ISSN 1725-2598 |
||
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 36 |
|
Uitgave in de Nederlandse taal |
Wetgeving |
49e jaargang |
|
|
II Besluiten waarvan de publicatie niet voorwaarde is voor de toepassing |
|
|
|
Raad |
|
|
* |
||
|
* |
||
|
|
Commissie |
|
|
* |
||
|
* |
||
|
* |
Beschikking van de Commissie van 31 januari 2006 tot wijziging van de Beschikkingen 2005/759/EG en 2005/760/EG wat de verlenging van de toepassingsperiode betreft (Kennisgeving geschied onder nummer C(2006) 187) ( 1 ) |
|
|
* |
|
|
|
(1) Voor de EER relevante tekst |
NL |
Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben. Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten. |
I Besluiten waarvan de publicatie voorwaarde is voor de toepassing
8.2.2006 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 36/1 |
VERORDENING (EG) Nr. 206/2006 VAN DE COMMISSIE
van 7 februari 2006
tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 3223/94 van de Commissie van 21 december 1994 houdende uitvoeringsbepalingen van de invoerregeling voor groenten en fruit (1), en met name op artikel 4, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
In Verordening (EG) nr. 3223/94 zijn op grond van de multilaterale handelsbesprekingen in het kader van de Uruguayronde de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de periodes die in de bijlage bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt. |
(2) |
Op grond van de bovenvermelde criteria moeten de forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld op de in de bijlage bij deze verordening vermelde niveaus, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De in artikel 4 van Verordening (EG) nr. 3223/94 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld zoals aangegeven in de tabel in de bijlage bij deze verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 8 februari 2006.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 7 februari 2006.
Voor de Commissie
J. L. DEMARTY
Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling
(1) PB L 337 van 24.12.1994, blz. 66. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 386/2005 (PB L 62 van 9.3.2005, blz. 3).
BIJLAGE
bij de verordening van de Commissie van 7 februari 2006 tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit
(EUR/100 kg) |
||
GN-code |
Code derde landen (1) |
Forfaitaire invoerwaarde |
0702 00 00 |
052 |
82,3 |
204 |
50,7 |
|
212 |
113,2 |
|
624 |
111,0 |
|
999 |
89,3 |
|
0707 00 05 |
052 |
99,0 |
204 |
101,8 |
|
628 |
167,7 |
|
999 |
122,8 |
|
0709 10 00 |
220 |
63,9 |
999 |
63,9 |
|
0709 90 70 |
052 |
165,0 |
204 |
107,8 |
|
999 |
136,4 |
|
0805 10 20 |
052 |
50,4 |
204 |
54,7 |
|
212 |
41,3 |
|
220 |
39,9 |
|
448 |
47,8 |
|
624 |
64,1 |
|
999 |
49,7 |
|
0805 20 10 |
204 |
89,3 |
999 |
89,3 |
|
0805 20 30, 0805 20 50, 0805 20 70, 0805 20 90 |
052 |
62,2 |
204 |
114,1 |
|
400 |
79,6 |
|
464 |
145,9 |
|
624 |
77,7 |
|
662 |
45,3 |
|
999 |
87,5 |
|
0805 50 10 |
052 |
48,6 |
999 |
48,6 |
|
0808 10 80 |
400 |
127,4 |
404 |
98,4 |
|
720 |
74,3 |
|
999 |
100,0 |
|
0808 20 50 |
388 |
92,1 |
400 |
88,5 |
|
528 |
111,0 |
|
720 |
45,5 |
|
999 |
84,3 |
(1) Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 750/2005 van de Commissie (PB L 126 van 19.5.2005, blz. 12). De code „999” staat voor „andere oorsprong”.
8.2.2006 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 36/3 |
VERORDENING (EG) Nr. 207/2006 VAN DE COMMISSIE
van 7 februari 2006
tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 574/72 van de Raad tot vaststelling van de wijze van toepassing van Verordening (EEG) nr. 1408/71 betreffende de toepassing van de socialezekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, alsmede op hun gezinsleden, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EEG) nr. 574/72 van de Raad van 21 maart 1972 tot vaststelling van de wijze van toepassing van Verordening (EEG) nr. 1408/71 betreffende de toepassing van de socialezekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, alsmede op hun gezinsleden, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen (1), en met name op artikel 122,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Enkele lidstaten of hun bevoegde autoriteiten hebben om wijzigingen in de bijlagen van Verordening (EEG) nr. 574/72 gevraagd, volgens de procedure die daarin is uiteengezet. |
(2) |
De voorgestelde wijzigingen houden verband met besluiten van deze lidstaten of hun bevoegde autoriteiten die de instanties aanwijzen die verantwoordelijk zijn voor de tenuitvoerlegging van de wetgeving inzake sociale zekerheid overeenkomstig de communautaire wetgeving. |
(3) |
Bijlage 9 vermeldt welke regelingen in aanmerking moeten worden genomen voor de berekening van de gemiddelde jaarlijkse kosten van de verstrekkingen, overeenkomstig artikel 94 en artikel 95 van Verordening (EEG) nr. 574/72. |
(4) |
De Administratieve Commissie voor de sociale zekerheid van migrerende werknemers heeft een unaniem advies gegeven, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Bijlagen 1 tot en met 5 en bijlagen 7 tot en met 10 van Verordening (EEG) nr. 574/72 worden overeenkomstig de bijlage bij deze verordening gewijzigd.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 7 februari 2006.
Voor de Commissie
Vladimír ŠPIDLA
Lid van de Commissie
(1) PB L 74 van 27.3.1972, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 647/2005 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 117 van 4.5.2005, blz. 1).
BIJLAGE
1. |
Bijlage 1 wordt als volgt gewijzigd:
|
2. |
Bijlage 2 wordt als volgt gewijzigd:
|
3. |
Bijlage 3 wordt als volgt gewijzigd:
|
4. |
Bijlage 4 wordt als volgt gewijzigd:
|
5. |
Bijlage 5 wordt als volgt gewijzigd:
|
6. |
Bijlage 7 wordt als volgt gewijzigd:
|
7. |
Bijlage 8 wordt als volgt gewijzigd:
Punt A, onder a), komt als volgt te luiden:
|
8. |
Bijlage 9 wordt als volgt gewijzigd:
|
9. |
Bijlage 10 wordt als volgt gewijzigd:
|
8.2.2006 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 36/25 |
VERORDENING (EG) Nr. 208/2006 VAN DE COMMISSIE
van 7 februari 2006
tot wijziging van de bijlagen VI en VIII bij Verordening (EG) nr. 1774/2002 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de verwerkingsnormen voor biogas- en composteerinstallaties en de eisen voor mest
(Voor de EER relevante tekst)
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1774/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 3 oktober 2002 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten (1), en met name op artikel 32, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Verordening (EG) nr. 1774/2002 voorziet in maatregelen om ervoor te zorgen dat mest en daarvan afgeleide producten op zodanige wijze worden gebruikt of verwijderd dat zij geen risico voor de volks- of diergezondheid opleveren. |
(2) |
In hoofdstuk II van bijlage VI bij Verordening (EG) nr. 1774/2002 worden specifieke eisen vastgesteld voor de erkenning van biogas- en composteerinstallaties die gebruik maken van dierlijke bijproducten. |
(3) |
Ingevolge het advies van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) van 7 september 2005 inzake de veiligheid ten aanzien van biologische risico’s van de normen voor de verwerking van dierlijke bijproducten in biogas- en composteerinstallaties moet hoofdstuk II van bijlage VI bij Verordening (EG) nr. 1774/2002 worden gewijzigd om het gebruik van andere procesparameters toe te staan. |
(4) |
In hoofdstuk III van bijlage VIII bij Verordening (EG) nr. 1774/2002 worden eisen voor mest, verwerkte mest en verwerkte producten uit mest vastgesteld, alsook de verwerkings- en controleparameters waaraan mest moet beantwoorden om aan de eisen voor verwerkte mest en verwerkte producten uit mest te voldoen. |
(5) |
Ingevolge het advies van de EFSA van 7 september 2005 inzake de biologische veiligheid van de warmtebehandeling van mest moeten de desbetreffende eisen van hoofdstuk III van bijlage VIII worden gewijzigd om rekening te houden met dat advies. |
(6) |
Verordening (EG) nr. 1774/2002 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(7) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De bijlagen VI en VIII bij Verordening (EG) nr. 1774/2002 worden gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2006. De eisen in bijlage VI, hoofdstuk II, punt C. 13 bis, en in bijlage VIII, hoofdstuk III, punt II. A. 5. c), bij Verordening (EG) nr. 1774/2002 zijn echter van toepassing met ingang van 1 januari 2007.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 7 februari 2006.
