ISSN 1725-2598

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 272

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

49e jaargang
3 oktober 2006


Inhoud

 

I   Besluiten waarvan de publicatie voorwaarde is voor de toepassing

Bladzijde

 

 

Verordening (EG) nr. 1458/2006 van de Commissie van 2 oktober 2006 tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

1

 

*

Verordening (EG) nr. 1459/2006 van de Commissie van 28 september 2006 betreffende de toepassing van artikel 81, lid 3, van het Verdrag op bepaalde groepen overeenkomsten, besluiten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen die betrekking hebben op het overleg over passagiersvervoertarieven bij geregelde luchtdiensten en op de toekenning van landings- en starttijden op luchthavens

3

 

*

Verordening (EG) nr. 1460/2006 van de Commissie van 2 oktober 2006 houdende afwijking van Verordening (EG) nr. 1227/2000 ten aanzien van een overgangsregeling voor de definitieve toewijzingen voor de herstructurering en omschakeling van wijngaarden

9

 

*

Verordening (EG) nr. 1461/2006 van de Commissie van 29 september 2006 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2580/2001 van de Raad inzake specifieke beperkende maatregelen tegen bepaalde personen en entiteiten met het oog op de strijd tegen het terrorisme

11

 

*

Verordening (EG) nr. 1462/2006 van de Commissie van 2 oktober 2006 tot indeling van bepaalde goederen in de gecombineerde nomenclatuur

13

 

 

II   Besluiten waarvan de publicatie niet voorwaarde is voor de toepassing

 

 

Raad

 

*

Beschikking van de Raad van 25 september 2006 waarbij het Verenigd Koninkrijk wordt gemachtigd tot toepassing van een bijzondere maatregel die afwijkt van artikel 5, lid 6, en artikel 11, onder A, punt 1, onder b), van Richtlijn 77/388/EEG betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting

15

 

 

Commissie

 

*

Beschikking van de Commissie van 29 september 2006 inzake verlening van beperkte communautaire erkenning aan het Polish Register of Shipping (Kennisgeving geschied onder nummer C(2006) 4107)  ( 1 )

17

 

*

Beschikking van de Commissie van 29 september 2006 betreffende een financiële bijdrage van de Gemeenschap voor het jaar 2006 aan communautaire referentielaboratoria op het gebied van voeder- en levensmiddelencontroles (Kennisgeving geschied onder nummer C(2006) 4277)

18

 

*

Beschikking van de Commissie van 29 september 2006 betreffende een financiële bijdrage van de Gemeenschap voor een in de lidstaten uit te voeren basisonderzoek naar de prevalentie van salmonella bij kalkoenen (Kennisgeving geschied onder nummer C(2006) 4308)

22

 

 

Rectificaties

 

*

Rectificatie van Verordening (EG) nr. 957/2006 van de Commissie van 28 juni 2006 tot indeling van bepaalde goederen in de gecombineerde nomenclatuur en wijziging van Verordening (EEG) nr. 48/90 (PB L 175 van 29.6.2006)

27

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


I Besluiten waarvan de publicatie voorwaarde is voor de toepassing

3.10.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 272/1


VERORDENING (EG) Nr. 1458/2006 VAN DE COMMISSIE

van 2 oktober 2006

tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 3223/94 van de Commissie van 21 december 1994 houdende uitvoeringsbepalingen van de invoerregeling voor groenten en fruit (1), en met name op artikel 4, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In Verordening (EG) nr. 3223/94 zijn op grond van de multilaterale handelsbesprekingen in het kader van de Uruguayronde de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de periodes die in de bijlage bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt.

(2)

Op grond van de bovenvermelde criteria moeten de forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld op de in de bijlage bij deze verordening vermelde niveaus,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 4 van Verordening (EG) nr. 3223/94 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld zoals aangegeven in de tabel in de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 3 oktober 2006.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 2 oktober 2006.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 337 van 24.12.1994, blz. 66. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 386/2005 (PB L 62 van 9.3.2005, blz. 3).


BIJLAGE

bij de verordening van de Commissie van 2 oktober 2006 tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

052

68,0

096

42,0

999

55,0

0707 00 05

052

93,6

999

93,6

0709 90 70

052

87,2

999

87,2

0805 50 10

052

65,6

388

58,9

524

55,3

528

50,3

999

57,5

0806 10 10

052

77,1

400

177,6

624

139,2

999

131,3

0808 10 80

388

85,6

400

95,0

508

77,8

512

86,1

720

74,9

800

137,9

804

99,3

999

93,8

0808 20 50

052

114,6

388

88,1

720

67,2

999

90,0


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 750/2005 van de Commissie (PB L 126 van 19.5.2005, blz. 12). De code „999” staat voor „andere oorsprong”.


3.10.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 272/3


VERORDENING (EG) Nr. 1459/2006 VAN DE COMMISSIE

van 28 september 2006

betreffende de toepassing van artikel 81, lid 3, van het Verdrag op bepaalde groepen overeenkomsten, besluiten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen die betrekking hebben op het overleg over passagiersvervoertarieven bij geregelde luchtdiensten en op de toekenning van landings- en starttijden op luchthavens

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 3976/87 van 14 december 1987 betreffende de toepassing van artikel 85, lid 3, van het Verdrag op bepaalde groepen overeenkomsten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen in de sector van het luchtvervoer (1), en met name op artikel 2,

Na bekendmaking van de ontwerp-verordening (2),

Na raadpleging van het Adviescomité voor mededingingsregelingen en economische machtsposities,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Sinds 1 mei 2004 valt de luchtvervoersector onder de algemeen toepasselijke bepalingen van Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad van 16 december 2002 betreffende de uitvoering van de mededingingsregels van de artikelen 81 en 82 van het Verdrag (3).

(2)

Verordening (EG) nr. 1/2003 bepaalt dat overeenkomsten als bedoeld in artikel 81, lid 1, van het Verdrag die aan de voorwaarden van artikel 81, lid 3, voldoen, niet zijn verboden, zonder dat hiertoe een voorafgaande beslissing vereist is. In beginsel moeten ondernemingen en verenigingen nu zelf beoordelen, of hun overeenkomsten, besluiten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen verenigbaar zijn met artikel 81 van het Verdrag.

(3)

De Commissie is op grond van Verordening (EEG) nr. 3976/87 bevoegd, artikel 81, lid 3, van het Verdrag bij verordening toe te passen op bepaalde groepen overeenkomsten, besluiten of onderling afgestemde feitelijke gedragingen welke rechtstreeks of onrechtstreeks verband houden met het verrichten van luchtvervoerdiensten op routes tussen luchthavens in de Gemeenschap en op routes tussen de Gemeenschap en derde landen.

(4)

Overeenkomsten, besluiten of onderling afgestemde feitelijke gedragingen die betrekking hebben op het overleg over passagiersvervoertarieven bij geregelde luchtdiensten, de toekenning van landings- en starttijden op luchthavens, hierna „slots” genoemd, en luchthavendienstregelingen, kunnen de mededinging beperken en de handel tussen lidstaten ongunstig beïnvloeden.

(5)

Daar dergelijke overeenkomsten, besluiten of onderling afgestemde feitelijke gedragingen evenwel ten goede kunnen komen aan de gebruikers van luchtvervoerdiensten en/of luchtvaartmaatschappijen, is artikel 81, lid 1, van het Verdrag bij Verordening (EEG) nr. 1617/93 van de Commissie van 25 juni 1993 betreffende de toepassing van artikel 85, lid 3, van het EEG-Verdrag op bepaalde groepen overeenkomsten, besluiten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen die betrekking hebben op de gezamenlijke planning en coördinatie van de dienstregelingen, op de gemeenschappelijke exploitatie, op het overleg over passagiers- en vrachtvervoertarieven bij geregelde luchtdiensten en op de toekenning van landings- en starttijden op luchthavens (4), buiten toepassing verklaard voor bepaalde overeenkomsten, besluiten of onderling afgestemde feitelijke gedragingen die betrekking hebben op onder meer het overleg over tarieven en het toekennen van „slots” op luchthavens voor luchtdiensten tussen luchthavens in de Gemeenschap. Verordening (EEG) nr. 1617/93 is op 30 juni 2005 verstreken.

(6)

In juni 2004 heeft de Commissie een raadpleging georganiseerd over de herziening van Verordening (EEG) nr. 1617/93 om vast te stellen of de groepsvrijstelling opgeschort, in haar originele vorm gehandhaafd of uitgebreid zou moeten worden. De Commissie ontving reacties van lidstaten, luchtvaartmaatschappijen, reisagenten en consumentenverenigingen.

(7)

Gezien de resultaten van de raadpleging en het bij Verordening (EG) nr. 1/2003 ingevoerde rechtstreeks toepasselijke uitzonderingssysteem, zijn er niet voldoende redenen, artikel 81, lid 1, buiten toepassing te blijven verklaren voor het overleg over het toekennen van „slots” en overeenkomsten betreffende de opstelling van dienstregelingen of voor het overleg over tarieven voor het vervoer van passagiers met hun bagage op geregelde luchtdiensten tussen luchthavens in de Gemeenschap. De luchtvaartsector dient evenwel genoeg tijd te krijgen om zich aan de nieuwe situatie aan te passen en voor zichzelf uit te maken, of hun overeenkomsten en feitelijke gedragingen verenigbaar zijn met artikel 81 van het Verdrag, en om deze zonodig te wijzigen. Daar Verordening (EEG) nr. 1617/93 reeds is verstreken, moet voor een overgangsperiode een nieuwe groepsvrijstellingsverordening worden aangenomen.

