ISSN 1725-2598

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 158

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

49e jaargang
10 juni 2006


Inhoud

 

I   Besluiten waarvan de publicatie voorwaarde is voor de toepassing

Bladzijde

 

 

Verordening (EG) nr. 850/2006 van de Commissie van 9 juni 2006 tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

1

 

*

Verordening (EG) nr. 851/2006 van de Commissie van 9 juni 2006 betreffende de vaststelling van de inhoud van de verschillende posten van de boekhoudkundige schema's bedoeld in bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 1108/70 van de Raad (Gecodificeerde versie) ( 1 )

3

 

*

Verordening (EG) nr. 852/2006 van de Commissie van 9 juni 2006 houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 793/2006 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EG) nr. 247/2006 van de Raad houdende specifieke maatregelen op landbouwgebied ten behoeve van de ultraperifere gebieden van de Unie

9

 

 

Verordening (EG) nr. 853/2006 van de Commissie van 9 juni 2006 betreffende de afgifte van invoercertificaten voor vers, gekoeld of bevroren rundvlees van hoge kwaliteit

11

 

 

Verordening (EG) nr. 854/2006 van de Commissie van 9 juni 2006 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 796/2006 ten aanzien van de lijst van de lidstaten waar de aankoop van boter bij inschrijving open is voor de periode tot en met 31 augustus 2006

12

 

 

Verordening (EG) nr. 855/2006 van de Commissie van 9 juni 2006 betreffende de afgifte van uitvoercertificaten van het B-stelsel in de sector groenten en fruit (citroenen)

13

 

 

II   Besluiten waarvan de publicatie niet voorwaarde is voor de toepassing

 

 

Commissie

 

*

Beschikking van de Commissie van 7 juni 2006 tot wijziging van de Beschikkingen 2005/710/EG, 2005/734/EG, 2005/758/EG, 2005/759/EG, 2005/760/EG, 2006/247/EG en 2006/265/EG wat betreft bepaalde beschermende maatregelen in verband met hoogpathogene aviaire influenza (Kennisgeving geschied onder nummer C(2006) 2177)  ( 1 )

14

 

*

Aanbeveling van de Commissie van 7 juni 2006 tot vaststelling van richtsnoeren voor het gebruik van vermeldingen dat er geen dierproeven zijn uitgevoerd overeenkomstig Richtlijn 76/768/EEG van de Raad ( 1 )

18

 

 

Besluiten aangenomen krachtens titel V van het Verdrag betreffende de Europese Unie

 

*

Gemeenschappelijk Optreden 2006/407/GBVB van de Raad van 7 juni 2006 tot wijziging en verlenging van Gemeenschappelijk Optreden 2005/643/GBVB inzake de waarnemingsmissie van de Europese Unie in Atjeh (Indonesië) (Waarnemingsmissie in Atjeh — WMA)

20

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


I Besluiten waarvan de publicatie voorwaarde is voor de toepassing

10.6.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 158/1


VERORDENING (EG) Nr. 850/2006 VAN DE COMMISSIE

van 9 juni 2006

tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 3223/94 van de Commissie van 21 december 1994 houdende uitvoeringsbepalingen van de invoerregeling voor groenten en fruit (1), en met name op artikel 4, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In Verordening (EG) nr. 3223/94 zijn op grond van de multilaterale handelsbesprekingen in het kader van de Uruguayronde de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de periodes die in de bijlage bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt.

(2)

Op grond van de bovenvermelde criteria moeten de forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld op de in de bijlage bij deze verordening vermelde niveaus,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 4 van Verordening (EG) nr. 3223/94 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld zoals aangegeven in de tabel in de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 10 juni 2006.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 9 juni 2006.

Voor de Commissie

J. L. DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 337 van 24.12.1994, blz. 66. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 386/2005 (PB L 62 van 9.3.2005, blz. 3).


BIJLAGE

bij de verordening van de Commissie van 9 juni 2006 tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

052

63,9

204

27,4

999

45,7

0707 00 05

052

65,4

068

53,2

999

59,3

0709 90 70

052

86,8

999

86,8

0805 50 10

052

51,3

388

65,9

508

66,9

528

54,4

999

59,6

0808 10 80

388

84,1

400

110,8

404

108,9

508

73,5

512

83,0

524

48,7

528

129,2

720

85,9

804

110,2

999

92,7

0809 10 00

052

234,1

999

234,1

0809 20 95

052

295,4

068

95,0

999

195,2


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 750/2005 van de Commissie (PB L 126 van 19.5.2005, blz. 12). De code „999” staat voor „andere oorsprong”.


10.6.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 158/3


VERORDENING (EG) Nr. 851/2006 VAN DE COMMISSIE

van 9 juni 2006

betreffende de vaststelling van de inhoud van de verschillende posten van de boekhoudkundige schema's bedoeld in bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 1108/70 van de Raad

(Gecodificeerde versie)

(Voor de EER relevante tekst)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 1108/70 van de Raad van 4 juni 1970 betreffende de invoering van een boekhouding van de uitgaven voor de wegen voor het vervoer per spoor, over de weg en over de binnenwateren (1), inzonderheid op artikel 9, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EEG) nr. 2598/70 van de Commissie van 18 december 1970 betreffende de vaststelling van de inhoud van de verschillende posten van de boekhoudkundige schema's bedoeld in bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 1108/70 van de Raad van 4 juni 1970 (2) is herhaaldelijk en ingrijpend gewijzigd (3). Ter wille van de duidelijkheid en een rationele ordening van de tekst dient tot codificatie van deze verordening te worden overgegaan.

(2)

De Commissie draagt zorg voor de coördinatie van het geheel van de werkzaamheden welke uit Verordening (EEG) nr. 1108/70 voortvloeien. Het is in het bijzonder haar taak, de inhoud van de verschillende posten van de boekhoudkundige schema's van bijlage I bij die verordening vast te stellen. Het is van belang de desbetreffende voorschriften vast te stellen om te bereiken dat de boekhoudkundige schema's in de onderscheiden lidstaten en voor alle takken van vervoer op gelijke wijze worden toegepast.

(3)

Hiertoe dient te worden overgegaan tot de omschrijving van het begrip „wegen”, waarbij voor elke tak van vervoer wordt aangegeven welke installaties, werken en voorzieningen door dit begrip worden gedekt, en tot de omschrijving van de aard van de uitgaven die op de verschillende posten van de boekhoudkundige schema's moeten worden geboekt,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De inhoud van de verschillende posten van de boekhoudkundige schema's van bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 1108/70 wordt vastgesteld als aangegeven in de bijlagen I en II bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Verordening (EEG) nr. 2598/70 wordt ingetrokken.

Verwijzingen naar de ingetrokken verordening gelden als verwijzingen naar de onderhavige verordening en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage IV.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 9 juni 2006.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 130 van 15.6.1970, blz. 4. Verordening laatstelijk gewijzigd bij de Toetredingsakte van 2003.

