ISSN 1725-2598

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 273

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

49e jaargang
4 oktober 2006


Inhoud

 

I   Besluiten waarvan de publicatie voorwaarde is voor de toepassing

Bladzijde

 

 

Verordening (EG) nr. 1464/2006 van de Commissie van 3 oktober 2006 tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

1

 

*

Verordening (EG) nr. 1465/2006 van de Commissie van 3 oktober 2006 houdende wijziging van Verordening (EEG) nr. 2131/93 tot vaststelling van de procedures en de voorwaarden voor de verkoop van graan door de interventiebureaus

3

 

 

II   Besluiten waarvan de publicatie niet voorwaarde is voor de toepassing

 

 

Commissie

 

*

Beschikking van de Commissie van 3 oktober 2006 tot verlening van een tijdelijke machtiging aan Spanje om het in de handel brengen toe te staan van uit Nieuw-Zeeland ingevoerd zaad van de soort Pinus radiata en uit dit zaad geproduceerd plantgoed, dat niet voldoet aan de voorschriften van Richtlijn 1999/105/EG van de Raad met betrekking tot identificatie en etikettering (Kennisgeving geschied onder nummer C(2006) 4320)

5

 

 

Besluiten aangenomen krachtens titel V van het Verdrag betreffende de Europese Unie

 

*

Besluit 2006/666/GBVB van de Raad van 15 september 2006 over de verlenging van de Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Unie en de regering van Indonesië betreffende de taken, status, voorrechten en immuniteiten van de Waarnemingsmissie van de Europese Unie in Atjeh (Indonesië) (Waarnemingsmissie in Atjeh — WMA) en het personeel ervan

8

Briefwisseling betreffende de verlenging van de Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Unie en de regering van Indonesië betreffende de taken, status, voorrechten en immuniteiten van de Waarnemingsmissie van de Europese Unie in Atjeh (Indonesië) (Waarnemingsmissie in Atjeh — WMA) en het personeel ervan

9

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


I Besluiten waarvan de publicatie voorwaarde is voor de toepassing

4.10.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 273/1


VERORDENING (EG) Nr. 1464/2006 VAN DE COMMISSIE

van 3 oktober 2006

tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 3223/94 van de Commissie van 21 december 1994 houdende uitvoeringsbepalingen van de invoerregeling voor groenten en fruit (1), en met name op artikel 4, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In Verordening (EG) nr. 3223/94 zijn op grond van de multilaterale handelsbesprekingen in het kader van de Uruguayronde de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de periodes die in de bijlage bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt.

(2)

Op grond van de bovenvermelde criteria moeten de forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld op de in de bijlage bij deze verordening vermelde niveaus,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 4 van Verordening (EG) nr. 3223/94 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld zoals aangegeven in de tabel in de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 4 oktober 2006.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 3 oktober 2006.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 337 van 24.12.1994, blz. 66. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 386/2005 (PB L 62 van 9.3.2005, blz. 3).


BIJLAGE

bij de verordening van de Commissie van 3 oktober 2006 tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

052

83,7

096

38,6

999

61,2

0707 00 05

052

114,4

999

114,4

0709 90 70

052

79,3

999

79,3

0805 50 10

052

52,2

388

61,8

524

71,4

528

49,6

999

58,8

0806 10 10

052

83,9

400

177,6

624

139,2

999

133,6

0808 10 80

388

86,9

400

95,0

508

74,9

512

85,3

720

74,9

800

137,1

804

98,8

999

93,3

0808 20 50

052

102,9

388

80,3

720

63,6

999

82,3


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 750/2005 van de Commissie (PB L 126 van 19.5.2005, blz. 12). De code „999” staat voor „andere oorsprong”.


4.10.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 273/3


VERORDENING (EG) Nr. 1465/2006 VAN DE COMMISSIE

van 3 oktober 2006

houdende wijziging van Verordening (EEG) nr. 2131/93 tot vaststelling van de procedures en de voorwaarden voor de verkoop van graan door de interventiebureaus

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1784/2003 van de Raad van 29 september 2003 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector granen (1), en met name op artikel 6 en artikel 24, tweede alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EEG) nr. 2131/93 van de Commissie (2) zijn onder meer de prijscondities vastgesteld die in acht moeten worden genomen bij de verkoop van de producten op de markt van de Gemeenschap.

