ISSN 1725-2598

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 346

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

48e jaargang
29 december 2005


Inhoud

 

I   Besluiten waarvan de publicatie voorwaarde is voor de toepassing

Bladzijde

 

*

Verordening (EG) nr. 2169/2005 van de Raad van 21 december 2005 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 974/98 over de invoering van de euro

1

 

 

Verordening (EG) nr. 2170/2005 van de Commissie van 28 december 2005 tot vaststelling van de invoerrechten voor halfwitte of volwitte rijst met ingang van 1 september 2005

6

 

*

Verordening (EG) nr. 2171/2005 van de Commissie van 23 december 2005 tot indeling van bepaalde goederen in de gecombineerde nomenclatuur

7

 

*

Verordening (EG) nr. 2172/2005 van de Commissie van 23 december 2005 tot vaststelling van de uitvoeringsbepalingen voor de toepassing van een bij de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de handel in landbouwproducten vastgesteld tariefcontingent voor de invoer van levende runderen, van oorsprong uit Zwitserland, met een gewicht van meer dan 160 kg

10

 

*

Richtlijn 2005/93/EG van de Raad van 21 december 2005 tot wijziging van Richtlijn 69/169/EEG wat betreft de tijdelijke kwantitatieve beperking op de invoer van bier in Finland

16

 

 

II   Besluiten waarvan de publicatie niet voorwaarde is voor de toepassing

 

 

Raad

 

*

Besluit van de Raad van 20 december 2005 tot wijziging van Besluit 2001/264/EG betreffende de vaststelling van beveiligingsvoorschriften van de Raad

18

 

*

Besluit van de Raad van 20 december 2005 betreffende de sluiting van een overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Gemeenschap en Thailand overeenkomstig artikel XXVIII van de GATT 1994 inzake de wijziging van concessies voor rijst die zijn opgenomen in de aan de GATT 1994 gehechte EG-lijst CXL

24

Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Gemeenschap en Thailand overeenkomstig artikel XXVIII van de GATT 1994 inzake de wijziging van concessies voor rijst die zijn opgenomen in de aan de Gatt 1994 gehechte EG-lijst CXL

26

 

*

Informatie betreffende de inwerkingtreding van Besluit 2005/953/EG van de Raad betreffende de sluiting van een overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Gemeenschap en Thailand overeenkomstig artikel XXVIII van de GATT 1994 inzake de wijziging van concessies voor rijst die zijn opgenomen in de aan de GATT 1994 gehechte EG-lijst CXL

30

 

*

Besluit van de Raad van 21 december 2005 betreffende een wijziging van de Overeenkomst tot oprichting van de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling (EBWO) om de Bank in staat te stellen werkzaamheden in Mongolië te financieren

31

 

 

Commissie

 

*

Besluit nr. 3/2005 van het Gemengd Landbouwcomité, opgericht bij de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de handel in landbouwproducten van 19 december 2005 betreffende de aanpassing, in verband met de uitbreiding van de Europese Unie, van de bijlagen 1 en 2

33

 

*

Besluit nr. 4/2005 van het Gemengd Landbouwcomité van 19 december 2005 betreffende de wijziging van aanhangsel 1 van bijlage 9 bij de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de handel in landbouwproducten

44

 

 

Besluiten aangenomen krachtens titel V van het Verdrag betreffende de Europese Unie

 

*

Besluit EUPAT/1/2005 van het Politiek en Veiligheidscomité van 7 december 2005 betreffende de benoeming van het hoofd van het EU-adviesteam voor de politie in de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, EUPAT

46

 

 

Rectificaties

 

*

Rectificatie van de informatie over de datum van inwerkingtreding van het protocol bij de Stabilisatie- en Associatieovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Albanië, anderzijds, betreffende een kaderovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Albanië inzake de algemene beginselen voor de deelname van de Republiek Albanië aan communautaire programma's (Deze tekst annuleert en vervangt de tekst die is bekendgemaakt in Publicatieblad L 208 van 11 augustus 2005)

47

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


I Besluiten waarvan de publicatie voorwaarde is voor de toepassing

29.12.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 346/1


VERORDENING (EG) Nr. 2169/2005 VAN DE RAAD

van 21 december 2005

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 974/98 over de invoering van de euro

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 123, lid 4, derde zin,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Parlement (1),

Gezien het advies van de Europese Centrale Bank (2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EG) nr. 974/98 van de Raad van 3 mei 1998 over de invoering van de euro (3) voorziet in de vervanging door de euro van de munteenheden van de lidstaten die bij de overgang van de Gemeenschap naar de derde fase van de Economische en Monetaire Unie voldeden aan de nodige voorwaarden voor de aanneming van de ene munt. Genoemde verordening bevat eveneens regels die tijdens de op 31 december 2001 aflopende overgangsperiode op de nationale munteenheden van deze lidstaten van toepassing zijn, alsook regels inzake bankbiljetten en muntstukken.

(2)

Verordening (EG) nr. 974/98 is bij Verordening (EG) nr. 2596/2000 gewijzigd met het oog op de vervanging van de munteenheid van Griekenland door de euro.

(3)

In Verordening (EG) nr. 974/98 wordt een tijdschema vastgesteld voor de overgang naar de euro in de lidstaten die momenteel deel uitmaken van de eurozone. Om duidelijkheid en zekerheid te bieden met betrekking tot de regels voor de invoering van de euro in andere lidstaten, is het noodzakelijk algemene bepalingen vast te stellen waarin wordt gepreciseerd hoe de verschillende perioden voor de overgang naar de euro in de toekomst moeten worden afgebakend.

(4)

Het is dienstig om een lijst van deelnemende lidstaten op te stellen, die kan worden aangevuld zodra nieuwe lidstaten de euro als gemeenschappelijke munteenheid invoeren.

(5)

Ter voorbereiding van een soepele overgang naar de euro voorziet Verordening (EG) nr. 974/98 in een overgangsperiode tussen de vervanging van de munteenheden van de deelnemende lidstaten door de euro en het in omloop brengen van eurobankbiljetten en -muntstukken. De overgangsperiode duurt ten hoogste drie jaar, maar dient zo kort mogelijk te zijn.

(6)

De overgangsperiode kan tot nul worden teruggebracht, en dan vallen de datum waarop de euro wordt ingevoerd en de datum waarop naar de chartale euro wordt omgeschakeld samen, indien een lidstaat van oordeel is dat een langere overgangsperiode niet noodzakelijk is. In dat geval worden de eurobankbiljetten en -munten in deze lidstaat wettig betaalmiddel op de datum waarop de euro wordt ingevoerd. Het moet echter mogelijk zijn dat die lidstaat een jaar de tijd krijgt voor de geleidelijke afschaffing van de nationale munteenheid, waarin het zou zijn toegestaan om in nieuwe rechtsinstrumenten naar de nationale munteenheid te blijven verwijzen. Dit zou de economische subjecten in deze lidstaten meer tijd geven om zich aan te passen aan de invoering van de euro, waardoor de overgang vlotter zal verlopen.

(7)

Het grote publiek moet — tot bepaalde maxima — tijdens de periode van dubbele omloop bankbiljetten en muntstukken die in de nationale munteenheden luiden kosteloos in eurobankbiljetten en -munten kunnen omwisselen.

(8)

Verordening (EG) nr. 974/98 moet dan ook dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EG) nr. 974/98 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Artikel 1 wordt vervangen door:

„Artikel 1

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

a)

„deelnemende lidstaten”: de lidstaten die in de tabel in de bijlage worden vermeld;

b)

„rechtsinstrumenten”: wettelijke en reglementaire bepalingen, bestuursakten, rechterlijke uitspraken, contracten, eenzijdige rechtsakten, betaalmiddelen anders dan bankbiljetten en muntstukken, alsmede andere instrumenten die rechtsgevolgen hebben;

c)

„omrekeningskoers”: de onherroepelijk vastgestelde omrekeningskoers die door de Raad overeenkomstig artikel 123, lid 4, eerste zin, of artikel 123, lid 5, van het Verdrag voor de munteenheid van elke deelnemende lidstaat wordt aangenomen;

d)

„datum waarop de euro wordt ingevoerd”: naar gelang van het geval de datum waarop de betrokken lidstaat de derde fase ingaat krachtens artikel 121, lid 3, van het Verdrag, dan wel de dag waarop de intrekking van de derogatie voor de betrokken lidstaat uit hoofde van artikel 122, lid 2, van het Verdrag in werking treedt;

e)

„datum waarop naar de chartale euro wordt omgeschakeld”: de datum waarop eurobankbiljetten en -munten in een bepaalde deelnemende lidstaat de hoedanigheid van wettig betaalmiddel krijgen;

f)

„euro-eenheid”: de munteenheid als bedoeld in artikel 2, tweede zin;

g)

„nationale munteenheden”: de munteenheden van een deelnemende lidstaat, zoals deze munteenheden op de dag vóór de invoering van de euro in deze lidstaat gedefinieerd zijn;

h)

„overgangsperiode”: een periode van ten hoogste drie jaar die ingaat op 00.00 uur van de datum waarop de euro wordt ingevoerd en eindigt op 00.00 uur van de datum waarop naar de chartale euro wordt omgeschakeld;

i)

„geleidelijkeaanpassingsperiode”: een periode van ten hoogste een jaar die ingaat op de datum waarop de euro wordt ingevoerd, die alleen kan gelden in lidstaten waar de datum waarop de euro wordt ingevoerd en de datum waarop naar de chartale euro wordt omgeschakeld, samenvallen;

j)

„wijziging van de muntaanduiding”: het wijzigen van de munteenheid waarin het bedrag van een uitstaande schuld luidt van een nationale munteenheid in de euro-eenheid, waarbij deze handeling evenwel niet leidt tot wijziging van enige andere schuldvoorwaarde, welke aangelegenheid aan het geldende nationale recht is onderworpen;

k)

„kredietinstellingen”: kredietinstellingen in de zin van artikel 1, lid 1, van Richtlijn 2000/12/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 maart 2000 betreffende de toegang tot en de uitoefening van de werkzaamheden van kredietinstellingen (4). Voor de toepassing van de onderhavige verordening worden de instellingen genoemd in artikel 2, lid 3, van die richtlijn, met uitzondering van postcheque- en girodiensten, niet als kredietinstellingen beschouwd.

2)

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

„Artikel 1 bis

Voor elke deelnemende lidstaat worden de datum waarop de euro wordt ingevoerd, de datum waarop naar de chartale euro wordt omgeschakeld en de eventuele geleidelijkeaanpassingsperiode vastgesteld zoals in de bijlage is gepreciseerd.”.

3)

Artikel 2 wordt vervangen door:

„Artikel 2

Met ingang van de respectieve data waarop de euro wordt ingevoerd, is de euro de munteenheid van de deelnemende lidstaten. De rekeneenheid is één euro. Eén euro is verdeeld in honderd cent.”.

4)

Artikel 9 wordt vervangen door:

„Artikel 9

Bankbiljetten en muntstukken die in een nationale munteenheid luiden, behouden vanaf de laatste dag vóór de datum waarop de euro wordt ingevoerd, binnen hun territoriale grenzen hun hoedanigheid van wettig betaalmiddel in de betrokken deelnemende lidstaat.”.

5)

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

„Artikel 9 bis

In een lidstaat met een „ geleidelijkeaanpassingsperiode” geldt het volgende: in wetgevingsinstrumenten die tijdens de geleidelijkeaanpassingsperiode tot stand zijn gekomen en in die lidstaat moeten worden uitgevoerd, mag nog naar de nationale munteenheid worden verwezen. Die verwijzingen worden gelezen als verwijzingen naar de euro-eenheid, overeenkomstig de respectieve omrekeningskoersen. Onverminderd artikel 15, worden de handelingen die in het kader van deze rechtsinstrumenten worden gesteld, alleen in de euro-eenheid gesteld. De in Verordening (EG) nr. 1103/97 vastgestelde afrondingsregels zijn van toepassing.

De betrokken lidstaat beperkt de toepassing van de eerste alinea tot specifieke rechtsinstrumenten of tot op bepaalde werkterreinen aangenomen rechtsinstrumenten.

De betrokken lidstaat mag de periode bekorten.”.

6)

De artikelen 10 en 11 worden vervangen door:

„Artikel 10

Met ingang van de respectieve datum waarop naar de chartale euro wordt omgeschakeld, brengen de ECB en de centrale banken van de deelnemende lidstaten in euro luidende bankbiljetten in omloop in de deelnemende lidstaten.

Onverminderd artikel 15 zijn deze in euro luidende bankbiljetten de enige bankbiljetten die in alle deelnemende lidstaten de hoedanigheid van wettig betaalmiddel hebben.

Artikel 11

Met ingang van de respectieve datum waarop naar de chartale euro wordt omgeschakeld, geven de deelnemende lidstaten in euro of in cent luidende muntstukken uit, waarvan de nominale waarden en technische specificaties voldoen aan hetgeen de Raad overeenkomstig artikel 106, lid 2, tweede zin, van het Verdrag kan bepalen. Onverminderd artikel 15 en de bepalingen van een conform artikel 111, lid 3, van het Verdrag gesloten overeenkomst met betrekking tot monetaire aangelegenheden, zijn deze muntstukken de enige muntstukken die in alle deelnemende lidstaten de hoedanigheid van wettig betaalmiddel hebben. Behalve de uitgevende autoriteit en personen die specifiek in de nationale wetgeving van de uitgevende lidstaat zijn aangewezen, is geen enkele partij verplicht voor één betaling meer dan vijftig muntstukken te aanvaarden.”.

7)

De artikelen 13 en 14 worden vervangen door:

„Artikel 13

De artikelen 10, 11, 14, 15 en 16 zijn van toepassing met ingang van de respectieve datum waarop in elke deelnemende lidstaat naar de chartale euro wordt omgeschakeld.

Artikel 14

Verwijzingen naar de nationale munteenheden in rechtsinstrumenten die bestaan op de dag voorafgaand aan de datum waarop naar de chartale euro wordt omgeschakeld, worden gelezen als verwijzingen naar de euro-eenheid, overeenkomstig de respectieve omrekeningskoersen. De in Verordening (EG) nr. 1103/97 vastgestelde afrondingsregels zijn van toepassing.”.

8)

Artikel 15 wordt als volgt gewijzigd:

a)

in de leden 1 en 2 worden de woorden „na het einde van de overgangsperiode” vervangen door de woorden „na de respectieve datum waarop naar de chartale euro wordt omgeschakeld”;

b)

het volgende lid wordt toegevoegd:

„3.   Tijdens de in lid 1 omschreven periode wisselen de kredietinstellingen in de deelnemende lidstaten die de euro na 1 januari 2002 invoeren, de in de nationale munteenheid van die lidstaat luidende bankbiljetten en munten van hun klanten tot een in de nationale wetgeving vast te stellen maximum kosteloos om in bankbiljetten en munten in euro. Kredietinstellingen kunnen een voorafgaande kennisgeving vereisen als de uitwisseling een bij nationale wetgeving, of bij ontstentenis daarvan, een door henzelf vastgesteld maximum per gezin overschrijdt.

De in de eerste alinea bedoelde kredietinstellingen wisselen de in de nationale munteenheid van die lidstaat luidende bankbiljetten en munten van personen die geen klant bij hen zijn kosteloos om tot een bij nationale wetgeving, of, bij ontstentenis daarvan, een door henzelf vastgesteld maximum.

De in de vorige twee alinea’s vastgestelde verplichting kan bij nationale wetgeving worden beperkt tot bepaalde soorten kredietinstellingen. Bij nationale wetgeving kan die verplichting ook tot andere personen worden uitgebreid.”.

9)

De tekst in de bijlage bij deze verordening wordt als bijlage toegevoegd.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in de lidstaten overeenkomstig het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, onverminderd de protocollen nr. 25 en nr. 26 en artikel 122, lid 1, van het Verdrag.

Gedaan te Brussel, 21 december 2005.

Voor de Raad

De voorzitter

B. BRADSHAW


(1)  Advies uitgebracht op 1 december 2005 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

(2)  PB C 316 van 13.12.2005, blz. 25.

(3)  PB L 139 van 11.5.1998, blz. 1. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2596/2000 (PB L 300 van 29.11.2000, blz. 2).

