ISSN 1725-2598 |
||
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 51 |
|
Uitgave in de Nederlandse taal |
Wetgeving |
50e jaargang |
Inhoud |
|
I Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie verplicht is |
Bladzijde |
|
|
VERORDENINGEN |
|
|
|
||
|
* |
||
|
* |
||
|
* |
Verordening (EG) nr. 162/2007 van de Commissie van 19 februari 2007 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2003/2003 van het Europees Parlement en de Raad inzake meststoffen met het oog op de aanpassing van de bijlagen I en IV daarbij aan de technische vooruitgang ( 1 ) |
|
|
* |
||
|
* |
|
|
II Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie niet verplicht is |
|
|
|
BESLUITEN/BESCHIKKINGEN |
|
|
|
Raad |
|
|
|
2007/117/EG |
|
|
* |
||
|
|
Commissie |
|
|
|
2007/118/EG |
|
|
* |
Beschikking van de Commissie van 16 februari 2007 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen in verband met een alternatief identificatiemerk overeenkomstig Richtlijn 2002/99/EG van de Raad (Kennisgeving geschied onder nummer C(2007) 422) ( 1 ) |
|
|
|
2007/119/EG |
|
|
* |
Beschikking van de Commissie van 16 februari 2007 tot wijziging van de Beschikkingen 2006/415/EG, 2006/416/EG en 2006/563/EG wat betreft het op vers vlees van pluimvee aan te brengen identificatiemerk (Kennisgeving geschied onder nummer C(2007) 431) ( 1 ) |
|
|
III Besluiten op grond van het EU-Verdrag |
|
|
|
BESLUITEN OP GROND VAN TITEL V VAN HET EU-VERDRAG |
|
|
* |
||
|
* |
|
|
Rectificaties |
|
|
|
|
|
|
(1) Voor de EER relevante tekst |
NL |
Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben. Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten. |
I Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie verplicht is
VERORDENINGEN
20.2.2007 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 51/1 |
VERORDENING (EG) Nr. 159/2007 VAN DE COMMISSIE
van 19 februari 2007
tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 3223/94 van de Commissie van 21 december 1994 houdende uitvoeringsbepalingen van de invoerregeling voor groenten en fruit (1), en met name op artikel 4, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
In Verordening (EG) nr. 3223/94 zijn op grond van de multilaterale handelsbesprekingen in het kader van de Uruguayronde de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de periodes die in de bijlage bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt. |
(2) |
Op grond van de bovenvermelde criteria moeten de forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld op de in de bijlage bij deze verordening vermelde niveaus, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De in artikel 4 van Verordening (EG) nr. 3223/94 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld zoals aangegeven in de tabel in de bijlage bij deze verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 20 februari 2007.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 19 februari 2007.
Voor de Commissie
Jean-Luc DEMARTY
Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling
(1) PB L 337 van 24.12.1994, blz. 66. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 386/2005 (PB L 62 van 9.3.2005, blz. 3).
BIJLAGE
bij de verordening van de Commissie van 19 februari 2007 tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit
(EUR/100 kg) |
||
GN-code |
Code derde landen (1) |
Forfaitaire invoerwaarde |
0702 00 00 |
IL |
125,9 |
MA |
48,8 |
|
SN |
37,2 |
|
TN |
139,0 |
|
TR |
162,7 |
|
ZZ |
102,7 |
|
0707 00 05 |
JO |
190,5 |
SN |
141,3 |
|
TR |
167,1 |
|
ZZ |
166,3 |
|
0709 90 70 |
MA |
41,2 |
TR |
118,3 |
|
ZZ |
79,8 |
|
0805 10 20 |
CU |
34,2 |
EG |
46,6 |
|
IL |
58,9 |
|
MA |
44,3 |
|
TN |
53,7 |
|
TR |
61,2 |
|
ZZ |
49,8 |
|
0805 20 10 |
IL |
103,7 |
MA |
93,1 |
|
ZZ |
98,4 |
|
0805 20 30, 0805 20 50, 0805 20 70, 0805 20 90 |
AR |
110,7 |
EG |
64,3 |
|
IL |
69,6 |
|
MA |
127,6 |
|
TR |
65,6 |
|
ZZ |
87,6 |
|
0805 50 10 |
EG |
53,6 |
TR |
57,3 |
|
ZZ |
55,5 |
|
0808 10 80 |
CA |
99,2 |
CN |
81,6 |
|
US |
110,2 |
|
ZZ |
97,0 |
|
0808 20 50 |
AR |
89,0 |
CN |
47,5 |
|
US |
105,7 |
|
ZA |
88,9 |
|
ZZ |
82,8 |
(1) Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „andere oorsprong”.
20.2.2007 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 51/3 |
VERORDENING (EG) Nr. 160/2007 VAN DE COMMISSIE
van 15 februari 2007
tot indeling van bepaalde goederen in de gecombineerde nomenclatuur
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (1), en met name op artikel 9, lid 1, onder a),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Om de uniforme toepassing te waarborgen van de gecombineerde nomenclatuur die als bijlage bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 is gevoegd, dienen bepalingen te worden vastgesteld voor de indeling van de in de bijlage bij de onderhavige verordening opgenomen goederen. |
(2) |
Bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 zijn de algemene regels voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur vastgesteld. Deze regels zijn ook van toepassing op iedere andere nomenclatuur die, geheel of gedeeltelijk of met toevoeging van onderverdelingen, de gecombineerde nomenclatuur overneemt en die bij specifieke communautaire voorschriften is vastgesteld voor de toepassing van tarief- of andere maatregelen in het kader van het goederenverkeer. |
(3) |
Met toepassing van genoemde algemene regels, dienen de in kolom 1 van de tabel omschreven goederen die zijn opgenomen in de bijlage bij deze verordening te worden ingedeeld onder de daarmee corresponderende GN-codes die zijn vermeld in kolom 2, op grond van de motiveringen die zijn opgenomen in kolom 3 van voornoemde tabel. |
(4) |
Het is wenselijk dat een beroep kan worden gedaan op een door de douaneautoriteiten van de lidstaten verstrekte bindende tariefinlichting betreffende de indeling van goederen in de gecombineerde nomenclatuur die niet in overeenstemming is met de bepalingen van onderhavige verordening, door de rechthebbende, gedurende drie maanden, overeenkomstig de bepalingen van artikel 12, lid 6, van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (2). |
(5) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité douanewetboek. |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De goederen omschreven in kolom 1 van de in de bijlage opgenomen tabel worden in de gecombineerde nomenclatuur ingedeeld onder de corresponderende GN-codes vermeld in kolom 2 van voornoemde tabel.
Artikel 2
Op de door de douaneautoriteiten van de lidstaten verstrekte bindende tariefinlichting die niet in overeenstemming is met de bepalingen van de onderhavige verordening, kan gedurende drie maanden, overeenkomstig de bepalingen van artikel 12, lid 6, van Verordening (EEG) nr. 2913/92, een beroep worden gedaan.
Artikel 3
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 15 februari 2007.
Voor de Commissie
László KOVÁCS
Lid van de Commissie
(1) PB L 256 van 7.9.1987, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1930/2006 van de Raad (PB L 406 van 30.12.2006, blz. 9).
(2) PB L 302 van 19.10.1992, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1791/2006 van de Raad (PB L 363 van 20.12.2006, blz. 1).