(2)

In verband met de specifieke situatie op de graanmarkten zijn de producten uit de interventievoorraden bij voorrang bestemd voor menselijke consumptie en voor gebruik als diervoeder. De hoeveelheid en de kwaliteit van de opgeslagen producten kunnen er evenwel toe leiden dat zij, tijdelijk en uitzonderlijk, voor andere doeleinden moeten worden afgezet, met name om de Gemeenschap in staat te stellen aan de door haar aangegane verbintenissen te voldoen, voor zover de staat van de voorraden dat mogelijk maakt en de voorziening van de traditionele markten voor levensmiddelen daardoor niet in het gedrang komt.

(3)

In het kader van een geheel van maatregelen die tot doel hebben de verbintenissen van de Gemeenschap op milieugebied na te komen, wordt steeds meer graan verwerkt tot biobrandstoffen ten behoeve van het communautaire vervoer. Door het gebruik van biobrandstoffen te bevorderen kan derhalve een nieuwe markt worden geopend voor het graan dat zich in de interventievoorraden van de lidstaten bevindt, mits de prijscondities voor de verkoop van dat graan aan die specifieke markt voor biobrandstoffen worden aangepast. De aankoop van graan voor de productie van bio-ethanol en het gebruik daarvan als biobrandstof kan echter zeer moeilijk zijn. Daarom dient voor die gevallen te worden voorzien in de mogelijkheid om de interventievoorraden tegen bijzondere prijscondities af te zetten.

(4)

De interventievoorraden granen worden op de markt van de Gemeenschap verkocht naargelang van de beschikbare voorraden en de situatie op de markten. Die verkoop kan worden beïnvloed door of afhankelijk zijn van bijzondere of uitzonderlijke omstandigheden op de betrokken markten, zodat in dergelijke gevallen met die omstandigheden rekening moet kunnen worden gehouden. Daartoe dient te worden voorzien in prijscondities die het mogelijk maken enerzijds verstoringen van de markt te voorkomen, en anderzijds het graan te verkopen met inachtneming van de bedoelde omstandigheden. Dit dubbele doel kan worden bereikt als de verkoopprijs, de kwaliteit van het bij inschrijving te koop aangeboden graan in aanmerking genomen, overeenkomt met de prijs op de betrokken verbruikersmarkt, rekening houdend met de vervoerskosten.

(5)

Om een goed beheer van de interventieregeling voor granen mogelijk te maken, dient te worden gepreciseerd welke gegevens de lidstaten de Commissie moeten verstrekken, en te worden bepaald dat die gegevens langs elektronische weg moeten worden toegezonden.

(6)

Verordening (EEG) nr. 2131/93 moet dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(7)

Het Comité van beheer voor granen heeft geen advies uitgebracht binnen de door zijn voorzitter vastgestelde termijn,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EEG) nr. 2131/93 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Artikel 5 wordt vervangen door:

„Artikel 5

1.   Bij de verkoop van graan op de markt van de Gemeenschap worden de offertes opgesteld uitgaande van de werkelijke kwaliteit van de partij waarop zij betrekking hebben. De volgende aanvullende voorwaarden zijn van toepassing:

a)

bij verkoop in de eerste drie maanden van het verkoopseizoen voor maïs en sorghum en in de eerste twee maanden van het verkoopseizoen voor zachte tarwe, durumtarwe, rogge en gerst komen de in aanmerking genomen offertes ten minste overeen met de voor de elfde maand van het voorgaande verkoopseizoen geldende interventieprijs, vermeerderd met één voor datzelfde verkoopseizoen vastgestelde maandelijkse verhoging;

b)

bij verkoop gedurende de rest van het verkoopseizoen mogen de offertes in geen geval lager zijn dan de op de laatste dag van de termijn voor de indiening van de offertes geldende interventieprijs; de in de twaalfde maand van het verkoopseizoen in aanmerking te nemen interventieprijs is evenwel de voor de elfde maand geldende interventieprijs, vermeerderd met één maandelijkse verhoging.

