ISSN 1725-2598 |
||
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 26 |
|
Uitgave in de Nederlandse taal |
Wetgeving |
49e jaargang |
Inhoud |
|
I Besluiten waarvan de publicatie voorwaarde is voor de toepassing |
Bladzijde |
|
* |
||
|
|
||
|
|
||
|
|
||
|
|
|
|
II Besluiten waarvan de publicatie niet voorwaarde is voor de toepassing |
|
|
|
Commissie |
|
|
* |
||
|
* |
||
|
* |
||
|
* |
Beschikking van de Commissie van 27 januari 2006 tot wijziging van Beschikking 2004/233/EG wat betreft de lijst van laboratoria die gemachtigd zijn om de doelmatigheid van antirabiësvaccinatie bij sommige als huisdier gehouden carnivoren te controleren (Kennisgeving geschied onder nummer C(2006) 122) ( 1 ) |
|
|
Besluiten aangenomen krachtens titel V van het Verdrag betreffende de Europese Unie |
|
|
* |
||
|
* |
||
|
* |
|
|
Rectificaties |
|
|
|
|
|
|
(1) Voor de EER relevante tekst |
NL |
Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben. Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten. |
I Besluiten waarvan de publicatie voorwaarde is voor de toepassing
31.1.2006 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 26/1 |
VERORDENING (EG) Nr. 161/2006 VAN DE RAAD
van 23 januari 2006
houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 950/2001 tot instelling van definitieve antidumpingrechten op de invoer van aluminiumfolie uit onder meer Rusland
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad van 22 december 1995 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (1) (hierna „de basisverordening” genoemd), en met name op artikel 11, lid 3,
Gezien het voorstel dat de Commissie na raadpleging van het Raadgevend Comité heeft ingediend,
Overwegende hetgeen volgt:
A. PROCEDURE
1. Thans geldende maatregelen
(1) |
Na een onderzoek (hierna „het oorspronkelijke onderzoek” genoemd) heeft de Raad bij Verordening (EG) nr. 950/2001 (2) een definitief antidumpingrecht van 14,9 % ingesteld op de invoer van aluminiumfolie uit Rusland. Na de aanvaarding van een verbintenis van de Russische producent/exporteur „United Company Siberian Aluminium”, Joint Stock Company, die zijn naam (3) ondertussen heeft gewijzigd in Open Joint Stock Company Rusal Sayanal (hierna „Sayanal” genoemd), werd de invoer van dit bedrijf bij Besluit 2001/381/EG (4) van de Commissie van het antidumpingrecht vrijgesteld. |
2. Verzoek om een tussentijdse herziening
(2) |
Er werd een verzoek om een gedeeltelijke tussentijdse herziening van Verordening (EG) nr. 950/2001 ontvangen van Sayanal, een producent/exporteur van aluminiumfolie die is onderworpen aan een prijsverbintenis en deel uitmaakt van de Russische aluminiumbedrijvengroep Rusal. |
(3) |
In dit verzoek krachtens artikel 11, lid 3, van de basisverordening werd door Sayanal aangevoerd dat de omstandigheden wat dumping betreft, op grond waarvan de geldende antidumpingmaatregelen zijn vastgesteld, zijn gewijzigd en dat deze wijzigingen van blijvende aard zijn. Voorts heeft Sayanal bewijsmateriaal verstrekt om zijn stelling te onderbouwen dat een vergelijking van de normale waarde, gebaseerd op zijn eigen kosten of binnenlandse prijzen, met zijn prijzen bij uitvoer naar de Gemeenschap, tot een dumpingmarge zou leiden die aanmerkelijk lager is dan het niveau van de huidige maatregelen (14,9 %). Het is daarom volgens Sayanal niet langer noodzakelijk de antidumpingmaatregelen op hun huidige niveau, dat gebaseerd is op het vastgestelde niveau van dumping in het verleden, te handhaven om de gevolgen van dumping teniet te doen. |
3. Inleiding van het onderzoek
(4) |
Na raadpleging van het Raadgevend Comité is de Commissie tot de conclusie gekomen dat er voldoende bewijsmateriaal was om een gedeeltelijke tussentijdse herziening in te leiden, waarna zij met een bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie (5) overeenkomstig artikel 11, lid 3, van de basisverordening een dergelijke procedure, beperkt tot het aspect dumping, heeft ingeleid en een onderzoek heeft geopend. |
(5) |
De Commissie heeft de indiener van het verzoek en de vertegenwoordigers van het land van uitvoer officieel van de opening van het tussentijdse herzieningsonderzoek in kennis gesteld. Belanghebbenden kregen de kans hun standpunt schriftelijk kenbaar te maken en te verzoeken om te worden gehoord. |
(6) |
De Commissie heeft de indiener van het verzoek ook een vragenlijst toegezonden en ontving antwoord daarop binnen de gestelde termijn. De Commissie heeft alle gegevens die zij voor de vaststelling van dumping nodig achtte, verzameld en geverifieerd en heeft controlebezoeken gebracht aan de volgende bedrijven:
|
4. Onderzoektijdvak van de herzieningsprocedure
(7) |
Het onderzoek naar dumping had betrekking op de periode van 1 oktober 2003 tot en met 30 september 2004 (hierna „het onderzoektijdvak” genoemd). |
B. BETROKKEN PRODUCT EN SOORTGELIJK PRODUCT
1. Betrokken product
(8) |
Deze herziening heeft betrekking op hetzelfde product als het product dat is omschreven in het oorspronkelijke onderzoek, namelijk bladaluminium met een dikte van 0,009 mm of meer, maar niet meer dan 0,018 mm, niet op een drager, enkel gewalst, op rollen met een breedte van niet meer dan 650 mm, ingedeeld onder GN-code 7607 11 10, van oorsprong uit Rusland. |
2. Soortgelijk product
(9) |
In tegenstelling tot bij het vorige onderzoek hebben Sayanal en zijn gelieerde ondernemingen ook aluminiumfolie op de binnenlandse markt in Rusland verkocht. Terwijl het betrokken product in de Gemeenschap op zogenaamde „jumborollen” werd verkocht, gebeurde de verkoop op de binnenlandse markt in Rusland op kleine rollen. Kleine rollen worden vervaardigd uit jumborollen door deze tot kleinere afmetingen te versnijden en te verpakken voor de verkoop aan eindgebruikers. Er werd evenwel vastgesteld dat de aluminiumfolie op jumborollen en op kleine rollen dezelfde fysische en chemische kenmerken en dezelfde gebruiksdoeleinden hebben. |
(10) |
De aluminiumfolie die wordt vervaardigd en op de binnenlandse markt in Rusland wordt verkocht en de aluminiumfolie die naar de Gemeenschap wordt uitgevoerd, hebben derhalve dezelfde fysische en chemische basiskenmerken en gebruiksdoeleinden en worden daarom beschouwd als soortgelijke producten in de zin van artikel 1, lid 4, van de basisverordening. |
C. RESULTATEN VAN HET ONDERZOEK
1. Normale waarde
(11) |
Op de binnenlandse markt verkoopt Sayanal het product via Trading House Russian Foil aan Rusal Sayanskaya Folga, dat de jumborollen verwerkt tot kleine rollen en deze vervolgens aan onafhankelijke afnemers in Rusland verkoopt. |
(12) |
Er worden geen jumborollen aan onafhankelijke afnemers in Rusland verkocht en er is ook geen representatieve verkoop van kleine rollen aan onafhankelijke afnemers in de Gemeenschap. Er kon dus geen deugdelijke vergelijking per soort worden gemaakt. Overeenkomstig artikel 2, lid 3, van de basisverordening werd daarom de normale waarde geconstrueerd op basis van de productiekosten van het bedrijf vermeerderd met een redelijk bedrag voor verkoopkosten en algemene en administratieve kosten (hierna „VAA-kosten” genoemd) en voor winst. |
(13) |
Volgens artikel 2, lid 5, van de basisverordening worden de productiekosten gecorrigeerd indien „de administratie van de betrokkene geen redelijk beeld geeft van de kosten in verband met de productie en de verkoop van het onderzochte product”. |
(14) |
Bij het onderzoek werd vastgesteld dat de gelieerde smelterij een zeer lage prijs moest betalen voor de elektriciteit die haar werd geleverd door de waterkrachtcentrale Sayano-Shushenskoe, vergeleken met de prijzen in derde landen met vergelijkbare waterkrachtcentrales. De prijzen worden vastgesteld door de regionale energiecommissie. Deze prijzen werden als abnormaal laag beschouwd en niet in overeenstemming met de normale kosten. Daarom werden zij gecorrigeerd aan de hand van de elektriciteitsprijzen van 2004 voor energie-intensieve productie op een andere representatieve markt, namelijk Noorwegen, en deze bedroegen 14 EUR/MWh. |
(15) |
De VAA-kosten werden gebaseerd op de eigen gegevens van het bedrijf overeenkomstig de aanhef van artikel 2, lid 6, van de basisverordening. Er moest evenwel een correctie worden toegepast om rekening te houden met het feit dat, zoals vermeld in overweging 12, het bedrijf niet hetzelfde soort aluminiumfolierollen verkoopt op de communautaire en de Russische markt en ook dat deze soorten in een ander handelsstadium worden verkocht. |
(16) |
Om dezelfde reden moest ook de winst op de binnenlandse verkoop worden gecorrigeerd. Met het oog op die correctie werd het, omdat er binnen de groep interne verrekenprijzen werden gehanteerd, dienstig geacht de winst te bepalen op basis van de winstmarge (32,1 %) die werd vastgesteld in de gecontroleerde geconsolideerde rekeningen van de Rusalgroep, uitgedrukt als een percentage van de totale kosten. |
2. Exportprijs
(17) |
