ISSN 1725-2598

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 72

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

50e jaargang
13 maart 2007


Inhoud

 

I   Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie verplicht is

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Verordening (EG) nr. 260/2007 van de Raad van 9 maart 2007 tot instelling van een definitief antidumpingrecht en definitieve inning van het voorlopige recht op de invoer van wolfraamelektroden uit de Volksrepubliek China

1

 

 

Verordening (EG) nr. 261/2007 van de Commissie van 12 maart 2007 tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

10

 

 

Verordening (EG) nr. 262/2007 van de Commissie van 12 maart 2007 tot wijziging van de bij Verordening (EG) nr. 1002/2006 voor het verkoopseizoen 2006/2007 vastgestelde representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor bepaalde producten van de sector suiker

12

 

 

Verordening (EG) nr. 263/2007 van de Commissie van 12 maart 2007 houdende vaststelling van het definitieve eenheidsbedrag van de restitutie, en van het percentage in de sector groenten en fruit afgegeven uitvoercertificaten van het B-stelsel (tomaten, sinaasappelen, citroenen, tafeldruiven en appelen)

14

 

*

Verordening (EG) nr. 264/2007 van de Commissie van 9 maart 2007 tot vaststelling van een verbod op de visserij op zeeduivel in de ICES-zones VIII c, IX en X en de EG-wateren van CECAF 34.1.1 door vaartuigen die de vlag van Frankrijk voeren

16

 

 

II   Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie niet verplicht is

 

 

BESLUITEN/BESCHIKKINGEN

 

 

Commissie

 

 

2007/163/EG

 

*

Beschikking van de Commissie van 10 juli 2006 waarbij een concentratie verenigbaar wordt verklaard met de gemeenschappelijke markt en de werking van de EER-overeenkomst (Zaak COMP/M.4000 — Inco/Falconbridge) (Kennisgeving geschied onder nummer C(2006) 3052)  ( 1 )

18

 

 

2007/164/EG

 

*

Beschikking van de Commissie van 19 juli 2006 waarbij een concentratie verenigbaar wordt verklaard met de gemeenschappelijke markt en de werking van de EER-overeenkomst (Zaak COMP/M.3796 — Omya/J.M. Huber PCC) (Kennisgeving geschied onder nummer C(2006) 3163)  ( 1 )

24

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


I Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie verplicht is

VERORDENINGEN

13.3.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 72/1


VERORDENING (EG) Nr. 260/2007 VAN DE RAAD

van 9 maart 2007

tot instelling van een definitief antidumpingrecht en definitieve inning van het voorlopige recht op de invoer van wolfraamelektroden uit de Volksrepubliek China

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad van 22 december 1995 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (1) (hierna „de basisverordening” genoemd), en met name op artikel 9,

Gezien het voorstel dat de Commissie na raadpleging van het Raadgevend Comité heeft ingediend,

Overwegende hetgeen volgt:

A.   VOORLOPIGE MAATREGELEN

(1)

De Commissie heeft bij Verordening (EG) nr. 1350/2006 (2) („de voorlopige verordening”) een voorlopig antidumpingrecht ingesteld op de invoer van wolfraamelektroden uit de Volksrepubliek China, die momenteel zijn ingedeeld onder GN-codes ex 8101 99 10 en ex 8515 90 00 (GN-codes sinds 1 januari 2007).

(2)

Het onderzoek naar dumping en schade had betrekking op de periode van 1 januari 2005 tot en met 31 december 2005 (het „onderzoektijdvak”). Voor de ontwikkelingen die relevant zijn voor de beoordeling van de schade, heeft de Commissie gegevens onderzocht die betrekking hadden op de periode van 1 januari 2001 tot het einde van het onderzoektijdvak (de „beoordelingsperiode”).

B.   VERVOLG VAN DE PROCEDURE

(3)

Na de instelling van een voorlopig antidumpingrecht op de invoer van wolfraamelektroden uit China hebben enkele belanghebbenden schriftelijk opmerkingen gemaakt. Belanghebbenden die hierom verzochten, werden bovendien in de gelegenheid gesteld te worden gehoord.

(4)

De Commissie heeft verder alle informatie verzameld en geverifieerd die zij voor haar definitieve bevindingen noodzakelijk achtte. De mondelinge en schriftelijke opmerkingen van de partijen werden onderzocht en waar nodig werden de voorlopige bevindingen dienovereenkomstig gewijzigd. De Commissie heeft daartoe bij de volgende ondernemingen verdere controlebezoeken ter plaatse afgelegd:

a)

Onafhankelijke importeur in de Gemeenschap

Comptoir Lyonnais de Soudage SA, Lyon, Frankrijk;

b)

Verbonden ondernemingen in de Gemeenschap

Alexander Binzel Schweißtechnik GmbH & Co. KG, Buseck, Duitsland;

Binzel France SARL, Straatsburg, Frankrijk.

(5)

Alle belanghebbenden werden in kennis gesteld van de voornaamste feiten en overwegingen op grond waarvan de Commissie voornemens was de aanbeveling te doen een definitief antidumpingrecht in te stellen op wolfraamelektroden uit China en de bedragen die uit hoofde van het voorlopige recht als zekerheid waren gesteld definitief te innen. De Commissie heeft tevens laten weten binnen welke termijn hiertegen bezwaar aangetekend kon worden.

(6)

De ingediende mondelinge en schriftelijke opmerkingen werden in overweging genomen en in voorkomend geval werden de bevindingen dienovereenkomstig gewijzigd.

C.   BETROKKEN PRODUCT EN SOORTGELIJK PRODUCT

(7)

De betrokken producten zijn laselektroden van wolfraam („wolfraamelektroden”), met inbegrip van wolfraamstaven en -stiften voor laselektroden (met tenminste 94 gewichtspercenten wolfraam), andere dan enkel door sinteren verkregen, al dan niet op lengte gesneden. Het product valt momenteel onder de GN-codes ex 8101 99 10 en ex 8515 90 00 (GN-codes sinds 1 januari 2007). Het betrokken product wordt gebruikt bij het lassen en bij soortgelijke processen, onder meer bij het booglassen in edelgas met wolfraamelektrode, het lassen en snijden met plasmastraal en het thermisch opspuiten.

(8)

Eén importeur verzette zich tegen de conclusie in overweging 13 van de voorlopige verordening dat alle wolfraamelektroden voor de doeleinden van deze procedure als één enkel product beschouwd worden. Deze importeur benadrukte de uiteenlopende eigenschappen van verschillende typen wolfraamelektroden, met name van een gepatenteerd type dat door deze importeur zelf ontwikkeld is.

(9)

De Commissie was zich echter vanaf het begin van het onderzoek bewust van het bestaan van verschillende typen wolfraamelektroden. Wolfraamelektroden worden verkocht in verschillende lengtes en diktes, en kunnen vervaardigd worden uit hetzij puur wolfraam, hetzij legeringen met een gering percentage van een ander metaal zoals bijvoorbeeld thorium, lanthaan, cerium of zirconium, of een combinatie daarvan. Deze legering is van invloed op de eigenschappen van de elektroden, met name wat betreft de ontbrandbaarheid, de stabiliteit en de duurzaamheid, waardoor zij beter aan specifieke toepassingen kunnen worden aangepast. Ondanks de verschillende technische kenmerken van de verschillende typen wolfraamelektroden is de Commissie van mening dat de gemeenschappelijke fysieke basiskenmerken en de mate van onderlinge vervangbaarheid voldoende reden zijn om ze als één product te beschouwen voor de doeleinden van deze procedure, overwegende dat zij dezelfde fysieke en chemische basiskenmerken vertonen.

(10)

Opgemerkt zij echter dat bij de berekening van de dumping- en schademarges wel rekening is gehouden met het bestaan van verschillende typen wolfraamelektroden, zoals hierboven vermeld.

(11)

De in overweging 8 bedoelde importeur wees daarnaast op de verschillende productieprocessen van de Europese en de Chinese producenten, en beweerde dat de Chinese processen wolfraamelektroden van hogere kwaliteit opleveren. Eén producent/exporteur beweerde dat zijn elektroden van betere kwaliteit zijn dan die van de concurrenten, en in ieder geval beter geschikt voor het voornaamste product van de groep, de TIG-lastoorts. Wat deze laatste bewering betreft, moet worden opgemerkt dat volgens de beschikbare informatie eventuele kwaliteitsverschillen niet zodanig zijn dat elektroden van andere producenten onbruikbaar zouden zijn voor deze specifieke toepassing, zelfs al zouden ze niet optimaal op de lastoorts passen. Wat de algemene kwaliteitsverschillen betreft die volgens de genoemde importeur zouden bestaan tussen de wolfraamelektroden die door de bedrijfstak van de Gemeenschap in de Gemeenschap worden geproduceerd en verkocht en de wolfraamelektroden die uit China in de Gemeenschap worden ingevoerd, zijn er geen objectieve gegevens die deze bewering ondersteunen of het mogelijk zouden maken een dergelijk algemeen kwaliteitsverschil te kwantificeren. De wolfraamelektroden die door de bedrijfstak van de Gemeenschap in de Gemeenschap worden geproduceerd en verkocht en de wolfraamelektroden die uit China in de Gemeenschap worden ingevoerd, worden dan ook als soortgelijk in de zin van artikel 1, lid 4, van de basisverordening beschouwd, en de schadeberekeningen zijn niet aangepast in dit opzicht.

(12)

Aangezien er geen andere opmerkingen inzake het betrokken en het soortgelijke product werden ontvangen, worden de overwegingen 12 tot en met 15 van de voorlopige verordening bevestigd.

D.   DUMPING

1.   Behandeling als marktgericht bedrijf

(13)

De producent/exporteur aan wie behandeling als marktgericht bedrijf was geweigerd, aangezien hij niet voldeed aan het tweede criterium daarvoor in artikel 2, lid 7, onder c), van de basisverordening, voerde aan dat de in zijn boekhouding aangetroffen discrepanties slechts enkele gevallen betroffen en dat de boekhouding intussen aan de internationale normen was aangepast. De onderneming heeft hiervoor echter geen onderbouwing of bewijsmateriaal gegeven. Uit de bij het controlebezoek ter plaatse verzamelde bewijsmateriaal blijkt bovendien dat de geconstateerde praktijken, ook al kunnen zij na het onderzoektijdvak mogelijk gecorrigeerd zijn, duidelijk in strijd waren met internationale boekhoudnormen (IAS) en met de Chinese voorschriften.

(14)

Aangezien er geen andere argumenten waren met betrekking tot de behandeling als marktgericht bedrijf worden de bevindingen zoals aangegeven in de overwegingen 16 tot en met 21 van de voorlopige verordening bevestigd.

2.   Individuele behandeling

(15)

Na de mededeling van de voorlopige bevindingen betwistte de bedrijfstak van de Gemeenschap de toekenning van individuele behandeling aan de in overweging 13 genoemde producent/exporteur, aangezien in de boekhouding van die onderneming ook onregelmatigheden waren aangetroffen met betrekking tot de vastlegging van exporttransacties. Er zij in dit verband op gewezen dat de onderneming voldeed aan alle criteria in artikel 9, lid 5, van de basisverordening, en dat er dus geen reden was om de aanvraag om individuele behandeling af te wijzen. Bovendien kon alle bewijsmateriaal in verband met het zeer geringe aantal transacties betreffende uitvoer naar de Gemeenschap in het onderzoektijdvak verzameld worden bij de verificatie ter plaatse van de antwoorden op de antidumpingvragenlijst, en kon één noodzakelijke correctie van de exportgegevens onmiddellijk aangebracht worden. Het bezwaar van de bedrijfstak van de Gemeenschap werd dan ook verworpen.

(16)

Aangezien er geen andere opmerkingen over dit punt zijn ontvangen, worden de voorlopige bevindingen met betrekking tot individuele behandeling, zoals aangegeven in de overwegingen 22 tot en met 25 van de voorlopige verordening, bevestigd.

3.   Normale waarde

a)   Vaststelling van de normale waarde voor de Chinese producent/exporteur die als marktgerichte onderneming wordt behandeld

(17)

Na de mededeling van de voorlopige bevindingen stelde de betrokken producent/exporteur een maandelijkse normale waarde voor, gebaseerd op koppeling van de geverifieerde gemiddelde normale waarde in het onderzoektijdvak aan de prijsontwikkeling van de voornaamste grondstof, ammoniumparawolframaat (APT), die bij vergelijking met de maandelijkse uitvoerprijzen zou moeten aantonen dat er tegen het einde van het onderzoektijdvak geen sprake meer was van dumping. Deze maandelijkse normale waarde zou er bovendien op wijzen dat de voorlopige constatering van dumping hoofdzakelijk het gevolg was van de dramatische stijging van de prijs van APT, waarop de onderneming niet onmiddellijk maar pas tegen het einde van het onderzoektijdvak gereageerd had door de uitvoerprijzen te verhogen. De onderneming verzocht de Commissie om rekening te houden met deze ontwikkeling en de dumpingmarge te berekenen op basis van alleen de laatste zes maanden of het laatste kwartaal van het onderzoektijdvak. Dit verzoek moest echter worden afgewezen, aangezien toepassing van een ander onderzoektijdvak discriminerend zou zijn ten opzichte van alle andere onderzochte ondernemingen, die ook met die algemene prijsstijging van APT geconfronteerd werden. Het inwilligen van dit verzoek zou daarnaast in strijd zijn met het concept onderzoektijdvak. Het zou in feite neerkomen op het selecteren van gegevens betreffende bepaalde gedeelten van het onderzoektijdvak, waardoor de representativiteit van de bevindingen zou worden aangetast.

