ISSN 1725-2598 |
||
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 122 |
|
Uitgave in de Nederlandse taal |
Wetgeving |
49e jaargang |
|
|
II Besluiten waarvan de publicatie niet voorwaarde is voor de toepassing |
|
|
|
Raad |
|
|
* |
|
|
|
(1) Voor de EER relevante tekst |
NL |
Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben. Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten. |
I Besluiten waarvan de publicatie voorwaarde is voor de toepassing
9.5.2006 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 122/1 |
VERORDENING (EG) Nr. 700/2006 VAN DE RAAD
van 25 april 2006
houdende intrekking van Verordening (EG) nr. 3690/93 tot invoering van een communautair stelsel van regels voor de minimuminformatie die visvergunningen moeten bevatten
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 37,
Gezien het voorstel van de Commissie,
Gezien het advies van het Europees Parlement (1),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Verordening (EG) nr. 3690/93 (2) was gebaseerd op Verordening (EEG) nr. 3760/92 van de Raad van 20 december 1992 tot invoering van een communautaire regeling voor de visserij en de aquacultuur (3), die is vervangen door Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad van 20 december 2002 inzake de instandhouding en de duurzame exploitatie van de visbestanden in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid (4). De verwijzingen en bepalingen in Verordening (EG) nr. 3690/93 zijn niet meer verenigbaar met deze nieuwe verordening waarbij nieuwe regels zijn vastgesteld voor het beheer van de vangstcapaciteit op basis van visvergunningen. |
(2) |
Bij artikel 22, lid 3, en artikel 13, lid 3, van Verordening (EG) nr. 2371/2002 heeft de Commissie de bevoegdheid gekregen om uitvoeringsbepalingen voor het beheer van visvergunningen en vangstcapaciteit vast te stellen. |
(3) |
De Commissie heeft op 3 augustus 2005 haar goedkeuring gegeven aan Verordening (EG) nr. 1281/2005 betreffende het beheer van de visvergunningen en de minimuminformatie welke deze moeten bevatten (5), en deze is van toepassing met ingang van de datum waarop Verordening (EG) nr. 3690/93 wordt ingetrokken. |
(4) |
Derhalve moet Verordening (EG) nr. 3690/93 worden ingetrokken, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
1. Verordening (EG) nr. 3690/93 wordt ingetrokken.
2. Verwijzingen naar de ingetrokken verordening gelden als verwijzingen naar Verordening (EG) nr. 1281/2005 en moeten worden gelezen volgens de in de bijlage opgenomen concordantietabel.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de zevende dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Luxemburg, 25 april 2006.
Voor de Raad
De voorzitter
J. PRÖLL
(1) Nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad.
(2) PB L 341 van 31.12.1993, blz. 93.
(3) PB L 389 van 31.12.1992, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1181/98 (PB L 164 van 9.6.1998, blz. 1).
(4) PB L 358 van 31.12.2002, blz. 59.
(5) PB L 203 van 4.8.2005, blz. 3.
BIJLAGE
Concordantietabel
Verordening (EG) nr. 3690/93 |
Verordening (EG) nr. 1281/2005 |
Artikel 1 |
Artikelen 1 en 3 |
Artikel 2 |
Artikel 5 |
Artikel 3 |
Artikel 4 |
Artikel 4 |
Artikel 5 |
Artikel 5 |
Artikel 6 |
Artikel 6 |
— |
Artikel 7 |
— |
Artikel 8 |
— |
Artikel 9 |
— |
Artikel 10 |
Artikelen 8 en 9 |
9.5.2006 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 122/3 |
VERORDENING (EG) Nr. 701/2006 VAN DE RAAD
van 25 april 2006
houdende gedetailleerde regels voor de uitvoering van Verordening (EG) nr. 2494/95, wat de dekking in de tijd van de verzameling van prijzen in het kader van het geharmoniseerde indexcijfer van de consumptieprijzen betreft
(Voor de EER relevante tekst)
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 2494/95 van de Raad van 23 oktober 1995 inzake geharmoniseerde indexcijfers van de consumptieprijzen (1), en met name op artikel 4, derde alinea, en artikel 5, lid 3,
Gezien het advies van de Europese Centrale Bank (2), zoals vereist krachtens artikel 5, lid 3, van Verordening (EG) nr. 2494/95,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De geharmoniseerde indexcijfers van de consumptieprijzen (GICP's) zijn geharmoniseerde inflatiecijfers die de Commissie en de Europese Centrale Bank nodig hebben voor de uitoefening van hun taken uit hoofde van artikel 121 van het Verdrag. De GICP's zijn bedoeld om internationale vergelijkingen van de inflatie van de consumptieprijzen te vergemakkelijken. Het zijn belangrijke indicatoren voor het beheer van het monetaire beleid. |
(2) |
Krachtens artikel 5, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 2494/95 moet iedere lidstaat in het kader van de uitvoering van de verordening vanaf januari 1997 een GICP samenstellen. |
(3) |
Volgens artikel 3 van Verordening (EG) nr. 2494/95 moet het GICP gebaseerd zijn op de prijzen van goederen en diensten die in het economisch gebied van de lidstaat gekocht kunnen worden voor de rechtstreekse bevrediging van de behoeften en wensen van de consumenten. |
(4) |
Verordening (EG) nr. 1749/96 van de Commissie van 9 september 1996 inzake initiële maatregelen tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 2494/95 van de Raad inzake geharmoniseerde indexcijfers van de consumptieprijzen (3) definieerde de dekking van het GICP als de goederen en diensten die deel uitmaken van de monetaire consumptieve bestedingen van de huishoudens in het economisch gebied van de lidstaat in een van beide of in beide tijdsperioden die worden vergeleken. |
(5) |
Ingevolge artikel 8 van Verordening (EG) nr. 1749/96 moeten GICP's worden samengesteld op basis van een doelsteekproef die binnen elk elementair aggregaat voldoende prijzen omvat om rekening te houden met de prijsschommelingen in de populatie. |
(6) |
Verschillen in de perioden waarin de prijzen worden verzameld, kunnen leiden tot grote verschillen in de geschatte prijswijziging voor de tijdsperioden die worden vergeleken. |
(7) |
Een geharmoniseerde aanpak van de GICP-dekking in de tijd is noodzakelijk om ervoor te zorgen dat de op grond van de verzamelde prijzen berekende GICP's voldoen aan de eisen inzake vergelijkbaarheid, betrouwbaarheid en relevantie in artikel 4, derde alinea, en artikel 5, lid 3, van Verordening (EG) nr. 2494/95. |
(8) |
Voor de samenstelling van het indexcijfer van de consumptieprijzen voor de Europese Monetaire Unie (MUICP) en het Europees indexcijfer van de consumptieprijzen (EICP) is een geharmoniseerd concept van de GICP-dekking in de tijd nodig. Dit mag er echter niet aan in de weg staan dat voorlopige GICP's of op het GICP gebaseerde actuele schattingen van de gemiddelde prijswijziging worden vrijgegeven op basis van de prijsgegevens die zijn waargenomen in de maand waarop het lopende indexcijfer betrekking heeft. |
(9) |
Volgens Verordening (EG) nr. 1921/2001 van de Commissie van 28 september 2001 houdende gedetailleerde regels voor de uitvoering van Verordening (EG) nr. 2494/95 van de Raad wat de minimumnormen voor herzieningen van het geharmoniseerde indexcijfer van de consumptieprijzen betreft en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2602/2000 (4) mogen wijzigingen in het systeem van geharmoniseerde regels geen herzieningen tot gevolg hebben, maar moeten zo nodig schattingen worden gemaakt van het effect op het jaarlijkse wijzigingspercentage van het GICP. |
(10) |
Overeenkomstig artikel 3 van Besluit 89/382/EEG, Euratom van 19 juni 1989 tot oprichting van een Comité statistisch programma van de Europese Gemeenschappen is het Comité statistisch programma geraadpleegd (5), |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Doel
Met deze verordening wordt beoogd minimumnormen vast te stellen voor de perioden waarin de prijzen worden verzameld teneinde de vergelijkbaarheid, betrouwbaarheid en relevantie van de geharmoniseerde indexcijfers van de consumptieprijzen (GICP'S) te verbeteren.
