ISSN 1725-2598

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 312

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

49e jaargang
11 november 2006


Inhoud

 

I   Besluiten waarvan de publicatie voorwaarde is voor de toepassing

Bladzijde

 

*

Verordening (EG) nr. 1667/2006 van de Raad van 7 november 2006 betreffende glucose en lactose (Gecodificeerde versie)

1

 

 

Verordening (EG) nr. 1668/2006 van de Commissie van 10 november 2006 tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

4

 

*

Verordening (EG) nr. 1669/2006 van de Commissie van 8 november 2006 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1254/1999 van de Raad wat de openbare interventieaankoop in de sector rundvlees betreft (Gecodificeerde versie)

6

 

*

Verordening (EG) nr. 1670/2006 van de Commissie van 10 november 2006 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1784/2003 van de Raad wat de vaststelling en de toekenning van aangepaste restituties voor in de vorm van bepaalde alcoholhoudende dranken uitgevoerde granen betreft (Gecodificeerde versie)

33

 

 

Verordening (EG) nr. 1671/2006 van de Commissie van 10 november 2006 betreffende de afgifte van invoercertificaten voor vers, gekoeld of bevroren rundvlees van hoge kwaliteit

41

 

*

Richtlijn 2006/91/EG van de Raad van 7 november 2006 betreffende de bestrijding van de San José-schildluis (Gecodificeerde versie)

42

 

 

II   Besluiten waarvan de publicatie niet voorwaarde is voor de toepassing

 

 

Raad

 

*

Besluit van de Raad van 7 november 2006 tot wijziging van Beschikking 2003/583/EG betreffende de toewijzing van de middelen die door de Europese Investeringsbank zijn ontvangen in het kader van verrichtingen in de Democratische Republiek Congo uit hoofde van het tweede, het derde, het vierde, het vijfde en het zesde EOF

45

 

 

Commissie

 

*

Beschikking van de Commissie van 31 oktober 2006 tot vaststelling van de lijst van regio's en gebieden die in aanmerking komen voor financiering uit het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling in het kader van de grensoverschrijdende en transnationale onderdelen van de doelstelling Europese territoriale samenwerking voor de periode 2007-2013 (Kennisgeving geschied onder nummer C(2006) 5144)

47

 

*

Besluit van de Commissie van 9 november 2006 tot wijziging van de bijlage bij Verordening (EG) nr. 1228/2003 betreffende de voorwaarden voor toegang tot het net voor grensoverschrijdende handel in elektriciteit ( 1 )

59

 

*

Beschikking van de Commissie van 9 november 2006 inzake de harmonisatie van het radiospectrum voor gebruik door korteafstandsapparatuur (Kennisgeving geschied onder nummer C(2006) 5304)  ( 1 )

66

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


I Besluiten waarvan de publicatie voorwaarde is voor de toepassing

11.11.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 312/1


VERORDENING (EG) Nr. 1667/2006 VAN DE RAAD

van 7 november 2006

betreffende glucose en lactose

(Gecodificeerde versie)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 308,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europese Parlement (1),

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EEG) nr. 2730/75 van de Raad van 29 oktober 1975 betreffende glucose en lactose (3) is herhaaldelijk en ingrijpend gewijzigd (4). Ter wille van de duidelijkheid en een rationele ordening van de tekst dient tot codificatie van deze verordening te worden overgegaan.

(2)

Om douanetechnische moeilijkheden te voorkomen, plaatst Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (5) glucose (druivensuiker) en glucosestroop, lactose (melksuiker) en melksuikerstroop enerzijds en chemisch zuivere glucose en lactose anderzijds in één tariefpost.

(3)

De glucose van de onderverdelingen 1702 30 91, 1702 30 99 en 1702 40 90 van de gecombineerde nomenclatuur en lactose van de onderverdeling 1702 19 00 van de gecombineerde nomenclatuur zijn evenwel opgenomen in bijlage I bij het Verdrag en daarop is derhalve de regeling voor het handelsverkeer met derde landen van toepassing die is vastgesteld in het kader van de gemeenschappelijke marktordening waaronder deze producten vallen, terwijl voor chemisch zuivere glucose en lactose die niet in bijlage I bij het Verdrag zijn opgenomen, de douanerechten gelden, waarvan het economische effect aanmerkelijk anders kan zijn.

(4)

Deze moeilijkheden zijn des te groter, daar de betrokken producten uit dezelfde basisproducten worden verkregen, ongeacht hun graad van zuiverheid. Het criterium voor het douanetechnisch verschil tussen chemisch zuivere producten en de andere producten is een zuiverheidsgraad van 99 %. Overigens kunnen de producten met een enigszins hogere of enigszins lagere zuiverheidsgraad voor dezelfde economische doeleinden worden gebruikt. De toepassing van uiteenlopende regelingen leidt derhalve tot concurrentiedistorsies welke bijzonder belangrijk zijn als gevolg van de substitutiemogelijkheden.

(5)

Deze moeilijkheden kunnen alleen worden opgelost door op glucose en lactose, ongeacht hun graad van zuiverheid, een zelfde economische regeling toe te passen, dan wel, voor zover dit afdoende is, door de voor de beide groepen van producten vastgestelde regelingen met elkaar in overeenstemming te brengen.

(6)

Het Verdrag bevat geen specifieke bepalingen die in de daartoe vereiste bevoegdheden voorzien. Derhalve dienen de nodige maatregelen genomen te worden op grond van artikel 308 van het Verdrag. Overigens bestaat de meest geschikte maatregel erin enerzijds de regeling die in Verordening (EG) nr. 1784/2003 van de Raad van 29 september 2003 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector granen (6) is vastgesteld voor de chemisch niet zuivere glucose uit te breiden tot de chemisch zuivere glucose en anderzijds de regeling die in Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector melk en zuivelproducten (7) is vastgesteld, voor de chemisch niet zuivere lactose uit te breiden tot de chemisch zuivere lactose,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De regeling die bij Verordening (EG) nr. 1784/2003 en bij de uitvoeringsbepalingen van die verordening voor glucose (druivensuiker) en glucosestroop van de onderverdelingen 1702 30 91, 1702 30 99 en 1702 40 90 van de gecombineerde nomenclatuur is vastgesteld, wordt uitgebreid tot glucose (druivensuiker) en glucosestroop van de onderverdelingen 1702 30 51 en 1702 30 59 van de gecombineerde nomenclatuur.

Artikel 2

De regeling die bij Verordening (EG) nr. 1255/1999 en bij de uitvoeringsbepalingen van die verordening voor lactose (melksuiker) en melksuikerstroop van onderverdeling 1702 19 00 van de gecombineerde nomenclatuur is vastgesteld, wordt uitgebreid tot lactose (melksuiker) en melksuikerstroop van onderverdeling 1702 11 00 van de gecombineerde nomenclatuur.

Artikel 3

Indien de voor glucose (druivensuiker) en glucosestroop of lactose (melksuiker) en melksuikerstroop van, respectievelijk, de onderverdelingen 1702 30 91, 1702 30 99, 1702 40 90 alsmede 1702 19 00 van de gecombineerde nomenclatuur vastgestelde regeling krachtens artikel 37 van het Verdrag of de ter uitvoering daarvan vastgestelde procedures wordt gewijzigd, worden de wijzigingen uitgebreid tot glucose (druivensuiker) en glucosestroop of lactose (melksuiker) en melksuikerstroop van, respectievelijk, de onderverdelingen 1702 30 51, 1702 30 59 alsmede 1702 11 00 van de gecombineerde nomenclatuur, tenzij overeenkomstig dezelfde procedures andere maatregelen worden genomen die het mogelijk maken de voor de laatstgenoemde producten vastgestelde regeling met die voor de eerder bedoelde producten in overeenstemming te brengen.

Artikel 4

Verordening (EEG) nr. 2730/75 wordt ingetrokken.

Verwijzingen naar de ingetrokken verordening gelden als verwijzingen naar de onderhavige verordening en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage II.

Artikel 5

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 7 november 2006.

Voor de Raad

De voorzitter

E. HEINÄLUOMA


(1)  Advies uitgebracht op 12 oktober 2006 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

(2)  Advies uitgebracht op 13 september 2006 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

(3)  PB L 281 van 1.11.1975, blz. 20. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2931/95 van de Commissie (PB L 307 van 20.12.1995, blz. 10).

(4)  Zie bijlage I.

(5)  PB L 256 van 7.9.1987, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 996/2006 van de Commissie (PB L 179 van 1.7.2006, blz. 26).

(6)  PB L 270 van 21.10.2003, blz. 78. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1154/2005 van de Commissie (PB L 187 van 19.7.2005, blz. 11).

(7)  PB L 160 van 26.6.1999, blz. 48. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1913/2005 (PB L 307 van 25.11.2005, blz. 2).


BIJLAGE I

INGETROKKEN VERORDENING MET DE ACHTEREENVOLGENDE WIJZIGINGEN ERVAN

Verordening (EEG) nr. 2730/75 van de Raad

(PB L 281 van 1.11.1975, blz. 20)

 

Verordening (EEG) nr. 222/88 van de Commissie

(PB L 28 van 1.2.1988, blz. 1)

Uitsluitend artikel 7

Verordening (EG) nr. 2931/95 van de Commissie

(PB L 307 van 20.12.1995, blz. 10)

Uitsluitend artikel 2


BIJLAGE II

CONCORDANTIETABEL

Verordening (EEG) nr. 2730/75

De onderhavige verordening

Artikel 1

Artikel 1

Artikel 2

Artikel 2

Artikel 3

Artikel 3

Artikel 4

Artikel 4

Artikel 5

Artikel 5

Bijlage I

Bijlage II


11.11.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 312/4


VERORDENING (EG) Nr. 1668/2006 VAN DE COMMISSIE

van 10 november 2006

tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 3223/94 van de Commissie van 21 december 1994 houdende uitvoeringsbepalingen van de invoerregeling voor groenten en fruit (1), en met name op artikel 4, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In Verordening (EG) nr. 3223/94 zijn op grond van de multilaterale handelsbesprekingen in het kader van de Uruguayronde de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de periodes die in de bijlage bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt.

(2)

Op grond van de bovenvermelde criteria moeten de forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld op de in de bijlage bij deze verordening vermelde niveaus,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 4 van Verordening (EG) nr. 3223/94 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld zoals aangegeven in de tabel in de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 11 november 2006.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 10 november 2006.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 337 van 24.12.1994, blz. 66. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 386/2005 (PB L 62 van 9.3.2005, blz. 3).


BIJLAGE

bij de verordening van de Commissie van 10 november 2006 tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

052

86,5

096

30,1

204

44,7

999

53,8

0707 00 05

052

116,3

204

49,7

220

155,5

628

196,3

999

129,5

0709 90 70

052

101,8

204

147,8

999

124,8

0805 20 10

204

84,0

999

84,0

0805 20 30, 0805 20 50, 0805 20 70, 0805 20 90

052

67,8

400

84,2

528

40,7

624

86,7

999

69,9

0805 50 10

052

63,9

388

46,8

524

56,1

528

39,6

999

51,6

0806 10 10

052

111,3

400

211,5

508

268,1

999

197,0

0808 10 80

388

79,1

400

106,4

720

73,5

800

160,8

999

105,0

0808 20 50

052

83,1

400

216,1

720

83,9

999

127,7


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 750/2005 van de Commissie (PB L 126 van 19.5.2005, blz. 12). De code „999” staat voor „andere oorsprong”.


11.11.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 312/6


VERORDENING (EG) Nr. 1669/2006 VAN DE COMMISSIE

van 8 november 2006

houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1254/1999 van de Raad wat de openbare interventieaankoop in de sector rundvlees betreft

(Gecodificeerde versie)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1254/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector rundvlees (1), en met name op artikel 27, lid 4, en op artikel 41,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EG) nr. 562/2000 van de Commissie van 15 maart 2000 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1254/1999 van de Raad wat de openbare interventieaankoop in de sector rundvlees betreft (2) is herhaaldelijk en ingrijpend gewijzigd (3). Ter wille van de duidelijkheid en een rationele ordening van de tekst dient tot codificatie van deze verordening te worden overgegaan.

(2)

In artikel 27, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1254/1999 wordt het openstellen van openbare interventie aan het niveau van de gemiddelde marktprijs in een lidstaat of in een gebied van een lidstaat gekoppeld. Bijgevolg dienen per lidstaat de elementen voor de berekening van de marktprijzen te worden bepaald, met name de in aanmerking te nemen kwaliteiten en de weging daarvan, de voor de omrekening naar de referentiekwaliteit R3 te gebruiken coëfficiënten en de regels voor openstelling en sluiting van de aankopen.

(3)

De voorwaarden waaraan de producten moeten voldoen om in aanmerking te worden genomen, dienen zodanig te worden vastgesteld dat voor de nationale productie niet representatieve en niet aan de geldende veterinaire en sanitaire voorschriften beantwoordende producten, enerzijds, en producten die het gewoonlijk op de markt gevraagde gewicht overschrijden, anderzijds, worden uitgesloten. De in Ierland geldende regel dat hele geslachte runderen van de kwaliteit O3 voor interventie in aanmerking komen, dient ook voor Noord-Ierland te gelden ter voorkoming van verlegging van handelsverkeer waardoor de rundvleesmarkt in dat deel van de Gemeenschap zou kunnen worden verstoord.

(4)

De eisen met betrekking tot de identificatie van hele geslachte dieren die voor interventie in aanmerking komen, dienen te worden aangevuld met het vereiste dat op de binnenzijde van elke voor- en achtervoet het slachtnummer moet worden aangebracht. Aangezien het de aanbiedingsvormen van geslachte dieren betreft, dient te worden bepaald dat deze geslachte dieren op uniforme wijze moeten worden versneden, zodat de producten van de versnijding gemakkelijker kunnen worden afgezet, de uitbeningsverrichtingen beter kunnen worden gecontroleerd en na uitbening stukken vlees worden verkregen die overal in de Gemeenschap aan één en dezelfde omschrijving beantwoorden. Daartoe dient te worden bepaald dat de hele geslachte dieren over de lengteas recht worden doorgesneden en de voor- en achtervoeten op vijf, respectievelijk acht, ribben moeten worden afgesneden, teneinde het aantal deelstukken zonder been en de hoeveelheid snijafval zo veel mogelijk te beperken en een zo hoog mogelijke marktwaarde voor de verkregen producten te bereiken.

(5)

Teneinde marktvervalsende speculaties te voorkomen, mag de inschrijver slechts één offerte per categorie en per inschrijving indienen. Om te voorkomen dat stromannen worden ingeschakeld, dient het begrip „betrokkene” zodanig te worden gedefinieerd dat die categorie marktdeelnemers in aanmerking wordt genomen die traditioneel en op grond van de economische activiteit ervan aan de interventieregeling deelneemt.

(6)

Gelet op de met indiening van offertes opgedane ervaring is het bovendien dienstig te bepalen dat de inschrijvers aan inschrijvingen deelnemen op basis van, in voorkomend geval, contracten die met het interventiebureau worden gesloten volgens in de algemene voorwaarden van het interventiebureau op te nemen voorwaarden.

(7)

Wat de zekerheidstelling betreft, dient nauwkeuriger te worden bepaald op welke wijze deze in de vorm van een deposito in contanten moet geschieden om de interventiebureaus de mogelijkheid te bieden om gegarandeerde bankcheques te aanvaarden.

(8)

Naar aanleiding van het verbod van elk gebruik van gespecificeerd risicomateriaal en teneinde ermee rekening te houden dat dit voor de rundvleessector meer kosten en minder opbrengsten tot gevolg heeft, is het dienstig om de voor de vaststelling van de maximumaankoopprijs op de gemiddelde marktprijs toe te passen verhoging af te stemmen op het bedrag dat op dat tijdstip het hoogste is.

(9)

Wat de aflevering van de producten betreft, is het in het licht van de ervaring dienstig toe te staan dat interventiebureaus in voorkomend geval de afleveringstermijn voor de producten verkorten om te voorkomen dat afleveringen die twee opeenvolgende inschrijvingen betreffen, elkaar overlappen.

(10)

Het gevaar voor onregelmatigheden is bijzonder groot wanneer de voor interventie aangekochte hele geslachte dieren systematisch worden uitgebeend. Derhalve dient te worden geëist dat de uitsnijderijen en de koelinstallaties van de opslagplaatsen onafhankelijk zijn van de slachthuizen en van de personen aan wie is gegund. Om rekening te houden met eventuele praktische moeilijkheden in bepaalde lidstaten, kunnen afwijkingen van bovenbedoelde regel worden toegestaan mits de uitgebeende hoeveelheden strikt worden beperkt en de controles bij de overname worden verscherpt zodat de oorsprong van het uitgebeende vlees kan worden nagegaan en manipulaties zoveel mogelijk kunnen worden uitgesloten. Uit de laatste onderzoeken is gebleken dat meer nadruk dient te worden gelegd op de controles op de aanwezigheid van residuen van verboden stoffen in het vlees, met name de aanwezigheid van stoffen met hormonale werking.

(11)

De interventiebureaus mogen slechts producten overnemen die aan de in de communautaire regelgeving ten aanzien van kwaliteit en aanbiedingsvorm gestelde eisen voldoen. In het licht van de verworven ervaring dienen bepaalde overnamevoorwaarden en de te verrichten controles te worden gepreciseerd. Met name dient in de mogelijkheid te worden voorzien om in het slachthuis een voorafgaand onderzoek te verrichten, zodat vlees dat niet voor interventie in aanmerking komt, in een vroeg stadium kan worden afgewezen. Om de betrouwbaarheid van de procedure voor de aanvaarding van de afgeleverde producten te verbeteren, dient een beroep te worden gedaan op functionarissen met de nodige kwalificaties wier onpartijdigheid wordt gegarandeerd door het feit dat zij geen banden met de gegadigden hebben en in een rouleerstelsel werken. Ook dienen de punten te worden aangegeven waarop de verificaties betrekking moeten hebben.

(12)

Gelet op de ontwikkelingen in verband met boviene spongiforme encelopathie (BSE) zou verplichte uitbening een gunstig effect kunnen hebben op de opslagcapaciteit in het vooruitzicht van de aanzienlijke hoeveelheden rundvlees die waarschijnlijk in interventie moeten worden genomen; bovendien zou de latere afzet van dat vlees daardoor worden vergemakkelijkt.

(13)

Met het oog op een betere controle door het interventiebureau op de overname van de producten, dienen de bepalingen te worden verduidelijkt die betrekking hebben op de toegepaste procedure, met name wat de omschrijving van de „partijen” betreft, op het voorafgaande onderzoek en op de controle van het gewicht van de aangekochte producten. Daartoe dienen de bepalingen over de controle op de uitbening van het aangekochte vlees en die betreffende de weigering van producten te worden aangescherpt. Dit geldt ook voor de controle op opgeslagen producten.

(14)

In de voorschriften voor de hele geslachte dieren dient onder andere te worden vermeld hoe zij moeten worden opgehangen en welke handelingen of ingrepen die de handelswaarde van de producten kunnen aantasten of de besmetting ervan kunnen veroorzaken, in de loop van de verwerkingsverrichtingen moeten worden vermeden.

(15)

Om de uitbeningsverrichtingen vlot te laten verlopen, dient te worden bepaald dat de uitsnijderijen over één of meer aan de uitsnijruimten grenzende vriestunnels dienen te beschikken. De uitzonderingen op deze regel dienen tot het strikt noodzakelijke te worden beperkt. De voorwaarden waaronder de permanente fysieke controles bij uitbening dienen te geschieden, met name ten aanzien van de onafhankelijkheid van de controleurs en het minimumpercentage controles, dienen nader te worden bepaald.

(16)

De deelstukken dienen zodanig te worden opgeslagen dat zij gemakkelijk kunnen worden geïdentificeerd. Daartoe dienen de bevoegde nationale instanties op het stuk van traceerbaarheid en opslag de nodige maatregelen te nemen, met name rekening houdend met eventuele eisen inzake de veterinaire status van de dieren waarvan de aangekochte producten afkomstig zijn, om nadien de afzet van de in het raam van interventie aangekochte producten te vergemakkelijken. Voor een efficiëntere opslag van de deelstukken en een gemakkelijker identificatie ervan is het bovendien nodig dat, enerzijds, de verpakkingen ervan worden genormaliseerd en, anderzijds, de deelstukken met de volledige benaming ervan of met een communautaire code worden aangeduid.

(17)

De voorschriften met betrekking tot de verpakking van de producten in kartons, pallets en kooipallets dienen te worden aangescherpt om de opgeslagen producten gemakkelijker te kunnen identificeren en de bewaring ervan te verbeteren, de fraudebestrijding doeltreffender te maken en een betere toegang tot de producten mogelijk te maken met het oog op controle en afzet ervan.

(18)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor rundvlees,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

TOEPASSINGSGEBIED

Artikel 1

Toepassingsgebied

Bij deze verordening worden de bepalingen vastgesteld ter uitvoering van de aankoopregeling voor openbare interventie in de sector rundvlees, als bedoeld in artikel 27 van Verordening (EG) nr. 1254/1999.

HOOFDSTUK II

AANKOPEN VOOR OPENBARE INTERVENTIE

AFDELING 1

Algemene bepalingen

Artikel 2

Interventiegebieden in het Verenigd Koninkrijk

Het grondgebied van het Verenigd Koninkrijk omvat de volgende twee interventiegebieden:

gebied I: Groot-Brittannië,

gebied II: Noord-Ierland.

Artikel 3

Openstelling en sluiting van interventieaankopen

Artikel 27 van Verordening (EG) nr. 1254/1999 wordt volgens de onderstaande regels toegepast.

a)

Om vast te stellen of aan de voorwaarden van lid 1 van voornoemd artikel is voldaan:

wordt voor de gemiddelde marktprijs per in een lidstaat of in een gebied van een lidstaat in aanmerking komende categorie rekening gehouden met de prijzen voor de kwaliteiten U, R en O, uitgedrukt in kwaliteit R3, door toepassing van de in bijlage I bij de onderhavige verordening vervatte coëfficiënten in de lidstaat of in het betrokken gebied;

geschiedt de notering van de gemiddelde marktprijzen onder de voorwaarden van Verordening (EG) nr. 295/96 van de Commissie (4) en voor de in die verordening aangegeven kwaliteiten;

is de gemiddelde marktprijs per in aanmerking komende categorie in een lidstaat of in een gebied van een lidstaat gelijk aan het gemiddelde van de marktprijzen voor alle onder het tweede streepje bedoelde kwaliteiten, die onderling worden gewogen volgens het relatieve aandeel ervan in de slachtingen in die lidstaat of in dat gebied.

b)

Tot openstelling van de interventieaankopen wordt per categorie en per lidstaat of per gebied van een lidstaat op grond van de twee recentste wekelijkse noteringen van de marktprijzen besloten.

c)

Tot sluiting van de interventieaankopen wordt per categorie en per lidstaat of per gebied van een lidstaat op grond van de recentste wekelijkse notering van de marktprijzen besloten.

Artikel 4

Voor interventie in aanmerking komende producten

1.   Interventieaankoop is mogelijk voor de in bijlage II bij de onderhavige verordening vermelde producten van de volgende in artikel 4, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1183/2006 van de Raad (5) omschreven categorieën:

a)

vlees van minder dan twee jaar oude, niet-gecastreerde mannelijke dieren (categorie A),

b)

vlees van gecastreerde mannelijke dieren (categorie C).

2.   Er mogen slechts hele of halve geslachte dieren worden aangekocht:

a)

die zijn voorzien van het keurmerk als bedoeld in bijlage I, sectie I, hoofdstuk III, bij Verordening (EG) nr. 854/2004 van het Europees Parlement en de Raad (6);

b)

die geen kenmerken vertonen waardoor de daarvan afgeleide producten voor opslag of voor later gebruik ongeschikt worden;

c)

die niet van noodslachtingen afkomstig zijn;

d)

die van oorsprong uit de Gemeenschap zijn in de zin van artikel 39 van Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie (7);

e)

die afkomstig zijn van overeenkomstig de geldende veterinaire vereisten gehouden dieren;

f)

waarbij de op grond van de communautaire regelgeving geldende maximaal toelaatbare niveaus van radioactiviteit niet worden overschreden. Slechts indien de situatie zulks vereist en gedurende de periode waarin het nodig is, wordt het product op de mate van radioactieve besmetting gecontroleerd. De geldigheidsduur en de draagwijdte van de controlemaatregelen worden zo nodig volgens de in artikel 43, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1254/1999 bedoelde procedure vastgesteld;

g)

die afkomstig zijn van hele geslachte dieren met een gewicht van niet meer dan 340 kg.

3.   Slechts hele en halve geslachte dieren mogen worden aangekocht die:

a)

overeenkomstig de in bijlage III bij de onderhavige verordening vervatte voorschriften worden aangeboden, in voorkomend geval na versnijding in voor- en achtervoeten voor rekening van de belanghebbende. In het bijzonder moet door een controle van elk van de delen van het hele geslachte dier worden nagegaan of aan de in punt 2 van die bijlage vervatte voorwaarden is voldaan. Wanneer aan één van die voorwaarden niet is voldaan, wordt de overname geweigerd; wanneer een voor- of een achtervoet wordt geweigerd omdat deze wat de aanbiedingsvorm betreft, niet aan de vorenbedoelde voorwaarden voldoet, en dit met name niet tijdens de aanvaardingsprocedure kan worden verholpen, wordt ook de corresponderende achter-, respectievelijk voorvoet, geweigerd;

b)

overeenkomstig het bij Verordening (EG) nr. 1183/2006 vastgestelde communautaire indelingsschema zijn ingedeeld. De interventiebureaus weigeren de producten waarvan zij van oordeel zijn dat de indeling na grondige controle van elk deel van het hele geslachte dier niet met dit schema in overeenstemming is;

c)

aan de hand van, enerzijds, een merking waarmee de categorie, de bevleesdheids- en de vetheidsklasse worden aangegeven en, anderzijds, een vermelding van het identificatie-, respectievelijk het slachtnummer, zijn geïdentificeerd. De merking waarmee de categorie, de bevleesdheids- en de vetheidsklasse worden aangegeven, dient volmaakt leesbaar te zijn en met een stempel te worden aangebracht met niet giftige, onuitwisbare en kleurvaste inkt volgens een door de bevoegde nationale instanties goedgekeurd procédé. De letters en cijfers moeten ten minste 2 cm groot zijn. De merktekens worden op de achtervoeten aangebracht ter hoogte van het lendenstuk en de vierde lendenwervel, en op de voorvoeten ter hoogte van de puntborst op 10 tot 30 cm van de scheiding van het borstbeen. Het identificatie-, respectievelijk slachtnummer, wordt in het midden op de binnenzijde van elke voor- en achtervoet aangebracht, hetzij met een stempel, hetzij met behulp van een onuitwisbare viltstift waarvan het gebruik door het interventiebureau is toegestaan;

d)

overeenkomstig de bij Verordening (EG) nr. 1760/2000 van het Europees Parlement en de Raad (8) ingestelde regeling voorzien zijn van een etiket.

Artikel 5

Opslagplaatsen

1.   De opslagplaatsen worden door de lidstaten op een zodanige wijze aangewezen dat de doeltreffendheid van de interventiemaatregelen wordt gewaarborgd.

De installaties van deze opslagplaatsen moeten geschikt zijn:

a)

voor de overname van vlees met been;

b)

voor invriezing van al het in ongewijzigde staat te bewaren vlees;

c)

voor de opslag van dit vlees gedurende ten minste drie maanden onder technisch bevredigende voorwaarden.

2.   Voor vlees met been dat voor uitbening bestemd is, mogen slechts opslagplaatsen worden aangewezen waarvan de uitsnijderijen en de koelinstallaties niet toebehoren aan het slachthuis en/of aan diegene aan wie is gegund, en die, wat werking, directie en personeel betreft, volledig onafhankelijk zijn van het slachthuis en/of van diegene aan wie is gegund.

