ISSN 1725-2598 |
||
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 261 |
|
Uitgave in de Nederlandse taal |
Wetgeving |
49e jaargang |
Inhoud |
|
I Besluiten waarvan de publicatie voorwaarde is voor de toepassing |
Bladzijde |
|
|
||
|
|
||
|
|
||
|
|
||
|
|
||
|
|
||
|
|
||
|
|
||
|
|
||
|
|
||
|
|
||
|
|
||
|
|
||
|
|
||
|
|
|
|
II Besluiten waarvan de publicatie niet voorwaarde is voor de toepassing |
|
|
|
Commissie |
|
|
* |
||
|
* |
||
|
* |
||
|
* |
NL |
Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben. Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten. |
I Besluiten waarvan de publicatie voorwaarde is voor de toepassing
22.9.2006 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 261/1 |
VERORDENING (EG) Nr. 1386/2006 VAN DE COMMISSIE
van 21 september 2006
tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 3223/94 van de Commissie van 21 december 1994 houdende uitvoeringsbepalingen van de invoerregeling voor groenten en fruit (1), en met name op artikel 4, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
In Verordening (EG) nr. 3223/94 zijn op grond van de multilaterale handelsbesprekingen in het kader van de Uruguayronde de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de periodes die in de bijlage bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt. |
(2) |
Op grond van de bovenvermelde criteria moeten de forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld op de in de bijlage bij deze verordening vermelde niveaus, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De in artikel 4 van Verordening (EG) nr. 3223/94 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld zoals aangegeven in de tabel in de bijlage bij deze verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 22 september 2006.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 21 september 2006.
Voor de Commissie
Jean-Luc DEMARTY
Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling
(1) PB L 337 van 24.12.1994, blz. 66. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 386/2005 (PB L 62 van 9.3.2005, blz. 3).
BIJLAGE
bij de verordening van de Commissie van 21 september 2006 tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit
(EUR/100 kg) |
||
GN-code |
Code derde landen (1) |
Forfaitaire invoerwaarde |
0702 00 00 |
052 |
71,2 |
096 |
23,6 |
|
999 |
47,4 |
|
0707 00 05 |
052 |
102,5 |
999 |
102,5 |
|
0709 90 70 |
052 |
92,7 |
999 |
92,7 |
|
0805 50 10 |
388 |
58,5 |
524 |
51,1 |
|
528 |
56,4 |
|
999 |
55,3 |
|
0806 10 10 |
052 |
76,2 |
220 |
32,1 |
|
400 |
151,9 |
|
624 |
132,1 |
|
999 |
98,1 |
|
0808 10 80 |
388 |
89,8 |
400 |
95,6 |
|
508 |
90,3 |
|
512 |
90,8 |
|
528 |
74,1 |
|
720 |
82,6 |
|
800 |
162,7 |
|
804 |
90,8 |
|
999 |
97,1 |
|
0808 20 50 |
052 |
114,8 |
388 |
90,9 |
|
999 |
102,9 |
|
0809 30 10 , 0809 30 90 |
052 |
121,2 |
999 |
121,2 |
|
0809 40 05 |
052 |
110,1 |
066 |
78,8 |
|
098 |
29,3 |
|
624 |
134,7 |
|
999 |
88,2 |
(1) Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 750/2005 van de Commissie (PB L 126 van 19.5.2005, blz. 12). De code „999” staat voor „andere oorsprong”.
22.9.2006 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 261/3 |
VERORDENING (EG) Nr. 1387/2006 VAN DE COMMISSIE
van 21 september 2006
tot vaststelling van de mate waarin gevolg kan worden gegeven aan de aanvragen om invoercertificaten voor bepaalde producten in de sector varkensvlees, die in september 2006 worden ingediend op grond van de regeling die is vastgesteld in de door de Gemeenschap gesloten overeenkomsten met Bulgarije en Roemenië
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 2040/2005 van de Commissie van 14 december 2005 houdende vaststelling van bepalingen voor de uitvoering, in de sector varkensvlees, van de regeling waarin de Europaovereenkomsten met Bulgarije en Roemenië voorzien (1), en met name op artikel 4, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De in de invoercertificaten voor het vierde kwartaal van 2006 aangevraagde hoeveelheden zijn niet groter dan de beschikbare hoeveelheden en kunnen derhalve volledig worden ingewilligd. |
(2) |
De overblijvende hoeveelheid moet worden bepaald die bij de beschikbare hoeveelheid voor de volgende periode wordt gevoegd. |
(3) |
Het is dienstig er de aandacht van de handelaren op te vestigen dat de certificaten slechts gebruikt mogen worden voor producten die voldoen aan alle in de Gemeenschap geldende veterinairrechtelijke voorschriften, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
1. Op grond van Verordening (EG) nr. 2040/2005 ingediende aanvragen om invoercertificaten voor de periode van 1 oktober tot en met 31 december 2006 worden ingewilligd voor het in bijlage I aangegeven percentage.
2. Voor de periode van 1 januari tot en met 31 maart 2007 kunnen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 2040/2005 invoercertificaten worden aangevraagd tot de in bijlage II aangegeven hoeveelheid.
3. De certificaten mogen slechts worden gebruikt voor producten die voldoen aan alle in de Gemeenschap geldende veterinairrechtelijke voorschriften.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 1 oktober 2006.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 21 september 2006.
Voor de Commissie
Jean-Luc DEMARTY
Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling
(1) PB L 328 van 15.12.2005, blz. 34.
BIJLAGE I
Volgnummer |
Percentage waarvoor de invoercertificaten worden ingewilligd voor de periode van 1 oktober tot en met 31 december 2006 |
|||
09.4671 |
— |
|||
09.4752 |
— |
|||
09.4756 |
— |
|||
|
BIJLAGE II
(t) |
|
Volgnummer |
Totale beschikbare hoeveelheid voor de periode van 1 januari tot en met 31 maart 2007 |
09.4671 |
3 675,0 |
09.4752 |
1 593,75 |
09.4756 |
11 718,75 |
22.9.2006 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 261/5 |
VERORDENING (EG) Nr. 1388/2006 VAN DE COMMISSIE
van 21 september 2006
tot vaststelling van de mate waarin gevolg kan worden gegeven aan de aanvragen om invoercertificaten voor bepaalde producten in de sector varkensvlees, die in september 2006 werden ingediend op grond van Verordening (EG) nr. 1233/2006
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1233/2006 van de Commissie van 16 augustus 2006 houdende de opening en wijze van beheer van een aan de Verenigde Staten van Amerika toegewezen tariefcontigent voor de invoer van varkensvlees (1), en met name op artikel 5, lid 5,
Overwegende hetgeen volgt:
De in de invoercertificaten voor de periode van 1 oktober tot en met 31 december 2006 aangevraagde hoeveelheden zijn niet groter dan de beschikbare hoeveelheden en kunnen derhalve volledig worden ingewilligd,
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
1. De op grond van Verordening (EG) nr. 1233/2006 ingediende aanvragen om invoercertificaten voor de periode van 1 oktober tot en met 31 december 2006 worden ingewilligd voor de in de bijlage bij deze verordening aangegeven percentages.
2. In de periode van 1 januari tot en met 31 maart 2007 kunnen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1233/2006 invoercertificaten worden aangevraagd tot de in de bijlage bij deze verordening aangegeven hoeveelheid.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 1 oktober 2006.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 21 september 2006.
Voor de Commissie
Jean-Luc DEMARTY
Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling
(1) PB L 225 van 17.8.2006, blz. 14.
BIJLAGE
Volgnummer |
Percentage waarvoor de invoercertificaten worden ingewilligd voor de periode van 1 oktober tot en met 31 december 2006 |
Totale beschikbare hoeveelheid voor de periode van 1 januari tot en met 31 maart 2007 (in t) |
|||
09.4170 |
100 |
3 361,5 |
|||
|
22.9.2006 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 261/7 |
VERORDENING (EG) Nr. 1389/2006 VAN DE COMMISSIE
van 21 september 2006
tot vaststelling van de mate waarin gevolg kan worden gegeven aan de aanvragen om invoercertificaten, die in september 2006 worden ingediend op grond van de tariefcontingenten voor de invoer van bepaalde producten in de varkensvleessector voor de periode van 1 oktober tot en met 31 december 2006
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1458/2003 van de Commissie van 18 augustus 2003 betreffende de opening en wijze van beheer van de tariefcontingenten in de varkensvleessector (1), en met name op artikel 5, lid 6,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De in de invoercertificaten voor het vierde kwartaal 2006 aangevraagde hoeveelheden zijn niet groter dan de beschikbare hoeveelheden en kunnen derhalve volledig worden ingewilligd. |
(2) |
De overblijvende hoeveelheid moet worden bepaald die bij de beschikbare hoeveelheid voor de volgende periode wordt gevoegd, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
1. Op grond van Verordening (EG) nr. 1458/2003 ingediende aanvragen om invoercertificaten voor de periode van 1 oktober tot en met 31 december 2006 worden ingewilligd voor het in bijlage I aangegeven percentage.