(18)

In die context, en in verband met de voorlopige melding van de bevindingen, stelde de bedrijfstak van de Gemeenschap dat bij de berekening van de normale waarde voor de onderneming waaraan behandeling als marktgericht bedrijf was toegekend de kosten van grondstoffen aangepast zouden moeten worden. Volgens de bedrijfstak van de Gemeenschap zou een dergelijke aanpassing gerechtvaardigd zijn uit hoofde van artikel 2, leden 3 en 5, van de basisverordening, aangezien de Chinese wolfraammarkt onderhevig is aan overheidsingrijpen op macro-economisch niveau, en de binnenlandse prijzen van de voornaamste grondstof, APT, daardoor consistent onder de uitvoerprijzen van APT zijn gebleven.

(19)

Deze bewering werd onderzocht door de effecten van het macro-economisch beleid van de Chinese regering te analyseren, om vast te stellen of dit beleid inderdaad tot verschillende prijsniveaus van APT op de binnenlandse en exportmarkten leidt. Uit het onderzoek bleek dat het Chinese beleid inzake de BTW-restitutie bij export de uitvoer van wolfraam en aanverwante producten zoals APT tot op zekere hoogte ontmoedigt, aangezien exporteurs slechts een deel van de BTW op grondstoffen uit eigen land terugkrijgen. Dit betekent ook dat producenten van wolfraamelektroden extra kosten oplopen bij uitvoer. Derhalve werd de normale waarde aangepast uit hoofde van artikel 2, lid 10, onder b), van de basisverordening, om de totale kosten mede als gevolg van bovengenoemde BTW-regeling te weerspiegelen. Verdere aanpassingen worden niet noodzakelijk geacht.

(20)

Afgezien van de bovenvermelde aanpassing van de normale waarde wordt de methode zoals uiteengezet in de overwegingen 26 tot en met 33 van de voorlopige verordening bij dezen bevestigd.

b)   Vaststelling van de normale waarde voor de Chinese producenten/exporteurs die niet als marktgerichte onderneming worden behandeld

i)   Referentieland

(21)

Aangezien er geen andere relevante opmerkingen zijn ontvangen betreffende het gebruik van de Verenigde Staten als referentieland worden de overwegingen 34 tot en met 38 van de voorlopige verordening bevestigd.

ii)   Normale waarde

(22)

Aangezien er geen andere opmerkingen zijn ontvangen met betrekking tot de vaststelling van de normale waarde voor de producenten/exporteurs waaraan geen behandeling als marktgericht bedrijf is toegekend, worden de overwegingen 39 tot en met 46 van de voorlopige verordening definitief bevestigd.

4.   Uitvoerprijs

(23)

De uitvoerprijzen van een onderneming waaraan individuele behandeling was toegekend alsmede van de meewerkende onderneming waaraan geen behandeling als marktgericht bedrijf of individuele behandeling was toegekend, en waarvan de dumpingmarge als basis diende voor de dumpingmarge voor het gehele land, zoals uitgelegd in de overwegingen 54 tot en met 56 van de voorlopige verordening, werden herzien door twee buiten het onderzoektijdvak vallende transacties buiten beschouwing te laten.

(24)

Naar aanleiding van de melding van de voorlopige bevindingen beweerde de producent/exporteur waaraan behandeling als marktgericht bedrijf was toegekend, en die naar de Gemeenschap exporteerde via een verbonden importeur, die weer doorverkocht aan verbonden en niet-verbonden ondernemingen in de Gemeenschap, dat de VAA-kosten van de verbonden ondernemingen, op basis waarvan de uitvoerprijs was berekend overeenkomstig artikel 2, lid 9, van de basisverordening, te hoog waren geschat en de kosten die ontstonden bij de verkoop van wolfraamelektroden niet correct weergaven. De producent/exporteur verzocht de Commissie gebruik te maken van de VAA-kosten als aangegeven in de antwoorden op de vragenlijst van de verbonden handelaars, die aanvankelijk niet konden worden geaccepteerd omdat de methode van kostenallocatie niet met bewijsmateriaal was onderbouwd. De onderneming heeft ondersteunend bewijsmateriaal voorgelegd betreffende de oorspronkelijk gebruikte allocatiemethode, die gebaseerd was op een interne norm die de betrokken ondernemingen ook in het verleden hebben gehanteerd. Dit bewijsmateriaal werd vervolgens ter plaatse geverifieerd en het bleek dat de oorspronkelijke allocatiemethode overeenkwam met de feitelijke kosten in verband met de verkoop van wolfraamelektroden. Het verzoek werd derhalve aanvaard en de VAA-kosten van de verbonden handelaars werden dienovereenkomstig aangepast.

(25)

Wat de winstmarges van de twee niet-verbonden importeurs betreft, waarvan er een gebruikt was voor de voorlopige berekening van de uitvoerprijs van bovengenoemde producent/exporteur, bleek dat deze winstmarges niet toepasselijk zijn omdat de activiteiten van deze importeurs niet voldoende vergelijkbaar zijn met die van de betrokken verbonden importeur. Het bleek dat de meeste door deze verbonden importeur ingevoerde wolfraamelektroden verwerkt worden in het voornaamste product van de groep, de lastoorts. Er zij verder op gewezen dat de wolfraamelektroden slechts een gering deel van de prijs van het eindproduct vertegenwoordigen. Derhalve werd geconcludeerd dat de winstmarge van de verbonden importeur zelf een betere basis zou vormen voor de berekening van de uitvoerprijs.

(26)

Er zijn verder geen opmerkingen met betrekking tot de uitvoerprijzen ontvangen en derhalve wordt de algemene methode zoals uiteengezet in overwegingen 47 en 48 van de voorlopige verordening bevestigd, met uitzondering van het gebruik van de eigen winstmarge van de verbonden importeur voor de berekende uitvoerprijs van de producent waaraan behandeling als marktgericht bedrijf is toegekend, zoals hierboven beschreven.

5.   Vergelijking

(27)

De normale waarden, zoals beschreven in overwegingen 17 t/m 20 en 22, en de uitvoerprijzen, herzien zoals uiteengezet in overwegingen 23 t/m 26, werden af fabriek vergeleken. Ten behoeve van een eerlijke vergelijking tussen de normale waarde en de uitvoerprijs werd, overeenkomstig artikel 2, lid 10, van de basisverordening, rekening gehouden met verschillen in factoren waarvan werd beweerd en aangetoond dat zij van invloed waren op de prijzen en de vergelijkbaarheid van de prijzen. De factoren waarvoor aanpassingen werden geaccepteerd, waren indirecte belastingen als beschreven in overweging 19, vervoer, verzekering, lading, overlading, lossing en aanverwante kosten, verpakking en krediet- en bankkosten.

6.   Dumpingmarge

a)   Voor de meewerkende producent/exporteur die als marktgerichte onderneming wordt behandeld

(28)

Gezien het voorgaande wordt de definitieve dumpingmarge, in procenten van de CIF-prijs grens Gemeenschap, voor inklaring, vastgesteld als volgt:

Onderneming

Definitieve dumpingmarge

Shandong Weldstone Tungsten Industry Co. Ltd

17 %

b)   Voor de meewerkende producenten/exporteurs aan wie individuele behandeling is toegekend

(29)

Na de aanpassing van de uitvoerprijs van de andere onderneming waaraan individuele behandeling was toegekend, worden de definitieve dumpingmarges, in procenten van de CIF-prijs grens Gemeenschap, voor inklaring, vastgesteld als volgt:

Onderneming

Definitieve dumpingmarge

Shaanxi Yuheng Tungsten & Molybdenum Industrial Co. Ltd

107,3 %

Beijing Advanced Metal Materials Co. Ltd

128,4 %

c)   Voor alle andere producenten/exporteurs

(30)

Na de aanpassing van de uitvoerprijs van de meewerkende producent/exporteur waaraan geen behandeling als marktgericht bedrijf/individuele behandeling was toegekend, wordt het definitieve dumpingniveau voor het gehele land vastgesteld op 160,2 % van de van de CIF-prijs grens Gemeenschap, voor inklaring.

E.   SCHADE

1.   Productie in de Gemeenschap

(31)

Aangezien er geen opmerkingen over de productie in de Gemeenschap werden ontvangen, worden de overwegingen 57 en 58 van de voorlopige verordening bevestigd.

2.   Definitie van de bedrijfstak van de Gemeenschap

(32)

Aangezien er geen opmerkingen over de definitie van de bedrijfstak van de Gemeenschap werden ontvangen, wordt overweging 59 van de voorlopige verordening bevestigd.

3.   Verbruik in de Gemeenschap

(33)

Aangezien er geen opmerkingen over het verbruik in de Gemeenschap werden ontvangen, wordt overweging 60 van de voorlopige verordening bevestigd.

4.   Invoer in de Gemeenschap uit de Volksrepubliek China

(34)

Aangezien er geen opmerkingen over de invoer uit de Volksrepubliek China werden ontvangen, worden de overwegingen 61 tot en met 66 van de voorlopige verordening bevestigd.

5.   Situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap

(35)

Aangezien er geen opmerkingen over de situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap werden ontvangen, worden de overwegingen 67 tot en met 93 van de voorlopige verordening bevestigd.

F.   OORZAKELIJK VERBAND

(36)

Aangezien er geen onderbouwde nieuwe gegevens of argumenten over dit aspect zijn, worden de overwegingen 94 tot en met 114 van de voorlopige verordening bevestigd.

G.   BELANG VAN DE GEMEENSCHAP

(37)

Drie exporteurs, een vereniging van exporteurs en een importeur lieten nogmaals weten dat zij bezorgd waren dat de voorlopige rechten de Chinese exporteurs van de markt van de Gemeenschap zouden uitsluiten. Aangezien er slechts twee producenten in de Gemeenschap zijn en er vrijwel geen invoer uit andere landen is, zou dit het einde betekenen van de concurrentie op de markt van de Gemeenschap, ten nadele van de gebruikers. Verder werd beweerd dat de twee producenten van de Gemeenschap in het verleden de prijzen op de markt van de Gemeenschap hebben gemanipuleerd door concurrentievervalsende praktijken. De betrokken partijen konden echter geen bewijzen voor deze beweringen overleggen, en in de loop van het onderzoek zijn ook geen aanwijzingen van het bestaan van dergelijke praktijken gevonden.

(38)

Zoals aangegeven in de voorlopige verordening hebben antidumpingmaatregelen niet tot doel exporteurs uit derde landen van de EG-markt te weren, maar om weer tot een billijke concurrentie op deze markt te komen wanneer die door oneerlijke handelspraktijken is verstoord.

(39)

Tijdens het onderzoek werden geen bewijzen voor de beweerde concurrentievervalsende praktijken gevonden, en de bedrijfstak van de Gemeenschap heeft ook geen abnormaal hoge winsten geboekt, zelfs niet voordat de invoer uit China een aanzienlijk deel van de markt van de Gemeenschap veroverde. Het niveau van de opgelegde maatregelen is zodanig dat ten minste enkele Chinese producenten/exporteurs nog in staat zouden moeten blijven om naast de twee bestaande producenten van de Gemeenschap het betrokken product te blijven verkopen op de markt van de Gemeenschap. Het doel van de op schade gebaseerde rechten is alleen de invoerprijzen op een niveau te brengen waarop de bedrijfstak van de Gemeenschap een normale winst kan behalen.

(40)

Eén importeur beweerde dat de rechten het voortbestaan van zijn onderneming zouden bedreigen. Deze importeur verhandelt een uniek type elektrode van hoge kwaliteit, en als hij zijn bedrijf zou moeten sluiten, zouden — volgens zijn voorstelling van zaken — de eindgebruikers van wolfraamelektroden daarvan nadelen ondervinden in termen van innovatie en service.

(41)

Zoals uiteengezet in de voorlopige verordening zal een stijging van de invoerprijzen van het betrokken product de eerlijke concurrentie met de producenten van de Gemeenschap echter alleen maar herstellen en de importeurs niet verhinderen het betrokken product te verkopen. Bovendien maken de geconstateerde hoge winstmarges van de meewerkende importeurs het onwaarschijnlijk dat zij hun activiteiten zullen moeten staken, ook al kan het volume van de invoer afnemen door de oplegging van de maatregelen. De distributeurs/handelaars vervullen een essentiële rol op de markt van laselektroden, aangezien zij de eindgebruiker één adres voor al zijn lasbenodigdheden bieden. Het is daarom meer dan waarschijnlijk dat deze ondernemers ook na de oplegging van maatregelen aanwezig zullen blijven op deze markt.

(42)

Een van de betrokken partijen voerde aan dat de door de betrokken groep ingevoerde wolfraamelektroden een essentiële aanvulling vormen op de door dezelfde onderneming geproduceerde lastoortsen. Indien de gebruikers, als gevolg van de antidumpingmaatregelen, zouden overschakelen op goedkopere elektroden van andere leveranciers, zouden de prestaties en de levensduur van die lastoortsen daaronder lijden, met negatieve gevolgen voor alle commerciële activiteiten van de onderneming. De Commissie is echter van mening dat zelfs als de eindgebruikers in kwestie zich niet bewust zouden zijn van de technische nadelen van goedkopere elektroden, het relatief lage niveau van de voor deze exporteur voorgestelde rechten nauwelijks een reden zal zijn om op andere leveranciers over te stappen. Bovendien werden geen bewijzen voor de beweerde negatieve gevolgen overgelegd.

(43)

Aangezien er geen inhoudelijk nieuwe gegevens of argumenten over dit onderwerp zijn, worden de overwegingen 115 tot en met 132 van de voorlopige verordening bevestigd.

