ISSN 1725-2598

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 331

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

48e jaargang
17 december 2005


Inhoud

 

I   Besluiten waarvan de publicatie voorwaarde is voor de toepassing

Bladzijde

 

 

Verordening (EG) nr. 2059/2005 van de Commissie van 16 december 2005 tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

1

 

*

Verordening (EG) nr. 2060/2005 van de Commissie van 16 december 2005 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1065/2005 ten aanzien van de hoeveelheid waarop de permanente openbare inschrijving voor de uitvoer van gerst die in het bezit is van het Duitse interventiebureau betrekking heeft

3

 

 

Verordening (EG) nr. 2061/2005 van de Commissie van 16 december 2005 tot vaststelling van de minimumverkoopprijzen voor boter die gelden voor de 176e bijzondere inschrijving in het kader van de in Verordening (EG) nr. 2571/97 bedoelde permanente openbare inschrijving

4

 

 

Verordening (EG) nr. 2062/2005 van de Commissie van 16 december 2005 tot vaststelling van de maximumbedragen van de steun voor room, boter en boterconcentraat die gelden voor de 176e bijzondere inschrijving in het kader van de in Verordening (EG) nr. 2571/97 bedoelde permanente openbare inschrijving

6

 

 

Verordening (EG) nr. 2063/2005 van de Commissie van 16 december 2005 tot vaststelling van het maximumbedrag van de steun voor boterconcentraat voor de 348e bijzondere inschrijving die wordt gehouden in het kader van de permanente verkoop bij inschrijving als bedoeld in Verordening (EEG) nr. 429/90

8

 

 

Verordening (EG) nr. 2064/2005 van de Commissie van 16 december 2005 betreffende de 95e bijzondere inschrijving in het kader van de in Verordening (EG) nr. 2799/1999 bedoelde permanente verkoop bij inschrijving

9

 

 

Verordening (EG) nr. 2065/2005 van de Commissie van 16 december 2005 tot vaststelling van de minimumverkoopprijs voor boter voor de 32e bijzondere inschrijving in het kader van de permanente openbare inschrijving als bedoeld in Verordening (EG) nr. 2771/1999

10

 

 

Verordening (EG) nr. 2066/2005 van de Commissie van 16 december 2005 tot vaststelling van de minimumverkoopprijs voor mageremelkpoeder voor de 31e deelinschrijving in het kader van de permanente openbare inschrijving zoals bedoeld in Verordening (EG) nr. 214/2001

11

 

*

Verordening (EG) nr. 2067/2005 van de Commissie van 16 december 2005 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 92/2005 voor wat betreft alternatieve methoden voor de verwijdering en het gebruik van dierlijke bijproducten ( 1 )

12

 

 

Verordening (EG) nr. 2068/2005 van de Commissie van 16 december 2005 betreffende de afgifte van certificaten voor de invoer van knoflook in het kader van het bij Verordening (EG) nr. 1982/2005 geopende autonome tariefcontingent

16

 

 

Verordening (EG) nr. 2069/2005 van de Commissie van 16 december 2005 betreffende de afgifte van certificaten voor de invoer van bepaalde conserven van paddestoelen in het kader van het bij Verordening (EG) nr. 1981/2005 geopende autonome tariefcontingent

17

 

 

Verordening (EG) nr. 2070/2005 van de Commissie van 16 december 2005 tot wijziging van de restituties bij uitvoer van op basis van granen en rijst verwerkte producten

18

 

 

Verordening (EG) nr. 2071/2005 van de Commissie van 16 december 2005 houdende wijziging van de restituties die worden toegepast voor bepaalde producten van de sector granen en de sector rijst die worden uitgevoerd in de vorm van niet in bijlage I van het Verdrag vermelde goederen

20

 

 

Verordening (EG) nr. 2072/2005 van de Commissie van 16 december 2005 houdende afwijzing van uitvoercertificaataanvragen voor bepaalde verwerkte producten op basis van granen