BIJLAGE
Omschrijving |
Indeling (GN-code) |
Motivering |
||||||||||||||
(1) |
(2) |
(3) |
||||||||||||||
Product dat bestaat uit een heldere, donkerbruine vloeistof met een aromatische, kruidige geur en een bittere, kruidige smaak. Het heeft een effectief alcoholvolumegehalte van 43 %vol. Het product bestaat uit een mengsel van 32 soorten geneeskrachtige kruidenextracten met karamelextract, water en alcohol (alcoholvolumegehalte 96 %vol). De volgende ingrediënten worden onder andere voor de vervaardiging van dit product gebruikt:
Volgens de verpakking wordt het aanbevolen het product in kleine hoeveelheden in te nemen (een eetlepel 's ochtends en 's avonds, verdunning met water, thee of sap mogelijk maar niet verplicht). Het product, dat in flessen van 500 ml verkrijgbaar is, is direct voor consumptie geschikt als drank. |
2208 90 69 |
De indeling is vastgesteld op basis van de algemene regels 1 en 6 voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur, aantekening 1, onder b), op hoofdstuk 30, en de tekst van de GN-codes 2208, 2208 90 en 2208 90 69. Het product mag niet worden beschouwd als geneesmiddel van hoofdstuk 30. Het etiket noch de bijgesloten gebruiksaanwijzing noch de verpakking bevatten enige informatie over het type en de concentratie van de werkzame stof(fen). Alleen de hoeveelheid en soort van de gebruikte planten of plantendelen worden vermeld. Daarom is niet voldaan aan de voorwaarden van aantekening 1, onder b), bij hoofdstuk 30. Het product is een alcoholhoudende drank van post 2208 met de kenmerken van een voedingssupplement, dat bedoeld is om de algemene gezondheid of welzijn te handhaven, op basis van plantenextracten (zie de GS-toelichting op post 2208, derde alinea, punt 16). |
20.2.2007 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 51/5 |
VERORDENING (EG) Nr. 161/2007 VAN DE COMMISSIE
van 15 februari 2007
tot indeling van bepaalde goederen in de gecombineerde nomenclatuur
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (1), en met name op artikel 9, lid 1, onder a),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Om de uniforme toepassing te waarborgen van de gecombineerde nomenclatuur die als bijlage bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 is gevoegd, dienen bepalingen te worden vastgesteld voor de indeling van de in de bijlage bij de onderhavige verordening opgenomen goederen. |
(2) |
Bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 zijn de algemene regels voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur vastgesteld. Deze regels zijn ook van toepassing op iedere andere nomenclatuur die, geheel of gedeeltelijk of met toevoeging van onderverdelingen, de gecombineerde nomenclatuur overneemt en die bij specifieke communautaire voorschriften is vastgesteld voor de toepassing van tarief- of andere maatregelen in het kader van het goederenverkeer. |
(3) |
Met toepassing van genoemde algemene regels, dienen de in kolom 1 van de tabel omschreven goederen die zijn opgenomen in de bijlage bij deze verordening te worden ingedeeld onder de daarmee corresponderende GN-codes die zijn vermeld in kolom 2, op grond van de motiveringen die zijn opgenomen in kolom 3 van voornoemde tabel. |
(4) |
Het is wenselijk dat een beroep kan worden gedaan op een door de douaneautoriteiten van de lidstaten verstrekte bindende tariefinlichting betreffende de indeling van goederen in de gecombineerde nomenclatuur die niet in overeenstemming is met de bepalingen van onderhavige verordening, door de rechthebbende, gedurende drie maanden, overeenkomstig de bepalingen van artikel 12, lid 6, van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (2). |
(5) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité douanewetboek, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De goederen omschreven in kolom 1 van de in de bijlage opgenomen tabel worden in de gecombineerde nomenclatuur ingedeeld onder de corresponderende GN-codes vermeld in kolom 2 van voornoemde tabel.
Artikel 2
Op de door de douaneautoriteiten van de lidstaten verstrekte bindende tariefinlichting die niet in overeenstemming is met de bepalingen van de onderhavige verordening, kan gedurende drie maanden, overeenkomstig de bepalingen van artikel 12, lid 6, van Verordening (EEG) nr. 2913/92, een beroep worden gedaan.
Artikel 3
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 15 februari 2007.
Voor de Commissie
László KOVÁCS
Lid van de Commissie
(1) PB L 256 van 7.9.1987, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1930/2006 (PB L 406 van 30.12.2006, blz. 9).
(2) PB L 302 van 19.10.1992, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1791/2006 (PB L 363 van 20.12.2006, blz. 1).
BIJLAGE
Omschrijving |
Indeling (GN-code) |
Motivering |
||||||||||||||||||||||||||||||
(1) |
(2) |
(3) |
||||||||||||||||||||||||||||||
|
2202 90 91 |
De indeling is vastgesteld op basis van de algemene regels 1 en 6 voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur, en de tekst van de GN-codes 2202, 2202 90 en 2202 90 91. Omdat het product geschikt is voor directe consumptie als drank, valt het onder post 2202. Het product is uitgesloten van post 0403 omdat de stanolesters geen toegevoegde stoffen zijn van een soort die in de producten van hoofdstuk 4 is toegestaan (zie de GS-toelichting op hoofdstuk 4, Algemeen, punt I), tweede alinea). Het product mag daarom niet worden beschouwd als vloeibare yoghurt, gearomatiseerd of met toegevoegde vruchten of cacao van post 0403. Indeling in post 1901 is eveneens uitgesloten omdat het product de kenmerken heeft van een drank van hoofdstuk 22 (zie de GS-toelichting op post 1901, punt III), tweede alinea). |
||||||||||||||||||||||||||||||
|
1901 90 91 |
De indeling is vastgesteld op basis van de algemene regels 1 en 6 voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur, en op basis van de tekst van de GN-codes 1901, 1901 90 en 1901 90 91. Aloë vera is geen vrucht van hoofdstuk 8, maar een plant van hoofdstuk 6. Daarom voldoet het product niet aan de tekst van post 0403. Voedselbereidingen op basis van zuivelproducten zijn uitgesloten van hoofdstuk 4 (zie de GS-toelichting op hoofdstuk 4, Algemeen, punt I), laatste alinea, punt a). Het product kan worden ingedeeld in post 1901 aangezien het, naast natuurlijke melkbestanddelen, ook andere ingrediënten bevat van een soort die niet is toegestaan in de posten 0401 tot 0404 (zie de GS-toelichting op post 1901, punt III), eerste alinea). |
20.2.2007 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 51/7 |
VERORDENING (EG) Nr. 162/2007 VAN DE COMMISSIE
van 19 februari 2007
tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2003/2003 van het Europees Parlement en de Raad inzake meststoffen met het oog op de aanpassing van de bijlagen I en IV daarbij aan de technische vooruitgang
(Voor de EER relevante tekst)
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 2003/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 2003 inzake meststoffen (1), en met name op artikel 31, lid 3,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Afdeling E van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 2003/2003 bevat een lijst van de typen anorganische meststoffen met micronutriënten die overeenkomstig artikel 3 van die verordening als „EG-meststof” mogen worden aangeduid. In de lijst is een aantal meststoffen opgenomen waarin de micronutriënt chemisch gebonden is aan een chelaatvormer. Tabel E.3.1 van die bijlage bevat een lijst van toegelaten chelaatvormers. |
(2) |
De specificatie van het type meststof waarin de chelaatvormige micronutriënt ijzer is, maakt het gebruik mogelijk van ofwel één enkele toegelaten chelaatvormer, ofwel een mengsel daarvan, mits de gechelateerde fractie kan worden gekwantificeerd volgens de methode van de Europese norm EN 13366, en de individuele chelaatvormers in het mengsel afzonderlijk kunnen worden geïdentificeerd en gekwantificeerd volgens EN 13368. |
(3) |
Deze bepalingen voor meststoffen met micronutriënten die ijzer in chelaatvorm bevatten, moeten in drie opzichten worden bijgewerkt. Ten eerste om duidelijk te maken dat ten minste 50 % van het in water oplosbare ijzer moet worden gechelateerd door de toegelaten chelaatvormers. Ten tweede om te specificeren dat een toegelaten chelaatvormer slechts in de aanduiding van het type meststof mag worden vermeld als hij ten minste 1 % van het in water oplosbare ijzer chelateert. Ten derde om de verwijzing naar Europese normen te veralgemenen en aldus het gebruik van aanvullende Europese normen mogelijk te maken. |
(4) |
De chemische namen van de toegelaten chelaatvormers in afdeling E.3.1 van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 2003/2003 zijn bedoeld om op beschrijvende wijze het onderscheid te maken tussen verschillende isomeren van dezelfde stof. Daar er in de wetenschappelijke wereld verschillende nomenclaturen voor deze stoffen worden gebruikt, bestaat het gevaar dat zij verkeerd worden geïdentificeerd. Met het oog op een ondubbelzinnige identificatie van de chelaatvormers moet voor elke stof in die tabel het overeenkomstige CAS-nummer (Chemical Abstracts Service of the American Chemical Society), waardoor de verschillende isomeren van de chelaatvormers op unieke wijze worden geïdentificeerd, worden vermeld. Daarom is het wenselijk drie isomeren van chelaatvormers die niet op ondubbelzinnige wijze door middel van een CAS-nummer kunnen worden geïdentificeerd, te schrappen. |
(5) |
Voor de chelaatvormers moet een meer consistente nomenclatuur worden gebruikt en de verklaring dat de toegelaten chelaatvormers ook aan andere Gemeenschapswetgeving moeten voldoen, moet preciezer worden geformuleerd. |
(6) |
Bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 2003/2003 bevat gedetailleerde beschrijvingen van de te gebruiken analysemethoden om het gehalte van „EG-meststoffen” aan nutriënten te meten. Die beschrijvingen moeten worden aangepast om correcte analysewaarden te verkrijgen. |
(7) |
Verordening (EG) nr. 2003/2003 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(8) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 32 van Verordening (EG) nr. 2003/2003 ingestelde comité, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
1. Bijlage I bij Verordening (EG) nr. 2003/2003 wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage I bij de onderhavige verordening.
2. Bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 2003/2003 wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage II bij de onderhavige verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 19 februari 2007.
Voor de Commissie
Günter VERHEUGEN
Vicevoorzitter
(1) PB L 304 van 21.11.2003, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1791/2006 van de Raad (PB L 363 van 20.12.2006, blz. 1).