2. In de periode van 1 januari tot en met 31 maart 2007 kunnen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1458/2003 invoercertificaten worden aangevraagd tot de in bijlage II aangegeven hoeveelheid.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 1 oktober 2006.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 21 september 2006.
Voor de Commissie
Jean-Luc DEMARTY
Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling
(1) PB L 208 van 19.8.2003, blz. 3. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 341/2005 (PB L 53 van 26.2.2005, blz. 28).
BIJLAGE I
Volgnummer |
Percentage waarvoor de invoercertificaten worden ingewilligd voor de periode van 1 oktober tot en met 31 december 2006 |
|||
09.4038 |
100 |
|||
09.4039 |
100 |
|||
09.4071 |
— |
|||
09.4072 |
— |
|||
09.4073 |
— |
|||
09.4074 |
100 |
|||
|
BIJLAGE II
(t) |
|
Volgnummer |
Totale beschikbare hoeveelheid voor de periode van 1 januari tot en met 31 maart 2007 |
09.4038 |
21 494,498 |
09.4039 |
2 780,0 |
09.4071 |
2 251,5 |
09.4072 |
4 620,75 |
09.4073 |
11 300,25 |
09.4074 |
3 966,950 |
22.9.2006 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 261/9 |
VERORDENING (EG) Nr. 1390/2006 VAN DE COMMISSIE
van 21 september 2006
tot wijziging van de vanaf 22 september 2006 geldende invoerrechten in de sector granen
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1784/2003 van de Raad van 29 september 2003 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector granen (1),
Gelet op Verordening (EG) nr. 1249/96 van de Commissie van 28 juni 1996 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 1766/92 van de Raad ten aanzien van de invoerrechten in de sector granen (2), en met name op artikel 2, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De invoerrechten in de sector granen zijn vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1375/2006 van de Commissie (3). |
(2) |
In artikel 2, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1249/96 is bepaald dat, indien in de loop van een toepassingsperiode het berekende gemiddelde van de invoerrechten 5 EUR per ton verschilt van het vastgestelde recht, een overeenkomstige aanpassing wordt uitgevoerd. Dit verschil heeft zich voorgedaan. De in Verordening (EG) nr. 1375/2006 vastgestelde invoerrechten moeten derhalve worden aangepast, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De bijlagen I en II bij de Verordening (EG) nr. 1375/2006 worden vervangen door de bijlagen I en II bij deze verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 22 september 2006.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 21 september 2006.
Voor de Commissie
Jean-Luc DEMARTY
Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling
(1) PB L 270 van 29.9.2003, blz. 78. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1154/2005 (PB L 187 van 19.7.2005, blz. 11).
(2) PB L 161 van 29.6.1996, blz. 125. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1110/2003 (PB L 158 van 27.6.2003, blz. 12).
(3) PB L 253 van 16.9.2006, blz. 17.
BIJLAGE I
Vanaf 22 september 2006 geldende invoerrechten voor de in artikel 10, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1784/2003 bedoelde producten
GN-code |
Omschrijving |
Invoerrecht (1) (in EUR/ton) |
1001 10 00 |
Harde tarwe van hoge kwaliteit |
0,00 |
van gemiddelde kwaliteit |
0,00 |
|
van lage kwaliteit |
0,00 |
|
1001 90 91 |
Zachte tarwe, zaaigoed |
0,00 |
ex 1001 90 99 |
Zachte tarwe van hoge kwaliteit, andere dan voor zaaidoeleinden |
0,00 |
1002 00 00 |
Rogge |
4,82 |
1005 10 90 |
Maïs, zaaigoed, andere dan hybriden |
44,07 |
1005 90 00 |
Maïs, andere dan zaaigoed (2) |
44,07 |
1007 00 90 |
Graansorgho, andere dan hybriden bestemd voor zaaidoeleinden |
9,81 |
(1) Voor producten die via de Atlantische Oceaan of het Suezkanaal in de Gemeenschap worden aangevoerd (artikel 2, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1249/96) komt de importeur in aanmerking voor een verlaging van het invoerrecht met:
— |
3 EUR/t, als de loshaven aan de Middellandse Zee ligt, of |
— |
2 EUR/t, als de loshaven in Ierland, het Verenigd Koninkrijk, Denemarken, Estland, Letland, Litouwen, Polen, Finland, Zweden of aan de Atlantische kust van het Iberisch Schiereiland ligt. |
(2) De importeur komt in aanmerking voor een forfaitaire verlaging van het invoerrecht met 24 EUR/t, als aan de in artikel 2, lid 5, van Verordening (EG) nr. 1249/96 vastgestelde voorwaarden is voldaan.
BIJLAGE II
Berekeningselementen
(15.9.2006-20.9.2006)
1) |
Gemiddelden over de referentieperiode bepaald in artikel 2, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1249/96:
|
2) |
Gemiddelden over de referentieperiode bepaald in artikel 2, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1249/96: Vrachttarieven/kosten: Golf van Mexico–Rotterdam: 26,35 EUR/t; Grote Meren–Rotterdam: 32,71 EUR/t. |
3) |
|
(*1) Een korting van 10 EUR/t (artikel 4, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1249/96).
(*2) Een korting van 30 EUR/t (artikel 4, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1249/96).
(*3) Premie van 14 EUR/t inbegrepen (artikel 4, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1249/96).
22.9.2006 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 261/12 |
VERORDENING (EG) Nr. 1391/2006 VAN DE COMMISSIE
van 21 september 2006
betreffende de afgifte van invoercertificaten voor rijst van oorsprong uit de minst ontwikkelde landen
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 2501/2001 van de Raad van 10 december 2001 houdende toepassing van een schema van algemene tariefpreferenties voor de periode van 1 januari 2002 tot en met 31 december 2004 (1),
Gelet op Verordening (EG) nr. 1401/2002 van de Commissie van 31 juli 2002 tot vaststelling van nadere bepalingen inzake de opening en de wijze van beheer van de tariefcontingenten voor rijst van oorsprong uit de minst ontwikkelde landen voor de verkoopseizoenen 2002/2003 tot en met 2008/2009 (2), en met name op artikel 5, lid 2,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Verordening (EG) nr. 1401/2002 is voor het verkoopseizoen 2006/2007 een tariefcontingent geopend van 5 062 ton, uitgedrukt in gedopterijstequivalenten. |
(2) |
De hoeveelheden waarvoor invoercertificaataanvragen zijn ingediend overschrijden de beschikbare hoeveelheid. Er moet dus een op de aangevraagde hoeveelheden toe te passen verminderingspercentage worden vastgesteld, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Voor de invoercertificaataanvragen voor rijst van oorsprong uit de minst ontwikkelde landen als bedoeld in artikel 9 van Verordening (EG) nr. 2501/2001 die in de eerste vijf werkdagen van de maand september 2006 zijn ingediend overeenkomstig artikel 4, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1401/2002 en waarvan de Commissie overeenkomstig artikel 5, lid 1, van deze verordening in kennis is gesteld, worden certificaten afgegeven voor de daarin vermelde hoeveelheden, verminderd met een percentage van 91,80385 %.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 21 september 2006.
Voor de Commissie
Jean-Luc DEMARTY
Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling
(1) PB L 346 van 31.12.2001, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1828/2004 van de Commissie (PB L 321 van 22.10.2004, blz. 23).
(2) PB L 203 van 1.8.2003, blz. 42.
22.9.2006 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 261/13 |
VERORDENING (EG) Nr. 1392/2006 VAN DE COMMISSIE
van 21 september 2006
tot vaststelling van de mate waarin gevolg kan worden gegeven aan de aanvragen om invoercertificaten voor bepaalde producten in de sectoren eieren en slachtpluimvee, die in september 2006 worden ingediend op grond van de Verordeningen (EG) nr. 593/2004 en (EG) nr. 1251/96
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 593/2004 van de Commissie van 30 maart 2004 houdende opening en vaststelling van de wijze van beheer van de tariefcontingenten voor producten van de sector eieren en voor ovoalbumine (1), en met name op artikel 5, lid 5,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1251/96 van de Commissie van 28 juni 1996 houdende opening en vaststelling van de wijze van beheer van de tariefcontingenten voor producten van de sector slachtpluimvee (2), en met name op artikel 5, lid 5,
Overwegende hetgeen volgt:
Voor een aantal producten zijn de in de invoercertificaten voor de periode van 1 oktober tot en met 31 december 2006 aangevraagde hoeveelheden niet groter dan de beschikbare hoeveelheden en deze kunnen derhalve volledig ingewilligd worden, terwijl voor een aantal andere producten de beschikbare hoeveelheden worden overschreden, zodat de aangevraagde hoeveelheden, met het oog op een billijke verdeling, met een vast percentage verminderd moeten worden,
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
1. Op grond van de Verordeningen (EG) nr. 593/2004 en (EG) nr. 1251/96 ingediende aanvragen om invoercertificaten voor de periode van 1 oktober tot en met 31 december 2006 worden ingewilligd voor het in de bijlage van deze verordening aangegeven percentage.
