ISSN 1725-2598 |
||
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 62 |
|
Uitgave in de Nederlandse taal |
Wetgeving |
50e jaargang |
Inhoud |
|
I Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie verplicht is |
Bladzijde |
|
|
VERORDENINGEN |
|
|
|
||
|
|
||
|
* |
||
|
* |
Verordening (EG) nr. 215/2007 van de Commissie van 28 februari 2007 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1177/2003 van het Europees Parlement en de Raad inzake de communautaire statistiek van inkomens en levensomstandigheden (EU-SILC) wat de lijst van secundaire doelvariabelen betreffende overmatige schuldenlast en financiële uitsluiting betreft ( 1 ) |
|
|
* |
||
|
* |
||
|
* |
|
|
II Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie niet verplicht is |
|
|
|
BESLUITEN/BESCHIKKINGEN |
|
|
|
Commissie |
|
|
|
2007/141/EG |
|
|
* |
Beschikking van de Commissie van 26 februari 2007 waarbij wordt vastgesteld dat artikel 30, lid 1, van Richtlijn 2004/17/EG van het Europees Parlement en de Raad houdende coördinatie van de procedures voor het plaatsen van opdrachten in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en postdiensten, van toepassing is op de levering van gas en elektriciteit in Engeland, Schotland en Wales (Kennisgeving geschied onder nummer C(2007) 559) ( 1 ) |
|
|
|
2007/142/EG |
|
|
* |
|
|
|
(1) Voor de EER relevante tekst |
NL |
Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben. Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten. |
I Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie verplicht is
VERORDENINGEN
1.3.2007 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 62/1 |
VERORDENING (EG) Nr. 212/2007 VAN DE COMMISSIE
van 28 februari 2007
tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 3223/94 van de Commissie van 21 december 1994 houdende uitvoeringsbepalingen van de invoerregeling voor groenten en fruit (1), en met name op artikel 4, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
In Verordening (EG) nr. 3223/94 zijn op grond van de multilaterale handelsbesprekingen in het kader van de Uruguayronde de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de periodes die in de bijlage bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt. |
(2) |
Op grond van de bovenvermelde criteria moeten de forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld op de in de bijlage bij deze verordening vermelde niveaus, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De in artikel 4 van Verordening (EG) nr. 3223/94 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld zoals aangegeven in de tabel in de bijlage bij deze verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 1 maart 2007.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 28 februari 2007.
Voor de Commissie
Jean-Luc DEMARTY
Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling
(1) PB L 337 van 24.12.1994, blz. 66. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 386/2005 (PB L 62 van 9.3.2005, blz. 3).
BIJLAGE
bij de verordening van de Commissie van 28 februari 2007 tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit
(EUR/100 kg) |
||
GN-code |
Code derde landen (1) |
Forfaitaire invoerwaarde |
0702 00 00 |
IL |
116,2 |
MA |
58,3 |
|
TN |
136,3 |
|
TR |
147,2 |
|
ZZ |
114,5 |
|
0707 00 05 |
MA |
96,4 |
MK |
57,6 |
|
TR |
173,6 |
|
ZZ |
109,2 |
|
0709 90 70 |
MA |
58,1 |
TR |
107,2 |
|
ZZ |
82,7 |
|
0709 90 80 |
IL |
141,5 |
ZZ |
141,5 |
|
0805 10 20 |
CU |
36,3 |
EG |
48,6 |
|
IL |
57,4 |
|
MA |
43,1 |
|
TN |
46,1 |
|
TR |
66,0 |
|
ZZ |
49,6 |
|
0805 50 10 |
EG |
63,4 |
IL |
64,5 |
|
TR |
44,6 |
|
ZZ |
57,5 |
|
0808 10 80 |
AR |
90,7 |
CA |
101,7 |
|
CL |
112,4 |
|
CN |
98,8 |
|
US |
114,8 |
|
ZZ |
103,7 |
|
0808 20 50 |
AR |
79,5 |
CL |
77,6 |
|
CN |
66,5 |
|
US |
90,8 |
|
ZA |
80,4 |
|
ZZ |
79,0 |
(1) Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „andere oorsprong”.
1.3.2007 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 62/3 |
VERORDENING (EG) Nr. 213/2007 VAN DE COMMISSIE
van 28 februari 2007
tot vaststelling van de invoerrechten in de sector granen van toepassing vanaf 1 maart 2007
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1784/2003 van de Raad van 29 september 2003 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector granen (1),
Gelet op Verordening (EG) nr. 1249/96 van de Commissie van 28 juni 1996 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 1766/92 van de Raad ten aanzien van de invoerrechten in de sector granen (2), en met name op artikel 2, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
In artikel 10, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1784/2003 is bepaald dat het invoerrecht voor de producten van de GN-codes 1001 10 00, 1001 90 91, ex 1001 90 99 (zachte tarwe van hoge kwaliteit), 1002, ex 1005, met uitzondering van hybriden voor zaaidoeleinden, en ex 1007, met uitzondering van hybriden voor zaaidoeleinden, gelijk is aan de interventieprijs voor deze producten bij de invoer, verhoogd met 55 % en verminderd met de cif-invoerprijs voor de betrokken zending. Dit invoerrecht mag echter niet hoger zijn dan het recht van het gemeenschappelijk douanetarief. |
(2) |
In artikel 10, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1784/2003 is bepaald dat voor de berekening van het in lid 2 van dat artikel bedoelde invoerrecht regelmatig representatieve cif-invoerprijzen voor de betrokken producten worden vastgesteld. |
(3) |
Overeenkomstig artikel 2, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1249/96 is de prijs die in aanmerking moet worden genomen voor de berekening van het invoerrecht voor de producten van de GN-codes 1001 10 00, 1001 90 91, ex 1001 90 99 (zachte tarwe van hoge kwaliteit), 1002 00, 1005 10 90, 1005 90 00 en 1007 00 90, de dagelijkse representatieve cif-invoerprijs die wordt bepaald volgens de methode van artikel 4 van die verordening. |
(4) |
Er dienen invoerrechten te worden vastgesteld voor de periode vanaf 1 maart 2007, die van toepassing zullen zijn tot er nogmaals nieuwe invoerrechten worden vastgesteld en in werking treden, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De in artikel 10, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1784/2003 bedoelde invoerrechten in de sector granen die van toepassing zullen zijn vanaf 1 maart 2007, worden in bijlage I bij de onderhavige verordening vastgesteld zoals zij zijn bepaald aan de hand van de in bijlage II bij de onderhavige verordening vermelde elementen.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 1 maart 2007.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 28 februari 2007.
Voor de Commissie
Jean-Luc DEMARTY
Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling
(1) PB L 270 van 21.10.2003, blz. 78. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1154/2005 van de Commissie (PB L 187 van 19.7.2005, blz. 11).
(2) PB L 161 van 29.6.1996, blz. 125. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1816/2005 (PB L 292 van 8.11.2005, blz. 5).
BIJLAGE I
Vanaf 1 maart 2007 geldende invoerrechten voor de in artikel 10, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1784/2003 bedoelde producten
GN-code |
Omschrijving |
Invoerrecht (1) (EUR/t) |
1001 10 00 |
HARDE TARWE van hoge kwaliteit |
0,00 |
van gemiddelde kwaliteit |
0,00 |
|
van lage kwaliteit |
0,00 |
|
1001 90 91 |
ZACHTE TARWE, zaaigoed |
0,00 |
ex 1001 90 99 |
ZACHTE TARWE van hoge kwaliteit, andere dan zaaigoed |
0,00 |
1002 00 00 |
ROGGE |
0,00 |
1005 10 90 |
MAÏS, zaaigoed, ander dan hybriden |
0,00 |
1005 90 00 |
MAÏS, andere dan zaaigoed (2) |
0,00 |
1007 00 90 |
GRAANSORGHO, andere dan hybriden bestemd voor zaaidoeleinden |
0,00 |
(1) Voor producten die via de Atlantische Oceaan of het Suezkanaal in de Gemeenschap worden aangevoerd, komt de importeur op grond van artikel 2, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1249/96 in aanmerking voor een verlaging van het invoerrecht met:
— |
3 EUR/t als de loshaven aan de Middellandse Zee ligt, |
— |
2 EUR/t als de loshaven in Denemarken, Estland, Ierland, Letland, Litouwen, Polen, Finland, Zweden, het Verenigd Koninkrijk of aan de Atlantische kust van het Iberisch Schiereiland ligt. |
(2) De importeur komt in aanmerking voor een forfaitaire verlaging van het invoerrecht met 24 EUR/t als aan de in artikel 2, lid 5, van Verordening (EG) nr. 1249/96 vastgestelde voorwaarden is voldaan.
BIJLAGE II
Elementen voor de berekening van de in bijlage I vastgestelde rechten
Periode van 15-27 februari 2007
1. |
Gemiddelden over de in artikel 2, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1249/96 bedoelde referentieperiode:
|
2. |
Gemiddelden over de in artikel 2, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1249/96 bedoelde referentieperiode:
|
(1) Premie van 14 EUR/t inbegrepen (artikel 4, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1249/96).
(2) Korting van 10 EUR/t (artikel 4, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1249/96).
(3) Korting van 30 EUR/t (artikel 4, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1249/96).
