ISSN 1725-2598

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 207

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

49e jaargang
28 juli 2006


Inhoud

 

I   Besluiten waarvan de publicatie voorwaarde is voor de toepassing

Bladzijde

 

 

Verordening (EG) nr. 1141/2006 van de Commissie van 27 juli 2006 tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

1

 

 

Verordening (EG) nr. 1142/2006 van de Commissie van 27 juli 2006 tot vaststelling van de restituties bij uitvoer van witte en ruwe suiker in onveranderde vorm

3

 

 

Verordening (EG) nr. 1143/2006 van de Commissie van 27 juli 2006 tot vaststelling van de restituties bij uitvoer van stropen en bepaalde andere producten van de suikersector in ongewijzigde staat

5

 

 

Verordening (EG) nr. 1144/2006 van de Commissie van 27 juli 2006 tot vaststelling van de maximumrestitutie bij uitvoer van witte suiker in het kader van de in Verordening (EG) nr. 958/2006 bedoelde permanente inschrijving

7

 

 

Verordening (EG) nr. 1145/2006 van de Commissie van 27 juli 2006 tot vaststelling van de restituties bij uitvoer in de sector melk en zuivelproducten

8

 

 

Verordening (EG) nr. 1146/2006 van de Commissie van 27 juli 2006 tot vaststelling van de maximumuitvoerrestitutie voor boter in het kader van de permanente inschrijving van Verordening (EG) nr. 581/2004

12

 

 

Verordening (EG) nr. 1147/2006 van de Commissie van 27 juli 2006 houdende het besluit om geen uitvoerrestitutie toe te kennen voor mageremelkpoeder in het kader van de permanente inschrijving van Verordening (EG) nr. 582/2004

14

 

 

Verordening (EG) nr. 1148/2006 van de Commissie van 27 juli 2006 tot vaststelling van de restituties bij de productie in de sector granen

15

 

 

Verordening (EG) nr. 1149/2006 van de Commissie van 27 juli 2006 houdende vaststelling van de restituties die van toepassing zijn op bepaalde zuivelproducten, uitgevoerd in de vorm van goederen die niet onder bijlage I bij het Verdrag vallen

16

 

 

Verordening (EG) nr. 1150/2006 van de Commissie van 27 juli 2006 houdende vaststelling van de restituties die van toepassing zijn op bepaalde graan- en rijstproducten, uitgevoerd in de vorm van goederen die niet onder bijlage I bij het Verdrag vallen

19

 

 

Verordening (EG) nr. 1151/2006 van de Commissie van 27 juli 2006 houdende vaststelling van de restituties die van toepassing zijn op bepaalde producten van de sector suiker, uitgevoerd in de vorm van goederen die niet onder bijlage I bij het Verdrag vallen

23

 

 

Verordening (EG) nr. 1152/2006 van de Commissie van 27 juli 2006 tot vaststelling van de maximumverlaging van het recht bij invoer van maïs in het kader van de inschrijving bedoeld in Verordening (EG) nr. 1058/2006

25

 

 

Verordening (EG) nr. 1153/2006 van de Commissie van 27 juli 2006 betreffende de offertes voor de uitvoer van zachte tarwe die zijn meegedeeld in het kader van de openbare inschrijving bedoeld in Verordening (EG) nr. 936/2006

26

 

 

Verordening (EG) nr. 1154/2006 van de Commissie van 27 juli 2006 inzake de afgifte, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 327/98, van de invoercertificaten voor rijst wat de in de eerste tien werkdagen van de maand juli 2006 ingediende aanvragen betreft

27

 

 

II   Besluiten waarvan de publicatie niet voorwaarde is voor de toepassing

 

 

Raad

 

*

Besluit van de Raad van 11 juli 2006 tot benoeming van de Tsjechische, Duitse, Estse, Spaanse, Franse, Italiaanse, Letse, Litouwse, Luxemburgse, Hongaarse, Maltese, Oostenrijkse, Sloveense en Slowaakse leden van het Europees Economisch en Sociaal Comité

30

 

 

Europese Centrale Bank

 

*

Richtsnoer van de Europese Centrale Bank van 14 juli 2006 inzake bepaalde voorbereidingen voor de omschakeling naar de chartale euro en inzake bevoorrading vooraf en verdere bevoorrading vooraf met eurobankbiljetten en muntstukken buiten het eurogebied (ECB/2006/9)

39

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


I Besluiten waarvan de publicatie voorwaarde is voor de toepassing

28.7.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 207/1


VERORDENING (EG) Nr. 1141/2006 VAN DE COMMISSIE

van 27 juli 2006

tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 3223/94 van de Commissie van 21 december 1994 houdende uitvoeringsbepalingen van de invoerregeling voor groenten en fruit (1), en met name op artikel 4, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In Verordening (EG) nr. 3223/94 zijn op grond van de multilaterale handelsbesprekingen in het kader van de Uruguayronde de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de periodes die in de bijlage bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt.

(2)

Op grond van de bovenvermelde criteria moeten de forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld op de in de bijlage bij deze verordening vermelde niveaus,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 4 van Verordening (EG) nr. 3223/94 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld zoals aangegeven in de tabel in de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 28 juli 2006.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 27 juli 2006.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 337 van 24.12.1994, blz. 66. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 386/2005 (PB L 62 van 9.3.2005, blz. 3).


BIJLAGE

bij de verordening van de Commissie van 27 juli 2006 tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

052

71,2

096

41,9

999

56,6

0707 00 05

052

77,3

388

52,4

524

46,9

999

58,9

0709 90 70

052

73,4

999

73,4

0805 50 10

388

57,3

524

54,3

528

55,5

999

55,7

0806 10 10

052

127,7

204

133,5

220

145,5

388

8,7

400

200,9

508

94,8

512

56,7

624

158,2

999

115,8

0808 10 80

388

95,0

400

104,3

508

77,3

512

92,5

524

67,7

528

84,7

720

78,9

800

152,2

804

102,0

999

95,0

0808 20 50

052

71,2

388

98,0

512

89,9

528

86,0

720

30,0

804

128,9

999

84,0

0809 10 00

052

148,9

999

148,9

0809 20 95

052

277,8

400

365,8

999

321,8

0809 30 10, 0809 30 90

052

151,9

999

151,9

0809 40 05

093

67,2

098

88,9

624

131,7

999

95,9


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 750/2005 van de Commissie (PB L 126 van 19.5.2005, blz. 12). De code „999” staat voor „andere oorsprong”.


28.7.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 207/3


VERORDENING (EG) Nr. 1142/2006 VAN DE COMMISSIE

van 27 juli 2006

tot vaststelling van de restituties bij uitvoer van witte en ruwe suiker in onveranderde vorm

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 318/2006 van de Raad van 20 februari 2006 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector suiker (1), en met name op artikel 33, lid 2, tweede alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In artikel 32 van Verordening (EG) nr. 318/2006 is bepaald dat het verschil tussen de prijzen voor de in artikel 1, lid 1, onder b), van die verordening bedoelde producten op de wereldmarkt en op de interne markt mag worden overbrugd door een restitutie bij uitvoer.

(2)

Gezien de huidige situatie op de suikermarkt moeten derhalve uitvoerrestituties worden vastgesteld overeenkomstig de voorschriften en bepaalde criteria van de artikelen 32 en 33 van Verordening (EG) nr. 318/2006.

(3)

In artikel 33, lid 2, eerste alinea, van Verordening (EG) nr. 318/2006 is bepaald dat de restitutie naar gelang van de bestemming kan variëren indien dat gezien de situatie op de wereldmarkt of de specifieke vereisten van bepaalde markten noodzakelijk is.

(4)

Alleen voor producten die tot het vrije verkeer in de Gemeenschap zijn toegelaten en voldoen aan de vereisten van Verordening (EG) nr. 318/2006, mogen restituties worden verleend.

(5)

De in het kader van de Europaovereenkomsten tussen de Europese Gemeenschap en Roemenië en Bulgarije gevoerde onderhandelingen beogen met name de liberalisering van de handel in producten die onder de gemeenschappelijke marktordening voor de betrokken sector vallen. De uitvoerrestituties voor die twee landen moeten derhalve worden afgeschaft.

(6)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor suiker,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 32 van Verordening (EG) nr. 318/2006 bedoelde restituties worden verleend voor de producten en met toepassing van de bedragen die zijn vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 28 juli 2006.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 27 juli 2006.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 58 van 28.2.2006, blz. 1.


BIJLAGE

Met ingang van 28 juli 2006 geldende restituties bij uitvoer van witte en ruwe suiker in onveranderde vorm (1)

GN-code

Bestemming

Meeteenheid

Restitutiebedrag

1701 11 90 9100

S00

EUR/100 kg

24,00 (2)

1701 11 90 9910

S00

EUR/100 kg

24,00 (2)

1701 12 90 9100

S00

EUR/100 kg

24,00 (2)

1701 12 90 9910

S00

EUR/100 kg

24,00 (2)

1701 91 00 9000

S00

EUR/1 % sacharose × 100 kg nettoproduct

0,2609

1701 99 10 9100

S00

EUR/100 kg

26,09

1701 99 10 9910

S00

EUR/100 kg

26,09

1701 99 10 9950

S00

EUR/100 kg

26,09

1701 99 90 9100

S00

EUR/1 % sacharose × 100 kg nettoproduct

0,2609

NB: De bestemmingen zijn als volgt vastgesteld:

S00

:

alle bestemmingen, met uitzondering van Albanië, Kroatië, Bosnië en Herzegovina, Bulgarije, Roemenië, Servië, Montenegro, Kosovo en de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië.


(1)  De in deze bijlage vastgestelde restituties zijn niet van toepassing met ingang van 1 februari 2005 overeenkomstig Besluit 2005/45/EG van de Raad van 22 december 2004 betreffende het sluiten en de voorlopige toepassing van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat tot wijziging van de Overeenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat van 22 juli 1972, wat de bepalingen betreffende verwerkte landbouwproducten betreft (PB L 23 van 26.1.2005, blz. 17).

(2)  Dit bedrag geldt voor ruwe suiker met een rendement van 92 %. Indien het rendement van de geëxporteerde ruwe suiker afwijkt van 92 %, wordt het bedrag van de toe te passen restitutie voor elke betrokken uitvoertransactie vermenigvuldigd met een omrekeningsfactor die wordt verkregen door het overeenkomstig bijlage I, punt III, punt 3, van Verordening (EG) nr. 318/2006 berekende rendement van de geëxporteerde ruwe suiker te delen door 92.


28.7.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 207/5


VERORDENING (EG) Nr. 1143/2006 VAN DE COMMISSIE

van 27 juli 2006

tot vaststelling van de restituties bij uitvoer van stropen en bepaalde andere producten van de suikersector in ongewijzigde staat

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 318/2006 van de Raad van 20 februari 2006 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector suiker (1), en met name op artikel 33, lid 2, tweede alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In artikel 32 van Verordening (EG) nr. 318/2006 is bepaald dat het verschil tussen de prijzen voor de in artikel 1, lid 1, onder c), d) en g), van die verordening bedoelde producten op de wereldmarkt en op de interne markt mag worden overbrugd door een restitutie bij uitvoer.

(2)

Gezien de huidige situatie op de suikermarkt moeten derhalve uitvoerrestituties worden vastgesteld overeenkomstig de regels en bepaalde criteria van de artikelen 32 en 33 van Verordening (EG) nr. 318/2006.

(3)

In artikel 33, lid 2, eerste alinea, van Verordening (EG) nr. 318/2006 is bepaald dat de restitutie naar gelang van de bestemming kan variëren indien dat gezien de situatie op de wereldmarkt of de specifieke vereisten van bepaalde markten noodzakelijk is.

(4)

Er mogen alleen restituties worden verleend voor producten die tot het vrije verkeer in de Gemeenschap zijn toegelaten en voldoen aan de vereisten van Verordening (EG) nr. 951/2006 van de Commissie van 30 juni 2006 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 318/2006 van de Raad wat de handel met derde landen in de suikersector betreft (2).

(5)

De in het kader van de Europaovereenkomsten tussen de Europese Gemeenschap en Roemenië en Bulgarije gevoerde onderhandelingen beogen met name de liberalisering van de handel in producten die onder de gemeenschappelijke marktordening voor de betrokken sector vallen. De uitvoerrestituties voor die twee landen moeten derhalve worden afgeschaft.

(6)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor suiker,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   De in artikel 32 van Verordening (EG) nr. 318/2006 bedoelde uitvoerrestituties worden toegekend voor de producten en met toepassing van de bedragen die zijn vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening, op voorwaarde dat aan het bepaalde in lid 2 van het onderhavige artikel wordt voldaan.

2.   Alleen producten die voldoen aan de desbetreffende vereisten van de artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 951/2006 komen in aanmerking voor de in lid 1 van de onderhavige verordening bedoelde restituties.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 28 juli 2006.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 27 juli 2006.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 58 van 28.2.2006, blz. 1.

(2)  PB L 178 van 1.7.2006, blz. 24.


BIJLAGE

Met ingang van 28 juli 2006 geldende restituties bij uitvoer van stropen en bepaalde andere producten van de suikersector in onveranderde vorm (1)

GN-code

Bestemming

Meeteenheid

Restitutiebedrag

1702 40 10 9100

S00

EUR/100 kg droge stof

26,09

1702 60 10 9000

S00

EUR/100 kg droge stof

26,09

1702 60 95 9000

S00

EUR/1 % sacharose × 100 kg nettoproduct

0,2609

1702 90 30 9000

S00

EUR/100 kg droge stof

26,09

1702 90 60 9000

S00

EUR/1 % sacharose × 100 kg nettoproduct

0,2609

1702 90 71 9000

S00

EUR/1 % sacharose × 100 kg nettoproduct

0,2609

1702 90 99 9900

S00

EUR/1 % sacharose × 100 kg nettoproduct

0,2609 (2)

2106 90 30 9000

S00

EUR/100 kg droge stof

26,09

2106 90 59 9000

S00

EUR/1 % sacharose × 100 kg nettoproduct

0,2609

NB: De bestemmingen zijn als volgt vastgesteld:

S00

:

alle bestemmingen, met uitzondering van Albanië, Kroatië, Bosnië en Herzegovina, Bulgarije, Roemenië, Servië, Montenegro, Kosovo en de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië.


(1)  De in deze bijlage vastgestelde restituties zijn niet van toepassing met ingang van 1 februari 2005 overeenkomstig Besluit 2005/45/EG van de Raad van 22 december 2004 betreffende het sluiten en de voorlopige toepassing van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat tot wijziging van de Overeenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat van 22 juli 1972, wat de bepalingen betreffende verwerkte landbouwproducten betreft (PB L 23 van 26.1.2005, blz. 17).

(2)  Het basisbedrag is niet van toepassing op het in de bijlage, punt 2, van Verordening (EEG) nr. 3513/92 van de Commissie (PB L 355 van 5.12.1992, blz. 12) bedoelde product.


28.7.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 207/7


VERORDENING (EG) Nr. 1144/2006 VAN DE COMMISSIE

van 27 juli 2006

tot vaststelling van de maximumrestitutie bij uitvoer van witte suiker in het kader van de in Verordening (EG) nr. 958/2006 bedoelde permanente inschrijving

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 318/2006 van de Raad van 20 februari 2006 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector suiker (1), en met name op artikel 33, lid 2, tweede alinea en derde alinea, onder b),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Krachtens Verordening (EG) nr. 958/2006 van de Commissie van 28 juni 2006 betreffende een permanente inschrijving voor de vaststelling van restituties bij uitvoer van witte suiker voor het verkoopseizoen 2006/2007 (2) moeten deelinschrijvingen worden gehouden.

(2)

Op grond van artikel 8, lid 1, van Verordening (EG) nr. 958/2006 en op grond van het onderzoek van de biedingen voor de op 27 juli 2006 verstrijkende deelinschrijving, dient de maximumrestitutie bij uitvoer in het kader van die deelinschrijving te worden vastgesteld.

(3)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor suiker,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De maximumrestitutie bij uitvoer van het in artikel 1, lid 1, van Verordening (EG) nr. 958/2006 bedoelde product wordt voor de op 27 juli 2006 verstrijkende deelinschrijving vastgesteld op 31,090 EUR/100 kg.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 28 juli 2006.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 27 juli 2006.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 58 van 28.2.2006, blz. 1.

(2)  PB L 175 van 29.6.2006, blz. 49.


28.7.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 207/8


VERORDENING (EG) Nr. 1145/2006 VAN DE COMMISSIE

van 27 juli 2006

tot vaststelling van de restituties bij uitvoer in de sector melk en zuivelproducten

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector melk en zuivelproducten (1), en met name op artikel 31, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Krachtens artikel 31, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1255/1999 kan het verschil tussen de prijzen van de in artikel 1 van die verordening bedoelde producten op de wereldmarkt en die in de Gemeenschap worden overbrugd door een restitutie bij uitvoer.

(2)

Gelet op de huidige situatie op de markt voor melk en zuivelproducten dienen uitvoerrestituties te worden vastgesteld in overeenstemming met de voorschriften en bepaalde criteria van artikel 31 van Verordening (EG) nr. 1255/1999.

