ISSN 1725-2598

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 23

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

49e jaargang
27 januari 2006


Inhoud

 

I   Besluiten waarvan de publicatie voorwaarde is voor de toepassing

Bladzijde

 

*

Verordening (EG) nr. 130/2006 van de Raad van 23 januari 2006 tot instelling van een definitief antidumpingrecht en tot definitieve inning van het voorlopige antidumpingrecht op de invoer van wijnsteenzuur uit de Volksrepubliek China

1

 

 

Verordening (EG) nr. 131/2006 van de Commissie van 26 januari 2006 tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

8

 

*

Verordening (EG) nr. 132/2006 van de Commissie van 26 januari 2006 betreffende de vaststelling van een aanvaardingspercentage voor de voor een facultatieve distillatie van tafelwijn gesloten contracten

10

 

*

Verordening (EG) nr. 133/2006 van de Commissie van 26 januari 2006 tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 3149/92 houdende uitvoeringsbepalingen met betrekking tot de levering van levensmiddelen uit interventievoorraden aan de meest behoeftigen in de Gemeenschap

11

 

*

Verordening (EG) nr. 134/2006 van de Commissie van 26 januari 2006 tot instelling van een voorlopig antidumpingrecht op hefboommechanismen uit de Volksrepubliek China

13

 

 

Verordening (EG) nr. 135/2006 van de Commissie van 26 januari 2006 inzake de afgifte, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 327/98, van de invoercertificaten voor rijst voor wat de in de eerste tien werkdagen van de maand januari 2006 ingediende aanvragen betreft

34

 

 

Verordening (EG) nr. 136/2006 van de Commissie van 26 januari 2006 houdende vaststelling van de restituties die van toepassing zijn op bepaalde zuivelproducten, uitgevoerd in de vorm van goederen die niet onder bijlage I bij het Verdrag vallen

36

 

 

Verordening (EG) nr. 137/2006 van de Commissie van 26 januari 2006 houdende vaststelling van de restituties die van toepassing zijn op bepaalde graan- en rijstproducten, uitgevoerd in de vorm van goederen die niet onder bijlage I bij het Verdrag vallen

39

 

 

Verordening (EG) nr. 138/2006 van de Commissie van 26 januari 2006 tot vaststelling van de restituties bij uitvoer in de sector melk en zuivelproducten

43

 

 

Verordening (EG) nr. 139/2006 van de Commissie van 26 januari 2006 tot vaststelling van de maximumuitvoerrestitutie voor boter in het kader van de permanente inschrijving van Verordening (EG) nr. 581/2004

51

 

 

Verordening (EG) nr. 140/2006 van de Commissie van 26 januari 2006 tot vaststelling van de maximumuitvoerrestitutie voor mageremelkpoeder in het kader van de permanente inschrijving van Verordening (EG) nr. 582/2004

53

 

 

Verordening (EG) nr. 141/2006 van de Commissie van 26 januari 2006 tot bepaling van de mate waarin de in januari 2006 ingediende aanvragen voor invoercertificaten voor jonge mannelijke mestrunderen ingewilligd kunnen worden op grond van een bij Verordening (EG) nr. 992/2005 vastgesteld tariefcontingent

54

 

*

Verordening (EG) nr. 142/2006 van de Commissie van 26 januari 2006 tot 62e wijziging van Verordening (EG) nr. 881/2002 van de Raad tot vaststelling van bepaalde specifieke beperkende maatregelen tegen sommige personen en entiteiten die banden hebben met Usama bin Laden, het Al Qaida-netwerk en de Taliban, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 467/2001 van de Raad

55

 

 

Verordening (EG) nr. 143/2006 van de Commissie van 26 januari 2006 tot vaststelling van de restituties bij uitvoer van op basis van granen en rijst verwerkte producten

57

 

 

Verordening (EG) nr. 144/2006 van de Commissie van 26 januari 2006 tot vaststelling van de restituties bij uitvoer voor mengvoeders op basis van granen

60

 

 

Verordening (EG) nr. 145/2006 van de Commissie van 26 januari 2006 tot vaststelling van de restituties bij de productie in de sector granen

62

 

 

Verordening (EG) nr. 146/2006 van de Commissie van 26 januari 2006 betreffende de offertes voor de invoer van sorgho die zijn meegedeeld in het kader van de openbare inschrijving bedoeld in Verordening (EG) nr. 2094/2005

63

 

 

Verordening (EG) nr. 147/2006 van de Commissie van 26 januari 2006 tot vaststelling van de maximumverlaging van het recht bij invoer van maïs in het kader van de inschrijving bedoeld in Verordening (EG) nr. 2093/2005

64

 

 

Verordening (EG) nr. 148/2006 van de Commissie van 26 januari 2006 tot vaststelling van de restituties bij uitvoer voor granen en meel, gries en griesmeel van tarwe of van rogge

65

 

 

Verordening (EG) nr. 149/2006 van de Commissie van 26 januari 2006 betreffende de offertes voor de uitvoer van gerst die zijn meegedeeld in het kader van de openbare inschrijving bedoeld in Verordening (EG) nr. 1058/2005

67

 

 

Verordening (EG) nr. 150/2006 van de Commissie van 26 januari 2006 tot vaststelling van de maximumrestitutie bij uitvoer van zachte tarwe in het kader van de inschrijving bedoeld in Verordening (EG) nr. 1059/2005

68

 

*

Richtlijn 2006/4/EG van de Commissie van 26 januari 2006 tot wijziging van de bijlagen bij de Richtlijnen 86/362/EEG en 90/642/EEG van de Raad wat betreft de maximumresidugehalten voor carbofuran ( 1 )

69

 

 

II   Besluiten waarvan de publicatie niet voorwaarde is voor de toepassing

 

 

Raad

 

*

Beschikking van de Raad van 23 januari 2006 inzake de goedkeuring van buitengewone nationale steun door de Republiek Cyprus aan Cypriotische landbouwers met het oog op de afbetaling van een deel van de landbouwschulden die lang vóór de toetreding van Cyprus tot de Europese Unie zijn ontstaan

78

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


I Besluiten waarvan de publicatie voorwaarde is voor de toepassing

27.1.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 23/1


VERORDENING (EG) Nr. 130/2006 VAN DE RAAD

van 23 januari 2006

tot instelling van een definitief antidumpingrecht en tot definitieve inning van het voorlopige antidumpingrecht op de invoer van wijnsteenzuur uit de Volksrepubliek China

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad van 22 december 1995 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (1) (hierna „de basisverordening” genoemd), en met name op artikel 9,

Gezien het voorstel dat de Commissie na overleg in het Raadgevend Comité heeft ingediend,

Overwegende hetgeen volgt:

A.   VOORLOPIGE MAATREGELEN

(1)

De Commissie heeft bij Verordening (EG) nr. 1259/2005 (2) („de voorlopige verordening”) een voorlopig antidumpingrecht ingesteld op de invoer van wijnsteenzuur uit de Volksrepubliek China, dat momenteel wordt ingedeeld onder GN-code 2918 12 00.

(2)

Het onderzoek naar dumping en schade had betrekking op de periode van 1 juli 2003 tot en met 30 juni 2004 (het „onderzoektijdvak”). Voor de ontwikkelingen die relevant zijn voor de beoordeling van de schade, heeft de Commissie gegevens onderzocht die betrekking hadden op de periode van 1 januari 2001 tot en met 30 juni 2004 (de „beoordelingsperiode”). Voor de bevindingen inzake prijsonderbieding, streefprijsonderbieding en schademarge is als periode het al eerder genoemde onderzoektijdvak in aanmerking genomen.

B.   VERVOLG VAN DE PROCEDURE

(3)

Na de instelling van een voorlopig antidumpingrecht op de invoer van wijnsteenzuur uit de Volksrepubliek China hebben enkele belanghebbenden schriftelijk opmerkingen gemaakt.

(4)

De Commissie is voortgegaan met het verzamelen en verifiëren van alle gegevens die zij voor haar definitieve bevindingen noodzakelijk achtte. Na de instelling van de voorlopige maatregelen verrichte de Commissie verdere controles, hoofdzakelijk om de vaststelling van de normale waarde te verifiëren, bij de volgende ondernemingen:

Producenten/exporteurs in de Volksrepubliek China

Hangzhou Bioking Biochemical Engineering Co., Ltd, Hangzhou, China

Changmao Biochemical Engineering Co., Ltd, Changzhou City, China

Ninghai Organic Chemical Factory, Ninghai, China.

(5)

Alle partijen werden in kennis gesteld van de voornaamste feiten en overwegingen op basis waarvan de Commissie voornemens was de aanbeveling te doen een definitief antidumpingrecht in te stellen en de bedragen die uit hoofde van het voorlopige recht als zekerheid waren gesteld, definitief te innen. De Commissie heeft tevens laten weten binnen welke termijn hiertegen bezwaar kon worden aangetekend.

(6)

De ingediende mondelinge en schriftelijke opmerkingen werden in overweging genomen en in voorkomend geval werden de bevindingen dienovereenkomstig gewijzigd.

C.   BETROKKEN PRODUCT EN SOORTGELIJK PRODUCT

(7)

Het verzoek heeft betrekking op wijnsteenzuur, dat momenteel onder GN-code 2918 12 00 wordt ingedeeld. Het betrokken product wordt gebruikt in wijn, dranken en voedingsadditieven, en als vertragend middel in pleister en talrijke andere producten. Het wordt verkregen uit de bijproducten van de wijnproductie (dit is het geval bij alle EG-producenten) of uit petrochemische verbindingen door middel van chemische synthese (dit is het geval bij alle Chinese producenten/exporteurs).

(8)

Twee importeurs betoogden dat er een onderscheid moest worden gemaakt tussen wijnsteenzuur dat in voeding en geneesmiddelen kan worden gebruikt, zoals het natuurlijke wijnsteenzuur van de EG-producenten, en synthetisch wijnsteenzuur voor technische (non-food) toepassingen. Volgens hen moest laatstgenoemd product van de procedure worden uitgesloten, omdat, in tegenstelling tot het wijnsteenzuur dat de EG-producenten voortbrengen, wijnsteenzuur voor technische toepassingen niet kon worden gebruikt in producten bestemd voor menselijke consumptie.

(9)

Eén importeur wees er ook op dat de productieprocessen van het wijnsteenzuur dat in de Gemeenschap wordt voortgebracht en het wijnsteenzuur dat uit de Volksrepubliek China wordt ingevoerd, volledig van elkaar verschilden en dat alleen natuurlijk wijnsteenzuur in de wijnproductie kon worden gebruikt. Deze importeur voerde ook aan dat het specifieke soort wijnsteenzuur dat hij invoerde, was afgestemd op de behoeften van één enkele gebruiker en niet door anderen kon worden gebruikt. Daarom waren volgens hem dit soort wijnsteenzuur en het door de EG-producenten voortgebrachte wijnsteenzuur geen soortgelijke producten.

(10)

Ofschoon erkend wordt dat er verschillende soorten wijnsteenzuur bestaan die niet alle even goed geschikt zijn voor alle toepassingen, blijkt uit het onderzoek dat al deze soorten wijnsteenzuur toch dezelfde fysische en chemische basiskenmerken hebben. Wat de toepassingen betreft, kan uitsluitend natuurlijk wijnsteenzuur worden gebruikt als het gaat om de productie van wijn, wat ongeveer 25 % van de markt vertegenwoordigt. Voor de overige 75 % evenwel, waaronder ook enkele producten bestemd voor menselijke consumptie vallen, kan zowel natuurlijk als synthetisch wijnsteenzuur worden gebruikt en concurreren beide varianten dus met elkaar. Bovendien doen productieprocessen als zodanig niet terzake voor de definitie van het soortgelijk product.

(11)

Aangezien er geen andere opmerkingen inzake betrokken en soortgelijk product werden ontvangen, worden de overwegingen 11 en 13 van de voorlopige verordening bevestigd.

D.   DUMPING

1.   Behandeling als marktgericht bedrijf

(12)

Aangezien er geen opmerkingen met betrekking tot de behandeling als marktgericht bedrijf werden ontvangen, worden de conclusies in de overwegingen 14 tot en met 17 van de voorlopige verordening definitief bevestigd.

2.   Normale waarde

(13)

Na de mededeling van de voorlopige bevindingen werden er geen opmerkingen ontvangen over de methode voor de vaststelling van de normale waarde. Dienovereenkomstig worden de conclusies van de overwegingen 18 tot en met 34 van de voorlopige verordening definitief bevestigd.

3.   Exportprijs

(14)

Aangezien er geen relevante opmerkingen met betrekking tot de exportprijzen werden ontvangen, worden de conclusies in overweging 35 van de voorlopige verordening definitief bevestigd.

4.   Vergelijking

(15)

Aangezien er geen opmerkingen over de vergelijking van de normale waarde met de exportprijzen werden ontvangen, worden de conclusies in de overwegingen 36 en 37 van de voorlopige verordening definitief bevestigd.

5.   Dumpingmarge

a)   Voor de medewerkende producenten/exporteurs die als marktgericht bedrijf werden erkend

(16)

Twee producenten/exporteurs hadden opmerkingen over de gedetailleerde berekeningen voor de vaststelling van het niveau van de geconstateerde voorlopige dumpingmarges. Deze opmerkingen werden bekeken in het licht van de herziene gegevens die waren verzameld bij de in overweging 4 van deze verordening genoemde controlebezoeken. Ook werden enkele rekenfouten verbeterd.

(17)

Dienovereenkomstig bedragen de definitieve gewogen gemiddelde dumpingmarges, uitgedrukt in percenten van de cif-prijs, grens Gemeenschap, vóór inklaring:

Onderneming

Definitieve dumpingmarge

Hangzhou Bioking Biochemical Engineering Co., Ltd, Hangzhou

0,3 %

Changmao Biochemical Engineering Co., Ltd, Changzhou City

10,1 %

Ninghai Organic Chemical Factory, Ninghai

4,7 %

b)   Voor alle overige producenten/exporteurs

(18)

Na de mededeling van de voorlopige bevindingen werden er geen opmerkingen ontvangen over de methode voor de berekening van de dumpingmarge voor alle overige producenten/exporteurs. Dienovereenkomstig wordt de voor het gehele land geldende dumpingmarge, die voorlopig was vastgesteld op 34,9 % van de cif-prijs, grens Gemeenschap, definitief bevestigd.

E.   SCHADE

1.   Productie in de Gemeenschap

(19)

Aangezien er geen opmerkingen over de productie in de Gemeenschap werden ontvangen, worden de overwegingen 43 en 44 van de voorlopige verordening bevestigd.

2.   Definitie van de bedrijfstak van de Gemeenschap

(20)

Eén importeur merkte op dat enkele van de EG-producenten die oorspronkelijk de klacht mee hadden ingediend, hun activiteiten hadden gestaakt, en verzocht de Commissie na te gaan of er nog voldoende steun voor het onderzoek was overeenkomstig artikel 5, lid 4, van de basisverordening.

(21)

In dit verband bleek uit het onderzoek dat de producenten die de klacht steunden, meer dan 95 % van de geschatte productie in de Gemeenschap tijdens het onderzoektijdvak vertegenwoordigden. Aan de vereisten van artikel 5, lid 4, van de basisverordening is derhalve voldaan.

(22)

Aangezien er geen andere opmerkingen over de definitie van de bedrijfstak van de Gemeenschap werden ontvangen, wordt overweging 45 van de voorlopige verordening bevestigd.

3.   Verbruik in de Gemeenschap

(23)

Aangezien er geen opmerkingen over het verbruik in de Gemeenschap werden ontvangen, wordt overweging 46 van de voorlopige verordening bevestigd.

4.   Invoer in de Gemeenschap uit de Volksrepubliek China

(24)

Aangezien er geen opmerkingen over de invoer uit de Volksrepubliek China werden ontvangen, worden de overwegingen 47 tot en met 52 van de voorlopige verordening bevestigd.

5.   Situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap

(25)

Eén importeur/gebruiker en één exporteur betwistten de analyse in de voorlopige verordening met het argument dat enkele EG-producenten hun activiteiten hadden gestaakt en dus niet in aanmerking hadden mogen worden genomen bij de evaluatie van de situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap.

(26)

Er zij op gewezen dat de Commissie in haar analyse van de in artikel 3, lid 5, van de basisverordening genoemde factoren, geen gegevens heeft gebruikt van de ondernemingen die hun activiteiten hebben gestaakt. Deze ondernemingen werden in de voorlopige verordening slechts genoemd voorzover dit nodig was om enkele gecumuleerde indicatoren te kunnen interpreteren, zoals bijvoorbeeld het marktaandeel of de totale productiecapaciteit. Dit werd telkens duidelijk toegelicht in de tekst bij de betrokken indicator om aldus een volledige en juiste evaluatie van de situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap te geven. De analyse van de situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap wordt derhalve geacht volledig in overeenstemming met de basisverordening te zijn verricht.

(27)

Aangezien er geen andere opmerkingen over de situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap werden ontvangen, worden de overwegingen 53 tot en met 82 van de voorlopige verordening bevestigd.

F.   OORZAKELIJK VERBAND

(28)

Eén exporteur voerde aan dat de EG-producenten een dominante marktpositie bekleedden en dat de Chinese invoer met een marktaandeel van slechts 11,5 % niet de belangrijkste oorzaak van de schade kon zijn.

(29)

Het Chinese marktaandeel wordt, naargelang cijfers van Eurostat of uit Chinese bronnen worden gebruikt, tussen 11,5 % en 15,8 % geraamd. Zelfs een voorzichtige raming van 11,5 % kan niet als onbeduidend worden beschouwd, aangezien de schade, zoals in de voorlopige verordening werd uiteengezet, duidelijk werd veroorzaakt door de toenemende druk van de stijgende invoer tegen prijzen die de prijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap fors onderboden. Of de bedrijfstak van de Gemeenschap al dan niet een dominante positie bekleedde, doet uiteindelijk niet terzake, als wordt vastgesteld dat de enige belangrijke oorzaak van schade die deze bedrijfstak ondervond, de invoer met dumping was. In dit verband zij erop gewezen dat de bedrijfstak van de Gemeenschap, ondanks zijn grotere marktaandeel, geen grote verliezen heeft kunnen voorkomen tijdens de beoordelingsperiode. Dit is in tegenspraak met de stelling dat deze bedrijfstak profijt zou hebben getrokken van een dominante positie. Bovendien zorgde ook invoer uit derde landen ervoor dat er voldoende concurrentie op de markt was.

(30)

Een andere exporteur merkte op dat de nieuwe productie die door de twee recent opgerichte EG-producenten op de markt werd gebracht, omvangrijker was dan de toename van de Chinese invoer en dat de schade derhalve aan de bedrijfstak zelf te wijten was. De prijzen van de nieuwe EG-producenten waren evenwel van dezelfde orde van grootte als die van de bestaande en zij produceerden minder dan de bedrijven die hun activiteiten hadden gestaakt. Om deze redenen kan hun markttoetreding, zonder de Chinese invoer, geen verklaring zijn voor het ineenstorten van de prijzen terwijl het verbruik in de Gemeenschap toenam.

(31)

Een andere exporteur stelde dat het regelgevingskader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid de normale marktvoorwaarden voor de EG-producenten verstoorde en dat hiermee geen rekening was gehouden in de analyse van het oorzakelijk verband. Ofschoon deze opmerking slechts in zeer algemene bewoordingen werd geformuleerd, wordt erop gewezen dat het gemeenschappelijk landbouwbeleid de prijzen van wijnsteenzuur als zodanig niet regelt, maar alleen minimumprijzen vastlegt voor sommige grondstoffen die bij de productie van wijnsteenzuur worden gebruikt, en ook een verkoopprijs voor alcohol. Zoals in overweging 89 van de voorlopige verordening wordt uiteengezet, zijn deze regelgevingsfactoren de gehele periode stabiel gebleven en kunnen zij daarom niet verantwoordelijk worden gehouden voor de verslechtering van de situatie in de bedrijfstak. Zij doen geen afbreuk aan de vaststelling dat de invoer uit China wordt gedumpt en schade berokkent aan de bedrijfstak van de Gemeenschap.

(32)

Aangezien er geen andere opmerkingen over het oorzakelijk verband werden ontvangen, worden de overwegingen 83 tot en met 95 van de voorlopige verordening bevestigd.

G.   BELANG VAN DE GEMEENSCHAP

(33)

Eén gebruiker uit de gipsindustrie merkte op dat het in de voorlopige verordening genoemde aandeel van wijnsteenzuur in de productiekosten van de gipsindustrie (< 2 %) te laag was. Dit cijfer was echter gebaseerd op de gegevens die door diezelfde gebruiker waren verstrekt. Volgens deze gegevens zou het cijfer lichtjes hoger zijn als het wordt uitgedrukt in procenten van alleen de producten die wijnsteenzuur bevatten. Twee andere gipsproducerende groepen hebben evenwel veel lagere percentages opgegeven. Hiermee werd bevestigd dat de gegevens die in de voorlopige verordening werden gebruikt, als een redelijke schatting kunnen worden beschouwd.

(34)

Er wordt ook aan herinnerd dat volgens Eurostat-gegevens de gipsproducten waarin wijnsteenzuur voor zijn vertragend effect wordt gebruikt, niet veel concurrentie hebben van niet-EG-producenten. De conclusie in de voorlopige verordening dat een bescheiden dumpingrecht op dit percentage van de kosten slechts een vrij geringe invloed zou hebben op de kosten en de concurrentiepositie van die gebruikers, wordt daarom gehandhaafd.

(35)

Dezelfde gebruiker voerde ook aan dat de maatregelen tot een tekort van wijnsteenzuur konden leiden, een situatie die zich volgens hem in het verleden al had voorgedaan. De Commissie acht het evenwel onwaarschijnlijk dat het niveau van de voorgestelde individuele antidumpingrechten voor de ondernemingen die ongeveer twee derde van de Chinese uitvoer vertegenwoordigen, tot gevolg zou hebben dat Chinese leveranciers van de communautaire markt worden uitgesloten.

(36)

Eén gebruiker die emulgatoren produceert, merkte op dat de concurrentiepositie van zijn branche in het gedrang zou komen als er maatregelen werden ingesteld tegen de invoer van wijnsteenzuur uit de Volksrepubliek China. Hij betoogde dat als gevolg van technische ontwikkelingen de productie van emulgatoren steeds vaker te kampen had met concurrentie van niet-EG-producenten en dat een verhoging van de kosten na de instelling van maatregelen nadelig zou zijn voor de concurrentiepositie. De Commissie heeft geprobeerd om met behulp van gekwantificeerde gegevens na te gaan welk effect maatregelen op deze categorie van gebruikers zouden kunnen hebben. Dit was evenwel onmogelijk doordat zij geen bruikbare antwoorden op haar vragenlijst ontving noch enige medewerking van deze groep van gebruikers kreeg.

(37)

Aangezien er geen andere opmerkingen over het belang van de Gemeenschap werden ontvangen, worden de overwegingen 98 tot en met 114 van de voorlopige verordening bevestigd.

H.   DEFINITIEVE ANTIDUMPINGMAATREGELEN

1.   Schademarge

(38)

Na de mededeling van de voorlopige bevindingen betoogde de bedrijfstak van de Gemeenschap dat de berekende niet-schadeveroorzakende prijs te laag was om twee redenen:

in het onderzoektijdvak lagen de grondstofprijzen lager, dat wil zeggen dat de bedrijfstak erin geslaagd was de druk op de prijzen in zekere mate door te schuiven naar de sectoren stroomopwaarts in de productieketen. Dit wordt erkend in overweging 69 van de voorlopige verordening, terwijl het belang van de leveranciers wordt geanalyseerd in de overwegingen 101 tot en met 106. Zoals in overweging 89 van de voorlopige verordening wordt uiteengezet, wordt in het gemeenschappelijk landbouwbeleid evenwel een minimumaankoopprijs voor grondstoffen vastgesteld. Bovendien heeft de bedrijfstak zijn bewering niet gestaafd en geen bewijs geleverd dat het prijsniveau van grondstoffen niet houdbaar zou zijn en hoger dan dat minimum zou moeten liggen. Daarom werd geconcludeerd dat dit argument ongegrond was;

er werd betoogd dat de normale winstmarge die bij de schadeberekening was gebruikt (8 %), te laag was voor dit soort sector. Gelet evenwel op het winstniveau dat kon worden vastgesteld voor de bedrijfstak van de Gemeenschap in de jaren voor het onderzoektijdvak en voordat de gedumpte invoer op de markt kwam, vormt dit percentage een passende marge die overeenstemt met een normaal winstniveau dat zonder dergelijke dumping zou kunnen worden behaald.

(39)

Aangezien er geen andere opmerkingen over de schademarge werden ontvangen, worden de overwegingen 115 tot en met 118 van de voorlopige verordening bevestigd.

2.   Vorm en hoogte van de rechten

(40)

Gelet op het voorgaande en overeenkomstig artikel 9, lid 4, van de basisverordening moet een definitief antidumpingrecht worden ingesteld op het niveau van de vastgestelde dumpingmarges, daar deze voor alle betrokken producenten/exporteurs lager waren dan de schademarges.

(41)

Wat de vorm van de maatregelen betreft, vroeg de bedrijfstak van de Gemeenschap dat een minimumprijs zou worden vastgesteld op basis van het niveau waarop de schade wordt tenietgedaan. Aangezien evenwel de hoogte van het definitieve antidumpingrecht is gebaseerd op de vastgestelde dumpingmarges, zoals in de vorige overweging is uitgelegd, wordt ook het definitieve antidumpingrecht vastgesteld in de vorm van een ad-valoremrecht.