Voor de Commissie
Markos KYPRIANOU
Lid van de Commissie
(1) PB L 273 van 10.10.2002, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 416/2005 van de Commissie (PB L 66 van 12.3.2005, blz. 10).
BIJLAGE
De bijlagen VI en VIII bij Verordening (EG) nr. 1774/2002 worden als volgt gewijzigd:
1. |
In bijlage VI wordt hoofdstuk II als volgt gewijzigd:
|
2. |
In bijlage VIII, hoofdstuk III wordt punt II.A.5 vervangen door:
|
8.2.2006 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 36/32 |
VERORDENING (EG) Nr. 209/2006 VAN DE COMMISSIE
van 7 februari 2006
tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 809/2003 en (EG) nr. 810/2003 wat betreft de verlenging van de geldigheidsduur van de overgangsmaatregelen voor composteer- en biogasinstallaties krachtens Verordening (EG) nr. 1774/2002 van het Europees Parlement en de Raad
(Voor de EER relevante tekst)
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1774/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 3 oktober 2002 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten (1), en met name op artikel 32, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Verordening (EG) nr. 1774/2002 worden gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten vastgesteld. Gezien de stringente aard van deze voorschriften is in overgangsmaatregelen voorzien. |
(2) |
Verordening (EG) nr. 809/2003 van de Commissie van 12 mei 2003 inzake overgangsmaatregelen krachtens Verordening (EG) nr. 1774/2002 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de verwerkingsnormen voor categorie 3-materiaal en mest, gebruikt in composteerinstallaties (2) voorziet in bepaalde overgangsmaatregelen om het bedrijfsleven tot 31 december 2005 de tijd te geven om zich aan te passen en alternatieve verwerkingsnormen voor categorie 3-materiaal en mest, gebruikt in composteerinstallaties, te ontwikkelen. |
(3) |
Verordening (EG) nr. 810/2003 van de Commissie van 12 mei 2003 inzake overgangsmaatregelen krachtens Verordening (EG) nr. 1774/2002 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de verwerkingsnormen voor categorie 3-materiaal en mest, gebruikt in biogasinstallaties (3) voorziet in bepaalde overgangsmaatregelen om het bedrijfsleven tot 31 december 2005 de tijd te geven om zich aan te passen en alternatieve verwerkingsnormen voor categorie 3-materiaal en mest, gebruikt in biogasinstallaties, te ontwikkelen. |
(4) |
De ingevolge het advies van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) van 7 september 2005 op te leggen parameters verschillen van de verwerkingsnormen die de lidstaten tot 31 december 2005 kunnen toestaan overeenkomstig de Verordeningen (EG) nr. 809/2003 en (EG) nr. 810/2003. Het zal ook enige tijd duren voordat de lidstaten de nieuwe validatieprocedure toepassen, waarin wordt voorzien in Verordening (EG) nr. 208/2006 van de Commissie van 7 februari 2006 tot wijziging van de bijlagen VI en VIII bij Verordening (EG) nr. 1774/2002 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de verwerkingsnormen voor biogas- en composteerinstallaties en de eisen voor mest (4). |
(5) |
De overgangsmaatregelen waarin in de Verordeningen (EG) nr. 809/2003 en (EG) nr. 810/2003 wordt voorzien, moeten daarom voor een verdere periode worden verlengd om de lidstaten in staat te stellen de exploitanten toe te staan de nationale voorschriften voor de verwerkingsnormen voor categorie 3-materiaal en mest, gebruikt in composteer- en biogasinstallaties, te blijven toepassen. |
(6) |
De Verordeningen (EG) nr. 809/2003 en (EG) nr. 810/2003 moeten daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(7) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
In artikel 1, lid 1, artikel 3, lid 2, en artikel 4 van Verordening (EG) nr. 809/2003 wordt de datum „31 december 2005” vervangen door „31 december 2006”.
Artikel 2
In artikel 1, lid 1, artikel 3, lid 2, en artikel 4 van Verordening (EG) nr. 810/2003 wordt de datum „31 december 2005” vervangen door „31 december 2006”.
Artikel 3
Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 7 februari 2006.
Voor de Commissie
Markos KYPRIANOU
Lid van de Commissie
(1) PB L 273 van 10.10.2002, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 416/2005 van de Commissie (PB L 66 van 12.3.2005, blz. 10).
(2) PB L 117 van 13.5.2003, blz. 10. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 12/2005 (PB L 5 van 7.1.2005, blz. 3).
(3) PB L 117 van 13.5.2003, blz. 12. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 12/2005.
(4) Zie bladzijde 25 van dit Publicatieblad.
8.2.2006 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 36/34 |
VERORDENING (EG) Nr. 210/2006 VAN DE COMMISSIE
van 7 februari 2006
tot vaststelling, voor het verkoopseizoen 2006/2007, van het steunbedrag voor tomaten voor verwerking
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 2201/96 van de Raad van 28 oktober 1996 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector verwerkte producten op basis van groenten en fruit (1), en met name op artikel 6, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
In artikel 3, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1535/2003 van de Commissie van 29 augustus 2003 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 2201/96 van de Raad wat de steunregeling voor verwerkte producten op basis van groenten en fruit betreft (2) is bepaald dat de Commissie uiterlijk op 31 januari het steunbedrag voor tomaten voor verwerking bekendmaakt. |
(2) |
Voor de lidstaten van de Gemeenschap in haar samenstelling op 30 april 2004 wordt de inachtneming van de in artikel 5, lid 1, van Verordening (EG) nr. 2201/96 bedoelde communautaire en nationale verwerkingsdrempels voor tomaten beoordeeld op basis van de hoeveelheden waarvoor steun is verleend in de laatste drie verkoopseizoenen waarvoor voor alle betrokken lidstaten definitieve gegevens beschikbaar zijn. |
(3) |
Voor de lidstaten die op 1 mei 2004 tot de Gemeenschap zijn toegetreden, wordt de inachtneming van de communautaire en nationale verwerkingsdrempels voor tomaten beoordeeld op basis van de hoeveelheden waarvoor in het verkoopseizoen 2004/2005 daadwerkelijk steun is toegekend, en de hoeveelheden waarvoor steun voor het verkoopseizoen 2005/2006 is aangevraagd, zulks overeenkomstig artikel 4 van Verordening (EG) nr. 416/2004 van de Commissie van 5 maart 2004 houdende overgangsmaatregelen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 2201/96 van de Raad en van Verordening (EG) nr. 1535/2003 wegens de toetreding van Tsjechië, Estland, Cyprus, Letland, Litouwen, Hongarije, Malta, Polen, Slovenië en Slowakije tot de Europese Unie (3). |
(4) |
De hoeveelheid in het kader van de steunregeling verwerkte tomaten die in aanmerking moet worden genomen om te beoordelen of de communautaire en nationale verwerkingsdrempels in acht zijn genomen, bedraagt 978 544 ton meer dan de communautaire drempel. Voor de lidstaten die hun verwerkingsdrempel hebben overschreden, moet voor het verkoopseizoen 2006/2007 het bij artikel 4, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2201/96 vastgestelde steunbedrag voor tomaten voor verwerking derhalve overeenkomstig artikel 5, leden 2 en 4, van die verordening en artikel 3, lid 2, van Verordening (EG) nr. 416/2004 worden gewijzigd. |
(5) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor verwerkte producten op basis van groenten en fruit, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Voor het verkoopseizoen 2006/2007 wordt de steun voor tomaten zoals bedoeld in artikel 2 van Verordening (EG) nr. 2201/96 vastgesteld op de volgende bedragen:
a) |
voor Griekenland, Frankrijk, Portugal, Tsjechië, Cyprus, Hongarije, Malta, Polen en Slowakije, op 34,50 EUR/ton; |
b) |
voor Italië, op 30,43 EUR/ton; |
c) |
voor Spanje:
|
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 7 februari 2006.
