ISSN 1725-2598

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 76

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

49e jaargang
15 maart 2006


Inhoud

 

I   Besluiten waarvan de publicatie voorwaarde is voor de toepassing

Bladzijde

 

 

Verordening (EG) nr. 425/2006 van de Commissie van 14 maart 2006 tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

1

 

 

II   Besluiten waarvan de publicatie niet voorwaarde is voor de toepassing

 

 

Commissie

 

*

Besluit van de Commissie van 28 februari 2006 tot oprichting van een werkgroep van nationale regelgevingsdeskundigen van hoog niveau

3

 

*

Beschikking van de Commissie van 8 maart 2006 waarbij wordt vastgesteld dat artikel 30, lid 1, van Richtlijn 2004/17/EG van het Europees Parlement en de Raad houdende coördinatie van de procedures voor het plaatsen van opdrachten in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en postdiensten, van toepassing is op de elektriciteitsopwekking in Engeland, Schotland en Wales (Kennisgeving geschied onder nummer C(2006) 690)  ( 1 )

6

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


I Besluiten waarvan de publicatie voorwaarde is voor de toepassing

15.3.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 76/1


VERORDENING (EG) Nr. 425/2006 VAN DE COMMISSIE

van 14 maart 2006

tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 3223/94 van de Commissie van 21 december 1994 houdende uitvoeringsbepalingen van de invoerregeling voor groenten en fruit (1), en met name op artikel 4, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In Verordening (EG) nr. 3223/94 zijn op grond van de multilaterale handelsbesprekingen in het kader van de Uruguayronde de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de periodes die in de bijlage bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt.

(2)

Op grond van de bovenvermelde criteria moeten de forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld op de in de bijlage bij deze verordening vermelde niveaus,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 4 van Verordening (EG) nr. 3223/94 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld zoals aangegeven in de tabel in de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 15 maart 2006.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 14 maart 2006.

Voor de Commissie

J. L. DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 337 van 24.12.1994, blz. 66. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 386/2005 (PB L 62 van 9.3.2005, blz. 3).


BIJLAGE

bij de verordening van de Commissie van 14 maart 2006 tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

052

95,0

204

60,5

212

102,0

624

120,2

999

94,4

0707 00 05

052

127,9

068

143,9

204

36,3

628

169,1

999

119,3

0709 10 00

220

46,4

999

46,4

0709 90 70

052

83,8

204

56,4

999

70,1

0805 10 20

052

56,0

204

41,0

212

44,6

220

51,3

400

60,8

512

33,1

624

61,0

999

49,7

0805 50 10

052

60,2

624

65,6

999

62,9

0808 10 80

388

94,2

400

134,7

404

105,1

512

72,5

524

76,3

528

76,5

720

76,1

999

90,8

0808 20 50

388

82,0

400

74,8

512

63,3

528

64,5

720

49,4

999

66,8


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 750/2005 van de Commissie (PB L 126 van 19.5.2005, blz. 12). De code „999” staat voor „andere oorsprong”.


II Besluiten waarvan de publicatie niet voorwaarde is voor de toepassing

Commissie

15.3.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 76/3


BESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 28 februari 2006

tot oprichting van een werkgroep van nationale regelgevingsdeskundigen van hoog niveau

(2006/210/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 16 maart 2005 hechtte de Commissie haar goedkeuring aan de mededeling, getiteld „Betere regelgeving met het oog op economische groei en meer banen in de Europese Unie” (1), waarin het plan werd aangekondigd om in de loop van 2005 een werkgroep van nationale regelgevingsdeskundigen van hoog niveau op te richten om de ontwikkeling van een betere regelgeving zowel op nationaal als op EU-niveau te bevorderen.

(2)

Deze werkgroep moet de Commissie advies verstrekken over betere regelgeving in het algemeen; het is niet de bedoeling dat de werkgroep advies verstrekt over initiatieven of projecten in verband met het opstellen van specifieke wetgevingsvoorstellen.