(3)

In artikel 31, lid 3, tweede alinea, van Verordening (EG) nr. 1255/1999 is bepaald dat de restitutie kan variëren naar gelang van de bestemming, indien de situatie in de internationale handel of de specifieke vereisten van bepaalde markten dat noodzakelijk maakt of maken.

(4)

Overeenkomstig het memorandum van overeenstemming tussen de Europese Gemeenschap en de Dominicaanse Republiek betreffende beschermende maatregelen ten aanzien van de invoer van melkpoeder in de Dominicaanse Republiek (2), goedgekeurd bij Besluit 98/486/EG van de Raad (3), kan een bepaalde hoeveelheid naar de Dominicaanse Republiek uitgevoerde communautaire zuivelproducten in aanmerking komen voor verlaagde douanerechten. De uitvoerrestituties voor in het kader van deze regeling uitgevoerde producten dienen bijgevolg te worden verlaagd met een bepaald percentage.

(5)

Voor bepaalde producten blijkt het gebruik van uitvoerrestituties insignificant te zijn. Voor de betrokken producten dienen derhalve geen uitvoerrestituties meer te worden vastgesteld.

(6)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor melk en zuivelproducten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 31 van Verordening (EG) nr. 1255/1999 bedoelde uitvoerrestituties worden toegekend voor de in de bijlage bij deze verordening vastgestelde producten en bedragen, onder de voorwaarden van artikel 1, lid 4, van Verordening (EG) nr. 174/1999 van de Commissie (4).

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 28 juli 2006.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 27 juli 2006.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 160 van 26.6.1999, blz. 48. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1913/2005 (PB L 307 van 25.11.2005, blz. 2).

(2)  PB L 218 van 6.8.1998, blz. 46.

(3)  PB L 218 van 6.8.1998, blz. 45.

(4)  PB L 20 van 27.1.1999, blz. 8.


BIJLAGE

Vanaf 28 juli 2006 geldende uitvoerrestituties voor melk en zuivelproducten

Productcode

Bestemming

Meeteenheid

Bedrag van de restitutie

0401 30 31 9100

L02

EUR/100 kg

13,02

L20

EUR/100 kg

18,61

0401 30 31 9400

L02

EUR/100 kg

20,34

L20

EUR/100 kg

29,07

0401 30 31 9700

L02

EUR/100 kg

22,45

L20

EUR/100 kg

32,06

0401 30 39 9100

L02

EUR/100 kg

13,02

L20

EUR/100 kg

18,61

0401 30 39 9400

L02

EUR/100 kg

20,34

L20

EUR/100 kg

29,07

0401 30 39 9700

L02

EUR/100 kg

22,45

L20

EUR/100 kg

32,06

0401 30 91 9100

L02

EUR/100 kg

25,57

L20

EUR/100 kg

36,54

0401 30 99 9100

L02

EUR/100 kg

25,57

L20

EUR/100 kg

36,54

0401 30 99 9500

L02

EUR/100 kg

37,59

L20

EUR/100 kg

53,70

0402 10 11 9000

L02

EUR/100 kg

L20 (1)

EUR/100 kg

0402 10 19 9000

L02

EUR/100 kg

L20 (1)

EUR/100 kg

0402 10 99 9000

L02

EUR/100 kg

L20

EUR/100 kg

0402 21 11 9200

L02

EUR/100 kg

L20

EUR/100 kg

0402 21 11 9300

L02

EUR/100 kg

37,83

L20

EUR/100 kg

48,54

0402 21 11 9500

L02

EUR/100 kg

39,47

L20

EUR/100 kg

50,67

0402 21 11 9900

L02

EUR/100 kg

42,06

L20 (1)

EUR/100 kg

54,00

0402 21 17 9000

L02

EUR/100 kg

L20

EUR/100 kg

0402 21 19 9300

L02

EUR/100 kg

37,83

L20

EUR/100 kg

48,54

0402 21 19 9500

L02

EUR/100 kg

39,47

L20

EUR/100 kg

50,67

0402 21 19 9900

L02

EUR/100 kg

42,06

L20 (1)

EUR/100 kg

54,00

0402 21 91 9100

L02

EUR/100 kg

42,33

L20

EUR/100 kg

54,32

0402 21 91 9200

L02

EUR/100 kg

42,57

L20 (1)

EUR/100 kg

54,66

0402 21 91 9350

L02

EUR/100 kg

43,03

L20

EUR/100 kg

55,21

0402 21 99 9100

L02

EUR/100 kg

42,33

L20

EUR/100 kg

54,32

0402 21 99 9200

L02

EUR/100 kg

42,57

L20 (1)

EUR/100 kg

54,66

0402 21 99 9300

L02

EUR/100 kg

43,03

L20

EUR/100 kg

55,21

0402 21 99 9400

L02

EUR/100 kg

45,39

L20

EUR/100 kg

58,28

0402 21 99 9500

L02

EUR/100 kg

46,22

L20

EUR/100 kg

59,34

0402 21 99 9600

L02

EUR/100 kg

49,50

L20

EUR/100 kg

63,53

0402 21 99 9700

L02

EUR/100 kg

51,32

L20

EUR/100 kg

65,91

0402 29 15 9200

L02

EUR/100 kg

L20

EUR/100 kg

0402 29 15 9300

L02

EUR/100 kg

37,83

L20

EUR/100 kg

48,54

0402 29 15 9500

L02

EUR/100 kg

39,47

L20

EUR/100 kg

50,67

0402 29 19 9300

L02

EUR/100 kg

37,83

L20

EUR/100 kg

48,54

0402 29 19 9500

L02

EUR/100 kg

39,47

L20

EUR/100 kg

50,67

0402 29 19 9900

L02

EUR/100 kg

42,06

L20

EUR/100 kg

54,00

0402 29 99 9100

L02

EUR/100 kg

42,33

L20

EUR/100 kg

54,32

0402 29 99 9500

L02

EUR/100 kg

45,39

L20

EUR/100 kg

58,28

0402 91 11 9370

L02

EUR/100 kg

4,13

L20

EUR/100 kg

5,90

0402 91 19 9370

L02

EUR/100 kg

4,13

L20

EUR/100 kg

5,90

0402 91 31 9300

L02

EUR/100 kg

4,88

L20

EUR/100 kg

6,97

0402 91 39 9300

L02

EUR/100 kg

4,88

L20

EUR/100 kg

6,97

0402 91 99 9000

L02

EUR/100 kg

15,71

L20

EUR/100 kg

22,46

0402 99 11 9350

L02

EUR/100 kg

10,55

L20

EUR/100 kg

15,08

0402 99 19 9350

L02

EUR/100 kg

10,55

L20

EUR/100 kg

15,08

0402 99 31 9300

L02

EUR/100 kg

9,40

L20

EUR/100 kg

13,44

0403 90 11 9000

L02

EUR/100 kg

L20

EUR/100 kg

0403 90 13 9200

L02

EUR/100 kg

L20

EUR/100 kg

0403 90 13 9300

L02

EUR/100 kg

37,48

L20

EUR/100 kg

48,11

0403 90 13 9500

L02

EUR/100 kg

39,13

L20

EUR/100 kg

50,22

0403 90 13 9900

L02

EUR/100 kg

41,70

L20

EUR/100 kg

53,51

0403 90 33 9400

L02

EUR/100 kg

37,48

L20

EUR/100 kg

48,11

0403 90 59 9310

L02

EUR/100 kg

13,02

L20

EUR/100 kg

18,61

0403 90 59 9340

L02

EUR/100 kg

19,06

L20

EUR/100 kg

27,22

0403 90 59 9370

L02

EUR/100 kg

19,06

L20

EUR/100 kg

27,22

0404 90 21 9120

L02

EUR/100 kg

L20

EUR/100 kg

0404 90 21 9160

L02

EUR/100 kg

L20

EUR/100 kg

0404 90 23 9120

L02

EUR/100 kg

L20

EUR/100 kg

0404 90 23 9130

L02

EUR/100 kg

37,83

L20

EUR/100 kg

48,54

0404 90 23 9140

L02

EUR/100 kg

39,47

L20

EUR/100 kg

50,67

0404 90 23 9150

L02

EUR/100 kg

42,06

L20

EUR/100 kg

54,00

0404 90 81 9100

L02

EUR/100 kg

L20

EUR/100 kg

0404 90 83 9110

L02

EUR/100 kg

L20

EUR/100 kg

0404 90 83 9130

L02

EUR/100 kg

37,83

L20

EUR/100 kg

48,54

0404 90 83 9150

L02

EUR/100 kg

39,47

L20

EUR/100 kg

50,67

0404 90 83 9170

L02

EUR/100 kg

42,06

L20

EUR/100 kg

54,00

0405 10 11 9500

L02

EUR/100 kg

72,00

L20

EUR/100 kg

97,08

0405 10 11 9700

L02

EUR/100 kg

73,79

L20

EUR/100 kg

99,50

0405 10 19 9500

L02

EUR/100 kg

72,00

L20

EUR/100 kg

97,08

0405 10 19 9700

L02

EUR/100 kg

73,79

L20

EUR/100 kg

99,50

0405 10 30 9100

L02

EUR/100 kg

72,00

L20

EUR/100 kg

97,08

0405 10 30 9300

L02

EUR/100 kg

73,79

L20

EUR/100 kg

99,50

0405 10 30 9700

L02

EUR/100 kg

73,79

L20

EUR/100 kg

99,50

0405 10 50 9500

L02

EUR/100 kg

72,00

L20

EUR/100 kg

97,08

0405 10 50 9700

L02

EUR/100 kg

73,79

L20

EUR/100 kg

99,50

0405 10 90 9000

L02

EUR/100 kg

76,50

L20

EUR/100 kg

103,15

0405 20 90 9500

L02

EUR/100 kg

67,51

L20

EUR/100 kg

91,01

0405 20 90 9700

L02

EUR/100 kg

70,20

L20

EUR/100 kg

94,64

0405 90 10 9000

L02

EUR/100 kg

92,11

L20

EUR/100 kg

124,18

0405 90 90 9000

L02

EUR/100 kg

73,66

L20

EUR/100 kg

99,32

0406 10 20 9640

L04

EUR/100 kg

26,72

L40

EUR/100 kg

33,40

0406 10 20 9650

L04

EUR/100 kg

22,27

L40

EUR/100 kg

27,84

0406 10 20 9830

L04

EUR/100 kg

8,27

L40

EUR/100 kg

10,32

0406 10 20 9850

L04

EUR/100 kg

10,01

L40

EUR/100 kg

12,52

0406 20 90 9913

L04

EUR/100 kg

19,83

L40

EUR/100 kg

24,78

0406 20 90 9915

L04

EUR/100 kg

26,92

L40

EUR/100 kg

33,65

0406 20 90 9917

L04

EUR/100 kg

28,62

L40

EUR/100 kg

35,76

0406 20 90 9919

L04

EUR/100 kg

31,96

L40

EUR/100 kg

39,96

0406 30 31 9730

L04

EUR/100 kg

3,56

L40

EUR/100 kg

8,36

0406 30 31 9930

L04

EUR/100 kg

3,56

L40

EUR/100 kg

8,36

0406 30 31 9950

L04

EUR/100 kg

5,18

L40

EUR/100 kg

12,16

0406 30 39 9500

L04

EUR/100 kg

3,56

L40

EUR/100 kg

8,36

0406 30 39 9700

L04

EUR/100 kg

5,18

L40

EUR/100 kg

12,16

0406 30 39 9930

L04

EUR/100 kg

5,18

L40

EUR/100 kg

12,16

0406 30 39 9950

L04

EUR/100 kg

5,87

L40

EUR/100 kg

13,75

0406 40 50 9000

L04

EUR/100 kg

31,42

L40

EUR/100 kg

39,26

0406 40 90 9000

L04

EUR/100 kg

32,27

L40

EUR/100 kg

40,33

0406 90 13 9000

L04

EUR/100 kg

35,76

L40

EUR/100 kg

51,19

0406 90 15 9100

L04

EUR/100 kg

36,97

L40

EUR/100 kg

52,90

0406 90 17 9100

L04

EUR/100 kg

36,97

L40

EUR/100 kg

52,90

0406 90 21 9900

L04

EUR/100 kg

35,93

L40

EUR/100 kg

51,30

0406 90 23 9900

L04

EUR/100 kg

32,21

L40

EUR/100 kg

46,31

0406 90 25 9900

L04

EUR/100 kg

31,59

L40

EUR/100 kg

45,22

0406 90 27 9900

L04

EUR/100 kg

28,60

L40

EUR/100 kg

40,96

0406 90 31 9119

L04

EUR/100 kg

26,45

L40

EUR/100 kg

37,91

0406 90 33 9119

L04

EUR/100 kg

26,45

L40

EUR/100 kg

37,91

0406 90 35 9190

L04

EUR/100 kg

37,66

L40

EUR/100 kg

54,17

0406 90 35 9990

L04

EUR/100 kg

37,66

L40

EUR/100 kg

54,17

0406 90 37 9000

L04

EUR/100 kg

35,76

L40

EUR/100 kg

51,19

0406 90 61 9000

L04

EUR/100 kg

40,71

L40

EUR/100 kg

58,91

0406 90 63 9100

L04

EUR/100 kg

40,11

L40

EUR/100 kg

57,85

0406 90 63 9900

L04

EUR/100 kg

38,55

L40

EUR/100 kg

55,87

0406 90 69 9910

L04

EUR/100 kg

39,12

L40

EUR/100 kg

56,69

0406 90 73 9900

L04

EUR/100 kg

32,91

L40

EUR/100 kg

47,15

0406 90 75 9900

L04

EUR/100 kg

33,57

L40

EUR/100 kg

48,27

0406 90 76 9300

L04

EUR/100 kg

29,81

L40

EUR/100 kg

42,66

0406 90 76 9400

L04

EUR/100 kg

33,38

L40

EUR/100 kg

47,78

0406 90 76 9500

L04

EUR/100 kg

30,91

L40

EUR/100 kg

43,87

0406 90 78 9100

L04

EUR/100 kg

32,69

L40

EUR/100 kg

47,76

0406 90 78 9300

L04

EUR/100 kg

32,38

L40

EUR/100 kg

46,25

0406 90 79 9900

L04

EUR/100 kg

26,74

L40

EUR/100 kg

38,44

0406 90 81 9900

L04

EUR/100 kg

33,38

L40

EUR/100 kg

47,78

0406 90 85 9930

L04

EUR/100 kg

36,59

L40

EUR/100 kg

52,67

0406 90 85 9970

L04

EUR/100 kg

33,57

L40

EUR/100 kg

48,27

0406 90 86 9200

L04

EUR/100 kg

32,45

L40

EUR/100 kg

48,11

0406 90 86 9400

L04

EUR/100 kg

34,77

L40

EUR/100 kg

50,84

0406 90 86 9900

L04

EUR/100 kg

36,59

L40

EUR/100 kg

52,67

0406 90 87 9300

L04

EUR/100 kg

30,22

L40

EUR/100 kg

44,65

0406 90 87 9400

L04

EUR/100 kg

30,85

L40

EUR/100 kg

45,09

0406 90 87 9951

L04

EUR/100 kg

32,78

L40

EUR/100 kg

46,93

0406 90 87 9971

L04

EUR/100 kg

32,78

L40

EUR/100 kg

46,93

0406 90 87 9973

L04

EUR/100 kg

32,19

L40

EUR/100 kg

46,08

0406 90 87 9974

L04

EUR/100 kg

34,48

L40

EUR/100 kg

49,14

0406 90 87 9975

L04

EUR/100 kg

34,19

L40

EUR/100 kg

48,31

0406 90 87 9979

L04

EUR/100 kg

32,21

L40

EUR/100 kg

46,31

0406 90 88 9300

L04

EUR/100 kg

26,69

L40

EUR/100 kg

39,30

0406 90 88 9500

L04

EUR/100 kg

27,52

L40

EUR/100 kg

39,32

De bestemmingen zijn als volgt vastgesteld:

L02

:

Andorra en Gibraltar.

L20

:

Alle bestemmingen, met uitzondering van L02, Ceuta, Melilla, Heilige Stoel (Vaticaanstad), de Verenigde Staten van Amerika, Bulgarije, Roemenië en de gebieden van de Republiek Cyprus waarover de regering van de Republiek Cyprus niet feitelijk het gezag uitoefent.

L04

:

Albanië, Bosnië-Herzegovina, Kosovo, Servië en Montenegro en de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië.

L40

:

Alle bestemmingen, met uitzondering van L02, L04, Ceuta, Melilla, IJsland, Liechtenstein, Noorwegen, Zwitserland, Heilige Stoel (Vaticaanstad), de Verenigde Staten van Amerika, Bulgarije, Roemenië, Kroatië, Turkije, Australië, Canada, Nieuw-Zeeland en de gebieden van de Republiek Cyprus waarover de regering van de Republiek Cyprus niet feitelijk het gezag uitoefent.