(42)

Op basis van het bovenstaande zijn de definitieve rechten als volgt:

Onderneming

Dumpingmarge

Hangzhou Bioking Biochemical Engineering Co., Ltd, Hangzhou

De minimis

Changmao Biochemical Engineering Co., Ltd, Changzhou City

10,1 %

Ninghai Organic Chemical Factory, Ninghai

4,7 %

Alle overige ondernemingen

34,9 %

(43)

De in deze verordening genoemde individuele antidumpingrechten voor bepaalde ondernemingen zijn gebaseerd op de bevindingen in het kader van dit onderzoek. Zij weerspiegelen derhalve de situatie die in het kader van het onderzoek voor deze ondernemingen werd vastgesteld. Deze rechten zijn dus (in tegenstelling tot het recht dat voor „alle overige ondernemingen” in het land geldt) uitsluitend van toepassing op producten uit de Volksrepubliek China die door de genoemde ondernemingen (rechtspersonen) zijn geproduceerd. Producten die door andere ondernemingen zijn geproduceerd die niet specifiek, met naam en adres, in het dispositief van deze verordening zijn genoemd, met inbegrip van ondernemingen die banden hebben met de specifiek genoemde ondernemingen, komen niet voor deze rechten in aanmerking. Op deze ondernemingen is het voor „alle overige ondernemingen” geldende recht van toepassing.

(44)

Verzoeken tot toepassing van een voor een bepaalde onderneming geldend antidumpingrecht (bv. na de naamswijziging van een onderneming of na de oprichting van nieuwe productie- of verkoopmaatschappijen) dienen aan de Commissie te worden gericht (3), onder opgave van alle relevante gegevens, met name indien deze naamswijziging of de oprichting van nieuwe productie- of verkoopmaatschappijen verband houdt met wijzigingen in de activiteiten van de onderneming op het gebied van productie en de verkoop in binnen- en buitenland. Indien het verzoek gerechtvaardigd is, zal de verordening worden gewijzigd door bijwerking van de lijst van ondernemingen die voor een individueel recht in aanmerking komen.

(45)

Om de goede toepassing van het antidumpingrecht te garanderen, moet het residuele recht niet alleen gelden voor de niet-medewerkende exporteurs, maar ook voor ondernemingen die het betrokken product in het onderzoektijdvak niet naar de Gemeenschap hebben uitgevoerd. Laatstbedoelde ondernemingen kunnen evenwel, wanneer zij voldoen aan de voorwaarden van artikel 11, lid 4, tweede alinea, van de basisverordening, het verzoek indienen dat hun situatie individueel wordt onderzocht.

3.   Definitieve inning van de voorlopige rechten

(46)

Gezien de hoogte van de vastgestelde dumpingmarges en de ernst van de schade die de bedrijfstak van de Gemeenschap heeft geleden, wordt het noodzakelijk geacht de bedragen die als zekerheid zijn gesteld uit hoofde van het bij Verordening (EG) nr. 1259/2005 ingestelde voorlopige antidumpingrecht, definitief te innen tot het bedrag van het definitieve recht. Daar de definitieve rechten lager zijn dan de voorlopige rechten, moeten de voorlopig geïnde bedragen die het bedrag van het definitieve recht overschrijden, worden vrijgegeven.

(47)

Om, gelet op het grote verschil tussen de hoogte van de rechten, het gevaar dat het recht wordt ontweken, zoveel mogelijk te beperken, moeten in dit geval bijzondere maatregelen worden genomen om de goede toepassing van het antidumpingrecht te garanderen.

(48)

Deze bijzondere maatregelen houden in dat een geldige handelsfactuur, opgesteld conform de voorwaarden in de bijlage bij deze verordening, aan de douaneautoriteiten van de lidstaten dient te worden voorgelegd. Goederen die niet van een dergelijke factuur vergezeld gaan, zullen worden onderworpen aan het residuele antidumpingrecht dat van toepassing is op alle overige exporteurs.

(49)

Daarnaast zal de Commissie toezicht houden op de uitvoer en de relevante GN-code voor zouten en esters van wijnsteenzuur. Indien de uitvoer van een van de ondernemingen waarvoor een lager individueel recht geldt, fors in omvang zou toenemen of indien de invoer die wordt aangegeven onder de relevante GN-code voor zouten en esters, sterk zou stijgen, zou kunnen worden geoordeeld dat de betrokken individuele maatregelen kennelijk ontoereikend zijn om de vastgestelde schadelijke dumping tegen te gaan. In dat geval kan de Commissie, mits de noodzakelijke voorwaarden zijn vervuld, een tussentijds herzieningsonderzoek inleiden overeenkomstig artikel 11, lid 3, van de basisverordening. Hierbij zou onder meer kunnen worden onderzocht of het nodig is de individuele rechten in te trekken en een voor het gehele land geldend recht in te stellen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Er wordt een definitief antidumpingrecht ingesteld op de invoer van wijnsteenzuur, ingedeeld onder GN-code 2918 12 00, uit de Volksrepubliek China.

2.   Het definitieve antidumpingrecht van toepassing op de nettoprijs, franco grens Gemeenschap, vóór inklaring, bedraagt:

Onderneming

Antidumpingrecht

Aanvullende Taric-code

Hangzhou Bioking Biochemical Engineering Co., Ltd, Hangzhou, Volksrepubliek China

0,0 %

A687

Changmao Biochemical Engineering Co., Ltd, Changzhou City, Volksrepubliek China

10,1 %

A688

Ninghai Organic Chemical Factory, Ninghai, Volksrepubliek China

4,7 %

A689

Alle overige ondernemingen

34,9 %

A999

3.   De individuele rechten voor de in lid 2 genoemde ondernemingen zijn uitsluitend van toepassing indien aan de douaneautoriteiten van de lidstaten een geldige handelsfactuur, opgesteld conform de voorwaarden in de bijlage, wordt voorgelegd. Als een dergelijke factuur niet wordt voorgelegd, dient het antidumpingrecht dat voor alle overige ondernemingen geldt, te worden toegepast.

4.   Tenzij anders vermeld zijn de geldende bepalingen inzake douanerechten van toepassing.

Artikel 2

De bedragen die overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1259/2005 als zekerheid zijn gesteld uit hoofde van het voorlopige antidumpingrecht op de invoer van wijnsteenzuur, ingedeeld onder GN-code 2918 12 00, uit de Volksrepubliek China, worden definitief geïnd op de hierna aangegeven wijze. De als zekerheid gestelde bedragen die het bedrag van het definitieve antidumpingrecht overschrijden, worden vrijgegeven.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 23 januari 2006.

Voor de Raad

De voorzitter

J. PRÖLL


(1)  PB L 56 van 6.3.1996, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2117/2005 (PB L 340 van 23.12.2005, blz. 17).

(2)  PB L 200 van 30.7.2005, blz. 73.

(3)  

Europese Commissie,

directoraat-generaal Handel,

directoraat B, kamer J-79 5/16,

B-1049 Brussel.


BIJLAGE

De in artikel 1, lid 3, van deze verordening bedoelde geldige handelsfactuur moet een door een werknemer van de onderneming ondertekende verklaring bevatten met de volgende gegevens:

1.

De naam en functie van de werknemer van de onderneming die de handelsfactuur heeft opgesteld.

2.

De navolgende verklaring: „Ondergetekende verklaart dat de (hoeveelheid) wijnsteenzuur die naar de Europese Gemeenschap wordt uitgevoerd en waarop deze factuur betrekking heeft, vervaardigd werd door (naam en adres van de onderneming) (aanvullende Taric-code) in (land). Hij verklaart dat de in deze factuur verstrekte informatie juist en volledig is.”.

Datum en handtekening


27.1.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 23/8


VERORDENING (EG) Nr. 131/2006 VAN DE COMMISSIE

van 26 januari 2006

tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 3223/94 van de Commissie van 21 december 1994 houdende uitvoeringsbepalingen van de invoerregeling voor groenten en fruit (1), en met name op artikel 4, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In Verordening (EG) nr. 3223/94 zijn op grond van de multilaterale handelsbesprekingen in het kader van de Uruguayronde de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de periodes die in de bijlage bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt.

(2)

Op grond van de bovenvermelde criteria moeten de forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld op de in de bijlage bij deze verordening vermelde niveaus,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 4 van Verordening (EG) nr. 3223/94 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld zoals aangegeven in de tabel in de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 27 januari 2006.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 26 januari 2006.

Voor de Commissie

J. L. DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 337 van 24.12.1994, blz. 66. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 386/2005 (PB L 62 van 9.3.2005, blz. 3).


BIJLAGE

bij de verordening van de Commissie van 26 januari 2006 tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

052

109,1

204

46,7

212

97,4

624

140,9

999

98,5

0707 00 05

052

138,3

204

101,5

999

119,9

0709 10 00

220

80,1

624

101,2

999

90,7

0709 90 70

052

147,8

204

139,4

999

143,6

0805 10 20

052

43,4

204

55,6

212

48,0

220

51,3

624

58,2

999

51,3

0805 20 10

204

78,4

999

78,4

0805 20 30, 0805 20 50, 0805 20 70, 0805 20 90

052

62,6

204

98,5

400

86,7

464

148,0

624

75,3

662

32,0

999

83,9

0805 50 10

052

58,6

220

60,5

999

59,6

0808 10 80

400

132,0

404

106,8

720

67,9

999

102,2

0808 20 50

388

109,6

400

82,3

720

37,7

999

76,5


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 750/2005 van de Commissie (PB L 126 van 19.5.2005, blz. 12). De code „999” staat voor „andere oorsprong”.


27.1.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 23/10


VERORDENING (EG) Nr. 132/2006 VAN DE COMMISSIE

van 26 januari 2006

betreffende de vaststelling van een aanvaardingspercentage voor de voor een facultatieve distillatie van tafelwijn gesloten contracten

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1623/2000 van de Commissie van 25 juli 2000 tot vaststelling van de uitvoeringsbepalingen met betrekking tot de marktmechanismen als bedoeld in Verordening (EG) nr. 1493/1999 houdende een gemeenschappelijke ordening van de wijnmarkt (1), en met name op artikel 63 bis, lid 5,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In artikel 63 bis van Verordening (EG) nr. 1623/2000 zijn de uitvoeringsbepalingen van de in artikel 29 van Verordening (EG) nr. 1493/1999 van de Raad (2) bedoelde distillatieregeling vastgesteld. Het gaat om vrijwillige distillatie waarvoor steun wordt verleend, die ten doel heeft de wijnmarkt te ondersteunen en een meer continue bevoorrading te verzekeren van de drinkalcoholsector. Met het oog hierop worden tussen wijnproducenten en distilleerders contracten gesloten. Deze contracten zijn uiterlijk op 15 januari 2006 door de lidstaten aan de Commissie gemeld.

(2)

Voor het wijnoogstjaar 2005/2006 was de distillatie geopend voor de periode van 1 oktober tot en met 23 december. Op basis van de hoeveelheden wijn waarvoor door de lidstaten distillatiecontracten aan de Commissie zijn gemeld, moet worden geconstateerd dat de beschikbare begrotingsmiddelen en de opnamecapaciteit van de drinkalcoholsector zijn overschreden. Het is derhalve dienstig één enkel aanvaardingspercentage vast te stellen voor de voor distillatie gemelde hoeveelheden.

(3)

Overeenkomstig artikel 63 bis, lid 6, eerste alinea, van Verordening (EG) nr. 1623/2000 moeten de lidstaten de distillatiecontracten goedkeuren in een periode die ingaat op 30 januari. De onderhavige verordening moet derhalve onmiddellijk in werking treden,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De hoeveelheden wijn waarvoor per 15 januari 2006 contracten zijn gesloten en aan de Commissie gemeld overeenkomstig artikel 63 bis, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1623/2000, worden voor 84,58 % aanvaard.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 26 januari 2006.

Voor de Commissie

J. L. DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 194 van 31.7.2000, blz. 45. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1820/2005 (PB L 293 van 9.11.2005, blz. 8).

(2)  PB L 179 van 14.7.1999, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2165/2005 (PB L 345 van 28.12.2005, blz. 1).


27.1.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 23/11


VERORDENING (EG) Nr. 133/2006 VAN DE COMMISSIE

van 26 januari 2006

tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 3149/92 houdende uitvoeringsbepalingen met betrekking tot de levering van levensmiddelen uit interventievoorraden aan de meest behoeftigen in de Gemeenschap

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 3730/87 van de Raad van 10 december 1987 houdende algemene voorschriften voor de levering van levensmiddelen uit interventievoorraden aan bepaalde organisaties met het oog op verstrekking aan de meest hulpbehoevenden in de Gemeenschap (1), en met name op artikel 6,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EEG) nr. 3149/92 van de Commissie (2) zijn uitvoeringsbepalingen vastgesteld met betrekking tot de levering van levensmiddelen uit interventievoorraden aan de meest behoeftigen in de Gemeenschap.

(2)

Met het oog op een goede uitvoering van het distributieprogramma voor het jaar 2006 dat is vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1819/2005 van de Commissie van 8 november 2005 tot vaststelling van een jaarprogramma voor de toewijzing aan de lidstaten van voor het begrotingsjaar 2006 te boeken financiële middelen voor de levering van levensmiddelen uit interventievoorraden aan de meest behoeftigen in de Gemeenschap (3), dient de termijn die is vastgesteld voor de uitslag van zuivelproducten uit de interventievoorraden, te worden aangepast.

(3)

De producten die in het kader van het jaarprogramma uit de interventievoorraden moeten worden genomen, kunnen in ongewijzigde staat of verwerkt worden geleverd voor de vervaardiging van levensmiddelen of kunnen worden uitgeslagen als betaling voor de levering of de vervaardiging van op de communautaire markt aangekochte levensmiddelen. Voor dit laatste type van levering dient te worden gepreciseerd welke in de interventievoorraden beschikbare producten kunnen worden uitgeslagen als betaling voor de vervaardiging van graanproducten. De bij artikel 4 van Verordening (EEG) nr. 3149/92 vastgestelde inschrijvingsvoorwaarden voor de organisatie van de leveringen in de lidstaten moeten worden aangevuld met de nadere bepalingen die in dat geval van toepassing zijn.

(4)

Aangezien de kosten van het intracommunautaire vervoer door de Gemeenschap worden gedragen op basis van de bij inschrijving bepaalde werkelijke kosten, is het niet langer noodzakelijk dat voor de vergoeding daarvan bewijsstukken met betrekking tot de afgelegde afstanden worden overgelegd.

(5)

In artikel 3, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 3149/92, zoals gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1903/2004 (4), is bepaald dat de periode van uitvoering van het programma op 31 december eindigt. De bij artikel 10 van Verordening (EEG) nr. 3149/92 vastgestelde termijn voor de indiening van de jaarrapporten moet derhalve dienovereenkomstig worden aangepast.

(6)

Verordening (EEG) nr. 3149/92 moet dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(7)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van de betrokken Comités van beheer,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EEG) nr. 3149/92 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Aan artikel 3, lid 2, derde alinea, wordt de volgende zin toegevoegd:

„In het geval van boter die in het kader van het jaarprogramma 2006 aan de lidstaten wordt toegewezen, moet bij toewijzingen die betrekking hebben op hoeveelheden van meer dan 500 ton, 70 % van de hoeveelheid boter vóór 1 maart 2006 uit de interventievoorraden worden uitgeslagen.”.

2)

Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:

a)

in lid 1, onder b), wordt na de derde alinea de volgende alinea ingevoegd:

„Evenzo kan de Commissie, in het geval dat granen niet beschikbaar zijn in de interventievoorraden, toestemming verlenen voor de uitslag uit de interventievoorraden van rijst die vervolgens wordt gebruikt om de levering van op de markt aangekochte granen en producten op basis van granen te betalen.”;

b)

aan lid 2, onder a), vierde alinea, wordt de volgende zin toegevoegd:

„Evenzo wordt, wanneer het de levering betreft van granen of producten op basis van granen in ruil voor aan de interventievoorraden onttrokken rijst, in de inschrijving bepaald dat het aan de interventievoorraden te onttrekken product rijst is die in het bezit is van een interventiebureau.”.

3)

In artikel 7, lid 2, wordt de tweede zin vervangen door:

„Daartoe moet de vergoedingsaanvraag alle nodige bewijsstukken, inzonderheid met betrekking tot het vervoer, bevatten.”.

4)

In artikel 10, eerste alinea, wordt de eerste zin vervangen door:

„De lidstaten zenden de Commissie elk jaar uiterlijk op 30 juni een rapport over de uitvoering van het programma op hun grondgebied in het afgelopen boekjaar.”.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 26 januari 2006.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 352 van 15.12.1987, blz. 1. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2535/95 (PB L 260 van 31.10.1995, blz. 3).

(2)  PB L 313 van 30.10.1992, blz. 50. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1608/2005 (PB L 256 van 1.10.2005, blz. 13).

(3)  PB L 293 van 9.11.2005, blz. 3.

(4)  PB L 328 van 30.10.2004, blz. 77.


27.1.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 23/13


VERORDENING (EG) Nr. 134/2006 VAN DE COMMISSIE

van 26 januari 2006

tot instelling van een voorlopig antidumpingrecht op hefboommechanismen uit de Volksrepubliek China

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad van 22 december 1995 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschappen (1) (hierna „de basisverordening” genoemd), en met name op artikel 7,

Na overleg met het Raadgevend Comité,

Overwegende hetgeen volgt:

A.   PROCEDURE

1.   Inleiding

(1)

Op 28 april 2005 heeft de Commissie, overeenkomstig artikel 5 van de basisverordening, met een bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie  (2) (hierna „bericht van inleiding” genoemd) de inleiding aangekondigd van een antidumpingprocedure betreffende de invoer van hefboommechanismen uit de Volksrepubliek China (hierna „China” genoemd).

(2)

De procedure werd ingeleid naar aanleiding van een klacht die op 11 maart 2005 was ingediend door drie producenten in de EU, namelijk Interkov spol s.r.o., MI.ME.CA s.r.l. en Niko — Metallurgical company, d.d. Zelezniki, die goed waren voor een groot deel, in dit geval meer dan 50 %, van de productie van hefboommechanismen in de EU. Bovendien werd de klacht gesteund door I.M.L., een andere EU-producent. Het bij de klacht gevoegde bewijsmateriaal dat het betrokken product met dumping uit China werd ingevoerd en dat hierdoor aanmerkelijke schade was ontstaan werd toereikend geacht om tot de inleiding van een procedure over te gaan.

2.   Partijen bij de procedure

(3)

De Commissie heeft de haar bekende belanghebbenden van de inleiding van de procedure in kennis gesteld, namelijk de indieners van de klacht, exporteurs/producenten in China, importeurs in de EU, toeleveranciers in de EU en EU-bedrijven die het betrokken product verwerken alsmede de vertegenwoordigers van China. De belanghebbenden konden binnen een bepaalde termijn hun standpunt schriftelijk uiteenzetten en verzoeken te worden gehoord.

(4)

De klagende EU-producenten, andere EU-producenten, de Chinese exporteurs/producenten, importeurs, toeleveranciers, verwerkende bedrijven en organisaties van verwerkende bedrijven hebben hun standpunt bekendgemaakt. Alle belanghebbenden die konden aantonen dat er bijzondere redenen waren om hen te horen werden gehoord.

(5)

Om de Chinese exporteurs/producenten in de gelegenheid te stellen desgewenst een verzoek in te dienen om als marktgericht bedrijf te worden behandeld of om een individuele behandeling te verkrijgen, heeft de Commissie deze ondernemingen de desbetreffende formulieren toegezonden. Vier ondernemingen hebben om een behandeling als marktgericht bedrijf verzocht overeenkomstig artikel 2, lid 7, van de basisverordening of om een individuele behandeling indien zij niet aan de voorwaarden voldeden om als marktgericht bedrijf te worden behandeld en één onderneming heeft uitsluitend om een individuele behandeling verzocht.

(6)

In het bericht van inleiding had de Commissie vermeld dat het noodzakelijk kon zijn het onderzoek bij de importeurs aan de hand van een steekproef te verrichten. Gezien het grote aantal importeurs dat tot medewerking bereid was, werd inderdaad besloten een steekproef samen te stellen.

(7)

De Commissie heeft alle haar bekende belanghebbenden en alle andere ondernemingen die zich binnen de gestelde termijn hadden bekendgemaakt een vragenlijst toegezonden. Zij heeft antwoord ontvangen van de drie klagende EU-producenten, twee andere EU-producenten, vijf Chinese exporteurs/producenten, twaalf leveranciers van grondstoffen, twee onafhankelijke importeurs en acht onafhankelijke EU-bedrijven die het betrokken product verwerken.

(8)

De Commissie heeft alle gegevens die zij nodig had voor een voorlopige vaststelling van dumping, de daaruit voortvloeiende schade en het belang van de EU ingewonnen en gecontroleerd en heeft controles verricht bij de volgende ondernemingen:

a)

EU-producenten:

Interkov spol s.r.o.

MI.ME.CA s.r.l.

Niko — Metallurgical company, d.d. Zelezniki

IML Industria Meccanica Lombarda S.r.l.

EJA international

b)

Verwerkende EU-bedrijf:

Esselte Leitz GmbH & Co.

c)

Chinese producenten/exporteurs:

Dongguan Nanzha Leco Stationery

Wah Hing Stationery Manufactory Limited.

Drie andere producenten/exporteurs hadden een verzoek ingediend om als marktgericht bedrijf te worden behandeld en waren tot medewerking bereid. Voordat hun verzoek gecontroleerd kon worden, deelden zij evenwel mee niet langer tot medewerking bereid te zijn.

(9)

Om de normale waarde vast te stellen voor Chinese exporteurs/producenten die niet als marktgerichte bedrijf behandeld konden worden, werd bij de volgende onderneming een controle verricht teneinde de normale waarde vast te stellen aan de hand van de gegevens in het referentieland:

Producent in Iran:

Metalise Co.

3.   Onderzoektijdvak

(10)

Het onderzoek naar dumping en schade had betrekking op de periode van 1 januari 2004 tot en met 31 december 2004 (hierna „het onderzoektijdvak” genoemd). Het onderzoek naar de ontwikkelingen die relevant waren voor de schadebeoordeling had betrekking op de periode van 1 januari 2001 tot het einde van het onderzoektijdvak (hierna „de beoordelingsperiode” genoemd).

4.   Product

4.1.   Algemeen

(11)

Hefboommechanismen zijn metalen producten en kunnen een van de componenten zijn van ordners waarin bladen en andere documenten worden opgeborgen. De specificatie van het product hangt hoofdzakelijk af van het gebruikte materiaal, de grootte van het mechanisme en de behandelingen van het staal.

4.2.   Betrokken product

(12)

De klacht heeft betrekking op hefboommechanismen die doorgaans worden gebruikt in ordners. Ze bestaan uit stevige gebogen elementen (doorgaans twee) van metaal die op een plaat zijn bevestigd en minstens een openingsmechanisme dat het mogelijk maakt bladen in de ordner op te bergen. Het product wordt doorgaans aangegeven onder GN-code ex 8305 10 00. De klacht heeft betrekking op de invoer van dit product uit China. De GN-code is slechts ter informatie vermeld.

(13)

Ondanks verschillen op sommige punten zoals de kwaliteit en de dikte van het staal, de grootte van het mechanisme en de behandeling van het oppervlak is bij het onderzoek gebleken dat alle soorten van het betrokken product zoals in de voorgaande overweging gedefinieerd dezelfde fysische en technische basiskenmerken hebben en voor dezelfde doeleinden worden gebruikt. Derhalve worden alle soorten van het betrokken product in het kader van deze antidumpingprocedure als een enkel product beschouwd.

4.3.   Soortgelijk product

(14)

Er werden geen verschillen vastgesteld tussen het betrokken product dat in China en Iran wordt vervaardigd en aldaar op de binnenlandse markt verkocht. Iran is het referentieland dat voor de vaststelling van de normale waarde van het betrokken product uit China werd gebruikt. Het betrokken product uit die landen heeft dezelfde fysische en technische basiskenmerken en wordt voor dezelfde doeleinden gebruikt als het betrokken product dat vanuit China in de EU wordt uitgevoerd.

(15)

Er werd evenmin een verschil gevonden tussen het betrokken product dat door de EU-producenten wordt vervaardigd en in de EU verkocht en het betrokken product dat uit China in de EU wordt ingevoerd. Deze producten hebben dezelfde fysische en technische basiskenmerken en worden voor dezelfde doeleinden gebruikt.

(16)

Deze producten worden derhalve in het voorlopige stadium beschouwd als soortgelijke producten in de zin van artikel 1, lid 4, van de basisverordening.

B.   DUMPING

1.   Behandeling als marktgericht bedrijf

(17)

Overeenkomstig artikel 2, lid 7, onder b), van de basisverordening wordt de normale waarde bij antidumpingonderzoeken betreffende producten uit China vastgesteld overeenkomstig de leden 1 tot en met 6 van dat artikel voor die producenten die voldoen aan de criteria van artikel 2, lid 7, onder c), van de basisverordening. Om verwijzing naar deze criteria te vergemakkelijken worden zij hieronder kort samengevat:

besluiten van de bedrijven worden genomen als reactie op marktsignalen en zonder staatsinmenging van betekenis op dat punt en de kosten geven de marktwaarde weer;

bedrijven beschikken over een duidelijke basisboekhouding die door een onafhankelijke accountant wordt gecontroleerd in overeenstemming met de hiervoor geldende internationaal normen en die alle terreinen bestrijkt;

er zijn geen verstoringen van betekenis die nog voortvloeien uit het vroegere systeem zonder markteconomie;

faillissements- en eigendomswetten verschaffen juridische zekerheid en stabiliteit;

de omrekening van munteenheden geschiedt tegen de marktkoers.

(18)

Vier Chinese producenten/exporteurs verzochten om een behandeling als marktgericht bedrijf overeenkomstig artikel 2, lid 7, onder b), van de basisverordening en hebben het desbetreffende aanvraagformulier ingevuld.

(19)

Drie van deze producenten/exporteurs verklaarden zich evenwel niet langer tot medewerking bereid alvorens het controlebezoek plaatsvond. Derhalve kon niet worden nagegaan of deze ondernemingen voldeden aan de criteria van artikel 2, lid 7, onder c), van de basisverordening.

(20)

De Commissie heeft bij de resterende producent/exporteur de gegevens gecontroleerd die deze in antwoord op het desbetreffende aanvraagformulier had verstrekt.

(21)

Het verzoek van deze producent/exporteur om als marktgericht bedrijf te worden behandeld moest worden afgewezen. Bij toetsing aan de vijf criteria van artikel 2, lid 7, onder c), van de basisverordening bleek dat hij niet aan de criteria 2 en 3 voldeed. Bovendien kon in verband met criterium 1 geen conclusie worden bereikt.