De verkoop aan de Europese Unie geschiedt via een reeks verkoopmaatschappijen binnen de Rusalgroep: Trading House Russian Foil, Trading House Safoil („Safoil”), Rual Trade (BVI) Limited („Rual”) en Sibirsky Aluminium GmbH („SAG”). |
(18) |
Wanneer het betrokken product via een gelieerde importeur in de Gemeenschap werd verkocht, werd de exportprijs geconstrueerd aan de hand van de prijs waartegen het product aan onafhankelijke afnemers werd doorverkocht. Er werden correcties toegepast voor alle kosten van de importeur tussen invoer en wederverkoop, inclusief de VAA-kosten en een redelijke winstmarge, overeenkomstig artikel 2, lid 9, van de basisverordening. Deze marge werd gebaseerd op de winstmarge die werd vastgesteld voor een onafhankelijke importeur in het vorige onderzoek. |
(19) |
Bij verkoop via een gelieerde onderneming buiten de Gemeenschap werd de exportprijs vastgesteld aan de hand van de prijs waartegen het betrokken product aan de eerste onafhankelijke afnemer in de Gemeenschap werd doorverkocht. |
3. Vergelijking
(20) |
De exportprijs werd met de geconstrueerde normale waarde vergeleken in het stadium af fabriek en in hetzelfde handelsstadium. Om een billijke vergelijking mogelijk te maken, werd overeenkomstig artikel 2, lid 10, van de basisverordening rekening gehouden met verschillen ten aanzien van factoren die de prijzen en de vergelijkbaarheid van de prijzen aantoonbaar beïnvloedden. In dit verband werden waar nodig correcties voor vervoerkosten, handlingkosten, verzekering en rechten toegepast en verantwoord. Tevens werden correcties toegepast wanneer de export plaatsvond via een gelieerde onderneming die in een ander land dan Rusland of de Gemeenschap was gevestigd, overeenkomstig artikel 2, lid 10, onder i), van de basisverordening. |
4. Dumpingmarge
(21) |
Overeenkomstig artikel 2, lid 11, van de basisverordening werd de gewogen gemiddelde geconstrueerde normale waarde per productsoort vergeleken met de gewogen gemiddelde netto-exportprijs af fabriek van de overeenkomstige soort van het betrokken product. |
(22) |
Op basis van deze vergelijking bleek er geen sprake van dumping te zijn. |
D. BLIJVENDE AARD VAN DE GEWIJZIGDE OMSTANDIGHEDEN
(23) |
Overeenkomstig artikel 11, lid 3, van de basisverordening werd tevens onderzocht of de gewijzigde omstandigheden redelijkerwijs konden worden geacht van blijvende aard te zijn. |
(24) |
In dit verband werd in de eerste plaats geconstateerd dat Sayanal sinds de instelling van de maatregelen zijn prijsverbintenis via zijn dochteronderneming in de Gemeenschap, Sibirsky Aluminium GmbH („SAG”), was nagekomen. Tegelijkertijd heeft Sayanal een aanzienlijk marktaandeel in de Gemeenschap weten te behouden, wat erop wijst dat hij in staat is tegen prijzen zonder dumping te concurreren. |
(25) |
Ook de verkoopprijzen voor het betrokken product op derde markten werden onderzocht om na te gaan hoe de onderneming optreedt op markten waar geen handelsbeschermende maatregelen gelden. Daaruit bleek dat deze prijzen slechts in geringe mate onder de huidige prijzen bij uitvoer naar de Gemeenschap liggen; er waren ook geen aanwijzingen van dumping op deze markten. Daarom wordt geconcludeerd dat er geen reden is om aan te nemen dat de gewijzigde omstandigheden en de bevinding dat er geen sprake van dumping is, niet van blijvende aard zijn. |
E. ANTIDUMPINGMAATREGELEN
(26) |
Op basis van het onderzoek wordt het dienstig geacht de antidumpingmaatregelen van toepassing op de invoer van aluminiumfolie door Sayanal te wijzigen. |
(27) |
Belanghebbenden zijn in kennis gesteld van de voornaamste feiten en overwegingen op grond waarvan de Commissie voornemens was een wijziging van Verordening (EG) nr. 950/2001 van de Raad aan te bevelen en konden hierover opmerkingen maken. De ontvangen opmerkingen werden overwogen en waar van toepassing in aanmerking genomen, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
In artikel 1, lid 2, van Verordening (EG) nr. 950/2001 wordt de tabel vervangen door:
„Land |
Onderneming |
Recht (%) |
Aanvullende Taric-code |
Volksrepubliek China |
Alle ondernemingen |
15,0 |
— |
Rusland |
Open Joint Stock Company Rusal Sayanal, Promploshadka, Sayanogorsk, Chakassië 655600, Rusland |
0 |
A255 |
Alle overige ondernemingen |
14,9 |
A999”. |
Artikel 2
Artikel 1, lid 3, en artikel 2 van Verordening (EG) nr. 950/2001 worden ingetrokken.
Artikel 3
Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 23 januari 2006.
Voor de Raad
De voorzitter
J. PRÖLL
(1) PB L 56 van 6.3.1996, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2117/2005 (PB L 340 van 23.12.2005, blz. 17).
(2) PB L 134 van 17.5.2001, blz. 1. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 998/2004 (PB L 183 van 20.5.2004, blz. 4).
(3) Zie bericht 2004/C 193/03 (PB C 193 van 29.7.2004, blz. 3).
(4) PB L 134 van 17.5.2001, blz. 67.
(5) PB C 285 van 23.11.2004, blz. 3.
31.1.2006 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 26/5 |
VERORDENING (EG) Nr. 162/2006 VAN DE COMMISSIE
van 30 januari 2006
tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 3223/94 van de Commissie van 21 december 1994 houdende uitvoeringsbepalingen van de invoerregeling voor groenten en fruit (1), en met name op artikel 4, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
In Verordening (EG) nr. 3223/94 zijn op grond van de multilaterale handelsbesprekingen in het kader van de Uruguayronde de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de periodes die in de bijlage bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt. |
(2) |
Op grond van de bovenvermelde criteria moeten de forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld op de in de bijlage bij deze verordening vermelde niveaus, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De in artikel 4 van Verordening (EG) nr. 3223/94 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld zoals aangegeven in de tabel in de bijlage bij deze verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 31 januari 2006.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 30 januari 2006.
Voor de Commissie
J. L. DEMARTY
Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling
(1) PB L 337 van 24.12.1994, blz. 66. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 386/2005 (PB L 62 van 9.3.2005, blz. 3).
BIJLAGE
bij de verordening van de Commissie van 30 januari 2006 tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit
(EUR/100 kg) |
||
GN-code |
Code derde landen (1) |
Forfaitaire invoerwaarde |
0702 00 00 |
052 |
76,8 |
204 |
43,2 |
|
212 |
102,0 |
|
624 |
120,2 |
|
999 |
85,6 |
|
0707 00 05 |
052 |
93,4 |
204 |
102,3 |
|
628 |
155,5 |
|
999 |
117,1 |
|
0709 10 00 |
220 |
80,1 |
624 |
91,7 |
|
999 |
85,9 |
|
0709 90 70 |
052 |
122,9 |
204 |
147,5 |
|
999 |
135,2 |
|
0805 10 20 |
052 |
43,5 |
204 |
56,8 |
|
212 |
48,0 |
|
220 |
50,6 |
|
624 |
58,4 |
|
999 |
51,5 |
|
0805 20 10 |
204 |
82,4 |
999 |
82,4 |
|
0805 20 30, 0805 20 50, 0805 20 70, 0805 20 90 |
052 |
61,6 |
204 |
101,1 |
|
400 |
85,6 |
|
464 |
144,8 |
|
624 |
79,0 |
|
662 |
36,9 |
|
999 |
84,8 |
|
0805 50 10 |
052 |
40,2 |
220 |
61,7 |
|
999 |
51,0 |
|
0808 10 80 |
400 |
130,0 |
404 |
99,2 |
|
720 |
73,8 |
|
999 |
101,0 |
|
0808 20 50 |
388 |
83,3 |
400 |
83,9 |
|
720 |
45,8 |
|
999 |
71,0 |
(1) Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 750/2005 van de Commissie (PB L 126 van 19.5.2005, blz. 12). De code „999” staat voor „andere oorsprong”.
31.1.2006 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 26/7 |
VERORDENING (EG) Nr. 163/2006 VAN DE COMMISSIE
van 30 januari 2006
houdende wijziging van de restituties die worden toegepast voor bepaalde producten van de sector suiker die worden uitgevoerd in de vorm van niet in bijlage I van het Verdrag vermelde goederen
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1260/2001 van de Raad van 19 juni 2001 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de suikersector (1), inzonderheid op artikel 27, lid 5, onder a), en artikel 27, lid 15,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De restitutiebedragen welke met ingang van 20 januari 2006 worden toegepast op de in de bijlage bedoelde producten, uitgevoerd in de vorm van niet in bijlage I van het Verdrag vermelde goederen, zijn vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 90/2006 van de Commissie (2). |
(2) |
Toepassing van de regels en criteria welke zijn aangehaald in Verordening (EG) nr. 90/2006 op de gegevens waarover de Commissie op het huidige tijdstip beschikt, geeft aanleiding tot wijziging van de op dit tijdstip geldende restituties in de zin als vermeld in de bijlage bij deze verordening, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De restitutiebedragen die zijn vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 90/2006 worden gewijzigd zoals in de bijlage van deze verordening aangegeven.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 31 januari 2006.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 30 januari 2006.