2. In de periode van 1 januari tot en met 31 maart 2007 kunnen overeenkomstig de Verordeningen (EG) nr. 593/2004 en (EG) nr. 1251/96 invoercertificaten worden aangevraagd tot de in de bijlage bij deze verordening aangegeven hoeveelheid.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 1 oktober 2006.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 21 september 2006.
Voor de Commissie
Jean-Luc DEMARTY
Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling
(1) PB L 94 van 31.3.2004, blz. 10.
(2) PB L 161 van 29.6.1996, blz. 136. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1179/2006 (PB L 212 van 2.8.2006, blz. 7).
BIJLAGE
Groep |
Percentage waarvoor de invoercertificaten worden ingewilligd voor de periode van 1 oktober tot en met 31 december 2006 |
Totale beschikbare hoeveelheid voor de periode van 1 januari tot en met 31 maart 2007 (in t) |
|||
E1 |
— |
108 000,000 |
|||
E2 |
29,491068 |
1 750,000 |
|||
E3 |
100,0 |
8 039,031 |
|||
P1 |
99,463044 |
1 562,250 |
|||
P2 |
100,0 |
5 979,250 |
|||
P3 |
1,601205 |
576,250 |
|||
P4 |
38,675862 |
300,250 |
|||
|
22.9.2006 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 261/15 |
VERORDENING (EG) Nr. 1393/2006 VAN DE COMMISSIE
van 21 september 2006
tot vaststelling van de mate waarin gevolg kan worden gegeven aan de aanvragen om invoercertificaten voor bepaalde producten in de sector slachtpluimvee, die in september 2006 worden ingediend op grond van de regeling waarin is voorzien bij Verordening (EG) nr. 774/94 van de Raad houdende opening en vaststelling van de wijze van beheer van communautaire tariefcontingenten voor slachtpluimvee en bepaalde andere landbouwproducten
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1431/94 van de Commissie van 22 juni 1994 tot vaststelling van bepalingen voor de uitvoering, in de sector slachtpluimvee, van de invoerregeling waarin is voorzien bij Verordening (EG) nr. 774/94 van de Raad houdende opening en vaststelling van de wijze van beheer van communautaire tariefcontingenten voor slachtpluimvee en bepaalde andere landbouwproducten (1), en met name op artikel 4, lid 4,
Overwegende hetgeen volgt:
De in de invoercertificaten voor de periode van 1 oktober tot en met 31 december 2006 aangevraagde hoeveelheden zijn groter dan de beschikbare hoeveelheden, zodat de aangevraagde hoeveelheden, met het oog op een billijke verdeling, met een vast percentage verminderd moeten worden,
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Op grond van Verordening (EG) nr. 1431/94 ingediende aanvragen om invoercertificaten voor de periode van 1 oktober tot en met 31 december 2006 worden ingewilligd voor het in de bijlage bij deze verordening aangegeven percentage.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 1 oktober 2006.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 21 september 2006.
Voor de Commissie
Jean-Luc DEMARTY
Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling
(1) PB L 156 van 23.6.1994, blz. 9. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1255/2006 (PB L 228 van 22.8.2006, blz. 3).
BIJLAGE
Volgnummer |
Percentage waarvoor de invoercertificaten worden ingewilligd voor de periode van 1 oktober tot en met 31 december 2006 |
|||
09.4410 |
1,038422 |
|||
09.4411 |
— |
|||
09.4412 |
1,069518 |
|||
09.4420 |
2,222222 |
|||
09.4421 |
34,482758 |
|||
09.4422 |
3,421727 |
|||
|
22.9.2006 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 261/17 |
VERORDENING (EG) Nr. 1394/2006 VAN DE COMMISSIE
van 21 september 2006
tot vaststelling van de mate waarin gevolg kan worden gegeven aan de aanvragen om invoercertificaten voor bepaalde producten in de sector slachtpluimvee, die in september 2006 werden ingediend op grond van Verordening (EG) nr. 1232/2006
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1232/2006 van de Commissie van 16 augustus 2006 houdende de opening en wijze van beheer van een aan de Verenigde Staten van Amerika toegewezen tariefcontingent voor de invoer van slachtpluimvee (1), en met name op artikel 5, lid 5,
Overwegende hetgeen volgt:
De in de invoercertificaten voor de periode van 1 oktober tot en met 31 december 2006 aangevraagde hoeveelheden zijn niet groter dan de beschikbare hoeveelheden en kunnen derhave volledig worden ingewilligd,
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
1. De op grond van Verordening (EG) nr. 1232/2006 ingediende aanvragen om invoercertificaten voor de periode van 1 oktober tot en met 31 december 2006 worden ingewilligd voor de in de bijlage bij deze verordening aangegeven percentages.
2. In de periode van 1 januari tot en met 31 maart 2007 kunnen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1232/2006 invoercertificaten worden aangevraagd tot de in de bijlage bij deze verordening aangegeven hoeveelheid.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 1 oktober 2006.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 21 september 2006.
Voor de Commissie
Jean-Luc DEMARTY
Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling
(1) PB L 225 van 17.8.2006, blz. 5.
BIJLAGE
Volgnummer |
Percentage waarvoor de invoercertificaten worden ingewilligd voor de periode van 1 oktober tot en met 31 december 2006 |
Totale beschikbare hoeveelheid voor de periode van 1 januari tot en met 31 maart 2007 (in t) |
|||
09.4169 |
— |
12 498,750 |
|||
|
22.9.2006 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 261/19 |
VERORDENING (EG) Nr. 1395/2006 VAN DE COMMISSIE
van 21 september 2006
tot vaststelling van de mate waarin gevolg kan worden gegeven aan de aanvragen om invoercertificaten voor bepaalde producten in de sector slachtpluimvee, die in september 2006 worden ingediend op grond van Verordening (EG) nr. 2497/96
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 2497/96 van de Commissie van 18 december 1996 tot vaststelling van bepalingen voor de uitvoering, in de sector slachtpluimvee, van de regeling waarin is voorzien in de Associatieovereenkomst en de Interim-overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en Israël (1), en met name op artikel 4, lid 5,
Overwegende hetgeen volgt:
De in de invoercertificaten voor de periode van 1 oktober tot en met 31 december 2006 aangevraagde hoeveelheden zijn niet groter dan de beschikbare hoeveelheden en kunnen derhave volledig worden ingewilligd,
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Op grond van Verordening (EG) nr. 2497/96 ingediende aanvragen om invoercertificaten voor de periode van 1 oktober tot en met 31 december 2006 worden ingewilligd voor de in de bijlage aangegeven percentages.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 1 oktober 2006.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 21 september 2006.
Voor de Commissie
Jean-Luc DEMARTY
Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling
(1) PB L 338 van 28.12.1996, blz. 48. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 361/2004 (PB L 63 van 28.2.2004, blz. 15).
BIJLAGE
Groep |
Percentage waarvoor de invoercertificaten worden ingewilligd voor de periode van 1 oktober tot en met 31 december 2006 |
|||
I1 |
100,0 |
|||
I2 |
— |
|||
|
22.9.2006 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 261/21 |
VERORDENING (EG) Nr. 1396/2006 VAN DE COMMISSIE
van 21 september 2006
tot vaststelling van de restituties bij de productie in de sector granen
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1784/2003 van de Raad van 29 september 2003 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector granen (1), en met name op artikel 8, lid 2,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Verordening (EEG) nr. 1722/93 van de Commissie van 30 juni 1993 tot vaststelling van de toepassingsbepalingen van de Verordeningen (EEG) nr. 1766/92 en (EEG) nr. 1418/76 van de Raad wat de regelingen inzake de productierestituties in de sector granen respectievelijk rijst betreft (2) zijn de voorwaarden voor de toekenning van de productierestitutie vastgesteld. De berekeningsgrondslag is bepaald in artikel 3 van genoemde verordening. De aldus berekende restitutie, zo nodig gedifferentieerd voor aardappelmeel, moet eenmaal per maand worden vastgesteld en mag slechts gewijzigd worden wanneer de maïs- en/of tarweprijzen een significante verandering te zien geven. |
(2) |
De in deze verordening vastgestelde productierestituties moeten worden aangepast met de in bijlage II bij Verordening (EEG) nr. 1722/93 bepaalde coëfficiënten, teneinde het juiste te betalen bedrag te verkrijgen. |
(3) |
Het Comité van beheer voor granen heeft geen advies uitgebracht binnen de door zijn voorzitter bepaalde termijn, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De in artikel 3, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 1722/93 bedoelde productierestitutie per ton zetmeel wordt vastgesteld op:
a) |
3,02 EUR/t voor zetmeel uit maïs, tarwe, gerst en haver; |
b) |
0,00 EUR/t voor aardappelmeel. |
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 22 september 2006.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 21 september 2006.