(22)

Wat criterium 2 betreft, kon niet worden geconcludeerd dat de onderneming over een duidelijke basisboekhouding beschikte die onder controle stond van een onafhankelijke accountant in overeenstemming met de hiervoor internationaal geldende normen en die alle terreinen bestreek.

(23)

Wat criterium 3 betreft, kon de onderneming geen bewijsstukken noch een voldoende toelichting verschaffen over de privatisering van de onderneming en de herwaardering van de activa. Zij kon dus niet aantonen dat er geen verstoringen van betekenis waren die nog voortvloeiden uit het vroegere systeem zonder markteconomie.

(24)

In verband met criterium 1 kon geen conclusie worden bereikt omdat er twijfel bleef bestaan over mogelijke staatsinmenging bij de goedkeuring van arbeidscontracten en omdat niet kon worden vastgesteld dat alle kosten de marktwaarde weergaven. Gezien echter de conclusies in verband met criterium 2 en 3 was een beslissing ter zake niet nodig.

(25)

De belanghebbenden werden in de gelegenheid gesteld om te reageren op deze bevindingen.

2.   Individuele behandeling

(26)

Overeenkomstig artikel 2, lid 7, onder a), van de basisverordening wordt voor de in artikel 2, lid 7, onder a) van de basisverordening bedoelde landen een voor het gehele land geldend antidumpingrecht vastgesteld, dat evenwel niet geldt voor exporteurs in die landen die overeenkomstig artikel 9, lid 5, van de basisverordening kunnen aantonen dat zij vrij zijn hun exportprijzen en -hoeveelheden en verkoopvoorwaarden vast te stellen, zij valuta’s tegen marktkoersen omrekenen en eventuele staatsinmenging niet dusdanig is dat de antidumpingmaatregelen ontdoken kunnen worden indien voor verschillende exporteurs verschillende rechten worden vastgesteld.

(27)

De producent/exporteur die niet als marktgericht bedrijf kon worden behandeld, had voor het geval deze situatie zich zou voordoen ook om een individuele behandeling verzocht. Uit de beschikbare gegevens bleek dat de onderneming aan alle voorwaarden voor een individuele behandeling voldeed overeenkomstig artikel 9, lid 5, van de basisverordening.

(28)

Een andere producent/exporteur had uitsluitend om een individuele behandeling verzocht. Deze had het betrokken product in het onderzoektijdvak via gelieerde ondernemingen naar onafhankelijke afnemers in de EU uitgevoerd en verleende medewerking aan het onderzoek. Hij bleek aan alle criteria voor een individuele behandeling overeenkomstig artikel 9, lid 5, van de basisverordening te voldoen.

(29)

Derhalve werd geconcludeerd dat de twee volgende Chinese producenten/exporteurs een individuele behandeling moest worden toegekend:

Dongguan Nanzha Leco Stationery;

Wah Hing Stationery Manufactory Limited.

3.   Normale waarde

(30)

De exporteur die uitsluitend om een individuele behandeling had verzocht kon binnen de gestelde termijn geen volledige en met bewijsmateriaal gestaafde antwoorden op de vragenlijst geven. Daarom kon voor hem geen dumpingmarge worden vastgesteld en diende hij als een niet-medewerkende onderneming te worden beschouwd.

3.1.   Voor producenten/exporteurs die niet als marktgericht bedrijf werden beschouwd

a)   Referentieland

(31)

Overeenkomstig artikel 2, lid 7, onder a), van de basisverordening moet de normale waarde voor producenten/exporteurs die niet als marktgericht bedrijf kunnen worden beschouwd, worden vastgesteld op basis van de prijzen of geconstrueerde waarde in een referentieland.

(32)

In het bericht van inleiding had de Commissie vermeld voornemens te zijn India te kiezen als referentieland voor het vaststellen van de normale waarde voor China. Belanghebbenden konden opmerkingen maken over deze keuze.

(33)

Eén verwerkend bedrijf, één medewerkende Chinese exporteur en één niet-medewerkende Chinese producent maakten bezwaar tegen deze keuze. Hun voornaamste argumenten waren dat:

er slechts weinig Indiase producenten waren en er op de Indiase binnenlandse markt geen concurrentie was;

India slechts voor zijn binnenlandse markt en niet voor export produceert;

India producten met andere specificaties vervaardigt, wat betekent dat ook het productieproces anders is;

de Indiase productie zeer gering is in vergelijking met de Chinese;

de Indiase productie, wat hoeveelheid en kwaliteit betreft, niet stabiel is.

(34)

De belanghebbenden konden evenwel geen geschikter land voorstellen en konden evenmin hun bewering dat India geen geschikt referentieland was, met bewijsmateriaal staven.

(35)

De Commissie verzocht derhalve niet alleen India, maar ook andere haar bekende potentiële referentielanden, zoals Turkije, Zuid-Afrika, Iran en Thailand, om medewerking.

(36)

Het bleek echter dat slechts in India en Iran een klein aantal producenten zijn die het betrokken product momenteel vervaardigen. Van de Indiase producent kon geen volledige medewerking worden verkregen, terwijl de Iraanse producent bereid was volledig mede te werken.

(37)

Iran bleek één producent te hebben die op de binnenlandse markt verkocht. Bovendien bleek dat het betrokken product uit China in aanzienlijke hoeveelheden in Iran werden ingevoerd. Het is dus duidelijk dat de Iraanse en de Chinese producten op de Iraanse markt met elkaar concurreren.

(38)

Gelet op het voorgaande is de voorlopige conclusie dat Iran het meest geschikte referentieland is overeenkomstig artikel 2, lid 7, van de basisverordening.

b)   Vaststelling van de normale waarde in het referentieland

(39)

Overeenkomstig artikel 2, lid 7, onder a), van de basisverordening werd de normale waarde voor de producenten/exporteurs die niet als marktgericht bedrijf werden beschouwd vastgesteld aan de hand van de gegevens van de producent in het referentieland. De normale waarde werd vastgesteld aan de hand van de op de binnenlandse markt van Iran betaalde of te betalen prijzen voor vergelijkbare productsoorten, aangezien de verkoop van de Iraanse producent in het kader van normale handelstransacties had plaatsgevonden.

(40)

Derhalve was de normale waarde de gewogen gemiddelde binnenlandse verkoopprijs van de medewerkende Iraanse producent bij verkoop aan onafhankelijke afnemers.

4.   Exportprijzen

(41)

De exportprijs van de exporteur die een individuele behandeling had verkregen (en die via gelieerde ondernemingen buiten de EU naar de EU uitvoerde) werd vastgesteld aan de hand van de prijzen waartegen het betrokken product aan onafhankelijke afnemers in de EU was wederverkocht.

(42)

In alle gevallen waarin het betrokken product naar onafhankelijke afnemers in de EU was uitgevoerd, werd de exportprijs vastgesteld overeenkomstig artikel 2, lid 8, van de basisverordening, namelijk op basis van de werkelijk betaalde of te betalen exportprijzen.

5.   Vergelijking

(43)

De normale waarde en de exportprijzen werden vergeleken af fabriek en in hetzelfde handelsstadium. Om de normale waarde en de exportprijs te kunnen vergelijken werd, overeenkomstig artikel 2, lid 10, van de basisverordening, rekening gehouden met verschillen waarvan werd aangetoond dat zij gevolgen hadden voor de prijzen en de vergelijkbaarheid van de prijzen.

(44)

Op deze basis werden correcties toegestaan voor verschillen in de kosten van vervoer, verzekering, laden, lossen en aanverwante kosten, krediet, commissielonen en kosten na verkoop (garantie). Er werden ook correcties toegepast wanneer de export was verlopen via een gelieerde onderneming in een ander land dan China of een EU-land overeenkomstig artikel 2, lid 10, onder i), van de basisverordening.

6.   Dumpingmarge

6.1.   Voor de producent/exporteur die een individuele behandeling had verkregen

(45)

Voor de onderneming die een individuele behandeling had verkregen, werd de gewogen gemiddelde normale waarde van elke naar de EU uitgevoerde soort die voor het referentieland werd vastgesteld, vergeleken met de gewogen gemiddelde exportprijs van die soort, overeenkomstig artikel 2, lid 11, van de basisverordening.

(46)

De voorlopige gewogen gemiddelde dumpingmarge, in procenten van de cif-prijs grens EU, vóór inklaring, bedraagt:

Dongguan Nanzha Leco Stationary

33,4 %.

6.2.   Voor alle andere producenten/exporteurs

(47)

Om het voor het gehele land geldende recht vast te stellen voor alle andere exporteurs in China is de Commissie eerst het niveau van medewerking nagegaan. Er wordt aan herinnerd dat drie van de vier ondernemingen die aanvankelijk hadden verzocht om als marktgericht bedrijf te worden behandeld, niet aan het onderzoek hadden meegewerkt en dat, behalve één andere onderneming die uitsluitend om een individuele behandeling had verzocht, maar die als een niet-medewerkende onderneming moest worden beschouwd, geen andere Chinese producenten/exporteurs medewerking hebben verleend.

(48)

Aangezien geen medewerking was verleend door exporteurs die niet als marktgericht bedrijf waren behandeld noch een individuele behandeling hadden verkregen, werd de berekening op de beschikbare gegevens gebaseerd. De voor het gehele land geldende dumpingmarge werd bijgevolg berekend aan de hand van de meest representatieve productsoort die door exporteurs die geen behandeling als marktgericht bedrijf noch individuele behandeling was toegekend naar de EU was uitgevoerd. De exportprijs werd vervolgens vergeleken met de voor het referentieland vastgestelde normale waarde. Om een billijke vergelijking mogelijk te maken heeft de Commissie bovendien informatie over de markt ingewonnen om de prijzen van andere producenten/exporteurs vast te stellen. Er werden op deze wijze geen aanwijzingen verkregen dat de berekeningen niet billijk en redelijk waren.

(49)

Op deze wijze werd de voor het gehele land geldende dumpingmarge voorlopig vastgesteld op 48,1 % van de cif-prijs grens EU.

(50)

Deze marge is van toepassing op alle producenten die geen individuele behandeling hebben verkregen.

C.   SCHADE

1.   Productie van de EU

(51)

Het betrokken product bleek in het onderzoektijdvak in de EU door de volgende producenten te zijn vervaardigd: de drie klagende EU-producenten, twee andere EU-producenten die de klacht steunden en medewerking verleenden aan het onderzoek alsmede Esselte die het betrokken product slechts voor eigen gebruik vervaardigde.

(52)

Een andere onderneming heeft het betrokken product in het onderzoektijdvak uitsluitend voor eigen gebruik vervaardigd en ingevoerd. In de loop van het onderzoektijdvak heeft zij deze productie evenwel stopgezet. De onderneming heeft de vragenlijst voor EU-producenten beantwoord en gegevens verstrekt over de eigen productie.

(53)

Een andere producent die de klacht steunde bleek tijdens het onderzoektijdvak het betrokken product niet te hebben vervaardigd.

(54)

De indieners van de klacht voerden aan dat sommige ondernemingen het betrokken product in het onderzoektijdvak hadden vervaardigd, zij het in beperkte hoeveelheden. Deze ondernemingen hebben zich niet aangemeld of hebben in het kader van dit onderzoek geen cijfers verstrekt over hun productie. Voor de vaststelling van de EU-productie wordt voorlopig met deze hoeveelheden geen rekening gehouden.

(55)

Er werd vastgesteld dat een EU-producent die de klacht steunt het betrokken product ook uit China had ingevoerd. Hoewel het merendeel van de in de EU verkochte producten van die producent in het onderzoektijdvak in de EU was vervaardigd, bleek 25 % van de in de EU verkochte hoeveelheden in China te zijn aangekocht. Dit kwam neer op 39 % van de totale productie van deze producent.

(56)

Hoewel het hier een betrekkelijk groot deel van de activiteiten van deze onderneming betreft, bleek deze invoer een soort zelfbescherming te zijn tegen de invoer met dumping uit China. Reeds aan het begin van de beoordelingsperiode, toen de producent besefte dat hij niet geheel en al kon concurreren met de invoer met dumping uit China, heeft hij zijn oudere machines naar China overgebracht en is hij met een Chinese producent een joint venture aangegaan. Bij controle van de financiële gegevens die deze EU-producent over de beoordelingsperiode had verstrekt, bleek dat hij het betrokken product uit China verkocht om sommige zware verliezen goed te maken bij de verkoop van het door hemzelf vervaardigde product in de EU. Door de invoer van Chinese hefboommechanismen heeft deze onderneming kunnen overleven.

(57)

Ook werd vastgesteld dat deze onderneming haar kernactiviteiten in de EU uitoefent en dat haar gedrag duidelijk het gedrag is van een EU-producent. Het feit dat de onderneming medewerking verleent wijst erop dat haar gedrag en haar belangen met die van de andere indieners van de klacht kunnen worden vergeleken. Derhalve wordt geoordeeld dat de productie van die producent tot de EU-productie moet worden gerekend.

(58)

De productie van de EU in de zin van artikel 4, lid 1, van de basisverordening werd derhalve voorlopig berekend door de productie van de vijf medewerkende EU-producenten toe te voegen aan de productiegegevens die voor één extra producent beschikbaar waren.

2.   Omschrijving van de bedrijfstak van de EU

(59)

De productie van de vijf EU-producenten die volledige medewerking aan het onderzoek verleenden en de klacht steunden werd vastgesteld op ongeveer 220 miljoen stuks in het onderzoektijdvak. Deze hoeveelheid is meer dan 90 % van de totale EU-productie. Deze ondernemingen vormen derhalve de bedrijfstak van de EU in de zin van artikel 4, lid 1, en artikel 5, lid 4, van de basisverordening.

(60)

Er wordt op gewezen dat zelfs indien de producent die het betrokken product uit China invoerde van de productie en van de bedrijfstak van de EU wordt uitgesloten, de overige producenten nog steeds goed zouden zijn voor een groot gedeelte van de totale productie van de EU in de zin van artikel 5, lid 4, van de basisverordening.

3.   Verbruik in de EU

(61)

Het verbruik werd vastgesteld aan de hand van de verkoop door de bekende EU-producenten aan onafhankelijke afnemers in de EU, vermeerderd met de invoer uit derde landen. Voor de gegevens over de verkoop van de EU-producenten werd grotendeels uitgegaan van hun antwoorden op de vragenlijst. Het invoervolume werd gebaseerd op de gegevens in de klacht, gezien het lage niveau van medewerking in China en omdat de gegevens van Eurostat niet specifiek genoeg waren. De GN-code voor hefboommechanismen heeft ook betrekking op ringbandmechanismen en de hoeveelheden zijn in ton en niet in stuks uitgedrukt.

(62)

Uit de volgende tabel blijkt dat de vraag naar het betrokken product in de EU in de beoordelingsperiode sterk is gestegen:

Tabel 1

Stuks (in 1 000)

2001

2002

2003

2004 (Onderzoektijdvak)

Verbruik

301 440

301 990

337 300

399 670

Index

100

100

112

132

(63)

De sterkste stijging deed zich voor van 2003 tot het einde van het onderzoektijdvak, toen het verbruik met 18 % of met meer dan 62 miljoen stuks steeg. De verkoop van de EU-producenten steeg in die periode met 8 % of met 14 miljoen stuks, terwijl de invoer uit China met 29 % of met 48 miljoen stuks steeg.

4.   Invoer uit China

4.1.   Hoeveelheden, marktaandeel en gemiddelde prijs

a)   Ingevoerde hoeveelheden en marktaandeel

(64)

Zoals vermeld in overweging 61 werden de gegevens over de omvang van de invoer uit China gebaseerd op de gegevens in de klacht. Deze gegevens werden echter getoetst aan gegevens van Eurostat en vergeleken met de gegevens over de uitvoer die gecontroleerd waren bij de grootste Chinese exporteur die aan het onderzoek meewerkte en die goed was voor 65 % van de totale invoer uit China. Beide bronnen bevestigden de gegevens over de ontwikkeling van het invoervolume die in de klacht waren opgenomen.

(65)

De omvang en het marktaandeel van de invoer uit China ontwikkelden zich als volgt:

Tabel 2

Invoer (1 000 stuks)

2001

2002

2003

Onderzoektijdvak

China

135 000

130 000

166 000

214 000

Index

100

96

123

159


Marktaandeel

2001

2002

2003

Onderzoektijdvak

China

44,8 %

43,1 %

49,2 %

53,6 %

Index

100

96

110

120

(66)

Zoals blijkt uit tabel 1 steeg het verbruik van het betrokken product in de EU in de beoordelingsperiode met 32 % of met 98 miljoen stuks. Terzelfder tijd steeg de invoer uit China met ongeveer 59 % of met 79 miljoen stuks. Het marktaandeel van het product uit China steeg in de beoordelingsperiode dus van 44,8 % tot 53,6 %, dus met 8,8 procentpunten. De sterkste stijging van de invoer en van het marktaandeel van de Chinese producenten/exporteurs deed zich voor in het onderzoektijdvak, toen deze invoer met 48 miljoen stuks steeg en het marktaandeel met 4,4 procentpunten ten opzichte van 2003.

b)   Prijzen en prijsonderbieding

(67)

Uit bovenstaande tabel blijkt de ontwikkeling van de gemiddelde prijzen bij invoer uit China in de beoordelingsperiode. De invoerprijzen daalden van 120 EUR voor 1 000 stuks in 2001 tot 107 EUR in het onderzoektijdvak. De prijs bij invoer was in 2003 zo laag — toen het verbruik met 20 % steeg — dat hij in het onderzoektijdvak met 11 % kon worden verhoogd. Deze prijs bleef niettegenstaande ver onder die van de EU-producenten. Over de gehele beoordelingsperiode bedroeg de prijsdaling van het betrokken product uit China 11 %.

(68)

Er werd een vergelijking gemaakt van de verkoopprijzen van de EU-producenten en van de Chinese producenten/exporteurs in het onderzoektijdvak. De prijzen werden vergeleken na aftrek van kortingen en na een correctie voor de kosten na invoer. De prijzen van de EU-producenten werden gecorrigeerd tot het niveau af fabriek en die van het Chinese product waren cif-prijzen, grens EU.

(69)

Uit de vergelijking bleek dat het betrokken product uit China in het onderzoektijdvak was ingevoerd tegen prijzen die de prijzen van de EU-producenten aanzienlijk onderboden: de onderbiedingsmarge bedroeg namelijk 24,3 %. Uit een dergelijke prijsonderbieding en uit de ontwikkeling van de prijzen en van de winstgevendheid van de EU-producenten (de winstgevendheid wordt hierna besproken) blijkt duidelijk dat de prijzen in de beoordelingsperiode reeds aanzienlijk waren gedrukt.

5.   Economische situatie van de EU-producenten

(70)

Overeenkomstig artikel 3, lid 5, van de basisverordening omvatte het onderzoek naar de gevolgen van de invoer met dumping voor de EU-producenten een evaluatie van alle economische indicatoren in de beoordelingsperiode (van 2001 tot het onderzoektijdvak) waarin de situatie van deze producenten tot uiting kwam.

(71)

De hiernavolgende gegevens voor de EU-producenten zijn de gecumuleerde en gecontroleerde gegevens voor de vijf medewerkende EU-producenten.

5.1.   Productie, productiecapaciteit en bezettingsgraad

(72)

De productie, productiecapaciteit en bezettingsgraad ontwikkelden zich als volgt:

Tabel 4

Index 2001 = 100

2001

2002

2003

Onderzoektijdvak

Productie (1 000 stuks)

225 065

222 036

221 472

219 990

Index (2001=100)

100

99

98

98

Productiecapaciteit (stuks)

454 423

439 504

488 387

490 172

Index

100

97

107

108

Bezettingsgraad %

50 %

51 %

45 %

45 %

Index

100

102

92

91

(73)

Ondanks de sterkere vraag daalde de productie van de EU-producenten in de beoordelingsperiode met 2 %. Rekening houdend met de goede marktprognoses en het stijgende verbruik werd geïnvesteerd om de productiecapaciteit te verhogen. De bezettingsgraad daalde evenwel met 9 %, ook ten gevolge van een lichte daling van de productie.

5.2.   Voorraden

(74)

In onderstaande tabel zijn de voorraden aan het einde van iedere periode weergegeven.

Tabel 5

 

2001

2002

2003

Onderzoektijdvak

Voorraden (1 000 stuks)

11 750

8 242

15 201

15 236

Index 2001 = 100

100

70

129

130

(75)

De voorraden van de EU-producenten bleken geen relevante indicator voor de evaluatie van de economische situatie van deze producenten. Deze produceren immers voornamelijk op order en de voorraden kwamen in de beoordelingsperiode overeen met een klein deel van de productie, namelijk die voor leverantie binnen drie à vier weken.

5.3.   Verkoop, marktaandeel, gemiddelde prijzen en groei

(76)

Onderstaande tabel geeft het verkoopvolume weer van de EU-producenten aan onafhankelijke afnemers in de EU.

Tabel 6

Index 2001 = 100

2001

2002

2003

Onderzoektijdvak

Verkoop (1 000 stuks)

166 440

171 990

171 300

185 670

Index

100

103

103

112

Marktaandeel

55,1 %

56,6 %

50,7 %

46,4 %

Index

100

103

92

84

Gemiddelde verkoopprijzen

(EUR/1 000 stuks)

152

142

137

132

Index

100

93

90

87

(77)

De EU-producenten konden in de beoordelingsperiode enigszins profiteren van het stijgende verbruik: hun verkoop steeg met 12 % of ongeveer 19 miljoen stuks.

(78)

Het marktaandeel van de EU-producenten daalde niettemin van 55,1 % in 2001 tot 46,4 % in het onderzoektijdvak. Dit komt neer op een verlies aan marktaandeel van 8,7 procentpunten. Het marktaandeel daalde het sterkst in het onderzoektijdvak, toen het met 4,4 procentpunten daalde.

(79)

De EU-producenten hebben dus duidelijk niet ten volle geprofiteerd van de groei van de markt.

(80)

Uit de bovenstaande tabel blijkt dat de gemiddelde verkoopprijzen van de EU-producenten sterk daalden (met 13 %) terwijl de invoer met dumping van het betrokken product steeg.

5.4.   Winstgevendheid

(81)

De hiernavolgende winstcijfers werden vastgesteld door de financiële resultaten van de EU-producenten uit te drukken in procenten van de omzet in de EU.

Tabel 7

Winst bij verkoop in de EU (RoT)

2001

2002

2003

Onderzoektijdvak

Winst bij verkoop in de EU

– 13 %

– 17 %

– 19 %

– 26 %

— trend

 

– 4 %

– 6 %

– 13 %

(82)

De winstgevendheid was in de gehele beoordelingsperiode negatief. De verliezen werden hoofdzakelijk ten gevolge van de lagere prijzen steeds groter. Ondanks het feit dat de EU-producenten hun productie optimaliseerden om met het Chinese product te kunnen concurreren en zij alle mogelijke technische parameters die met het betrokken product verband hielden corrigeerden, bleven de verliezen in de beoordelingsperiode voortdurend stijgen. Het resultaat in het onderzoektijdvak is zelfs op korte termijn onhoudbaar.

5.5.   Opbrengst van investeringen, kasstroom, investeringen en vermogen om kapitaal aan te trekken

(83)

De ontwikkeling van de opbrengst van investeringen, van de kasstroom en van de investeringen blijken uit de volgende tabel.

Tabel 8

Index 2001 = 100

2001

2002

2003

Onderzoektijdvak

Opbrengst van investeringen

(totaal onderneming)

– 18 %

– 22 %

– 17 %

– 55 %

Kasstroom

(totaal onderneming, in EUR)

1 737 465

720 972

– 259 997

– 2 757 046

Index

100

176

45

73

Investeringen

(betrokken product, in EUR)

1 839 277

2 453 440

2 353 561

2 601 880

Index

100

133

128

141

(84)

Zoals reeds vermeld in de overwegingen 78 en 82, werd de winstgevendheid van de EU-producenten nadelig beïnvloed door de dalende verkoopprijzen. Dit had ook een negatieve uitwerking op de schade-indicatoren die verband houden met de winstgevendheid: de negatieve ontwikkeling van de opbrengst van investeringen en van de kasstroom stemt grotendeels overeen met de negatieve ontwikkeling van de winstgevendheid zoals uit tabel 6 blijkt.

(85)

Zoals reeds vermeld in overweging 73 hebben de EU-producenten meer in het betrokken product geïnvesteerd omdat de marktomstandigheden in de beoordelingsperiode gunstig waren. De investeringen betroffen hoofdzakelijk de vervanging van installaties en machines veeleer dan nieuwe productie-installaties.

(86)

De EU-producenten wezen erop dat zij steeds grotere moeilijkheden ondervonden om kapitaal aan te trekken. Uit bovenstaande bevindingen — met name de negatieve winstgevendheid van 26 % — blijkt inderdaad duidelijk dat het vermogen van deze producenten om kapitaal aan te trekken — hetzij van externe financiers of van moederbedrijven — door zijn slechte financiële situatie ernstig is verstoord.

5.6.   Werkgelegenheid, productiviteit en lonen

(87)

Het aantal werknemers bij de EU-producenten daalde in de beoordelingsperiode. De productiviteit kon in die periode worden verbeterd dankzij de hogere investeringen en de inkrimping van het personeelsbestand.

(88)

Het totaal aan lonen en aanverwante kosten bleef in de beoordelingsperiode stabiel. Terwijl het aantal werknemers in die periode met 10 % daalde, daalde dit cijfer zelfs in relatieve cijfers ten gevolge van de inflatie.

5.7.   Omvang van de dumpingmarge

(89)

De vastgestelde dumpingmarges (zie hierboven) zijn duidelijk meer dan verwaarloosbaar. Bovendien kunnen de gevolgen van de dumpingmarges, gezien de omvang van de invoer en de prijzen waartegen deze plaatsvond, niet als verwaarloosbaar worden beschouwd.

5.8.   Gevolgen van eerdere dumping of subsidiëring

(90)

De EU-producenten zijn niet herstellende van de gevolgen van eerdere dumping of subsidiëring daar zij niet eerder betrokken waren bij dumping- of subsidie-onderzoeken.