Artikel 2
Voorwerp
De GICP is een op een steekproef gebaseerde statistiek die een beeld geeft van de gemiddelde prijswijziging die zich voordoet tussen de kalendermaand van het lopende indexcijfer en de tijdsperiode waarmee deze wordt vergeleken.
Artikel 3
Minimumnormen voor de prijsverzameling
1. De prijzen worden verzameld gedurende ten minste een gehele werkweek in, of rond, het midden van de kalendermaand waarop het indexcijfer betrekking heeft.
2. Voor producten waarvan bekend is dat de prijs binnen een maand dikwijls sterk en onregelmatig verandert, worden de prijzen over een langere periode dan een werkweek verzameld.
Deze regel heeft met name betrekking op:
a) |
energieproducten; |
b) |
verse levensmiddelen, zoals groente en fruit. |
Artikel 4
Uitvoering
De bepalingen van deze verordening worden uiterlijk in december 2007 ten uitvoer gelegd en worden met ingang van het indexcijfer voor januari 2008 van kracht.
Artikel 5
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Luxemburg, 25 april 2006.
Voor de Raad
De voorzitter
J. PRÖLL
(1) PB L 257 van 27.10.1995, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1882/2003 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 284 van 31.10.2003, blz. 1).
(2) Advies van 27 februari 2006 (nog niet in het Publicatieblad bekendgemaakt).
(3) PB L 229 van 10.9.1996, blz. 3. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1708/2005 (PB L 274 van 20.10.2005, blz. 9).
(4) PB L 261 van 29.9.2001, blz. 49.
(5) PB L 181 van 28.6.1989, blz. 47.
9.5.2006 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 122/5 |
VERORDENING (EG) Nr. 702/2006 VAN DE COMMISSIE
van 8 mei 2006
tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 3223/94 van de Commissie van 21 december 1994 houdende uitvoeringsbepalingen van de invoerregeling voor groenten en fruit (1), en met name op artikel 4, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
In Verordening (EG) nr. 3223/94 zijn op grond van de multilaterale handelsbesprekingen in het kader van de Uruguayronde de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de periodes die in de bijlage bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt. |
(2) |
Op grond van de bovenvermelde criteria moeten de forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld op de in de bijlage bij deze verordening vermelde niveaus, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De in artikel 4 van Verordening (EG) nr. 3223/94 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld zoals aangegeven in de tabel in de bijlage bij deze verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 9 mei 2006.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 8 mei 2006.
Voor de Commissie
J. L. DEMARTY
Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling
(1) PB L 337 van 24.12.1994, blz. 66. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 386/2005 (PB L 62 van 9.3.2005, blz. 3).
BIJLAGE
bij de verordening van de Commissie van 8 mei 2006 tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit
(EUR/100 kg) |
||
GN-code |
Code derde landen (1) |
Forfaitaire invoerwaarde |
0702 00 00 |
052 |
97,3 |
204 |
125,9 |
|
212 |
127,8 |
|
999 |
117,0 |
|
0707 00 05 |
052 |
114,3 |
628 |
155,5 |
|
999 |
134,9 |
|
0709 90 70 |
052 |
116,5 |
204 |
25,1 |
|
999 |
70,8 |
|
0805 10 20 |
052 |
46,6 |
204 |
39,6 |
|
212 |
60,2 |
|
220 |
41,5 |
|
400 |
40,9 |
|
448 |
49,4 |
|
624 |
56,8 |
|
999 |
47,9 |
|
0805 50 10 |
052 |
42,3 |
388 |
50,9 |
|
508 |
39,2 |
|
528 |
37,6 |
|
624 |
62,6 |
|
999 |
46,5 |
|
0808 10 80 |
388 |
85,1 |
400 |
129,5 |
|
404 |
101,8 |
|
508 |
79,6 |
|
512 |
78,5 |
|
524 |
87,6 |
|
528 |
80,9 |
|
720 |
90,0 |
|
804 |
107,6 |
|
999 |
93,4 |
(1) Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 750/2005 van de Commissie (PB L 126 van 19.5.2005, blz. 12). De code „999” staat voor „andere oorsprong”.
9.5.2006 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 122/7 |
VERORDENING (EG) Nr. 703/2006 VAN DE COMMISSIE
van 8 mei 2006
tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1845/2005 met betrekking tot de opening van een permanente openbare inschrijving voor verkoop op de markt van de Gemeenschap van maïs die in het bezit is van het Tsjechische interventiebureau
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1784/2003 van de Raad van 29 september 2003 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector granen (1), en met name op artikel 6,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Verordening (EG) nr. 1845/2005 van de Commissie (2) is een permanente openbare inschrijving geopend voor verkoop op de interne markt van 31 185 ton maïs die in het bezit is van het Tsjechische interventiebureau. |
(2) |
Gezien de huidige marktsituatie, is het wenselijk de hoeveelheden maïs die het Tsjechische interventiebureau te koop aanbiedt op de interne markt, te verhogen door de permanente openbare inschrijving betrekking te laten hebben op 131 185 ton. |
(3) |
Verordening (EG) nr. 1845/2005 moet dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(4) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor granen, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Verordening (EG) nr. 1845/2005 wordt als volgt gewijzigd:
in artikel 1 wordt „31 185 ton” vervangen door „131 185 ton”.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 8 mei 2006.
Voor de Commissie
Mariann FISCHER BOEL
Lid van de Commissie
(1) PB L 270 van 21.10.2003, blz. 78. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1154/2005 van de Commissie (PB L 187 van 19.7.2005, blz. 11).
(2) PB L 296 van 12.11.2005, blz. 3.