(4)  PB L 126 van 26.5.2000, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2005/1/EG (PB L 79 van 24.3.2005, blz. 9).”.


BIJLAGE

„BIJLAGE

Lidstaten

Datum waarop de euro wordt ingevoerd

Datum waarop naar de chartale euro wordt omgeschakeld

Lidstaat met een geleidelijkeaanpassingsperiode van de nationale munteenheid

België

1 januari 1999

1 januari 2002

n.v.t.

Duitsland

1 januari 1999

1 januari 2002

n.v.t.

Griekenland

1 januari 2001

1 januari 2002

n.v.t.

Spanje

1 januari 1999

1 januari 2002

n.v.t.

Frankrijk

1 januari 1999

1 januari 2002

n.v.t.

Ierland

1 januari 1999

1 januari 2002

n.v.t.

Italië

1 januari 1999

1 januari 2002

n.v.t.

Luxemburg

1 januari 1999

1 januari 2002

n.v.t.

Nederland

1 januari 1999

1 januari 2002

n.v.t.

Oostenrijk

1 januari 1999

1 januari 2002

n.v.t.

Portugal

1 januari 1999

1 januari 2002

n.v.t.

Finland

1 januari 1999

1 januari 2002

n.v.t.”


29.12.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 346/6


VERORDENING (EG) Nr. 2170/2005 VAN DE COMMISSIE

van 28 december 2005

tot vaststelling van de invoerrechten voor halfwitte of volwitte rijst met ingang van 1 september 2005

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1549/2004 van de Commissie van 30 augustus 2004 houdende afwijking van Verordening (EG) nr. 1785/2003 van de Raad ten aanzien van de invoerregeling voor rijst en tot vaststelling van een overgangsregeling voor de invoer van Basmati-rijst (1), en met name op artikel 1 ter,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Uit de door de bevoegde autoriteiten overgelegde gegevens maakt de Commissie op dat voor de periode van 1 september 2004 tot en met 31 augustus 2005 invoercertificaten zijn afgegeven voor een hoeveelheid van 193 841 t halfwitte of volwitte rijst van GN-code 1006 30. Het invoerrecht voor halfwitte of volwitte rijst van GN-code 1006 30 moet bijgevolg worden gewijzigd.

(2)

Aangezien het toepasselijke recht moet worden vastgesteld binnen een termijn van drie dagen na bovengenoemde periode, dient de onderhavige verordening onverwijld in werking te treden.

(3)

Deze wijziging moet worden toegepast met ingang van 1 september 2005, aangezien ook Verordening (EG) nr. 2152/2005, met ingang van die datum van toepassing is. Aangezien het betrokken recht met terugwerkende kracht wordt vastgesteld, moet worden bepaald dat de teveel geheven rechten op verzoek van de betrokken marktdeelnemers worden terugbetaald,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Het invoerrecht voor halfwitte of volwitte rijst van GN-code 1006 30 bedraagt 145 EUR per ton.

Artikel 2

De op of na 1 september 2005 geboekte bedragen aan rechten boven het wettelijk verschuldigde bedrag worden terugbetaald of kwijtgescholden.

In dit verband wordt de belanghebbende marktdeelnemers verzocht daartoe een verzoek in te dienen overeenkomstig artikel 236 van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad (2) en de betrokken uitvoeringsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie (3).

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 september 2005.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 28 december 2005.

Voor de Commissie

J. M. SILVA RODRÍGUEZ

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 280 van 31.8.2004, blz. 13. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2152/2005 (PB L 342 van 24.12.2005, blz. 30).

(2)  PB L 302 van 19.10.1992, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 648/2005 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 117 van 4.5.2005, blz. 13).

(3)  PB L 253 van 11.10.1993, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 883/2005 (PB L 148 van 11.6.2005, blz. 5).


29.12.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 346/7


VERORDENING (EG) Nr. 2171/2005 VAN DE COMMISSIE

van 23 december 2005

tot indeling van bepaalde goederen in de gecombineerde nomenclatuur

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (1), en met name op artikel 9, lid 1, onder a),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Om de uniforme toepassing te waarborgen van de gecombineerde nomenclatuur die als bijlage bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 is gevoegd, dienen bepalingen te worden vastgesteld voor de indeling van de in de bijlage bij de onderhavige verordening opgenomen goederen.

(2)

Bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 zijn de algemene regels voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur vastgesteld. Deze regels zijn ook van toepassing op iedere andere nomenclatuur die, geheel of gedeeltelijk of met toevoeging van onderverdelingen, de gecombineerde nomenclatuur overneemt en die bij specifieke communautaire voorschriften is vastgesteld voor de toepassing van tarief- of andere maatregelen in het kader van het goederenverkeer.

(3)

Met toepassing van genoemde algemene regels, dienen de in kolom 1 van de tabel omschreven goederen die zijn opgenomen in de bijlage bij deze verordening te worden ingedeeld onder de daarmee corresponderende GN-codes die zijn vermeld in kolom 2, op grond van de motiveringen die zijn opgenomen in kolom 3 van voornoemde tabel.

(4)

Het is wenselijk dat een beroep kan worden gedaan op een door de douaneautoriteiten van de lidstaten verstrekte bindende tariefinlichting betreffende de indeling van goederen in de gecombineerde nomenclatuur die niet in overeenstemming is met de bepalingen van onderhavige verordening, door de rechthebbende, gedurende drie maanden, overeenkomstig de bepalingen van artikel 12, lid 6, van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (2).

(5)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité douanewetboek,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De goederen omschreven in kolom 1 van de in de bijlage opgenomen tabel worden in de gecombineerde nomenclatuur ingedeeld onder de corresponderende GN-codes vermeld in kolom 2 van voornoemde tabel.

Artikel 2

Op de door de douaneautoriteiten van de lidstaten verstrekte bindende tariefinlichting die niet in overeenstemming is met de bepalingen van de onderhavige verordening, kan gedurende drie maanden, overeenkomstig de bepalingen van artikel 12, lid 6, van Verordening (EEG) nr. 2913/92, een beroep worden gedaan.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 23 december 2005.

Voor de Commissie

László KOVÁCS

Lid van de Commissie


(1)  PB L 256 van 7.9.1987, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1719/2005 van de Commissie (PB L 286 van 28.10.2005, blz. 1).

(2)  PB L 302 van 19.10.1992, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 648/2005 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 117 van 4.5.2005, blz. 13).


BIJLAGE

Omschrijving

Indeling

(GN-code)

Motivering

(1)

(2)

(3)

1.

Een kleurenmonitor met vloeibare kristallen (LCD) met een diagonaal van het beeldscherm van 38,1 cm (15″) en totale afmetingen (b × h × d) van 34,5 × 35,3 × 16,5 cm (verhouding breedte/hoogte van het beeldscherm van 5:4) met:

een maximale resolutie van 1 024 × 768 pixels bij 75 Hz;

een pixelgrootte van 0,279 mm.

Het product is enkel voorzien van een 15 pin mini D-sub aansluiting.

Het is uitsluitend bestemd voor gebruik in combinatie met een product van post 8471.

8471 60 80

De indeling is vastgesteld op basis van de algemene regels 1 en 6 voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur, aantekening 5 B op hoofdstuk 84 en de tekst van de GN-codes 8471, 8471 60 en 8471 60 80.

De indeling onder post 8531 is uitgesloten, omdat de functie van het product niet is het weergeven van zichtbare signalen (zie de GS-toelichting op post 8531, onder D).

De monitor is bestemd om signalen afkomstig van een centrale verwerkingseenheid van een automatische gegevensverwerkende machine te ontvangen (weer te geven).

Het product is eveneens in staat om zowel beeld- als geluidssignalen weer te geven. Toch wordt het, vanwege het formaat en de beperkte geschiktheid voor de weergave van signalen afkomstig van andere videobronnen dan automatische gegevensverwerkende machines via een kaart zonder verwerking van videosignalen, aangemerkt als zijnde van de soort die uitsluitend of hoofdzakelijk wordt gebruikt in een automatisch gegevensverwerkend systeem.

2.

Een kleurenmonitor met vloeibare kristallen (LCD) met een diagonaal van het beeldscherm van 50,8 cm (20″) en totale afmetingen (b × h × d) van 47,1 × 40,4 × 17,4 cm (verhouding breedte/hoogte van het beeldscherm van 16:10) met:

een scherm met een pixeldichtheid van 100 dpi;

een pixelgrootte van 0,25 mm;

een resolutie van 1 680 × 1 050 pixels;

een vaste bandbreedte van 120 MHz.

Het product is bestemd voor gebruik bij geavanceerde grafische toepassingen (CAD/CAM-systemen) en de montage en productie van videofilms.

Het product is voorzien van een DVI-aansluiting die het product in staat stelt om signalen weer te geven afkomstig van een automatisch gegevensverwerkend systeem via een grafische kaart waarmee videosignalen worden verwerkt (bijvoorbeeld voor de montage en productie van videofilms).

Het product is tevens geschikt voor de weergave van teksten, spreadsheets, presentaties en dergelijke.

8528 21 90

De indeling vastgesteld op basis van de algemene regels 1 en 6 voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur, aantekening 5 B en 5 E op hoofdstuk 84 en de tekst van de GN-codes 8528, 8528 21 en 8528 21 90.

De indeling onder onderverdeling 8471 60 is uitgesloten, omdat het beeldscherm niet van de soort is die uitsluitend of hoofdzakelijk wordt gebruikt in een automatisch gegevensverwerkend systeem (zie aantekening 5 B op hoofdstuk 84).

De indeling onder post 8531 is uitgesloten, omdat de functie van het product niet is het weergeven van zichtbare signalen (zie de GS-toelichting op post 8531, onder D).

Het product is bestemd voor de weergave van beeldsignalen voor grafische toepassingen of voor de montage en productie van videofilms in een CAD/CAM-systeem of een videomontagesysteem (zie aantekening 5 E op hoofdstuk 84).

3.

Een kleurenmonitor met vloeibare kristallen (LCD) met een diagonaal van het beeldscherm van 54 cm (21″) en totale afmetingen (b × h × d) van 46,7 × 39,1 × 20 cm (verhouding breedte/hoogte van het beeldscherm van 4:3) met:

een maximale resolutie van 1 600 × 1 200 pixels bij 60 Hz;

een pixelgrootte van 0,27 mm.

Het product is voorzien van de volgende aansluitingen:

15 pin mini D-sub

DVI-D

DVI-I

audio-ingang en -uitgang.

Het product is in staat om signalen weer te geven afkomstig van verschillende videobronnen, zoals een gesloten televisiecircuit, een dvd-speler, een camcorder of een automatisch gegevensverwerkend systeem.

8528 21 90

De indeling is vastgesteld op basis van de algemene regels 1 en 6 voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur, aantekening 5 op hoofdstuk 84 en de tekst van de GN-codes 8528, 8528 21 en 8528 21 90.

De indeling onder onderverdeling 8471 60 is uitgesloten, omdat het beeldscherm niet van de soort is die uitsluitend of hoofdzakelijk wordt gebruikt in een automatisch gegevensverwerkend systeem (zie aantekening 5 op hoofdstuk 84), maar ook in staat is om signalen weer te geven afkomstig van verschillende videobronnen.

De indeling onder post 8531 is uitgesloten, omdat de functie van het product niet is het weergeven van zichtbare signalen (zie de GS-toelichting op post 8531, onder D).

4.

Een kleurenmonitor met vloeibare kristallen (LCD) met een diagonaal van het beeldscherm van 76 cm (30″) en totale afmetingen (b × h × d) van 71 × 45 × 11 cm (verhouding breedte/hoogte van het beeldscherm van 15:9) met:

een maximale resolutie van 1 024 × 768 pixels;

een pixelgrootte van 0,50 mm.

Het product is voorzien van de volgende aansluitingen:

15-pin mini DIN

BNC

4-pin mini DIN

RS 232C

DVI-D

Stereo en PC-audio

Het product is in staat om signalen weer te geven afkomstig van verschillende videobronnen, zoals een gesloten televisiecircuit, een dvd-speler, een camcorder of een automatische gegevensverwerkende machine.

8528 21 90

De indeling is vastgesteld op basis van de algemene regels 1 en 6 voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur, aantekening 5 op hoofdstuk 84 en de tekst van de GN-codes 8528, 8528 21 en 8528 21 90.

De indeling onder onderverdeling 8471 60 is uitgesloten, omdat het beeldscherm niet van de soort is die uitsluitend of hoofdzakelijk wordt gebruikt in een automatisch gegevensverwerkend systeem (zie aantekening 5 bij hoofdstuk 84), maar ook in staat is om signalen weer te geven afkomstig van verschillende videobronnen.

De indeling onder post 8531 is uitgesloten, omdat de functie van het product niet is het weergeven van zichtbare signalen (zie de GS-toelichting op post 8531, onder D).


29.12.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 346/10


VERORDENING (EG) Nr. 2172/2005 VAN DE COMMISSIE

van 23 december 2005

tot vaststelling van de uitvoeringsbepalingen voor de toepassing van een bij de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de handel in landbouwproducten vastgesteld tariefcontingent voor de invoer van levende runderen, van oorsprong uit Zwitserland, met een gewicht van meer dan 160 kg

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1254/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector rundvlees (1), en met name op artikel 32, lid 1, eerste alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Naar aanleiding van de toetreding van Tsjechië, Estland, Cyprus, Letland, Litouwen, Hongarije, Malta, Polen, Slovenië en Slowakije tot de Europese Unie hebben de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat besloten tot een aanpassing van de tariefconcessies die zijn vastgesteld in het kader van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de handel in landbouwproducten (2) (hierna „de overeenkomst” genoemd). Deze aanpassing, die is vastgesteld bij het besluit van het Gemengd Landbouwcomité (3) tot wijziging van de bijlagen 1 en 2 van de overeenkomst, houdt in dat een rechtenvrij communautair tariefcontingent wordt geopend voor de invoer van 4 600 levende runderen, van oorsprong uit Zwitserland, met een gewicht van meer dan 160 kg. De uitvoeringsbepalingen voor de opening en de wijze van beheer van dat tariefcontingent worden op meerjarenbasis vastgesteld.

(2)

Met het oog op de toewijzing in het kader van het tariefcontingent en rekening houdend met de aard van de betrokken producten, moet de in artikel 32, lid 2, tweede streepje, van Verordening (EG) nr. 1254/1999 vermelde methode van het gelijktijdige onderzoek worden toegepast.

(3)

Om in aanmerking te komen voor het voordeel dat met dit tariefcontingent verbonden is, moeten de levende runderen van oorsprong uit Zwitserland zijn overeenkomstig de in artikel 4 van de overeenkomst bedoelde regels.

(4)

Om speculatie te voorkomen, moet erop worden toegezien dat de in het kader van het contingent beschikbare aantallen worden toegewezen aan marktdeelnemers die kunnen aantonen dat zij een significant aandeel hebben in de handel met derde landen. Hiertoe moet, mede met het oog op een efficiënt beheer, worden geëist dat de handelaren in het jaar dat aan de betrokken jaarlijkse contingentperiode voorafgaat, ten minste 50 dieren hebben ingevoerd (ervan uitgaande dat een partij van 50 dieren als een normale lading kan worden beschouwd). De ervaring heeft geleerd dat een transactie slechts als reëel en rendabel kan worden beschouwd als minstens één partij wordt aangekocht.

(5)

Met het oog op de controle van dergelijke criteria moeten de aanvragen worden ingediend in de lidstaat waarin de importeur in een BTW-register is ingeschreven.

(6)

Eveneens om speculatie te voorkomen, moet aan importeurs die op 1 januari vóór het begin van de betrokken jaarlijkse contingentperiode niet meer actief waren in de handel in levende runderen, de toegang tot het contingent worden geweigerd. Bovendien moet voor de rechten tot invoer een zekerheid wordt vastgesteld, mogen certificaten niet worden overgedragen en moeten de aan de handelaren afgegeven invoercertificaten uitsluitend gelden voor de aantallen waarvoor zij rechten tot invoer hebben gekregen.

(7)

Om te zorgen voor een gelijkere toegang tot het contingent, waarbij het aantal dieren per aanvraag echter nog rendabel moet zijn, moeten een maximum- en minimumaantal dieren per aanvraag worden vastgesteld.