Voor de Commissie
Günter VERHEUGEN
Vicevoorzitter
(1) PB L 178 van 30.6.2001, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 39/2004 van de Commissie (PB L 6 van 10.1.2004, blz. 16).
(2) PB L 15 van 20.1.2006, blz. 32.
BIJLAGE
Restituties die worden toegepast vanaf 31 januari 2006 voor bepaalde producten van de sector suiker die worden uitgevoerd in de vorm van niet in bijlage I bij het Verdrag vermelde goederen (1)
GN-code |
Omschrijving |
Restituties in EUR/100 kg |
|
Bij vaststelling vooraf van de restituties |
Overige gevallen |
||
1701 99 10 |
Witte suiker |
26,02 |
26,02 |
(1) De in deze bijlage vastgestelde restituties zijn niet van toepassing op de uitvoer naar Bulgarije met ingang van 1 oktober 2004 en naar Roemenië met ingang van 1 december 2005, noch op de goederen die zijn opgenomen in de tabellen I en II bij Protocol nr. 2 bij de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat van 22 juli 1972 en die met ingang van 1 februari 2005 naar de Zwitserse Bondsstaat of naar het Vorstendom Liechtenstein worden uitgevoerd.
31.1.2006 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 26/9 |
VERORDENING (EG) Nr. 164/2006 VAN DE COMMISSIE
van 30 januari 2006
tot wijziging van de bij Verordening (EG) nr. 93/2006 vastgestelde restituties bij uitvoer van witte en ruwe suiker in onveranderde vorm
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1260/2001 van de Raad van 19 juni 2001 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector suiker (1), en met name op artikel 27, lid 5, derde alinea,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De bij uitvoer van witte en ruwe suiker in onveranderde vorm toe te passen restituties zijn vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 93/2006 van de Commissie (2). Deze restituties zij gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 112/2006 (3). |
(2) |
De gegevens waarover de Commissie nu beschikt, verschillen van die bij de goedkeuring van Verordening (EG) nr. 93/2006, zodat de restitutiebedragen moeten worden gewijzigd, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De bij Verordening (EG) nr. 1260/2001 vastgestelde restituties bij uitvoer, in onveranderde vorm, van de in artikel 1, lid 1, onder a), van Verordening (EG) nr. 93/2006 bedoelde, niet-gedenatureerde producten worden overeenkomstig de bijlage gewijzigd.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 31 januari 2006.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 30 januari 2006.
Voor de Commissie
Mariann FISCHER BOEL
Lid van de Commissie
(1) PB L 178 van 30.6.2001, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 39/2004 van de Commissie (PB L 6 van 10.1.2004, blz. 16).
(2) PB L 15 van 20.1.2006, blz. 37.
(3) PB L 19 van 24.1.2006, blz. 6.
BIJLAGE
GEWIJZIGDE BEDRAGEN VAN DE RESTITUTIES BIJ UITVOER VAN WITTE SUIKER EN RUWE SUIKER IN ONVERANDERDE VORM VAN TOEPASSING VANAF 31 JANUARI 2006 (1)
Productcode |
Bestemming |
Meeteenheid |
Restitutiebedrag |
|||
1701 11 90 9100 |
S00 |
EUR/100 kg |
23,93 (2) |
|||
1701 11 90 9910 |
S00 |
EUR/100 kg |
23,93 (2) |
|||
1701 12 90 9100 |
S00 |
EUR/100 kg |
23,93 (2) |
|||
1701 12 90 9910 |
S00 |
EUR/100 kg |
23,93 (2) |
|||
1701 91 00 9000 |
S00 |
EUR/1 % saccharose × 100 kg nettogewicht product |
0,2602 |
|||
1701 99 10 9100 |
S00 |
EUR/100 kg |
26,02 |
|||
1701 99 10 9910 |
S00 |
EUR/100 kg |
26,02 |
|||
1701 99 10 9950 |
S00 |
EUR/100 kg |
26,02 |
|||
1701 99 90 9100 |
S00 |
EUR/1 % saccharose × 100 kg nettogewicht product |
0,2602 |
|||
NB: De codes van de producten en de codes van de bestemmingen serie „A” zijn vastgesteld in Verordening (EEG) nr. 3846/87 van de Commissie (PB L 366 van 24.12.1987, blz. 1), zoals gewijzigd. De numerieke codes voor de bestemmingen zijn vastgesteld in Verordening (EG) nr. 2081/2003 van de Commissie (PB L 313 van 28.11.2003, blz. 11). De andere bestemmingen worden als volgt vastgesteld:
|
(1) De in deze bijlage vastgestelde restituties zijn niet van toepassing met ingang van 1 februari 2005 overeenkomstig Besluit 2005/45/EG van de Raad van 22 december 2004 betreffende het sluiten en de voorlopige toepassing van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat tot wijziging van de Overeenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat van 22 juli 1972, wat de bepalingen betreffende verwerkte landbouwproducten betreft (PB L 23 van 26.1.2005, blz. 17).
(2) Dit bedrag geldt voor ruwe suiker met een rendement van 92 %. Indien het rendement van de geëxporteerde ruwe suiker afwijkt van 92 %, wordt het bedrag van de toe te passen restitutie berekend overeenkomstig het bepaalde in artikel 28, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1260/2001.
31.1.2006 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 26/11 |
VERORDENING (EG) Nr. 165/2006 VAN DE COMMISSIE
van 30 januari 2006
tot wijziging van de bij Verordening (EG) nr. 94/2006 vastgestelde restituties bij uitvoer in ongewijzigde staat voor stropen en bepaalde andere producten van de sector suiker
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1260/2001 van de Raad van 19 juni 2001 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector suiker (1), en met name op artikel 27, lid 5, derde alinea,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De restituties bij uitvoer in ongewijzigde staat voor stropen en bepaalde andere producten van de sector suiker zijn vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 94/2006 van de Commissie (2). Deze restituties zijn gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 113/2006 (3). |
(2) |
Omdat de gegevens waarover de Commissie nu beschikt, verschillen van die welke bij de vaststelling van Verordening (EG) nr. 94/2006 voorhanden waren, moeten deze restituties worden gewijzigd, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De bij Verordening (EG) nr. 94/2006 voor het verkoopseizoen 2005/2006 vastgestelde restituties die moeten worden toegekend bij uitvoer in ongewijzigde staat van de in artikel 1, lid 1, onder d), f) en g), van Verordening (EG) nr. 1260/2001 bedoelde producten, worden gewijzigd zoals aangegeven in de bijlage bij de onderhavige verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 31 januari 2006.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 30 januari 2006.
Voor de Commissie
Mariann FISCHER BOEL
Lid van de Commissie
(1) PB L 178 van 30.6.2001, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 39/2004 van de Commissie (PB L 6 van 10.1.2004, blz. 16).
(2) PB L 15 van 20.1.2006, blz. 39.
(3) PB L 19 van 24.1.2006, blz. 8.
BIJLAGE
GEWIJZIGDE RESTITUTIES BIJ UITVOER IN ONGEWIJZIGDE STAAT VOOR STROPEN EN BEPAALDE ANDERE PRODUCTEN VAN DE SECTOR SUIKER (1)
Productcode |
Bestemming |
Meeteenheid |
Restitutiebedrag |
|||
1702 40 10 9100 |
S00 |
EUR/100 kg droge stof |
26,02 (2) |
|||
1702 60 10 9000 |
S00 |
EUR/100 kg droge stof |
26,02 (2) |
|||
1702 60 80 9100 |
S00 |
EUR/100 kg droge stof |
49,44 (3) |
|||
1702 60 95 9000 |
S00 |
EUR/1 % sacharose × 100 kg nettoproduct |
0,2602 (4) |
|||
1702 90 30 9000 |
S00 |
EUR/100 kg droge stof |
26,02 (2) |
|||
1702 90 60 9000 |
S00 |
EUR/1 % sacharose × 100 kg nettoproduct |
0,2602 (4) |
|||
1702 90 71 9000 |
S00 |
EUR/1 % sacharose × 100 kg nettoproduct |
0,2602 (4) |
|||
1702 90 99 9900 |
S00 |
EUR/1 % sacharose × 100 kg nettoproduct |
||||
2106 90 30 9000 |
S00 |
EUR/100 kg droge stof |
26,02 (2) |
|||
2106 90 59 9000 |
S00 |
EUR/1 % sacharose × 100 kg nettoproduct |
0,2602 (4) |
|||
NB: De codes van de producten en de codes van de bestemmingen serie „A” zijn vastgesteld in Verordening (EEG) nr. 3846/87 van de Commissie (PB L 366 van 24.12.1987, blz. 1), zoals gewijzigd. De numerieke codes voor de bestemmingen zijn vastgesteld in Verordening (EG) nr. 2081/2003 (PB L 313 van 28.11.2003, blz. 11). De andere bestemmingen worden als volgt vastgesteld:
|
(1) De in deze bijlage vastgestelde restituties zijn niet van toepassing met ingang van 1 februari 2005 overeenkomstig Besluit 2005/45/EG van de Raad van 22 december 2004 betreffende het sluiten en de voorlopige toepassing van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat tot wijziging van de Overeenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat van 22 juli 1972, wat de bepalingen betreffende verwerkte landbouwproducten betreft (PB L 23 van 26.1.2005, blz. 17).