Wanneer zich materiële moeilijkheden voordoen, kunnen de lidstaten van het bepaalde in de eerste alinea afwijken, voorzover zij overeenkomstig artikel 14, lid 5, bij de aanvaarding tot een verscherping van de controles overgaan.

AFDELING 2

Procedure voor inschrijving en overname

Artikel 6

Openstelling en sluiting van inschrijvingen

1.   De openstelling van de inschrijvingen, alsmede de wijzigingen en sluitingen ervan, worden uiterlijk op de zaterdag vóór de datum waarop de termijn voor de indiening van de offertes verstrijkt, in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakt.

2.   Bij de openstelling van een inschrijving kan een minimumprijs worden vastgesteld waarbeneden de offertes niet ontvankelijk zijn.

Artikel 7

Indiening en mededeling van de offertes

Gedurende het tijdvak waarin de inschrijving is opengesteld, verstrijkt de termijn voor offerte-indiening telkens op de tweede en de vierde dinsdag van de maand om 12.00 uur (Brusselse tijd), met uitzondering van de tweede dinsdag van augustus en de vierde dinsdag van december, waarop geen offertes kunnen worden ingediend. Indien de dinsdag een feestdag is, wordt de termijn met 24 uur vervroegd. De interventiebureaus delen de Commissie de ingediende offertes mee uiterlijk 24 uur na het verstrijken van de indieningstermijn.

Artikel 8

Geldigheidsvoorwaarden voor de offertes

1.   Offertes mogen uitsluitend worden ingediend door:

a)

in de zin van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad (9) geregistreerde en erkende slachtinrichtingen voor de rundvleessector, ongeacht de rechtsvorm ervan;

b)

vee- of vleeshandelaren die daar voor eigen rekening laten slachten en in een nationaal BTW-register zijn ingeschreven.

2.   De inschrijvers nemen deel aan de inschrijving bij het interventiebureau van de lidstaten waar zij is opengesteld, hetzij door afgifte van de schriftelijke offerte tegen ontvangstbewijs, hetzij langs de weg van elk door het interventiebureau aanvaard schriftelijk communicatiemiddel, met bericht van ontvangst.

De deelneming van de inschrijvers kan het voorwerp uitmaken van contracten waarvan de bepalingen door de interventiebureaus overeenkomstig hun algemene voorwaarden worden vastgesteld.

3.   Elke inschrijver mag per categorie en per inschrijving slechts één offerte indienen.

Elke lidstaat vergewist zich ervan dat de inschrijvers wat hun directie, personeel en bedrijfsvoering betreft, onderling onafhankelijk zijn.

Indien er ernstige aanwijzingen zijn dat dit niet het geval is of indien een offerte niet aan de economische realiteit beantwoordt, is voorwaarde voor de ontvankelijkheid van die offerte dat de inschrijver met geëigende middelen aantoont dat aan de bepaling van de tweede alinea is voldaan.

Wanneer is komen vast te staan dat een inschrijver meer dan één offerte heeft ingediend, is geen van die offertes ontvankelijk.

4.   In de offerte wordt vermeld:

a)

naam en adres van de inschrijver;

b)

de aangeboden hoeveelheid producten van de in het bericht van inschrijving vermelde categorie(ën), uitgedrukt in ton;

c)

de voor 100 kg product van kwaliteit R3 geboden prijs overeenkomstig de in artikel 15, lid 3, bepaalde voorwaarden en uitgedrukt in euro met ten hoogste twee decimalen.

5.   Een offerte is slechts geldig, indien:

a)

deze betrekking heeft op een hoeveelheid van ten minste 10 ton;

b)

deze vergezeld gaat van de schriftelijke verbintenis van de inschrijver alle voorschriften met betrekking tot de betrokken aankopen te zullen naleven;

c)

het bewijs wordt geleverd dat de inschrijver vóór het verstrijken van de termijn voor offerte-indiening voor de betrokken inschrijving de in artikel 9 bedoelde inschrijvingszekerheid heeft gesteld.

6.   De offerte mag na de afsluiting van de in artikel 7 bedoelde indieningstermijn niet worden ingetrokken.

7.   De vertrouwelijkheid van de offertes moet worden gewaarborgd.

Artikel 9

Zekerheidstellingen

1.   Het gestand doen van de offerte na de sluiting van de termijn voor offerte-indiening en de aflevering van de producten aan de door het interventiebureau aangewezen opslagplaats binnen de in artikel 13, lid 2, bedoelde termijn zijn primaire eisen waarvan de tenuitvoerlegging wordt gewaarborgd door het stellen van een zekerheid van 30 EUR per 100 kg.

De zekerheid wordt gesteld bij het interventiebureau van de lidstaat waar de offerte wordt ingediend.

2.   Zekerheidstelling geschiedt uitsluitend in de vorm van een deposito in contanten als omschreven in artikel 13 en in artikel 14, leden 1 en 3, van Verordening (EEG) nr. 2220/85 van de Commissie (10).

3.   Voor de niet in aanmerking genomen offertes, wordt de zekerheid vrijgegeven zodra de uitslag van de inschrijving bekend is.

Voor de in aanmerking genomen offertes, wordt zij vrijgegeven na de overname van de producten, onverminderd artikel 14, lid 7, van de onderhavige verordening.

Artikel 10

Toewijzing

1.   Rekening houdend met de voor elke inschrijving ontvangen offertes en volgens de in artikel 43, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1254/1999 bedoelde procedure wordt per categorie een maximumaankoopprijs vastgesteld die op de kwaliteit R3 betrekking heeft.

Indien bijzondere omstandigheden zulks vereisen, kan per lidstaat of per gebied van een lidstaat aan de hand van de genoteerde gemiddelde marktprijzen een daarvan verschillende prijs worden vastgesteld.

2.   Er kan tot niet-toewijzing worden besloten.

3.   Indien het totaal van de hoeveelheden die tegen een prijs die gelijk is aan of lager is dan de maximumprijs, zijn aangeboden, de hoeveelheden welke kunnen worden aangekocht, overtreft, mogen de toegewezen hoeveelheden door toepassing van verminderingscoëfficiënten, die naar gelang van de verschillen in de geboden prijs en naar gelang van de geboden hoeveelheden een zekere progressiviteit kunnen vertonen, per categorie worden beperkt.

Indien bijzondere omstandigheden zulks vergen, kunnen deze verminderingscoëfficiënten met het oog op een goed functioneren van de interventieregelingen naar gelang van de lidstaten of naar gelang van de gebieden van een lidstaat worden gedifferentieerd.

Artikel 11

Maximumaankoopprijs

1.   Offertes die de in een lidstaat of in een gebied van een lidstaat genoteerde gemiddelde marktprijs per categorie, omgerekend in kwaliteit R3 aan de hand van de in bijlage I vervatte coëfficiënten, en verhoogd met een bedrag van 10 EUR per 100 kg karkasgewicht overtreffen, worden niet in aanmerking genomen.

2.   Onverminderd lid 1 wordt de offerte geweigerd indien de geboden prijs hoger is dan de in artikel 10 bedoelde maximumprijs voor de betrokken inschrijving.

3.   Wanneer de aan een inschrijver toegewezen aankoopprijs hoger is dan de in lid 1 bedoelde gemiddelde marktprijs, wordt deze aankoopprijs aangepast door deze te vermenigvuldigen met de coëfficiënt die door toepassing van formule A in bijlage IV wordt verkregen. Deze coëfficiënt mag evenwel:

a)

noch hoger zijn dan 1,

b)

noch leiden tot een verlaging van de toegewezen aankoopprijs met een bedrag dat hoger is dan het verschil tussen deze aankoopprijs en bovenbedoelde gemiddelde marktprijs.

Voor zover de lidstaat over betrouwbare gegevens en adequate controlemogelijkheden beschikt, kan de lidstaat besluiten de coëfficiënt per inschrijver volgens formule B in bijlage IV te berekenen.

4.   De uit de inschrijving voortvloeiende rechten en verplichtingen zijn niet overdraagbaar.

Artikel 12

Aankoopbeperking

De interventiebureaus van de lidstaten die als gevolg van een massaal aanbod van vlees voor interventie niet in staat zijn het aangeboden vlees onverwijld over te nemen, mogen de aankopen beperken tot de hoeveelheden die zij op hun grondgebied of in een van hun interventiegebieden kunnen overnemen.

De lidstaten zien erop toe dat bij toepassing van deze beperking aan de gelijkheid van toegang van alle betrokkenen zo min mogelijk afbreuk wordt gedaan.

Artikel 13

Kennisgeving aan de inschrijver en aflevering

1.   Iedere inschrijver wordt door het interventiebureau onverwijld van de uitslag van de inschrijving waaraan deze heeft deelgenomen, in kennis gesteld.

Het interventiebureau geeft de inschrijver aan wie is gegund, onverwijld een genummerde leveringsbon af waarop zijn vermeld:

a)

de af te leveren hoeveelheid;

b)

de prijs waartegen is toegewezen;

c)

het tijdschema voor de aflevering van de producten;

d)

de opslagplaats(en) waar de aflevering moet gebeuren.

2.   De inschrijver aan wie is gegund, levert de producten af binnen 17 kalenderdagen gerekend vanaf de eerste werkdag volgende op de datum van bekendmaking van de verordening tot vaststelling van de maximumaankoopprijs en de bij interventie aangekochte hoeveelheden rundvlees.

De Commissie kan deze termijn evenwel met een week verlengen wegens de omvang van de toegewezen hoeveelheden. De aflevering mag worden gesplitst. Voorts kan het interventiebureau in het raam van de vaststelling van het tijdschema voor de aflevering van de producten die termijn tot niet minder dan 14 dagen inkorten.

Artikel 14

Overnameprocedure

1.   De definitieve overname door het interventiebureau geschiedt op de plaats van weging bij de ingang van de uitsnijderij van de opslagplaats.

De producten worden afgeleverd in partijen van 10 tot 20 ton. Een partij mag evenwel minder dan 10 ton wegen wanneer die hoeveelheid het restant van de oorspronkelijke offerte vormt of indien de offerte tot minder dan 10 ton is verlaagd.

De afgeleverde producten worden door het interventiebureau slechts aanvaard en overgenomen nadat is nagegaan of deze producten aan de bij deze verordening vastgestelde eisen voldoen. Om na te gaan of aan de eisen van artikel 4, lid 2, onder e), is voldaan en, met name, of daarin geen overeenkomstig artikel 3 en artikel 4, punt 1, van Richtlijn 96/22/EG van de Raad (11) verboden stoffen voorkomen, wordt een analyse uitgevoerd van een monster waarvan de omvang en de wijze van bemonstering in de veterinaire wetgeving ter zake zijn vastgesteld.

2.   Wanneer op het laadperron van het slachthuis geen voorafgaand onderzoek onmiddellijk vóór het laden wordt uitgevoerd, worden de halve geslachte dieren, alvorens deze naar de opslagplaats worden vervoerd, als volgt geïdentificeerd:

a)

indien zij slechts worden gemerkt, moet deze merking aan het bepaalde in artikel 4, lid 3, onder c), voldoen en wordt voor het halve geslachte dier een document met het identificatie-, respectievelijk slachtnummer en met de slachtdatum opgesteld;

b)

indien zij tevens van een etiket worden voorzien, moeten de etiketten aan artikel 1, leden 2, 3 en 4, van Verordening (EEG) nr. 344/91 van de Commissie (12) voldoen.

Wanneer halve geslachte dieren in voor- en achtervoeten worden verdeeld, worden zij overeenkomstig bijlage III bij de onderhavige verordening versneden. De voor- en achtervoeten van elk geslacht dier worden gegroepeerd om de aanvaardingsprocedure bij de overname per heel of half geslacht dier te kunnen afwikkelen. Wanneer halve geslachte dieren niet in voor- en achtervoeten zijn verdeeld alvorens zij naar de opslagplaats worden vervoerd, worden zij daar bij aankomst overeenkomstig bijlage III versneden.

Op de plaats van aanvaarding wordt elke voor- of achtervoet geïdentificeerd met een etiket dat aan artikel 1, leden 2, 3 en 4, van Verordening (EEG) nr. 344/91 voldoet. Op het etiket wordt ook het gewicht van de voor- en de achtervoeten en het nummer van het contract vermeld. De etiketten worden zonder metalen of plastic klemmen rechtstreeks aan ofwel de pezen van het voorste en achterste spronggewricht, ofwel de nekpezen van de voorvoet en de vang van de achtervoet bevestigd.

Bij de aanvaardingsprocedure worden de aanbiedingsvorm, de indeling, het gewicht en de etiketten van elke geleverde voor- en achtervoet systematisch gecontroleerd. Bij één van de achtervoeten van ieder heel geslacht dier wordt ook de temperatuur gecontroleerd. Met name worden geen hele geslachte dieren aanvaard die meer wegen dan het in artikel 4, lid 2, onder g), bedoelde maximumgewicht.

3.   Onmiddellijk vóór het laden kan op het laadperron van het slachthuis een voorafgaand onderzoek naar gewicht, indeling, aanbiedingsvorm en temperatuur van de halve geslachte dieren worden uitgevoerd. Met name worden geen hele geslachte dieren aanvaard die zwaarder wegen dan het in artikel 4, lid 2, onder g), bedoelde maximumgewicht. De geweigerde producten worden dienovereenkomstig gemerkt en mogen niet opnieuw voor een voorafgaand onderzoek, noch voor de aanvaardingsprocedure worden aangeboden.

Dit onderzoek wordt uitgevoerd op een door het interventiebureau aangewezen partij van niet meer dan 20 ton halve geslachte dieren. Wanneer de offerte echter voor- en achtervoeten omvat, mag het interventiebureau accepteren dat een partij uit meer dan 20 ton halve geslachte dieren bestaat. Wanneer het aantal geweigerde halve geslachte dieren meer dan 20 % van het totale aantal van de partij bedraagt, wordt de volledige partij volgens het bepaalde in lid 6 geweigerd.

Voorafgaand aan het vervoer naar de opslagplaats worden de halve geslachte dieren overeenkomstig bijlage III in voor- en achtervoeten verdeeld. Elke voor- en achtervoet wordt systematisch gewogen en geïdentificeerd met een etiket dat aan artikel 1, leden 2, 3 en 4, van Verordening (EEG) nr. 344/91 voldoet. Op het etiket wordt ook het gewicht van de voor- en van de achtervoeten en het nummer van het contract vermeld. De etiketten worden zonder metalen of plastic klemmen rechtstreeks aan ofwel de pezen van het voorste en achterste spronggewricht, ofwel de nekpezen van de voorvoet en de vang van de achtervoet bevestigd.

De voor- en de achtervoet van elk heel geslacht dier worden vervolgens gegroepeerd om de aanvaardingsprocedure bij de overname per heel of half geslacht dier te kunnen afwikkelen.

Elke partij gaat tot de plaats van aanvaarding vergezeld van een controlelijst met alle informatie over de halve geslachte dieren of over de voor- en achtervoeten, met inbegrip van het aantal aangeboden halve geslachte dieren of aangeboden voor- en achtervoeten dat is aanvaard of geweigerd. De controlelijst wordt aan de met de aanvaarding belaste functionaris afgegeven.

Het vervoermiddel wordt vóór het vertrek ervan uit het slachthuis gelood. Het nummer van het zegel wordt op het gezondheidscertificaat of op de controlelijst vermeld.

Tijdens de aanvaardingsprocedure worden de aanbiedingsvorm, de indeling, het gewicht, de etiketten en de temperatuur van de geleverde voor- en achtervoeten gecontroleerd.

4.   Het voorafgaande onderzoek geschiedt en de procedure van aanvaarding van de voor interventie aangeboden producten wordt afgehandeld door een functionaris van het interventiebureau of door een door het interventiebureau gemachtigde die voor de indeling van dieren de nodige kwalificaties bezit, niet bij de indeling van de dieren in het slachthuis betrokken is en die volledig onafhankelijk is van degene aan wie is gegund. Voor deze onafhankelijkheid wordt met name zorg gedragen door deze functionarissen in een rouleersysteem bij een aantal opslagplaatsen te laten werken.

Het interventiebureau registreert op het tijdstip van de overname het totale gewicht van de voor- en de achtervoeten van iedere partij, welke gegevens door het interventiebureau worden bewaard.

De met de aanvaarding belaste functionaris vult een document in waarin alle bijzonderheden betreffende gewicht en aantal van de aangeboden en hetzij aanvaarde, hetzij geweigerde producten worden vermeld.

5.   Wat de overname van vlees met been betreft dat is bestemd om te worden uitgebeend in opslagplaatsen die niet aan de voorwaarden van artikel 5, lid 2, eerste alinea, voldoen, houden de eisen ten aanzien van identificatie, levering en controle het volgende in:

a)

op het tijdstip van de in lid 1 bedoelde overname worden de voor uitbening bestemde voor- en achtervoeten geïdentificeerd door deze op de binnen- en de buitenkant met de letters INT te merken, op dezelfde wijze als bepaald in artikel 4, lid 3, onder c), wat betreft het merken met de categorie, het aanbrengen van het slachtnummer en de plaats die daarvoor moet worden gekozen; de letters INT worden echter op de binnenzijde van de voorvoet ter hoogte van de derde of de vierde rib en op de binnenzijde van de achtervoet ter hoogte van de zevende of de achtste rib aangebracht;

b)

het zakvet mag niet vóór het tijdstip van de overname worden verwijderd, hetgeen evenwel vóór de weging dient te gebeuren;

c)

de geleverde producten worden ingedeeld in partijen zoals deze in lid 1 zijn omschreven.

Ingeval met de letters INT gemerkte hele geslachte dieren of voor-, respectievelijk achtervoeten buiten de daarvoor gereserveerde zones worden aangetroffen, stelt de lidstaat een onderzoek in en neemt deze de nodige maatregelen waarbij de Commissie door de lidstaat daarvan in kennis wordt gesteld.

6.   Wanneer het aantal geweigerde producten ten opzichte van het aantal aangeboden halve geslachte dieren, respectievelijk voor- of achtervoeten meer dan 20 % van de aangeboden partij bedraagt, worden alle producten van de partij geweigerd en dienovereenkomstig gemerkt, en mogen deze niet meer voor het voorafgaande onderzoek noch voor de aanvaardingsprocedure worden aangeboden.

7.   Indien de werkelijk afgeleverde en aanvaarde hoeveelheid kleiner is dan de toegewezen hoeveelheid, wordt de zekerheid:

a)

wanneer het verschil niet groter is dan 5 % of 175 kg, volledig vrij gegeven;

b)

behoudens overmacht,

wanneer het verschil niet groter is dan 15 %, naar evenredigheid van de niet afgeleverde of niet aanvaarde hoeveelheden verbeurd verklaard;

in de overige gevallen, in toepassing van artikel 1 van Verordening (EEG) nr. 2220/85, volledig verbeurd verklaard.

Artikel 15

De aan de inschrijver aan wie is gegund, betaalde prijs

1.   Het interventiebureau betaalt de inschrijver aan wie is gegund, de in zijn offerte aangegeven prijs binnen een termijn die op de 45e dag na de beëindiging van de overname begint en op de 65e dag na die datum eindigt.

2.   De prijs wordt slechts voor de werkelijk afgeleverde en aanvaarde hoeveelheid betaald. Indien de werkelijk afgeleverde en aanvaarde hoeveelheid groter is dan de toegewezen hoeveelheid, wordt de prijs slechts ten belope van de toegewezen hoeveelheid betaald.

3.   Indien de overname betrekking heeft op andere kwaliteiten dan kwaliteit R3, wordt de aan de inschrijver aan wie is gegund, betaalde prijs aangepast aan een omrekeningscoëfficiënt die op de aangekochte kwaliteit van toepassing is en die in bijlage I is vermeld.

4.   De aankoopprijs voor vlees dat in zijn totaliteit voor uitbening is bestemd geldt franco plaats van weging bij de ingang van de uitsnijderij van de opslagplaats.

De kosten voor lossing zijn voor rekening van de inschrijver aan wie is gegund.

Artikel 16

Wisselkoers

De wisselkoers voor de in artikel 11 bedoelde bedragen en voor de prijs waartegen is toegewezen is de wisselkoers welke geldt op de dag van de inwerkingtreding van de verordening waarbij voor de betrokken inschrijving de maximumaankoopprijs en de voor interventie aangekochte hoeveelheden rundvlees worden vastgesteld.

HOOFDSTUK III

UITBENING VAN DOOR DE INTERVENTIEBUREAUS AANGEKOCHT VLEES

Artikel 17

Verplichte uitbening

De interventiebureaus zien erop toe dat alle aangekocht vlees is uitgebeend.

Artikel 18

Algemene bepalingen voor uitbening

1.   Vlees mag slechts worden uitgebeend in geregistreerde of erkende uitsnijderijen in de zin van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 853/2004, die over een of meer aangrenzende vriestunnels beschikken.

Op verzoek van een lidstaat kan de Commissie een in de tijd beperkte afwijking van de in de eerste alinea opgenomen verplichting toestaan. De Commissie houdt bij het nemen van haar besluit rekening met de ontwikkeling op het gebied van installaties en uitrusting, met de gezondheids- en controle-eisen en met het doel tot een geleidelijke harmonisatie op dit gebied te komen.

2.   De deelstukken zonder been moeten voldoen aan de voorwaarden van Verordening (EG) nr. 853/2004 en aan de eisen in bijlage V bij de onderhavige verordening.

3.   Met uitbening mag niet worden begonnen vooraleer de overnameprocedures voor elke geleverde partij zijn beëindigd.

4.   Tijdens het uitbenen, opmaken en verpakken van interventierundvlees mag geen ander vlees in het uitsnijlokaal aanwezig zijn.

Tegelijk met het uit te benen rundvlees mag in het uitsnijlokaal wel varkensvlees aanwezig zijn, mits de bewerking van dat vlees aan een andere bewerkingslijn gebeurt.

5.   Uitbening gebeurt tussen 7.00 en 18.00 uur, doch niet op zaterdagen, noch op zon- en feestdagen. Deze werktijd mag met ten hoogste twee uur worden verlengd, mits voor de aanwezigheid van controle-instanties wordt zorg gedragen.

Indien de uitbening niet op de dag van overname kan worden voltooid, worden de koelruimten waar de producten door de bevoegde instantie worden opgeslagen, verzegeld en wordt het betrokken zegel door die instantie eerst bij hervatting van de uitbeningsverrichtingen verwijderd.

Artikel 19

Contracten en algemene voorwaarden

1.   Uitbening geschiedt op grond van contracten die door de interventiebureaus overeenkomstig hun algemene voorwaarden worden opgesteld.

2.   De algemene voorwaarden van de interventiebureaus omvatten de aan de uitsnijderijen gestelde eisen, omschrijven de vereiste installaties en uitrusting en waarborgen dat de uitsnijding van de deelstukken volgens de communautaire voorschriften geschiedt.

Zij omvatten meer in het bijzonder nadere voorschriften voor uitbening, waarbij de wijze van uitsnijding, opmaak, verpakking, invriezing en bewaring van de deelstukken met het oog op de overname ervan door het interventiebureau nader worden omschreven.

De algemene voorwaarden van de interventiebureaus zijn voor belanghebbenden op de in bijlage VI vermelde adressen verkrijgbaar.

Artikel 20

Controle op de uitbeningsverrichtingen

1.   De interventiebureaus zien erop toe dat alle uitbeningsverrichtingen aan een permanente fysieke controle worden onderworpen.

De uitvoering van deze controles kan worden gedelegeerd aan instanties die van de betrokken handelaren, slachtinrichtingen en opslaghouders volledig onafhankelijk zijn. In dergelijke gevallen laat het interventiebureau door zijn functionarissen per offerte een onaangekondigde controle op de uitbeningsverrichtingen uitvoeren. Tijdens deze controle worden de kartons met deelstukken vóór en na de invriezing steekproefsgewijs onderzocht en worden enerzijds de verwerkte hoeveelheden met de geproduceerde hoeveelheden, en anderzijds met de beenderen, vetresten en andere afsnijdsels vergeleken. Dit onderzoek bestrijkt minstens 5 % van het totale aantal kartons dat op die dag voor ieder verschillend deelstuk is gevuld, en bij een voldoende aantal kartons, minstens vijf kartons per deelstuk.

2.   Voor- en achtervoeten worden apart uitgebeend. Elke dag wordt voor de hoeveelheid vlees die in de betrokken werkdag is uitgebeend:

a)

een vergelijking gemaakt tussen het aantal deelstukken en het aantal kartons;

b)

een rendementsblad opgesteld, waarop het uitbeenrendement voor voorvoeten en achtervoeten apart wordt aangegeven.

Artikel 21

Bijzondere bepalingen voor uitbening

1.   Gedurende de aan het invriezen voorafgaande uitbenings-, opmaak- en verpakkingsverrichtingen mag de inwendige temperatuur van het vlees nooit meer dan + 7 °C bedragen. Vervoer van deelstukken voorafgaand aan het snelvriezen wordt niet toegestaan, behoudens in het geval van de in artikel 18, lid 1, bedoelde afwijkingen.

2.   Alle etiketten en ongerechtigheden worden onmiddellijk vóór uitbening geheel verwijderd.

3.   Alle beenderen, pezen, al het kraakbeen, ligamentum nuchae en alle grote zenen worden zorgvuldig verwijderd. Het opmaken van de deelstukken blijft beperkt tot de verwijdering van vetresten, kraakbeen, pezen, gewrichtskapsels en andere specifieke afsnijdsels. Alle grote zenuwen en al het zichtbare lymfweefsel worden verwijderd.

4.   Grote bloedvaten en -klonters en alle verontreinigde delen worden zorgvuldig verwijderd, waarbij zo weinig mogelijk voor opmaak wordt weggesneden.

Artikel 22

Deelstukkenverpakking

1.   De deelstukken worden onverwijld na uitbening overeenkomstig de bepalingen van bijlage V zodanig verpakt dat geen enkel deel van het vlees rechtstreeks met het karton in aanraking komt.

2.   Voor de binnenbekleding van de kartons gebruikt polyethyleen en folie of zakken van polyethyleen waarin de deelstukken worden verpakt, moeten ten minste 0,05 mm dik en van een voor levensmiddelenverpakking geschikte kwaliteit zijn.

3.   De gebruikte kartons, pallets en kooipallets moeten aan de voorschriften van bijlage VII voldoen.

Artikel 23

Opslag van deelstukken

De interventiebureaus zorgen ervoor dat al het aangekochte ontbeende vlees afzonderlijk wordt opgeslagen en per inschrijving, per maand en per deelstuk gemakkelijk te identificeren is.

De verkregen deelstukken worden opgeslagen in koelhuizen die op het grondgebied van de lidstaat waaronder het interventiebureau ressorteert, zijn gelegen.

Behoudens een bijzondere, volgens de in artikel 43, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1254/1999 bedoelde procedure vastgestelde afwijking moeten deze installaties de mogelijkheid bieden om al het door het interventiebureau toegewezen uitgebeende vlees gedurende ten minste drie maanden onder technisch bevredigende voorwaarden op te slaan.

Artikel 24

Uitbeningskosten

De in artikel 19, lid 1, bedoelde contracten en de bijbehorende vergoeding hebben betrekking op de verrichtingen en op de kosten die uit de toepassing van deze verordening voortvloeien, en met name op:

a)

de eventuele kosten van het vervoer van het niet-ontbeende product, na de aanvaarding ervan, naar de uitsnijderij;

b)

de uitbenings-, opmaak- en verpakkingsverrichtingen alsmede het snelvriezen;

c)

de opslag van de ingevroren deelstukken, het laden, het vervoer en de overname ervan door het interventiebureau in de door dat bureau aangewezen koelhuizen;

d)

de materiaalkosten, met name die voor de verpakking;

e)

de waarde van de beenderen, vetresten en andere afsnijdsels die bij het uitsnijden ontstaan en die door het interventiebureau aan de uitsnijderijen kunnen worden overgelaten.