Voor de Commissie
Jean-Luc DEMARTY
Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling
(1) PB L 270 van 21.10.2003, blz. 78. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1154/2005 van de Commissie (PB L 187 van 19.7.2005, blz. 11).
(2) PB L 159 van 1.7.1993, blz. 112. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1548/2004 (PB L 280 van 31.8.2004, blz. 11).
22.9.2006 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 261/22 |
VERORDENING (EG) Nr. 1397/2006 VAN DE COMMISSIE
van 21 september 2006
betreffende de offertes voor de uitvoer van gerst die zijn meegedeeld in het kader van de openbare inschrijving bedoeld in Verordening (EG) nr. 935/2006
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1784/2003 van de Raad van 29 september 2003 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector granen (1), en met name op artikel 13, lid 3, eerste alinea,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Verordening (EG) nr. 935/2006 van de Commissie (2) is een inschrijving voor de restitutie bij uitvoer van gerst naar bepaalde derde landen opengesteld. |
(2) |
Overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 1501/95 van de Commissie van 29 juni 1995 tot vaststelling van enkele toepassingsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 1766/92 van de Raad voor wat de toekenning, in de graansector, van uitvoerrestituties en van bij verstoring van de graanmarkt te treffen maatregelen betreft (3) kan de Commissie op grond van de meegedeelde offertes besluiten niet tot toewijzing over te gaan. |
(3) |
Het is, met name rekening houdend met de in artikel 1 van Verordening (EG) nr. 1501/95 genoemde criteria, niet wenselijk een maximumrestitutie vast te stellen. |
(4) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor granen, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Er wordt geen gevolg gegeven aan de offertes van 15 tot en met 21 september 2006 zijn meegedeeld in het kader van de in Verordening (EG) nr. 935/2006 bedoelde inschrijving voor de restitutie bij uitvoer van gerst.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 22 september 2006.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 21 september 2006.
Voor de Commissie
Jean-Luc DEMARTY
Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling
(1) PB L 270 van 21.10.2003, blz. 78. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1154/2005 van de Commissie (PB L 187 van 19.7.2005, blz. 11).
(2) PB L 172 van 24.6.2006, blz. 3.
(3) PB L 147 van 30.6.1995, blz. 7. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 777/2004 (PB L 123 van 27.4.2004, blz. 50).
22.9.2006 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 261/23 |
VERORDENING (EG) Nr. 1398/2006 VAN DE COMMISSIE
van 21 september 2006
betreffende de offertes voor de uitvoer van haver, die zijn meegedeeld in het kader van de openbare inschrijving bedoeld in Verordening (EG) nr. 1278/2006
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1784/2003 van de Raad van 29 september 2003 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector granen (1), en met name op artikel 7,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1501/95 van de Commissie van 29 juni 1995 tot vaststelling van enkele toepassingsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 1766/92 van de Raad voor wat de toekenning, in de graansector, van uitvoerrestituties en van bij verstoring van de graanmarkt te treffen maatregelen betreft (2), en met name op artikel 7,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1278/2006 van de Commissie van 25 augustus 2006 betreffende een bijzondere interventiemaatregel voor haver in Finland en Zweden voor het verkoopseizoen 2006/2007 (3),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Een openbare inschrijving voor de vaststelling van de restitutie bij uitvoer uit Finland en Zweden van in die landen geproduceerde haver naar alle derde landen met uitzondering van Bulgarije, Noorwegen, Roemenië en Zwitserland is opengesteld bij Verordening (EG) nr. 1278/2006. |
(2) |
Het is, met name rekening houdend met de in artikel 1 van Verordening (EG) nr. 1501/95 genoemde criteria, niet wenselijk een maximumrestitutie vast te stellen. |
(3) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor granen, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Er wordt geen gevolg gegeven aan de offertes die in de periode van 15 tot en met 21 september 2006 zijn meegedeeld in het kader van de in Verordening (EG) nr. 1278/2006 bedoelde inschrijving voor de restitutie bij uitvoer van haver.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 22 september 2006.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 21 september 2006.
Voor de Commissie
Jean-Luc DEMARTY
Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling
(1) PB L 270 van 21.10.2003, blz. 78. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1154/2005 van de Commissie (PB L 187 van 19.7.2005, blz. 11).
(2) PB L 147 van 30.6.1995, blz. 7. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1431/2003 (PB L 203 van 12.8.2003, blz. 16).
(3) PB L 233 van 26.8.2006, blz. 6.
22.9.2006 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 261/24 |
VERORDENING (EG) Nr. 1399/2006 VAN DE COMMISSIE
van 21 september 2006
betreffende de offertes voor de uitvoer van zachte tarwe die zijn meegedeeld in het kader van de openbare inschrijving bedoeld in Verordening (EG) nr. 936/2006
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1784/2003 van de Raad van 29 september 2003 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector granen (1), en met name op artikel 13, lid 3, eerste alinea,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Verordening (EG) nr. 936/2006 van de Commissie (2) is een inschrijving voor de restitutie bij uitvoer van zachte tarwe naar bepaalde derde landen opengesteld. |
(2) |
Overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 1501/95 van de Commissie van 29 juni 1995 tot vaststelling van enkele toepassingsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 1766/92 van de Raad voor wat de toekenning, in de graansector, van uitvoerrestituties en van bij verstoring van de graanmarkt te treffen maatregelen betreft (3) kan de Commissie op grond van de meegedeelde offertes besluiten niet tot toewijzing over te gaan. |
(3) |
Het is, met name rekening houdend met de in artikel 1 van Verordening (EG) nr. 1501/95 genoemde criteria, niet wenselijk een maximumrestitutie vast te stellen. |
(4) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor granen, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Er wordt geen gevolg gegeven aan de offertes die van 15 tot en met 21 september 2006 zijn meegedeeld in het kader van de in Verordening (EG) nr. 936/2006 bedoelde inschrijving voor de restitutie bij uitvoer van zachte tarwe.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 22 september 2006.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 21 september 2006.
Voor de Commissie
Jean-Luc DEMARTY
Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling
(1) PB L 270 van 21.10.2003, blz. 78. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1154/2005 van de Commissie (PB L 187 van 19.7.2005, blz. 11).
(2) PB L 172 van 24.6.2006, blz. 6.
(3) PB L 147 van 30.6.1995, blz. 7. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 777/2004 (PB L 123 van 27.4.2004, blz. 50).
22.9.2006 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 261/25 |
VERORDENING (EG) Nr. 1400/2006 VAN DE COMMISSIE
van 21 september 2006
betreffende de afgifte van uitvoercertificaten in de wijnsector
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 883/2001 van de Commissie van 24 april 2001 tot vaststelling van de uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1493/1999 van de Raad met betrekking tot het handelsverkeer van producten van de wijnbouwsector met derde landen (1), en met name op artikel 7 en artikel 9, lid 3,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
In artikel 63, lid 7, van Verordening (EG) nr. 1493/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening van de wijnmarkt (2) is bepaald dat de uitvoerrestituties voor producten van de wijnsector worden toegekend voor maximaal de hoeveelheden en bedragen die bepaald zijn in de in het kader van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde gesloten Overeenkomst inzake de landbouw. |
(2) |
In artikel 9 van Verordening (EG) nr. 883/2001 is bepaald onder welke voorwaarden de Commissie bijzondere maatregelen kan vaststellen om te voorkomen dat de in het kader van die overeenkomst toegestane hoeveelheden of uitgaven worden overschreden. |
(3) |
Volgens de gegevens betreffende de uitvoercertificaten waarover de Commissie op 20 september 2006 beschikt, dreigen de voor de in artikel 9, lid 5, van Verordening (EG) nr. 883/2001 bedoelde bestemmingszones 1 (Afrika), 3 (Oost-Europa) en 4 (West-Europa) voor de periode tot en met 15 november 2006 nog beschikbare hoeveelheden te worden overschreden indien de afgifte van uitvoercertificaten met vaststelling vooraf van de restitutie niet wordt beperkt. Derhalve moet op de vanaf 16 tot en met 19 september 2006 ingediende aanvragen een uniform verminderingspercentage worden toegepast en moeten de afgifte van certificaten voor de ingediende aanvragen en de indiening van aanvragen voor deze zones worden geschorst tot en met 16 november 2006, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
1. De uitvoercertificaten met vaststelling vooraf van de restitutie in de wijnsector waarvoor vanaf 16 tot en met 19 september 2006 aanvragen op grond van Verordening (EG) nr. 883/2001 zijn ingediend, worden afgegeven voor 72,07 % van de aangevraagde hoeveelheden voor bestemmingszone 1 (Afrika), voor 34,45 % van de aangevraagde hoeveelheden voor bestemmingszone 3 (Oost-Europa) en voor 78,08 % van de aangevraagde hoeveelheden voor bestemmingszone 4 (West-Europa).