(1)  Voor producten die zijn bestemd voor uitvoer naar de Dominicaanse Republiek in het kader van het contingent 2006/2007, zoals bedoeld in Besluit 98/486/EG, en die voldoen aan de voorwaarden van artikel 20 bis van Verordening (EG) nr. 174/1999, gelden de volgende restituties:

a)

producten van de productcodes 0402 10 11 9000 en 0402 10 19 9000

0,00 EUR/100 kg;

b)

producten van de productcodes 0402 21 11 9900, 0402 21 19 9900, 0402 21 91 9200 en 0402 21 99 9200

28,00 EUR/100 kg.

De bestemmingen zijn als volgt vastgesteld:

L02

:

Andorra en Gibraltar.

L20

:

Alle bestemmingen, met uitzondering van L02, Ceuta, Melilla, Heilige Stoel (Vaticaanstad), de Verenigde Staten van Amerika, Bulgarije, Roemenië en de gebieden van de Republiek Cyprus waarover de regering van de Republiek Cyprus niet feitelijk het gezag uitoefent.

L04

:

Albanië, Bosnië-Herzegovina, Kosovo, Servië en Montenegro en de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië.

L40

:

Alle bestemmingen, met uitzondering van L02, L04, Ceuta, Melilla, IJsland, Liechtenstein, Noorwegen, Zwitserland, Heilige Stoel (Vaticaanstad), de Verenigde Staten van Amerika, Bulgarije, Roemenië, Kroatië, Turkije, Australië, Canada, Nieuw-Zeeland en de gebieden van de Republiek Cyprus waarover de regering van de Republiek Cyprus niet feitelijk het gezag uitoefent.


28.7.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 207/12


VERORDENING (EG) Nr. 1146/2006 VAN DE COMMISSIE

van 27 juli 2006

tot vaststelling van de maximumuitvoerrestitutie voor boter in het kader van de permanente inschrijving van Verordening (EG) nr. 581/2004

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector melk en zuivelproducten (1), en met name op artikel 31, lid 3, derde alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EG) nr. 581/2004 van de Commissie van 26 maart 2004 tot opening van een permanente inschrijving voor de bepaling van de uitvoerrestituties voor bepaalde soorten boter (2) voorziet in een permanente inschrijving.

(2)

Krachtens artikel 5 van Verordening (EG) nr. 580/2004 van de Commissie van 26 maart 2004 houdende een inschrijvingsprocedure tot vaststelling van de uitvoerrestituties voor bepaalde zuivelproducten (3) moet, na bestudering van de offertes die in het kader van de inschrijving zijn ingediend, een maximumuitvoerrestitutie worden vastgesteld voor de inschrijvingsperiode die eindigt op 25 juli 2006.

(3)

Het Comité van beheer voor melk en zuivelproducten heeft geen advies uitgebracht binnen de door zijn voorzitter bepaalde termijn,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

In het kader van de bij Verordening (EG) nr. 581/2004 geopende permanente inschrijving wordt voor de inschrijvingsperiode die eindigt op 25 juli 2006, de maximumuitvoerrestitutie toegepast op de in artikel 1, lid 1, van die verordening vermelde producten, zoals vermeld in de bijlage van deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 28 juli 2006.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 27 juli 2006.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 160 van 26.6.1999, blz. 48. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1913/2005 (PB L 307 van 25.11.2005, blz. 2).

(2)  PB L 90 van 27.3.2004, blz. 64. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 409/2006 (PB L 71 van 10.3.2006, blz. 5).

(3)  PB L 90 van 27.3.2004, blz. 58. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1814/2005 (PB L 292 van 8.11.2005, blz. 3).


BIJLAGE

(EUR/100 kg)

Product

Productcodes

Maximumuitvoerrestitutie voor uitvoer naar de in artikel 1, lid 1, tweede alinea, van Verordening (EG) nr. 581/2004 vermelde bestemmingen

Boter

ex ex 0405 10 19 9500

101,00

Boter

ex ex 0405 10 19 9700

108,00

Butteroil

ex ex 0405 90 10 9000

130,00


28.7.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 207/14


VERORDENING (EG) Nr. 1147/2006 VAN DE COMMISSIE

van 27 juli 2006

houdende het besluit om geen uitvoerrestitutie toe te kennen voor mageremelkpoeder in het kader van de permanente inschrijving van Verordening (EG) nr. 582/2004

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector melk en zuivelproducten (1), en met name op artikel 31, lid 3, derde alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EG) nr. 582/2004 van de Commissie van 26 maart 2004 tot opening van een permanente inschrijving voor de bepaling van de uitvoerrestituties voor mageremelkpoeder (2) voorziet in een permanente inschrijving.

(2)

In het kader van artikel 5 van Verordening (EG) nr. 580/2004 van de Commissie van 26 maart 2004 houdende een inschrijvingsprocedure tot vaststelling van de uitvoerrestituties voor bepaalde zuivelproducten (3) en na bestudering van de offertes die in het kader van de inschrijving zijn ingediend, dient te worden besloten geen restitutie toe te kennen voor de inschrijvingsperiode die eindigt op 25 juli 2006.

(3)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor melk en zuivelproducten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

In het kader van de bij Verordening (EG) nr. 582/2004 geopende permanente inschrijving wordt voor de inschrijvingsperiode die eindigt op 25 juli 2006, geen restitutie toegekend voor het product en de bestemmingen als vermeld in artikel 1, lid 1, van die verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 27 juli 2006.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 160 van 26.6.1999, blz. 48. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1913/2005 (PB L 307 van 25.11.2005, blz. 2).

(2)  PB L 90 van 27.3.2004, blz. 67. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 409/2006 (PB L 71 van 10.3.2006, blz. 5).

(3)  PB L 90 van 27.3.2004, blz. 58. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1814/2005 (PB L 292 van 8.11.2005, blz. 3).


28.7.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 207/15


VERORDENING (EG) Nr. 1148/2006 VAN DE COMMISSIE

van 27 juli 2006

tot vaststelling van de restituties bij de productie in de sector granen

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1784/2003 van de Raad van 29 september 2003 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector granen (1), en met name op artikel 8, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EEG) nr. 1722/93 van de Commissie van 30 juni 1993 tot vaststelling van de toepassingsbepalingen van de Verordeningen (EEG) nr. 1766/92 en (EEG) nr. 1418/76 van de Raad wat de regelingen inzake de productierestituties in de sector granen respectievelijk rijst betreft (2) zijn de voorwaarden voor de toekenning van de productierestitutie vastgesteld. De berekeningsgrondslag is bepaald in artikel 3 van genoemde verordening. De aldus berekende restitutie, zo nodig gedifferentieerd voor aardappelmeel, moet eenmaal per maand worden vastgesteld en mag slechts gewijzigd worden wanneer de maïs- en/of tarweprijzen een significante verandering te zien geven.

(2)

De in deze verordening vastgestelde productierestituties moeten worden aangepast met de in bijlage II bij Verordening (EEG) nr. 1722/93 bepaalde coëfficiënten, teneinde het juiste te betalen bedrag te verkrijgen.

(3)

Het Comité van beheer voor granen heeft geen advies uitgebracht binnen de door zijn voorzitter bepaalde termijn,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 3, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 1722/93 bedoelde productierestitutie per ton zetmeel wordt vastgesteld op:

a)

10,86 EUR/t voor zetmeel uit maïs, tarwe, gerst en haver;

b)

15,33 EUR/t voor aardappelmeel.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 28 juli 2006.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 27 juli 2006.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 270 van 21.10.2003, blz. 78. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1154/2005 van de Commissie (PB L 187 van 19.7.2005, blz. 11).

(2)  PB L 159 van 1.7.1993, blz. 112. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1548/2004 (PB L 280 van 31.8.2004, blz. 11).


28.7.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 207/16


VERORDENING (EG) Nr. 1149/2006 VAN DE COMMISSIE

van 27 juli 2006

houdende vaststelling van de restituties die van toepassing zijn op bepaalde zuivelproducten, uitgevoerd in de vorm van goederen die niet onder bijlage I bij het Verdrag vallen

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad van 15 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector melk en zuivelproducten (1), en met name op artikel 31, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 31, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1255/1999 kan het verschil tussen de prijzen van de in artikel 1, onder a), b), c), d), e) en g), van die verordening bedoelde producten in de internationale handel enerzijds en de prijzen in de Gemeenschap anderzijds door een restitutie bij de uitvoer worden overbrugd.

(2)

In Verordening (EG) nr. 1043/2005 van de Commissie van 30 juni 2005 houdende tenuitvoerlegging van Verordening (EG) nr. 3448/93 van de Raad wat betreft de regeling aangaande de toekenning van restituties bij uitvoer en de criteria voor de vaststelling van het restitutiebedrag betreffende bepaalde landbouwproducten, uitgevoerd in de vorm van goederen die niet onder bijlage I van het Verdrag vallen (2) is aangegeven voor welke producten een restitutie moet worden vastgesteld wanneer zij worden uitgevoerd in de vorm van goederen bedoeld in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 1255/1999.

(3)

Overeenkomstig artikel 14, eerste alinea, van Verordening (EG) nr. 1043/2005 moet de restitutievoet per 100 kg van elk van de betrokken basisproducten maandelijks worden vastgesteld.

(4)

Voor bepaalde melkproducten die worden uitgevoerd in de vorm van goederen die niet onder bijlage I bij het Verdrag vallen, bestaat evenwel het gevaar dat, indien vooraf hoge restituties worden vastgesteld, de verplichtingen die met betrekking tot deze restituties zijn aangegaan, op het spel worden gezet. Om dat gevaar te voorkomen dienen passende voorzorgsmaatregelen te worden genomen, zonder evenwel contracten op lange termijn uit te sluiten. De vaststelling van specifieke restitutiebedragen voor het vooraf vaststellen van de restituties voor deze producten moet het mogelijk maken beide doelstellingen te verwezenlijken.

(5)

In artikel 15, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1043/2005 is bepaald dat voor de vaststelling van de restitutie in voorkomend geval rekening moet worden gehouden met de restituties bij de productie en de steunmaatregelen of andere maatregelen van gelijke werking die voor de in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1043/2005 vermelde basisproducten of daarmee gelijkgestelde producten in alle lidstaten worden toegepast uit hoofde van de verordening houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de betrokken sector.

(6)

Ingevolge artikel 12, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1255/1999 wordt steun verleend aan in de Gemeenschap geproduceerde en tot caseïne verwerkte ondermelk, indien deze melk en de daarvan vervaardigde caseïne aan bepaalde eisen voldoen.

(7)

Verordening (EG) nr. 1898/2005 van de Commissie van 9 november 2005 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad, wat betreft maatregelen voor de afzet van room, boter en boterconcentraat op de markt van de Gemeenschap (3) voorziet in de levering van boter en room tegen verlaagde prijs aan de fabrikanten van bepaalde koopwaren.

(8)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor melk en zuivelproducten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De restitutiebedragen die van toepassing zijn op de in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1043/2005 en in artikel 1 van Verordening (EG) nr. 1255/1999 opgenomen basisproducten die worden uitgevoerd in de vorm van in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 1255/1999 vermelde goederen, worden vastgesteld zoals bepaald in de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 28 juli 2006.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 27 juli 2006.

Voor de Commissie

Günter VERHEUGEN

Vice-voorzitter


(1)  PB L 160 van 26.6.1999, blz. 48. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 186/2004 van de Commissie (PB L 29 van 3.2.2004, blz. 6).

(2)  PB L 172 van 5.7.2005, blz. 24.

(3)  PB L 308 van 25.11.2005, blz. 1. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2107/2005 (PB L 337 van 22.12.2005, blz. 20).


BIJLAGE

Restituties welke van toepassing zijn vanaf 28 juli 2006 op bepaalde zuivelproducten die worden uitgevoerd in de vorm van goederen die niet onder bijlage I van het Verdrag vallen (1)

(EUR/100 kg)

GN-code

Omschrijving

Restituties

Bij vaststelling vooraf van de restituties

Overige gevallen

ex 0402 10 19

Melk in poeder, in korrels of in andere vaste vorm, zonder toegevoegde suiker of andere zoetstoffen, met een vetgehalte van minder dan 1,5 gewichtspercenten (PG 2):

 

 

a)

in geval van uitvoer van goederen van GN-code 3501

b)

in geval van uitvoer van andere goederen

0,00

0,00

ex 0402 21 19

Melk in poeder, in korrels of in andere vaste vorm, zonder toegevoegde suiker of andere zoetstoffen, met een vetgehalte van 26 gewichtspercenten (PG 3):

 

 

a)

bij uitvoer van producten, bevattende boter of room in de vorm van een aan PG 3 gelijkgesteld product, tegen verlaagde prijs krachtens Verordening (EG) nr. 1898/2005

20,93

20,93

b)

in geval van uitvoer van andere goederen

54,00

54,00

ex 0405 10

Boter met een vetgehalte van 82 gewichtspercenten (PG 6):

 

 

a)

bij uitvoer van producten, bevattende boter of room tegen verlaagde prijs, vervaardigd overeenkomstig het bepaalde in Verordening (EG) nr. 1898/2005

66,00

66,00

b)

in geval van uitvoer van goederen behorende tot GN-code 2106 90 98, met een vetgehalte van 40 of meer gewichtspercenten

106,75

106,75

c)

in geval van uitvoer van andere goederen

99,50

99,50


(1)  De in deze bijlage vastgestelde restituties zijn niet van toepassing op de uitvoer naar Bulgarije met ingang van 1 oktober 2004 en naar Roemenië met ingang van 1 december 2005, noch op de goederen die zijn opgenomen in de tabellen I en II bij Protocol nr. 2 bij de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat van 22 juli 1972 en die met ingang van 1 februari 2005 naar de Zwitserse Bondsstaat of naar het Vorstendom Liechtenstein worden uitgevoerd.


28.7.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 207/19


VERORDENING (EG) Nr. 1150/2006 VAN DE COMMISSIE

van 27 juli 2006

houdende vaststelling van de restituties die van toepassing zijn op bepaalde graan- en rijstproducten, uitgevoerd in de vorm van goederen die niet onder bijlage I bij het Verdrag vallen

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1784/2003 van de Raad van 29 september 2003 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector granen (1), en met name op artikel 13, lid 3,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1785/2003 van de Raad van 29 september 2003 houdende een gemeenschappelijke ordening van de rijstmarkt (2), en met name op artikel 14, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 13, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1784/2003 en artikel 14, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1785/2003 kan het verschil tussen de noteringen of de prijzen van de in artikel 1 van deze beide verordeningen bedoelde producten op de wereldmarkt enerzijds en de prijzen in de Gemeenschap anderzijds door een restitutie bij de uitvoer worden overbrugd.

(2)

In Verordening (EG) nr. 1043/2005 van de Commissie van 30 juni 2005 houdende tenuitvoerlegging van Verordening (EG) nr. 3448/93 van de Raad wat betreft de regeling aangaande de toekenning van restituties bij uitvoer en de criteria voor de vaststelling van het restitutiebedrag betreffende bepaalde landbouwproducten, uitgevoerd in de vorm van goederen die niet onder bijlage I van het Verdrag vallen (3), is aangegeven voor welke producten een restitutie moet worden vastgesteld wanneer ze worden uitgevoerd in de vorm van goederen bedoeld naar gelang van het geval in bijlage III bij Verordening (EG) nr. 1784/2003 of bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 1785/2003.

(3)

Overeenkomstig artikel 14, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1043/2005 moet de restitutievoet per 100 kg van elk van de betrokken basisproducten maandelijks worden vastgesteld.

(4)

De naleving van de verplichtingen die zijn aangegaan met betrekking tot de restituties die kunnen worden toegekend bij de uitvoer van landbouwproducten die zijn verwerkt in niet onder bijlage I bij het Verdrag vallende goederen, kan in het gedrang komen door de vaststelling vooraf van hoge restituties. In deze situatie moeten derhalve vrijwaringsmaatregelen worden genomen zonder dat daardoor de sluiting van langetermijncontracten wordt verhinderd. De vaststelling van een specifieke restitutie voor de voorfixatie van restituties is een maatregel die aan deze verschillende doelstellingen beantwoordt.

(5)

Rekening houdend met de regeling tussen de Europese Gemeenschap en de Verenigde Staten van Amerika met betrekking tot de uitvoer van deegwaren uit de Gemeenschap naar de Verenigde Staten, goedgekeurd bij Besluit 87/482/EEG van de Raad (4), moet de restitutie voor goederen van de GN-codes 1902 11 00 en 1902 19 naar gelang van de bestemming worden gedifferentieerd.

(6)

Ingevolge artikel 15, leden 2 en 3, van Verordening (EG) nr. 1043/2005 moet een verlaagde restitutievoet worden vastgesteld, waarbij rekening wordt gehouden met het bedrag van de restitutie bij de productie tijdens de veronderstelde periode van de vervaardiging van de goederen, die krachtens Verordening (EEG) nr. 1722/93 van de Commissie (5) op het verwerkte basisproduct van toepassing is.