1.3.2007 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 62/6 |
VERORDENING (EG) Nr. 214/2007 VAN DE COMMISSIE
van 28 februari 2007
tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 2454/93 houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (1), en met name op artikel 247,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie (2) is een systeem voor het beheer van tariefcontingenten ingesteld. Om de administratieve lasten en kosten bij invoer te beperken en een eenvormige behandeling te bevorderen, is bepaald dat bepaalde tariefcontingenten als kritiek moeten worden beschouwd. Uit de ervaring met het systeem en het verbeterde gebruik van de elektronische gegevensuitwisseling tussen de lidstaten en de Commissie is gebleken, dat de criteria ter bepaling of een tariefcontingent kritiek is, verder kunnen worden versoepeld zonder dat de eigen middelen van de Gemeenschap hierdoor in gevaar komen. Daarom moet een tariefcontingent als kritiek worden beschouwd wanneer 90 % van de oorspronkelijke omvang van het contingent is benut, in plaats van 75 %, zoals in de thans geldende regeling. |
(2) |
De noodzaak toezicht op goederen te houden om gegevens over de invoer en de uitvoer te verkrijgen, is sterk toegenomen. Als gevolg daarvan moeten de lidstaten, in geval van toezicht op goederen, vaker dan op grond van de thans geldende regeling de Commissie gegevens verstrekken over de douaneaangiften voor het vrije verkeer of de douaneaangiften ten uitvoer. Wanneer deze gegevens niet of slechts gedeeltelijk beschikbaar zijn op de datum van een douaneaangifte in het kader van een vereenvoudigde procedure, moeten deze later worden verstrekt. |
(3) |
Verordening (EEG) nr. 2454/93 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(4) |
De in deze verordening vervatte bepalingen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité douanewetboek, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Verordening (EEG) nr. 2454/93 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
In artikel 308 bis, lid 10, wordt „10 ecu” vervangen door „10 EUR”. |
2) |
Artikel 308 quater wordt als volgt gewijzigd:
|
3) |
Artikel 308 quinquies komt als volgt te luiden: „Artikel 308 quinquies 1. Wanneer communautair toezicht moet worden gehouden, verstrekken de lidstaten de Commissie ten minste eenmaal per week gegevens over de douaneaangiften voor het vrije verkeer of de douaneaangiften ten uitvoer. De lidstaten werken met de Commissie samen, om te bepalen welke gegevens van de douaneaangiften voor het vrije verkeer of de douaneaangiften ten uitvoer moeten worden verstrekt. 2. De door de individuele lidstaten op grond van lid 1 verstrekte gegevens worden als vertrouwelijk behandeld. De geaggregeerde gegevens voor elke lidstaat zijn echter beschikbaar voor bevoegde gebruikers in alle lidstaten. De lidstaten werken met de Commissie samen om de praktische voorschriften op te stellen betreffende de toegestane toegang tot de geaggregeerde gegevens. 3. Ten aanzien van bepaalde goederen wordt het toezicht op vertrouwelijke grondslag uitgeoefend. 4. Wanneer de in lid 1 van dit artikel bedoelde gegevens niet beschikbaar zijn in het kader van de in de artikelen 253 tot en met 267 en 280 tot en met 289 bedoelde vereenvoudigde procedures, verstrekken de lidstaten de Commissie de gegevens die op de datum van de aanvaarding van de volledige of aanvullende aangifte beschikbaar zijn.”. |
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 28 februari 2007.
Voor de Commissie
László KOVÁCS
Lid van de Commissie
(1) PB L 302 van 19.10.1992, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1791/2006 (PB L 363 van 20.12.2006, blz. 1).
(2) PB L 253 van 11.10.1993, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1875/2006 (PB L 360 van 19.12.2006, blz. 64).
1.3.2007 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 62/8 |
VERORDENING (EG) Nr. 215/2007 VAN DE COMMISSIE
van 28 februari 2007
tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1177/2003 van het Europees Parlement en de Raad inzake de communautaire statistiek van inkomens en levensomstandigheden (EU-SILC) wat de lijst van secundaire doelvariabelen betreffende overmatige schuldenlast en financiële uitsluiting betreft
(Voor de EER relevante tekst)
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1177/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 16 juni 2003 inzake de communautaire statistiek van inkomens en levensomstandigheden (EU-SILC) (1), en met name op artikel 15, lid 2, onder f),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
In Verordening (EG) nr. 1177/2003 is een gemeenschappelijk kader vastgesteld voor de systematische productie van een communautaire statistiek van inkomens en levensomstandigheden, die vergelijkbare en actuele transversale en longitudinale gegevens over de inkomens en het niveau en de structuur van de armoede en de sociale uitsluiting op nationaal en Europees niveau omvat. |
(2) |
Op grond van artikel 15, lid 2, onder f), van Verordening (EG) nr. 1177/2003 zijn uitvoeringsmaatregelen noodzakelijk voor de lijst van secundaire doelgebieden en -variabelen die jaarlijks moeten worden opgenomen in het transversale gedeelte van de EU-SILC. Voor het jaar 2008 moet de lijst van secundaire doelvariabelen voor de module inzake overmatige schuldenlast en financiële uitsluiting worden vastgesteld. Deze moet vergezeld gaan van de codes en definities van de variabelen. |
(3) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité statistisch programma, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De lijst van secundaire doelvariabelen en de codes en definities van de variabelen voor de module 2008 inzake overmatige schuldenlast en financiële uitsluiting, die moet worden opgenomen in het transversale onderzoek van de communautaire statistiek van inkomens en levensomstandigheden (EU-SILC), worden vastgesteld in de bijlage.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 28 februari 2007.
Voor de Commissie
Joaquín ALMUNIA
Lid van de Commissie
(1) PB L 165 van 3.7.2003, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1791/2006 van de Raad (PB L 363 van 20.12.2006, blz. 1).
BIJLAGE
Voor de toepassing van deze verordening zijn de volgende eenheden, wijzen van gegevensverzameling, referentieperioden en definities van toepassing.
1. Eenheden
De doelvariabelen hebben uitsluitend betrekking op het huishouden. In samenhang met financiële diensten wordt onder het huishouden ieder lid van het huishouden verstaan.
2. Wijze van gegevensverzameling
Voor alle doelvariabelen worden de gegevens verzameld door middel van een persoonlijk interview met de respondent van het huishouden of een uittreksel uit registers.
3. Referentieperioden
De doelvariabelen hebben betrekking op vier typen referentieperioden:
— |
Afgelopen 12 maanden (betalingsachterstanden) |
— |
Komende 12 maanden (toekomstverwachtingen) |
— |
Afgelopen 3 maanden (negatief saldo krediet-/klantenkaart) |
— |
Thans (alle andere variabelen). |
4. Definities
1. Bedragen
a) |
Variabelen voor het verzamelen van de bedragen: het bedrag moet worden verzameld met behulp van een door de werkgroep Levensomstandigheden op te stellen geharmoniseerde discrete schaal. |
2. Bankrekening
a) |
Lopende bankrekening: depositorekening met faciliteiten voor dagelijkse financiële verrichtingen zoals flexibele betalingsmethoden waarmee de klant rechtstreeks geld aan anderen kan overmaken. De diensten die doorgaans bij een lopende rekening worden geboden, zijn onder meer een chequeboek, automatische betalingen, automatische afschrijvingen en betalingen met een debetkaart. Een spaarrekening is geen lopende rekening wanneer deze faciliteiten niet beschikbaar zijn. |
b) |
Overschrijdingskrediet: het huishouden heeft op het ogenblik een negatieve balans op één van zijn bankrekeningen als gevolg van financiële problemen (acute geldnood, uitgaven hoger dan inkomsten, enz.). Over het verschuldigde bedrag wordt rente berekend. De bankrekening hoeft geen lopende rekening te zijn. |
3. Krediet- en klantenkaarten
a) |
Een kredietkaart (Visa, Amex, MasterCard, Diners, enz.) verschaft een specifieke kredietfaciliteit: het bedrag wordt aan de gebruiker geleend vanaf het moment van aankoop van het artikel tot het moment waarop het bedrag volledig is terugbetaald; er wordt rente geheven over het bedrag dat aan het eind van de maand niet is terugbetaald. De gebruiker ontvangt elke maand een overzicht van zijn uitgaven met een vermelding van het minimaal terug te betalen bedrag. Een kredietkaart is geen bankkaart, waarbij het verschuldigde bedrag rechtstreeks van een aan de kaart gekoppelde rekening wordt afgeboekt. |
b) |
Een klantenkaart is een kredietkaart die wordt uitgegeven door een bepaalde onderneming/winkel en die alleen kan worden gebruikt voor betalingen aan die onderneming/winkel. |
c) |
Negatief saldo: het huishouden heeft door financiële problemen gedurende minstens de laatste drie maanden het met krediet- of klantenkaarten uitgegeven of verschuldigde bedrag aan het eind van de maand niet volledig betaald. |
4. Bron van kredieten en leningen
a) |
Kredieten en leningen omvatten alle commerciële kredieten en leningen die in termijnen moeten worden afbetaald, behalve hypotheekleningen voor de hoofdwoning. Overschrijdingsregelingen en krediet- en klantenkaarten zonder afbetalingsschema vallen hierbuiten. Leningen van vrienden en bekenden (informeel krediet) zijn evenmin inbegrepen. |
5. Betalingsachterstanden
a) |
Betalingsachterstanden: verschuldigde bedragen (rekeningen, rente, krediet-/hypotheekaflossingen enz.) die gedurende de afgelopen twaalf maanden niet tijdig zijn betaald om financiële redenen; hetzelfde concept als voor HS010, HS020 en HS030 wordt gebruikt. |
b) |
Totale betalingsachterstand: de som van de verschuldigde bedragen die het huishouden op de peildatum niet tijdig kon betalen. |
c) |
Aan de huisvesting gerelateerde rekeningen/betalingen: huur en hypotheekaflossingen voor de hoofdwoning en rekeningen voor water, elektriciteit, gas, verwarming enz. Moet overeenkomen met de dekking van de variabelen HS010 en HS020. |
d) |
Andere aflossingen van leningen en kredieten: geldleningen (anders dan hypotheekaflossingen voor de hoofdwoning) of aankopen op afbetaling e.d. (postorderaankopen, autoleningen enz.). Minimumterugbetalingen voor krediet- en klantenkaarten zijn eveneens inbegrepen. Moet overeenkomen met de dekking van de variabele HS030. |
e) |
Overige rekeningen van het huishouden, anders dan voor huisvesting: onderwijs, gezondheid en andere niet aan de huisvesting gerelateerde rekeningen. |
6. Inkomensdaling
a) |
Inkomen: bruto totaal inkomen van het huishouden. |
7. Financiële uitsluiting
a) |
Redenen dat het huishouden geen lopende bankrekening heeft en er een nodig heeft: meerdere redenen kunnen worden genoemd en deze worden met behulp van de variabelen MI111-MI114 gerapporteerd. De vragen worden gefilterd: de vragen moeten niet worden gesteld aan huishoudens die een lopende bankrekening hebben of er geen nodig hebben. |
b) |
Redenen dat het huishouden geen commercieel krediet heeft en het nodig heeft: meerdere redenen kunnen worden genoemd en deze worden met behulp van de variabelen MI122-MI125 gerapporteerd. Commercieel krediet: overschrijdingregelingen, krediet- of klantenkaarten, hypotheken en andere leningen of aan aankopen verbonden kredieten. Leningen van vrienden en bekenden zijn uitgesloten. De vragen worden gefilterd: de vragen moeten niet worden gesteld aan de huishoudens die geen commercieel krediet hebben of het niet nodig hebben. De vragen moeten wel worden gesteld aan de huishoudens die alleen van familie en vrienden hebben geleend. |
5. Toezending van gegevens aan Eurostat
De secundaire doelvariabelen voor „overmatige schuldenlast en financiële uitsluiting” worden verzonden aan Eurostat in het gegevensbestand betreffende huishoudens (H) na de primaire doelvariabelen.