BIJLAGE I
Bijlage I bij Verordening (EG) nr. 2003/2003 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
Tabel E.1.4 komt als volgt te luiden: „E.1.4. IJzer
|
2) |
Afdeling E.3 komt als volgt te luiden: „E.3. Lijst van de toegelaten organische chelaat- en complexvormers voor micronutriënten De volgende stoffen zijn toegelaten, mits het overeenkomstige nutriëntchelaat voldoet aan de voorschriften van Richtlijn 67/548/EEG van de Raad (1). E.3.1. Chelaatvormers (2) De volgende zuren en de natrium-, kalium- en ammoniumzouten daarvan:
E.3.2. Complexvormers: De lijst moet nog worden opgesteld. |
(1) PB 196 van 16.8.1967, blz. 1.
(2) De chelaatvormers moeten worden geïdentificeerd en gekwantificeerd volgens de Europese normen die op de vermelde chelaatvormers betrekking hebben.
(3) Uitsluitend ter kennisgeving.”.
BIJLAGE II
Bijlage IV, B, bij Verordening (EG) nr. 2003/2003 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
Methode 2 wordt als volgt gewijzigd:
|
2) |
Methode 3 wordt als volgt gewijzigd:
|
3) |
Methode 8 wordt als volgt gewijzigd:
|
20.2.2007 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 51/16 |
VERORDENING (EG) Nr. 163/2007 VAN DE COMMISSIE
van 19 februari 2007
tot vaststelling, voor het verkoopseizoen 2005/2006, van de bedragen die de suikerfabrikanten aan de suikerbietenverkopers moeten betalen vanwege het verschil tussen het maximumbedrag van de basisproductieheffing en het bedrag van die heffing
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1260/2001 van de Raad van 19 juni 2001 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector suiker (1), en met name op artikel 18, lid 5,
Gelet op Verordening (EG) nr. 318/2006 van de Raad van 20 februari 2006 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector suiker (2), en met name op artikel 44, onder a),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
In artikel 18, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1260/2001 is bepaald dat, wanneer de opbrengst van de basisproductieheffing of van de B-heffing minder bedraagt dan het maximumbedrag als bedoeld in artikel 15, leden 3 en 4, van die verordening, in voorkomend geval herzien volgens lid 5 van dat artikel, de suikerfabrikanten verplicht zijn de suikerbietenverkopers 60 % van het verschil tussen het maximumbedrag en het bedrag van de te innen basisproductieheffing of B-heffing uit te keren. Krachtens artikel 9, lid 1, van Verordening (EG) nr. 314/2002 van de Commissie van 20 februari 2002 houdende uitvoeringsbepalingen voor de quotaregeling in de sector suiker (3), die van toepassing blijft voor de productie van het verkoopseizoen 2005/2006, moeten de hierboven bedoelde te betalen bedragen tegelijk met en volgens dezelfde procedure als de bedragen van de productieheffingen worden vastgesteld. |
(2) |
Op grond van Verordening (EG) nr. 1296/2005 van de Commissie van 5 augustus 2005 houdende herziening, voor de suikersector en voor het verkoopseizoen 2005/2006, van het maximumbedrag van de B-heffing en de minimumprijs voor B-suikerbieten (4), is het maximumbedrag van de B-heffing voor het verkoopseizoen 2005/2006 verhoogd tot 37,5 % van de interventieprijs van witte suiker. Bij Verordening (EG) nr. 164/2007 van de Commissie van 19 februari 2007 tot vaststelling van de bedragen van de productieheffingen in de sector suiker voor het verkoopseizoen 2005/2006 (5) is de basisproductieheffing vastgesteld op 1,0022 % en is geen B-heffing vastgesteld. Vanwege die verschillen moet, overeenkomstig artikel 18, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1260/2001, worden bepaald welke bedragen de suikerfabrikanten aan de suikerbietenverkopers moeten betalen voor elke ton suikerbieten A en B van standaardkwaliteit. |
(3) |
Het Comité van beheer voor suiker heeft geen advies uitgebracht binnen de door zijn voorzitter gestelde termijn, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De in artikel 18, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1260/2001 bedoelde bedragen die door de suikerfabrikanten aan de suikerbietenverkopers moeten worden betaald, worden voor het verkoopseizoen 2005/2006 voor elke ton suikerbieten van standaardkwaliteit vastgesteld op 0,492 EUR voor suikerbieten A en 18,372 EUR voor suikerbieten B.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 19 februari 2007.
Voor de Commissie
Mariann FISCHER BOEL
Lid van de Commissie
(1) PB L 178 van 30.6.2001, blz. 1. Verordening ingetrokken bij Verordening (EG) nr. 318/2006.
(2) PB L 58 van 28.2.2006, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2011/2006 (PB L 384 van 29.12.2006, blz. 1).
(3) PB L 50 van 21.2.2002, blz. 40. Verordening ingetrokken bij Verordening (EG) nr. 952/2006 (PB L 178 van 1.7.2006, blz. 39).
(4) PB L 205 van 6.8.2005, blz. 20.
(5) Zie blz. 17 van dit Publicatieblad.
20.2.2007 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 51/17 |
VERORDENING (EG) Nr. 164/2007 VAN DE COMMISSIE
van 19 februari 2007
tot vaststelling van de bedragen van de productieheffingen in de sector suiker voor het verkoopseizoen 2005/2006
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1260/2001 van de Raad van 19 juni 2001 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector suiker (1), en met name op artikel 15, lid 8, eerste streepje,
Gelet op Verordening (EG) nr. 318/2006 van de Raad van 20 februari 2006 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector suiker (2), en met name op artikel 44, onder a),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
In artikel 8 van Verordening (EG) nr. 314/2002 van de Commissie van 20 februari 2002 houdende uitvoeringsbepalingen voor de quotaregeling in de sector suiker (3), dat van toepassing blijft voor de productie in het verkoopseizoen 2005/2006, is bepaald dat de bedragen van de basisproductieheffing, de B-heffing en, in voorkomend geval, de in artikel 16, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1260/2001 bedoelde coëfficiënt voor suiker, isoglucose en inulinestroop vóór 15 februari 2007 voor het verkoopseizoen 2005/2006 moeten worden vastgesteld. |
(2) |
Voor het verkoopseizoen 2005/2006 leidt het overeenkomstig artikel 15, leden 1 en 2, van Verordening (EG) nr. 1260/2001 geconstateerde te verwachten totale verlies er overeenkomstig lid 3 van dat artikel toe dat de basisproductieheffing wordt vastgesteld op 1,0022 %. |
(3) |
Het krachtens artikel 15, leden 1 en 2, van Verordening (EG) nr. 1260/2001 op basis van de gekende gegevens geconstateerde totale verlies wordt volledig gedekt door de ontvangsten uit de basisproductieheffing. Derhalve hoeft voor het verkoopseizoen 2005/2006 geen B-heffing, noch een coëfficiënt voor de berekening van de aanvullende heffing te worden vastgesteld. |
(4) |
Het Comité van beheer voor suiker heeft geen advies uitgebracht binnen de door zijn voorzitter gestelde termijn, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De bedragen van de productieheffingen in de sector suiker worden voor het verkoopseizoen 2005/2006 vastgesteld op:
a) |
6,333 EUR per ton witte suiker als basisproductieheffing op A-suiker en op B-suiker; |
b) |
2,810 EUR per ton droge stof als basisproductieheffing op A-isoglucose en op B-isoglucose; |
c) |
6,333 EUR per ton suiker/isoglucose-equivalent in droge stof als basisproductieheffing op A-inulinestroop en op B-inulinestroop. |
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 19 februari 2007.
Voor de Commissie
Mariann FISCHER BOEL
Lid van de Commissie
(1) PB L 178 van 30.6.2001, blz. 1. Verordening ingetrokken bij Verordening (EG) nr. 318/2006.
(2) PB L 58 van 28.2.2006, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2011/2006 (PB L 384 van 29.12.2006, blz. 1).
(3) PB L 50 van 21.2.2002, blz. 40. Verordening ingetrokken bij Verordening (EG) nr. 952/2006 (PB L 178 van 1.7.2006, blz. 39).
II Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie niet verplicht is
BESLUITEN/BESCHIKKINGEN
Raad
20.2.2007 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 51/18 |
BESLUIT VAN DE RAAD
van 15 februari 2007
tot wijziging van het besluit van de Raad van 27 maart 2000 houdende machtiging van de directeur van Europol om onderhandelingen aan te knopen over overeenkomsten met derde staten of niet aan de EU gerelateerde instanties
(2007/117/EG)
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op artikel 42, lid 2, artikel 10, lid 4, en artikel 18 van de Overeenkomst tot oprichting van een Europese Politiedienst (Europolovereenkomst) (1),
Gelet op het besluit van de Raad van 3 november 1998 houdende vaststelling van de regeling betreffende de externe betrekkingen van Europol met derde staten en niet aan de Europese Unie gerelateerde instanties (2), en met name op artikel 2,
Gelet op het besluit van de Raad van 3 november 1998 houdende vaststelling van de regels betreffende de ontvangst door Europol van informatie van derde partijen (3), en met name op artikel 2,
Gelet op het besluit van de Raad van 12 maart 1999 houdende vaststelling van de regels betreffende de verstrekking van persoonsgegevens door Europol aan derde staten en instanties (4), en met name op de artikelen 2 en 3,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Gezien de operationele behoeften en de noodzaak om vormen van georganiseerde criminaliteit op een doeltreffende wijze via Europol te bestrijden, dient Montenegro te worden toegevoegd aan de lijst van derde landen waarmee de directeur van Europol gemachtigd wordt onderhandelingen aan te knopen. |
(2) |
Het besluit van de Raad van 27 maart 2000 (5) dient derhalve te worden gewijzigd, |
BESLUIT:
Artikel 1
Het besluit van de Raad van 27 maart 2000 wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 2, lid 1, wordt onder het kopje „Derde Staten” de volgende staat aan de alfabetische lijst toegevoegd:
„— |
Montenegro”. |
Artikel 2
Dit besluit wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Artikel 3
Dit besluit wordt van kracht op de dag volgende op die waarop het wordt aangenomen.
Gedaan te Brussel, 15 februari 2007.
Voor de Raad
De voorzitter
W. SCHÄUBLE
(1) PB C 316 van 27.11.1995, blz. 2. Overeenkomst laatstelijk gewijzigd bij een Protocol tot wijziging van die overeenkomst (PB C 2 van 6.1.2004, blz. 1).
(2) PB C 26 van 30.1.1999, blz. 19.
(3) PB C 26 van 30.1.1999, blz. 17.
(4) PB C 88 van 30.3.1999, blz. 1. Besluit van de Raad laatstelijk gewijzigd bij het besluit van de Raad van 28 februari 2002 (PB C 76 van 27.3.2002, blz. 1).
(5) PB C 106 van 13.4.2000, blz. 1. Besluit laatstelijk gewijzigd bij Besluit van de Raad van 4 december 2006 (PB C 311 van 19.12.2006, blz. 10).
Commissie
20.2.2007 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 51/19 |
BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE
van 16 februari 2007
tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen in verband met een alternatief identificatiemerk overeenkomstig Richtlijn 2002/99/EG van de Raad
(Kennisgeving geschied onder nummer C(2007) 422)
(Voor de EER relevante tekst)
(2007/118/EG)
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Richtlijn 2002/99/EG van de Raad van 16 december 2002 houdende vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor de productie, de verwerking, de distributie en het binnenbrengen van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong (1), en met name op artikel 4, lid 1, tweede alinea,
Gelet op Richtlijn 2005/94/EG van de Raad van 20 december 2005 betreffende communautaire maatregelen ter bestrijding van aviaire influenza en tot intrekking van Richtlijn 92/40/EEG (2), en met name op artikel 23, lid 1, onder g),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Richtlijn 2002/99/EG stelt de voorwaarden vast om ervoor te zorgen dat de exploitanten van de levensmiddelensector in alle stadia van de productie, verwerking en distributie in de Gemeenschap van producten van dierlijke oorsprong niet de verspreiding van op dieren overdraagbare ziekten veroorzaken. Zij stelt daartoe niet alleen een lijst van ziektegerelateerde behandelingen voor het inactiveren van de ziekteverwekker vast, maar zij voorziet vooral in het aanbrengen van een bijzonder identificatiemerk op producten waarvoor beperkende maatregelen gelden. |
(2) |
De richtlijn voorziet echter ook in de mogelijkheid specifieke bepalingen voor de uitvoering daarvan vast te stellen, waaronder de vaststelling van een bijzonder identificatiemerk voor vlees dat om veterinairrechtelijke redenen niet in de handel mag worden gebracht. |
(3) |
Richtlijn 2005/94/EG, en met name artikel 23, lid 1, onder g), bepaalt dat van bedrijven in beschermingsgebieden afkomstig vlees van pluimvee niet in de intracommunautaire of internationale handel mag worden gebracht. Daarom moet op dergelijk vlees, tenzij anders besloten wordt, het merk worden aangebracht, als bedoeld in bijlage II bij Richtlijn 2002/99/EG. |
(4) |
Richtlijn 92/66/EEG van de Raad van 14 juli 1992 tot vaststelling van communautaire maatregelen voor de bestrijding van de ziekte van Newcastle (3), en met name artikel 9, lid 2, onder f), i), en lid 4, onder c), schrijft voor dat uit beschermings- of toezichtsgebieden afkomstig vlees van pluimvee niet in de intracommunautaire handel mag worden gebracht en voorzien moet zijn van een merk dat overeenkomt met het bijzondere identificatiemerk, als bedoeld in bijlage II bij Richtlijn 2002/99/EG. |
(5) |
Sommige lidstaten hebben de Commissie laten weten dat dat identificatiemerk door de exploitanten en afnemers in de bedrijfstak slecht is geaccepteerd. Bijgevolg is het dienstig dat wordt voorzien in een alternatief identificatiemerk dat de lidstaten kunnen aanbrengen in plaats van het merk, bedoeld in bijlage II bij Richtlijn 2002/99/EG. Ten behoeve van de controles is het echter belangrijk dat de lidstaten de Commissie vooraf in kennis stellen van hun voornemen om het alternatieve identificatiemerk aan te brengen bij een uitbraak van aviaire influenza of de ziekte van Newcastle. |
(6) |
Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (4) voorziet in het aanbrengen van een identificatiemerk op vlees van dierlijke oorsprong, bestemd om in de handel te worden gebracht. |
(7) |
Verordening (EG) nr. 2076/2005 van de Commissie van 5 december 2005 tot vaststelling van overgangsregelingen voor de uitvoering van de Verordeningen (EG) nr. 853/2004, (EG) nr. 854/2004 en (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad en tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 853/2004 en (EG) nr. 854/2004 (5) voorziet in het tijdelijk gebruik van nationale identificatiemerken voor voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong die alleen in de handel mogen worden gebracht op het grondgebied van de lidstaat waar zij vervaardigd worden. |
(8) |
Het alternatieve identificatiemerk waarin in deze beschikking wordt voorzien, moet duidelijk te onderscheiden zijn van andere identificatiemerken die moeten worden aangebracht op vlees van pluimvee overeenkomstig Verordening (EG) nr. 853/2004 of Verordening (EG) nr. 2076/2005. |
(9) |
De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid, |
HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:
Artikel 1
Alternatief identificatiemerk
1. Voor de uitvoering van artikel 2 van deze beschikking kunnen de lidstaten besluiten om gebruik te maken van het in de bijlage bij deze beschikking vastgestelde identificatiemerk („het alternatieve identificatiemerk”) in plaats van het in bijlage II bij Richtlijn 2002/99/EG vastgestelde bijzondere identificatiemerk.
2. De lidstaten die besluiten om het alternatieve identificatiemerk te gebruiken, stellen de Commissie daarvan in kennis in het kader van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid.
Artikel 2
Het merken van tot de nationale markt beperkt vlees van pluimvee en gekweekt vederwild
Vlees van pluimvee of gekweekt vederwild, inclusief gehakt vlees, separatorvlees en vleesbereidingen of vleesproducten, dat niet voldoet aan de voorschriften van artikel 3 van Richtlijn 2002/99/EG en daarom beperkt is tot de nationale markt van de betrokken lidstaat overeenkomstig artikel 23, lid 1, onder g), van Richtlijn 2005/94/EG of artikel 9, lid 2, onder f), i), en lid 4, onder c), van Richtlijn 92/66/EEG kan worden gemerkt met:
a) |
het alternatieve identificatiemerk, of |
b) |
het nationale merk, als die producten zijn vervaardigd in inrichtingen overeenkomstig artikel 4 van Verordening (EG) nr. 2076/2005. |
Artikel 3
Adressaten
Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.
Gedaan te Brussel, 16 februari 2007.
Voor de Commissie
Markos KYPRIANOU
Lid van de Commissie
(1) PB L 18 van 23.1.2003, blz. 11.
(2) PB L 10 van 14.1.2006, blz. 16.
(3) PB L 260 van 5.9.1992, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2006/104/EG (PB L 363 van 20.12.2006, blz. 352).
(4) PB L 139 van 30.4.2004, blz. 55; gerectificeerd in PB L 226 van 25.6.2004, blz. 22. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1791/2006 van de Raad (PB L 363 van 20.12.2006, blz. 1).
(5) PB L 338 van 22.12.2005, blz. 83. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1666/2006 (PB L 320 van 18.11.2006, blz. 47).