23

 

*

Richtlijn 2005/91/EG van de Commissie van 16 december 2005 tot wijziging van Richtlijn 2003/90/EG houdende bepalingen ter uitvoering van artikel 7 van Richtlijn 2002/53/EG van de Raad met betrekking tot de kenmerken waartoe het onderzoek van bepaalde rassen van landbouwgewassen zich ten minste moet uitstrekken, en de minimumeisen voor dat onderzoek ( 1 )

24

 

 

II   Besluiten waarvan de publicatie niet voorwaarde is voor de toepassing

 

 

Raad

 

*

Beschikking van de Raad van 12 december 2005 waarbij Duitsland wordt gemachtigd met Zwitserland een overeenkomst te sluiten waarin bepalingen voorkomen die afwijken van de artikelen 2, lid 2, en 3 van Richtlijn 77/388/EEG betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting

28

 

*

Beschikking van de Raad van 12 december 2005 waarbij Duitsland wordt gemachtigd met Zwitserland een overeenkomst te sluiten waarin bepalingen voorkomen die afwijken van de artikelen 2, lid 2, en 3 van Richtlijn 77/388/EEG betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting

30

 

*

Besluit van de Raad van 12 december 2005 inzake de benoeming van de speciale coördinator voor het Stabiliteitspact voor Zuidoost-Europa

32

 

 

Besluiten aangenomen krachtens titel V van het Verdrag betreffende de Europese Unie

 

*

Gemeenschappelijk Optreden 2005/913/GBVB van de Raad van 12 december 2005 betreffende de ondersteuning van OPC-activiteiten in het kader van de uitvoering van de strategie van de Europese Unie ter bestrijding van de verspreiding van massavernietigingswapens

34

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


I Besluiten waarvan de publicatie voorwaarde is voor de toepassing

17.12.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 331/1


VERORDENING (EG) Nr. 2059/2005 VAN DE COMMISSIE

van 16 december 2005

tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 3223/94 van de Commissie van 21 december 1994 houdende uitvoeringsbepalingen van de invoerregeling voor groenten en fruit (1), en met name op artikel 4, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In Verordening (EG) nr. 3223/94 zijn op grond van de multilaterale handelsbesprekingen in het kader van de Uruguayronde de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de periodes die in de bijlage bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt.

(2)

Op grond van de bovenvermelde criteria moeten de forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld op de in de bijlage bij deze verordening vermelde niveaus,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 4 van Verordening (EG) nr. 3223/94 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld zoals aangegeven in de tabel in de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 17 december 2005.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 16 december 2005.

Voor de Commissie

J. M. SILVA RODRÍGUEZ

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 337 van 24.12.1994, blz. 66. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 386/2005 (PB L 62 van 9.3.2005, blz. 3).


BIJLAGE

bij de verordening van de Commissie van 16 december 2005 tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

052

49,3

204

55,1

212

92,7

999

65,7

0707 00 05

052

106,5

204

60,2

628

155,5

999

107,4

0709 90 70

052

131,8

204

113,3

999

122,6

0805 10 20

052

64,3

204

45,9

999

55,1

0805 20 10

052

63,2

204

58,8

999

61,0

0805 20 30, 0805 20 50, 0805 20 70, 0805 20 90

052

73,5

220

34,8

400

80,1

464

143,2

624

90,4

999

84,4

0805 50 10

052

59,6

999

59,6

0808 10 80

096

18,3

400

94,6

404

98,3

720

66,9

999

69,5

0808 20 50

052

138,4

400

119,3

404

53,1

720

63,7

999

93,6


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 750/2005 van de Commissie (PB L 126 van 19.5.2005, blz. 12). De code „999” staat voor „andere oorsprong”.