GEBIEDEN EN LIJST VAN DOELVARIABELEN
Naam variabele |
Module 2008 |
Overmatige schuldenlast en financiële uitsluiting |
Code |
Doelvariabele |
|
Bankrekeningen en overschrijdingskrediet |
||
MI010 |
|
Huishouden heeft een lopende bankrekening |
1 |
Ja |
|
2 |
Neen |
|
MI010_F |
1 |
Variabele ingevuld |
-1 |
Ontbreekt |
|
MI020 |
|
Huishouden heeft negatief saldo op een van zijn bankrekeningen |
1 |
Ja |
|
2 |
Neen |
|
MI020_F |
1 |
Variabele ingevuld |
-1 |
Ontbreekt |
|
-2 |
nvt (geen bankrekening) |
|
MI025 |
|
Geschat totaal negatief saldo op de bankrekeningen van het huishouden, in klassen |
1-9 |
Klasse |
|
MI025_F |
1 |
Variabele ingevuld |
-1 |
Ontbreekt |
|
-2 |
nvt (geen negatief saldo: MI020=2) |
|
Krediet- en klantenkaarten |
||
MI030 |
|
Huishouden heeft kredietkaart(en) en/of klantenkaart(en) |
1 |
Ja |
|
2 |
Neen |
|
MI030_F |
1 |
Variabele ingevuld |
-1 |
Ontbreekt |
|
MI040 |
|
Huishouden heeft kredietkaart(en) en/of klantenkaart(en) met negatief saldo |
1 |
Ja |
|
2 |
Neen |
|
MI040_F |
1 |
Variabele ingevuld |
-1 |
Ontbreekt |
|
-2 |
nvt (geen krediet-/klantenkaart (MI030=2)) |
|
MI045 |
|
Geschat totaal negatief saldo op het laatste maandoverzicht op de krediet-/klantenkaarten van het huishouden, in klassen |
1-9 |
Klasse |
|
MI045_F |
1 |
Variabele ingevuld |
-1 |
Ontbreekt |
|
-2 |
nvt (geen negatief saldo op krediet-/klantenkaart (MI040=2 of MI030=2)) |
|
Bron van kredieten en leningen |
||
MI050 |
|
Huishouden heeft kredieten of leningen (anders dan hypotheek voor de hoofdwoning) |
1 |
Ja |
|
2 |
Neen |
|
MI050_F |
1 |
Variabele ingevuld |
-1 |
Ontbreekt |
|
MI051 |
|
Huishouden heeft hypotheek voor een andere dan de hoofdwoning |
1 |
Ja |
|
2 |
Neen |
|
MI051_F |
1 |
Variabele ingevuld |
-1 |
Ontbreekt |
|
-2 |
nvt (MI050=2) |
|
MI052 |
|
Huishouden heeft huurkoopverplichtingen (bv. leasing, auto, technisch materieel) |
1 |
Ja |
|
2 |
Neen |
|
MI052_F |
1 |
Variabele ingevuld |
-1 |
Ontbreekt |
|
-2 |
nvt (MI050=2) |
|
MI053 |
|
Huishouden heeft kredieten/leningen in verband met de woning (inrichting, huishoudelijke apparatuur, reparaties) |
1 |
Ja |
|
2 |
Neen |
|
MI053_F |
1 |
Variabele ingevuld |
-1 |
Ontbreekt |
|
-2 |
nvt (MI050=2) |
|
MI054 |
|
Huishouden moet kredieten/leningen afbetalen voor vakantie/vrije tijd |
1 |
Ja |
|
2 |
Neen |
|
MI054_F |
1 |
Variabele ingevuld |
-1 |
Ontbreekt |
|
-2 |
nvt (MI050=2) |
|
MI055 |
|
Huishouden moet kredieten/leningen afbetalen voor onderwijs of kinderverzorging |
1 |
Ja |
|
2 |
Neen |
|
MI055_F |
1 |
Variabele ingevuld |
-1 |
Ontbreekt |
|
-2 |
nvt (MI050=2) |
|
MI056 |
|
Huishouden moet kredieten/leningen afbetalen in verband met gezondheid |
1 |
Ja |
|
2 |
Neen |
|
MI056_F |
1 |
Variabele ingevuld |
-1 |
Ontbreekt |
|
-2 |
nvt (MI050=2) |
|
MI057 |
|
Huishouden moet kredieten/leningen afbetalen voor investeringen of het opstarten van een bedrijf |
1 |
Ja |
|
2 |
Neen |
|
MI057_F |
1 |
Variabele ingevuld |
-1 |
Ontbreekt |
|
-2 |
nvt (MI050=2) |
|
MI058 |
|
Huishouden heeft andere geldleningen (schuldomzetting om overschrijdingskredieten, kredietkaartafbetalingen, andere rekeningen enz. te dekken) |
1 |
Ja |
|
2 |
Neen |
|
MI058_F |
1 |
Variabele ingevuld |
-1 |
Ontbreekt |
|
-2 |
nvt (MI050=2) |
|
Betalingsachterstanden |
||
MI060 |
|
Betalingsachterstanden bij andere rekeningen van het huishouden, anders dan voor huisvesting: |
1 |
Ja |
|
2 |
Neen |
|
MI060_F |
1 |
Variabele ingevuld |
-1 |
Ontbreekt |
|
-2 |
nvt [geen andere rekeningen van het huishouden, anders dan voor huisvesting] |
|
MI065 |
|
Geschat totaalbedrag aan huidige betalingsachterstanden voor andere rekeningen van het huishouden, anders dan voor huisvesting, in klassen |
1-9 |
Klasse |
|
MI065_F |
1 |
Variabele ingevuld |
-1 |
Ontbreekt |
|
-2 |
nvt (momenteel geen betalingsachterstanden (MI060=2 of huidig verschuldigd bedrag is nul) of geen andere rekeningen van het huishouden, anders dan voor huisvesting (MI060_F=-2)) |
|
MI075 |
|
Geschat totaalbedrag aan huidige betalingsachterstanden voor rekeningen/terugbetalingen voor huisvesting van het huishouden, in klassen |
1-9 |
Klasse |
|
MI075_F |
1 |
Variabele ingevuld |
-1 |
Ontbreekt |
|
-2 |
nvt (momenteel geen betalingsachterstanden (HS010=2 en HS020=2 of huidig verschuldigd bedrag is nul) of geen rekeningen/terugbetalingen voor huisvesting van het huishouden (HS010_F=-2 en HS020_F=-2)) |
|
MI085 |
|
Geschat totaalbedrag aan huidige betalingsachterstanden voor rekeningen/terugbetalingen voor huisvesting van het huishouden, in klassen |
1-9 |
Klasse |
|
MI085_F |
1 |
Variabele ingevuld |
-1 |
Ontbreekt |
|
-2 |
nvt (momenteel geen betalingsachterstanden (HS030=2 of huidig verschuldigd bedrag is nul) of geen andere leningen en terugbetalingen van kredieten (HS030_F=-2)) |
|
Inkomensdaling |
||
MI090 |
|
Aanzienlijke inkomensdaling van het huishouden in de laatste twaalf maanden |
1 |
Ja |
|
2 |
Neen |
|
MI090_F |
1 |
Variabele ingevuld |
-1 |
Ontbreekt |
|
MI095 |
|
Belangrijkste reden voor inkomensdaling |
1 |
Baanverlies/ontslag |
|
2 |
Wijziging in aantal gewerkte uren en/of in lonen |
|
3 |
Arbeidsongeschiktheid door ziekte of invaliditeit |
|
4 |
Moederschap — ouderschapsverlof — zorg voor kinderen |
|
5 |
Pensionering |
|
6 |
Einde huwelijk/relatie |
|
7 |
Andere wijziging in samenstelling huishouden |
|
8 |
Andere redenen |
|
MI095_F |
1 |
Variabele ingevuld |
-1 |
Ontbreekt |
|
-2 |
nvt (geen inkomensdaling (MI090=2)) |
|
Toekomstverwachtingen |
||
MI100 |
|
Verwachting van de financiële situatie in de volgende twaalf maanden; wat verwacht u van uw financiële situatie? |
1 |
Verbetering |
|
2 |
Blijft ongeveer gelijk |
|
3 |
Verslechtering |
|
4 |
Weet niet |
|
MI100_F |
1 |
Variabele ingevuld |
-1 |
Ontbreekt |
|
Financiële uitsluiting |
||
Redenen dat het huishouden geen lopende bankrekening heeft |
||
MI110 |
|
Huishouden heeft geen rekening nodig en geeft de voorkeur aan contante transacties |
1 |
Ja |
|
2 |
Neen |
|
MI110_F |
1 |
Variabele ingevuld |
-1 |
Ontbreekt |
|
-2 |
nvt (huishouden heeft lopende bankrekening (MI010=1)) |
|
MI111 |
|
Kosten zijn te hoog |
1 |
Ja |
|
2 |
Neen |
|
MI111_F |
1 |
Variabele ingevuld |
-1 |
Ontbreekt |
|
-2 |
nvt (huishouden heeft lopende bankrekening (MI010=1) of heeft er geen nodig (MI110=1)) |
|
MI112 |
|
Er is geen bankfiliaal in de woon- of werkomgeving van het huishouden |
1 |
Ja |
|
2 |
Neen |
|
MI112_F |
1 |
Variabele ingevuld |
-1 |
Ontbreekt |
|
-2 |
nvt (huishouden heeft lopende bankrekening (MI010=1) of heeft er geen nodig (MI110=1)) |
|
MI113 |
|
Verzoek van huishouden om bankrekening is afgewezen |
1 |
Ja |
|
2 |
Neen |
|
MI113_F |
1 |
Variabele ingevuld |
-1 |
Ontbreekt |
|
-2 |
nvt (huishouden heeft lopende bankrekening (MI010=1) of heeft er geen nodig (MI110=1)) |
|
MI114 |
|
De banken zouden het huishouden weigeren |
1 |
Ja |
|
2 |
Neen |
|
MI114_F |
1 |
Variabele ingevuld |
-1 |
Ontbreekt |
|
-2 |
nvt (huishouden heeft lopende bankrekening (MI010=1) of heeft er geen nodig (MI110=1)) |
|
Redenen dat het huishouden geen commercieel krediet heeft |
||
MI120 |
|
Huishouden hoeft niet te lenen |
1 |
Ja |
|
2 |
Neen |
|
MI120_F |
1 |
Variabele ingevuld |
-1 |
Ontbreekt |
|
-2 |
nvt (huishouden heeft commercieel krediet) |
|
MI121 |
|
Huishouden kan van familie of vrienden lenen |
1 |
Ja |
|
2 |
Neen |
|
MI121_F |
1 |
Variabele ingevuld |
-1 |
Ontbreekt |
|
-2 |
nvt (huishouden heeft commercieel krediet) |
|
MI122 |
|
Huishouden zou de schuld niet kunnen terugbetalen |
1 |
Ja |
|
2 |
Neen |
|
MI122_F |
1 |
Variabele ingevuld |
-1 |
Ontbreekt |
|
-2 |
nvt (huishouden heeft commercieel krediet of heeft het niet nodig (MI120=1)) |
|
MI123 |
|
Verzoek van huishouden om commercieel krediet is afgewezen |
1 |
Ja |
|
2 |
Neen |
|
MI123_F |
1 |
Variabele ingevuld |
-1 |
Ontbreekt |
|
-2 |
nvt (huishouden heeft commercieel krediet of heeft het niet nodig (MI120=1)) |
|
MI124 |
|
Huishouden had commercieel krediet maar dit is ingetrokken |
1 |
Ja |
|
2 |
Neen |
|
MI124_F |
1 |
Variabele ingevuld |
-1 |
Ontbreekt |
|
-2 |
nvt (huishouden heeft commercieel krediet of heeft het niet nodig (MI120=1)) |
|
MI125 |
|
De banken zouden het huishouden een krediet weigeren |
1 |
Ja |
|
2 |
Neen |
|
MI125_F |
1 |
Variabele ingevuld |
-1 |
Ontbreekt |
|
-2 |
nvt (huishouden heeft commercieel krediet of heeft het niet nodig (MI120=1)) |
1.3.2007 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 62/16 |