BIJLAGE
Het identificatiemerk, als bedoeld in artikel 1, lid 1, van de beschikking, moet worden aangebracht overeenkomstig de volgende afmetingen of een passende verhouding daarvan, waarbij de leesbaarheid van de informatie gewaarborgd is.
Afmetingen:
XY (1)= 8 mm 1234 (2)= 11 mm Breedte uitwendige diameter= minimaal 30 mm Lijndikte vierkant= 3 mm |
|
(1) Landcode overeenkomstig bijlage II, sectie I, deel B, punt 6, van Verordening (EG) nr. 853/2004.
(2) Erkenningsnummer van de inrichting bedoeld in bijlage II, sectie I, deel B, punt 7, van Verordening (EG) nr. 853/2004.
20.2.2007 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 51/22 |
BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE
van 16 februari 2007
tot wijziging van de Beschikkingen 2006/415/EG, 2006/416/EG en 2006/563/EG wat betreft het op vers vlees van pluimvee aan te brengen identificatiemerk
(Kennisgeving geschied onder nummer C(2007) 431)
(Voor de EER relevante tekst)
(2007/119/EG)
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op Richtlijn 89/662/EEG van de Raad van 11 december 1989 inzake veterinaire controles in het intracommunautaire handelsverkeer in het vooruitzicht van de totstandbrenging van de interne markt (1), en met name op artikel 9, lid 4,
Gelet op Richtlijn 90/425/EEG van de Raad van 26 juni 1990 inzake veterinaire en zoötechnische controles in het intracommunautaire handelsverkeer in bepaalde levende dieren en producten in het vooruitzicht van de totstandbrenging van de interne markt (2), en met name op artikel 10, lid 4,
Gelet op Richtlijn 2005/94/EG van de Raad van 20 december 2005 betreffende communautaire maatregelen ter bestrijding van aviaire influenza en tot intrekking van Richtlijn 92/40/EEG (3), en met name op artikel 66, lid 2,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Aviaire influenza is een besmettelijke virale ziekte bij pluimvee en vogels, die leidt tot sterfte en anomalieën die snel de vorm van een epizoötie kunnen aannemen en daardoor een ernstige bedreiging vormen voor de dier- en de volksgezondheid en voor de rentabiliteit van de pluimveehouderij. Het gevaar bestaat dat de ziekteverwekker wordt verspreid naar andere bedrijven, naar wilde vogels en, via de handel in levende vogels of producten daarvan, van de ene lidstaat naar de andere en naar derde landen. |
(2) |
Richtlijn 2005/94/EG stelt de communautaire maatregelen vast die moeten worden toegepast bij de uitbraak van aviaire influenza bij pluimvee en andere in gevangenschap levende vogels om de verspreiding van die ziekte te vermijden. Die maatregelen omvatten de instelling van beschermingsgebieden en een verbod op het vervoer van vlees van pluimvee in deze gebieden. |
(3) |
Richtlijn 2005/94/EG voorziet ook in bepaalde afwijkingen van dat verbod, mits aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan. Die voorwaarden omvatten onder meer dat dergelijk vlees niet in de intracommunautaire of internationale handel mag worden gebracht en voorzien moet zijn van het merk, bedoeld in bijlage II bij Richtlijn 2002/99/EG van de Raad van 16 december 2002 houdende vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor de productie, de verwerking, de distributie en het binnenbrengen van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong (4), tenzij overeenkomstig die richtlijn anders wordt besloten. |
(4) |
Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (5) voorziet in het aanbrengen van een identificatiemerk op bepaald vlees. |
(5) |
Verordening (EG) nr. 2076/2005 van de Commissie van 5 december 2005 tot vaststelling van overgangsregelingen voor de uitvoering van de Verordeningen (EG) nr. 853/2004, (EG) nr. 854/2004 en (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad en tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 853/2004 en (EG) nr. 854/2004 (6) voorziet in het tijdelijk gebruik van nationale merken voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong die alleen in de handel mogen worden gebracht op het grondgebied van de lidstaat waar zij vervaardigd worden. |
(6) |
Bovendien voorziet Beschikking 2006/415/EG van de Commissie (7) in de toepassing van bepaalde beperkingen in de gebieden A en B, waaronder een verbod op de verzending uit die gebieden van voor menselijke comsumptie bestemde producten van vrij vederwild. Die beschikking voorziet echter in afwijkingen van die beperking voor de verzending op de binnenlandse markt van bepaald vlees en vleesproducten en -bereidingen, mits aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan, waaronder het aanbrengen van een merk op dergelijk vlees overeenkomstig bijlage II bij Richtlijn 2002/99/EG. |
(7) |
Beschikking 2006/416/EG van de Commissie van 14 juni 2006 betreffende bepaalde overgangsmaatregelen in verband met hoogpathogene aviaire influenza bij pluimvee of andere in gevangenschap levende vogels in de Gemeenschap (8) stelt bepaalde overgangsmaatregelen vast die bij een uitbraak van die ziekte moeten worden toegepast. Die maatregelen omvatten de instelling van beschermingsgebieden bij een uitbraak van de ziekte en de toepassing van bepaalde beperkingen in die gebieden, waaronder een verbod op de verplaatsing van vlees van pluimvee. Die beschikking voorziet echter ook in afwijkingen van dat verbod, mits aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan, waaronder het aanbrengen van een merk op dergelijk vlees overeenkomstig bijlage II bij Richtlijn 2002/99/EG. |
(8) |
Beschikking 2006/563/EG van de Commissie van 11 augustus 2006 tot vaststelling van bepaalde beschermende maatregelen in verband met hoogpathogene aviaire influenza van het subtype H5N1 bij wilde vogels in de Gemeenschap en tot intrekking van Beschikking 2006/115/EG (9) stelt bepaalde maatregelen vast die bij de uitbraak van die ziekte bij wilde vogels moeten worden toegepast. Die maatregelen omvatten de instelling van controlegebieden en het verbod op de verzending van vlees en vleesproducten en -bereidingen van pluimvee en vrij vederwild in dergelijke gebieden. Die beschikking voorziet echter ook in afwijkingen van dat verbod, mits aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan, waaronder het aanbrengen op dat vlees van een merk overeenkomstig bijlage II bij Richtlijn 2002/99/EG of een nationaal merk vastgesteld overeenkomstig artikel 4 van Verordening (EG) nr. 2076/2005. |
(9) |
Beschikking 2007/118/EG van de Commissie van 16 februari 2007 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen in verband met een alternatief identificatiemerk overeenkomstig Richtlijn 2002/99/EG van de Commissie (10) voorziet in een alternatief identificatiemerk, dat kan worden gebruikt in plaats van het merk, bedoeld in bijlage II bij Richtlijn 2002/99/EG. |
(10) |
Het is daarom dienstig dat de Beschikkingen 2006/415/EG, 2006/416/EG en 2006/563/EG worden gewijzigd om het gebruik van dat alternatieve identificatiemerk mogelijk te maken. |
(11) |
De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid, |
HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:
Artikel 1
Wijziging van Beschikking 2006/415/EG
Artikel 8, lid 1, van Beschikking 2006/415/EG komt als volgt te luiden:
„1. In afwijking van artikel 5, onder b), mag de getroffen lidstaat de verzending op de binnenlandse markt toestaan van vers vlees, gehakt vlees, separatorvlees en vleesbereidingen of vleesproducten van vrij vederwild afkomstig uit gebied A of B, indien dit vlees is voorzien van:
a) |
het bijzondere identificatiemerk, bedoeld in bijlage II bij Richtlijn 2002/99/EG, of |
b) |
het merk, bedoeld in artikel 2 van Beschikking 2007/118/EG.”. |
Artikel 2
Wijziging van Beschikking 2006/416/EG
Artikel 18, lid 1, onder g), van Beschikking 2006/416/EG komt als volgt te luiden:
„g) |
het vlees wordt niet in de intracommunautaire of internationale handel gebracht en wordt voorzien van:
|
Artikel 3
Wijziging van Beschikking 2006/563/EG
Beschikking 2006/563/EG wordt als volgt gewijzigd:
1. |
Artikel 6, onder e), komt als volgt te luiden:
|
2. |
Artikel 11 komt als volgt te luiden: „Artikel 11 Afwijkingen voor vlees, gehakt vlees, vleesbereidingen, separatorvlees en vleesproducten 1. In afwijking van artikel 6, onder e), mag de getroffen lidstaat het vervoer uit het controlegebied toestaan voor het in de handel brengen of de uitvoer naar derde landen van het volgende vlees:
2. In afwijking van artikel 6, onder e), mag de getroffen lidstaat het vervoer uit het controlegebied naar de binnenlandse markt toestaan van vers vlees, gehakt vlees en separatorvlees van pluimvee of gekweekt verderwild afkomstig uit het controlegebied, vleesbereidingen en vleesproducten die dergelijk vlees bevatten, mits dat vlees aan de volgende voorwaarden voldoet:
|
Artikel 4
Adressaten
Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.
Gedaan te Brussel, 16 februari 2007.