(8)

Afspraken betreffende de toekenning van „slots” en de opstelling van luchthavendienstregelingen kunnen tot een betere benutting van de luchthavencapaciteit, een doeltreffender gebruik van het luchtruim, een veiligere luchtverkeersleiding en de spreiding van het aanbod van de luchtvervoerdiensten van de luchthavens leiden. Wil de mededinging niet worden uitgeschakeld, dan moet het mogelijk blijven toegang te verkrijgen tot overbelaste luchthavens. Om een bevredigende mate van veiligheid en doorzichtigheid te kunnen bieden, zijn dergelijke afspraken evenwel slechts aanvaardbaar indien alle belanghebbende luchtvaartmaatschappijen aan de besprekingen kunnen deelnemen en de verdeling zonder discriminatie en op doorzichtige wijze geschiedt.

(9)

Tot 31 december 2006 dient een groepsvrijstelling te worden verleend voor het overleg over de toekenning van „slots” en de opstelling van luchthavendienstregelingen, voor zover deze betrekking hebben op luchtdiensten waarvan de plaats van vertrek en/of de plaats van bestemming zich in de Gemeenschap bevinden. Na 31 december 2006 dient de luchtvaartsector voor zichzelf te beoordelen, of overeenkomsten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen tussen ondernemingen en besluiten van verenigingen van ondernemingen die onder artikel 81, lid 1, van het Verdrag vallen, aan de voorwaarden van artikel 81, lid 3, voldoen. Bij deze beoordeling dient onder andere te worden nagegaan, of alle belanghebbende luchtvaartmaatschappijen aan de besprekingen betreffende de toekenning van „slots” en de opstelling van luchthavendienstregelingen kunnen deelnemen en of dit overleg zonder discriminatie en op doorzichtige wijze wordt gevoerd. De onderhavige verordening laat Verordening (EEG) nr. 95/93 van de Raad van 18 januari 1993 betreffende gemeenschappelijke regels voor de toewijzing van „slots” op communautaire luchthavens (5), onverlet.

(10)

Overleg over passagiersvervoerstarieven kan bijdragen tot een algemene aanvaarding van passagiersvervoertarieven die „interlining” mogelijk maken, hetgeen zowel de luchtvaartmaatschappijen als de gebruikers van luchtvervoerdiensten ten goede komt. Het overleg mag evenwel niet verder gaan dan het doel, „interlining” te vergemakkelijken.

(11)

Uit de resultaten van de raadpleging die de Commissie in juni 2004 met betrekking tot de herziening van Verordening (EEG) nr. 1617/93 heeft georganiseerd, blijkt dat de intracommunautaire luchtvervoermarkt zich zodanig heeft ontwikkeld, dat het steeds minder zeker wordt dat het overleg over tarieven blijft voldoen aan alle criteria van artikel 81, lid 3, van het Verdrag.

(12)

Derhalve dient tot 31 december 2006 een groepsvrijstelling te worden verleend met betrekking tot het overleg over tarieven voor het vervoer van passagiers met hun bagage op geregelde luchtdiensten tussen luchthavens in de Gemeenschap. Na die datum dient de luchtvaartsector voor zichzelf uit te maken, of overeenkomsten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen tussen ondernemingen en besluiten van ondernemersverenigingen die onder artikel 81, lid 1, van het Verdrag vallen, voldoen aan de voorwaarden van artikel 81, lid 3, van het Verdrag.

(13)

Sinds 1 mei 2004 is de Commissie bevoegd artikel 81, lid 3, van het Verdrag bij verordening toe te passen ten aanzien van luchtdiensten zowel op routes tussen de Gemeenschap en derde landen als op routes tussen luchthavens van de Gemeenschap.

(14)

In tegenstelling tot het intracommunautaire luchtverkeer, worden de luchtdiensten tussen lidstaten en derde landen over het algemeen beheerst door bilaterale overeenkomsten inzake luchtdiensten. De aard en de mate van gedetailleerdheid van de in deze overeenkomsten opgenomen voorschriften lopen sterk uiteen. Zonder af te doen aan de communautaire wetgeving, met inbegrip van Verordening (EG) nr. 847/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake onderhandelingen over en de uitvoering van overeenkomsten inzake luchtdiensten tussen lidstaten en derde landen (6), beperken en/of regelen overeenkomsten inzake luchtdiensten gewoonlijk de toegang tot de markt en/of de prijsstelling, hetgeen de mededinging tussen luchtvaartmaatschappijen op routes tussen de Gemeenschap en derde landen kan belemmeren. Bovendien worden in overeenkomsten inzake luchtdiensten over het algemeen de mogelijkheden van luchtvaartmaatschappijen beperkt om het soort bilaterale samenwerkingsovereenkomsten te sluiten die consumenten alternatieven bieden voor het interliningsysteem van de Internationale Vereniging voor het Luchtvervoer („IATA”).

(15)

Op routes tussen de Gemeenschap en derde landen is het aandeel van passagiersreizen waarin een overstap is inbegrepen, aanzienlijk hoger dan op internationale vluchten binnen de Gemeenschap. Derhalve moeten de door middel van tariefoverleg voor de consumenten verkregen voordelen van „interlining” groter zijn op routes tussen de Gemeenschap en derde landen.

(16)

Met voldoende zekerheid kan worden aangenomen, dat overleg over tarieven voor het vervoer van passagiers met hun bagage op geregelde luchtdiensten tussen plaatsen in de Gemeenschap en plaatsen in derde landen thans aan de voorwaarden van artikel 81, lid 3, voldoet. De markt van het luchtvervoer ontwikkelt zich echter snel. Derhalve dient voor een dergelijk overleg tot 31 oktober 2007 een kortdurende groepsvrijstelling te worden verleend.

(17)

De bevoegde autoriteiten in de Verenigde Staten van Amerika en Australië werken aan een herziening van hun respectieve antitrustbeleid met betrekking tot het IATA-tariefoverleg. Deze herziening zal waarschijnlijk in juni 2007 voltooid zijn. De Commissie moet daarom tegen die tijd de groepsvrijstelling voor tariefoverleg op het gebied van passagiersvervoertarieven herzien met betrekking tot de routes tussen de Gemeenschap en deze landen.

(18)

Er dienen gegevens te worden verzameld, om de kennis van de Commissie te vergroten betreffende het relatieve gebruik van de in het overleg vastgestelde passagiersvervoertarieven en het relatieve belang daarvan voor de daadwerkelijke „interlining” op geregelde luchtdiensten tussen de Gemeenschap en derde landen. De gegevens moeten de Commissie ook in staat stellen, de gevolgen van beperkende voorschriften die voortvloeien uit bilaterale overeenkomsten inzake luchtdiensten, beter te beoordelen. Van de luchtvaartmaatschappijen die aan het overleg deelnemen, moet derhalve worden verlangd, dat zij voor elk IATA-seizoen vanaf 1 mei 2004, gegevens verzamelen betreffende alle tariefcategorieën waarvoor „interlining”-tarieven worden overeengekomen.

(19)

Overeenkomstig artikel 4 van Verordening (EEG) nr. 3976/87 moet worden bepaald, dat de onderhavige verordening met terugwerkende kracht van toepassing moet zijn op overeenkomsten, besluiten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen die op de datum van inwerkingtreding van de onderhavige verordening bestaan, mits zij aan de voorwaarden voor vrijstelling van de onderhavige verordening voldoen.

(20)

Het voor de interne markt relevante Gemeenschapsrecht inzake de burgerluchtvaart is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte uitgebreid tot het gebied dat de Gemeenschap en Noorwegen, IJsland en Liechtenstein omvat. Derhalve dienen vluchten tussen de Gemeenschap en Noorwegen, IJsland en Liechtenstein op dezelfde wijze te worden behandeld als intracommunautaire vluchten. De communautaire wetgeving wordt bij besluiten van het Gemengd Comité van de EER uitgebreid tot het onder de EER-overeenkomst vallende gebied. Voor de toepassing van deze verordening moet echter worden bepaald, dat de groepsvrijstelling die geldt voor buitencommunautaire vluchten niet geldt voor vluchten tussen plaatsen in de Gemeenschap en plaatsen in Noorwegen, IJsland en Liechtenstein.

(21)

Het voor de interne markt relevante Gemeenschapsrecht inzake de burgerluchtvaart is bij de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake luchtvervoer (7) uitgebreid tot het gebied dat de Gemeenschap en Zwitserland omvat. Zolang die overeenkomst van kracht blijft, moeten vluchten tussen de Gemeenschap en Zwitserland derhalve op dezelfde wijze worden behandeld als intracommunautaire vluchten. De communautaire wetgeving wordt bij besluiten van het overeenkomstig die overeenkomst ingestelde Gemengd Comité uitgebreid tot het onder de overeenkomst vallende gebied. Voor de toepassing van deze verordening moet echter worden bepaald, dat de groepsvrijstelling die geldt voor buitencommunautaire vluchten niet geldt voor vluchten tussen plaatsen in de Gemeenschap en plaatsen in Zwitserland.

(22)

Deze verordening laat de toepassing van artikel 82 van het Verdrag onverlet,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Groepsvrijstelling

Artikel 81, lid 1, van het Verdrag wordt overeenkomstig lid 3 van dat artikel onder de in deze verordening genoemde voorwaarden buiten toepassing verklaard voor overeenkomsten tussen ondernemingen in de sector luchtvervoer, besluiten van verenigingen van ondernemingen in die sector en onderling afgestemde feitelijke gedragingen tussen ondernemingen in die sector die betrekking hebben op:

a)

het voeren van overleg over de toekenning van landings- en starttijden, hierna „slots” genoemd, en de opstelling van luchthavendienstregelingen, voor zover deze betrekking hebben op luchtdiensten waarvan de plaats van vertrek en/of plaats van bestemming zich in de Gemeenschap bevindt;

b)

het voeren van overleg over tarieven voor het vervoer van passagiers met hun bagage op geregelde luchtdiensten tussen plaatsen in de Gemeenschap of tussen plaatsen in de Gemeenschap enerzijds en plaatsen in Zwitserland, Noorwegen, IJsland of Liechtenstein anderzijds;

c)

het voeren van overleg over tarieven voor het vervoer van passagiers met hun bagage op geregelde luchtdiensten tussen plaatsen in de Gemeenschap enerzijds en plaatsen in Australië en de Verenigde Staten van Amerika anderzijds;

d)

het voeren van overleg over tarieven voor het vervoer van passagiers met hun bagage op geregelde luchtdiensten tussen plaatsen in de Gemeenschap enerzijds en plaatsen in andere landen dan die welke bedoeld zijn onder b) en c) anderzijds.