(2)  PB L 278 van 23.12.1970, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 906/2004 (PB L 163 van 30.4.2004, blz. 49).

(3)  Zie bijlage III.


BIJLAGE I

Omschrijving van het begrip „wegen”

Onder „wegen” in de zin van artikel 1 van Verordening (EEG) nr. 1108/70 moet worden verstaan alle wegen en vaste installaties van de drie takken van vervoer voor zover deze noodzakelijk zijn voor het verkeer van de voertuigen en de veiligheid van dit verkeer.

A.   SPOORWEGEN

De infrastructuur van de spoorwegen omvat de volgende elementen voor zover deze deel uitmaken van de hoofd- en zijlijnen, met uitzondering van die welke gelegen zijn binnen herstelwerkplaatsen en depots of garages voor krachtvoertuigen, alsmede van particuliere spooraansluitingen:

terreinen;

aardebaan, met name ophogingen, afgravingen, drainagewerken, greppels, gemetselde goten, duikers, taludbekledingen en –bepalingen, enzovoort,

perrons, laad- en loswegen,

bermen en paden,

omheiningsmuren, hagen en hekken,

brandstroken,

wisselverwarmingsinstallaties,

sneeuwweringen;

kunstwerken:

bruggen, doorlaten en andere bovengrondse overgangen, tunnels, overwelfde uitgravingen en andere onderdoorgangen,

schoormuren en beschermingsgalerijen tegen lawines, vallend gesteente, enzovoort;

gelijkvloerse kruisingen, met inbegrip van de inrichtingen ter verzekering van de verkeersveiligheid;

bovenbouw, met name:

spoorstaven, groefspoorstaven en strijkspoorstaven,

dwarsliggers en langsliggers, klein bevestigingsmateriaal, ballastbed, met inbegrip van grint en zand,

wissels,

draaischijven en rolbruggen (met uitzondering van die welke uitsluitend dienen voor krachtvoertuigen);

wegen op spoorwegterreinen ten dienste van reizigers- en goederenvervoer, met inbegrip van de toegangswegen;

installaties voor de veiligheid, het seinwezen en de telecommunicatie voor de vrije baan, stations en rangeerstations, met inbegrip van de installaties voor het opwekken, transformeren en verdelen van elektrische stroom ten behoeve van het seinwezen en de telecommunicatie,

gebouwen voor voornoemde installaties,

railremmen;

verlichtingsinstallaties die nodig zijn voor de afwikkeling en de veiligheid van het verkeer;

installaties voor het transformeren en overbrengen van elektrische stroom voor tractiedoeleinden: onderstations, voedingskabels tussen de onderstations en de rijdraden, bovenleidingen met portalen, derde rail met steunelementen;

dienstgebouwen voor de infrastructuur, met inbegrip van het aandeel in de installaties voor het innen van de vervoerkosten.

B.   LANDWEGEN

De infrastructuur van het wegverkeer omvat de volgende elementen:

terreinen;

onderbouw van de rijbanen:

afgravingen, ophogingen, drainagewerken, enzovoort,

stut- en schoorwerken;

rijbanen en bijbehorende werken:

samenstellende lagen van de rijbaan, met inbegrip van beschermende onderlagen, bermen, middenbermen, afwateringswerken, parkeerplaatsen voor voertuigen die in moeilijkheden verkeren, rust- en parkeerplaatsen buiten de bebouwde kom (toegangs- en parkeerwegen, verkeerstekens, parkeerplaatsen in overheidsbeheer binnen de bebouwde kom), beplantingen van allerlei aard, beveiligingsinstallaties, enzovoort;

kunstwerken:

bruggen, doorlaten, viaducten, tunnels, galerijen tegen lawines en vallend gesteente, sneeuwweringen, enzovoort;

gelijkvloerse kruisingen;

verkeerstekens en telecommunicatie;

verlichtingsinstallaties;

tolposten, parkeerautomaten;

dienstgebouwen voor het wegonderhoud.

C.   WATERWEGEN

De infrastructuur van de binnenscheepvaart omvat de volgende elementen:

terreinen;

vaargeul (grondwerken, uitgravingen en afdichtingen van de kanalen, grondkribben, kribben en dammen, jaagpaden en inspectiewegen), oeververdedigingen, aquaducten, grondduikers, sifons, tunnels voor kanalen, uitsluitend als vluchthaven ingerichte havens;

afsluitings- en keerwerken, werken tot het afvoeren van stuwwater uit een pand, bekkens en reservoirs voor het vergaren van water voor de voeding en regeling van het waterpeil, installaties voor waterbeteugeling, peilschalen, registrerende peilschalen en waarschuwingsborden;

stuwen (kunstwerken dwars door een rivierbedding gebouwd met het doel een voldoende diepte voor de scheepvaart te waarborgen en de stroomsnelheid te verminderen), bijbehorende installaties (vistrappen, noodkeringen);

schutsluizen, scheepsliften en hellende vlakken, met inbegrip van voorhavens en spaarbekkens;

aanleginrichtingen en geleide werken (meerboeien, dukdalven, meerpalen, bolders, wrijfpalen);

beweegbare bruggen;

beseining en bebakening, beveiligingsinstallatie, telecommunicatie- en verlichtingsinstallaties;

verkeersregelingsinstallaties;

tolposten;

dienstgebouwen voor de infrastructuur.


BIJLAGE II

Bepaling van de uitgaven die moeten worden geboekt onder de diverse posten van de schema’s voor de boekhouding van bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 1108/70

A.   ALGEMEEN

1.

Artikel 2, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 1108/70 houdt in dat de in de boekhouding op te nemen uitgaven die zijn welke rechtstreeks worden gedaan ter betaling van de kosten van de werken, verrichtingen en leveringen betreffende de aanleg, het functioneren en het beheer van de wegen. Niet in de boekhouding opgenomen worden derhalve de jaarlijkse stortingen in de voorzieningsfondsen, de fondsen voor vernieuwing en verzekeringen en de reservefondsen, die worden gevormd met het oog op latere uitgaven.

2.

Voor een bepaalde weg zijn de voor de verschillende posten van de schema's in aanmerking te nemen uitgaven de totale uitgaven voor deze weg, ongeacht de wijze van financiering.

Indien echter de uitgaven voor een zelfde installatie direct of indirect gedragen worden door twee of meer wegbeheerders zijn de in de boekhouding van elk van hen op te nemen uitgaven de netto-uitgaven die voor zijn rekening komen. Zo moet ook ingeval door de overheid aan de beheerder van een bepaalde weg vergoedingen worden toegekend, het bedrag van deze vergoedingen in mindering worden gebracht op de door hem verrichte uitgaven. Voor de spoorwegen moeten de in mindering gebrachte bedragen afzonderlijk worden vermeld. Deze bedragen kunnen met name betrekking hebben op de compensaties ontvangen uit hoofde van:

infrastructuurkosten (Verordening (EEG) nr. 1107/70 van de Raad (1), artikel 3, lid 1, onder b));

pensioenlasten (Verordening (EEG) nr. 1192/69 van de Raad (2), artikel 4, lid 1, onder c), (categorie III)).