Artikel 25

Termijnen

De uitbenings-, opmaak- en verpakkingsverrichtingen moeten binnen tien kalenderdagen na het slachten beëindigd zijn. De lidstaten kunnen evenwel kortere termijnen vaststellen.

Het snelvriezen gebeurt onverwijld na het verpakken en daarmee wordt in ieder geval nog op de dag van de verpakking begonnen; de hoeveelheid vlees zonder been mag niet groter zijn dan de capaciteit van de vriestunnels.

De invriestemperatuur dient zodanig te zijn dat binnen maximaal 36 uur een kerntemperatuur van – 7 °C of kouder wordt bereikt.

Artikel 26

Weigering van producten

1.   Wanneer bij de in artikel 20, lid 1, nader omschreven controles blijkt dat de uitsnijderij de voorschriften van de artikelen 17 tot en met 25 voor een bepaald deelstuk niet in acht neemt, worden de genoemde controles uitgebreid tot nogmaals een tranche van 5 % van de op de betrokken dag gevulde kartons. Indien daarbij nieuwe overtredingen aan het licht komen, worden bijkomende monsters gecontroleerd die 5 % van het totale aantal kartons van het betrokken deelstuk vertegenwoordigen. Wanneer bij de vierde controle van 5 % van de kartons blijkt dat minstens 50 % van de kartons niet aan de genoemde artikelen voldoet, wordt de volledige dagproductie voor het betrokken deelstuk gecontroleerd. De controle van de volledige dagproductie wordt echter niet geëist wanneer wordt vastgesteld dat ten minste 20 % van de kartons van een bepaald deelstuk niet aan de voorschriften voldoet.

2.   Wanneer op basis van lid 1 blijkt dat minder dan 20 % van de kartons van een bepaald deelstuk niet aan de voorschriften voldoet, wordt de inhoud van die kartons geweigerd en is geen enkele vergoeding verschuldigd. De uitsnijderij betaalt het interventiebureau voor de geweigerde deelstukken een bedrag dat gelijk is aan de in bijlage VIII bedoelde prijs.

Indien ten minste 20 % van de kartons van een bepaald deelstuk niet aan de voorschriften blijkt te voldoen, wordt de volledige dagproductie voor dat bepaalde deelstuk door het interventiebureau geweigerd en is geen enkele vergoeding verschuldigd. De uitsnijderij betaalt het interventiebureau voor de geweigerde deelstukken een bedrag dat gelijk is aan de in bijlage VIII bedoelde prijs.

Indien ten minste 20 % van de kartons van verschillende deelstukken van de dagproductie niet aan de voorschriften blijkt te voldoen, wordt de volledige dagproductie door het interventiebureau geweigerd en is geen enkele vergoeding verschuldigd. De uitsnijderij betaalt het interventiebureau voor de door dat bureau aangekochte producten met been die na uitbening geweigerd zijn, een bedrag dat gelijk is aan de overeenkomstig artikel 15 aan de inschrijver aan wie is gegund te betalen prijs, vermeerderd met 20 %.

Indien de bepalingen van de derde alinea van toepassing zijn, zijn die van de eerste en de tweede alinea zonder voorwerp.

3.   Wanneer de uitsnijderij de artikelen 17 tot en met 25 wegens een grove nalatigheid of fraude niet in acht neemt, geldt in afwijking van de leden 1 en 2 het volgende:

a)

alle gedurende de dag waarvoor is vastgesteld dat de bovengenoemde bepalingen niet in acht zijn genomen, na uitbening verkregen producten worden door het interventiebureau geweigerd en er is geen enkele vergoeding verschuldigd;

b)

de uitsnijderij betaalt het interventiebureau voor de door dat bureau oorspronkelijk met been voor interventie aangekochte producten die na uitbening geweigerd zijn overeenkomstig de bepalingen onder a), een bedrag dat gelijk is aan de door het interventiebureau overeenkomstig de bepalingen van artikel 15 aan de inschrijver aan wie is gegund, te betalen prijs, welke wordt vermeerderd met 20 %.

HOOFDSTUK IV

CONTROLE VAN DE PRODUCTEN EN MEDEDELINGEN

Artikel 27

Opslag en controle van de producten

1.   De interventiebureaus vergewissen zich ervan dat inslag en opslag van het in deze verordening bedoelde vlees zodanig geschiedt dat het vlees gemakkelijk toegankelijk is en aan artikel 23, eerste alinea, beantwoordt.

2.   De opslagtemperatuur moet gelijk zijn aan of kouder zijn dan – 17 °C.

3.   De lidstaten nemen alle maatregelen om de juiste kwantitatieve en goede kwalitatieve bewaring van de opgeslagen producten te waarborgen en zij zorgen ervoor dat beschadigde verpakkingen onverwijld worden vervangen. Zij dekken de daaraan verbonden risico's door een verzekering die de vorm van hetzij een contractuele verplichting van de opslaghouders, hetzij een globale verzekering van het interventiebureau kan aannemen. De lidstaat kan ook zijn eigen verzekeraar zijn.

4.   In de loop van de opslagperiode controleert de bevoegde instantie regelmatig voldoende grote hoeveelheden van de producten die in aansluiting op de in de loop van de maand gehouden inschrijvingen zijn opgeslagen.

Wanneer bij deze controle blijkt dat producten niet aan de in deze verordening vervatte vereisten voldoen, worden deze geweigerd en dienovereenkomstig gemerkt. Onverminderd de toepassing van sancties, vordert de bevoegde autoriteit indien nodig de betaalde bedragen van de betrokken verantwoordelijke partijen terug.

De functionarissen die deze controle verrichten mogen ter zake van de dienst die de aankopen heeft verricht, geen instructies krijgen.

5.   De bevoegde instantie moet de maatregelen inzake traceerbaarheid en opslag nemen die nodig zijn voor een zo efficiënt mogelijke uitslag en nadien voor de afzet van de opgeslagen producten, daarbij met name gelet op eventuele eisen wat de veterinaire status van de betrokken dieren betreft.

Artikel 28

Mededelingen

1.   De lidstaten delen de Commissie onmiddellijk elke wijziging mee die de lijst van opslagplaatsen en, in de mate van het mogelijke, de invries- en opslagcapaciteit ervan betreft.

2.   De lidstaten delen de Commissie uiterlijk tien kalenderdagen na het einde van elke overnameperiode per telex- of per telefaxbericht de voor interventie afgeleverde en aanvaarde hoeveelheden mee.

3.   Uiterlijk op de 21e van elke maand verstrekken de lidstaten de Commissie over de voorgaande maand de volgende gegevens:

a)

de wekelijkse en maandelijkse voor interventie aangekochte hoeveelheden, uitgesplitst naar producten en kwaliteiten volgens het bij Verordening (EG) nr. 1183/2006 vastgestelde communautaire indelingsschema;

b)

de hoeveelheden van elk product zonder been waarvoor tijdens de betrokken maand een verkoopcontract is gesloten;

c)

de hoeveelheden van elk product zonder been waarvoor tijdens de betrokken maand een uitslagbon of een soortgelijk document is afgegeven.

4.   Uiterlijk aan het einde van elke maand verstrekken de lidstaten de Commissie over de voorgaande maand de volgende gegevens:

a)

de hoeveelheden van elk product zonder been die zijn verkregen uit gedurende de betrokken maand voor interventiebureaus aangekocht rundvlees met been;

b)

voor elk product zonder been de materiële voorraad, aan het einde van de betrokken maand, waarvoor geen contract is gesloten, onder opgave van de leeftijdsopbouw van deze voorraad.

5.   Voor de toepassing van de leden 3 en 4 wordt verstaan onder:

a)

„voorraad waarvoor geen contract is gesloten”: de voorraden die nog niet het voorwerp van een verkoopcontract uitmaken;

b)

„materiële voorraad”: het totaal van de voorraden waarvoor geen contract is gesloten en de voorraden die het voorwerp van een verkoopcontract uitmaken, maar nog niet zijn overgenomen.

HOOFDSTUK V

SLOTBEPALINGEN

Artikel 29

Intrekking

Verordening (EG) nr. 562/2000 wordt ingetrokken.

Verwijzingen naar de ingetrokken verordening gelden als verwijzingen naar de onderhavige verordening en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage X.

Artikel 30

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 8 november 2006.

Voor de Commissie

Joaquín ALMUNIA

Lid van de Commissie


(1)  PB L 160 van 26.6.1999, blz. 21. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1913/2005 (PB L 307 van 25.11.2005, blz. 2).

(2)  PB L 68 van 16.3.2000, blz. 22. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1067/2005 (PB L 174 van 7.7.2005, blz. 60).

(3)  Zie bijlage IX.

(4)  PB L 39 van 17.2.1996, blz. 1.

(5)  PB L 214 van 4.8.2006, blz. 1.

(6)  PB L 139 van 30.4.2004, blz. 206.

(7)  PB L 253 van 11.10.1993, blz. 1.

(8)  PB L 204 van 11.8.2000, blz. 1.

(9)  PB L 139 van 30.4.2004, blz. 55.

(10)  PB L 205 van 3.8.1985, blz. 5.

(11)  PB L 125 van 23.5.1996, blz. 3.

(12)  PB L 41 van 14.2.1991, blz. 15.


BIJLAGE I

OMREKENINGSCOËFFICIËNTEN

Kwaliteit

Coëfficiënten

U2

1,058

U3

1,044

U4

1,015

R2

1,015

R3

1,000

R4

0,971

O2

0,956

O3

0,942

O4

0,914


BIJLAGE II

Productos admisibles para la intervención — Produkty k intervenci — Produkter, der er kvalificeret til intervention — Interventionsfähige Erzeugnisse — Sekkumiskõlblike toodete loetelu — Προϊόντα επιλέξιμα για την παρέμβαση — Products eligible for intervention — Produits éligibles à l'intervention — Prodotti ammissibili all'intervento — Produkti, kas ir piemēroti intervencei — Produktai, kuriems taikoma intervencija — Intervencióra alkalmas termékek — Producten die voor interventie in aanmerking komen — Produkty kwalifikujące się do skupu interwencyjnego — Produtos elegíveis para a intervenção — Produkty, ktoré môžu byť predmetom intervencie — Proizvodi, primerni za intervencijo — Interventiokelpoiset tuotteet — Produkter som kan bli föremål för intervention

BELGIQUE/BELGIË

Carcasses, demi-carcasses: Hele dieren, halve dieren:

Catégorie A, classe U2/

Categorie A, klasse U2

Catégorie A, classe U3/

Categorie A, klasse U3

Catégorie A, classe R2/

Categorie A, klasse R2

Catégorie A, classe R3/

Categorie A, klasse R3

ČESKÁ REPUBLIKA

Jatečně upravená těla, půlky jatečně upravených těl:

Kategorie A, třída R2

Kategorie A, třída R3

DANMARK

Hele og halve kroppe:

Kategori A, klasse R2

Kategori A, klasse R3

DEUTSCHLAND

Ganze oder halbe Tierkörper:

Kategorie A, Klasse U2

Kategorie A, Klasse U3

Kategorie A, Klasse R2

Kategorie A, Klasse R3

EESTI

Rümbad, poolrümbad:

A-kategooria, klass R2

A-kategooria, klass R3

ΕΛΛΑΔΑ

Ολόκληρα ή μισά σφάγια:

Κατηγορία A, κλάση R2

Κατηγορία A, κλάση R3

ESPAÑA

Canales o semicanales:

Categoría A, clase U2

Categoría A, clase U3

Categoría A, clase R2

Categoría A, clase R3

FRANCE

Carcasses, demi-carcasses:

Catégorie A, classe U2

Catégorie A, classe U3

Catégorie A, classe R2/

Catégorie A, classe R3/

Catégorie C, classe U2

Catégorie C, classe U3

Catégorie C, classe U4

Catégorie C, classe R3

Catégorie C, classe R4

Catégorie C, classe O3

IRELAND

Carcasses, half-carcasses:

Category C, class U3

Category C, class U4

Category C, class R3

Category C, class R4

Category C, class O3

ITALIA

Carcasse e mezzene:

categoria A, classe U2

categoria A, classe U3

categoria A, classe R2

categoria A, classe R3

ΚΥΠΡΟΣ

Ολόκληρα ή μισά σφάγια:

Κατηγορία A, κλάση R2

LATVIJA

Liemeņi, pusliemeņi:

A kategorija, R2 klase

A kategorija, R3 klase

LIETUVA

Skerdenos ir skerdenų pusės:

A kategorija, R2 klasė

A kategorija, R3 klasė

LUXEMBOURG

Carcasses, demi-carcasses:

Catégorie A, classe R2

Catégorie C, classe R3

Catégorie C, classe O3

MAGYARORSZÁG

Hasított test vagy hasított féltest:

A kategória, R2 osztály

A kategória, R3 osztály

MALTA

Carcasses, half-carcasses:

Category A, class R3

NEDERLAND

Hele dieren, halve dieren:

Categorie A, klasse R2

Categorie A, klasse R3

ÖSTERREICH

Ganze oder halbe Tierkörper:

Kategorie A, Klasse U2

Kategorie A, Klasse U3

Kategorie A, Klasse R2

Kategorie A, Klasse R3

POLSKA

Tusze, półtusze:

Kategoria A, klasa R2

Kategoria A, klasa R3

PORTUGAL

Carcaças ou meias-carcaças:

Categoria A, classe U2

Categoria A, classe U3

Categoria A, classe R2

Categoria A, classe R3

SLOVENIJA

Trupi, polovice trupov:

Kategorija A, razred R2

Kategorija A, razred R3

SLOVENSKO

Jatočné telá, jatočné polovičky:

Kategória A, akostná trieda R2

Kategória A, akostná trieda R3

SUOMI/FINLAND

Ruhot, puoliruhot / Slaktkroppar, halva slaktkroppar:

Kategoria A, luokka R2 / Kategori A, klass R2

Kategoria A, luokka R3 / Kategori A, klass R3

SVERIGE

Slaktkroppar, halva slaktkroppar:

Kategori A, klass R2

Kategori A, klass R3

UNITED KINGDOM

I.   Great Britain

Carcasses, half-carcasses:

Category C, class U3

Category C, class U4

Category C, class R3

Category C, class R4

II.   Northern Ireland

Carcasses, half-carcasses:

Category C, class U3

Category C, class U4

Category C, class R3

Category C, class R4

Category C, class O3


BIJLAGE III

VOORSCHRIFTEN BETREFFENDE HELE EN HALVE GESLACHTE DIEREN EN VOOR- EN ACHTERVOETEN

1.

Hele en halve geslachte dieren, vers of gekoeld (GN-code 0201), die afkomstig zijn van runderen die ten hoogste zes en ten minste twee dagen tevoren geslacht zijn.

2.

In de zin van deze verordening wordt verstaan onder:

a)

heel geslacht dier: het hele geslachte dier na het uitbloeden, het ontdoen van de ingewanden en het villen, aangeboden:

zonder kop en zonder poten; de kop moet van de romp zijn gescheiden ter hoogte van de bovenste halswervel (atlaswervel), de poten moeten zijn afgescheiden ter hoogte van de voorkniegewrichten, respectievelijk spronggewrichten,

zonder de organen in de borst- en buikholte, zonder de nieren, het niervet en het slotvet,

zonder de geslachtsorganen met de bijbehorende spieren,

zonder middenrif en longhaas,

zonder staart en zonder de eerste staartwervel,

zonder ruggenmerg,

zonder zakvet en zonder het vet aan de binnenzijde van de vang,

zonder het peesvliesgedeelte van de buikspier,

zonder bovenbilvet,

zonder vette nekaders,

waarbij de kop volgens de veterinaire voorschriften is afgesneden, zonder verwijdering van de nekspier,

waarbij de vetlaag aan de puntborst niet meer dan 1 cm dik mag zijn;

b)

half geslacht dier: het product dat verkregen wordt door het scheiden van het onder a) bedoelde hele geslachte dier in twee symmetrische delen door het midden van alle hals-, rug-, lenden en staartwervels en door het midden van het borstbeen en het bekken. Tijdens de verwerking van het karkas mogen de rug- en lendenwervels niet ernstig uiteengerukt worden; bij gebruik van de zaag of de schaar mag niet diep in de vastzittende spieren en pezen worden gesneden;

c)

voorvoeten:

uitsnijding van het geslachte dier na besterven,

op vijf ribben recht afgesneden;

d)

achtervoeten:

uitsnijding van het geslachte dier na besterven,

op acht ribben recht afgesneden.

3.

De in de punten 1 en 2 vermelde producten moeten afkomstig zijn van goed uitgebloede hele geslachte dieren, die op vakkundige wijze van de huid zijn ontdaan, zonder het bedekkende vet te beschadigen, en die geen insnijdingen, verwondingen of bloeduitstortingen vertonen. Borst- en buikvlies moeten onbeschadigd blijven, behalve om ophanging van de voorvoet te vergemakkelijken. De hele geslachte dieren mogen door geen enkele bron van besmetting worden verontreinigd, in het bijzonder niet door uitwerpselen of grote bloedvlekken.

4.

De in punt 2, onder c) en d), vermelde producten moeten afkomstig zijn van hele of halve geslachte dieren die aan de in punt 2, onder a) en b), omschreven voorwaarden beantwoorden.

5.

De in de punten 1 en 2 vermelde producten moeten onverwijld na het slachten gedurende ten minste 48 uren worden gekoeld op een zodanige wijze dat na het verstrijken van deze koelperiode de inwendige temperatuur niet boven + 7 °C ligt. Deze temperatuur moet worden gehandhaafd tot op het tijdstip van de overname.


BIJLAGE IV

IN ARTIKEL 11, LID 3, BEDOELDE COËFFICIËNTEN

Formule A

Coëfficiënt n = (a/b)

waarin:

a= het gemiddelde van de op de markt van de betrokken lidstaat of streek van de lidstaat genoteerde gemiddelde prijzen over de twee of drie weken na het toewijzingsbesluit,

b= de in de betrokken lidstaat of het betrokken gebied van een lidstaat genoteerde gemiddelde marktprijs als bedoeld in artikel 11, lid 1, die voor de betrokken inschrijving geldt.

Formule B

Coëfficiënt n′ = (a′/b′)

waarin:

a′= het gemiddelde van de door de inschrijver betaalde aankoopprijzen voor dieren van dezelfde kwaliteit en dezelfde categorie als die welke in aanmerking komen voor de berekening van de gemiddelde marktprijs gedurende de twee of drie weken volgende op het toewijzingsbesluit,

b′= het gemiddelde van de door de inschrijver betaalde aankoopprijzen voor dieren die in aanmerking komen voor de berekening van de gemiddelde marktprijs in de twee weken die in aanmerking zijn genomen voor de notering van de gemiddelde marktprijs voor de betrokken inschrijving.


BIJLAGE V

UITBENINGSVOORSCHRIFTEN VOOR INTERVENTIEVLEES

1.   DELEN VAN DE ACHTERVOET

1.1.   Gegevens van de delen

1.1.1.   Interventieachterschenkel (code INT 11)

Uitsnijden en uitbenen: Het achterste kniegewricht doorsnijden en lossnijden van bovenbil en platte bil door de natuurlijke naad te volgen; daarbij het peeseind aan de schenkel laten vastzitten; de beenderen (scheenbeen en spronggewricht) verwijderen.

Opmaak: Zeenpunten terugsnijden tot het vlees.

Verpakking en plaatsing in kartons: De deelstukken afzonderlijk in polyethyleen te wikkelen alvorens deze in een vooraf van een binnenbekleding van polyethyleen voorzien karton te plaatsen.

1.1.2.   Interventiespierstuk (code INT 12)

Uitsnijden en uitbenen: Van de bovenbil scheiden door naar beneden te snijden langs het dijbeen en van de platte bil losmaken door de natuurlijke naad verder naar beneden te volgen. De ezel moet aan het deelstuk blijven zitten.

Opmaak: Knieschijf, vlies en pees verwijderen. Het dekvet mag nergens dikker zijn dan 1 cm.

Verpakking en plaatsing in kartons: De deelstukken afzonderlijk in polyethyleen te wikkelen alvorens deze in een vooraf van een binnenbekleding van polyethyleen voorzien karton te plaatsen.

1.1.3.   Interventiebovenbil (code INT 13)

Uitsnijden en uitbenen: Lossnijden van de platte bil en de schenkel langs de natuurlijke naad en losmaken van het dijbeen; het staartbeen verwijderen.

Opmaak: Zakeind met zenen en scrotum verwijderen. Kraakbeen en aan het bekkenbeen vastzittend vlees verwijderen. Het dekvet mag nergens dikker zijn dan 1 cm.

Verpakking en plaatsing in kartons: De deelstukken afzonderlijk in polyethyleen te wikkelen alvorens deze in een vooraf van een binnenbekleding van polyethyleenfolie voorzien karton te plaatsen.

1.1.4.   Interventie-platte-bil (code INT 14)

Uitsnijden en uitbenen: Van bovenbil en schenkel lossnijden langs de natuurlijke naad; dijbeen verwijderen.

Opmaak: Dik kraakbeen aan het beengewricht verwijderen. Lymfeknoop met daaraan vastzittend vet in de knieholte verwijderen. Het dekvet mag nergens dikker zijn dan 1 cm.

Verpakking en plaatsing in kartons: De deelstukken afzonderlijk in polyethyleen te wikkelen alvorens deze in een vooraf van een binnenbekleding van polyethyleenfolie voorzien karton te plaatsen.

1.1.5.   Interventiehaas (code INT 15)

Uitsnijden: De haas over de hele lengte lossnijden door de kop (dikke uiteinde) te scheiden van het heupbeen en door een lijn langs de haas naast de wervels te volgen, waarbij de haas van de lende wordt losgemaakt.

Opmaak: Klieren en vet verwijderen. Ketting intact aan de haas vast laten. Dit waardevolle deelstuk moet met bijzondere zorg worden uitgesneden, opgemaakt en verpakt.

Verpakking en plaatsing in kartons: De deelstukken moeten met zorg worden verpakt; ze worden in de lengte gelegd, de buitenkant naar boven gekeerd en met afwisseling van het dunne en het dikke uiteinde vooraan; zij mogen niet worden gevouwen. De deelstukken afzonderlijk in polyethyleen te wikkelen alvorens deze in een vooraf van een binnenbekleding van polyethyleenfolie voorzien karton te plaatsen.

1.1.6.   Interventie-dikke-lende (code INT 16)

Uitsnijden en uitbenen: De dikke lende wordt van de platte bil en het spierstuk losgesneden door een rechte snede van ongeveer 5 cm achter de vijfde heiligbeenwervel doorgaande tot op ongeveer 5 cm van het voorste uiteinde van het staartbeen, er daarbij op lettend dat niet door het spierstuk heen wordt gesneden.

Van de lende lossnijden tussen de laatste lendewervel en de eerste heiligbeenwervel, waarbij het vooreinde van het bekkenbeen vrijgemaakt wordt. Been en kraakbeen verwijderen.

Opmaak: De vetophoging aan de binnenzijde onder de muis verwijderen. Het dekvet mag nergens dikker zijn dan 1 cm. Dit commercieel waardevolle deelstuk moet met bijzondere zorg worden uitgesneden, opgemaakt en verpakt.

Verpakking en plaatsing in kartons: De deelstukken afzonderlijk in polyethyleen te wikkelen alvorens deze in een vooraf van een binnenbekleding van polyethyleenfolie voorzien karton te plaatsen.

1.1.7.   Interventie-dunne-lende (code INT 17)

Uitsnijden en uitbenen: Dit deelstuk wordt recht van de dikke lende afgesneden tussen de laatste lendewervel en de eerste heiligbeenwervel. Van de doorgaande rib wordt het recht afgesneden tussen de elfde en de tiende rib. De wervels schoon verwijderen. Rib en doornuitsteeksels worden in één enkele snijbeweging verwijderd.

Opmaak: Achtergebleven stukken kraakbeen verwijderen. Ook de pees moet worden verwijderd. Het dekvet mag nergens dikker zijn dan 1 cm. Dit commercieel waardevolle deelstuk moet met bijzondere zorg worden uitgesneden, opgemaakt en verpakt.

Verpakking en plaatsing in kartons: De deelstukken afzonderlijk in polyethyleen te wikkelen alvorens deze in een vooraf van een binnenbekleding van polyethyleenfolie voorzien karton te plaatsen.

1.1.8.   Interventievang (code INT 18)

Uitsnijden en uitbenen: De hele vang moet van het op acht ribben afgesneden halve dier worden losgemaakt vanaf het punt waar de vang teruggeklapt is, waarbij de natuurlijke naad rond het zijvlak van de bil naar beneden gevolgd wordt tot het punt dat horizontaal ten opzichte van het midden van de laatste lendewervel ligt. Vandaar wordt in rechte lijn parallel met de haas naar beneden gesneden en dan verder door de dertiende tot en met de zesde rib in een lijn die parallel loopt met de kromming van de ruggegraat en zodanig dat de volledige snede aan de onderkant niet verder dan 5 cm van het zij-uiteinde van de muis ligt.

Alle beenderen en al het kraakbeen in één snijbeweging verwijderen. De vang moet heel blijven.

Opmaak: Het ruwe weefsel op de vanglap verwijderen, waarbij de vanglap intact wordt gelaten. Het vet zodanig verwijderen dat het totale percentage zichtbaar vet (dekvet en tussengelegen vet) niet groter is dan 30.

Verpakking en plaatsing in kartons: Voor verpakking mag de hele vang in tweeën worden gevouwen. Hij mag niet worden doorgesneden of opgerold. Het deelstuk moet zodanig worden verpakt dat de binnenzijde van de vang en de vanglap duidelijk zichtbaar blijven. Elk karton vooraf aan de binnenzijde met polyethyleenfolie te bekleden, zodat een volledige inwikkeling van het deelstuk/de deelstukken wordt verkregen.

1.1.9.   Interventie-doorgaande-rib (code INT 19)

Doorsnijden en uitbenen: Dit deelstuk moet tussen de elfde en de tiende rib recht van de dunne lende worden afgesneden en moet de zesde tot en met de tiende rib omvatten. Het vlees tussen de ribben en het borstvlies moet in één snede met de ribben worden verwijderd. Ruggengraat en kraakbeen met het uiteinde van het schouderblad verwijderen.

Opmaak: Nekpees verwijderen. Het dekvet mag nergens dikker zijn dan 1 cm. De ezel moet aan het deelstuk blijven vastzitten.

Verpakking en plaatsing in kartons: De deelstukken afzonderlijk in polyethyleen te wikkelen alvorens deze in een vooraf van een binnenbekleding van polyethyleenfolie voorzien karton te plaatsen.

2.   DELEN VAN DE VOORVOET

2.1.   Gegevens van de delen

2.1.1.   Interventievoorschenkel (code INT 21)

Uitsnijden en uitbenen: Lossnijden rond het gewricht tussen schenkelpijp (radius) en kuitbeen (humerus). Schenkelpijp (radius) uitnemen.

Opmaak: Zeenpunten terugsnijden tot het vlees.

Verpakking en plaatsing in kartons: De deelstukken afzonderlijk in polyethyleen te wikkelen alvorens deze in een vooraf van een binnenbekleding van polyethyleenfolie voorzien karton te plaatsen.

Geen voor- en achterschenkels in dezelfde verpakking.

2.1.2.   Interventieschouder (code INT 22)

Uitsnijden en uitbenen: De schouder van de voorvoet scheiden door langs de natuurlijke naad rond de bovenkant van de schouder en het kraakbeen bovenaan het schouderblad te snijden en, verder doorsnijdend langs de naad, de schouder uit de holte los te maken waarin deze zich van nature bevindt. Schouderblad verwijderen. De schouderlap onder het schouderblad moet worden teruggeklapt (maar mag niet volledig worden losgemaakt), zodat het been netjes kan worden verwijderd. Het schouderblad wordt dan vrijgemaakt. Het kuitbeen (humerus) verwijderen.