Voor de Commissie
Mariann FISCHER BOEL
Lid van de Commissie
(1) PB L 297 van 21.11.1996, blz. 29. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 386/2004 van de Commissie (PB L 64 van 2.3.2004, blz. 25).
(2) PB L 218 van 30.8.2003, blz. 14. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1663/2005 (PB L 267 van 12.10.2005, blz. 22).
(3) PB L 68 van 6.3.2004, blz. 12. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 550/2005 (PB L 93 van 12.4.2005, blz. 3).
8.2.2006 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 36/36 |
VERORDENING (EG) Nr. 211/2006 VAN DE COMMISSIE
van 7 februari 2006
houdende afwijking van Verordening (EG) nr. 1433/2003 tot vaststelling van toepassingsbepalingen van Verordening (EG) nr. 2200/96 van de Raad voor wat de actiefondsen, de operationele programma’s en de toekenning van financiële steun betreft
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 2200/96 van de Raad van 28 oktober 1996 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector groenten en fruit (1), en met name op artikel 48,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
In de artikelen 13 en 14 van Verordening (EG) nr. 1433/2003 van de Commissie (2) is bepaald dat de bevoegde nationale autoriteit uiterlijk op 15 december een besluit neemt over de overeenkomstig artikel 11 van die verordening door de telersverenigingen ingediende verzoeken tot goedkeuring van programma’s en actiefondsen, respectievelijk over de overeenkomstig artikel 14 van die verordening door de telersverenigingen ingediende verzoeken tot wijziging van programma’s. Om naar behoren gemotiveerde redenen kunnen de lidstaten die uiterste datum echter verschuiven van 15 december naar 20 januari van het jaar dat volgt op de datum van indiening van het verzoek. |
(2) |
Gebleken is dat sommige lidstaten zelfs met gebruikmaking van de mogelijkheid de uiterste datum naar 20 januari te verschuiven niet aan hun verplichting de verzoeken voor het lopende jaar binnen deze termijn te onderzoeken kunnen voldoen wegens de administratieve complexiteit van deze taak. Daarom dient voor het jaar 2006 van sommige bepalingen van Verordening (EG) nr. 1433/2003 te worden afgeweken. |
(3) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor verse groenten en fruit, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
1. In afwijking van artikel 13, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1433/2003 en uitsluitend voor de operationele programma’s voor het jaar 2006 kunnen de lidstaten om naar behoren gemotiveerde redenen een besluit over de operationele programma’s en de actiefondsen nemen uiterlijk op 10 februari na de datum waarop het verzoek is ingediend.
2. In afwijking van artikel 14, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1433/2003 en uitsluitend voor de operationele programma’s voor het jaar 2006 kunnen de lidstaten om naar behoren gemotiveerde redenen een besluit over de verzoeken tot wijziging van een operationeel programma nemen uiterlijk op 10 februari na de datum waarop het verzoek is ingediend.
3. In afwijking van artikel 16, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1433/2003 en uitsluitend voor de operationele programma’s voor het jaar 2006 kan met de uitvoering van een operationeel programma dat is goedgekeurd overeenkomstig de afwijkende bepalingen in lid 1 of lid 2 van het onderhavige artikel, worden begonnen uiterlijk op 15 februari na de datum waarop dat programma is goedgekeurd.
4. In afwijking van artikel 17 van Verordening (EG) nr. 1433/2003 en uitsluitend voor de operationele programma’s voor het jaar 2006 geldt bij toepassing van de afwijkende bepalingen in lid 1 of lid 2 van het onderhavige artikel dat de lidstaten de telersverenigingen uiterlijk op 10 februari in kennis stellen van het goedgekeurde bedrag van de steun en de Commissie uiterlijk op 15 februari in kennis stellen van het totale bedrag van de goedgekeurde steun voor alle operationele programma’s samen.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 7 februari 2006.
Voor de Commissie
Mariann FISCHER BOEL
Lid van de Commissie
(1) PB L 297 van 21.11.1996, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 47/2003 van de Commissie (PB L 7 van 11.1.2003, blz. 64).
(2) PB L 203 van 12.8.2003, blz. 25. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2190/2004 (PB L 373 van 21.12.2004, blz. 21).
8.2.2006 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 36/37 |
RICHTLIJN 2006/16/EG VAN DE COMMISSIE
van 7 februari 2006
tot wijziging van Richtlijn 91/414/EEG van de Raad teneinde oxamyl op te nemen als werkzame stof
(Voor de EER relevante tekst)
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Richtlijn 91/414/EEG van de Raad van 15 juli 1991 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen (1), en met name op artikel 6, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij de Verordeningen (EG) nr. 451/2000 (2) en (EG) nr. 703/2001 (3) van de Commissie zijn de bepalingen voor de uitvoering van de tweede fase van het werkprogramma als bedoeld in artikel 8, lid 2, van Richtlijn 91/414/EEG vastgesteld en is een lijst opgesteld van werkzame stoffen die moeten worden onderzocht met het oog op hun opneming in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG. Oxamyl is in die lijst opgenomen. |
(2) |
Voor oxamyl zijn de uitwerking op de menselijke gezondheid en het milieueffect overeenkomstig het bepaalde in de Verordeningen (EG) nr. 451/2000 en (EG) nr. 703/2001 beoordeeld voor een aantal door de kennisgever voorgestelde toepassingen. Bovendien worden in die verordeningen de als rapporteur optredende lidstaten aangewezen die overeenkomstig artikel 8, lid 1, van Verordening (EG) nr. 451/2000 de betrokken evaluatieverslagen met aanbevelingen bij de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) moeten indienen. Voor oxamyl was de rapporterende lidstaat Ierland en werd alle relevante informatie ingediend op 25 augustus 2003. |
(3) |
Het evaluatieverslag is door de lidstaten en de EFSA in haar werkgroep Evaluatie intercollegiaal getoetst en op 14 januari 2005 bij de Commissie ingediend in de vorm van het wetenschappelijk verslag van de EFSA voor oxamyl (4). Dit verslag is door de lidstaten en de Commissie in het kader van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid onderzocht en op 15 juli 2005 afgerond in de vorm van het evaluatieverslag van de Commissie voor oxamyl. |
(4) |
Uit de verschillende analyses is gebleken dat mag worden verwacht dat gewasbeschermingsmiddelen die oxamyl bevatten, in het algemeen voldoen aan de in artikel 5, lid 1, onder a) en b), van Richtlijn 91/414/EEG gestelde eisen, met name voor de toepassingen waarvoor zij zijn onderzocht en die zijn opgenomen in het evaluatieverslag van de Commissie. Oxamyl moet derhalve in bijlage I worden opgenomen om ervoor te zorgen dat gewasbeschermingsmiddelen die deze werkzame stof bevatten, in alle lidstaten kunnen worden toegelaten overeenkomstig het bepaalde in die richtlijn. |
(5) |