VERORDENING (EG) Nr. 216/2007 VAN DE COMMISSIE
van 28 februari 2007
tot opening van een onderzoek naar de mogelijke ontduiking van de antidumpingmaatregelen die bij Verordening (EG) nr. 1629/2004 van de Raad werden ingesteld op de invoer van bepaalde grafietelektrodesystemen uit India door de invoer van bepaald kunstmatig grafiet uit India, en tot onderwerping van deze invoer aan registratieplicht
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad van 22 december 1995 betreffende bescherming tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (1) (hierna „de basisverordening” genoemd), en met name op artikel 13, lid 3, en artikel 14, leden 3 en 5,
Overwegende hetgeen volgt:
A. VERZOEK
(1) |
De Commissie heeft een verzoek ontvangen, ingediend op grond van artikel 13, lid 3, van de basisverordening, om een onderzoek in te stellen naar de mogelijke ontduiking van de op de invoer van bepaalde grafietelektrodesystemen uit India ingestelde antidumpingmaatregelen. |
(2) |
Het verzoek werd op 15 januari 2007 door de European Carbon and Graphite Association (ECGA) ingediend namens de communautaire producenten van bepaalde grafietelektrodesystemen. |
B. PRODUCT
(3) |
De mogelijke ontduiking van de antidumpingmaatregelen betreft grafietelektroden van de soort die voor elektrische ovens worden gebruikt, met een schijnbare dichtheid van minimaal 1,65 g/cm3 en een elektrische weerstand van maximaal 6,0 μΩ.m, die vallen onder GN-code ex 8545 11 00 (Taric-code 8545110010), en nippels voor deze elektroden, die vallen onder GN-code ex 8545 90 90 (Taric-code 8545909010), tezamen of afzonderlijk ingevoerd, van oorsprong uit India (hierna „het betrokken product” genoemd). De codes worden slechts ter informatie vermeld. |
(4) |
Bij het onderzochte product gaat het om staven van kunstmatig grafiet met een diameter van 75 mm of meer, van oorsprong uit India, (hierna „het onderzochte product” genoemd), gewoonlijk aangegeven onder GN-code ex 3801 10 00 (Taric-code 3801100010). Deze code wordt slechts ter informatie vermeld. Het onderzochte product is een tussenproduct in de vervaardiging van het betrokken product en het bezit reeds de basiskenmerken daarvan. |
C. BESTAANDE MAATREGELEN
(5) |
De thans geldende maatregelen die mogelijk worden ontdoken, zijn de bij Verordening (EG) nr. 1629/2004 van de Raad (2) ingestelde antidumpingmaatregelen. |
D. MOTIVERING
(6) |
Het verzoek bevat voldoende bewijsmateriaal dat de antidumpingmaatregelen op de invoer van het betrokken product worden ontdoken door de invoer van het onderzochte product. |
(7) |
Het bewijsmateriaal is als volgt:
|
E. PROCEDURE
(8) |
Gelet op het voorgaande is de Commissie tot de conclusie gekomen dat er voldoende bewijsmateriaal is om een onderzoek te openen op grond van artikel 13 van de basisverordening en de invoer van het onderzochte product aan registratieplicht te onderwerpen overeenkomstig artikel 14, lid 5, van de basisverordening. |
a) Vragenlijsten
(9) |
Om de voor het onderzoek noodzakelijk geachte informatie te verkrijgen, zal de Commissie vragenlijsten zenden aan exporteurs/producenten en organisaties van exporteurs/producenten in India, importeurs en organisaties van importeurs in de Gemeenschap die hebben meegewerkt aan het onderzoek dat tot de bestaande maatregelen heeft geleid, alsook aan de autoriteiten van India. Zo nodig kunnen ook inlichtingen worden ingewonnen bij de bedrijfstak van de Gemeenschap. |
(10) |
Alle belanghebbenden moeten in ieder geval zo spoedig mogelijk, en binnen de termijn die is vastgesteld in artikel 3, contact opnemen met de Commissie om na te gaan of hun onderneming in het verzoek is genoemd en, zo nodig, binnen de in artikel 3, lid 1, vermelde termijn een vragenlijst aanvragen, daar de in artikel 3, lid 2, vermelde termijn op alle partijen van toepassing is. |
(11) |
De autoriteiten van India worden van de opening van het onderzoek in kennis gesteld en ontvangen een kopie van het verzoek. |
b) Het schriftelijk en mondeling verstrekken van inlichtingen
(12) |
Alle belanghebbenden wordt verzocht hun standpunt schriftelijk uiteen te zetten en de Commissie bewijsmateriaal toe te zenden. Voorts kan de Commissie belanghebbenden horen die dit schriftelijk aanvragen en die kunnen aantonen dat er bijzondere redenen zijn om hen te horen. |
c) Vrijstelling van registratie of van maatregelen
(13) |
Overeenkomstig artikel 13, lid 4, van de basisverordening kan de invoer van het onderzochte product van registratie of maatregelen worden vrijgesteld wanneer blijkt dat deze invoer niet plaatsvindt met ontduiking van de maatregelen. |
(14) |
Aangezien de mogelijke ontduiking binnen de Gemeenschap plaatsvindt, kan overeenkomstig artikel 13, lid 4, van de basisverordening vrijstelling worden verleend aan importeurs van het onderzochte product die kunnen aantonen dat zij geen banden hebben met producenten waarop de maatregelen van toepassing zijn. Importeurs die wensen dat hun vrijstelling wordt verleend, dienen hiertoe een met bewijsmateriaal gestaafd verzoek in te dienen binnen de termijn die is vastgesteld in artikel 3, lid 3, van deze verordening. |
F. REGISTRATIE
(15) |
In artikel 14, lid 5, van de basisverordening wordt bepaald dat de invoer van het onderzochte product dient te worden geregistreerd, zodat, indien blijkt dat de antidumpingrechten zijn ontdoken, met terugwerkende kracht passende antidumpingrechten kunnen worden geheven vanaf de datum van registratie van de invoer van dat product uit India. |
G. TERMIJNEN
(16) |
In het belang van het behoorlijke bestuur dient een termijn te worden vastgesteld waarbinnen:
|
(17) |
Er wordt op gewezen dat de meeste in de basisverordening genoemde procedurerechten slechts kunnen worden uitgeoefend indien de betrokkene zich binnen de in artikel 3 van deze verordening vermelde termijn kenbaar maakt. |
H. NIET-MEDEWERKING
(18) |
Indien belanghebbenden geen toegang verlenen tot de nodige gegevens, deze niet binnen de gestelde termijn verstrekken of het onderzoek ernstig belemmeren, kunnen overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening aan de hand van de beschikbare gegevens voorlopige of definitieve conclusies, in zowel positieve als negatieve zin, worden getrokken. |
(19) |
De Commissie kan de verstrekte informatie, indien deze onjuist of misleidend blijkt, buiten beschouwing laten en van de beschikbare gegevens gebruikmaken. Indien een belanghebbende geen of slechts gedeeltelijke medewerking verleent en de bevindingen overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening op de beschikbare gegevens worden gebaseerd, kunnen de resultaten voor hem minder gunstig zijn dan wanneer hij wel medewerking had verleend, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Op grond van artikel 13, lid 3, van Verordening (EG) nr. 384/96 wordt een onderzoek geopend om vast te stellen of bij de invoer in de Gemeenschap van staven van kunstmatig grafiet met een diameter van 75 mm of meer, van oorsprong uit India, gewoonlijk ingedeeld onder GN-code ex 3801 10 00 (Taric-code 3801100010), de bij Verordening (EG) nr. 1629/2004 ingestelde maatregelen worden ontdoken.
Artikel 2
De douane-instanties wordt overeenkomstig artikel 13, lid 3, en artikel 14, lid 5, van Verordening (EG) nr. 384/96 opdracht gegeven, de nodige maatregelen te nemen om de invoer in de Gemeenschap van de in artikel 1 van deze verordening omschreven goederen te registreren.
Deze registratie duurt negen maanden vanaf de inwerkingtreding van deze verordening.
De Commissie kan bij verordening de douane opdracht geven op te houden met de registratie van de invoer in de Gemeenschap van producten die worden ingevoerd door importeurs die een vrijstelling van registratie hebben aangevraagd en van wie is gebleken dat zij de antidumpingmaatregelen niet ontduiken.
Artikel 3
1. Vragenlijsten dienen bij de Commissie te worden aangevraagd binnen 15 dagen na de bekendmaking van deze verordening in het Publicatieblad van de Europese Unie.
2. Belanghebbenden die wensen dat bij het onderzoek met hun opmerkingen rekening wordt gehouden, dienen binnen 40 dagen na de bekendmaking van deze verordening in het Publicatieblad van de Europese Unie, tenzij anders vermeld, contact met de Commissie op te nemen, hun standpunt uiteen te zetten en de Commissie de antwoorden op de vragenlijst en eventuele andere gegevens te doen toekomen.