(2) Alleen geldig voor de in artikel 5 van Verordening (EG) nr. 2135/95 bedoelde producten.
(3) Alleen geldig voor de in artikel 6 van Verordening (EG) nr. 2135/95 bedoelde producten.
(4) Het basisbedrag is niet van toepassing op stropen met een zuiverheid van minder dan 85 % (Verordening (EG) nr. 2135/95). Het sacharosegehalte wordt overeenkomstig artikel 3 van Verordening (EG) nr. 2135/95 vastgesteld.
(5) Het basisbedrag is niet van toepassing op het in de bijlage, punt 2, van Verordening (EEG) nr. 3513/92 van de Commissie (PB L 355 van 5.12.1992, blz. 12) bedoelde product.
II Besluiten waarvan de publicatie niet voorwaarde is voor de toepassing
Commissie
31.1.2006 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 26/13 |
BESLUIT VAN DE COMMISSIE
van 20 december 2005
tot intrekking van Besluit 2001/381/EG houdende aanvaarding van een verbintenis in verband met de invoer in de Gemeenschap van aluminiumfolie uit Rusland
(2006/45/EG)
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad van 22 december 1995 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (1) (hierna „de basisverordening” genoemd), en met name op artikel 8,
Na raadpleging van het Raadgevend Comité,
Overwegende hetgeen volgt:
A. VOORAFGAANDE PROCEDURE
(1) |
Bij Verordening (EG) nr. 950/2001 (2) heeft de Raad een definitief antidumpingrecht ingesteld op de invoer van aluminiumfolie uit onder meer Rusland. Bij Besluit 2001/381/EG (3) heeft de Commissie een verbintenis aanvaard van de Russische producent/exporteur Joint Stock „United Company Siberian Aluminium”, die zijn naam (4) ondertussen heeft gewijzigd in Open Joint Stock Company Rusal Sayanal (hierna „Sayanal” genoemd). |
B. INTREKKING VAN BESLUIT 2001/381/EG
(2) |
Naar aanleiding van een verzoek van Sayanal heeft de Commissie overeenkomstig artikel 11, lid 3, van de basisverordening een gedeeltelijke tussentijdse herziening ingeleid (5) die beperkt was tot het aspect dumping. |
(3) |
Uit de bevindingen van deze herziening, die zijn uiteengezet in Verordening (EG) nr. 161/2006 (6), is gebleken dat er geen sprake meer is van dumping door Sayanal. Bij vorengenoemde verordening is het antidumpingrecht dat van toepassing is op de door Sayanal ingevoerde aluminiumfolie, derhalve op 0 % vastgesteld. |
(4) |
Gelet op het bovenstaande dient Besluit 2001/381/EG, waarbij de Commissie een verbintenis van Sayanal heeft aanvaard, te worden ingetrokken, |
BESLUIT:
Artikel 1
Besluit 2001/381/EG wordt ingetrokken.
Artikel 2
Dit besluit treedt in werking op de dag volgende op die van zijn bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Gedaan te Brussel, 20 december 2005.
Voor de Commissie
Peter MANDELSON
Lid van de Commissie
(1) PB L 56 van 6.3.1996, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 461/2004 (PB L 77 van 13.3.2004, blz. 12).
(2) PB L 134 van 17.5.2001, blz. 1. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 998/2004 (PB L 183 van 20.5.2004, blz. 4).
(3) PB L 134 van 17.5.2001, blz. 67.
(4) Zie bericht 2004/C 193/03 (PB C 193 van 29.7.2004, blz. 3).
(5) PB C 285 van 23.11.2004, blz. 3.
(6) Zie bladzijde 1 van dit Publicatieblad.
31.1.2006 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 26/14 |
BESLUIT Nr. 3/2005 VAN HET ACS-EG-COMITÉ DOUANESAMENWERKING
van 13 januari 2006
tot afwijking van de definitie van „producten van oorsprong” vanwege de bijzondere situatie van Swaziland wat de productie van kerngaren betreft
(2006/46/EG)
HET ACS-EG-COMITÉ DOUANESAMENWERKING,
Gelet op de ACS-EG-Partnerschapsovereenkomst, ondertekend te Cotonou op 23 juni 2000, en met name op artikel 38 van protocol nr. 1 bij bijlage V,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Overeenkomstig artikel 38, lid 1, van genoemd protocol kunnen afwijkingen van de oorsprongsregels worden toegestaan wanneer zulks op grond van de ontwikkeling van een bestaande industrie of de vestiging van een nieuwe industrie gerechtvaardigd is. |
(2) |
Op 10 mei 2001 werd Besluit nr. 3/2001 van het ACS-EG-Comité douanesamenwerking (1) vastgesteld, waarbij een afwijking werd toegestaan van de definitie van „producten van oorsprong” vanwege de bijzondere situatie van Swaziland wat de productie van kerngaren betrof (GS-posten 5206.22, 5206.42, 5402.52 en 5402.62). De bij artikel 1 van dit besluit vastgestelde afwijking is van toepassing van 1 april 2001 tot en met 31 maart 2006. |
(3) |
Gezien de vervaldatum van deze afwijking hebben de ACS-staten op 8 juli 2005 namens Swaziland opnieuw verzocht te mogen afwijken van de oorsprongsregels voor kerngaren die in de ACS-EG-Partnerschapsovereenkomst zijn opgenomen, en wel voor een jaarlijkse hoeveelheid van 1 300 ton die genoemd land gedurende een periode van vijf jaar zal produceren en die vanaf 1 april 2006 in de EU zal worden ingevoerd. |
(4) |
De gevraagde afwijking is op grond van artikel 38, leden 5 en 6, gerechtvaardigd, met name wat de ontwikkeling van bestaande industrieën in Swaziland betreft, daar het verzoek een ingesloten land betreft en de regels betreffende oorsprongscumulatie niet van toepassing zijn. |
(5) |
Gevestigde industrieën in de EU zullen, gelet op de in te voeren hoeveelheden, door het toestaan van de afwijking geen ernstige schade lijden, mits aan bepaalde voorwaarden inzake hoeveelheden, toezicht en tijdsduur wordt voldaan. |
(6) |
De afwijking kan niet voor een periode van vijf jaar worden toegestaan, overeenkomstig artikel 37 van de ACS-Partnerschapsovereenkomst, daar op 1 januari 2008 nieuwe handelsregelingen in werking zullen treden. Dit besluit is daarom van toepassing vanaf 1 april 2006 tot het einde van 2007, in afwachting van de vaststelling van deze nieuwe handelsregelingen. |
(7) |
Daarom kan, overeenkomstig artikel 38, voor Swaziland een afwijking worden toegestaan voor 1 300 ton kerngaren per jaar vanaf 1 april 2006 tot en met 31 december 2007, |
BESLUIT:
Artikel 1
In afwijking van de bijzondere bepalingen in de lijst in bijlage II bij protocol nr. 1 bij bijlage V van de ACS-EG-Partnerschapsovereenkomst, wordt kerngaren, ingedeeld onder de GS-posten 5206.22, 5206.42, 5402.52 en 5402.62, dat in Swaziland uit materialen wordt verkregen die niet van oorsprong zijn, als van oorsprong uit Swaziland beschouwd overeenkomstig de voorwaarden van dit besluit.
Artikel 2
De in artikel 1 bedoelde afwijking geldt voor de in de bijlage vermelde producten en hoeveelheden die in de periode van 1 april 2006 tot en met 31 december 2007 uit Swaziland in de EU worden ingevoerd.
Artikel 3
De in de bijlage vermelde hoeveelheden worden beheerd door de Commissie, die alle administratieve maatregelen neemt die zij voor een doeltreffend beheer noodzakelijk acht. De artikelen 308 bis, 308 ter en 308 quater van Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie (2) met betrekking tot het beheer van tariefcontingenten zijn van overeenkomstige toepassing op het beheer van de in de bijlage vermelde hoeveelheden.
Artikel 4
1. De douaneautoriteiten van Swaziland nemen de noodzakelijke maatregelen voor het verrichten van kwantitatieve controles op de uitvoer van de in artikel 1 bedoelde producten. Te dien einde moet in alle certificaten die zij op grond van dit besluit afgeven naar dit besluit worden verwezen.
2. De bevoegde autoriteiten van Swaziland doen de Commissie ieder kwartaal een overzicht toekomen van de hoeveelheden waarvoor op grond van dit besluit EUR.1-certificaten zijn afgegeven, onder opgave van de volgnummers van die certificaten.
Artikel 5
Vak 7 van de EUR.1-certificaten die ingevolge dit besluit worden afgegeven, is van de volgende aantekening voorzien:
„Derogation — Decision No 3/2005”.
Artikel 6
De staten in Afrika, het Caribische gebied en de Stille Oceaan (de ACS-staten), de lidstaten en de Europese Gemeenschap nemen ieder voor zich de maatregelen die nodig zijn voor de uitvoering van dit besluit.
Artikel 7
Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.
Dit besluit is van toepassing met ingang van 1 april 2006.
Gedaan te Brussel, 13 januari 2006.
Voor het ACS-EG-Comité douanesamenwerking
De gezamenlijke voorzitters
Robert VERRUE
Peter H. KATJAVIVI
(1) PB L 144 van 30.5.2001, blz. 35.
(2) PB L 253 van 11.10.1993, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 883/2005 (PB L 148 van 11.6.2005, blz. 5).