Voor de in aanmerking te nemen offertes wordt de minimumverkoopprijs vastgesteld op een zodanig niveau dat deze prijs de markten voor granen niet verstoort en ten minste overeenkomt met de prijs die voor een gelijkwaardige kwaliteit en een representatieve hoeveelheid is geconstateerd op de markt van de plaats van opslag of, bij ontstentenis daarvan, op de dichtstbijzijnde markt, rekening houdend met de vervoerskosten.

2.   In afwijking van lid 1 kan de verkoop op de markt van de Gemeenschap worden georganiseerd op basis van specifieke inschrijvingen voor de verwerking van het graan tot bio-ethanol en het gebruik van dit laatste voor de productie van biobrandstoffen in de Gemeenschap, voor zover de voorziening van de traditionele voedsel- en voedermarkten daardoor niet in gevaar komt. In dit geval komt de minimumverkoopprijs ten minste overeen met de prijs die voor een gelijkwaardige kwaliteit en een representatieve hoeveelheid is geconstateerd op de markten voor de producten voor de productie van biobrandstoffen of andere hernieuwbare brandstoffen, rekening houdend met de vervoerskosten.

3.   Wanneer in de loop van het verkoopseizoen verstoringen blijken op te treden in het functioneren van de gemeenschappelijke ordening der markten, met name doordat het moeilijk is om graan te verkopen tegen prijzen die in overeenstemming zijn met het bepaalde in lid 1, of wanneer zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen, kan de verkoop op de markt van de Gemeenschap worden georganiseerd op basis van specifieke inschrijvingen onder bijzondere condities, waarbij de verkoopprijzen worden vastgesteld volgens de in artikel 25 van Verordening (EG) nr. 1784/2003 bedoelde procedure.”.

2)

Het volgende artikel 12 bis wordt ingevoegd:

„Artikel 12 bis

Voor elke in artikel 5, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1784/2003 genoemde graansoort deelt elke lidstaat elke woensdag uiterlijk om 12.00 uur (plaatselijke tijd Brussel) langs elektronische weg de representatieve marktprijzen mee, uitgedrukt in de nationale valuta per ton. Deze prijzen moeten op regelmatige, onafhankelijke en doorzichtige wijze worden genoteerd.

De lidstaten vermelden met name de kwaliteitskenmerken van elke graansoort, het handelsstadium en de plaats van notering.”.

3)

In artikel 13 wordt lid 1 geschrapt.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing voor de verkoop vanaf het verkoopseizoen 2006/2007.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 3 oktober 2006.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 270 van 21.10.2003, blz. 78. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1154/2005 van de Commissie (PB L 187 van 19.7.2005, blz. 11).

(2)  PB L 191 van 31.7.1993, blz. 76. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 749/2005 (PB L 126 van 19.5.2005, blz. 10).


II Besluiten waarvan de publicatie niet voorwaarde is voor de toepassing

Commissie

4.10.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 273/5


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 3 oktober 2006

tot verlening van een tijdelijke machtiging aan Spanje om het in de handel brengen toe te staan van uit Nieuw-Zeeland ingevoerd zaad van de soort Pinus radiata en uit dit zaad geproduceerd plantgoed, dat niet voldoet aan de voorschriften van Richtlijn 1999/105/EG van de Raad met betrekking tot identificatie en etikettering

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2006) 4320)

(Slechts de tekst in de Spaanse taal is authentiek)

(2006/665/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 1999/105/EG van de Raad van 22 december 1999 betreffende het in de handel brengen van bosbouwkundig teeltmateriaal (1), en met name op artikel 18, lid 1,

Gezien het door Spanje ingediende verzoek,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In Spanje is de productie van zaad van de soort Pinus radiata en daaruit geproduceerd plantgoed, dat voldoet aan de eisen voor teeltmateriaal, als bedoeld in Richtlijn 1999/105/EG, momenteel ontoereikend om aan de vraag van de eindgebruikers te voldoen. Het nodige teeltmateriaal kan niet door andere lidstaten worden geleverd.