2. Voor de in lid 1 bedoelde producten van de wijnsector worden de afgifte van uitvoercertificaten waarvoor aanvragen op 20 september 2006 of later zijn ingediend, en ook de indiening, met ingang van 22 september 2006, van aanvragen van uitvoercertificaten voor de bestemmingszones 1 (Afrika), 3 (Oost-Europa) en 4 (West-Europa) tot en met 16 november 2006 geschorst.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 22 september 2006.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 21 september 2006.
Voor de Commissie
Jean-Luc DEMARTY
Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling
(1) PB L 128 van 10.5.2001, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2079/2005 (PB L 333 van 20.12.2005, blz. 6).
(2) PB L 179 van 14.7.1999, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2165/2005 van de Commissie (PB L 345 van 28.12.2005, blz. 1).
II Besluiten waarvan de publicatie niet voorwaarde is voor de toepassing
Commissie
22.9.2006 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 261/26 |
BESLUIT VAN DE COMMISSIE
van 4 april 2006
tot ondertekening van een overeenkomst betreffende samenwerking inzake het vreedzame gebruik van kernenergie tussen de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (Euratom) en het kabinet van ministers van Oekraïne
(2006/635/Euratom)
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, en met name op artikel 101, tweede alinea,
Gezien het besluit van de Raad van 24 september 2004 tot goedkeuring van de sluiting door de Commissie van een overeenkomst betreffende samenwerking inzake het vreedzame gebruik van kernenergie tussen de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (Euratom) en het kabinet van ministers van Oekraïne (1),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De overeenkomst betreffende samenwerking inzake het vreedzame gebruik van kernenergie tussen de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (Euratom) en het kabinet van ministers van Oekraïne moet worden gesloten. |
(2) |
De Commissie moet de persoon aanwijzen die gemachtigd wordt om namens de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie de overeenkomst betreffende samenwerking inzake het vreedzame gebruik van kernenergie te ondertekenen, |
BESLUIT:
Artikel 1
De sluiting van de Overeenkomst betreffende samenwerking inzake het vreedzame gebruik van kernenergie tussen de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (Euratom) en het kabinet van ministers van Oekraïne wordt hierbij namens de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie goedgekeurd.
De tekst van deze overeenkomst is bij dit besluit gevoegd.
Artikel 2
Het met energiezaken belaste lid van de Commissie, of de door hem voor dit doel aangestelde persoon, wordt gemachtigd namens de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie de overeenkomst betreffende samenwerking inzake het vreedzame gebruik van kernenergie tussen de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (Euratom) en het kabinet van ministers van Oekraïne te ondertekenen.
Gedaan te Brussel, 4 april 2006.
Voor de Commissie
Andris PIEBALGS
Lid van de Commissie
(1) Nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad.
22.9.2006 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 261/27 |
OVEREENKOMST
betreffende samenwerking inzake het vreedzame gebruik van kernenergie tussen de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en het kabinet van ministers van Oekraïne
De EUROPESE GEMEENSCHAP VOOR ATOOMENERGIE (EURATOM), hierna „de Gemeenschap” genoemd,
en het KABINET VAN MINISTERS VAN OEKRAÏNE,
beide hierna ook in het algemeen „de partij” of „de partijen”, naargelang van het geval, genoemd,
GELET op het feit dat de Partnerschaps- en Samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten en Oekraïne (hierna de „Partnerschaps- en Samenwerkingsovereenkomst” genoemd), die op 1 maart 1998 in werking is getreden, bepaalt dat de partijen zullen samenwerken in de civiele nucleaire sector op basis van specifieke tussen de partijen te sluiten overeenkomsten,
OVERWEGENDE dat alle lidstaten van de Gemeenschap en Oekraïne partij zijn bij het Verdrag inzake de niet-verspreiding van kernwapens, hierna „het non-proliferatieverdrag” genoemd,
OVERWEGENDE dat de Gemeenschap, haar lidstaten en Oekraïne zich ertoe hebben verbonden te waarborgen dat onderzoek en ontwikkeling inzake en gebruik van kernenergie voor vreedzame doeleinden plaatsvindt op een wijze die strookt met de doelstellingen van het non-proliferatieverdrag,
OVERWEGENDE dat de nucleaire veiligheidscontrole in de Gemeenschap wordt toegepast op grond van hoofdstuk 7 van zowel het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (hierna het „Euratom-Verdrag” genoemd) als de veiligheidscontroleovereenkomsten tussen de Gemeenschap, haar lidstaten en de Internationale Organisatie voor Atoomenergie, hierna de „IAEA” genoemd,
OVERWEGENDE dat de nucleaire veiligheidscontrole in Oekraïne wordt toegepast op grond van een veiligheidscontroleovereenkomst tussen Oekraïne en de Internationale Organisatie voor Atoomenergie voor de toepassing van veiligheidscontroles in verband met het Verdrag inzake de niet-verspreiding van kernwapens,
OVERWEGENDE dat de Gemeenschap, haar lidstaten en Oekraïne hun steun aan de IAEA en het uitgebreide veiligheidscontrolesysteem van die organisatie bevestigen,
OVERWEGENDE dat de basis voor samenwerking tussen de partijen in de civiele nucleaire sector dient te worden verstevigd door middel van een kaderovereenkomst,
ZIJN ALS VOLGT OVEREENGEKOMEN:
Artikel 1
Definities
Voor de toepassing van deze overeenkomst wordt verstaan onder:
a) |
„nucleair materiaal”, elke splijtgrondstof of speciale splijtstof als gedefinieerd in artikel XX van het statuut van de Internationale Organisatie voor Atoomenergie; |
b) |
„Gemeenschap”, zowel:
|
c) |
„bevoegde instanties van de partijen”:
|
of een andere instantie waarvan de betrokken partij de andere partij te allen tijde in kennis kan stellen.
Artikel 2
Doelstelling
Het doel van deze overeenkomst is een kader te bieden voor samenwerking tussen de partijen inzake het vreedzame gebruik van kernenergie, teneinde de algemene samenwerkingsrelatie tussen de Gemeenschap en Oekraïne te versterken op basis van wederzijds voordeel en wederkerigheid en zonder afbreuk te doen aan de onderscheiden bevoegdheden van elke partij.
Artikel 3
Werkingssfeer
1. De partijen kunnen bij het vreedzame gebruik van kernenergie op de in de artikelen 4 tot en met 8 van deze overeenkomst beschreven wijze samenwerken op de volgende gebieden:
a) |
nucleaire veiligheid (artikel 4); |
b) |
beheerste kernfusie (artikel 5); |
c) |
nucleair onderzoek en ontwikkeling op andere gebieden dan hierboven bedoeld onder a) en b) (artikel 6); |
d) |
internationale overdrachten, handel in nucleaire materialen en levering van diensten in verband met de splijtstofkringloop (artikel 7); |
e) |
preventie van illegale handel in nucleair materiaal (artikel 8); |
f) |
andere toepasselijke gebieden van wederzijds belang. |
2. De in dit artikel bedoelde samenwerking kan plaatsvinden tussen de partijen, echter ook tussen personen en ondernemingen die in de Gemeenschap en Oekraïne zijn gevestigd.
Artikel 4
Nucleaire veiligheid
De samenwerking op het gebied van de nucleaire veiligheid wordt ten uitvoer gelegd overeenkomstig de Samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en het kabinet van ministers van Oekraïne op het gebied van nucleaire veiligheid, die op 13 november 2002 in werking is getreden.
Artikel 5
Beheerste kernfusie
De samenwerking op het gebied van beheerste kernfusie wordt ten uitvoer gelegd overeenkomstig de Samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en het kabinet van ministers van Oekraïne op het gebied van beheerste kernfusie, die op 13 november 2002 in werking is getreden.
Artikel 6
Andere gebieden van nucleair onderzoek en ontwikkeling
1. De samenwerking omvat de door partijen overeen te komen activiteiten van wederzijds belang op het gebied van nucleair onderzoek en ontwikkeling, welke niet onder de artikelen 4 en 5 van deze overeenkomst vallen, voor zover deze activiteiten deel uitmaken van de corresponderende door de partijen ondernomen onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten.
2. Wat de Gemeenschap betreft, kan de samenwerking met name de volgende gebieden omvatten:
a) |
toepassingen van kernenergie in de geneeskunde en de industrie, met inbegrip van de opwekking van elektriciteit; |
b) |
de milieueffecten van kernenergie; |
c) |
de gebieden van samenwerking in de civiele nucleaire sector, als omschreven in lid 2 van artikel 62 van de Partnerschaps- en Samenwerkingsovereenkomst, voor zover deze activiteiten krachtens het Euratom-Verdrag kunnen worden uitgevoerd. |
3. De samenwerking wordt met name uitgevoerd via de:
— |
uitwisseling van technische informatie door middel van rapporten, bezoeken, seminars, technische bijeenkomsten, enz.; |
— |
uitwisseling van personeel tussen laboratoria en/of betrokken instanties van beide partijen, ook voor opleidingsdoeleinden; |
— |
uitwisseling van monsters, materialen, instrumenten en apparatuur voor experimentele doeleinden; |
— |
evenwichtige deelneming aan gezamenlijke studies en activiteiten. |
4. Zo nodig kunnen uitvoeringsregelingen met betrekking tot de werkingssfeer en voorwaarden voor samenwerking in concrete projecten worden vastgesteld door de partijen middels hun bevoegde instellingen, die daarbij te werk gaan overeenkomstig hun onderscheiden wettelijke en bestuursrechtelijke voorschriften.