Artikel 2

Toekenning van „slots” en opstelling van luchthavendienstregelingen

1.   Artikel 1, onder a), geldt slechts indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

a)

iedere luchtvaartmaatschappij die te kennen geeft belang te stellen in de „slots” waarover overleg wordt gepleegd, kan aan het overleg deelnemen;

b)

er worden prioriteitsregels opgesteld die worden toegepast zonder rechtstreekse of onrechtstreekse discriminatie op grond van de identiteit van de luchtvaartmaatschappijen, de nationaliteit of het soort diensten, waarin rekening wordt gehouden met de door de bevoegde nationale of internationale autoriteiten uitgevaardigde beperkingen of toekenningsvoorschriften alsook met de behoeften van de reizigers en van de betrokken luchthaven; onverminderd het bepaalde onder c), mag in de prioriteitsregels rekening worden gehouden met de rechten die de luchtvaartmaatschappijen op grond van het gebruik van bepaalde „slots” gedurende het voorgaande overeenkomstige seizoen hebben verworven;

c)

slots worden aan nieuwe gegadigden, zoals omschreven in artikel 2, onder b), van Verordening (EEG) nr. 95/93, als volgt toegekend:

i)

op luchthavens in de Gemeenschap, 50 % van de nieuw gecreëerde of onbenutte „slots” en van de „slots” waarvan een luchtvaartmaatschappij tijdens of aan het einde van een seizoen afstand heeft gedaan of die anderszins beschikbaar worden, om nieuwe gegadigden in staat te stellen daadwerkelijk met de gevestigde luchtvaartmaatschappijen te concurreren op routes van/naar de betrokken luchthaven; het aan nieuwe gegadigden toegewezen aandeel mag minder dan 50 % bedragen indien de aanvragen van de nieuwe gegadigden minder dan 50 % uitmaken van alle aanvragen voor deze nieuwe slots;

ii)

op luchthavens in derde landen, een voldoende groot aandeel van deze beschikbare „slots”, zodat de toegang tot overbelaste luchthavens mogelijk blijft op routes tussen deze luchthavens en plaatsen in de Gemeenschap;

d)

nadat de prioriteitsregels zijn vastgesteld, worden zij op verzoek aan iedere belanghebbende ter beschikking gesteld;

e)

de aan het overleg deelnemende luchtvaartmaatschappijen krijgen uiterlijk ten tijde van het overleg toegang tot gegevens betreffende:

i)

de historische „slots” per luchtvaartmaatschappij, in chronologische volgorde, voor alle luchtvaartmaatschappijen die van de luchthaven gebruikmaken;

ii)

de aangevraagde „slots” (eerste aanvragen) per luchtvaartmaatschappij, in chronologische volgorde, voor alle luchtvaartmaatschappijen;

iii)

alle toegekende „slots” en nog niet afgehandelde aanvragen voor „slots” per luchtvaartmaatschappij, in chronologische volgorde, voor alle luchtvaartmaatschappijen;

iv)

de nog beschikbare „slots”;

v)

alle details over de bij de toewijzing gehanteerde criteria;

f)

indien een verzoek om toekenning van „slots” niet wordt ingewilligd, heeft de betrokken luchtvaartmaatschappij het recht over de redenen daarvan te worden ingelicht.

2.   De Commissie en de betrokken lidstaten hebben het recht waarnemers af te vaardigen naar het overleg over de verdeling van „slots” en over de opstelling van luchthavendienstregelingen, dat vóór ieder seizoen op multilaterale basis wordt gehouden. Daartoe stellen de luchtvaartmaatschappijen de betrokken lidstaten en de Commissie op dezelfde wijze als de deelnemers, in kennis van de datum, de plaats en het voorwerp van het overleg. De betrokken lidstaten en de Commissie worden tenminste tien dagen van tevoren verwittigd.

De kennisgeving geschiedt

a)

ten aanzien van de betrokken lidstaten: op de wijze die door de bevoegde autoriteiten van deze lidstaat dient te worden vastgesteld;

b)

ten aanzien van de Commissie: op de wijze die in het Publicatieblad van de Europese Unie wordt bekendgemaakt.

Artikel 3

Overleg over passagiersvervoertarieven

1.   Artikel 1, onder b), c) en d), geldt uitsluitend indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

a)

de deelnemers aan het overleg voeren slechts besprekingen over luchtvervoertarieven waarbij de gebruikers van luchtvervoerdiensten de prijs voor het vervoer als passagier op een geregelde luchtdienst rechtstreeks aan de deelnemende luchtvaartmaatschappij of aan haar erkende agenten moeten betalen, alsmede over de met deze tarieven verband houdende voorwaarden. Het overleg strekt zich niet uit tot de capaciteit waarvoor die tarieven beschikbaar moeten zijn;

b)

dit overleg leidt tot „interlining”, d.w.z. dat gebruikers van luchtvervoer in staat zijn, met betrekking tot de soorten passagiersvervoertarieven en de seizoenen waarop het overleg betrekking heeft gehad:

i)

op één enkel vliegbiljet de luchtdienst waarop het overleg betrekking had, te combineren met luchtdiensten op dezelfde of op aansluitende routes die door andere luchtvaartmaatschappijen worden geëxploiteerd, waarbij de toepasselijke passagiersvervoertarieven en voorwaarden worden vastgesteld door de luchtvaartmaatschappij of luchtvaartmaatschappijen die het vervoer verzorgt of verzorgen, en

ii)

voor zover de voorwaarden betreffende de originele boeking zulks toestaan, een boeking van een luchtdienst waarop het overleg betrekking had, te wijzigen in een boeking voor een luchtdienst op dezelfde route die door een andere luchtvaartmaatschappij wordt geëxploiteerd, tegen de passagiersvervoertarieven en voorwaarden die door deze andere maatschappij worden toegepast;

c)

een luchtvaartmaatschappij heeft het recht, deze combinaties en wijzigingen van boekingen om objectieve en niet-discriminerende redenen van technische of commerciële aard te weigeren, met name wanneer een luchtvaartmaatschappij die het vervoer verzorgt, twijfelt aan de kredietwaardigheid van de luchtvaartmaatschappij die voor dit vervoer de betaling zou ontvangen; in een zodanig geval moet de laatstgenoemde luchtvaartmaatschappij daarvan schriftelijk in kennis worden gesteld;

d)

de tarieven voor passagiersvervoer die het voorwerp van het overleg vormen, worden door de deelnemende luchtvaartmaatschappijen toegepast zonder discriminatie van de passagiers op grond van nationaliteit of verblijfplaats in de Gemeenschap;

e)

alle luchtvaartmaatschappijen die op de betrokken route rechtstreekse of onrechtstreekse diensten uitvoeren of voornemens zijn uit te voeren, kunnen aan dit overleg deelnemen;

f)

het overleg is niet bindend voor de deelnemers, dat wil zeggen dat de deelnemers na het overleg met betrekking tot de tarieven voor passagiersvervoer hun individuele handelingsvrijheid behouden;

g)

het overleg leidt niet tot een overeenkomst betreffende de vergoeding voor agentschappen of betreffende de andere bestanddelen van de tarieven die het voorwerp van het overleg vormen.

2.   De luchtvaartmaatschappijen die aan het overleg over de tarieven voor het vervoer van passagiers op geregelde luchtdiensten tussen plaatsen in de Gemeenschap en plaatsen in derde landen, met uitzondering van de in artikel 1, onder b), vermelde landen, deelnemen, verzamelen gegevens betreffende:

a)

het aantal vliegbiljetten dat tegen in overleg vastgestelde tarieven wordt uitgescheven ten opzichte van het totale aantal vliegbiljetten dat wordt uitgeschreven voor het verkeer tussen de Gemeenschap en derde landen, met uitzondering van de in artikel 1, onder b), vermelde landen;

b)

de mate waarin vliegbiljetten tegen in overleg vastgestelde tarieven worden uitgeschreven voor een traject waarbij de passagier gebruikmaakt van interlining;

c)

de mate waarin vliegbiljetten tegen niet in overleg vastgestelde tarieven worden uitgeschreven voor een traject waarbij de passagier gebruikmaakt van interlining.

Die gegevens worden verzameld voor alle soorten vliegbiljetten en tarieven die het voorwerp van het overleg vormen. De gegevens moeten het mogelijk maken te onderscheiden tussen de verschillende vormen van samenwerking tussen luchtvaartmaatschappijen die passagiers in staat stellen luchtvaartdiensten van meer dan één maatschappij te combineren op één enkel vliegbiljet. De verzamelde gegevens worden door of namens de betrokken luchtvaartmaatschappijen voor elk IATA-seizoen na 1 mei 2004 aan de Commissie overgelegd. De gegevens kunnen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten ter beschikking worden gesteld.

3.   De Commissie en de betrokken lidstaten hebben het recht waarnemers af te vaardigen naar het overleg over de passagiersvervoertarieven. Daartoe stellen de luchtvaartmaatschappijen de betrokken lidstaten en de Commissie op dezelfde wijze als de deelnemers, in kennis van de datum, de plaats en het voorwerp van het overleg. De betrokken lidstaten en de Commissie worden tenminste tien dagen van tevoren verwittigd.

De kennisgeving geschiedt

a)

ten aanzien van de betrokken lidstaten: op de wijze die door de bevoegde autoriteiten van deze lidstaten wordt vastgesteld;

b)

ten aanzien van de Commissie: op de wijze die in het Publicatieblad van de Europese Unie wordt bekendgemaakt.

Een volledig verslag over het overleg wordt door of namens de betrokken luchtvaartmaatschappijen terzelfder tijd als aan de deelnemers, doch niet later dan zes weken na het overleg, aan de Commissie voorgelegd.