(8)

De rechten tot invoer moeten na een bedenktermijn worden toegewezen en zo nodig moet er een vaste toewijzingscoëfficiënt op worden toegepast.

(9)

Overeenkomstig artikel 29, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1254/1999 moet de regeling worden beheerd door middel van invoercertificaten. Hiertoe moet worden vastgesteld hoe de aanvragen moeten worden ingediend en welke gegevens de aanvragen en de certificaten moeten bevatten, zo nodig door aanvulling of afwijking van sommige bepalingen van Verordening (EG) nr. 1291/2000 van de Commissie van 9 juni 2000 houdende gemeenschappelijke uitvoeringsbepalingen inzake het stelsel van invoer-, uitvoer- en voorfixatiecertificaten voor landbouwproducten (4) en van Verordening (EG) nr. 1445/95 van de Commissie van 26 juni 1995 houdende uitvoeringsbepalingen voor de invoer- en uitvoercertificatenregeling in de sector rundvlees en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 2377/80 (5).

(10)

Om de marktdeelnemer te verplichten invoercertificaten voor alle hem toegekende rechten tot invoer aan te vragen, moet worden bepaald dat een dergelijke aanvraag, met betrekking tot de voor de rechten tot invoer te stellen zekerheid, geldt als een primaire eis in de zin van Verordening (EEG) nr. 2220/85 van de Commissie van 22 juli 1985 tot vaststelling van gemeenschappelijke uitvoeringsbepalingen inzake de regeling voor het stellen van zekerheden voor landbouwproducten (6).

(11)

De ervaring toont aan dat het voor een deugdelijk beheer van het contingent ook noodzakelijk is dat de titularis van het certificaat een echte importeur is. Een dergelijke importeur moet derhalve een actief aandeel hebben in de aankoop, het vervoer en de invoer van de betrokken dieren. Overlegging van het bewijs van deze activiteiten geldt als een primaire eis in verband met de certificaatzekerheid.

(12)

Met het oog op een strikte statistische controle van de in het kader van het contingent ingevoerde dieren is de in artikel 8, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1291/2000 bedoelde tolerantie niet van toepassing.

(13)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor rundvlees,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Hierbij wordt op een meerjarenbasis, voor de periodes van 1 januari tot en met 31 december, een rechtenvrij communautair tariefcontingent geopend voor de invoer van 4 600 levende runderen, van oorsprong uit Zwitserland, met een gewicht van meer dan 160 kg, van GN-code 0102 90 41, 0102 90 49, 0102 90 51, 0102 90 59, 0102 90 61, 0102 90 69, 0102 90 71 of 0102 90 79.

Het volgnummer van dit tariefcontingent is 09.4203.

2.   De oorsprongsregels voor de in lid 1 bedoelde producten zijn de in artikel 4 van de overeenkomst bedoelde regels.

Artikel 2

1.   Om in aanmerking te komen voor het in artikel 1 bedoelde contingent moet de aanvrager een natuurlijke of rechtspersoon zijn die bij de indiening van de aanvraag ten genoegen van de bevoegde instanties van de betrokken lidstaat kan aantonen dat hij ten minste 50 dieren van de GN-codes 0102 10 en 0102 90 heeft ingevoerd in de twaalf maanden die voorafgaan aan de in artikel 3, lid 3, bedoelde termijn voor het indienen van aanvragen.

De aanvrager moet ingeschreven zijn in een nationaal BTW-register.

2.   Als bewijs van invoer geldt uitsluitend de naar behoren door de douaneautoriteiten geviseerde douaneaangifte voor het vrije verkeer, waarin naar de betrokken aanvrager wordt verwezen.

De lidstaten mogen door de bevoegde instantie voor echt verklaarde kopieën van de in de eerste alinea vermelde documenten aanvaarden. Wanneer dergelijke kopieën worden aanvaard, moet hiervan voor elke betrokken aanvrager melding worden gemaakt in de in artikel 3, lid 5, bedoelde mededeling van de lidstaten.

3.   Marktdeelnemers die op 1 januari vóór de betrokken jaarlijkse contingentperiode niet meer actief waren in de handel met derde landen in de sector rundvlees, komen niet in aanmerking voor een toewijzing.

4.   Ondernemingen die zijn ontstaan na een fusie van ondernemingen die elk een referentie-invoer hebben die in overeenstemming is met het lid 1 bedoelde minimumaantal, mogen deze referentie-invoer als basis voor hun aanvraag gebruiken.

Artikel 3

1.   Aanvragen voor rechten tot invoer mogen slechts worden ingediend in de lidstaat waarin de aanvrager in een nationaal BTW-register is ingeschreven.

2.   Aanvragen voor rechten tot invoer moeten betrekking hebben op ten minste 50 dieren en mogen slechts betrekking hebben op maximaal 5 % van het beschikbare aantal.

Indien de aangevraagde aantallen het in de eerste alinea vermelde percentage overschrijden, wordt slechts het bedoelde maximumaantal in aanmerking genomen.

3.   Aanvragen voor rechten tot invoer moeten uiterlijk op 1 december vóór de betrokken jaarlijkse contingentperiode worden ingediend, uiterlijk om 13.00 uur Belgische tijd.

Voor de contingentperiode die ingaat op de datum van inwerkingtreding van deze verordening en afloopt op 31 december 2006, moeten de aanvragen voor rechten tot invoer echter uiterlijk op de tiende werkdag na de datum van bekendmaking van deze verordening in het Publicatieblad van de Europese Unie worden ingediend, uiterlijk om 13.00 uur Belgische tijd.

4.   Aanvragers mogen voor het in artikel 1, lid 1, vastgestelde contingent niet meer dan één aanvraag indienen. Wanneer een aanvrager meer dan één aanvraag indient, worden al zijn aanvragen afgewezen.

5.   Na verificatie van de ingediende documenten zenden de lidstaten de Commissie, uiterlijk op de tiende werkdag na afloop van de periode voor de indiening van aanvragen, de lijst van de aanvragers en hun adres, met vermelding van de aangevraagde aantallen.

Alle mededelingen, met inbegrip van die waarmee wordt gemeld dat geen aanvragen zijn ingediend, worden per fax of e-mail toegezonden, waarbij, wanneer daadwerkelijk aanvragen zijn ingediend, gebruik wordt gemaakt van het modelformulier in bijlage I.

Artikel 4

1.   Na de in artikel 3, lid 5, bedoelde mededeling besluit de Commissie zo spoedig mogelijk in welke mate de aanvragen kunnen worden gehonoreerd.

2.   Indien de aantallen die zijn vermeld in de in artikel 3 bedoelde aanvragen, de beschikbare aantallen overschrijden, stelt de Commissie een uniforme toewijzingscoëfficiënt vast waarmee de aangevraagde aantallen worden verminderd.

Indien de toepassing van de in de eerste alinea bedoelde toewijzingscoëfficiënt leidt tot een saldo van minder dan 50 dieren per aanvraag, wijst de betrokken lidstaat, in het kader van de beschikbare aantallen, bij loting rechten tot invoer van telkens 50 dieren toe. Bij een totaal saldo van minder dan 50 dieren wordt voor het betrokken aantal één recht tot invoer toegekend.

Artikel 5

1.   De voor de rechten tot invoer te stellen zekerheid bedraagt 3 EUR per dier. De zekerheid moet op het moment van indiening van de aanvraag voor rechten tot invoer worden gesteld bij de bevoegde instantie.

2.   Voor het toegewezen aantal moeten invoercertificaten worden aangevraagd. Deze verplichting geldt als een primaire eis in de zin van artikel 20, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 2220/85.

3.   Indien de toepassing van de in artikel 4, lid 2, bedoelde toewijzingscoëfficiënt minder rechten tot invoer oplevert dan het aangevraagde aantal, wordt de gestelde zekerheid onverwijld naar evenredigheid vrijgegeven.

Artikel 6

1.   De toegewezen aantallen worden na overlegging van één of meer invoercertificaten ingevoerd.

2.   Certificaataanvragen mogen alleen worden ingediend in de lidstaat waarin de aanvrager rechten tot invoer in het kader van het contingent heeft aangevraagd en gekregen.

Telkens wanneer een invoercertificaat aan de aanvrager wordt afgegeven, worden de daaraan verbonden rechten tot invoer in mindering gebracht op zijn totale aantal rechten op uitvoer.

3.   Een invoercertificaat wordt afgegeven op aanvraag en op naam van de marktdeelnemer die de rechten tot invoer heeft gekregen.

4.   Op de certificaataanvraag en op het certificaat worden de volgende vermeldingen aangebracht:

a)

in vak 8: het land van oorsprong;

b)

in vak 16: één of meer van de volgende GN-codes:

0102 90 41, 0102 90 49, 0102 90 51, 0102 90 59, 0102 90 61, 0102 90 69, 0102 90 71 of 0102 90 79;

c)

in vak 20: het volgnummer van het contingent (09.4203) en ten minste één van de in bijlage II opgenomen vermeldingen.

Het certificaat verplicht tot invoer uit het in vak 8 vermelde land.

Artikel 7

1.   In afwijking van artikel 9, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1291/2000 zijn de op grond van de onderhavige verordening afgegeven invoercertificaten niet overdraagbaar en geven zij slechts toegang tot de met het tariefcontingent verbonden rechten wanneer zij op dezelfde naam en hetzelfde adres zijn gesteld als die van de geadresseerde in de douaneaangifte voor het vrije verkeer waarvan zij vergezeld gaan.

2.   Geen enkel invoercertificaat is nog geldig na 31 december van de betrokken jaarlijkse contingentperiode.

3.   Het invoercertificaat wordt slechts afgegeven, indien een uit de volgende elementen bestaande zekerheid van 20 EUR per dier wordt gesteld:

a)

de in artikel 5, lid 1, vermelde zekerheid van 3 EUR;

b)

een bedrag van 17 EUR dat de aanvrager bij het indienen van de certificaataanvraag betaalt.

4.   De afgegeven certificaten zijn in de gehele Gemeenschap geldig.

5.   Op grond van artikel 50, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1291/2000 wordt, indien meer wordt ingevoerd dan in het invoercertificaat is aangegeven, op de extra hoeveelheid het volle recht van het gemeenschappelijke douanetarief geheven dat geldt op de dag waarop de douaneaangifte voor het vrije verkeer wordt aanvaard.

6.   Onverminderd het bepaalde in titel III, afdeling 4, van Verordening (EG) nr. 1291/2000 mag de zekerheid niet worden vrijgegeven voordat het bewijs is geleverd dat de titularis van het certificaat commercieel en logistiek verantwoordelijk is geweest voor de aankoop, het vervoer en het in het vrije verkeer brengen van de betrokken dieren. Als bewijs geldt:

a)

het origineel van de handelsfactuur of een gewaarmerkte kopie daarvan die aan de titularis is gericht door de verkoper of diens vertegenwoordiger, beiden gevestigd in het derde land van uitvoer, en het bewijs van betaling daarvan door de titularis, of de opening door de titularis van een onherroepelijk documentair krediet ten gunste van de verkoper;

b)

het op naam van de titularis opgestelde vervoersdocument voor de betrokken dieren;

c)

het bewijs van de aangifte voor het vrije verkeer met de vermelding van de naam en het adres van de titularis als de geadresseerde.

Artikel 8

De Verordeningen (EG) nr. 1291/2000 en (EG) nr. 1445/95 zijn van toepassing onder voorbehoud van het bepaalde in de onderhavige verordening.

Artikel 9

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 23 december 2005.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 160 van 26.6.1999, blz. 21. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1913/2005 (PB L 307 van 25.11.2005, blz. 2).

(2)  PB L 114 van 30.4.2002, blz. 132.

(3)  PB L 346 van 29.12.2005, blz. 33.

(4)  PB L 152 van 24.6.2000, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1856/2005 (PB L 297 van 15.11.2005, blz. 7).

(5)  PB L 143 van 27.6.1995, blz. 35. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1118/2004 (PB L 217 van 17.6.2004, blz. 10).

(6)  PB L 205 van 3.8.1985, blz. 5. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 673/2004 (PB L 105 van 14.4.2004, blz. 17).


BIJLAGE I

Fax (32-2) 292 17 34

E-mail: AGRI-IMP-BOVINE@cec.eu.int

Toepassing van Verordening (EG) nr. 2172/2005

Image


BIJLAGE II

In artikel 6, lid 4, onder c), bedoelde vermeldingen

:

Spaans

:

Reglamento (CE) no 2172/2005

:

Tsjechisch

:

Nařízení (ES) č. 2172/2005

:

Deens

:

Forordning (EF) nr. 2172/2005

:

Duits

:

Verordnung (EG) Nr. 2172/2005

:

Ests

:

Määrus (EÜ) nr 2172/2005

:

Grieks

:

Κανονισμός (ΕΚ) αριθ. 2172/2005

:

Engels

:

Regulation (EC) No 2172/2005

:

Frans

:

Règlement (CE) no 2172/2005

:

Italiaans

:

Regolamento (CE) n. 2172/2005

:

Lets

:

Regula (EK) Nr. 2172/2005

:

Litouws

:

Reglamentas (EB) Nr. 2172/2005

:

Hongaars

:

2172/2005/EK rendelet

:

Maltees

:

Regolament (KE) Nru 2172/2005

:

Nederlands

:

Verordening (EG) nr. 2172/2005

:

Pools

:

Rozporządzenie (WE) nr 2172/2005

:

Portugees

:

Regulamento (CE) n.o 2172/2005

:

Slowaaks

:

Nariadenie (ES) č. 2172/2005

:

Sloveens

:

Uredba (ES) št. 2172/2005

:

Fins

:

Asetus (EY) N:o 2172/2005

:

Zweeds

:

Förordning (EG) nr 2172/2005


29.12.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 346/16


RICHTLIJN 2005/93/EG VAN DE RAAD

van 21 december 2005

tot wijziging van Richtlijn 69/169/EEG wat betreft de tijdelijke kwantitatieve beperking op de invoer van bier in Finland

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 93,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Parlement (1),

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op grond van de artikelen 4 en 5 van Richtlijn 69/169/EEG van de Raad van 28 mei 1969 inzake de harmonisatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen met betrekking tot de vrijstellingen van omzetbelastingen en accijnzen die bij invoer worden geheven in het internationale reizigersverkeer (3), mogen in de persoonlijke bagage van reizigers die uit derde landen komen, beperkte hoeveelheden accijnsproducten worden toegelaten, mits die invoer geen handelskarakter draagt.

(2)

Krachtens Richtlijn 69/169/EEG mag Finland de invoer van bier door particulieren wegens de grote economische moeilijkheden waarmee de Finse detailhandel in de grensregio te kampen heeft, en de aanzienlijke inkomstenderving als gevolg van de toegenomen invoer van bier uit derde landen, tot 31 december 2005 beperken tot niet minder dan 6 l per persoon. Finland heeft slechts ten dele van deze mogelijkheid gebruik gemaakt en de invoer van bier beperkt tot maximaal 16 l per persoon.

(3)

De toetreding van nieuwe lidstaten heeft nieuwe mogelijkheden geopend voor reizigers die uit een lidstaat komen, met name uit Estland, en bier in Finland willen binnenbrengen. Finland heeft hierop gereageerd door de belastingtarieven voor alcoholhoudende dranken over de hele linie met gemiddeld 33 % te verlagen, wat veruit de meest ingrijpende wijziging in 40 jaar is geweest.

(4)

De verlaging van de belastingtarieven voor alcohol heeft niet alleen geleid tot een aanzienlijke derving van de accijnsopbrengsten maar ook tot grotere problemen op het gebied van het alcoholbeleid en het sociale en het volksgezondheidsbeleid. Daarnaast hebben zich problemen op het gebied van de openbare orde voorgedaan en is de alcoholgerelateerde misdaad toegenomen.

(5)

Finland heeft verzocht om een derogatie van artikel 4, lid 1, van Richtlijn 69/169/EEG waarbij het een maximumgrens van niet minder dan 16 l per persoon kan instellen op de invoer van bier door reizigers uit derde landen.

(6)

Er dient rekening te worden gehouden met de geografische ligging van Finland, de economische problemen voor de Finse detailhandelaren in de grensgebieden en de aanzienlijke inkomstenderving als gevolg van de toegenomen invoer van bier uit derde landen.