Voor de Commissie
Markos KYPRIANOU
Lid van de Commissie
(1) PB L 395 van 30.12.1989, blz. 13. Richtijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2004/41/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 157 van 30.4.2004, blz. 33; gerectificeerd in PB L 195 van 2.6.2004, blz. 12).
(2) PB L 224 van 18.8.1990, blz. 29. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2002/33/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 315 van 19.11.2002, blz. 14).
(3) PB L 10 van 14.1.2006, blz. 16.
(4) PB L 18 van 23.1.2003, blz. 11.
(5) PB L 139 van 30.4.2004, blz. 55; gerectificeerd in PB L 226 van 25.6.2004, blz. 22. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1791/2006 van de Raad (PB L 363 van 20.12.2006, blz. 1).
(6) PB L 338 van 22.12.2005, blz. 83. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1666/2006 (PB L 320 van 18.11.2006, blz. 47).
(7) PB L 164 van 16.6.2006, blz. 51. Beschikking gewijzigd bij Beschikking 2007/79/EG (PB L 26 van 2.2.2007, blz. 5).
(8) PB L 164 van 16.6.2006, blz. 61.
(9) PB L 222 van 15.8.2006, blz. 11.
(10) Zie blz. 19 van dit Publicatieblad.
III Besluiten op grond van het EU-Verdrag
BESLUITEN OP GROND VAN TITEL V VAN HET EU-VERDRAG
20.2.2007 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 51/25 |
GEMEENSCHAPPELIJK STANDPUNT 2007/120/GBVB VAN DE RAAD
van 19 februari 2007
houdende verlenging van beperkende maatregelen tegen Zimbabwe
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name op artikel 15,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De Raad heeft op 19 februari 2004 Gemeenschappelijk Standpunt 2004/161/GBVB houdende verlenging van de beperkende maatregelen tegen Zimbabwe (1) vastgesteld. Deze maatregelen verstrijken op 20 februari 2007. |
(2) |
Gelet op de situatie in Zimbabwe, dient Gemeenschappelijk Standpunt 2004/161/GBVB nogmaals met twaalf maanden te worden verlengd. |
(3) |
De lijst van personen die aan de beperkende maatregelen zijn onderworpen, moet worden geactualiseerd, |
HEEFT HET VOLGENDE GEMEENSCHAPPELIJK STANDPUNT VASTGESTELD:
Artikel 1
Gemeenschappelijk Standpunt 2004/161/GBVB wordt verlengd tot en met 20 februari 2008.
Artikel 2
De lijst van personen in de bijlage bij Gemeenschappelijk Standpunt 2004/161/GBVB wordt vervangen door de tekst in de bijlage bij onderhavig gemeenschappelijk standpunt.
Artikel 3
Dit gemeenschappelijk standpunt wordt van kracht op de datum waarop het wordt vastgesteld.
Artikel 4
Dit gemeenschappelijk standpunt wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Gedaan te Brussel, 19 februari 2007.
Voor de Raad
De voorzitter
M. GLOS
(1) PB L 50 van 20.2.2004, blz. 66. Gemeenschappelijk standpunt laatstelijk gewijzigd bij Besluit 2006/51/GBVB (PB L 26 van 31.1.2006, blz. 28).
BIJLAGE
Lijst van personen bedoeld in de artikelen 4 en 5 van Gemeenschappelijk Standpunt 2004/161/GBVB
|
President, geboren op 21.2.1924 |
||
|
Directeur-generaal Centrale Inlichtingendienst, geboren op 6.11.1960 |
||
|
Minister voor Speciale Zaken, verantwoordelijk voor Land- en Relocatieprogramma's (voormalig staatsminister bij het Kabinet van de Vice-President en voormalig staatsminister van het Landhervormingsprogramma bij het Kabinet van de President), geboren op 25.2.1968 |
||
|
Ondercommissaris van politie, politiewoordvoerder |
||
|
Onderminister van Financiën (voormalig onderminister van Financiën en Economische Ontwikkeling), geboren op 7.4.1957 |
||
|
Permanent secretaris, Dienst Voorlichting en Publiciteit, geboren op 4.4.1963 |
||
|
Voormalig onderminister van Plaatselijk Bestuur, Openbare Werken en Nationale Huisvesting, geboren op 10.6.1962 |
||
|
Gouverneur van de provincie Manicaland |
||
|
Minister van Onderwijs, Sport en Cultuur, geboren op 25.11.1939 |
||
|
Onderminister van Industrie en Internationale Handel |
||
|
Commissaris van politie, geboren op 10.3.1953 |
||
|
Commissielid van het ZANU (PF) — Politbureau |
||
|
Staatsminister van Openbare en Interactieve Zaken (voormalig minister van Post en Telecommunicatie), geboren op 28.8.1943 |
||
|
Minister van Justitie en Juridische en Parlementaire Zaken, geboren op 25.1.1947 |
||
|
Voormalig minister van Mijnbouw en Mijnontwikkeling, geboren op 14.3.1955 |
||
|
Voormalig onderminister van Binnenlandse Zaken, geboren op 10.10.1946 |
||
|
Commissielid van het ZANU (PF) — Politbureau, geboren op 27.3.1928 |
||
|
Bevelhebber van de Zimbabwaanse Defensiemacht, Generaal (voormalig bevelhebber Landmacht, Lt-Gen), geboren op 25.8.1956 |
||
|
Voorzitter, Zimbabwaanse kiescommissie (rechter bij het Hooggerechtshof en voorzitter van de controversiële commissie voor de indeling van kieskringen), geboren op 4.6.1953 |
||
|
Gouverneur van de provincie Masvingo (voormalige hoge secretaris voor Speciale Zaken bij het Kabinet van de President), geboren op 19.3.1949 |
||
|
Minister van Plaatselijk Bestuur, Openbare Werken en Stadsontwikkeling, geboren op 1.8.1952 |
||
|
Hoger Commissielid van het ZANU (PF) — Politbureau, geboren in 1939 |
||
|
Onderminister van Vrouwenzaken, Genderkwesties en Maatschappelijk Opbouwwerk |
||
|
Minister van Overheidsdienst, Arbeid en Welzijn (voormalig staatsminister van Nationale Veiligheid bij het Kabinet van de President), geboren op 1.8.1946 |
||
|
Voorzitter van de Commissie voor verkiezingstoezicht |
||
|
Voormalig voorzitter van de Commissie voor verkiezingstoezicht |
||
|
Minister van Economische Ontwikkeling (voormalig staatsminister voor staats- en parastatale bedrijven bij het Kabinet van de President), geboren op 8.3.1940 |
||
|
Secretaris van het ZANU (PF) — Politbureau voor Economische Zaken, geboren in 1935 |
||
|
Voormalig gouverneur van de provincie Masvingo, geboren op 7.11.1935 |
||
|
Commissielid van het ZANU (PF) — Politbureau, geboren op 17.2.1938 |
||
|
Gouverneur van Harare en secretaris van het ZANU (PF) — Politbureau voor Financiën, geboren op 25.5.1947 |
||
|
Onderminister van Jeugdontwikkeling en Werkgelegenheidsgroei, en ondersecretaris van het ZANU (PF) — Politbureau voor Jeugdzaken, geboren op 23.10.1970 |
||
|
Gouverneur van de provincie Oost-Mashonaland, geboren op 4.3.1963 |
||
|
Voormalig minister van Financiën en Economische Ontwikkeling, geboren op 4.4.1949 NB: momenteel in hechtenis |
||
|
Onderminister van Milieu en Toerisme (voormalig onderminister van Vervoer en Communicatie) |
||
|
Commissielid van het ZANU (PF) — Politbureau, geboren in 1933 |
||
|
Voormalig onderminister van Mijnbouw en Mijnontwikkeling, geboren op 13.6.1952 |
||
|
Minister van Landbouw en Plattelandsontwikkeling (voormalig minister van Landzaken, Landbouw- en Plattelandsrelocatie), geboren op 21.11.1954 |
||
|
ZANU (PF) — Voorzitter van de Senaat, geboren op 11.7.1943 |
||
|
Voormalig onderminister van Jeugdontwikkeling, Genderkwesties en Werkgelegenheidsgroei, geboren op 4.4.1941 |
||
|
Voorzitter van de Commissie mediavoorlichting |
||
|
Adjunct-secretaris-generaal van het ZANU (PF) — Politbureau voor Economische Zaken (voormalig minister van Financiën), geboren op 22.3.1950 |
||
|
Waarnemend burgemeester van Harare (ZANU-PF) |
||
|
Ondersecretaris van het ZANU (PF) — Politbureau voor Gehandicapten en Kansarmen, geboren op 28.4.1944 |
||
|
Staatsminister (voormalig minister van Overheidsdienst, Arbeid en Welzijn), geboren op 10.8.1961 |
||
|
Minister zonder portefeuille (voormalig minister van Jeugdontwikkeling, Genderkwesties en Werkgelegenheidsgroei), geboren op 30.7.1955 |
||
|
Voormalig onderminister voor Industrie en Internationale Handel, geboren op 10.8.1934 |
||
|
Onderminister van Binnenlandse Zaken (voormalig onderminister van Energie en Energieontwikkeling), geboren op 4.4.1948 |
||
|
Gouverneur van de provincie Centraal-Mashonaland |
||
|
Gouverneur van de provincie Zuid-Matabeleland (Secretaris van het ZANU (PF) — Politbureau voor Gehandicapten en Kansarmen), geboren op 14.10.1936 |
||
|
Gouverneur van de provincie Bulawayo |
||
|
Gouverneur van de provincie Noord-Matabeleland en ondersecretaris van het ZANU (PF) — Politbureau voor Vervoer en Welzijn |
||
|
Onderminister van Plattelandshuisvesting en Sociale Voorzieningen, geboren op 17.8.1960 |
||