9.5.2006 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 122/8 |
VERORDENING (EG) Nr. 704/2006 VAN DE COMMISSIE
van 8 mei 2006
betreffende de opening en de wijze van beheer van een tariefcontingent voor bevroren rundvlees van GN-code 0202 en producten van GN-code 0206 29 91 (1 juli 2006 tot en met 30 juni 2007)
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1254/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector rundvlees (1), en met name op artikel 32, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Volgens WTO-lijst CXL moet de Gemeenschap jaarlijks een invoercontingent van 53 000 ton openen voor bevroren rundvlees van GN-code 0202 en producten van GN-code 0206 29 91 (volgnummer 09.4003). Uitvoeringsbepalingen dienen te worden vastgesteld voor de contingentsperiode 2006/2007, die op 1 juli 2006 begint. |
(2) |
Het contingent voor 2005/2006 werd beheerd overeenkomstig Verordening (EG) nr. 715/2005 van de Commissie van 12 mei 2005 betreffende de opening en de wijze van beheer van een tariefcontingent voor bevroren rundvlees van GN-code 0202 en producten van GN-code 0206 29 91 (1 juli 2005 tot en met 30 juni 2006) (2). De bij die verordening vastgestelde wijze van beheer is gebaseerd op een criterium inzake de invoerprestatie dat ervoor zorgt dat het contingent wordt toegewezen aan professionele marktdeelnemers die in staat zijn om rundvlees in te voeren zonder ongepaste speculatie te bedrijven. |
(3) |
Blijkens de met die wijze van beheer opgedane ervaring zijn de resultaten positief en daarom is het dienstig er ook voor de contingentsperiode van 1 juli 2006 tot en met 30 juni 2007 mee te werken. |
(4) |
In het vooruitzicht van de komende inwerkingtreding van het Verdrag betreffende de toetreding van Bulgarije en Roemenië tot de Europese Unie en onverminderd artikel 39 van dat Verdrag dient, om de marktdeelnemers in die landen in staat te stellen vanaf de datum van toetreding van hun land van dit contingent te profiteren, de contingentsperiode in twee deelperioden te worden verdeeld, waarbij de in het kader van dit contingent beschikbare hoeveelheid over die deelperioden moet worden gespreid met inachtneming van de traditionele handelspatronen tussen de Gemeenschap en de landen die in het kader van dit contingent rundvlees leveren. |
(5) |
Wat de invoerprestatie betreft, moet een referentieperiode voor de in aanmerking te nemen invoer worden bepaald die lang genoeg is om zich op een representatieve prestatie te kunnen baseren, maar die ook recent genoeg is om een beeld van de jongste ontwikkelingen op handelsgebied te kunnen krijgen. |
(6) |
Met het oog op de controle moeten de aanvragen voor rechten tot invoer worden ingediend in de lidstaat waar de marktdeelnemer in het nationale BTW-register is ingeschreven. |
(7) |
Ter voorkoming van speculatie dient een zekerheid betreffende de rechten tot invoer te worden vastgesteld die door elke aanvrager in het kader van het contingent moet worden gesteld. |
(8) |
Om de deelnemers ertoe te verplichten invoercertificaten aan te vragen voor alle toegewezen rechten tot invoer, moet worden bepaald dat deze verplichting een primaire eis is in de zin van Verordening (EEG) nr. 2200/85 van de Commissie van 22 juli 1985 tot vaststelling van gemeenschappelijke uitvoeringsbepalingen inzake de regeling voor het stellen van zekerheden voor landbouwproducten (3). |
(9) |
Behalve waar afwijkingen wenselijk zijn, dient voor de in het kader van de onderhavige verordening afgegeven invoercertificaten het bepaalde te gelden in Verordening (EG) nr. 1291/2000 van de Commissie van 9 juni 2000 houdende gemeenschappelijke uitvoeringsbepalingen inzake het stelsel van invoer-, uitvoer- en voorfixatiecertificaten voor landbouwproducten (4) en in Verordening (EG) nr. 1445/95 van de Commissie van 26 juni 1995 houdende uitvoeringsbepalingen voor de invoer- en uitvoercertificatenregeling in de sector rundvlees en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 2377/80 (5). |
(10) |
Het Comité van beheer voor rundvlees heeft geen advies uitgebracht binnen de door zijn voorzitter bepaalde termijn, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
1. Voor de periode van 1 juli 2006 tot en met 30 juni 2007 wordt een tariefcontingent van in totaal 53 000 ton, uitgedrukt in vlees zonder been, geopend voor bevroren rundvlees van GN-code 0202 en producten van GN-code 0206 29 91.
Het volgnummer van het tariefcontingent is 09.4003.
2. Het recht van het gemeenschappelijk douanetarief dat moet worden toegepast voor het in lid 1 vermelde contingent, bedraagt 20 % ad valorem.
3. De in lid 1 vermelde hoeveelheid wordt als volgt gespreid:
a) |
37 000 ton voor de periode van 1 juli 2006 tot en met 31 december 2006; |
b) |
16 000 ton voor de periode van 1 januari 2007 tot en met 30 juni 2007. |
Artikel 2
Voor de toepassing van deze verordening:
a) |
stemt 100 kg vlees met been overeen met 77 kg vlees zonder been; |
b) |
wordt onder „bevroren vlees” verstaan: vlees in bevroren toestand dat een kerntemperatuur van ten hoogste – 12 °C heeft wanneer het in het douanegebied van de Gemeenschap wordt binnengebracht. |
Artikel 3
1. Een communautaire marktdeelnemer kan rechten tot invoer aanvragen op basis van een referentiehoeveelheid die gelijk is aan de hoeveelheden rundvlees van GN-code 0201, 0202, 0206 10 95 of 0206 29 91 die in de periode van 1 mei 2005 tot en met 30 april 2006 door hem of voor zijn rekening overeenkomstig de desbetreffende douanebepalingen zijn ingevoerd.
Onder voorbehoud dat het Verdrag betreffende de toetreding van Bulgarije en Roemenië op 1 januari 2007 in werking treedt, kunnen de marktdeelnemers in die landen rechten tot invoer ten aanzien van de hoeveelheden die beschikbaar zijn voor de in artikel 1, lid 3, onder b), genoemde tweede deelperiode voor dit contingent, aanvragen op basis van importen in de periode en van de producten zoals vermeld in de eerste alinea van het onderhavige lid.
2. Een onderneming die is ontstaan door een fusie van ondernemingen die elk over referentie-importen beschikken, kan die referentie-importen als basis voor haar aanvraag gebruiken.
3. De aanvraag voor rechten tot invoer gaat vergezeld van het bewijs van de in lid 1 bedoelde importen, dat wordt geleverd door middel van het naar behoren geviseerde exemplaar voor de geadresseerde van de douaneaangifte voor het vrije verkeer.
De marktdeelnemers die dit bewijs hebben geleverd tegelijk met het aanvragen van rechten tot invoer ten aanzien van de hoeveelheden die beschikbaar zijn voor de in artikel 1, lid 3, onder a), genoemde eerste deelperiode voor dit contingent, worden evenwel vrijgesteld van de verplichting dat bewijs te leveren in het geval van aanvragen voor rechten tot invoer ten aanzien van de hoeveelheden die beschikbaar zijn voor de in artikel 1, lid 3, onder b), genoemde tweede deelperiode voor dit contingent.
Artikel 4
1. De aanvragen voor rechten tot invoer moeten de bevoegde autoriteit in de lidstaat waar de aanvrager in het nationale BTW-register is ingeschreven, bereiken:
a) |
uiterlijk om 13.00 uur, plaatselijke tijd Brussel, op de tweede vrijdag na de datum van bekendmaking van deze verordening in het Publicatieblad van de Europese Unie wat de aanvragen voor de in artikel 1, lid 3, onder a), genoemde deelperiode betreft; |
b) |
uiterlijk om 13.00 uur, plaatselijke tijd Brussel, op 12 januari 2007 wat de aanvragen voor de in artikel 1, lid 3, onder b), genoemde deelperiode betreft. |
Alle overeenkomstig artikel 3 als referentiehoeveelheid aangemelde hoeveelheden vormen de aangevraagde rechten tot invoer.