3.

De waarde van buiten gebruik gestelde installaties of materialen, ongeacht of deze worden verkocht of opnieuw gebruikt, moet in mindering worden gebracht op de uitgaven van de overeenkomstige posten van de boekhoudschema's, zulks echter voor de spoorwegen onder voorbehoud van eventueel geldende bijzondere bepalingen ter zake in de overeenkomsten tussen de spoorwegondernemingen en de overheid.

4.

De uitgaven voor de aanschaf, het onderhoud en het functioneren van het gespecialiseerde materiaal en de uitrusting bestemd voor de dienst van de infrastructuur, alsmede die welke betrekking hebben op dienstvervoer ten behoeve van deze dienst zullen in rekening worden gebracht onder de desbetreffende posten van de boekhoudschema's of anders onder de post „algemene kosten”.

5.

De kosten van de werkplaatsen en magazijnen worden in beginsel opgenomen in de factuurprijzen van de onderdelen en materialen die aan de dienst van de infrastructuur worden geleverd. Indien een dergelijke directe toerekening onmogelijk zou zijn, kunnen deze kosten in rekening worden gebracht op de post „algemene kosten”.

B.   DEFINITIE VAN DE INHOUD VAN DE VERSCHILLENDE POSTEN

1.   Gemeenschappelijke posten van de drie takken van vervoer

Investeringsuitgaven (posten A 1, B 1, C 1)

De investeringsuitgaven omvatten alle uitgaven (personeel, materialen, verrichtingen door derden) die betrekking hebben op nieuwbouw, uitbreiding, verbouwing en vernieuwing van de infrastructuurinstallaties, met inbegrip van bijkomende kosten en studiekosten met betrekking tot deze werkzaamheden. Deze definitie belet echter niet dat volgens nationale voorschriften bepaalde geringe investeringsuitgaven worden geboekt onder de post „lopende uitgaven”.

Lopende uitgaven (posten A 2, B 2, C 2)

De lopende uitgaven omvatten alle uitgaven (personeel, materialen, verrichtingen door derden) betreffende het onderhoud en de exploitatie van de infrastructuur.

Algemene kosten (posten A 3, B 4, C 4)

De algemene kosten omvatten alle uitgaven van de administratieve diensten, controlediensten en inspectiediensten die speciaal belast zijn met het ter beschikking stellen en het beheer van de wegen, alsmede het aan de wegen toe te rekenen deel van de uitgaven voor de rechtstreeks betrokken algemene administratieve diensten. Zij omvatten bovendien alle andere uitgaven die niet rechtstreeks in rekening zijn gebracht op andere posten van de boekhoudschema's.

In het bijzonder betreft dit de volgende uitgaven:

bezoldiging van personeel en huishoudelijke kosten van de centrale, regionale en lokale administratieve en technische diensten, kosten van de controlediensten en van oplevering van werken;

pensioenkosten voor het statutaire personeel en andere werkgeverslasten (gezinstoelagen, werkgeversbijdragen aan ziekenfondsen, ongevallenverzekeringspremies, bijdragen aan de pensioenregelingen voor het niet-statutaire personeel, enzovoort);

uitgaven voor dienstwoningen die ter beschikking worden gesteld van personeel van de dienst van de infrastructuur, na aftrek van eventueel ontvangen huur;

uitgaven voor de dienstgebouwen van de dienst van de infrastructuur (met name schuilplaatsen, werktuigmagazijnen) voor zover zij niet rechtstreeks worden geboekt op andere posten van de boekhoudschema's.

2.   Posten die alleen voor landwegen bestaan

Uitgaven voor onderhoud van de deklagen van de rijbanen (post B 20)

Deze uitgaven zijn voornamelijk die welke betrekking hebben op werkzaamheden verband houdende met de mechanische weerstand van het wegdek jegens de ondervonden belasting. Hieronder vallen de uitgaven voor het herstel van deklagen voor soepele wegen en het onderhoud van tegels voor vaste wegen.

Verkeerspolitie (post B 3)

De uitgaven voor de verkeerspolitie omvatten alle uitgaven van de politiediensten die toe te rekenen zijn aan activiteiten van deze politiediensten op het gebied van de controle en de doorstroming van het verkeer, met inbegrip van uitgaven voor dienstgebouwen, voertuigen en uitrusting.

3.   Post die alleen voor binnenscheepvaartwegen bestaat

Rivierpolitie (post C 3)

De uitgaven voor de rivierpolitie omvatten alle uitgaven die betrekking hebben op de rivierpolitiedienst, met inbegrip van de uitgaven voor de gebouwen, aanlegplaatsen en vaartuigen die speciaal voor deze dienst zijn bestemd.


(1)  PB L 130 van 15.6.1970, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 543/97 (PB L 84 van 26.3.1997, blz. 6).

(2)  PB L 156 van 28.6.1969, blz. 8. Verordening laatstelijk gewijzigd bij de Toetredingsakte van 2003.


BIJLAGE III

Ingetrokken verordening met de achtereenvolgende wijzigingen ervan

Verordening (EEG) nr. 2598/70 van de Commissie

(PB L 278 van 23.12.1970, blz. 1)

Verordening (EEG) nr. 2116/78 van de Commissie

(PB L 246 van 8.9.1978, blz. 7)

Verordening (EG) nr. 906/2004 van de Commissie

(PB L 163 van 30.4.2004, blz. 49)


BIJLAGE IV

Concordantietabel

Verordening (EEG) nr. 2598/70

De onderhavige verordening

Enig artikel

Artikel 1

Artikel 2

Artikel 3

Bijlagen 1 en 2

Bijlagen I en II

Bijlage III

Bijlage IV


10.6.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 158/9


VERORDENING (EG) Nr. 852/2006 VAN DE COMMISSIE

van 9 juni 2006

houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 793/2006 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EG) nr. 247/2006 van de Raad houdende specifieke maatregelen op landbouwgebied ten behoeve van de ultraperifere gebieden van de Unie

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 247/2006 van de Raad van 30 januari 2006 houdende specifieke maatregelen op landbouwgebied ten behoeve van de ultraperifere gebieden van de Unie (1), en met name op artikel 30,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EG) nr. 247/2006 vervangt de huidige regelingen voor de ultraperifere gebieden zoals ingesteld bij de Verordeningen (EG) nr. 1452/2001 (2) , (EG) nr. 1453/2001 (3) en (EG) nr. 1454/2001 (4) van de Raad, en trekt de genoemde verordeningen in. Overeenkomstig artikel 33 is zij van toepassing ten aanzien van elke betrokken lidstaat vanaf de datum waarop de Commissie kennis geeft van haar goedkeuring van het in artikel 24, lid 1, bedoelde algemene programma.