17.12.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 331/3


VERORDENING (EG) Nr. 2060/2005 VAN DE COMMISSIE

van 16 december 2005

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1065/2005 ten aanzien van de hoeveelheid waarop de permanente openbare inschrijving voor de uitvoer van gerst die in het bezit is van het Duitse interventiebureau betrekking heeft

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1784/2003 van de Raad van 29 september 2003 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector granen (1), en met name op artikel 6,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EEG) nr. 2131/93 van de Commissie (2) zijn de procedures en de voorwaarden voor de verkoop van graan door de interventiebureaus vastgesteld.

(2)

Bij Verordening (EG) nr. 1065/2005 van de Commissie (3) is een permanente inschrijving geopend voor de uitvoer van 530 000 ton gerst die in het bezit is van het Duitse interventiebureau.

(3)

Duitsland heeft de Commissie ervan in kennis gesteld dat zijn interventiebureau voornemens is de hoeveelheid waarvoor de inschrijving voor uitvoer wordt gehouden, met 102 272 ton te verhogen. Rekening houdend met dit verzoek, met de beschikbare hoeveelheden en met de marktsituatie is het dienstig op dit verzoek van Duitsland in te gaan.

(4)

Verordening (EG) nr. 1065/2005 moet dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(5)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor granen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Artikel 2 van Verordening (EG) nr. 1065/2005 wordt vervangen door de volgende tekst:

„Artikel 2

De inschrijving heeft betrekking op een hoeveelheid van ten hoogste 632 272 ton gerst voor uitvoer naar derde landen, met uitzondering van Albanië, de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, Bosnië en Herzegovina, Bulgarije, Canada, Kroatië, de Verenigde Staten van Amerika, Liechtenstein, Mexico, Roemenië, Servië en Montenegro (4) en Zwitserland.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 16 december 2005.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 270 van 21.10.2003, blz. 78. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1154/2005 van de Commissie (PB L 187 van 19.7.2005, blz. 11).

(2)  PB L 191 van 31.7.1993, blz. 76. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 749/2005 (PB L 126 van 19.5.2005, blz. 10).

(3)  PB L 174 van 7.7.2005, blz. 48. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1868/2005 (PB L 300 van 17.11.2005, blz. 5).

(4)  Met inbegrip van Kosovo, zoals gedefinieerd in Resolutie 1244 van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties van 10 juni 1999.”.


17.12.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 331/4


VERORDENING (EG) Nr. 2061/2005 VAN DE COMMISSIE

van 16 december 2005

tot vaststelling van de minimumverkoopprijzen voor boter die gelden voor de 176e bijzondere inschrijving in het kader van de in Verordening (EG) nr. 2571/97 bedoelde permanente openbare inschrijving

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector melk en zuivelproducten (1), en met name op artikel 10,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij openbare inschrijving verkopen de interventiebureaus bepaalde hoeveelheden boter uit interventievoorraden die in hun bezit zijn, en kennen steun toe voor room, boter en boterconcentraat, een en ander overeenkomstig Verordening (EG) nr. 2571/97 van de Commissie van 15 december 1997 betreffende de verkoop van boter tegen verlaagde prijs en de toekenning van steun voor room, boter en boterconcentraat voor de vervaardiging van banketbakkerswerk, consumptie-ijs en andere voedingsmiddelen (2). In artikel 18 van die verordening is bepaald dat, rekening houdend met de voor elke bijzondere inschrijving ontvangen offertes, een minimumverkoopprijs voor boter en een maximumbedrag van de steun voor room, boter en boterconcentraat worden vastgesteld, die kunnen worden gedifferentieerd volgens de bestemming, het vetgehalte van de boter en de verwerkingsmethode, of wordt besloten aan de inschrijving geen gevolg te geven. De bedragen van de verwerkingszekerheden moeten dienovereenkomstig worden vastgesteld.