2. Na de ingediende documenten te hebben gecontroleerd, delen de lidstaten de Commissie uiterlijk op de derde vrijdag na afloop van de respectieve termijn voor de indiening van aanvragen zoals bepaald in lid 1 de lijst mee van de indieners van aanvragen voor rechten tot invoer in het kader van het in artikel 1 vermelde contingent, welke lijst in het bijzonder de naam en het adres van die aanvragers en de gedurende de betrokken referentieperiode ingevoerde hoeveelheid in aanmerking te nemen vlees bevat.
3. De in lid 2 bedoelde mededeling is ook vereist als geen aanvragen zijn ingediend, en wordt met gebruikmaking van het in bijlage I opgenomen formulier per fax of e-mail toegezonden.
Artikel 5
De Commissie neemt zo spoedig mogelijk een besluit over de mate waarin rechten tot invoer in het kader van het in artikel 1, lid 1, vermelde contingent kunnen worden toegekend. Wanneer meer rechten tot invoer zijn aangevraagd dan de in artikel 1, lid 1, vermelde beschikbare hoeveelheid, stelt de Commissie een toewijzingscoëfficiënt vast.
Artikel 6
1. Om ontvankelijk te zijn, moet een aanvraag voor rechten tot invoer vergezeld gaan van een zekerheid ten bedrage van 6 EUR per 100 kg vlees, uitgedrukt in vlees zonder been.
2. Wanneer door toepassing van de in artikel 5 bedoelde toewijzingscoëfficiënt minder rechten tot invoer worden toegewezen dan die welke waren aangevraagd, wordt de gestelde zekerheid onverwijld naar verhouding vrijgegeven.
3. Het aanvragen van een of meer invoercertificaten voor in totaal de toegewezen rechten tot invoer vormt een primaire eis in de zin van artikel 20, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 2220/85.
Artikel 7
1. De toegewezen hoeveelheden kunnen slechts tegen overlegging van een of meer invoercertificaten worden ingevoerd.
2. Certificaataanvragen kunnen slechts worden ingediend in de lidstaat waar de aanvrager rechten tot invoer in het kader van het in artikel 1, lid 1, vermelde contingent heeft verkregen.
Elke afgifte van een invoercertificaat leidt tot een overeenkomstige verlaging van de verkregen rechten tot invoer.
3. De certificaataanvragen en de certificaten bevatten de volgende gegevens:
a) |
in vak 16, één van de volgende groepen van GN-codes:
|
b) |
in vak 20, één van de in bijlage II opgenomen vermeldingen. |
Artikel 8
1. De Verordeningen (EG) nr. 1291/2000 en (EG) nr. 1445/95 zijn van toepassing tenzij in de onderhavige verordening anders is bepaald.
2. Overeenkomstig artikel 50, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1291/2000 wordt het volledige recht van het gemeenschappelijk douanetarief dat gold op de datum van aanvaarding van de douaneaangifte voor het vrije verkeer, geïnd voor alle hoeveelheden die worden ingevoerd boven die welke op het invoercertificaat zijn vermeld.
3. Na 30 juni 2007 zijn de invoercertificaten niet langer geldig.
Artikel 9
Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 8 mei 2006.
Voor de Commissie
Mariann FISCHER BOEL
Lid van de Commissie
(1) PB L 160 van 26.6.1999, blz. 21. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1913/2005 (PB L 307 van 25.11.2005, blz. 2).
(2) PB L 121 van 13.5.2005, blz. 48.
(3) PB L 205 van 3.8.1985, blz. 5. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 673/2004 (PB L 105 van 14.4.2004, blz. 17).
(4) PB L 152 van 24.6.2000, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 410/2006 (PB L 71 van 10.3.2006, blz. 7).
(5) PB L 143 van 27.6.1995, blz. 35. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1118/2004 (PB L 217 van 17.6.2004, blz. 10).
BIJLAGE I
Fax (32 2) 292 17 34
E-mail: AGRI-IMP-BOVINE@cec.eu.int
Toepassing van Verordening (EG) nr. 704/2006
BIJLAGE II
Vermeldingen zoals bedoeld in artikel 7, lid 3, onder b)
— |
: |
in het Spaans |
: |
Carne de vacuno congelada [Reglamento (CE) no 704/2006] |
— |
: |
in het Tsjechisch |
: |
Zmražené hovězí maso (nařízení (ES) č. 704/2006) |
— |
: |
in het Deens |
: |
Frosset oksekød (forordning (EF) nr. 704/2006) |
— |
: |
in het Duits |
: |
Gefrorenes Rindfleisch (Verordnung (EG) Nr. 704/2006) |
— |
: |
in het Ests |
: |
Külmutatud veiseliha (määrus (EÜ) nr 704/2006) |
— |
: |
in het Grieks |
: |
Κατεψυγμένο βόειο κρέας [κανονισμός (EK) αριθ. 704/2006] |
— |
: |
in het Engels |
: |
Frozen meat of bovine animals (Regulation (EC) No 704/2006) |
— |
: |
in het Frans |
: |
Viande bovine congelée [règlement (CE) no 704/2006] |
— |
: |
in het Italiaans |
: |
Carni bovine congelate [Regolamento (CE) n. 704/2006] |
— |
: |
in het Lets |
: |
Saldēta liellopu gaļa (Regula (EK) Nr. 704/2006) |
— |
: |
in het Litouws |
: |
Sušaldyta galvijiena (Reglamentas (EB) Nr. 704/2006) |
— |
: |
in het Hongaars |
: |
Fagyasztott szarvasmarhahús (704/2006/EK rendelet) |
— |
: |
in het Maltees |
: |
Laħam tal-friża tal-bhejjem ta’ l-ifrat (Regolament (KE) Nru 704/2006) |
— |
: |
in het Nederlands |
: |
Bevroren rundvlees (Verordening (EG) nr. 704/2006) |
— |
: |
in het Pools |
: |
Mrożone mięso wołowe i cielęce (rozporządzenie (WE) nr 704/2006) |
— |
: |
in het Portugees |
: |
Carne de bovino congelada [Regulamento (CE) n.o 704/2006] |
— |
: |
in het Slowaaks |
: |
Zmrazené hovädzie mäso [smernica (ES) č. 704/2006] |
— |
: |
in het Sloveens |
: |
Zamrznjeno goveje meso (Uredba (ES) št. 704/2006) |
— |
: |
in het Fins |
: |
Jäädytettyä naudanlihaa (asetus (EY) N:o 704/2006) |
— |
: |
in het Zweeds |
: |
Fryst kött av nötkreatur (förordning (EG) nr 704/2006) |
9.5.2006 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 122/13 |
VERORDENING (EG) Nr. 705/2006 VAN DE COMMISSIE
van 8 mei 2006
tot wijziging van Verordening (EG) nr. 22/2006 met betrekking tot de opening van een permanente openbare inschrijving voor de verkoop op de markt van de Gemeenschap van suiker die in het bezit is van de interventiebureaus van België, Tsjechië, Spanje, Frankrijk, Ierland, Italië, Hongarije, Polen, Slowakije en Zweden
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1260/2001 van de Raad van 19 juni 2001 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector suiker (1), en met name op artikel 9, lid 3,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De momenteel in Verordening (EG) nr. 22/2006 van de Commissie (2) vermelde hoeveelheden die worden verkocht, zijn gebaseerd op de stand van de interventievoorraden op 31 december 2005. Sindsdien zijn belangrijke hoeveelheden overgenomen door de interventiebureaus van sommige van de nu in die verordening genoemde lidstaten en ook door die van Duitsland en Slovenië. |
(2) |
Die hoeveelheden moeten eveneens in het kader van de permanente openbare inschrijving op de markt van de Gemeenschap worden verkocht. |
(3) |
Verordening (EG) nr. 22/2006 moet dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(4) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor suiker, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Verordening (EG) nr. 22/2006 van de Commissie wordt als volgt gewijzigd:
1) |
De titel wordt vervangen door: |
2) |
Artikel 1 wordt vervangen door: „Artikel 1 De interventiebureaus van België, Tsjechië, Duitsland, Spanje, Ierland, Italië, Hongarije, Polen, Slovenië, Slowakije en Zweden gaan, via een permanente openbare inschrijving, over tot de verkoop op de markt van de Gemeenschap van in totaal 1 493 136,672 ton suiker uit de in interventie genomen voorraden, beschikbaar voor verkoop op de interne markt. De betrokken lidstaten en hoeveelheden zijn opgenomen in bijlage I.”. |
3) |
Bijlage I wordt vervangen door de tekst in de bijlage bij deze verordening. |
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 8 mei 2006.