H.   DEFINITIEVE ANTIDUMPINGMAATREGELEN

1.   Niveau waarop de schade wordt tenietgedaan

(44)

Naar aanleiding van de melding van de voorlopige bevindingen stelde de bedrijfstak van de Gemeenschap voorts dat de in overweging 136 van de voorlopige verordening vermelde aanpassing voor de verrichtingen van importeurs excessief was, en wel om twee redenen:

niet alle importeurs voeren alle in die overweging genoemde verrichtingen uit (verpakken, opslaan, kwaliteitscontrole, van een merk voorzien, en in sommige gevallen een fysieke bewerking van de elektroden). In sommige gevallen worden Chinese elektroden verzonden in een zodanige toestand dat de importeur de meeste van deze verrichtingen niet meer hoeft uit te voeren;

en zelfs als deze verrichtingen wel moeten worden uitgevoerd door bepaalde importeurs zijn de kosten daarvan, volgens de schattingen van de bedrijfstak van de Gemeenschap, beduidend lager dan het bedrag van de door de Commissie voorlopig vastgestelde aanpassing.

(45)

De Commissie heeft deze kwestie verder onderzocht, onder andere door gedetailleerde informatie in te winnen bij een andere niet-verbonden importeur. Uit het onderzoek bleek dat zowel in de Gemeenschap geproduceerde als geïmporteerde elektroden verkocht worden via een grote verscheidenheid van kanalen, en dat zij vaak meerdere malen worden doorverkocht tussen producent en eindgebruiker. De partijen op deze markt vervullen, in uiteenlopende mate, verschillende taken zoals kwaliteitscontrole, opslag en logistiek, herverpakking, marketing en klantenservice. Op basis van alle beschikbare informatie is de Commissie tot de slotsom gekomen dat op meer systematische en uniforme wijze rekening kan worden gehouden met de verrichtingen van importeurs door de invoerprijzen te vergelijken met de prijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap, op eenzelfde handelsniveau.

(46)

Daartoe werd de verkoop van het soortgelijke product door de bedrijfstak van de Gemeenschap op de markt van de Gemeenschap als basis gebruikt voor een schatting van de prijsverschillen tussen verschillende handelsniveaus, d.w.z. handelaars, detailhandelaars, eindgebruikers en fabrikanten van uitrusting. Deze aanpassing per handelsniveau werd derhalve toegepast in plaats van de in overweging 136 van de voorlopige verordening genoemde aanpassing.

(47)

Eén exporteur wees op een fout in de voor de berekening van zijn schademarge gebruikte verkoopgegevens. Enkele andere voor de schademarges gebruikte gegevens zijn eveneens gecorrigeerd. Als gevolg van deze correcties zijn de schademarge van één exporteur en de schademarge voor het gehele land verlaagd.

(48)

Verder bleek dat, gezien de lage frequentie van de uitvoertransacties van sommige Chinese exporteurs en de ontwikkeling van de USD/EUR-wisselkoers in de loop van het onderzoektijdvak, het gebruik van maandelijkse wisselkoersen een duidelijk accurater beeld opleverde dan een jaarlijkse wisselkoers. De berekeningen werden voor alle exporteurs dienovereenkomstig aangepast.

(49)

Eén exporteur en een vereniging van exporteurs voerden aan dat het interval (lead time) tussen de aankoop van grondstoffen en de verkoop van een wolfraamelektrode aan een handelaar voor Chinese exporteurs aanzienlijk langer is dan voor de bedrijfstak van de Gemeenschap, vanwege de langere duur van het vervoer en de douaneprocedures. Dit zou betekenen dat de prijzen van Chinese exporteurs later reageren op de prijsstijgingen van de grondstoffen dan de prijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap, en de importeur stelde dat daarmee rekening zou moeten worden gehouden bij de berekening van de schade.

(50)

De Commissie erkent dat het interval tussen de fabricage van het product en de levering aan de klant langer is voor Chinese exporteurs, maar meent niet dat dit een relevante factor is voor het bepalen van de schade. De in het onderzoek gebruikte gegevens zijn gebaseerd op de datum van de factuur, wat gewoonlijk de datum is waarop de goederen de fabriek verlaten. Er is ook een interval tussen het tijdstip waarop de prijs wordt overeengekomen, op basis van het prijsniveau van de grondstoffen op dat moment, en de datum van verzending, maar er is geen reden om aan te nemen dat dit interval langer zou zijn voor Chinese producenten dan voor producenten in de Gemeenschap. Dit argument wordt derhalve afgewezen.

(51)

De definitieve gewogen gemiddelde schademarges voor ondernemingen waaraan hetzij een individuele behandeling hetzij een behandeling als marktgerichte onderneming is toegekend, worden derhalve als volgt vastgesteld:

Onderneming

Definitieve schademarge

Shandong Weldstone Tungsten Industry Co. Ltd

22,7 %

Shaanxi Yuheng Tungsten & Molybdenum Industrial Co. Ltd

41,0 %

Beijing Advanced Metal Materials Co. Ltd

38,8 %

Alle overige ondernemingen

63,5 %

2.   Vorm en hoogte van de rechten

(52)

In het licht van het voorafgaande, en overeenkomstig artikel 9, lid 4, van de basisverordening, dient een definitief antidumpingrecht te worden opgelegd van een niveau dat hoog genoeg is om de schade door invoer met dumping weg te nemen, maar niet hoger dan de vastgestelde dumpingmarge.

(53)

De aldus vastgestelde definitieve rechten zijn als volgt:

Onderneming

Definitief recht

Shandong Weldstone Tungsten Industry Co. Ltd

17,0 %

Shaanxi Yuheng Tungsten & Molybdenum Industrial Co. Ltd

41,0 %

Beijing Advanced Metal Materials Co. Ltd

38,8 %

Alle overige ondernemingen

63,5 %

(54)

De bij deze verordening vastgestelde individuele antidumpingrechten voor bepaalde ondernemingen zijn gebaseerd op de bevindingen van onderhavig onderzoek. Zij weerspiegelen de situatie die bij het onderzoek voor die ondernemingen werd vastgesteld. Deze rechten zijn dus (in tegenstelling tot het recht dat voor „alle overige ondernemingen” in het land geldt) uitsluitend van toepassing op producten uit het betrokken land die door de genoemde ondernemingen (rechtspersonen) zijn geproduceerd. Producten die door andere ondernemingen zijn geproduceerd die niet specifiek, met naam en adres, in het dispositief van deze verordening zijn genoemd, met inbegrip van ondernemingen die banden hebben met de specifiek genoemde ondernemingen, komen niet voor deze rechten in aanmerking. Op deze producten is het voor „alle overige ondernemingen” geldende recht van toepassing.

(55)

Verzoeken om toepassing van deze individuele antidumpingrechten voor ondernemingen — bijvoorbeeld na een naamswijziging van de entiteit of de opzet van nieuwe productie-installaties of handelsmaatschappijen — dienen onverwijld aan de Commissie (3) te worden gericht en vergezeld te gaan van alle relevante gegevens, met name wijzigingen in de activiteiten van de onderneming op het vlak van productie, binnenlandse verkoop en uitvoer die verband houden met die naamswijziging dan wel opzet van productie-installaties of handelsmaatschappijen. Indien het verzoek gerechtvaardigd is, zal de verordening worden gewijzigd door bijwerking van de lijst van bedrijven die voor een individueel recht in aanmerking komen.

(56)

Om de goede toepassing van het antidumpingrecht te garanderen, moet het residuele recht niet alleen gelden voor de niet-meewerkende exporteurs, maar ook voor bedrijven die het betrokken product in het onderzoektijdvak niet naar de Gemeenschap hebben uitgevoerd. Deze bedrijven kunnen evenwel, wanneer zij voldoen aan de voorwaarden van artikel 11, lid 4, tweede alinea, van de basisverordening, verzoeken dat hun situatie individueel wordt onderzocht.

3.   Verbintenissen

(57)

Na de bekendmaking van de voornaamste feiten en overwegingen op basis waarvan de Commissie voornemens was definitieve antidumpingrechten aan te bevelen, hebben twee producenten/exporteurs in China overeenkomstig artikel 8, lid 1, van de basisverordening prijsverbintenissen aangeboden.

(58)

Van het betrokken product wordt een groot aantal verschillende typen geproduceerd, met aanzienlijke onderlinge prijsverschillen. De twee genoemde producenten/exporteurs boden slechts één enkele minimuminvoerprijs (MIP) aan voor alle producttypen, op een niveau dat niet voor alle typen het elimineren van schadelijke dumping zou garanderen. Er zij verder op gewezen dat het grote aantal producttypen het vrijwel onmogelijk maakt om voor elk type een effectieve MIP vast te stellen die ook door de Commissie gecontroleerd zou kunnen worden, zelfs al hadden de producenten/exporteurs voor elke type een verschillende MIP voorgesteld.

(59)

Bovendien vertoonde het betrokken product in de loop van het onderzoektijdvak aanzienlijke prijsschommelingen, zodat een vaste prijsverbintenis geen passende oplossing zou zijn. Om dit probleem op te lossen, boden beide ondernemingen aan om de MIP te indexeren op basis van de ontwikkeling van de prijs van APT. Aangezien echter voor een van de producenten/exporteurs geen nauwe correlatie, in de loop van het onderzoektijdvak, kon worden vastgesteld tussen de schommelingen van de prijzen van APT en die van wolfraamelektroden, was de indexering van de MIP op basis van de prijzen van APT geen acceptabele oplossing voor deze producent/exporteur.

(60)

Bovendien heeft een van de producenten/exporteurs meerdere verbonden ondernemingen in de EG, en deze verbonden ondernemingen verkopen ook andere producten aan dezelfde klanten. Deze complexe verkoopstructuur vergroot het risico van ontwijking.

(61)

Op basis van deze overwegingen moesten de aangeboden verbintenissen afgewezen worden.

4.   Definitieve inning van de voorlopige rechten en speciale monitoring

(62)

Gezien de hoogte van de vastgestelde dumpingmarges en de ernst van de schade die de bedrijfstak van de Gemeenschap heeft geleden, wordt het noodzakelijk geacht de bedragen die als zekerheid zijn gesteld uit hoofde van het bij Verordening (EG) nr. 1350/2006 ingestelde voorlopige antidumpingrecht, definitief te innen tot het bedrag van het definitieve recht. Wanneer de definitieve rechten lager zijn dan de voorlopige rechten, moeten de voorlopige als zekerheid gestelde bedragen die het bedrag van het definitieve recht overschrijden, worden vrijgegeven. Wanneer het definitieve recht hoger is dan het voorlopige recht, wordt uitsluitend het bedrag dat uit hoofde van het voorlopige recht als zekerheid werd gesteld definitief geïnd.

(63)

Om, gelet op het grote verschil tussen de hoogte van de rechten, het gevaar dat het recht wordt ontweken, zoveel mogelijk te beperken, moeten in dit geval bijzondere maatregelen worden genomen om de goede toepassing van het antidumpingrecht te garanderen. Deze bijzondere maatregelen, die alleen van toepassing zijn op ondernemingen waarvoor een individueel recht is vastgesteld, omvatten: de overlegging aan de douaneautoriteiten van de lidstaten van een geldige handelsfactuur die voldoet aan de vereisten die zijn vermeld in de bijlage bij deze verordening. Goederen die niet van een dergelijke factuur vergezeld gaan, zullen worden onderworpen aan het residuele antidumpingrecht dat van toepassing is op alle overige exporteurs.

(64)

Indien de uitvoer door de bedrijven die een lager individueel recht genieten na de instelling van de antidumpingmaatregelen aanzienlijk in volume toeneemt, kan dit bovendien op zich worden beschouwd als een verandering in de structuur van het handelsverkeer als gevolg van de oplegging van maatregelen in de zin van artikel 13, lid 1, van de basisverordening. In dergelijke omstandigheden, en mits aan de voorwaarden is voldaan, kan een onderzoek naar ontduiking van de maatregelen worden ingeleid. Hierbij kan onder meer worden onderzocht of het nodig is de individuele rechten in te trekken en een voor het gehele land geldend recht in te stellen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Er wordt een voorlopig antidumpingrecht ingesteld op de invoer van wolfraamelektroden (met inbegrip van wolfraamstaven en -stiften voor laselektroden), met ten minste 94 gewichtspercenten wolfraam, andere dan enkel door sinteren verkregen, al dan niet op lengte gesneden, ingedeeld onder de GN-codes ex 8101 99 10 en 8515 90 00 (Taric-codes 8101991010 en 8515900010), en afkomstig uit de Volksrepubliek China.

2.   Het definitieve antidumpingrecht van toepassing op de nettoprijs, franco grens Gemeenschap, vóór inklaring, bedraagt:

Onderneming

Antidumpingrecht

AanvullendeTaric-code

Shandong Weldstone Tungsten Industry Co. Ltd

17,0 %

A754

Shaanxi Yuheng Tungsten & Molybdenum Industrial Co. Ltd

41,0 %

A755

Beijing Advanced Metal Materials Co. Ltd

38,8 %

A756

Alle overige ondernemingen

63,5 %

A999

3.   De individuele rechten voor de in lid 2 genoemde ondernemingen zijn uitsluitend van toepassing indien aan de douaneautoriteiten van de lidstaten een geldige handelsfactuur, opgesteld conform de voorwaarden in de bijlage, wordt overgelegd. Als een dergelijke factuur niet wordt overgelegd, wordt het antidumpingrecht dat voor alle overige ondernemingen geldt toegepast.

4.   Tenzij anders vermeld zijn de geldende bepalingen inzake douanerechten van toepassing.

Artikel 2

Bedragen die als zekerheid zijn gesteld uit hoofde van het bij Verordening (EG) nr. 1350/2006 ingestelde voorlopige antidumpingrecht op de invoer van wolfraamelektroden (met inbegrip van wolfraamstaven en -stiften voor laselektroden), met ten minste 94 gewichtspercenten wolfraam, andere dan enkel door sinteren verkregen, al dan niet op lengte gesneden, ingedeeld onder de GN-codes ex 8101 99 10 en 8515 90 00 (Taric-codes 8101991010 en 8515900010), en afkomstig uit de Volksrepubliek China, worden definitief geïnd. De als zekerheid gestelde bedragen die het bedrag van het definitieve antidumpingrecht overschrijden, worden vrijgegeven. Wanneer het definitieve recht hoger is dan het voorlopige recht, wordt uitsluitend het bedrag dat uit hoofde van het voorlopige recht als zekerheid werd gesteld definitief geïnd.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 9 maart 2007.