Opmaak: Verwijder kraakbeen, vliezen en pezen. Zoveel vet wegnemen dat niet meer dan 10 % vet (dekvet en tussenliggend vet) nog zichtbaar is.

Verpakking en plaatsing in kartons: De deelstukken afzonderlijk in polyethyleen te wikkelen alvorens deze in een vooraf van een binnenbekleding van polyethyleenfolie voorzien karton te plaatsen.

2.1.3.   Interventieborst (code INT 23)

Uitsnijden en uitbenen: Van de voorvoet scheiden door in een loodrechte lijn op het midden van de eerste rib te snijden. Het vlees tussen de ribben en het borstvlies in één snijbeweging met ribben, borstbeen en kraakbeen verwijderen. Het deksel moet aan de borst blijven vastzitten. Het vet onder het deksel moet worden verwijderd, alsmede de vetlaag onder het borstbeen.

Opmaak: Zoveel vet wegnemen dat niet meer dan 30 % vet (dekvet en tussenliggend vet) nog zichtbaar is.

Verpakking en plaatsing in kartons: De deelstukken afzonderlijk in polyethyleen te wikkelen alvorens deze in een vooraf van een binnenbekleding van polyethyleenfolie voorzien karton te plaatsen.

2.1.4.   Interventievoorvoet (code INT 24)

Uitsnijden en uitbenen: Na verwijdering van borst, schouder en voorschenkel blijft de voorvoet over.

De ribben in één snijbeweging wegsnijden. Halsbeenderen netjes verwijderen.

De ketting moet aan de voorvoet blijven vastzitten.

Opmaak: Pezen, gewrichtskapsels en kraakbeen moeten worden verwijderd. Er moet zoveel vet worden weggenomen dat niet meer dan 10 % vet (dekvet en tussenliggend vet) nog zichtbaar is.

Verpakking en plaatsing in kartons: De deelstukken afzonderlijk in polyethyleen te wikkelen alvorens deze in een vooraf van een binnenbekleding van polyethyleenfolie voorzien karton te plaatsen.

3.   VACUÜM VERPAKKEN VAN BEPAALDE INDIVIDUELE DEELSTUKKEN

De lidstaten mogen voor bepaalde deelstukken (codes INT 12, 13, 14, 15, 16, 17 en 19) toestaan dat ze vacuüm verpakt worden in plaats van verpakt in een individuele wikkel, zoals voorgeschreven is in punt 1.


BIJLAGE VI

Direcciones de los organismos de intervención — Adresy intervenčních agentur — Interventionsorganernes adresser — Anschriften der Interventionsstellen — Sekkumisametite aadressid — Διευθύνσεις του οργανισμού παρέμβασης — Addresses of the intervention agencies — Adresses des organismes d'intervention — Indirizzi degli organismi d'intervento — Intervences aģentūru adreses — Intervencinių agentūrų adresai — Az intervenciós hivatalok címei — Adressen van de interventiebureaus — Adresy agencji interwencyjnych — Endereços dos organismos de intervenção — Adresy intervenčných agentúr — Naslovi intervencijskih agencij — Interventieoelinten osoitteet — Interventionsorganens addresser

BELGIQUE/BELGIË

 

Bureau d'intervention et de restitution belge

Rue de Trèves 82

B-1040 Bruxelles

 

Belgisch Interventie- en Restitutiebureau

Trierstraat 82

B-1040 Brussel

Tel. (32-2) 287 24 11

Fax (32-2) 230 25 33/280 03 07

ČESKÁ REPUBLIKA

Státní zemědělský intervenční fond (SZIF)

Ve Smečkách 33

110 00 Praha 1

Česká republika

Tel.: (420) 222 871 410

Fax: (420) 222 871 680

DANMARK

Ministeriet for Fødevarer, Landbrug og Fiskeri

Direktoratet for FødevareErhverv

Nyropsgade 30

DK-1780 København V

Tlf. (45) 33 95 80 00

Fax (45) 33 95 80 34

DEUTSCHLAND

Bundesanstalt für Landwirtschaft und Ernährung (BLE)

Deichmanns Aue 29

D-53179 Bonn

Tel. (49-228) 68 45-37 04/37 50

Fax (49-228) 68 45-39 85/32 76

EESTI

PRIA (Põllumajanduse Registrite ja Informatsiooni Amet)

Narva mnt 3

51009 Tartu

Tel: (+372) 7371 200

Faks: (+372) 7371 201

ΕΛΛΑΔΑ

ΟΠΕΚΕΠΕ (Οργανισμός Πληρωμών και Ελέγχου Κοινοτικών Ενισχύσεων Προσανατολισμού και Εγγυήσεων)

Αχαρνών 241

GR-10446 Αθήνα

Τηλ. (30) 210-228 41 80

Φαξ (30) 210-228 14 79

ESPAÑA

FEGA (Fondo Español de Garantía Agraria)

Beneficencia, 8

E-28005 Madrid

Tel. (34) 913 47 65 00, 913 47 63 10

Fax (34) 915 21 98 32, 915 22 43 87

FRANCE

Office de l’élevage

80, avenue des Terroirs-de-France

F-75607 Paris Cedex 12

Tél. (33-1) 44 68 50 00

Fax (33-1) 44 68 52 33

IRELAND

Department of Agriculture and Food

Johnston Castle Estate

County Wexford

Tel. (353-53) 634 00

Fax (353-53) 428 42

ITALIA

AGEA — Agenzia per le erogazioni in agricoltura

Via Palestro, 81

I-00185 Roma

Tel. (39) 06 44 94 991

Fax (39) 06 44 53 940 / 06 44 41 958

ΚΥΠΡΟΣ

Κυπριακός Οργανισμός Αγροτικών Πληρωμών

Τ.Θ. 16102, CY-2086 Λευκωσία

Οδός Μιχαήλ Κουτσόφτα 20

CY-2000 Λευκωσία

Τηλ. (357) 2255 7777

Φαξ (357) 2255 7755

LATVIJA

Latvijas Republikas Zemkopības ministrija

Lauku atbalsta dienests

Republikas laukums 2

LV-1981 Rīga, Latvija

Tālr.: (371) 7027542

Fakss: (371) 7027120

LIETUVA

VĮ Lietuvos žemės ūkio ir maisto produktų rinkos reguliavimo agentūra

L. Stuokos-Gucevičiaus g. 9–12

LT-01122 Vilnius

Tel. (370 5) 268 50 50

Faksas (370 5) 268 50 61

LUXEMBOURG

Service d'économie rurale, section „cheptel et viande”

113-115, rue de Hollerich

L-1741 Luxembourg

Tél. (352) 47 84 43

HUNGARY

Mezőgazdasági és Vidékfejlesztési Hivatal

H-1095 Budapest, Soroksári út 22-24.

Postacím: H-1385 Budapest. 62., Pf.: 867

Telefon: (+36-1) 219-4517

Fax: (+36-1) 219-6259

MALTA

Ministry for Rural Affairs and the Environment

Barriera Wharf

Valetta CMR02

Malta

Tel. (+356) 22952000, 22952222

Fax (+356) 22952212

NEDERLAND

Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

Dienst Regelingen

Slachthuisstraat 71

Postbus 965

6040 AZ Roermond

Nederland

Tel. (31-475) 35 54 44

Fax (31-475) 31 89 39

ÖSTERREICH

AMA — Agramarkt Austria

Dresdner Straβe 70

A-1201 Wien

Tel. (43-1) 33 15 12 18

Fax (43-1) 33 15 46 24

POLAND

Agencja Rynku Rolnego

ul. Nowy Świat 6/12

00-400 Warszawa

Tel. (48-22) 661 71 09

Faks (48-22) 661 77 56

PORTUGAL

INGA — Instituto Nacional de Intervenção e Garantia Agrícola

Rua Fernando Curado Ribeiro, n.o 4-G

P-1649-034 Lisboa

Tel.: (+351) 21 751 85 00

Fax: (+351) 21 751 86 00

SLOVENIJA

ARSKTRP – Agencija Republike Slovenije za kmetijske trge in razvoj podeželja

Dunajska 160

SI-1000 Ljubljana

Tel. (386-1) 478 93 59

Faks (386-1) 478 92 00

SLOVENSKO

Pôdohospodárska platobná agentúra

Dobrovičova 12

815 26 Bratislava

Slovenská republika

Tel.: (421-2) 59 26 61 11, 58 24 33 62

Fax: (421-2) 53 41 26 65

SUOMI/FINLAND

Maa- ja metsätalousministeriö / Jord- och skogsbruksministeriet

Interventioyksikkö/Interventionsenheten

PL/PB 30

FI-00023 VALTIONEUVOSTO/STATSRÅDET

(Toimiston osoite: Malminkatu 16, FI-00100 Helsinki / Besöksadress: Malmgatan 16, FI-00100 Helsingfors)

Puhelin/Tel. (358-9) 16 001

Faksi/Fax (358-9) 1605 2202

SVERIGE

Jordbruksverket – Swedish Board of Agriculture

Intervention Division

S-551 82 Jönköping

Tfn (46-36) 15 50 00

Fax (46-36) 19 05 46

UNITED KINGDOM

Rural Payments Agency

Lancaster House

Hampshire Court

Newcastle upon Tyne

NE4 7YH

Tel. (44-191) 273 96 96


BIJLAGE VII

VOORSCHRIFTEN BETREFFENDE KARTONS, PALLETS EN KOOIPALLETS

I.   Voorschriften betreffende de kartons

1.

De kartons hebben een standaardformaat en gewicht en zijn voldoende stevig om te worden gestapeld.

2.

Op de gebruikte kartons mag de naam van de slachtinrichting of uitsnijderij waarvan de producten afkomstig zijn, niet voorkomen.

3.

Elk karton moet nadat het gevuld is, afzonderlijk worden gewogen; kartons die tot een vooraf vastgesteld gewicht worden gevuld, worden niet toegestaan.

4.

Per karton mag het nettogewicht van de deelstukken niet meer dan 30 kg bedragen.

5.

In eenzelfde karton mogen uitsluitend deelstukken met dezelfde benaming afkomstig van dezelfde categorie dieren worden verpakt die met hun volledige benaming of met de code van de Gemeenschap geïdentificeerd worden. De kartons mogen in geen geval vetresten en andere afsnijdsels bevatten.

6.

Elk karton moet worden verzegeld:

met een etiket van het interventiebureau op overliggende zijden,

met een officieel etiket van de veterinaire inspectie op de voor- en de achterkant, en alleen op de voorkant in het geval van kartons uit één stuk.

Die etiketten moeten doorlopend genummerd zijn en zo worden aangebracht dat ze worden vernietigd bij opening van het karton.

7.

In de etiketten van het interventiebureau wordt het nummer van het toewijzingscontract en van de partij, de soort en het aantal deelstukken, het nettogewicht en de verpakkingsdatum vermeld; ze mogen niet kleiner zijn dan 20 × 20 cm. In de etiketten van de veterinaire inspectie wordt het erkenningsnummer van de uitsnijderij vermeld.

8.

De volgnummers van de in punt 6 bedoelde etiketten moeten voor elk contract worden geregistreerd en het aantal gebruikte kartons moet kunnen worden afgezet tegen het aantal afgegeven etiketten.

9.

De kartons moeten worden omsnoerd met vier verpakkingsbanden, twee in de lengte en twee in de breedte, op 10 cm van elke hoek.

10.

Wanneer de etiketten bij een controle worden gescheurd, worden ze vervangen door etiketten — twee per karton — met een volgnummer dat door het interventiebureau aan de bevoegde autoriteiten is opgegeven.

II.   Voorschriften betreffende pallets en kooipallets

1.

De kartons worden afzonderlijk per inschrijving of per maand en per deelstuk op pallets opgeslagen. De pallets worden geïdentificeerd met een etiket met het nummer van de inschrijving, het soort deelstuk, het nettogewicht van het product en de tarra, en het aantal kartons per deelstuk.

2

De plaats van de pallets en kooipallets wordt aangegeven op een plattegrond van de opslagruimte.


BIJLAGE VIII

Prijzen voor de toepassing van artikel 26, lid 2, eerste en tweede alinea, in verband met door het interventiebureau geweigerde deelstukken

(in EUR/ton)

Interventiehaas

22 000

Interventie-dunne-lende

14 000

Interventiebovenbil

Interventie-dikke-lende

10 000

Interventie-platte-bil

Interventiespierstuk

Interventie-doorgaande-rib

8 000

Interventieschouder

Interventievoorvoet

6 000

Interventieborst

Interventieachterschenkel

Interventievoorschenkel

5 000

Interventievang

4 000


BIJLAGE IX

INGETROKKEN VERORDENING MET DE ACHTEREENVOLGENDE WIJZIGINGEN ERVAN

Verordening (EG) nr. 562/2000 van de Commissie

(PB L 68 van 16.3.2000, blz. 22)

 

Verordening (EG) nr. 2734/2000

(PB L 316 van 15.12.2000, blz. 45)

uitsluitend artikel 8

Verordening (EG) nr. 283/2001

(PB L 41 van 10.2.2001, blz. 22)

uitsluitend artikel 2

Verordening (EG) nr. 503/2001

(PB L 73 van 15.3.2001, blz. 16)

 

Verordening (EG) nr. 590/2001

(PB L 86 van 27.3.2001, blz. 30)

uitsluitend artikel 2

Verordening (EG) nr. 1082/2001

(PB L 149 van 2.6.2001, blz. 19)

uitsluitend artikel 1

Verordening (EG) nr. 1564/2001

(PB L 208 van 1.8.2001, blz. 14)

uitsluitend artikel 1

Verordening (EG) nr. 1592/2001

(PB L 210 van 3.8.2001, blz. 18)

uitsluitend artikel 1

Verordening (EG) nr. 1067/2005

(PB L 174 van 7.7.2005, blz. 60)

 


BIJLAGE X

CONCORDANTIETABEL

Verordening (EG) nr. 562/2000

De onderhavige verordening

Artikelen 1 tot en met 5

Artikelen 1 tot en met 5

Artikelen 6, 7 en 8

Artikel 9

Artikel 6

Artikel 10

Artikel 7

Artikel 11

Artikel 8

Artikel 12

Artikel 9

Artikel 13, lid 1, eerste volzin

Artikel 10, lid 1, eerste alinea

Artikel 13, lid 1, tweede volzin

Artikel 10, lid 1, tweede alinea

Artikel 13, leden 2 en 3

Artikel 10, leden 2 en 3

Artikel 14

Artikel 11

Artikel 15

Artikel 12

Artikel 16

Artikel 13

Artikel 17, lid 1, aanhef

Artikel 14, lid 1

Artikel 17, lid 1, onder a)

Artikel 17, lid 1, onder b), eerste deel van de zin

Artikel 17, lid 1, onder b), tweede deel van de zin

Artikel 14, lid 1

Artikel 17, lid 2, eerste, tweede en derde alinea

Artikel 14, lid 2, eerste, tweede en derde alinea

Artikel 17, lid 2, vierde alinea

Artikel 17, lid 2, vijfde alinea

Artikel 14, lid 2, vierde alinea

Artikel 17, lid 3, eerste, tweede en derde alinea

Artikel 14, lid 3, eerste, tweede en derde alinea

Artikel 17, lid 3, vierde alinea

Artikel 17, lid 3, vijfde alinea

Artikel 14, lid 3, vierde alinea

Artikel 17, lid 3, zesde alinea

Artikel 14, lid 3, vijfde alinea

Artikel 17, lid 3, zevende alinea

Artikel 14, lid 3, zesde alinea

Artikel 17, lid 3, achtste alinea

Artikel 14, lid 3, zevende alinea

Artikel 17, lid 4, eerste en tweede alinea

Artikel 14, lid 4, eerste en tweede alinea

Artikel 17, lid 4, derde alinea

Artikel 17, lid 4, vierde alinea

Artikel 14, lid 4, derde alinea

Artikel 17, leden 5, 6 en 7

Artikel 14, leden 5, 6 en 7

Artikel 18, leden 1, 2 en 3

Artikel 15, leden 1, 2 en 3

Artikel 18, lid 4, eerste alinea, eerste volzin

Artikel 18, lid 4, eerste alinea, tweede volzin

Artikel 15, lid 4, eerste alinea

Artikel 18, lid 4, tweede alinea

Artikel 15, lid 4, tweede alinea

Artikel 19

Artikel 16

Artikel 20

Artikel 17

Artikel 21, lid 1, eerste alinea

Artikel 18, lid 1, eerste alinea

Artikel 21, lid 1, tweede alinea, eerste volzin

Artikel 18, lid 1, tweede alinea, eerste en tweede volzin

Artikel 21, lid 1, tweede alinea, tweede en derde volzin

Artikel 21, leden 2 tot en met 5

Artikel 18, leden 2 tot en met 5

Artikel 22

Artikel 19

Artikel 23

Artikel 20

Artikel 24

Artikel 21

Artikel 25

Artikel 22

Artikel 26

Artikel 23

Artikel 27

Artikel 24

Artikel 28

Artikel 25

Artikel 29, leden 1 en 2

Artikel 26, leden 1 en 2

Artikel 29, lid 3, aanhef

Artikel 26, lid 3, aanhef

Artikel 29, lid 3, eerste streepje

Artikel 26, lid 3, onder a)

Artikel 29, lid 3, tweede streepje

Artikel 26, lid 3, onder b)

Artikel 30

Artikel 27

Artikel 31, leden 1 en 2

Artikel 28, leden 1 en 2

Artikel 31, lid 3, onder a), b) en c)

Artikel 28, lid 3, onder a), b) en c)

Artikel 31, lid 3, onder d)

Artikel 31, leden 4 en 5

Artikel 28, leden 4 en 5

Artikelen 32 tot en met 37

Artikel 29

Artikel 38

Artikel 30

Bijlagen I tot en met VI

Bijlagen I tot en met VI

Bijlage VII, deel I

Bijlage VII, deel I

Bijlage VII, deel II, punt 1

Bijlage VII, deel II, punt 1

Bijlage VII, deel II, punt 2

Bijlage VII, deel II, punt 3

Bijlage VII, deel II, punt 2

Bijlage VIII

Bijlage VIII

Bijlage IX

Bijlage IX

Bijlage X


11.11.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 312/33


VERORDENING (EG) Nr. 1670/2006 VAN DE COMMISSIE

van 10 november 2006

tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1784/2003 van de Raad wat de vaststelling en de toekenning van aangepaste restituties voor in de vorm van bepaalde alcoholhoudende dranken uitgevoerde granen betreft

(Gecodificeerde versie)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1784/2003 van de Raad van 29 september 2003 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector granen (1), en met name op artikel 18,

Gelet op Verordening (EG) nr. 2799/98 van de Raad van 15 december 1998 tot vaststelling van het agromonetaire stelsel voor de euro (2), en met name op artikel 3, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EEG) nr. 2825/93 van de Commissie van 15 oktober 1993 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 1766/92 van de Raad voor wat de vaststelling en de toekenning van aangepaste restituties voor in de vorm van bepaalde alcoholhoudende dranken uitgevoerde granen betreft (3) is herhaaldelijk en ingrijpend gewijzigd (4). Ter wille van de duidelijkheid en een rationele ordening van de tekst dient tot codificatie van deze verordening te worden overgegaan.

(2)

In artikel 16 van Verordening (EG) nr. 1784/2003 is bepaald dat, voor zover nodig in verband met de bijzondere bereidingswijze van bepaalde alcoholhoudende dranken uit granen, de criteria voor de toekenning van de uitvoerrestituties aan deze bijzondere situatie kunnen worden aangepast. Het blijkt noodzakelijk, te voorzien in een dergelijke aanpassing voor bepaalde alcoholhoudende dranken waarvoor enerzijds de prijs van de granen op het tijdstip van uitvoer niet gebonden is aan de prijs van de granen op het tijdstip van bereiding en waarvoor anderzijds, omdat het eindproduct het resultaat is van een mengsel van talrijke producten, het onmogelijk is geworden de identiteit te volgen van de granen die zijn verwerkt in het uit te voeren eindproduct, te meer daar de genoemde alcoholhoudende dranken ook zijn onderworpen aan een verplichte rijping van ten minste drie jaar.

(3)

Deze moeilijkheden doen zich met name voor bij Scotch whisky, Irish whiskey en Spaanse whisky.

(4)

De gebruikelijke restitutieregeling dient, voor zover mogelijk, op overeenkomstige wijze te worden toegepast. Derhalve dient voor de granen die voldoen aan het bepaalde in artikel 23, lid 2, van het Verdrag een restitutie te worden uitbetaald die in verhouding staat tot de uit te voeren hoeveelheden alcoholhoudende dranken. Daarom dient op de gedistilleerde hoeveelheden van deze granen een algemene, forfaitaire coëfficiënt te worden toegepast die wordt berekend op de grondslag van de door de betrokken lidstaten verstrekte nationale statistische gegevens. Aanwending van de verhouding tussen de totale uitgevoerde hoeveelheid van de desbetreffende alcoholhoudende dranken en de totale ten verkoop aangeboden hoeveelheden vormt een redelijke en eenvoudige grondslag. Er moet worden bepaald wat onder „in totaal uitgevoerde hoeveelheden” en „in totaal in de handel gebrachte hoeveelheden” wordt verstaan. Voor de bepaling van de hoeveelheden granen die zijn gedistilleerd en voor de bepaling van de coëfficiënt, moeten de hoeveelheden die het voorwerp vormen van actief veredelingsverkeer buiten beschouwing worden gelaten.

(5)

Er moet worden voorzien in aanpassing van de coëfficient met name om zich te beveiligen tegen de mogelijkheid dat betaling van deze restituties ook leidt tot abnormale verhoging van de voorraden.

(6)

In artikel 13, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1784/2003 wordt voorzien in de mogelijkheid om de restitutie te differentiëren naar gelang van de bestemming. Derhalve dienen objectieve criteria te worden vastgesteld die leiden tot opheffing van de restitutie voor bepaalde bestemmingen.

(7)

De dag moet worden vastgesteld die bepalend is voor de toe te passen restitutievoet. Deze dag moet in de eerste plaats gerelateerd zijn aan het tijdstip waarop het graan onder controle geplaatst wordt, en, wat de daarna gedistilleerde hoeveelheden betreft, aan elke fiscale distillatieperiode. De restitutie wordt pas betaald nadat door overlegging van een distillatieaangifte is aangetoond dat de granen zijn gedistilleerd. In de distillatieaangifte moeten de gegevens zijn vermeld die nodig zijn voor het berekenen van de restituties. De eerste dag van elke fiscale distillatieperiode kan eveneens het ontstaansfeit zijn voor de landbouwomrekeningskoers, overeenkomstig de in artikel 3 van Verordening (EG) nr. 2799/98 bepaalde criteria.

(8)

Het is voor de toepassing van deze verordening noodzakelijk te weten of de producten het grondgebied van de Gemeenschap hebben verlaten en, in bepaalde gevallen, ook hun bestemming te kennen. Het is daartoe noodzakelijk een beroep te doen op, enerzijds, de definitie van uitvoer zoals bedoeld in Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (5) en, anderzijds, op de bewijsstukken voorgeschreven bij Verordening (EG) nr. 800/1999 van de Commissie van 15 april 1999 houdende gemeenschappelijke uitvoeringsbepalingen inzake het stelsel van de restituties bij uitvoer voor landbouwproducten (6).

(9)

Met het oog op de bepaling van de coëfficiënt is het dienstig het verstrekken van bepaalde bewijsstukken inzake de uitvoer van de hoeveelheden alcoholhoudende dranken verplicht te stellen. Er dient te worden bepaald dat, voor naar het grondgebied van de Gemeenschap terugkerende goederen, artikel 43 van Verordening (EG) nr. 1291/2000 van de Commissie van 9 juni 2000 houdende gemeenschappelijke uitvoeringsbepalingen inzake het stelsel van invoer-, uitvoer- en voorfixatiecertificaten voor landbouwproducten (7) van toepassing is indien aan de bijzondere voorwaarden is voldaan.

(10)

Er dient te worden bepaald dat de lidstaten aan de Commissie de nodige inlichtingen moeten verstrekken.

(11)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor granen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   In deze verordening worden de uitvoeringsbepalingen vastgesteld voor de vaststelling en de toekenning van uitvoerrestituties voor granen die worden uitgevoerd in de vorm van alcoholhoudende dranken, zoals bedoeld in artikel 16 van Verordening (EG) nr. 1784/2003, waarvoor een rijpingsperiode van ten minste drie jaar een onderdeel van het verplichte bereidingsproces vormt.

2.   Verordening (EG) nr. 1043/2005 van de Commissie (8) is niet van toepassing op de in lid 1 bedoelde alcoholhoudende dranken, onverminderd het bepaalde in artikel 6, lid 1, van deze verordening.

Artikel 2

Voor de in artikel 1 bedoelde restituties komen in aanmerking de granen die voldoen aan de voorwaarden van artikel 23, lid 2, van het Verdrag en worden gebruikt voor de productie van de alcoholhoudende dranken van de GN-codes 2208 30 32, 2208 30 38, 2208 30 52, 2208 30 58, 2208 30 72, 2208 30 78, 2208 30 82 en 2208 30 88 die zijn bereid overeenkomstig de bepalingen van Verordening (EEG) nr. 1576/89 van de Raad (9).

Artikel 3

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

a)

„bepaalde distillatieperiode”: een periode die overeenkomt met de distillatieperiode die voor de controle van de accijnsrechten wordt afgesproken tussen de begunstigde en de douanediensten of andere bevoegde instanties (fiscale periode);

b)

„in totaal uitgevoerde hoeveelheden”: de hoeveelheden alcoholhoudende dranken die aan de voorwaarden van artikel 23, lid 2, van het Verdrag voldoen en worden uitgevoerd naar een bestemming waarvoor de restitutie geldt;

c)

„in totaal in de handel gebrachte hoeveelheden”: de hoeveelheden alcoholhoudende dranken die aan de voorwaarden van artikel 23, lid 2, van het Verdrag voldoen en definitief de productie- en opslaginrichtingen verlaten hebben om voor menselijke consumptie te worden verkocht;

d)

„onder controle plaatsen”: het onder een regeling voor douanecontrole of onder een administratieve regeling die gelijkwaardige waarborgen biedt, plaatsen van granen die bestemd zijn voor de bereiding van de in artikel 2 bedoelde gedistilleerde dranken.

Artikel 4

1.   De hoeveelheden waarvoor de restitutie wordt toegekend zijn de hoeveelheden granen die door de rechthebbenden gedurende een bepaalde distillatieperiode onder controle zijn geplaatst en zijn gedistilleerd en waarop een jaarlijks voor elke betrokken lidstaat vast te stellen coëfficiënt wordt toegepast die voor iedere betrokken rechthebbende geldt. Deze coëfficiënt drukt — wat de betrokken alcoholhoudende dranken betreft — de verhouding uit tussen de in totaal uitgevoerde hoeveelheden en de in totaal in de handel gebrachte hoeveelheden van de betrokken alcoholhoudende drank op basis van de ontwikkeling van die hoeveelheden tijdens het aantal jaren dat overeenkomt met de gemiddelde rijpingsperiode van de betrokken gedistilleerde drank.

Voor de bepaling van de hoeveelheden granen die zijn gedistilleerd en voor de bepaling van de coëfficiënt worden de hoeveelheden die het voorwerp vormen van het actief veredelingsverkeer buiten beschouwing gelaten.

Bij de berekening van de coëfficiënt wordt eveneens rekening gehouden met de ontwikkeling van de voorraden van een van de betrokken alcoholhoudende dranken.

De coëfficiënt kan worden gedifferentieerd naar gelang van de gebruikte granen.

2.   De bevoegde instanties volgen op gezette tijden de omvang van de verrichte uitvoer en de omvang van de voorraden.

Artikel 5

De in artikel 4, lid 1, bedoelde coëfficiënt wordt ieder jaar vóór 1 juli vastgesteld.

Hij geldt met ingang van 1 oktober tot en met 30 september van het daaropvolgende jaar.