(7)

Alcoholhoudende dranken worden geacht minder gevoelig te zijn voor de prijs van de granen die voor de vervaardiging ervan worden gebruikt. In protocol nr. 19 van het Verdrag betreffende de toetreding van het Verenigd Koninkrijk, Ierland en Denemarken wordt evenwel bepaald dat de maatregelen moeten worden vastgesteld die noodzakelijk zijn om het gebruik van granen uit de Gemeenschap voor de vervaardiging van alcoholhoudende dranken uit granen te vergemakkelijken. Daarom moet de restitutie die wordt toegepast op granen die in de vorm van alcoholhoudende dranken worden uitgevoerd, worden aangepast.

(8)

Het Comité van beheer voor granen heeft geen advies uitgebracht binnen de door zijn voorzitter bepaalde termijn,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De restituties die van toepassing zijn op de in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1043/2005 en in artikel 1 van Verordening (EG) nr. 1784/2003 of in artikel 1 van Verordening (EG) nr. 1785/2003 opgenomen basisproducten die worden uitgevoerd in de vorm van goederen vermeld in bijlage III bij Verordening (EG) nr. 1784/2003, respectievelijk in bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 1785/2003, worden vastgesteld zoals in de bijlage is aangegeven.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 28 juli 2006.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 27 juli 2006.

Voor de Commissie

Günter VERHEUGEN

Vice-voorzitter


(1)  PB L 270 van 21.10.2003, blz. 78.

(2)  PB L 270 van 21.10.2003, blz. 96.

(3)  PB L 172 van 5.7.2005, blz. 24.

(4)  PB L 275 van 29.9.1987, blz. 36.

(5)  PB L 159 van 1.7.1993, blz. 112. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1584/2004 (PB L 280 van 31.8.2004, blz. 11).


BIJLAGE

Restituties die met ingang van 28 juli 2006 van toepassing zijn op bepaalde producten van de sector granen en de sector rijst, uitgevoerd in de vorm van goederen die niet onder bijlage I bij het Verdrag vallen (1)

(EUR/100 kg)

GN-code

Omschrijving (2)

Restitutievoet per 100 kg basisproduct

Bij vaststelling vooraf van de restituties

Andere

1001 10 00

Harde tarwe:

 

 

– in geval van uitvoer van goederen van de GN-codes 1902 11 en 1902 19 naar de Verenigde Staten van Amerika

– in andere gevallen

1001 90 99

Zachte tarwe en mengkoren:

 

 

– in geval van uitvoer van goederen van de GN-codes 1902 11 en 1902 19 naar de Verenigde Staten van Amerika

– in andere gevallen:

 

 

– – in geval van toepassing van artikel 15, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1043/2005 (3)

– – in geval van uitvoer van goederen van post 2208 (4)

– – in andere gevallen

1002 00 00

Rogge

1003 00 90

Gerst:

 

 

– in geval van uitvoer van goederen van post 2208 (4)

– in andere gevallen

1004 00 00

Haver

1005 90 00

Maïs, gebruikt in de vorm van:

 

 

– zetmeel:

 

 

– – in geval van toepassing van artikel 15, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1043/2005 (3)

2,742

2,742

– – in geval van uitvoer van goederen van post 2208 (4)

1,251

1,251

– – in andere gevallen

3,236

3,236

– glucose, glucosestroop, maltodextrine, maltodextrinestroop van de GN-codes 1702 30 51, 1702 30 59, 1702 30 91, 1702 30 99, 1702 40 90, 1702 90 50, 1702 90 75, 1702 90 79, 2106 90 55 (5):

 

 

– – in geval van toepassing van artikel 15, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1043/2005 (3)

1,933

1,933

– – in geval van uitvoer van goederen van post 2208 (4)

0,938

0,938

– – in andere gevallen

2,427

2,427

– in geval van uitvoer van goederen van post 2208 (4)

1,251

1,251

– andere (ook als zodanig)

3,236

3,236

Aardappelzetmeel van GN-code 1108 13 00 gelijkgesteld aan een verwerkingsproduct van maïs:

 

 

– in geval van toepassing van artikel 15, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1043/2005 (3)

2,171

2,171

– in geval van uitvoer van goederen van post 2208 (4)

1,251

1,251

– in andere gevallen

3,236

3,236

ex 1006 30

Volwitte rijst:

 

 

– rondkorrelig

– halflangkorrelig

– langkorrelig

1006 40 00

Breukrijst

1007 00 90

Graansorgho (m.u.v. hybriden, bestemd voor zaaidoeleinden)


(1)  De in deze bijlage vastgestelde restituties zijn niet van toepassing op de uitvoer naar Bulgarije met ingang van 1 oktober 2004 en naar Roemenië met ingang van 1 december 2005, noch op de goederen die zijn opgenomen in de tabellen I en II bij Protocol nr. 2 bij de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat van 22 juli 1972 en die met ingang van 1 februari 2005 naar de Zwitserse Bondsstaat of naar het Vorstendom Liechtenstein worden uitgevoerd.

(2)  Voor landbouwproducten verkregen door verwerking van een basisproduct en/of een daarmee gelijkgesteld product gelden de coëfficiënten vermeld in bijlage V bij Verordening (EG) nr. 1043/2005 van de Commissie.

(3)  De betrokken goederen vallen onder GN-code 3505 10 50.

(4)  Goederen opgenomen in bijlage III bij Verordening (EG) nr. 1784/2003 of bedoeld in artikel 2 van Verordening (EEG) nr. 2825/93 (PB L 258 van 16.10.1993, blz. 6).

(5)  Voor stropen van de GN-codes 1702 30 99, 1702 40 90 en 1702 60 90, verkregen door het mengen van glucose- en fructosestropen, betreft de uitvoerrestitutie alleen glucosestroop.


28.7.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 207/23


VERORDENING (EG) Nr. 1151/2006 VAN DE COMMISSIE

van 27 juli 2006

houdende vaststelling van de restituties die van toepassing zijn op bepaalde producten van de sector suiker, uitgevoerd in de vorm van goederen die niet onder bijlage I bij het Verdrag vallen

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 318/2006 van de Raad van 20 februari 2006 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector suiker (1), en met name op artikel 33, lid 2, onder a), en lid 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 32, leden 1 en 2, van Verordening (EG) nr. 318/2006 kan het verschil tussen de prijzen van de in artikel 1, lid 1, onder b), c), d) en g), van die verordening bedoelde producten in de internationale handel enerzijds en de prijzen in de Gemeenschap anderzijds door een restitutie bij de uitvoer worden overbrugd wanneer deze producten worden uitgevoerd in de vorm van goederen die in bijlage VII bij die verordening worden genoemd.

(2)

In Verordening (EG) nr. 1043/2005 van de Commissie van 30 juni 2005 houdende tenuitvoerlegging van Verordening (EG) nr. 3448/93 van de Raad wat betreft de regeling aangaande de toekenning van restituties bij uitvoer en de criteria voor de vaststelling van het restitutiebedrag betreffende bepaalde landbouwproducten, uitgevoerd in de vorm van goederen die niet onder bijlage I van het Verdrag vallen (2), is aangegeven voor welke producten een restitutie dient te worden vastgesteld wanneer ze worden uitgevoerd in de vorm van goederen bedoeld in bijlage VII bij Verordening (EG) nr. 318/2006.

(3)

Overeenkomstig artikel 14, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1043/2005 dient de restitutievoet per 100 kg van elk van de betrokken basisproducten maandelijks te worden vastgesteld.

(4)

In artikel 32, lid 4, van Verordening (EG) nr. 318/2006 is bepaald dat de restitutie bij uitvoer van een in een goed verwerkt product niet meer mag bedragen dan de restitutie voor ditzelfde product dat in onverwerkte toestand wordt uitgevoerd.

(5)

De ingevolge deze verordening vastgestelde restituties kunnen vooraf worden vastgesteld, aangezien op dit moment niet bekend is hoe de markt zich de komende maanden zal ontwikkelen.

(6)

De naleving van de verplichtingen die zijn aangegaan met betrekking tot de restituties die kunnen worden toegekend bij de uitvoer van landbouwproducten die zijn verwerkt in niet onder bijlage I bij het Verdrag vallende goederen, kan in het gedrang komen door de vaststelling vooraf van hoge restituties. In deze situatie moeten derhalve vrijwaringsmaatregelen worden genomen zonder dat daardoor de sluiting van langetermijncontracten wordt verhinderd. De vaststelling van een specifieke restitutie voor de voorfixatie van restituties is een maatregel die aan deze verschillende doelstellingen beantwoordt.

(7)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor suiker,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De restituties die van toepassing zijn op de in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1043/2005 en in artikel 1, lid 1, en in lid 1 van artikel 2 van Verordening (EG) nr. 318/2006 opgenomen basisproducten die worden uitgevoerd in de vorm van goederen vermeld in bijlage VII bij Verordening (EG) nr. 318/2006, worden vastgesteld zoals in de bijlage bij deze verordening is aangegeven.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 28 juli 2006.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 27 juli 2006.

Voor de Commissie

Günter VERHEUGEN

Vice-voorzitter


(1)  PB L 58 van 28.2.2006, blz. 1.

(2)  PB L 172 van 5.7.2005, blz. 24. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 544/2006 (PB L 94 van 1.4.2006, blz. 24).


BIJLAGE

Restituties die worden toegepast vanaf 28 juli 2006 voor bepaalde producten van de sector suiker die worden uitgevoerd in de vorm van niet in bijlage I bij het Verdrag vermelde goederen (1)

GN-code

Omschrijving

Restituties in EUR/100 kg

Bij vaststelling vooraf van de restituties

Overige gevallen

1701 99 10

Witte suiker

26,09

26,09


(1)  De in deze bijlage vastgestelde restituties zijn niet van toepassing op de uitvoer naar Bulgarije met ingang van 1 oktober 2004 en naar Roemenië met ingang van 1 december 2005, noch op de goederen die zijn opgenomen in de tabellen I en II bij Protocol nr. 2 bij de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat van 22 juli 1972 en die met ingang van 1 februari 2005 naar de Zwitserse Bondsstaat of naar het Vorstendom Liechtenstein worden uitgevoerd.


28.7.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 207/25


VERORDENING (EG) Nr. 1152/2006 VAN DE COMMISSIE

van 27 juli 2006

tot vaststelling van de maximumverlaging van het recht bij invoer van maïs in het kader van de inschrijving bedoeld in Verordening (EG) nr. 1058/2006

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1784/2003 van de Raad van 29 september 2003 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector granen (1), inzonderheid op artikel 12, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Er is een inschrijving voor de maximumverlaging van het recht bij invoer van maïs in Spanje, van herkomst uit derde landen, opengesteld bij Verordening (EG) nr. 1058/2006 van de Commissie (2).

(2)

Overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 1839/95 van de Commissie (3), kan de Commissie volgens de procedure van artikel 25 van Verordening (EG) nr. 1784/2003 besluiten een maximumverlaging van het recht bij invoer vast te stellen. Bij deze vaststelling moet met name rekening worden gehouden met de in de artikelen 6 en 7 van Verordening (EG) nr. 1839/95 genoemde criteria. Gegund wordt aan elke inschrijver wiens offerte ten hoogste gelijk is aan de maximumverlaging van het recht bij invoer.

(3)

De toepassing van de boven bedoelde criteria op de huidige marktsituatie leidt voor de betrokken graansoort tot de vaststelling van de maximumverlaging van het recht bij invoer op het in artikel 1 vermelde bedrag.

(4)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor granen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Voor de offertes die van 21 tot en met 27 juli 2006 in het kader van de inschrijving bedoeld in Verordening (EG) nr. 1058/2006 worden meegedeeld, wordt de maximumverlaging van het recht bij invoer van maïs vastgesteld op 30,75 EUR/t voor een globale maximumhoeveelheid van 169 089 t.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 28 juli 2006.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 27 juli 2006.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 270 van 21.10.2003, blz. 78. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1154/2005 van de Commissie (PB L 187 van 19.7.2005, blz. 11).

(2)  PB L 192 van 13.7.2006, blz. 10.

(3)  PB L 177 van 28.7.1995, blz. 4. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1558/2005 (PB L 249 van 24.9.2005, blz. 6).


28.7.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 207/26


VERORDENING (EG) Nr. 1153/2006 VAN DE COMMISSIE

van 27 juli 2006

betreffende de offertes voor de uitvoer van zachte tarwe die zijn meegedeeld in het kader van de openbare inschrijving bedoeld in Verordening (EG) nr. 936/2006

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1784/2003 van de Raad van 29 september 2003 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector granen (1), en met name op artikel 13, lid 3, eerste alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 936/2006 van de Commissie (2) is een inschrijving voor de restitutie bij uitvoer van zachte tarwe naar bepaalde derde landen opengesteld.

(2)

Overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 1501/95 van de Commissie van 29 juni 1995 tot vaststelling van enkele toepassingsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 1766/92 van de Raad voor wat de toekenning, in de graansector, van uitvoerrestituties en van bij verstoring van de graanmarkt te treffen maatregelen betreft (3) kan de Commissie op grond van de meegedeelde offertes besluiten niet tot toewijzing over te gaan.

(3)

Het is, met name rekening houdend met de in artikel 1 van Verordening (EG) nr. 1501/95 genoemde criteria, niet wenselijk een maximumrestitutie vast te stellen.

(4)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor granen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Er wordt geen gevolg gegeven aan de offertes die van 21 tot en met 27 juli 2006 zijn meegedeeld in het kader van de in Verordening (EG) nr. 936/2006 bedoelde inschrijving voor de restitutie bij uitvoer van zachte tarwe.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 28 juli 2006.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 27 juli 2006.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 270 van 21.10.2003, blz. 78. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1154/2005 van de Commissie (PB L 187 van 19.7.2005, blz. 11).

(2)  PB L 172 van 24.6.2006, blz. 6.

(3)  PB L 147 van 30.6.1995, blz. 7. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 777/2004 (PB L 123 van 27.4.2004, blz. 50).


28.7.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 207/27


VERORDENING (EG) Nr. 1154/2006 VAN DE COMMISSIE

van 27 juli 2006

inzake de afgifte, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 327/98, van de invoercertificaten voor rijst wat de in de eerste tien werkdagen van de maand juli 2006 ingediende aanvragen betreft

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1785/2003 van de Raad van 29 september 2003 houdende een gemeenschappelijke ordening van de rijstmarkt (1),

Gelet op Verordening (EG) nr. 327/98 van de Commissie van 10 februari 1998 inzake de opening en de wijze van beheer van bepaalde tariefcontingenten voor de invoer van rijst en breukrijst (2), en met name op artikel 5, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

Op basis van het onderzoek van de hoeveelheden waarvoor invoercertificaataanvragen voor rijst zijn ingediend voor de tranche van juli 2006, dient te worden besloten tot de afgifte van certificaten voor de in de aanvragen vermelde hoeveelheden, in voorkomend geval vermenigvuldigd met een verminderingspercentage, dienen de beschikbare hoeveelheden te worden vastgesteld die naar de volgende tranche moeten worden overgedragen, en dienen de voor de verschillende contingenten beschikbare totale hoeveelheden te worden vastgesteld,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Op de in de eerste tien werkdagen van de maand juli 2006 ingediende en aan de Commissie meegedeelde invoercertificaataanvragen voor de bij Verordening (EG) nr. 327/98 geopende tariefcontingenten worden verminderingscoëfficiënten toegepast overeenkomstig de in de bijlage bij de onderhavige verordening vastgestelde percentages.

2.   De voor de tranche van de maand juli 2006 beschikbare hoeveelheden die naar de volgende tranche moeten worden overgedragen, en de voor de tranche van de maand september 2006 beschikbare totale hoeveelheden worden vastgesteld in de bijlage.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 28 juli 2006.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 27 juli 2006.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 270 van 21.10.2003, blz. 96. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 247/2006 (PB L 42 van 14.2.2006, blz. 1).

(2)  PB L 37 van 11.2.1998, blz. 5. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 965/2006 (PB L 176 van 30.6.2006, blz. 12).