Voor de Raad

De voorzitter

F.-W. STEINMEIER


(1)  PB L 56 van 6.3.1996, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2117/2005 (PB L 340 van 23.12.2005, blz. 17).

(2)  PB L 250 van 14.9.2006, blz. 10.

(3)  

Europese Commissie

Directoraat-generaal Handel

Directoraat H, kamer J-79 5/16

B-1049 Brussel.


BIJLAGE

De in artikel 1, lid 3, van deze verordening bedoelde geldige handelsfactuur moet een door een werknemer van de onderneming ondertekende verklaring bevatten met de volgende gegevens:

1)

de naam en functie van de gemachtigde van de onderneming, die de handelsfactuur heeft opgesteld;

2)

de navolgende verklaring: „Ondergetekende verklaart dat de (hoeveelheid) wolfraamelektroden die naar de Europese Gemeenschap wordt uitgevoerd en waarop deze factuur betrekking heeft, vervaardigd werd door (naam en adres van de onderneming) (aanvullende Taric-code) in (land). Ondergetekende verklaart dat de in deze factuur verstrekte informatie juist en volledig is.”.


13.3.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 72/10


VERORDENING (EG) Nr. 261/2007 VAN DE COMMISSIE

van 12 maart 2007

tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 3223/94 van de Commissie van 21 december 1994 houdende uitvoeringsbepalingen van de invoerregeling voor groenten en fruit (1), en met name op artikel 4, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In Verordening (EG) nr. 3223/94 zijn op grond van de multilaterale handelsbesprekingen in het kader van de Uruguayronde de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de periodes die in de bijlage bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt.

(2)

Op grond van de bovenvermelde criteria moeten de forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld op de in de bijlage bij deze verordening vermelde niveaus,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 4 van Verordening (EG) nr. 3223/94 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld zoals aangegeven in de tabel in de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 13 maart 2007.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 12 maart 2007.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 337 van 24.12.1994, blz. 66. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 386/2005 (PB L 62 van 9.3.2005, blz. 3).


BIJLAGE

bij de verordening van de Commissie van 12 maart 2007 tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

IL

111,0

MA

70,1

TN

143,7

TR

124,1

ZZ

112,2

0707 00 05

JO

171,8

MA

96,3

TR

181,9

ZZ

150,0

0709 90 70

MA

76,4

TR

108,7

ZZ

92,6

0709 90 80

EG

223,0

IL

119,7

ZZ

176,4

0805 10 20

CU

36,7

EG

49,0

IL

53,9

MA

46,0

TN

49,5

TR

64,6

ZZ

50,0

0805 50 10

EG

58,9

IL

61,6

TR

52,3

ZZ

57,6

0808 10 80

AR

86,1

BR

78,9

CA

81,5

CL

109,6

CN

93,8

US

110,5

UY

80,5

ZA

90,3

ZZ

91,4

0808 20 50

AR

73,8

CL

84,3

CN

75,5

US

110,6

ZA

76,7

ZZ

84,2


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „andere oorsprong”.


13.3.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 72/12


VERORDENING (EG) Nr. 262/2007 VAN DE COMMISSIE

van 12 maart 2007

tot wijziging van de bij Verordening (EG) nr. 1002/2006 voor het verkoopseizoen 2006/2007 vastgestelde representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor bepaalde producten van de sector suiker

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 318/2006 van de Raad van 20 februari 2006 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector suiker (1),

Gelet op Verordening (EG) nr. 951/2006 van de Commissie van 30 juni 2006 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 318/2006 van de Raad, wat betreft de handel met derde landen in de sector suiker (2), en met name op artikel 36,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De representatieve prijzen en de aanvullende invoerrechten voor witte suiker, ruwe suiker en bepaalde stropen voor het verkoopseizoen 2006/2007 zijn vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1002/2006 van de Commissie (3). Deze prijzen en rechten zijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 237/2007 van de Commissie (4).

(2)

De bovenbedoelde prijzen en invoerrechten moeten op grond van de gegevens waarover de Commissie nu beschikt, overeenkomstig het bepaalde in Verordening (EG) nr. 951/2006 worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De bij Verordening (EG) nr. 1002/2006 voor het verkoopseizoen 2006/2007 vastgestelde representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor de in artikel 36 van Verordening (EG) nr. 951/2006 bedoelde producten worden gewijzigd zoals aangegeven in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 13 maart 2007.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 12 maart 2007.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 58 van 28.2.2006, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2011/2006 (PB L 384 van 29.12.2006, blz. 1).

(2)  PB L 178 van 1.7.2006, blz. 24. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2031/2006 (PB L 414 van 30.12.2006, blz. 43).

(3)  PB L 179 van 1.7.2006, blz. 36.

(4)  PB L 66 van 6.3.2007, blz. 17.


BIJLAGE

Met ingang van 13 maart 2007 geldende gewijzigde representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor witte suiker, ruwe suiker en de producten van GN-code 1702 90 99

(EUR)

GN-code

Representatieve prijs per 100 kg nettogewicht van het betrokken product

Aanvullend invoerrecht per 100 kg nettogewicht van het betrokken product

1701 11 10 (1)

21,39

5,61

1701 11 90 (1)

21,39

10,97

1701 12 10 (1)

21,39

5,42

1701 12 90 (1)

21,39

10,46

1701 91 00 (2)

26,55

11,96

1701 99 10 (2)

26,55

7,44

1701 99 90 (2)

26,55

7,44

1702 90 99 (3)

0,27

0,38


(1)  Vastgesteld voor de standaardkwaliteit als gedefinieerd in bijlage I, punt III, bij Verordening (EG) nr. 318/2006 van de Raad (PB L 58 van 28.2.2006, blz. 1).

(2)  Vastgesteld voor de standaardkwaliteit als gedefinieerd in bijlage I, punt II, bij Verordening (EG) nr. 318/2006.

(3)  Vastgesteld per procentpunt sacharosegehalte.


13.3.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 72/14


VERORDENING (EG) Nr. 263/2007 VAN DE COMMISSIE

van 12 maart 2007

houdende vaststelling van het definitieve eenheidsbedrag van de restitutie, en van het percentage in de sector groenten en fruit afgegeven uitvoercertificaten van het B-stelsel (tomaten, sinaasappelen, citroenen, tafeldruiven en appelen)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 2200/96 van de Raad van 28 oktober 1996 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector groenten en fruit (1),

Gelet op Verordening (EG) nr. 1961/2001 van de Commissie van 8 oktober 2001 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 2200/96 van de Raad wat de toekenning van uitvoerrestituties in de sector groenten en fruit betreft (2), en met name op artikel 6, lid 7,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 1510/2006 van de Commissie (3) zijn de indicatieve hoeveelheden vastgesteld waarvoor uitvoercertificaten van het B-stelsel kunnen worden afgegeven.

(2)

Het is dienstig om voor de certificaten van het B-stelsel die in de periode van 1 november 2006 tot 28 februari 2007 voor tomaten, sinaasappelen, citroenen, tafeldruiven en appelen, het definitieve eenheidsbedrag van de restitutie vast te stellen op het niveau van het indicatieve eenheidsbedrag en om het op de gevraagde hoeveelheden toe te passen afgiftepercentage vast te stellen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Voor de uitvoercertificaataanvragen van het B-stelsel die op grond van artikel 1 van Verordening (EG) nr. 1510/2006 zijn ingediend in de periode van 1 november 2006 tot 28 februari 2007, worden de afgiftepercentages en de eenheidsbedragen van de restitutie die van toepassing zijn, vastgesteld in de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 13 maart 2007.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 12 maart 2007.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 297 van 21.11.1996, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 47/2003 van de Commissie (PB L 7 van 11.1.2003, blz. 64).

(2)  PB L 268 van 9.10.2001, blz. 8. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 386/2005 (PB L 62 van 9.3.2005, blz. 3).

(3)  PB L 280 van 12.10.2006, blz. 16.


BIJLAGE

Op de gevraagde hoeveelheden toe te passen afgiftepercentage en eenheidsbedrag van de restitutie, van toepassing op certificaten van het B-stelsel die in de periode van 1 november 2006 tot 28 februari 2007 zijn aangevraagd (tomaten, sinaasappelen, citroenen, druiven voor tafelgebruik en appelen)

Product

Eenheidsbedrag van de restitutie

(EUR/t nettogewicht)

Op de gevraagde hoeveelheden toe te passen afgiftepercentage

Tomaten

20

100 %

Sinaasappelen

29

100 %

Citroenen

50

100 %

Druiven voor tafelgebruik

13

100 %

Appelen

23

100 %


13.3.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 72/16


VERORDENING (EG) Nr. 264/2007 VAN DE COMMISSIE

van 9 maart 2007

tot vaststelling van een verbod op de visserij op zeeduivel in de ICES-zones VIII c, IX en X en de EG-wateren van CECAF 34.1.1 door vaartuigen die de vlag van Frankrijk voeren

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad van 20 december 2002 inzake de instandhouding en de duurzame exploitatie van de visbestanden in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid (1), en met name op artikel 26, lid 4,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 2847/93 van de Raad van 12 oktober 1993 tot invoering van een controleregeling voor het gemeenschappelijk visserijbeleid (2), en met name op artikel 21, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 41/2007 van de Raad van 21 december 2006 tot vaststelling, voor 2007, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Gemeenschap en, voor vaartuigen van de Gemeenschap, in andere wateren met vangstbeperkingen van toepassing zijn, en tot vaststelling van de bij de visserij in acht te nemen voorschriften (3), zijn quota voor 2007 vastgesteld.

(2)

Uit door de Commissie ontvangen informatie blijkt dat, gezien de vangsten van het in de bijlage vermelde bestand door vaartuigen die de vlag van de in die bijlage vermelde lidstaat voeren of daar geregistreerd zijn, de betrokken, voor 2007 toegewezen quota volledig zijn opgebruikt.

(3)

Derhalve moet het worden verboden op dit bestand te vissen en vis uit dit bestand aan boord te houden, over te laden en aan te voeren,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Het opgebruiken van het quotum

Het quotum dat voor 2007 aan de in de bijlage genoemde lidstaat is toegewezen voor de visserij op het in die bijlage vermelde bestand, wordt met ingang van de in die bijlage opgenomen datum als opgebruikt beschouwd.

Artikel 2

Verbod

De visserij op het in de bijlage vermelde bestand door vaartuigen die de vlag van de in die bijlage genoemde lidstaat voeren of daar geregistreerd zijn, is verboden met ingang van de in die bijlage opgenomen datum. Na die datum is het ook verboden om vis uit het bestand dat door deze vaartuigen is gevangen, aan boord te hebben, over te laden of aan te voeren.

Artikel 3

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 9 maart 2007.

Voor de Commissie

Fokion FOTIADIS

Directeur-generaal Visserij en maritieme zaken


(1)  PB L 358 van 31.12.2002, blz. 59.

(2)  PB L 261 van 20.10.1993, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1967/2006 (PB L 409 van 30.12.2006, blz. 11, gerectificeerd in PB L 36 van 8.2.2007, blz. 6).

(3)  PB L 15 van 20.1.2007, blz. 1.


BIJLAGE

Nr.

01

Lidstaat

FRANKRIJK

Bestand

ANF/8C3411

Soort

Zeeduivel (Lophiidae)

Zone

VIII c, IX en X; EG-wateren van CECAF 34.1.1

Datum

7 februari 2007


II Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie niet verplicht is

BESLUITEN/BESCHIKKINGEN

Commissie

13.3.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 72/18


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 10 juli 2006

waarbij een concentratie verenigbaar wordt verklaard met de gemeenschappelijke markt en de werking van de EER-overeenkomst

(Zaak COMP/M.4000 — Inco/Falconbridge)

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2006) 3052)

(Slechts de tekst in de Engelse taal is authentiek)

(Voor de EER relevante tekst)

(2007/163/EG)

Op 4 juli 2006 heeft de Commissie een beschikking gegeven met betrekking tot een zaak in het kader van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad van 20 januari 2004 betreffende de controle op concentraties van ondernemingen (1), en in het bijzonder artikel 8, lid 2, van deze verordening. Een niet-vertrouwelijke versie van de volledige tekst van de beschikking is beschikbaar in de oorspronkelijke taal van de zaak en in de werktalen van de Commissie op de website van directoraat-generaal Concurrentie op het volgende adres: http://ec.europa.eu/comm/competition/index_en.html

I.   SAMENVATTING

(1)

Deze zaak betreft de verwerving van Falconbridge Limited („Falconbridge”, Canada) door Inco Limited („Inco”, Canada). Beide ondernemingen zijn mondiaal actief op het gebied van de mijnbouw, verwerking, raffinage en verkoop van verschillende nikkelproducten, koper, kobalt en edele metalen.

(2)

Inco is een internationale mijnbouwonderneming die voornamelijk actief is op het gebied van de mijnbouw, verwerking, raffinage en verkoop van verschillende nikkelproducten, koper, kobalt en edele metalen, alsook zwavelproducten. In 2004 beliep de omzet van Inco over de hele wereld 3 439 miljoen EUR. De activiteiten van Inco zijn vooral toegespitst op nikkel, dat goed was voor 83 % van de totale verkopen, terwijl koper 9 %, kobalt 1 % en edele metalen 5 % vertegenwoordigden.

(3)

Falconbridge is een internationale mijnbouwonderneming die vooral actief is op het gebied van de mijnbouw, verwerking, raffinage en verkoop van verschillende nikkelproducten, koper, kobalt, lood, zink, aluminium en edele metalen alsook zwavelproducten. In 2004 beliep de omzet van Falconbridge over de hele wereld 5 610 miljoen EUR. De helft van haar verkopen hielden verband met koper, 26 % met nikkel, 14 % met aluminium, 6 % met zink en 2 % met kobalt.