(2)

Uit artikel 33 van Verordening (EG) nr. 247/2006 vloeit voort dat het bepaalde in de Verordeningen (EG) nr. 1452/2001, (EG) nr. 1453/2001 en (EG) nr. 1454/2001 van toepassing blijft tot de datum waarop de Commissie de lidstaat in kennis stelt van haar goedkeuring van het in artikel 24, lid 1, van Verordening (EG) nr. 247/2006 bedoelde algemene programma. Derhalve dient te worden verduidelijkt dat de maatregelen die zijn genomen met het oog op de tenuitvoerlegging van de Verordeningen (EG) nr. 1452/2001, (EG) nr. 1453/2001 en (EG) nr. 1454/2001, slechts tot die datum van toepassing zullen blijven.

(3)

In dit verband moet worden bepaald dat aanvragen in het kader van de maatregelen die zijn genomen met het oog op de tenuitvoerlegging van de Verordeningen (EG) nr. 1452/2001, (EG) nr. 1453/2001 en (EG) nr. 1454/2001, en die nog in behandeling zijn op de datum waarop kennis is gegeven van het in artikel 24, lid 1, van Verordening (EG) nr. 247/2006 bedoelde algemene programma, zullen worden behandeld in het kader van de bij genoemde verordening ingestelde regeling en met name in het kader van het in artikel 24, lid 1, daarvan bedoelde algemene programma.

(4)

Verordening (EG) nr. 793/2006 van de Commissie (5) moet derhalve worden gewijzigd met het oog op de invoering van de overgangsmaatregelen die nodig zijn voor een harmonieuze overgang van de voor 2005 geldende regeling naar de bij Verordening (EG) nr. 247/2006 ingestelde maatregelen.

(5)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor rechtstreekse betalingen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

In Verordening (EG) nr. 793/2006 wordt het volgende artikel 52 bis ingevoegd:

„Artikel 52 bis

Overgangsmaatregelen

1.   De met het oog op de tenuitvoerlegging van de Verordeningen (EG) nr. 1452/2001, (EG) nr. 1453/2001 en (EG) nr. 1454/2001 genomen maatregelen met geldigheidsduur tot na 31 december 2005 blijven van toepassing tot de datum waarop de Commissie de lidstaat in kennis stelt van haar goedkeuring van het in artikel 24, lid 1, van Verordening (EG) nr. 247/2006 bedoelde algemene programma.

2.   De bepalingen in de onderhavige verordening zijn van toepassing op aanvragen in het kader van de maatregelen met het oog op de tenuitvoerlegging van de Verordeningen (EG) nr. 1452/2001, (EG) nr. 1453/2001 en (EG) nr. 1454/2001 uit hoofde van 2006 die nog in behandeling zijn op de datum van de in lid 1 van dit artikel bedoelde kennisgeving of na die datum zijn ingediend.”.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de zevende dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2006.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 9 juni 2006.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 42 van 14.2.2006, blz. 1.

(2)  PB L 198 van 21.7.2001, blz. 11. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1690/2004 (PB L 305 van 1.10.2004, blz. 1).

(3)  PB L 198 van 21.7.2001, blz. 26. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1690/2004.

(4)  PB L 198 van 21.7.2001, blz. 45. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1690/2004.

(5)  PB L 145 van 31.5.2006, blz. 1.


10.6.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 158/11


VERORDENING (EG) Nr. 853/2006 VAN DE COMMISSIE

van 9 juni 2006

betreffende de afgifte van invoercertificaten voor vers, gekoeld of bevroren rundvlees van hoge kwaliteit

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1254/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector rundvlees (1),

Gelet op Verordening (EG) nr. 936/97 van de Commissie van 27 mei 1997 betreffende de opening en de wijze van beheer van tariefcontingenten voor vers, gekoeld of bevroren rundvlees van hoge kwaliteit en voor bevroren buffelvlees (2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EG) nr. 936/97 voorziet in de artikelen 4 en 5 de bepalingen voor het indienen en voor het afgeven van de invoercertificaten voor vlees zoals bedoeld in artikel 2, onder f).

(2)

In artikel 2, onder f), van Verordening (EG) nr. 936/97 is de hoeveelheid met de omschrijving in die bepaling overeenstemmend vers, gekoeld of bevroren rundvlees van hoge kwaliteit, die in het tijdvak van 1 juli 2005 tot en met 30 juni 2006 onder bijzondere voorwaarden mag worden ingevoerd, vastgesteld op 11 500 t.

(3)

Er moet aan herinnerd worden dat de in deze verordening bedoelde certificaten slechts tijdens de gehele geldigheidsduur ervan gebruikt kunnen worden voorzover de veterinairrechtelijke voorschriften in acht worden genomen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Elke aanvraag om een invoercertificaat, die van 1 tot en met 5 juni 2006 is ingediend voor vers, gekoeld of bevroren rundvlees van hoge kwaliteit, zoals bedoeld in artikel 2, onder f), van Verordening (EG) nr. 936/97, wordt in haar geheel ingewilligd.

2.   Aanvragen om certificaten kunnen overeenkomstig artikel 5 van Verordening (EG) nr. 936/97 gedurende de eerste vijf dagen van de maand juli 2006 voor 958,333 t worden ingediend.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 10 juni 2006.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 9 juni 2006.

Voor de Commissie

J. L. DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 160 van 26.6.1999, blz. 21. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1913/2005 (PB L 307 van 25.11.2005, blz. 2).

(2)  PB L 137 van 28.5.1997, blz. 10. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 408/2006 (PB L 71 van 10.3.2006, blz. 3).


10.6.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 158/12


VERORDENING (EG) Nr. 854/2006 VAN DE COMMISSIE

van 9 juni 2006

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 796/2006 ten aanzien van de lijst van de lidstaten waar de aankoop van boter bij inschrijving open is voor de periode tot en met 31 augustus 2006

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector melk en zuivelproducten (1),

Gelet op Verordening (EG) nr. 796/2006 van de Commissie van 29 mei 2006 tot schorsing van de aankoop van boter tegen 90 % van de interventieprijs en tot opening van de aankoop bij inschrijving voor de periode tot en met 31 augustus 2006 (2), en met name op artikel 2, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 796/2006 is overeenkomstig artikel 6, lid 1, derde alinea, van Verordening (EG) nr. 1255/1999 de aankoop van boter bij inschrijving geopend voor de periode tot en met 31 augustus 2006.