De coëfficiënt wordt vastgesteld aan de hand van de door de lidstaten verstrekte gegevens over het tijdvak van 1 januari tot en met 31 december van de jaren die aan het jaar van de vaststelling van de coëfficiënt voorafgaan.

Artikel 6

1.   De toe te passen restitutievoet is de restitutievoet die is vastgesteld overeenkomstig artikel 14, eerste alinea, van Verordening (EG) nr. 1043/2005.

2.   De restitutievoet en de landbouwomrekeningskoers zijn die welke gelden op de dag waarop de granen onder controle geplaatst worden.

Voor de hoeveelheden die gedistilleerd worden in elk van de betrokken fiscale distillatieperioden die volgen op die waaronder de granen onder controle geplaatst zijn, zijn het echter die welke gelden op de eerste dag van elke betrokken fiscale distillatieperiode.

Artikel 7

1.   Wanneer de situatie op de wereldmarkt of de specifieke eisen van bepaalde markten zulks nodig maken, wordt de restitutie voor bepaalde bestemmingen ingetrokken.

2.   Wanneer de restitutie wordt ingetrokken op grond van lid 1 of wanneer zij opnieuw wordt ingesteld, of wanneer wordt besloten dat bepaalde markten als gevolg van de toepassing van een toetredingsakte of van overeenkomsten met derde landen, niet meer voor de regeling betreffende uitvoerrestituties in aanmerking komen, wordt de in artikel 4, lid 1, bedoelde coëfficiënt aangepast. Deze aanpassing bestaat erin dat in de totale uitgevoerde hoeveelheden die voor de berekening van genoemde coëfficiënt worden gebruikt, de hoeveelheden die zijn uitgevoerd naar de markten waarvoor de restitutie is ingetrokken of opnieuw is ingesteld, niet, respectievelijk opnieuw, in aanmerking worden genomen. De aangepaste coëfficiënt wordt toegepast vanaf de eerste dag van de fiscale distillatieperiode die volgt op de wijziging in het recht van de betrokken markten op de restitutie.

Artikel 8

Voor de toepassing van deze verordening kunnen granen worden vervangen door mout.

In dat geval wordt de mout in gerst omgerekend aan de hand van een coëfficiënt van 1,30.

Wanneer de onder controle geplaatste mout evenwel groene mout is met een vochtgehalte tussen 43 en 47 %, wordt voor de omrekening van groene mout in mout met een vochtgehalte van 7 % de coëfficiënt 0,57 toegepast.

Artikel 9

1.   De rechthebbende op de restitutie moet een in de Gemeenschap gevestigd bedrijf zijn.

2.   Vóór het begin van iedere fiscale distillatieperiode dient het distillatiebedrijf bij de bevoegde autoriteiten een aangifte in met alle gegevens die nodig zijn voor de bepaling van de uitvoerrestitutie, en met name:

a)

de omschrijving van de granen of de mout overeenkomstig de nomenclatuur van het gemeenschappelijk douanetarief, eventueel uitgesplitst per homogene partij;

b)

het nettogewicht en het vochtgehalte van de producten, voor iedere onder a) bedoelde partij;

c)

een verklaring dat de granen voldoen aan de voorwaarden van artikel 23, lid 2, van het Verdrag;

d)

de plaats waar de granen zijn opgeslagen en gedistilleerd worden.

Gedurende de fiscale distillatieperiode kan deze verklaring worden aangepast als gevolg van de evolutie van het distillatieproces om rekening te houden met de hoeveelheden die in feite meer of minder gedistilleerd worden.

3.   Na iedere fiscale distillatieperiode dient het distillatiebedrijf bij de bevoegde autoriteiten een aangifte in, hierna „distillatieaangifte” genoemd, waarbij de rechthebbende bevestigt dat hij in de betrokken distillatieperiode de granen die zijn vermeld in de in lid 2 bedoelde aangifte, gedistilleerd heeft met het oog op de bereiding van één van de betrokken gedistilleerde dranken. Bovendien wordt daarin de verkregen hoeveelheid gedistilleerde producten aangegeven. Deze aangifte wordt bevestigd door de autoriteiten die de producten onder controle plaatsen.

4.   De restitutie wordt betaald wanneer wordt aangetoond dat de granen onder controle zijn geplaatst en zijn gedistilleerd.

5.   Voor de betaling moet worden uitgegaan van het nettogewicht van de granen indien het vochtgehalte daarvan niet hoger is dan 15 %. Bedraagt het vochtgehalte van de gebruikte granen meer dan 15 % doch niet meer dan 16 %, dan moet voor de betaling worden uitgegaan van het nettogewicht verminderd met 1 %. Bedraagt het vochtgehalte van de gebruikte granen meer dan 16 % doch niet meer dan 17 %, dan geldt een vermindering met 2 %. Bedraagt het vochtgehalte van de gebruikte granen meer dan 17 %, dan geldt een vermindering met 2 % per procent vocht boven het vochtgehalte van 15 %.

Voor wat andere mout dan de in artikel 8 bedoelde groene mout betreft, moet voor de betaling worden uitgegaan van het nettogewicht van de mout indien het vochtgehalte niet hoger is dan 7 %. Bedraagt het vochtgehalte van de gebruikte mout meer dan 7 %, doch niet meer dan 8 %, dan moet voor de betaling worden uitgegaan van het nettogewicht verminderd met 1 %. Bedraagt het vochtgehalte van de mout meer dan 8 %, dan geldt een vermindering met 2 % per procent vocht boven een vochtgehalte van 7 %.

De communautaire referentiemethode voor de bepaling van het vochtgehalte van de granen en van de mout die bestemd zijn voor de bereiding van de in deze verordening bedoelde alcoholhoudende dranken, is de methode die is beschreven in bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 824/2000 van de Commissie (10).

Artikel 10

De lidstaten treffen de nodige maatregelen om na te gaan of de in artikel 9 bedoelde aangiften correct zijn; verder treffen zij de nodige maatregelen in verband met de fysieke controle van de granen, het distillatieproces en de bestemming van het distillaat.

Artikel 11

1.   Bij de verwerking verkregen bijproducten zijn van controle vrijgesteld wanneer vaststaat dat de hoeveelheid niet groter is dan de gewoonlijk verkregen hoeveelheid bijproducten.

2.   Er wordt geen restitutie toegekend wanneer de granen of de mout niet van gezonde handelskwaliteit zijn.

Artikel 12

1.   De restitutie wordt betaald door de lidstaat waarin de in artikel 9 bedoelde aangiften zijn aanvaard.

2.   Het bedrag wordt slechts betaald op schriftelijk verzoek van het bedrijf. De lidstaten mogen voorschrijven dat daarvoor een bijzonder formulier moet worden gebruikt.

3.   Behoudens in gevallen van overmacht moeten de documenten betreffende de verlening van de restituties worden ingediend binnen de twaalf maanden volgende op de dag waarop de autoriteiten die de producten onder controle plaatsen, de distillatieaangifte hebben bevestigd, op straffe van verval van het recht op de restitutie.

4.   Wanneer overeenkomstig artikel 7, lid 2, de coëfficiënt wordt aangepast, moeten de restituties die zijn uitgekeerd vanaf de datum waarop deze aangepaste coëfficiënt van toepassing is geworden, door de begunstigden worden terugbetaald.

Artikel 13

1.   Voor de toepassing van artikel 4 moet worden aangetoond dat de hoeveelheden alcoholhoudende dranken die aan de voorwaarden van artikel 23, lid 2, van het Verdrag voldoen, zijn uitgevoerd.

2.   De te leveren bewijzen zijn die welke zijn voorgeschreven bij Verordening (EG) nr. 800/1999.

3.   In deze verordening wordt onder uitvoer verstaan:

a)

uitvoer in de zin van de artikelen 161 en 162 van Verordening (EEG) nr. 2913/92,

en

b)

leveranties aan de in artikel 36 van Verordening (EG) nr. 800/1999 bedoelde bestemmingen.

4.   Producten die in een overeenkomstig artikel 40 van Verordening (EG) nr. 800/1999 erkend bevoorradingsdepot zijn gebracht, worden ook beschouwd als zijnde uitgevoerd. Wanneer de producten in deze bevoorradingsdepots zijn gebracht, zijn de artikelen 40 tot en met 43 van de vorengenoemde verordening van overeenkomstige toepassing.

Artikel 14

1.   De alcoholhoudende dranken worden als uitgevoerd geboekt op de dag waarop de douaneformaliteiten bij uitvoer vervuld zijn.

2.   De bij de vervulling van de douaneformaliteiten bij uitvoer over te leggen aangifte moet de volgende gegevens bevatten:

a)

de omschrijving van de alcoholhoudende dranken volgens de gemeenschappelijke nomenclatuur;

b)

de in liter zuivere alcohol uitgedrukte hoeveelheden alcoholhoudende dranken die zullen worden uitgevoerd;

c)

de samenstelling van de alcoholhoudende dranken of een verwijzing naar die samenstelling, aan de hand waarvan de gebruikte graansoort kan worden bepaald;

d)

de producerende lidstaat.

3.   Voor de toepassing van lid 2, onder c), is het voldoende, wanneer de alcoholhoudende drank uit verschillende graansoorten en door een latere vermenging verkregen is, zulks op de aangifte te vermelden.

Artikel 15

1.   Om een hoeveelheid alcoholhoudende dranken als uitgevoerd te kunnen boeken, moeten de in artikel 13 bedoelde bewijsstukken binnen zes maanden na de dag waarop de douaneformaliteiten bij uitvoer zijn vervuld, bij de daartoe aangewezen autoriteiten worden ingediend.

2.   Wanneer de bewijsstukken niet binnen de voorgeschreven termijn zijn overgelegd hoewel de exporteur het nodige gedaan heeft om ze binnen die termijn te verkrijgen, kunnen hem extra termijnen worden toegekend die in totaal niet langer dan zes maanden mogen zijn.

Wanneer het bewijs van uitvoer wordt geleverd en daarbij de termijn wordt overschreden om de betrokken uitvoer nog toe te rekenen aan het kalenderjaar waarin die uitvoer plaatsgevonden heeft, wordt die uitvoer bij de uitvoertransacties van het daaropvolgende kalenderjaar geboekt.

Artikel 16

1.   Wanneer de regeling voor communautair douanevervoer van toepassing is, geldt de regeling voor extern communautair douanevervoer voor het vervoer van de in artikel 13, lid 1, bedoelde dranken.

2.   In de zin van Verordening (EEG) nr. 2913/92 worden de in artikel 13, lid 1, van deze verordening bedoelde alcoholhoudende dranken beschouwd als goederen waarvoor de met het oog op de toekenning van uitvoerrestituties voorgeschreven douaneformaliteiten bij uitvoer zijn vervuld. Genoemde dranken mogen niet in het vrije verkeer worden gebracht, tenzij een met de uitvoerrestitutie overeenkomend bedrag is terugbetaald.

Artikel 17

Voor de toepassing van artikel 7 moet bovendien het bewijs worden geleverd dat de betrokken alcoholhoudende dranken de bestemming hebben bereikt waarvoor de restitutie is vastgesteld.

In dat geval is het bewijs van invoer in een derde land waarvoor de restitutie geldt, het in de artikelen 15 en 16 van Verordening (EG) nr. 800/1999 bedoelde bewijsmiddel.

Artikel 18

1.   De betrokken lidstaten delen de Commissie naam en adres van de voor de toepassing van deze verordening bevoegde diensten mee.

2.   De betrokken lidstaten delen de Commissie ieder jaar vóór 16 juli de volgende gegevens mee:

a)

de hoeveelheden granen en mout, onderverdeeld volgens de gecombineerde nomenclatuur, die aan de voorwaarden van artikel 23, lid 2, van het Verdrag voldoen en die in het tijdvak van 1 januari tot en met 31 december van het voorafgaande jaar zijn gedistilleerd;

b)

de hoeveelheden granen en mout, onderverdeeld volgens de gecombineerde nomenclatuur, waarop in hetzelfde tijdvak de regeling actieve veredeling van toepassing was;

c)

de in artikel 2 bedoelde hoeveelheden alcoholhoudende dranken, onderverdeeld overeenkomstig artikel 19, de hoeveelheden die in hetzelfde tijdvak zijn uitgevoerd en die welke in hetzelfde tijdvak in de handel zijn gebracht;

d)

de hoeveelheden alcoholhoudende dranken, onderverdeeld overeenkomstig artikel 19, die in hetzelfde tijdvak in het kader van de regeling actieve verdeling zijn verkregen en naar derde landen zijn verzonden;

e)

de op 31 december van het voorafgaande jaar opgeslagen hoeveelheden alcoholhoudende dranken, alsmede de hoeveelheden in hetzelfde tijdvak verkregen producten.

3.   Jaarlijks vóór 16 oktober, 16 januari en 16 april delen de betrokken lidstaten de Commissie eveneens de onder a) tot en met d) bedoelde gegevens mee die voor de overeenkomstige kwartalen beschikbaar zijn.

4.   Op verzoek van de Commissie delen de betrokken lidstaten eveneens de gegevens mee die noodzakelijk zijn om de in artikel 7, lid 2, bedoelde aanpassing van de coëfficiënt te kunnen toepassen.

Artikel 19

Voor de toepassing van artikel 18:

a)

wordt „grain whisky” geacht te zijn verkregen uit mout en granen;

b)

wordt „malt whisky” geacht uitsluitend uit mout te zijn verkregen;

c)

wordt „Irish whiskey categorie A” geacht te zijn verkregen uit mout en granen. Het aandeel van de mout bedraagt minder dan 30 %;

d)

wordt „Irish whiskey categorie B” geacht te zijn verkregen uit gerst en mout, met ten minste 30 % mout;

e)

wordt het procentuele aandeel van de verschillende graansoorten die bij de bereiding van de in artikel 14, lid 3, bedoelde alcoholhoudende dranken zijn gebruikt, bepaald aan de hand van de totale hoeveelheden van de verschillende graansoorten die worden gebruikt voor de bereiding van de in artikel 2 bedoelde „alcoholhoudende dranken”.

Artikel 20

Verordening (EEG) nr. 2825/93 wordt ingetrokken.

Verwijzingen naar de ingetrokken verordening gelden als verwijzingen naar de onderhavige verordening en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage II.

Artikel 21

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 10 november 2006.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 270 van 21.10.2003, blz. 78. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1154/2005 van de Commissie (PB L 187 van 19.7.2005, blz. 11).

(2)  PB L 349 van 24.12.1998, blz. 1.

(3)  PB L 258 van 16.10.1993, blz. 6. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1633/2000 (PB L 187 van 26.7.2000, blz. 29).

(4)  Zie bijlage I.

(5)  PB L 302 van 19.10.1992, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 648/2005 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 117 van 4.5.2005, blz. 13).

(6)  PB L 102 van 17.4.1999, blz. 11. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 671/2004 (PB L 105 van 14.4.2004, blz. 5).

(7)  PB L 152 van 24.6.2000, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 410/2006 (PB L 71 van 10.3.2006, blz. 7).

(8)  PB L 172 van 5.7.2005, blz. 24.

(9)  PB L 160 van 12.6.1989, blz. 1.

(10)  PB L 100 van 20.4.2000, blz. 31.


BIJLAGE I

Ingetrokken verordening met de achtereenvolgende wijzigingen ervan

Verordening (EEG) nr. 2825/93 van de Commissie

(PB L 258 van 16.10.1993, blz. 6)

Verordening (EG) nr. 3098/94 van de Commissie

(PB L 328 van 20.12.1994, blz. 12)

Verordening (EG) nr. 1633/2000 van de Commissie

(PB L 187 van 26.7.2000, blz. 29)


BIJLAGE II

CONCORDANTIETABEL

Verordening (EEG) nr. 2825/93

De onderhavige verordening

Artikel 1

Artikel 1

Artikel 2

Artikel 2

Artikel 3

Artikel 3

Artikel 4, lid 1

Artikel 4, lid 1, eerste en tweede alinea

Artikel 4, lid 2

Artikel 4, lid 1, derde alinea

Artikel 4, lid 3

Artikel 4, lid 1, vierde alinea

Artikel 4, lid 4

Artikel 4, lid 2

Artikel 5

Artikel 5

Artikel 6

Artikel 6

Artikel 7

Artikel 7

Artikel 8

Artikel 8

Artikel 9

Artikel 9

Artikel 10

Artikel 10

Artikel 11

Artikel 11

Artikel 12

Artikel 12

Artikel 13, leden 1 en 2

Artikel 13, leden 1 en 2

Artikel 13, lid 3, aanhef

Artikel 13, lid 3, aanhef

Artikel 13, lid 3, eerste streepje

Artikel 13, lid 3, onder a)

Artikel 13, lid 3, tweede streepje

Artikel 13, lid 3, onder b)

Artikel 13, lid 4

Artikel 13, lid 4

Artikel 14

Artikel 14

Artikel 15

Artikel 15

Artikel 16

Artikel 16

Artikel 17

Artikel 17

Artikel 18

Artikel 18

Artikel 19

Artikel 19

Artikel 20

Artikel 20

Artikel 21, eerste alinea

Artikel 21

Artikel 21, tweede alinea

Bijlage I

Bijlage II


11.11.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 312/41


VERORDENING (EG) Nr. 1671/2006 VAN DE COMMISSIE

van 10 november 2006

betreffende de afgifte van invoercertificaten voor vers, gekoeld of bevroren rundvlees van hoge kwaliteit

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1254/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector rundvlees (1),

Gelet op Verordening (EG) nr. 936/97 van de Commissie van 27 mei 1997 betreffende de opening en de wijze van beheer van tariefcontingenten voor vers, gekoeld of bevroren rundvlees van hoge kwaliteit en voor bevroren buffelvlees (2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EG) nr. 936/97 voorziet in de artikelen 4 en 5 de bepalingen voor het indienen en voor het afgeven van de invoercertificaten voor vlees zoals bedoeld in artikel 2, onder f).

(2)

In artikel 2, onder f), van Verordening (EG) nr. 936/97 is de hoeveelheid met de omschrijving in die bepaling overeenstemmend vers, gekoeld of bevroren rundvlees van hoge kwaliteit, die in het tijdvak van 1 juli 2006 tot en met 30 juni 2007 onder bijzondere voorwaarden mag worden ingevoerd, vastgesteld op 11 500 t.

(3)

Er moet aan herinnerd worden dat de in deze verordening bedoelde certificaten slechts tijdens de gehele geldigheidsduur ervan gebruikt kunnen worden voorzover de veterinairrechtelijke voorschriften in acht worden genomen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Elke aanvraag om een invoercertificaat, die van 1 tot en met 5 november 2006 is ingediend voor vers, gekoeld of bevroren rundvlees van hoge kwaliteit, zoals bedoeld in artikel 2, onder f), van Verordening (EG) nr. 936/97, wordt in haar geheel ingewilligd.

2.   Aanvragen om certificaten kunnen overeenkomstig artikel 5 van Verordening (EG) nr. 936/97 gedurende de eerste vijf dagen van de maand december 2006 voor 4 832,45 t worden ingediend.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 11 november 2006.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 10 november 2006.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 160 van 26.6.1999, blz. 21. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1913/2005 (PB L 307 van 25.11.2005, blz. 2).

(2)  PB L 137 van 28.5.1997, blz. 10. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 408/2006 (PB L 71 van 10.3.2006, blz. 3).


11.11.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 312/42


RICHTLIJN 2006/91/EG VAN DE RAAD

van 7 november 2006

betreffende de bestrijding van de San José-schildluis

(Gecodificeerde versie)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op de artikelen 37 en 94,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Parlement (1),

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Richtlijn 69/466/EEG van de Raad van 8 december 1969 betreffende de bestrijding van de San José-schildluis (3) is ingrijpend gewijzigd (4). Ter wille van de duidelijkheid en een rationele ordening van de tekst dient tot codificatie van deze richtlijn te worden overgegaan.

(2)

De productie van tweezaadlobbige houtachtige gewassen en van de vruchten daarvan neemt een belangrijke plaats in in de landbouw van de Gemeenschap.

(3)

De opbrengst van deze productie wordt voortdurend bedreigd door schadelijke organismen.

(4)

De bescherming van deze gewassen tegen deze schadelijke organismen strekt er niet alleen toe dat de productiecapaciteit wordt gehandhaafd, doch tevens dat de productiviteit van de landbouw wordt vergroot.

(5)

De beschermende maatregelen tegen het binnenbrengen van schadelijke organismen in elke lidstaat zouden slechts een beperkte uitwerking hebben indien deze organismen niet in de gehele Gemeenschap gelijktijdig en systematisch worden bestreden en verbreiding ervan niet wordt voorkomen.

(6)

Een der gevaarlijkste schadelijke organismen voor tweezaadlobbige houtachtige gewassen is de San José-schildluis (Quadraspidiotus perniciosus Comst.).

(7)

Dit schadelijke organisme is in verscheidene lidstaten opgetreden en er bestaan in de Gemeenschap besmette gebieden.

(8)

Er bestaat een blijvend gevaar voor de teelt van tweezaadlobbige houtachtige gewassen in de gehele Gemeenschap, indien geen doeltreffende maatregelen worden getroffen om dit schadelijke organisme te bestrijden en verbreiding ervan te voorkomen.

(9)

Ter beteugeling van dit schadelijke organisme, is het noodzakelijk voor de Gemeenschap minimumvoorschriften vast te stellen. De lidstaten moeten aanvullende of strengere voorschriften kunnen vaststellen voor zover deze noodzakelijk zijn.

(10)

Deze richtlijn dient de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de in bijlage I, deel B, genoemde termijnen voor omzetting in nationaal recht van de aldaar genoemde richtlijnen onverlet te laten,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Deze richtlijn heeft betrekking op de in de lidstaten te treffen minimummaatregelen ter bestrijding van de San José-schildluis (Quadraspidiotus perniciosus Comst.) en ter voorkoming van verbreiding ervan.

Artikel 2

Voor de toepassing van deze richtlijn wordt verstaan onder:

a)

Gewassen: levende planten en levende delen van planten met uitzondering van vruchten en zaden;

b)

Besmette gewassen of vruchten: gewassen of vruchten waarop zich een of meer San José-schildluizen bevinden, indien niet is bewezen dat deze dood zijn;

c)

Waardplanten van de San José-schildluis: gewassen van de geslachten Acer L., Cotoneaster Ehrh., Crataegus L., Cydonia Mill., Evonymus L., Fagus L., Juglans L., Ligustrum L., Malus Mill., Populus L., Prunus L., Pyrus L., Ribes L., Rosa L., Salix L., Sorbus L., Syringa L., Tilia L., Ulmus L. en Vitis L.;

d)

Boomkwekerijen: cultures waarin gewassen worden geteeld, die bestemd zijn voor wederuitplant, voor vermenigvuldiging of voor het in het verkeer brengen als bewortelde losse planten.

Artikel 3

Wanneer de aanwezigheid van de San José-schildluis wordt vastgesteld, bakenen de lidstaten zowel het besmette gebied als een veiligheidszone die breed genoeg is om de omliggende gebieden te beschermen, af.

Artikel 4

De lidstaten schrijven voor, dat in de besmette gebieden en in de veiligheidszone een passende behandeling van de waardplanten van de San José-schildluis moet plaatsvinden ter bestrijding van dit schadelijke organisme en ter voorkoming van verbreiding ervan.

Artikel 5

De lidstaten schrijven het volgende voor:

a)

alle besmette gewassen die zich in boomkwekerijen bevinden, moeten worden vernietigd;

b)

alle overige besmette of vermoedelijk besmette gewassen die in een besmet gebied groeien, moeten dusdanig worden behandeld dat deze gewassen en de daarvan afkomstige verse vruchten niet meer besmet zijn wanneer zij in het verkeer worden gebracht;

c)

alle bewortelde en in een besmet gebied groeiende waardplanten van de San José-schildluis, alsmede de uit dit gebied afkomstige en voor vermenigvuldiging bestemde delen van deze planten, mogen slechts binnen het besmette gebied worden verplant of uit het besmette gebied worden vervoerd, indien er geen besmetting op is vastgesteld en indien zij zodanig zijn behandeld dat eventueel aanwezige San José-schildluizen vernietigd zijn.

Artikel 6

De lidstaten dragen er zorg voor, dat er in de veiligheidszones officieel toezicht wordt uitgeoefend op de waardplanten van de San José-schildluis en dat deze minstens één keer per jaar worden onderzocht op de aanwezigheid van San José-schildluizen.

Artikel 7

1.   De lidstaten schrijven voor, dat van alle partijen niet in de grond vaststaande gewassen en verse vruchten waarin besmetting is geconstateerd, de besmette gewassen en vruchten moeten worden vernietigd en dat de overige gewassen en vruchten der partij zodanig moeten worden behandeld of verwerkt, dat de eventueel nog aanwezige San José-schildluizen worden vernietigd.

2.   Lid 1 is niet van toepassing op slechts licht aangetaste partijen vers fruit.

Artikel 8

De lidstaten heffen de maatregelen ter bestrijding van de San José-schildluis of ter voorkoming van de verbreiding ervan eerst op, wanneer de aanwezigheid van de San José-schildluis niet meer wordt vastgesteld.

Artikel 9

De lidstaten verbieden het houden van de San José-schildluis.

Artikel 10

1.   De lidstaten kunnen toestaan:

a)

dat wordt afgeweken van de in de artikelen 4, 5, 7, lid 1, en 9 bedoelde maatregelen, ten behoeve van wetenschappelijke en fytosanitaire doeleinden, proefnemingen en selectiewerkzaamheden;

b)

dat in afwijking van de artikelen 5, onder b), en 7, lid 1, besmette verse vruchten onmiddellijk worden verwerkt;

c)

dat in afwijking van de artikelen 5, onder b), en 7, lid 1, besmette verse vruchten binnen het besmette gebied in het verkeer worden gebracht.

2.   De lidstaten zorgen ervoor dat de in lid 1 bedoelde afwijkingen slechts worden toegestaan, indien door voldoende controle wordt gewaarborgd dat zij geen afbreuk doen aan de bestrijding van de San José-schildluis en geen gevaar voor verbreiding van dit schadelijke organisme opleveren.

Artikel 11

De lidstaten kunnen aanvullende of strengere voorschriften met betrekking tot de bestrijding van de San José-schildluis of het voorkomen van verbreiding daarvan vaststellen, voor zover deze maatregelen noodzakelijk zijn voor deze bestrijding of voorkoming.

Artikel 12

Richtlijn 69/466/EEG wordt ingetrokken, onverminderd de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de in bijlage I, deel B, genoemde termijnen voor omzetting in nationaal recht van de aldaar genoemde richtlijnen.

Verwijzingen naar de ingetrokken richtlijn gelden als verwijzingen naar de onderhavige richtlijn en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage II.

Artikel 13

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 14

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 7 november 2006.

Voor de Raad

De voorzitter

E. HEINÄLUOMA


(1)  Advies uitgebracht op 12 oktober 2006 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

(2)  Advies uitgebracht op 5 juli 2006 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

(3)  PB L 323 van 24.12.1969, blz. 5. Richtlijn gewijzigd bij Richtlijn 77/93/EEG (PB L 26 van 31.1.1977, blz. 20).

(4)  Zie bijlage I, deel A.


BIJLAGE I

DEEL A

Ingetrokken richtlijn met de wijziging ervan

Richtlijn 69/466/EEG van de Raad

(PB L 323 van 24.12.1969, blz. 5)

 

Richtlijn 77/93/EEG van de Raad

(PB L 26 van 31.1.1977, blz. 20)

Uitsluitend artikel 19


DEEL B

Termijnen voor omzetting in nationaal recht

(bedoeld in artikel 12)

Richtlijn

Omzettingstermijn

69/466/EEG (1)

9 december 1971

77/93/EEG (2)  (3)  (4)

1 mei 1980


(1)  Voor Ierland en het Verenigd Koninkrijk: 1 juli 1973.