5. Dergelijke uitvoeringsregelingen kunnen onder meer betrekking hebben op financieringsbepalingen, toewijzing van beheerstaken en nadere bepalingen betreffende de verspreiding van informatie en intellectuele-eigendomsrechten.
6. Uit de samenwerkingsactiviteiten voortvloeiende kosten worden gedragen door de partij die deze maakt, tenzij uitdrukkelijk anderszins door de partijen is overeengekomen.
Artikel 7
Internationale overdrachten, handel in nucleaire materialen en levering van diensten in dat verband
1. Nucleair materiaal dat, hetzij rechtstreeks, hetzij via een derde land, tussen de partijen wordt overgedragen, wordt, zodra het onder de territoriale jurisdictie van de ontvangende partij valt, voorwerp van deze overeenkomst op voorwaarde dat de leverende partij de ontvangende partij vóór of op het tijdstip van de verzending schriftelijk in kennis heeft gesteld (volgens procedures die zijn neergelegd in een door de bevoegde instanties van de partijen vast te stellen administratieve regeling).
2. Nucleair materiaal als bedoeld in lid 1 van dit artikel blijft voorwerp van deze overeenkomst totdat:
— |
overeenkomstig de bepalingen inzake de beëindiging van de veiligheidscontrole in de in lid 6, onder b), van dit artikel bedoelde overeenkomst wordt vastgesteld dat het materiaal, uit het oogpunt van veiligheidscontrole niet langer bruikbaar is voor enige nucleaire activiteit dan wel praktisch gesproken niet kan worden gerecupereerd; |
— |
het materiaal in overeenstemming met lid 6, onder e), van dit artikel is overgedragen, waardoor het niet langer onder de jurisdictie van de ontvangende partij valt; of |
— |
de partijen overeenkomen dat het materiaal niet langer onder deze overeenkomst valt. |
3. Alle overdrachten van nucleaire materialen die plaatsvinden in verband met samenwerkingsactiviteiten, vinden plaats in overeenstemming met de toepasselijke internationale en multilaterale verbintenissen van de partijen en van de lidstaten van de Europese Unie met betrekking tot het vreedzame gebruik van kernenergie als vermeld in lid 6 van dit artikel.
4. De handel in nucleaire materialen en de levering van relevante diensten tussen de partijen dienen plaats te vinden tegen marktgerelateerde prijzen.
5. De partijen trachten conflictsituaties te vermijden die bij hun onderlinge handel in nucleaire materialen commerciële veiligheidsmaatregelen noodzakelijk maken. Ingeval desondanks bij die handel toch problemen optreden die de levensvatbaarheid van de nucleaire industrie, met inbegrip van de uraanwinning, van de Gemeenschap of Oekraïne ernstig in gevaar brengen, kan elk van beide partijen verzoeken om overleg, dat zo spoedig mogelijk in het kader van een ad-hoccomité plaatsvindt.
Als dit overleg voor deze problemen geen oplossing oplevert die voor beide partijen aanvaardbaar is, kan de partij die om overleg heeft verzocht de nodige commerciële veiligheidsmaatregelen treffen om deze problemen op te lossen of de gevolgen daarvan te beperken overeenkomstig haar interne recht en met inachtneming van de toepasselijke beginselen van het internationale recht.
De tenuitvoerlegging van bovenstaande eerste en tweede bepaling van dit lid laat het Euratom-Verdrag alsmede het daarvan afgeleide recht onverlet.
6. Voor overdrachten van nucleair materiaal gelden de volgende voorwaarden:
a) |
het nucleaire materiaal wordt gebruikt voor vreedzame doeleinden en niet voor enigerlei nucleair explosiemiddel of voor onderzoek aan of ontwikkeling van een dergelijk explosiemiddel; |
b) |
het nucleaire materiaal is onderworpen aan:
|
c) |
Ingeval de toepassing van een der onder b) van dit lid genoemde overeenkomsten met de IAEA om eender welke reden in de Gemeenschap of Oekraïne wordt opgeschort of beëindigd, sluit de desbetreffende partij met de IAEA een overeenkomst welke voorziet in een doelmatigheid en dekking die gelijkwaardig zijn aan die waarin de onder b), i) of ii), van dit lid bedoelde veiligheidscontroleovereenkomsten voorzien, of, wanneer dat niet mogelijk is, past de Gemeenschap wat haar betreft op het veiligheidscontrolesysteem van Euratom gebaseerde veiligheidscontroles toe, die een doelmatigheid en dekking bieden die gelijkwaardig zijn aan die waarin de in onder b), i), van dit lid bedoelde veiligheidscontroleovereenkomsten voorzien, of, wanneer dat niet mogelijk is, treffen de partijen regelingen inzake de toepassing van veiligheidscontroles welke voorzien in een doelmatigheid en dekking die gelijkwaardig zijn aan die waarin de in onder b), punt i) of ii), van dit lid bedoelde veiligheidscontroleovereenkomsten voorzien; |
d) |
Toepassing van maatregelen voor fysieke beveiliging van een niveau dat ten minste voldoet aan de criteria van de (eventueel gewijzigde) bijlage C bij IAEA-document INFCIRC/254/Rev.5/Part 1 (Richtlijnen voor de overdracht van nucleaire materialen); ter aanvulling van dit document gaan de lidstaten van de Gemeenschap of de Europese Commissie, naargelang van het geval, en Oekraïne bij de toepassing van fysieke beveiligingsmaatregelen uit van de aanbevelingen van het (eventueel gewijzigde) IAEA-document INFCIRC/225/Rev.4, gecorrigeerd (Fysieke beveiliging van nucleair materiaal). Voor internationaal vervoer gelden de voorschriften van het (eventueel gewijzigde) Internationale Verdrag inzake de fysieke beveiliging van kernmateriaal (IAEA-document INFCIRC/274/Rev.1) en zo spoedig mogelijk de (eventueel gewijzigde) IAEA-voorschriften voor het veilig vervoer van radioactieve materialen (IAEA Safety Standards Series n. ST-1); |
e) |
Heroverdrachten van onder dit artikel vallende goederen, die buiten de jurisdictie van de partijen vallen, vinden uitsluitend plaats in het kader van de verbintenissen die door de afzonderlijke lidstaten van de Gemeenschap en door Oekraïne zijn aangegaan binnen de groep van landen die bekend staat als de „Club van nucleaire leveranciers”. Met name zijn de Richtlijnen voor de overdracht van nucleaire materialen, die zijn neergelegd in het (eventueel gewijzigde) IAEA-document INFCIRC/254/Rev.5/Part1, van toepassing op alle heroverdrachten van onder dit artikel vallende goederen. |
7. De partijen vergemakkelijken de handel in nucleaire materialen onderling of tussen op het grondgebied van de onderscheiden partijen gevestigde bevoegde personen of ondernemingen in het wederzijdse belang van de producenten, de splijtstofkringloopindustrie, de nutsbedrijven en de consumenten.
Vergunningen, zoals in- en uitvoervergunningen en vergunningen of toestemmingen aan derde partijen, in verband met handel, industriële activiteiten of verplaatsingen van nucleaire materialen op het grondgebied van de partijen worden niet gebruikt om de handel te beperken of de commerciële belangen van een der partijen in verband met het vreedzame gebruik van kernenergie internationaal of binnenslands te belemmeren. De betrokken instantie reageert zo spoedig mogelijk op aanvragen voor dergelijke vergunningen en verbindt daaraan geen onredelijke kosten. Om de naleving van deze bepaling te waarborgen, worden passende administratieve voorschriften ingevoerd.
De bepalingen van deze overeenkomst worden niet gebruikt om het vrije verkeer van nucleaire materialen op het grondgebied van de Gemeenschap te belemmeren.
8. Onverminderd eventuele opschorting of beëindiging van deze overeenkomst om eender welke reden, blijven lid 6, onder a) en b), van dit artikel van toepassing zolang enig nucleair materiaal dat voorwerp van deze bepalingen is nog onder de jurisdictie van een van beide partijen valt of totdat in overeenstemming met lid 2 van dit artikel een vaststelling is gedaan.
Artikel 8
Preventie van illegale handel in nucleair materiaal
De samenwerking op het gebied van de preventie van illegale handel in nucleair materiaal heeft betrekking op de bevordering van methoden en technieken voor het toezicht op nucleair materiaal.
Artikel 9
Andere gebieden van wederzijds belang
1. De partijen kunnen binnen hun onderscheiden bevoegdheden overeenkomen om bij andere activiteiten op het gebied van de kernenergie samen te werken.