|
Onderminister van Voorlichting en Publiciteit, geboren in 1969 |
||
|
Onderminister van Buitenlandse Zaken |
||
|
Permanent secretaris, ministerie van Binnenlandse Zaken |
||
|
Commissielid van het ZANU (PF) — Politbureau |
||
|
Permanent secretaris, ministerie van Plaatselijk Bestuur, Openbare Werken en Stadsontwikkeling |
||
|
Minister van Mijnbouw en Mijnontwikkeling (voormalige minister van Energie en Energieontwikkeling), geboren op 4.7.1952 |
||
|
Minister van Plattelandshuisvesting en Sociale Voorzieningen (voormalig Parlementsvoorzitter), geboren op 15.9.1946 |
||
|
Minister van Binnenlandse Zaken (voormalig onderminister van Plaatselijk Bestuur, Openbare Werken en Nationale Huisvesting), geboren op 15.11.1949 |
||
|
Voormalig staatsminister van Voorlichting en Publiciteit bij het Kabinet van de President, geboren op 12.1.1957 |
||
|
Voormalig minister van Energie en Energieontwikkeling (voormalig minister van Overheidsdienst, Arbeid en Welzijn), geboren op 7.5.1950 |
||
|
Ondersecretaris van het ZANU (PF) — Politbureau voor Juridische Zaken, geboren in 1945 NB: ambassadeur in Zuid-Afrika |
||
|
Minister van Industrie en Internationale Handel (voormalig gouverneur van de provincie Noord-Matabeleland) (Ondersecretaris van het ZANU (PF) — Politbureau voor Nationale Veiligheid), geboren op 12.10.1951 |
||
|
Vice-President, geboren op 6.12.1923 |
||
|
Gouverneur van de provincie Midlands, geboren op 7.7.1931 |
||
|
Staatsminister van Wetenschap en Technologie bij het kabinet van de President (voormalig staatsminister bij het Kabinet van Vice-President Msika), geboren op 18.8.1946 |
||
|
Minister van Vrouwenzaken, Genderkwesties en Maatschappelijk Opbouwwerk, en secretaris van het ZANU (PF) — Politbureau voor Genderkwesties en Cultuur, geboren op 14.12.1958 |
||
|
Griffier-generaal, geboren op 22.12.1942 |
||
|
Minister van Hoger en Tertiair Onderwijs (voormalig minister van Buitenlandse Zaken), geboren op 17.12.1941 |
||
|
Echtgenote van Robert Gabriel Mugabe, geboren op 23.7.1965 |
||
|
Hoger Commissielid van het ZANU (PF) — Politbureau, geboren op 14.10.1934 |
||
|
Onderminister van Volksgezondheid en Kinderwelzijn, geboren in 1965 |
||
|
Vice-President (voormalig minister van Watervoorraden en Infrastructuurontwikkeling), geboren op 15.4.1955 |
||
|
Hoger Commissielid van het ZANU (PF) — Politbureau, geboren op 1.5.1949. |
||
|
Voormalig minister van Industrie en Internationale Handel, geboren op 23.10.1942 |
||
|
Minister van Buitenlandse Zaken, geboren op 20.7.1945 |
||
|
Minister van Financiën (voormalig minister van Hoger en Tertiair Onderwijs), geboren op 31.7.1941 |
||
|
Ondercommissaris van politie |
||
|
Minister van Vervoer en Communicatie (voormalig onderminister van Vervoer en Communicatie), geboren op 6.2.1954 |
||
|
Staatsminister van Nationale Veiligheid, Landhervorming en Relocatie in het Kabinet van de President, Secretaris administratie van het ZANU (PF) — Politbureau, geboren op 27.7.1935 |
||
|
Minister van Watervoorraden en Infrastructuurontwikkeling |
||
|
Minister van Jeugdontwikkeling, Genderkwesties en Werkgelegenheidsgroei, brigadegeneraal in ruste |
||
|
Onderminister van Ontwikkeling van Kleine en Middelgrote Ondernemingen en Werkgelegenheidsgroei, geboren op 27.5.1948 |
||
|
Hoger Commissielid van het ZANU (PF) — Politbureau, geboren op 28.10.1922 |
||
|
Brigadegeneraal (voormalig directeur-generaal van de Centrale Inlichtingendienst), geboren op 24.6.1957 |
||
|
Onderminister van Overheidsdienst, Arbeid en Welzijn (voormalig onderminister van Buitenlandse Zaken), geboren op 13.10.1954 |
||
|
Secretaris van het ZANU (PF) — Politbureau voor Productie en Arbeid, geboren op 22.10.1930 |
||
|
Ondersecretaris van het ZANU (PF) — Politbureau voor het commissariaat, geboren op 26.6.1942 |
||
|
Ondersecretaris van het ZANU (PF) — Politbureau voor het commissariaat, geboren op 20.9.1949 |
||
|
Onderminister van Landbouw, geboren op 4.8.1955 |
||
|
Minister van Milieu en Toerisme, geboren op 17.4.1959 |
||
|
Parlementsvoorzitter (voormalig minister voor Speciale Zaken bij het Kabinet van de President), geboren op 22.8.1934 |
||
|
Minister van Energie en Energieontwikkeling (voormalig luitenant-generaal, Gouverneur van de provincie Manicaland), geboren op 23.7.1955 |
||
|
Onderminister van Vervoer en Communicatie |
||
|
Ondersecretaris van het ZANU (PF) — Politbureau voor Wetenschap en Technologie |
||
|
Minister van Ontwikkeling van Kleine en Middelgrote Ondernemingen en Werkgelegenheidsgroei, geboren op 20.9.1949 |
||
|
Minister van Volksgezondheid en Kinderwelzijn (voormalig onderminister), geboren op 2.8.1950 |
||
|
Ondersecretaris van het ZANU (PF) — Politbureau voor Genderkwesties en Cultuur |
||
|
Ondersecretaris van het ZANU (PF) — Politbureau voor Genderkwesties en Cultuur |
||
|
Onderminister van Mijnbouw en Mijnontwikkeling (voormalig onderminister van Watervoorraden en Infrastructuurontwikkeling), geboren op 10.5.1945 |
||
|
Onderminister van Plaatselijk Bestuur, Openbare Werken en Stadsontwikkeling |
||
|
Ondersecretaris van het ZANU (PF) — Politbureau voor Volksgezondheid en Kinderwelzijn |
||
|
Gouverneur van de provincie West-Mashonaland |
||
|
Ondersecretaris van het ZANU (PF) — Politbureau voor Vrouwenzaken |
||
|
Ondersecretaris van het ZANU (PF) — Politbureau voor Vervoer en Welzijn, geboren 21.3.1968 |
||
|
Minister van Defensie, geboren op 30.3.1944 |
||
|
Hoofdambtenaar voor de organisatie van de verkiezingen |
||
|
Staatsminister voor Beleidsimplementatie (voormalig Staatsminister voor Beleidsimplementatie bij het Kabinet van de President), geboren op 6.6.1945 |
||
|
Secretaris van het ZANU (PF) — Politbureau voor Voorlichting en Publiciteit, geboren op 29.9.1928 |
||
|
Luitenant-generaal (Luchtmacht), geboren op 1.11.1955 |
||
|
Onderminister van Onderwijs, Sport en Cultuur, geboren op 3.1.1949 |
||
|
Voormalig voorzitter Nationale Vereniging van Oorlogsveteranen, geboren op 31.12.1970 |
||
|
Kabinetssecretaris (opvolger van nr. 121 Charles Utete), geboren op 3.5.1949 |
||
|
Bevelhebber van het Zimbabwaanse Nationale Leger, Luitenant-generaal, geboren op 25.8.1956 |
||
|
Secretaris van het ZANU (PF) — Politbureau voor Jeugdzaken |
||
|
Adviseur Volksgezondheid bij het Kabinet van de President, geboren op 15.10.1936 |
||
|
Ondersecretaris van het ZANU (PF) — Politbureau voor Financiën, geboren op 15.6.1940 |
||
|
Onderminister van Economische Ontwikkeling |
||
|
Voorzitter van de Presidentiële commissie voor landherziening (voormalig Kabinetssecretaris), geboren op 30.10.1938 |
||
|
Hoofd ondercommissaris van politie, politiecommandant Harare |
||
|
Hoofd Strafinrichtingen, geboren op 4.3.1947 |
||
|
Onderminister van Wetenschap en Technologie (NB: neef van Mugabe) |
||
|
Politbureau, Commissie Inheems bewustzijn en Empowerment in de partij, geboren op 27.9.1943 |
20.2.2007 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 51/31 |
GEMEENSCHAPPELIJK STANDPUNT 2007/121/GBVB VAN DE RAAD
van 19 februari 2007
tot verlenging en wijziging van Gemeenschappelijk Standpunt 2004/179/GBVB inzake beperkende maatregelen tegen de leiders van de regio Trans-Dnjestrië in de Republiek Moldavië
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name op artikel 15,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De Raad heeft op 23 februari 2004 Gemeenschappelijk Standpunt 2004/179/GBVB (1) inzake beperkende maatregelen, in de vorm van inreisbeperkingen, tegen de leiders van de regio Trans-Dnjestrië in de Republiek Moldavië vastgesteld. De geldigheidsduur van deze maatregelen loopt af op 27 februari 2007. |
(2) |
Na een evaluatie van Gemeenschappelijk Standpunt 2004/179/GBVB wordt het wenselijk geacht de toepassing van de beperkende maatregelen met 12 maanden te verlengen. |
(3) |
Bijlage I bij Gemeenschappelijk Standpunt 2004/179/GBVB dient te worden gewijzigd ingevolge de wijzigingen in de functies van de personen die onder de beperkende maatregelen vallen, |
HEEFT HET VOLGENDE GEMEENSCHAPPELIJK STANDPUNT VASTGESTELD:
Artikel 1
Gemeenschappelijk Standpunt 2004/179/GBVB wordt verlengd tot en met 27 februari 2008.