(2)

Uit de meest recente mededelingen van Letland, is de Commissie gebleken dat de marktprijzen voor boter er gedurende twee opeenvolgende weken ten minste 92 % van de interventieprijs hebben bedragen. Daarom moet de interventieaankoop bij inschrijving in de lidstaat wordt geschorst. Bijgevolg moet de lidstaat wordt geschrapt uit de bij Verordening (EG) nr. 796/2006 vastgestelde lijst.

(3)

Verordening (EG) nr. 796/2006 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

In artikel 2 van Verordening (EG) nr. 796/2006 wordt lid 1 vervangen door:

„1.   Voor de periode van 10 juni tot en met 31 augustus 2006 wordt de in artikel 6, lid 1, derde alinea, van Verordening (EG) nr. 1255/1999 bedoelde aankoop van boter bij inschrijving onder de in afdeling 3 bis van Verordening (EG) nr. 2771/1999 vastgestelde voorwaarden geopend in de volgende lidstaten: België, Tsjechië, Duitsland, Estland, Spanje, Frankrijk, Ierland, Italië, Luxemburg, Nederland, Polen, Portugal, Finland, Zweden en Verenigd Koninkrijk.”.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 9 juni 2006.

Voor de Commissie

J. L. DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 160 van 26.6.1999, blz. 48. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1913/2005 (PB L 307 van 25.11.2005, blz. 2).

(2)  PB L 142 van 30.5.2006, blz. 4.


10.6.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 158/13


VERORDENING (EG) Nr. 855/2006 VAN DE COMMISSIE

van 9 juni 2006

betreffende de afgifte van uitvoercertificaten van het B-stelsel in de sector groenten en fruit (citroenen)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 2200/96 van de Raad van 28 oktober 1996 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector groenten en fruit (1),

Gelet op Verordening (EG) nr. 1961/2001 van de Commissie van 8 oktober 2001 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 2200/96 van de Raad wat de toekenning van uitvoerrestituties in de sector groenten en fruit betreft (2), en met name op artikel 6, lid 6,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In Verordening (EG) nr. 557/2006 van de Commissie (3) zijn de indicatieve hoeveelheden bepaald waarvoor uitvoercertificaten van het B-stelsel kunnen worden afgegeven.

(2)

Volgens de informatie waarover de Commissie op dit ogenblik beschikt, zouden de voor de lopende uitvoerperiode vastgestelde indicatieve hoeveelheden voor citroenen binnenkort kunnen worden overschreden. Deze overschrijding zou nadelig zijn voor de goede werking van de uitvoerrestitutieregeling in de sector groenten en fruit.

(3)

Om deze situatie te verhelpen, moeten de certificaataanvragen van het B-stelsel worden afgewezen voor na 9 juni 2006 uitgevoerde citroenen, zulks tot het einde van de lopende uitvoerperiode,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De aanvragen voor uitvoercertificaten van het B-stelsel voor citroenen, die zijn ingediend op grond van artikel 1 van Verordening (EG) nr. 557/2006 en waarvoor de aangifte ten uitvoer van de producten na 9 juni en vóór 1 juli 2006 is aanvaard, moeten worden afgewezen.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 10 juni 2006.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 9 juni 2006.

Voor de Commissie

J. L. DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 297 van 21.11.1996, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 47/2003 van de Commissie (PB L 7 van 11.1.2003, blz. 64).

(2)  PB L 268 van 9.10.2001, blz. 8. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 386/2005 (PB L 62 van 9.3.2005, blz. 3).

(3)  PB L 98 van 6.4.2006, blz. 65.


II Besluiten waarvan de publicatie niet voorwaarde is voor de toepassing

Commissie

10.6.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 158/14


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 7 juni 2006

tot wijziging van de Beschikkingen 2005/710/EG, 2005/734/EG, 2005/758/EG, 2005/759/EG, 2005/760/EG, 2006/247/EG en 2006/265/EG wat betreft bepaalde beschermende maatregelen in verband met hoogpathogene aviaire influenza

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2006) 2177)

(Voor de EER relevante tekst)

(2006/405/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 90/425/EEG van de Raad van 26 juni 1990 inzake veterinaire en zoötechnische controles in het intracommunautaire handelsverkeer in bepaalde levende dieren en producten in het vooruitzicht van de totstandbrenging van de interne markt (1), en met name op artikel 10, lid 4,

Gelet op Richtlijn 91/496/EEG van de Raad van 15 juli 1991 tot vaststelling van de beginselen voor de organisatie van de veterinaire controles voor dieren uit derde landen die in de Gemeenschap worden binnengebracht en tot wijziging van de Richtlijnen 89/662/EEG, 90/425/EEG en 90/675/EEG (2), en met name op artikel 18, lid 7,

Gelet op Richtlijn 97/78/EG van de Raad van 18 december 1997 tot vaststelling van de beginselen voor de organisatie van de veterinaire controles voor producten die uit derde landen in de Gemeenschap worden binnengebracht (3), en met name op artikel 22, lid 6,

Gelet op Verordening (EG) nr. 998/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 26 mei 2003 inzake veterinairrechtelijke voorschriften voor het niet-commerciële verkeer van gezelschapsdieren en houdende wijziging van Richtlijn 92/65/EEG van de Raad (4), en met name op artikel 18,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Naar aanleiding van de uitbraak van aviaire influenza, veroorzaakt door een hoogpathogene H5N1-virusstam, in Zuidoost-Azië in december 2003 heeft de Commissie een aantal beschermende maatregelen met betrekking tot die ziekte vastgesteld.

(2)

Overeenkomstig Beschikking 2005/710/EG van de Commissie van 13 oktober 2005 tot vaststelling van bepaalde beschermende maatregelen in verband met hoogpathogene aviaire influenza in Roemenië (5) moeten de lidstaten de invoer opschorten van levend pluimvee, levende loopvogels, levend gekweekt en vrij vederwild, en broedeieren van die soorten, afkomstig van het hele Roemeense grondgebied, en van bepaalde producten van vogels afkomstig uit delen van dat grondgebied.

(3)

Overeenkomstig Beschikking 2005/734/EG van de Commissie van 19 oktober 2005 tot vaststelling van bioveiligheidsmaatregelen ter beperking van het risico van overdracht van hoogpathogene aviaire influenza, veroorzaakt door het influenza A-virus subtype H5N1, van in het wild levende vogels naar pluimvee en andere in gevangenschap gehouden vogels en tot instelling van een systeem voor vroege opsporing in risicogebieden (6) moeten de lidstaten passende en uitvoerbare maatregelen nemen ter beperking van het risico van overdracht van die ziekte van in het wild levende vogels naar pluimvee en andere in gevangenschap gehouden vogels, met inachtneming van bepaalde criteria en risicofactoren.