2. Wat de Gemeenschap betreft, dienen die activiteiten deel uit te maken van de relevante actieprogramma's en te beantwoorden aan de daarvoor geldende voorwaarden, bijvoorbeeld op gebieden als het veilige vervoer van nucleaire materialen, veiligheidscontrole of industriële samenwerking ter bevordering van bepaalde aspecten van de veiligheid van nucleaire installaties.
3. De bepalingen van artikel 6, leden 4, 5 en 6, van deze overeenkomst zijn van overeenkomstige toepassing.
Artikel 10
Toepasselijk recht
Samenwerking in het kader van deze overeenkomst dient in overeenstemming te zijn met de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen die in de Gemeenschap en in Oekraïne van kracht zijn en met de internationale overeenkomsten die door de partijen zijn aangegaan. Wat de Gemeenschap betreft, omvat het toepasselijk recht het Euratom-Verdrag en het daarvan afgeleide recht.
Artikel 11
Intellectuele eigendom
Het gebruik en de verspreiding van informatie en intellectuele eigendomsrechten, octrooien en auteursrechten met betrekking tot de samenwerkingsactiviteiten op grond van deze overeenkomst geschieden overeenkomstig de bijlagen van de samenwerkingsovereenkomsten tussen de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en het kabinet van ministers van Oekraïne op het gebied van nucleaire veiligheid en beheerste kernfusie, als bedoeld in respectievelijk de artikelen 4 en 5 van deze overeenkomst.
Artikel 12
Overleg en geschillenbeslechting
1. De partijen plegen regelmatig overleg in het kader van de Partnerschaps- en Samenwerkingsovereenkomst teneinde de samenwerking in het kader van onderhavige overeenkomst te volgen, tenzij de partijen specifieke overlegmechanismen instellen.
2. Elk geschil met betrekking tot de tenuitvoerlegging of de interpretatie van deze overeenkomst kan worden behandeld overeenkomstig artikel 96 van de Partnerschaps- en Samenwerkingsovereenkomst.
Artikel 13
Inwerkingtreding en looptijd
1. Deze overeenkomst treedt in werking op de datum die de partijen door middel van uitwisseling van diplomatieke nota's vaststellen (1), en geldt voor een eerste termijn van vijf jaar.
2. De overeenkomst wordt daarna automatisch verlengd met perioden van telkens vijf jaar, tenzij een van de partijen uiterlijk zes maanden vóór de verstrijkingsdatum schriftelijk om beëindiging van de overeenkomst of om nieuwe onderhandelingen verzoekt.
3. Wanneer een van beide partijen of een lidstaat van de Gemeenschap materiële bepalingen van deze overeenkomst schendt, kan de andere partij de samenwerking in het kader van deze overeenkomst schriftelijk geheel of gedeeltelijk opschorten of beëindigen.
Voordat een van beide partijen een dergelijke stap neemt, overleggen de partijen om overeenstemming te bereiken over corrigerende maatregelen die moeten worden getroffen en over de termijn waarbinnen die maatregelen moeten worden getroffen.
Een stap overeenkomstig de eerste bepaling van dit lid wordt alleen genomen wanneer de overeengekomen maatregelen niet binnen de overeengekomen termijn worden getroffen of, indien geen overeenstemming overeenkomstig de vorige alinea kan worden bereikt, nadat een periode is verstreken die gezien de aard en ernst van de schending redelijk is.
Deze overeenkomst is opgesteld in tweevoud, in de Deense, de Duitse, de Engelse, de Finse, de Franse, de Griekse, de Italiaanse, de Nederlandse, de Portugese, de Spaanse, de Zweedse en de Oekraïnse taal, zijnde alle teksten gelijkelijk authentiek.
Gedaan te Kiev, 28 april 2005.
Voor de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie
Andris PIEBALGS
Voor het kabinet van ministers van Oekraïne
Ivan PLACHKOV
(1) 1.9.2006.
22.9.2006 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 261/32 |
BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE
van 12 september 2006
tot vaststelling van de verdeling over de lidstaten van de jaarbedragen aan communautaire steun voor plattelandsontwikkeling voor de periode van 1 januari 2007 tot en met 31 december 2013
(Kennisgeving geschied onder nummer C(2006) 4024)
(2006/636/EG)
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad van 20 september 2005 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO) (1), en met name op artikel 69, lid 4,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Besluit 2006/493/EG van de Raad (2) zijn het bedrag van de steun van de Gemeenschap voor plattelandsontwikkeling voor de periode van 1 januari 2007 tot en met 31 december 2013, de verdeling daarvan over de jaren en het minimumbedrag dat moet worden geconcentreerd in de onder de convergentiedoelstelling vallende regio’s, vastgesteld. |
(2) |
In punt 40 van de financiële vooruitzichten 2007-2013, die de Europese Raad in december 2005 heeft goedgekeurd, is het plafond voor overdrachten van middelen ter ondersteuning van de cohesie vastgesteld. |
(3) |
Overeenkomstig artikel 69, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1698/2005 moet de verdeling per jaar en per lidstaat van de bedragen aan communautaire steun voor plattelandsontwikkeling worden bepaald na aftrek van de middelen voor technische bijstand waarover de Commissie kan beschikken, en met inachtneming van de bedragen die zijn gereserveerd voor de onder de convergentiedoelstelling vallende regio's, de in het verleden geleverde prestaties en bijzondere situaties en behoeften zoals beoordeeld op basis van objectieve criteria. Overeenkomstig artikel 69, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1698/2005 moeten die bedragen worden geïndexeerd met 2 % per jaar, terwijl in lid 5 van dat artikel is bepaald dat de lidstaten voor de programmering naast die bedragen ook de bedragen moeten meerekenen die voortvloeien uit de modulatie zoals toegepast overeenkomstig artikel 12, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1290/2005 van de Raad van 21 juni 2005 betreffende de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (3). |
(4) |
De totale overdrachten van het Europees Landbouwgarantiefonds naar het ELFPO overeenkomstig artikel 10, lid 2, en de artikelen 143 quinquies en 143 sexies van Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad van 29 september 2003 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers (4) zijn voor de begrotingsjaren 2007 tot en met 2013 vastgesteld bij Besluit 2006/410/EG van de Commissie (5). Die bedragen moeten met het oog op de programmering van de plattelandsontwikkeling aan de over de lidstaten verdeelde jaarbedragen worden toegevoegd volgens de bij artikel 10, leden 3 en 4, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 vastgestelde methode. De verdeling over de lidstaten van de jaarbedragen die voortvloeien uit de bij artikel 10, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 ingestelde modulatie, is bepaald bij Beschikking 2006/588/EG van de Commissie (6). |
(5) |
In de jaarbedragen dienen niet de bedragen voor Bulgarije en Roemenië te zijn begrepen, omdat het Verdrag betreffende de toetreding van die landen nog niet in werking is getreden. Bij de inwerkingtreding van dat Verdrag moeten de jaarbedragen worden aangepast om de toewijzingen voor die landen erin op te nemen, |
HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:
Artikel 1
De verdeling over de lidstaten van de jaarbedragen aan vastleggingskredieten voor de steun van de Gemeenschap voor plattelandsontwikkeling voor de periode van 1 januari 2007 tot en met 31 december 2013 zoals bedoeld in artikel 69 van Verordening (EG) nr. 1698/2005 wordt vastgesteld in de bijlage bij deze beschikking.
Artikel 2
Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.
Gedaan te Brussel, 12 september 2006.
Voor de Commissie
Mariann FISCHER BOEL
Lid van de Commissie
(1) PB L 277 van 21.10.2005, blz. 1.
(2) PB L 195 van 15.7.2006, blz. 22.
(3) PB L 209 van 11.8.2005, blz. 1. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 320/2006 (PB L 58 van 28.2.2006, blz. 42).
(4) PB L 270 van 21.10.2003, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1156/2006 van de Commissie (PB L 208 van 29.7.2006, blz. 3).
(5) PB L 163 van 15.6.2006, blz. 10.
(6) PB L 240 van 2.9.2006, blz. 6.