Onverminderd deze conclusie moeten nadere gegevens over bepaalde specifieke punten worden verkregen. In artikel 6, lid 1, van Richtlijn 91/414/EEG wordt bepaald dat aan de opneming van een werkzame stof in bijlage I voorwaarden kunnen worden verbonden. Er dient dan ook te worden geëist dat oxamyl ter bevestiging van de risicobeoordeling voor sommige kwesties aan verdere tests wordt onderworpen en dat deze studies door de kennisgever worden voorgelegd. |
(6) |
Bij eerdere opnamen in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG van werkzame stoffen die in het kader van Verordening (EEG) nr. 3600/92 van de Commissie (5) zijn onderzocht, is gebleken dat de uitlegging van de verplichtingen van houders van bestaande toelatingen wat de toegang tot gegevens betreft tot problemen kan leiden. Om meer problemen te voorkomen, moeten de verplichtingen van de lidstaten daarom worden verduidelijkt, en met name de plicht om te verifiëren dat de houder van een toelating toegang tot een dossier verschaft en daarmee aan de vereisten van bijlage II bij die richtlijn voldoet. Deze verduidelijking legt de lidstaten of de houders van toelatingen echter ten opzichte van de tot nu toe goedgekeurde richtlijnen tot wijziging van bijlage I geen nieuwe verplichtingen op. |
(7) |
Er moet worden voorzien in een redelijke termijn voordat een werkzame stof in bijlage I wordt opgenomen, zodat de lidstaten en de belanghebbende partijen zich kunnen voorbereiden op de nieuwe eisen die uit de opneming voortvloeien. |
(8) |
Onverminderd de verplichtingen zoals vastgelegd in Richtlijn 91/414/EEG ten gevolge van de opneming van een werkzame stof in bijlage I, moeten de lidstaten na de opneming zes maanden de tijd krijgen om de bestaande toelatingen voor gewasbeschermingsmiddelen die oxamyl bevatten, opnieuw te onderzoeken en ervoor te zorgen dat aan de voorwaarden van Richtlijn 91/414/EEG, met name in artikel 13 en bijlage I, is voldaan. De lidstaten moeten de bestaande toelatingen al naar het geval wijzigen, vervangen of intrekken overeenkomstig Richtlijn 91/414/EEG. In afwijking van bovenstaande termijn moet een langere termijn worden vastgesteld voor de indiening en beoordeling van het volledige dossier conform bijlage III bij Richtlijn 91/414/EEG voor elk gewasbeschermingsmiddel en elk beoogd gebruik overeenkomstig de in die richtlijn vastgestelde uniforme beginselen. |
(9) |
Richtlijn 91/414/EEG moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(10) |
De in deze richtlijn vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid, |
HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:
Artikel 1
Bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze richtlijn.
Artikel 2
De lidstaten dienen uiterlijk op 31 januari 2007 de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen en bekend te maken om aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mee, alsmede een tabel ter weergave van het verband tussen die bepalingen en deze richtlijn.
Zij passen die bepalingen toe vanaf 1 februari 2007.
Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor die verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.
Artikel 3
1. De lidstaten moeten, overeenkomstig Richtlijn 91/414/EEG, zo nodig bestaande toelatingen voor gewasbeschermingsmiddelen die oxamyl als werkzame stof bevatten, uiterlijk op 31 januari 2007 wijzigen of intrekken.
Uiterlijk op die datum verifiëren zij met name dat aan de voorwaarden van bijlage I bij die richtlijn met betrekking tot oxamyl is voldaan, met uitzondering van de voorwaarden in deel B van de tekst betreffende die werkzame stof, en dat de houder van de toelating in het bezit is van of toegang heeft tot een dossier dat overeenkomstig de voorwaarden van artikel 13 van die richtlijn aan de voorwaarden van bijlage II bij die richtlijn voldoet.
2. In afwijking van lid 1 voeren de lidstaten op basis van een dossier conform bijlage III bij Richtlijn 91/414/EEG en rekening houdend met deel B van de tekst van bijlage I van die richtlijn wat oxamyl betreft, overeenkomstig de uniforme beginselen in bijlage VI bij die richtlijn een nieuwe evaluatie uit voor elk toegelaten gewasbeschermingsmiddel dat oxamyl bevat als enige werkzame stof of als een van een aantal werkzame stoffen die alle uiterlijk op 30 juli 2006 in bijlage I bij die richtlijn zijn opgenomen. Op basis van die evaluatie bepalen zij of het middel voldoet aan artikel 4, lid 1, onder b), c), d) en e), van die richtlijn.
Daarna zorgen de lidstaten ervoor dat:
a) |
als oxamyl de enige werkzame stof in het gewasbeschermingsmiddel is, de toelating indien nodig uiterlijk op 30 juli 2010 wordt gewijzigd of ingetrokken; of |
b) |
als het gewasbeschermingsmiddel naast oxamyl nog een of meer andere werkzame stoffen bevat, de toelating indien nodig uiterlijk op 30 juli 2010 of, als dat later is, op de datum die voor een dergelijke wijziging of intrekking is vastgesteld in de richtlijnen waarbij die stoffen aan bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG zijn toegevoegd, wordt gewijzigd of ingetrokken. |
Artikel 4
Deze richtlijn treedt in werking op 1 augustus 2006.
Artikel 5
Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.
Gedaan te Brussel, 7 februari 2006.
Voor de Commissie
Markos KYPRIANOU
Lid van de Commissie
(1) PB L 230 van 19.8.1991, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2006/6/EG van de Commissie (PB L 12 van 18.1.2006, blz. 21).
(2) PB L 55 van 29.2.2000, blz. 25. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1044/2003 (PB L 151 van 19.6.2003, blz. 32).
(3) PB L 98 van 7.4.2001, blz. 6.
(4) EFSA Scientific Report (2005) 26, 1-78, Conclusion on the peer review of the pesticide risk assessment of the active substance Oxamyl (afgerond: 14 januari 2005).
(5) PB L 366 van 15.12.1992, blz. 10. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2266/2000 (PB L 259 van 13.10.2000, blz. 27).
BIJLAGE
Aan de tabel in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG toe te voegen tekst
Nr. |
Benaming, Identificatienummers |
IUPAC-benaming |
Zuiverheid (1) |
Inwerkingtreding |
Geldigheidsduur |
Specifieke bepalingen |
||||
„117 |
Oxamyl CAS-nr. 23135-22-0 CIPAC-nr. 342 |
N,N-dimethyl-2-methylcarbamoyloxyimino-2-(methylthio) aceetamide |
970 g/kg |
1 augustus 2006 |
31 juli 2016 |
DEEL A Mag alleen worden toegelaten voor gebruik als nematicide en insecticide. DEEL B Voor de toepassing van de uniforme beginselen in bijlage VI wordt rekening gehouden met de conclusies van het evaluatieverslag over oxamyl, dat op 15 juli 2005 door het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid is goedgekeurd, en met name met de aanhangsels I en II. Bij deze algemene beoordeling moeten de lidstaten:
De toelatingsvoorwaarden moeten, indien nodig, risicobeperkende maatregelen omvatten.
De betrokken lidstaten verzoeken om aanvullende studies ter bevestiging van de risicobeoordeling voor de verontreiniging van het grondwater in zure bodems, vogels en zoogdieren en regenwormen. Zij dragen er zorg voor dat deze studies binnen twee jaar na inwerkingtreding van deze richtlijn bij de Commissie worden ingediend door kennisgevers die om opneming van oxamyl in deze bijlage hebben verzocht.” |
(1) Het evaluatieverslag bevat nadere gegevens over de identiteit en de specificatie van de werkzame stof.