(7)

Om vorengenoemde redenen en in het licht van de huidige reflectie over een algemene evaluatie van de in Richtlijn 69/169/EEG vastgestelde waarden en hoeveelheden is het dienstig Finland de gevraagde derogatie een jaar langer te laten toepassen, namelijk tot 31 december 2007,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Artikel 5, lid 9, van Richtlijn 69/169/EEG wordt vervangen door:

„9.   In afwijking van artikel 4, lid 1, mag Finland op de invoer van bier uit derde landen tot en met 31 december 2007 een kwantitatief maximum van niet minder dan 16 l toepassen.”

Artikel 2

1.   De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 31 december 2005 aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie die bepalingen onverwijld mee, alsmede een transponeringstabel ter weergave van het verband tussen die bepalingen en deze richtlijn.

Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

2.   De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 3

Deze richtlijn treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 4

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 21 december 2005.

Voor de Raad

De voorzitter

B. BRADSHAW


(1)  Advies uitgebracht op 13 december 2005 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

(2)  Advies uitgebracht op 14 december 2005 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

(3)  PB L 133 van 4.6.1969, blz. 6. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2000/47/EG (PB L 193 van 29.7.2000, blz. 73).


II Besluiten waarvan de publicatie niet voorwaarde is voor de toepassing

Raad

29.12.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 346/18


BESLUIT VAN DE RAAD

van 20 december 2005

tot wijziging van Besluit 2001/264/EG betreffende de vaststelling van beveiligingsvoorschriften van de Raad

(2005/952/EG)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 207, lid 3,

Gelet op Besluit 2004/338/EG, Euratom van de Raad van 22 maart 2004 houdende vaststelling van zijn reglement van orde (1), en met name op artikel 24,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Artikel 2, lid 1, van Besluit 2001/264/EG (2) bepaalt dat de secretaris-generaal/hoge vertegenwoordiger passende maatregelen neemt om te zorgen dat wanneer gerubriceerde EU-gegevens worden verwerkt, de beveiligingsvoorschriften van de Raad in het secretariaat-generaal van de Raad (SGR) en door onder andere de externe contractanten van het SGR worden nageleefd.

(2)

Artikel 2, lid 2, van Besluit 2001/264/EG bepaalt dat de lidstaten, in overeenstemming met hun nationale regelingen, passende maatregelen nemen om te zorgen dat wanneer gerubriceerde EU-gegevens worden verwerkt, de beveiligingsvoorschriften van de Raad worden nageleefd door hun diensten en op hun locaties door onder andere de externe contractanten van de lidstaten.

(3)

In Besluit 2001/264/EG is niet geregeld hoe de erin opgenomen grondbeginselen en minimumnormen moeten worden toegepast wanneer het secretariaat-generaal van de Raad bij externe entiteiten opdrachten plaatst voor taken die betrekking hebben op gerubriceerde EU-gegevens of voor taken die dergelijke gegevens noodzakelijk maken en/of bevatten.

(4)

Het is derhalve noodzakelijk specifieke gemeenschappelijke minimumnormen voor dergelijke gevallen op te nemen in Besluit 2001/264/EG.

(5)

Deze gemeenschappelijke minimumnormen dienen ook door de lidstaten te worden nageleefd voor de maatregelen die in overeenstemming met hun nationale regelingen moeten worden genomen wanneer zij bij externe entiteiten als bedoeld in artikel 2, lid 2, van Besluit 2001/264/EG opdrachten plaatsen voor taken die betrekking hebben op gerubriceerde EU-gegevens of voor taken die dergelijke gegevens noodzakelijk maken en/of bevatten.

(6)

Deze gemeenschappelijke minimumnormen dienen te gelden onverminderd de toepasselijke handelingen, met name Richtlijn 2004/18/EG (3), Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2000 (4) en de uitvoeringsvoorschriften daarvan en de WTO-overeenkomst inzake overheidsopdrachten (GPA),

BESLUIT:

Artikel 1

De navolgende zin wordt toegevoegd aan punt 8 van deel I van de bijlage bij Besluit 2001/264/EG:

„Dergelijke minimumnormen omvatten tevens minimumnormen die moeten worden toegepast wanneer het secretariaat-generaal van de Raad bij industriële of andere entiteiten opdrachten plaatst voor taken die betrekking hebben op gerubriceerde EU-gegevens of voor taken die dergelijke gegevens noodzakelijk maken en/of bevatten: deze gemeenschappelijke minimumnormen zijn opgenomen in afdeling XIII van deel II.”.

Artikel 2

De tekst in de bijlage bij dit besluit wordt als afdeling XIII toegevoegd aan deel II van de bijlage bij Besluit 2001/264/EG.

Artikel 3

Dit besluit wordt van kracht op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 20 december 2005.

Voor de Raad

De voorzitster

M. BECKETT


(1)  PB L 106 van 15.4.2004, blz. 22. Besluit gewijzigd bij Besluit 2004/701/EG, Euratom (PB L 319 van 20.10.2004, blz. 15).

(2)  PB L 101 van 11.4.2001, blz. 1. Besluit laatstelijk gewijzigd bij Besluit 2005/571/EG (PB L 193 van 23.7.2005, blz. 31).

(3)  Richtlijn 2004/18/EG van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor werken, leveringen en diensten (PB L 134 van 30.4.2004, blz. 114).

(4)  Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1).


BIJLAGE

„AFDELING XIII

GEMEENSCHAPPELIJKE MINIMUMNORMEN VOOR INDUSTRIËLE VEILIGHEID

1.

Deze afdeling gaat over de beveiligingsaspecten van industriële activiteiten die specifiek verband houden met de onderhandelingen over en het plaatsen van opdrachten voor taken die betrekking hebben op gerubriceerde EU-gegevens of voor taken die dergelijke gegevens noodzakelijk maken en/of bevatten, alsmede de uitvoering daarvan door industriële of andere entiteiten, met inbegrip van de vrijgave van of de toegang tot gerubriceerde EU-gegevens tijdens de procedure voor het plaatsen van overheidsopdrachten (aanbestedingstermijn en precontractuele onderhandelingen).

DEFINITIES

2.

Voor de toepassing van deze gemeenschappelijke minimumnormen gelden de volgende definities:

a)

„gerubriceerde opdracht”: een overeenkomst voor de levering van producten, de uitvoering van werken of de verrichting van diensten waarvan de uitvoering toegang tot of opstelling van gerubriceerde EU-gegevens vereist of behelst;

b)

„gerubriceerde onderaanneming”: een overeenkomst tussen een aannemer en een andere aannemer (de onderaannemer) voor de levering van goederen, de uitvoering van werken of de verrichting van diensten waarvan de uitvoering toegang tot of opstelling van gerubriceerde EU-gegevens vereist of behelst;

c)

„aannemer”: een particulier persoon of een juridisch lichaam, in rechte bekwaam om overeenkomsten te sluiten;

d)

„aangewezen veiligheidsinstantie” (AVI): een autoriteit onder het gezag van de nationale veiligheidsinstantie (NVI) van een EU-lidstaat die tot taak heeft industriële of andere entiteiten te informeren over alle aspecten van het nationaal beleid inzake industriële veiligheid, en leiding en bijstand te verlenen bij de uitvoering ervan. De NVI kan de rol van AVI op zich nemen;

e)

„veiligheidsmachtiging voor een vestiging” (VMV): een administratieve beslissing van een NVI/AVI waaruit blijkt dat de vestiging vanuit beveiligingsoogpunt afdoende bescherming biedt voor de beveiliging van gerubriceerde EU-gegevens met een bepaalde rubriceringsgraad, en dat alle personeelsleden die toegang tot gerubriceerde EU-gegevens moeten hebben, een passend veiligheidsonderzoek hebben ondergaan en informatie hebben ontvangen over de toepasselijke beveiligingseisen die nodig zijn om gerubriceerde EU-gegevens te kunnen raadplegen en beschermen;

f)

„industriële of andere entiteit”: een entiteit die betrokken is bij de levering van goederen, de uitvoering van werkzaamheden of de verlening van diensten; het kan hierbij gaan om entiteiten die actief zijn op het gebied van industrie, handel, diensten, wetenschappen, onderzoek, onderwijs of ontwikkeling;

g)

„industriële veiligheid”: de toepassing van beschermingsmaatregelen en -procedures om het verlies of de compromittering te voorkomen, op te sporen en te herstellen van gerubriceerde EU-gegevens die tijdens de precontractuele onderhandelingen en overeenkomsten door een aannemer of een onderaannemer worden verwerkt;

h)

„nationale veiligheidsinstantie (NVI)”: een overheidsinstantie van een EU-lidstaat die de uiteindelijke verantwoordelijkheid draagt voor de bescherming van gerubriceerde EU-gegevens;

i)

„algehele rubriceringsgraad van een opdracht”: de vaststelling van de rubriceringsgraad van de gehele opdracht op basis van de rubricering van informatie die en/of materiaal dat in elk van de fasen van de algehele opdracht zal of kan worden opgesteld, vrijgegeven of geraadpleegd. De algehele rubriceringsgraad van een opdracht kan niet lager zijn dan de hoogste rubricering van een van haar onderdelen, maar kan hoger zijn ten gevolge van de samenvoeging;

j)

„memorandum over de beveiligingsaspecten (MBA)”: een geheel van bijzondere, door de aanbestedende instantie uitgevaardigde contractvoorwaarden die een integrerend deel vormen van een gerubriceerde opdracht die de toegang tot of de opstelling van gerubriceerde EU-gegevens behelst, en waarin de beveiligingseisen of de onderdelen van de opdracht die beveiligd moeten worden, worden genoemd;

k)

„gids voor beveiligingsrubricering (GBR)”: een document waarin wordt bepaald welke elementen van een programma of opdracht gerubriceerd zijn en wat de toepasselijke rubriceringsgraden zijn. De gids voor beveiligingsrubricering kan gedurende de looptijd van het programma of de opdracht worden uitgebreid en gegevens kunnen geherrubriceerd worden of een lagere rubricering krijgen; de GBR moet een onderdeel van het MBA zijn.

ORGANISATIE

3.

Het secretariaat-generaal van de Raad kan bij industriële of andere in een lidstaat ingeschreven entiteiten opdrachten plaatsen voor taken die betrekking hebben op gerubriceerde EU-gegevens of voor taken die dergelijke gegevens noodzakelijk maken en/of bevatten.

4.

Wanneer het secretariaat-generaal van de Raad gerubriceerde opdrachten plaatst, zorgt het ervoor dat aan alle eisen die uit deze minimumnormen voortvloeien, wordt voldaan.

5.

Iedere lidstaat zorgt ervoor dat zijn nationale veiligheidsinstantie (NVI) een aangepaste structuur heeft met behulp waarvan deze minimumnormen kunnen worden toegepast op industriële veiligheid. Deze structuur kan een of meer aangewezen veiligheidsinstanties (AVI) omvatten.

6.

De uiteindelijke verantwoordelijkheid voor de bescherming van gerubriceerde EU-gegevens in industriële of andere entiteiten berust bij het bestuur van die entiteiten.

7.

Bij iedere opdracht of onderaanneming die binnen het toepassingsgebied van deze minimumvoorschriften valt, stellen het secretariaat-generaal van de Raad en/of de NVI/AVI, naargelang het geval, de NVI/AVI van de lidstaat waar de aannemer of onderaannemer is ingeschreven, onmiddellijk op de hoogte.

GERUBRICEERDE OPDRACHTEN

8.

Bij de beveiligingsrubricering van gerubriceerde opdrachten worden de volgende beginselen in aanmerking genomen:

a)

het secretariaat-generaal van de Raad bepaalt, naargelang het geval, welke aspecten van de opdracht bescherming behoeven en stelt op grond hiervan de rubriceringsgraad vast. Daarbij moet het rekening houden met de oorspronkelijke rubriceringsgraad die door de opsteller is toegekend aan de gegevens die vóór het plaatsen van de opdracht gegenereerd zijn;

b)

de algehele rubriceringsgraad van de opdracht kan niet lager zijn dan de hoogste rubricering van een van haar onderdelen;

c)

gerubriceerde EU-gegevens die op grond van contractuele activiteiten worden gegenereerd, worden gerubriceerd overeenkomstig de gids voor beveiligingsrubricering (GBR);

d)

in voorkomend geval dient het secretariaat-generaal van de Raad de algehele rubriceringsgraad van de opdracht, dan wel de rubriceringsgraad van een van de onderdelen ervan, in overleg met de opsteller te wijzigen, en alle betrokkenen daarvan op de hoogte te stellen;

e)

gerubriceerde gegevens die aan de aannemer of onderaannemer worden vrijgegeven of die op grond van de contractuele activiteiten worden gegenereerd, mogen niet voor andere doeleinden worden gebruikt dan die welke in de gerubriceerde opdracht zijn omschreven en mogen niet aan derden worden vrijgegeven zonder de voorafgaande schriftelijke toestemming van de opsteller.

9.

De NVI/AVI’s van de lidstaten zorgen ervoor dat aannemers of onderaannemers bij wie een gerubriceerde opdracht wordt geplaatst die verband houdt met als CONFIDENTIEL UE of SECRET UE gerubriceerde gegevens, alle dienstige maatregelen nemen ter bescherming van de gerubriceerde EU-gegevens die aan hen worden vrijgegeven of door hen worden gegenereerd bij de uitvoering van de gerubriceerde opdracht, in overeenstemming met hun nationale wetten en voorschriften. Niet-naleving van de beveiligingsvoorschriften kan tot beëindiging van de opdracht leiden.

10.

Alle industriële of andere entiteiten die deelnemen aan gerubriceerde opdrachten die inhouden dat als CONFIDENTIEL UE of SECRET UE gerubriceerde gegevens worden geraadpleegd, moeten over een nationale veiligheidsmachtiging voor een vestiging beschikken. De VMV wordt verleend door de NVI/AVI van een lidstaat om te bevestigen dat de vestiging een adequate beveiliging van gerubriceerde EU-gegevens in de juiste rubriceringsgraad kan verlenen en waarborgen.

11.

De NVI/AVI is verantwoordelijk voor de toekenning, overeenkomstig de nationale voorschriften, van een persoonlijke veiligheidsmachtiging (PVM) aan iedere persoon die werkzaam is bij de in die lidstaat geregistreerde industriële of andere entiteiten en die op grond van zijn taken toegang tot als CONFIDENTIEL UE of SECRET UE gerubriceerde EU-gegevens moet hebben in het kader van een gerubriceerde opdracht.

12.

Gerubriceerde opdrachten moeten een MBA omvatten dat aan de in punt 2, onder j), genoemde definitie voldoet. Het MBA moet een GBR bevatten.

13.

Vóór het begin van de onderhandelingen over een gerubriceerde opdracht neemt het secretariaat-generaal van de Raad contact op met de NVI/AVI van de lidstaten waar de betrokken industriële of andere entiteit geregistreerd is om bevestiging te verkrijgen dat deze houder is van een geldige VMV die aangepast is aan de rubriceringsgraad van de opdracht.

14.

De aanbestedende instantie mag geen gerubriceerde opdracht aan een geselecteerde inschrijver toekennen zonder een geldig VMV-certificaat te hebben ontvangen.

15.

Behoudens andersluidende bepaling in de nationale wetten en voorschriften van de lidstaten is een VMV niet vereist voor opdrachten die betrekking hebben op als RESTREINT UE gerubriceerde gegevens.

16.

Bij aanbestedingen voor gerubriceerde opdrachten moeten de uitnodigingen een bepaling bevatten die vereist dat de inschrijver die uiteindelijk geen offerte doet, of die niet wordt geselecteerd, alle documenten binnen een bepaalde termijn terugzendt.

17.

Het is mogelijk dat een aannemer op diverse niveaus met onderaannemers moet onderhandelen over gerubriceerde onderaanneming. Het is de verantwoordelijkheid van de aannemer dat alle onderaannemingsactiviteiten verlopen in overeenstemming met de gemeenschappelijke minimumvoorschriften van deze afdeling. De aannemer mag evenwel geen gerubriceerde EU-gegevens of gerubriceerd EU-materiaal doorgeven aan een onderaannemer zonder schriftelijke toestemming van de verstrekker ervan.

18.