(3)

De werkgroep wordt samengesteld uit nationale deskundigen van hoog niveau die door de Commissie op voorstel van de lidstaten worden aangewezen en zij staat open voor waarnemers uit de toetredende landen.

(4)

Er moet bijgevolg een werkgroep van nationale regelgevingsdeskundigen van hoog niveau worden opgericht en de opdracht en de structuur ervan dienen te worden beschreven,

BESLUIT:

Artikel 1

De Commissie richt hierbij een werkgroep op, getiteld „Werkgroep van nationale regelgevingsdeskundigen van hoog niveau”, hierna „de werkgroep” genoemd.

Artikel 2

Opdracht

De Commissie kan de werkgroep om advies vragen over alle kwesties die met een verbeterd regelgevingsbeleid en de ontwikkeling op zowel nationaal als EU-niveau van daarmee verband houdende maatregelen samenhangen.

De werkgroep heeft als opdracht:

efficiënt contact te verzorgen tussen de Commissie en de belangrijkste overheidsdiensten, om zo de Commissie te helpen de regelgeving voor bedrijven, de industrie, de consumenten, de sociale partners en de burgers in het algemeen te verbeteren;

bij te dragen tot de verspreiding van zowel op EU- als nationaal niveau ontwikkelde optimale werkwijzen inzake betere regelgeving binnen de EU;

de samenwerking tussen de Commissie en de lidstaten te versterken met het oog op betere regelgeving op nationaal niveau; meer bepaald gezamenlijk de door de lidstaten omgezette en toegepaste EU-wetgeving te controleren (d.w.z. de invoering van extra vereisten of procedures tijdens de omzetting);

bij te dragen tot een coherent geheel van gemeenschappelijke indicatoren om de vooruitgang op het gebied van de kwaliteit van de regelgeving zowel op EU-niveau als in de lidstaten zelf na te gaan, als basis voor referentiepunten binnen de nationale Lissabon-programma’s;

de Commissie te adviseren inzake betere regelgeving, meer bepaald: vereenvoudiging; de evaluatie van de economische, sociale en milieu-impact, waaronder administratiekosten; raadplegingsprocedures; diverse mogelijke regelgevingstypen.

Artikel 3

Samenstelling — Aanwijzing

1.   De Commissie draagt de secretaris-generaal van de Commissie op de leden van de werkgroep aan te wijzen op basis van kandidaturen die door de lidstaten worden voorgesteld.

2.   De werkgroep omvat één of in uitzonderlijke gevallen (2) twee leden per lidstaat. De secretaris-generaal van de Commissie kan op voorstel van de lidstaten alternatieve leden aanwijzen en automatisch de leden vervangen die afwezig of verhinderd zijn.

3.   De volgende bepalingen zijn van toepassing:

de leden zijn ambtenaren van hoog niveau met ervaring op het betrokken gebied en vertegenwoordigers van een overheidsdienst;

de leden worden voor één jaar benoemd; hun mandaat is verlengbaar; zij blijven in functie tot zij worden vervangen of hun mandaat afloopt;

de leden die niet langer een efficiënte bijdrage kunnen leveren tot de discussies van de werkgroep, die hun functie neerleggen, of niet beantwoorden aan de voorwaarden als bepaald in de leden 1 of 2 van dit artikel en in artikel 287 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, kunnen voor de resterende looptijd van hun mandaat worden vervangen;

de namen van de aangewezen leden worden op de internetsite van de Commissie openbaar gemaakt.

Artikel 4

Werkwijze

1.   De werkgroep wordt voorgezeten door de Commissie.

2.   In overeenstemming met de Commissie kunnen op gebieden die tot de bevoegdheid van de werkgroep behoren subgroepen worden opgericht om specifieke kwesties te bespreken; zodra hun taak vervuld is, worden deze subgroepen weer opgeheven.