5.9.   Conclusie

(91)

Reeds aan het begin van de beoordelingsperiode had China de helft van de EU-markt voor het betrokken product in handen. Daarna versterkte dit land zijn reeds sterke aanwezigheid op die markt. De invoer uit China nam in de beoordelingsperiode aanzienlijk toe zowel absoluut (+ 79 miljoen stuks) als in marktaandeel (+ 8,8 procentpunten). Bovendien daalde de gemiddelde prijs van het Chinese product met 11 %, hetgeen tot uiting komt in de vastgestelde prijsonderbieding.

(92)

Hoewel de EU-producenten meer verkochten, konden zij nauwelijks profiteren van de aanzienlijke groei van de EU-markt (+ 32 % of + 98 miljoen stuks) in het onderzoektijdvak. Hun marktaandeel kromp en hun prijzen daalden gemiddeld met 13 %. Hierdoor verdubbelden hun verliezen, verminderden de kasstroom en de opbrengst van investeringen en daalden productie en bezettingsgraad; de lonen stagneerden en de producenten waren in de beoordelingsperiode gedwongen het personeelsbestand in te krimpen. Ondanks de inspanningen om hun concurrentievermogen te vergroten, zagen de EU-producenten hun financiële situatie in het onderzoektijdvak ernstig verslechteren.

(93)

Sommige EU-producenten moesten hun productie staken of hun activiteiten stopzetten.

(94)

Gelet op alle indicatoren wordt geconcludeerd dat de EU-producenten in het onderzoektijdvak aanmerkelijke schade hebben geleden in de zin van artikel 3 van de basisverordening.

D.   OORZAKELIJK VERBAND

1.   Voorafgaande opmerking

(95)

Overeenkomstig artikel 3, leden 6 en 7, van de basisverordening werd ook nagegaan of er een oorzakelijk verband was tussen de invoer met dumping uit China en de aanmerkelijke schade die de EU-producenten hadden geleden. Andere bekende factoren dan de invoer met dumping waardoor de EU-producenten ook schade konden hebben geleden werden eveneens onderzocht, overeenkomstig artikel 3, lid 7, van de basisverordening, om te voorkomen dat schade die mogelijk door deze andere factoren was veroorzaakt aan invoer met dumping werd toegeschreven.

2.   Gevolgen van de invoer uit China

(96)

De omvang van de invoer uit China steeg in de beoordelingsperiode met ongeveer 43 % en het marktaandeel van het Chinese product met 8,8 procentpunten. Zoals vermeld in overweging 67 daalde de prijs van het Chinese product met 11 % en onderbood het het EU-product met 24 %. De prijzen van de EU-producenten werden onder druk gezet.

(97)

De sterke stijging van de invoer met dumping viel in de beoordelingsperiode samen met een beduidende verslechtering van de reeds ongunstige situatie van de EU-producenten. Dit blijkt vooral wanneer de economische resultaten van de Chinese exporteurs en van de EU-producenten in het onderzoektijdvak met elkaar worden vergeleken. In die periode steeg de invoer uit China met 48 miljoen stuks en werd terzelfder tijd een ernstige prijsonderbieding vastgesteld. Ten gevolge hiervan groeide het marktaandeel van het Chinese product met 4,4 procentpunten. In dezelfde periode steeg de verkoop van de EU-producenten met slechts 17 miljoen stuks, wat leidde tot een verlies aan marktaandeel van 4,3 procentpunten, ondanks de snelle groei van de markt. Terzelfder tijd moesten de EU-producenten hun gemiddelde verkoopprijzen met ongeveer 4 % verlagen. De ernstige verslechtering van hun financiële situatie in deze periode blijkt bijvoorbeeld uit de toename van hun verliezen met 7 procentpunten. Er wordt op gewezen dat de invoer uit China reeds zeer omvangrijk was aan het begin van de beoordelingsperiode en dat de EU-producenten dus reeds aan het begin van deze periode in een moeilijke positie verkeerden.

(98)

Zoals blijkt uit het stijgende marktaandeel (zie tabel 2) werden de Chinese exporteurs wier producten met dumping werden ingevoerd in het onderzoektijdvak de belangrijkste spelers op de EU-markt en verdrongen zij de EU-producenten.

3.   Gevolgen van de invoer uit andere landen

(99)

Zoals vermeld in overweging 36 zijn er wereldwijd niet veel ondernemingen die het betrokken product vervaardigen en uitvoeren. Bij het zoeken naar een referentieland werden enkele producenten in India en Iran gevonden, maar uit de beschikbare gegevens bleek dat deze weinig of niets exporteerden. Deze producenten waren vooral op hun binnenlandse markt actief.

(100)

Het is derhalve zeer onwaarschijnlijk dat de invoer uit andere landen zoals India kan hebben bijgedragen tot de schade die de EU-producenten hebben geleden. De beschikbare gegevens zijn zeer beperkt, zodat het zelfs niet mogelijk is een betrouwbare raming te maken van deze geringe invoer uit andere landen.

(101)

Derhalve wordt geoordeeld dat de invoer van het betrokken product uit andere landen dan China geen gevolgen kan hebben gehad voor de economische situatie van de EU-producenten.

4.   Gevolgen van de invoer van het Chinese product door een EU-producent

(102)

Zoals vermeld in overweging 55 bleek dat een medewerkende EU-producent het betrokken product in de beoordelingsperiode uit China had ingevoerd. Het overgrote deel van de door hem in het onderzoektijdvak in de EU verkochte hefboommechanismen was echter door hem in de EU vervaardigd — ongeveer 25 % van zijn verkoopvolume was in China aangekocht.

(103)

Uit het onderzoek bleek dat bedoelde producent het betrokken product uit China invoerde dat was vervaardigd door een Chinese exporteur waarmee hij een handelsovereenkomst had gesloten. Ook werd vastgesteld dat de prijs waartegen hij het ingevoerde product wederverkocht vergelijkbaar was met de prijs waartegen hij de producten verkocht die hijzelf had vervaardigd.

(104)

Daarom wordt geoordeeld dat deze invoer niet heeft bijgedragen tot de aanmerkelijke schade die de EU-producenten hebben geleden. Hoewel deze invoer duidelijk meer dan verwaarloosbaar was (hij bedroeg namelijk ongeveer 6 % van de totale verkoop van de EU-producenten in het onderzoektijdvak) moet het volgende worden opgemerkt. Ten eerste stemmen de wederverkoopprijzen overeen met de verkoopprijzen van de door de producent zelf vervaardigde producten. Bovendien vormt het Chinese product een aanvulling op zijn eigen assortiment. Ten tweede werd in de overwegingen 55 en 56 vermeld dat bedoelde producent dankzij deze invoer een deel kon goedmaken van de zware verliezen die hij had geleden bij de verkoop van de door hemzelf vervaardigde producten op de EU-markt. Door de invoer van het Chinese product kon de onderneming tot nu toe overleven. De aanvulling van zijn eigen assortiment met Chinese producten was derhalve een soort zelfbescherming om de invoer met dumping uit China het hoofd te bieden. Deze producent steunt deze procedure ook duidelijk.

(105)

Het is derhalve hoogst onwaarschijnlijk dat de invoer van deze producent heeft bijgedragen tot de vastgestelde schade.

5.   Gevolgen van de uitvoer door de EU-producenten

(106)

Er werd ook nagegaan of de EU-producenten schade konden hebben geleden als gevolg van hun exportprestaties.

(107)

Zoals blijkt uit onderstaande tabel waren de EU-producenten vooral in de EU actief. De uitvoer naar landen buiten de EU bedroeg 7,4 % à 16,2 % van hun totale verkoop in de beoordelingsperiode.

Tabel 10

 

2001

2002

2003

Onderzoektijdvak

Uitvoer

(1 000 stuks)

32 419

23 114

18 303

14 551

Index 2001 = 100

100

71

56

45

(108)

De uitvoer van de EU-producenten daalde met ongeveer 18 miljoen stuks in de beoordelingsperiode. Deze daling moet worden gezien in het licht van de aanmerkelijke groei van de EU-markt in die periode. Ook moet erop worden gewezen dat het marktaandeel van China in die periode ook op andere wereldmarkten groeide, zoals blijkt uit de gegevens die ten behoeve van de keuze van het referentieland werden ingewonnen.

(109)

Bovendien bleek uit het onderzoek dat de productie van de EU-producenten veeleer stabiel was en in de beoordelingsperiode slechts met 2 % afnam. De EU-producenten konden hun kosten beheersen en zelfs beperken.

(110)

Op basis van de momenteel beschikbare gegevens wordt derhalve geoordeeld dat zelfs indien de daling van de uitvoer kan hebben bijgedragen tot de schade die de EU-producenten hebben geleden, deze de aanzienlijke prijsdaling op de EU-markt en de financiële verliezen van de EU-producenten in het onderzoektijdvak niet kan verklaren.

6.   Conclusie

(111)

De schade kwam in dit geval in de eerste plaats tot uiting in een prijsdaling die tot verdere verliezen leidde. Deze viel samen met de snel stijgende invoer uit China tegen prijzen die de prijzen van de EU-producenten aanmerkelijk onderboden. Er zijn geen aanwijzingen dat de hierboven genoemde andere factoren een belangrijke oorzaak konden zijn van de aanmerkelijke schade die de EU-producenten hebben geleden. Er werden geen andere factoren gevonden die aanmerkelijke schade konden hebben veroorzaakt.

Op basis van bovenstaande analyse van de gevolgen van alle bekende factoren voor de situatie van de EU-producenten wordt voorlopig geconcludeerd dat de invoer met dumping uit China en de aanmerkelijke schade die de EU-producenten hebben geleden in de tijd duidelijk samenvallen en dat er tussen deze beide elementen dus een oorzakelijk verband is in de zin van artikel 3, lid 6, van de basisverordening.

E.   BELANG VAN DE EU

1.1.   Algemeen

(112)

Overeenkomstig artikel 21 van de basisverordening werd nagegaan of er dwingende redenen waren die tot de conclusie konden leiden dat het niet in het belang van de EU is om antidumpingrechten vast te stellen. De diensten van de Commissie hebben een vragenlijst toegezonden aan importeurs, handelaren en bedrijven die het betrokken product verwerken. De vragenlijst werd door twee verwerkende bedrijven gedeeltelijk beantwoord. Ander verwerkende bedrijven hebben de vragenlijst niet beantwoord, maar hebben wel schriftelijk hun standpunt uiteengezet.

(113)

Op basis van de aldus ingewonnen gegevens werden de volgende conclusies bereikt.

1.2.   Belang van de EU-producenten

(114)

De bedrijfstak van de EU bestaat uit vijf producenten met meer dan 700 werknemers die zich bezighouden met de productie en verkoop van het betrokken product. De economische indicatoren voor de EU-producenten wezen op steeds slechtere financiële resultaten in de beoordelingsperiode, hetgeen ertoe heeft geleid dat sommige EU-producenten de afgelopen jaren hun productie hebben stopgezet. De EU-bedrijven zijn echter in wezen gezond en niet bereid deze productie op te geven, zoals is gebleken uit de maatregelen die zij hebben genomen om het hoofd te bieden aan de steeds stijgende invoer met dumping. Zo bleek bijvoorbeeld dat de EU-producenten er in de beoordelingsperiode in slaagden hun productieproces te verbeteren en de leveringstermijnen te verkorten.

(115)

Indien geen antidumpingmaatregelen worden vastgesteld, zal de druk op de prijzen door de invoer met dumping waarschijnlijk toenemen, waardoor de financiële situatie van de EU-producenten verder zal verslechteren en meer producenten gedwongen zullen worden hun productie te staken, hetgeen negatieve gevolgen zal hebben voor de sector in ruimere zin die reeds te lijden heeft van de invoer met dumping.

(116)

Indien antidumpingmaatregelen worden vastgesteld, kan op korte termijn een stijging van de productie en de verkoop van de EU-producenten worden verwacht waardoor deze producenten hun vaste kosten over een grotere productie kunnen spreiden. De bezettingsgraad van de EU-producenten is nu zeer laag, hetgeen betekent dat zij hun productie sterk kunnen verhogen. Hierdoor zouden zij het marktaandeel kunnen terugwinnen dat in de beoordelingsperiode verloren is gegaan en van schaalvoordelen kunnen profiteren. Waarschijnlijk zal de financiële situatie van de EU-producenten een duurzamer niveau bereiken zodra het prijsniveau niet langer door de invoer met dumping wordt verstoord.

(117)

Antidumpingmaatregelen zijn dus duidelijk in het belang van de EU-producenten.

1.3.   Belang van toeleveranciers

(118)

Twaalf ondernemingen die de EU-producenten grondstoffen leveren hebben in het kader van deze procedure schriftelijk contact opgenomen met de Commissie. Deze bedrijven steunen de instelling van antidumpingmaatregelen. Er werd geoordeeld dat deze toeleveranciers in het kader van deze procedure representatief zijn voor de staalleveranciers.

(119)

Het is duidelijk dat de toeleveranciers het risico lopen op korte termijn afnemers te verliezen indien geen maatregelen worden genomen tegen invoer met dumping. De EU-producenten kunnen niet doorgaan dergelijke zware verliezen te lijden.

(120)

De toeleveranciers waren ook voorstanders van antidumpingmaatregelen omdat deze tot meer zekerheid op de markt zouden leiden, vanaf de levering van de grondstof tot aan de levering van het betrokken product aan verwerkende bedrijven. Zij beklemtoonden het economische belang van de productie van het betrokken product in de EU voor de bedrijven in de EU die dit product verwerken. De argumenten van de verwerkende bedrijven zelf zijn hieronder te vinden.

(121)

Gelet op het voorgaande wordt geconcludeerd dat de instelling van antidumpingmaatregelen niet tegen het belang is van de toeleveranciers in de EU.

1.4.   Belang van de verwerkende bedrijven en importeurs

(122)

De vragenlijst werd beantwoord door acht verwerkende bedrijven en twee importeurs in de EU. De verwerkende bedrijven zijn doorgaans ook importeur in die zin dat zij het betrokken product invoeren en gebruiken bij de productie van ordners. De activiteiten van deze bedrijven zijn belangrijk, maar het betrokken product is slechts goed voor 10 % van hun totale activiteiten.

(123)

De verwerkende bedrijven en importeurs maakten in het algemeen bezwaar tegen antidumpingmaatregelen omdat de kosten van het betrokken product een groot deel uitmaken van de totale kosten van het daarmee vervaardigde product, namelijk 20 %. Deze verwerkende bedrijven en importeurs kunnen als representatief voor de sector worden beschouwd, aangezien zij meer dan 50 % daarvan vertegenwoordigen. Zij voerden aan dat antidumpingmaatregelen hen in een ongunstige situatie zouden brengen ten opzichte van hun afnemers (voornamelijk ketens en grote distributeurs), omdat er in de sector die ordners vervaardigt overcapaciteit is. Daarom staan zij bij onderhandelingen met deze afnemers niet sterk en vrezen zij dat ordners uit China zullen worden ingevoerd indien maatregelen worden genomen ten aanzien van het betrokken product. Hun beweringen waren evenwel niet met bewijsmateriaal gestaafd.

(124)

De verwerkende bedrijven in de EU hebben doorgaans koopcontracten met Chinese producenten gesloten. Deze bedrijven voeren aan dat na een lange ontwikkelingsperiode de Chinese producenten nu een product vervaardigen waarvan de kwaliteit vergelijkbaar is met die van de EU-producten. Dankzij deze producten zouden het aanbod en de concurrentie op de markt zijn toegenomen. Zij voeren eveneens aan dat er een te krap aanbod zou kunnen ontstaan indien antidumpingmaatregelen worden genomen.

(125)

De medewerkende importeurs uitten soortgelijke bezwaren. Slechts één verwerkend bedrijf steunde de instelling van maatregelen, maar voerde aan dat dan ook maatregelen moesten worden genomen tegen de invoer van de daarmee vervaardigde ordners.

(126)

Gelet op de grote productiecapaciteit in de EU (zie tabel 4) en omdat de EU-producenten hun productiecapaciteit gemakkelijk kunnen opvoeren om te voldoen aan de vraag op een markt die niet door dumping is verstoord, lijkt de bewering over een te krap aanbod ten gevolge van een gebrek aan capaciteit van de EU-producenten niet realistisch en deze bewering kan zeker niet met bewijsmateriaal worden gestaafd. Geoordeeld wordt dat antidumpingmaatregelen de concurrentie op de EU-markt niet zullen beperken.

(127)

Ook wordt geoordeeld dat antidumpingmaatregelen het algemene concurrentievermogen van de verwerkende bedrijven niet aanmerkelijk zullen aantasten. Bij het onderzoek bleek dat sommige producenten van het betrokken product ook zelf de stroomafwaartse producten vervaardigen en dat nog steeds een groot aantal verwerkende bedrijven hoofdzakelijk een product aankopen dat niet met dumping is ingevoerd. Alle verwerkende bedrijven zouden de mogelijkheid hebben om over te schakelen op leveranciers die geen dumpingprijzen hanteren.

(128)

Er kan niet worden uitgesloten dat de kosten meteen na de instelling van antidumpingmaatregelen zullen stijgen. Een dergelijke kostenstijging zal vooral gevolgen hebben voor ondernemingen die hoofdzakelijk het met dumping uit China ingevoerde product afnemen. In het ergste geval en rekening houdend met het huidige marktaandeel van de EU-producenten kunnen de voorgestelde maatregelen leiden tot een gemiddelde stijging van 2,5 % van de kosten van het met hefboommechanismen vervaardigde product. Er wordt evenwel op gewezen dat het betrokken product slechts een klein gedeelte van de activiteiten van de verwerkende bedrijven uitmaakt en dat bovendien de winsten op het betrokken product eigenlijk zeer goed zijn. De Commissie verwacht evenwel niet dat het ergste geval zal plaatsvinden en dat het veel realistischer is te verwachten — zoals vermeld in de overwegingen 116 en 120 — dat antidumpingmaatregelen zullen leiden tot meer concurrentie op de EU-markt en tot een herwinning van het marktaandeel en tot een herstel van de economische situatie van de EU-producenten. Hierdoor zouden buitensporige prijsstijgingen op de EU-markt op korte termijn worden voorkomen.

(129)

Bij de beoordeling van eventuele kostenstijgingen moet in ieder geval ook rekening worden gehouden met het belang van de verwerkende bedrijven die het betrokken product hoofdzakelijk bij de EU-producenten aankopen.

(130)

Na afweging van alle argumenten wordt derhalve voorlopig geoordeeld dat de negatieve gevolgen voor de kosten van bepaalde verwerkende bedrijven niet van dien aard zijn dat de instelling van maatregelen erdoor wordt verhinderd.

1.5.   Conclusie

(131)

Antidumpingmaatregelen ten aanzien van het betrokken product uit China zijn duidelijk in het belang van de EU-producenten. Er wordt niet verwacht dat de weerslag hiervan op de prijzen van het betrokken product het concurrentievermogen van de importeurs/handelaren en van de verwerkende bedrijven of de concurrentie op de EU-markt ernstig zullen aantasten. Daarentegen zijn de verliezen die de EU-producenten en de toeleveringsbedrijven lijden en het risico op verdere bedrijfssluitingen duidelijk zeer groot.

(132)

Gelet op het voorgaande is de voorlopige conclusie dat er geen dwingende redenen zijn om geen antidumpingrechten in te stellen op het betrokken product uit China.

F.   VOORLOPIGE ANTIDUMPINGMAATREGELEN

1.   Schademarge

(133)

Gelet op de conclusies inzake dumping, de daaruit voortvloeiende schade en het belang van de EU moeten voorlopige antidumpingmaatregelen worden vastgesteld om te voorkomen dat de EU-producenten door de invoer met dumping verder schade lijden.

(134)

Deze maatregelen moeten toereikend zijn om een eind te maken aan de schade die door deze invoer wordt veroorzaakt, maar het niveau ervan mag niet hoger zijn dan de dumpingmarge. Bij de berekening van het bedrag aan rechten dat nodig is om aan de gevolgen van de schadelijke dumping een eind te maken, werd ervan uitgegaan dat maatregelen de EU-producenten in staat moeten stellen hun productiekosten te dekken en een winst vóór belasting te maken die zij in normale concurrentieomstandigheden — dat wil zeggen in afwezigheid van dumping — in de EU redelijkerwijze kunnen maken op het betrokken product. Deze winstmarge is 5 % over de omzet. Dit is de winst die op de algemene categorie goederen werd gemaakt in afwezigheid van dumping en wordt in het voorlopige stadium als een redelijke winst beschouwd. Voor de EU-producenten werd een niet-schadelijke prijs berekend door genoemde winstmarge van 5 % toe te voegen aan de productiekosten.

(135)

De noodzakelijke prijsstijging werd vervolgens vastgesteld door vergelijking van de gewogen gemiddelde invoerprijs van het betrokken product met de gewogen gemiddelde niet-schadelijke prijs bij verkoop door de EU-producenten op de EU-markt.

(136)

Het bij deze vergelijking gevonden verschil werd vervolgens uitgedrukt in procenten van de gemiddelde cif-invoerwaarde. De schademarges bleken steeds hoger te zijn dan de dumpingmarges.

2.   Voorlopige maatregelen

(137)

Gelet op het voorgaande wordt geoordeeld dat voorlopige antidumpingrechten moeten worden vastgesteld die gelijk zijn aan de dumpingmarge of aan de schademarge, indien deze lager is, overeenkomstig artikel 7, lid 2, van de basisverordening.

(138)

De in deze verordening genoemde individuele antidumpingrechten voor bepaalde ondernemingen zijn gebaseerd op de bevindingen in het kader van deze procedure. Zij weerspiegelen de situatie die bij het onderzoek voor die ondernemingen werd vastgesteld. Deze rechten (in tegenstelling tot het recht dat „voor alle andere ondernemingen” in het betrokken land geldt) zijn dus uitsluitend van toepassing op producten uit het betrokken land die door de genoemde ondernemingen (rechtspersonen) zijn geproduceerd. Producten die door andere ondernemingen zijn geproduceerd die niet specifiek, met naam en adres, in het dispositief van deze verordening zijn genoemd, met inbegrip van ondernemingen die banden hebben met de specifiek genoemde ondernemingen, komen niet voor deze rechten in aanmerking. Op deze ondernemingen is het recht van toepassing dat voor „alle andere ondernemingen” geldt.

(139)

Verzoeken in verband met de toepassing van een specifiek voor een bepaalde onderneming geldend antidumpingrecht (bijvoorbeeld na de naamswijziging van een onderneming of na de oprichting van nieuwe productie- of verkoopmaatschappijen) dienen aan de Commissie (3) te worden gericht, onder opgave van alle relevante gegevens, met name indien deze naamswijziging of de oprichting van nieuwe productie- of verkoopmaatschappijen verband houden met wijzigingen in de activiteiten van de onderneming op het gebied van de productie en de verkoop in binnen- en buitenland. Indien zij dit gerechtvaardigd acht, zal de Commissie, na raadpleging van het Raadgevend Comité, de verordening wijzigen door bijwerking van de lijst van ondernemingen die voor een individueel recht in aanmerking komen.

(140)

Op basis van het bovenstaande, zijn de voorlopige antidumpingrechten:

Dongguan Nanzha Leco Stationery

33,3 %

Alle andere ondernemingen

48,1 %.

G.   SLOTBEPALING

(141)

In het belang van een behoorlijk bestuur moet een termijn worden vastgesteld waarbinnen de belanghebbenden die zich binnen de in het bericht van inleiding vastgestelde termijn hebben bekendgemaakt hun standpunt schriftelijk kunnen meedelen en kunnen verzoeken te worden gehoord. Bovendien wordt erop gewezen dat de bevindingen in verband met de instelling van rechten in het kader van onderhavige verordening voorlopig zijn en herzien kunnen worden voordat de eventueel definitieve maatregelen worden voorgesteld,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Er worden voorlopige antidumpingrechten ingesteld op hefboommechanismen van de soort die worden gebruikt in ordners, ingedeeld onder de GN-code ex 8305 10 00 (Taric-code 8305100050) uit de Volksrepubliek China. Deze hefboommechanismen bestaan uit stevige gebogen elementen (doorgaans twee) van metaal die op een plaat zijn bevestigd en ten minste één openingsmechanisme dat het mogelijk maakt bladen in de ordner op te bergen.

2.   Het voorlopig antidumpingrecht dat van toepassing is op de nettoprijs franco grens EU, vóór inklaring, bedraagt:

Onderneming

Antidumpingrecht

Aanvullende Taric-code

Dongguan Nanzha Leco Stationery

33,3 %

A729

Alle andere ondernemingen

48,1 %

A999

3.   Het in lid 1 beschreven product kan in de EU uitsluitend in het vrije verkeer worden gebracht, nadat daarvoor een zekerheid is gesteld die met het bedrag van het voorlopige recht overeenstemt.

4.   Tenzij anders vermeld, zijn de bepalingen inzake douanerechten op dit recht van toepassing.

Artikel 2

Onverminderd artikel 20 van Verordening (EG) nr. 384/96 kunnen belanghebbenden binnen een maand na de inwerkingtreding van deze verordening de Commissie verzoeken in kennis te worden gesteld van de voornaamste feiten en overwegingen op grond waarvan deze verordening werd vastgesteld, schriftelijk opmerkingen maken en vragen door de Commissie te worden gehoord.

Overeenkomstig artikel 21, lid 4, van Verordening (EG) nr. 384/96 kunnen belanghebbenden binnen een maand na de inwerkingtreding van deze verordening opmerkingen maken over de toepassing van deze verordening.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 1 van deze verordening is zes maanden van toepassing.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 26 januari 2006.

Voor de Commissie

Peter MANDELSON

Lid van de Commissie


(1)  PB L 56 van 6.3.1996, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2117/2005 (PB L 340 van 23.12.2005, blz. 17).

(2)  PB C 103 van 28.4.2005, blz. 18.

(3)  Europese Commissie, Directoraat-generaal Handel, Directoraat B, B-1049 Brussel, België.