BIJLAGE
Swaziland
Volgnummer |
GS-post |
Omschrijving |
Periode |
Hoeveelheid |
09.1698 |
5206.22 5206.42 5402.52 5402.62 |
Kerngaren |
1.4.2006 t/m 31.3.2007 |
1 300 ton |
1.4.2007 t/m 31.12.2007 |
975 ton |
31.1.2006 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 26/17 |
BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE
van 16 januari 2006
betreffende het in de handel brengen, overeenkomstig Richtlijn 2001/18/EG van het Europees Parlement en de Raad, van een maïsproduct (Zea mays L., hybride MON 863 × MON 810) dat genetisch is gemodificeerd met het oog op resistentie tegen de maïswortelboorder en bepaalde voor maïs schadelijke lepidoptera
(Kennisgeving geschied onder nummer C(2005) 5980)
(Slechts de tekst in de Duitse taal is authentiek)
(2006/47/EG)
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Richtlijn 2001/18/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 maart 2001 inzake de doelbewuste introductie van genetisch gemodificeerde organismen in het milieu en tot intrekking van Richtlijn 90/220/EEG van de Raad (1), en met name op artikel 18, lid 1, eerste alinea,
Na raadpleging van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Krachtens Richtlijn 2001/18/EG is het in de handel brengen van een product dat geheel of gedeeltelijk uit een genetisch gemodificeerd organisme of een combinatie van genetisch gemodificeerde organismen bestaat, onderworpen aan de schriftelijke toestemming van de bevoegde instantie van een lidstaat, in overeenstemming met de in die richtlijn neergelegde procedure. |
(2) |
Door Monsanto Europe SA is bij de bevoegde instantie van Duitsland een kennisgeving ingediend (referentie C/DE/02/9) betreffende het in de handel brengen van twee genetisch gemodificeerde maïsproducten (Zea mays L., lijn MON 863 en hybride MON 863 × MON 810). Met het oog op Verordening (EG) nr. 1830/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2003 betreffende de traceerbaarheid en etikettering van genetisch gemodificeerde organismen en de traceerbaarheid van met genetisch gemodificeerde organismen geproduceerde levensmiddelen en diervoeders en tot wijziging van Richtlijn 2001/18/EG (2) en met het oog op Verordening (EG) nr. 65/2004 van de Commissie van 14 januari 2004 tot vaststelling van een systeem voor de ontwikkeling en toekenning van eenduidige identificatienummers voor genetisch gemodificeerde organismen (3) is aan MON 863 × MON 810-maïs een eenduidig identificatienummer (MON-ØØ863-5×MON-ØØ81Ø-6) toegekend. |
(3) |
Oorspronkelijk betrof de kennisgeving de invoer en het gebruik op dezelfde wijze als alle andere maïskorrels, inclusief het gebruik als diervoeder, met uitsluiting van toepassingen in levensmiddelen en de teelt in de Gemeenschap van variëteiten die zijn afgeleid van de MON 863-modificatie alsmede van de MON 863 × MON 810-hybride. |
(4) |
Overeenkomstig de in artikel 14 van Richtlijn 2001/18/EG vastgestelde procedure heeft de bevoegde instantie van Duitsland een beoordelingsrapport opgesteld, dat in april 2003 bij de Commissie is ingediend. De Commissie heeft de volledige kennisgeving en het beoordelingsrapport in mei 2003 doorgezonden naar de andere lidstaten. De conclusie van dat beoordelingsrapport is dat er geen redenen zijn om geen toestemming te geven voor het in de handel brengen van MON 863-maïs en MON 863 × MON 810-maïs, mits bepaalde voorwaarden worden vervuld. |
(5) |
De bevoegde instanties van andere lidstaten hebben bezwaar gemaakt tegen het in de handel brengen van MON 863 en van MON 863 × MON 810. |
(6) |
Het in de handel brengen van MON 810-maïs is toegestaan krachtens Beschikking 98/294/EG van de Commissie van 22 april 1998 betreffende het in de handel brengen van genetisch gemodificeerde maïs (Zea mays L., lijn MON 810) overeenkomstig Richtlijn 90/220/EEG van de Raad (4). Het in de handel brengen van MON 863-maïs is toegestaan krachtens Beschikking 2005/608/EG van de Commissie van 8 augustus 2005 betreffende het in de handel brengen, overeenkomstig Richtlijn 2001/18/EG van het Europees Parlement en de Raad, van een maïsproduct (Zea mays L., lijn MON 863), genetisch gemodificeerd met het oog op resistentie tegen de maïswortelboorder (5). |
(7) |
Op 2 april 2004 heeft de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid te kennen gegeven van oordeel te zijn dat het gebruik van de gegevens van de parentale lijnen MON 863 en MON 810 ter ondersteuning van de veiligheidsbeoordeling van MON 863 × MON 810 wetenschappelijk gegrond is, maar besliste in verband met de noodzaak van confirmatieve gegevens voor de veiligheidsbeoordeling van de hybride zelf een 90-daagse subchronische studie bij ratten met de maïshybride te vragen om de veiligheidsbeoordeling af te ronden. |
(8) |
In het advies dat op 8 juni 2005 door de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid is aangenomen, is op basis van het verstrekte bewijsmateriaal geconcludeerd dat het onwaarschijnlijk is dat MON 863 × MON 810 binnen de context van het voorgestelde gebruik ervan een nadelig effect zal hebben op de gezondheid van mensen of dieren of op het milieu. De Europese Autoriteit voor voedselveiligheid was voorts van mening dat de draagwijdte van het door de aanvrager verstrekte monitoringplan in overeenstemming was met de beoogde toepassingen van MON 863 × MON 810. |
(9) |
Op 8 juli 2005 heeft Monsanto Europe SA ermee ingestemd de draagwijdte van deze beschikking te beperken tot invoer en verwerking. Uit hoofde van Verordening (EG) nr. 1829/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2003 inzake genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders (6) is door Monsanto Europe SA een aanvraag ingediend voor het in de handel brengen van levensmiddelen en diervoeders die geheel of gedeeltelijk uit MON 863 × MON 810 bestaan of daarmee zijn geproduceerd. |
(10) |
Uit een onderzoek van de in het kader van de kennisgeving ingediende informatie, van de in het licht van Richtlijn 2001/18/EG door de lidstaten gehandhaafde bezwaren en van het advies van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid komen geen redenen naar voren om aan te nemen dat het in de handel brengen van de hybride MON 863 × MON 810 van Zea mays L. nadelige effecten op de gezondheid van mens of dier of op het milieu zal hebben. |
(11) |
Onvoorziene of technisch niet te voorkomen sporen van genetisch gemodificeerde organismen in producten zijn overeenkomstig de drempelwaarden die zijn vastgesteld krachtens Richtlijn 2001/18/EG en Verordening (EG) nr. 1829/2003, vrijgesteld van de eisen inzake etikettering en traceerbaarheid. |
(12) |
In het licht van het advies van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid behoeven er voor de voorgenomen toepassingen geen specifieke voorwaarden te worden vastgesteld voor de hantering of verpakking van het product en voor de bescherming van specifieke ecosystemen, milieus of geografische gebieden. |
(13) |
Alvorens het product in de handel wordt gebracht, dienen de nodige maatregelen van toepassing te zijn om de etikettering en traceerbaarheid ervan in alle fasen van het in de handel brengen te waarborgen, met inbegrip van controle met behulp van een geschikte gevalideerde opsporingsmethode. |
(14) |
De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn niet in overeenstemming met het advies van het in artikel 30 van Richtlijn 2001/18/EG ingestelde comité en derhalve heeft de Commissie bij de Raad een voorstel betreffende deze maatregelen ingediend. Aangezien de Raad bij afloop van de in artikel 30, lid 2, van Richtlijn 2001/18/EG vastgestelde termijn de voorgestelde maatregelen niet heeft aangenomen, noch te kennen heeft gegeven dat hij zich tegen het voorstel verzet, moeten de maatregelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 5, lid 6, van Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden (7) door de Commissie worden vastgesteld, |
HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:
Artikel 1
Toestemming
Onverminderd andere communautaire wetgeving, met name Verordening (EG) nr. 258/97 van het Europees Parlement en de Raad (8) en Verordening (EG) nr. 1829/2003, verleent de bevoegde instantie van Duitsland schriftelijke toestemming om het in artikel 2 omschreven product, waarvan kennisgeving is gedaan door Monsanto Europe SA (referentie C/DE/02/9), overeenkomstig deze beschikking in de handel te brengen.
Overeenkomstig artikel 19, lid 3, van Richtlijn 2001/18/EG worden in de toestemming expliciet de aan de toestemming verbonden voorwaarden vermeld, die in de artikelen 3 en 4 zijn beschreven.
Artikel 2
Product
De genetisch gemodificeerde organismen die als product of in een product in de handel worden gebracht, hierna „het product” te noemen, zijn korrels van maïs (Zea mays L., MON 863 × MON 810) die is verkregen door traditionele hybridisatie van MON 863 en MON 810. Een beschrijving van de maïslijnen MON 810 en MON 863 is opgenomen in Beschikking 98/294/EG respectievelijk Beschikking 2005/608/EG.