3.   De voorzitter kan op vergaderingen van de werkgroep of van de subgroepen waar dat nuttig of noodzakelijk is, deskundigen uitnodigen met speciale kennis over een bepaald onderwerp op de agenda, alsook waarnemers (3), ook uit toetredende landen.

4.   Informatie over de besprekingen van de werkgroep of de subgroepen mag niet openbaar worden gemaakt indien de Commissie om vertrouwelijkheid verzoekt.

5.   De werkgroep en de subgroepen komen gewoonlijk bijeen in een van de vestigingen van de Commissie en haar diensten overeenkomstig de procedure en het tijdschema waarin is voorzien. De Commissie neemt het secretariaat waar.

6.   De werkgroep hecht goedkeuring aan haar reglement van orde op basis van het door de Commissie goedgekeurde standaardreglement van orde (4).

7.   Het secretariaat van de werkgroep en van de eventuele krachtens artikel 4, lid 2, van dit besluit opgerichte subgroepen wordt door de diensten van de Commissie verzorgd.

8.   De Commissie kan elke samenvatting, conclusie, gedeeltelijke conclusie of elk werkdocument van de werkgroep in de werktaal (-talen) van de werkgroep op internet publiceren. De werkdocumenten worden gepubliceerd naar gelang van de beschikbaarheid van de verschillende taalversies.

Artikel 5

Uitgaven voor vergaderingen

Reiskosten en, in voorkomend geval, verblijfskosten die de leden, deskundigen en waarnemers maken in het kader van de werkzaamheden van de werkgroep worden door de Commissie vergoed overeenkomstig de interne bepalingen van de Commissie inzake de vergoeding van externe deskundigen. De Commissie vergoedt één lid van de werkgroep per lidstaat. De leden worden voor hun werkzaamheden niet betaald.

Vergaderkosten worden vergoed binnen de mogelijkheden van de jaarlijkse begroting die door de verantwoordelijke diensten van de Commissie aan de werkgroep is toegewezen.

Artikel 6

Inwerkingtreding

Het besluit wordt van kracht op de dag van zijn goedkeuring door de Commissie. Het blijft geldig tot en met 31 december 2009.

Gedaan te Brussel, 28 februari 2006.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  COM(2005) 97 definitief van 16 maart 2005.

(2)  Indien er op het niveau van de overheid in een lidstaat een gedeelde verantwoordelijkheid is, kunnen door de Commissie twee leden per lidstaat worden aangewezen.

(3)  Deskundigen uit toetredende landen die overeenkomstig de mededeling „Op weg naar de uitgebreide Unie — Strategiedocument en Verslag van de Europese Commissie over de vorderingen van de kandidaat-lidstaten op de weg naar toetreding” van 9 oktober 2002 [COM(2002) 700 definitief] en artikel 7 van Besluit C(2005) 874 van de Commissie van 24 maart 2005 het Toetredingsverdrag hebben ondertekend, teneinde de geleidelijke integratie van de toetredende landen in de structuren van de Gemeenschap te versterken.

(4)  Zie bijlage III bij SEC(2005) 1004, goedgekeurd door de Commissie op 27 juli 2005.


15.3.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 76/6


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 8 maart 2006

waarbij wordt vastgesteld dat artikel 30, lid 1, van Richtlijn 2004/17/EG van het Europees Parlement en de Raad houdende coördinatie van de procedures voor het plaatsen van opdrachten in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en postdiensten, van toepassing is op de elektriciteitsopwekking in Engeland, Schotland en Wales

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2006) 690)

(Slechts de tekst in de Engelse taal is authentiek)

(Voor de EER relevante tekst)

(2006/211/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 2004/17/EG van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 houdende coördinatie van de procedures voor het plaatsen van opdrachten in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en postdiensten (1), en met name op artikel 30, leden 4 en 6,

Gezien het verzoek dat het Verenigd Koninkrijk op 2 november 2005 per e-mail heeft gedaan en op 8 november 2005 in een ondertekende fax heeft bevestigd, en de aanvullende informatie die het Verenigd Koninkrijk op 12 januari 2006 per e-mail heeft verstrekt nadat de diensten van de Commissie daarom op 2 december 2005 per e-mail hadden gevraagd,