Artikel 4

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Overeenkomstig artikel 1, onder a) en b), toegekende vrijstellingen zijn van toepassing tot 31 december 2006.

Overeenkomstig artikel 1, onder c), toegekende vrijstellingen zijn van toepassing tot 30 juni 2007.

Overeenkomstig artikel 1, onder d), toegekende vrijstellingen zijn van toepassing tot 31 oktober 2007.

Deze verordening is met terugwerkende kracht, vanaf het tijdstip waarop aan de voorwaarden ervan werd voldaan, van toepassing op overeenkomsten, besluiten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen die bij haar inwerkingtreding reeds bestonden.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 28 september 2006.

Voor de Commissie

Neelie KROES

Lid van de Commissie


(1)  PB L 374 van 31.12.1987, blz. 9. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 411/2004 (PB L 68 van 6.3.2004, blz. 1).

(2)  PB C 42 van 18.2.2006, blz. 15.

(3)  PB L 1 van 4.1.2003, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 411/2004 (PB L 68 van 6.3.2004, blz. 1).

(4)  PB L 155 van 26.6.1993, blz. 18. Verordening laatstelijk gewijzigd bij de Toetredingsakte van 2003.

(5)  PB L 14 van 22.1.1993, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 793/2004 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 138 van 30.4.2004, blz. 50).

(6)  PB L 157 van 30.4.2004, blz. 7; gerectificeerd in PB L 195 van 2.6.2004, blz. 3.

(7)  Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake luchtvervoer (PB L 114 van 30.4.2002, blz. 73).


3.10.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 272/9


VERORDENING (EG) Nr. 1460/2006 VAN DE COMMISSIE

van 2 oktober 2006

houdende afwijking van Verordening (EG) nr. 1227/2000 ten aanzien van een overgangsregeling voor de definitieve toewijzingen voor de herstructurering en omschakeling van wijngaarden

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1493/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening van de wijnmarkt (1), en met name op artikel 15,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij de artikelen 16 en 17 van Verordening (EG) nr. 1227/2000 van de Commissie van 31 mei 2000 tot vaststelling van bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 1493/1999 van de Raad houdende een gemeenschappelijke ordening van de wijnmarkt, inzonderheid met betrekking tot het productiepotentieel (2) zijn de voorschriften betreffende de financiering van de herstructurerings- en omschakelingsregeling vastgesteld.

(2)

In artikel 16, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 1227/2000 is bepaald dat de lidstaten de Commissie uiterlijk op 10 juli van elk jaar met betrekking tot de herstructurerings- en omschakelingsregeling een staat moeten zenden van de betaalbaar gestelde uitgaven op 30 juni van het lopende begrotingsjaar en de totale betrokken oppervlakte.

(3)

In artikel 17, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1227/2000 is bepaald dat de lidstaten de in artikel 16, lid 1, onder b), van die verordening bedoelde staat slechts meedelen indien het bedrag dat zij overeenkomstig artikel 16, lid 1, onder a), van die verordening hebben gedeclareerd, ten minste gelijk is aan 75 % van het bedrag van de eerste toewijzing aan de betrokken lidstaat. Het ontbreken van de in artikel 16, lid 1, onder b), van die verordening bedoelde staat heeft op zijn beurt tot gevolg dat de betaalbaar gestelde uitgaven niet in aanmerking komen voor steun in het kader van de herstructurerings- en omschakelingsregeling.

(4)

Sommige lidstaten waarvoor het wijnoogstjaar 2005/2006 het tweede jaar van toepassing van de herstructurerings- en omschakelingsregeling is, waren niet in staat om 75 % van hun eerste toewijzing uit te betalen, al hadden zij wel een bepaald deel ervan betaalbaar gesteld. De problemen kwamen door onvoldoende bekendheid met de voorwaarden van de regeling. Toepassing van artikel 17 van Verordening (EG) nr. 1227/2000 zou leiden tot veel te grote verlagingen van de kredieten die in dit begrotingsjaar voor die lidstaten beschikbaar zijn voor herstructurering en omschakeling.

(5)

Daarom moeten, bij wijze van overgangsmaatregel voor het wijnoogstjaar 2005/2006, dergelijke veel te grote verlagingen worden vermeden door de lidstaten waarvoor het wijnoogstjaar 2005/2006 het tweede jaar van toepassing van de herstructurerings- en omschakelingsregeling is, in afwijking van Verordening (EG) nr. 1227/2000 toe te staan om hun totale kredieten uit te betalen voor zover de desbetreffende uitgaven op 30 juni 2006 waren gedaan of betaalbaar waren gesteld.

(6)

Een vergelijkbare oplossing werd toegepast in 2002 toen de regeling voor de herstructurering en omschakeling van wijngaarden zich voor de oude lidstaten in het tweede jaar van toepassing bevond en sommige van die lidstaten soortgelijke problemen hadden als die welke nu worden ondervonden door sommige van de lidstaten waar de regeling voor het tweede jaar wordt toegepast.

(7)

Aangezien deze verordening moet worden toegepast met ingang van 1 juli 2006, dient zij in werking te treden op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

(8)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor wijn,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

In afwijking van artikel 17, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1227/2000 gelden in het begrotingsjaar 2006 geen voorwaarden voor de in artikel 16, lid 1, onder b), van die verordening bedoelde staat in het geval van de lidstaten waarvoor het wijnoogstjaar 2005/2006 het tweede jaar van toepassing van de herstructurerings- en omschakelingsregeling is. Die lidstaten kunnen uiterlijk op 15 oktober 2006 de som uitbetalen van de uitgaven die zij de Commissie overeenkomstig artikel 16, lid 1, onder a) en b), van die verordening hebben meegedeeld.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 juli 2006.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 2 oktober 2006.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 179 van 14.7.1999, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2165/2005 (PB L 345 van 28.12.2005, blz. 1).

(2)  PB L 143 van 16.6.2000, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1216/2005 (PB L 199 van 29.7.2005, blz. 32).


3.10.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 272/11


VERORDENING (EG) Nr. 1461/2006 VAN DE COMMISSIE

van 29 september 2006

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2580/2001 van de Raad inzake specifieke beperkende maatregelen tegen bepaalde personen en entiteiten met het oog op de strijd tegen het terrorisme

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 2580/2001 van de Raad van 27 december 2001 inzake specifieke beperkende maatregelen tegen bepaalde personen en entiteiten met het oog op de strijd tegen het terrorisme (1), en met name op artikel 7,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De bijlage bij Verordening (EG) nr. 2580/2001 vermeldt de bevoegde autoriteiten waaraan informatie over en verzoeken betreffende de bij die verordening ingestelde maatregelen moeten worden gericht.

(2)

Tsjechië, Estland en Griekenland hebben verzocht om wijziging van de gegevens betreffende hun bevoegde autoriteiten. Het adres van de Commissie moet eveneens worden aangepast,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De bijlage bij Verordening (EG) nr. 2580/2001 wordt gewijzigd overeenkomstig het bepaalde in de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 29 september 2006.

Voor de Commissie

Eneko LANDÁBURU

Directeur-generaal Buitenlandse betrekkingen


(1)  PB L 344 van 28.12.2001, blz. 70. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1957/2005 van de Commissie (PB L 314 van 30.11.2005, blz. 16).


BIJLAGE

De bijlage bij Verordening (EG) nr. 2580/2001 wordt als volgt gewijzigd:

(1)

De adresgegevens voor Tsjechië worden vervangen door onderstaande tekst:

„Ministerstvo financí/Ministry of Finance

Finanční analytický útvar/Financial Analytical Unit

PO BOX 675

Jindřišská 14

111 21 Praha 1

Tel.: (420-2) 570 44 501

Fax: (420-2) 570 44 502

E-mail: fau@mfcr.cz”.

(2)

De adresgegevens voor Estland worden vervangen door onderstaande tekst:

„Välisministeerium

Islandi väljak 1

15049 Tallinn

Tel: (+372) 6 377 100

Fax: (+372) 6 377 199

Finantsinspektsioon

Sakala 4

15030 Tallinn

Tel: (+372) 66 80 500

Fax: (+372) 66 80 501”.

(3)

De adresgegevens voor Griekenland worden vervangen door onderstaande tekst:

„Ministry of National Economy

General Directorate of Economic Policy

5 Nikis str.

GR-105 63 Athens

Tel. (30-210) 333 27 81-2

Fax (30-210) 333 28 10

Yπουργείο Εθνικής Οικονομίας

Γενική Διεύθυνση Οικονομικής Πολιτικής

Νίκης 5

GR-105 63 Αθήνα

Τηλ.: (30-210) 333 27 81-2

Φαξ: (30-210) 333 28 10”.

(4)

De adresgegevens voor de Europese Gemeenschap worden vervangen door onderstaande tekst:

„Commissie van de Europese Gemeenschappen

Directoraat-generaal Buitenlandse betrekkingen

Directoraat A. Crisisplatform en beleidscoördinatie in het GBVB

Eenheid A.2. Crisisbeheer en conflictpreventie

CHAR 12/45

B-1049 Brussel

Tel. (32-2) 295 55 85, 299 11 76

Fax (32-2) 299 08 73

E-mail: relex-sanctions@ec.europa.eu”.


3.10.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 272/13


VERORDENING (EG) Nr. 1462/2006 VAN DE COMMISSIE

van 2 oktober 2006

tot indeling van bepaalde goederen in de gecombineerde nomenclatuur

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (1), en met name op artikel 9, lid 1, onder a),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Om de uniforme toepassing te waarborgen van de gecombineerde nomenclatuur die als bijlage bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 is gevoegd, dienen bepalingen te worden vastgesteld voor de indeling van het in de bijlage bij de onderhavige verordening opgenomen goed.

(2)

Bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 zijn de algemene regels voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur vastgesteld. Deze regels zijn ook van toepassing op iedere andere nomenclatuur die, geheel of gedeeltelijk of met toevoeging van onderverdelingen, de gecombineerde nomenclatuur overneemt en die bij specifieke communautaire voorschriften is vastgesteld voor de toepassing van tarief- of andere maatregelen in het kader van het goederenverkeer.