(2)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor melk en zuivelproducten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Voor de 176e bijzondere inschrijving in het kader van de permanente openbare inschrijving zoals bedoeld in Verordening (EG) nr. 2571/97, worden de minimumverkoopprijzen voor boter uit interventievoorraden alsmede de bedragen van de verwerkingszekerheden vastgesteld zoals aangegeven in de tabel in de bijlage.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 17 december 2005.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 16 december 2005.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 160 van 26.6.1999, blz. 48. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 186/2004 van de Commissie (PB L 29 van 3.2.2004, blz. 6).

(2)  PB L 350 van 20.12.1997, blz. 3. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2250/2004 (PB L 381 van 28.12.2004, blz. 25).


BIJLAGE

bij de verordening van de Commissie van 16 december 2005 tot vaststelling van de minimumverkoopprijzen voor boter die gelden voor de 176e bijzondere inschrijving in het kader van de in Verordening (EG) nr. 2571/97 bedoelde permanente openbare inschrijving

(EUR/100 kg)

Formule

A

B

Verwerkingsmethode

Met verklikstoffen

Zonder verklikstoffen

Met verklikstoffen

Zonder verklikstoffen

Minimumverkoopprijs

Boter ≥ 82 %

In ongewijzigde staat

206

210

Concentraat

204,1

Verwerkingszekerheid

In ongewijzigde staat

79

79

Concentraat

79


17.12.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 331/6


VERORDENING (EG) Nr. 2062/2005 VAN DE COMMISSIE

van 16 december 2005

tot vaststelling van de maximumbedragen van de steun voor room, boter en boterconcentraat die gelden voor de 176e bijzondere inschrijving in het kader van de in Verordening (EG) nr. 2571/97 bedoelde permanente openbare inschrijving

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector melk en zuivelproducten (1), en met name op artikel 10,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij openbare inschrijving verkopen de interventiebureaus bepaalde hoeveelheden boter uit interventievoorraden die in hun bezit zijn, en kennen steun toe voor room, boter en boterconcentraat, een en ander overeenkomstig Verordening (EG) nr. 2571/97 van de Commissie van 15 december 1997 betreffende de verkoop van boter tegen verlaagde prijs en de toekenning van steun voor room, boter en boterconcentraat voor de vervaardiging van banketbakkerswerk, consumptie-ijs en andere voedingsmiddelen (2). In artikel 18 van die verordening is bepaald dat, rekening houdend met de voor elke bijzondere inschrijving ontvangen offertes, een minimumverkoopprijs voor boter en een maximumbedrag van de steun voor room, boter en boterconcentraat worden vastgesteld, die kunnen worden gedifferentieerd volgens de bestemming, het vetgehalte van de boter en de verwerkingsmethode, of wordt besloten aan de inschrijving geen gevolg te geven. De bedragen van de verwerkingszekerheden moeten dienovereenkomstig worden vastgesteld.

(2)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor melk en zuivelproducten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Voor de 176e bijzondere inschrijving in het kader van de permanente openbare inschrijving zoals bedoeld in Verordening (EG) nr. 2571/97, worden de maximumbedragen van de steun alsmede de bedragen van de verwerkingszekerheden vastgesteld zoals aangegeven in de tabel in de bijlage.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 17 december 2005.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 16 december 2005.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 160 van 26.6.1999, blz. 48. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 186/2004 van de Commissie (PB L 29 van 3.2.2004, blz. 6).

(2)  PB L 350 van 20.12.1997, blz. 3. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2250/2004 (PB L 381 van 28.12.2004, blz. 25).