Artikel 2
Bijlage I bij Gemeenschappelijk Standpunt 2004/179/GBVB wordt vervangen door de tekst in de bijlage bij dit gemeenschappelijk standpunt.
Artikel 3
Dit gemeenschappelijk standpunt wordt van kracht op de datum van de aanneming ervan.
Artikel 4
Dit gemeenschappelijk standpunt wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Gedaan te Brussel, 19 februari 2007.
Voor de Raad
De voorzitter
M. GLOS
(1) PB L 55 van 24.2.2004, blz. 68. Gemeenschappelijk standpunt laatstelijk verlengd bij Gemeenschappelijk Standpunt 2006/95/GBVB (PB L 44 van 15.2.2006, blz. 31) en laatstelijk gewijzigd bij Besluit 2006/96/GBVB (PB L 44 van 15.2.2006, blz. 32).
BIJLAGE
„BIJLAGE I
Lijst van de in artikel 1, lid 1, eerste streepje, bedoelde personen
1. |
SMIRNOV, Igor Nikolayevich, „president”, geboren op 23 oktober 1941 in Khabarowsk, Russische Federatie, Russisch paspoort nr. 50No0337530. |
2. |
SMIRNOV, Vladimir Igorevich, zoon van nr. 1, „voorzitter van het Staatscomité voor douanezaken”, geboren op 3 april 1961 in Kupiansk, Kharkowskaya Oblast or Novaya Kakhovka, Khersonskaya Oblast, Oekraïne, Russisch paspoort nr. 50No00337016. |
3. |
SMIRNOV, Oleg Igorevich, zoon van nr. 1, „adviseur van het Staatscomité voor douanezaken”, „lid van de Opperste Sovjet”, geboren op 8 augustus 1967 in Nowaja Kachovka, Khersonskaya Oblast, Oekraïne, Russisch paspoort nr. 60No1907537. |
4. |
LEONTIYEV, Serghey Fedorovich, „voormalige vice-president”, geboren op 9 februari 1944 in Leontiyevka, Odesskaya Oblast, Oekraïne, Russisch paspoort nr. 50No0065438. |
5. |
MARAKUTSA, Grigory Stepanovich, „lid van de Opperste Sovjet”, „speciale vertegenwoordiger van de Opperste Sovjet voor interparlementaire betrekkingen”, geboren op 15 oktober 1942 in Teya, Grigoriopolsky Raion, Republiek Moldavië, oud Sovjetpaspoort nr. 8BM724835. |
6. |
KAMINSKY, Anatoly Vladimirovich, „ondervoorzitter van de Opperste Sovjet”, geboren op 15 maart 1950 in Chita, Russische Federatie, oud Sovjetpaspoort nr. A25056238. |
7. |
SHEVCHUK, Evgheny Vassilyevich, „voorzitter van de Opperste Sovjet”, geboren op 19 juni 1968 in Ribnitsa, Republiek Moldavië, Russisch paspoort nr. 51No3116878. |
8. |
LITSKAI, Valery Anatolyevich, „minister van Buitenlandse Zaken”, geboren op 13 februari 1949 in Tver, Russische Federatie, Russisch paspoort nr. 51No0076099, afgegeven op 9 augustus 2000. |
9. |
KHAZHEYEV, Stanislav Galimovich, „minister van Defensie”, geboren op 28 december 1941 in Tsjeljabinsk, Russische Federatie. |
10. |
ANTYUFEYEV, Vladimir Yuryevich, alias SHEVTSOV, Vadim, „minister van Staatsveiligheid”, geboren in 1951 in Novosibirsk, Russische Federatie, Russisch paspoort. |
11. |
KOROLYOV, Alexandr Ivanovich, „vice-premier”, geboren in 1951 in Briansk, Russische Federatie, Russisch paspoort. |
12. |
BALALA, Viktor Alekseyevich, „voormalig minister van Justitie”, geboren in 1961 in Vinnitsa, Oekraïne. |
13. |
AKULOV, Boris Nikolayevich, „vertegenwoordiger van Trans-Dnjestrië in Oekraïne”. |
14. |
ZAKHAROV, Viktor Pavlovich, „procureur-generaal van Trans-Dnjestrië”, geboren in 1948 in Kamenka, Republiek Moldavië. |
15. |
LIPOVTSEV, Alexey Valentinovich, „ondervoorzitter van het Staatscomité voor douanezaken”. |
16. |
GUDYMO, Oleg Andreyevich, „lid van de Opperste Sovjet”, „voorzitter van het Comité voor veiligheid, defensie en vredeshandhaving van de Opperste Sovjet”, „voormalige onderminister van Veiligheid”, geboren op 11 september 1944 in Almaty, Kazachstan, Russisch paspoort nr. 51No0592094. |
17. |
KOSOVSKY, Eduard Alexandrovich, „president van de Bank van de Republiek Trans-Dnjestrië”, geboren op 7 oktober 1958 in Floresti, Republiek Moldavië.” |
Rectificaties
20.2.2007 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 51/33 |
Rectificatie van Verordening (EG) nr. 135/2007 van de Commissie van 13 februari 2007 tot vaststelling van de uitvoerrestituties in de sector verwerkte producten op basis van groenten en fruit, andere dan voor toegevoegde suiker toegekende restituties (voorlopig verduurzaamde kersen, gepelde tomaten, gekonfijte kersen, bereide hazelnoten en sommige sinaasappelen)
( Publicatieblad van de Europese Unie L 42 van 14 februari 2007 )
Op blz. 20, in de bijlage, komt de tabel als volgt te luiden:
„Periode voor de indiening van de certificaataanvragen: van 22 februari 2007 tot en met 23 juni 2007.
Periode voor de toewijzing van de certificaten: van maart 2007 tot en met juni 2007.
Productcode (1) |
Code van de bestemming (2) |
Eenheidsbedrag van de restitutie (in EUR/t nettogewicht) |
Betrokken hoeveelheid (in t) |
0812 10 00 9100 |
F06 |
50 |
3 000 |
2002 10 10 9100 |
A02 |
45 |
43 100 |
2006 00 31 9000 2006 00 99 9100 |
F06 |
153 |
1 000 |
2008 19 19 9100 2008 19 99 9100 |
A00 |
59 |
500 |
2009 11 99 9110 2009 12 00 9111 2009 19 98 9112 |
A00 |
5 |
0 |
2009 11 99 9150 2009 19 98 9150 |
A00 |
29 |
0 |
(1) De productcodes zijn vastgesteld in Verordening (EEG) nr. 3846/87 van de Commissie (PB L 366 van 24.12.1987, blz. 1), gewijzigd.
(2) De bestemmingscodes van de „A”-serie zijn vastgesteld in bijlage II bij Verordening (EEG) nr. 3846/87.
De overige bestemmingen worden als volgt vastgesteld:
F06 |
Alle bestemmingen behalve de landen van Noord-Amerika.”. |