakielska 9/11

158

24080305

Rzeźnictwo-Wędliniarstwo Grzegorz Zdrzałek, 43-178 Ornontowice, ul. Leśna 2

159

28010103

Zakład Mięsny Bekon, ul. Prusa 2, 11-210 Sępopol

161

30050202

Zakład Mięsno-Wedliniarski Paweł Matysiak, 62-067 Rakoniew, Garbary 2a

165

30280102

PPH „ROMEX” Pachela, Łęgowo, Rzeźnia Wągrowiec, 62-100 Wągrowiec, ul. Skocka 14


Vlees van pluimvee

Oorspronkelijke lijst

Nr.

Veterinair nr.

Naam van de inrichting

5

08010505

„Ekpols” sp. z o.o

6

08010504

PHPU „DROSAN” sp. z o.o

11

10080801

Rabbits Slaughterhouse


Vlees van pluimvee

Aanvullende lijst

Nr.

Veterinair nr.

Naam van de inrichting

173

14323901

Ejko – E. Kolczyńska, J. Kolczyński w Radonicach

176

20110501

Spółdzielnia Producentów Drobiu „Eko-Gril” w Sokółce

179

28070503

Zakład Drobiarski „Lech Drób” w Zalewie

181

10010501

PPHU „Kusy”, Przetwórstwo Mięsne, spółka jawna, 97-400 Bełchatów, Korczew 6a

184

10160404

Specjalistyczne Gospodarstwo Rolne Mariola Tonder, 97-217 Lubochnia, Dąbrowa 54

187

22120501

PUH – Ubojnia Drobiu „Hubart”, Piotr i Maria Powęzka, 76-206 Słupsk 8, Bruskowo Wielkie 24

191

28090401

Zbigniew Jaworski Przedsiębiorstwo Wielobranżowe HASPO

193

30193901

Rzeźnia Drobiu Krystyna Skowrońska, Chrustowo 43, Ujście

195

30210504

Ubojnia Drobiu Krystyna Hamrol, Dębienko, Stęszew


Koelhuizen

Oorspronkelijke lijst

Nr.

Veterinair nr.

Naam van de inrichting

7

30641101

Przedsiębiorstwo Przemysłu Chłodniczego


Vissector

Oorspronkelijke lijst

Nr.

Veterinair nr.

Naam van de inrichting

3

06611802

Zakład Przetwórstwa Ryb

4

10031801

PHU „Słodmor”

7

14191801

ZPR „Fileryb” s.c.

18

22621802

„Syrena” Royal sp. z o.o

20

24021802

PHU „Komers-Mag” s.j.

26

28051802

PW „Doryb”

30

30221801

PHU „Panix” P. Niziołek

31

32031801

ZPUH Z. Stebnicki

32

32071804

PPH „Mors” M. Wdzięczny

34

32081808

HPU „Tuka” M. Pozorski, J. Szyszko, s.j.


Vissector

Aanvullende lijst

Nr.

Veterinair nr.

Naam van de inrichting

3

14251802

PPH „MARK” M.K. Szczęsny

10

02641801

„REX” PPHiU Przetwórnia Artykułów Spożywczych i Ryb, Roman Boniewski, 52-311 Wrocław, ul. Łanowa 2

15

22111820

Zakład Rybny „ARPOL”, 84-120 Władysławowo, ul. Portowa 5

16

22111844

Przetwórstwo Ryb oraz Handel Obwoźny Halina Szymańska, 84-120 Władysławowo, ul. Róży Wiatrów 24

18

22151804

„REDRYB” mgr Helena Truszkowska, 84-240 Reda, ul. Spółdzielcza 13


Melksector

Oorspronkelijke lijst

Nr.

Veterinair nr.

Naam van de inrichting

1

02011601

OSM Bolesławiec

4

02111601

OSM Lubin

5

02111602

OSM Lubin, Oddz. w Ścinawie

9

04621601

Grudziądzka SM

10

04021601

MPPH „Bromilk” sp. z o.o

15

06111601

SM Łuków

22

08051601

„Osmos” sp. z o.o w upadłości

25

08061601

Strzelecka SM

27

10081602

ZM „Zarębski”

34

12061601

OSM Skała

35

12081601

Oddz. Produkcyjny w Charsznicy OSM Miechów

40

12111601

SM Nowy Targ

45

14221603

SM „Mazowsze”

48

16011601

OSM Brzeg

54

18181601

OSM w Stalowej Woli

60

22151604

ZM „Śnieżka” Perlino

65

24041601

PPH „Pak” A.P. Kwiatkowscy

69

24071601

OSM Lubliniec-Dobrodzień

72

24151601

OSM Bełsznica

82

26091601

OSM w Sandomierzu

88

28071603

OSM Susz

94

30111602

OSM Śrem

97

30121602

OSM Kalisz, Zakład Produkcyjny w Koźminie Wlkp.

99

30131602

PPH „Emma” E

106

30221601

OSM w Rawiczu


Melksector

Aanvullende lijst

Nr.

Veterinair nr.