(2)  De lidstaten kunnen volgens de procedure van artikel 16 van Richtlijn 77/93/EEG op hun verzoek worden gemachtigd aan sommige bepalingen van deze richtlijn te voldoen op een later tijdstip dan 1 mei 1980, doch uiterlijk op 1 januari 1981.

(3)  Voor Griekenland: 1 januari 1983.

(4)  Voor Spanje en Portugal: 1 maart 1987.


BIJLAGE II

Concordantietabel

Richtlijn 69/466/EEG

De onderhavige richtlijn

Artikel 1 tot en met 11

Artikel 1 tot en met 11

Artikel 12

Artikel 12

Artikel 13

Artikel 13

Artikel 14

Bijlage I

Bijlage II


II Besluiten waarvan de publicatie niet voorwaarde is voor de toepassing

Raad

11.11.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 312/45


BESLUIT VAN DE RAAD

van 7 november 2006

tot wijziging van Beschikking 2003/583/EG betreffende de toewijzing van de middelen die door de Europese Investeringsbank zijn ontvangen in het kader van verrichtingen in de Democratische Republiek Congo uit hoofde van het tweede, het derde, het vierde, het vijfde en het zesde EOF

(2006/768/EG)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op de Partnerschapsovereenkomst tussen de leden van de groep van staten in Afrika, het Caribische gebied en de Stille Oceaan, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds, ondertekend te Cotonou op 23 juni 2000 (1),

Gelet op het Intern Akkoord van 12 september 2000 tussen de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, betreffende de financiering en het beheer van de steun van de Gemeenschap in het kader van het Financieel Protocol bij de partnerschapsovereenkomst tussen de staten in Afrika, het Caribische gebied en de Stille Oceaan, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, ondertekend te Cotonou (Benin) op 23 juni 2000, en de toewijzing van de financiële bijstand ten behoeve van de landen en gebieden overzee waarop de bepalingen van het vierde deel van het EG-Verdrag van toepassing zijn (2), inzonderheid op artikel 8, lid 2, van het intern akkoord,

Gezien het voorstel van de Commissie dat in overleg met de Europese Investeringsbank (EIB) is opgesteld,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Beschikking 2003/583/EG van de Raad (3) is bepaald dat het totale bedrag van de aanvullende toewijzing ter beschikking wordt gesteld voor een periode van vier jaar vanaf de datum waarop de rekening is geopend.

(2)

Bij Besluit 2005/446/EG van de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten, in het kader van de Raad bijeen (4), wordt de termijn voor de vastlegging van de middelen van het negende Europees Ontwikkelingsfonds (EOF) op 31 december 2007 vastgesteld.

(3)

De verlenging van de overgangsperiode in de Democratische Republiek Congo, vanwege de vertragingen bij de voorbereiding van het verkiezingsproces, maakt de verlenging nodig van de termijn voor de vastlegging van de in Beschikking 2003/583/EG genoemde aanvullende middelen.

(4)

De in Beschikking 2003/583/EG vastgestelde termijn voor de vastlegging van de aanvullende middelen moet zodoende in overeenstemming worden gebracht met de bij Besluit 2005/446/EG vastgestelde termijn,

BESLUIT:

Artikel 1

Artikel 4, eerste alinea, derde zin, van Beschikking 2003/583/EG komt als volgt te luiden:

„De termijn voor de vastlegging van de op deze rekening gestorte bedragen wordt overeenkomstig Besluit 2005/446/EG vastgesteld op 31 december 2007. Nadat alle uit de toewijzing gefinancierde activiteiten zijn voltooid, wordt de bankrekening afgesloten en het saldo aan de lidstaten overgemaakt. De bankrekening wordt uiterlijk op 31 december 2011 afgesloten.”.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt goedgekeurd.

Gedaan te Brussel, 7 november 2006.

Voor de Raad

De voorzitter

E. HEINÄLUOMA


(1)  PB L 317 van 15.12.2000, blz. 3. Overeenkomst gewijzigd bij de in Luxemburg op 25 juni 2005 ondertekende overeenkomst (PB L 287 van 28.10.2005, blz. 4).

(2)  PB L 317 van 15.12.2000, blz. 355.

(3)  PB L 198 van 6.8.2003, blz. 9.

(4)  PB L 156 van 18.6.2005, blz. 19.


Commissie

11.11.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 312/47


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 31 oktober 2006

tot vaststelling van de lijst van regio's en gebieden die in aanmerking komen voor financiering uit het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling in het kader van de grensoverschrijdende en transnationale onderdelen van de doelstelling „Europese territoriale samenwerking” voor de periode 2007-2013

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2006) 5144)

(2006/769/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad van 11 juli 2006 houdende algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds en het Cohesiefonds (1), en met name op artikel 7,

Na raadpleging van het Coördinatiecomité van de Fondsen, als bedoeld in artikel 103 van Verordening (EG) nr. 1083/2006,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 3, lid 2, onder c), van Verordening (EG) nr. 1083/2006 wordt met de doelstelling „Europese territoriale samenwerking” beoogd de grensoverschrijdende samenwerking te intensiveren door gezamenlijke lokale en regionale initiatieven, en de transnationale samenwerking te intensiveren door met de prioriteiten van de Gemeenschap verband houdende acties die bevorderlijk zijn voor de geïntegreerde territoriale ontwikkeling.

(2)

Overeenkomstig artikel 7, lid 1, eerste alinea, van Verordening (EG) nr. 1083/2006 komen de NUTS III-regio’s van de Gemeenschap die zich langs alle interne en bepaalde externe landgrenzen bevinden en alle NUTS III-regio’s van de Gemeenschap die zich langs maritieme grenzen bevinden en in de regel ten hoogste 150 km van elkaar verwijderd zijn, rekening houdend met mogelijke aanpassingen die nodig kunnen zijn om de coherentie en de continuïteit van de samenwerkingsacties te garanderen, in aanmerking voor financiering uit het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling in het kader van de doelstelling „Europese territoriale samenwerking”.

(3)

Overeenkomstig artikel 7, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1083/2006 komen transnationale gebieden ook voor financiering in aanmerking.

(4)

De lijsten van de subsidiabele regio's en gebieden moeten dienovereenkomstig worden vastgesteld.

(5)

De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Coördinatiecomité van de Fondsen,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING VASTGESTELD:

Artikel 1

Voor de grensoverschrijdende samenwerking, als bedoeld in artikel 7, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1083/2006, komen voor financiering uit het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling in het kader van de doelstelling „Europese territoriale samenwerking” de regio's in aanmerking die zijn opgenomen in bijlage I.

Artikel 2

Voor de transnationale samenwerking, als bedoeld in artikel 7, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1083/2006, komen voor financiering uit het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling in het kader van de doelstelling „Europese territoriale samenwerking” de regio's in aanmerking die zijn opgenomen in bijlage II.

Artikel 3

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 31 oktober 2006.

Voor de Commissie

Danuta HÜBNER

Lid van de Commissie


(1)  PB L 210 van 31.7.2006, blz. 25.


BIJLAGE I

Lijst van de NUTS III-regio's die in aanmerking komen voor financiering uit het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling in het kader van het grensoverschrijdende onderdeel van de doelstelling „Europese territoriale samenwerking” voor de periode van 1 januari 2007 tot en met 31 december 2013

BE211

Arr. Antwerpen

BE213

Arr. Turnhout

BE221

Arr. Hasselt

BE222

Arr. Maaseik

BE223

Arr. Tongeren

BE233

Arr. Eeklo

BE234

Arr. Gent

BE236

Arr. Sint-Niklaas

BE251

Arr. Brugge

BE253

Arr. Ieper

BE254

Arr. Kortrijk

BE255

Arr. Oostende

BE258

Arr. Veurne

BE321

Arr. Ath

BE323

Arr. Mons

BE324

Arr. Mouscron

BE326

Arr. Thuin

BE327

Arr. Tournai

BE332

Arr. Liège

BE333

Arr. Verviers

BE341

Arr. Arlon

BE342

Arr. Bastogne

BE344

Arr. Neufchâteau

BE345

Arr. Virton

BE351

Arr. Dinant

BE353

Arr. Philippeville

CZ031

Jihočeský kraj

CZ032

Plzeňský kraj

CZ041

Karlovarský kraj

CZ042

Ústecký kraj

CZ051

Liberecký kraj

CZ052

Královéhradecký kraj

CZ053

Pardubický kraj

CZ061

Kraj Vysočina

CZ062

Jihomoravský kraj

CZ071

Olomoucký kraj

CZ072

Zlínský kraj

CZ080

Moravskoslezský kraj

DK001

Københavns og Frederiksberg kommuner

DK002

Københavns Amt

DK003

Frederiksborg Amt

DK004

Roskilde Amt

DK005

Vestsjællands Amt

DK006

Storstrøms Amt

DK007

Bornholms Regionskommune

DK008

Fyns Amt

DK009

Sønderjyllands Amt

DK00A

Ribe Amt

DK00D

Århus Amt

DK00E

Viborg Amt

DK00F

Nordjyllands Amt

DE121

Baden-Baden, Stadtkreis

DE122

Karlsruhe, Stadtkreis

DE123

Karlsruhe, Landkreis

DE124

Rastatt

DE131

Freiburg im Breisgau, Stadtkreis

DE132

Breisgau-Hochschwarzwald

DE133

Emmendingen

DE134

Ortenaukreis

DE136

Schwarzwald-Baar-Kreis

DE138

Konstanz

DE139

Lörrach

DE13A

Waldshut

DE147

Bodenseekreis

DE213

Rosenheim, Kreisfreie Stadt

DE214

Altötting

DE215

Berchtesgadener Land

DE216

Bad Tölz-Wolfratshausen

DE21D

Garmisch-Partenkirchen

DE21F

Miesbach

DE21K

Rosenheim, Landkreis

DE21M

Traunstein

DE222

Passau, Kreisfreie Stadt

DE225

Freyung-Grafenau

DE228

Passau, Landkreis

DE229

Regen

DE22A

Rottal-Inn

DE233

Weiden i. d. OPf., Kreisfreie Stadt

DE235

Cham

DE237

Neustadt a. d. Waldnaab

DE239

Schwandorf

DE23A

Tirschenreuth

DE244

Hof, Kreisfreie Stadt

DE249

Hof, Landkreis

DE24D

Wunsiedel i. Fichtelgebirge

DE272

Kaufbeuren, Kreisfreie Stadt

DE273

Kempten (Allgäu), Kreisfreie Stadt

DE27A

Lindau (Bodensee)

DE27B

Ostallgäu

DE27E

Oberallgäu

DE411

Frankfurt (Oder), Kreisfreie Stadt

DE412

Barnim

DE413

Märkisch-Oderland

DE415

Oder-Spree

DE418

Uckermark

DE422

Cottbus, Kreisfreie Stadt

DE429

Spree-Neiße

DE801

Greifswald, Kreisfreie Stadt

DE803

Rostock, Kreisfreie Stadt

DE805

Stralsund, Kreisfreie Stadt

DE806

Wismar, Kreisfreie Stadt

DE807

Bad Doberan

DE80D

Nordvorpommern

DE80E

Nordwestmecklenburg

DE80F

Ostvorpommern

DE80H

Rügen

DE80I

Uecker-Randow

DE942

Emden, Kreisfreie Stadt

DE947

Aurich

DE949

Emsland

DE94B

Grafschaft Bentheim

DE94C

Leer

DEA15

Mönchengladbach, Kreisfreie Stadt

DEA1B

Kleve

DEA1E

Viersen

DEA1F

Wesel

DEA14

Krefeld, Kreisfreie Stadt

DEA21

Aachen, Kreisfreie Stadt

DEA25

Aachen, Kreis

DEA26

Düren

DEA28

Euskirchen

DEA29

Heinsberg

DEA34

Borken

DEA37

Steinfurt

DEB21

Trier, Kreisfreie Stadt

DEB23

Bitburg-Prüm

DEB24

Daun

DEB25

Trier-Saarburg

DEB33

Landau in der Pfalz, Kreisfreie Stadt

DEB37

Pirmasens, Kreisfreie Stadt

DEB3A

Zweibrücken, Kreisfreie Stadt

DEB3E

Germersheim

DEB3H

Südliche Weinstraße

DEB3K

Südwestpfalz

DEC01

Stadtverband Saarbrücken

DEC02

Merzig-Wadern

DEC04

Saarlouis

DEC05

Saarpfalz-Kreis

DED12

Plauen, Kreisfreie Stadt

DED14

Annaberg

DED16

Freiberg

DED17

Vogtlandkreis

DED18

Mittlerer Erzgebirgskreis

DED1B

Aue-Schwarzenberg

DED22

Görlitz, Kreisfreie Stadt

DED24

Bautzen

DED26

Niederschlesischer Oberlausitzkreis

DED28

Löbau-Zittau

DED29

Sächsische Schweiz

DED2A

Weißeritzkreis

DEF01

Flensburg, Kreisfreie Stadt

DEF02

Kiel, Kreisfreie Stadt

DEF03

Lübeck, Kreisfreie Stadt

DEF07

Nordfriesland

DEF08

Ostholstein

DEF09

Pinneberg (only Helgoland)

DEF0A

Plön

DEF0B

Rendsburg-Eckernförde

DEF0C

Schleswig-Flensburg

EE001

Põhja-Eesti

EE004

Lääne-Eesti

EE006

Kesk-Eesti

EE007

Kirde-Eesti

EE008

Lõuna-Eesti

GR111

Evros

GR112

Xanthi

GR113

Rodopi

GR114

Drama

GR122

Thessaloniki

GR126

Serres

GR212

Thesprotia

GR213

Ioannina

GR214

Preveza

GR221

Zakynthos

GR222

Kerkyra

GR223

Kefallinia

GR224

Lefkada

GR231

Aitoloakarnania

GR232

Achaia

GR411

Lesvos

GR412

Samos

GR413

Chios

GR421

Dodekanisos

GR431

Irakleio

GR432

Lasithi

GR433

Rethymni

GR434

Chania

ES113

Ourense

ES114

Pontevedra

ES212

Guipúzcoa

ES220

Navarra

ES241

Huesca

ES415

Salamanca

ES419

Zamora

ES431

Badajoz

ES432

Cáceres

ES512

Girona

ES513

Lleida

ES612

Cádiz

ES615

Huelva

ES630

Ceuta

FR211

Ardennes

FR221

Aisne

FR223

Somme

FR232

Seine-Maritime

FR251

Calvados

FR252

Manche

FR301

Nord

FR302

Pas-de-Calais

FR411

Meurthe-et-Moselle

FR412

Meuse

FR413

Moselle

FR421

Bas-Rhin

FR422

Haut-Rhin

FR431

Doubs

FR432

Jura

FR434

Territoire de Belfort

FR521

Côtes-d'Armor

FR522

Finistère

FR523

Îlle-et-Vilaine

FR615

Pyrénées-Atlantiques

FR621

Ariège

FR623

Haute-Garonne

FR626

Hautes-Pyrénées

FR711

Ain

FR717

Savoie

FR718

Haute-Savoie

FR815

Pyrénées-Orientales

FR821

Alpes-de-Haute-Provence

FR822

Hautes-Alpes

FR823

Alpes-Maritimes

FR831

Corse-du-Sud

FR832

Haute-Corse

FR910

Guadeloupe

FR920

Martinique

FR930

Guyane

FR940

Réunion

IE011

Border

IE021

Dublin

IE022

Mid-East

IE024

South-East (IE)

ITC11

Torino

ITC12

Vercelli

ITC13

Biella

ITC14

Verbano Cusio Ossola

ITC15

Novara

ITC16

Cuneo

ITC20

Valle d'Aosta/Vallée d'Aoste

ITC31

Imperia

ITC32

Savona

ITC33

Genova

ITC34

La Spezia

ITC41

Varese

ITC42

Como

ITC43

Lecco

ITC44

Sondrio

ITD10

Bolzano/Bozen

ITD33

Belluno

ITD35

Venezia

ITD36

Padova

ITD37

Rovigo

ITD42

Udine

ITD43

Gorizia

ITD44

Trieste

ITD56

Ferrara

ITD57

Ravenna

ITE11

Massa-Carrara

ITE12

Lucca

ITE16

Livorno

ITE17

Pisa

ITE1A

Grosseto

ITF42

Bari

ITF44

Brindisi

ITF45

Lecce

ITG11

Trapani

ITG14

Agrigento

ITG15

Caltanissetta

ITG18

Ragusa

ITG19

Siracusa

ITG21

Sassari

ITG22

Nuoro

ITG23

Oristano

ITG24

Cagliari

CY000

Kypros/Kıbrıs

LV003

Kurzeme

LV005

Latgale

LV006

Rīga

LV007

Pierīga

LV008

Vidzeme

LV009

Zemgale

LT001

Alytaus

LT003

Klaipėdos

LT004

Marijampolės

LT005

Panevėžio

LT006

Šiaulių

LT008

Telšių

LT009

Utenos

LU000

Luxembourg (Grand-Duché)

HU101

Budapest

HU102

Pest

HU212

Komárom-Esztergom

HU221

Györ-Moson-Sopron

HU222

Vas

HU223

Zala

HU311

Borsod-Abaúj-Zemplén

HU312

Heves

HU313

Nógrád

HU321

Hajdú-Bihar

HU323

Szabolcs-Szatmár-Bereg

HU332

Békés

HU333

Csongrád

MT001

Malta

MT002

Gozo and Comino/Ghawdex u Kemmuna

NL111

Oost-Groningen

NL112

Delfzijl en omgeving

NL113

Overig Groningen

NL121

Noord-Friesland

NL132

Zuidoost-Drenthe

NL211

Noord-Overijssel

NL213

Twente

NL222

Achterhoek

NL223

Arnhem/Nijmegen

NL333

Delft en Westland

NL335

Groot-Rijnmond

NL341

Zeeuwsch-Vlaanderen

NL342

Overig Zeeland

NL411

West-Noord-Brabant

NL412

Midden-Noord-Brabant

NL413

Noordoost-Noord-Brabant

NL414

Zuidoost-Noord-Brabant

NL421

Noord-Limburg

NL422

Midden-Limburg

NL423

Zuid-Limburg

AT111

Mittelburgenland

AT112

Nordburgenland

AT113

Südburgenland

AT124

Waldviertel

AT125

Weinviertel

AT126

Wiener Umland/Nordteil

AT127

Wiener Umland/Südteil

AT130

Wien

AT211

Klagenfurt-Villach

AT212

Oberkärnten

AT213

Unterkärnten

AT224

Oststeiermark

AT225

West- und Südsteiermark

AT311

Innviertel

AT313

Mühlviertel

AT322

Pinzgau-Pongau

AT323

Salzburg und Umgebung

AT331

Außerfern

AT332

Innsbruck

AT333

Osttirol

AT334

Tiroler Oberland

AT335

Tiroler Unterland

AT341

Bludenz-Bregenzer Wald

AT342

Rheintal-Bodenseegebiet

PL212

Nowosądecki

PL225

Bielsko-bialski

PL227

Rybnicko-jastrzębski

PL322

Krośnieńsko-przemyski

PL341

Białostocko-suwalski

PL342

Łomżyński

PL421

Szczeciński

PL422

Koszaliński

PL431

Gorzowski

PL432

Zielonogórski

PL511

Jeleniogórsko-wałbrzyski

PL520

Opolski

PL623

Ełcki

PL631

Słupski

PL632

Gdański

PL633

Gdańsk, Gdynia, Sopot

PT111

Minho-Lima

PT112

Cávado

PT117

Douro

PT118

Alto Trás-os-Montes

PT150

Algarve

PT168

Beira Interior Norte

PT169

Beira Interior Sul

PT182

Alto Alentejo

PT183

Alentejo Central

PT184

Baixo Alentejo

SI001

Pomurska

SI002

Podravska

SI003

Koroška

SI004

Savinjska

SI009

Gorenjska

SI00B

Goriška

SI00C

Obalno-kraška

SI00E

Osrednjeslovenska

SK010

Bratislavský kraj

SK021

Trnavský kraj

SK022

Trenčiansky kraj

SK023

Nitriansky kraj

SK031

Žilinský kraj

SK032

Banskobystrický kraj

SK041

Prešovský kraj

SK042

Košický kraj

FI181

Uusimaa

FI182

Itä-Uusimaa

FI183

Varsinais-Suomi

FI186

Kymenlaakso

FI191

Satakunta

FI195

Pohjanmaa

FI1A1

Keski-Pohjanmaa

FI1A2

Pohjois-Pohjanmaa

FI1A3

Lappi

FI200

Åland

SE010

Stockholms län

SE021

Uppsala län

SE022

Södermanlands län

SE023

Östergötlands län

SE041

Blekinge län

SE044

Skåne län

SE061

Värmlands län

SE062

Dalarnas län

SE063

Gävleborgs län

SE071

Västernorrlands län

SE072

Jämtlands län

SE081

Västerbottens län

SE082

Norrbottens län

SE093

Kalmar län

SE094

Gotlands län

SE0A1

Hallands län

SE0A2

Västra Götalands län

UKH13

Norfolk

UKH14

Suffolk

UKH31

Southend-on-Sea

UKH32

Thurrock

UKH33

Essex CC

UKJ21

Brighton and Hove

UKJ22

East Sussex CC

UKJ24

West Sussex

UKJ31

Portsmouth

UKJ32

Southampton

UKJ33

Hampshire CC

UKJ34

Isle of Wight

UKJ41

Medway

UKJ42

Kent CC

UKK21

Bournemouth and Poole

UKK22

Dorset CC

UKK30

Cornwall and Isles of Scilly

UKK41

Plymouth

UKK42

Torbay

UKK43

Devon CC

UKL11

Isle of Anglesey

UKL12

Gwynedd

UKL13

Conwy and Denbighshire

UKL14

South West Wales

UKM32

Dumfries and Galloway

UKM33

East Ayrshire and North Ayrshire Mainland

UKM37

South Ayrshire

UKM43

Lochaber, Skye and Lochalsh and Argyll and the Islands

UKN03

East of Northern Ireland

UKN04

North of Northern Ireland

UKN05

West and South of Northern Ireland

Gibraltar


BIJLAGE II

Lijst van de NUTS II-regio's die in aanmerking komen voor financiering uit het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling in het kader van het transnationale onderdeel van de doelstelling „Europese territoriale samenwerking” voor de periode van 1 januari 2007 tot en met 31 december 2013

AZOREN, MADEIRA, DE KANARISCHE EILANDEN (MACARONESIË)

ES70

Canarias

PT20

Região Autónoma dos Açores

PT30

Região Autónoma da Madeira

ALPEN

DE13

Freiburg

DE14

Tübingen

DE21

Oberbayern

DE27

Schwaben

FR42

Alsace

FR43

Franche-Comté

FR71

Rhône-Alpes

FR82

Provence-Alpes-Côte d'Azur

ITC1

Piemonte

ITC2

Valle d'Aosta/Vallée d'Aoste

ITC3

Liguria

ITC4

Lombardia

ITD1

Provincia autonoma di Bolzano/Bozen

ITD2

Provincia autonoma di Trento

ITD3

Veneto

ITD4

Friuli Venezia Giulia

AT11

Burgenland

AT12

Niederösterreich

AT13

Wien

AT21

Kärnten

AT22

Steiermark

AT31

Oberösterreich

AT32

Salzburg

AT33

Tirol

AT34

Vorarlberg

SI00

Slovenija

ATLANTISCHE KUST

ES11

Galicia

ES12

Principado de Asturias

ES13

Cantabria

ES21

País Vasco

ES22

Comunidad Foral de Navarra

ES61

Andalucía (enkel de volgende NUTS3 regio's)

ES612

Cádiz

ES615

Huelva

ES618

Sevilla

FR23

Haute-Normandie

FR25

Basse-Normandie

FR51

Pays de la Loire

FR52

Bretagne

FR53

Poitou-Charentes

FR61

Aquitaine

IE01

Border, Midland and Western

IE02

Southern and Eastern

PT11

Norte

PT15

Algarve

PT16

Centro (PT)

PT17

Lisboa

PT18

Alentejo

UKD1

Cumbria

UKD2

Cheshire

UKD3

Greater Manchester

UKD4

Lancashire

UKD5

Merseyside

UKK1

Gloucestershire, Wiltshire and North Somerset

UKK2

Dorset and Somerset

UKK3

Cornwall and Isles of Scilly

UKK4

Devon

UKL1

West Wales and The Valleys

UKL2

East Wales

UKM3

South Western Scotland

UKM4

Highlands and Islands

UKN0

Northern Ireland

BALTISCHE ZEE

DK00

Danmark

DE30

Berlin

DE41

Brandenburg-Nordost

DE42

Brandenburg-Südwest

DE50

Bremen

DE60

Hamburg

DE80

Mecklenburg-Vorpommern

DE93

Lüneburg

DEF0

Schleswig-Holstein

EE00

Eesti

LV00

Latvija

LT00

Lietuva

PL11

Łódzkie

PL12

Mazowieckie

PL21

Małopolskie

PL22

Śląskie

PL31

Lubelskie

PL32

Podkarpackie

PL33

Świętokrzyskie

PL34

Podlaskie

PL41

Wielkopolskie

PL42

Zachodniopomorskie

PL43

Lubuskie

PL51

Dolnośląskie

PL52

Opolskie

PL61

Kujawsko-Pomorskie

PL62

Warmińsko-Mazurskie

PL63

Pomorskie

FI13

Itä-Suomi

FI18

Etelä-Suomi

FI19

Länsi-Suomi

FI1A

Pohjois-Suomi

FI20

Åland

SE01

Stockholm

SE02

Östra Mellansverige

SE04

Sydsverige

SE06

Norra Mellansverige

SE07

Mellersta Norrland

SE08

Övre Norrland

SE09

Småland med öarna

SE0A

Västsverige

CARIBISCH GEBIED

FR91

Guadeloupe

FR92

Martinique

FR93

Guyane

MIDDEN-OOST-EUROPA

CZ01

Praha

CZ02

Střední Čechy

CZ03

Jihozápad

CZ04

Severozápad

CZ05

Severovýchod

CZ06

Jihovýchod

CZ07

Střední Morava

CZ08

Moravskoslezsko

DE11

Stuttgart

DE12

Karlsruhe

DE13

Freiburg

DE14

Tübingen

DE21

Oberbayern

DE22

Niederbayern

DE23

Oberpfalz

DE24

Oberfranken

DE25

Mittelfranken

DE26

Unterfranken

DE27

Schwaben

DE30

Berlin

DE41

Brandenburg-Nordost

DE42

Brandenburg-Südwest

DE80

Mecklenburg-Vorpommern

DED1

Chemnitz

DED2

Dresden

DED3

Leipzig

DEE1

Dessau

DEE2

Halle

DEE3

Magdeburg

DEG0

Thüringen

ITC1

Piemonte

ITC2

Valle d'Aosta/Vallée d'Aoste

ITC3

Liguria

ITC4

Lombardia

ITD1

Provincia autonoma di Bolzano/Bozen

ITD2

Provincia autonoma di Trento

ITD3

Veneto

ITD4

Friuli Venezia Giulia

ITD5

Emilia-Romagna

HU10

Közép-Magyarország

HU21

Közép-Dunántúl

HU22

Nyugat-Dunántúl

HU23

Dél-Dunántúl

HU31

Észak-Magyarország

HU32

Észak-Alföld

HU33

Dél-Alföld

AT11

Burgenland

AT12

Niederösterreich

AT13

Wien

AT21

Kärnten

AT22

Steiermark

AT31

Oberösterreich

AT32

Salzburg

AT33

Tirol

AT34

Vorarlberg

PL11

Łódzkie

PL12

Mazowieckie

PL21

Małopolskie

PL22

Śląskie

PL31

Lubelskie

PL32

Podkarpackie

PL33

Świętokrzyskie

PL34

Podlaskie

PL41

Wielkopolskie

PL42

Zachodniopomorskie

PL43

Lubuskie

PL51

Dolnośląskie

PL52

Opolskie

PL61

Kujawsko-Pomorskie

PL62

Warmińsko-Mazurskie

PL63

Pomorskie

SI00

Slovenija

SK01

Bratislavský kraj

SK02

Západné Slovensko

SK03

Stredné Slovensko

SK04

Východné Slovensko

INDISCHE OCEAAN

FR94

Réunion

MIDDELLANDSE ZEE (1)