27.1.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 23/34


VERORDENING (EG) Nr. 135/2006 VAN DE COMMISSIE

van 26 januari 2006

inzake de afgifte, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 327/98, van de invoercertificaten voor rijst voor wat de in de eerste tien werkdagen van de maand januari 2006 ingediende aanvragen betreft

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1785/2003 van de Raad van 29 september 2003 houdende een gemeenschappelijke ordening van de rijstmarkt (1),

Gelet op Verordening (EG) nr. 327/98 van de Commissie van 10 februari 1998 inzake de opening en de wijze van beheer van bepaalde tariefcontingenten voor de invoer van rijst en breukrijst (2), en met name op artikel 5, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

Op basis van het onderzoek van de hoeveelheden waarvoor invoercertificaataanvragen voor rijst zijn ingediend voor de tranche van januari 2006, dient te worden besloten tot de afgifte van certificaten voor de in de aanvragen vermelde hoeveelheden, eventueel vermenigvuldigd met een verminderingspercentage, en dienen de beschikbare hoeveelheden te worden vastgesteld die moeten worden overgedragen naar de volgende tranche,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Op de in de eerste tien werkdagen van de maand januari 2006 ingediende en aan de Commissie meegedeelde invoercertificaataanvragen voor de bij Verordening (EG) nr. 327/98 geopende tariefcontingenten voor rijst worden verminderingscoëfficiënten toegepast overeenkomstig de in de bijlage bij de onderhavige verordening vastgestelde percentages.

2.   De voor de tranche van januari 2006 beschikbare hoeveelheden die naar de volgende tranche moeten worden overgedragen, worden vastgesteld in de bijlage.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 27 januari 2006.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 26 januari 2006.

Voor de Commissie

J. L. DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 270 van 21.10.2003, blz. 96.

(2)  PB L 37 van 11.2.1998, blz. 5. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2152/2005 (PB L 342 van 24.12.2005, blz. 30).


BIJLAGE

Verminderingspercentages die moeten worden toegepast op de voor de tranche van de maand januari 2006 gevraagde hoeveelheden en op naar de volgende tranche overgedragen hoeveelheden:

a)   Bij artikel 1, lid 1, onder a), van Verordening (EG) nr. 327/98 vastgesteld contingent voor volwitte of halfwitte rijst van GN-code 1006 30

Oorsprong

Volgnummer

Verminderingspercentage voor de tranche van januari 2006

Naar de tranche van april 2006 overgedragen hoeveelheid

(t)

Verenigde Staten van Amerika

09.4127

0 (1)

1 729

Thailand

09.4128

0 (1)

4 262,005

Australië

09.4129

Andere landen van oorsprong

09.4130


b)   Bij artikel 1, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 327/98 vastgesteld contingent voor gedopte rijst van GN-code 1006 20

Oorsprong

Volgnummer

Verminderingspercentage voor de tranche van januari 2006

Naar de tranche van april 2006 overgedragen hoeveelheid

(t)

Australië

09.4139

0 (1)

2 608

Verenigde Staten van Amerika

09.4140

0 (1)

1 911

Thailand

09.4144

Andere landen van oorsprong

09.4145


c)   Bij artikel 1, lid 1, onder c), van Verordening (EG) nr. 327/98 vastgesteld contingent voor breukrijst van GN-code 1006 40 00

Oorsprong

Volgnummer

Verminderingspercentage voor de tranche van januari 2006

Naar de tranche van juli 2006 overgedragen hoeveelheid

(t)

Thailand

09.4149

0 (1)

17 318,2

Australië

09.4150

0 (1)

8 395,7

Guyana

09.4152

0 (1)

5 866

Verenigde Staten van Amerika

09.4153

0 (1)

4 277,46

Andere landen van oorsprong

09.4154

98,3454


d)   Bij artikel 1, lid 1, onder d), van Verordening (EG) nr. 327/98 vastgesteld contingent voor volwitte of halfwitte rijst van GN-code 1006 30

Oorsprong

Volgnummer

Verminderingspercentage voor de tranche van januari 2006

Naar de tranche van juli 2006 overgedragen hoeveelheid

(t)

Thailand

09.4112

98,1478

Verenigde Staten van Amerika

09.4116

98,0399

India

09.4117

98,5571

Pakistan

09.4118

98,6080

Andere landen van oorsprong

09.4119

98,2978


(1)  Afgifte voor de in de aanvraag vermelde hoeveelheid.


27.1.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 23/36


VERORDENING (EG) Nr. 136/2006 VAN DE COMMISSIE

van 26 januari 2006

houdende vaststelling van de restituties die van toepassing zijn op bepaalde zuivelproducten, uitgevoerd in de vorm van goederen die niet onder bijlage I bij het Verdrag vallen

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad van 15 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector melk en zuivelproducten (1), en met name op artikel 31, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 31, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1255/1999 kan het verschil tussen de prijzen van de in artikel 1, onder a), b), c), d), e) en g), van die verordening bedoelde producten in de internationale handel enerzijds en de prijzen in de Gemeenschap anderzijds door een restitutie bij de uitvoer worden overbrugd.

(2)

In Verordening (EG) nr. 1043/2005 van de Commissie van 30 juni 2005 houdende tenuitvoerlegging van Verordening (EG) nr. 3448/93 van de Raad wat betreft de regeling aangaande de toekenning van restituties bij uitvoer en de criteria voor de vaststelling van het restitutiebedrag betreffende bepaalde landbouwproducten, uitgevoerd in de vorm van goederen die niet onder bijlage I van het Verdrag vallen (2) is aangegeven voor welke producten een restitutie moet worden vastgesteld wanneer zij worden uitgevoerd in de vorm van goederen bedoeld in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 1255/1999.

(3)

Overeenkomstig artikel 14, eerste alinea, van Verordening (EG) nr. 1043/2005 moet de restitutievoet per 100 kg van elk van de betrokken basisproducten maandelijks worden vastgesteld.

(4)

Voor bepaalde melkproducten die worden uitgevoerd in de vorm van goederen die niet onder bijlage I bij het Verdrag vallen, bestaat evenwel het gevaar dat, indien vooraf hoge restituties worden vastgesteld, de verplichtingen die met betrekking tot deze restituties zijn aangegaan, op het spel worden gezet. Om dat gevaar te voorkomen dienen passende voorzorgsmaatregelen te worden genomen, zonder evenwel contracten op lange termijn uit te sluiten. De vaststelling van specifieke restitutiebedragen voor het vooraf vaststellen van de restituties voor deze producten moet het mogelijk maken beide doelstellingen te verwezenlijken.

(5)

In artikel 15, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1043/2005 is bepaald dat voor de vaststelling van de restitutie in voorkomend geval rekening moet worden gehouden met de restituties bij de productie en de steunmaatregelen of andere maatregelen van gelijke werking die voor de in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1043/2005 vermelde basisproducten of daarmee gelijkgestelde producten in alle lidstaten worden toegepast uit hoofde van de verordening houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de betrokken sector.

(6)

Ingevolge artikel 12, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1255/1999 wordt steun verleend aan in de Gemeenschap geproduceerde en tot caseïne verwerkte ondermelk, indien deze melk en de daarvan vervaardigde caseïne aan bepaalde eisen voldoen.

(7)

Verordening (EG) nr. 1898/2005 van de Commissie van 9 november 2005 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad, wat betreft maatregelen voor de afzet van room, boter en boterconcentraat op de markt van de Gemeenschap (3) voorziet in de levering van boter en room tegen verlaagde prijs aan de fabrikanten van bepaalde koopwaren.

(8)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor melk en zuivelproducten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De restitutiebedragen die van toepassing zijn op de in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1043/2005 en in artikel 1 van Verordening (EG) nr. 1255/1999 opgenomen basisproducten die worden uitgevoerd in de vorm van in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 1255/1999 vermelde goederen, worden vastgesteld zoals bepaald in de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 27 januari 2006.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 26 januari 2006.

Voor de Commissie

Günter VERHEUGEN

Vicevoorzitter


(1)  PB L 160 van 26.6.1999, blz. 48. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 186/2004 van de Commissie (PB L 29 van 3.2.2004, blz. 6).

(2)  PB L 172 van 5.7.2005, blz. 24.

(3)  PB L 308 van 25.11.2005, blz. 1. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2107/2005 (PB L 337 van 22.12.2005, blz. 20).


BIJLAGE

Restituties welke van toepassing zijn vanaf 27 januari 2006 op bepaalde zuivelproducten die worden uitgevoerd in de vorm van goederen die niet onder bijlage I van het Verdrag vallen (1)

(EUR/100 kg)

GN-code

Omschrijving

Restituties

Bij vaststelling vooraf van de restituties

Overige gevallen

ex 0402 10 19

Melk in poeder, in korrels of in andere vaste vorm, zonder toegevoegde suiker of andere zoetstoffen, met een vetgehalte van minder dan 1,5 gewichtspercenten (PG 2):

 

 

a)

in geval van uitvoer van goederen van GN-code 3501

b)

in geval van uitvoer van andere goederen

9,44

10,00

ex 0402 21 19

Melk in poeder, in korrels of in andere vaste vorm, zonder toegevoegde suiker of andere zoetstoffen, met een vetgehalte van 26 gewichtspercenten (PG 3):

 

 

a)

bij uitvoer van producten, bevattende boter of room in de vorm van een aan PG 3 gelijkgesteld product, tegen verlaagde prijs krachtens Verordening (EG) nr. 1898/2005

22,72

24,52

b)

in geval van uitvoer van andere goederen

46,72

50,00

ex 0405 10

Boter met een vetgehalte van 82 gewichtspercenten (PG 6):

 

 

a)

bij uitvoer van producten, bevattende boter of room tegen verlaagde prijs, vervaardigd overeenkomstig het bepaalde in Verordening (EG) nr. 1898/2005

49,62

54,00

b)

in geval van uitvoer van goederen behorende tot GN-code 2106 90 98, met een vetgehalte van 40 of meer gewichtspercenten

92,71

100,25

c)

in geval van uitvoer van andere goederen

85,46

93,00


(1)  De in deze bijlage vastgestelde restituties zijn niet van toepassing op de uitvoer naar Bulgarije met ingang van 1 oktober 2004 en naar Roemenië met ingang van 1 december 2005, noch op de goederen die zijn opgenomen in de tabellen I en II bij Protocol nr. 2 bij de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat van 22 juli 1972 en die met ingang van 1 februari 2005 naar de Zwitserse Bondsstaat of naar het Vorstendom Liechtenstein worden uitgevoerd.


27.1.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 23/39


VERORDENING (EG) Nr. 137/2006 VAN DE COMMISSIE

van 26 januari 2006

houdende vaststelling van de restituties die van toepassing zijn op bepaalde graan- en rijstproducten, uitgevoerd in de vorm van goederen die niet onder bijlage I bij het Verdrag vallen

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1784/2003 van de Raad van 29 september 2003 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector granen (1), en met name op artikel 13, lid 3,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1785/2003 van de Raad van 29 september 2003 houdende een gemeenschappelijke ordening van de rijstmarkt (2), en met name op artikel 14, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 13, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1784/2003 en artikel 14, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1785/2003 kan het verschil tussen de noteringen of de prijzen van de in artikel 1 van deze beide verordeningen bedoelde producten op de wereldmarkt enerzijds en de prijzen in de Gemeenschap anderzijds door een restitutie bij de uitvoer worden overbrugd.

(2)

In Verordening (EG) nr. 1043/2005 van de Commissie van 30 juni 2005 houdende tenuitvoerlegging van Verordening (EG) nr. 3448/93 van de Raad wat betreft de regeling aangaande de toekenning van restituties bij uitvoer en de criteria voor de vaststelling van het restitutiebedrag betreffende bepaalde landbouwproducten, uitgevoerd in de vorm van goederen die niet onder bijlage I van het Verdrag vallen (3), is aangegeven voor welke producten een restitutie moet worden vastgesteld wanneer ze worden uitgevoerd in de vorm van goederen bedoeld naar gelang van het geval in bijlage III bij Verordening (EG) nr. 1784/2003 of bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 1785/2003.

(3)

Overeenkomstig artikel 14, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1043/2005 moet de restitutievoet per 100 kg van elk van de betrokken basisproducten maandelijks worden vastgesteld.

(4)

De naleving van de verplichtingen die zijn aangegaan met betrekking tot de restituties die kunnen worden toegekend bij de uitvoer van landbouwproducten die zijn verwerkt in niet onder bijlage I bij het Verdrag vallende goederen, kan in het gedrang komen door de vaststelling vooraf van hoge restituties. In deze situatie moeten derhalve vrijwaringsmaatregelen worden genomen zonder dat daardoor de sluiting van langetermijncontracten wordt verhinderd. De vaststelling van een specifieke restitutie voor de voorfixatie van restituties is een maatregel die aan deze verschillende doelstellingen beantwoordt.

(5)

Rekening houdend met de regeling tussen de Europese Gemeenschap en de Verenigde Staten van Amerika met betrekking tot de uitvoer van deegwaren uit de Gemeenschap naar de Verenigde Staten, goedgekeurd bij Besluit 87/482/EEG van de Raad (4), moet de restitutie voor goederen van de GN-codes 1902 11 00 en 1902 19 naar gelang van de bestemming worden gedifferentieerd.

(6)

Ingevolge artikel 15, leden 2 en 3, van Verordening (EG) nr. 1043/2005 moet een verlaagde restitutievoet worden vastgesteld, waarbij rekening wordt gehouden met het bedrag van de restitutie bij de productie tijdens de veronderstelde periode van de vervaardiging van de goederen, die krachtens Verordening (EEG) nr. 1722/93 van de Commissie (5) op het verwerkte basisproduct van toepassing is.

(7)

Alcoholhoudende dranken worden geacht minder gevoelig te zijn voor de prijs van de granen die voor de vervaardiging ervan worden gebruikt. In protocol nr. 19 van het Verdrag betreffende de toetreding van het Verenigd Koninkrijk, Ierland en Denemarken wordt evenwel bepaald dat de maatregelen moeten worden vastgesteld die noodzakelijk zijn om het gebruik van granen uit de Gemeenschap voor de vervaardiging van alcoholhoudende dranken uit granen te vergemakkelijken. Daarom moet de restitutie die wordt toegepast op granen die in de vorm van alcoholhoudende dranken worden uitgevoerd, worden aangepast.

(8)

Het Comité van beheer voor granen heeft geen advies uitgebracht binnen de door zijn voorzitter bepaalde termijn,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De restituties die van toepassing zijn op de in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1043/2005 en in artikel 1 van Verordening (EG) nr. 1784/2003 of in artikel 1 van Verordening (EG) nr. 1785/2003 opgenomen basisproducten die worden uitgevoerd in de vorm van goederen vermeld in bijlage III bij Verordening (EG) nr. 1784/2003, respectievelijk in bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 1785/2003, worden vastgesteld zoals in de bijlage is aangegeven.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 27 januari 2006.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 26 januari 2006.

Voor de Commissie

Günter VERHEUGEN

Vicevoorzitter


(1)  PB L 270 van 21.10.2003, blz. 78.

(2)  PB L 270 van 21.10.2003, blz. 96.

(3)  PB L 172 van 5.7.2005, blz. 24.

(4)  PB L 275 van 29.9.1987, blz. 36.

(5)  PB L 159 van 1.7.1993, blz. 112. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1584/2004 (PB L 280 van 31.8.2004, blz. 11).


BIJLAGE

Restituties die met ingang van 27 januari 2006 van toepassing zijn op bepaalde producten van de sector granen en de sector rijst, uitgevoerd in de vorm van goederen die niet onder bijlage I bij het Verdrag vallen (1)

(EUR/100 kg)

GN-code

Omschrijving (2)

Restitutievoet per 100 kg basisproduct

Bij vaststelling vooraf van de restituties

Andere

1001 10 00

Harde tarwe:

 

 

– in geval van uitvoer van goederen van de GN-codes 1902 11 en 1902 19 naar de Verenigde Staten van Amerika

– in andere gevallen

1001 90 99

Zachte tarwe en mengkoren:

 

 

– in geval van uitvoer van goederen van de GN-codes 1902 11 en 1902 19 naar de Verenigde Staten van Amerika

– in andere gevallen:

 

 

– – in geval van toepassing van artikel 15, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1043/2005 (3)

– – in geval van uitvoer van goederen van post 2208 (4)

– – in andere gevallen

1002 00 00

Rogge

1003 00 90

Gerst:

 

 

– in geval van uitvoer van goederen van post 2208 (4)

– in andere gevallen

1004 00 00

Haver

1005 90 00

Maïs, gebruikt in de vorm van:

 

 

– zetmeel:

 

 

– – in geval van toepassing van artikel 15, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1043/2005 (3)

2,978

3,269

– – in geval van uitvoer van goederen van post 2208 (4)

2,325

2,325

– – in andere gevallen

3,899

3,899

– glucose, glucosestroop, maltodextrine, maltodextrinestroop van de GN-codes 1702 30 51, 1702 30 59, 1702 30 91, 1702 30 99, 1702 40 90, 1702 90 50, 1702 90 75, 1702 90 79, 2106 90 55 (5):

 

 

– – in geval van toepassing van artikel 15, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1043/2005 (3)

2,003

2,294

– – in geval van uitvoer van goederen van post 2208 (4)

1,744

1,744

– – in andere gevallen

2,924

2,924

– in geval van uitvoer van goederen van post 2208 (4)

2,325

2,325

– andere (ook als zodanig)

3,899

3,899

Aardappelzetmeel van GN-code 1108 13 00 gelijkgesteld aan een verwerkingsproduct van maïs:

 

 

– in geval van toepassing van artikel 15, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1043/2005 (3)

2,380

2,685

– in geval van uitvoer van goederen van post 2208 (4)

2,325

2,325

– in andere gevallen

3,899

3,899

ex 1006 30

Volwitte rijst:

 

 

– rondkorrelig

– halflangkorrelig

– langkorrelig

1006 40 00

Breukrijst

1007 00 90

Graansorgho (m.u.v. hybriden, bestemd voor zaaidoeleinden)


(1)  De in deze bijlage vastgestelde restituties zijn niet van toepassing op de uitvoer naar Bulgarije met ingang van 1 oktober 2004 en naar Roemenië met ingang van 1 december 2005, noch op de goederen die zijn opgenomen in de tabellen I en II bij Protocol nr. 2 bij de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat van 22 juli 1972 en die met ingang van 1 februari 2005 naar de Zwitserse Bondsstaat of naar het Vorstendom Liechtenstein worden uitgevoerd.

(2)  Voor landbouwproducten verkregen door verwerking van een basisproduct en/of een daarmee gelijkgesteld product gelden de coëfficiënten vermeld in bijlage V bij Verordening (EG) nr. 1043/2005 van de Commissie.

(3)  De betrokken goederen vallen onder GN-code 3505 10 50.

(4)  Goederen opgenomen in bijlage III bij Verordening (EG) nr. 1784/2003 of bedoeld in artikel 2 van Verordening (EEG) nr. 2825/93 (PB L 258 van 16.10.1993, blz. 6).

(5)  Voor stropen van de GN-codes 1702 30 99, 1702 40 90 en 1702 60 90, verkregen door het mengen van glucose- en fructosestropen, betreft de uitvoerrestitutie alleen glucosestroop.


27.1.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 23/43


VERORDENING (EG) Nr. 138/2006 VAN DE COMMISSIE

van 26 januari 2006

tot vaststelling van de restituties bij uitvoer in de sector melk en zuivelproducten

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector melk en zuivelproducten (1), inzonderheid op artikel 31, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Krachtens artikel 31 van Verordening (EG) nr. 1255/1999 kan het verschil tussen de in de internationale handel geldende prijzen van de producten als bedoeld in artikel 1 van genoemde verordening en de prijzen van deze producten in de Gemeenschap overbrugd worden door een restitutie bij de uitvoer voorzover de akkoorden gesloten overeenkomstig artikel 300 van het Verdrag dat toestaan.

(2)

Krachtens Verordening (EG) nr. 1255/1999 moeten de restituties voor de producten als bedoeld in artikel 1 van die verordening, die als zodanig worden uitgevoerd, worden vastgesteld rekening houdend met:

de situatie en de verwachte ontwikkeling op de markt van de Gemeenschap met betrekking tot de prijzen voor melk en zuivelproducten en de beschikbare hoeveelheden, evenals met de prijzen voor melk en zuivelproducten in de internationale handel,

de afzetkosten en de meest gunstige vervoerskosten, berekend vanaf de markten van de Gemeenschap tot aan de havens of andere plaatsen van uitvoer van de Gemeenschap, evenals met de aanvoerkosten tot aan de landen van bestemming,

de doelstellingen van de gemeenschappelijke ordening der markten in de sector melk en zuivelproducten, zijnde het verzekeren van een evenwichtige en een natuurlijke ontwikkeling van de prijzen en het handelsverkeer op deze markten,

de beperkingen die resulteren uit de akkoorden gesloten overeenkomstig artikel 300 van het Verdrag,

het belang dat erin gelegen is om verstoringen op de markt van de Gemeenschap te voorkomen,

het economisch aspect van de beoogde uitvoer.

(3)

Krachtens artikel 31, lid 5, van Verordening (EG) nr. 1255/1999 worden de prijzen in de Gemeenschap bepaald met inachtneming van de toegepaste prijzen die met het oog op de uitvoer het gunstigst blijken te zijn. Bij de bepaling van de prijzen in de internationale handel wordt met name rekening gehouden met:

a)

de prijzen die op de markten in derde landen worden toegepast,

b)

de gunstigste prijzen bij invoer in de derde landen van bestemming uit andere derde landen,

c)

de producentenprijzen die in de uitvoerende derde landen worden geconstateerd en, in voorkomend geval, met inachtneming van de subsidies die door deze landen worden toegekend,

d)

de aanbiedingsprijzen franco grens van de Gemeenschap.

(4)

Krachtens artikel 31, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1255/1999 kunnen de situatie op de wereldmarkt of de specifieke eisen van bepaalde markten het noodzakelijk maken dat voor de producten als bedoeld in artikel 1 van genoemde verordening naar gelang van hun bestemming een verschillend restitutiebedrag wordt vastgesteld.

(5)

Artikel 31, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1255/1999 voorziet erin dat de lijst van producten waarvoor een restitutie wordt verleend bij uitvoer, en het bedrag van deze restitutie ten minste eenmaal per vier weken worden vastgesteld. Het bedrag van de restitutie kan echter gedurende meer dan vier weken op hetzelfde niveau gehandhaafd blijven.

(6)

Krachtens artikel 16 van Verordening (EG) nr. 174/1999 van de Commissie van 26 januari 1999 tot vaststelling van de specifieke uitvoeringsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 804/68 van de Raad inzake de uitvoercertificaten en de invoerrestituties in de sector melk en zuivelproducten (2), is de verleende restitutie voor zuivelproducten met toegevoegde suiker gelijk aan de som van twee elementen. Het ene element dient om rekening te houden met de hoeveelheid zuivelproducten en wordt berekend door het basisbedrag te vermenigvuldigen met het gehalte aan zuivelproducten van het betrokken product, het andere element dient om rekening te houden met de hoeveelheid toegevoegde sacharose en wordt berekend door het basisbedrag van de restitutie die op de dag van uitvoer geldt voor de producten als bedoeld in artikel 1, lid 1, onder d), van Verordening (EG) nr. 1260/2001 van de Raad van 19 juni 2001 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector suiker (3), te vermenigvuldigen met het sacharosegehalte van het gehele product. Dit laatste element evenwel wordt uitsluitend in aanmerking genomen als de sacharose is geproduceerd uit in de Gemeenschap geteelde suikerbieten of in de Gemeenschap geteeld suikerriet.

(7)

Bij Verordening (EEG) nr. 896/84 van de Commissie (4), zijn aanvullende bepalingen ingesteld inzake de toekenning van de restituties in geval van wijziging van het verkoopseizoen. Deze bepalingen voorzien in de mogelijkheid de restituties naar gelang van de datum waarop de producten zijn vervaardigd, te differentiëren.

(8)

Voor de berekening van het restitutiebedrag voor smeltkaas moet worden bepaald dat de eventueel toegevoegde hoeveelheid aan caseïne en/of caseïnaten niet in aanmerking wordt genomen.

(9)

Bij het vaststellen van producten en bestemmingen die in aanmerking komen voor restitutie is het aangewezen om er op te letten dat van de ene kant, de competitieve positie van bepaalde communautaire producten niet rechtvaardigt om hun uitvoer aan te moedigen, en dat van de andere kant, de geografische nabijheid van bepaalde grondgebieden de omleiding van het handelsverkeer en misbruiken dreigt te vergemakkelijken.

(10)

De toepassing van deze regels op de huidige marktsituatie in de zuivelsector, in het bijzonder op de prijzen van deze producten in de Gemeenschap en op de wereldmarkt, leidt tot het vaststellen van de restitutie voor de producten op de bedragen aangegeven in de bijlage.

(11)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor melk en zuivelproducten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De restituties bedoeld in artikel 31 van Verordening (EG) nr. 1255/1999 voor de uitgevoerde producten in ongewijzigde staat worden vastgesteld op de bedragen als aangegeven in de bijlage.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 27 januari 2006.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 26 januari 2006.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 160 van 26.6.1999, blz. 48. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1913/2005 (PB L 307 van 25.11.2005, blz. 2).

(2)  PB L 20 van 27.1.1999, blz. 8. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2107/2005 (PB L 337 van 22.12.2005, blz. 20).

(3)  PB L 178 van 30.6.2001, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 39/2004 van de Commissie (PB L 6 van 10.1.2004, blz. 16).

(4)  PB L 91 van 1.4.1984, blz. 71. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 222/88 (PB L 28 van 1.2.1988, blz. 1).