(2)

Nieuw-Zeeland is in staat om een voldoende grote hoeveelheid teeltmateriaal van de desbetreffende soort, bestemd voor de productie van plantgoed, te leveren. Dat zaad voldoet echter niet aan Richtlijn 1999/105/EG wat identificatie en etikettering betreft.

(3)

Om het tekort op te vangen, moet Spanje worden gemachtigd om toe te staan dat zaad van de soort Pinus radiata en uit dat zaad geproduceerd plantgoed, dat aan minder stringente eisen met betrekking tot identificatie en etikettering voldoet, gedurende een beperkte periode in de handel wordt gebracht.

(4)

Dergelijk zaad en plantgoed moet in de handel worden gebracht met een document dat bepaalde bijzonderheden over de identificatie daarvan bevat.

(5)

De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor teeltmateriaal voor land-, tuin- en bosbouw,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

1.   Tot en met 31 december 2006 wordt Spanje gemachtigd om overeenkomstig de eisen van de bijlage het in de handel brengen toe te staan van 400 kg uit Nieuw-Zeeland afkomstig zaad van Pinus radiata dat is bestemd voor de productie van plantgoed en niet voldoet aan de eisen van de artikelen 13 en 14 van Richtlijn 1999/105/EG wat identificatie en etikettering betreft.

2.   Tot en met 31 december 2011 wordt Spanje gemachtigd om overeenkomstig de eisen van de bijlage het in de handel brengen toe te staan van plantgoed dat is geproduceerd uit het in lid 1 bedoelde zaad en niet voldoet aan de eisen van de artikelen 13 en 14 van Richtlijn 1999/105/EG wat identificatie en etikettering betreft.

Artikel 2

Deze beschikking is gericht tot het Koninkrijk Spanje.

Gedaan te Brussel, 3 oktober 2006.

Voor de Commissie

Markos KYPRIANOU

Lid van de Commissie


(1)  PB L 11 van 15.1.2000, blz. 17.


BIJLAGE

Identificatie en etikettering van zaad en plantgoed

1.

Voor de identificatie vereiste informatie:

a)

identificatiecode voor het uitgangsmateriaal, indien beschikbaar;

b)

botanische naam;

c)

categorie;

d)

beoogde toepassing;

e)

aard van het uitgangsmateriaal;

f)

vermelding of het al dan niet genetisch gemodificeerd materiaal is;

g)

herkomstgebied of individuele code;

h)

oorsprong: zo nodig, vermelding of de oorsprong van het materiaal autochtoon/inheems dan wel niet-autochtoon/niet-inheems is, dan wel of de oorsprong ervan onbekend is;

i)

herkomst of geografische ligging, als bepaald door het lengte- en breedte-interval;

j)

hoogteligging of hoogte-interval;

k)

rijpingsjaar.

2.

Op het etiket of het document van de leverancier te vermelden informatie:

a)

de in punt 1 genoemde gegevens en daarnaast:

b)

naam van de leverancier;

c)

geleverde hoeveelheid;

d)

verklaring dat het zaad en het uit dit zaad geproduceerd plantgoed voldoet aan minder stringente eisen dan die van de artikelen 13 en 14 van Richtlijn 1999/105/EG.


Besluiten aangenomen krachtens titel V van het Verdrag betreffende de Europese Unie

4.10.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 273/8


BESLUIT 2006/666/GBVB VAN DE RAAD

van 15 september 2006

over de verlenging van de Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Unie en de regering van Indonesië betreffende de taken, status, voorrechten en immuniteiten van de Waarnemingsmissie van de Europese Unie in Atjeh (Indonesië) (Waarnemingsmissie in Atjeh — WMA) en het personeel ervan

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name op artikel 24,

Gezien de aanbeveling van het voorzitterschap,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 7 juni 2006 heeft de Raad Gemeenschappelijk Optreden 2006/407/GBVB (1) tot wijziging en verlenging met nogmaals drie maanden, namelijk tot en met 15 september 2006, van Gemeenschappelijk Optreden 2005/643/GBVB inzake de Waarnemingsmissie van de Europese Unie in Atjeh (Indonesië) (Waarnemingsmissie in Atjeh — WMA) vastgesteld.