Voor de Commissie
Mariann FISCHER BOEL
Lid van de Commissie
(1) PB L 178 van 30.6.2001, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 39/2004 van de Commissie (PB L 6 van 10.1.2004, blz. 16).
(2) PB L 5 van 10.1.2006, blz. 3.
BIJLAGE
„BIJLAGE I
Lidstaten die interventiesuiker in voorraad hebben
Lidstaat |
Interventiebureau |
Hoeveelheden in voorraad bij het interventiebureau en beschikbaar voor verkoop op de interne markt (in ton) |
|||||||
België |
|
40 648,092 |
|||||||
Tsjechië |
|
77 937,72 |
|||||||
Duitsland |
|
40 000 |
|||||||
Spanje |
|
8 300 |
|||||||
Ierland |
|
12 000 |
|||||||
Italië |
|
784 974,7 |
|||||||
Hongarije |
|
232 311,9 |
|||||||
Polen |
|
208 226,26 |
|||||||
Slovenië |
|
9 700 |
|||||||
Slowakije |
|
20 000 |
|||||||
Zweden |
|
59 038” |
9.5.2006 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 122/16 |
VERORDENING (EG) Nr. 706/2006 VAN DE COMMISSIE
van 8 mei 2006
tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1702/2003 voor wat betreft de periode gedurende welke lidstaten goedkeuringen voor een bepaalde duur mogen afgeven
(Voor de EER relevante tekst)
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1592/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 15 juli 2002 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels op het gebied van burgerluchtvaart en tot oprichting van een Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart (1), en met name op artikel 5, lid 4, en artikel 6, lid 3,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Verordening (EG) nr. 1592/2002 werd ten uitvoer gelegd door middel van Verordening (EG) nr. 1702/2003 van de Commissie van 24 september 2003 tot vaststelling van uitvoeringsvoorschriften inzake de luchtwaardigheid en milieucertificering van luchtvaartuigen en aanverwante producten, onderdelen en uitrustingsstukken, alsmede voor de certificering van ontwerp- en productieorganisaties (2). |
(2) |
Volgens artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1702/2003 mogen lidstaten in afwijking van deel 21A.159 van de bijlage, tot 28 september 2005 goedkeuringen voor een bepaalde duur afgeven. |
(3) |
In artikel 5, lid 5, van Verordening (EG) nr. 1702/2003 wordt bepaald dat het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart (hierna het „Agentschap” genoemd) te zijner tijd een evaluatie moet opstellen van de mogelijke consequenties van de bepalingen van genoemde verordening met betrekking tot de duur van de geldigheid van de goedkeuringen in het licht van een advies aan de Commissie met eventuele in genoemde verordening aan te brengen wijzigingen. |
(4) |
Het Agentschap heeft deze evaluatie uitgevoerd en is tot de conclusie gekomen dat een nieuwe tijdslimiet moet worden vastgesteld, zodat lidstaten hun nationale wetgeving kunnen aanpassen aan het systeem van goedkeuringen voor onbepaalde duur. |
(5) |
De noodzaak voor de bepaling inzake de evaluatie door het Agentschap is komen te vervallen en dient te worden geschrapt. |
(6) |
Verordening (EG) nr. 1702/2003 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(7) |
De in deze verordening voorziene maatregelen zijn gebaseerd op het door het Agentschap afgegeven advies overeenkomstig artikel 12, lid 2, onder b), en artikel 14, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1592/2002. |
(8) |
De in deze verordening vastgelegde maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart dat bij artikel 54 van Verordening (EG) nr. 1592/2002 is ingesteld, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1702/2003 wordt als volgt gewijzigd:
a) |
In lid 2 wordt „28 september 2005” vervangen door „28 september 2007”. |
b) |
Lid 5 wordt geschrapt. |
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 8 mei 2006.
Voor de Commissie
Jacques BARROT
Vice-voorzitter
(1) PB L 240 van 7.9.2002, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1701/2003 van de Commissie (PB L 243 van 27.9.2003, blz. 5).
(2) PB L 243 van 27.9.2003, blz. 6. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 381/2005 (PB L 61 van 8.3.2005, blz. 3).
9.5.2006 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 122/17 |
VERORDENING (EG) Nr. 707/2006 VAN DE COMMISSIE
van 8 mei 2006
tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2042/2003 met betrekking tot goedkeuringen voor bepaalde duur en de bijlagen I en III
(Voor de EER relevante tekst)
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1592/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 15 juli 2002 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels op het gebied van burgerluchtvaart en tot oprichting van een Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart (1), en met name op artikel 5, lid 4, en artikel 6, lid 3,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Verordening (EG) nr. 1592/2002 werd ten uitvoer gelegd door Verordening (EG) nr. 2042/2003 van de Commissie van 20 november 2003 betreffende de permanente luchtwaardigheid van luchtvaartuigen en luchtvaartproducten, -onderdelen en -uitrustingsstukken, en betreffende de goedkeuring van bij voornoemde taken betrokken organisaties en personen (2), alsook door Verordening (EG) nr. 1702/2003 van de Commissie van 24 september 2003 tot vastlegging van uitvoeringsvoorschriften inzake de luchtwaardigheid en milieucertificering van luchtvaartuigen en aanverwante producten, onderdelen en uitrustingsstukken, alsmede voor de certificering van ontwerp- en productieorganisaties (3). |
(2) |
Volgens artikel 7, lid 4, van Verordening (EG) nr. 2042/2003 mogen lidstaten tot uiterlijk 28 september 2005 goedkeuringen voor bepaalde duur afgeven met betrekking tot de bijlagen II en IV. |
(3) |
Het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart (hierna „het Agentschap”) heeft de gevolgen van de bepalingen betreffende de geldigheidsduur van goedkeuringen geëvalueerd en geconcludeerd dat er een nieuwe uiterste datum moet worden vastgesteld, zodat de lidstaten hun nationale wetgeving kunnen aanpassen aan het systeem van goedkeuringen voor onbepaalde duur. |
(4) |
In de conclusies ten aanzien van oudere luchtvaartuigen en de veiligheid van brandstoftanks in het onderzoek naar ongevallen, wordt de nadruk gelegd op de noodzaak rekening te houden met nieuwe of gewijzigde onderhoudsinstructies van de houder van het typecertificaat en periodiek het onderhoudsprogramma te herzien. |
(5) |
Certificeringspersoneel moet in staat zijn op verzoek van een daartoe bevoegd persoon binnen 24 uur zijn bewijs van bevoegdheid te tonen. |
(6) |
Verordening (EG) nr. 2042/2003 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(7) |
De in deze verordening vastgelegde maatregelen zijn gebaseerd op adviezen van het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart, in overeenstemming met artikel 12, lid 2, onder b), en artikel 14, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1592/2002. |
(8) |
De in deze verordening vastgelegde maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart dat bij artikel 54, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1592/2002 is ingesteld, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Verordening (EG) nr. 2042/2003 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
In artikel 7, lid 4, wordt „28 september 2005” vervangen door „28 september 2007”. |
2) |
In bijlage I, paragraaf M.A.302, worden de volgende punten f) en g) toegevoegd:
|
3) |
In bijlage III wordt de volgende paragraaf ingevoegd: „66.A.55 Bewijs van kwalificatie Certificeringspersoneel moet zijn bewijs van bevoegdheid binnen 24 uur kunnen tonen, indien een daartoe bevoegd persoon dat verlangt.”. |
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 8 mei 2006.