II Besluiten waarvan de publicatie niet voorwaarde is voor de toepassing
Raad
8.2.2006 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 36/40 |
BESLUIT VAN DE RAAD
van 30 januari 2006
tot wijziging en uitbreiding van de werking van Besluit 2001/923/EG tot vaststelling van een actieprogramma inzake uitwisselingen, bijstand en opleiding voor de bescherming van de euro tegen valsemunterij (programma „Pericles”)
(2006/75/EG)
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 123, lid 4, derde zin,
Gezien het voorstel van de Commissie,
Gezien het advies van het Europees Parlement (1),
Gezien het advies van de Europese Centrale Bank (2),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Overeenkomstig artikel 13, lid 3, onder a), van Besluit 2001/923/EG van de Raad (3) dient de Commissie uiterlijk op 30 juni 2005, een ten aanzien van de programmabeheerder onafhankelijk extern evaluatieverslag over de deugdelijkheid, de doeltreffendheid en de uitwerking van het programma en een mededeling over de wenselijkheid om dit programma voort te zetten en aan te passen, vergezeld van een passend voorstel, bij het Europees Parlement en de Raad in. |
(2) |
Het bij artikel 13 van dat besluit vereiste evaluatieverslag is op 30 november 2004 bekendgemaakt. De conclusies daarvan luiden dat het programma zijn doelstellingen heeft bereikt en dat het aanbeveling verdient het programma te verlengen. |
(3) |
In dit besluit wordt een referentiebedrag in de zin van punt 34 van het Interinstitutioneel Akkoord van 6 mei 1999 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie over de begrotingsdiscipline en de verbetering van de begrotingsprocedure (4) opgenomen voor de gehele looptijd van het programma, met dien verstande dat de in het Verdrag vastgestelde bevoegdheden van de begrotingsautoriteit onverlet worden gelaten. |
(4) |
Met de voortzetting van het programma wordt tegemoetgekomen aan de behoefte om de waakzaamheid, de opleidingen en de technische bijstand op een peil te handhaven dat de bescherming van de euro tegen valsemunterij verzekert. |
(5) |
De doeltreffendheid van het programma wat betreft de bescherming van de euro kan worden vergroot indien de technische bijstand, met participatie van Europol, wordt uitgebreid met financiële bijstand voor samenwerking bij grensoverschrijdende acties en indien, in naar behoren gemotiveerde gevallen, meer flexibiliteit wordt toegestaan wat betreft het percentage van de kosten dat door de Gemeenschap kan worden gedragen en het aantal projecten dat per lidstaat mag worden voorgesteld. |
(6) |
Besluit 2001/923/EG moet dan ook dienovereenkomstig worden gewijzigd, |
BESLUIT:
Artikel 1
Wijzigingen
Besluit 2001/923/EG wordt als volgt gewijzigd:
1) |
Artikel 1, lid 2, laatste zin, wordt vervangen door: „Het programma geldt voor de periode van 1 januari 2002 tot en met 31 december 2006.”. |
2) |
Aan artikel 2, lid 2, wordt het volgende punt toegevoegd:
|
3) |
Aan artikel 3, lid 3, wordt het volgende punt toegevoegd:
|
4) |
Artikel 6, eerste alinea, komt als volgt te luiden: „De financiële referentie voor de uitvoering van het communautaire actieprogramma voor het tijdvak 1 januari 2002 tot en met 31 december 2005 bedraagt 4 miljoen EUR. De financiële referentie voor de uitvoering van het communautaire actieprogramma voor het tijdvak 1 januari 2006 tot en met 31 december 2006 bedraagt 1 miljoen EUR.”. |
5) |
Artikel 10, lid 1, inleidende zin, komt als volgt te luiden: „In naar behoren gemotiveerde gevallen neemt de Gemeenschap op basis van cofinanciering tot 80 % van de in artikel 3 bedoelde operationele steun voor haar rekening, met name:”. |
6) |
In artikel 11 wordt „70 %” vervangen door „80 %”. |
7) |
Artikel 12 wordt als volgt gewijzigd:
|
Artikel 2
Toepassing
Dit besluit is van toepassing in de deelnemende lidstaten als bepaald in Verordening (EG) nr. 974/98 van de Raad van 3 mei 1998 over de invoering van de euro (5), artikel 1, eerste streepje.
Artikel 3
Inwerkingtreding
Dit besluit treedt in werking op de dag van zijn bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Het is van toepassing met ingang van 1 januari 2006.
Gedaan te Brussel, 30 januari 2006.
Voor de Raad
De voorzitster
U. PLASSNIK
(1) Advies uitgebracht op 13 oktober 2005 naar aanleiding van een niet-verplichte raadpleging (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).
(2) PB C 161 van 1.7.2005, blz. 11.
(3) PB L 339 van 21.12.2001, blz. 50.
(4) PB C 172 van 18.6.1999, blz. 1.
(5) PB L 139 van 11.5.1998, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2169/2005 (PB L 346 van 29.12.2005, blz. 1).
8.2.2006 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 36/42 |
BESLUIT VAN DE RAAD
van 30 januari 2006
waarbij de toepassing van Besluit 2006/75/EG tot wijziging en uitbreiding van de werking van Besluit 2001/923/EG tot vaststelling van een actieprogramma inzake uitwisselingen, bijstand en opleiding voor de bescherming van de euro tegen valsemunterij (programma „Pericles”) wordt uitgebreid tot de niet-deelnemende lidstaten
(2006/76/EG)
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 308,
Gezien het voorstel van de Commissie,
Gezien het advies van het Europees Parlement (1),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij de goedkeuring van Besluit 2006/75/EG (2) heeft de Raad bepaald dat dit besluit van toepassing zou zijn in de deelnemende lidstaten zoals gedefinieerd in Verordening (EG) nr. 974/98 van de Raad van 3 mei 1998 over de invoering van de euro (3). |
(2) |
De uitwisselingen van informatie en personeel en de maatregelen op het gebied van bijstand en opleiding die in het kader van het programma „Pericles” worden uitgevoerd, dienen evenwel in de gehele Gemeenschap een uniform karakter te hebben; daarom dienen de nodige bepalingen te worden aangenomen om hetzelfde beschermingsniveau voor de euro te garanderen in de lidstaten waar de euro niet de officiële munteenheid is, |
BESLUIT:
Artikel 1
De werking van Besluit 2006/75/EG wordt uitgebreid tot de andere lidstaten dan de deelnemende lidstaten, die zijn gedefinieerd in Verordening (EG) nr. 974/98.
Artikel 2
Dit besluit treedt in werking op de dag van zijn bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Gedaan te Brussel, 30 januari 2006.
Voor de Raad
De voorzitster
U. PLASSNIK
(1) Advies uitgebracht op 13 oktober 2005 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).
(2) Zie bladzijde 40 van dit Publicatieblad.
(3) PB L 139 van 11.5.1998, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2169/2005 (PB L 346 van 29.12.2005, blz. 1).