3. Importeurs die een verzoek willen indienen om vrijstelling van de invoer van registratie of maatregelen, dienen binnen dezelfde termijn van 40 dagen een met bewijsmateriaal gestaafd verzoek in te dienen.
4. Binnen dezelfde termijn van 40 dagen kunnen belanghebbenden ook vragen om door de Commissie te worden gehoord.
5. Alle opmerkingen over deze kwestie, verzoeken om een mondeling onderhoud, om vragenlijsten of om vrijstelling van registratie of van maatregelen moeten schriftelijk worden ingediend (niet elektronisch, tenzij anders vermeld) onder opgave van naam, adres, e-mailadres en telefoon- en faxnummer van de betrokkene. Alle schriftelijke opmerkingen, met inbegrip van de informatie waarom in deze verordening wordt verzocht, antwoorden op de vragenlijst en correspondentie die als vertrouwelijk worden verstrekt, moeten van het opschrift „Limited” (3) zijn voorzien en moeten overeenkomstig artikel 19, lid 2, van de basisverordening vergezeld gaan van een niet-vertrouwelijke versie met het opschrift „FOR INSPECTION BY INTERESTED PARTIES”.
Correspondentieadres van de Commissie:
Commissie van de Europese Gemeenschappen |
Directoraat-generaal Handel |
Directoraat H |
Kamer J-79 5/16 |
B-1049 Brussel |
Fax (32-2) 295 65 05 |
Artikel 4
Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 28 februari 2007.
Voor de Commissie
Peter MANDELSON
Lid van de Commissie
(1) PB L 56 van 6.3.1996, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2117/2005 (PB L 340 van 23.12.2005, blz. 17).
(2) PB L 295 van 18.9.2004, blz. 10.
(3) Dit betekent dat het document slechts voor intern gebruik is bestemd. Het document is beschermd krachtens artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie (PB L 145 van 31.5.2001, blz. 43). Dit document is vertrouwelijk op grond van artikel 19 van Verordening (EG) nr. 384/96 en artikel 6 van de WTO-overeenkomst inzake de tenuitvoerlegging van artikel VI van de GATT 1994 (Antidumpingovereenkomst).
1.3.2007 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 62/19 |
VERORDENING (EG) Nr. 217/2007 VAN DE COMMISSIE
van 28 februari 2007
tot opening van een onderzoek naar de mogelijke ontduiking van de compenserende maatregelen die bij Verordening (EG) nr. 1628/2004 van de Raad werden ingesteld op de invoer van bepaalde grafietelektrodesystemen uit India door de invoer van bepaald kunstmatig grafiet uit India, en tot onderwerping van deze invoer aan registratieplicht
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 2026/97 van de Raad van 6 oktober 1997 betreffende bescherming tegen invoer met subsidiëring uit landen die geen lid van de Europese Gemeenschap zijn (1) (hierna „de basisverordening” genoemd), en met name op artikel 23, lid 2, en artikel 24, leden 3 en 5,
Na overleg met het Raadgevend Comité,
Overwegende hetgeen volgt:
A. VERZOEK
(1) |
De Commissie heeft een verzoek ontvangen, ingediend op grond van artikel 23, lid 2, van de basisverordening, om een onderzoek in te stellen naar de beweerde ontduiking van de op de invoer van bepaalde grafietelektrodesystemen uit India ingestelde compenserende maatregelen. |
(2) |
Het verzoek werd op 15 januari 2007 door de European Carbon and Graphite Association (ECGA) ingediend namens de communautaire producenten van bepaalde grafietelektrodesystemen. |
B. PRODUCT
(3) |
De mogelijke ontduiking van de antidumpingmaatregelen betreft grafietelektroden van de soort die voor elektrische ovens worden gebruikt, met een schijnbare dichtheid van minimaal 1,65 g/cm3 en een elektrische weerstand van maximaal 6,0 μΩ.m, die vallen onder GN-code ex 8545 11 00 (Taric-code 8545110010), en nippels voor deze elektroden, die vallen onder GN-code ex 8545 90 90 (Taric-code 8545909010), tezamen of afzonderlijk ingevoerd, van oorsprong uit India (hierna „het betrokken product” genoemd). De codes worden slechts ter informatie vermeld. |
(4) |
Bij het onderzochte product gaat het om staven van kunstmatig grafiet met een diameter van 75 mm of meer, van oorsprong uit India (hierna „het onderzochte product” genoemd), gewoonlijk aangegeven onder GN-code ex 3801 10 00 (Taric-code 3801100010). Deze code wordt slechts ter informatie vermeld. Het onderzochte product is een tussenproduct in de vervaardiging van het betrokken product en het bezit reeds de basiskenmerken daarvan. |
C. BESTAANDE MAATREGELEN
(5) |
De thans geldende maatregelen die, naar wordt beweerd, worden ontdoken, zijn compenserende maatregelen die zijn ingesteld bij Verordening (EG) nr. 1628/2004 van de Raad (2). |
D. MOTIVERING
(6) |
Het verzoek bevat voldoende bewijsmateriaal dat de compenserende maatregelen op de invoer van het betrokken product worden ontdoken door de invoer van het onderzochte product. |
(7) |
Het bewijsmateriaal is als volgt:
|
E. PROCEDURE
(8) |
Gelet op het voorgaande is de Commissie tot de conclusie gekomen dat er voldoende bewijsmateriaal is om een onderzoek te openen op grond van artikel 23 van de basisverordening en de invoer van het onderzochte product aan registratieplicht te onderwerpen overeenkomstig artikel 24, lid 5, van de basisverordening. |
a) Vragenlijsten
(9) |
Om de voor het onderzoek noodzakelijk geachte informatie te verkrijgen zal de Commissie vragenlijsten zenden aan exporteurs/producenten en organisaties van exporteurs/producenten in India, importeurs en organisaties van importeurs in de Gemeenschap die hebben meegewerkt aan het onderzoek dat tot de bestaande maatregelen heeft geleid, alsook aan de autoriteiten van India. Zo nodig kunnen ook inlichtingen worden ingewonnen bij de bedrijfstak van de Gemeenschap. |
(10) |
Alle belanghebbenden moeten in ieder geval zo spoedig mogelijk, en binnen de termijn die is vastgesteld in artikel 3, contact opnemen met de Commissie om na te gaan of hun onderneming in het verzoek is genoemd en, zo nodig, binnen de in artikel 3, lid 1, vermelde termijn een vragenlijst aanvragen, daar de in artikel 3, lid 2, vermelde termijn op alle partijen van toepassing is. |
(11) |
De autoriteiten van India worden van de opening van het onderzoek in kennis gesteld en ontvangen een kopie van het verzoek. |
b) Het schriftelijk en mondeling verstrekken van inlichtingen
(12) |
Alle belanghebbenden wordt verzocht hun standpunt schriftelijk uiteen te zetten en de Commissie bewijsmateriaal toe te zenden. Voorts kan de Commissie belanghebbenden horen die dit schriftelijk aanvragen en die kunnen aantonen dat er bijzondere redenen zijn om hen te horen. |
c) Vrijstelling van registratie of van maatregelen
(13) |
Overeenkomstig artikel 23, lid 3, van de basisverordening kan de invoer van het onderzochte product van registratie of maatregelen worden vrijgesteld, wanneer blijkt dat deze invoer niet plaatsvindt met ontduiking van de maatregelen. |
(14) |
Aangezien de mogelijke ontduiking binnen de Gemeenschap plaatsvindt, kan overeenkomstig artikel 23, lid 3, van de basisverordening vrijstelling worden verleend aan importeurs van het onderzochte product die kunnen aantonen dat zij geen banden hebben met producenten waarop de maatregelen van toepassing zijn. Importeurs die wensen dat hun vrijstelling wordt verleend, dienen hiertoe een met bewijsmateriaal gestaafd verzoek in te dienen binnen de termijn die is vastgesteld in artikel 3, lid 3, van deze verordening. |
F. REGISTRATIE
(15) |
In artikel 24, lid 5, van de basisverordening wordt bepaald dat de invoer van het onderzochte product dient te worden geregistreerd, zodat, indien blijkt dat de compenserende rechten zijn ontdoken, met terugwerkende kracht passende compenserende rechten kunnen worden geheven vanaf de datum van registratie van de invoer van dat product uit India. |
G. TERMIJNEN
(16) |
In het belang van het behoorlijke bestuur dient een termijn te worden vastgesteld waarbinnen:
|
(17) |
Er wordt op gewezen dat de meeste in de basisverordening genoemde procedurerechten slechts kunnen worden uitgeoefend indien de betrokkene zich binnen de in artikel 3 van deze verordening vermelde termijn kenbaar maakt. |
H. NIET-MEDEWERKING
(18) |
Indien belanghebbenden geen toegang verlenen tot de nodige gegevens, deze niet binnen de gestelde termijn verstrekken of het onderzoek ernstig belemmeren, kunnen overeenkomstig artikel 28 van de basisverordening aan de hand van de beschikbare gegevens voorlopige of definitieve conclusies, in zowel positieve als negatieve zin, worden getrokken. |
(19) |
De Commissie kan de verstrekte informatie, indien deze onjuist of misleidend blijkt, buiten beschouwing laten en van de beschikbare gegevens gebruikmaken. Indien een belanghebbende geen of slechts gedeeltelijke medewerking verleent en de bevindingen overeenkomstig artikel 28 van de basisverordening op de beschikbare gegevens worden gebaseerd, kunnen de resultaten voor hem minder gunstig zijn dan wanneer hij wel medewerking had verleend, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Op grond van artikel 23, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2026/97 wordt een onderzoek geopend om vast te stellen of bij de invoer in de Gemeenschap van staven van kunstmatig grafiet met een diameter van 75 mm of meer, van oorsprong uit India, gewoonlijk ingedeeld onder GN-code ex 3801 10 00 (Taric-code 3801100010), de bij Verordening (EG) nr. 1628/2004 ingestelde maatregelen worden ontdoken.
Artikel 2
De douane-instanties wordt overeenkomstig artikel 23, lid 2, en artikel 24, lid 5, van Verordening (EG) nr. 2026/97 opdracht gegeven, de nodige maatregelen te nemen om de invoer in de Gemeenschap van de in artikel 1 van deze verordening omschreven goederen te registreren.
Deze registratie duurt negen maanden vanaf de inwerkingtreding van deze verordening.