Gezien de conclusie van de onafhankelijke nationale instantie, de Office of the Gas and Electricity Markets (OFGEM), dat wordt voldaan aan de voorwaarden waaronder artikel 30, lid 1, van Richtlijn 2004/17/EG van toepassing is,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In artikel 30 van Richtlijn 2004/17/EG is bepaald dat die richtlijn niet van toepassing is op opdrachten voor een onder de richtlijn vallende activiteit indien die activiteit in de lidstaat waar zij wordt uitgeoefend, rechtstreeks aan mededinging blootstaat op marktgebieden tot welke de toegang niet beperkt is. De rechtstreekse blootstelling aan mededinging wordt beoordeeld aan de hand van objectieve criteria waarbij rekening wordt gehouden met de specifieke kenmerken van de betrokken sector. De toegang tot een markt wordt als niet-beperkt beschouwd indien de lidstaat de desbetreffende communautaire wetgeving tot openstelling van een bepaalde (deel)sector ten uitvoer heeft gelegd en heeft toegepast. Deze wetgeving is vermeld in bijlage XI bij Richtlijn 2004/17/EG; voor de elektriciteitssector gaat het om Richtlijn 96/92/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 december 1996 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit (2). Richtlijn 96/92/EG is vervangen door Richtlijn 2003/54/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2003 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit en houdende intrekking van Richtlijn 96/92/EG (3), waarbij de markt nog verder wordt opengesteld.

(2)

Krachtens artikel 62, punt 2, van Richtlijn 2004/17/EG is titel III van die richtlijn, waarin de regels voor prijsvragen op het gebied van diensten zijn opgenomen, niet van toepassing op prijsvragen die worden georganiseerd om in de betrokken lidstaat een activiteit te verrichten waarop de in artikel 30, lid 1, van de richtlijn bedoelde vrijstelling uit hoofde van een besluit van de Commissie van toepassing is, dan wel overeenkomstig artikel 30, lid 4, tweede of derde alinea, of artikel 30, lid 5, vierde alinea, van toepassing wordt geacht.

(3)

Het verzoek van het Verenigd Koninkrijk betreft de elektriciteitsproductie in Engeland, Schotland en Wales. Gezien de geharmoniseerde aard van de markten van deze drie geografische gebieden en de beperkte capaciteit (4) van de verbindingen tussen de netwerken van het Verenigd Koninkrijk en die van de andere delen van de Gemeenschap, moeten Engeland, Schotland en Wales worden beschouwd als de relevante markt bij de beoordeling of aan de voorwaarden van artikel 30, lid 1, van Richtlijn 2004/17/EG wordt voldaan. Deze conclusie stemt overeen met de constatering in de mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement, Verslag over de vorderingen die worden gemaakt bij de totstandbrenging van de interne markt voor gas en elektriciteit  (5), hierna het „verslag van 2005” genoemd, dat „de […] elektriciteitsmarkten in de EU in economische termen […] nationaal georiënteerd blijven”.

(4)

Deze beoordeling en de andere beoordelingen in deze beschikking zijn uitsluitend bedoeld voor de toepassing van Richtlijn 2004/17/EG en laten de toepassing van de mededingingsregels onverlet.

(5)

Het Verenigd Koninkrijk heeft niet alleen Richtlijn 96/92/EG, maar ook Richtlijn 2003/54/EG ten uitvoer gelegd en toegepast. De toegang tot de markt moet dan ook, overeenkomstig artikel 30, lid 3, eerste alinea, van Richtlijn 2004/17/EG, als niet-beperkt worden beschouwd.