(4)

Op 11 oktober 2005 maakte Inco haar voornemen bekend om alle uitstaande aandelen van Falconbridge te verwerven door een openbaar aanbod. Krachtens de voorgenomen transactie zal Inco volledige zeggenschap verkrijgen over Falconbridge. Derhalve gaat het om een concentratie in de zin van artikel 3, lid 1, onder b), van de concentratieverordening. Derhalve vormt de aangemelde transactie een concentratie.

(5)

Uit het marktonderzoek bleek dat de transactie, zoals deze was aangemeld, de daadwerkelijke concurrentie aanzienlijk zou belemmeren op de markt voor de levering van nikkel aan de galvaniseringsindustrie in de EER, en op de mondiale markten voor de levering van nikkel van grote zuiverheid voor de vervaardiging van superlegeringen/superlegeringen voor gebruik in onderdelen die cruciaal voor de veiligheid zijn, en voor de levering van kobalt van grote zuiverheid voor de vervaardiging van superlegeringen voor gebruik in onderdelen die cruciaal voor de veiligheid zijn. Na de fusie zal de nieuwe entiteit veruit de grootste leverancier van nikkelproducten aan de galvaniseringsindustrie in de EER worden en zo goed als een monopolie krijgen voor de levering van hoogzuiver nikkel dat gebruikt wordt voor de vervaardiging van superlegeringen en van hoogzuiver kobalt voor de vervaardiging van superlegeringen voor gebruik in onderdelen die cruciaal voor de veiligheid zijn. Het onderzoek liet zien dat de nieuwe entiteit in staat zou zijn geweest en de neiging zou kunnen hebben gehad om de prijzen op deze markten te verhogen, wegens het gebrek aan enige concurrentiedruk van betekenis. Ook werd vastgesteld dat efficiëntieverbeteringen als gevolg van de voorgenomen transactie naar alle waarschijnlijkheid niet rechtstreeks ten goede zouden komen aan de gebruiker en de schadelijke impact op de concurrentie derhalve niet zouden compenseren.

(6)

Om de tijdens de procedure vastgestelde concurrentieproblemen uit de weg te ruimen, hebben de partijen op 16 maart 2006 een pakket verbintenissen ingediend. Na uitgebreide discussies met de Commissie hebben de partijen vervolgens op 5 april 2006 een aangepast pakket maatregelen ingediend. Deze aangepaste verbintenissen werden onderworpen aan een markttoets met derde partijen. Op 7 juni 2006 hebben de partijen een herzien pakket corrigerende maatregelen overgelegd. Deze verbintenissen werden daarna nog licht gewijzigd. Op 26 juni 2006 hebben de partijen een definitieve versie voorgelegd.

(7)

Krachtens de definitieve verbintenissen van de partijen, verbinden de partijen zich ertoe de raffinaderij Nikkelverk van Falconbridge in Noorwegen af te stoten, samen met verwante activa („afgestoten activiteiten”), aan een in de winning en/of verwerking van metaalertsen actieve onderneming met toegang tot voldoende nikkelertsen om de levensvatbaarheid van de raffinaderij te verzekeren. Daarenboven sloot Falconbridge op 7 juni 2006 een verbindende overeenkomst met LionOre Mining International Ltd („LionOre”) voor de verkoop van de afgestoten activiteiten. Op 7 juni 2006 verzochten de partijen de Commissie om LionOre goed te keuren als een geschikte koper voor de afgestoten activiteiten. De Commissie meent dat de verbintenissen voldoende zijn om de concurrentiebezwaren als gevolg van de transactie uit de weg te ruimen en dat LionOre een geschikte koper is voor de afgestoten onderneming.

(8)

Derhalve wordt een goedkeuringsbeschikking met voorwaarden en verplichtingen overeenkomstig artikel 8, lid 2, van de concentratieverordening ter goedkeuring voorgelegd.

II.   TOELICHTING

1.   De relevante productmarkten

(9)

De voorgenomen transactie betreft de nikkel- en kobaltsectoren. Volgens de partijen zijn de relevante productmarkten de markten voor de levering van nikkel en voor de levering van kobalt. Uit het marktonderzoek is evenwel duidelijk gebleken dat de relevante nikkel- en kobaltproductmarkten afhankelijk van hun eindtoepassingen moeten worden afgebakend. Ten eerste bestaan er aanzienlijke verschillen tussen vraagpatronen naargelang de eindtoepassingen, in het bijzonder wat betreft zuiverheid, grootte en vorm van de producten, vereisten inzake de aflevering en structuur van de vraag. Ten tweede zijn nikkelproducenten in grote mate gespecialiseerd in de levering van bepaalde producten voor eindtoepassingen. Ten derde lijken de prijzen van de afgewerkte nikkelproducten te variëren naargelang de toepassingen.

(10)

Het marktonderzoek heeft bevestigd dat de relevante productmarkten als volgt zijn:

i)

de levering van nikkel aan de galvaniseringsindustrie;

ii)

de levering van nikkel van grote zuiverheid voor de vervaardiging van superlegeringen/superlegeringen voor gebruik in onderdelen die cruciaal voor de veiligheid zijn;

iii)

de levering van kobalt van grote zuiverheid voor de vervaardiging van superlegeringen voor gebruik in onderdelen die cruciaal voor de veiligheid zijn.

A.   De levering van nikkel aan de galvaniseringsindustrie

(11)

Het galvaniseringsproces wordt gebruikt om een voorwerp met het gewenste metaal te bedekken door een elektrische stroom door een geschikte oplossing (de elektrolyt) te leiden. Door galavanisering kunnen verschillende soorten gietvormen worden bedekt met vormen of een dunne metalen laag.

(12)

Het marktonderzoek heeft uitgewezen dat alleen specifieke afgewerkte nikkelproducten gebruikt kunnen worden voor de galvanisering. Afnemers van gegalvaniseerde producten hebben specifieke vereisten op het gebied van zuiverheid, vorm, grootte en verpakking. De verkoop van nikkelproducten bestemd voor de galvanisering gebeurt meestal via distributeurs. Uit het marktonderzoek is gebleken dat het wegens de versplinterde structuur van de vraag voor een nikkelleverancier noodzakelijk is om een verkoopnetwerk van distributeurs te ontwikkelen en in stand te houden.

(13)

Uit het oogpunt van de aanbodzijde moet worden opgemerkt dat niet alle nikkelleveranciers in staat zijn nikkelproducten te leveren aan de galvaniseringsindustrie en dat bepaalde producenten, in het bijzonder de partijen, specifieke producten hebben ontwikkeld voor deze eindtoepassing. Een nikkelaanbieder die nog niet actief is in de bedrijfstak zou aanzienlijke investeringen moeten verrichten om het ruime assortiment van nikkelproducten dat gebruikt wordt voor galvaniseringstoepassingen te kunnen leveren.

(14)

Bovendien wijzen de interne documenten van de partijen ook op het bestaan van een afzonderlijke productmarkt met een specifiek prijs- en marketingbeleid dat verschilt van de andere nikkeltoepassingen.

B.   De levering van nikkel van grote zuiverheid voor de vervaardiging van superlegeringen/superlegeringen voor gebruik in onderdelen die cruciaal voor de veiligheid zijn

(15)

Superlegeringen worden gebruikt in toepassingen waarbij sprake is van hoge temperaturen en zware stressomstandigheden. Dit is met name gangbaar in de ruimtevaart, elektriciteitscentrales en de geneeskunde. Een specifieke categorie zijn superlegeringen die gebruikt worden in roterende onderdelen die cruciaal voor de veiligheid zijn, bijvoorbeeld de schoepen en schijven van straalvliegtuigen.

(16)

Het marktonderzoek heeft uitgewezen dat niet alle afgewerkte nikkelproducten van gelijk welke leverancier onderling vervangbaar zijn voor de productie van superlegeringen, en dat geldt nog minder voor superlegeringen die gebruikt worden in onderdelen die cruciaal voor de veiligheid zijn, wegens de hoge zuiverheid van het nikkel dat vereist is (zeer laag niveau van onzuiverheden en spoorelementen) en de behoefte aan certificering en traceerbaarheid.

(17)

Wat de substitueerbaarheid aan de aanbodzijde betreft, kunnen niet alle nikkelproducenten hoogzuiver nikkel vervaardigen dat geschikt is voor de fabricage van superlegeringen/superlegeringen voor gebruik in veiligheidskritieke onderdelen. Wanneer de specificaties van de afgewerkte nikkelpoducten van een aantal nikkelleveranciers worden vergeleken met de specificaties die een aantal producenten van superlegeringen verlangen, blijkt dat slechts heel weinig leveranciers, waaronder ook de partijen, in staat zijn afgewerkte nikkelproducten met een voldoende zuiverheid te vervaardigen die beantwoorden aan de specificaties van de superlegering-producenten. Uit het marktonderzoek is ook gebleken dat er hoge toegangsbarrières voor deze productmarkt bestaan.

C.   De levering van kobalt van grote zuiverheid voor de vervaardiging van superlegeringen voor gebruik in onderdelen die cruciaal voor de veiligheid zijn

(18)

Een specifieke eindtoepassing van kobalt is de productie van superlegeringen; een speciale categorie daarvan wordt gevormd door superlegeringen voor gebruik in onderdelen die cruciaal voor de veiligheid zijn. Superlegeringen zijn een van de belangrijkste eindtoepassingen van kobalt, goed voor 20-25 % van de totale vraag naar kobalt.

(19)

Uit het marktonderzoek is gebleken dat niet alle kobaltproducten die geschikt zijn voor gebruik in superlegeringen, beantwoorden aan de specificaties van hoogzuiver kobalt voor superlegeringen die gebruikt worden in onderdelen die cruciaal zijn voor de veiligheid. Er bestaat een zeer specifieke vraag naar hoogzuiver kobalt — dat bepaald wordt door zijn precieze chemische samenstelling en een laag onzuiverheidsgehalte — dat bestemd is voor de productie van superlegeringen voor gebruik in cruciale toepassingen. Producenten van superlegeringen voor gebruik in cruciale toepassingen kunnen geen ander kobaltproduct van lagere kwaliteit en/of met een verschillende chemische samenstelling gebruiken als vervangproduct.

2.   De relevante geografische markten

(20)

Het marktonderzoek heeft bevestigd dat de relevante geografische markten als volgt zijn:

i)

De markt voor de levering van nikkelproducten aan de galvaniseringsindustrie heeft een regionale geografische omvang (in de gehele EER);

ii)

De markt voor de levering van hoogzuiver nikkel voor de vervaardiging van superlegeringen/superlegeringen voor gebruik in onderdelen die cruciaal voor de veiligheid zijn, heeft een wereldwijde geografische omvang;

iii)

De markt voor de levering van hoogzuiver kobalt voor de vervaardiging van superlegeringen voor gebruik in onderdelen die cruciaal voor de veiligheid zijn, heeft een wereldwijde geografische omvang.

3.   Betrokken markten

A.   Levering van nikkel aan de galvaniseringsindustrie

(21)

Na de transactie zal New Inco veruit de grootste leverancier van nikkelproducten aan de galvaniseringsindustrie worden, met een totaal aandeel in de EER van [70-80] % en verkopen die meer dan vijf keer groter zijn dan die van haar dichtste concurrent (2).

(22)

Uit het marktonderzoek is gebleken dat de andere producenten van nikkel ten behoeve van de galvaniseringsindustrie geen concurrentiedruk kunnen uitoefenen op New Inco, hetzij door een gebrek aan voldoende capaciteit en geschikte technologie, hetzij omdat zij niet actief zijn in de EER. Distributeurs en afnemers hebben bevestigd dat OMG de enige werkelijk alternatieve leverancier voor New Inco zou zijn. De moeilijkheden van OMG om halffabrikaten te betrekken en haar onderaannemingsovereenkomst met Inco, reduceren evenwel de concurrentiedruk die OMG zou kunnen uitoefenen op New Inco.

(23)

Uit door de partijen verstrekte interne documenten blijkt ook dat Inco en Falconbridge de dichtste concurrenten zijn wat betreft nikkelproducten die gebruikt worden in de galvaniseringsindustrie. Deze documenten bevestigen voorts dat de partijen de drijvende krachten op de markt zijn, met het grootste assortiment van nikkelproducten bestemd voor de galvanisering (verschillende vormen en grootten), en met merken die een uitzonderlijke reputatie op de markt hebben („must have”-merken).

(24)

New Inco zal dus de enige aanbieder worden die in staat zal zijn een uniek assortiment van producten aan de galvaniseringsindustrie te leveren. Na de transactie zal New Inco derhalve bij machte zijn de prijzen van nikkelproducten unilateraal te verhogen, waarbij zij slechts beperkte concurrentiedruk zal ondervinden van andere bestaande of potentiële leveranciers van nikkelproducten aan de galvaniseringsindustrie.

B.   Levering van nikkel van grote zuiverheid voor de vervaardiging van superlegeringen/superlegeringen voor gebruik in onderdelen die cruciaal voor de veiligheid zijn

(25)

New Inco zal veruit de grootste en bijna monopolistische leverancier worden van hoogzuiver nikkel voor gebruik in superlegeringen, met een marktaandeel van in totaal 80-95 %. De concurrentie op de superlegeringenmarkt werd in wezen aangewakkerd door de rivaliteit tussen Inco en Falconbridge. De positie van New Inco zal uiterst sterk worden aangezien geen enkele andere nikkelleverancier thans in staat is/in de toekomst in staat zal zijn de unieke sterke punten van New Inco te evenaren wat betreft productkwaliteit, productiecapaciteit en reputatie op de markt voor de levering van hoogzuiver nikkel voor de vervaardiging van superlegeringen/superlegeringen voor gebruik in veiligheidskritieke onderdelen. Het merendeel van de afnemers en producenten van superlegeringen hebben hun bezorgdheid geuit over de transactie, die het aantal aanbieders van hoogzuiver nikkel van drie naar twee zal reduceren, waarbij New Inco als het ware alleen nog rekening hoeft te houden met Eramet.