GR11

Anatoliki Makedonia, Thraki

GR12

Kentriki Makedonia

GR13

Dytiki Makedonia

GR14

Thessalia

GR21

Ipeiros

GR22

Ionia Nisia

GR23

Dytiki Ellada

GR24

Sterea Ellada

GR25

Peloponnisos

GR30

Attiki

GR41

Voreio Aigaio

GR42

Notio Aigaio

GR43

Kriti

ES24

Aragón

ES51

Cataluña

ES52

Comunidad Valenciana

ES53

Illes Balears

ES61

Andalucía

ES62

Región de Murcia

ES63

Ciudad Autónoma de Ceuta

ES64

Ciudad Autónoma de Melilla

FR71

Rhône-Alpes

FR81

Languedoc-Roussillon

FR82

Provence-Alpes-Côte d'Azur

FR83

Corse

ITC1

Piemonte

ITC3

Liguria

ITC4

Lombardia

ITD3

Veneto

ITD4

Friuli Venezia Giulia

ITD5

Emilia-Romagna

ITE1

Toscana

ITE2

Umbria

ITE3

Marche

ITE4

Lazio

ITF1

Abruzzo

ITF2

Molise

ITF3

Campania

ITF4

Puglia

ITF5

Basilicata

ITF6

Calabria

ITG1

Sicilia

ITG2

Sardegna

CY00

Kypros/Kıbrıs

MT00

Malta

PT15

Algarve

PT18

Alentejo

SI00

Slovenija

NOORDZEE

BE21

Prov. Antwerpen

BE23

Prov. Oost-Vlaanderen

BE25

Prov. West-Vlaanderen

DK00

Danmark

DE50

Bremen

DE60

Hamburg

DE91

Braunschweig

DE92

Hannover

DE93

Lüneburg

DE94

Weser-Ems

DEF0

Schleswig-Holstein

NL11

Groningen

NL12

Friesland

NL13

Drenthe

NL21

Overijssel

NL23

Flevoland

NL32

Noord-Holland

NL33

Zuid-Holland

NL34

Zeeland

SE04

Sydsverige (enkel de volgende NUTS3 regio)

SE044

Skåne län

SE06

Norra Mellansverige (enkel de volgende NUTS3 regio)

SE061

Värmlands län

SE09

Småland med öarna (enkel de volgende NUTS3 regio)

SE092

Kronobergs län

SE0A

Västsverige

UKC1

Tees Valley and Durham

UKC2

Northumberland and Tyne and Wear

UKE1

East Riding and North Lincolnshire

UKE2

North Yorkshire

UKE3

South Yorkshire

UKE4

West Yorkshire

UKF1

Derbyshire and Nottinghamshire

UKF2

Leicestershire, Rutland and Northamptonshire

UKF3

Lincolnshire

UKH1

East Anglia

UKH3

Essex

UKJ4

Kent

UKM1

North Eastern Scotland

UKM2

Eastern Scotland

UKM4

Highlands and Islands (enkel de volgende NUTS3 regio's)

UKM41

Caithness and Sutherland and Ross and Cromarty

UKM42

Inverness and Nairn and Moray, Badenoch and Strathspey

UKM45

Orkney Islands

UKM46

Shetland Islands

NOORDWEST-EUROPA

BE10

Région de Bruxelles-Capitale/Brussels Hoofdstedelijk Gewest

BE21

Prov. Antwerpen

BE22

Prov. Limburg (BE)

BE23

Prov. Oost-Vlaanderen

BE24

Prov. Vlaams-Brabant

BE25

Prov. West-Vlaanderen

BE31

Prov. Brabant Wallon

BE32

Prov. Hainaut

BE33

Prov. Liège

BE34

Prov. Luxembourg (BE)

BE35

Prov. Namur

DE11

Stuttgart

DE12

Karlsruhe

DE13

Freiburg

DE14

Tübingen

DE24

Oberfranken

DE25

Mittelfranken

DE26

Unterfranken

DE27

Schwaben

DE71

Darmstadt

DE72

Gießen

DE73

Kassel

DEA1

Düsseldorf

DEA2

Köln

DEA3

Münster

DEA4

Detmold

DEA5

Arnsberg

DEB1

Koblenz

DEB2

Trier

DEB3

Rheinhessen-Pfalz

DEC0

Saarland

FR10

Île de France

FR21

Champagne-Ardenne

FR22

Picardie

FR23

Haute-Normandie

FR24

Centre

FR25

Basse-Normandie

FR26

Bourgogne

FR30

Nord-Pas-de-Calais

FR41

Lorraine

FR42

Alsace

FR43

Franche-Comté

FR51

Pays de la Loire

FR52

Bretagne

IE01

Border, Midland and Western

IE02

Southern and Eastern

LU00

Luxembourg (Grand-Duché)

NL21

Overijssel

NL22

Gelderland

NL23

Flevoland

NL31

Utrecht

NL32

Noord-Holland

NL33

Zuid-Holland

NL34

Zeeland

NL41

Noord-Brabant

NL42

Limburg (NL)

UKC1

Tees Valley and Durham

UKC2

Northumberland and Tyne and Wear

UKD1

Cumbria

UKD2

Cheshire

UKD3

Greater Manchester

UKD4

Lancashire

UKD5

Merseyside

UKE1

East Riding and North Lincolnshire

UKE2

North Yorkshire

UKE3

South Yorkshire

UKE4

West Yorkshire

UKF1

Derbyshire and Nottinghamshire

UKF2

Leicestershire, Rutland and Northamptonshire

UKF3

Lincolnshire

UKG1

Herefordshire, Worcestershire and Warwickshire

UKG2

Shropshire and Staffordshire

UKG3

West Midlands

UKH1

East Anglia

UKH2

Bedfordshire and Hertfordshire

UKH3

Essex

UKI1

Inner London

UKI2

Outer London

UKJ1

Berkshire, Buckinghamshire and Oxfordshire

UKJ2

Surrey, East and West Sussex

UKJ3

Hampshire and Isle of Wight

UKJ4

Kent

UKK1

Gloucestershire, Wiltshire and North Somerset

UKK2

Dorset and Somerset

UKK3

Cornwall and Isles of Scilly

UKK4

Devon

UKL1

West Wales and The Valleys

UKL2

East Wales

UKM1

North Eastern Scotland

UKM2

Eastern Scotland

UKM3

South Western Scotland

UKM4

Highlands and Islands

UKN0

Northern Ireland

NOORDELIJKE RAND

IE01

Border, Midland and Western

IE02

Southern and Eastern

FI13

Itä-Suomi

FI19

Länsi-Suomi (enkel de volgende NUTS3 regio)

FI193

Keski-Suomi

FI1A

Pohjois-Suomi

SE07

Mellersta Norrland

SE08

Övre Norrland

UKM1

North Eastern Scotland

UKM2

Eastern Scotland

UKM3

South Western Scotland

UKM4

Highlands and Islands

UKN0

Northern Ireland

ZUIDOOST-EUROPA

GR11

Anatoliki Makedonia, Thraki

GR12

Kentriki Makedonia

GR13

Dytiki Makedonia

GR14

Thessalia

GR21

Ipeiros

GR22

Ionia Nisia

GR23

Dytiki Ellada

GR24

Sterea Ellada

GR25

Peloponnisos

GR30

Attiki

GR41

Voreio Aigaio

GR42

Notio Aigaio

GR43

Kriti

ITC4

Lombardia

ITD1

Provincia autonoma di Bolzano/Bozen

ITD2

Provincia autonoma di Trento

ITD3

Veneto

ITD4

Friuli Venezia Giulia

ITD5

Emilia-Romagna

ITE2

Umbria

ITE3

Marche

ITF1

Abruzzo

ITF2

Molise

ITF4

Puglia

ITF5

Basilicata

HU10

Közép-Magyarország

HU21

Közép-Dunántúl

HU22

Nyugat-Dunántúl

HU23

Dél-Dunántúl

HU31

Észak-Magyarország

HU32

Észak-Alföld

HU33

Dél-Alföld

AT11

Burgenland

AT12

Niederösterreich

AT13

Wien

AT21

Kärnten

AT22

Steiermark

AT31

Oberösterreich

AT32

Salzburg

AT33

Tirol

AT34

Vorarlberg

SI00

Slovenija

SK01

Bratislavský kraj

SK02

Západné Slovensko

SK03

Stredné Slovensko

SK04

Východné Slovensko

ZUIDWEST-EUROPA (2)

ES11

Galicia

ES12

Principado de Asturias

ES13

Cantabria

ES21

País Vasco

ES22

Comunidad Foral de Navarra

ES23

La Rioja

ES24

Aragón

ES30

Comunidad de Madrid

ES41

Castilla y León

ES42

Castilla-La Mancha

ES43

Extremadura

ES51

Cataluña

ES52

Comunidad Valenciana

ES53

Illes Balears

ES61

Andalucía

ES62

Región de Murcia

ES63

Ciudad Autónoma de Ceuta

ES64

Ciudad Autónoma de Melilla

FR53

Poitou-Charentes

FR61

Aquitaine

FR62

Midi-Pyrénées

FR63

Limousin

FR72

Auvergne

FR81

Languedoc-Roussillon

PT11

Norte

PT15

Algarve

PT16

Centro (PT)

PT17

Lisboa

PT18

Alentejo


(1)  Dit gebied omvat ook Gibraltar.

(2)  Dit gebied omvat ook Gibraltar.


11.11.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 312/59


BESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 9 november 2006

tot wijziging van de bijlage bij Verordening (EG) nr. 1228/2003 betreffende de voorwaarden voor toegang tot het net voor grensoverschrijdende handel in elektriciteit

(Voor de EER relevante tekst)

(2006/770/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1228/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2003 betreffende de voorwaarden voor toegang tot het net voor grensoverschrijdende handel in elektriciteit (1), en met name op artikel 8, lid 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In Verordening (EG) nr. 1228/2003 zijn richtsnoeren voor het beheer en de toewijzing van beschikbare overdrachtcapaciteit van interconnecties tussen nationale systemen vastgesteld.

(2)

Deze richtsnoeren voor grensoverschrijdende interconnectiecapaciteit voor elektriciteit moeten doeltreffende congestiebeheermethoden bevatten om de toegang tot transmissiesystemen te garanderen met het oog op grensoverschrijdende transacties.

(3)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het comité waarnaar wordt verwezen in artikel 13, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1228/2003,

BESLUIT:

Artikel 1

De bijlage bij Verordening (EG) nr. 1228/2003 wordt vervangen door de bijlage bij dit besluit.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van zijn bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 9 november 2006.

Voor de Commissie

Andris PIEBALGS

Lid van de Commissie


(1)  PB L 176 van 15.7.2003, blz. 1.


BIJLAGE

Richtsnoeren voor congestiebeheer en toewijzing van beschikbare overdrachtcapaciteit van interconnecties tussen nationale systemen

1.   Algemene bepalingen

1.1.

Transmissiesysteembeheerders moeten alle commerciële transacties trachten te aanvaarden, inclusief transacties die grensoverschrijdende handel omvatten.

1.2.

Wanneer er geen congestie is, wordt de toegang tot de interconnectie niet beperkt. Waar dit gewoonlijk het geval is, is er geen behoefte aan een permanente algemene toewijzingsprocedure voor toegang tot een grensoverschrijdende transmissiedienst.

1.3.

Wanneer de geplande commerciële transacties niet verenigbaar zijn met de veilige exploitatie van het netwerk, moeten de transmissiesysteembeheerders de congestie verlichten overeenkomstig de voorschriften voor veilige exploitatie van het netwerk en tegelijkertijd de daarmee gepaard gaande kosten op een economisch doeltreffend niveau trachten te houden. Redispatching of compensatiehandel moeten worden overwogen wanneer minder dure maatregelen niet kunnen worden toegepast.

1.4.

In geval van structurele congestie passen de transmissiesysteembeheerders onmiddellijk de vooraf vastgestelde en overeengekomen regels en afspraken voor congestiebeheer toe. De congestiebeheermethoden moeten ervoor zorgen dat de fysieke elektriciteitsstromen die gepaard gaan met alle toegewezen transmissiecapaciteit voldoen aan de veiligheidsnormen van het netwerk.

1.5.

De congestiebeheermethoden moeten doeltreffende economische signalen geven aan de marktdeelnemers en transmissiesysteembeheerders, de mededinging bevorderen en geschikt zijn om regionaal en gemeenschapsbreed te worden toegepast.

1.6.

Bij congestiebeheer mag geen onderscheid worden gemaakt op basis van de transactie. Een specifiek verzoek voor een transmissiedienst wordt enkel afgewezen wanneer aan alle onderstaande voorwaarden wordt voldaan:

a)

de extra fysieke elektriciteitsstromen die voortvloeien uit de aanvaarding van dit verzoek zouden tot gevolg hebben dat de veilige exploitatie van het elektriciteitssysteem niet langer kan worden gegarandeerd, en

b)

het met dat verzoek gemoeide bedrag aan geld in de congestiebeheer procedure is lager dan alle andere voor aanvaarding bedoelde verzoeken om dezelfde dienst en voorwaarden.

1.7.

Bij het definiëren van passende netwerkgebieden waarop en waartussen congestiebeheer van toepassing is, moeten de transmissiesysteembeheerders zich laten leiden door de beginselen van rendabiliteit en minimalisering van de negatieve gevolgen voor de interne elektriciteitsmarkt. Concreet mogen transmissiesysteembeheerders de interconnectiecapaciteit niet beperken om congestie binnen hun eigen controlegebied op te lossen, behalve om de hierboven vermelde redenen en redenen van operationele veiligheid (1). Indien een dergelijke situatie zich voordoet, moeten de transmissiesysteembeheerders ze beschrijven en alle gebruikers hiervan op transparante wijze in kennis stellen. Een dergelijke situatie wordt alleen getolereerd zolang geen oplossing op lange termijn is gevonden. De methoden en projecten waarmee zo'n oplossing kan worden bereikt worden door de transmissiesysteembeheerders beschreven en op transparante wijze aan de gebruikers gepresenteerd.

1.8.

Wanneer het netwerk in het controlegebied in evenwicht wordt gebracht via operationele maatregelen in het netwerk en via redispatching, moet de transmissiesysteembeheerder rekening houden met het effect van deze maatregelen op naburige controlegebieden.

1.9.

Uiterlijk op 1 januari 2008 moeten op gecoördineerde wijze en onder veilige exploitatieomstandigheden mechanismen voor het intra-dagelijks beheer van congestie van de interconnectiecapaciteit worden opgesteld teneinde zoveel mogelijk handelsopportuniteiten te scheppen en een grensoverschrijdend evenwicht tot stand te brengen.

1.10.

De nationale regelgevende instanties zullen regelmatig de methoden voor congestiebeheer evalueren, waarbij zij met name aandacht zullen besteden aan de naleving van de beginselen en regels die in de verordening en de richtsnoeren zijn vastgelegd en aan de voorwaarden die de regelgevende instanties zelf hebben vastgesteld op basis van die beginselen en regels. In het kader van een dergelijke evaluatie moeten alle marktspelers worden geraadpleegd en moeten gerichte studies worden uitgevoerd.

2.   Methoden voor congestiebeheer

2.1.

Methoden voor congestiebeheer moeten op de markt gebaseerd zijn zodat een efficiënte grensoverschrijdende handel wordt gefaciliteerd. Daarom zal capaciteit alleen worden toegewezen door expliciete (capaciteit) of impliciete (capaciteit en energie) veilingen. Beide methoden mogen worden gebruikt voor een en dezelfde interconnectie. Met betrekking tot intra-day handel is continuhandel mogelijk.

2.2.

Afhankelijk van de concurrentievoorwaarden moeten de mechanismen voor congestiebeheer zowel lange- als kortetermijntoewijzing van transmissiecapaciteit mogelijk maken.

2.3.

Bij elke procedure voor capaciteitstoewijzing wordt een voorgeschreven gedeelte van de beschikbare interconnectiecapaciteit toegewezen, alsook de resterende capaciteit die niet eerder is toegewezen en alle capaciteit die is vrijgegeven door de begunstigden van eerdere toewijzingen.

2.4.

Transmissiesysteembeheerders maken de door hen op de markt aangeboden transmissiecapaciteit zo zeker mogelijk, rekening houdend met de rechten en plichten van de betrokken transmissiesysteembeheerders en de marktdeelnemers, teneinde daadwerkelijke en doeltreffende mededinging te vergemakkelijken. Een redelijk deel van deze capaciteit mag als minder zeker op de markt worden gebracht, maar de marktdeelnemers worden te allen tijde op de hoogte gebracht van de precieze voorwaarden voor het transport via grensoverschrijdende lijnen.

2.5.

De toegangsrechten voor toewijzingen op lange en middellange termijn moeten vaste transmissiecapaciteitsrechten zijn. Voor deze toegangsrechten gelden de beginselen „use-it-or-lose-it” of „use-it-or-sell-it” op het ogenblik van de nominering.

2.6.

De transmissiesysteembeheerders stellen een passende structuur vast voor de toewijzing van capaciteit tussen verschillende tijdsbestekken. Hierin kan een optie zijn opgenomen om een minimumpercentage aan interconnectiecapaciteit te reserveren voor dagelijkse of „intra-day”-toewijzing. Deze toewijzingsstructuur moet worden beoordeeld door de respectievelijke regelgevende instanties. Bij het opstellen van hun voorstellen houden de transmissiesysteembeheerders rekening met:

a)

de kenmerken van de markten;

b)

de exploitatieomstandigheden, zoals de gevolgen van de vereffening van vaste programma's;

c)

het niveau van harmonisering van de percentages en tijdsbestekken die zijn goedgekeurd voor de verschillende geldende mechanismen voor de toewijzing van capaciteit.

2.7.

Bij de toewijzing van capaciteit mag geen onderscheid worden gemaakt tussen marktdeelnemers die gebruik maken van hun recht om bilaterale leveringscontracten te sluiten en zij die een bod te doen op een energiebeurs. De capaciteit wordt toegewezen aan het hoogste bod, ongeacht of het een impliciet of expliciet bod binnen een gegeven tijdsbestek is.

2.8.

In gebieden waar de financiële termijnmarkten voor elektriciteit goed ontwikkeld zijn en hun doeltreffendheid hebben bewezen, mag alle interconnectiecapaciteit via impliciete veilingen worden toegewezen.

2.9.

Het is niet toegestaan reserveringsprijzen vast te stellen in het kader van methoden voor capaciteitstoewijzing; bij artikel 7 van de verordening wordt hierop een uitzondering gemaakt voor nieuwe interconnectoren.

2.10.

In beginsel mogen alle potentiële marktdeelnemers zonder beperking deelnemen aan het toewijzingsproces. Om te vermijden dat problemen in verband met het mogelijk gebruik van een dominante positie door marktdeelnemers ontstaan of verergeren, mogen de bevoegde regelgevings- en/of mededingingsinstanties om redenen van marktdominantie algemene of ten aanzien van een bedrijf geldende beperkingen opleggen.

2.11.

Voor elk tijdsbestek vindt er door de marktdeelnemers vaste nominatie plaats van hun capaciteitsgebruik bij de transmissiesysteembeheerders binnen een vastgestelde uiterste termijn. Deze uiterste termijn wordt zodanig vastgesteld dat de transmissiesysteembeheerders in staat zijn ongebruikte capaciteit opnieuw toe te wijzen voor gebruik in het volgende relevante tijdsbestek, zelfs binnen een en dezelfde dag.

2.12.

Capaciteit mag vrij worden verhandeld op secundaire basis voorzover de transmissiesysteembeheerder lang genoeg van tevoren hiervan in kennis wordt gesteld. Wanneer een transmissiesysteembeheerder een secundaire transactie weigert, moet hij dit op duidelijke en transparante wijze meedelen en uitleggen aan alle marktdeelnemers, en moet hij de regelgevende instantie daarvan in kennis stellen.

2.13.

De financiële gevolgen van het niet naleven van verplichtingen in verband met de toewijzing van capaciteit komen ten laste van degenen die daarvoor verantwoordelijk zijn. Wanneer marktdeelnemers geen gebruik maken van de capaciteit waartoe ze zich verbonden hebben of, in het geval van expliciet geveilde capaciteit, deze niet verhandelen op secundaire basis of tijdig teruggeven, verliezen ze de rechten op die capaciteit en zijn ze een op de kosten gebaseerde vergoeding verschuldigd. Deze op de kosten gebaseerde vergoedingen voor het niet gebruiken van capaciteit dienen gerechtvaardigd en proportioneel te zijn. Wanneer een transmissiesysteembeheerder zijn verplichting niet nakomt, dient hij de marktdeelnemer te vergoeden voor het verlies van de capaciteitsrechten. Met andere verliezen die het gevolg zijn van het verlies van capaciteitsrechten wordt geen rekening gehouden. De belangrijkste concepten en methoden voor het vaststellen van de aansprakelijkheid voor het niet naleven van de verplichtingen worden van tevoren uiteengezet voor wat de financiële gevolgen betreft, en dienen te worden beoordeeld door de relevante nationale regelgevende instantie(s).

3.   Coördinatie

3.1.

De betrokken transmissiesysteembeheerders coördineren en implementeren de toewijzing van interconnectiecapaciteit aan de hand van gemeenschappelijke toewijzingsprocedures. Wanneer verwacht wordt dat de handel tussen twee landen (transmissiesysteembeheerders) een aanzienlijke invloed zal hebben op de fysieke stroom van elektriciteit in een derde land (transmissiesysteembeheerder), coördineren de betrokken transmissiesysteembeheerders hun congestiebeheermethodes via een gemeenschappelijke congestiebeheerprocedure. De nationale regelgevende instanties en de transmissiesysteembeheerders zien erop toe dat geen congestiebeheerprocedure unilateraal wordt opgezet die aanzienlijke gevolgen heeft voor de fysieke elektriciteitsstromen in andere netwerken.

3.2.

Uiterlijk op 1 januari 2007 moet tussen landen in de volgende gebieden een gemeenschappelijke congestiebeheermethode en -procedure voor toewijzing van capaciteit aan de markt worden opgezet, en dit minstens voor de jaar-, maand- en „day-ahead”-toewijzing:

a)

Noord-Europa (Denemarken, Zweden, Finland, Duitsland en Polen),

b)

Noordwest-Europa (Benelux, Duitsland en Frankrijk),

c)

Italië (d.w.z. Italië, Frankrijk, Duitsland, Oostenrijk, Slovenië en Griekenland),

d)

Centraal Oost-Europa (Duitsland, Polen, Tsjechië, Slowakije, Hongarije, Oostenrijk en Slovenië),

e)

Zuidwest-Europa (Spanje, Portugal en Frankrijk),

f)

VK, Ierland en Frankrijk,

g)

de Baltische staten (Estland, Letland en Litouwen).

In geval van een interconnectie waarbij tot meerdere gebieden behorende landen betrokken zijn mag een andere congestiebeheermethode worden gebruikt ter verzekering van verenigbaarheid met de methoden die worden toegepast in de andere gebieden waartoe genoemde landen behoren. In dat geval stellen de betreffende transmissiesysteembeheerders de methode voor die ter beoordeling aan de betreffende regelgevende instanties zal worden voorgelegd.

3.3.

De in punt 2.8. bedoelde gebieden mogen alle interconnectiecapaciteit via „day-ahead”-toewijzing toewijzen.

3.4.

In de zeven bovenvermelde gebieden worden verenigbare congestiebeheerprocedures vastgesteld om een volledig geïntegreerde interne Europese elektriciteitsmarkt tot stand te brengen. De marktpartijen mogen niet worden geconfronteerd met onverenigbare regionale systemen.

3.5.

Ter bevordering van eerlijke en doeltreffende mededinging en grensoverschrijdende handel, dient de in punt 2 beschreven coördinatie tussen de transmissiesysteembeheerders binnen de gebieden alle stappen te bestrijken, gaande van capaciteitsberekening en optimalisering van toewijzing tot veilige exploitatie van het netwerk, en worden de verantwoordelijkheden duidelijk verdeeld. Deze coördinatie heeft met name betrekking op:

a)

het gebruik van een gemeenschappelijk transmissiemodel dat doeltreffend omspringt met fysieke loop-flows en rekening houdt met de verschillen tussen fysieke en commerciële stromen;

b)

de toewijzing en nominering van capaciteit om doeltreffend om te springen met onderling afhankelijke fysieke loop-flows;

c)

het gelijktrekken van de verplichtingen van capaciteithouders om informatie te verstrekken over het geplande gebruik van de capaciteit, d.w.z. de nominering van capaciteit (voor expliciete veilingen);

d)

identieke tijdsbestekken en sluitingstijden;

e)

identieke structuren voor de toewijzing van capaciteit tussen verschillende tijdsbestekken (bv. 1 dag, 3 uren, 1 week enz.) en in termen van verkochte capaciteitsblokken (hoeveelheid elektriciteit in MW, MWh enz.);

f)

consequentheid wat het kader voor contracten met marktdeelnemers betreft;

g)

de verificatie van de stromen om te voldoen aan de eisen inzake netwerkbeveiliging voor operationele planning en real-time exploitatie;

h)

de verrekening en de uitvoering van maatregelen inzake congestiebeheer.

3.6.

De coördinatie omvat ook de uitwisseling van informatie tussen transmissiesysteembeheerders. De kenmerken, het tijdstip en de frequentie van de informatie-uitwisseling moet verenigbaar zijn met de activiteiten van punt 3.5 en met de werking van de elektriciteitsmarkten. Deze informatie-uitwisseling stelt de transmissiesysteembeheerders met name in staat de algemene situatie van het netwerk zo goed mogelijk te voorspellen, zodat ze de stromen in hun netwerk en de beschikbare interconnectiecapaciteiten kunnen beoordelen. Een transmissiesysteembeheerder die informatie verzamelt in naam van andere transmissiesysteembeheerders moet de resultaten van deze gegevensverzameling teruggeven aan de deelnemende transmissiesysteembeheerder.

4.   Tijdschema voor marktoperaties

4.1.

De toewijzing van de beschikbare transmissiecapaciteit dient voldoende lang van tevoren plaats te vinden. Vóór elke toewijzing maken de betrokken transmissiesysteembeheerders samen de toe te wijzen capaciteit bekend, indien nodig rekening houdend met de capaciteit die vrijkomt uit zekere transmissierechten en, voorzover relevant, de daarmee gepaard gaande vereffende nomineringen; ook het tijdsbestek waarbinnen beperkte of geen capaciteit beschikbaar zal zijn (bijvoorbeeld wegens onderhoud) wordt bekendgemaakt.

4.2.

De nominering van transmissierechten dient, met volle aandacht voor de netwerkveiligheid, lang genoeg van tevoren plaats te vinden, en wel vóór de „day-ahead”-sessies van alle relevante georganiseerde markten en vóór de bekendmaking van de capaciteit die zal worden toegewezen op basis van het „day-ahead”- of het „intra-day”-toewijzingsmechanisme. Om doeltreffend gebruik te maken van de interconnectie worden nomineringen van transmissierechten in de omgekeerde richting vereffend.

4.3.

Opeenvolgende „intra-day”-toewijzingen van beschikbare transmissiecapaciteit voor dag D vinden plaats op de dagen D-1 en D, na bekendmaking van de geraamde of werkelijke „day-ahead”-productieschema's.

4.4.

Bij het voorbereiden van de „day-ahead”-netwerkexploitatie wisselen de transmissiesysteembeheerders informatie uit met naburige transmissiesysteembeheerders, zoals de topologie van de gridvoorspelling, de beschikbaarheid en voorspelde productie van opwekkingseenheden, en „load-flows”, teneinde het gebruik van het algemene netwerk te optimaliseren via operationele maatregelen die beantwoorden aan de regels voor veilige exploitatie van het netwerk.