(6)

De rechtstreekse blootstelling aan mededinging moet worden beoordeeld aan de hand van diverse indicatoren, en geen van deze indicatoren is op zichzelf doorslaggevend. In het verslag van 2005 heeft de Commissie verklaard dat „er op tal van nationale markten een hoge mate van concentratie van de industrie [is] waar te nemen, hetgeen een hinderpaal voor de ontwikkeling van effectieve concurrentie vormt” (6). Daarom heeft zij ten aanzien van elektriciteitsopwekking gesteld dat „een indicator voor de mate van mededinging op de nationale markten […] het totale marktaandeel van de drie grootste producenten [is]” (7). Volgens de meest recente informatie bedraagt het opgetelde marktaandeel van de drie grootste producenten van de groothandelsmarkt 39 % (8), een bevredigend laag niveau dat erop wijst dat er sprake is van rechtstreekse blootstelling aan mededinging.

(7)

Ook de werking van de balanceringsmarkten is een indicator die in aanmerking moet worden genomen. Volgens het verslag van 2005 kan „elke marktdeelnemer die zijn productieportefeuille niet gemakkelijk aan de kenmerken van zijn afnemers kan aanpassen, worden blootgesteld aan het verschil tussen de prijs waarvoor de TSO [„transmission system operator”, beheerder van het transmissiesysteem] de wegens onbalans benodigde energie verkoopt en de prijs waarvoor deze productieoverschotten terugkoopt. Deze prijzen kunnen rechtstreeks door de regelgever aan de TSO worden opgelegd of het gevolg zijn van de toepassing van een marktmechanisme waarbij de prijs wordt bepaald aan de hand van biedingen van andere producenten om hun productie naar boven of beneden bij te stellen. […] Wanneer er een aanzienlijk verschil tussen de in- en verkoopprijs van de TSO kan ontstaan, vormt dit voor kleine marktdeelnemers een belangrijk probleem. In een aantal lidstaten is dit het geval, hetgeen waarschijnlijk de ontwikkeling van concurrentie belemmert. Een groot prijsverschil kan een aanwijzing zijn dat er onvoldoende mededinging is op de balanceringsmarkt, die mogelijk door een of twee grote producenten wordt gedomineerd. De problemen worden nog groter wanneer de netwerkgebruikers hun posities niet vrijwel realtime kunnen aanpassen” (9). Sinds de inwerkingtreding van de British Electricity Trading and Transmission Arrangements (BETTA) is er een geharmoniseerde balanceringsmarkt voor Engeland, Schotland en Wales. Bovendien zijn de hoofdkenmerken van deze markt (prijzen op basis van marktwerking, een gate closure van 30 minuten en een vrij gering prijsverschil) een aanwijzing dat er sprake is van rechtstreekse blootstelling aan mededinging.

(8)

Vanwege de kenmerken van het betrokken product (elektriciteit) en omdat er weinig of geen geschikte alternatieve producten of diensten voorhanden zijn, nemen de prijsconcurrentie en de prijsvorming een zeer belangrijke plaats in bij het beoordelen van de mededingingssituatie van de elektriciteitsmarkt. Het aantal klanten dat van leverancier verandert vormt een indicatie of er sprake is van daadwerkelijke prijsconcurrentie en is dus indirect „een natuurlijke indicator voor de doeltreffendheid van concurrentie. Als er maar weinig afnemers zijn die op een andere leverancier overstappen, is er waarschijnlijk een probleem met het functioneren van de markt, ook al zijn er wel degelijk voordelen verbonden aan de mogelijkheid om met de huidige leverancier over nieuwe voorwaarden te onderhandelen” (10). Anderzijds is „duidelijk dat het bestaan van gereguleerde prijzen voor eindgebruikers een belangrijke bepalende factor voor het gedrag van klanten is […]. Hoewel behoud van prijsbeheersing in een overgangsperiode gerechtvaardigd kan zijn, zal dit in toenemende mate verstoringen opleveren naarmate de noodzaak van investeringen dringender wordt” (11).