Artikel 3
Voorwaarden voor het in de handel brengen
Het product mag voor dezelfde toepassingen als alle andere maïs worden gebruikt, behalve voor de teelt en voor gebruik als of in levensmiddelen en diervoeders, en mag met inachtneming van de volgende voorwaarden in de handel worden gebracht:
a) |
de toestemming heeft een geldigheidsduur van tien jaar, die ingaat op de datum waarop de toestemming wordt verleend; |
b) |
het eenduidige identificatienummer van het product is MON-ØØ863-5×MON-ØØ81Ø-6; |
c) |
onverminderd artikel 25 van Richtlijn 2001/18/EG stelt de houder van de toestemming op verzoek positieve en negatieve controlemonsters van het product of het genetische materiaal daarvan of referentiematerialen ter beschikking van de bevoegde instanties en inspectiediensten van de lidstaten en de communautaire controlelaboratoria; |
d) |
onverminderd specifieke etiketteringseisen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1829/2003 worden op een etiket of in een bij het product gevoegd document de woorden „Dit product bevat genetisch gemodificeerde maïs” of „Dit product bevat genetisch gemodificeerde MON 863 × MON 810” vermeld, tenzij in andere communautaire regelgeving een minimumdrempel wordt vastgesteld waarbeneden dergelijke informatie niet is vereist; |
e) |
zolang het product niet voor de teelt in de handel mag worden gebracht, worden op een etiket of in een bij het product gevoegd document de woorden „niet voor de teelt” vermeld. |
Artikel 4
Monitoring
1. Gedurende de gehele geldigheidsduur van de toestemming ziet de houder van de toestemming erop toe dat het in de kennisgeving opgenomen monitoringplan, dat bestaat uit een algemeen plan van toezicht en dat ten doel heeft na te gaan of de hantering of het gebruik van het product eventueel nadelige effecten heeft op de gezondheid van mens en dier of op het milieu, wordt opgesteld en uitgevoerd.
2. De houder van de toestemming informeert de exploitanten en gebruikers rechtstreeks over de veiligheid en de algemene kenmerken van het product en de monitoringvoorwaarden, inclusief de maatregelen die moeten worden genomen in geval van accidentele verspreiding van korrels.
3. De houder van de toestemming dient jaarlijks bij de Commissie en de bevoegde instanties van de lidstaten een verslag in over de resultaten van de monitoringactiviteiten.
4. Onverminderd artikel 20 van Richtlijn 2001/18/EG moet het monitoringplan, zoals ter kennis gebracht, in voorkomend geval en behoudens instemming van de Commissie en de bevoegde instantie van de lidstaat die de oorspronkelijke kennisgeving heeft ontvangen, door de houder van de toestemming en/of door de bevoegde instantie van de lidstaat die de oorspronkelijke kennisgeving heeft ontvangen, worden herzien in het licht van de resultaten van de monitoringactiviteiten. Voorstellen voor herziening van het monitoringplan moeten worden ingediend bij de bevoegde instanties van de lidstaten.
5. De houder van de toestemming dient bij machte te zijn om aan de Commissie en de bevoegde instanties van de lidstaten het bewijs te leveren dat:
a) |
de monitoringnetwerken, zoals gespecificeerd in het monitoringplan dat in de kennisgeving is opgenomen, de informatie verzamelen die relevant is voor de monitoring van het product, en |
b) |
de leden van deze netwerken hebben toegezegd deze informatie beschikbaar te stellen aan de houder van de toestemming vóór de datum van indiening van de monitoringverslagen bij de Commissie en de bevoegde instanties van de lidstaten overeenkomstig lid 3. |
Artikel 5
Toepasbaarheid
Deze beschikking is van toepassing vanaf de datum van toepassing van een besluit van de Gemeenschap houdende toestemming voor het in de handel brengen van het in artikel 1 bedoelde product voor toepassingen als of in levensmiddelen en diervoeders in de zin van Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad (9), waarin een door het communautaire referentielaboratorium gevalideerde methode voor het opsporen van het product is opgenomen.
Artikel 6
Adressaat
Deze beschikking is gericht tot de Bondsrepubliek Duitsland.
Gedaan te Brussel, 16 januari 2006.
Voor de Commissie
Stavros DIMAS
Lid van de Commissie
(1) PB L 106 van 17.4.2001, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1830/2003 (PB L 268 van 18.10.2003, blz. 24).
(2) PB L 268 van 18.10.2003, blz. 24.
(3) PB L 10 van 16.1.2004, blz. 5.
(4) PB L 131 van 5.5.1998, blz. 32.
(5) PB L 207 van 10.8.2005, blz. 17.
(6) PB L 268 van 18.10.2003, blz. 1.
(7) PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.
(8) PB L 43 van 14.2.1997, blz. 1. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1882/2003 (PB L 284 van 31.10.2003, blz. 1).
(9) PB L 31 van 1.2.2002, blz. 1. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1642/2003 (PB L 245 van 29.9.2003, blz. 4).
31.1.2006 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 26/20 |
BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE
van 27 januari 2006
tot wijziging van Beschikking 2004/233/EG wat betreft de lijst van laboratoria die gemachtigd zijn om de doelmatigheid van antirabiësvaccinatie bij sommige als huisdier gehouden carnivoren te controleren
(Kennisgeving geschied onder nummer C(2006) 122)
(Voor de EER relevante tekst)
(2006/48/EG)
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Beschikking 2000/258/EG van de Raad van 20 maart 2000 houdende aanwijzing van een specifiek instituut dat verantwoordelijk is voor de vaststelling van de criteria die nodig zijn voor de normalisatie van de serologische tests om de doelmatigheid van antirabiësvaccins te controleren (1), en met name op artikel 3,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Beschikking 2000/258/EG is het laboratorium van het Agence française de sécurité sanitaire des aliments de Nancy (het AFSSA-laboratorium in Nancy) in Frankrijk aangewezen als het instituut dat specifiek verantwoordelijk is voor de vaststelling van de criteria die nodig zijn voor de normalisatie van de serologische tests om de doelmatigheid van antirabiësvaccins te controleren. |
(2) |
Beschikking 2000/258/EG bepaalt ook dat het AFSSA-laboratorium in Nancy de Commissie in kennis moet stellen van de lijst van communautaire laboratoria die gemachtigd moeten worden om die serologische tests uit te voeren. Dienovereenkomstig voert het AFSSA-laboratorium in Nancy de vastgestelde bekwaamheidstest uit om de laboratoria te evalueren voordat ze gemachtigd worden om de serologische tests uit te voeren. |
(3) |
Bij Beschikking 2004/233/EG van de Commissie van 4 maart 2004 tot machtiging van bepaalde laboratoria om de doelmatigheid van antirabiësvaccinatie bij sommige als huisdier gehouden carnivoren te controleren (2) is een lijst vastgesteld van laboratoria in de lidstaten die gemachtigd zijn op grond van de door het AFSSA-laboratorium in Nancy meegedeelde testresultaten. |
(4) |
Het AFSSA-laboratorium in Nancy heeft overeenkomstig Beschikking 2000/258/EG een extra laboratorium in Duitsland gemachtigd. |
(5) |
Dat laboratorium moet bijgevolg worden toegevoegd aan de in de bijlage bij Beschikking 2004/233/EG vermelde lijst van gemachtigde laboratoria in de lidstaten. |
(6) |
Beschikking 2004/233/EG moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(7) |
De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid, |
HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:
Artikel 1
In bijlage I bij Beschikking 2004/233/EG wordt het volgende punt 8 toegevoegd onder de rubriek Duitsland:
„8. |
|
Artikel 2
Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.
Gedaan te Brussel, 27 januari 2006.
Voor de Commissie
Markos KYPRIANOU
Lid van de Commissie
(1) PB L 79 van 30.3.2000, blz. 40. Beschikking gewijzigd bij Beschikking 2003/60/EG van de Commissie (PB L 23 van 28.1.2003, blz. 30).
(2) PB L 71 van 10.3.2004, blz. 30. Beschikking laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 2005/656/EG (PB L 241 van 17.9.2005, blz. 63).
Besluiten aangenomen krachtens titel V van het Verdrag betreffende de Europese Unie
31.1.2006 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 26/21 |
GEMEENSCHAPPELIJK OPTREDEN 2006/49/GBVB VAN DE RAAD
van 30 januari 2006
houdende benoeming van de speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie in Bosnië en Herzegovina
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name op artikel 14, artikel 18, lid 5, en artikel 23, lid 2,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Het mandaat van de speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie (SVEU) in Bosnië en Herzegovina, zoals omschreven in Gemeenschappelijk Optreden 2004/569/GBVB van 12 juli 2004 (1), verstrijkt op 28 februari 2006. |
(2) |
Op 24 november 2005 heeft de Raad Gemeenschappelijk Optreden 2005/824/GBVB inzake de politiemissie van de Europese Unie (EUPM) in Bosnië en Herzegovina (2) vastgesteld, dat voorziet in voortzetting van de EUPM met een aangepast mandaat en een aangepaste omvang. |
(3) |
Op 14 december 2005 heeft de stuurgroep van de Vredesimplementatieraad de heer Christian Schwarz-Schilling benoemd tot hoge vertegenwoordiger in Bosnië en Herzegovina, als opvolger van Lord Ashdown, met ingang van 1 februari 2006. |
(4) |
De heer Schwarz-Schilling dient met ingang van die datum ook tot nieuwe SVEU in Bosnië en Herzegovina te worden benoemd. Gemeenschappelijk Optreden 2004/569/GBVB dient per 1 februari 2006 te worden ingetrokken. |
(5) |
Uit een evaluatie van Gemeenschappelijk Optreden 2004/569/GBVB blijkt dat het mandaat van de SVEU moet worden verlengd tot en met 28 februari 2007. |
(6) |
Het mandaat van de SVEU moet in coördinatie met de Commissie worden uitgevoerd teneinde te zorgen voor consistentie met andere relevante activiteiten die onder de bevoegdheid van de Gemeenschap vallen. |
(7) |
De SVEU zal zijn mandaat uitvoeren in een mogelijk verslechterende situatie die de doelstellingen van het GBVB als uiteengezet in artikel 11 van het Verdrag betreffende de Europese Unie kan schaden, |
HEEFT HET VOLGENDE GEMEENSCHAPPELIJK OPTREDEN VASTGESTELD:
Artikel 1
De heer Christian SCHWARZ-SCHILLING wordt benoemd tot speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie (SVEU) in Bosnië en Herzegovina van 1 februari 2006 tot en met 28 februari 2007.