(2)

De Raad heeft op die datum tevens Besluit 2006/448/GBVB (2) aangenomen over de verlenging met drie maanden, namelijk tot en met 15 september 2006, van de Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Unie en de regering van Indonesië betreffende de taken, status, voorrechten en immuniteiten van de Waarnemingsmissie van de Europese Unie in Atjeh (Indonesië) (Waarnemingsmissie in Atjeh — WMA) en het personeel ervan.

(3)

Op 21 juli 2006 heeft de regering van Indonesië de EU verzocht, het mandaat van de WMA voor een laatste periode van drie maanden, namelijk tot en met 15 december 2006, te verlengen.

(4)

De verlenging met drie maanden tot en met 15 december 2006 van de overeenkomst in de vorm van een briefwisseling dient namens de Europese Unie te worden goedgekeurd,

BESLUIT:

Artikel 1

De verlenging met drie maanden tot en met 15 december 2006 van de Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Unie en de regering van Indonesië betreffende de taken, status, voorrechten en immuniteiten van de Waarnemingsmissie van de Europese Unie in Atjeh (Indonesië) (Waarnemingsmissie in Atjeh — WMA) en het personeel ervan, wordt namens de Europese Unie goedgekeurd.

De tekst van de briefwisseling waarbij met deze verlenging wordt ingestemd is aan dit besluit gehecht.

Artikel 2

De voorzitter van de Raad wordt gemachtigd de persoon (personen) aan te wijzen die bevoegd is (zijn) de briefwisseling te ondertekenen teneinde daardoor de Europese Unie te binden (3).

Artikel 3

Dit besluit wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 4

Dit besluit wordt van kracht op de datum van de aanneming.

Gedaan te Brussel, 15 september 2006.

Voor de Raad

De voorzitter

E. TUOMIOJA


(1)  PB L 158 van 10.6.2006, blz. 20.

(2)  PB L 176 van 30.6.2006, blz. 107.

(3)  De datum van inwerkingtreding van de overeenkomst zal door het secretariaat-generaal van de Raad worden bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.


VERTALING

BRIEFWISSELING

betreffende de verlenging van de Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Unie en de regering van Indonesië betreffende de taken, status, voorrechten en immuniteiten van de Waarnemingsmissie van de Europese Unie in Atjeh (Indonesië) (Waarnemingsmissie in Atjeh — WMA) en het personeel ervan

Jakarta, 21 juli 2006

Excellentie,

Namens de regering van de Republiek Indonesië wil ik de Europese Unie onze waardering betuigen voor de Waarnemingsmissie in Atjeh (WMA) en de opmerkelijke rol die zij sedert haar inzet in de provincie Nanggroe Aceh Darussalam (NAD) heeft gespeeld.

Nu een van de belangrijkste stappen in de vreedzame oplossing van het Atjeh-vraagstuk is gezet, namelijk de aanneming door het Indonesische parlement van de wet inzake het bestuur van Atjeh, maakt de bevolking van Atjeh zich op om haar burgerrechten en politieke rechten uit te oefenen door deel te nemen aan de lokale verkiezingen die in november 2006 worden gehouden.

Ik heb de eer u in kennis te stellen van het besluit van de regering van de Republiek Indonesië om de Europese Unie te verzoeken haar aanwezigheid in de provincie Nanggroe Aceh Darussalam (NAD) voor het laatst te verlengen, van 16 september 2006 tot en met 15 december 2006, of tot een vroegere datum na de lokale verkiezingen in NAD op 22 november 2006. De Indonesische regering laat u de keuze tussen deze beide data voor de beëindiging van de verlenging.