(9)

In het Verenigd Koninkrijk bedraagt het percentage overstappende gebruikers voor twee van de drie categorieën (grote en zeer grote industrieën en kleine en middelgrote industrieën en bedrijven) meer dan 70 % en voor de derde categorie (zeer kleine bedrijven en huishoudens) bijna 50 % (12), en is de prijsbeheersing voor eindgebruikers in 2002 afgeschaft (13). De situatie in het Verenigd Koninkrijk wat betreft het aantal overstappende gebruikers en de prijsbeheersing is dan ook bevredigend, hetgeen een aanwijzing is dat er sprake is van rechtstreekse blootstelling aan mededinging.

(10)

Gezien deze aanwijzingen en het algemene beeld van deze sector in Engeland, Schotland en Wales — met name de mate van ontvlechting van de netwerken en de opwekking/levering en de doeltreffende regeling van de netwerktoegang — dat naar voren komt uit de door het Verenigd Koninkrijk verstrekte informatie, het verslag van 2005 en de technische bijlage daarbij, wordt de elektriciteitsopwekking in Engeland, Schotland en Wales geacht te voldoen aan de voorwaarde betreffende rechtstreekse blootstelling aan mededinging in artikel 30, lid 1, van Richtlijn 2004/17/EG. Zoals opgemerkt in overweging 5, wordt ook aan de nadere voorwaarde van vrije toegang tot de markt geacht te zijn voldaan. Bijgevolg moet Richtlijn 2004/17/EG niet van toepassing zijn wanneer aanbestedende diensten opdrachten plaatsen voor het opwekken van elektriciteit in deze geografische gebieden of prijsvragen organiseren om daar een dergelijke activiteit te verrichten.

(11)

Deze beschikking is gebaseerd op de juridische en feitelijke situatie van november 2005 zoals die blijkt uit de door het Verenigd Koninkrijk verstrekte informatie, het verslag van 2005 en de technische bijlage daarbij. Zij kan worden herzien wanneer de juridische of feitelijke situatie zodanig verandert dat niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden waaronder artikel 30, lid 1, van Richtlijn 2004/17/EG van toepassing is.

(12)

De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Raadgevend Comité inzake overheidsopdrachten,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

Richtlijn 2004/17/EG is niet van toepassing op opdrachten voor het opwekken van elektriciteit in Engeland, Schotland en Wales die aanbestedende diensten plaatsen.

Artikel 2

Deze beschikking is gebaseerd op de juridische en feitelijke situatie van november 2005 zoals die blijkt uit de door het Verenigd Koninkrijk verstrekte informatie, het verslag van 2005 en de technische bijlage daarbij. Zij kan worden herzien wanneer de juridische of feitelijke situatie zodanig verandert dat niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden waaronder artikel 30, lid 1, van Richtlijn 2004/17/EG van toepassing is.

Artikel 3

Deze beschikking is gericht tot het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland.

Gedaan te Brussel, 8 maart 2006.

Voor de Commissie

Charlie McCREEVY

Lid van de Commissie


(1)  PB L 134 van 30.4.2004, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2083/2005 van de Commissie (PB L 333 van 20.12.2005, blz. 28).

(2)  PB L 27 van 30.1.1997, blz. 20.

(3)  PB L 176 van 15.7.2003, blz. 37.

(4)  Ongeveer 4 % van de piekvraag.

(5)  COM(2005) 568 definitief van 15.11.2005.

(6)  Zie het verslag van 2005, blz. 2.

(7)  Zie het verslag van 2005, blz. 7.

(8)  Zie het werkdocument van de diensten van de Commissie dat als technische bijlage bij het verslag van 2005 is gevoegd, SEC(2005)1448, blz. 44, tabel 4.1, hierna „technische bijlage” genoemd.

(9)  Technische bijlage, blz. 67 en 68.

(10)  Verslag van 2005, blz. 9.

(11)  Technische bijlage, blz. 17.

(12)  Verslag van 2005, blz. 11.

(13)  Technische bijlage, blz. 177.