Artikel 2
Het mandaat van de SVEU is gebaseerd op de beleidsdoelstellingen van de EU in Bosnië en Herzegovina. Verdere vooruitgang bij de uitvoering van het algemeen kaderakkoord voor vrede in Bosnië en Herzegovina, overeenkomstig het missie-implementatieplan van het Bureau van de hoge vertegenwoordiger, en bij het stabilisatie- en associatieproces staat daarin centraal, met als doel te komen tot een stabiel, levensvatbaar, vreedzaam en multi-etnisch Bosnië en Herzegovina, dat vreedzaam samenwerkt met zijn buurlanden en onherroepelijk op weg is naar lidmaatschap van de EU.
Artikel 3
Met het oog op de verwezenlijking van de beleidsdoelstellingen van de EU in Bosnië en Herzegovina omvat het mandaat van de SVEU het volgende:
a) |
het aanbieden van advies en bevorderingsmaatregelen van de EU voor het politieke proces; |
b) |
het bevorderen van de algehele politieke coördinatie van de EU in Bosnië en Herzegovina; |
c) |
het bevorderen van de algehele coördinatie op EU-niveau en het geven van plaatselijke politieke sturing aan de EU-inspanningen ter bestrijding van de georganiseerde criminaliteit, zonder afbreuk te doen aan de leidinggevende rol van de Politiemissie van de Europese Unie (EUPM) in de coördinatie van de politiële aspecten van deze inspanningen, en aan de commandostructuur van de ALTHEA (EUFOR); |
d) |
het verstrekken van plaatselijk politiek advies aan de commandant van de EU-strijdkrachten, ook ten aanzien van het vermogen van de geïntegreerde politie-eenheid waarop de SVEU, in overleg met de commandant van de EUFOR, een beroep kan doen, onverminderd de commandostructuur; |
e) |
het bijdragen tot versterking van de interne coördinatie en de samenhang van het EU-optreden in Bosnië en Herzegovina, mede door middel van voorlichtingsbijeenkomsten voor de EU-missiehoofden en door middel van deelname aan (of vertegenwoordiging in) hun regelmatige vergaderingen, door middel van het bekleden van het voorzitterschap van een coördinatiegroep bestaande uit alle op het terrein aanwezige EU-betrokkenen, teneinde de uitvoeringsaspecten van het EU optreden te coördineren, alsmede door middel van het verstrekken van richtsnoeren aan deze betrokkenen ten aanzien van de betrekkingen met de autoriteiten van Bosnië en Herzegovina; |
f) |
het waarborgen van consistentie en samenhang van het optreden van de EU ten overstaan van het publiek. De woordvoerder van de SVEU vormt het belangrijkste EU aanspreekpunt voor de media van Bosnië en Herzegovina over aangelegenheden met betrekking tot het GBVB/EVDB; |
g) |
toezicht houden op het gehele scala van activiteiten op het gebied van de rechtsstaat en in die context, waar nodig, advies uitbrengen aan de secretaris-generaal/hoge vertegenwoordiger (SG/HR) en de Commissie; |
h) |
als onderdeel van zijn ruimere verantwoordelijkheden en zijn rol in de commandostructuur voor EUPM, het geven van politieke aansturing op lokaal niveau aan het missiehoofd van de EUPM; |
i) |
als onderdeel van de bredere aanpak van de internationale gemeenschap en de autoriteiten van Bosnië en Herzegovina inzake de rechtsstaat, en met gebruikmaking van de door de EUPM verstrekte technische deskundigheid en bijstand op politieel gebied, het ondersteunen van de voorbereiding en de uitvoering van de herstructurering van de politie; |
j) |
het verstrekken van steun voor een versterkt en efficiënter raakvlak tussen strafrechtspleging en politie in Bosnië en Herzegovina, in nauwe samenwerking met de EUPM; |
k) |
wat betreft activiteiten in het kader van titel VI van het Verdrag, met inbegrip van Europol, en daarmee samenhangende communautaire activiteiten, indien nodig het uitbrengen van advies aan de SG/HR en aan de Commissie, en het deelnemen aan de vereiste lokale coördinatie; |
l) |
omwille van de coherentie en mogelijke synergieën, geraadpleegd blijven worden over de prioriteiten voor de communautaire bijstand voor wederopbouw, ontwikkeling en stabilisatie. |
Artikel 4
1. De SVEU is onder het gezag en de operationele leiding van de SG/HR verantwoordelijk voor de uitvoering van het mandaat. De SVEU legt van alle uitgaven verantwoording af aan de Commissie.
2. Het Politiek en Veiligheidscomité (PVC) onderhoudt een bevoorrechte relatie met de SVEU en vormt het eerste contactpunt met de Raad. Het PVC zorgt binnen het kader van het mandaat voor strategische aansturing en politieke inbreng te behoeve van de SVEU.
Artikel 5
De rol van de SVEU zal op generlei wijze afbreuk doen aan het mandaat van de hoge vertegenwoordiger in Bosnië en Herzegovina, waaronder diens coördinerende rol met betrekking tot alle activiteiten van alle civiele organisaties en instanties die uit het GFAP en de latere conclusies en verklaringen van de Vredesimplementatieraad zijn voortgekomen.
Artikel 6
1. Het financieel referentiebedrag ter dekking van de kosten in verband met het mandaat van de SVEU bedraagt 770 000 EUR.
2. De uit het in lid 1 genoemde bedrag gefinancierde uitgaven worden beheerd met inachtneming van de procedures en voorschriften van toepassing op de algemene begroting van de Europese Unie, met dien verstande dat voorfinanciering niet het eigendom van de Gemeenschap blijft. Onderdanen van het gastland en zijn buurlanden mogen inschrijven bij aanbestedingen.
3. Voor het uitgavenbeheer wordt een overeenkomst gesloten tussen de SVEU en de Commissie. Uitgaven komen voor financiering in aanmerking vanaf 1 februari 2006.
4. Het voorzitterschap, de Commissie en/of de lidstaten, naar gelang het geval, verlenen logistieke steun in de regio.
Artikel 7
1. Er wordt een aan de EU toegewijde en als zodanig herkenbare staf benoemd om de SVEU bij te staan bij de uitvoering van zijn mandaat en om bij te dragen aan de samenhang, de zichtbaarheid en de doeltreffendheid van het algemene optreden van de EU in Bosnië en Herzegovina, met name in politieke, politiek-militaire en veiligheidsaangelegenheden, en met het oog op communicatie en betrekkingen met de media. Binnen de grenzen van zijn mandaat en de daartoe vrijgemaakte financiële middelen is de SVEU verantwoordelijk voor de samenstelling van zijn team, in overleg met het voorzitterschap, dat wordt bijgestaan door de SG/HR, en in volledige samenspraak met de Commissie. De SVEU deelt het voorzitterschap en de Commissie de definitieve samenstelling van zijn team mee.
2. De lidstaten en de instellingen van de EU kunnen voorstellen personeel te detacheren bij de SVEU. De bezoldiging van het personeel dat door een lidstaat of een instelling van de EU bij de SVEU wordt gedetacheerd, komt ten laste van de betrokken lidstaat of instelling.
3. Alle niet door detachering vervulde A-ambten worden door het secretariaat-generaal van de Raad op passende wijze bekendgemaakt en tevens ter kennis gebracht van de lidstaten en de instellingen van de EU, teneinde de best gekwalificeerde kandidaten te kunnen aanwerven.
4. De voorrechten, immuniteiten en andere garanties die noodzakelijk zijn voor de uitvoering en het goede verloop van de missie van de SVEU en zijn medewerkers worden met de partijen overeengekomen. De lidstaten en de Commissie verlenen daartoe alle nodige steun.
Artikel 8
De SVEU brengt in de regel persoonlijk verslag uit aan de SG/HR en het PVC, alsook eventueel aan de bevoegde groep. Hij zendt regelmatig schriftelijke verslagen aan de SG/HR, de Raad en de Commissie. De SVEU kan op aanbeveling van de SG/HR en het PVC verslag uitbrengen aan de Raad.
Artikel 9
Met het oog op de samenhang van het externe optreden van de EU worden de activiteiten van de SVEU gecoördineerd met die van de SG/HR, het voorzitterschap en de Commissie. De SVEU brengt regelmatig verslag uit aan de missies van de lidstaten en de delegaties van de Commissie. Ter plaatse worden nauwe contacten onderhouden met het voorzitterschap, de Commissie en de missiehoofden, die alles doen wat in hun vermogen ligt om de SVEU bij te staan in de uitvoering van zijn mandaat. De SVEU onderhoudt tevens contacten met andere internationale en regionale actoren ter plaatse, onder meer met de OVSE.
Artikel 10
De uitvoering van dit gemeenschappelijk optreden en de samenhang ervan met andere bijdragen van de Europese Unie in de regio worden op gezette tijden getoetst. De SVEU legt de SG/HV, de Raad en de Commissie vóór eind juni 2006 een voortgangsverslag, en uiterlijk medio november 2006 een uitvoerig verslag over de uitvoering van het mandaat voor. Deze verslagen vormen de basis voor de beoordeling van dit gemeenschappelijk optreden in de bevoegde groepen en door het PVC. In het kader van de algemene inzetprioriteiten doet de hoge vertegenwoordiger aanbevelingen aan het PVC over het besluit van de Raad tot verlenging, wijziging of beëindiging van het mandaat.