(4)

Overeenkomstig Beschikking 2005/758/EG van de Commissie van 27 oktober 2005 tot vaststelling van bepaalde beschermende maatregelen in verband met een vermoeden van hoogpathogene aviaire influenza in Kroatië en tot intrekking van Beschikking 2005/749/EG (7) moeten de lidstaten de invoer opschorten van levend pluimvee, levende loopvogels, levend gekweekt en vrij vederwild en bepaalde levende andere vogels dan pluimvee, met inbegrip van gezelschapsvogels, en broedeieren van deze soorten, en van bepaalde producten van vogels, afkomstig van het hele Kroatische grondgebied.

(5)

Beschikking 2005/759/EG van de Commissie van 27 oktober 2005 tot vaststelling van bepaalde beschermende maatregelen in verband met hoogpathogene aviaire influenza in bepaalde derde landen en het verkeer uit derde landen van vogels die hun eigenaar vergezellen (8) en Beschikking 2005/760/EG van de Commissie van 27 oktober 2005 tot vaststelling van bepaalde beschermende maatregelen voor de invoer van in gevangenschap gehouden vogels in verband met hoogpathogene aviaire influenza in bepaalde derde landen (9) stellen bepaalde beschermende maatregelen vast in verband met de invoer in de Gemeenschap van andere vogels dan pluimvee, met inbegrip van verkeer van gezelschapsdieren.

(6)

Overeenkomstig Beschikking 2006/247/EG van de Commissie van 27 maart 2006 tot vaststelling van bepaalde beschermende maatregelen betreffende de invoer uit Bulgarije in verband met hoogpathogene aviaire influenza in dat derde land (10) moeten de lidstaten de invoer opschorten van levend pluimvee, levende loopvogels, levend gekweekt en vrij vederwild, en broedeieren van die soorten, afkomstig van het hele Bulgaarse grondgebied, en van bepaalde producten van vogels afkomstig uit delen van dat grondgebied.

(7)

Overeenkomstig Beschikking 2006/265/EG van de Commissie van 31 maart 2006 tot vaststelling van bepaalde beschermende maatregelen in verband met een vermoeden van hoogpathogene aviaire influenza in Zwitserland (11) moeten de lidstaten de invoer opschorten van levend pluimvee, levende loopvogels, levend gekweekt en vrij vederwild en levende andere vogels dan pluimvee, met inbegrip van gezelschapsvogels, en broedeieren van deze soorten, en van bepaalde producten van vogels, afkomstig van alle delen van het Zwitserse grondgebied waarvoor de Zwitserse autoriteiten maatregelen hebben vastgesteld die gelijkwaardig zijn aan de maatregelen die zijn vastgesteld bij de Beschikkingen 2006/115/EG (12) en 2006/135/EG (13) van de Commissie.

(8)

De bedreiging die de Aziatische stam van het aviaire-influenzavirus vormt voor de Gemeenschap is niet afgenomen. Er worden nog steeds uitbraken vastgesteld bij wilde vogels in de Gemeenschap en bij wilde vogels en pluimvee in verscheidene derde landen, waaronder lidstaten van de Werelddiergezondheidsorganisatie (OIE). Bovendien lijkt het virus in sommige delen van de wereld steeds meer endemisch te worden. Daarom moeten de beschermende maatregelen van de Beschikkingen 2005/710/EG, 2005/734/EG, 2005/759/EG, 2005/760/EG, 2006/247/EG en 2006/265/EG worden verlengd.

(9)

Uit de informatie die de Commissie van Roemenië en Bulgarije heeft ontvangen en uit de bewaking in deze derde landen blijkt duidelijk dat zij de ziekte op hun grondgebied onder controle hebben en ervoor hebben gezorgd dat het virus zich niet naar tot dusver ziektevrije gebieden heeft verspreid. Daarom dienen de bij de Beschikkingen 2005/710/EG en 2006/247/EG ingestelde invoerbeperkingen te worden beperkt tot de delen van Roemenië en Bulgarije die door het virus getroffen zijn, en de risicogebieden.

(10)

Kroatië heeft nog meer gevallen van het virus bij wilde vogels gemeld buiten het gebied dat momenteel in de regionalisatie bij Beschikking 2005/758/EG is aangegeven. Daarom moet de bij die beschikking opgelegde opschorting van de invoer van bepaalde producten uit Kroatië worden uitgebreid tot het deel van het Kroatische grondgebied dat inmiddels ook door het virus getroffen is.

(11)

De geldigheidsduur van de Beschikkingen 2005/710/EG, 2005/734/EG, 2005/759/EG, 2005/760/EG, 2006/247/EG en 2006/265/EG is op 31 mei 2006 verstreken. In het belang van de diergezondheid en gezien de huidige epizoötiologische situatie moeten de bij die beschikkingen ingestelde beschermende maatregelen echter worden gecontinueerd. Die maatregelen moeten dus zonder onderbreking van toepassing blijven. Daarom moeten de bepalingen van deze beschikking betreffende de data van toepassing van de bovengenoemde zes beschikkingen terugwerkende kracht hebben.

(12)

De Beschikkingen 2005/710/EG, 2005/734/EG, 2005/758/EG, 2005/759/EG, 2005/760/EG, 2006/247/EG en 2006/265/EG moeten dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(13)

De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

Beschikking 2005/710/EG wordt als volgt gewijzigd:

1)

Artikel 1, lid 1, onder a), komt als volgt te luiden:

„Artikel 1

1.   De lidstaten schorten de invoer op van:

a)

levend pluimvee, levende loopvogels en levend gekweekt en vrij vederwild, en broedeieren van deze soorten, afkomstig van het deel van het Roemeense grondgebied dat in deel B van de bijlage is aangegeven;”.

2)

In artikel 4 wordt de datum „31 juli 2006” vervangen door „31 december 2006”.

Artikel 2

In artikel 4 van Beschikking 2005/734/EG wordt de datum „31 mei 2006” vervangen door „31 december 2006”.

Artikel 3

De bijlage bij Beschikking 2005/758/EG wordt vervangen door de bijlage bij deze beschikking.

Artikel 4

In artikel 5 van Beschikking 2005/759/EG wordt de datum „31 mei 2006” vervangen door „31 juli 2006”.

Artikel 5

In artikel 6 van Beschikking 2005/760/EG wordt de datum „31 mei 2006” vervangen door „31 juli 2006”.

Artikel 6

Beschikking 2006/247/EG wordt als volgt gewijzigd:

1)

Artikel 1, onder a), komt als volgt te luiden:

„Artikel 1

De lidstaten schorten de invoer op van:

a)

levend pluimvee, levende loopvogels en levend gekweekt en vrij vederwild, en broedeieren van deze soorten, afkomstig van het deel van het Bulgaarse grondgebied dat in deel B van de bijlage is aangegeven;”.

2)

In artikel 5 wordt de datum „31 mei 2006” vervangen door „31 december 2006”.