BIJLAGE

bij de verordening van de Commissie van 26 januari 2006 tot vaststelling van de restituties bij uitvoer in de sector melk en zuivelproducten

Productcode

Bestemming

Meeteenheid

Bedrag van de restitutie

0401 30 31 9100

L01

EUR/100 kg

L02

EUR/100 kg

13,20

A01

EUR/100 kg

18,86

0401 30 31 9400

L01

EUR/100 kg

L02

EUR/100 kg

20,62

A01

EUR/100 kg

29,47

0401 30 31 9700

L01

EUR/100 kg

L02

EUR/100 kg

22,75

A01

EUR/100 kg

32,49

0401 30 39 9100

L01

EUR/100 kg

L02

EUR/100 kg

13,20

A01

EUR/100 kg

18,86

0401 30 39 9400

L01

EUR/100 kg

L02

EUR/100 kg

20,62

A01

EUR/100 kg

29,47

0401 30 39 9700

L01

EUR/100 kg

L02

EUR/100 kg

22,75

A01

EUR/100 kg

32,49

0401 30 91 9100

L01

EUR/100 kg

L02

EUR/100 kg

25,92

A01

EUR/100 kg

37,04

0401 30 99 9100

L01

EUR/100 kg

L02

EUR/100 kg

25,92

A01

EUR/100 kg

37,04

0401 30 99 9500

L01

EUR/100 kg

L02

EUR/100 kg

38,10

A01

EUR/100 kg

54,43

0402 10 11 9000

L01

EUR/100 kg

068

EUR/100 kg

L02

EUR/100 kg

8,28

A01

EUR/100 kg

10,00

0402 10 19 9000

L01

EUR/100 kg

068

EUR/100 kg

L02

EUR/100 kg

8,28

A01

EUR/100 kg

10,00

0402 10 91 9000

L01

EUR/kg

068

EUR/kg

L02

EUR/kg

0,0828

A01

EUR/kg

0,1000

0402 10 99 9000

L01

EUR/kg

068

EUR/kg

L02

EUR/kg

0,0828

A01

EUR/kg

0,1000

0402 21 11 9200

L01

EUR/100 kg

068

EUR/100 kg

L02

EUR/100 kg

8,28

A01

EUR/100 kg

10,00

0402 21 11 9300

L01

EUR/100 kg

068

EUR/100 kg

L02

EUR/100 kg

35,03

A01

EUR/100 kg

44,94

0402 21 11 9500

L01

EUR/100 kg

068

EUR/100 kg

L02

EUR/100 kg

36,55

A01

EUR/100 kg

46,92

0402 21 11 9900

L01

EUR/100 kg

068

EUR/100 kg

L02

EUR/100 kg

38,94

A01

EUR/100 kg

50,00

0402 21 17 9000

L01

EUR/100 kg

068

EUR/100 kg

L02

EUR/100 kg

8,28

A01

EUR/100 kg

10,00

0402 21 19 9300

L01

EUR/100 kg

068

EUR/100 kg

L02

EUR/100 kg

35,03

A01

EUR/100 kg

44,94

0402 21 19 9500

L01

EUR/100 kg

068

EUR/100 kg

L02

EUR/100 kg

36,55

A01

EUR/100 kg

46,92

0402 21 19 9900

L01

EUR/100 kg

068

EUR/100 kg

L02

EUR/100 kg

38,94

A01

EUR/100 kg

50,00

0402 21 91 9100

L01

EUR/100 kg

068

EUR/100 kg

L02

EUR/100 kg

39,19

A01

EUR/100 kg

50,30

0402 21 91 9200

L01

EUR/100 kg

068

EUR/100 kg

L02

EUR/100 kg

39,42

A01

EUR/100 kg

50,61

0402 21 91 9350

L01

EUR/100 kg

068

EUR/100 kg

L02

EUR/100 kg

39,84

A01

EUR/100 kg

51,12

0402 21 91 9500

L01

EUR/100 kg

068

EUR/100 kg

L02

EUR/100 kg

42,80

A01

EUR/100 kg

54,94

0402 21 99 9100

L01

EUR/100 kg

068

EUR/100 kg

L02

EUR/100 kg

39,19

A01

EUR/100 kg

50,30

0402 21 99 9200

L01

EUR/100 kg

068

EUR/100 kg

L02

EUR/100 kg

39,42

A01

EUR/100 kg

50,61

0402 21 99 9300

L01

EUR/100 kg

068

EUR/100 kg

L02

EUR/100 kg

39,84

A01

EUR/100 kg

51,12

0402 21 99 9400

L01

EUR/100 kg

068

EUR/100 kg

L02

EUR/100 kg

42,03

A01

EUR/100 kg

53,96

0402 21 99 9500

L01

EUR/100 kg

068

EUR/100 kg

L02

EUR/100 kg

42,80

A01

EUR/100 kg

54,94

0402 21 99 9600

L01

EUR/100 kg

068

EUR/100 kg

L02

EUR/100 kg

45,83

A01

EUR/100 kg

58,82

0402 21 99 9700

L01

EUR/100 kg

068

EUR/100 kg

L02

EUR/100 kg

47,52

A01

EUR/100 kg

61,03

0402 21 99 9900

L01

EUR/100 kg

068

EUR/100 kg

L02

EUR/100 kg

49,51

A01

EUR/100 kg

63,55

0402 29 15 9200

L01

EUR/kg

L02

EUR/kg

0,0828

A01

EUR/kg

0,1000

0402 29 15 9300

L01

EUR/kg

L02

EUR/kg

0,3503

A01

EUR/kg

0,4494

0402 29 15 9500

L01

EUR/kg

L02

EUR/kg

0,3655

A01

EUR/kg

0,4692

0402 29 15 9900

L01

EUR/kg

L02

EUR/kg

0,3894

A01

EUR/kg

0,5000

0402 29 19 9300

L01

EUR/kg

L02

EUR/kg

0,3503

A01

EUR/kg

0,4494

0402 29 19 9500

L01

EUR/kg

L02

EUR/kg

0,3655

A01

EUR/kg

0,4692

0402 29 19 9900

L01

EUR/kg

L02

EUR/kg

0,3894

A01

EUR/kg

0,5000

0402 29 91 9000

L01

EUR/kg

L02

EUR/kg

0,3919

A01

EUR/kg

0,5030

0402 29 99 9100

L01

EUR/kg

L02

EUR/kg

0,3919

A01

EUR/kg

0,5030

0402 29 99 9500

L01

EUR/kg

L02

EUR/kg

0,4203

A01

EUR/kg

0,5396

0402 91 11 9370

L01

EUR/100 kg

L02

EUR/100 kg

4,127

A01

EUR/100 kg

5,895

0402 91 19 9370

L01

EUR/100 kg

L02

EUR/100 kg

4,127

A01

EUR/100 kg

5,895

0402 91 31 9300

L01

EUR/100 kg

L02

EUR/100 kg

4,877

A01

EUR/100 kg

6,967

0402 91 39 9300

L01

EUR/100 kg

L02

EUR/100 kg

4,877

A01

EUR/100 kg

6,967

0402 91 99 9000

L01

EUR/100 kg

L02

EUR/100 kg

15,93

A01

EUR/100 kg

22,76

0402 99 11 9350

L01

EUR/kg

L02

EUR/kg

0,1055

A01

EUR/kg

0,1508

0402 99 19 9350

L01

EUR/kg

L02

EUR/kg

0,1055

A01

EUR/kg

0,1508

0402 99 31 9150

L01

EUR/kg

L02

EUR/kg

0,1095

A01

EUR/kg

0,1565

0402 99 31 9300

L01

EUR/kg

L02

EUR/kg

0,0953

A01

EUR/kg

0,1362

0402 99 39 9150

L01

EUR/kg

L02

EUR/kg

0,1095

A01

EUR/kg

0,1565

0403 90 11 9000

L01

EUR/100 kg

L02

EUR/100 kg

8,18

A01

EUR/100 kg

9,86

0403 90 13 9200

L01

EUR/100 kg

L02

EUR/100 kg

8,18

A01

EUR/100 kg

9,86

0403 90 13 9300

L01

EUR/100 kg

L02

EUR/100 kg

34,70

A01

EUR/100 kg

44,55

0403 90 13 9500

L01

EUR/100 kg

L02

EUR/100 kg

36,23

A01

EUR/100 kg

46,50

0403 90 13 9900

L01

EUR/100 kg

L02

EUR/100 kg

38,61

A01

EUR/100 kg

49,55

0403 90 19 9000

L01

EUR/100 kg

L02

EUR/100 kg

38,84

A01

EUR/100 kg

49,86

0403 90 33 9400

L01

EUR/kg

L02

EUR/kg

0,3470

A01

EUR/kg

0,4455

0403 90 33 9900

L01

EUR/kg

L02

EUR/kg

0,3861

A01

EUR/kg

0,4955

0403 90 59 9310

L01

EUR/100 kg

L02

EUR/100 kg

13,20

A01

EUR/100 kg

18,86

0403 90 59 9340

L01

EUR/100 kg

L02

EUR/100 kg

19,32

A01

EUR/100 kg

27,59

0403 90 59 9370

L01

EUR/100 kg

L02

EUR/100 kg

19,32

A01

EUR/100 kg

27,59

0403 90 59 9510

L01

EUR/100 kg

L02

EUR/100 kg

19,32

A01

EUR/100 kg

27,59

0404 90 21 9120

L01

EUR/100 kg

L02

EUR/100 kg

7,07

A01

EUR/100 kg

8,53

0404 90 21 9160

L01

EUR/100 kg

L02

EUR/100 kg

8,28

A01

EUR/100 kg

10,00

0404 90 23 9120

L01

EUR/100 kg

L02

EUR/100 kg

8,28

A01

EUR/100 kg

10,00

0404 90 23 9130

L01

EUR/100 kg

L02

EUR/100 kg

35,03

A01

EUR/100 kg

44,94

0404 90 23 9140

L01

EUR/100 kg

L02

EUR/100 kg

36,55

A01

EUR/100 kg

46,92

0404 90 23 9150

L01

EUR/100 kg

L02

EUR/100 kg

38,94

A01

EUR/100 kg

50,00

0404 90 29 9110

L01

EUR/100 kg

L02

EUR/100 kg

39,19

A01

EUR/100 kg

50,30

0404 90 29 9115

L01

EUR/100 kg

L02

EUR/100 kg

39,42

A01

EUR/100 kg

50,61

0404 90 29 9125

L01

EUR/100 kg

L02

EUR/100 kg

39,84

A01

EUR/100 kg

51,12

0404 90 29 9140

L01

EUR/100 kg

L02

EUR/100 kg

42,80

A01

EUR/100 kg

54,94

0404 90 81 9100

L01

EUR/kg

L02

EUR/kg

0,0828

A01

EUR/kg

0,1000

0404 90 83 9110

L01

EUR/kg

L02

EUR/kg

0,0828

A01

EUR/kg

0,1000

0404 90 83 9130

L01

EUR/kg

L02

EUR/kg

0,3503

A01

EUR/kg

0,4494

0404 90 83 9150

L01

EUR/kg

L02

EUR/kg

0,3655

A01

EUR/kg

0,4692

0404 90 83 9170

L01

EUR/kg

L02

EUR/kg

0,3894

A01

EUR/kg

0,5000

0404 90 83 9936

L01

EUR/kg

L02

EUR/kg

0,1055

A01

EUR/kg

0,1508

0405 10 11 9500

L01

EUR/100 kg

L02

EUR/100 kg

67,29

A01

EUR/100 kg

90,74

0405 10 11 9700

L01

EUR/100 kg

L02

EUR/100 kg

68,98

A01

EUR/100 kg

93,00

0405 10 19 9500

L01

EUR/100 kg

L02

EUR/100 kg

67,29

A01

EUR/100 kg

90,74

0405 10 19 9700

L01

EUR/100 kg

L02

EUR/100 kg

68,98

A01

EUR/100 kg

93,00

0405 10 30 9100

L01

EUR/100 kg

L02

EUR/100 kg

67,29

A01

EUR/100 kg

90,74

0405 10 30 9300

L01

EUR/100 kg

L02

EUR/100 kg

68,98

A01

EUR/100 kg

93,00

0405 10 30 9700

L01

EUR/100 kg

L02

EUR/100 kg

68,98

A01

EUR/100 kg

93,00

0405 10 50 9300

L01

EUR/100 kg

L02

EUR/100 kg

68,98

A01

EUR/100 kg

93,00

0405 10 50 9500

L01

EUR/100 kg

L02

EUR/100 kg

67,29

A01

EUR/100 kg

90,74

0405 10 50 9700

L01

EUR/100 kg

L02

EUR/100 kg

68,98

A01

EUR/100 kg

93,00

0405 10 90 9000

L01

EUR/100 kg

L02

EUR/100 kg

71,50

A01

EUR/100 kg

96,41

0405 20 90 9500

L01

EUR/100 kg

L02

EUR/100 kg

63,09

A01

EUR/100 kg

85,07

0405 20 90 9700

L01

EUR/100 kg

L02

EUR/100 kg

65,61

A01

EUR/100 kg

88,46

0405 90 10 9000

L01

EUR/100 kg

L02

EUR/100 kg

86,09

A01

EUR/100 kg

116,07

0405 90 90 9000

L01

EUR/100 kg

L02

EUR/100 kg

68,85

A01

EUR/100 kg

92,83

0406 10 20 9100

A00

EUR/100 kg

0406 10 20 9230

L03

EUR/100 kg

L04

EUR/100 kg

12,99

400

EUR/100 kg

A01

EUR/100 kg

16,24

0406 10 20 9290

A00

EUR/100 kg

0406 10 20 9300

A00

EUR/100 kg

0406 10 20 9610

A00

EUR/100 kg

0406 10 20 9620

A00

EUR/100 kg

0406 10 20 9630

L03

EUR/100 kg

L04

EUR/100 kg

19,96

400

EUR/100 kg

A01

EUR/100 kg

24,94

0406 10 20 9640

L03

EUR/100 kg

L04

EUR/100 kg

29,32

400

EUR/100 kg

A01

EUR/100 kg

36,65

0406 10 20 9650

L03

EUR/100 kg

L04

EUR/100 kg

24,44

400

EUR/100 kg

A01

EUR/100 kg

30,55

0406 10 20 9830

L03

EUR/100 kg

L04

EUR/100 kg

9,08

400

EUR/100 kg

A01

EUR/100 kg

11,33

0406 10 20 9850

L03

EUR/100 kg

L04

EUR/100 kg

10,99

400

EUR/100 kg

A01

EUR/100 kg

13,74

0406 20 90 9100

A00

EUR/100 kg

0406 20 90 9913

L03

EUR/100 kg

L04

EUR/100 kg

21,76

400

EUR/100 kg

A01

EUR/100 kg

27,20

0406 20 90 9915

L03

EUR/100 kg

L04

EUR/100 kg

29,54

400

EUR/100 kg

A01

EUR/100 kg

36,93

0406 20 90 9917

L03

EUR/100 kg

L04

EUR/100 kg

31,41

400

EUR/100 kg

A01

EUR/100 kg

39,24

0406 20 90 9919

L03

EUR/100 kg

L04

EUR/100 kg

35,08

400

EUR/100 kg

A01

EUR/100 kg

43,86

0406 30 31 9710

A00

EUR/100 kg

0406 30 31 9730

L03

EUR/100 kg

L04

EUR/100 kg

3,91

400

EUR/100 kg

A01

EUR/100 kg

9,17

0406 30 31 9910

A00

EUR/100 kg

0406 30 31 9930

L03

EUR/100 kg

L04

EUR/100 kg

3,91

400

EUR/100 kg

A01

EUR/100 kg

9,17

0406 30 31 9950

L03

EUR/100 kg

L04

EUR/100 kg

5,69

400

EUR/100 kg

A01

EUR/100 kg

13,34

0406 30 39 9500

L03

EUR/100 kg

L04

EUR/100 kg

3,91

400

EUR/100 kg

A01

EUR/100 kg

9,17

0406 30 39 9700

L03

EUR/100 kg

L04

EUR/100 kg

5,69

400

EUR/100 kg

A01

EUR/100 kg

13,34

0406 30 39 9930

L03

EUR/100 kg

L04

EUR/100 kg

5,69

400

EUR/100 kg

A01

EUR/100 kg

13,34

0406 30 39 9950

L03

EUR/100 kg

L04

EUR/100 kg

6,44

400

EUR/100 kg

A01

EUR/100 kg

15,09

0406 30 90 9000

A00

EUR/100 kg

0406 40 50 9000

L03

EUR/100 kg

L04

EUR/100 kg

34,48

400

EUR/100 kg

A01

EUR/100 kg

43,09

0406 40 90 9000

L03

EUR/100 kg

L04

EUR/100 kg

35,41

400

EUR/100 kg

A01

EUR/100 kg

44,26

0406 90 13 9000

L03

EUR/100 kg

L04

EUR/100 kg

39,25

400

EUR/100 kg

A01

EUR/100 kg

56,18

0406 90 15 9100

L03

EUR/100 kg

L04

EUR/100 kg

40,57

400

EUR/100 kg

A01

EUR/100 kg

58,06

0406 90 17 9100

L03

EUR/100 kg

L04

EUR/100 kg

40,57

400

EUR/100 kg

A01

EUR/100 kg

58,06

0406 90 21 9900

L03

EUR/100 kg

L04

EUR/100 kg

39,43

400

EUR/100 kg

A01

EUR/100 kg

56,30

0406 90 23 9900

L03

EUR/100 kg

L04

EUR/100 kg

35,35

400

EUR/100 kg

A01

EUR/100 kg

50,82

0406 90 25 9900

L03

EUR/100 kg

L04

EUR/100 kg

34,67

400

EUR/100 kg

A01

EUR/100 kg

49,63

0406 90 27 9900

L03

EUR/100 kg

L04

EUR/100 kg

31,39

400

EUR/100 kg

A01

EUR/100 kg

44,95

0406 90 31 9119

L03

EUR/100 kg

L04

EUR/100 kg

29,03

400

EUR/100 kg

A01

EUR/100 kg

41,60

0406 90 33 9119

L03

EUR/100 kg

L04

EUR/100 kg

29,03

400

EUR/100 kg

A01

EUR/100 kg

41,60

0406 90 33 9919

A00

EUR/100 kg

0406 90 33 9951

A00

EUR/100 kg

0406 90 35 9190

L03

EUR/100 kg

L04

EUR/100 kg

41,33

400

EUR/100 kg

A01

EUR/100 kg

59,45

0406 90 35 9990

L03

EUR/100 kg

L04

EUR/100 kg

41,33

400

EUR/100 kg

A01

EUR/100 kg

59,45

0406 90 37 9000

L03

EUR/100 kg

L04

EUR/100 kg

39,25

400

EUR/100 kg

A01

EUR/100 kg

56,18

0406 90 61 9000

L03

EUR/100 kg

L04

EUR/100 kg

44,68

400

EUR/100 kg

A01

EUR/100 kg

64,65

0406 90 63 9100

L03

EUR/100 kg

L04

EUR/100 kg

44,02

400

EUR/100 kg

A01

EUR/100 kg

63,49

0406 90 63 9900

L03

EUR/100 kg

L04

EUR/100 kg

42,31

400

EUR/100 kg

A01

EUR/100 kg

61,32

0406 90 69 9100

A00

EUR/100 kg

0406 90 69 9910

L03

EUR/100 kg

L04

EUR/100 kg

42,93

400

EUR/100 kg

A01

EUR/100 kg

62,22

0406 90 73 9900

L03

EUR/100 kg

L04

EUR/100 kg

36,12

400

EUR/100 kg

A01

EUR/100 kg

51,75

0406 90 75 9900

L03

EUR/100 kg

L04

EUR/100 kg

36,84

400

EUR/100 kg

A01

EUR/100 kg

52,98

0406 90 76 9300

L03

EUR/100 kg

L04

EUR/100 kg

32,71

400

EUR/100 kg

A01

EUR/100 kg

46,82

0406 90 76 9400

L03

EUR/100 kg

L04

EUR/100 kg

36,63

400

EUR/100 kg

A01

EUR/100 kg

52,44

0406 90 76 9500

L03

EUR/100 kg

L04

EUR/100 kg

33,92

400

EUR/100 kg

A01

EUR/100 kg

48,15

0406 90 78 9100

L03

EUR/100 kg

L04

EUR/100 kg

35,88

400

EUR/100 kg

A01

EUR/100 kg

52,42

0406 90 78 9300

L03

EUR/100 kg

L04

EUR/100 kg

35,54

400

EUR/100 kg

A01

EUR/100 kg

50,76

0406 90 78 9500

L03

EUR/100 kg

L04

EUR/100 kg

34,55

400

EUR/100 kg

A01

EUR/100 kg

49,04

0406 90 79 9900

L03

EUR/100 kg

L04

EUR/100 kg

29,35

400

EUR/100 kg

A01

EUR/100 kg

42,19

0406 90 81 9900

L03

EUR/100 kg

L04

EUR/100 kg

36,63

400

EUR/100 kg

A01

EUR/100 kg

52,44

0406 90 85 9930

L03

EUR/100 kg

L04

EUR/100 kg

40,16

400

EUR/100 kg

A01

EUR/100 kg

57,80

0406 90 85 9970

L03

EUR/100 kg

L04

EUR/100 kg

36,84

400

EUR/100 kg

A01

EUR/100 kg

52,98

0406 90 86 9100

A00

EUR/100 kg

0406 90 86 9200

L03

EUR/100 kg

L04

EUR/100 kg

35,61

400

EUR/100 kg

A01

EUR/100 kg

52,80

0406 90 86 9300

A00

EUR/100 kg

0406 90 86 9400

L03

EUR/100 kg

L04

EUR/100 kg

38,16

400

EUR/100 kg

A01

EUR/100 kg

55,80

0406 90 86 9900

L03

EUR/100 kg

L04

EUR/100 kg

40,16

400

EUR/100 kg

A01

EUR/100 kg

57,80

0406 90 87 9100

A00

EUR/100 kg

0406 90 87 9200

A00

EUR/100 kg

0406 90 87 9300

L03

EUR/100 kg

L04

EUR/100 kg

33,16

400

EUR/100 kg

A01

EUR/100 kg

49,00

0406 90 87 9400

L03

EUR/100 kg

L04

EUR/100 kg

33,86

400

EUR/100 kg

A01

EUR/100 kg

49,49

0406 90 87 9951

L03

EUR/100 kg

L04

EUR/100 kg

35,97

400

EUR/100 kg

A01

EUR/100 kg

51,50

0406 90 87 9971

L03

EUR/100 kg

L04

EUR/100 kg

35,97

400

EUR/100 kg

A01

EUR/100 kg

51,50

0406 90 87 9972

L03

EUR/100 kg

L04

EUR/100 kg

15,21

400

EUR/100 kg

A01

EUR/100 kg

21,86

0406 90 87 9973

L03

EUR/100 kg

L04

EUR/100 kg

35,33

400

EUR/100 kg

A01

EUR/100 kg

50,57

0406 90 87 9974

L03

EUR/100 kg

L04

EUR/100 kg

37,84

400

EUR/100 kg

A01

EUR/100 kg

53,93

0406 90 87 9975

L03

EUR/100 kg

L04

EUR/100 kg

37,52

400

EUR/100 kg

A01

EUR/100 kg

53,02

0406 90 87 9979

L03

EUR/100 kg

L04

EUR/100 kg

35,35

400

EUR/100 kg

A01

EUR/100 kg

50,82

0406 90 88 9100

A00

EUR/100 kg

0406 90 88 9300

L03

EUR/100 kg

L04

EUR/100 kg

29,29

400

EUR/100 kg

A01

EUR/100 kg

43,13

0406 90 88 9500

L03

EUR/100 kg

L04

EUR/100 kg

30,20

400

EUR/100 kg

A01

EUR/100 kg

43,15

NB: De codes van de producten en de codes van de bestemmingen serie „A” zijn vastgesteld in Verordening (EEG) nr. 3846/87 van de Commissie (PB L 366 van 24.12.1987, blz. 1), zoals gewijzigd.

De numerieke codes voor de bestemmingen zijn vastgesteld in Verordening (EG) nr. 750/2005 van de Commissie (PB L 126 van 19.5.2005, blz. 12).

De andere bestemmingen worden als volgt vastgesteld:

L01

Ceuta, Melilla, Heilige Stoel (gebruikelijke naam: Vaticaanstad), de Verenigde Staten van Amerika en de gebieden van de Republiek Cyprus waarover de regering van de Republiek Cyprus niet feitelijk het gezag uitoefent.

L02

Andorra en Gibraltar.

L03

Ceuta, Melilla, IJsland, Noorwegen, Zwitserland, Liechtenstein, Kroatië, Andorra, Gibraltar, Heilige Stoel (gebruikelijke naam: Vaticaanstad), Turkije, Roemenië, Bulgarije, Kroatië, Canada, Australië, Nieuw-Zeeland en de gebieden van de Republiek Cyprus waarover de regering van de Republiek Cyprus niet feitelijk het gezag uitoefent.

L04

Albanië, Bosnië en Herzegovina, Kosovo, Servië, Montenegro en de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië.


27.1.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 23/51


VERORDENING (EG) Nr. 139/2006 VAN DE COMMISSIE

van 26 januari 2006

tot vaststelling van de maximumuitvoerrestitutie voor boter in het kader van de permanente inschrijving van Verordening (EG) nr. 581/2004

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector melk en zuivelproducten (1), en met name op artikel 31, lid 3, derde alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EG) nr. 581/2004 van de Commissie van 26 maart 2004 tot opening van een permanente inschrijving voor de bepaling van de uitvoerrestituties voor bepaalde soorten boter (2) voorziet in een permanente inschrijving.

(2)

Krachtens artikel 5 van Verordening (EG) nr. 580/2004 van de Commissie van 26 maart 2004 houdende een inschrijvingsprocedure tot vaststelling van de uitvoerrestituties voor bepaalde zuivelproducten (3) moet, na bestudering van de offertes die in het kader van de inschrijving zijn ingediend, een maximumuitvoerrestitutie worden vastgesteld voor de inschrijvingsperiode die eindigt op 24 januari 2006.

(3)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor melk en zuivelproducten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

In het kader van de bij Verordening (EG) nr. 581/2004 geopende permanente inschrijving wordt voor de inschrijvingsperiode die eindigt op 24 januari 2006, de maximumuitvoerrestitutie toegepast op de in artikel 1, lid 1, van die verordening vermelde producten, zoals vermeld in de bijlage van deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 27 januari 2006.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 26 januari 2006.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 160 van 26.6.1999, blz. 48. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1913/2005 (PB L 307 van 25.11.2005, blz. 2).

(2)  PB L 90 van 27.3.2004, blz. 64. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1239/2005 (PB L 200 van 30.7.2005, blz. 32).

(3)  PB L 90 van 27.3.2004, blz. 58. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1814/2005 (PB L 292 van 8.11.2005, blz. 3).