BIJLAGE
Verdeling over de lidstaten van de steun van de Gemeenschap voor plattelandsontwikkeling voor de periode 2007-2013
(EUR, lopende prijzen) |
|||||||||
|
2007 |
2008 |
2009 |
2010 |
2011 |
2012 |
2013 |
Totale periode 2007-2013 |
waarvan totaal minimumbedrag voor de onder de convergentiedoelstelling vallende regio's |
België |
63 991 299 |
63 957 784 |
60 238 083 |
59 683 509 |
59 267 519 |
56 995 480 |
54 476 632 |
418 610 306 |
40 744 223 |
Tsjechië |
396 623 321 |
392 638 892 |
388 036 387 |
400 932 774 |
406 640 636 |
412 672 094 |
417 962 250 |
2 815 506 354 |
1 635 417 906 |
Denemarken |
62 592 573 |
66 344 571 |
63 771 254 |
64 334 762 |
63 431 467 |
62 597 618 |
61 588 551 |
444 660 796 |
0 |
Duitsland |
1 184 995 564 |
1 186 941 705 |
1 147 425 574 |
1 156 018 553 |
1 159 359 200 |
1 146 661 509 |
1 131 114 950 |
8 112 517 055 |
3 174 037 771 |
Estland |
95 608 462 |
95 569 377 |
95 696 594 |
100 929 353 |
104 639 066 |
108 913 401 |
113 302 602 |
714 658 855 |
387 221 654 |
Griekenland |
461 376 206 |
463 470 078 |
453 393 090 |
452 018 509 |
631 768 186 |
626 030 398 |
619 247 957 |
3 707 304 424 |
1 905 697 195 |
Spanje |
1 012 456 383 |
1 030 880 527 |
1 006 845 141 |
1 013 903 294 |
1 057 772 000 |
1 050 937 191 |
1 041 123 263 |
7 213 917 799 |
3 178 127 204 |
Frankrijk |
931 041 833 |
942 359 146 |
898 672 939 |
909 225 155 |
933 778 147 |
921 205 557 |
905 682 332 |
6 441 965 109 |
568 263 981 |
Ierland |
373 683 516 |
355 014 220 |
329 171 422 |
333 372 252 |
324 698 528 |
316 771 063 |
307 203 589 |
2 339 914 590 |
0 |
Italië |
1 142 143 461 |
1 135 428 298 |
1 101 390 921 |
1 116 626 236 |
1 271 659 589 |
1 266 602 382 |
1 258 158 996 |
8 292 009 883 |
3 341 091 825 |
Cyprus |
26 704 860 |
24 772 842 |
22 749 762 |
23 071 507 |
22 402 714 |
21 783 947 |
21 037 942 |
162 523 574 |
0 |
Letland |
152 867 493 |
147 768 241 |
142 542 483 |
147 766 381 |
148 781 700 |
150 188 774 |
151 198 432 |
1 041 113 504 |
327 682 815 |
Litouwen |
260 974 835 |
248 836 020 |
236 928 998 |
244 741 536 |
248 002 433 |
250 278 098 |
253 598 173 |
1 743 360 093 |
679 189 192 |
Luxemburg |
14 421 997 |
13 661 411 |
12 655 487 |
12 818 190 |
12 487 289 |
12 181 368 |
11 812 084 |
90 037 826 |
0 |
Hongarije |
570 811 818 |
537 525 661 |
498 635 432 |
509 252 494 |
547 603 625 |
563 304 619 |
578 709 743 |
3 805 843 392 |
2 496 094 593 |
Malta |
12 434 359 |
11 527 788 |
10 656 597 |
10 544 212 |
10 347 884 |
10 459 190 |
10 663 325 |
76 633 355 |
18 077 067 |
Nederland |
70 536 869 |
72 638 338 |
69 791 337 |
70 515 293 |
68 706 648 |
67 782 449 |
66 550 233 |
486 521 167 |
0 |
Oostenrijk |
628 154 610 |
594 709 669 |
550 452 057 |
557 557 505 |
541 670 574 |
527 868 629 |
511 056 948 |
3 911 469 992 |
31 938 190 |
Polen |
1 989 717 841 |
1 932 933 351 |
1 872 739 817 |
1 866 782 838 |
1 860 573 543 |
1 857 244 519 |
1 850 046 247 |
13 230 038 156 |
6 997 976 121 |
Portugal |
562 210 832 |
562 491 944 |
551 196 824 |
559 018 566 |
565 142 601 |
565 192 105 |
564 072 156 |
3 929 325 028 |
2 180 735 857 |
Slovenië |
149 549 387 |
139 868 094 |
129 728 049 |
128 304 946 |
123 026 091 |
117 808 866 |
111 981 296 |
900 266 729 |
287 815 759 |
Slowakije |
303 163 265 |
286 531 906 |
268 049 256 |
256 310 239 |
263 028 387 |
275 025 447 |
317 309 578 |
1 969 418 078 |
1 106 011 592 |
Finland |
335 121 543 |
316 143 440 |
292 385 407 |
296 367 134 |
287 790 092 |
280 508 238 |
271 617 053 |
2 079 932 907 |
0 |
Zweden |
292 133 703 |
277 225 207 |
256 996 031 |
260 397 463 |
252 975 513 |
246 760 755 |
239 159 282 |
1 825 647 954 |
0 |
Verenigd Koninkrijk |
263 996 373 |
283 001 582 |
274 582 271 |
276 600 084 |
273 334 332 |
270 695 626 |
267 364 152 |
1 909 574 420 |
188 337 515 |
Totaal |
11 357 312 403 |
11 182 240 092 |
10 734 731 213 |
10 827 092 785 |
11 238 887 764 |
11 186 469 323 |
11 136 037 766 |
77 662 771 346 |
28 544 460 460 |
22.9.2006 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 261/35 |
BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE
van 13 september 2006
betreffende een verzoek van de Republiek Litouwen om een verlaagd btw-tarief te mogen toepassen op de levering van stadsverwarming
(Kennisgeving geschied onder nummer C(2006) 4049)
(Slechts de tekst in het Litouws is authentiek)
(2006/637/EG)
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op de Zesde Richtlijn 77/388/EEG van de Raad van 17 mei 1977 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting — Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde: uniforme grondslag (1), en met name op artikel 12, lid 3, onder b),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij brief, ingekomen bij de Commissie op 20 juni 2006, heeft de Republiek Litouwen de Commissie in kennis gesteld van haar voornemen om de levering van stadsverwarming aan een verlaagd btw-tarief te onderwerpen. |
(2) |
Litouwen is voornemens een verlaagd tarief (5 %) toe te passen op de levering van stadsverwarming, terwijl voor aardgas en elektriciteit het normale tarief (18 %) zal blijven gelden. Deze tariefdifferentiëring zal geen aanleiding geven tot een verschuiving in de consumptie van elektriciteit of aardgas voor verwarmingsdoeleinden naar de consumptie van stadswarmte. Dit is hoofdzakelijk toe te schrijven aan nationale prijszettingsregels, die tot sterk verschillende prijzen voor aardgas, elektriciteit en stadswarmte leiden, en aan het feit dat deze producten elkaar uit technisch-technologisch oogpunt alleen voor verwarmingsdoeleinden kunnen vervangen. Bovendien wordt elektriciteit voor verwarmingsdoeleinden in Litouwen doorgaans alleen gebruikt door huishoudens die niet over de technische mogelijkheden beschikken om op gas te stoken of op een stadsverwarmingsnet aan te sluiten. De huishoudens die thans met elektriciteit verwarmen, zullen dus niet op stadsverwarming overschakelen, omdat zij niet op het stadsverwarmingsnet zijn aangesloten. Het is ook onwaarschijnlijk dat de huishoudens die op gas stoken, op stadsverwarming zullen overschakelen, omdat — volgens de informatie die de Litouwse overheid heeft verstrekt — de prijs voor stadsverwarming exclusief btw hoger is dan die voor gasverwarming. Een overschakeling zou hoe dan ook slechts mogelijk zijn als in een aansluiting op het stadsverwarmingsnet wordt voorzien. |
(3) |
Aangezien er in principe geen grensoverschrijdende transacties met stadswarmte worden verricht, bestaat er ook geen gevaar dat de mededinging wordt verstoord in de zin van artikel 12, lid 3, onder b), van de zesde btw-richtlijn, noch voor stadswarmte die door in Litouwen gevestigde leveranciers wordt geleverd aan particuliere afnemers die in een andere lidstaat wonen, noch voor stadswarmte die door buiten Litouwen gevestigde leveranciers wordt geleverd aan particuliere afnemers in dit land. |
(4) |
De beoogde maatregel is een maatregel van algemene strekking die voorziet in een verlaagd btw-tarief voor de levering van stadsverwarming overeenkomstig artikel 12, lid 3, onder b), van de zesde btw-richtlijn. |
(5) |
Aangezien het een maatregel van algemene strekking betreft waarbij in geen enkele uitzondering is voorzien, moet het gevaar voor verstoring van de mededinging als onbestaande worden beschouwd. Omdat bijgevolg aan de voorwaarde van artikel 12, lid 3, onder b), van de zesde richtlijn is voldaan, moet Litouwen worden gemachtigd de betrokken maatregel toe te passen vanaf de datum van kennisgeving van deze beschikking, |
HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:
Artikel 1
Litouwen mag de bij brief van 20 juni 2006 aangemelde maatregel tot toepassing van een verlaagd btw-tarief op de levering van stadsverwarming, ongeacht de omstandigheden waarin de productie en de levering plaatsvinden, ten uitvoer leggen.
Artikel 2
Deze beschikking is gericht tot de Republiek Litouwen.
Gedaan te Brussel, 13 september 2006.
Voor de Commissie
László KOVÁCS
Lid van de Commissie
(1) PB L 145 van 13.6.1977, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2006/69/EG (PB L 221 van 12.8.2006, blz. 9).