De voorwaarden waaronder een aannemer een beroep kan doen op onderaannemers moeten in de aanbesteding en de opdracht worden omschreven. Entiteiten die geregistreerd zijn in landen die geen lidstaat van de Europese Unie zijn, mogen zonder de uitdrukkelijke schriftelijke toestemming van het secretariaat-generaal van de Raad niet als onderaannemer worden ingeschakeld.

19.

Tijdens de gehele looptijd van de opdracht ziet de bevoegde NVI/AVI, in coördinatie met het secretariaat-generaal van de Raad, toe op de naleving van alle beveiligingsbepalingen. Van beveiligingsincidenten wordt overeenkomstig de bepalingen van deel II, afdeling X, van deze beveiligingsvoorschriften onmiddellijk verslag uitgebracht. De wijziging of intrekking van een VMV wordt onmiddellijk gemeld aan het secretariaat-generaal van de Raad en aan alle NVI/AVI’s die van het bestaan van de VMV in kennis waren gesteld.

20.

Het secretariaat-generaal van de Raad en/of de NVI/AVI, naargelang het geval, meldt de beëindiging van een gerubriceerde opdracht of gerubriceerde onderaanneming onmiddellijk aan de NVI/AVI’s van de lidstaten waar de aannemer of onderaannemer is geregistreerd.

21.

De aannemers en onderaannemers moeten de in deze afdeling opgenomen gemeenschappelijke minimumvoorschriften in acht blijven nemen en de vertrouwelijkheid van de gerubriceerde gegevens verzekeren na de beëindiging of voltooiing van de gerubriceerde opdracht of onderaanneming.

22.

Specifieke bepalingen over de verwijdering van gerubriceerde gegevens aan het einde van de opdracht worden opgenomen in het MBA of in andere relevante bepalingen waarin de beveiligingseisen worden vastgesteld.

BEZOEKEN

23.

Bezoeken van personeelsleden van het secretariaat-generaal van de Raad aan industriële of andere entiteiten in de lidstaten welke gerubriceerde EU-opdrachten uitvoeren, moeten met de bevoegde NVI/AVI worden overeengekomen. Bezoeken van werknemers van industriële of andere entiteiten in het kader van een gerubriceerde EU-opdracht moeten worden overeengekomen tussen de betrokken NVI/AVI’s. De NVI/AVI’s die betrokken zijn bij een gerubriceerde EU-opdracht kunnen evenwel een procedure overeenkomen waarmee bezoeken van werknemers van industriële of andere entiteiten rechtstreeks kunnen worden geregeld.

OVERDRACHT EN VERVOER VAN GERUBRICEERDE EU-GEGEVENS

24.

Op de overdracht van gerubriceerde EU-gegevens zijn de bepalingen van deel II, afdeling VII, hoofdstuk II en, in voorkomend geval, van afdeling XI van de onderhavige beveiligingsvoorschriften van toepassing. Ter aanvulling van die bepalingen gelden de vigerende procedures tussen de lidstaten.

25.

Het internationaal vervoer van gerubriceerd EU-materiaal dat betrekking heeft op gerubriceerde opdrachten geschiedt in overeenstemming met de nationale procedures van de lidstaten. De volgende beginselen worden toegepast bij de opstelling van de beveiligingsregelingen voor internationaal vervoer:

a)

de beveiliging wordt tijdens alle fasen van het vervoer en onder alle omstandigheden gewaarborgd, van het punt van oorsprong tot de uiteindelijke bestemming;

b)

de mate van bescherming die aan een zending wordt verleend, wordt bepaald door de hoogste rubriceringsgraad van het materiaal dat zij bevat;

c)

in voorkomend geval wordt een VMV verkregen voor de ondernemingen die het vervoer verzorgen. In dat geval moeten de personeelsleden die de zending behandelen in overeenstemming met de gemeenschappelijke minimumvoorschriften van deze afdeling een veiligheidsonderzoek ondergaan;

d)

de reizen geschieden zoveel mogelijk zonder onderbreking, en worden zo snel als de omstandigheden toelaten, uitgevoerd;

e)

waar mogelijk leiden de routes alleen door EU-lidstaten. Routes door niet-lidstaten mogen alleen worden gevolgd met de toestemming van de NVI/AVI van de staat van de verzender en de staat van de geadresseerde;

f)

vóór iedere verplaatsing van gerubriceerd EU-materiaal stelt de verzender een vervoerplan op, dat wordt goedgekeurd door de betrokken NVI/AVI’s.”


29.12.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 346/24


BESLUIT VAN DE RAAD

van 20 december 2005

betreffende de sluiting van een overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Gemeenschap en Thailand overeenkomstig artikel XXVIII van de GATT 1994 inzake de wijziging van concessies voor rijst die zijn opgenomen in de aan de GATT 1994 gehechte EG-lijst CXL

(2005/953/EG)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 133, juncto artikel 300, lid 2, eerste alinea, eerste zin,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 26 juni 2003 heeft de Raad de Commissie gemachtigd om overeenkomstig artikel XXVIII van de GATT 1994 onderhandelingen te beginnen met het oog op de wijziging van bepaalde concessies voor rijst. Bijgevolg heeft de Europese Gemeenschap de WTO op 2 juli 2003 in kennis gesteld van haar voornemen om bepaalde in EG-lijst CXL opgenomen concessies te wijzigen.

(2)

De Commissie heeft in overleg met het bij artikel 133 van het Verdrag ingestelde comité onderhandelingen gevoerd aan de hand van de door de Raad vastgestelde onderhandelingsrichtsnoeren.

(3)

De Commissie heeft onderhandeld met de Verenigde Staten van Amerika, die een belang van voornaamste leverancier voor producten van GS-code 1006 20 (gedopte rijst) en een belang van belangrijke leverancier voor producten van GS-code 1006 30 (halfwitte of volwitte rijst) hebben, met Thailand, dat een belang van voornaamste leverancier voor producten van GS-code 1006 30 (halfwitte of volwitte rijst) en een belang van belangrijke leverancier voor producten van GS-code 1006 20 (gedopte rijst) heeft, en met India en Pakistan, die elk een belang van belangrijke leverancier voor producten van GS-code 1006 20 (gedopte rijst) hebben.

(4)

De overeenkomsten met India en met Pakistan zijn namens de Gemeenschap goedgekeurd bij Besluit 2004/617/EG (1) respectievelijk Besluit 2004/618/EG (2). Nieuwe tarieven voor gedopte rijst (GN-code 1006 20) en halfwitte of volwitte rijst (GN-code 1006 30) zijn vastgesteld bij Besluit 2004/619/EG (3). De overeenkomst met de Verenigde Staten van Amerika is goedgekeurd bij Besluit 2005/476/EG (4).

(5)

De Commissie heeft nu met succes onderhandeld over een overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Gemeenschap en Thailand, welke overeenkomst daarom moet worden goedgekeurd.

(6)

Ter wille van de volledige toepassing van de overeenkomst vanaf 1 september 2005 en in afwachting dat Verordening (EG) nr. 1785/2003 van de Raad van 29 september 2003 houdende een gemeenschappelijke ordening van de rijstmarkt (5) wordt gewijzigd, moet de Commissie worden gemachtigd om tijdelijke afwijkingen van die verordening en de nodige uitvoeringsmaatregelen vast te stellen.

(7)

De voor de uitvoering van dit besluit vereiste maatregelen moeten worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden (6),

BESLUIT:

Artikel 1

De overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Gemeenschap en Thailand overeenkomstig artikel XXVIII van de GATT 1994 inzake de wijziging van concessies voor rijst die zijn opgenomen in de aan de GATT 1994 gehechte EG-lijst CXL, wordt namens de Gemeenschap goedgekeurd.

De tekst van de overeenkomst is aan dit besluit gehecht.

Artikel 2

1.   Voorzover dit nodig is om deze overeenkomst volledig te kunnen toepassen vanaf 1 september 2005, mag de Commissie volgens de in artikel 3, lid 2, van dit besluit bedoelde procedure afwijken van Verordening (EG) nr. 1785/2003 totdat die verordening is gewijzigd, maar uiterlijk tot en met 30 juni 2006.

2.   De Commissie stelt de uitvoeringsbepalingen van de overeenkomst vast volgens de in artikel 3, lid 2, van dit besluit bedoelde procedure.

Artikel 3

1.   De Commissie wordt bijgestaan door het bij artikel 25 van Verordening (EG) nr. 1784/2003 (7) ingestelde Comité van beheer voor granen.

2.   Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 4 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing.

De in artikel 4, lid 3, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn wordt vastgesteld op één maand.

3.   Het comité stelt zijn reglement van orde vast.

Artikel 4

De voorzitter van de Raad is gemachtigd de persoon aan te wijzen die bevoegd is de overeenkomst te ondertekenen teneinde daardoor de Gemeenschap te binden (8).

Gedaan te Brussel, 20 december 2005.

Voor de Raad

De voorzitster

M. BECKETT


(1)  PB L 279 van 28.8.2004, blz. 17.

(2)  PB L 279 van 28.8.2004, blz. 23.

(3)  PB L 279 van 28.8.2004, blz. 29.

(4)  PB L 170 van 1.7.2005, blz. 67.

(5)  PB L 270 van 21.10.2003, blz. 96.

(6)  PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.

(7)  PB L 270 van 21.10.2003, blz. 78.

(8)  De datum van inwerkingtreding van de overeenkomst zal door het secretariaat-generaal van de Raad bekend worden gemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.


OVEREENKOMST IN DE VORM VAN EEN BRIEFWISSELING

tussen de Europese Gemeenschap en Thailand overeenkomstig artikel XXVIII van de GATT 1994 inzake de wijziging van concessies voor rijst die zijn opgenomen in de aan de Gatt 1994 gehechte EG-lijst CXL

Brussel, 20 december 2005.

Mijnheer,

Na onderhandelingen tussen de Europese Gemeenschap (EG) en het Koninkrijk Thailand (Thailand) overeenkomstig artikel XXVIII van de GATT 1994 over de wijziging van concessies voor rijst die zijn opgenomen in de EG-lijst CXL die is gehecht aan de Algemene Overeenkomst inzake Tarieven en Handel 1994 (GATT 1994), stemt de Europese Gemeenschap in met de hierna vermelde conclusies.

1.

De geconsolideerde rechten voor gedopte rijst (GS-onderverdeling 1006 20), halfwitte of volwitte rijst (GS-onderverdeling 1006 30) en breukrijst (GS-onderverdeling 1006 40) bedragen respectievelijk 65 EUR/ton, 175 EUR/ton en 128 EUR/ton.

2.

De Europese Gemeenschap past voor halfwitte of volwitte rijst (GS-onderverdeling 1006 30) een recht toe overeenkomstig de punten 3 tot en met 6.

3.

De twaalfmaandsreferentie-invoer is gelijk aan de gemiddelde totale invoer van halfwitte of volwitte rijst in de EG-25 uit alle landen van oorsprong in de (van 1 september tot en met 31 augustus lopende) verkoopseizoenen 2001/2002-2003/2004, verhoogd met 10 % (wat uitkomt op 337 168 ton).

4.

Zesmaandsreferentie-invoer: voor elk verkoopseizoen wordt een zesmaandsreferentie-invoer berekend die gelijk is aan 47 % van de overeenkomstig punt 3 berekende twaalfmaandsreferentie-invoer (dus 158 469 ton).

5.

Aanpassing van het toegepaste tarief halverwege het verkoopseizoen: binnen tien dagen na afloop van de eerste zes maanden van elk verkoopseizoen beziet de Europese Gemeenschap het toegepaste tarief en past zij het zo nodig aan volgens de onderstaande regels:

a)

indien de werkelijke invoer van halfwitte of volwitte rijst in de net voorbije periode van zes maanden meer dan 15 % groter was dan de overeenkomstig punt 4 berekende zesmaandsreferentie-invoer voor die periode (dat wil zeggen meer dan 182 239 ton bedroeg), past de Europese Gemeenschap een tarief van 175 EUR/ton toe;

b)

indien de werkelijke invoer van halfwitte of volwitte rijst in de net voorbije periode van zes maanden niet groter was dan de overeenkomstig punt 4 berekende zesmaandsreferentie-invoer voor die periode, verhoogd met 15 % (dat wil zeggen niet meer dan 182 239 ton bedroeg), past de Europese Gemeenschap een tarief van 145 EUR/ton toe.

Voor de toepassing van de punten a) en b) wordt onder de werkelijke invoer van halfwitte of volwitte rijst verstaan alle onder GS-onderverdeling 1006 30 vallende invoer in de EG-25 uit alle landen van oorsprong.

6.

Aanpassing van het toegepaste tarief aan het einde van het verkoopseizoen: binnen tien dagen na afloop van het verkoopseizoen beziet de Europese Gemeenschap het toegepaste tarief en past zij het zo nodig aan volgens de onderstaande regels:

a)

indien de werkelijke invoer van halfwitte of volwitte rijst in het net voorbije verkoopseizoen meer dan 15 % groter was dan de overeenkomstig punt 3 berekende twaalfmaandsreferentie-invoer voor dat verkoopseizoen (dat wil zeggen meer dan 387 743 ton bedroeg), past de Europese Gemeenschap een tarief van 175 EUR/ton toe;

b)

indien de werkelijke invoer van halfwitte of volwitte rijst in het net voorbije verkoopseizoen niet groter was dan de overeenkomstig punt 3 berekende twaalfmaandsreferentie-invoer voor dat verkoopseizoen, verhoogd met 15 % (dat wil zeggen niet meer dan 387 743 ton bedroeg), past de Europese Gemeenschap een tarief van 145 EUR/ton toe.

Voor de toepassing van de punten a) en b) wordt onder de werkelijke invoer van halfwitte of volwitte rijst verstaan alle onder GS-onderverdeling 1006 30 vallende invoer in de EG-25 uit alle landen van oorsprong.

7.

Tariefcontingent: de Europese Gemeenschap opent een nieuw jaarlijks tariefcontingent van 13 500 ton halfwitte of volwitte rijst, waarvan 4 313 ton wordt toegewezen aan Thailand. Het contingenttarief is gelijk aan nul.

8.

Breukrijst: voor rijst van GS-onderverdeling 1006 40 past de Europese Gemeenschap een invoerrecht van 65 EUR/ton toe.

9.

De omvang van het huidige tariefcontingent voor breukrijst wordt verhoogd tot 100 000 ton. Het contingentrecht is gelijk aan het in het bovenstaande punt 8 vermelde recht, verlaagd met 30,77 %.

10.

Gegevens: de werkelijke invoer over zes maanden en de werkelijke invoer in een verkoopseizoen zoals bedoeld in de punten 5 en 6 worden berekend aan de hand van de gegevens in de EG-invoercertificaten voor rijst. De Europese Gemeenschap maakt deze gegevens op weekbasis bekend op het internet.

11.

Doorzichtigheid: de Europese Gemeenschap maakt elke aanpassing van het toegepaste tarief onmiddellijk openbaar.

12.

Overleg: op verzoek van een partij beginnen de partijen binnen 30 dagen na de ontvangst van dat verzoek met overleg over aangelegenheden die onder deze overeenkomst vallen.

13.

De bepalingen van deze overeenkomst zijn van toepassing met ingang van 1 september 2005.

Ik moge u verzoeken mij te willen meedelen dat uw regering met het bovenstaande instemt.

Gelieve, mijnheer, de verzekering van mijn bijzondere hoogachting te aanvaarden.

Namens de Europese Gemeenschap

Image

Bangkok, 21 december 2005.

Mijnheer,

Ik moge u de ontvangst bevestigen van uw brief van heden die als volgt luidt:

„Na onderhandelingen tussen de Europese Gemeenschap (EG) en het Koninkrijk Thailand (Thailand) overeenkomstig artikel XXVIII van de GATT 1994 over de wijziging van concessies voor rijst die zijn opgenomen in de EG-lijst CXL die is gehecht aan de Algemene Overeenkomst inzake Tarieven en Handel 1994 (GATT 1994), stemt de Europese Gemeenschap in met de hierna vermelde conclusies.

1.

De geconsolideerde rechten voor gedopte rijst (GS-onderverdeling 1006 20), halfwitte of volwitte rijst (GS-onderverdeling 1006 30) en breukrijst (GS-onderverdeling 1006 40) bedragen respectievelijk 65 EUR/ton, 175 EUR/ton en 128 EUR/ton.

2.