5.   Transparantie

5.1.

Transmissiesysteembeheerders publiceren alle relevante gegevens met betrekking tot de beschikbaarheid van het netwerk, de netwerktoegang en het netwerkgebruik, inclusief een verslag waarin wordt nagegaan waar en waarom er sprake is van congestie, welke methoden worden toegepast om de congestie te beheren en welke plannen er bestaan voor congestiebeheer in de toekomst.

5.2.

Transmissiesysteembeheerders publiceren een algemene beschrijving van de congestiebeheermethoden die in diverse omstandigheden worden toegepast om zoveel mogelijk capaciteit ter beschikking te stellen van de markt, alsook een algemeen systeem voor de berekening van de interconnectiecapaciteit voor de verschillende tijdsbestekken, gebaseerd op de werkelijke elektrische en fysieke toestand van het netwerk. Een dergelijk systeem moet door de regelgevende instanties van de betrokken lidstaat worden beoordeeld.

5.3.

De toegepaste procedures voor congestiebeheer en capaciteitstoewijzing, de tijdstippen en procedures voor het aanvragen van capaciteit, een beschrijving van de aangeboden producten en de rechten en plichten van transmissiesysteembeheerders en van de partijen die de capaciteit verkrijgen, inclusief de aansprakelijkheid bij niet naleving van deze plichten, moeten nauwkeurig door de transmissiesysteembeheerders worden beschreven en op transparante wijze aan alle potentiële netwerkgebruikers worden meegedeeld.

5.4.

De operationele normen en de normen voor de veiligheid van de planning vormen een integrerend onderdeel van de informatie die de transmissiesysteembeheerders moeten publiceren in een openbaar document. Ook dit document wordt ter beoordeling aan de nationale regelgevende instanties voorgelegd.

5.5.

De transmissiesysteembeheerders dienen alle relevante gegevens betreffende grensoverschrijdende handel te publiceren op basis van de best mogelijke voorspelling. De betrokken marktdeelnemers verschaffen de transmissiesysteembeheerders de nodige informatie, zodat die aan hun verplichting kunnen voldoen. De wijze waarop deze informatie wordt gepubliceerd moet ter beoordeling aan de regelgevende instanties worden voorgelegd. De transmissiesysteembeheerders moeten minstens de volgende gegevens publiceren:

a)

jaarlijks: informatie over de langetermijnevolutie van de transmissie-infrastructuur en het effect ervan op de grensoverschrijdende transmissiecapaciteit;

b)

maandelijks: maand- en jaarvoorspellingen van de voor de markt beschikbare transmissiecapaciteit, rekening houdend met alle relevante informatie waarover de transmissiesysteembeheerder beschikt op het ogenblik van de berekening van de voorspelling (bv. de gevolgen van zomer en winter op de capaciteit van de lijnen, onderhoud aan het net, beschikbaarheid van productie-eenheden enz.);

c)

wekelijks: voorspellingen van de voor de markt beschikbare transmissiecapaciteit voor de komende week, rekening houdend met alle informatie waarover de transmissiesysteembeheerder beschikt op het ogenblik van de berekening van de voorspelling, zoals de weersvoorspelling, gepland onderhoud aan het net, beschikbaarheid van productie-eenheden enz.;

d)

dagelijks: voor de markt beschikbare „day-ahead”- en „intra-day”-transmissiecapaciteit voor elke tijdseenheid van de markt, rekening houdend met alle vereffende „day-ahead”-nomineringen, „day-ahead”-productieschema's, vraagprognoses en gepland onderhoud aan het net;

e)

totale reeds toegewezen capaciteit per tijdseenheid van de markt en alle relevante omstandigheden waarin deze capaciteit kan worden gebruikt (bv. de toewijzingsprijs op de veiling, de verplichtingen inzake de wijze waarop de capaciteit moet worden gebruikt enz.), teneinde alle resterende capaciteit te identificeren;

f)

de toegewezen capaciteit, zo snel mogelijk na elke toewijzing, en een indicatie van de betaalde prijs;

g)

de totale gebruikte capaciteit, per tijdseenheid van de markt, onmiddellijk na de nominering;

h)

zo dicht mogelijk bij de werkelijke tijd: verzamelde informatie over gerealiseerde commerciële en fysieke stromen, per tijdseenheid van de markt, inclusief een beschrijving van de effecten van eventuele corrigerende maatregelen (zoals beperking) die door de transmissiesysteembeheerders zijn genomen om problemen met het systeem of netwerk op te lossen;

i)

informatie vooraf over geplande uitval en verzamelde informatie achteraf over geplande en niet-geplande uitval die de vorige dag heeft plaatsgevonden in opwekkingseenheden van meer dan 100 MW.

5.6.

De markt moet tijdig over alle relevante informatie beschikken om over alle transacties te kunnen onderhandelen (industriële klanten moeten bijvoorbeeld tijdig kunnen onderhandelen over jaarcontracten en biedingen moeten tijdig naar georganiseerde markten worden gestuurd).

5.7.

De transmissiesysteembeheerder moet de relevante informatie over de voorspelde vraag en opwekking publiceren volgens de in de punten 5.5 en 5.6 vermelde tijdschema's. De transmissiesysteembeheerder moet ook de relevante informatie publiceren die nodig is voor de grensoverschrijdende vereffeningsmarkt.

5.8.

Wanneer de voorspellingen zijn gepubliceerd, moeten ook de ex-post gerealiseerde waarden voor de informatie over de voorspelling worden gepubliceerd in de tijdsperiode die volgt op die waarop de voorspelling betrekking heeft of ten laatste op de volgende dag (D+1).

5.9.

Alle door de transmissiesysteembeheerders gepubliceerde informatie moet gratis ter beschikking worden gesteld in een gemakkelijk toegankelijk formaat. Het moet ook mogelijk zijn om via adequate en genormaliseerde middelen voor informatie-uitwisseling, die in nauwe samenwerking met de marktpartijen worden vastgesteld, toegang te krijgen tot alle gegevens. De gegevens omvatten informatie over voorbije tijdsperiodes, en minstens over de voorbije twee jaar, zodat nieuwe marktdeelnemers ook toegang hebben tot dergelijke gegevens.

5.10.

Transmissiesysteembeheerders wisselen regelmatig een reeks voldoende accurate gegevens over het netwerk en de „load-flow” uit teneinde elke transmissiesysteembeheerder in staat te stellen in zijn gebied „load-flow” berekeningen uit te voeren. Op verzoek wordt dezelfde reeks gegevens ook ter beschikking van de regelgevende instanties en van de Europese Commissie gesteld. De regelgevende instanties en de Europese Commissie behandelen deze gegevens vertrouwelijk en zien erop toe dat alle consultants die op basis van deze gegevens analytisch werk voor hen uitvoeren, ze eveneens vertrouwelijk behandelen.

6.   Het gebruik van inkomsten uit congestie

6.1.

Aan een vooraf gespecificeerd tijdsbestek gekoppelde congestiebeheerprocedures leveren alleen inkomsten op wanneer er voor dat tijdsbestek congestie ontstaat, behalve in het geval van nieuwe interconnectoren, die een vrijstelling krachtens artikel 7 van de verordening genieten. De procedure voor de verdeling van deze inkomsten wordt ter beoordeling aan de regelgevende instanties voorgelegd; deze procedure mag het toewijzingsproces niet beïnvloeden ten gunste van een partij die capaciteit of energie aanvraagt en mag stimulansen voor de beperking van congestie niet ontmoedigen.

6.2.

De nationale regelgevende instanties moeten transparantie aan de dag leggen met betrekking tot het gebruik van de inkomsten uit de toewijzing van interconnectiecapaciteit.

6.3.

De inkomsten uit congestie worden onder de betrokken transmissiesysteembeheerders verdeeld overeenkomstig criteria die zijn overeengekomen tussen de betrokken transmissiesysteembeheerders en beoordeeld door de respectievelijke regelgevende instanties.

6.4.

De transmissiesysteembeheerders stellen van tevoren duidelijk vast hoe ze eventueel verkregen inkomsten uit congestie zullen gebruiken en brengen verslag uit over het werkelijke gebruik van deze inkomsten. De regelgevende instanties gaan na of dit gebruik in overeenstemming is met de verordening en de richtsnoeren en of alle congestie-inkomsten uit de toewijzing van interconnectiecapaciteit aan een of meer van de drie in artikel 6, lid 6, van de verordening beschreven doelstellingen werden besteed.

6.5.

Uiterlijk op 31 juli van elk jaar publiceren de regelgevende instanties een verslag waarin wordt uiteengezet hoeveel inkomsten tot en met 30 juni van dat jaar zijn gemaakt, hoe die inkomsten zijn gebruikt, of dat gebruik in overeenstemming is met de verordening en de richtsnoeren en of alle inkomsten uit congestie aan een of meer van de drie bovenvermelde doelstellingen zijn besteed.

6.6.

Wanneer inkomsten uit congestie worden aangewend voor investeringen voor het behoud of de uitbreiding van interconnectiecapaciteit, moeten ze bij voorkeur worden gebruikt voor specifieke vooraf vastgestelde projecten die bijdragen tot de verlichting van de bestaande congestie en die binnen een redelijke termijn ten uitvoer kunnen worden gelegd, met name met betrekking tot de vergunningsprocedure.


(1)  Met „operationele veiligheid” wordt bedoeld: „het transmissiesysteem wordt binnen de overeengekomen veiligheidsgrenzen gehouden”.


11.11.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 312/66


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 9 november 2006

inzake de harmonisatie van het radiospectrum voor gebruik door korteafstandsapparatuur

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2006) 5304)

(Voor de EER relevante tekst)

(2006/771/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Beschikking nr. 676/2002/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 inzake een regelgevingskader voor het radiospectrumbeleid in de Europese Gemeenschap (Radiospectrumbeschikking) (1), en met name op artikel 4, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Aangezien korteafstandsapparatuur in de Europese Gemeenschap en wereldwijd overal wordt gebruikt, speelt deze een steeds grotere rol in de economie en in het dagelijkse leven van de mensen, waarbij het gaat om verschillende soorten toepassingen zoals alarmsystemen, lokale communicatieapparatuur, deuropeners of medische implantaten. De ontwikkeling van toepassingen op basis van korteafstandsapparatuur in de Europese Gemeenschap zou ook kunnen bijdragen tot de verwezenlijking van specifieke beleidsdoelstellingen van de Gemeenschap, zoals de voltooiing van de interne markt, de stimulering van innovatie en onderzoek, en de ontwikkeling van de informatiemaatschappij.

(2)

Bij korteafstandsapparatuur gaat het meestal om een massamarkt en/of draagbare producten die gemakkelijk kunnen worden meegenomen en grensoverschrijdend kunnen worden gebruikt; verschillen in voorwaarden voor spectrumtoegang verhinderen derhalve het vrije verkeer van deze producten, verhogen hun productiekosten en leiden tot risico's op schadelijke interferentie met andere radiotoepassingen en -diensten. Om van de baten van de interne markt voor dergelijke apparatuur te profiteren, om het concurrentievermogen van de industrie in de Europese Unie te ondersteunen door schaalvoordelen op te voeren, en om de kosten voor de consument te verlagen, moet het radiospectrum in de Gemeenschap derhalve op basis van geharmoniseerde technische voorwaarden beschikbaar worden gesteld.

(3)

Aangezien dit type apparatuur het radiospectrum met een gering zendvermogen en met een klein bereik gebruikt, is de kans dat er interferentie bij andere spectrumgebruikers optreedt, meestal gering. Dergelijke apparatuur kan dan ook zonder schadelijke interferentie te veroorzaken frequentiebanden delen met andere diensten waarvoor al dan niet machtiging vereist is, en kan samengaan met andere korteafstandsapparatuur. Voor het gebruik daarvan behoeft derhalve geen individuele machtiging overeenkomstig Richtlijn 2002/20/EG van het Europees Parlement en de Raad (2) te worden gegeven. Bovendien hebben radiocommunicatiediensten, zoals gedefinieerd in het radioreglement van de Internationale Telecommunicatie-unie, voorrang op korteafstandsapparatuur en behoeven zij niet voor bescherming van specifieke types korteafstandsapparatuur tegen interferentie te zorgen. Aangezien de gebruikers van korteafstandsapparatuur derhalve geen bescherming tegen interferentie kan worden gegarandeerd, zijn de fabrikanten van korteafstandsapparatuur er verantwoordelijk voor dat zij deze apparatuur beschermen tegen schadelijke interferentie door radiocommunicatiediensten en door andere korteafstandsapparatuur die overeenkomstig de toepasselijke communautaire of nationale regelgeving functioneert. Krachtens Richtlijn 1999/5/EG van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 1999 betreffende radioapparatuur en telecommunicatie-eindapparatuur en de wederzijdse erkenning van hun conformiteit (3) (hierna „de Eindapparatuurrichtlijn” genoemd) moeten de fabrikanten ervoor zorgen dat korteafstandsapparatuur het radiofrequentiespectrum effectief gebruikt, teneinde schadelijke interferentie bij andere korteafstandsapparatuur te voorkomen.

(4)

Een groot deel van deze apparatuur is uit hoofde van Beschikking 2000/299/EG van de Commissie van 6 april 2000 houdende vaststelling van de eerste indeling van radioapparatuur en telecommunicatie-eindapparatuur en de overeenkomstige merktekens (4), vastgesteld krachtens artikel 4, lid 1, van de Eindapparatuurrichtlijn, al ingedeeld als apparatuur van „categorie 1” of zal waarschijnlijk in de toekomst als zodanig worden ingedeeld. Beschikking 2000/299/EG erkent de gelijkwaardigheid van radio-interfaces die aan de voorwaarden van „categorie 1” voldoen, zodat radioapparatuur zonder beperkingen in de hele Gemeenschap op de markt kan worden gebracht en in gebruik kan worden genomen.

(5)

Aangezien de beschikbaarheid van geharmoniseerd spectrum en bijbehorende gebruiksvoorwaarden bepalend is voor indeling in „categorie 1”, zal deze beschikking de continuïteit van die indeling, zodra deze heeft plaatsgevonden, verder consolideren.

(6)

Op 11 maart 2004 heeft de Commissie derhalve overeenkomstig artikel 4, lid 2, van de Radiospectrumbeschikking opdracht (5) gegeven aan de Europese Conferentie van post- en telecommunicatieadministraties (CEPT) om het frequentiegebruik voor korteafstandsapparatuur te harmoniseren. Naar aanleiding van deze opdracht heeft de CEPT in zijn rapport van 15 november 2004 (6) een lijst opgenomen van de vrijwillige harmonisatiemaatregelen in de Europese Gemeenschap voor korteafstandsapparatuur en gesteld dat de lidstaten zich bindender moeten vastleggen teneinde de juridische stabiliteit van de in de CEPT bereikte frequentieharmonisatie te waarborgen. Derhalve moet er een mechanisme worden gecreëerd om deze harmonisatiemaatregelen in de Europese Gemeenschap juridisch bindend te maken.

(7)

De lidstaten mogen op nationaal niveau toestaan dat apparatuur onder soepeler voorwaarden functioneert dan in deze beschikking wordt bepaald. In dat geval kan deze apparatuur echter niet zonder beperkingen in de hele Gemeenschap functioneren en zal deze derhalve volgens de indeling in de Eindapparatuurrichtlijn als apparatuur van „categorie 2” worden beschouwd.

(8)

De harmonisatie krachtens deze beschikking sluit niet uit dat een lidstaat, wanneer daar redenen voor zijn, overgangsperioden of regelingen voor gedeeld spectrumgebruik krachtens artikel 4, lid 5, van de Radiospectrumbeschikking kan toepassen. Deze dienen tot een minimum te worden beperkt, aangezien zij de voordelen van een indeling in „categorie 1” zouden beperken.

(9)

Deze algemene technische harmonisatiebeschikking doet geen afbreuk aan technische harmonisatiemaatregelen van de Europese Gemeenschap die voor specifieke banden en soorten apparatuur gelden, zoals Beschikking 2004/545/EG van de Commissie van 8 juli 2004 inzake de harmonisatie van het radiospectrum in de 79 GHz-band voor gebruik door kortbereikradarapparatuur voor motorvoertuigen in de Gemeenschap (7), Beschikking 2005/50/EG van de Commissie van 17 januari 2005 inzake de harmonisatie van de 24 GHz-radiospectrumband voor in de tijd beperkt gebruik door kortbereikradarapparatuur voor motorvoertuigen in de Gemeenschap (8), Beschikking 2005/513/EG van de Commissie van 11 juli 2005 betreffende het geharmoniseerde gebruik van het radiospectrum in de 5 GHz-frequentieband voor de implementatie van draadloze toegangssystemen met inbegrip van Radio Local Area Networks (WAS/R-LAN’s) (9) of Beschikking 2005/928/EG van de Commissie van 20 december 2005 inzake de harmonisatie van de frequentieband 169,4-169,8125 MHz in de Gemeenschap (10).

(10)

Bij het gebruik van spectrum gelden de eisen van het communautaire recht inzake de bescherming van de volksgezondheid, met name Richtlijn 2004/40/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de minimumvoorschriften inzake gezondheid en veiligheid met betrekking tot de blootstelling van werknemers aan de risico's van fysische agentia (elektromagnetische velden) (11) en Aanbeveling 1999/519/EG van de Raad van 12 juli 1999 (12). Voor radioapparatuur wordt de bescherming van de gezondheid gewaarborgd doordat deze apparatuur voldoet aan de essentiële eisen krachtens de Eindapparatuurrichtlijn.

(11)

Vanwege de snelle veranderingen in de technologie en de maatschappelijke behoeften zullen er nieuwe toepassingen voor korteafstandsapparatuur ontstaan, hetgeen betekent dat de voorwaarden voor spectrumharmonisatie voortdurend nauwlettend moeten worden gevolgd, waarbij rekening wordt gehouden met de economische voordelen van nieuwe toepassingen en de behoeften van de industrie en de gebruikers. De lidstaten zullen deze ontwikkelingen moeten monitoren. Een periodieke actualisering van deze beschikking zal dan ook nodig zijn om op de nieuwe ontwikkelingen op de markt en bij de technologie te reageren. De bijlage zal ten minste één keer per jaar op basis van de door de lidstaten verzamelde en aan de Commissie verstrekte informatie worden getoetst. Er kan ook een toetsing worden geïnitieerd wanneer een lidstaat krachtens artikel 9 van de Eindapparatuurrichtlijn passende maatregelen neemt. Indien bij een toetsing blijkt dat de beschikking moet worden aangepast, worden bij de besluitvorming over de wijzigingen de procedures gevolgd die in de Radiospectrumbeschikking voor de vaststelling van uitvoeringsmaatregelen worden gespecificeerd. Bij actualisering kunnen overgangsperiodes worden vastgesteld om rekening te houden met historisch gegroeide situaties.

(12)

De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Radiospectrumcomité,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

Het doel van deze beschikking is de frequentiebanden en bijbehorende technische parameters te harmoniseren voor de beschikbaarheid en het efficiënte gebruik van radiospectrum voor korteafstandsapparatuur, zodat deze apparatuur kan profiteren van indeling als „categorie 1” uit hoofde van Beschikking 2000/299/EG.

Artikel 2

In deze beschikking wordt verstaan onder:

1)

„korteafstandsapparatuur”: radiozenders die communicatie in één of twee richtingen verzorgen en met een gering vermogen over korte afstanden zenden;

2)

„op interferentievrije en onbeschermde basis”: het feit dat er geen schadelijke interferentie mag worden veroorzaakt bij enige radiocommunicatiedienst en er geen aanspraak kan worden gemaakt op bescherming van deze apparaten tegen schadelijke interferentie die wordt veroorzaakt door radiocommunicatiediensten.

Artikel 3

1.   De lidstaten wijzen op niet-exclusieve, interferentievrije en onbeschermde basis de frequentiebanden voor de types korteafstandsapparatuur aan en stellen deze ter beschikking, met inachtneming van de specifieke voorwaarden en de uitvoeringstermijn zoals vastgesteld in de bijlage.

2.   Onverminderd lid 1 kunnen de lidstaten verzoeken om overgangsperioden en/of regelingen voor gedeeld radiospectrumgebruik overeenkomstig artikel 4, lid 5, van de Radiospectrumbeschikking.

3.   Deze beschikking laat het recht van de lidstaten om het gebruik van de frequentiebanden toe te staan onder minder restrictieve voorwaarden dan in de bijlage worden gespecificeerd, onverlet.

Artikel 4

De lidstaten houden nauwlettend toezicht op het gebruik van de desbetreffende banden en delen hun bevindingen aan de Commissie mee, zodat de beschikking periodiek en tijdig kan worden getoetst.

Artikel 5

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 9 november 2006.

Voor de Commissie

Viviane REDING

Lid van de Commissie


(1)  PB L 108 van 24.4.2002, blz. 1.

(2)  PB L 108 van 24.4.2002, blz. 21.

(3)  PB L 91 van 7.4.1999, blz. 10.

(4)  PB L 97 van 19.4.2000, blz. 13.

(5)  Opdracht aan de CEPT voor een analyse van verdere harmonisatie van de voor korteafstandsapparatuur gebruikte frequentiebanden.

(6)  Eindrapport van het Electronic Communications Committee (ECC) naar aanleiding van de opdracht van de Commissie aan de CEPT inzake de harmonisatie van radiospectrum voor korteafstandsapparatuur.

(7)  PB L 241 van 13.7.2004, blz. 66.

(8)  PB L 21 van 25.1.2005, blz. 15.

(9)  PB L 187 van 19.7.2005, blz. 22.

(10)  PB L 344 van 27.12.2005, blz. 47.

(11)  PB L 159 van 30.4.2004, blz. 1, gerectificeerd in PB L 184 van 24.5.2004, blz. 1.

(12)  PB L 199 van 30.7.1999, blz. 59.


BIJLAGE

Geharmoniseerde frequentiebanden en technische parameters voor korteafstandsapparatuur

Type korteafstandsapparatuur

Frequentieband(en)/Frequenties

Maximaal vermogen/maximale veldsterkte

Aanvullende regelgevingsparameters Onderdrukkingsvoorschriften

Overige beperkingen

Toepassingstermijn

Niet-specifieke korteafstandsapparatuur (1)

26,957-27,283 MHz

10 mW effectief uitgestraald vermogen (e.r.p.), hetgeen overeenkomt met 42 dBμA/m op 10 m afstand

 

Videotoepassingen worden uitgesloten

1 juni 2007

40,660-40,700 MHz

10 mW e.r.p.

 

Videotoepassingen worden uitgesloten

1 juni 2007

433,05-434,79 MHz

10 mW e.r.p.

Activiteitscyclus (2): maximaal 10 %

Audio- en spraaksignalen en videotoepassingen worden uitgesloten

1 juni 2007

868,0-868,6 MHz

25 mW e.r.p.

Activiteitscyclus (2): maximaal 1 %

Videotoepassingen worden uitgesloten

1 juni 2007

868,7-869,2 MHz

25 mW e.r.p.

Activiteitscyclus (2): maximaal 0,1 %

Videotoepassingen worden uitgesloten

1 juni 2007

869,4-869,65 MHz

500 mW e.r.p.

Activiteitscyclus (2): maximaal 10 %

Kanaalraster: moet 25 kHz zijn, maar de hele band mag ook als één kanaal worden gebruikt voor zeer snelle datatransmissie

Videotoepassingen worden uitgesloten

1 juni 2007

869,7-870 MHz

5 mW e.r.p.

Spraaktoepassingen zijn toegestaan met geavanceerde onderdrukkingstechnieken

Audio- en videotoepassingen worden uitgesloten

1 juni 2007

2 400-2 483,5 MHz

10 mW equivalent isotroop uitgestraald vermogen (e.i.r.p.)

 

 

1 juni 2007

5 725-5 875 MHz

25 mW e.i.r.p.

 

 

1 juni 2007

Alarmsystemen

868,6-868,7 MHz

10 mW e.r.p.

Kanaalraster: 25 kHz

De hele frequentieband mag ook als één kanaal worden gebruikt voor zeer snelle datatransmissie

Activiteitscyclus (2): maximaal 0,1 %

 

1 juni 2007

869,25-869,3 MHz

10 mW e.r.p.

Kanaalraster: 25 kHz

Activiteitscyclus (2): minder dan 0,1 %

 

1 juni 2007

869,65-869,7 MHz

25 mW e.r.p.

Kanaalraster: 25 kHz

Activiteitscyclus (2): minder dan 10 %

 

1 juni 2007

Sociaal alarm (3)

869,20-869,25 MHz

10 mW e.r.p.

Kanaalraster: 25 kHz

Activiteitscyclus (2): minder dan 0,1 %

 

1 juni 2007

Inductieve toepassingen (4)

20,05-59,75 kHz

72 dBμA/m op 10 m afstand

 

 

1 juni 2007

59,75-60,25 kHz

42 dBμA/m op 10 m afstand

 

 

1 juni 2007

60,25-70 kHz

69 dBμA/m op 10 m afstand

 

 

1 juni 2007

70-119 kHz

42 dBμA/m op 10 m afstand

 

 

1 juni 2007

119-127 kHz

66 dBμA/m op 10 m afstand

 

 

1 juni 2007

127-135 kHz

42 dBμA/m op 10 m afstand

 

 

1 juni 2007

6 765-6 795 kHz

42 dBμA/m op 10 m afstand

 

 

1 juni 2007

13,553-13,567 MHz

42 dBμA/m op 10 m afstand

 

 

1 juni 2007

Actieve medische implantaten (5)

402-405 MHz

25 μW e.r.p.

Kanaalraster: 25 kHz

Andere kanaalbeperking: individuele zenders kunnen aangrenzende kanalen combineren voor meer bandbreedte met geavanceerde onderdrukkingstechnieken

 

1 juni 2007

Draadloze audiotoepassingen (6)

863-865 MHz

10 mW e.r.p.

 

 

1 juni 2007


(1)  Deze categorie is beschikbaar voor alle soorten toepassingen die aan de technische voorwaarden voldoen (karakteristieke voorbeelden zijn telemetrie, afstandsbediening, alarmsystemen, data in het algemeen en andere soortgelijke toepassingen).

(2)  Activiteitscyclus: ratio van de tijd gedurende eender welke periode van een uur, tijdens dewelke het toestel actief uitzendt.

(3)  Sociale alarmsystemen worden gebruikt om thuis wonende ouderen en gehandicapten te helpen wanneer zij in nood verkeren.

(4)  Onder deze categorie valt bijvoorbeeld apparatuur voor wegrijblokkering bij auto's, identificatie van dieren, alarmsystemen, kabeldetectie, afvalbeheer, persoonsidentificatie, draadloze voice link, toegangscontrole, benaderingssensoren, antidiefstalsystemen met inbegrip van RF-inductie-antidiefstalsystemen, gegevensoverdracht naar handapparatuur, automatische artikelidentificatie, draadloze controlesystemen en automatische tolheffing op wegen.

(5)  Onder deze categorie valt het radiodeel van actieve implanteerbare medische apparatuur, zoals gedefinieerd in Richtlijn 90/385/EEG van de Raad van 20 juni 1990 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake actieve implanteerbare medische hulpmiddelen (PB L 189 van 20.7.1990, blz. 17), en randapparatuur daarvan.

(6)  Toepassingen voor draadloze audiosystemen zoals snoerloze luidsprekers; snoerloze koptelefoons; snoerloze koptelefoons voor draagbaar gebruik, bijvoorbeeld draagbare cd-, cassette- of radioapparatuur die een persoon bij zich draagt; snoerloze koptelefoons die in een auto worden gebruikt, bijvoorbeeld in combinatie met een radio of een mobiele telefoon enz.; in-ear-monitoring, gebruikt bij concerten of andere toneelproducties.