De Commissie kan bij verordening de douane opdracht geven op te houden met de registratie van de invoer in de Gemeenschap van producten die worden ingevoerd door importeurs die een vrijstelling van registratie hebben aangevraagd en van wie is gebleken dat zij de compenserende rechten niet ontduiken.
Artikel 3
1. Vragenlijsten dienen bij de Commissie te worden aangevraagd binnen 15 dagen na de bekendmaking van deze verordening in het Publicatieblad van de Europese Unie.
2. Belanghebbenden die wensen dat bij het onderzoek met hun opmerkingen rekening wordt gehouden, dienen binnen 40 dagen na de bekendmaking van deze verordening in het Publicatieblad van de Europese Unie, tenzij anders vermeld, contact met de Commissie op te nemen, hun standpunt uiteen te zetten en de Commissie de antwoorden op de vragenlijst en eventuele andere gegevens te doen toekomen.
3. Importeurs die een verzoek willen indienen om vrijstelling van de invoer van registratie of maatregelen, dienen binnen dezelfde termijn van 40 dagen een met bewijsmateriaal gestaafd verzoek in te dienen.
4. Binnen dezelfde termijn van 40 dagen kunnen belanghebbenden ook vragen om door de Commissie te worden gehoord.
5. Alle opmerkingen over deze kwestie, verzoeken om een mondeling onderhoud, om vragenlijsten of om vrijstelling van registratie of van maatregelen moeten schriftelijk worden ingediend (niet elektronisch, tenzij anders vermeld) onder opgave van naam, adres, e-mailadres en telefoon- en faxnummer van de betrokkene. Alle schriftelijke opmerkingen, met inbegrip van de informatie waarom in deze verordening wordt verzocht, en antwoorden op de vragenlijst en correspondentie die als vertrouwelijk worden verstrekt, moeten van het opschrift „Limited” (3) zijn voorzien en moeten, overeenkomstig artikel 29, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2026/97, vergezeld gaan van een niet-vertrouwelijke versie met het opschrift „FOR INSPECTION BY INTERESTED PARTIES”.
Correspondentieadres van de Commissie:
Commissie van de Europese Gemeenschappen |
Directoraat-generaal Handel |
Directoraat H |
Kamer J-79 5/16 |
B-1049 Brussel |
Fax (32-2) 295 65 05 |
Artikel 4
Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 28 februari 2007.
Voor de Commissie
Peter MANDELSON
Lid van de Commissie
(1) PB L 288 van 21.10.1997, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 461/2004 (PB L 77 van 13.3.2004, blz. 12).
(2) PB L 295 van 18.9.2004, blz. 4.
(3) Dit betekent dat het document slechts voor intern gebruik is bestemd. Het document is beschermd krachtens artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie (PB L 145 van 31.5.2001, blz. 43). Dit document is vertrouwelijk op grond van artikel 29 van Verordening (EG) nr. 2026/97 en artikel 12 van de WTO-overeenkomst inzake subsidies en compenserende maatregelen.
1.3.2007 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 62/22 |
VERORDENING (EG) Nr. 218/2007 VAN DE COMMISSIE
van 28 februari 2007
betreffende de opening en de wijze van beheer van communautaire tariefcontingenten voor wijn
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1493/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening van de wijnmarkt (1), en met name op artikel 62, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
In de Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Gemeenschap en de Argentijnse Republiek betreffende de wijziging van de concessies die zijn vervat in de lijsten van verbintenissen van de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek, in verband met hun toetreding tot de Europese Gemeenschap (2), goedgekeurd bij Besluit 2006/930/EG van de Raad (3), worden bepaalde tariefcontingenten voor wijn geopend. |
(2) |
Bij Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie van 2 juli 1993 houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek (4) zijn de voorschriften inzake het beheer van de tariefcontingenten vastgelegd die bepalen dat de chronologische volgorde van de data van aanvaarding van de douaneaangiften moet worden gevolgd. |
(3) |
Overeenkomstig de verbintenissen die de Gemeenschap op grond van de overeenkomst in de vorm van een briefwisseling is aangegaan, moet deze verordening met ingang van 1 januari 2007 van toepassing zijn. |
(4) |
De in deze verordening vastgestelde maatregelen zijn in overeenstemming met het Comité van beheer voor wijn, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De volgende tariefcontingenten worden geopend voor producten die in de Gemeenschap worden ingevoerd:
a) |
een tariefcontingent van 20 000 hl (erga omnes) voor wijn (tariefposten 2204 29 65 en 2204 29 75), tegen een tarief van 8 EUR/hl (volgnummer 09.0095); |
b) |
een tariefcontingent van 40 000 hl (erga omnes) voor wijn (tariefposten 2204 21 79 en 2204 21 80), tegen een tarief van 10 EUR/hl (volgnummer 09.0097). |
Artikel 2
De in artikel 1 bedoelde tariefcontingenten worden door de Commissie beheerd overeenkomstig de artikelen 308 bis, 308 ter en 308 quater van Verordening (EEG) nr. 2454/93.
Artikel 3
Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2007.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 28 februari 2007.
Voor de Commissie
Mariann FISCHER BOEL
Lid van de Commissie
(1) PB L 179 van 14.7.1999, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1791/2006 (PB L 363 van 20.12.2006, blz. 1).
(2) PB L 355 van 15.12.2006, blz. 92.
(3) PB L 355 van 15.12.2006, blz. 91.
(4) PB L 253 van 11.10.1993, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1875/2006 (PB L 360 van 19.12.2006, blz. 64).
II Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie niet verplicht is
BESLUITEN/BESCHIKKINGEN
Commissie
1.3.2007 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 62/23 |
BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE
van 26 februari 2007
waarbij wordt vastgesteld dat artikel 30, lid 1, van Richtlijn 2004/17/EG van het Europees Parlement en de Raad houdende coördinatie van de procedures voor het plaatsen van opdrachten in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en postdiensten, van toepassing is op de levering van gas en elektriciteit in Engeland, Schotland en Wales
(Kennisgeving geschied onder nummer C(2007) 559)
(Slechts de tekst in de Engelse taal is authentiek)
(Voor de EER relevante tekst)
(2007/141/EG)
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Richtlijn 2004/17/EG van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 houdende coördinatie van de procedures voor het plaatsen van opdrachten in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en postdiensten (1), en met name op artikel 30, leden 4 en 6,
Gezien het verzoek dat het Verenigd Koninkrijk op 24 oktober 2006 per e-mail heeft gedaan en op dezelfde datum in een ondertekende fax heeft bevestigd, en de aanvullende informatie die het Verenigd Koninkrijk op 27 november 2006 per e-mail heeft verstrekt nadat de diensten van de Commissie daarom op 17 november 2006 per e-mail hadden gevraagd,
Gezien de conclusie van de onafhankelijke nationale instantie, de Office of the Gas and Electricity Markets (OFGEM), dat wordt voldaan aan de voorwaarden waaronder artikel 30, lid 1, van Richtlijn 2004/17/EG van toepassing is,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
In artikel 30 van Richtlijn 2004/17/EG is bepaald dat die richtlijn niet van toepassing is op opdrachten voor een onder de richtlijn vallende activiteit indien die activiteit in de lidstaat waar zij wordt uitgeoefend, rechtstreeks aan mededinging blootstaat op marktgebieden tot welke de toegang niet beperkt is. De rechtstreekse blootstelling aan mededinging wordt beoordeeld aan de hand van objectieve criteria waarbij rekening wordt gehouden met de specifieke kenmerken van de betrokken sector. De toegang tot een markt wordt als niet-beperkt beschouwd indien de lidstaat de desbetreffende communautaire wetgeving tot openstelling van een bepaalde (deel)sector ten uitvoer heeft gelegd en heeft toegepast. |
(2) |
Deze wetgeving is vermeld in bijlage XI bij Richtlijn 2004/17/EG; voor de elektriciteitssector gaat het om Richtlijn 96/92/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 december 1996 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit (2). Richtlijn 96/92/EG is vervangen door Richtlijn 2003/54/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2003 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit en houdende intrekking van Richtlijn 96/92/EG (3), waarbij de markt nog verder wordt opengesteld. Wat de gassector betreft, wordt in bijlage XI verwezen naar Richtlijn 98/30/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 juni 1998 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor aardgas (4). Richtlijn 98/30/EG is vervangen door Richtlijn 2003/55/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2003 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor aardgas en houdende intrekking van Richtlijn 98/30/EG (5), waarbij de markt nog verder wordt opengesteld. |
(3) |
Krachtens artikel 62, punt 2, van Richtlijn 2004/17/EG is titel III van die richtlijn, waarin de regels voor prijsvragen op het gebied van diensten zijn opgenomen, niet van toepassing op prijsvragen die worden georganiseerd om in de betrokken lidstaat een activiteit te verrichten waarop de in artikel 30, lid 1, van de richtlijn bedoelde vrijstelling uit hoofde van een besluit van de Commissie van toepassing is, dan wel overeenkomstig artikel 30, lid 4, tweede of derde alinea, of artikel 30, lid 5, vierde alinea, van toepassing wordt geacht. |
(4) |
Het verzoek van het Verenigd Koninkrijk betreft de levering (groot- en detailhandel) van gas en elektriciteit in Engeland, Schotland en Wales. Hoewel enige gelijkenissen tussen beide markten kunnen bestaan, mag niettemin op grond van de respectieve kenmerken ervan, en met name op grond van de zeer beperkte mate van substitueerbaarheid, worden aangenomen dat het om twee verschillende productmarkten gaat, namelijk een voor gas en een voor elektriciteit, in plaats van om een productmarkt voor „energie”. |
(5) |
Gezien de geharmoniseerde aard van de markten voor elektriciteit van de drie geografische gebieden waarop het onderhavige verzoek betrekking heeft, en de beperkte capaciteit (6) van de verbindingen tussen de netwerken van het Verenigd Koninkrijk en die van de andere delen van de Gemeenschap, moeten Engeland, Schotland en Wales als de relevante markt voor elektriciteit worden beschouwd bij de beoordeling of aan de voorwaarden van artikel 30, lid 1, van Richtlijn 2004/17/EG is voldaan. Ook wat gas betreft, dient te worden geconcludeerd dat de relevante geografische markt Groot-Brittannië is, in het licht van het feit dat door de British Office of Fair Trade wordt opgemerkt dat „de gashandel zich tot dit gebied beperkt: via de interconnector Bacton-Zeebrugge vindt weliswaar gashandel met continentaal Europa plaats, maar het gaat slechts om vrij beperkte hoeveelheden”. Hetzelfde geldt voor de hoeveelheden die tussen Groot-Brittannië en Noord-Ierland (dat niet door deze beschikking wordt bestreken) en Ierland worden verhandeld. Deze conclusies stemmen overeen met de bevinding in de mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement met als titel „Verslag over de vorderingen die worden gemaakt bij de totstandbrenging van de interne markt voor gas en elektriciteit” (7), hierna het „verslag van 2005” genoemd, dat „de […] gas- en elektriciteitsmarkten in de EU in economische termen […] nationaal georiënteerd blijven”. |