De Europese Gemeenschap past voor halfwitte of volwitte rijst (GS-onderverdeling 1006 30) een recht toe overeenkomstig de punten 3 tot en met 6.

3.

De twaalfmaandsreferentie-invoer is gelijk aan de gemiddelde totale invoer van halfwitte of volwitte rijst in de EG-25 uit alle landen van oorsprong in de (van 1 september tot en met 31 augustus lopende) verkoopseizoenen 2001/2002-2003/2004, verhoogd met 10 % (wat uitkomt op 337 168 ton).

4.

Zesmaandsreferentie-invoer: voor elk verkoopseizoen wordt een zesmaandsreferentie-invoer berekend die gelijk is aan 47 % van de overeenkomstig punt 3 berekende twaalfmaandsreferentie-invoer (dus 158 469 ton).

5.

Aanpassing van het toegepaste tarief halverwege het verkoopseizoen: binnen tien dagen na afloop van de eerste zes maanden van elk verkoopseizoen beziet de Europese Gemeenschap het toegepaste tarief en past zij het zo nodig aan volgens de onderstaande regels:

a)

indien de werkelijke invoer van halfwitte of volwitte rijst in de net voorbije periode van zes maanden meer dan 15 % groter was dan de overeenkomstig punt 4 berekende zesmaandsreferentie-invoer voor die periode (dat wil zeggen meer dan 182 239 ton bedroeg), past de Europese Gemeenschap een tarief van 175 EUR/ton toe;

b)

indien de werkelijke invoer van halfwitte of volwitte rijst in de net voorbije periode van zes maanden niet groter was dan de overeenkomstig punt 4 berekende zesmaandsreferentie-invoer voor die periode, verhoogd met 15 % (dat wil zeggen niet meer dan 182 239 ton bedroeg), past de Europese Gemeenschap een tarief van 145 EUR/ton toe.

Voor de toepassing van de punten a) en b) wordt onder de werkelijke invoer van halfwitte of volwitte rijst verstaan alle onder GS-onderverdeling 1006 30 vallende invoer in de EG-25 uit alle landen van oorsprong.

6.

Aanpassing van het toegepaste tarief aan het einde van het verkoopseizoen: binnen tien dagen na afloop van het verkoopseizoen beziet de Europese Gemeenschap het toegepaste tarief en past zij het zo nodig aan volgens de onderstaande regels:

a)

indien de werkelijke invoer van halfwitte of volwitte rijst in het net voorbije verkoopseizoen meer dan 15 % groter was dan de overeenkomstig punt 3 berekende twaalfmaandsreferentie-invoer voor dat verkoopseizoen (dat wil zeggen meer dan 387 743 ton bedroeg), past de Europese Gemeenschap een tarief van 175 EUR/ton toe;

b)

indien de werkelijke invoer van halfwitte of volwitte rijst in het net voorbije verkoopseizoen niet groter was dan de overeenkomstig punt 3 berekende twaalfmaandsreferentie-invoer voor dat verkoopseizoen, verhoogd met 15 % (dat wil zeggen niet meer dan 387 743 ton bedroeg), past de Europese Gemeenschap een tarief van 145 EUR/ton toe.

Voor de toepassing van de punten a) en b) wordt onder de werkelijke invoer van halfwitte of volwitte rijst verstaan alle onder GS-onderverdeling 1006 30 vallende invoer in de EG-25 uit alle landen van oorsprong.

7.

Tariefcontingent: de Europese Gemeenschap opent een nieuw jaarlijks tariefcontingent van 13 500 ton halfwitte of volwitte rijst, waarvan 4 313 ton wordt toegewezen aan Thailand. Het contingenttarief is gelijk aan nul.

8.

Breukrijst: voor rijst van GS-onderverdeling 1006 40 past de Europese Gemeenschap een invoerrecht van 65 EUR/ton toe.

9.

De omvang van het huidige tariefcontingent voor breukrijst wordt verhoogd tot 100 000 ton. Het contingentrecht is gelijk aan het in het bovenstaande punt 8 vermelde recht, verlaagd met 30,77 %.

10.

Gegevens: de werkelijke invoer over zes maanden en de werkelijke invoer in een verkoopseizoen zoals bedoeld in de punten 5 en 6 worden berekend aan de hand van de gegevens in de EG-invoercertificaten voor rijst. De Europese Gemeenschap maakt deze gegevens op weekbasis bekend op het internet.

11.

Doorzichtigheid: de Europese Gemeenschap maakt elke aanpassing van het toegepaste tarief onmiddellijk openbaar.

12.

Overleg: op verzoek van een partij beginnen de partijen binnen 30 dagen na de ontvangst van dat verzoek met overleg over aangelegenheden die onder deze overeenkomst vallen.

13.

De bepalingen van deze overeenkomst zijn van toepassing met ingang van 1 september 2005.

Ik moge u verzoeken mij te willen meedelen dat uw regering met het bovenstaande instemt.

Gelieve, mijnheer, de verzekering van mijn bijzondere hoogachting te aanvaarden.”.

Ik moge u meedelen dat mijn regering met het bovenstaande instemt.

Gelieve, mijnheer, de verzekering van mijn bijzondere hoogachting te aanvaarden.

Voor het Koninkrijk Thailand

Image


29.12.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 346/30


Informatie betreffende de inwerkingtreding van Besluit 2005/953/EG van de Raad betreffende de sluiting van een overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Gemeenschap en Thailand overeenkomstig artikel XXVIII van de GATT 1994 inzake de wijziging van concessies voor rijst die zijn opgenomen in de aan de GATT 1994 gehechte EG-lijst CXL

Deze overeenkomst is op de datum van ondertekening, 21 december 2005, in werking getreden.


29.12.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 346/31


BESLUIT VAN DE RAAD

van 21 december 2005

betreffende een wijziging van de Overeenkomst tot oprichting van de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling (EBWO) om de Bank in staat te stellen werkzaamheden in Mongolië te financieren

(2005/954/EG)

DE RAAD VAN DE EUROPSE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 181a,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Parlement (1),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Hoewel Mongolië sinds 2000 lid is van de EBWO, is de Bank momenteel niet gemachtigd uit eigen middelen gefinancierde werkzaamheden in het land te ontplooien.

(2)

In reactie op het verzoek van de eerste minister van Mongolië heeft de Raad van Bewind van de EBWO unaniem zijn steun uitgesproken voor de toelating van Mongolië als ontvangend land van de Bank.

(3)

Bij een op 30 januari 2004 aangenomen resolutie heeft de Raad van Gouverneurs ingestemd met de noodzakelijke wijziging van de Overeenkomst tot oprichting van de Bank om deze in staat te stellen werkzaamheden in Mongolië te financieren. Alle gouverneurs van de Bank, met inbegrip van de gouverneur die de Europese Gemeenschap vertegenwoordigt, hebben voor deze wijziging gestemd.

(4)

Aangezien de wijziging betrekking heeft op het doel en de taken van de Bank, moet zij ook officieel worden aanvaard door alle leden van de Bank, met inbegrip van de Europese Gemeenschap.

(5)

Aanvaarding van deze wijziging door de Europese Gemeenschap is noodzakelijk om de communautaire doelstellingen op het gebied van economische, financiële en technische samenwerking met derde landen te realiseren,

BESLUIT:

Artikel 1

De wijziging van de Overeenkomst tot oprichting van de EBWO om de Bank in staat te stellen werkzaamheden in Mongolië te financieren, wordt namens de Gemeenschap goedgekeurd.

De tekst van de wijziging is aan dit besluit gehecht.

Artikel 2

De gouverneur van de EBWO die de Europese Gemeenschap vertegenwoordigt, zal de Bank de verklaring van aanvaarding van deze wijziging doen toekomen.

Gedaan te Brussel, 21 december 2005.

Voor de Raad

De voorzitter

B. BRADSHAW


(1)  Advies uitgebracht op 15 november 2005 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).


Wijziging van de Overeenkomst tot oprichting van de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling

Artikel 1 van de Overeenkomst wordt vervangen door:

„Artikel 1

Doel

De Bank heeft met haar bijdrage aan de economische vooruitgang en de wederopbouw ten doel de overgang naar een open markteconomie te bevorderen en het particuliere initiatief en de ondernemingsgeest aan te moedigen in de Centraal- en Oost-Europese landen die de beginselen van een democratie met een meerpartijenstelsel, pluralisme en een markteconomie aanhangen en toepassen. De doelstelling van de Bank mag eveneens worden uitgevoerd in Mongolië onder dezelfde voor-waarden. Elke verwijzing in deze Overeenkomst en de bijlagen daarbij naar „Centraal- en Oost-Europese landen”, „landen in Centraal- en Oost-Europa”, „ontvangend land (of ontvangende landen)” of „ontvangende lidstaat (of lidstaten)” heeft derhalve ook betrekking op Mongolië.”


Commissie

29.12.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 346/33


BESLUIT Nr. 3/2005 VAN HET GEMENGD LANDBOUWCOMITÉ, OPGERICHT BIJ DE OVEREENKOMST TUSSEN DE EUROPESE GEMEENSCHAP EN DE ZWITSERSE BONDSSTAAT INZAKE DE HANDEL IN LANDBOUWPRODUCTEN

van 19 december 2005

betreffende de aanpassing, in verband met de uitbreiding van de Europese Unie, van de bijlagen 1 en 2

(2005/955/EG)

HET GEMENGD LANDBOUWCOMITÉ,

Gelet op de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap (hierna „de EG” genoemd) enerzijds en de Zwitserse Bondsstaat anderzijds inzake de handel in landbouwproducten (hierna „de overeenkomst” te noemen), en met name op artikel 11,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De overeenkomst is op 1 juni 2002 in werking getreden en bevat onder meer de bijlagen 1 en 2, die betrekking hebben op de bilaterale handelsconcessies die door de partijen zijn verleend.

(2)

Op 1 mei 2004 is de Europese Unie uitgebreid door de toetreding van de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek.

(3)

Op de top tussen de EU en Zwitserland van 19 mei 2004 hebben de partijen overeenstemming bereikt over de aanpassing van de bilaterale handelsconcessies, uitgaande van het beginsel dat de betrokkenen de handelsstromen overeenkomstig de op grond van de bilaterale regelingen tussen de nieuwe lidstaten van de Europese Unie en Zwitserland verleende preferenties, door de betrokkenen na de datum van de uitbreiding van de EU grotendeels moeten handhaven.

(4)

De partijen hebben autonome overgangsmaatregelen getroffen om de continuïteit van de handelsstromen vanaf 1 mei 2004 te garanderen,

BESLUIT:

Artikel 1

De bijlagen 1 en 2 bij de overeenkomst worden vervangen door respectievelijk de bijlagen 1 en 2 bij dit besluit.

Artikel 2

De Zwitserse Bondsstaat bevestigt dat de Zwitserse uitvoer van runderen naar de Europese Gemeenschap zal voldoen aan de bij Verordening (EG) nr. 1760/2000 van het Europees Parlement en de Raad (1) vastgestelde identificatie- en registratieregeling.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2006.

Gedaan te Brussel, 19 december 2005.

Voor het Gemengd Landbouwcomité

Hoofd van de delegatie van de Europese Gemeenschap

Aldo LONGO

Hoofd van de Zwitserse delegatie

Christian HÄBERLI

Secretaris van het Gemengd Landbouwcomité

Remigi WINZAP


(1)  PB L 204 van 11.8.2000, blz. 1. Verordening gewijzigd bij de Toetredingsakte van 2003.


BIJLAGE 1

Concessies van Zwitserland

Zwitserland staat voor de hieronder vermelde producten van oorsprong uit de Gemeenschap de volgende tariefconcessies toe, eventueel voor een vastgestelde jaarlijkse hoeveelheid:

Tariefpost van Zwitserland

Omschrijving

Douanerecht

(CHF/100 kg brutogewicht)

Jaarlijkse hoeveelheid

in nettogewicht (ton)

0101 90 95

Levende paarden (met uitzondering van fokdieren van zuiver ras en slachtpaarden) (in aantallen stuks)

0

100 stuks

0207 14 81

Borsten van hanen en van kippen „pluimvee”, bevroren

15

2 000

0207 14 91

Delen en eetbare slachtafvallen van hanen en kippen „pluimvee”, levers daaronder begrepen (met uitzondering van borsten), bevroren

15

1 200

0207 27 81

Borsten van kalkoenen „pluimvee”, bevroren

15

800

0207 27 91

Delen en eetbare slachtafvallen van kalkoenen „pluimvee”, levers daaronder begrepen (met uitzondering van borsten), bevroren

15

600

0207 33 11

Eenden „pluimvee”, niet in stukken gesneden, bevroren

15

700

0207 34 00

Vette levers „foies gras” van eenden, ganzen of parelhoenders „pluimvee”, vers of gekoeld

9,5

20

0207 36 91

Delen en eetbare slachtafvallen van eenden, ganzen of parelhoenders „pluimvee”, bevroren (met uitzondering van vette levers „foies gras”)

15

100

0208 10 00

Vlees en eetbare slachtafvallen van konijnen of van hazen, vers, gekoeld of bevroren

11

1 700

0208 90 10

Vlees en eetbare slachtafvallen van wild, vers, gekoeld of bevroren (met uitzondering van die van hazen of van wilde zwijnen)

0

100

ex ex 0210 11 91

Hammen en delen daarvan, met been, van varkens (andere dan van wilde zwijnen), gezouten of gepekeld, gedroogd of gerookt

vrijgesteld

1 000 (1)

ex ex 0210 19 91

Hammen en delen daarvan, zonder been, van varkens (andere dan van wilde zwijnen), gezouten of gepekeld, gedroogd of gerookt

vrijgesteld

0210 20 10

Vlees, gedroogd, van runderen

vrijgesteld

200 (2)

ex ex 0407 00 10

Vogeleieren in de schaal, geschikt voor menselijke consumptie, vers, verduurzaamd of gekookt

47

150

ex ex 0409 00 00

Natuurlijke acaciahoning

8

200

ex ex 0409 00 00

Andere natuurhoning (andere dan acaciahoning)

26

50

0602 10 00

Stekken zonder wortels en enten

vrijgesteld

onbeperkt

 

Plantgoed in de vorm van onderstammen voor de teelt van pitvruchten (verkregen uit zaad of via vegetatieve vermeerdering):

vrijgesteld

 (3)

0602 20 11

— geënt, met naakte wortels

0602 20 19

— geënt, met kluit

0602 20 21

— niet geënt, met naakte wortels

0602 20 29

— niet geënt, met kluit

 

Plantgoed in de vorm van onderstammen voor de teelt van steenvruchten (verkregen uit zaad of via vegetatieve vermeerdering):

vrijgesteld

 (3)

0602 20 31

— geënt, met naakte wortels

0602 20 39

— geënt, met kluit

0602 20 41

— niet geënt, met naakte wortels

0602 20 49

— niet geënt, met kluit

 

Plantgoed voor de teelt van eetbare vruchten, andere dan in de vorm van onderstammen voor de teelt van pit- of steenvruchten (verkregen uit zaad of via vegetatieve vermeerdering):

vrijgesteld

onbeperkt

0602 20 51

— met naakte wortels

0602 20 59

— ander dan met naakte wortels

 

Bomen en heesters, voor de teelt van eetbare vruchten, met naakte wortels:

 

 

0602 20 71

— voor de teelt van pitvruchten

 

 

0602 20 72

— voor de teelt van steenvruchten

vrijgesteld

 (3)

0602 20 79

— andere dan voor de teelt van pit- of steenvruchten

vrijgesteld

onbeperkt

 

Bomen en heesters, voor de teelt van eetbare vruchten, met kluit:

 

 

0602 20 81

— voor de teelt van pitvruchten

 

 

0602 20 82

— voor de teelt van steenvruchten

vrijgesteld

 (3)

0602 20 89

— andere dan voor de teelt van pit- of steenvruchten

vrijgesteld

onbeperkt

0602 30 00

Rododendrons en azalea’s, ook indien geënt

vrijgesteld

onbeperkt

 

Rozenstruiken, ook indien geënt:

vrijgesteld

onbeperkt

0602 40 10

— wilde struikrozen en wilde stamrozen

 

— andere dan wilde struikrozen of wilde stamrozen:

0602 40 91

— met naakte wortels

0602 40 99

— andere dan met naakte wortels, met kluit

 