BIJLAGE

(EUR/100 kg)

Product

Productcodes

Maximumuitvoerrestitutie voor uitvoer naar de in artikel 1, lid 1, tweede alinea, van Verordening (EG) nr. 581/2004 vermelde bestemmingen

Boter

ex ex 0405 10 19 9500

Boter

ex ex 0405 10 19 9700

99,00

Butteroil

ex ex 0405 90 10 9000

120,10


27.1.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 23/53


VERORDENING (EG) Nr. 140/2006 VAN DE COMMISSIE

van 26 januari 2006

tot vaststelling van de maximumuitvoerrestitutie voor mageremelkpoeder in het kader van de permanente inschrijving van Verordening (EG) nr. 582/2004

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector melk en zuivelproducten (1), en met name op artikel 31, lid 3, derde alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EG) nr. 582/2004 van de Commissie van 26 maart 2004 een permanente inschrijving voor de bepaling van de uitvoerrestituties voor mageremelkpoeder (2) voorziet in een permanente inschrijving.

(2)

Krachtens artikel 5 van Verordening (EG) nr. 580/2004 van de Commissie van 26 maart 2004 houdende een inschrijvingsprocedure tot vaststelling van de uitvoerrestituties voor bepaalde zuivelproducten (3) moet, na bestudering van de offertes die in het kader van de inschrijving zijn ingediend, een maximumuitvoerrestitutie worden vastgesteld voor de inschrijvingsperiode die eindigt op 24 januari 2006.

(3)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor melk en zuivelproducten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

In het kader van de bij Verordening (EG) nr. 582/2004 geopende permanente inschrijving wordt voor de inschrijvingsperiode die eindigt op 24 januari 2006, een maximaal restitutiebedrag van 12,20 EUR/100 kg toegepast op het product en de bestemmingen als vermeld in artikel 1, lid 1, van die verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 27 januari 2006.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 26 januari 2006.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 160 van 26.6.1999, blz. 48. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1913/2005 (PB L 307 van 25.11.2005, blz. 2).

(2)  PB L 90 van 27.3.2004, blz. 67. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1239/2005 (PB L 200 van 30.7.2005, blz. 32).

(3)  PB L 90 van 27.3.2004, blz. 58. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1814/2005 (PB L 292 van 8.11.2005, blz. 3).


27.1.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 23/54


VERORDENING (EG) Nr. 141/2006 VAN DE COMMISSIE

van 26 januari 2006

tot bepaling van de mate waarin de in januari 2006 ingediende aanvragen voor invoercertificaten voor jonge mannelijke mestrunderen ingewilligd kunnen worden op grond van een bij Verordening (EG) nr. 992/2005 vastgesteld tariefcontingent

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1254/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector rundvlees (1),

Gelet op Verordening (EG) nr. 992/2005 van de Commissie van 29 juni 2005 betreffende de opening en de wijze van beheer van een tariefcontingent voor de invoer van jonge mannelijke mestrunderen (1 juli 2005 tot en met 30 juni 2006) (2), en met name op artikel 1, lid 4, en artikel 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In artikel 1, lid 3, onder c), van Verordening (EG) nr. 992/2005 is vastgesteld hoeveel jonge mannelijke runderen in de periode van 1 januari tot en met 31 maart 2006 onder bijzondere voorwaarden mogen worden ingevoerd. Invoercertificaten zijn aangevraagd voor een zodanige hoeveelheid dat de aanvragen volledig kunnen worden ingewilligd.

(2)

De hoeveelheden, waarvoor met ingang van 1 april 2006 certificaten kunnen worden aangevraagd, binnen de totale hoeveelheid van 169 000 dieren, dienen te worden vastgesteld volgens artikel 1, lid 4, van Verordening (EG) nr. 992/2005,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Aan elke aanvraag voor invoercertificaten die is ingediend in januari 2006 krachtens artikel 3, lid 3, van Verordening (EG) nr. 992/2005 wordt volledig voldaan.

2.   Het aantal voor het in artikel 1, lid 3, onder d), van Verordening (EG) nr. 992/2005 bedoelde tijdvak is 167 730 dieren.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 27 januari 2006.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 26 januari 2006.

Voor de Commissie

J. L. DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 160 van 26.6.1999, blz. 21. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1782/2003 (PB L 270 van 21.10.2003, blz. 1).

(2)  PB L 168 van 30.6.2005, blz. 16.


27.1.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 23/55


VERORDENING (EG) Nr. 142/2006 VAN DE COMMISSIE

van 26 januari 2006

tot 62e wijziging van Verordening (EG) nr. 881/2002 van de Raad tot vaststelling van bepaalde specifieke beperkende maatregelen tegen sommige personen en entiteiten die banden hebben met Usama bin Laden, het Al Qaida-netwerk en de Taliban, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 467/2001 van de Raad

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 881/2002 van de Raad tot vaststelling van bepaalde specifieke beperkende maatregelen tegen sommige personen en entiteiten die banden hebben met Usama bin Laden, het Al Qaida-netwerk en de Taliban, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 467/2001 van de Raad tot instelling van een verbod op de uitvoer van bepaalde goederen en diensten naar Afghanistan, tot versterking van het verbod op vluchten en verlenging van de bevriezing van tegoeden en andere financiële middelen ten aanzien van de Taliban van Afghanistan (1), en met name op artikel 7, lid 1, eerste streepje,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In bijlage I bij Verordening (EG) nr. 881/2002 worden personen, groepen en entiteiten opgesomd van welke de tegoeden en economische middelen krachtens die verordening worden bevroren.

(2)

Het Sanctiecomité van de VN-Veiligheidsraad heeft op 18 januari 2006 besloten tot wijziging van de lijst van personen, groepen en entiteiten van welke de tegoeden en economische middelen moeten worden bevroren. Bijlage I moet dus dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage I bij Verordening (EG) nr. 881/2002 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 26 januari 2006.

Voor de Commissie

Eneko LANDÁBURU

Directeur-generaal Buitenlandse betrekkingen


(1)  PB L 139 van 29.5.2002, blz. 9. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 76/2006 van de Commissie (PB L 12 van 18.1.2006, blz. 7).


BIJLAGE

De volgende twee vermeldingen in de lijst „Natuurlijke personen” zullen in Bijlage I van Verordening (EG) nr. 881/2002 worden verwijderd:

1)

Mohamed Mansour (alias Al-Mansour, Dr. Mohamed). Adres: Obere Heslibachstrasse 20, 8700 Küsnacht, ZH (Zürich), Zwitserland. Geboortedatum: 30.8.1928. Geboorteplaats: a) Egypte, b) Verenigde Arabische Emiraten. Zwitserse nationaliteit. Overige informatie: a) Zürich, Zwitserland, b) Op deze naam is geen Zwitsers paspoort afgegeven;

2)

Zeinab Mansour Fattouh. Adres: Obere Heslibachstrasse 20, 8700 Küsnacht, ZH, Zwitserland. Geboortedatum: 7.5.1933.


27.1.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 23/57


VERORDENING (EG) Nr. 143/2006 VAN DE COMMISSIE

van 26 januari 2006

tot vaststelling van de restituties bij uitvoer van op basis van granen en rijst verwerkte producten

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1784/2003 van de Raad van 29 september 2003 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector granen (1), inzonderheid op artikel 13, lid 3,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1785/2003 van de Raad van 29 september 2003 houdende een gemeenschappelijke ordening van de rijstmarkt (2), inzonderheid op artikel 14, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Volgens artikel 13 van Verordening (EG) nr. 1784/2003 en artikel 14 van Verordening (EG) nr. 1785/2003 kan het verschil tussen de noteringen of de prijzen op de wereldmarkt voor de in artikel 1 van deze verordeningen genoemde producten en de prijzen van deze producten in de Gemeenschap worden overbrugd door een restitutie bij de uitvoer.

(2)

Krachtens artikel 14 van Verordening (EG) nr. 1785/2003 moeten de restituties worden vastgesteld met inachtneming van de bestaande situatie en de vooruitzichten voor de ontwikkeling, enerzijds van de beschikbare hoeveelheden granen, rijst en breukrijst, evenals van hun prijzen op de markt van de Gemeenschap, en anderzijds van de prijzen van granen, rijst en breukrijst en de producten in de sector granen op de wereldmarkt. Krachtens deze artikelen moeten ook waarborgen worden geschapen dat op de graan- en rijstmarkten een evenwichtige toestand heerst en een natuurlijke ontwikkeling op het gebied van de prijzen en de handel plaatsvindt en moet bovendien rekening worden gehouden met het economische aspect van de bedoelde uitvoer en de noodzaak verstoringen op de markt van de Gemeenschap te vermijden.

(3)

Verordening (EG) nr. 1518/95 van de Commissie (3) betreffende de regeling voor de invoer en de uitvoer van op basis van granen en rijst verwerkte producten heeft in artikel 4 de specifieke criteria vastgesteld waarmee rekening moet worden gehouden voor de berekening van de restitutie voor deze producten.

(4)

Het is wenselijk de aan bepaalde verwerkte producten toe te kennen restitutie, al naar gelang van het product, hoger of lager vast te stellen volgens het asgehalte, het gehalte aan ruwe celstof, het gehalte aan doppen, het eiwitgehalte, het vetgehalte of het zetmeelgehalte, daar deze gehaltes van bijzondere betekenis zijn voor de hoeveelheid basisproduct die werkelijk voor de vervaardiging van het verwerkte product is gebruikt.

(5)

Ten aanzien van maniokwortel en andere tropische wortels en knollen en het daarvan vervaardigde meel behoeft het economische aspect van de uitvoeren die zouden kunnen worden overwogen, in het bijzonder gezien de aard en de herkomst van deze producten, op het ogenblik geen vaststelling van een restitutie bij uitvoer. Voor bepaalde verwerkte producten is het, gezien het geringe aandeel van de Gemeenschap aan de wereldhandel, op het ogenblik niet noodzakelijk een restitutie bij uitvoer vast te stellen.

(6)

De situatie op de wereldmarkt of de specifieke eisen van bepaalde markten voor zekere producten kunnen een differentiatie van de restitutie, naar gelang van de bestemming, nodig maken.

(7)

De restitutie moet eenmaal per maand worden vastgesteld. Zij kan in de tussentijd worden gewijzigd.

(8)

Bepaalde verwerkte producten op basis van maïs kunnen een warmtebehandeling ondergaan, waardoor een restitutie zou kunnen worden uitgekeerd die niet overeenstemt met de kwaliteit van het product. Duidelijk moet worden aangegeven dat deze producten, die voorgegelatineerd zetmeel bevatten, niet in aanmerking komen voor uitvoerrestituties.

(9)

Het Comité van beheer voor granen heeft geen advies uitgebracht binnen de door zijn voorzitter bepaalde termijn,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De restituties bij uitvoer van de in artikel 1 bedoelde producten van Verordening (EG) nr. 1518/95 van toepassing is, worden vastgesteld in overeenstemming met de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 27 januari 2006.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 26 januari 2006.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 270 van 21.10.2003, blz. 78. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1154/2005 van de Commissie (PB L 187 van 19.7.2005, blz. 11).

(2)  PB L 270 van 21.10.2003, blz. 96. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1549/2004 van de Commissie (PB L 280 van 31.8.2004, blz. 13).

(3)  PB L 147 van 30.6.1995, blz. 55. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2993/95 (PB L 312 van 23.12.1995, blz. 25).


BIJLAGE

bij de verordening van de Commissie van 26 januari 2006 tot vaststelling van de restituties bij uitvoer van op basis van granen en rijst verwerkte producten

Productcode

Bestemming

Meeteenheid

Bedrag van de restitutie

1102 20 10 9200 (1)

C10

EUR/t

54,59

1102 20 10 9400 (1)

C10

EUR/t

46,79

1102 20 90 9200 (1)

C10

EUR/t

46,79

1102 90 10 9100

C11

EUR/t

0,00

1102 90 10 9900

C11

EUR/t

0,00

1102 90 30 9100

C11

EUR/t

0,00

1103 19 40 9100

C10

EUR/t

0,00

1103 13 10 9100 (1)

C10

EUR/t

70,18

1103 13 10 9300 (1)

C10

EUR/t

54,59

1103 13 10 9500 (1)

C10

EUR/t

46,79

1103 13 90 9100 (1)

C10

EUR/t

46,79

1103 19 10 9000

C10

EUR/t

0,00

1103 19 30 9100

C10

EUR/t

0,00

1103 20 60 9000

C12

EUR/t

0,00

1103 20 20 9000

C11

EUR/t

0,00

1104 19 69 9100

C10

EUR/t

0,00

1104 12 90 9100

C10

EUR/t

0,00

1104 12 90 9300

C10

EUR/t

0,00

1104 19 10 9000

C10

EUR/t

0,00

1104 19 50 9110

C10

EUR/t

62,38

1104 19 50 9130

C10

EUR/t

50,69

1104 29 01 9100

C10

EUR/t

0,00

1104 29 03 9100

C10

EUR/t

0,00

1104 29 05 9100

C10

EUR/t

0,00

1104 29 05 9300

C10

EUR/t

0,00

1104 22 20 9100

C10

EUR/t

0,00

1104 22 30 9100

C10

EUR/t

0,00

1104 23 10 9100

C10

EUR/t

58,49

1104 23 10 9300

C10

EUR/t

44,84

1104 29 11 9000

C10

EUR/t

0,00

1104 29 51 9000

C10

EUR/t

0,00

1104 29 55 9000

C10

EUR/t

0,00

1104 30 10 9000

C10

EUR/t

0,00

1104 30 90 9000

C10

EUR/t

9,75

1107 10 11 9000

C13

EUR/t

0,00

1107 10 91 9000

C13

EUR/t

0,00

1108 11 00 9200

C10

EUR/t

0,00

1108 11 00 9300

C10

EUR/t

0,00

1108 12 00 9200

C10

EUR/t

62,38

1108 12 00 9300

C10

EUR/t

62,38

1108 13 00 9200

C10

EUR/t

62,38

1108 13 00 9300

C10

EUR/t

62,38

1108 19 10 9200

C10

EUR/t

0,00

1108 19 10 9300

C10

EUR/t

0,00

1109 00 00 9100

C10

EUR/t

0,00

1702 30 51 9000 (2)

C10

EUR/t

61,12

1702 30 59 9000 (2)

C10

EUR/t

46,79

1702 30 91 9000

C10

EUR/t

61,12

1702 30 99 9000

C10

EUR/t

46,79

1702 40 90 9000

C10

EUR/t

46,79

1702 90 50 9100

C10

EUR/t

61,12

1702 90 50 9900

C10

EUR/t

46,79

1702 90 75 9000

C10

EUR/t

64,04

1702 90 79 9000

C10

EUR/t

44,45

2106 90 55 9000

C10

EUR/t

46,79

NB: De codes van de producten en de codes van de bestemmingen serie „A” zijn vastgesteld in de gewijzigde Verordening (EEG) nr. 3846/87 van de Commissie (PB L 366 van 24.12.1987, blz. 1).

De numerieke codes voor de bestemmingen zijn vastgesteld in Verordening (EG) nr. 2081/2003 (PB L 313 van 28.11.2003, blz. 11).

De andere bestemmingen zijn als volgt gedefinieerd:

C10

:

Alle bestemmingen

C11

:

Alle bestemmingen, uitgezonderd Bulgarije

C12

:

Alle bestemmingen, uitgezonderd Roemenië

C13

:

Alle bestemmingen, uitgezonderd Bulgarije en Roemenië

C14

:

Alle bestemmingen, uitgezonderd Zwitserland en Liechtenstein.


(1)  Er worden geen restituties toegekend voor producten die een warmtebehandeling hebben ondergaan waardoor het zetmeel is voorgegelatineerd.

(2)  De restituties worden toegekend overeenkomstig de gewijzigde Verordening (EEG) nr. 2730/75 van de Raad (PB L 281 van 1.11.1975, blz. 20).

NB: De codes van de producten en de codes van de bestemmingen serie „A” zijn vastgesteld in de gewijzigde Verordening (EEG) nr. 3846/87 van de Commissie (PB L 366 van 24.12.1987, blz. 1).

De numerieke codes voor de bestemmingen zijn vastgesteld in Verordening (EG) nr. 2081/2003 (PB L 313 van 28.11.2003, blz. 11).

De andere bestemmingen zijn als volgt gedefinieerd:

C10

:

Alle bestemmingen

C11

:

Alle bestemmingen, uitgezonderd Bulgarije

C12

:

Alle bestemmingen, uitgezonderd Roemenië

C13

:

Alle bestemmingen, uitgezonderd Bulgarije en Roemenië

C14

:

Alle bestemmingen, uitgezonderd Zwitserland en Liechtenstein.


27.1.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 23/60


VERORDENING (EG) Nr. 144/2006 VAN DE COMMISSIE

van 26 januari 2006

tot vaststelling van de restituties bij uitvoer voor mengvoeders op basis van granen

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1784/2003 van de Raad van 29 september 2003 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector granen (1), en met name op artikel 13, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Volgens artikel 13 van Verordening (EG) nr. 1784/2003 kan het verschil tussen de noteringen of de prijzen op de wereldmarkt voor de in artikel 1 van die verordening genoemde producten en de prijzen van deze producten in de Gemeenschap worden overbrugd door een restitutie bij de uitvoer.

(2)

Verordening (EG) nr. 1517/95 van de Commissie van 29 juni 1995 houdende bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 1784/2003 van de Raad ten aanzien van de invoer- en uitvoerregeling voor mengvoeders op basis van granen en houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 1162/95 houdende bijzondere uitvoeringsbepalingen inzake het stelsel van invoer- en uitvoercertificaten in de sector granen en rijst (2) heeft in artikel 2 de specifieke criteria vastgesteld waarmee rekening moet worden gehouden voor de berekening van de restitutie voor deze producten.

(3)

Bij de berekening moet ook rekening worden gehouden met het gehalte aan graanproducten. Gemakshalve zou de restitutie moeten worden betaald voor twee categorieën „graanproducten”, namelijk voor maïs, de meest gebruikte component van uitgevoerde mengvoeders, en maïsproducten, en voor „andere granen”, dat wil zeggen voor restitutie in aanmerking komende graanproducten, andere dan maïs en maïsproducten. Een restitutie zou moeten worden toegekend voor de hoeveelheid graanproducten in het mengvoeder.

(4)

Anderzijds moet het bedrag van de restitutie eveneens rekening houden met de afzetmogelijkheden en verkoopvoorwaarden voor de betrokken producten op de wereldmarkt, het belang dat men erbij heeft om verstoringen op de markt van de Gemeenschap te voorkomen en het economisch aspect van de uitvoer.

(5)

Op grond van de huidige situatie op de markt voor granen, en met name de vooruitzichten inzake de voorziening, moeten de uitvoerrestituties worden geschrapt.

(6)

Het Comité van beheer voor granen heeft geen advies uitgebracht binnen de door zijn voorzitter bepaalde termijn,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De restituties bij uitvoer voor de in Verordening (EG) nr. 1784/2003 bedoelde mengvoeders waarop Verordening (EG) nr. 1517/95 van toepassing is, worden overeenkomstig de bijlage bij deze verordening vastgesteld.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 27 januari 2006.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 26 januari 2006.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 270 van 21.10.2003, blz. 78.

(2)  PB L 147 van 30.6.1995, blz. 51.


BIJLAGE

bij de verordening van de Commissie van 26 januari 2006 tot vaststelling van de restituties bij uitvoer voor mengvoeders op basis van granen

Productcodes van de producten die in aanmerking komen voor een restitutie bij uitvoer:

 

2309 10 11 9000,

 

2309 10 13 9000,

 

2309 10 31 9000,

 

2309 10 33 9000,

 

2309 10 51 9000,

 

2309 10 53 9000,

 

2309 90 31 9000,

 

2309 90 33 9000,

 

2309 90 41 9000,

 

2309 90 43 9000,

 

2309 90 51 9000,

 

2309 90 53 9000.


Graanproducten

Bestemming

Meeteenheid

Bedrag van de restitutie

Maïs en maïsproducten

GN-codes 0709 90 60, 0712 90 19, 1005, 1102 20, 1103 13, 1103 29 40, 1104 19 50, 1104 23, 1904 10 10

C10

EUR/t

0,00

Graanproducten, met uitzondering van maïs en maïsproducten

C10

EUR/t

0,00

NB: De codes van de producten en de codes van de bestemmingen serie „A” zijn vastgesteld in Verordening (EEG) nr. 3846/87 van de Commissie (PB L 366 van 24.12.1987, blz. 1), zoals gewijzigd.

C10

:

Alle bestemmingen.


27.1.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 23/62


VERORDENING (EG) Nr. 145/2006 VAN DE COMMISSIE

van 26 januari 2006

tot vaststelling van de restituties bij de productie in de sector granen

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1784/2003 van de Raad van 29 september 2003 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector granen (1), en met name op artikel 8, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EEG) nr. 1722/93 van de Commissie van 30 juni 1993 tot vaststelling van de toepassingsbepalingen van de Verordeningen (EEG) nr. 1766/92 en (EEG) nr. 1418/76 van de Raad wat de regelingen inzake de productierestituties in de sector granen respectievelijk rijst betreft (2) zijn de voorwaarden voor de toekenning van de productierestitutie vastgesteld. De berekeningsgrondslag is bepaald in artikel 3 van genoemde verordening. De aldus berekende restitutie, zo nodig gedifferentieerd voor aardappelmeel, moet eenmaal per maand worden vastgesteld en mag slechts gewijzigd worden wanneer de maïs- en/of tarweprijzen een significante verandering te zien geven.

(2)

De in deze verordening vastgestelde productierestituties moeten worden aangepast met de in bijlage II bij Verordening (EEG) nr. 1722/93 bepaalde coëfficiënten, teneinde het juiste te betalen bedrag te verkrijgen.

(3)

Het Comité van beheer voor granen heeft geen advies uitgebracht binnen de door zijn voorzitter bepaalde termijn,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 3, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 1722/93 bedoelde productierestitutie per ton zetmeel wordt vastgesteld op:

a)

19,39 EUR/t voor zetmeel uit maïs, tarwe, gerst en haver;

b)

29,20 EUR/t voor aardappelmeel.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 27 januari 2006.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 26 januari 2006.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 270 van 21.10.2003, blz. 78. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1154/2005 van de Commissie (PB L 187 van 19.7.2005, blz. 11).

(2)  PB L 159 van 1.7.1993, blz. 112. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1548/2004 (PB L 280 van 31.8.2004, blz. 11).


27.1.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 23/63


VERORDENING (EG) Nr. 146/2006 VAN DE COMMISSIE

van 26 januari 2006

betreffende de offertes voor de invoer van sorgho die zijn meegedeeld in het kader van de openbare inschrijving bedoeld in Verordening (EG) nr. 2094/2005

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1784/2003 van de Raad van 29 september 2003 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector granen (1), inzonderheid op artikel 12, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Een inschrijving voor de maximumverlaging van het recht bij invoer van sorgho, van herkomst uit derde landen, in Spanje is opengesteld bij Verordening (EG) nr. 2094/2005 van de Commissie (2).

(2)

Overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 1839/95 van de Commissie (3), kan de Commissie volgens de procedure van artikel 25 van Verordening (EG) nr. 1784/2003 op grond van de meegedeelde offertes besluiten niet tot toewijzing over te gaan.

(3)

Met name rekening houdend met de in de artikelen 6 en 7 van Verordening (EG) nr. 1839/95 genoemde criteria, is het niet wenselijk een maximumverlaging van het recht vast te stellen.

(4)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor granen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Er wordt geen gevolg gegeven aan de offertes die van 20 tot en met 26 januari 2006 zijn meegedeeld in het kader van de in Verordening (EG) nr. 2094/2005 bedoelde inschrijving voor de verlaging van het recht bij invoer van sorgho.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 27 januari 2006.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 26 januari 2006.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 270 van 21.10.2003, blz. 78. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1154/2005 van de Commissie (PB L 187 van 19.7.2005, blz. 11).

(2)  PB L 335 van 21.12.2005, blz. 4.

(3)  PB L 177 van 28.7.1995, blz. 4. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1558/2005 (PB L 249 van 24.9.2005, blz. 6).


27.1.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 23/64


VERORDENING (EG) Nr. 147/2006 VAN DE COMMISSIE

van 26 januari 2006

tot vaststelling van de maximumverlaging van het recht bij invoer van maïs in het kader van de inschrijving bedoeld in Verordening (EG) nr. 2093/2005

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1784/2003 van de Raad van 29 september 2003 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector granen (1), inzonderheid op artikel 12, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Er is een inschrijving voor de maximumverlaging van het recht bij invoer van maïs in Spanje, van herkomst uit derde landen, opengesteld bij Verordening (EG) nr. 2093/2005 van de Commissie (2).

(2)

Overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 1839/95 van de Commissie (3), kan de Commissie volgens de procedure van artikel 25 van Verordening (EG) nr. 1784/2003 besluiten een maximumverlaging van het recht bij invoer vast te stellen. Bij deze vaststelling moet met name rekening worden gehouden met de in de artikelen 6 en 7 van Verordening (EG) nr. 1839/95 genoemde criteria. Gegund wordt aan elke inschrijver wiens offerte ten hoogste gelijk is aan de maximumverlaging van het recht bij invoer.

(3)

De toepassing van de boven bedoelde criteria op de huidige marktsituatie leidt voor de betrokken graansoort tot de vaststelling van de maximumverlaging van het recht bij invoer op het in artikel 1 vermelde bedrag.

(4)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor granen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Voor de offertes die van 20 tot en met 26 januari 2006 in het kader van de inschrijving bedoeld in Verordening (EG) nr. 2093/2005 worden meegedeeld, wordt de maximumverlaging van het recht bij invoer van maïs vastgesteld op 25,47 EUR/t voor een globale maximumhoeveelheid van 62 000 t.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 27 januari 2006.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 26 januari 2006.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 270 van 21.10.2003, blz. 78. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1154/2005 van de Commissie (PB L 187 van 19.7.2005, blz. 11).

(2)  PB L 335 van 20.12.2005, blz. 3.

(3)  PB L 177 van 28.7.1995, blz. 4. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1558/2005 (PB L 249 van 24.9.2005, blz. 6).


27.1.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 23/65


VERORDENING (EG) Nr. 148/2006 VAN DE COMMISSIE

van 26 januari 2006

tot vaststelling van de restituties bij uitvoer voor granen en meel, gries en griesmeel van tarwe of van rogge

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1784/2003 van de Raad van 29 september 2003 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector granen (1), en met name op artikel 13, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Volgens artikel 13 van Verordening (EG) nr. 1784/2003 kan het verschil tussen de noteringen of de prijzen op de wereldmarkt van de in artikel 1 van die verordening bedoelde producten en de prijzen van deze producten in de Gemeenschap worden overbrugd door een restitutie bij uitvoer.