Commissie
8.2.2006 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 36/43 |
BESLUIT VAN DE COMMISSIE
van 23 december 2005
tot oprichting van een groep op hoog niveau voor concurrentievermogen, energie en milieu
(2006/77/EG)
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Volgens artikel 2 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap hebben de Gemeenschap en de lidstaten tot taak het bevorderen van een harmonische, evenwichtige en duurzame ontwikkeling van de economische activiteit, een hoog niveau van werkgelegenheid en van sociale bescherming, de gelijkheid van mannen en vrouwen, een duurzame en niet-inflatoire groei, een hoge graad van concurrentievermogen en convergentie van economische prestaties, een hoog niveau van bescherming en verbetering van de kwaliteit van het milieu, een verbetering van de levensstandaard en van de kwaliteit van het bestaan, en de economische en sociale samenhang en de solidariteit tussen de lidstaten. |
(2) |
In aansluiting op de mededeling van de Commissie „Uitvoering van het communautair Lissabonprogramma: een beleidskader ter versterking van de EU-industrie — naar een beter geïntegreerde aanpak van het industriebeleid” (1) heeft de Commissie aangekondigd om vooral over de basis- en productindustrie advies te willen inwinnen van een groep op hoog niveau. |
(3) |
Het is de bedoeling dat de groep op hoog niveau de verbanden tussen het industrie-, energie- en milieubeleid helpt belichten, voor samenhang tussen de afzonderlijke initiatieven zorgt en tegelijkertijd een bijdrage levert aan een meer duurzame ontwikkeling en de versterking van het concurrentievermogen. Verder moet de groep op hoog niveau door een evenwichtige deelname van alle relevante belanghebbenden een stabiel en voorspelbaar regelgevingskader tot stand helpen brengen, waarin concurrentievermogen, energie en milieu hand in hand gaan. Daarbij moet met name worden voortgebouwd op onderzoek dat op deze gebieden wordt gedaan. |
(4) |
De groep op hoog niveau moet vertegenwoordigers van de Commissie, de lidstaten, het Europees Parlement en alle relevante belanghebbenden, zoals met name de industrie en het maatschappelijk middenveld waaronder consumenten, vakbonden, maatschappelijke organisaties en onderzoekers, respectievelijk academici, met elkaar in contact brengen. |
(5) |
Het is dan ook zaak een groep op hoog niveau voor concurrentievermogen, energie en milieu op te richten en haar mandaat en structuur nader te omschrijven, |
BESLUIT:
Artikel 1
De Commissie richt een groep op hoog niveau op (hierna de „groep” genoemd).
Artikel 2
Mandaat
De groep heeft tot taak vraagstukken te behandelen die te maken hebben met de verbanden tussen concurrentievermogen, energie en milieu. Het mandaat geldt voor een tijdvak van twee jaar en kan bij besluit van de Commissie worden verlengd.
De groep verstrekt beleidsmakers op Europees en nationaal niveau, de industrie en de maatschappelijke organisaties advies in de meest passende vorm.
Artikel 3
Samenstelling — Benoeming
1. De Commissie benoemt personen van hoog niveau in de groep die competent zijn en verantwoordelijkheid dragen op het gebied van industrie, energie en het milieu.
2. De groep telt maximaal 28 leden.
3. De volgende bepalingen zijn van toepassing:
— |
de leden worden benoemd op grond van de deskundigheid waarover zij persoonlijk beschikken. Elk lid van de groep benoemt een persoonlijke vertegenwoordiger in een subgroep die voorbereidend werk doet (hierna de „sherpagroep” genoemd); |
— |
de leden van de groep blijven tot hun aftreden, vervanging of afloop van hun mandaat in functie; |
— |
leden die niet langer doeltreffend aan het overleg in de groep kunnen meewerken, aftreden of niet aan de eisen in lid 1 van dit artikel of artikel 287 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voldoen kunnen voor de resterende tijd van hun mandaat worden vervangen; |
— |
de namen van de afzonderlijk benoemde leden worden gepubliceerd op de internetsite van het directoraat-generaal Ondernemingen en industrie en/of in de C-reeks van het Publicatieblad van de Europese Unie. Verzameling, verwerking en publicatie van de namen van de leden vinden plaats overeenkomstig de bepalingen in Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (2). |
Artikel 4
Werkwijze
1. De groep wordt voorgezeten door de Commissie.
2. De „sherpagroep” bereidt de discussies en de door de groep aan te nemen standpunten en adviezen voor maatregelen en/of beleidsmaatregelen voor. Zij werkt nauw samen met de diensten van de Commissie.
3. De groep verzekert zich door ad-hocregelingen van ondersteuning door deskundigen en belanghebbenden. Zij kan een klein aantal ad-hocgroepen in het leven roepen om specifieke vraagstukken te bestuderen die onder het mandaat van de groep vallen. Zodra dit werk gedaan is, worden de ad-hocgroepen opgeheven.
4. De Commissie kan deskundigen of waarnemers met specifieke deskundigheid over een punt op de agenda om deelname aan het overleg in de groep of de ad-hocgroepen verzoeken, indien dit nuttig en/of noodzakelijk is.
5. Vertrouwelijke informatie uit het overleg in de groep of de ad-hocgroepen mag niet worden bekendgemaakt.
6. De groep, de „sherpagroep” en de ad-hocgroepen houden hun vergaderingen in de regel in de gebouwen van de Commissie. De procedures en het tijdschema hiervoor worden door de Commissie vastgesteld. De Commissie voert ook het secretariaat.
7. De groep beslist welke thema’s op de agenda worden geplaatst.
8. Samenvattingen, conclusies, deelconclusies of werkdocumenten van de groep kunnen in de oorspronkelijke taal van het desbetreffende document door de Commissie worden gepubliceerd.
Artikel 5
Vergaderkosten
Reis- en verblijfkosten van de leden van de groep, sherpa’s, deskundigen en waarnemers in verband met de werkzaamheden van de groep worden overeenkomstig de geldende bepalingen van de Commissie door de Commissie vergoed. De leden van de groep, de „sherpagroep” en de ad-hocgroepen worden niet voor hun werk betaald.
Vergaderkosten worden vergoed voorzover de in de jaarlijkse toewijzingsprocedure toegekende middelen van de betrokken dienst dit toelaten.
Artikel 6
Inwerkingtreding
Dit besluit treedt in werking op de dag van zijn bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Gedaan te Brussel, 23 december 2005.
Voor de Commissie
Günter VERHEUGEN
Vicevoorzitter
(1) COM(2005) 474 def. van 5.10.2005.
(2) PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1.