Voor de Commissie
Jacques BARROT
Vice-voorzitter
(1) PB L 240 van 7.9.2002, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1701/2003 van de Commissie (PB L 243 van 27.9.2003, blz. 5).
(2) PB L 315 van 28.11.2003, blz. 1.
(3) PB L 243 van 27.9.2003, blz. 6. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 381/2005 (PB L 61 van 8.3.2005, blz. 3).
9.5.2006 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 122/19 |
VERORDENING (EG) Nr. 708/2006 VAN DE COMMISSIE
van 8 mei 2006
tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1725/2003 tot goedkeuring van bepaalde internationale standaarden voor jaarrekeningen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1606/2002 van het Europees Parlement en de Raad wat International Accounting Standard (IAS) 21 en Interpretatie 7 van het International Financial Reporting Interpretations Committee (IFRIC) betreft
(Voor de EER relevante tekst)
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1606/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 19 juli 2002 betreffende de toepassing van internationale standaarden voor jaarrekeningen (1), en met name op artikel 3, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Verordening (EG) nr. 1725/2003 van de Commissie (2) werd een aantal op 14 september 2002 bestaande internationale standaarden en interpretaties goedgekeurd. |
(2) |
Op 24 november 2005 heeft het International Financial Reporting Interpretations Committee (IFRIC) IFRIC-interpretatie 7 Toepassing van de aanpassingsmethode in overeenstemming met IAS 29 Financiële verslaggeving in economieën met hyperinflatie (hierna „IFRIC 7” genoemd) gepubliceerd. IFRIC 7 verduidelijkt de vereisten van IAS 29 Financiële verslaggeving in economieën met hyperinflatie om een antwoord te bieden op de bij ondernemingen gerezen vragen over de wijze waarop een onderneming haar jaarrekening in overeenstemming met IAS 29 dient aan te passen in het eerste jaar waarin zij het bestaan van hyperinflatie in de economie van haar functionele valuta constateert. |
(3) |
Op 15 december 2005 heeft de International Accounting Standards Board (IASB) Wijzigingen in IAS 21 De gevolgen van wisselkoerswijzigingen — Netto-investering in een buitenlandse activiteit gepubliceerd om duidelijkheid te verschaffen over de in IAS 21 vervatte vereisten ten aanzien van de investering van een entiteit in buitenlandse activiteiten. Bij ondernemingen was immers bezorgdheid ontstaan over leningen die deel uitmaken van een investering van een onderneming in een buitenlandse activiteit, omdat IAS 21 bepalingen bevat die voorschrijven dat een dergelijke lening in de functionele valuta van ofwel de onderneming, ofwel de buitenlandse activiteit moet luiden, zodat de zich voordoende valutakoersverschillen in de geconsolideerde jaarrekening in het eigen vermogen kunnen worden opgenomen. In de praktijk kan het evenwel gebeuren dat de lening in een andere (derde) valuta luidt. De IASB concludeerde niet de bedoeling te hebben gehad deze beperking op te leggen en publiceerde daarom bovenbedoelde wijzigingen om toe te staan dat een dergelijke lening in een derde valuta luidt. |
(4) |
Overleg met technische deskundigen terzake heeft bevestigd dat IFRIC 7 en de wijzigingen in IAS 21 beantwoorden aan de in artikel 3, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1606/2002 vervatte technische goedkeuringscriteria. |
(5) |
Verordening (EG) nr. 1725/2003 dient derhalve dienovereenkomstig te worden gewijzigd. |
(6) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Regelgevend Comité voor financiële verslaglegging, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De bijlage bij Verordening (EG) nr. 1725/2003 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
de in de bijlage bij deze verordening opgenomen interpretatie 7 van het International Financial Reporting Interpretations Committee (IFRIC) Toepassing van de aanpassingsmethode in overeenstemming met IAS 29 Financiële verslaggeving in economieën met hyperinflatie wordt ingevoegd; |
2) |
International Accounting Standard (IAS) 21 wordt gewijzigd conform de in de bijlage bij deze verordening opgenomen Wijzigingen in IAS 21 De gevolgen van wisselkoerswijzigingen — Netto-investering in een buitenlandse activiteit. |
Artikel 2
1. Elke onderneming past de in de bijlage bij deze verordening opgenomen IFRIC 7 toe vanaf uiterlijk de aanvangsdatum van haar boekjaar 2006, met uitzondering van ondernemingen waarvan het boekjaar in januari of februari aanvangt: deze passen IFRIC 7 toe vanaf uiterlijk de aanvangsdatum van hun boekjaar 2007.
2. Elke onderneming past de in de bijlage bij deze verordening opgenomen IAS 21 toe vanaf uiterlijk de aanvangsdatum van haar boekjaar 2006.
Artikel 3
Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 8 mei 2006.
Voor de Commissie
Charlie McCREEVY
Lid van de Commissie
(1) PB L 243 van 11.9.2002, blz. 1.
(2) PB L 261 van 13.10.2003, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 108/2006 (PB L 24 van 27.1.2006, blz. 1).