(3)

Met toepassing van genoemde algemene regels, dient het in kolom 1 van de tabel omschreven goed dat is opgenomen in de bijlage bij deze verordening te worden ingedeeld onder de daarmee corresponderende GN-code die is vermeld in kolom 2, op grond van de motiveringen die zijn opgenomen in kolom 3.

(4)

Het is wenselijk dat een beroep kan worden gedaan op een door de douaneautoriteiten van de lidstaten verstrekte bindende tariefinlichting betreffende de indeling van goederen in de gecombineerde nomenclatuur die niet in overeenstemming is met de bepalingen van onderhavige verordening, door de rechthebbende, gedurende drie maanden, overeenkomstig de bepalingen van artikel 12, lid 6, van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (2).

(5)

Het Comité douanewetboek heeft geen advies uitgebracht binnen de door zijn voorzitter vastgestelde termijn.

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Het goed omschreven in kolom 1 van de in de bijlage opgenomen tabel wordt in de gecombineerde nomenclatuur ingedeeld onder de corresponderende GN-code vermeld in kolom 2 van voornoemde tabel.

Artikel 2

Op de door de douaneautoriteiten van de lidstaten verstrekte bindende tariefinlichtingen die niet in overeenstemming zijn met de bepalingen van de onderhavige verordening, kan gedurende drie maanden, overeenkomstig de bepalingen van artikel 12, lid 6, van Verordening (EEG) nr. 2913/92, een beroep worden gedaan.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 2 oktober 2006.

Voor de Commissie

László KOVÁCS

Lid van de Commissie


(1)  PB L 256 van 7.9.1987, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 996/2006 van de Commissie (PB L 197 van 1.7.2006, blz. 26).

(2)  PB L 302 van 19.10.1992, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 648/2005 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 117 van 4.5.2005, blz. 13).


BIJLAGE

Omschrijving

Indeling

GN-code

Motivering

(1)

(2)

(3)

Een artikel in de vorm van een schaap, met een hoogte van ongeveer 10 cm. Een breiwerk, dat de vacht voorstelt, bedekt het grootste deel van het lichaam van aardewerk, waarbij een gedeelte van de kop en de vier hoeven zichtbaar blijven. Het breiwerk is op het lichaam van aardewerk geplakt.

(Zie foto nr. 639) (1)

6913 90 10

De indeling is vastgesteld op basis van de algemene regels 1, 3, onder b), en 6 voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur, alsmede de tekst van de GN-codes 6913, 6913 90 en 6913 90 10.

Het betreft een artikel van aardewerk van de soort die hoofdzakelijk is ontworpen voor de versiering van woonruimten. Het artikel heeft geen gebruikswaarde en strekt uitsluitend tot versiering; het is niet hoofdzakelijk bedoeld voor het vermaak van personen en bezit daarom niet het karakter van speelgoed als bedoeld bij hoofdstuk 95. Zie de GS-toelichtingen op post 6913, eerste alinea en tweede alinea, onder A), alsmede de GS-toelichtingen op post 9503, eerste alinea.

Het betreft een samengesteld artikel vervaardigd uit aardewerk en breiwerk. Het aardewerk dat het lichaam van het artikel vormt (figuur van een schaap) moet worden aangemerkt als het materiaal dat het wezenlijke karakter verleent in de zin van algemene regel 3, onder b), omdat het artikel hieraan zijn vorm ontleent.

Image


(1)  De foto dient louter ter informatie.


II Besluiten waarvan de publicatie niet voorwaarde is voor de toepassing

Raad

3.10.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 272/15


BESCHIKKING VAN DE RAAD

van 25 september 2006

waarbij het Verenigd Koninkrijk wordt gemachtigd tot toepassing van een bijzondere maatregel die afwijkt van artikel 5, lid 6, en artikel 11, onder A, punt 1, onder b), van Richtlijn 77/388/EEG betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting

(2006/659/EG)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op de Zesde Richtlijn 77/388/EEG van de Raad van 17 mei 1977 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting — Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde: uniforme grondslag (1), en met name op artikel 27, lid 1,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij brief, ingekomen bij het secretariaat-generaal van de Commissie op 7 april 2005, heeft het Verenigd Koninkrijk verzocht om te mogen afwijken van artikel 5, lid 6, en artikel 11, onder A, punt 1, onder b), van Richtlijn 77/388/EEG.

(2)

Overeenkomstig artikel 27, lid 2, van Richtlijn 77/388/EEG heeft de Commissie de overige lidstaten bij brief van 26 oktober 2005 van het verzoek van het Verenigd Koninkrijk in kennis gesteld. Bij brief van 27 oktober 2005 heeft de Commissie het Verenigd Koninkrijk meegedeeld dat zij over alle gegevens beschikte die zij nodig achtte voor de beoordeling van het verzoek.

(3)

Het Verenigd Koninkrijk wil de derogatie vervangen die was vastgesteld bij Beschikking 86/356/EEG van de Raad van 21 juli 1986 waarbij het Verenigd Koninkrijk wordt gemachtigd om in verband met de niet-aftrekbare belasting over de toegevoegde waarde op de kosten van motorbrandstoffen voor bedrijfsvoertuigen forfaitaire maatregelen toe te passen (2), op grond van welke beschikking het land bijzondere vereenvoudigingsmaatregelen mocht treffen om de btw ter zake van brandstofuitgaven voor auto's van de zaak die ook voor privédoeleinden worden gebruikt, op forfaitaire basis vast te stellen. Dankzij deze procedure hoeven belastingplichtigen geen kilometeradministratie bij te houden om voor iedere auto het precieze bedrag aan btw te berekenen ter zake van het zakelijke en het privégebruik. De voorgestelde nieuwe regeling zal, net zoals de bestaande regeling, facultatief zijn voor belastingplichtigen.

(4)

De bestaande regeling is gebaseerd op het soort brandstof dat wordt gebruikt, en de motoromvang van de auto. Het Verenigd Koninkrijk wil deze regeling wijzigen en voortaan de CO2-uitstoot van de auto als grondslag nemen, omdat deze in evenredige verhouding staat tot het brandstofverbruik en dus ook tot de brandstofuitgaven. Dit betekent dat met een forfaitaire regeling volgens een schaal op basis van CO2-uitstoot hetzelfde doel, namelijk de belasting van de brandstofuitgaven van een onderneming voor het privégebruik van auto's van de zaak, kan worden bereikt. Tegelijkertijd verwacht het Verenigd Koninkrijk ook dat het de heffing voor privégebruik preciezer zal kunnen bepalen door de schaalverdeling te verfijnen in vergelijking met de huidige indeling.

(5)

Deze regeling heeft het Verenigd Koninkrijk effectief toegelaten de belastingheffing ter zake van brandstofuitgaven voor auto's van de zaak te vereenvoudigen en de voorgestelde regeling, die de CO2-uitstoot als grondslag heeft, zal eenzelfde effect hebben. In de nieuwe regeling zou nauwkeuriger rekening moeten worden gehouden met het privégebruik.

(6)

De machtiging moet worden beperkt in de tijd, zodat op basis van de tot op het bewuste tijdstip opgedane ervaring kan worden beoordeeld of de derogatie nog altijd gerechtvaardigd is.

(7)

Beschikking 86/356/EEG dient na zekere tijd te worden ingetrokken, doch in ieder geval op de datum van inwerkingtreding van de nationale bepalingen tot vaststelling van de nieuwe bijzondere maatregel, teneinde te vermijden dat er op hetzelfde ogenblik een machtiging is voor beide regelingen.

(8)

Het Verenigd Koninkrijk dient de Commissie de nationale bepalingen tot vaststelling van de nieuwe bijzondere maatregel mee te delen zodra deze zijn aangenomen, en dient er zorg voor te dragen dat deze maatregel niet in werking treedt vóór 30 april 2007.

(9)

De derogatie heeft geen negatieve gevolgen voor de eigen middelen van de Gemeenschap uit de btw,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

In afwijking van artikel 5, lid 6, en artikel 11, onder A, punt 1, onder b), van Richtlijn 77/388/EEG wordt het Verenigd Koninkrijk gemachtigd om van 1 mei 2007 tot 31 december 2015 de btw ter zake van de brandstofuitgaven voor auto's van de zaak die voor privédoeleinden worden gebruikt, op forfaitaire basis vast te stellen.

Artikel 2

De in artikel 1 bedoelde belasting wordt uitgedrukt in vaste bedragen, die worden vastgesteld op basis van het CO2-uitstootniveau van het voertuigtype, dat het brandstofverbruik weergeeft. Het Verenigd Koninkrijk past deze vaste bedragen jaarlijks aan aan de wijzigingen in de gemiddelde brandstofprijzen.

Artikel 3

De op basis van deze beschikking opgezette regeling is facultatief voor belastingplichtigen.

Artikel 4

Beschikking 86/356/EEG wordt ingetrokken op 30 april 2007.

Het Verenigd Koninkrijk deelt de Commissie de in artikel 1 bedoelde nationale bepalingen mee zodra deze zijn aangenomen.

Artikel 5

Deze beschikking is gericht tot het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland.

Gedaan te Brussel, 25 september 2006.

Voor de Raad

De voorzitter

M. PEKKARINEN


(1)  PB L 145 van 13.6.1977, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2006/69/EG (PB L 221 van 12.8.2006, blz. 9).

(2)  PB L 212 van 2.8.1986, blz. 35.