Plantgoed (verkregen uit zaad of via vegetatieve vermeerdering) van gebruiksplanten; champignonbroed:

vrijgesteld

onbeperkt

0602 90 11

— plantgoed voor groenten en opgerolde graszoden

0602 90 12

— champignonbroed

0602 90 19

— ander dan plantgoed voor groenten, opgerolde graszoden of champignonbroed

 

Andere levende planten (wortels daaronder begrepen):

vrijgesteld

onbeperkt

0602 90 91

— met naakte wortels

0602 90 99

— andere dan met naakte wortels, met kluit

0603 10 31

Afgesneden anjers, voor bloemstukken of voor versiering, vers, van 1 mei tot en met 25 oktober

vrijgesteld

1 000

0603 10 41

Afgesneden rozen, voor bloemstukken of voor versiering, vers, van 1 mei tot en met 25 oktober

 

Afgesneden bloemen, bloesems en bloemknoppen (andere dan anjers en rozen), voor bloemstukken of voor versiering, vers, van 1 mei tot en met 25 oktober:

0603 10 51

— houtachtig

0603 10 59

— niet houtachtig

0603 10 71

Afgesneden tulpen, voor bloemstukken of voor versiering, vers, van 26 oktober tot en met 30 april

vrijgesteld

onbeperkt

 

Afgesneden bloemen, bloesems en bloemknoppen (andere dan tulpen en rozen), voor bloemstukken of voor versiering, vers, van 26 oktober tot en met 30 april:

vrijgesteld

onbeperkt

0603 10 91

— houtachtig

0603 10 99

— niet houtachtig

 

Tomaten, vers of gekoeld:

vrijgesteld

10 000

 

— kerstomaten (cherry):

0702 00 10

— van 21 oktober tot en met 30 april

 

— tomaten Peretti (langwerpig):

0702 00 20

— van 21 oktober tot en met 30 april

 

— andere tomaten met een diameter van ten minste 80 mm (vleestomaten):

0702 00 30

— van 21 oktober tot en met 30 april

 

— andere:

0702 00 90

— van 21 oktober tot en met 30 april

 

IJsbergsla zonder buitenste blad:

vrijgesteld

2 000

0705 11 11

— van 1 januari tot eind februari

 

Witlof, vers of gekoeld:

vrijgesteld

2 000

0705 21 10

— van 21 mei tot en met 30 september

0707 00 30

Komkommers bestemd voor conserven, met een lengte van meer dan 6 cm doch niet meer dan 12 cm, vers of gekoeld, van 21 oktober tot en met 14 april

5

100

0707 00 31

Komkommers bestemd voor conserven, met een lengte van meer dan 6 cm doch niet meer dan 12 cm, vers of gekoeld, van 15 april tot en met 20 oktober

5

100

0707 00 50

Augurken, vers of gekoeld

3,5

300

 

Aubergines, vers of gekoeld:

vrijgesteld

1 000

0709 30 10

— van 16 oktober tot en met 31 mei

0709 51 00

0709 59 00

Paddestoelen, ook van het geslacht Agaricus, vers of gekoeld, met uitzondering van truffels

vrijgesteld

onbeperkt

 

Paprika’s, vers of gekoeld:

2,5

onbeperkt

0709 60 11

— van 1 november tot en met 31 maart

0709 60 12

Paprika’s, vers of gekoeld, van 1 april tot en met 31 oktober

5

1 300

 

Courgettes (inclusief bloemen van courgettes), vers of gekoeld:

vrijgesteld

2 000

0709 90 50

— van 31 oktober tot en met 19 april

ex ex 0710 80 90

Paddestoelen, ook indien gestoomd of in water gekookt, bevroren

vrijgesteld

onbeperkt

0711 90 90

Groenten en mengsels van groenten, voorlopig verduurzaamd (bijvoorbeeld door middel van zwaveldioxide of in water waaraan, voor het voorlopig verduurzamen, zout, zwavel of andere stoffen zijn toegevoegd), doch als zodanig niet geschikt voor dadelijke consumptie

0

150

0712 20 00

Uien, gedroogd, ook indien in stukken of in schijven gesneden, dan wel fijngemaakt of in poedervorm, doch niet op andere wijze bereid

0

100

0713 10 11

Erwten (pisum sativum), gedroogd, gepeld, heel, onbewerkt, voor het voederen van dieren

korting van 0,9 op het toegepaste recht

1 000

0713 10 19

Erwten (pisum sativum), gedroogd, gepeld, heel, onbewerkt, (met uitzondering van die voor het voederen van dieren, voor technisch gebruik of voor het brouwen van bier)

0

1 000

 

Hazelnoten (Corylus spp.), vers of gedroogd:

vrijgesteld

onbeperkt

0802 21 90

— in de dop, andere dan voor het voederen van dieren of olie-extractie

0802 22 90

— in de dop, andere dan voor het voederen van dieren of olie-extractie

ex ex 0802 90 90

Pijnboompitten, vers of gedroogd

vrijgesteld

onbeperkt

0805 10 00

Sinaasappelen, vers of gedroogd

vrijgesteld

onbeperkt

0805 20 00

Mandarijnen (tangerines en satsuma's daaronder begrepen); clementines, wilkings en dergelijke kruisingen van citrusvruchten, vers of gedroogd

vrijgesteld

onbeperkt

0807 11 00

Watermeloenen, vers

vrijgesteld

onbeperkt

0807 19 00

Meloenen, vers, andere dan watermeloenen

vrijgesteld

onbeperkt

 

Abrikozen, vers, in open verpakking:

vrijgesteld

2 000

0809 10 11

— van 1 september tot en met 30 juni

 

anders verpakt:

0809 10 91

— van 1 september tot en met 30 juni

0809 40 13

Pruimen, vers, in open verpakking, van 1 juli tot en met 30 september

0

600

0810 10 10

Aardbeien, vers, van 1 september tot en met 14 mei

vrijgesteld

10 000

0810 10 11

Aardbeien, vers, van 15 mei tot en met 31 augustus

0

200

0810 20 11

Frambozen, vers, van 1 juni tot en met 14 september

0

250

0810 50 00

Kiwi’s, vers

vrijgesteld

onbeperkt

ex ex 0811 10 00

Aardbeien, ook indien gestoomd of in water gekookt, bevroren, zonder toegevoegde suiker of andere zoetstoffen, niet verpakt voor de verkoop in het klein, bestemd voor industrieel gebruik

10

1 000

ex ex 0811 20 90

Frambozen, bramen, moerbeien, loganbessen en zwarte, witte of rode aalbessen of kruisbessen, ook indien gestoomd of in water gekookt, bevroren, zonder toegevoegde suiker of andere zoetstoffen, niet verpakt voor de verkoop in het klein, bestemd voor industrieel gebruik

10

1 000

0811 90 10

Blauwe bosbessen, ook indien gestoomd of in water gekookt, bevroren, al dan niet met toegevoegde suiker of andere zoetstoffen

0

200

0811 90 90

Eetbare vruchten, ook indien gestoomd of in water gekookt, al dan niet met toegevoegde suiker of andere zoetstoffen (met uitzondering van aardbeien, frambozen, bramen, moerbeien, loganbessen en zwarte, witte of rode aalbessen, blauwe bosbessen en tropische vruchten)

0

1 000

0904 20 90

Vruchten van de geslachten „capsicum” en „pimenta”, gedroogd, fijngemaakt of gemalen, bewerkt

0

150

0910 20 00

Saffraan

vrijgesteld

onbeperkt

1001 90 40

Tarwe en mengkoren (met uitzondering van harde tarwe), gedenatureerd, voor het voederen van dieren

korting van 0,6 op het toegepaste recht

50 000

1005 90 30

Maïs voor het voederen van dieren

korting van 0,5 op het toegepaste recht

13 000

 

Olijfolie, verkregen bij de eerste persing, andere dan voor het voederen van dieren:

 

 

1509 10 91

— in glazen recipiënten van ten hoogste 2 liter

60,60 (4)

onbeperkt

1509 10 99

— in glazen recipiënten van meer dan 2 liter, of in andere recipiënten

86,70 (4)

onbeperkt

 

Olijfolie en fracties daarvan, ook indien geraffineerd, doch niet chemisch gewijzigd, andere dan voor het voederen van dieren:

 

 

1509 90 91

— in glazen recipiënten van ten hoogste 2 liter

60,60 (4)

onbeperkt

1509 90 99

— in glazen recipiënten van meer dan 2 liter, of in andere recipiënten

86,70 (4)

onbeperkt

 

Tomaten, geheel of in stukken, op andere wijze bereid of verduurzaamd dan in azijn of azijnzuur:

 

 

2002 10 10

— in recipiënten van meer dan 5 kg

2,50

onbeperkt

2002 10 20

— in recipiënten van ten hoogste 5 kg

4,50

onbeperkt

 

Tomaten, op andere wijze bereid of verduurzaamd dan in azijn of azijnzuur, andere dan geheel of in stukken:

vrijgesteld

onbeperkt

2002 90 10

— in recipiënten van meer dan 5 kg

2002 90 21

Tomatenpulp, -puree en -concentraat, in luchtdicht verpakte recipiënten, met een drogestofgehalte van 25 gewichtspercenten of meer, bestaande uit tomaten en water, ook indien met toegevoegd zout of toegevoegde kruiden, in recipiënten van ten hoogste 5 kg

vrijgesteld

onbeperkt

2002 90 29

Tomaten, op andere wijze bereid of verduurzaamd dan in azijn of azijnzuur, andere dan hele tomaten of tomaten in stukken en andere dan tomatenpulp, -puree en -concentraat:

vrijgesteld

onbeperkt

— in recipiënten van ten hoogste 5 kg

2003 10 00

Paddestoelen van het geslacht Agaricus, op andere wijze bereid of verduurzaamd dan in azijn of azijnzuur

0

1 700

 

Artisjokken, op andere wijze bereid of verduurzaamd in azijn of azijnzuur, bevroren, andere dan de producten bedoeld bij post 2006:

 

 

ex ex 2004 90 18

— in recipiënten van meer dan 5 kg

17,5

onbeperkt

ex ex 2004 90 49

— in recipiënten van ten hoogste 5 kg

24,5

onbeperkt

 

Asperges, op andere wijze bereid of verduurzaamd dan in azijn of azijnzuur, niet bevroren, andere dan de producten bedoeld bij post 2006:

vrijgesteld

onbeperkt

2005 60 10

— in recipiënten van meer dan 5 kg

2005 60 90

— in recipiënten van ten hoogste 5 kg

 

Olijven, op andere wijze bereid of verduurzaamd dan in azijn of azijnzuur, niet bevroren, andere dan de producten bedoeld bij post 2006:

vrijgesteld

onbeperkt

2005 70 10

— in recipiënten van meer dan 5 kg

2005 70 90

— in recipiënten van ten hoogste 5 kg

 

Kappers en artisjokken, op andere wijze bereid of verduurzaamd dan in azijn of azijnzuur, niet bevroren, andere dan de producten bedoeld bij post 2006:

 

 

ex ex 2005 90 11

— in recipiënten van meer dan 5 kg

17,5

onbeperkt

ex ex 2005 90 40

— in recipiënten van ten hoogste 5 kg

24,5

onbeperkt

2008 30 90

Citrusvruchten, op andere wijze bereid of verduurzaamd, ook indien met toegevoegde suiker, andere zoetstoffen of alcohol, elders genoemd noch elders onder begrepen

vrijgesteld

onbeperkt

2008 50 10

Vruchtvlees van abrikozen, op andere wijze bereid of verduurzaamd, zonder toegevoegde suiker of andere zoetstoffen, elders genoemd, noch elders begrepen

10

onbeperkt

2008 50 90

Abrikozen, op andere wijze bereid of verduurzaamd, ook indien met toegevoegde suiker, andere zoetstoffen of alcohol, elders genoemd noch elders onder begrepen

15

onbeperkt

2008 70 10

Vruchtvlees van perziken, op andere wijze bereid of verduurzaamd, zonder toegevoegde suiker of andere zoetstoffen, elders genoemd, noch elders begrepen

vrijgesteld

onbeperkt

2008 70 90

Perziken, op andere wijze bereid of verduurzaamd, ook indien met toegevoegde suiker, andere zoetstoffen of alcohol, elders genoemd noch elders onder begrepen

vrijgesteld

onbeperkt

ex ex 2009 39 19

ex ex 2009 39 20

Sap van andere citrusvruchten dan van sinaasappelen, pompelmoezen of pomelo's, niet gegist, zonder toevoeging van alcohol:

 

 

— zonder toegevoegde suiker of andere zoetstoffen, geconcentreerd

6

onbeperkt

— met toevoeging van suiker of andere zoetstoffen, geconcentreerd

14

onbeperkt

 

Zoete wijnen, specialiteiten en mistella in recipiënten:

 

 

2204 21 50

— van ten hoogste 2 liter (5)

8,5

onbeperkt

2204 29 50

— van meer dan 2 liter (5)

8,5

onbeperkt

ex ex 2204 21 50

Port, in recipiënten van ten hoogste 2 liter, volgens de beschrijving (6)

vrijgesteld

1 000 hl

ex ex 2204 21 21

Retsina (Griekse witte wijn), in recipiënten van ten hoogste 2 liter, volgens de beschrijving (7)

vrijgesteld

500 hl

 

Retsina (Griekse witte wijn), in recipiënten van meer dan 2 liter, volgens de beschrijving (7) met een alcoholvolumegehalte:

ex ex 2204 29 21

— van meer dan 13 % vol

ex ex 2204 29 22

— van ten hoogste 13 % vol


(1)  Inclusief 480 ton Parmaham en San Daniele, overeenkomstig de correspondentie tussen Zwitserland en de EG van 25 januari 1972.

(2)  Inclusief 170 ton Bresaola, overeenkomstig de correspondentie tussen Zwitserland en de EG van 25 januari 1972.

(3)  Voor een totaal jaarlijks contingent van 60 000 stuks plantgoed.

(4)  Inclusief de bijdrage voor het garantiefonds voor de verplichte opslag.

(5)  Hieronder vallen alleen de producten in de zin van bijlage 7 bij de overeenkomst.

(6)  Beschrijving: met portwijn wordt een kwaliteitswijn bedoeld die is voorgebracht in een bepaald gebied van Portugal dat die naam draagt, in de zin van Verordening (EG) nr. 1493/1999.

(7)  Beschrijving: met „Retsina”-wijn wordt een tafelwijn bedoeld die voldoet aan bijlage VII, punt A.2, van annex 7.