(26)

Gezien de aanzienlijke barrières voor toegang tot de markt van hoogzuiver nikkel (hetgeen met name bevestigd wordt door het ontbreken van nieuwe markttoetreders tijdens de voorbije tien jaren), zal de druk van potentiële concurrenten op het toekomstige gedrag van New Inco waarschijnlijk tot een minimum beperkt blijven. Na de fusie zal New Inco in staat zijn de prijzen van hoogzuiver nikkel unilateraal te verhogen. Dit geldt in het bijzonder in een context waarin de vraag naar hoogzuiver nikkel sterk stijgt en het aanbod van hoogzuiver nikkel uiterst schaars is, wegens de beperkte capaciteit van de andere aanbieders.

C.   Levering van kobalt van grote zuiverheid voor de vervaardiging van superlegeringen voor gebruik in onderdelen die cruciaal voor de veiligheid zijn

(27)

New Inco zal de bijna monopolistische leverancier van hoogzuiver kobalt worden voor de vervaardiging van superlegeringen voor gebruik in veiligheidskritieke toepassingen. Zoals op de markt voor de levering van hoogzuiver nikkel, wordt de concurrentie op de markt voor de levering van hoogzuiver kobalt voor de vervaardiging van superlegeringen die gebruikt worden in veiligheidskritieke onderdelen aangewakkerd door de rivaliteit tussen Inco en Falconbridge.

(28)

New Inco zal een uiterst sterke positie bekleden aangezien slechts zeer weinig leveranciers het hoogzuiver kobalt produceren dat voldoet aan de strikte specificaties van de fabrikanten van superlegeringen die gebruikt worden in veiligheidskritieke toepassingen. Uit het marktonderzoek bleek dat geen andere kobaltproducent in staat is of zal zijn om de unieke sterke punten van New Inco te evenaren wat betreft de hoge zuiverheid en de consistente kwaliteit van haar kobaltproducten, haar productiecapaciteit en haar excellente reputatie op de markt voor de levering van hoogzuiver kobalt voor de vervaardiging van superlegeringen voor gebruik in veiligheidskritieke onderdelen. Derhalve zal geen enkele andere kobaltproducent in staat zijn significante concurrentiedruk op New Inco uit te oefenen.

(29)

Er bestaan aanzienlijke barrières voor de toegang tot de markt van de levering van hoogzuiver kobalt dat geschikt is voor superlegeringen die gebruikt worden in kritische toepassingen. Gezien de hoogte van deze barrières, zal de druk van potentiële concurrenten op het toekomstige gedrag van New Inco waarschijnlijk minimaal blijven. Als gevolg van de fusie zal New Inco dus in staat zijn de prijzen van hoogzuivere kobaltproducten voor de vervaardiging van superlegeringen bestemd voor kritieke toepassingen unilateraal te verhogen.

D.   Beperking van het totale nikkelaanbod

(30)

Een aantal derde partijen beweerden dat New Inco in staat zou zijn en ertoe zou kunnen neigen om een deel van haar nikkelwinningsprojecten uit te stellen, in het bijzonder het Koniambo-project, en dat dit een impact zou hebben op de LME-nikkelprijzen. Het marktonderzoek heeft evenwel uitgewezen dat New Inco er noch economisch belang bij zou hebben een winningsproject in een vergevorderd stadium van ontwikkeling (inbedrijfsstelling of reeds lopende winning) uit te stellen, wegens de aanzienlijke financiële kosten daarvan, noch om een winingsproject in een vroeg stadium (potentieel) uit te stellen, aangezien de voordelen van een dergelijke aankondiging, in termen van hogere LME-prijzen, zeer speculatief zijn en in ieder geval zeer beperkt in de tijd zouden zijn.

E.   Efficiëntievoordelen

(31)

De partijen voeren aan dat de voorgenomen transactie tot efficiëntieverbeteringen zou leiden, voornamelijk als gevolg van de nabijheid van hun respectieve mijnen/verwerkingsinstallaties in het Sudbury-bassin, waardoor zij hun winnings- en verwerkingsactiviteiten zouden kunnen optimaliseren. Dit zou naar eigen zeggen resulteren in een hogere productie tegen lagere kosten, en ten goede komen aan alle afnemers van nikkel. De partijen hebben evenwel niet aangetoond dat de efficiëntieverbeteringen als gevolg van de voorgenomen transactie niet via een minder concurrentiebeperkend alternatief kunnen worden bereikt, en dat deze rechtstreeks ten goede zouden komen aan de eindgebruikers op de drie relevante productmarkten waarop concurrentieproblemen werden vastgesteld. Wegens die redenen kan er niet van worden uitgegaan dat de door de partijen vermelde efficiëntieverbeteringen de negatieve gevolgen van de voorgenomen transactie voor de concurrentie kunnen compenseren.

F.   Conclusie

(32)

In de bijgevoegde beschikking wordt derhalve geconcludeerd dat de aangemelde concentratie naar alle waarschijnlijkheid de daadwerkelijke mededinging op significante wijze zal belemmeren, met name als het resultaat van het in het leven roepen van een machtspositie, en dat zij onverenigbaar lijkt met de gemeenschappelijke markt en de werking van de EER-overeenkomst op elk van de drie relevante markten.

4.   Door de partijen aangeboden verbintenissen

(33)

Om de bovenvermelde concurrentieproblemen weg te werken op de markten voor de levering van nikkel aan de galvaniseringsindustrie in de EER, voor de levering van hoogzuiver nikkel voor superlegeringen/superlegeringen voor gebruik in voor de veiligheid cruciale onderdelen in de hele wereld, en voor de levering van hoogzuiver kobalt voor superlegeringen voor gebruik in voor de veiligheid cruciale onderdelen in de hele wereld, hebben de partijen de hieronder beschreven verbintenissen aangeboden.

(34)

De partijen verbinden zich ertoe de enige raffinaderij van Falconbridge, de raffinaderij Nikkelverk in Noorwegen, samen met de verwante ertswinningseenheid en de bestaande overeenkomsten met derden inzake de levering van ertsen, de verwante verkooporganisaties en de bestaande contracten met afnemers, de eigen raffinagetechnologie en handelsmerken van Falconbridge (de afgestoten activiteiten), te verkopen aan een geschikte koper die toegang heeft tot voldoende ertsen om de economische levensvatbaarheid van Nikkelverk te verzekeren. Voorts verbinden de partijen zich ertoe om de koper een tienjarig flexibel contract inzake de levering van ertsen aan te bieden dat een wezenlijk deel van Nikkelverks vraag naar ertsen dekt.

(35)

Daarenboven heeft Falconbridge een verbindende overeenkomst gesloten met een derde onderneming, LionOre, voor de verkoop van de afgestoten activiteiten. De partijen hebben de Commissie verzocht LionOre goed te keuren als geschikte koper van de afgestoten activiteiten.

5.   Beoordeling van de aangeboden verbintenissen

(36)

Nikkelverk is de enige raffinaderij van Falconbridge, en zij produceert alle nikkelproducten die Falconbridge levert aan de galvaniseringsindustrie, alle door Falconbridge verkochte hoogzuivere nikkelproducten voor de fabricage van superlegeringen en alle hoogzuivere kobaltproducten die Falconbridge levert voor de productie van superlegeringen die gebruikt worden in veiligheidskritieke onderdelen. Daarenboven omvatten de afgestoten activiteiten alle afdelingen van Falconbridge die verantwoordelijk zijn voor het op de markt brengen en de verkoop van deze nikkel- en kobaltproducten.

(37)

Door de aangeboden verbintenissen verdwijnt de kwantitatieve overlapping tussen Inco en Falconbridge op de drie markten waarvoor concurrentieproblemen waren vastgesteld, derhalve volledig. Op voorwaarde dat de afgestoten activiteiten resulteren in een levensvatbare en concurrerende onderneming, zal deze onderneming de marktpositie van Falconbridge overnemen op de drie relevante markten, waardoor de daadwerkelijke concurrentie die daar vóór de voorgenomen transactie heerste, wordt hersteld.

(38)

Uit het onderzoek is evenwel gebleken dat het van essentieel belang voor de beoordeling van de voorgestelde corrigerende maatregelen is, dat de afgestoten onderneming in staat zal zijn om een langdurige aanvoer van nikkelertsen die geschikt zijn voor de productie van hoogzuiver nikkel, op consistente basis en tegen economisch aantrekkelijke voorwaarden, veilig te stellen. Indien aan deze voorwaarde niet is voldaan, is de kans groot dat de afgestoten onderneming een zwakke en kwetsbare concurrent op de relevante markten zal worden die niet daadwerkelijk zal kunnen concurreren met New Inco.

(39)

De analyse van de huidige structuur van de nikkelindustrie wees uit dat de verticale integratie van ontginnings-, verwerkings- en raffinagefaciliteiten het overheersende bedrijfsmodel is. In de nikkelsector bestaat er momenteel geen zelfstandige raffinaderij, en het beperkt aantal raffinaderijen dat ertsen bij derden betrekt, bezitten ook belangen in ontginnings- en verwerkingsfaciliteiten. Deze situatie zal naar verwachting niet aanzienlijk veranderen tegen 2015, aangezien het verticaal geïntegreerde bedrijfsmodel een efficiënte oplossing biedt voor de behoefte van de raffinaderijen om een stabiele bevoorrading met ertsen op lange termijn veilig te stellen.

(40)

Derhalve kan alleen een koper met ervaring op het gebied van de ontginning en verwerking van nikkel en met toegang tot mijnen en voldoende nikkelhalffabrikaten, voldoende zekerheid bieden wat betreft de mogelijkheid en de wil om de afgestoten activiteiten te kopen teneinde de concurrentie op lange termijn te herstellen. Dit wordt ten volle bevestigd door de resultaten van het door de Commissie uitgevoerde marktonderzoek van de corrigerende maatregelen.

(41)

In de kobaltindustrie is, in tegenstelling tot de nikkelindustrie, verticale integratie niet het gangbare bedrijfsmodel; er bestaat een aanzienlijke handel in kobalthalffabrikaten. De kobaltproducten van Nikkelverk worden voor meer dan 50 % betrokken bij derden. Falconbridge raffineert ertsen volgens de wensen van de klant, met inbegrip van het kobalt dat vervat is in de bij BCL aangekochte matte en kobalthalffabrikaten uit Australië en Afrika, en dit krachtens overeenkomsten betreffende de aankoop van ertsen of de uitbesteding van de raffinage. Daarenboven heeft New Inco zich ertoe verbonden gedurende een periode van maximaal tien jaar aan de afgestoten onderneming een soortgelijke hoeveelheid kobalterts te leveren als die welke momenteel door Falconbridge aan Nikkelverk wordt geleverd.

(42)

Volgens de uiteindelijke verbintenissen zullen de afgestoten activiteiten alleen worden verkocht aan een in de mijnbouw en/of verwerking van metalen actieve koper die voldoende nikkelertsen kan betrekken om de economische levensvatbaarheid van de afgestoten onderneming te verzekeren op het moment dat de matteleveringsovereenkomst met New Inco afloopt. Het niveau van 55 000 MT per jaar, hetgeen Falconbridge momenteel levert aan Nikkelverk, wordt door Inco vermeld als relevant criterium.

(43)

Deze bepaling neemt de bezorgdheden van de Commissie volledig weg wat betreft de levensvatbaarheid en het concurrentievermogen van de afgestoten onderneming, omdat duidelijk voldoende zekerheid wordt geboden inzake nikkelertslevering aan de afgestoten onderneming. De verbintenissen zijn derhalve voldoende om alle hierboven vastgestelde concurrentieproblemen volledig uit de weg te ruimen.

(44)

Daarenboven werden de voorwaarden die verbonden zijn aan het tienjarige flexibele contract inzake de levering van ertsen en het prijsmechanisme zoals voorgesteld in de laatste versie van de verbintenissen, voldoende geacht om de levensvatbaarheid en het concurrentievermogen van de afgestoten onderneming te beschermen indien zij verkocht zou worden aan een reeds in de metaalwinning actieve onderneming.

6.   Geschiktheid van de voorgestelde koper

(45)

LionOre Mining International Ltd („LionOre”) is een middelgrote nikkelproducent met actieve mijnen in Botswana, Zuid-Afrika en Australië, en met verschillende mijnbouwprojecten in deze regio's. Bij alle huidige mijnen en mijnprojecten van LionOre gaat het om sulfide-ertsen. De onderneming is sinds 1996 actief in de nikkelsector, met een productie van ongeveer 29 000 MT nikkel in 2005, en is de tiende grootste nikkelproducent ter wereld.

(46)

LionOre heeft belangen in vier actieve nikkelmijnen en een goudmijn. In Afrika heeft de onderneming een belang van 85 % in Tati Nickel in Bostwana en van 50 % in de Nkomati-nikkelmijn in Zuid-Afrika. In westelijk Australië heeft LionOre een belang van 100 % in de Lake Johnston-nikkelactiviteiten, een belang van 80 % in de Black Swan-nikkelactiviteiten, en een belang van 100 % in de Thunderbox-goudmijn. Bovendien heeft LionOre plannen om de Honeymoon Well-afzetting in westelijk Australië te ontwikkelen. De onderneming, die ernaar streeft om een volledig geïntegreerde nikkelproducent te worden dankzij haar Activox-technologie, produceert momenteel alleen nikkelconcentraat (3), en heeft geen raffinagecapaciteit. De totale bewezen nikkelreserves van LionOre beliepen 2,3 miljoen MT aan het eind van 2005.