Artikel 11
Gemeenschappelijk Optreden 2004/569/GBVB wordt met ingang van 1 februari 2006 ingetrokken.
Artikel 12
Dit gemeenschappelijk optreden treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.
Artikel 13
Dit gemeenschappelijk optreden wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Gedaan te Brussel, 30 januari 2006.
Voor de Raad
De voorzitster
U. PLASSNIK
(1) PB L 252 van 28.7.2004, blz. 7. Gemeenschappelijk optreden laatstelijk gewijzigd bij Gemeenschappelijk Optreden 2005/825/GBVB (PB L 307 van 25.11.2005, blz. 59 en rectificatie in PB L 349 van 31.12.2005, blz. 35).
(2) PB L 307 van 25.11.2005, blz. 55.
31.1.2006 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 26/24 |
GEMEENSCHAPPELIJK STANDPUNT 2006/50/GBVB VAN DE RAAD
van 30 januari 2006
tot verlenging en wijziging van Gemeenschappelijk Standpunt 2004/133/GBVB betreffende restrictieve maatregelen tegen extremisten in de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië (FYROM)
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name op artikel 15,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Op 10 februari 2004 heeft de Raad Gemeenschappelijk Standpunt 2004/133/GBVB betreffende restrictieve maatregelen tegen extremisten in de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië (FYROM) (1) vastgesteld. |
(2) |
Gemeenschappelijk Standpunt 2004/133/GBVB is bij Gemeenschappelijk Standpunt 2005/80/GBVB van de Raad van 31 januari 2005 (2) gewijzigd en verlengd tot en met 9 februari 2006. |
(3) |
Na een evaluatie van Gemeenschappelijk Standpunt 2004/133/GBVB wordt het passend geacht de toepassing ervan nogmaals met 12 maanden te verlengen en de lijst van personen in de bijlage te herzien, |
HEEFT HET VOLGENDE GEMEENSCHAPPELIJK STANDPUNT VASTGESTELD:
Artikel 1
Gemeenschappelijk Standpunt 2004/133/GBVB wordt hierbij verlengd tot en met 9 februari 2007.
Artikel 2
De bijlage bij Gemeenschappelijk Standpunt 2004/133/GBVB wordt vervangen door de tekst in de bijlage bij dit gemeenschappelijk standpunt.
Artikel 3
Dit gemeenschappelijk standpunt wordt van kracht op de datum waarop het wordt vastgesteld.
Het is van toepassing met ingang van 10 februari 2006.
Artikel 4
Dit gemeenschappelijk standpunt wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Gedaan te Brussel, 30 januari 2006.
Voor de Raad
De voorzitster
U. PLASSNIK
(1) PB L 39 van 11.2.2004, blz. 19.
(2) PB L 29 van 2.2.2005, blz. 45.
BIJLAGE
„BIJLAGE
Lijst van de in artikel 1 bedoelde personen
Naam |
: |
ADILI Gafur |
Alias |
: |
Valdet Vardari |
Geboren op |
: |
5.1.1959 |
Geboren in/afkomstig uit |
: |
Harandjell (Kicevo), de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië |
Naam |
: |
ALIJA, Shukri |
Alias |
: |
|
Geboren op |
: |
6.11.1974 |
Geboren in/afkomstig uit |
: |
Shterpche (Ferisaj/ Urosevac), Servië en Montenegro (Kosovo) |
Naam |
: |
BEQIRI Idajet |
Alias |
: |
|
Geboren op |
: |
20.2.1951 |
Geboren in/afkomstig uit |
: |
Mallakaster, Fier, Albanië |
Naam |
: |
BUTKA Spiro |
Alias |
: |
Vigan Gradica |
Geboren op |
: |
29.5.1949 |
Geboren in/afkomstig uit |
: |
Servië en Montenegro (Kosovo) |
Naam |
: |
HYSENI Xhemail |
Alias |
: |
Xhimi Shea |
Geboren op |
: |
15.8.1958 |
Geboren in/afkomstig uit |
: |
Lojane (Lipkovo), de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië |
Naam |
: |
JAKUPI Avdil |
Alias |
: |
Cakalla |
Geboren op |
: |
20.4.1974 |
Geboren in/afkomstig uit |
: |
Tanusevci, de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië |
Naam |
: |
JAKUPI Lirim |
Alias |
: |
„Commandant Nazi” |
Geboren op |
: |
1.8.1979 |
Geboren in/afkomstig uit |
: |
Bujanovac, Servië en Montenegro |
Naam |
: |
KRASNIQI Agim |
Alias |
: |
|
Geboren op |
: |
15.9.1979 |
Geboren in/afkomstig uit |
: |
Kondovo, de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië |
Naam |
: |
LIMANI Fatmir |
Alias |
: |
|
Geboren op |
: |
14.1.1973 |
Geboren in/afkomstig uit |
: |
Kicevo, de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië |
Naam |
: |
MISIMI Naser |
Alias |
: |
|
Geboren op |
: |
8.1.1959 |
Geboren in/afkomstig uit |
: |
Mala Recica (Tetovo), de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië |
Naam |
: |
MUSTAFAJ Taip |
Alias |
: |
Mustafai, Mustafi of Mustafa |
Geboren op |
: |
23.1.1964 |
Geboren in/afkomstig uit |
: |
Bacin Dol (Gostivar), de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië |
Naam |
: |
REXHEPI Daut |
Alias |
: |
Leka |
Geboren op |
: |
6.1.1966 |
Geboren in/afkomstig uit |
: |
Poroj, de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië |
Naam |
: |
RUSHITI Sait |
Alias |
: |
|
Geboren op |
: |
7.7.1966 |
Geboren in/afkomstig uit |
: |
Tetovo, de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië |
Naam |
: |
SAMIU Izair |
Alias |
: |
Baci |
Geboren op |
: |
23.7.1963 |
Geboren in/afkomstig uit |
: |
Semsevo, de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië |
Naam |
: |
SHITI Ramadan |
Alias |
: |
|
Geboren op |
: |
9.5.1983 |
Geboren in/afkomstig uit |
: |
Dimce (Pristina), Servië en Montenegro (Kosovo) |
Naam |
: |
STOJKOV Goran |
Alias |
: |
|
Geboren op |
: |
25.2.1970 |
Geboren in/afkomstig uit |
: |
Strumica, de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië |
Naam |
: |
SUMA Emrush |
Alias |
: |
|
Geboren op |
: |
27.5.1974 |
Geboren in/afkomstig uit |
: |
Dirnce, Servië en Montenegro (Kosovo) |
Naam |
: |
SULEJMANI Gyner |
Alias |
: |
|
Geboren op |
: |
3.3.1954 |
Geboren in/afkomstig uit |
: |
Turkije |
Naam |
: |
UKSHINI Sami |
Alias |
: |
„Commandant Sokoli [Valk]” |
Geboren op |
: |
5.3.1963 |
Geboren in/afkomstig uit |
: |
Gjakova, Servië en Montenegro (Kosovo)” |
31.1.2006 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 26/28 |
GEMEENSCHAPPELIJK STANDPUNT 2006/51/GBVB VAN DE RAAD
van 30 januari 2006
houdende verlenging van de beperkende maatregelen tegen Zimbabwe
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name op artikel 15,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De Raad heeft op 19 februari 2004 Gemeenschappelijk Standpunt 2004/161/GBVB (1) vastgesteld, houdende verlenging van de beperkende maatregelen tegen Zimbabwe met 12 maanden met ingang van 21 februari 2004. |
(2) |
Met het op 21 februari 2005 vastgestelde Gemeenschappelijk Standpunt 2005/146/GBVB van de Raad (2) werd Gemeenschappelijk Standpunt 2004/161/GBVB verlengd tot en met 20 februari 2006. |
(3) |
Gelet op de situatie in Zimbabwe, dient Gemeenschappelijk Standpunt 2004/161/GBVB nogmaals met twaalf maanden te worden verlengd, |
HEEFT HET VOLGENDE GEMEENSCHAPPELIJK STANDPUNT VASTGESTELD:
Artikel 1
Gemeenschappelijk Standpunt 2004/161/GBVB wordt verlengd tot en met 20 februari 2007.
Artikel 2
Dit gemeenschappelijk standpunt wordt van kracht op de datum waarop het wordt vastgesteld.
Artikel 3
Dit gemeenschappelijk standpunt wordt van kracht op de datum waarop het wordt vastgesteld.
Gedaan te Brussel, 30 januari 2006.
Voor de Raad
De voorzitster
U. PLASSNIK
(1) PB L 50 van 20.2.2004, blz. 66.
(2) PB L 49 van 22.2.2005, blz. 30.
Rectificaties
31.1.2006 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 26/29 |
Rectificatie van Verordening (EG) nr. 143/2006 van de Commissie van 26 januari 2006 tot vaststelling van de restituties bij uitvoer van op basis van granen en rijst verwerkte producten
( Publicatieblad van de Europese Unie L 23 van 27 januari 2006 )
Bladzijde 57, bijlage, in de tabel, tweede deel, laatste lijn, tweede kolom „Bestemming”, betreffende productcode „2106 90 55 9000”:
in plaats van:
„C10”,
te lezen:
„C14”.