BIJLAGE 2

Concessies van de Gemeenschap

De Gemeenschap staat voor de hieronder vermelde producten van oorsprong uit Zwitserland de volgende tariefconcessies toe, eventueel voor een vastgestelde jaarlijkse hoeveelheid:

GN-code

Omschrijving

Douanerecht

(EUR/100 kg nettogewicht)

Jaarlijkse hoeveelheid in

nettogewicht (ton)

0102 90 41

0102 90 49

0102 90 51

0102 90 59

0102 90 61

0102 90 69

0102 90 71

0102 90 79

Levende runderen met een gewicht van meer dan 160 kg

0

4 600 stuks

ex 0210 20 90

Vlees van runderen, zonder been, gedroogd

vrijstelling

1 200

ex 0401 30

Room, met een vetgehalte van meer dan 6 gewichtspercenten

vrijstelling

2 000

0403 10

Yoghurt

0402 29 11

ex 0404 90 83

Melk voor zuigelingen, luchtdicht verpakt in verpakkingen met een netto-inhoud per onmiddellijke verpakking van niet meer dan 500 g en met een vetgehalte van meer dan 10 gewichtspercenten (1)

43,8

onbeperkt

0602

Andere levende planten (wortels daaronder begrepen), stekken en enten; champignonbroed

vrijstelling

onbeperkt

0603 10

Afgesneden bloemen, bloesems en bloemknoppen, voor bloemstukken of voor versiering, vers

vrijstelling

onbeperkt

0701 10 00

Pootaardappelen, vers of gekoeld

vrijstelling

4 000

0702 00

Tomaten, vers of gekoeld

vrijstelling (2)

1 000

0703 10 19

0703 90 00

Uien, andere dan plantuitjes, prei en andere eetbare looksoorten, vers of gekoeld

vrijstelling

5 000

0704 10

0704 90

Kool, bloemkool, boerenkool, koolrabi en dergelijke eetbare producten van het geslacht „Brassica”, met uitzondering van spruitjes, vers of gekoeld

vrijstelling

5 500

0705 11

0705 19 00

0705 21 00

0705 29 00

Sla (Lactuca sativa) en andere cichoreigroenten (Cichorium spp.), witlof (Cichorium intybus var. foliosum) daaronder begrepen, vers of gekoeld

vrijstelling

3 000

0706 10 00

Wortelen en rapen, vers of gekoeld

vrijstelling

5 000

0706 90 10

0706 90 90

Kroten, schorseneren, knolselderij, radijs en dergelijke eetbare wortelen en knollen, met uitzondering van mierikswortel of peperwortel (Cochlearia armoracia), vers of gekoeld

vrijstelling

3 000

0707 00 05

Komkommers, vers of gekoeld

vrijstelling (2)

1 000

0708 20

Bonen (Vigna spp., Phaseolus spp.), vers of gekoeld

vrijstelling

1 000

0709 30 00

Aubergines, vers of gekoeld

vrijstelling

500

0709 40 00

Selderij, andere dan knolselderij, vers of gekoeld

vrijstelling

500

0709 51 00

Paddestoelen van het geslacht Agaricus, vers of gekoeld

vrijstelling

onbeperkt

0709 52 00

Truffels, vers of gekoeld

vrijstelling

onbeperkt

0709 59 10

0709 59 30

0709 59 90

Andere paddestoelen dan van het geslacht Agaricus, vers of gekoeld

vrijstelling

onbeperkt

0709 70 00

Spinazie, Nieuw-Zeelandse spinazie en tuinmelde, vers of gekoeld

vrijstelling

1 000

0709 90 10

Selderij, andere dan „Lactuca sativa” en andere dan cichoreigroenten (Cichorium spp.), vers of gekoeld

vrijstelling

1 000

0709 90 50

Venkel, vers of gekoeld

vrijstelling

1 000

0709 90 70

Courgettes, vers of gekoeld

vrijstelling (2)

1 000

0709 90 90

Andere groenten, vers of gekoeld

vrijstelling

1 000

0710 80 61

0710 80 69

Paddestoelen, ook indien gestoomd of in water gekookt, bevroren

vrijstelling

onbeperkt

0712 90

Gedroogde groenten, ook indien in stukken of in schijven gesneden, dan wel fijngemaakt of in poedervorm, al dan niet op basis van eerder gekookte groenten, doch niet op andere wijze bereid, met uitzondering van uien, paddestoelen, judasoren (Auricularia spp.), trilzwammen (Tremella spp.) en truffels

vrijstelling

onbeperkt

ex 0808 10 80

Appelen, andere dan persappelen voor de ciderbereiding, vers

vrijstelling (2)

3 000

0808 20

Peren en kweeperen, vers

vrijstelling (2)

3 000

0809 10 00

Abrikozen, vers

vrijstelling (2)

500

0809 20 95

Kersen, andere dan zure kersen, vers

vrijstelling (2)

1 500 (3)

0809 40

Pruimen en sleepruimen, vers

vrijstelling (2)

1 000

0810 20 10

Frambozen, vers

vrijstelling

100

0810 20 90

Bramen, moerbeien en loganbessen, vers

vrijstelling

100

1106 30 10

Meel, gries en poeder van bananen

vrijstelling

5

1106 30 90

Meel, gries en poeder van ander fruit van hoofdstuk 8

vrijstelling

onbeperkt

ex 2002 90 91

ex 2002 90 99

Tomatenpoeder, ook indien met toegevoegde suiker, andere zoetstoffen of zetmeel (4)

vrijstelling

onbeperkt

2003 90 00

Paddestoelen, andere dan van het geslacht Agaricus, op andere wijze bereid of verduurzaamd dan in azijn of azijnzuur

vrijstelling

onbeperkt

0710 10 00

Aardappelen, ook indien gestoomd of in water gekookt, bevroren

vrijstelling

3 000

2004 10 10

2004 10 99

Aardappelen, op andere wijze bereid of verduurzaamd dan in azijn of azijnzuur, bevroren, andere dan de producten bedoeld bij post 2006, met uitzondering van meel, griesmeel of vlokken

2005 20 80

Aardappelen, op andere wijze bereid of verduurzaamd dan in azijn of azijnzuur, niet bevroren, andere dan de producten bedoeld bij post 2006, met uitzondering van bereidingen in de vorm van meel, griesmeel of vlokken, en bereidingen in schijfjes, gebakken, ook indien gezouten of gearomatiseerd, luchtdicht verpakt, geschikt voor onmiddellijk verbruik

ex 2005 90

Poeder van groenten en mengsels van groenten, al dan niet met toegevoegde suiker, andere zoetstoffen of zetmeel (4)

vrijstelling

onbeperkt

ex 2008 30

Vlokken en poeder van citrusvruchten, ook indien met toegevoegde suiker, andere zoetstoffen of zetmeel (4)

vrijstelling

onbeperkt

ex 2008 40

Vlokken en poeder van peren, ook indien met toegevoegde suiker, andere zoetstoffen of zetmeel (4)

vrijstelling

onbeperkt

ex 2008 50

Vlokken en poeder van abrikozen, ook indien met toegevoegde suiker, andere zoetstoffen of zetmeel (4)

vrijstelling

onbeperkt

2008 60

Kersen, op andere wijze bereid of verduurzaamd, ook indien met toegevoegde suiker, andere zoetstoffen of alcohol, elders genoemd noch elders onder begrepen

vrijstelling

500

ex 0811 90 19

ex 0811 90 39

Kersen, ook indien gestoomd of in water gekookt, bevroren, met toegevoegde suiker of andere zoetstoffen

0811 90 80

Zoete kersen, ook indien gestoomd of in water gekookt, bevroren, zonder toegevoegde suiker of andere zoetstoffen

ex 2008 70

Vlokken en poeder van perziken, ook indien met toegevoegde suiker, andere zoetstoffen of zetmeel (4)

vrijstelling

onbeperkt

ex 2008 80

Vlokken en poeder van aardbeien, ook indien met toegevoegde suiker, andere zoetstoffen of zetmeel (4)

vrijstelling

onbeperkt

ex 2008 99

Vlokken en poeder van ander fruit, ook indien met toegevoegde suiker, andere zoetstoffen of zetmeel (4)

vrijstelling

onbeperkt

ex 2009 19

Poeder van sinaasappelsap, ook indien met toegevoegde suiker of andere zoetstoffen

vrijstelling

onbeperkt

ex 2009 21

ex 2009 29

Poeder van pompelmoessap, ook indien met toegevoegde suiker of andere zoetstoffen

vrijstelling

onbeperkt

ex 2009 31

ex 2009 39

Poeder van sap van andere citrusvruchten, ook indien met toegevoegde suiker of andere zoetstoffen

vrijstelling

onbeperkt

ex 2009 41

ex 2009 49

Poeder van ananassap, ook indien met toegevoegde suiker of andere zoetstoffen

vrijstelling

onbeperkt

ex 2009 71

ex 2009 79

Poeder van appelsap, ook indien met toegevoegde suiker of andere zoetstoffen

vrijstelling

onbeperkt

ex 2009 80

Poeder van perensap, ook indien met toegevoegde suiker of andere zoetstoffen

vrijstelling

onbeperkt

ex 2009 80

Poeder van sap van ander fruit of andere groenten, ook indien met toegevoegde suiker of andere zoetstoffen

vrijstelling

onbeperkt


(1)  In het kader van de toepassing van deze onderverdeling wordt onder „melk voor zuigelingen” verstaan: producten die vrij zijn van ziekteverwekkende en toxicogene kiemen, en met minder dan 10 000 levensvatbare aërobe bacteriën en minder dan twee coliforme bacteriën per gram.

(2)  In voorkomend geval is een ander specifiek recht dan het minimumrecht van toepassing.

(3)  Met inbegrip van de 1 000 ton op grond van de correspondentie van 14 juli 1986.

(4)  Zie de gemeenschappelijke verklaring betreffende de tariefindeling van groentepoeder en vruchtenpoeder.


29.12.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 346/44


BESLUIT Nr. 4/2005 VAN HET GEMENGD LANDBOUWCOMITÉ

van 19 december 2005

betreffende de wijziging van aanhangsel 1 van bijlage 9 bij de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de handel in landbouwproducten

(2005/956/EG)

HET GEMENGD LANDBOUWCOMITÉ,

Gelet op de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de handel in landbouwproducten, en met name op artikel 11,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de handel in landbouwproducten (hierna „de overeenkomst” genoemd) is op 1 juni 2002 in werking getreden.

(2)

Bijlage 9 bij de overeenkomst heeft tot doel de handel in volgens de biologische productiemethode verkregen landbouwproducten en levensmiddelen uit de Gemeenschap en Zwitserland te bevorderen.

(3)

Op grond van artikel 8, lid 2, van bijlage 9 bij de overeenkomst onderzoekt de werkgroep de ontwikkeling van de interne wet- en regelgeving van de partijen en formuleert zij met name voorstellen tot aanpassing en bijwerking van de betrokken aanhangsels die zij aan het Gemengd Landbouwcomité voorlegt.

(4)

In aanhangsel 1 van bijlage 9 bij de overeenkomst is de wet- en regelgeving vermeld die geldt voor het in de Gemeenschap en in Zwitserland in de handel brengen van de volgens de biologische productiemethode verkregen landbouwproducten en levensmiddelen.

(5)

Aanhangsel 1 van bijlage 9 bij de overeenkomst dient te worden aangepast om rekening te houden met de ontwikkeling van de wet- en regelgeving in de Gemeenschap en in Zwitserland,

BESLUIT:

Artikel 1

Aanhangsel 1 van bijlage 9 bij de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de handel in landbouwproducten wordt vervangen door de aan dit besluit gehechte tekst.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2006.

Gedaan te Brussel, 19 december 2005.

Voor het Gemengd Landbouwcomité

Hoofd van de delegatie van de Europese Gemeenschap

Aldo LONGO

Hoofd van de Zwitserse delegatie

Christian HÄBERLI

Secretaris van het Gemengd Landbouwcomité

Remigi WINZAP


BIJLAGE

„AANHANGSEL 1

Regelgeving die in de Europese Gemeenschap van toepassing is

Verordening (EEG) nr. 2092/91 van de Raad van 24 juni 1991 inzake de biologische productiemethode en aanduidingen dienaangaande op landbouwproducten en levensmiddelen (PB L 198 van 22.7.1991, blz. 1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2254/2004 van de Commissie (PB L 385 van 29.12.2004, blz. 20)

Verordening (EEG) nr. 94/92 van de Commissie van 14 januari 1992 tot vaststelling van nadere bepalingen inzake de regeling voor de invoer uit derde landen, als bedoeld in Verordening (EEG) nr. 2092/91 van de Raad inzake de biologische productiemethode en aanduidingen dienaangaande op landbouwproducten en levensmiddelen (PB L 11 van 17.1.1992, blz. 14), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 746/2004 (PB L 122 van 26.4.2004, blz. 10)

Verordening (EEG) nr. 207/93 van de Commissie van 29 januari 1993 tot vaststelling van de inhoud van bijlage VI bij Verordening (EEG) nr. 2092/91 van de Raad inzake de biologische productiemethode en aanduidingen dienaangaande op landbouwproducten en levensmiddelen en tot vaststelling van bepalingen voor de toepassing van artikel 5, lid 4, van die verordening (PB L 25 van 2.2.1993, blz. 5), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2020/2000 (PB L 241 van 26.9.2000, blz. 39)

Verordening (EG) nr. 1788/2001 van de Commissie van 7 september 2001 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van de voorschriften inzake het controlecertificaat voor de invoer uit derde landen op grond van artikel 11 van Verordening (EEG) nr. 2092/91 van de Raad inzake de biologische productiemethode en aanduidingen dienaangaande op landbouwproducten en levensmiddelen (PB L 243 van 13.9.2001, blz. 3), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 746/2004 (PB L 122 van 26.4.2004, blz. 10)

Verordening (EG) nr. 223/2003 van de Commissie van 5 februari 2003 houdende etiketteringsvoorschriften in verband met de biologische productiemethode voor diervoeders, mengvoeders en voedermiddelen en tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 2092/91 van de Raad (PB L 31 van 6.2.2003, blz. 3)

Verordening (EG) nr. 1452/2003 van de Commissie van 14 augustus 2003 tot handhaving van de in artikel 6, lid 3, onder a), van Verordening (EEG) nr. 2092/91 van de Raad vastgestelde uitzonderingsbepaling ten aanzien van bepaalde soorten zaaizaad en vegetatief teeltmateriaal en tot vaststelling van procedurebepalingen en criteria voor die uitzonderingsbepaling (PB L 206 van 15.8.2003, blz. 17)

Bepalingen die in Zwitserland van toepassing zijn

Verordening („Ordonnance”) van 22 september 1997 over de biologische landbouw en de aanduiding van de biologische producten en levensmiddelen („Ordonnance sur l’agriculture biologique”), laatstelijk gewijzigd op 10 november 2004 (RO 2004 4891)

Verordening („Ordonnance”) van het departement van Economische Zaken van de Bondsstaat van 22 september 1997 over de biologische landbouw, laatstelijk gewijzigd op 10 november 2004 (RO 2004 4895)

Uitsluiting van de equivalentieregeling

Zwitserse producten op basis van bestanddelen die in het kader van de omschakeling op de biologische landbouw zijn geproduceerd.

Producten van de Zwitserse geitenhouderij indien de dieren vallen onder de afwijkende regeling die is vastgesteld bij artikel 39d van Verordening („Ordonnance”) 910.18 over de biologische landbouw en de aanduiding van de biologische producten en levensmiddelen.”


Besluiten aangenomen krachtens titel V van het Verdrag betreffende de Europese Unie

29.12.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 346/46


BESLUIT EUPAT/1/2005 VAN HET POLITIEK EN VEILIGHEIDSCOMITÉ

van 7 december 2005

betreffende de benoeming van het hoofd van het EU-adviesteam voor de politie in de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, EUPAT

(2005/957/GBVB)

HET POLITIEK EN VEILIGHEIDSCOMITÉ,

Gelet op het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name op artikel 25, derde alinea,

Gelet op Gemeenschappelijk Optreden 2005/826/GBVB van de Raad van 24 november 2005 betreffende de oprichting van een EU-adviesteam voor de politie in de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië (EUPAT) (1), en met name op artikel 7, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij artikel 7, lid 2, van Gemeenschappelijk Optreden 2005/826/GBVB machtigt de Raad het Politiek en Veiligheidscomité de relevante besluiten te nemen overeenkomstig artikel 25 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, met inbegrip van de benoeming, op voorstel van de secretaris-generaal/hoge vertegenwoordiger, van een hoofd van EUPAT.

(2)

De secretaris-generaal/hoge vertegenwoordiger heeft de benoeming van de heer Jürgen SCHOLZ voorgesteld,

BESLUIT:

Artikel 1

De heer Jürgen SCHOLZ wordt met ingang van 15 december 2005 benoemd tot hoofd van het EU-adviesteam voor de politie in de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië (EUPAT).

Artikel 2

Dit besluit wordt van kracht op de dag van zijn aanneming.

Het is van toepassing tot en met 14 juni 2006.

Gedaan te Brussel, 7 december 2005.

Voor het Politiek en Veiligheidscomité

De voorzitter

J. KING


(1)  PB L 307 van 25.11.2005, blz. 61.


Rectificaties

29.12.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 346/47


Rectificatie van de informatie over de datum van inwerkingtreding van het protocol bij de Stabilisatie- en Associatieovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Albanië, anderzijds, betreffende een kaderovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Albanië inzake de algemene beginselen voor de deelname van de Republiek Albanië aan communautaire programma's

(Deze tekst annuleert en vervangt de tekst die is bekendgemaakt in Publicatieblad L 208 van 11 augustus 2005 )

De kaderovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Albanië inzake de algemene beginselen voor de deelname van de Republiek Albanië aan communautaire programma's (1), die op 22 november 2004 in Brussel is ondertekend, is op 11 juli 2005 in werking getreden, overeenkomstig artikel 10 van de overeenkomst.


(1)  PB L 192 van 22.7.2005, blz. 2.”