(47)

Overeenkomstig de algemene principes en de in de verbintenissen opgenomen criteria, moet worden beoordeeld of LionOre na de verwerving van de afgestoten activa een onafhankelijke concurrentiefactor zal worden op de markten waarvoor concurrentieproblemen werden vastgesteld. In het bijzonder werd nagegaan of LionOre onafhankelijk van Inco/New Inco is/zal blijven en of de onderneming voldoende financiële middelen heeft om de afgestoten activiteiten te verwerven. Daarbij moet worden bekeken hoe LionOre haar bestaande en toekomstige nikkelwinningsactiviteiten zal kunnen samenvoegen met Nikkelverk en of LionOre voldoende ertshoeveelheden aan Nikkelverk zal kunnen leveren om de economische levensvatbaarheid van de afgestoten onderneming te verzekeren na afloop van de matteleveringsovereenkomst, zoals bepaald is in de verbintenissen.

(48)

LionOre voldoet aan alle in de verbintenissen vastgestelde criteria met betrekking tot de geschiktheid van de koper en aan de door de Commissie vastgestelde algemene voorwaarden voor de geschiktheid van de koper in het geval van corrigerende maatregelen in de vorm van een afstotingsscenario. Derhalve wordt geconcludeerd dat LionOre een geschikte koper is van de afgestoten activa en dat zij de onafhankelijkheid, levensvatbaarheid en concurrentiekracht van de afgestoten onderneming op lange termijn zal verzekeren. LionOre heeft verschillende kenmerken die van wezenlijk belang werden geacht om te voldoen aan deze voorwaarden: i) uitgebreide ervaring en kennis op het gebied van de nikkelindustrie, ii) eigendom van mijnen en mijnprojecten die reeds voldoende ertsen voor Nikkelverk opleveren, of dit in de toekomst zullen doen, en iii) kennis van de processen en de productie van de Nikkelverk-raffinaderij.

7.   Conclusie

(49)

Wegens bovenvermelde redenen zijn de door de partijen aangeboden verbintenissen voldoende om de concurrentieproblemen als gevolg van deze concentratie uit de weg te ruimen.

(50)

In de ontwerp-beschikking wordt derhalve voorgesteld de aangemelde transactie als verenigbaar met de gemeenschappelijke markt en de werking van de EER-overeenkomst te verklaren overeenkomstig artikel 8, lid 2, van de concentratieverordening.


(1)  PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1.

(2)  In de EER ondervinden de partijen momenteel zeer beperkte concurrentie van OMG (14 %), Eramet (5 %) en, in mindere mate, Anglo American (2 %).

(3)  LionOre heeft ook een belang van 20 % in de in Botswana gevestigde BCL-smelterij (nikkelverwerking).


13.3.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 72/24


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 19 juli 2006

waarbij een concentratie verenigbaar wordt verklaard met de gemeenschappelijke markt en de werking van de EER-overeenkomst

(Zaak COMP/M.3796 — Omya/J.M. Huber PCC)

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2006) 3163)

(Slechts de tekst in de Engelse taal is authentiek)

(Voor de EER relevante tekst)

(2007/164/EG)

Op 19 juli 2006 heeft de Commissie een beschikking gegeven met betrekking tot een zaak in het kader van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad van 20 januari 2004 betreffende de controle op concentraties van ondernemingen (1). Een niet-vertrouwelijke versie van de volledige tekst van de beschikking is in de oorspronkelijke taal van de zaak en in de werktalen van de Commissie te vinden op de website van directoraat-generaal Concurrentie op het volgende adres: http://ec.europa.eu/comm/competiton/index_en.html

I.   SAMENVATTING

(1)

Op 4 april 2005 ontving de Commissie een verzoek tot verwijzing overeenkomstig artikel 22, lid 1, van Verordening (EG) nr. 139/2004 (hierna „de concentratieverordening” genoemd) van de Finse Mededingingsautoriteit, waarbij zich vervolgens de bevoegde instanties van Zweden op 22 april 2005, Oostenrijk op 26 april 2005 en Frankrijk op 28 april 2005 aansloten. Dit verzoek betrof het instellen van een onderzoek naar bovengenoemde concentratie.

(2)

De Commissie kwam tot de conclusie dat de voorgestelde transactie een concentratie was in de zin van artikel 3, lid 1, onder b), van de concentratieverordening en dat het verzoek voldeed aan de voorwaarden van artikel 22, lid 3, van de concentratieverordening. Derhalve besloot de Commissie de concentratie te onderzoeken en heeft zij op 18 mei 2005 overeenkomstig artikel 22, lid 3, van de concentratieverordening besluiten ter zake aan Finland, Zweden, Oostenrijk en Frankrijk toegezonden. De verwijzende lidstaten hebben de documenten waarover zij beschikten, bij de Commissie ingediend. Deze informatie werd aangevuld door de aanmelding van de concentratie door Omya op 4 augustus 2005.

(3)

Op 23 september 2005 heeft de Commissie de procedure in deze zaak ingeleid. Een mededeling van punten van bezwaar van de Commissie werd de aanmeldende partij op 2 mei 2006 toegezonden. Omya heeft deze op 16 mei 2006 beantwoord. Een niet-vertrouwelijke versie van de mededeling van punten van bezwaar van de Commissie werd ter beschikking gesteld aan twee belanghebbende partijen, SMI en Imerys, die schriftelijke opmerkingen hadden ingediend.

(4)

Op 18 mei 2006 werd een hoorzitting in deze zaak gehouden.

(5)

Om Omya voldoende tijd te geven om corrigerende maatregelen te overwegen, is op 17 mei 2006 een aan de aanmeldende partij gerichte beschikking in de zin van artikel 10, lid 3, gegeven, waarbij de uiterste termijn voor het voorstellen van corrigerende maatregelen met twee werkdagen werd verlengd.

(6)

Na diepgaand onderzoek is de Commissie tot de conclusie gekomen dat de aangemelde maatregel aanleiding tot bezwaren geeft met betrekking tot de verenigbaarheid ervan met de gemeenschappelijke markt.

(7)

Om bezwaren inzake de horizontale mededinging op de markt van calciumcarbonaat voor coatingdoeleinden weg te nemen, hebben Omya AG en J.M. Huber Corporation op 23 mei 2006 (verbeterd op 3 juli 2006) bij de Commissie een pakket corrigerende maatregelen ingediend dat voldoende geacht werd om tegemoet te komen aan de mededingingsbezwaren waartoe deze concentratie aanleiding had gegeven.

(8)

Bijgevolg werd voorgesteld de aangemelde transactie goed te keuren mits aan de voorwaarden en verplichtingen van artikel 8, lid 2, van de concentratieverordening, werd voldaan.

II.   DE PARTIJEN EN DE OPERATIE

(9)

Omya AG (hierna „Omya” genoemd) is een Zwitsers familiebedrijf dat actief is inzake de productie en verkoop van industriële mineralen (2), inclusief calciumcarbonaten (3), die in uiteenlopende bedrijfstakken worden gebruikt, zoals in de sectoren papier, verf, plastic, staal, glas en landbouw. De inkomsten van Omya zijn grotendeels afkomstig van de verkoop aan de papierindustrie.

(10)

Binnen de EER houdt de Amerikaanse onderneming J.M. Huber Corporation zich bezig met de levering van kaolien, PCC, geprecipiteerde silica en silicaat (PSS). De dochterondernemingen van Huber die het voorwerp van deze transactie vormen, omvatten de wereldwijde activiteiten van J.M. Huber Corporation (hierna „Huber PCC” genoemd) op het gebied van de productie en levering van het on-site vulmiddel PCC voor de papierindustrie. Het overgenomen bedrijf bestaat wereldwijd uit twaalf on-site PCC-installaties, waarvan er zes in de EER gelegen zijn. De PCC-installaties van Huber in de EER zijn gelegen in Finland (drie installaties) en in Zweden, Frankrijk en Portugal (telkens één installatie).

III.   RELEVANTE MARKT

A.   Relevante productmarkt

(11)

De voorgenomen transactie betreft:

i)

via de handel geleverd GCC als vulstof;

ii)

via de handel geleverd GCC voor coatingdoeleinden;

iii)

via de handel geleverd PCC als vulstof;

iv)

de levering van on-site PCC als vulstof; en

iv)

via de handel geleverd PCC voor coatingdoeleinden.

(12)

In het kader van de beoordeling van deze transactie is de Commissie tot de conclusie gekomen dat calciumcarbonaten die als vulstof worden gebruikt (PCC, GCC en GCC/PCC-mengsels) en calciumcarbonaten die voor coatingdoeleinden worden gebruikt (PCC, GCC en GCC/PCC-mengsels) twee verschillende relevante productmarkten vormen binnen de markt voor de productie en de levering van industriële mineralen voor de papierindustrie.

B.   Relevante geografische markten

(13)

De Commissie heeft geconcludeerd dat ter beoordeling van deze transactie, de relevante geografische markten kunnen worden afgebakend door papierfabrieken gelijk te stellen met realistische alternatieve voorzieningsbronnen. Productie-installaties worden als realistisch alternatief voor papierfabrieken beschouwd, afhankelijk van de logistiek ervan en de afstand tot de papierfabriek. De afstand waarboven een minerale installatie niet meer als realistisch alternatief kan worden beschouwd, hangt af van de ervaringen die met de installatie zijn opgedaan op het gebied van vervoer, de beschikbare transportmiddelen (weg, spoor, schip of een combinatie daarvan) en het soort calciumcarbonaat (PCC, GCC) dat wordt geproduceerd.

(14)

De relevante geografische markten zijn de volgende:

a)

voor via de handel geleverde calciumcarbonaten als vulstof wordt de relevante geografische markt bepaald door de afstand tussen de minerale installatie en de locatie van de klant, die kan variëren tussen 400 km en maximaal 2 000 km afhankelijk van de installatie, het product en het transportmiddel;

b)

voor via de handel geleverde calciumcarbonaten voor coatingdoeleinden wordt de relevante geografische markt aan de hand van dezelfde methode bepaald als voor calciumcarbonaten als vulstof, met afstanden tussen 400 km en 3 000 km; en

c)

voor klanten met on-site calciumcarbonaatoplossingen beslaat het geografische gebied minstens de hele EER.

IV.   BEOORDELING VANUIT HET OOGPUNT VAN DE MEDEDINGING

1.   Calciumcarbonaten voor toepassingen als vulstof

(15)

De Commissie is van mening dat een concurrerende prijszetting van carbonaten voor toepassingen als papiervulstof afhangt van de plaats waar het best mogelijke alternatief van de klant zich bevindt.

(16)

Indien de fuserende partijen concurrerende installaties met overlappende afzetgebieden hebben, kan de concentratie een prijsstijging tot gevolg hebben. Als het best mogelijke alternatief van één van de klanten van één van de fuserende partijen de minerale installatie van de andere fuserende partij is, zullen de fuserende partijen de prijzen kunnen en willen verhogen. Als een concurrerende installatie zich op redelijke afstand van de klant bevindt, zal hiervan voldoende concurrentiedruk uitgaan om een dergelijke prijsstijging te voorkomen. Voor sommige papierfabrieken wordt het mededingingsonderzoek beïnvloed door de mogelijkheid om op het eigen terrein een on-site installatie voor PCC als vulstof op te richten. In het onderhavige geval worden de gevolgen voor de mededinging echter niet concreet beïnvloed door de vraag of de Commissie het on-site vulmiddel PCC al dan niet als een realistisch alternatief beschouwt dat de afzet van het via de handel geleverd vulmiddel PCC of GCC beperkt.

(17)

De Commissie maakte een onderscheid tussen twee categorieën klanten. De eerste categorie bestond uit papierfabrieken die momenteel bevoorraad worden door een on-site installatie voor vulstof PCC. De tweede categorie bestond uit papierfabrieken die via de handel bevoorraad worden. De Commissie heeft voor haar mededingingsonderzoek vooral aandacht geschonken aan de huidige klanten van de fuserende partijen.

(18)

De Commissie heeft voor elke klant een aantal realistische alternatieve minerale installaties geïdentificeerd op basis van de maximale transportafstand die elke productie-installatie kan overbruggen. Deze afstanden zijn afkomstig uit de omvangrijke databank die de Commissie heeft samengesteld. Met behulp van de gegevens over leveringen van PCC en GCC in 2004 (4) heeft de Commissie ook een econometrische studie („discrete choice model”) uitgevoerd om de waarschijnlijkheid te voorspellen dat een klant een andere minerale installatie zou kiezen indien zijn huidige leverancier zijn prijzen zou verhogen. Op grond van de resultaten heeft de Commissie substitutiepatronen kunnen onderscheiden tussen de verschillende producenten van calciumcarbonaat voor de papierindustrie.

On-site klanten

(19)

Wat de huidige on-site levering van PCC als vulstof betreft, ongeacht of de leverancier Huber of Omya is, blijkt de transactie geen onmiddellijk effect te hebben. Leveranciers van on-site vulmiddel PCC hebben exclusieve langetermijncontracten (over het algemeen voor 7 tot 10 jaar) afgesloten met de papierfabrieken die als „host paper mill” fungeren, waarmee de PCC-installatie een minimumvolume gegarandeerd wordt. Een prijsformule met een basisprijs waarover bij aanvang van elk contract is onderhandeld, bepaalt de jaarlijkse prijswijziging voor de volledige duur van het contract. De formule is over het algemeen gebaseerd op kostenfactoren waarop de transactie geen invloed heeft, zoals de kosten van kalksteen, elektriciteit, lonen en inflatie. De vraag was of de transactie nadelige gevolgen zou hebben voor deze klanten wanneer het langetermijncontract afloopt. Het onderzoek heeft aangetoond dat het zeer onwaarschijnlijk is dat de transactie een significante invloed zou hebben op de verlenging van bestaande contracten voor on-site vulstof PCC.