BIJLAGE

Verminderingspercentages die moeten worden toegepast op de voor de tranche van de maand juli 2006 aangevraagde hoeveelheden, en naar de volgende tranche overgedragen hoeveelheden

a)

Bij artikel 1, lid 1, onder a), van Verordening (EG) nr. 327/98 vastgesteld contingent voor volwitte of halfwitte rijst van GN-code 1006 30

Oorsprong

Volgnummer

Verminderingspercentage voor de tranche van juli 2006

Naar de tranche van september 2006 overgedragen hoeveelheid

(t)

Voor de tranche van september 2006 beschikbare totale hoeveelheid

(t)

Verenigde Staten van Amerika

09.4127

0 (1)

7 650,306

7 650,306

Thailand

09.4128

0 (1)

708,210

708,210

Australië

09.4129

0 (1)

451,5

451,5

Andere landen van oorsprong

09.4130

b)

Bij artikel 1, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 327/98 vastgesteld contingent voor gedopte rijst van GN-code 1006 20

Oorsprong

Volgnummer

Verminderingspercentage voor de tranche van juli 2006

Naar de tranche van oktober 2006 overgedragen hoeveelheid

(t)

Voor de tranche van oktober 2006 beschikbare totale hoeveelheid

(t)

Alle landen

09.4148

66,8156

0

0

c)

Bij artikel 1, lid 1, onder c), van Verordening (EG) nr. 327/98 vastgesteld contingent voor breukrijst van GN-code 1006 40 00

Oorsprong

Volgnummer

Verminderingspercentage voor de tranche van juli 2006

Thailand

09.4149

0 (2)

Australië

09.4150

0 (2)

Guyana

09.4152

0 (2)

Verenigde Staten van Amerika

09.4153

0 (2)

Andere landen van oorsprong

09.4154

98,2456

d)

Bij artikel 1, lid 1, onder d), van Verordening (EG) nr. 327/98 vastgesteld contingent voor volwitte of halfwitte rijst van GN-code 1006 30

Oorsprong

Volgnummer

Verminderingspercentage voor de tranche van juli 2006

Naar de tranche van september 2006 overgedragen hoeveelheid

(t)

Voor de tranche van september 2006 beschikbare totale hoeveelheid

(t)

Thailand

09.4112

98,4928

0

0

Verenigde Staten van Amerika

09.4116

India

09.4117

Pakistan

09.4118

Andere landen van oorsprong

09.4119

Alle landen

09.4166

98,6067

0

0


(1)  Afgifte voor de in de aanvraag vermelde hoeveelheid.

(2)  Afgifte voor de in de aanvraag vermelde hoeveelheid.


II Besluiten waarvan de publicatie niet voorwaarde is voor de toepassing

Raad

28.7.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 207/30


BESLUIT VAN DE RAAD

van 11 juli 2006

tot benoeming van de Tsjechische, Duitse, Estse, Spaanse, Franse, Italiaanse, Letse, Litouwse, Luxemburgse, Hongaarse, Maltese, Oostenrijkse, Sloveense en Slowaakse leden van het Europees Economisch en Sociaal Comité

(2006/524/EG, Euratom)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 259,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, en met name op artikel 167,

Gezien het advies van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De ambtstermijn van de huidige leden van het Europees Economisch en Sociaal Comité verstrijkt op 20 september 2006. De leden van het Comité dienen derhalve voor een nieuwe ambtstermijn van vier jaar, aanvangend op 21 september 2006, te worden benoemd.

(2)

De regeringen van Tsjechië, Duitsland, Estland, Spanje, Frankrijk, Letland, Litouwen, Luxemburg, Hongarije, Malta, Oostenrijk, Slovenië en Slowakije hebben elk een lijst voorgelegd met een aantal voordrachten dat gelijk is aan het aantal zetels dat hun krachtens de Verdragen is toegekend.

(3)

De Italiaanse regering heeft een lijst met 22 kandidaten ingediend. Zij zal die lijst later met nog twee kandidaten aanvullen, zodat zij evenveel kandidaten bevat als het aantal zetels dat de Italiaanse regering krachtens de Verdragen is toegekend,

BESLUIT:

Artikel 1

Voor de periode van 21 september 2006 tot en met 20 september 2010 worden tot leden van het Europees Economisch en Sociaal Comité de personen benoemd wier naam voorkomt op de lijst in de bijlage bij dit besluit.

Artikel 2

Dit besluit wordt van kracht op de dag van zijn aanneming.

Gedaan te Brussel, 11 juli 2006.

Voor de Raad

De voorzitter

E. HEINÄLUOMA


BIJLAGE

Tsjechië

 

Ms Helena ČORNEJOVÁ

Head of the Socio-Economic Department, Czech-Moravian Confederation of Trade Unions (CMKOS)

 

Ms Vladimíra DRBALOVÁ

Director of the Department of International Organisations and EU Affairs, Confederation of Industry of the Czech Republic (SP)

 

Mr Roman HAKEN

Executive Director of the Center for Community Organizing (CCO)

 

Mr Ludvík JÍROVEC

Director of Corporate Company STAŇKOV Inc. (Společný podnik STAŇKOV a.s.), member of the Czech Agrarian Chamber

 

Mr Vladimír MATOUŠEK

Advisor in the International Department, Czech-Moravian Confederation of Trade Unions (CMKOS)

 

Mr Jaroslav NĚMEC

Director of the Archdiocesan Charity Prague, Chair of the Board of the Central Bohemian Regional Council of Humanitarian Organisations

 

Ms Dana ŠTECHOVÁ

Advisor of the International Department, Czech-Moravian Confederation of Trade Unions (CMKOS)

 

Mr Josef SUCHEL

Advisor in social affairs, Czech-Moravian Confederation of Trade Unions (CMKOS)

 

Mr Pavel TRANTINA

Director of the Secretariat and Chair of the Board of the Czech Council for Children and Youth

 

Mr Ivan VOLEŠ

Deputy Secretary, Economic Chamber of the Czech Republic (HK ČR)

 

Mr Josef ZBOŘIL

Member of the Board of Directors, Confederation of Industry of the Czech Republic (SP)

 

Ms Marie ZVOLSKÁ

Member of the Confederation of Employers’ and Entrepreneurs’ Associations of the Czech Republic

Duitsland

 

Frau Karin ALLEWELDT

Referatsleiterin internationale Gewerkschaftspolitik beim Bundesvorstand des DGB

 

Frau Annelie BUNTENBACH

Mitglied des Geschäftsführenden Bundesvorstandes des DGB

 

Diplom-Volkswirt Peter CLEVER

Mitglied der Hauptgeschäftsführung Bundesvereinigung der Deutschen Arbeitgeberverbände

 

Dr. Göke FRERICHS

Präsidiumsmitglied Bundesverband des Deutschen Groß- und Außenhandels

 

Dr. Renate HEINISCH

Bundesarbeitsgemeinschaft der Senioren-Organisationen (BAGSO) e.V.

 

Herr Adalbert KIENLE

Stellvertretender Generalsekretär Deutscher Bauernverband e.V.

 

Diplom-Volkswirt Peter KORN

Leiter des Bereichs Umwelt und Energie und Leiter des Deutschen Industrie- und Handelskammertags (DIHK) in Brüssel

 

Herr Jochen LEHNHOFF

Mitglied des Vorstandes Bundesverband der deutschen Volksbanken und Raiffeisenbanken e.V.

 

Herr Claus MATECKI

Mitglied des Geschäftsführenden Bundesvorstandes des DGB

 

Herr Arno METZLER

Hauptgeschäftsführer Bundesverband der Freien Berufe

 

Herr Erhard OTT

Mitglied des Geschäftsführenden Bundesvorstandes von Ver.di

 

Dr. Volker J. PETERSEN

Stellvertretender Generalsekretär Deutscher Raiffeisenverband e.V.

 

Herr Lutz RIBBE

Direktor bei der Stiftung Europäisches Naturerbe und Mitglied des Bundesvorstandes BUND

 

Herr Jörg RUSCHE

Geschäftsführer Bundesverband der Deutschen Binnenschifffahrt e.V.

 

Herr Manfred SCHALLMEYER

Beauftragter des 1. Vorsitzenden der IG Metall

 

Herr Hanns-Eberhard SCHLEYER

Generalsekretär des Zentralverbandes des Deutschen Handwerks (ZDH)

 

Prof. Dr. Dr. h.c. Heiko STEFFENS

Verbraucherzentrale Bundesverband

 

Herr Frank STÖHR

Stellvertretender Bundesvorsitzender dbb Beamtenbund und Tarifunion

 

Graf Alexander von SCHWERIN

Betriebsrat DVG

 

Dr. Ludolf von WARTENBERG

Hauptgeschäftsführer und Mitglied des Präsidiums Bundesverband der Deutschen Industrie

 

Herr Hans-Joachim WILMS

Stellvertretender Bundesvorsitzender Bundesvorstand IG Bauen-Agrar-Umwelt Büro Berlin, VB III

 

Prof. Dr. Gerd WOLF

Direktor a.D. am Institut für Plasmaphysik des Forschungszentrums Jülich

 

Herr Wilfried WOLLER

Mitglied des Geschäftsführenden Hauptvorstandes der IG Bergbau, Chemie, Energie

 

Gräfin Soscha zu EULENBURG

Vizepräsidentin der Bundesarbeitsgemeinschaft der Freien Wohlfahrtspflege und Vizepräsidentin des Deutschen Roten Kreuzes DRK-Generalsekretariat

Estland

 

Ms Eve PÄÄRENDSON

Estonian Employers’ Confederation

 

Ms Kristina TSHISTOVA

Estonian Chamber of Commerce and Industry

 

Ms Liina CARR

Confederation of Estonian Trade Unions

 

Ms Mare VIIES

Estonian Employees' Unions' Confederation

 

Ms Mall HELLAM

Network of the Estonian Nonprofit Organiszations (NENO)

 

Mr Meelis JOOST

The Estonian Chamber of Disabled People

 

Mr Kaul NURM

Estonian Farmers' Federation

Spanje

 

D. Pedro BARATO TRIGUERO

Presidente Nacional de ASAJA

 

D. Rafael BARBADILLO LÓPEZ

Subdirector General de la Federación Española de Empresas de Transportes de Viajeros (ASINTRA)

 

D. Miguel Ángel CABRA DE LUNA

Vocal de la Junta Directiva de la Confederación Empresarial Española de la Economía Social

 

Da Lourdes CAVERO MESTRE

Miembro de la Junta Directiva de la Confederación Española de Organizaciones Empresariales (CEOE)

 

D. Francisco CEBALLO HERRERO

Asociación General de Consumidores (Asgeco)

 

Da Ma Carmen COBANO SUÁREZ

Unión de Pequeños Agricultores y Ganaderos (UPA)

 

D. José María ESPUNY MOYANO

Consejero de la Federación Española de Industrias de Alimentación y Bebidas (FIAB)

 

D. José Isaías RODRÍGUEZ GARCÍA-CARO

Director para la Unión Europea de la Confederación Española de Organizaciones Empresariales (CEOE)

 

Da Laura GONZÁLEZ DE TXABARRI ETXANIZ

Miembro del Comité Ejecutivo de la Confederación Sindical ELA, Responsable del Departamento Internacional

 

D. Bernardo HERNÁNDEZ BATALLER

Asociación de Usuarios de Comunicación (AUC)

 

Da Margarita LÓPEZ ALMENDARIZ

Miembro del Comité Ejecutivo de la Confederación Española de Organizaciones Empresariales (CEOE)

 

D. Juán MENDOZA CASTRO

Colaborador de UGT para asuntos internacionales

 

D. Juan MORENO PRECIADOS

Miembro de la Secretaría Confederal de Acción Sindical Internacional de CC.OO.

 

D. Ángel PANERO FLORES

Miembro de la Junta Directiva de la Confederación Española de Organizaciones Empresariales (CEOE)

 

D. Luis Miguel PARIZA CASTAÑOS

Miembro de la Secretaría Confederal de Acción Sindical Internacional de CC.OO.

 

D. Javier SÁNCHEZ ANSÓ

Miembro de la Comisión Ejecutiva de COAG, Responsable de Relaciones Internacionales, Estructuras Agrarias y Desarrollo Rural

 

Da María Candelas SÁNCHEZ MIGUEL

Miembro de la Secretaría Confederal de Acción Sindical Internacional de CC.OO.

 

D. Sergio SANTILLÁN CABEZA

Abogado, Unión General de Trabajadores (UGT)

 

D. Gabriel SARRÓ IPARRAGUIRRE

Gerente de la Organización de Productores Asociados de Grandes Atuneros Congelados (OPAGAC)

 

D. José SARTORIUS ÁLVAREZ DE BOHÓRQUEZ

Consejero del Banco Popular Español

 

D. José Maria ZUFIAUR NARVAIZA

Director del grupo de análisis sociolaborales LABOUR

Frankrijk

 

M. Jean-Paul BASTIAN

Vice-président, FNSEA (Fédération nationale des syndicats d’exploitants agricoles)

 

Mme Laure BATUT

Assistante confédérale au secteur international et Europe (Force ouvrière)

 

M. Jean-Michel BLOCH-LAINE

Président, UNIOPSS (Union nationale interfédérale des œuvres et organismes privés sanitaires et sociaux)

 

M. Lucien BOUIS

Conseiller du président de l’UNAF, UNAF (Union nationale des associations familiales)

 

M. Gilbert BROS

Vice-président, APCA (Assemblée permanente des chambres d’agriculture)

 

M. Stéphane BUFFETAUT

Chargé de mission Europe, UTP (Union des transports publics)

 

M. Bruno CLERGEOT

Membre du conseil confédéral, CNMCCA (Confédération nationale de la mutualité, de la coopération et du crédit agricoles)

 

M. Hervé COUPEAU

Membre du bureau, CNJA (Centre national des jeunes agriculteurs)

 

M. Gérard DANTIN

Chargé de mission au sein du secteur Europe et international, CFDT (Confédération française démocratique du travail)

 

Francis DAVOUST

Vice-président du Conseil national des professions de l’automobile (CNPA), UPA (Union professionnelle artisanale) et APCMA

 

M. Pierre GENDRE

Assistant confédéral au secteur international et Europe, FO (Force ouvrière)

 

M. Hubert GHIGONIS

Vice-président, CGPME (Confédération générale des petites et moyennes entreprises)

 

M. Bernard HUVELIN

Vice-président de la Fédération française du bâtiment, MEDEF (Mouvement des entreprises de France)

 

Mme An LENOUAIL-MARLIERE

Membre de la Confédération exécutive confédérale, CGT (Confédération générale du travail)

 

M. Georges LIAROKAPIS

Délégué national, pôle service — cadre de vie — Europe et international, CGC/CFE (Confédération générale des cadres)

 

Mme Reine-Claude MADER-SAUSSAYE

Secrétaire générale de la confédération de la consommation, du logement et du cadre de vie, membre du conseil de la concurrence, CLVC (Association consommation, logement et cadre de vie)

 

M. Henri MALOSSE

Directeur, conseiller pour les affaires européennes auprès de la présidence de l’ACFCI, ACFCI (Assemblée des chambres françaises de commerce et d’industrie)

 

M. André-Luc MOLINIER

Directeur adjoint — coordination Europe, MEDEF (Mouvement des entreprises de France)

 

Mme Béatrice OUIN

Chargée de mission au sein du secteur Europe et international, CFDT (Confédération française démocratique du travail)

 

M. Jean-Paul PANZANI

Membre du comité exécutif, président des mutuelles de France, FNMF (Fédération nationale de la mutualité française)

 

Mme Evelyne PICHENOT

Présidente de la délégation pour l’Union européenne du Conseil économique et social, CES (Conseil économique et social)

 

Mme Nicole PRUD’HOMME

Vice-présidente, CFTC (Confédération française des travailleurs chrétiens)

 

M. Jacques REIGNAULT

Vice-président délégué, président de la commission des affaires européennes et internationales, UNAPL (Union nationale des professions libérales)

 

M. Daniel RETUREAU

Conseiller à l’espace confédéral Europe-international, CGT (Confédération générale du travail)

Italië

 

Sig. Maurizio ANGELO

in rappresentanza CIDA

 

Sig. Paolo BEDONI

in rappresentanza di COLDIRETTI

 

Sig. Umberto BURANI

in rappresentanza di ABI

 

Sig. Mario CAMPLI

in rappresentanza LEGA NAZIONALE COOPERATIVE E MUTUE

 

Sig. Claudio CAPPELLINI

in rappresentanza di CONFARTIGIANATO

 

Sig. Francesco CAVALARO

in rappresentanza CISAL (Confederazione Italiana Sindacati Autonomi Lavoratori)

 

Sig. Carmelo CEDRONE

in rappresentanza UIL

 

Sig. Franco CHIRIACO

in rappresentanza CGIL

 

Sig. Roberto CONFALONIERI

in rappresentanza CONFEDIR

 

Sig.ra Susanna FLORIO

in rappresentanza CGIL

 

Sig. Angelo GRASSO

in rappresentanza Confcooperative

 

Sig. Edgardo Maria IOZIA

in rappresentanza UIL

 

Sig. Luca JAHIER

in rappresentanza ACLI

 

Sig. Sandro MASCIA

in rappresentanza di CONFAGRICOLTURA

 

Sig.ra Rosa Angela MAURO

in rappresentanza SIN.PA

 

Sig. Paolo NICOLETTI

in rappresentanza di CONFINDUSTRIA

 

Sig. Antonio PEZZINI

in rappresentanza di CONFINDUSTRIA

 

Sig.ra Renata POLVERINI

in rappresentanza UGL

 

Sig. Virgilio RANOCCHIARI

in rappresentanza di CONFINDUSTRIA

 

Sig. Corrado ROSSITTO

in rappresentanza CIU

 

Sig. Claudio ROTTI

in rappresentanza di CONFCOMMERCIO

 

Sig. Valerio SALVATORE

in rappresentanza CONFSAL

Letland

 

Ms Gunta ANČA

The Latvian Umbrella Body for Disability Organisations SUSTENTO, Chairperson

 

Mr Andris BĒRZIŅŠ

Parex Bank, member of the Board; AB konsultants, owner

 