(2)

De restituties moeten worden vastgesteld met inachtneming van de elementen als bedoeld in artikel 1 van Verordening (EG) nr. 1501/95 van de Commissie van 29 juni 1995 tot vaststelling van enkele toepassingsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 1766/92 van de Raad voor wat de toekenning, in de graansector, van uitvoerrestituties en van bij verstoring van de graanmarkt te treffen maatregelen betreft (2).

(3)

Voor meel, gries en griesmeel van tarwe of van rogge moet de restitutie worden berekend met inachtneming van de hoeveelheid granen benodigd voor de vervaardiging van de betreffende producten. Deze hoeveelheden zijn vastgesteld in Verordening (EG) nr. 1501/95.

(4)

De situatie op de wereldmarkt of de specifieke eisen van bepaalde markten voor sommige producten kunnen een differentiatie van de restitutie naar bestemming nodig maken.

(5)

De restitutie moet eenmaal per maand worden vastgesteld. Zij kan tussentijds worden gewijzigd.

(6)

De toepassing van deze regelen op de huidige situatie in de sector granen en met name op de noteringen of prijzen van deze producten in de Gemeenschap en op de wereldmarkt voert tot het vaststellen van de bedragen van de restitutie zoals vermeld in de bijlage.

(7)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor granen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De restituties bij uitvoer in ongewijzigde staat van de in artikel 1, onder a), b) en c), van Verordening (EG) nr. 1784/2003 bedoelde producten, met uitzondering van mout, worden op de in de bijlage aangegeven bedragen vastgesteld.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 27 januari 2006.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 26 januari 2006.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 270 van 21.10.2003, blz. 78. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1154/2005 van de Commissie (PB L 187 van 19.7.2005, blz. 11).

(2)  PB L 147 van 30.6.1995, blz. 7. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 777/2004 (PB L 123 van 27.4.2004, blz. 50).


BIJLAGE

bij de verordening van de Commissie van 26 januari 2006 tot vaststelling van de restituties bij uitvoer voor granen en meel, gries en griesmeel van tarwe of van rogge

Productcode

Bestemming

Meeteenheid

Bedrag van de restitutie

1001 10 00 9200

EUR/t

1001 10 00 9400

A00

EUR/t

0

1001 90 91 9000

EUR/t

1001 90 99 9000

A00

EUR/t

0

1002 00 00 9000

A00

EUR/t

0

1003 00 10 9000

EUR/t

1003 00 90 9000

A00

EUR/t

0

1004 00 00 9200

EUR/t

1004 00 00 9400

A00

EUR/t

0

1005 10 90 9000

EUR/t

1005 90 00 9000

A00

EUR/t

0

1007 00 90 9000

EUR/t

1008 20 00 9000

EUR/t

1101 00 11 9000

EUR/t

1101 00 15 9100

C01

EUR/t

9,23

1101 00 15 9130

C01

EUR/t

8,63

1101 00 15 9150

C01

EUR/t

7,95

1101 00 15 9170

C01

EUR/t

7,35

1101 00 15 9180

C01

EUR/t

6,87

1101 00 15 9190

EUR/t

1101 00 90 9000

EUR/t

1102 10 00 9500

A00

EUR/t

0

1102 10 00 9700

A00

EUR/t

0

1102 10 00 9900

EUR/t

1103 11 10 9200

A00

EUR/t

0

1103 11 10 9400

A00

EUR/t

0

1103 11 10 9900

EUR/t

1103 11 90 9200

A00

EUR/t

0

1103 11 90 9800

EUR/t

NB: De codes van de producten en de codes van de bestemmingen serie „A” zijn vastgesteld in Verordening (EEG) nr. 3846/87 van de Commissie (PB L 366 van 24.12.1987, blz. 1), zoals gewijzigd.

C01

:

Alle derde landen met uitzondering van Albanië, Bulgarije, Roemenië, Kroatië, Bosnië en Herzegovina, Servië en Montenegro, de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, Liechtenstein en Zwitserland.


27.1.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 23/67


VERORDENING (EG) Nr. 149/2006 VAN DE COMMISSIE

van 26 januari 2006

betreffende de offertes voor de uitvoer van gerst die zijn meegedeeld in het kader van de openbare inschrijving bedoeld in Verordening (EG) nr. 1058/2005

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1784/2003 van de Raad van 29 september 2003 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector granen (1), en met name op artikel 13, lid 3, eerste alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 1058/2005 van de Commissie (2) is een inschrijving voor de restitutie bij uitvoer van gerst naar bepaalde derde landen opengesteld.

(2)

Overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 1501/95 van de Commissie van 29 juni 1995 tot vaststelling van enkele toepassingsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 1766/92 van de Raad voor wat de toekenning, in de graansector, van uitvoerrestituties en van bij verstoring van de graanmarkt te treffen maatregelen betreft (3) kan de Commissie op grond van de meegedeelde offertes besluiten niet tot toewijzing over te gaan.

(3)

Het is, met name rekening houdend met de in artikel 1 van Verordening (EG) nr. 1501/95 genoemde criteria, niet wenselijk een maximumrestitutie vast te stellen.

(4)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor granen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Er wordt geen gevolg gegeven aan de offertes van 20 tot en met 26 januari 2006 zijn meegedeeld in het kader van de in Verordening (EG) nr. 1058/2005 bedoelde inschrijving voor de restitutie bij uitvoer van gerst.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 27 januari 2006.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 26 januari 2006.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 270 van 21.10.2003, blz. 78. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1154/2005 van de Commissie (PB L 187 van 19.7.2005, blz. 11).

(2)  PB L 174 van 7.7.2005, blz. 12.

(3)  PB L 147 van 30.6.1995, blz. 7. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 777/2004 (PB L 123 van 27.4.2004, blz. 50).


27.1.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 23/68


VERORDENING (EG) Nr. 150/2006 VAN DE COMMISSIE

van 26 januari 2006

tot vaststelling van de maximumrestitutie bij uitvoer van zachte tarwe in het kader van de inschrijving bedoeld in Verordening (EG) nr. 1059/2005

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1784/2003 van de Raad van 29 september 2003 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector granen (1), en met name op artikel 13, lid 3, eerste alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 1059/2005 van de Commissie (2) is een openbare inschrijving voor de restitutie bij uitvoer van zachte tarwe naar bepaalde derde landen opengesteld.

(2)

Overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 1501/95 van de Commissie van 29 juni 1995 tot vaststelling van enkele toepassingsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 1766/92 van de Raad voor wat de toekenning, in de graansector, van uitvoerrestituties en van bij verstoring van de graanmarkt te treffen maatregelen betreft (3) kan de Commissie, op grond van de meegedeelde offertes, besluiten een maximumrestitutie bij uitvoer vast te stellen, daarbij rekening houdend met de in artikel 1 van Verordening (EG) nr. 1501/95 bedoelde criteria. In dat geval wordt gegund aan de inschrijver(s) wiens (wier) offerte niet hoger is dan de vastgestelde maximumrestitutie.

(3)

De toepassing van de bovenbedoelde criteria op de huidige marktsituatie leidt voor de betrokken graansoort tot de vaststelling van de maximumrestitutie bij uitvoer.

(4)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor granen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Voor de offertes die van 20 tot en met 26 januari 2006 in het kader van de inschrijving bedoeld in Verordening (EG) nr. 1059/2005 werden meegedeeld, wordt de maximumrestitutie bij uitvoer van zachte tarwe vastgesteld op 6,74 EUR/t.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 27 januari 2006.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 26 januari 2006.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 270 van 21.10.2003, blz. 78. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1154/2005 van de Commissie (PB L 187 van 19.7.2005, blz. 11).

(2)  PB L 174 van 7.7.2005, blz. 15.

(3)  PB L 147 van 30.6.1995, blz. 7. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 777/2004 (PB L 123 van 27.4.2004, blz. 50).


27.1.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 23/69


RICHTLIJN 2006/4/EG VAN DE COMMISSIE

van 26 januari 2006

tot wijziging van de bijlagen bij de Richtlijnen 86/362/EEG en 90/642/EEG van de Raad wat betreft de maximumresidugehalten voor carbofuran

(Voor de EER relevante tekst)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 86/362/EEG van de Raad van 24 juli 1986 tot vaststelling van maximumgehalten aan residuen van bestrijdingsmiddelen in en op granen (1), en met name op artikel 10,

Gelet op Richtlijn 90/642/EEG van de Raad van 27 november 1990 tot vaststelling van maximumgehalten aan residuen van bestrijdingsmiddelen in en op bepaalde producten van plantaardige oorsprong, met inbegrip van groenten en fruit (2), en met name op artikel 7,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Voor granen en producten van plantaardige oorsprong, met inbegrip van groenten en fruit, worden de residugehalten vastgesteld op basis van een zodanige toepassing van de minimumhoeveelheden bestrijdingsmiddelen die voor een effectieve gewasbescherming nodig zijn, dat de hoeveelheid residu zo klein mogelijk en tegelijk toxicologisch aanvaardbaar is, met name uit een oogpunt van milieubescherming en gelet op de geschatte inname via de voeding. De communautaire maximumresidugehalten (hierna „de MRL's” genoemd) komen overeen met de bovengrens van de hoeveelheden residu die naar verwachting in producten kunnen worden gevonden wanneer goede landbouwpraktijken in acht zijn genomen.

(2)

De MRL's voor bestrijdingsmiddelen worden voortdurend opnieuw bezien en gewijzigd om rekening te houden met nieuwe gegevens en informatie. De MRL's worden vastgesteld op de ondergrens van de analytische bepaling wanneer de toegelaten toepassingen van gewasbeschermingsmiddelen geen detecteerbare gehalten aan bestrijdingsmiddelenresiduen in of op het levensmiddel opleveren, wanneer voor geen enkele toepassing een toelating bestaat, wanneer de door de lidstaten toegelaten toepassingen niet met de nodige gegevens zijn onderbouwd, of wanneer toepassingen in derde landen die residuen opleveren in of op levensmiddelen die in de gemeenschappelijke markt in het vrije verkeer kunnen worden gebracht, niet met de nodige gegevens zijn onderbouwd.

(3)

Een aantal lidstaten heeft de Commissie gemeld de nationale MRL's overeenkomstig artikel 8 van Richtlijn 90/642/EEG te willen herzien omdat men zich zorgen maakt over de inname door de consument. Voorstellen voor de herziening van de communautaire MRL's zijn bij de Commissie ingediend.

(4)

De totale blootstelling van consumenten tijdens hun leven en de kortdurende blootstelling aan elk van de in deze richtlijn genoemde bestrijdingsmiddelen via levensmiddelen is opnieuw geraamd en geëvalueerd volgens de communautaire procedures en methoden, met inachtneming van de door de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) gepubliceerde richtsnoeren (3). Op grond daarvan moeten nieuwe MRL's worden vastgesteld, zodat geen onaanvaardbare blootstelling van de consument optreedt.

(5)

Voorzover relevant is de acute blootstelling van consumenten aan die bestrijdingsmiddelen via elk van de levensmiddelen die residuen daarvan kunnen bevatten, geraamd en geëvalueerd volgens de communautaire procedures en methoden, met inachtneming van de door de Wereldgezondheidsorganisatie gepubliceerde richtsnoeren. Op grond hiervan is geconcludeerd dat de aanwezigheid van bestrijdingsmiddelenresiduen met inachtneming van de in deze richtlijn voorgestelde MRL's geen acute toxische effecten veroorzaakt.

(6)

De handelspartners van de Gemeenschap zijn via de Wereldhandelsorganisatie over de in deze richtlijn vastgestelde MRL's geraadpleegd en met hun opmerkingen is rekening gehouden.

(7)

De bijlagen bij de Richtlijnen 86/362/EEG en 90/642/EEG moeten dus dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(8)

De in deze richtlijn vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Deel A van bijlage II bij Richtlijn 86/362/EEG wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage I bij deze richtlijn.

Artikel 2

Deel A van bijlage II bij Richtlijn 90/642/EEG wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage II bij deze richtlijn.

Artikel 3

De lidstaten dienen uiterlijk op 27 juli 2006 de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen en bekend te maken om aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mee, alsmede een tabel ter weergave van het verband tussen die bepalingen en deze richtlijn.

Zij passen die bepalingen uiterlijk op 27 juli 2006 toe.

Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor die verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mee die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 4

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 5

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 26 januari 2006.

Voor de Commissie

Markos KYPRIANOU

Lid van de Commissie


(1)  PB L 221 van 7.8.1986, blz. 37. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2005/76/EG van de Commissie (PB L 293 van 9.11.2005, blz. 14).

(2)  PB L 350 van 14.12.1990, blz. 71. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2005/76/EG.

(3)  Guidelines for predicting dietary intake of pesticide residues (herziene versie), opgesteld door het GEMS/voedselprogramma in samenwerking met het Codex-comité voor residuen van bestrijdingsmiddelen, gepubliceerd door de Wereldgezondheidsorganisatie, 1997 (WHO/FSF/FOS/97.7).


BIJLAGE I

In deel A van bijlage II bij Richtlijn 86/362/EEG komt de regel voor carbofuran als volgt te luiden:

„Residuen van bestrijdingsmiddelen

Maximumgehalte in mg/kg

Carbofuran (som van carbofuran en 3-hydroxycarbofuran, uitgedrukt als carbofuran)

0,02 (1) granen


(1)  Geeft de ondergrens van de analytische bepaling aan.”.


BIJLAGE II

In deel A van bijlage II bij Richtlijn 90/642/EEG komen de regels voor carbofuran als volgt te luiden:

Residuen van bestrijdingsmiddelen en maximumgehalten aan residuen (mg/kg)

Groepen en voorbeelden van afzonderlijke producten waarop de maximumgehalten aan residuen van bestrijdingsmiddelen van toepassing zijn

Carbofuran (som van carbofuran en 3-hydroxycarbofuran, uitgedrukt als carbofuran)

„1.   

Fruit, vers, gedroogd of ongekookt, bevroren, zonder toegevoegde suiker; noten

i)

CITRUSVRUCHTEN

0,3

Grapefruits

 

Citroenen

 

Limoenen

 

Mandarijnen (inclusief clementines en soortgelijke kruisingen van citrusvruchten)

 

Sinaasappelen

 

Pomelo's

 

Andere

 

ii)

NOTEN (al dan niet in de dop, schil of schaal)

0,02 (1)

Amandelen

 

Paranoten

 

Cashewnoten

 

Kastanjes

 

Kokosnoten

 

Hazelnoten

 

Macadamianoten

 

Pecannoten

 

Pijnboompitten

 

Pistaches (pimpernoten)

 

Walnoten (okkernoten)

 

Andere

 

iii)

PITVRUCHTEN

0,02 (1)

Appelen

 

Peren

 

Kweeperen

 

Andere

 

iv)

STEENVRUCHTEN

0,02 (1)

Abrikozen

 

Kersen

 

Perziken (inclusief nectarines en soortgelijke kruisingen)

 

Pruimen

 

Andere

 

v)

BESVRUCHTEN EN KLEINFRUIT

0,02 (1)

a)

Tafel- en wijndruiven

 

Tafeldruiven

 

Wijndruiven

 

b)

Aardbeien (andere dan bosaardbeien)

 

c)

Rubussoorten (andere dan wilde vruchten)

 

Bramen

 

Dauwbramen

 

Loganbessen

 

Frambozen

 

Andere

 

d)

Ander kleinfruit en besvruchten (voorzover niet wild)

 

Blauwe bosbessen

 

Veenbessen

 

Aalbessen (rood, zwart en wit)

 

Kruisbessen

 

Andere

 

e)

Wilde besvruchten en wilde vruchten

 

vi)

DIVERSE VRUCHTEN

0,02 (1)

Avocado's

 

Bananen

 

Dadels

 

Vijgen

 

Kiwi's

 

Kumquats

 

Lychees

 

Mango's

 

a)

Olijven

 

Olijven (tafelolijven)

 

Olijven (olieproductie)

 

Passievruchten

 

Ananassen

 

Papaja's

 

Andere

 

2.

Groenten, vers of ongekookt, bevroren of gedroogd

0,02 (1)

i)

WORTEL- EN KNOLGEWASSEN

 

Rode bieten

 

Wortelen

 

Knolselderij

 

Mierikswortel (peperwortel)

 

Aardperen (topinamboers)

 

Pastinaken

 

Wortelpeterselie

 

Radijzen

 

Schorseneren

 

Bataten (zoete aardappelen)

 

Koolrapen

 

Rapen

 

Yams

 

Andere

 

ii)

BOLGEWASSEN

 

Knoflook

 

Uien

 

Sjalotten

 

Bosuien

 

Andere

 

iii)

VRUCHTGROENTEN

 

a)

Solanaceae

 

Tomaten

 

Pepers (paprika's)

 

Aubergines

 

Andere

 

b)

Cucurbitaceae met eetbare schil

 

Komkommers

 

Augurken

 

Courgettes

 

Andere

 

c)

Cucurbitaceae met niet-eetbare schil

 

Meloenen

 

Pompoenen

 

Watermeloenen

 

Andere

 

d)

Suikermaïs

 

iv)

KOOLSOORTEN

 

a)

Bloemkoolachtigen

 

Broccoli

 

Bloemkool

 

Andere

 

b)

Sluitkoolachtigen

 

Spruitjes

 

Sluitkool

 

Andere

 

c)

Bladkoolachtigen

 

Chinese kool

 

Boerenkool

 

Andere

 

d)

Koolrabi

 

v)

BLADGROENTEN EN VERSE KRUIDEN

 

a)

Sla en dergelijke

 

Tuinkers

 

Veldsla

 

Sla

 

Andijvie

 

Andere

 

b)

Spinazie en dergelijke

 

Spinazie

 

Snijbiet

 

Andere

 

c)

Waterkers

 

d)

Witlof

 

e)

Kruiden

 

Kervel

 

Bieslook

 

Peterselie

 

Bladselderij

 

Andere

 

vi)

PEULGROENTEN (vers)

 

Bonen (met peul)

 

Bonen (zonder peul)

 

Erwten (met peul)

 

Erwten (zonder peul)

 

Andere

 

vii)

STENGELGROENTEN (vers)

 

Asperges

 

Kardoen

 

Bleekselderij

 

Knolvenkel

 

Artisjokken

 

Prei

 

Rabarber

 

Andere

 

viii)

FUNGI

 

a)

Gekweekte paddestoelen

 

b)

Wilde paddestoelen

 

3.

Peulvruchten

0,02 (1)

Bonen

 

Linzen

 

Erwten

 

Andere

 

4.

Oliehoudende zaden

0,1

Lijnzaad

 

Pinda's

 

Papaverzaad

 

Sesamzaad

 

Zonnebloempitten

 

Kool- en raapzaad

 

Sojabonen

 

Mosterdzaad

 

Katoenzaad

 

Andere

 

5.

Aardappelen

0,02 (1)

Vroege aardappelen

 

Bewaaraardappelen

 

6.

Thee (gedroogde bladeren en stengels, al dan niet gefermenteerd, van Camellia sinensis)

0,05 (1)

7.

Hop (gedroogd), inclusief hoppellets en niet-geconcentreerd poeder

0,05 (1)


(1)  Geeft de ondergrens van de analytische bepaling aan.”.


II Besluiten waarvan de publicatie niet voorwaarde is voor de toepassing

Raad

27.1.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 23/78


BESCHIKKING VAN DE RAAD

van 23 januari 2006

inzake de goedkeuring van buitengewone nationale steun door de Republiek Cyprus aan Cypriotische landbouwers met het oog op de afbetaling van een deel van de landbouwschulden die lang vóór de toetreding van Cyprus tot de Europese Unie zijn ontstaan

(2006/39/EG)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 88, lid 2, derde alinea,

Gezien het verzoek van de Republiek Cyprus van 21 november 2005,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Cyprus heeft op 21 november 2005 bij de Raad een verzoek ingediend voor een beschikking overeenkomstig artikel 88, lid 2, derde alinea, van het Verdrag, waarbij de Raad verklaart dat het plan van Cyprus om nationale steun te verlenen aan Cypriotische landbouwers met het oog op de afbetaling van een deel van de landbouwschulden die lang vóór de toetreding van Cyprus tot de Europese Unie als gevolg van uitzonderlijke omstandigheden zijn ontstaan, verenigbaar is met de interne markt.

(2)

De Cypriotische regering heeft grote inspanningen geleverd om de vele tienduizenden landbouwers en plattelandsbewoners die na de Turkse invasie van 1974 gedwongen werden hun boerderij en woonplaats te verlaten, weer aan het werk te zetten.

(3)

Om deze landbouwers en plattelandsbewoners in staat te stellen hun activiteiten op Cyprus voort te zetten, zijn door de overheid gegarandeerde leningen verstrekt voor de aankoop van machines en vee, en/of voor andere landbouwinvesteringen.

(4)

In de jaren negentig werd Cyprus getroffen door een nooit geziene, strenge droogte die zeven jaar aanhield, met rampzalige gevolgen voor de landbouwproductie en het inkomen van de landbouwers. Hopend op een betere oogst in het jaar daarop, namen vele door de droogte getroffen Cypriotische landbouwers hun toevlucht tot leningen voor de aankoop van agrarische productiemiddelen, waardoor zij in de impasse van jaar na jaar opgestapelde schulden belandden. Door de omvang van de geleden verliezen en de opstapeling van hun schulden konden de Cypriotische landbouwers de aangegane leningen niet langer naar behoren afbetalen.

(5)

Begin 1999 verbond de regering er zich politiek toe om het probleem van de uitstaande landbouwschuld aan te pakken, maar omdat er geen akkoord kon worden bereikt met de landbouwbonden werd de voorgestelde schuldaflossingsregeling niet vóór de toetreding tot de Europese Unie uitgevoerd. Slechts na lange besprekingen en vanwege de enorme uitdagingen die de Cypriotische landbouwsector na de toetreding te wachten stonden, besloten de landbouwbonden hun standpunten te herzien.

(6)

Na de toetreding van Cyprus tot de Europese Unie belandde de Cypriotische landbouwsector in een diepe crisis en, in tegenstelling tot in alle andere nieuwe lidstaten, ging het inkomen van de landbouwers omlaag. De prijzen „af landbouwbedrijf” van graan en andere fruitsoorten dan citrusvruchten daalden aanzienlijk. Voor een belangrijk deel van de druivenoogst konden geen normale afzetmarkten worden gevonden en Cyprus vroeg en kreeg communautaire steun voor de onmiddellijke uitvoering van een rooischema. Met het oog op de noodzakelijke aanpassingen, omschakelingen en diversifiëringen omvatte het nationale Plan voor plattelandsontwikkeling voor de periode 2004-2006 een aantal regelingen en programma’s waarvoor aanzienlijke investeringen van de landbouwers en de andere plattelandsbewoners nodig waren. De uitstaande landbouwschuld van de periode vóór de toetreding bleek echter een belangrijk struikelblok te zijn voor de uitvoering van het Plan voor plattelandsontwikkeling, omdat de banken en andere financiële instellingen geen nieuwe leningen wilden verstrekken voordat de vorige waren afbetaald.

(7)

Door de weigering van de kredietinstellingen om verdere leningen toe te staan worden de inspanningen om productie-eenheden in de landbouw en de veehouderij te moderniseren en te verbeteren, ernstig afgeremd. Dit gebrek aan modernisering en de lagere productiviteit en verlaagde rentabiliteit die daarvan het gevolg zijn, in combinatie met de daarmee gepaard gaande harde leef- en werkomstandigheden van de Cypriotische landbouwers, kunnen ertoe leiden dat Cypriotische landbouwers hun landbouwactiviteiten staken, met alle ernstige economische en sociale gevolgen van dien voor de betrokkenen.

(8)

De steun is bedoeld als hulp voor de volgende categorieën landbouwers die te lijden hebben van de uitstaande schulden en de hun verstrekte leningen niet kunnen afbetalen:

Landbouwers die als dusdanig waren geregistreerd bij het socialezekerheidsfonds en tot 31 december 1998 socialezekerheidsbijdragen hebben betaald.

Verdreven landbouwers die een beroepsvergunning hadden en wier jaarinkomen uit niet-agrarische tewerkstelling op 31 december 1998 niet meer dan 6 000 CYP bedroeg.

Personen die thans een pensioenuitkering ontvangen en op 31 december 1998 als landbouwers geregistreerd waren.

Personen die op het platteland leefden en in de landbouw werkten, maar tevens een niet-agrarisch beroep uitoefenden, op voorwaarde dat hun niet-agrarische inkomen op 31 december 1998 niet meer dan 6 000 CYP bedroeg.

(9)

De aan Cyprus te verlenen steun bedraagt 23 miljoen CYP (gelijk aan 39,33 miljoen EUR), hetgeen overeenstemt met leningen die zijn aangegaan tussen 1974 en 31 december 1998.

(10)

Het aantal landbouwers dat de voorgestelde nationale steunregeling kan genieten, wordt geraamd op meer dan 15 000.

(11)

Er zijn dus uitzonderlijke omstandigheden op grond waarvan de steun die Cyprus de Cypriotische landbouwers wil verlenen voor de afbetaling van een deel van de landbouwschulden die lang vóór de toetreding van Cyprus tot de Europese Unie zijn ontstaan, als verenigbaar met de gemeenschappelijke markt kan worden beschouwd,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING VASTGESTELD:

Artikel 1

De nationale steun ten belope van 23 miljoen CYP (gelijk aan 39,33 miljoen EUR) die door de Republiek Cyprus wordt toegekend teneinde Cypriotische landbouwers in staat te stellen een deel van hun landbouwschulden die vóór 31 december 1998 vanwege tot en met die datum geldende uitzonderlijke omstandigheden zijn ontstaan, aan banken en andere financiële instellingen af te betalen, wordt als verenigbaar met de gemeenschappelijke markt beschouwd.

Artikel 2

Deze beschikking is gericht tot de Republiek Cyprus.

Gedaan te Brussel, 23 januari 2006.

Voor de Raad

De voorzitter

J. PRÖLL