BIJLAGE
INTERNATIONAL FINANCIAL REPORTING STANDARDS
IFRIC 7 |
IFRIC-interpretatie 7 Toepassing van de aanpassingsmethode in overeenstemming met IAS 29 Financiële verslaggeving in economieën met hyperinflatie |
IAS 21 |
Wijzigingen in IAS 21 De gevolgen van wisselkoerswijzigingen — Netto-investering in een buitenlandse activiteit |
„Reproductie toegestaan binnen de Europese Economische Ruimte. Alle bestaande rechten voorbehouden buiten de EER, met uitzondering van het recht van reproductie voor persoonlijk of ander eerlijk gebruik. Nadere inlichtingen te verkrijgen bij de IASB op het volgende adres: www.iasb.org”
IFRIC-INTERPRETATIE 7
Toepassing van de aanpassingsmethode in overeenstemming met IAS 29
Financiële verslaggeving in economieën met hyperinflatie
Referenties
— |
IAS 12 Winstbelastingen |
— |
IAS 29 Financiële verslaggeving in economieën met hyperinflatie |
Achtergrond
1 |
Deze interpretatie biedt een leidraad voor de wijze waarop de vereisten van IAS 29 moeten worden toegepast in een verslagperiode waarin een entiteit het bestaan van hyperinflatie in de economie van haar functionele valuta constateert (1), terwijl deze economie in de voorgaande verslagperiode niet met hyperinflatie te kampen had, en de entiteit bijgevolg haar jaarrekening aanpast in overeenstemming met IAS 29. |
Probleemstelling
2 |
In deze interpretatie worden de volgende vragen behandeld:
|
Consensus
3 |
In de verslagperiode waarin een entiteit het bestaan van hyperinflatie in de economie van haar functionele valuta constateert, terwijl deze economie in de voorgaande verslagperiode niet met hyperinflatie te kampen had, dient de entiteit de vereisten van IAS 29 toe te passen alsof de economie altijd met hyperinflatie te kampen heeft gehad. Wat tegen de historische kostprijs gewaardeerde niet-monetaire posten betreft, dient de openingsbalans van de entiteit aan het begin van de vroegste verslagperiode die in de jaarrekening wordt gepresenteerd, bijgevolg voor het effect van de inflatie te worden aangepast vanaf de datum waarop de activa werden verworven en de verplichtingen werden aangegaan tot de datum van de eindbalans van de verslagperiode. Voor niet-monetaire posten die in de openingsbalans worden geboekt tegen bedragen die gelden op andere data dan de datum waarop de activa werden verworven of de verplichtingen werden aangegaan, dient deze aanpassing daarentegen het effect van de inflatie te weerspiegelen vanaf de data waarop deze boekwaarden zijn bepaald tot de datum van de eindbalans van de verslagperiode. |
4 |
Op de eindbalansdatum worden de uitgestelde belastingvorderingen en -verplichtingen opgenomen en gewaardeerd in overeenstemming met IAS 12. De in de openingsbalans voor de verslagperiode opgenomen bedragen met betrekking tot uitgestelde belastingen worden evenwel als volgt bepaald:
De entiteit past de in (a) en (b) beschreven methode toe voor de aanpassing van de uitgestelde belastingvorderingen en -verplichtingen die zijn opgenomen in de openingsbalans van alle vergelijkende perioden die worden gepresenteerd in de aangepaste jaarrekening voor de verslagperiode waarin de entiteit IAS 29 toepast. |
5 |
Nadat een entiteit haar jaarrekening heeft aangepast, worden alle overeenkomstige cijfers in de jaarrekening voor een daaropvolgende verslagperiode, met inbegrip van uitgestelde belastingvorderingen en -verplichtingen, aangepast door de wijziging in de maateenheid voor de daaropvolgende verslagperiode alleen op de aangepaste jaarrekening voor de voorgaande verslagperiode toe te passen. |
Ingangsdatum
6 |
Een entiteit dient deze interpretatie toe te passen op jaarperioden die aanvangen op of na 1 maart 2006. Eerdere toepassing wordt aangemoedigd. Indien een entiteit deze interpretatie toepast op jaarrekeningen die betrekking hebben op verslagperioden die vóór 1 maart 2006 aanvangen, dient zij dit feit te vermelden. |
Wijzigingen in IAS 21
De gevolgen van wisselkoerswijzigingen
Dit document beschrijft wijzigingen in IAS 21 De gevolgen van wisselkoerswijzigingen. De wijzigingen houden verband met voorstellen die waren opgenomen in ontwerp van technische correctie 1 Voorgestelde wijzigingen in IAS 21 Netto-investering in een buitenlandse activiteit, die in september 2005 werd gepubliceerd.
Entiteiten dienen de in dit document vervatte wijzigingen toe te passen voor jaarperioden die op of na 1 januari 2006 aanvangen. Eerdere toepassing wordt aangemoedigd.
Netto-investering in een buitenlandse activiteit
„15A |
De entiteit die een in alinea 15 bedoelde monetaire post heeft in de vorm van een vordering op of een schuld aan een buitenlandse activiteit, kan gelijk welke dochteronderneming van een groep zijn. Stel bijvoorbeeld dat een entiteit twee dochterondernemingen heeft, A en B. Dochteronderneming B is een buitenlandse activiteit. Dochteronderneming A kent een lening toe aan dochteronderneming B. De uit de lening voortvloeiende vordering van dochteronderneming A op dochteronderneming B maakt deel uit van de netto-investering van de entiteit in dochteronderneming B indien de afwikkeling van de lening niet in de nabije toekomst is gepland en de lening in de nabije toekomst waarschijnlijk niet zal worden afgewikkeld. Dit geldt ook indien dochteronderneming A zelf een buitenlandse activiteit is.” |
Opname van wisselkoersverschillen
„33 |
Wanneer een monetaire post deel uitmaakt van een netto-investering van een verslaggevende entiteit in een buitenlandse activiteit en is uitgedrukt in de functionele valuta van de verslaggevende entiteit ontstaat er, overeenkomstig alinea 28, een valutakoersverschil in de jaarrekening van de buitenlandse activiteit. Indien een dergelijke post is uitgedrukt in de functionele valuta van de buitenlandse activiteit ontstaat er, overeenkomstig alinea 28, een valutakoersverschil in de enkelvoudige jaarrekening van de buitenlandse activiteit. Indien een dergelijke post is uitgedrukt in een andere valuta dan de functionele valuta van ofwel de verslaggevende entiteit, ofwel de buitenlandse activiteit, ontstaat er, overeenkomstig alinea 28, een valutakoersverschil in de enkelvoudige jaarrekening van de verslaggevende entiteit en in de jaarrekening van de buitenlandse activiteit. Dergelijke valutakoersverschillen worden overgeboekt naar de afzonderlijke component van het eigen vermogen in de jaarrekening waarin de buitenlandse activiteit en de verslaggevende entiteit beide zijn opgenomen (dat wil zeggen de jaarrekening waarin de buitenlandse activiteit (proportioneel) is geconsolideerd of verwerkt volgens de „equity”-methode).” |
„58A |
Netto-investering in een buitenlandse activiteit (Wijzigingen in IAS 21), uitgegeven in december 2005, voegde alinea 15A toe en wijzigde alinea 33. Entiteiten dienen deze wijzigingen toe te passen voor jaarperioden die op of na 1 januari 2006 aanvangen. Eerdere toepassing wordt aangemoedigd.” |
(1) De constatatie van het bestaan van hyperinflatie is gebaseerd op de beoordeling door de entiteit van de criteria die zijn opgenomen in alinea 3 van IAS 29.
9.5.2006 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 122/24 |
VERORDENING (EG) Nr. 709/2006 VAN DE COMMISSIE
van 8 mei 2006
tot wijziging van de vanaf 9 mei 2006 geldende invoerrechten in de sector granen
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1784/2003 van de Raad van 29 september 2003 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector granen (1),
Gelet op Verordening (EG) nr. 1249/96 van de Commissie van 28 juni 1996 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 1766/92 van de Raad ten aanzien van de invoerrechten in de sector granen (2), en met name op artikel 2, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De invoerrechten in de sector granen zijn vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 665/2006 van de Commissie (3). |
(2) |
In artikel 2, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1249/96 is bepaald dat, indien in de loop van een toepassingsperiode het berekende gemiddelde van de invoerrechten 5 EUR per ton verschilt van het vastgestelde recht, een overeenkomstige aanpassing wordt uitgevoerd. Dit verschil heeft zich voorgedaan. De in Verordening (EG) nr. 665/2006 vastgestelde invoerrechten moeten derhalve worden aangepast, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De bijlagen I en II bij de Verordening (EG) nr. 665/2006 worden vervangen door de bijlagen I en II bij deze verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 9 mei 2006.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 8 mei 2006.