(6) |
Deze beoordeling en de andere beoordelingen in deze beschikking zijn uitsluitend bedoeld voor de toepassing van Richtlijn 2004/17/EG en laten de toepassing van de mededingingsregels onverlet. |
(7) |
Wat elektriciteit betreft, heeft het Verenigd Koninkrijk niet alleen Richtlijn 96/92/EG, maar ook Richtlijn 2003/54/EG ten uitvoer gelegd en toegepast. Ook wat gas betreft, heeft het Verenigd Koninkrijk niet alleen Richtlijn 98/30/EG, maar ook Richtlijn 2003/55/EG ten uitvoer gelegd en toegepast. Zowel voor elektriciteit als voor gas moet de toegang tot de markt dan ook, overeenkomstig artikel 30, lid 3, eerste alinea, van Richtlijn 2004/17/EG, als niet-beperkt worden beschouwd. |
(8) |
De rechtstreekse blootstelling aan mededinging moet worden beoordeeld aan de hand van diverse indicatoren, waarbij geen van deze indicatoren op zichzelf doorslaggevend is. In het verslag van 2005 heeft de Commissie verklaard dat „er op tal van nationale markten een hoge mate van concentratie van de industrie [is] waar te nemen, hetgeen een hinderpaal voor de ontwikkeling van effectieve concurrentie vormt” (8). Daarom heeft zij gesteld dat „een indicator voor de mate van mededinging op de nationale markten […] het totale marktaandeel van de drie grootste producenten (elektriciteit) en groothandelaars (gas) [is]” (9). Volgens de meest recente informatie bedraagt het gezamenlijke marktaandeel van de grootste drie elektriciteitsproducenten in de totale productie 39 % (10), terwijl het gezamenlijke marktaandeel van de grootste drie gastransporteurs als percentage van de groothandelsmarkt 36 % (11) beloopt. Deze beide percentages moeten als laag genoeg worden beschouwd opdat er sprake is van rechtstreekse blootstelling aan mededinging. |
(9) |
Ook de mate van liquiditeit is een goede indicator voor de mededinging, aangezien de mededingingsvoorwaarden bij de levering van gas en elektriciteit sterk worden beinvloed door de liquiditeit op de groothandelsmarkten. In het Verenigd Koninkrijk wordt de groothandelsmarkt voor elektriciteit gekenmerkt door het feit dat het een bilaterale handelsmarkt is waarop transacties door brokers worden afgehandeld. Er bestaat ook meer dan een elektriciteitsbeurs, al boekt UKPX de grootste omzet. Sommige van de belangrijkste deelnemers aan de groothandelsmarkt zijn de eigenaars van opwekkingscapaciteit, waarbij de eigendom van de opwekkingscapaciteit nogal uiteenloopt, met acht maatschappijen die ongeveer 70 % van de capaciteit bezitten. Voor het Verenigd Koninkrijk vertegenwoordigt de liquiditeit van de termijnmarkt (liquidity multiple term trading) ongeveer drie keer het elektriciteitsverbruik (12). Een dergelijke mate van liquiditeit moet als bevredigend worden beschouwd, d.w.z. dat zij duidt op een goed functionerende en concurrerende groothandelsmarkt. Ook voor de gassector mag de liquiditeit van de termijnmarkt als bevredigend worden beschouwd, daar zij eveneens gelijk is aan 2 à 3 keer het totale verbruik (13). Ook op detailhandelsniveau zijn er voldoende partijen: op de markt voor huishoudens zijn zes belangrijke leveranciers actief en op de deelmarkt van de grote gebruikers zijn nog meer maatschappijen actief (14). De gasmarkten worden tevens gekenmerkt door een voldoende aantal actieve deelnemers en kunnen als volgt worden beschreven: „Op de gasmarkt [in het Verenigd Koninkrijk] is er sprake van sterke concurrentie aangezien er op de groothandelsmarkt circa tien maatschappijen actief zijn. Net als voor elektriciteit het geval is, nemen zes maatschappijen het leeuwendeel van de markt voor binnenlandse leveringen voor hun rekening (…) [waarvan] (…) er vijf nieuwkomers zijn op de markt voor gasleveringen. Grote gebruikers kopen rechtstreeks op de groothandelsmarkt, waarop ook tal van grote oliemaatschappijen actief zijn” (15). Deze factoren moeten daarom worden beschouwd als een aanwijzing van rechtstreekse blootstelling aan mededinging. |
(10) |
Ook de werking van de balanceringsmarkten is een indicator die in aanmerking moet worden genomen, niet alleen wat de productie, maar ook wat de groothandels- en detailhandelsmarkten betreft. „Elke marktdeelnemer die zijn productieportefeuille niet gemakkelijk aan de kenmerken van zijn afnemers kan aanpassen, kan worden blootgesteld aan het verschil tussen de prijs waarvoor de TSO [„transmission system operator”, beheerder van het transmissiesysteem] de wegens onbalans benodigde energie verkoopt en de prijs waarvoor deze productieoverschotten terugkoopt. Deze prijzen kunnen rechtstreeks door de regelgever aan de TSO worden opgelegd of het gevolg zijn van de toepassing van een marktmechanisme waarbij de prijs wordt bepaald aan de hand van biedingen van andere producenten om hun productie naar boven of beneden bij te stellen. […] Wanneer er een aanzienlijk verschil tussen de in- en verkoopprijs van de TSO kan ontstaan, vormt dit voor kleine marktdeelnemers een belangrijk probleem. In een aantal lidstaten is dit het geval, hetgeen waarschijnlijk de ontwikkeling van concurrentie belemmert. Een groot prijsverschil kan een aanwijzing zijn dat er onvoldoende mededinging is op de balanceringsmarkt, die mogelijk door een of twee grote producenten wordt gedomineerd. De problemen worden nog groter wanneer de netwerkgebruikers hun posities niet vrijwel realtime kunnen aanpassen” (16). Sinds de inwerkingtreding van de British Electricity Trading and Transmission Arrangements (BETTA) is er een gemeenschappelijke balanceringsmarkt voor Engeland, Schotland en Wales. Bovendien zijn de hoofdkenmerken van deze markt (prijzen op basis van marktwerking, een gate closure van 30 minuten en een vrij gering prijsverschil) een aanwijzing dat er sprake is van rechtstreekse blootstelling aan mededinging. Ook voor gas worden de balanceringsprijzen bepaald op basis van een marktmechanisme dat door de TSO wordt beheerd. Onbalansen worden dagelijks weggewerkt en er bestaat doorgaans geen aanzienlijk verschil tussen de in- en verkoopprijs. Dit niet-discriminerende mechanisme vormt geen belemmering voor leveranciers. |
(11) |
Vanwege de kenmerken van de betrokken producten (gas en elektriciteit) en omdat er weinig of geen geschikte alternatieve producten of diensten voorhanden zijn, nemen prijsconcurrentie en prijsvorming een zeer belangrijke plaats in bij het beoordelen van de mededingingssituatie op de gas- en elektriciteitsmarkt. Het aantal klanten dat van leverancier verandert, vormt een indicator van daadwerkelijke prijsconcurrentie en is dus indirect „een natuurlijke indicator voor de doeltreffendheid van concurrentie. Als er maar weinig afnemers zijn die op een andere leverancier overstappen, is er waarschijnlijk een probleem met het functioneren van de markt, ook al zijn er wel degelijk voordelen verbonden aan de mogelijkheid om met de huidige leverancier over nieuwe voorwaarden te onderhandelen” (17). Voorts is „duidelijk dat het bestaan van gereguleerde prijzen voor eindgebruikers een belangrijke bepalende factor voor het gedrag van klanten is […]. Hoewel behoud van prijsbeheersing in een overgangsperiode gerechtvaardigd kan zijn, zal dit in toenemende mate verstoringen opleveren naarmate de noodzaak van investeringen dringender wordt” (18). |
(12) |
In het Verenigd Koninkrijk bedraagt het percentage overstappende gebruikers van elektriciteit voor twee van de drie categorieën (grote en zeer grote industrieën en kleine en middelgrote industrieën en bedrijven) meer dan 70 % en voor de derde categorie (zeer kleine bedrijven en huishoudens) bijna 50 % (19), en is de prijsbeheersing voor eindgebruikers van elektriciteit in 2002 afgeschaft (20). Wat gas betreft, bedraagt het percentage overstappende gebruikers voor twee van de drie categorieën (grote en zeer grote industrieën inclusief krachtcentrales en kleine en middelgrote industrieën en bedrijven) meer dan 70 % en voor de derde categorie (zeer kleine bedrijven en huishoudens) bijna 50 % (21). De prijsbeheersing voor alle eindgebruikers is in 2002 afgeschaft. De situatie in het Verenigd Koninkrijk wat het aantal overstappende gebruikers en de prijsbeheersing voor eindgebruikers betreft is dan ook bevredigend, hetgeen een aanwijzing is dat sprake er is van rechtstreekse blootstelling aan mededinging. |
(13) |
Gezien deze aanwijzingen en het algemene beeld van deze sector in Engeland, Schotland en Wales — met name de mate van ontvlechting van de netwerken en de opwekking/levering en de doeltreffende regeling van de netwerktoegang — dat naar voren komt uit de door het Verenigd Koninkrijk verstrekte informatie, het verslag van 2005 en de technische bijlage daarbij, alsook uit het voorlopige verslag, wordt de gas- en elektriciteitslevering in Engeland, Schotland en Wales geacht te voldoen aan de voorwaarde betreffende rechtstreekse blootstelling aan mededinging in artikel 30, lid 1, van Richtlijn 2004/17/EG. Zoals in overweging 7 wordt opgemerkt, wordt ook aan de verdere voorwaarde van vrije toegang tot de markt geacht te zijn voldaan. Bijgevolg zou Richtlijn 2004/17/EG niet van toepassing mogen zijn wanneer aanbestedende diensten opdrachten plaatsen voor de levering van gas en/of elektriciteit in deze geografische gebieden of prijsvragen organiseren om daar een dergelijke activiteit te verrichten. Er zij aan herinnerd dat opdrachten die voor het verrichten van andere activiteiten, zoals de distributie van gas en elektriciteit, worden geplaatst, onder de bepalingen van Richtlijn 2004/17/EG blijven vallen. |
(14) |
Deze beschikking is gebaseerd op de juridische en feitelijke situatie van november 2006 zoals die blijkt uit de door het Verenigd Koninkrijk verstrekte informatie, het verslag van 2005 en de technische bijlage daarbij. Zij kan worden herzien wanneer de juridische of feitelijke situatie zodanig verandert dat niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden waaronder artikel 30, lid 1, van Richtlijn 2004/17/EG van toepassing is. |
(15) |
De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Raadgevend Comité inzake overheidsopdrachten, |
HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:
Artikel 1
Richtlijn 2004/17/EG is niet van toepassing op opdrachten voor het leveren van gas en elektriciteit in Engeland, Schotland en Wales die aanbestedende diensten plaatsen.