Artikel 7

In artikel 3 van Beschikking 2006/265/EG wordt de datum „31 mei 2006” vervangen door „31 december 2006”.

Artikel 8

De lidstaten nemen onmiddellijk de nodige maatregelen om aan deze beschikking te voldoen en zij maken die maatregelen bekend. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.

Artikel 9

De artikelen 2, 4 en 5, artikel 6, lid 2, en artikel 7 zijn van toepassing met ingang van 1 juni 2006.

Artikel 10

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 7 juni 2006.

Voor de Commissie

Markos KYPRIANOU

Lid van de Commissie


(1)  PB L 224 van 18.8.1990, blz. 29. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2002/33/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 315 van 19.11.2002, blz. 14).

(2)  PB L 268 van 24.9.1991, blz. 56. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij de Toetredingsakte van 2003.

(3)  PB L 24 van 30.1.1998, blz. 9. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 165 van 30.4.2004, blz. 1, gerectificeerd in PB L 191 van 28.5.2004, blz. 1).

(4)  PB L 146 van 13.6.2003, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 590/2006 van de Commissie (PB L 104 van 13.4.2006, blz. 8).

(5)  PB L 269 van 14.10.2005, blz. 42. Beschikking laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 2006/321/EG (PB L 118 van 3.5.2006, blz. 18).

(6)  PB L 274 van 20.10.2005, blz. 105. Beschikking laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 2005/855/EG (PB L 316 van 2.12.2005, blz. 21).

(7)  PB L 285 van 28.10.2005, blz. 50. Beschikking laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 2006/321/EG.

(8)  PB L 285 van 28.10.2005, blz. 52. Beschikking laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 2006/79/EG (PB L 36 van 8.2.2006, blz. 48).

(9)  PB L 285 van 28.10.2005, blz. 60. Beschikking laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 2006/79/EG.

(10)  PB L 89 van 28.3.2006, blz. 52.

(11)  PB L 95 van 4.4.2006, blz. 9.

(12)  PB L 48 van 18.2.2006, blz. 28. Beschikking laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 2006/277/EG (PB L 103 van 12.4.2006, blz. 29).

(13)  PB L 52 van 23.2.2006, blz. 41. Beschikking laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 2006/293/EG (PB L 107 van 20.4.2006, blz. 44).


BIJLAGE

„BIJLAGE

In artikel 1, lid 1, bedoeld deel van het Kroatische grondgebied

ISO-landcode

Naam van het land

Deel van het grondgebied

HR

Kroatië

In Kroatië de provincies:

Virovitičko-podravska

Osječko-baranjska

Splitsko-dalmatinska

Zagreb”


10.6.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 158/18


AANBEVELING VAN DE COMMISSIE

van 7 juni 2006

tot vaststelling van richtsnoeren voor het gebruik van vermeldingen dat er geen dierproeven zijn uitgevoerd overeenkomstig Richtlijn 76/768/EEG van de Raad

(Voor de EER relevante tekst)

(2006/406/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 76/768/EEG van de Raad van 27 juli 1976 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten inzake cosmetische producten (1), en met name op de tweede zin van artikel 6, lid 3, tweede alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Artikel 6, lid 3, van Richtlijn 76/768/EEG bepaalt dat de fabrikant of degene die verantwoordelijk is voor het in de handel brengen in de Gemeenschap van een cosmetisch product, op de verpakking van het product of op enig document, bord, etiket, wikkel of manchet dat bij het product is gevoegd of daarnaar verwijst, alleen dan erop mag wijzen dat het product niet op dieren is getest, wanneer de fabrikant en zijn leveranciers geen dierproeven hebben uitgevoerd of laten uitvoeren met het eindproduct, het prototype daarvan of enig ingrediënt daarvan, en evenmin ingrediënten hebben aangewend die door anderen op dieren zijn getest met het doel nieuwe cosmetische producten te ontwikkelen.

(2)

Het is dus mogelijk op een cosmetisch product te vermelden dat bij de ontwikkeling ervan geen dierproeven zijn uitgevoerd.

(3)

Het is zaak richtsnoeren vast te stellen om gemeenschappelijke criteria voor het gebruik van deze vermeldingen en een eenvormige interpretatie ervan te waarborgen. De vermeldingen mogen de consument vooral niet misleiden en niet leiden tot oneerlijke concurrentie op de markt tussen fabrikanten.

(4)

Bovendien maakt een eenvormige interpretatie van artikel 6, lid 3, tweede alinea, van Richtlijn 76/768/EEG in het kader van een goede administratieve samenwerking de gemeenschappelijke uitvoering door de controlediensten eenvoudiger. Verstoringen op de interne markt kunnen zo bijvoorbeeld worden vermeden.

(5)

De in deze aanbeveling vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor cosmetische producten,

BEVEELT AAN:

De lidstaten moeten de volgende richtsnoeren in acht nemen met het oog op de toepassing van artikel 6, lid 3, tweede alinea, van Richtlijn 76/768/EEG.

1.   Basisbeginselen

De consument mag door vermeldingen op een cosmetisch product niet misleid worden. De consument moet dankzij de vermelding „niet getest op dieren” een doordachte keuze kunnen maken. De informatie moet nuttig zijn voor de consument.

Het gebruik van vermeldingen mag niet leiden tot oneerlijke concurrentie op de markt tussen fabrikanten en/of leveranciers die vermeldingen als marketingmiddel gebruiken.

2.   Vrijwillig gebruik van vermeldingen

Krachtens artikel 6, lid 3, tweede alinea, van Richtlijn 76/768/EEG mag de fabrikant of degene die voor het in de handel brengen van het product verantwoordelijk is, vermelden dat geen dierproeven zijn uitgevoerd. De fabrikant of degene die voor het in de handel brengen van het product verantwoordelijk is, is daartoe echter niet verplicht. Het is een mogelijkheid die geboden wordt mits — rekening houdend met deze richtsnoeren — aan de voorwaarden van artikel 6, lid 3, tweede alinea, van Richtlijn 76/768/EEG is voldaan.