8.2.2006 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 36/45 |
BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE
van 31 januari 2006
betreffende een financiële bijdrage van de Gemeenschap voor de uitvoering van een epidemiologisch onderzoek en surveillancemaatregelen in verband met bluetongue in het kader van de spoedmaatregelen ter bestrijding van deze ziekte in Portugal in 2004 en 2005
(Kennisgeving geschied onder nummer C(2006) 166)
(Slechts de tekst in de Portugese taal is authentiek)
(2006/78/EG)
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Beschikking 90/424/EEG van de Raad van 26 juni 1990 betreffende bepaalde uitgaven op veterinair gebied (1), en met name op artikel 3, lid 2 bis,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Op 24 november 2004 hebben zich in Portugal uitbraken van bluetongue voorgedaan. Het uitbreken van deze ziekte kan een ernstige bedreiging voor de veestapel van de Gemeenschap vormen. |
(2) |
Om de ziekte zo snel mogelijk in te dammen, moet de Gemeenschap overeenkomstig het bepaalde in Beschikking 90/424/EEG financieel deelnemen in de subsidiabele kosten die Portugal in het kader van de spoedmaatregelen ter bestrijding van de ziekte heeft gemaakt. Daarom is op 15 september 2005 Beschikking 2005/660/EG van de Commissie betreffende een financiële bijdrage van de Gemeenschap in het kader van de spoedmaatregelen ter bestrijding van bluetongue in Portugal in 2004 en 2005 (2) gegeven. |
(3) |
De Commissie heeft diverse beschikkingen gegeven om de beschermings- en toezichtsgebieden af te bakenen en de voorwaarden voor verplaatsingen van dieren uit deze gebieden vast te stellen. De laatste van deze beschikkingen was Beschikking 2005/393/EG van 23 mei 2005 inzake beschermings- en toezichtsgebieden in verband met bluetongue en de voorwaarden voor verplaatsingen uit of binnen deze gebieden (3). |
(4) |
Sinds de herfst 2004 heeft de uitzonderlijk geringe regenval in Portugal de voedervoorziening en bijgevolg de mogelijkheden om dieren te voeren in het gedrang gebracht, wat voor de landbouwers tot extra kosten heeft geleid. Deze situatie heeft bijzondere gevolgen voor Portugal, aangezien bedrijven die zich specialiseren in het voortbrengen van kalveren en lammeren, gevestigd zijn in gebieden waar de beperkingen op de verplaatsingen van dieren van toepassing zijn, terwijl de mestbedrijven, die de natuurlijke afnemer zijn van dieren die op de eerstgenoemde bedrijven worden voortgebracht, buiten die gebieden gevestigd zijn. |
(5) |
Portugal heeft in samenwerking met Spanje nog andere maatregelen genomen om de epizoötie te bestrijden, namelijk epidemiologische onderzoeken en maatregelen voor ziektesurveillance, inclusief laboratoriumtests voor serologische en virologische surveillance in het kader van het testen van dieren voorafgaand aan verplaatsingen, en entomologische surveillance. |
(6) |
Portugal en Spanje hebben aangetoond dat zij hebben samengewerkt om de verspreiding van de ziekte te voorkomen door maatregelen voor ziektesurveillance te nemen. |
(7) |
Overeenkomstig artikel 3, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1258/1999 van de Raad van 17 mei 1999 betreffende de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (4) worden veterinaire en fytosanitaire maatregelen die volgens de communautaire voorschriften worden uitgevoerd, gefinancierd uit de afdeling Garantie van het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw. De financiële controle van die maatregelen geschiedt overeenkomstig de artikelen 8 en 9 van die verordening. |
(8) |
De financiële bijdrage van de Gemeenschap moet worden verleend op voorwaarde dat de geplande maatregelen daadwerkelijk zijn uitgevoerd en dat de autoriteiten de nodige informatie binnen de vastgestelde termijnen verstrekken. |
(9) |
Op 25 februari 2005 heeft Portugal een eerste raming voorgelegd van de kosten die zijn gemaakt in het kader van de andere spoedmaatregelen, inclusief maatregelen voor epidemiologische surveillance, ter bestrijding van de ziekte. De kosten van de maatregelen voor epidemiologische surveillance worden op 4 303 336 EUR geraamd. |
(10) |
In afwachting dat de Commissie ter plaatse controles uitvoert, moet nu de eerste tranche van de financiële bijdrage van de Gemeenschap worden vastgesteld. Die eerste tranche moet gelijk zijn aan 50 % van de bijdrage van de Gemeenschap, die wordt vastgesteld op basis van de geraamde subsidiabele kosten van de maatregelen voor epidemiologische surveillance. Het is tevens wenselijk de maximumbedragen vast te stellen die moeten worden betaald ter vergoeding van de kosten van in het kader van die maatregelen gebruikte tests en vallen. |
(11) |
Portugal heeft volledig voldaan aan zijn technische en administratieve verplichtingen ten aanzien van de in artikel 3 van Beschikking 90/424/EEG bedoelde maatregelen. |
(12) |
De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid, |
HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:
Artikel 1
Toekenning van een financiële bijdrage van de Gemeenschap aan Portugal
1. In het kader van de genomen spoedmaatregelen ter bestrijding van bluetongue in 2004 en 2005 heeft Portugal recht op een financiële bijdrage van de Gemeenschap ten bedrage van 50 % van de kosten die zijn gemaakt voor laboratoriumtests voor serologische en virologische surveillance, en van de kosten van entomologische surveillance, inclusief de aankoop van vallen.
2. Voor de in lid 1 genoemde tests en vallen bedraagt de maximale kostenvergoeding die aan Portugal wordt betaald:
a) |
voor serologische surveillance, Elisa-test: 2,5 EUR per test; |
b) |
voor virologische surveillance, RT.PCR-test: 15 EUR per test; |
c) |
voor entomologische surveillance, vallen: 160 EUR per val. |
3. De financiële bijdrage van de Gemeenschap geldt exclusief belasting over de toegevoegde waarde.
Artikel 2
Wijze van betaling
Afhankelijk van de resultaten van de controles ter plaatse die overeenkomstig artikel 9, lid 1, van Beschikking 90/424/EEG worden uitgevoerd, wordt een eerste tranche van de in artikel 1 bedoelde financiële bijdrage van de Gemeenschap ten bedrage van 600 000 EUR betaald.
Die betaling geschiedt op basis van door Portugal ingediende bewijsstukken betreffende de laboratoriumtests en de aankoop van vallen als bedoeld in artikel 1, lid 1.
Artikel 3
Betalingsvoorwaarden en bewijsstukken
1. De in artikel 1 bedoelde financiële bijdrage van de Gemeenschap wordt betaald op basis van:
a) |
een aanvraag die de in de bijlage gespecificeerde gegevens bevat en binnen de in lid 2 van dit artikel vastgestelde termijn wordt ingediend; |
b) |
de in artikel 2 bedoelde bewijsstukken, inclusief een epidemiologisch verslag en een financieel verslag; |
c) |
de resultaten van ter plaatste uitgevoerde controles overeenkomstig artikel 9, lid 1, van Beschikking 90/424/EEG. |
De onder b) bedoelde bewijsstukken worden beschikbaar gesteld voor de onder c) bedoelde controles ter plaatse.
2. De in lid 1, onder a), bedoelde aanvraag wordt in elektronische vorm ingediend binnen zestig kalenderdagen vanaf de datum van kennisgeving van deze beschikking. Bij niet-naleving van deze termijn wordt de financiële bijdrage van de Gemeenschap per maand vertraging met 25 % verlaagd.
Artikel 4
Adressaat
Deze beschikking is gericht tot de Portugese Republiek.
Gedaan te Brussel, 31 januari 2006.
Voor de Commissie
Markos KYPRIANOU
Lid van de Commissie
(1) PB L 224 van 18.8.1990, blz. 19. Beschikking laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 806/2003 (PB L 122 van 16.5.2003, blz. 1).
(2) PB L 244 van 20.9.2005, blz. 28.
(3) PB L 130 van 24.5.2005, blz. 22. Beschikking laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 2005/828/EG (PB L 311 van 26.11.2005, blz. 37).
(4) PB L 160 van 26.6.1999, blz. 103.