Commissie

3.10.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 272/17


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 29 september 2006

inzake verlening van beperkte communautaire erkenning aan het „Polish Register of Shipping”

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2006) 4107)

(Voor de EER relevante tekst)

(2006/660/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 94/57/EG van de Raad van 22 november 1994 inzake gemeenschappelijke voorschriften en normen voor met de inspectie en controle van schepen belaste organisaties en voor de desbetreffende werkzaamheden van maritieme instanties (1), en met name op artikel 4, lid 2,

Gezien de brieven van 10 maart 2004 van de Poolse autoriteiten, 4 juli 2005 van de Tsjechische autoriteiten, 10 maart 2006 van de Cypriotische autoriteiten, 13 maart 2006 van de Maltese autoriteiten, 30 maart 2006 van de Litouwse autoriteiten en 11 april 2006 van de Slowaakse autoriteiten waarin de Commissie wordt verzocht communautaire erkenning te verlenen aan het „Polish Register of Shipping” (hierna „PRS” genoemd) overeenkomstig artikel 4, lid 2, van Richtlijn 94/57/EG,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De beperkte erkenning op grond van artikel 4, lid 2, van Richtlijn 94/57/EG is een in tijd en reikwijdte beperkte erkenning die wordt verleend aan als classificatiebureaus bekend staande organisaties die voldoen aan alle andere criteria dan die genoemd in de punten 2 en 3 van de „Algemene criteria” in de bijlage bij genoemde richtlijn, teneinde de betrokken organisatie de gelegenheid te geven meer ervaring op te doen.

(2)

De Commissie heeft geverifieerd dat het PRS voldoet aan alle in de bijlage bij Richtlijn 94/57/EG vermelde criteria, behalve de in de punten 2 en 3 van deel A „Algemene criteria” vermelde criteria.

(3)

Het PSR heeft zich ertoe verbonden de bepalingen van artikel 15, leden 2, 4 en 5, van Richtlijn 94/57/EG na te leven.

(4)

Hoewel de prestatiegegevens van de organisatie met betrekking tot veiligheid en verontreiniging enigszins onder het gemiddelde van de erkende organisaties liggen, zijn ze voldoende en ontwikkelen ze zich in gunstige zin. Vooral op het gebied van het Memorandum van overeenstemming van Parijs inzake havenstaatcontrole is er sinds 2000 steeds vooruitgang geboekt.

(5)

De in deze beschikking voorziene maatregelen zijn overeenkomstig het advies van het bij artikel 7 van Richtlijn 94/57/EG opgerichte COSS-comité,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

Het „Polish Register of Shipping” wordt erkend uit hoofde van artikel 4, lid 2, van Richtlijn 94/57/EG voor een periode van drie jaar met ingang van de datum van vaststelling van deze beschikking.

Artikel 2

De effecten van de maatregel zijn beperkt tot Tsjechië, Cyprus, Litouwen, Malta, Polen en de Slowaakse Republiek.

Artikel 3

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 29 september 2006.

Voor de Commissie

Jacques BARROT

Vicevoorzitter


(1)  PB L 319 van 12.12.1994, blz. 20. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2002/84/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 324 van 29.11.2002, blz. 53).


3.10.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 272/18


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 29 september 2006

betreffende een financiële bijdrage van de Gemeenschap voor het jaar 2006 aan communautaire referentielaboratoria op het gebied van voeder- en levensmiddelencontroles

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2006) 4277)

(Slechts de teksten in de Deense, de Duitse, de Engelse, de Franse, de Italiaanse, de Nederlandse, de Spaanse en de Zweedse taal zijn authentiek)

(2006/661/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake officiële controles op de naleving van de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen en de voorschriften inzake diergezondheid en dierenwelzijn (1), en met name op artikel 32, lid 7,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Aan de communautaire referentielaboratoria op het gebied van voeder- en levensmiddelencontroles kan een financiële bijdrage van de Gemeenschap worden toegekend overeenkomstig artikel 28 van Beschikking 90/424/EEG van de Raad van 26 juni 1990 betreffende bepaalde uitgaven op veterinair gebied (2).

(2)

Verordening (EG) nr. 156/2004 van de Commissie van 29 januari 2004 betreffende de financiële steun van de Gemeenschap aan de communautaire referentielaboratoria overeenkomstig artikel 28 van Beschikking 90/424/EEG (3) bepaalt dat de financiële bijdrage van de Gemeenschap wordt betaald op voorwaarde dat de goedgekeurde werkprogramma's efficiënt worden uitgevoerd en de begunstigden de vereiste gegevens binnen de vastgestelde termijnen meedelen.

(3)

In juli 2005 heeft de Commissie een oproep gepubliceerd voor de selectie en aanwijzing van nieuwe communautaire referentielaboratoria op het gebied van voeder- en levensmiddelencontroles. De evaluatie van de aanvragen werd in december 2005 afgerond en de bevoegde autoriteiten in de betrokken lidstaten werden van de resultaten op de hoogte gebracht. Na die evaluatie werden de geschikte gegadigden geselecteerd voor de aanwijzing als nieuw communautair referentielaboratorium.

(4)

Bij Verordening (EG) nr. 776/2006 van de Commissie van 23 mei 2006 tot wijziging van bijlage VII bij Verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad wat de communautaire referentielaboratoria betreft (4) zijn nieuwe communautaire referentielaboratoria aangewezen op de volgende gebieden: listeria monocytogenes, coagulasepositieve stafylokokken, escherichia coli, inclusief verocytotoxine-producerende E. coli (VTEC), campylobacter, parasieten (met name trichinella, echinokokken en anisakis), antimicrobiële resistentie, dierlijke eiwitten in diervoeders, residuen van bestrijdingsmiddelen (levensmiddelen van dierlijke oorsprong en producten met een hoog vetgehalte, graangewassen en diervoeders, fruit en groenten, met inbegrip van producten met een hoog water- en zuurgehalte, en single-residumethoden voor alle vorengenoemde matrices), en dioxinen en PCB's in levensmiddelen en diervoeders.

(5)

De Commissie heeft de door de nieuw aangewezen communautaire referentielaboratoria ingediende werkprogramma's en bijbehorende begrotingsramingen voor het jaar 2006 geëvalueerd.

(6)

Dienovereenkomstig moet een financiële bijdrage van de Gemeenschap worden toegekend aan de communautaire referentielaboratoria die zijn aangewezen om de in Verordening (EG) nr. 882/2004 vastgestelde functies en taken te vervullen. De financiële bijdrage van de Gemeenschap moet 100 % bedragen van de subsidiabele kosten zoals gedefinieerd in Verordening (EG) nr. 156/2004.

(7)

Naast de financiële bijdrage van de Gemeenschap moet ook een bijdrage worden verleend voor de organisatie van workshops op gebieden die onder de verantwoordelijkheid van de communautaire referentielaboratoria vallen.

(8)

Een financiële bijdrage voor door communautaire referentielaboratoria georganiseerde workshops moet voldoen aan de in Verordening (EG) nr. 156/2004 vastgestelde subsidievoorwaarden en is bedoeld voor maximaal 30 deelnemers.

(9)

Overeenkomstig artikel 3, lid 2, onder a), van Verordening (EG) nr. 1290/2005 van de Raad van 21 juni 2005 betreffende de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (5) worden veterinaire en fytosanitaire maatregelen gefinancierd uit de afdeling Garantie van het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw.

(10)

De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

1.   De Gemeenschap verleent een financiële bijdrage aan Frankrijk voor de in artikel 32 van Verordening (EG) nr. 882/2004 vastgestelde functies en taken die door het Laboratoire d'études et de recherches sur la qualité des aliments et sur les procédés agroalimentaires (LERQAP), Maisons-Alfort, Frankrijk, moeten worden vervuld met betrekking tot de analyse van en het testen op listeria monocytogenes.

Voor de periode van 1 juli 2006 tot en met 31 december 2006 bedraagt die financiële bijdrage ten hoogste 98 000 EUR.

2.   Naast het in lid 1 vastgestelde maximumbedrag verleent de Gemeenschap een financiële bijdrage aan Frankrijk voor de organisatie van een workshop door het in lid 1 vermelde laboratorium. Die bijdrage bedraagt maximaal 30 000 EUR.

Artikel 2

1.   De Gemeenschap verleent een financiële bijdrage aan Frankrijk voor de in artikel 32 van Verordening (EG) nr. 882/2004 vastgestelde functies en taken die door het Laboratoire d'études et de recherches sur la qualité des aliments et sur les procédés agroalimentaires (LERQAP), Maisons-Alfort, Frankrijk, moeten worden vervuld met betrekking tot de analyse van en het testen op coagulasepositieve stafylokokken, inclusief staphylococcus aureus.

Voor de periode van 1 juli 2006 tot en met 31 december 2006 bedraagt die financiële bijdrage ten hoogste 66 000 EUR.

2.   Naast het in lid 1 vastgestelde maximumbedrag verleent de Gemeenschap een financiële bijdrage aan Frankrijk voor de organisatie van een workshop door het in lid 1 vermelde laboratorium. Die bijdrage bedraagt maximaal 30 000 EUR.

Artikel 3

1.   De Gemeenschap verleent een financiële bijdrage aan Italië voor de in artikel 32 van Verordening (EG) nr. 882/2004 vastgestelde functies en taken die door het Istituto Superiore di Sanità (ISS), Rome, Italië, moeten worden vervuld met betrekking tot de analyse van en het testen op Escherichia coli, inclusief verocytotoxine-producerende E. coli (VTEC).

Voor de periode van 1 juli 2006 tot en met 31 december 2006 bedraagt die financiële bijdrage ten hoogste 68 000 EUR.

2.   Naast het in lid 1 vastgestelde maximumbedrag verleent de Gemeenschap een financiële bijdrage aan Italië voor de organisatie van een workshop door het in lid 1 vermelde laboratorium. Die bijdrage bedraagt maximaal 30 000 EUR.

Artikel 4

1.   De Gemeenschap verleent een financiële bijdrage aan Zweden voor de in artikel 32 van Verordening (EG) nr. 882/2004 vastgestelde functies en taken die door het Statens Veterinärmedicinska Anstalt (SVA), Uppsala, Zweden, moeten worden vervuld met betrekking tot de monitoring van campylobacter.

Voor de periode van 1 juli 2006 tot en met 31 december 2006 bedraagt die financiële bijdrage ten hoogste 118 000 EUR.