3.   Interpretatie van de voorwaarden van artikel 6, lid 3, tweede alinea, van Richtlijn 76/768/EEG

Ter verduidelijking wordt de aandacht gevestigd op de definities van een aantal in deze richtsnoeren gebruikte termen:

„cosmetisch product”: „cosmetisch product” zoals gedefinieerd in artikel 1 van Richtlijn 76/768/EEG,

„cosmetisch eindproduct”: „cosmetisch eindproduct” zoals gedefinieerd in artikel 4 bis, lid 3, onder a), van Richtlijn 76/768/EEG,

„ingrediënten”: chemische stoffen of preparaten van synthetische of natuurlijke oorsprong, met inbegrip van parfumerende en aromatische verbindingen die in de samenstelling van cosmetische producten voorkomen (zie artikel 5 bis, lid 1, van Richtlijn 76/768/EEG, waarin „parfumerende en aromatische verbindingen” alleen worden uitgesloten met het oog op het opstellen van een inventaris van ingrediënten),

„prototype van het cosmetisch product”: „prototype” zoals gedefinieerd in artikel 4 bis, lid 3, onder b), van Richtlijn 76/768/EEG,

„dier”: „dier” zoals gedefinieerd in artikel 2, onder a), van Richtlijn 86/609/EEG van de Raad (2),

„proef”: alle verrichte proeven betreffende de ontwikkeling of veiligheidsbeoordeling van het product of de ingrediënten ervan (zie artikel 7 bis, onder h), van Richtlijn 76/768/EEG),

„nieuwe proef”: een product of de ingrediënten ervan op een ander tijdstip aan een proef onderwerpen.

De voorwaarden van artikel 6, lid 3, tweede alinea, moeten als volgt worden geïnterpreteerd:

a)

„het product is niet op dieren getest”: bij de ontwikkeling of veiligheidsbeoordeling van een cosmetisch product of de ingrediënten ervan is geen enkele dierproef uitgevoerd. De vermelding mag alleen worden gebruikt als de dierproeven volledig door een alternatieve methode zijn vervangen (en dus niet als de dierproeven zijn verminderd of verfijnd). Het maakt ook niet uit waar (in de Gemeenschap of in derde landen) of wanneer de dierproeven (inclusief „nieuwe proeven”) zijn uitgevoerd.

b)

„de fabrikant en zijn leveranciers hebben geen dierproeven uitgevoerd of laten uitvoeren […]”: de fabrikant en zijn leveranciers, met inbegrip van alle leveranciers in de toeleveringsketen, hebben:

de dierproeven niet zelf uitgevoerd;

geen dierproeven laten uitvoeren. Dit betekent dat ze niet om dierproeven hebben verzocht en niet voor dierproeven hebben betaald (bijvoorbeeld door academisch onderzoek te steunen).

c)

De fabrikant en zijn leveranciers hebben „geen ingrediënten aangewend die door anderen op dieren zijn getest met het doel nieuwe cosmetische producten te ontwikkelen”. Dit betekent dat de fabrikant en zijn leveranciers geen ingrediënten hebben gebruikt waarover gegevens beschikbaar zijn (bijvoorbeeld in de wetenschappelijke literatuur) die ontleend zijn aan dierproeven die door anderen zijn uitgevoerd met het doel nieuwe cosmetische producten te ontwikkelen. In deze context betekent „de ontwikkeling van een nieuw cosmetisch product” de herformulering van een reeds in de handel bestaand product of de ontwikkeling van een volledig nieuw product (innovatie). Een nieuwe verpakking wordt niet als een nieuw cosmetisch product beschouwd.

4.   Bewijslast

Wie op een cosmetisch product vermeldt dat bij de ontwikkeling van het product geen dierproeven zijn uitgevoerd, is voor deze vermelding verantwoordelijk en moet de juistheid ervan kunnen staven overeenkomstig Richtlijn 76/768/EEG.

Opgemerkt zij in dit verband dat alle relevante informatie voor controles gemakkelijk toegankelijk moet zijn in overeenstemming met artikel 7 bis, lid 1, van Richtlijn 76/768/EEG, en met name de punten d) en h):

„d)

de beoordeling van de veiligheid van het eindproduct voor de gezondheid van de mens.

[…]

h)

gegevens over eventuele dierproeven die door de fabrikant, zijn gevolmachtigden of zijn leveranciers zijn verricht betreffende de ontwikkeling of veiligheidsbeoordeling van het product of de ingrediënten daarvan, met inbegrip van eventuele dierproeven die zijn verricht om te voldoen aan de voorschriften van niet-lidstaten.”.

5.   Formulering van vermeldingen

Wie wil vermelden dat een product niet op dieren is getest, kan kiezen welke woorden en/of figuratieve of andere tekens hij daarvoor gebruikt, mits aan alle relevante voorwaarden van Richtlijn 76/768/EEG is voldaan.

Gedaan te Brussel, 7 juni 2006.

Voor de Commissie

Günter VERHEUGEN

Vice-voorzitter


(1)  PB L 262 van 27.9.1976, blz. 169. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2005/80/EG van de Commissie (PB L 303 van 22.11.2005, blz. 32).

(2)  PB L 358 van 18.12.1986, blz. 1.


Besluiten aangenomen krachtens titel V van het Verdrag betreffende de Europese Unie

10.6.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 158/20


GEMEENSCHAPPELIJK OPTREDEN 2006/407/GBVB VAN DE RAAD

van 7 juni 2006

tot wijziging en verlenging van Gemeenschappelijk Optreden 2005/643/GBVB inzake de waarnemingsmissie van de Europese Unie in Atjeh (Indonesië) (Waarnemingsmissie in Atjeh — WMA)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name op artikel 14,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 27 februari 2006 heeft de Raad Gemeenschappelijk Optreden 2006/202/GBVB tot wijziging en verlenging van Gemeenschappelijk Optreden 2005/643/GBVB inzake de waarnemingsmissie van de Europese Unie in Atjeh (Indonesië) (Waarnemingsmissie in Atjeh — WMA) (1), vastgesteld.

(2)

Op 5 mei 2006 heeft de regering van Indonesië de EU verzocht, het mandaat van de WMA met nogmaals drie maanden, namelijk tot en met 15 september 2006, te verlengen. De Beweging Vrij Atjeh (GAM) heeft eveneens haar steun uitgesproken voor deze verlenging van de missie.

(3)

Op 11 mei 2006 heeft het Politiek en Veiligheidscomité opnieuw zijn steun uitgesproken voor het vredesproces in Atjeh en voor de aanbeveling van de secretaris-generaal/hoge vertegenwoordiger om het mandaat van de WMA met nogmaals drie maanden te verlengen.

(4)

Gemeenschappelijk Optreden 2005/643/GBVB moet dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT HET VOLGENDE GEMEENSCHAPPELIJK OPTREDEN VASTGESTELD:

Artikel 1

In artikel 16, lid 2, van Gemeenschappelijk Optreden 2005/643/GBVB wordt de datum vervangen door

„15 september 2006”.

Artikel 2

Het financiële referentiebedrag ter dekking van de kosten van de missie voor het tijdvak 16 juni 2006 tot en met 15 september 2006 wordt vastgesteld op 300 000 EUR.

Artikel 3

Dit gemeenschappelijk optreden treedt in werking op de dag waarop het wordt aangenomen.

Artikel 4

Dit gemeenschappelijk optreden wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Luxemburg, 7 juni 2006.

Voor de Raad

De voorzitter

K.-H. GRASSER


(1)  PB L 71 van 10.3.2006, blz. 57.