Mr Vitālijs GAVRILOVS

20 Ice-Balt Invest ehf, Vice-chairman; LTD “Vitalian”, Chairman of the Board; JSC Grindex, Vice-chairman of the Board

 

Ms Irina HOMKO

Free Trade Union Confederation of Latvia, Expert in social and economic and health care matters

 

Mr Viesturs KOCIŅŠ

Latvian Chamber of Commerce and Industry (LCCI), Head of the Foreign Trade Document Department

 

Mr Armands KRAUZE

Latvian Beekeepers Association, Board Chairman, project manager

 

Mr Pēteris KRĪGERS

Free Trade Union Confederation of Latvia, President; Member of Consultative board of Latvian Social insurance government agency

Litouwen

 

Mr Danukas ARLAUSKAS

Director General, Lithuanian Confederation of Business Employers

 

Mr Linas LASIAUSKAS

Deputy Director General, Lithuanian Apparel and Textile Industry Association

 

Mr Vitas MAČIULIS

Director General, Association of Lithuanian Chambers of Commerce, Industry and Crafts

 

Mr Gintaras MORKIS

Deputy Director General, Lithuanian Confederation of Industrialists

 

Ms Daiva KVEDARAITĖ

Director, Information and external relations centre of Lithuanian Trade Union „Solidarumas“

 

Mr Algirdas Aleksandras KVEDARAVIČIUS

Vice-chairperson, Lithuanian Trade Union Confederation

 

Ms Inga PREIDIENĖ

Vice-chairperson, Lithuanian Labour Federation Youth Organization

 

Mr Zenonas Rokus RUDZIKAS

President, Lithuanian Academy of Sciences

 

Mr Algirdas ŠIUPŠINSKAS

Member of the Board, Lithuanian Consumer Association

Luxemburg

 

M. Paul JUNCK

Secrétaire général Arcelor

 

M. Raymond HENCKS

Membre du comité exécutif de la Confédération générale de la fonction publique (CGFP)

 

M. Jean-Claude REDING

Président de la Confédération générale du travail — Luxembourg (CGT-L/OGBL)

 

Mme Josiane WILLEMS

Directeur de la Centrale paysanne luxembourgeoise (CPL)

 

M. Paul RECKINGER

Président de la chambre des métiers du Grand-Duché de Luxembourg

 

M. Robert SCHADECK

Coordinateur de mesures sociales de réinsertion (Confédération luxembourgeoise des syndicats chrétiens — LCGB)

Hongarije

 

Mr Miklós BARABÁS

Director, European House Society

 

Ms Ágnes CSER

Vice-chairman, Forum for the Co-Operation of Trade Unions, Confederation of Unions of Professionals

 

Mr Antal CSUPORT

Acting Director, National Association of Strategic and Public Utility Companies

 

Mr István GARAI

Acting chairman, National Association for Consumer Protection

 

Dr Mária HERCZOG

Technical leader, Family, Youth, Children Public Benefit Organisation

 

Mr József KAPUVÁRI

Member of the Board, National Confederation of Hungarian Trade Unions

 

Ms Erika KOLLER

Head of International Department, Democratic League of Free Trade Unions

 

Mr Tamás NAGY

Chairman, National Federation of Agricultural Cooperatives and Producers

 

Dr Miklós PÁSZTOR

Expert, National Federation of Worker's Councils

 

Dr János TÓTH

Chairman responsible for International Affairs, Association of the Hungarian Industrial Parks

 

Dr Péter VADÁSZ

Co-chairman, Federation of Hungarian Employers and Industrialists

 

Mr János VÉRTES

Director of International Relations, National Federation of Traders and Caterers

Malta

 

Ms Grace ATTARD

President of the National Council of Women

 

Mr Edwin CALLEJA

Federation of Industries (FOI)

 

Ms Anna Maria DARMANIN

Union Ħaddiema Magħqudin

 

Mr Michael PARNIS

General Workers Union

 

Ms Sylvia SCIBERRAS

Malta Chamber of Small and Medium Enterprises (GRTU)

Oostenrijk

 

Frau Mag. Eva BELABED

Leiterin der Stabstelle EWSA und Internationale Angelegenheiten, Arbeiterkammer Oberösterreich

 

Herr Mag. Thomas DELAPINA

Mitglied der wissenschaftlichen Abteilung, Arbeiterkammer Wien; Geschäftsführer des Beirats für Wirtschafts- und Sozialfragen

 

Herr Mag. Wolfgang GREIF

Bereichsleiter der Abteilung Europa, Konzerne und internationale Beziehungen in der Gewerkschaft der Privatangestellten

 

Frau Waltraud KLASNIC

Landeshauptmann a.D.

 

Herr Dr. Johannes KLEEMANN

„Konsulent der Industriellenvereinigung, ehem. Vorstandsmitglied der Industriellenvereinigung“

 

Herr Mag. Hans KLETZMAYR

Vorsitzender des „Nationalkomitees der Österreichischen Land- und Forstwirtschaft“

 

Herr Dipl.-Ing. Johann KÖLTRINGER

Hauptabteilungsleiter des Österreichischen Raiffeisenverbandes

 

Herr Mag. Heinz PETER

Direktor der Kammer für Arbeiter und Angestellte für Vorarlberg

 

Frau Mag. Evelyn REGNER

Leiterin des ÖGB Europabüros in Brüssel

 

Frau Mag. Christa SCHWENG

Referentin — Wirtschaftskammer Österreich, Abteilung für Sozialpolitik und Gesundheit

 

Frau Dr. Anne-Marie SIGMUND

Europabeauftragte des Bundeskomitees der freien Berufe Österreichs

 

Herr Gustav ZÖHRER

Internationaler Sekretär der Gewerkschaft Metall-Textil

Slovenië

 

G. Bojan HRIBAR

sekretar Sindikata vzgoje, izobraževanja in raziskovalne dejavnosti

 

G. Martin NOSE

član upravnega odbora Kmetijsko gozdarske zbornice Slovenije in direktor Zadružne zveze Slovenije

 

G. Dušan REBOLJ

predsednik Konfederacije sindikatov Pergam Slovenije

 

Ga. Metka ROKSANDIĆ

izvršna sekretarka Predsedstva Zveze svobodnih sindikatov Slovenije

 

G. Primož ŠPORAR

direktor Pravno-informacijskega centra nevladnih organizacij

 

G. Mag. Cveto STANTIČ

podpredsednik Gospodarske zbornice Slovenije

 

G. Dare STOJAN

član upravnega odbora Obrtne zbornice Slovenije in predsednik Združenja delodajalcev obrtnih dejavnosti Slovenije

Slowakije

 

Vladimír BÁLEŠ

prezident, Slovenská rektorská konferencia

 

Martin CHREN

riaditeľ, Nadácia F. A. Hayeka

 

Martin KREKÁČ

prezident, Centrum pre hospodársky rozvoj – Podnikateľská aliancia Slovenska

 

Vladimír MOJŠ

viceprezident, Konfederácia odborových zväzov

 

Ján ORAVEC

člen prezídia, Republiková únia zamestnávateľov

 

Naile PROKEŠOVÁ

poradca, Konfederácia odborových zväzov

 

Eugen ŠKULTÉTY

viceprezident, Konfederácia odborových zväzov

 

Juraj STERN

predseda správnej rady, Slovenská spoločnosť pre zahraničnú politiku

 

Patrik ZOLTVÁNY

člen, Republiková únia zamestnávateľov


Europese Centrale Bank

28.7.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 207/39


RICHTSNOER VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK

van 14 juli 2006

inzake bepaalde voorbereidingen voor de omschakeling naar de chartale euro en inzake bevoorrading vooraf en verdere bevoorrading vooraf met eurobankbiljetten en muntstukken buiten het eurogebied

(ECB/2006/9)

(2006/525/EG)

DE RAAD VAN BESTUUR VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 106, lid 1,

Gelet op artikel 16 en artikel 26.4 van de Statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Artikel 10 van Verordening (EG) nr. 974/98 van de Raad van 3 mei 1998 over de invoering van de euro (1) bepaalt: „Met ingang van de respectieve datum waarop naar de chartale euro wordt omgeschakeld, brengen de ECB en de centrale banken van de deelnemende lidstaten in euro luidende bankbiljetten in omloop in de deelnemende lidstaten”.

(2)

De soepele invoering van de euro in de toekomstige deelnemende lidstaten noopt tot vaststelling van een wettelijk kader dat de nationale centrale banken (NCB’s) van deze lidstaten in staat stelt van het Eurosysteem eurobankbiljetten en –muntstukken te lenen voor hun bevoorrading vooraf en de verdere bevoorrading vooraf, zulks voorafgaande aan de omschakeling naar de chartale euro, daarbij rekening houdende met mogelijke uiteenlopende nationale scenario’s inzake de omschakeling naar de chartale euro.

(3)

Bevoorrading vooraf met eurobankbiljetten en –muntstukken van in aanmerking komende tegenpartijen, en verdere bevoorrading vooraf van derde beroepsdoelgroepen, zou een soepele omschakeling naar de chartale euro bevorderen, de met de aanneming van de euro gepaard gaande logistieke last verminderen en bijdragen tot lagere kosten van het gelijktijdig in omloop zijn van de euro en nationale valuta’s.

(4)

Bevoorrading vooraf en verdere bevoorrading vooraf met eurobankbiljetten en –muntstukken dient niet te leiden tot het in omloop brengen van dergelijke eurobankbiljetten, aangezien deze in de toekomstige deelnemende lidstaten voor de omschakeling naar de chartale euro geen wettig betaalmiddel zullen zijn; derhalve dienen in aanmerking komende tegenpartijen en derde beroepsdoelgroepen luidens contractuele bepalingen voor leningen van eurobankbiljetten en –muntstukken in casu bepaalde beperkingen in acht te nemen.

(5)

Bevoorrading vooraf van in aanmerking komende tegenpartijen en verdere bevoorrading vooraf van derde beroepsdoelgroepen mogen slechts worden uitgevoerd, indien in de toekomstige deelnemende lidstaten hetzij wettelijke bepalingen voldoende bescherming bieden, hetzij tussen de betrokken partijen het volgende contractueel geregeld is: i) leningen van eurobankbiljetten en –muntstukken voor bevoorrading vooraf; ii) bevoorrading vooraf; en iii) verdere bevoorrading vooraf.

(6)

Dit richtsnoer dient: i) regels vast te leggen die van toepassing zijn op het contractuele kader en de voorwaarden van bevoorrading vooraf en verdere bevoorrading vooraf; ii) de met betrekking tot bevoorrading vooraf en verdere bevoorrading vooraf in acht te nemen vereisten inzake financiële administratie en verslaglegging vast te leggen; iii) het verzekeren van eurobankbiljetten en –muntstukken binnen het kader van bevoorrading vooraf en verdere bevoorrading vooraf passend te regelen.

(7)

Enerzijds zijn de deelnemende lidstaten primair bevoegd de regeling aangaande het uitgeven van euromuntstukken uit te werken, anderzijds is de rol van toekomstige NCB’s van het Eurosysteem bij de distributie van euromuntstukken essentieel. Derhalve dienen de bepalingen in dit richtsnoer inzake euromuntstukken te worden beschouwd als aanbevelingen die de NCB’s dienen toe te passen binnen het door de bevoegde nationale autoriteiten van de toekomstige deelnemende lidstaten uit te werken kader voor de uitgifte van euromuntstukken.

(8)

Het voor bevoorrading vooraf leveren van eurobankbiljetten en –muntstukken aan de toekomstige NCB’s van het Eurosysteem brengt bepaalde financiële risico’s met zich mee. Ter dekking van deze risico’s dienen de toekomstige NCB’s van het Eurosysteem zich ertoe te verbinden de van het Eurosysteem geleende eurobankbiljetten uit het hun toegedeelde productievolume van toekomstige bankbiljetten terug te betalen. Voorts zou bevoorrading vooraf alleen mogen plaatsvinden, indien in aanmerking komende tegenpartijen de betrokken toekomstige NCB van het Eurosysteem voldoende beleenbaar onderpand verschaffen.

(9)

De ter bevoorrading vooraf eurobankbiljetten en –muntstukken verstrekkende NCB van het Eurosysteem en de toekomstige NCB van het Eurosysteem dienen de naleving van de in dit richtsnoer vastgelegde regels en procedures contractueel vast te leggen.

(10)

De in dit richtsnoer vastgelegde voorwaarden voor bevoorrading vooraf en de daaropvolgende verdere bevoorrading vooraf dienen tussen de toekomstige NCB’s van het Eurosysteem, in aanmerking komende tegenpartijen en derde beroepsdoelgroepen contractueel te worden geregeld, tenzij vigerende wettelijke bepalingen in de toekomstige deelnemende lidstaten de toepassing van equivalente regels en procedures garanderen.

(11)

Als coördinator van de bevoorrading vooraf dient de ECB voorafgaandelijk in kennis te worden gesteld van verzoeken om bevoorrading vooraf, en de toekomstige NCB’s van het Eurosysteem dienen de ECB in kennis te stellen van enige beslissing inzake bevoorrading vooraf,

HEEFT HET VOLGENDE RICHTSNOER VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

Definities

Voor de toepassing van dit richtsnoer wordt verstaan onder:

„bevoorrading vooraf”: het gedurende de periode voor bevoorrading vooraf/verdere bevoorrading vooraf verstrekken van eurobankbiljetten en –muntstukken door een toekomstige NCB van het Eurosysteem aan in aanmerking komende tegenpartijen op het grondgebied van een toekomstige deelnemende lidstaat;

„periode voor bevoorrading vooraf/verdere bevoorrading vooraf”: de periode van bevoorrading vooraf en verdere bevoorrading vooraf die niet eerder begint dan vier maanden voorafgaande aan de datum waarop wordt omgeschakeld naar de chartale euro en eindigt om 00.00 (lokale tijd) op de datum waarop wordt omgeschakeld naar de chartale euro;

„verdere bevoorrading vooraf”: het door een in aanmerking komende tegenpartij aan derde beroepsdoelgroepen leveren van vooraf verstrekte eurobankbiljetten en –muntstukken op het gebied van een toekomstige deelnemende lidstaat gedurende de periode voor bevoorrading vooraf/verdere bevoorrading vooraf;

„eurogebied”: het grondgebied van de deelnemende lidstaten;

„datum waarop naar de chartale euro wordt omgeschakeld”: de datum waarop eurobankbiljetten en –muntstukken in een toekomstige deelnemende lidstaat wettig betaalmiddel worden;

„deelnemende lidstaat”: een lidstaat die de euro heeft aangenomen;

„toekomstige deelnemende lidstaat”: een niet-deelnemende lidstaat die heeft voldaan aan de voorwaarden voor de aanneming van de euro en ten aanzien van waarvan een besluit ter afschaffing van de derogatie (overeenkomstig artikel 122, lid 2 van het Verdrag) is genomen;

„niet-deelnemende lidstaat”: een lidstaat die de euro niet heeft aangenomen;

„Eurosysteem”: de NCB’s van de deelnemende lidstaten en de ECB;

„in aanmerking komende tegenpartij”: een entiteit zoals vastgelegd in artikel 5 die voldoet aan de vereisten voor het in ontvangst nemen van eurobankbiljetten en –muntstukken voor bevoorrading vooraf;

„derde beroepsdoelgroepen”: bepaalde commerciële doelgroepen, zoals detailhandelaren, producenten van bankbiljettenautomaten en waardevervoerders die in dezelfde toekomstige deelnemende lidstaat zijn gevestigd als een in aanmerking komende tegenpartij, en die volgens de in aanmerking komende tegenpartij een gefundeerde behoefte hebben aan verdere bevoorrading vooraf en die kunnen voldoen aan de vereisten inzake verdere bevoorrading vooraf;

„waardevervoerder”: onderneming die bankbiljetten en munten vervoert, opslaat en verwerkt voor kredietinstellingen;

„NCB van het Eurosysteem”: de NCB van een deelnemende lidstaat;

„toekomstige NCB van het Eurosysteem”: de NCB van een toekomstige deelnemende lidstaat;

„beleenbaar onderpand”: onderpand zoals vastgelegd in artikel 8;

„verstrekkende NCB van het Eurosysteem”: een NCB van het Eurosysteem die aan een toekomstige NCB van het Eurosysteem eurobankbiljetten en –muntstukken verstrekt voor de bevoorrading vooraf, ongeacht welke NCB van het Eurosysteem de juridische eigenaar van die bankbiljetten en muntstukken is;

„startvolume”: de hoeveelheid eurobankbiljetten en –muntstukken die naar verwachting in een toekomstige deelnemende lidstaat op de datum waarop naar de chartale euro wordt omgeschakeld, nodig is om gedurende een jaar aan de vraag te kunnen voldoen;

„werkdag van het Eurosysteem”: een dag waarop de ECB of één of meer NCB’s geopend zijn voor werkzaamheden, waarop TARGET of het TARGET-vervangende systeem open is, en welke dag een vereveningsdag is voor de euro geldmarkt en voor deviezentransacties met de euro;

„TARGET”: het geautomatiseerd trans-europees „real-time” bruto-vereveningssysteem;

„kredietinstelling”: een instelling zoals beschreven in artikel 1, lid 1, onder a) van Richtlijn 2000/12/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 maart 2000 betreffende de toegang tot en de uitoefening van de werkzaamheden van kredietinstellingen (2);

„oude nationale valuta”: de nationale munteenheid van een toekomstige deelnemende lidstaat voor de datum waarop naar de chartale euro wordt omgeschakeld.