2.   Naast het in lid 1 vastgestelde maximumbedrag verleent de Gemeenschap een financiële bijdrage aan Zweden voor de organisatie van workshops door het in lid 1 vermelde laboratorium. Die bijdrage bedraagt maximaal 30 000 EUR.

Artikel 5

1.   De Gemeenschap verleent een financiële bijdrage aan Italië voor de in artikel 32 van Verordening (EG) nr. 882/2004 vastgestelde functies en taken die door het Istituto Superiore di Sanità (ISS), Rome, Italië, moeten worden vervuld met betrekking tot de analyse van en het testen op parasieten (met name trichinella, echinokokken en anisakis).

Voor de periode van 1 juli 2006 tot en met 31 december 2006 bedraagt die financiële bijdrage ten hoogste 117 000 EUR.

2.   Naast het in lid 1 vastgestelde maximumbedrag verleent de Gemeenschap een financiële bijdrage aan Italië voor de organisatie van workshops door het in lid 1 vermelde laboratorium. Die bijdrage bedraagt maximaal 30 000 EUR.

Artikel 6

De Gemeenschap verleent een financiële bijdrage aan Denemarken voor de in artikel 32 van Verordening (EG) nr. 882/2004 vastgestelde functies en taken die door Danmarks Fødevareforskning (DFVF), Kopenhagen, Denemarken, moeten worden vervuld met betrekking tot de monitoring van antimicrobiële resistentie.

Voor de periode van 1 juli 2006 tot en met 31 december 2006 bedraagt die financiële bijdrage ten hoogste 128 000 EUR.

Artikel 7

De Gemeenschap verleent een financiële bijdrage aan België voor de in artikel 32 van Verordening (EG) nr. 882/2004 vastgestelde functies en taken die door het Centre Wallon de Recherches agronomiques (CRA-W), Gembloux, België, moeten worden vervuld met betrekking tot de analyse van en het testen op dierlijke eiwitten in diervoeders.

Voor de periode van 1 juli 2006 tot en met 31 december 2006 bedraagt die financiële bijdrage ten hoogste 263 000 EUR.

Artikel 8

1.   De Gemeenschap verleent een financiële bijdrage aan Duitsland voor de in artikel 32 van Verordening (EG) nr. 882/2004 vastgestelde functies en taken die door het Chemisches und Veterinäruntersuchungsamt (CVUA), Freiburg, Duitsland, moeten worden vervuld met betrekking tot de analyse van en het testen op residuen van bestrijdingsmiddelen in levensmiddelen van dierlijke oorsprong en producten met een hoog vetgehalte.

Voor de periode van 1 juli 2006 tot en met 31 december 2006 bedraagt die financiële bijdrage ten hoogste 150 000 EUR.

2.   Naast het in lid 1 vastgestelde maximumbedrag verleent de Gemeenschap een financiële bijdrage aan Duitsland voor de organisatie van workshops door het in lid 1 vermelde laboratorium. Die bijdrage bedraagt maximaal 30 000 EUR.

Artikel 9

1.   De Gemeenschap verleent een financiële bijdrage aan Denemarken voor de in artikel 32 van Verordening (EG) nr. 882/2004 vastgestelde functies en taken die door Danmarks Fødevareforskning (DFVF), Kopenhagen, Denemarken, moeten worden vervuld met betrekking tot de analyse van en het testen op residuen van bestrijdingsmiddelen in graangewassen en diervoeders.

Voor de periode van 1 juli 2006 tot en met 31 december 2006 bedraagt die financiële bijdrage ten hoogste 150 000 EUR.

2.   Naast het in lid 1 vastgestelde maximumbedrag verleent de Gemeenschap een financiële bijdrage aan Denemarken voor de organisatie van workshops door het in lid 1 vermelde laboratorium. Die bijdrage bedraagt maximaal 30 000 EUR.

Artikel 10

1.   De Gemeenschap verleent een financiële bijdrage aan Spanje voor de in artikel 32 van Verordening (EG) nr. 882/2004 vastgestelde functies en taken die door het Laboratorio Agrario de la Generalitat Valenciana (LAGV)/Grupo de Residuos de Plaguicidas de la Universidad de Almería (PRRG), Spanje, moeten worden vervuld met betrekking tot de analyse van en het testen op residuen van bestrijdingsmiddelen in fruit en groenten, met inbegrip van producten met een hoog water- en zuurgehalte.

Voor de periode van 1 juli 2006 tot en met 31 december 2006 bedraagt die financiële bijdrage ten hoogste 400 000 EUR.

2.   Naast het in lid 1 vastgestelde maximumbedrag verleent de Gemeenschap een financiële bijdrage aan Spanje voor de organisatie van workshops door het in lid 1 vermelde laboratorium. Die bijdrage bedraagt maximaal 30 000 EUR.

Artikel 11

1.   De Gemeenschap verleent een financiële bijdrage aan Duitsland voor de in artikel 32 van Verordening (EG) nr. 882/2004 vastgestelde functies en taken die door het Chemisches und Veterinäruntersuchungsamt (CVUA), Stuttgart, Duitsland, moeten worden vervuld met betrekking tot de analyse van en het testen op residuen van bestrijdingsmiddelen met single-residumethoden.

Voor de periode van 1 juli 2006 tot en met 31 december 2006 bedraagt die financiële bijdrage ten hoogste 300 000 EUR.

2.   Naast het in lid 1 vastgestelde maximumbedrag verleent de Gemeenschap een financiële bijdrage aan Duitsland voor de organisatie van workshops door het in lid 1 vermelde laboratorium. Die bijdrage bedraagt maximaal 30 000 EUR.

Artikel 12

1.   De Gemeenschap verleent een financiële bijdrage aan Duitsland voor de in artikel 32 van Verordening (EG) nr. 882/2004 vastgestelde functies en taken die door het Chemisches und Veterinäruntersuchungsamt (CVUA), Freiburg, Duitsland, moeten worden vervuld met betrekking tot de analyse van en het testen op dioxinen en PCB's in levensmiddelen en diervoeders.

Voor de periode van 1 juli 2006 tot en met 31 december 2006 bedraagt die financiële bijdrage ten hoogste 400 000 EUR.

2.   Naast het in lid 1 vastgestelde maximumbedrag verleent de Gemeenschap een financiële bijdrage aan Duitsland voor de organisatie van workshops door het in lid 1 vermelde laboratorium. Die bijdrage bedraagt maximaal 30 000 EUR.

Artikel 13

De in de artikelen 1 tot en met 12 bedoelde financiële bijdrage van de Gemeenschap moet 100 % bedragen van de subsidiabele kosten zoals gedefinieerd in Verordening (EG) nr. 156/2004.

Artikel 14

Deze beschikking is gericht tot het Koninkrijk België, het Koninkrijk Denemarken, de Bondsrepubliek Duitsland, het Koninkrijk Spanje, de Franse Republiek, de Italiaanse Republiek en het Koninkrijk Zweden.

Gedaan te Brussel, 29 september 2006.

Voor de Commissie

Markos KYPRIANOU

Lid van de Commissie


(1)  PB L 165 van 30.4.2004, blz. 1. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 776/2006 van de Commissie (PB L 136 van 24.5.2006, blz. 3).

(2)  PB L 224 van 18.8.1990, blz. 19. Beschikking laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 2006/53/EG (PB L 29 van 2.2.2006, blz. 37).

(3)  PB L 27 van 30.1.2004, blz. 5.

(4)  PB L 136 van 24.5.2006, blz. 3.

(5)  PB L 209 van 11.8.2005, blz. 1. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 320/2006 (PB L 58 van 28.2.2006, blz. 42).


3.10.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 272/22


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 29 september 2006

betreffende een financiële bijdrage van de Gemeenschap voor een in de lidstaten uit te voeren basisonderzoek naar de prevalentie van salmonella bij kalkoenen

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2006) 4308)

(2006/662/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Beschikking 90/424/EEG van de Raad van 26 juni 1990 betreffende bepaalde uitgaven op veterinair gebied (1), en met name op artikel 20,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Krachtens Beschikking 90/424/EEG moet de Gemeenschap acties op technisch en wetenschappelijk gebied ondernemen die voor de ontwikkeling van de wetgeving op veterinair gebied, alsmede voor de ontwikkeling van onderwijs en opleiding op veterinair gebied nodig zijn, of de lidstaten helpen bij het ondernemen van dergelijke acties.

(2)

Krachtens artikel 4 van Verordening (EG) nr. 2160/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 17 november 2003 inzake de bestrijding van salmonella en andere specifieke door voedsel overgedragen zoönoseverwekkers (2) moet vóór eind 2007 een communautaire doelstelling voor het verminderen van de prevalentie van salmonella bij kalkoenen worden vastgesteld.

(3)

Daartoe zijn vergelijkbare gegevens over de prevalentie van salmonella bij kalkoenen in de lidstaten nodig. Aangezien dergelijke gegevens niet beschikbaar zijn, moet een speciaal onderzoek worden uitgevoerd. Daarbij moet de prevalentie van salmonella bij kalkoenen gedurende een voldoende lange periode worden gemonitord om met eventuele seizoensgebonden afwijkingen rekening te houden.

(4)

Het onderzoek moet technische gegevens verschaffen die nodig zijn voor de ontwikkeling van de communautaire wetgeving op veterinair gebied. Aangezien het van belang is om vergelijkbare gegevens over de prevalentie van salmonella bij kalkoenen in de lidstaten te verzamelen, moeten zij van de Gemeenschap een financiële bijdrage krijgen voor de toepassing van de specifieke vereisten van het onderzoek. De uitgaven voor laboratoriumtests moeten voor 100 % worden vergoed, zij het tot een bepaald maximum. Alle andere kosten, zoals bemonsterings-, reis- en administratiekosten, komen niet voor een financiële bijdrage van de Gemeenschap in aanmerking.