Artikel 2
Deze beschikking is gebaseerd op de juridische en feitelijke situatie van november 2006 zoals die blijkt uit de door het Verenigd Koninkrijk verstrekte informatie, het verslag van 2005 en de technische bijlage daarbij. Zij kan worden herzien wanneer de juridische of feitelijke situatie zodanig verandert dat niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden waaronder artikel 30, lid 1, van Richtlijn 2004/17/EG van toepassing is.
Artikel 3
Deze beschikking is gericht tot het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland.
Gedaan te Brussel, 26 februari 2007.
Voor de Commissie
Charlie McCREEVY
Lid van de Commissie
(1) PB L 134 van 30.4.2004, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2006/97/EG van de Raad (PB L 363 van 20.12.2006, blz. 107).
(2) PB L 27 van 30.1.1997, blz. 20.
(3) PB L 176 van 15.7.2003, blz. 37. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 2006/653/EG van de Commissie (PB L 270 van 29.9.2006, blz. 72).
(4) PB L 204 van 21.7.1998, blz. 1.
(5) PB L 176 van 15.7.2003, blz. 57.
(6) Ongeveer 4 % van de piekvraag in het geval van elektriciteit.
(7) COM(2005) 568 def. van 15.11.2005.
(8) Zie blz. 2. Zie ook het „Verslag van de Commissie: Jaarlijks verslag over de verwezenlijking van de interne markt voor gas en elektriciteit”, COM(2004) 863 def. van 5.1.2005, blz. 4.
(9) Zie het verslag van 2005, blz. 7.
(10) Zie het werkdocument van de diensten van de Commissie dat als technische bijlage bij het verslag van 2005 is gevoegd, SEC(2005) 1448, blz. 44, tabel 4.1. Hierna „technische bijlage” genoemd.
(11) Technische bijlage, tabel 5.1, blz. 55.
(12) Zie het voorlopige verslag van het sectorale onderzoek naar de mededinging op de gas- en elektriciteitsmarkten (Energy Sector Inquiry — Draft Preliminary Report) (hierna „voorlopig verslag” genoemd), figuur 42, blz. 113.
(13) Voorlopig verslag, alinea 64, blz. 25.
(14) Technische bijlage, blz. 177.
(15) Technische bijlage, blz. 178.
(16) Technische bijlage, blz. 67 en 68.
(17) Verslag van 2005, blz. 9.
(18) Technische bijlage, blz. 17.
(19) Verslag van 2005, blz. 11.
(20) Technische bijlage, blz. 177.
(21) Verslag van 2005, blz. 11.
1.3.2007 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 62/27 |
BESLUIT VAN DE COMMISSIE
van 28 februari 2007
tot oprichting van een communautair veterinair noodteam dat de Commissie moet bijstaan bij hulp aan lidstaten en derde landen op het gebied van veterinaire vraagstukken in verband met bepaalde dierziekten
(2007/142/EG)
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij een uitbraak van bepaalde dierziekten of een vermoeden daarvan moet de Commissie de lidstaten en derde landen bijstaan met een op een ruime ervaring berustende expertise op het gebied van de veterinaire epidemiologie. De beschikbaarheid van expertise op veterinair gebied is ook aan de orde gekomen in het kader van de Raad Landbouw en Visserij. |
(2) |
Om haar taken te kunnen vervullen, vooral bij grote uitbraken van die dierziekten, moet de Commissie onmiddellijk kunnen beschikken over gedegen technische expertise op veterinair gebied. |
(3) |
Expertise en ondersteuning worden efficiënter verstrekt door een gespecialiseerd team van deskundigen, zoals een communautair veterinair noodteam, waarvan de leden op verzoek beschikbaar zijn voor de Commissie. Een dergelijk team moet worden opgericht en hun rol en hun taken moeten worden vastgesteld. |
(4) |
Om de Commissie de nodige technische bijstand op veterinair gebied te kunnen verlenen, kan het voorkomen dat de leden van het communautaire veterinaire noodteam naar de betrokken lidstaten of derde landen worden gestuurd. In dat geval moeten de teamleden samenwerken met de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaat of het betrokken derde land. |
(5) |
Het communautaire veterinaire noodteam moet in voorkomend geval nauw met andere internationale groepen van deskundigen, zoals van het Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding (ECDC), de Wereldorganisatie voor diergezondheid (OIE), de Voedsel- en Landbouworganisatie (FAO) en de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO), samenwerken om ervoor te zorgen dat de beschikbare expertise zo doeltreffend mogelijk wordt ingezet, |
BESLUIT:
Artikel 1
1. Er wordt een communautair veterinair noodteam (hierna „het team” genoemd) opgericht, samengesteld uit deskundigen, dat technische bijstand op veterinair gebied moet verlenen bij maatregelen ter bestrijding van de in bijlage I bij Richtlijn 82/894/EEG van de Raad (1) opgenomen ziekten waarvoor een aangifteplicht bestaat (hierna „de ziekten” genoemd).
2. De leden van het team worden gekozen uit deskundigen op het gebied van veterinaire epidemiologie, virologie, in het wild levende dieren, beheer van uitroeiingsprogramma's, laboratoriumdiagnostiek, organisatie van veterinaire diensten en wetgeving, risicocommunicatie, leidinggeven en andere relevante aspecten van de bestrijding van dierziekten.
Artikel 2
1. Het team verleent de Commissie bijstand bij technische vraagstukken op veterinair gebied die verband houden met bestrijdingsmaatregelen die moeten worden genomen in geval van een uitbraak van een van de ziekten of een vermoeden daarvan.
Deze bijstand omvat met name:
a) |
wetenschappelijke, technische en leidinggevende bijstand ter plaatse bij het toezicht op en de monitoring, bestrijding en uitroeiing van de ziekte, in nauwe samenwerking met en met medewerking van de bevoegde autoriteiten van de lidstaat of het derde land waar de ziekte is uitgebroken of een uitbraak wordt vermoed; |
b) |
specifiek wetenschappelijk advies over geschikte diagnostische methoden en epidemiologisch onderzoek, in coördinatie met het betrokken communautaire referentielaboratorium, opgenomen in bijlage VII bij Verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad (2), en in voorkomend geval met andere referentielaboratoria; |
c) |
specifieke bijstand met het oog op de coördinatie tussen de diergeneeskundige diensten van de lidstaten en van derde landen en met het betrokken communautaire referentielaboratorium, opgenomen in bijlage VII bij Verordening (EG) nr. 882/2004, en in voorkomend geval met andere referentielaboratoria. |
2. De Commissie kan op haar website een samenvattend verslag van de activiteiten van het team en eventueel uit de werkzaamheden van het team voortvloeiende conclusies of werkdocumenten publiceren.
Artikel 3
1. De lidstaten dienen ieder jaar uiterlijk op 1 juni, en voor het eerst uiterlijk 30 dagen na de bekendmaking van dit besluit in het Publicatieblad van de Europese Unie, bij de Commissie de lijst van deskundigen in die zij voor aanwijzing als lid van het team voor het volgende kalenderjaar voordragen.
De lidstaten geven daarbij alle nuttige informatie over het beroepsprofiel en het expertisegebied van iedere voorgedragen deskundige.
2. De leden van het team worden door de Commissie benoemd uit de deskundigen die door de lidstaten zijn voorgedragen.
De Commissie stelt de lidstaten ieder jaar uiterlijk op 1 november in het kader van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid in kennis van de bijgewerkte lijst van teamleden.
De Commissie maakt die bijgewerkte lijst bekend op haar website.
De namen van de leden worden verzameld, verwerkt en bekendgemaakt in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad (3).
Leden die geen effectieve bijdrage aan de activiteiten van het team meer kunnen leveren, hun ontslag indienen of zich niet houden aan de regels die in artikel 4 van dit besluit of in artikel 287 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap zijn neergelegd, kunnen worden vervangen.
Artikel 4
Het team conformeert zich aan het door de diensten van de Commissie op basis van het standaard-reglement van orde voor werkgroepen van deskundigen vastgestelde reglement van orde.
Het reglement van orde wordt op de website van de Commissie bekendgemaakt.
Artikel 5
De leden van het team:
a) |
zijn op verzoek van de Commissie steeds op korte termijn beschikbaar; |
b) |
verspreiden geen informatie waarover zij in verband met de werkzaamheden van het team de beschikking hebben gekregen indien zij ervan in kennis zijn gesteld dat die informatie vertrouwelijk is. |
Artikel 6
De leden van het team hebben recht op een vergoeding wanneer zij aan het veldwerk van het team deelnemen, het team leiden of rapporteur zijn voor een specifiek tijdens de missie onderzocht vraagstuk, overeenkomstig de bijlage.
De Commissie vergoedt de reis- en verblijfkosten overeenkomstig de regels van de Afdeling deskundigen van het Bureau voor het beheer en de afwikkeling van de individuele rechten van de Commissie voor de vergoeding van reis- en verblijfkosten en andere onkosten voor externe deskundigen.
Gedaan te Brussel, 28 februari 2007.
Voor de Commissie
Markos KYPRIANOU
Lid van de Commissie
(1) PB L 378 van 31.12.1982, blz. 58.
(2) PB L 165 van 30.4.2004, blz. 1, gerectificeerd in PB L 191 van 28.5.2004, blz. 1.
(3) PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1.
BIJLAGE
VERGOEDINGEN
De leden van het team ontvangen de volgende vergoedingen voor hun deelname aan de verschillende activiteiten van het team:
|
voor deelname aan het veldwerk:
|
|
voor een optreden als teamleider of rapporteur bij activiteiten die niet minder dan één dag werk vergen, na voorafgaande schriftelijke toestemming van de Commissie:
|