BIJLAGE
Gegevens als bedoeld in artikel 3, lid 1, onder a)
Gemaakte kosten |
||
Aard van de maatregel |
Aantal |
Bedrag (exclusief btw) |
ELISA-tests |
|
|
RT.PCR-tests |
|
|
Andere virologische tests |
|
|
Vallen |
|
|
Totaal |
|
8.2.2006 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 36/48 |
BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE
van 31 januari 2006
tot wijziging van de Beschikkingen 2005/759/EG en 2005/760/EG wat de verlenging van de toepassingsperiode betreft
(Kennisgeving geschied onder nummer C(2006) 187)
(Voor de EER relevante tekst)
(2006/79/EG)
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Richtlijn 90/425/EEG van de Raad van 26 juni 1990 inzake veterinaire en zoötechnische controles in het intracommunautaire handelsverkeer in bepaalde levende dieren en producten in het vooruitzicht van de totstandbrenging van de interne markt (1), en met name op artikel 10, lid 4,
Gelet op Richtlijn 91/496/EEG van de Raad van 15 juli 1991 tot vaststelling van de beginselen voor de organisatie van de veterinaire controles voor dieren uit derde landen die in de Gemeenschap worden binnengebracht en tot wijziging van de Richtlijnen 89/662/EEG, 90/425/EEG en 90/675/EEG (2), en met name op artikel 18, lid 7,
Gelet op Richtlijn 97/78/EG van de Raad van 18 december 1997 tot vaststelling van de beginselen voor de organisatie van de veterinaire controles voor producten die uit derde landen in de Gemeenschap worden binnengebracht (3), en met name op artikel 22, lid 6,
Gelet op Verordening (EG) nr. 998/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 26 mei 2003 inzake veterinairrechtelijke voorschriften voor het niet-commerciële verkeer van gezelschapsdieren en houdende wijziging van Richtlijn 92/65/EEG van de Raad (4), en met name op artikel 18,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Aviaire influenza is een besmettelijke virale ziekte bij pluimvee en vogels, die leidt tot sterfte en anomalieën die snel de vorm van een epizoötie kunnen aannemen en daardoor een ernstige bedreiging vormen voor de dier- en de volksgezondheid en voor de rentabiliteit van de pluimveehouderij. Het gevaar bestaat dat de ziekteverwekker via de internationale handel in andere levende vogels dan pluimvee, waaronder vogels die hun eigenaar vergezellen (gezelschapsvogels), wordt binnengebracht. |
(2) |
Naar aanleiding van de uitbraak van aviaire influenza, veroorzaakt door een hoogpathogene H5N1-virusstam, in Zuidoost-Azië in december 2003 heeft de Commissie een aantal maatregelen met betrekking tot aviaire influenza vastgesteld. Deze maatregelen omvatten met name Beschikking 2005/759/EG van de Commissie van 27 oktober 2005 tot vaststelling van bepaalde beschermende maatregelen in verband met hoogpathogene aviaire influenza in bepaalde derde landen en het verkeer uit derde landen van vogels die hun eigenaar vergezellen (5) en Beschikking 2005/760/EG van de Commissie van 27 oktober 2005 tot vaststelling van bepaalde beschermende maatregelen voor de invoer van in gevangenschap gehouden vogels in verband met hoogpathogene aviaire influenza in bepaalde derde landen (6). |
(3) |
Aangezien nieuwe gevallen van aviaire influenza in bepaalde lidstaten van de Werelddiergezondheidsorganisatie (OIE) zijn gemeld, moeten de beperkingen in verband met het verkeer van gezelschapsvogels en de invoer van andere vogels uit bepaalde risicogebieden worden gehandhaafd. Daarom moet de toepassing van de Beschikkingen 2005/759/EG en 2005/760/EG worden verlengd. |
(4) |
De Beschikkingen 2005/759/EG en 2005/760/EG moeten daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(5) |
De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid, |
HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:
Artikel 1
In artikel 5 van Beschikking 2005/759/EG wordt „31 januari 2006” vervangen door „31 mei 2006”.
Artikel 2
In artikel 6 van Beschikking 2005/760/EG wordt „31 januari 2006” vervangen door „31 mei 2006”.
Artikel 3
De lidstaten nemen onmiddellijk de nodige maatregelen om aan deze beschikking te voldoen en zij maken die maatregelen bekend. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.
Artikel 4
Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.
Gedaan te Brussel, 31 januari 2006.
Voor de Commissie
Markos KYPRIANOU
Lid van de Commissie
(1) PB L 224 van 18.8.1990, blz. 29. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2002/33/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 315 van 19.11.2002, blz. 14).
(2) PB L 268 van 24.9.1991, blz. 56. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij de Toetredingsakte van 2003.
(3) PB L 24 van 30.1.1998, blz. 9. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 165 van 30.4.2004, blz. 1; gerectificeerd in PB L 191 van 28.5.2004, blz. 1).
(4) PB L 146 van 13.6.2003, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 18/2006 van de Commissie (PB L 4 van 7.1.2006, blz. 3).
(5) PB L 285 van 28.10.2005, blz. 52. Beschikking gewijzigd bij Beschikking 2005/862/EG (PB L 317 van 3.12.2005, blz. 19).
(6) PB L 285 van 28.10.2005, blz. 60. Beschikking gewijzigd bij Beschikking 2005/862/EG.
8.2.2006 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 36/50 |
BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE
van 1 februari 2006
waarbij bepaalde lidstaten de in artikel 3, lid 2, van Richtlijn 92/102/EEG van de Raad met betrekking tot de identificatie en de registratie van dieren bedoelde afwijking wordt toegestaan
(Kennisgeving geschied onder nummer C(2006) 172)
(Slechts de teksten in de Franse, de Italiaanse, de Poolse, de Portugese, de Slowaakse en de Tsjechische taal zijn authentiek)
(2006/80/EG)
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Richtlijn 92/102/EEG van de Raad van 27 november 1992 met betrekking tot de identificatie en de registratie van dieren (1), en met name op artikel 3, lid 2,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Artikel 3, lid 2, van Richtlijn 92/102/EEG voorziet in de mogelijkheid om de lidstaten te machtigen natuurlijke personen die slechts één varken houden, dat voor eigen gebruik of verbruik bestemd is, dan wel in verband met bijzondere omstandigheden, niet op de in artikel 3, lid 1, bedoelde lijst te plaatsen, mits dit dier vóór een eventuele verplaatsing aan de in deze richtlijn voorgeschreven controles wordt onderworpen. |
(2) |
De autoriteiten van Tsjechië, Frankrijk, Polen en Slowakije hebben om deze machtiging voor bedrijven met één varken gevraagd en hebben de nodige garanties voor de veterinaire controles gegeven. |
(3) |
Daarom moeten Tsjechië, Frankrijk, Polen en Slowakije worden gemachtigd om deze afwijking toe te passen. |
(4) |
Bij Beschikking 95/80/EG van de Commissie (2) wordt Portugal de in artikel 3, lid 2, van Richtlijn 92/102/EEG bedoelde afwijking toegestaan. |
(5) |
Bij Beschikking 2005/458/EG van de Commissie (3) wordt Italië de in artikel 3, lid 2, van Richtlijn 92/102/EEG bedoelde afwijking toegestaan. |
(6) |
Het is dienstig om in één beschikking de lidstaten op te nemen waaraan de in artikel 3, lid 2, van Richtlijn 92/102/EEG bedoelde afwijking is toegestaan. |
(7) |
De Beschikkingen 95/80/EG en 2005/458/EG moeten daarom worden ingetrokken en door deze beschikking worden vervangen. |
(8) |
De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid, |
HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:
Artikel 1
De in de bijlage bij deze beschikking opgenomen lidstaten worden gemachtigd om de in artikel 3, lid 2, van Richtlijn 92/102/EEG bedoelde afwijking toe te passen wat bedrijven met één varken betreft.
Artikel 2
De Beschikkingen 95/80/EG en 2005/458/EG van de Commissie worden ingetrokken.
Artikel 3
Deze beschikking is gericht tot de Tsjechische Republiek, de Franse Republiek, de Italiaanse Republiek, de Republiek Polen, de Portugese Republiek en de Slowaakse Republiek.
Gedaan te Brussel, 1 februari 2006.
Voor de Commissie
Markos KYPRIANOU
Lid van de Commissie
(1) PB L 355 van 5.12.1992, blz. 32. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 21/2004 (PB L 5 van 9.1.2004, blz. 8).
(2) PB L 65 van 23.3.1995, blz. 32.
(3) PB L 160 van 23.6.2005, blz. 31.
BIJLAGE
Lidstaten die worden gemachtigd om de in artikel 3, lid 2, van Richtlijn 92/102/EEG bedoelde afwijking toe te passen wat bedrijven met één varken betreft
|
Tsjechië |
|
Frankrijk |
|
Italië |
|
Polen |
|
Portugal |
|
Slowakije |