Artikel 2

Toepasselijkheid van de bepalingen in dit richtsnoer

1.   De regels en procedures betreffende bevoorrading vooraf en verdere bevoorrading vooraf in dit richtsnoer zijn van toepassing op overeenkomsten betreffende bevoorrading vooraf en verdere bevoorrading vooraf, ongeacht of een toekomstige NCB van het Eurosysteem: i) de bankbiljetten en muntstukken voor bevoorrading vooraf leent; of ii) deze produceert of aanbesteedt.

2.   Dit richtsnoer is niet van toepassing op de verstrekking van eurobankbiljetten en -muntstukken door NCB’s van het Eurosysteem aan NCB’s van niet-deelnemende lidstaten totdat de laatstgenoemden de status van toekomstige NCB van het Eurosysteem hebben.

HOOFDSTUK II

LENINGEN VAN EUROBANKBILJETTEN EN –MUNTSTUKKEN VOOR BEVOORRADING VOORAF

Artikel 3

Verstrekking

1.   Een of meer NCB’s van het Eurosysteem mogen, al naar gelang het geval, voor bevoorrading vooraf en ten behoeve van het startvolume eurobankbiljetten en –muntstukken aan een toekomstige NCB van het Eurosysteem verstrekken.

2.   Een verstrekkende NCB van het Eurosysteem verlangt geen onderpand van een ontvangende toekomstige NCB van het Eurosysteem.

3.   Het verstrekken van eurobankbiljetten en –muntstukken door een NCB van het Eurosysteem aan een toekomstige NCB van het Eurosysteem vindt niet plaats voordat de verstrekkende NCB van het Eurosysteem en de ontvangende toekomstige NCB van het Eurosysteem zijn overeengekomen dat de in dit richtsnoer vastgelegde voorwaarden van toepassing zijn op de lening van eurobankbiljetten en –muntstukken aan de toekomstige NCB van het Eurosysteem, en dat derhalve deze voorwaarden zullen worden toegepast bij het uitwerken van de overeenkomsten voor bevoorrading vooraf en verdere bevoorrading vooraf.

4.   Het verstrekken van eurobankbiljetten en –muntstukken begint niet voordat een besluit tot intrekking van de derogatie van de niet-deelnemende lidstaat krachtens artikel 122, lid 2 van het Verdrag is aangenomen.

5.   Na raadpleging van de verstrekkende NCB van het Eurosysteem, vermeldt de ECB duidelijk uit welke voorraden de te verstrekken eurobankbiljetten en –muntstukken zullen worden genomen, en tevens de naam van de verstrekkende NCB van het Eurosysteem. De verstrekkende NCB van het Eurosysteem verzekert dat een besluit ter aanvulling van die voorraden is genomen.

Artikel 4

Op een lening van eurobankbiljetten en –muntstukken toepasselijke voorwaarden

1.   De voorwaarden in dit artikel zullen worden opgenomen in de in artikel 3, lid 3 genoemde overeenkomsten.

2.   Het exacte volume, uitgesplitst naar denominatie van de te verstrekken eurobankbiljetten en –muntstukken, en het tijdstip van verstrekking worden contractueel vastgelegd.

3.   Het vervoer van eurobankbiljetten en –muntstukken naar een toekomstige NCB van het Eurosysteem voor de bevoorrading vooraf en het startvolume geschiedt overeenkomstig de veiligheids- en verzekeringsregels die normaliter van toepassing zijn op de overdracht van grote partijen eurobankbiljetten en –muntstukken tussen de NCB’s. Het risico van vernietiging, verlies, diefstal en roof van de verstrekte eurobankbiljetten en –muntstukken gaat over op de toekomstige NCB van het Eurosysteem zodra de eurobankbiljetten en –muntstukken de kluizen van de verstrekkende NCB van het Eurosysteem verlaten.

4.   Een toekomstige NCB van het Eurosysteem betaalt de transportkosten inzake eurobankbiljetten en –muntstukken van een NCB van het Eurosysteem naar de eerstgenoemde. De verstrekkende NCB van het Eurosysteem staat in voor efficiënt vervoer.

5.   Indien een toekomstige NCB van het Eurosysteem binnen twaalf maanden na de datum waarop omgeschakeld wordt naar de chartale euro, een grote partij eurobankbiljetten en –muntstukken van het Eurosysteem nodig heeft, wordt zulks beschouwd als deel van het startvolume en, wat terugbetaling betreft, net zo behandeld als vooraf verstrekte eurobankbiljetten en –muntstukken, conform de leden 6 tot en met 8. In elk ander opzicht wordt het voldoen aan die behoeften net zo behandeld als de overdracht van een grote partij.

6.   Een toekomstige NCB van het Eurosysteem voldoet aan de volgende rapportageverplichtingen inzake financiële administratie en verslaglegging ten overstaan van de verstrekkende NCB('s) van het Eurosysteem:

a)

Gedurende de periode voor bevoorrading vooraf/verdere bevoorrading vooraf boekt de toekomstige NCB van het Eurosysteem het bedrag van voor bevoorrading vooraf (en voor het startvolume) verstrekte eurobankbiljetten en –muntstukken buiten de balans tegen de nominale waarde.

b)

De toekomstige NCB van het Eurosysteem rapporteert het bedrag van vooraf verstrekte en verder vooraf verstrekte eurobankbiljetten en –muntstukken aan de verstrekkende NCB('s) van het Eurosysteem.

c)

De toekomstige NCB van het Eurosysteem rapporteert het totale bedrag (uitgesplitst naar denominatie) van vooraf verstrekte en verder vooraf verstrekte eurobankbiljetten die in omloop kwamen voor de datum waarop naar de chartale euro wordt omgeschakeld, alsook de datum waarop zij ervoer dat deze bankbiljetten in omloop waren gekomen.

7.   Vanaf de datum waarop wordt omgeschakeld naar de chartale euro voldoet een toekomstige NCB van het Eurosysteem aan de volgende rapportageverplichtingen inzake financiële administratie en verslaglegging:

a)

Tenzij zij reeds zijn geboekt overeenkomstig lid 10, worden vooraf verstrekte eurobankbiljetten geboekt als balansposten met de stand van de dag waarop naar de chartale euro wordt omgeschakeld.

b)

Het totale bedrag van vooraf verstrekte eurobankbiljetten wordt in de balans van de toekomstige NCB van het Eurosysteem onder „bankbiljetten in omloop” opgenomen, met uitzondering van de onder lid 6, onder c) gerapporteerde bankbiljetten die in omloop zijn gekomen voor de datum waarop naar de chartale euro wordt omgeschakeld.

c)

Het verschil tussen het totaalbedrag van vooraf verstrekte bankbiljetten en de bedragen van vooraf verstrekte bankbiljetten waarvoor de bij een toekomstige NCB van het Eurosysteem aangehouden rekeningen van vooraf bevoorrade in aanmerking komende tegenpartijen overeenkomstig de bepalingen van artikel 15 zijn gedebiteerd, wordt behandeld als een renteloze aan de in aanmerking komende tegenpartijen tegen onderpand verstrekte lening, die zij overeenkomstig de bepalingen van artikel 15 moeten terugbetalen.

8.   Een toekomstige NCB van het Eurosysteem betaalt de aan haar voor bevoorrading vooraf van een NCB van het Eurosysteem geleende eurobankbiljetten terug door levering van hetzelfde aantal eurobankbiljetten van gelijke kwaliteit die zij produceert of verkrijgt op basis van een haar toegedeeld deel van de eurobankbiljettenproductie van het Eurosysteem voor één of meerdere jaren direct volgend op het jaar waarin omgeschakeld wordt naar de chartale euro, zulks in aanvulling op haar reguliere aandeel in de toedeling van de eurobankbiljettenproductie van het Eurosysteem voor de betrokken jaren. De Raad van bestuur stelt de berekening van hetzelfde aantal terug te betalen eurobankbiljetten van gelijke kwaliteit vast. Hetzelfde aantal terug te betalen eurobankbiljetten van gelijke kwaliteit voor de tweede euro serie wordt berekend zoals de Raad van bestuur te zijner tijd zal besluiten.

9.   Een toekomstige NCB van het Eurosysteem voert bevoorrading vooraf uit overeenkomstig de in hoofdstuk III en IV vastgelegde voorwaarden. Verstrekking vindt niet plaats voordat de toekomstige NCB van het Eurosysteem en een in aanmerking komende tegenpartij die voorwaarden contractueel hebben vastgelegd, tenzij nationale wettelijke bepalingen inzake bevoorrading vooraf garanderen dat op alle in aanmerking komende tegenpartijen gelijkwaardige voorwaarden van toepassing zijn als de in hoofdstukken III en IV vastgelegde.

10.   Indien vooraf verstrekte eurobankbiljetten in omloop komen voor de datum waarop naar de chartale euro wordt omgeschakeld, boekt een verstrekkende NCB van het Eurosysteem deze als uitgegeven en in omloop. De verstrekkende NCB van het Eurosysteem stelt een vordering op de toekomstige NCB van het Eurosysteem vast ten belope van de nominale waarde van de eurobankbiljetten die in omloop zijn gekomen voor de datum waarop naar de chartale euro wordt omgeschakeld. De toekomstige NCB van het Eurosysteem betaalt de verstrekkende NCB van het Eurosysteem een vergoeding op die vordering. De vergoeding is verschuldigd met ingang van de datum waarop de toekomstige NCB van het Eurosysteem wist dat deze eurobankbiljetten in omloop kwamen tot de eerste werkdag van het Eurosysteem volgende op de datum waarop naar de chartale euro wordt omgeschakeld. Op die datum worden de verplichting van de toekomstige NCB van het Eurosysteem en de daarmee verband houdende vergoeding middels TARGET of een TARGET vervangend systeem afgewikkeld. De referentierente voor de vergoeding is de meest recente marginale rentevoet die het Eurosysteem gebruikt bij zijn tenders op de basis-herfinancieringstransacties uit hoofde van paragraaf 3.1.2 van bijlage I bij Richtsnoer ECB/2000/7 van 31 augustus 2000 betreffende monetaire beleidsinstrumenten en -procedures van het Eurosysteem (3). Indien meer dan één NCB van het Eurosysteem ter bevoorrading vooraf eurobankbiljetten verstrekt aan een toekomstige NCB van het Eurosysteem, bepaalt de in artikel 3, lid 3 bedoelde overeenkomst welke verstrekkende NCB de bankbiljetten in omloop en de vordering op de toekomstige NCB van het Eurosysteem zal boeken.

11.   Een toekomstige NCB van het Eurosysteem rapporteert het volgende aan de ECB:

a)

het definitieve totale bedrag van vooraf verstrekte en verder vooraf verstrekte eurobankbiljetten (uitgesplitst naar denominatie); en

b)

het definitieve totale bedrag van vooraf verstrekte en verder vooraf verstrekte euromuntstukken (uitgesplitst naar denominatie).

HOOFDSTUK III

BEVOORRADING VOORAF

Artikel 5

In aanmerking komende tegenpartijen

Zodra het in artikel 4, lid 9 vastgelegde is overeengekomen, worden in een toekomstige deelnemende lidstaat gevestigde kredietinstellingen (waaronder bijkantoren van buitenlandse in een toekomstige deelnemende lidstaat gevestigde kredietinstellingen) en nationale posterijen die een rekening aanhouden bij hun toekomstige NCB van het Eurosysteem geacht in aanmerking te komen voor het ontvangen van eurobankbiljetten en –muntstukken voor bevoorrading vooraf.

Artikel 6

Verstrekking voor bevoorrading vooraf

1.   Een toekomstige NCB van het Eurosysteem mag niet beginnen eurobankbiljetten en -muntstukken te verstrekken voordat de periode voor bevoorrading vooraf/verdere bevoorrading vooraf is begonnen.

2.   Een toekomstige NCB van het Eurosysteem mag eurobankbiljetten en -muntstukken vooraf verstrekken overeenkomstig het in dit richtsnoer bepaalde. Het vooraf verstrekken van eurobankbiljetten en -muntstukken begint niet voordat de toekomstige NCB van het Eurosysteem en de ontvangende in aanmerking komende tegenpartij de in dit hoofdstuk en in hoofdstuk IV vastgelegde voorwaarden zijn overeengekomen (tenzij equivalente regels en procedures zijn vastgelegd in wettelijke bepalingen van de betrokken toekomstige deelnemende lidstaat).

Artikel 7

Verschaffen van onderpand

1.   Vooraf te bevoorraden in aanmerking komende tegenpartijen verschaffen hun toekomstige NCB van het Eurosysteem beleenbaar onderpand, zoals vastgelegd in artikel 8, om:

a)

de totale nominale waarde van de vooraf verstrekte eurobankbiljetten en –muntstukken te dekken; en

b)

te verzekeren dat de nakoming van de in artikel 10 vastgelegde verplichtingen contractueel wordt overeengekomen tussen de toekomstige NCB van het Eurosysteem en de in aanmerking komende tegenpartij.

2.   Bij uitoefening van verhaal op het onderpand teneinde nakoming van de in artikel 10 vastgelegde verplichtingen te verzekeren, verschaft de in aanmerking komende tegenpartij de toekomstige NCB van het Eurosysteem aanvullend onderpand om de totale nominale waarde van de vooraf verstrekte eurobankbiljetten en –muntstukken te dekken, zoals vereist in lid 1, onder a).

3.   Het onderpand wordt aan de toekomstige deelnemende NCB van het Eurosysteem verschaft voordat deze de bevoorrading vooraf met eurobankbiljetten en –muntstukken begint, en dekt risico’s die voortvloeien uit het begin van de verstrekking voor bevoorrading vooraf.

4.   De toekomstige NCB van het Eurosysteem verzekert dat volledig verhaal op het onderpand mogelijk is. Te dien einde mobiliseert deze NCB het beleenbaar onderpand middels gepaste procedures ter zekerheidsstelling zoals vastgelegd in bijlage I bij Richtsnoer ECB/2000/7.

5.   Een toekomstige NCB van het Eurosysteem past adequate risicobeheersingsmaatregelen toe in verband met de met de bevoorrading vooraf verband houdende risico’s. Voorafgaande aan de bevoorrading vooraf raadpleegt de toekomstige NCB van het Eurosysteem de ECB inzake de in dit artikel bedoelde risicobeheersingsmaatregelen. Indien de marktwaarde van het beleenbare onderpand wordt aangepast vanwege de toegepaste risicobeheersingsmaatregelen, wordt het bedrag van het onderpand overeenkomstig aangepast, zodat het steeds de volledige nominale waarde van de vooraf verstrekte eurobankbiljetten en –muntstukken dekt die niet zijn afgeboekt van rekeningen van in aanmerking komende tegenpartijen bij de toekomstige NCB van het Eurosysteem die de eurobankbiljetten en –muntstukken vooraf verstrekte.

6.   Voorafgaande aan de bevoorrading vooraf wordt overeengekomen dat een in aanmerking komende tegenpartij de toekomstige NCB van het Eurosysteem het recht verschaft verhaal op het onderpand uit te oefenen, indien de vooraf bevoorrade in aanmerking komende tegenpartij niet voldoet aan een van de in dit richtsnoer vastgelegde verplichtingen, hetgeen een eerste vereiste vormt voor bevoorrading vooraf, welke verplichtingen specifiek werden overeengekomen tussen de in aanmerking komende tegenpartij en de toekomstige NCB van het Eurosysteem, en indien de vooraf bevoorrade in aanmerking komende tegenpartij de in artikel 10 vastgelegde contractuele boetes niet betaalt.

Artikel 8

Beleenbaar onderpand

1.   Alle in bijlage I van Richtsnoer ECB/2000/7 vastgelegde beleenbare activa voor monetaire beleidstransacties van het Eurosysteem worden geacht beleenbaar onderpand te zijn voor bevoorrading vooraf.

2.   Hetzij in de oude nationale valuta’s van toekomstige deelnemende lidstaten of in euro luidende activa, die voldoen aan de in bijlage I van Richtsnoer ECB/2000/7 vastgelegde uniforme criteria en in aanmerking komen voor monetaire beleidstransacties van het Eurosysteem (met uitzondering van het criterium van de afwikkelingslocatie en denominatievaluta) worden geacht beleenbaar onderpand te zijn voor bevoorrading vooraf. De activa worden aangehouden (afgewikkeld) in het eurogebied, of in de toekomstige deelnemende lidstaat, waarbij een nationaal effectenafwikkelingssysteem is beoordeeld aan de hand van de „Standards for the use of EU Securities Settlement Systems in ESCB credit operations” van de ECB (Normen voor het gebruik van EU-effectenafwikkelingssystemen bij ESCB-krediettransacties).