(20)

Voor toekomstige on-site klanten betekent de transactie één leverancier minder die heeft bewezen dat hij projecten voor de on-site levering van vulstof PCC in de EER kan beheren en leiden. Het onderzoek heeft echter aangetoond dat de transactie voor deze klanten niet tot significante prijswijzigingen zou leiden, aangezien het aantal betrouwbare leveranciers van on-site vulstof PCC-oplossingen voldoende zou zijn om concurrentiedruk uit te oefenen. Dit geldt ook voor on-site coatingoplossingen.

Huidige commerciële afnemers

(21)

De Commissie was van mening dat voor commerciële afnemers, zelfs als ze de mogelijkheid hebben om van on-site vulmiddel PCC gebruik te maken, een minerale installatie binnen een bepaalde afstand van een papierfabriek een realistische optie is voor zowel vulstof PCC als vulstof GCC. Na de opties van de huidige klanten van Omya die via de handel vulstof PCC aankopen te hebben onderzocht, is de Commissie tot de conclusie gekomen dat het onwaarschijnlijk is dat deze klanten door de transactie nadelen zullen ondervinden, aangezien zij in alle gevallen realistische PCC-alternatieven hadden. Het is bijgevolg onwaarschijnlijk dat het verdwijnen van Huber als concurrent de mededinging in significante mate zou beïnvloeden voor de klanten van Omya die vulstof PCC afnemen.

(22)

Daarenboven is het niet waarschijnlijk dat Huber het best mogelijke alternatief vormt voor de klanten van Omya die GCC als vulmiddel aankopen. Deze klanten hebben een alternatieve optie voor vulstof GCC en/of alternatieven voor vulstof PCC die geen concurrentienadeel lijken te vormen in vergelijking met de installaties voor vulstof PCC van Huber. Bovendien tonen de resultaten van de econometrische studie aan dat Huber doorgaans niet het best mogelijke alternatief is. Het is bijgevolg onwaarschijnlijk dat het verdwijnen van Huber als concurrent de mededinging significant zou belemmeren voor de klanten van Omya die vulstof GCC afnemen.

(23)

Voor de klanten van Huber die via de handel PCC aankopen, lijken meerdere Omya-installaties voor vulstof GCC realistische alternatieven te vormen. Imerys houdt zich in Zweden bezig met zowel de productie van vulstof PCC, in Husum, als van vulstof GCC, in Tunadal. Daarenboven heeft SMO vulstof PCC-installaties in Finland, in Lappeenranta, Myllykoski en Äänekoski. Al deze alternatieve oplossingen lijken geen enkel concurrentienadeel te vormen in vergelijking met de on-site installaties voor vulstof PCC van Huber in Zweden en Finland. Bovendien toont de econometrische studie aan dat de concurrentiedruk die door leveranciers van via de handel geleverde vulstof GCC wordt uitgeoefend, waarschijnlijk minder groot is dan de druk die door leveranciers van via de handel geleverde vulstof PCC wordt uitgeoefend op andere leveranciers die via de handel vulstoffen leveren. Het is bijgevolg onwaarschijnlijk dat het verdwijnen van Omya als concurrent de mededinging significant zou belemmeren voor de klanten van Huber die vulstof PCC afnemen.

2.   Calciumcarbonaten voor coatingdoeleinden

(24)

In de aanmelding van de voorgenomen transactie betoogde Omya dat de markt voor papiercoating door de onderhavige transactie niet zou worden beïnvloed aangezien Huber op dat ogenblik niet actief was op deze markt. Het marktonderzoek van de Commissie heeft echter aangetoond dat Huber een geschikt PCC aan het ontwikkelen is voor de toepassing in GCC/PCC-coatingmengsels en dat de onderneming offertes heeft gedaan voor de levering van PCC-coatingproducten.

(25)

Bijgevolg beschouwt de Commissie Huber als een potentiële concurrent op de markt van calciumcarbonaten voor papiercoatingdoeleinden die, zonder de transactie, zeer waarschijnlijk zou uitgroeien tot een daadwerkelijke concurrentiekracht op de markt van calciumcarbonaten voor coatingdoeleinden.

(26)

De Commissie concludeert daarom dat de voorgenomen maatregel de mededinging significant zou kunnen belemmeren, in het bijzonder door het versterken van de dominante positie van Omya op de markt voor calciumcarbonaten voor coatingdoeleinden voor de getroffen afnemers in Zuid-Finland.

(27)

De conclusie van de Commissie is op de volgende argumenten gebaseerd.

(28)

Ten eerste is Omya voor de meeste afnemers in Europa en Finland reeds de dominante leverancier van calciumcarbonaten van coatingkwaliteit. In 2004 heeft Omya in de EER een zeer groot deel van alle calciumcarbonaten voor coatingdoeleinden aan de papierindustrie geleverd. Het bedrijf bezit of controleert de toegang tot een groot deel van de EER-reserves van de grondstoffen die nodig zijn voor de productie van GCC van coatingkwaliteit en kan papierfabrieken in de hele EER bevoorraden. Gezien zijn dominante positie en controle over de levering van grondstoffen is Omya een onontkoombare handelspartner voor papierfabrieken in Europa, en in het bijzonder in Finland, die calciumcarbonaten voor coatingdoeleinden moeten aankopen.

(29)

Ten tweede heeft Huber de capaciteit om de papiercoatingmarkt te betreden met zijn technologie voor PCC-additieven voor coatingdoeleinden. De Commissie heeft in het bijzonder onderzocht in hoeverre 1. de technologie voor PCC-additieven van Huber klaar was voor commercialisering, 2. Huber overtuigd was van de commerciële haalbaarheid van zijn technologie op grotere schaal en 3. Huber voldoende productiecapaciteit vrij kon maken in de on-site PCC-installatie in Kuusankoski om de markt te betreden. De analyse van de Commissie hield ook rekening met 4. de aanloopkosten van Huber om de markt van calciumcarbonaten voor coatingdoeleinden te betreden. De Commissie meende dat Huber, vóór zij de onderhandelingen over een fusie met Omya begon, plannen had om met een sterke aanwezigheid de papiercoatingmarkt te betreden en dat met zijn technologie voor PCC-additieven ook vrij snel zou hebben gedaan.

(30)

Door de ligging van de installatie in Kuusankoski zou het voor Huber ook mogelijk geworden zijn om aan een aantal andere afnemers van Omya in Zuid-Finland te leveren. Deze klanten, die momenteel van Omya calciumcarbonaat voor coatingdoeleinden afnemen, zouden kunnen overwegen om minstens een deel van hun voorraden bij de installatie van Huber in Kuusankoski aan te kopen. De Commissie heeft vastgesteld dat voor een aantal klanten Hubers installatie in Kuusankoski zich significant dichterbij bevindt dan de dichtstbijzijnde installatie van SMI of Imerys (hierna „de getroffen afnemers” genoemd).

(31)

Ten derde zou Huber een doeltreffende concurrentiekracht vormen die zeer waarschijnlijk het gedrag van Omya op de markt van calciumcarbonaten voor papiercoating significant zou inperken. Gezien de marktstructuur in Finland en het feit dat de enige andere concurrent, SMI, klein blijft wat marktaandeel betreft en zijn locatie nadelig is, acht de Commissie het zeer waarschijnlijk dat de capaciteit van Huber in Kuusankoski Omya's aanbod van calciumcarbonaat voor coatingdoeleinden voor de geïdentificeerde Finse afnemers aanzienlijk zou beperken. De Commissie stelt tevens vast dat er in Zuid-Finland geen andere potentiële concurrenten zijn die voldoende concurrentiedruk uit kunnen oefenen.

(32)

Om bovenstaande redenen is de Commissie tot de conclusie gekomen dat de voorgenomen maatregel de mededinging significant zou kunnen belemmeren, in het bijzonder door het versterken van de dominante positie van Omya op de markt voor calciumcarbonaten voor coatingdoeleinden voor de getroffen afnemers in Zuid-Finland.

3.   Geen onderlinge afstemming of conglomeraateffect

(33)

Ten slotte concludeert de Commissie dat deze transactie waarschijnlijk geen aanleiding zal geven tot bezwaren wegens conglomeraateffect of tot een onderlinge afstemming van de gedragingen van de ondernemingen waardoor de prijzen boven concurrerende niveaus uitstijgen.

V.   VERBINTENISSEN

(34)

Om bovengenoemde horizontale mededingingsbezwaren op de markt van calciumcarbonaat voor coatingdoeleinden weg te nemen, hebben Omya en J.M. Huber Corporation op 23 mei 2006 een pakket verbintenissen bij de Commissie ingediend. Dit pakket bevatte twee alternatieve voorstellen voor verbintenissen; het eerste voorstel omvatte zowel het afstoten van de on-site PCC-installatie in Kuusankoski als de coating- en additieventechnologie, het tweede enkel het afstoten van de technologie.

(35)

De Commissie heeft besloten met betrekking tot het eerste voorstel een markttoets uit te voeren (het afstoten van de on-site PCC-installatie in Kuusankoski in Finland en de technologie voor PCC-coating en -additieven van Huber). De markttoets werd in totaal aan elf klanten en vier concurrenten die bij het onderzoek naar deze transactie betrokken waren, toegestuurd; hij werd door allen beantwoord (5). De respons op de markttoets was verschillend. Waar de klanten de verbintenis vooral als een mogelijkheid beschouwden om de mededingingsbezwaren van de Commissie weg te nemen, hebben de concurrenten hun twijfels uitgedrukt in verband met de draagwijdte van de voorgestelde maatregel en verbeteringen voor de verbintenis voorgesteld om een bevredigende oplossing te vinden voor de mededingingsbezwaren die de Commissie heeft geuit (6).

(36)

Met betrekking tot de eerste voorgestelde verbintenis heeft de Commissie onderzocht of de afstoting van de on-site vulstof PCC-installatie in Kuusankoski samen met de aangeboden technologie het mogelijk zou maken voor een geschikte koper van het afstotingspakket om op de markt van PCC-carbonaten voor coatingdoeleinden een concurrentiepositie te verwerven die vergelijkbaar is met de positie die Huber zou hebben gehad zonder de onderhavige transactie.

(37)

De Commissie heeft geconcludeerd dat de eerste alternatieve verbintenis (de afstoting van de on-site PCC-installatie in Kuusankoski en van de technologie), waarbij de geschikte koper toegang heeft tot zowel de reserveproductiecapaciteit als de nodige technologie en de nauwe samenwerking met de zogenoemde „host mill”, de koper in een vergelijkbare positie plaatst als die waarin Huber zich momenteel bevindt, met inbegrip van het voordeel van een gevestigde leverancier die geen nieuwe faciliteiten behoeft te bouwen in het geval hij met succes een verlenging van het contract heeft kunnen krijgen. Deze mogelijkheid zou bijgevolg de beste garantie vormen voor de levensvatbaarheid van de afstoting en de lancering van een geloofwaardig concurrerend product op de markt voor calciumcarbonaten voor coatingdoeleinden.

(38)

Verder is de Commissie van mening dat het vermogen en de drijfveren van de on-site PCC-installatie in Kuusankoski en de afgestoten technologie om als een concurrent op de markt op te treden en de concurrentie met Omya en andere bedrijven aan te gaan, in hoge mate afhangen van de identiteit van de koper. Daarom zou een geschikte koper in onderhavig geval een industriële koper zijn die reeds over de nodige financiële middelen en een aantoonbare expertise beschikt.

(39)

De Commissie concludeert bijgevolg dat de voorgestelde eerste verbintenis, de afstoting van de on-site PCC-installatie in Kuusankoski samen met de afstoting van Hubers coatingtechnologie (in het licht van de verbeteringen die de partijen op 3 juli 2006 voorgesteld hebben), de daadwerkelijke mededinging op de markt voor calciumcarbonaat voor coatingdoeleinden zou herstellen voor de getroffen afnemers in Zuid-Finland, aangezien de concurrentiedruk op Omya's calciumcarbonaat voor coatingdoeleinden die door de PCC-additieventechnologie van Huber wordt uitgeoefend en die als gevolg van de concentratie zoals deze oorspronkelijk was aangemeld, zou zijn verdwenen, hierdoor zou worden hersteld.

VI.   CONCLUSIE

(40)

Om de hierboven aangegeven redenen, al dan niet samen genomen, is de Commissie tot de conclusie gekomen dat de door Omya en J.M. Huber gedane toezeggingen voldoende zijn om de door deze concentratie veroorzaakte mededingingsbezwaren weg te nemen.

(41)

In de beschikking van de Commissie wordt de aangemelde transactie derhalve overeenkomstig artikel 8, lid 2, van de concentratieverordening verenigbaar verklaard met de gemeenschappelijke markt en de werking van de EER-overeenkomst.


(1)  PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1.

(2)  Onder industriële mineralen vallen PCC (neergeslagen calciumcarbonaat), GCC (gemalen calciumcarbonaat), kaolien, talk en dolomiet.

(3)  De term „carbonaten” omvat zowel PCC als GCC.

(4)  De Commissie heeft een omvangrijke databank in verband met leveringen van mineralen samensteld, met daarin de jaarlijkse leveringen van PCC en GCC als papiervulstof en voor coatingdoeleinden van alle belangrijke concurrenten voor de jaren 2002, 2003 en 2004 (gegevens gesorteerd volgens soort mineraal, minerale installatie van oorsprong, papierfabriek van bestemming, papiersoort, transportafstand, getransporteerde volumen, prijs per metrieke ton product in droge toestand, vervoerswijze en -kosten).

(5)  Bovendien heeft ook de Finse Mededingingsautoriteit een antwoord ingediend.

(6)  Wat betreft de tweede verbintenis, waarbij enkel de technologie wordt afgestoten, heeft de Commissie de voorgestelde maatregel onderzocht en geconcludeerd dat hij de mededingingsbezwaren niet wegneemt; de Commissie heeft derhalve met betrekking tot deze maatregel geen markttoets uitgevoerd.