Naam van de inrichting

10

14021601

Ciechanowska Spółdzielnia Mleczarska w Ciechanowie

28

22011601

Zakład Produkcyjno-Handlowy „SER-MILK” J. Kazubska, S. Kazubski, 77-235 Trzebielino, Zieliń 1

34

06141601

Spółdzielnia Mleczarska „Kurów”, 24-170 Kurów, ul. I. Armii Wojska Polskiego 66

35

14361601

Rolnicza Spółdzielnia Mleczarska „Rolmlecz” w Radomiu, Zakład Mleczarski w Zwoleniu, 26-700 Zwoleń, ul. Puławska 88


OVEREENKOMSTEN

Raad

30.3.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 90/92


Informatie betreffende de inwerkingtreding van de Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Gemeenschap en de Volksrepubliek China uit hoofde van artikel XXIV, lid 6, en artikel XXVIII van de GATT 1994

Bovengenoemde overeenkomst (PB L 154 van 8.6.2006, blz. 24) is op 13 april 2006 in werking getreden.


30.3.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 90/92


Informatie betreffende de inwerkingtreding van de Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Gemeenschap en het afzonderlijk douanegebied van Taiwan, Penghu, Kinmen en Matsu overeenkomstig artikel XXIV, lid 6, en artikel XXVIII van de GATT 1994

Bovengenoemde overeenkomst (PB L 176 van 30.6.2006, blz. 102) is op 26 juni 2006 in werking getreden (1).


(1)  De wijziging van bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 is doorgevoerd bij Verordening (EG) nr. 838/2006 van de Raad (PB L 154 van 8.6.2006, blz. 1).


30.3.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 90/92


Informatie betreffende de inwerkingtreding van de overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Gemeenschap en Maleisië overeenkomstig artikel XXIV, lid 6, en artikel XXVIII van de GATT 1994

Bovengenoemde overeenkomst (PB L 335 van 1.12.2006, blz. 40) is op 30 oktober 2006 in werking getreden.


30.3.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 90/92


Informatie betreffende de inwerkingtreding van de Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Gemeenschap en de Argentijnse Republiek betreffende de wijziging van de concessies die zijn vervat in de lijsten van verbintenissen van de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek, in verband met hun toetreding tot de Europese Gemeenschap

Bovengenoemde overeenkomst (overeenkomstig artikel XXIV, lid 6, van de GATT 1994) (PB L 355 van 15.12.2006, blz. 92) is op 29 november 2006 in werking getreden.


30.3.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 90/93


Informatie betreffende de inwerkingtreding van de Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Gemeenschap en Brazilië betreffende de wijziging van de concessies die vervat zijn in de lijsten van verbintenissen van de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek, in verband met hun toetreding tot de Europese Gemeenschap

Bovengenoemde overeenkomst (overeenkomstig artikel XXIV, lid 6, van de GATT 1994) (PB L 397 van 30.12.2006, blz. 11) is op 18 december 2006 in werking getreden.


30.3.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 90/93


Informatie betreffende de inwerkingtreding van de Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Gemeenschap en Uruguay betreffende de wijziging van de concessies die vervat zijn in de lijsten van verbintenissen van de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek, in verband met hun toetreding tot de Europese Gemeenschap

Bovengenoemde overeenkomst (overeenkomstig artikel XXIV, lid 6, van de GATT 1994) (PB L 406 van 30.12.2006, blz. 11) is op 18 december 2006 in werking getreden.


III Besluiten op grond van het EU-Verdrag

BESLUITEN OP GROND VAN TITEL V VAN HET EU-VERDRAG

30.3.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 90/94


GEMEENSCHAPPELIJK OPTREDEN 2007/203/GBVB VAN DE RAAD

van 27 maart 2007

houdende verlenging van het mandaat van het EU-team dat moet bijdragen tot de vestiging van een eventuele internationale civiele missie in Kosovo, waaronder begrepen de diensten van een speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie

(ICM/SVEU-voorbereidingsteam)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name op artikel 14 en artikel 25, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 15 september 2006 heeft de Raad Gemeenschappelijk Optreden 2006/623/GBVB betreffende de instelling van een EU-team dat zal bijdragen tot de vestiging van een eventuele internationale civiele missie in Kosovo, waaronder begrepen de diensten van een speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie (Voorbereidingsteam ICM/SVEU) (1), aangenomen. Dat gemeenschappelijk optreden verstrijkt op 31 maart 2007.

(2)

Het Politiek en Veiligheidscomité heeft op 27 februari 2007 aanbevolen het mandaat van het ICM/SVEU-voorbereidingsteam te verlengen.

(3)

Gemeenschappelijk Optreden 2006/623/GBVB moet dienovereenkomstig worden verlengd,

HEEFT HET VOLGENDE GEMEENSCHAPPELIJK OPTREDEN VASTGESTELD:

Artikel 1

Gemeenschappelijk Optreden 2006/623/GBVB wordt verlengd tot en met 31 juli 2007.

Artikel 2

Het financiële referentiebedrag van 869 000 EUR in artikel 9, lid 1, van Gemeenschappelijk Optreden 2006/623/GBVB wordt verhoogd met 807 000 EUR om de uitgaven in verband met het mandaat van het ICM/SVEU-voorbereidingsteam van 15 september 2006 tot en met 31 juli 2007 te dekken.

Artikel 3

Dit gemeenschappelijk optreden treedt in werking op de datum waarop het wordt aangenomen.

Artikel 4

Dit gemeenschappelijk optreden wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 27 maart 2007.

Voor de Raad

De voorzitter

P. STEINBRÜCK


(1)  PB L 253 van 16.9.2006, blz. 29.