3.   Het volgende kan ook als beleenbaar onderpand worden verstrekt: (a) in een oude nationale valuta luidende kasdeposito’s; (b) in euro luidende kasdeposito’s op een specifieke rekening tegen het tarief voor minimumreserves; of (c) in een oude nationale valuta of in euro luidende deposito’s, of in een andere door de toekomstige NCB van het Eurosysteem passend geachte vorm.

Artikel 9

Verslag

1.   Een in aanmerking komende tegenpartij rapporteert aan haar toekomstige NCB van het Eurosysteem:

a)

het definitieve totale bedrag van verder vooraf verstrekte eurobankbiljetten (uitgesplitst naar denominatie); en

b)

het definitieve totale bedrag van verder vooraf verstrekte euromuntstukken (uitgesplitst naar denominatie).

2.   Direct na de verdere bevoorrading vooraf, verschaft een vooraf bevoorrade in aanmerking komende tegenpartij haar toekomstige NCB van het Eurosysteem informatie inzake de identiteit van de derde beroepsdoelgroepen die verder vooraf zijn bevoorraad, alsook inzake de bedragen van verder vooraf verstrekte eurobankbiljetten en –muntstukken per individuele klant. De toekomstige NCB van het Eurosysteem behandelt dergelijke informatie vertrouwelijk en gebruikt die alleen om na te gaan in hoeverre derde beroepsdoelgroepen voldoen aan hun verplichtingen geen eurobankbiljetten en –muntstukken vroegtijdig in omloop te brengen, en voor verslaglegging overeenkomstig artikel 4, lid 11.

3.   Een vooraf bevoorrade in aanmerking komende tegenpartij stelt de toekomstige NCB van het Eurosysteem die haar vooraf heeft bevoorraad, in kennis van het volgende (welke NCB op haar beurt de ECB in kennis stelt):

a)

elke aanwijzing dat vooraf verstrekte eurobankbiljetten of –muntstukken in omloop zijn gekomen voor de datum waarop naar de chartale euro wordt omgeschakeld; en

b)

het totale bedrag (uitgesplitst naar denominatie) van vooraf verstrekte bankbiljetten, indien toepasselijk, die in omloop zijn gekomen voor de datum waarop naar de chartale euro wordt omgeschakeld.

Artikel 10

Verplichtingen van een in aanmerking komende tegenpartij in verband met verdere bevoorrading vooraf

Voorafgaande aan de verdere bevoorrading vooraf, verbinden de vooraf bevoorrade in aanmerking komende tegenpartijen zich ertoe verdere bevoorrading vooraf slechts uit te voeren overeenkomstig de in dit richtsnoer vastgelegde regels en procedures, die zij en de verder te bevoorraden derde beroepsdoelgroepen overeen zullen komen. Met name worden de volgende voorwaarden overeengekomen voordat de in aanmerking komende tegenpartij tot verdere bevoorrading vooraf overgaat:

a)

De in aanmerking komende tegenpartij verzekert dat de verder vooraf verstrekte eurobankbiljetten en –muntstukken in de gebouwen van de verder vooraf bevoorrade derde beroepsdoelgroepen blijven, waar zij gescheiden van andere eurobankbiljetten en –muntstukken, andere valuta’s of eigendommen worden opgeslagen, om te voorkomen dat zij in omloop komen voor de datum waarop naar de chartale euro wordt omgeschakeld. Vroegtijdig in omloop komen wordt gesanctioneerd middels passende contractuele boetes.

b)

De in aanmerking komende tegenpartij komt met de verder vooraf te bevoorraden derde beroepsdoelgroep overeen dat deze de toekomstige NCB van het Eurosysteem zal toestaan middels audits en controles in zijn gebouwen de aanwezigheid van verder vooraf verstrekte eurobankbiljetten en –muntstukken na te gaan.

c)

De in aanmerking komende tegenpartij betaalt de toekomstige NCB van het Eurosysteem contractuele boetes ten belope van een aan de geleden schade evenredig bedrag, evenwel niet minder dan 10 % van de verder vooraf verstrekte hoeveelheid, indien: i) de toekomstige NCB van het Eurosysteem geen toegang wordt verleend voor het uitvoeren van in lid (b) genoemde audits en controles; dan wel ii) indien de verder vooraf verstrekte bankbiljetten en –muntstukken niet zoals in dit artikel bepaald zijn opgeslagen in de gebouwen van de verder vooraf bevoorrade derde beroepsdoelgroepen. Een toekomstige NCB van het Eurosysteem legt dergelijke contractuele boetes niet op: i) indien haar toekomstige deelnemende lidstaat een wettelijk kader heeft opgezet dat een equivalent beschermingsniveau biedt; of ii) voorzover een verder vooraf bevoorrade derde beroepsdoelgroep reeds boetes heeft betaald overeenkomstig artikel 16, lid 2, onder f).

Artikel 11

Statistische aspecten

Voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 2423/2001 (ECB/2001/13) van 22 november 2001 met betrekking tot de geconsolideerde balans van de sector monetaire financiële instellingen (4), verzekert een toekomstige NCB van het Eurosysteem dat monetaire financiële instellingen binnen haar lidstaat gedurende de periode voor bevoorrading vooraf/verdere bevoorrading vooraf geen posten of transacties boekt die verband houden met vooraf verstrekte eurobankbiljetten en –muntstukken.

Artikel 12

Distributie aan bijkantoren

Een toekomstige NCB van het Eurosysteem staat in aanmerking komende tegenpartijen slechts toe vooraf verstrekte eurobankbiljetten en –muntstukken te distribueren aan bijkantoren op het grondgebied van de toekomstige deelnemende lidstaat.

Artikel 13

Verbod op vroegtijdig in omloop brengen

1.   Een toekomstige NCB van het Eurosysteem verbiedt in aanmerking komende tegenpartijen de hun geleverde eurobankbiljetten en –muntstukken te verstrekken voor 00:00 (lokale tijd) op de datum waarop omgeschakeld wordt naar de chartale euro, tenzij dit richtsnoer anders bepaalt. Met name vereist een toekomstige NCB van het Eurosysteem dat in aanmerking komende tegenpartijen de vooraf verstrekte eurobankbiljetten en –muntstukken in hun kluizen gescheiden opslaan van andere eurobankbiljetten en –muntstukken, andere valuta’s of eigendommen, zulks op een veilige wijze ter vermijding van vernietiging, diefstal, roof of enige andere oorzaak van vroegtijdig in omloop brengen.

2.   In aanmerking komende tegenpartijen verzekeren dat voorafgaande aan de datum waarop omgeschakeld wordt naar de chartale euro, geen vooraf verstrekte eurobankbiljetten en –muntstukken in omloop zijn.

3.   De in aanmerking komende tegenpartijen staan hun toekomstige NCB van het Eurosysteem toe audits en controles in hun gebouwen uit te voeren, teneinde de aanwezigheid van vooraf verstrekte eurobankbiljetten en –muntstukken na te gaan en de regelingen te verifiëren krachtens welke de in aanmerking komende tegenpartijen de verdere bevoorrading vooraf uitvoeren.

4.   In aanmerking komende tegenpartijen verbinden zich aan de toekomstige NCB van het Eurosysteem boetes te betalen, indien de aanmerking komende tegenpartij de verplichtingen inzake bevoorrading vooraf niet nakomt, waaronder, maar niet beperkt tot het in omloop brengen van vooraf verstrekte bankbiljetten voor de datum waarop omgeschakeld wordt naar de chartale euro, dan wel gedrag dat daartoe kan leiden, of het weigeren audits of controles toe te staan. De toekomstige NCB van het Eurosysteem verzekert dat dergelijke schendingen met contractuele of wettelijke boetes bestraft worden, al naar gelang het geval, in de vorm van een bedrag evenredig aan de geleden schade. Een toekomstige NCB van het Eurosysteem legt dergelijke contractuele boetes niet op, indien de betrokken toekomstige deelnemende lidstaat een wettelijk kader heeft opgezet dat een equivalent beschermingsniveau biedt.

Artikel 14

Mogelijke vernietiging, verlies, diefstal en roof

In aanmerking komende tegenpartijen dragen het risico van vernietiging, verlies, diefstal en roof van de vooraf verstrekte eurobankbiljetten en -muntstukken zodra die bankbiljetten en muntstukken de kluizen van de toekomstige NCB van het Eurosysteem verlaten. Een toekomstige NCB van het Eurosysteem kan van in aanmerking komende tegenpartijen vereisen dat zij de risico’s dekken door middel van adequate verzekering of op een andere passende wijze. De toekomstige NCB van het Eurosysteem en de in aanmerking komende tegenpartij komen evenwel overeen dat niettegenstaande een dergelijke verzekering, de bepalingen van artikel 15 inzake het direct debiteren van vooraf verstrekte eurobankbiljetten of –muntstukken die vroegtijdig in omloop komen, en inzake daarmee verband houdende vergoedingsbetalingen van toepassing zijn. Niettegenstaande het voorgaande, kunnen een toekomstige NCB van het Eurosysteem en een in aanmerking komende tegenpartij overeenkomen dat de toekomstige NCB van het Eurosysteem de voor bevoorrading vooraf bestemde eurobankbiljetten en –muntstukken in naam en voor risico van de in aanmerking komende tegenpartij vervoert, dan wel indien de toekomstige NCB van het Eurosysteem zulks wenst, voor risico van de toekomstige NCB van het Eurosysteem.

Artikel 15

Debiteren en crediteren

1.   Voor eurobankbiljetten en –muntstukken die vooraf aan in aanmerking komende tegenpartijen worden verstrekt, worden de rekeningen van die tegenpartijen bij hun toekomstige NCB van het Eurosysteem voor de nominale waarde van die eurobankbiljetten en –muntstukken als volgt lineair gedebiteerd: het totale bedrag van vooraf verstrekte eurobankbiljetten en –muntstukken wordt in drie gelijke termijnbedragen gedebiteerd, op de vereveningsdatum van de eerste, vierde en de vijfde basis-herfinancieringstransacties van het Eurosysteem, volgend op de datum waarop naar de chartale euro wordt omgeschakeld.

2.   In geval het saldo op de rekening van de vooraf bevoorrade in aanmerking komende tegenpartij bij de toekomstige NCB van het Eurosysteem die de bevoorrading vooraf van de tegenpartij uitvoerde, voor de in lid 1 vastgelegde debitering ontoereikend is, wordt zulks geacht in te houden dat de verplichting tot betaling van de vooraf verstrekte eurobankbiljetten en -muntstukken niet is nagekomen.

3.   De rekeningen van in aanmerking komende tegenpartijen bij de toekomstige NCB van het Eurosysteem worden, overeenkomstig de huidige praktijk van het Eurosysteem, gedebiteerd met de aan hen op of na de datum waarop naar de chartale euro wordt omgeschakeld, geleverde eurobankbiljetten en –muntstukken. De rekeningen van in aanmerking komende tegenpartijen bij toekomstige NCB’s van het Eurosysteem worden insgelijks gecrediteerd voor door hen op of na de datum waarop naar de chartale euro wordt omgeschakeld, geretourneerde eurobankbiljetten en –muntstukken.

4.   De respectieve rekeningen van in aanmerking komende tegenpartijen bij de toekomstige NCB van het Eurosysteem worden, overeenkomstig de huidige praktijk van het Eurosysteem, gecrediteerd voor door hen geretourneerde in een oude nationale valuta luidende bankbiljetten en –muntstukken.

5.   Indien eurobankbiljetten of –muntstukken in omloop komen voor de datum waarop naar de chartale euro wordt omgeschakeld, wordt het bedrag van die bankbiljetten of –muntstukken de vooraf bevoorrade in aanmerking komende tegenpartij direct als buitenlandse valuta in rekening gebracht. Dergelijke eurobankbiljetten worden op de rekeningen van de NCB van het Eurosysteem die de biljetten aan de toekomstige NCB van het Eurosysteem voor bevoorrading vooraf leverde, geboekt als zijnde „in omloop”. Die boeking staat los van de reden waarom de bankbiljetten voor de datum waarop naar de chartale euro wordt omgeschakeld, in omloop komen.

HOOFDSTUK IV

VERDERE BEVOORRADING VOORAF

Artikel 16

Voorwaarden voor de levering van eurobankbiljetten en –muntstukken voor verdere bevoorrading vooraf

1.   Verdere bevoorrading vooraf van derde beroepsdoelgroepen mag niet plaatsvinden voor het begin van de periode voor bevoorrading vooraf/verdere bevoorrading vooraf.

2.   Voorafgaande aan verdere bevoorrading vooraf, komen de in aanmerking komende tegenpartij en de derde beroepsdoelgroepen contractueel minimaal het volgende overeen:

a)

De derde beroepsdoelgroep draagt het volledige risico en de volledige verantwoordelijkheid voor de verdere bevoorrading vooraf, die geschiedt op overeenkomstig dit richtsnoer overeengekomen voorwaarden.

b)

De derde beroepsdoelgroepen rapporteren via hun toekomstige NCB van het Eurosysteem alle verder vooraf verstrekte eurobankbiljetten en –muntstukken aan de ECB.

c)

De derde beroepsdoelgroep slaat de verder vooraf verstrekte eurobankbiljetten en –muntstukken op zoals artikel 10, onder a) vereist, en levert deze niet af voor 00:00 (lokale tijd) op de datum waarop naar de chartale euro wordt omgeschakeld.

d)

De derde beroepsdoelgroep verschaft haar toekomstige NCB van het Eurosysteem het recht in haar gebouwen audits en controles uit te voeren om de aanwezigheid van verder vooraf verstrekte eurobankbiljetten en –muntstukken na te gaan.

e)

De derde beroepsdoelgroep rapporteert aan de toekomstige NCB van het Eurosysteem het totale bedrag (uitgesplitst naar denominatie) van verder vooraf verstrekte bankbiljetten, indien toepasselijk, die in omloop zijn gekomen voor de datum waarop naar de chartale euro wordt omgeschakeld.

f)

De derde beroepsdoelgroep verbindt zich aan de toekomstige NCB van het Eurosysteem boetes te betalen, indien de derde beroepsdoelgroep de verplichtingen inzake verdere bevoorrading vooraf niet nakomt, waaronder, maar niet beperkt tot het niet nakomen van de verplichting in alinea c) of het weigeren audits en controles en controles toe te staan zoals bedoeld in alinea d). Dergelijke schendingen worden bestraft met contractuele of wettelijke boetes, al naar gelang het geval, in de vorm van een bedrag evenredig aan de geleden schade, evenwel niet minder dan 10 % van de verder vooraf verstrekte hoeveelheid. De toekomstige NCB van het Eurosysteem legt dergelijke boetes niet op, indien de betrokken toekomstige deelnemende lidstaat een wettelijk kader heeft opgezet dat een equivalent beschermingsniveau biedt.

Artikel 17

Uitsluiting van het publiek

1.   Een toekomstige NCB van het Eurosysteem verbiedt in aanmerking komende tegenpartijen het publiek verder vooraf te bevoorraden met eurobankbiljetten en -muntstukken.

2.   Het verbod van lid 1 van dit artikel geldt niet voor het aan het publiek verstrekken van muntstartpakketten met kleine hoeveelheden euromuntstukken van verschillende denominaties, zoals de nationale autoriteiten in sommige toekomstige deelnemende lidstaten vaststellen, al naar gelang het geval.

HOOFDSTUK V

SLOTBEPALINGEN

Artikel 18

Verificatie

Toekomstige NCB’s van het Eurosysteem doen de ECB kopieën toekomen van wettelijke instrumenten en maatregelen die in hun lidstaat in verband met dit richtsnoer zijn aangenomen, uiterlijk drie maanden voor het begin van de periode van bevoorrading vooraf/verdere bevoorrading vooraf, evenwel niet voordat het besluit tot intrekking van de derogatie ten aanzien van die lidstaat is genomen.

Artikel 19

Euromuntstukken

De toekomstige NCB’s van het Eurosysteem wordt aanbevolen de bepalingen van dit richtsnoer toe te passen op euromuntstukken, tenzij anders bepaald wordt binnen het door hun bevoegde nationale autoriteiten vastgestelde kader.

Artikel 20

Slotbepalingen

1.   Dit richtsnoer treedt op 19 juli 2006 in werking.

2.   Dit richtsnoer is gericht tot de NCB’s van de deelnemende lidstaten.

Gedaan te Frankfurt am Main, 14 juli 2006.

Namens de Raad van bestuur van de ECB

De President van de ECB

Jean-Claude TRICHET


(1)  PB L 139 van 11.5.1998, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2169/2005 (PB L 346 van 29.12.2005, blz. 1).

(2)  PB L 126 van 26.5.2000, blz. 1.

(3)  PB L 310 van 11.12.2000, blz. 1. Richtsnoer laatstelijk gewijzigd bij Richtsnoer ECB/2005/17 (PB L 30 van 2.2.2006, blz. 26).

(4)  PB L 333 van 17.12.2001, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2181/2004 (ECB/2004/21) (PB L 371 van 18.12.2004, blz. 42).