(5)

De financiële bijdrage van de Gemeenschap zal alleen worden verleend als het onderzoek wordt uitgevoerd overeenkomstig de desbetreffende bepalingen van het Gemeenschapsrecht en als nog aan een aantal andere voorwaarden wordt voldaan.

(6)

De financiële bijstand van de Gemeenschap wordt verleend voor zover de voorgenomen maatregelen daadwerkelijk worden uitgevoerd en op voorwaarde dat de autoriteiten de nodige informatie verstrekken binnen de daarvoor vastgestelde termijnen.

(7)

De koers voor de omrekening van betalingsaanvragen in nationale valuta’s als omschreven in artikel 1, onder d), van Verordening (EG) nr. 2799/98 van de Raad van 15 december 1998 tot vaststelling van het agromonetaire stelsel voor de euro (3), moet worden verduidelijkt.

(8)

De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

Doel van het onderzoek en algemene bepalingen

1.   Er wordt een onderzoek uitgevoerd ter beoordeling van de prevalentie in de Gemeenschap van Salmonella spp. bij

koppels vleeskalkoenen die worden bemonsterd binnen drie weken voor zij het geselecteerde bedrijf voor de slacht verlaten;

koppels fokkalkoenen binnen negen weken voor het ruimen.

2.   De resultaten van het onderzoek worden gebruikt voor de vaststelling van de communautaire doelstellingen zoals bedoeld in artikel 4 van Verordening (EG) nr. 2160/2003.

3.   Het onderzoek strekt zich uit over één jaar, ingaande op 1 oktober 2006.

4.   Voor de toepassing van deze beschikking wordt verstaan onder „bevoegde autoriteit”: de autoriteit of autoriteiten van een lidstaat zoals aangewezen krachtens artikel 3 van Verordening (EG) nr. 2160/2003.

Artikel 2

Steekproefkader

1.   De bemonstering voor het onderzoek bij koppels kalkoenen wordt georganiseerd door de lidstaten en wordt met ingang van 1 oktober 2006 verricht op bedrijven met ten minste 500 vleeskalkoenen of 250 fokkalkoenen. Op elk geselecteerd bedrijf met vleeskalkoenen wordt één koppel van de geschikte leeftijd bemonsterd.

In landen echter waar het berekende aantal te bemonsteren koppels hoger is dan het aantal bedrijven met ten minste bovengenoemd aantal dieren, mogen op hetzelfde bedrijf maximaal vier koppels bemonsterd worden teneinde het berekende aantal koppels te halen. Indien mogelijk moeten de extra koppels van één bedrijf uit verschillende kalkoenenstallen afkomstig zijn en moeten de monsters in verschillende seizoenen genomen worden.

Indien het aantal te bemonsteren koppels nog steeds niet voldoende is, mogen op hetzelfde bedrijf meer dan vier koppels worden bemonsterd, bij voorkeur op grotere bedrijven.

2.   De bemonstering geschiedt door de bevoegde autoriteit of onder haar toezicht.

Artikel 3

Detectie van Salmonella spp. en serotypering van de desbetreffende isolaten

1.   De detectie van Salmonella spp. en de serotypering van de desbetreffende isolaten geschiedt in de nationale referentielaboratoria voor salmonella.

Indien een nationaal referentielaboratorium niet over de capaciteit beschikt om alle analyses te verrichten, of indien het niet het laboratorium is dat gewoonlijk de tests uitvoert, kunnen de bevoegde autoriteiten voor het verrichten van de analyses een beperkt aantal andere laboratoria aanwijzen die betrokken zijn bij het officiële toezicht op salmonella.

Deze laboratoria moeten bewezen ervaring met de vereiste detectiemethode hebben, moeten een kwaliteitsborgingssysteem toepassen dat aan ISO 17025 voldoet, en moeten onder toezicht van het nationale referentielaboratorium staan.

2.   De detectie van Salmonella spp. wordt verricht volgens de door het communautaire referentielaboratorium voor salmonella aanbevolen methode.

3.   De serotypering van de desbetreffende isolaten wordt verricht volgens het schema van Kaufmann-White.

Artikel 4

Gegevensverzameling, beoordeling en rapportering

1.   De nationale autoriteit die overeenkomstig artikel 9, lid 1, van Richtlijn 2003/99/EG (4) verantwoordelijk is voor de opstelling van het jaarlijkse nationale verslag, verzamelt en beoordeelt de overeenkomstig artikel 3 van deze beschikking behaalde resultaten op basis van het in artikel 2 bedoelde steekproefkader en deelt alle nodige gegevens en de beoordeling daarvan mee aan de Commissie.

2.   De Commissie stuurt de gegevens door naar de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid, die ze zal bestuderen.

3.   De nationale geaggregeerde gegevens en resultaten worden op zodanige wijze openbaar gemaakt dat de vertrouwelijkheid wordt gewaarborgd.

Artikel 5

Technische specificaties

De in de artikelen 2, 3 en 4 van deze beschikking bedoelde taken en activiteiten worden uitgevoerd overeenkomstig de technische specificaties die tijdens de vergadering van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid van […] zijn gepresenteerd en op de website van de Commissie zijn gepubliceerd (http://europa.eu.int/comm/food/food/biosafety/salmonella/impl_reg_en.htm).

Artikel 6

Omvang van de financiële bijdrage van de Gemeenschap

1.   De Gemeenschap verleent een financiële bijdrage voor de door de lidstaten gemaakte kosten voor laboratoriumtests, namelijk de bacteriologische detectie van Salmonella spp. en de serotypering van de desbetreffende isolaten.

2.   De financiële bijdrage van de Gemeenschap bedraagt maximaal 20 euro per test voor de bacteriologische detectie van Salmonella spp. en 30 euro voor de serotypering van de desbetreffende isolaten.

3.   De financiële bijdrage van de Gemeenschap mag de in bijlage I voor de duur van het onderzoek vastgestelde bedragen niet overschrijden.

Artikel 7

Voorwaarden voor de toekenning van de financiële bijdrage van de Gemeenschap

1.   De in artikel 6 bedoelde financiële bijdrage wordt aan de lidstaten verleend op voorwaarde dat het onderzoek wordt uitgevoerd volgens de desbetreffende bepalingen van het Gemeenschapsrecht, met inbegrip van de mededingingsregels en de voorschriften inzake de gunning van overheidsopdrachten, en op voorwaarde dat:

a)

uiterlijk op 1 oktober 2006 de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen voor de uitvoering van het onderzoek in werking zijn getreden;

b)

uiterlijk op 28 februari 2007 een voortgangsverslag over de eerste drie maanden van het onderzoek wordt ingediend; het voortgangsverslag dient alle in hoofdstuk 6 „Rapportage” van de in artikel 5 bedoelde technische specificaties vermelde gegevens te bevatten;

c)

uiterlijk op 31 oktober 2007 een eindverslag over de technische uitvoering van het onderzoek wordt ingediend, vergezeld van bewijsstukken ter staving van de in de periode van 1 oktober 2006 tot en met 30 september 2007 gedane uitgaven en behaalde resultaten; de bewijsstukken ter staving van de uitgaven moeten ten minste de in bijlage II vermelde gegevens bevatten;

d)

het onderzoek daadwerkelijk wordt uitgevoerd.

2.   Op verzoek van de betrokken lidstaat kan een voorschot van 50 % van het in bijlage I bedoelde totaalbedrag worden betaald.

3.   Bij niet-naleving van de in lid 1, onder c), aangegeven termijn wordt de te betalen financiële bijdrage progressief verminderd met 25 % van het totaalbedrag op 15 november 2007, 50 % op 1 december 2007 en 100 % op 15 december 2007.

Artikel 8

Omrekeningskoers voor aanvragen in nationale valuta’s

De omrekeningskoers voor in maand „n” ingediende aanvragen in nationale valuta’s is die van de tiende dag van maand „n + 1” of die van de eerste voorafgaande dag waarvoor een algemene notering beschikbaar is.

Artikel 9

Toepassing

Deze beschikking is van toepassing met ingang van 1 oktober 2006.

Artikel 10

Adressaten

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 29 september 2006.

Voor de Commissie

Markos KYPRIANOU

Lid van de Commissie


(1)  PB L 224 van 18.8.1990, blz. 19. Beschikking laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2003/99/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 325 van 12.12.2003, blz. 31).

(2)  PB L 325 van 12.12.2003, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1003/2005 van de Commissie (PB L 170 van 1.7.2005, blz. 12).

(3)  PB L 349 van 24.12.1998, blz. 1.

(4)  PB L 325 van 12.12.2003, blz. 31.


BIJLAGE I

Maximale financiële bijdrage van de Gemeenschap aan de lidstaten

Lidstaat

Bedrag in €

België — BE

15 210

Tsjechië — CZ

30 030

Denemarken — DK

8 190

Duitsland — DE

61 100

Estland — EE

0

Griekenland — EL

15 990

Spanje — ES

37 700

Frankrijk — FR

85 670

Ierland — IE

35 230

Italië — IT

62 920

Cyprus — CY

1 040

Letland — LV

0

Litouwen — LT

7 930

Luxemburg — LU

0

Hongarije — HU

41 860

Malta — MT

650

Nederland — NL

24 830

Oostenrijk — AT

26 130

Polen — PL

58 370

Portugal — PT

15 730

Slovenië — SI

19 110

Slowakije — SK

9 100

Finland — FI

25 740

Zweden — SE

7 280

Verenigd Koninkrijk — UK

53 300

Totaal

643 110


BIJLAGE II

Image


Rectificaties

3.10.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 272/27


Rectificatie van Verordening (EG) nr. 957/2006 van de Commissie van 28 juni 2006 tot indeling van bepaalde goederen in de gecombineerde nomenclatuur en wijziging van Verordening (EEG) nr. 48/90

( Publicatieblad van de Europese Unie L 175 van 29 juni 2006 )

Op bladzijde 48 in kolom 3 van de tabel, derde alinea:

in plaats van:

„De module kan onder post 8473 …”,

te lezen:

„De module kan niet onder post 8473 …”.