Het werk van de WMA gedurende die periode omvat de taken van het WMA die zijn bepaald in punt 5.1 en punt 5.2, onder g) en h), van het memorandum van overeenstemming tussen de regering van de Republiek Indonesië en de Beweging Vrij Atjeh van 15 augustus 2005.

Tijdens deze laatste verlenging zullen de status, voorrechten en immuniteiten van de WMA identiek zijn aan die welke zijn vastgelegd in onze briefwisseling van respectievelijk 14 september 2005 en 3 oktober 2005, een instrument dat de regering van de Republiek Indonesië en de Europese Unie juridisch bindt.

Indien bovenstaand voorstel voor de Europese Unie aanvaardbaar is, stel ik voor dat deze brief en uw bevestigende antwoord tezamen een instrument vormen dat de regering van de Republiek Indonesië en de Europese Unie juridisch verbindt. Dit instrument wordt van kracht op 16 september 2006 en verstrijkt uiterlijk op 15 december 2006. Voor de regering van de Republiek Indonesië stoelt dit rechtskader op de Indonesische wet nr. 2 van 25 januari 1982 betreffende de ratificatie van het VN-Verdrag van 1969 over speciale missies.

Zoals overeengekomen in punt 1.2.7 van het memorandum van overeenstemming van Helsinki zullen externe waarnemers worden uitgenodigd om de verkiezingen in Atjeh te volgen. Ik zou u tevens willen voorstellen dat de Europese Unie verkiezingswaarnemers stuurt die toezien op de voorbereiding en het verloop van de lokale verkiezingen in NAD. Zoals in het verleden is geschied, is Indonesië bereid het tijdschema, het mandaat en andere relevante aspecten van de inzet van deze waarnemers in nauw overleg met de lokale verkiezingscommissie te bespreken.

Ik ben van mening dat de constructieve samenwerking die tot stand is gebracht om, binnen het kader van de unitaire staat van de Republiek Indonesië, een vreedzame, algehele en duurzame oplossing te bieden voor de uitdagingen in Atjeh, kan worden voortgezet en versterkt.

Ik zie uit naar uw welwillende reactie.

Met de meeste hoogachting,

Dr. N. Hassan Wirajuda

Brussel, 15 september 2006

Excellentie,

Ik heb de eer te verwijzen naar uw brief van 21 juli 2006 waarin u ons in kennis stelt van het besluit van de regering van de Republiek Indonesië om de Europese Unie te verzoeken haar aanwezigheid in de provincie Nanggroe Aceh Darussalam (NAD) te verlengen met een laatste periode van drie maanden, van 16 september 2006 tot en met 15 december 2006.

Ik heb het genoegen u te bevestigen dat de Europese Unie heeft besloten uw verzoek in te willigen.

Ik bevestig u dat, in overeenstemming met onze briefwisseling van respectievelijk 14 september 2005 en 3 oktober 2005, dit voor de regering van de Republiek Indonesië en de Europese Unie juridisch bindend instrument wordt verlengd tot 15 december 2006.

Het werk van de WMA gedurende die periode zal de taken van het WMA als bepaald in de punten 5.1 en 5.2, onder g) en h), van het memorandum van overeenstemming tussen de regering van Indonesië en de Beweging Vrij Atjeh van 15 augustus 2005 omvatten.

Voorts heb ik de eer te bevestigen dat uw brief en het onderhavige schriftelijke antwoord daarop tezamen een instrument vormen dat de regering van de Republiek Indonesië en de Europese Unie juridisch bindt. Dit instrument wordt van kracht op 16 september 2006 en verstrijkt op 15 december 2006.

Staat u mij toe nogmaals van de gelegenheid gebruik te maken om de waardering van de Europese Unie uit te spreken voor de vorderingen die in het vredesproces in Atjeh zijn gemaakt, en om andermaal te bevestigen dat de Europese Unie vastbesloten is steun te blijven verlenen aan de ontwikkeling van een vreedzame, algehele en duurzame oplossing voor de uitdagingen waarvoor Atjeh zich geplaatst ziet.

Met de meeste hoogachting,

Javier Solana