Voor de Commissie
J. L. DEMARTY
Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling
(1) PB L 270 van 29.9.2003, blz. 78. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1154/2005 (PB L 187 van 19.7.2005, blz. 11).
(2) PB L 161 van 29.6.1996, blz. 125. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1110/2003 (PB L 158 van 27.6.2003, blz. 12).
(3) PB L 116 van 29.4.2006, blz. 41. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 678/2006 (PB L 118 van 3.5.2006, blz. 5).
BIJLAGE I
Vanaf 9 mei 2006 geldende invoerrechten voor de in artikel 10, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1784/2003 bedoelde producten
GN-code |
Omschrijving |
Invoerrecht (1) (in EUR/ton) |
1001 10 00 |
Harde tarwe van hoge kwaliteit |
0,00 |
van gemiddelde kwaliteit |
2,31 |
|
van lage kwaliteit |
22,31 |
|
1001 90 91 |
Zachte tarwe, zaaigoed |
0,00 |
ex 1001 90 99 |
Zachte tarwe van hoge kwaliteit, andere dan voor zaaidoeleinden |
0,00 |
1002 00 00 |
Rogge |
54,48 |
1005 10 90 |
Maïs, zaaigoed, andere dan hybriden |
57,64 |
1005 90 00 |
Maïs, andere dan zaaigoed (2) |
57,64 |
1007 00 90 |
Graansorgho, andere dan hybriden bestemd voor zaaidoeleinden |
54,48 |
(1) Voor producten die via de Atlantische Oceaan of het Suezkanaal in de Gemeenschap worden aangevoerd (artikel 2, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1249/96) komt de importeur in aanmerking voor een verlaging van het invoerrecht met:
— |
3 EUR/t, als de loshaven aan de Middellandse Zee ligt, of |
— |
2 EUR/t, als de loshaven in Ierland, het Verenigd Koninkrijk, Denemarken, Estland, Letland, Litouwen, Polen, Finland, Zweden of aan de Atlantische kust van het Iberisch Schiereiland ligt. |
(2) De importeur komt in aanmerking voor een forfaitaire verlaging van het invoerrecht met 24 EUR/t, als aan de in artikel 2, lid 5, van Verordening (EG) nr. 1249/96 vastgestelde voorwaarden is voldaan.
BIJLAGE II
Berekeningselementen
(1.5.2006-5.5.2006)
1) |
Gemiddelden over de referentieperiode bepaald in artikel 2, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1249/96:
|
2) |
Gemiddelden over de referentieperiode bepaald in artikel 2, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1249/96: Vrachttarieven/kosten: Golf van Mexico–Rotterdam: 16,33 EUR/t; Grote Meren–Rotterdam: 20,37 EUR/t. |
3) |
|
(1) Een korting van 10 EUR/t (artikel 4, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1249/96).
(2) Een korting van 30 EUR/t (artikel 4, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1249/96).
(3) Premie van 14 EUR/t inbegrepen (artikel 4, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1249/96).
9.5.2006 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 122/27 |
VERORDENING (EG) Nr. 710/2006 VAN DE COMMISSIE
van 8 mei 2006
betreffende de afgifte van uitvoercertificaten van het B-stelsel in de sector groenten en fruit (tomaten)
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 2200/96 van de Raad van 28 oktober 1996 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector groenten en fruit (1),
Gelet op Verordening (EG) nr. 1961/2001 van de Commissie van 8 oktober 2001 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 2200/96 van de Raad wat de toekenning van uitvoerrestituties in de sector groenten en fruit betreft (2), en met name op artikel 6, lid 6,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
In Verordening (EG) nr. 230/2006 van de Commissie (3) zijn de indicatieve hoeveelheden bepaald waarvoor uitvoercertificaten van het B-stelsel kunnen worden afgegeven. |
(2) |
Volgens de informatie waarover de Commissie op dit ogenblik beschikt, zouden de voor de lopende uitvoerperiode vastgestelde indicatieve hoeveelheden voor tomaten binnenkort kunnen worden overschreden. Deze overschrijding zou nadelig zijn voor de goede werking van de uitvoerrestitutieregeling in de sector groenten en fruit. |
(3) |
Om deze situatie te verhelpen, moeten de certificaataanvragen van het B-stelsel worden afgewezen voor na 8 mei 2006 uitgevoerde tomaten, zulks tot het einde van de lopende uitvoerperiode, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De aanvragen voor uitvoercertificaten van het B-stelsel voor tomaten, die zijn ingediend op grond van artikel 1 van Verordening (EG) nr. 230/2006 en waarvoor de aangifte ten uitvoer van de producten na 8 mei en vóór 16 mei 2006 is aanvaard, moeten worden afgewezen.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 9 mei 2006.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 8 mei 2006.
Voor de Commissie
J. L. DEMARTY
Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling
(1) PB L 297 van 21.11.1996, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 47/2003 van de Commissie (PB L 7 van 11.1.2003, blz. 64).
(2) PB L 268 van 9.10.2001, blz. 8. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 386/2005 (PB L 62 van 9.3.2005, blz. 3).
(3) PB L 39 van 10.2.2006, blz. 10.
II Besluiten waarvan de publicatie niet voorwaarde is voor de toepassing
Raad
9.5.2006 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 122/28 |
BESLUIT VAN DE RAAD
van 25 april 2006
houdende benoeming van twee Tsjechische leden en van twee Tsjechische plaatsvervangende leden van het Comité van de Regio's
(2006/332/EG)
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 263,
Gezien de voordracht van de Tsjechische regering,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Op 24 januari 2006 heeft de Raad Besluit 2006/116/EG houdende benoeming van de leden en plaatsvervangers van het Comité van de Regio's voor de periode van 26 januari 2006 tot en met 25 januari 2010 (1), aangenomen. |
(2) |
In het Comité van de Regio's is een zetel van een lid vrijgekomen door het verstrijken van de ambtstermijn van de heer Frantisek DOHNAL. Een andere zetel van een lid is vrijgekomen door het aftreden van de heer Martin TESAŘÍK. Een zetel van een plaatsvervangend lid zal vrijkomen door de benoeming tot lid van de heer Stanislav JURÁNEK, momenteel plaatsvervangend lid. Een andere zetel van een plaatsvervangend lid zal vrijkomen door de benoeming van de heer Petr OSVALD, momenteel plaatsvervangend lid, |
BESLUIT:
Artikel 1
In het Comité van de Regio's worden de volgende personen voor de verdere duur van de ambtstermijn, dat wil zeggen tot en met 25 januari 2010 benoemd:
a) |
als lid:
|
b) |
als plaatsvervangend lid:
|
Artikel 2
Dit besluit wordt van kracht op de dag waarop het wordt aangenomen.
Gedaan te Luxemburg, 25 april 2006.
Voor de Raad
De voorzitter
J. PRÖLL
(1) PB L 56 van 25.2.2006, blz. 75.