BIJLAGE

bij de verordening van de Commissie van 16 december 2005 tot vaststelling van de maximumbedragen van de steun voor room, boter en boterconcentraat die gelden voor de 176e bijzondere inschrijving in het kader van de in Verordening (EG) nr. 2571/97 bedoelde permanente openbare inschrijving

(EUR/100 kg)

Formule

A

B

Verwerkingsmethode

Met verklikstoffen

Zonder verklikstoffen

Met verklikstoffen

Zonder verklikstoffen

Maximumbedrag van de steun

Boter ≥ 82 %

39

35

35

Boter < 82 %

34,1

34

Boterconcentraat

46,5

42,6

46,5

42

Room

19

15

Verwerkingszekerheid

Boter

43

Boterconcentraat

51

51

Room

21


17.12.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 331/8


VERORDENING (EG) Nr. 2063/2005 VAN DE COMMISSIE

van 16 december 2005

tot vaststelling van het maximumbedrag van de steun voor boterconcentraat voor de 348e bijzondere inschrijving die wordt gehouden in het kader van de permanente verkoop bij inschrijving als bedoeld in Verordening (EEG) nr. 429/90

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector melk en zuivelproducten (1), en met name op artikel 10,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 429/90 van de Commissie van 20 februari 1990 betreffende de toekenning, via openbare inschrijving, van steun voor boterconcentraat voor rechtstreekse consumptie in de Gemeenschap (2), houden de interventiebureaus een permanente verkoop bij inschrijving voor de toekenning van steun voor boterconcentraat. In artikel 6 van die verordening is bepaald dat, rekening houdend met de voor elke bijzondere inschrijving ontvangen offertes, voor boterconcentraat met een botervetgehalte van ten minste 96 % een maximumbedrag voor de steun wordt vastgesteld of wordt besloten om aan de inschrijving geen gevolg te geven. De bestemmingszekerheid moet dienovereenkomstig worden vastgesteld.

(2)

Het verdient aanbeveling, met inachtneming van de ontvangen aanbiedingen, het maximumbedrag van de steun op de hiernavolgende hoogte vast te stellen en dienovereenkomstig de bestemmingszekerheid te bepalen.

(3)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor melk en zuivelproducten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Voor de 348e bijzondere inschrijving die wordt gehouden in het kader van de permanente verkoop bij inschrijving als bedoeld in Verordening (EEG) nr. 429/90, worden de maximumbedrag en de bestemmingszekerheid als volgt vastgesteld:

maximumbedrag:

45,5 EUR/100 kg,

bestemmingszekerheid

50 EUR/100 kg.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 17 december 2005.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 16 december 2005.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 160 van 26.6.1999, blz. 48. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 186/2004 van de Commissie (PB L 29 van 3.2.2004, blz. 6).

(2)  PB L 45 van 21.2.1990, blz. 8. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2250/2004 (PB L 381 van 28.12.2004, blz. 25).


17.12.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 331/9


VERORDENING (EG) Nr. 2064/2005 VAN DE COMMISSIE

van 16 december 2005

betreffende de 95e bijzondere inschrijving in het kader van de in Verordening (EG) nr. 2799/1999 bedoelde permanente verkoop bij inschrijving

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector melk en zuivelproducten (1), en met name op artikel 10,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Krachtens artikel 26 van Verordening (EG) nr. 2799/1999 van de Commissie van 17 december 1999 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad ten aanzien van de toekenning van steun voor ondermelk en magere melkpoeder voor voederdoeleinden en de verkoop van voornoemd magere melkpoeder (2), houden de interventiebureaus voor bepaalde in hun bezit zijnde hoeveelheden magere melkpoeder een permanente verkoop bij inschrijving.

(2)

Volgens de voorwaarden van artikel 30 van Verordening (EG) nr. 2799/1999 wordt, met inachtneming van de ontvangen aanbiedingen voor iedere bijzondere inschrijving, een minimumverkoopprijs vastgesteld of wordt besloten de verkoop bij inschrijving geen doorgang te laten vinden.

(3)

Het onderzoek van de offertes heeft er toe geleid geen gevolg te geven aan de inschrijving.

(4)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor melk en zuivelproducten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Voor de 95e bijzondere inschrijving in het kader van Verordening (EG) nr. 2799/1999, waarvoor de termijn voor indiening van de offertes is afgelopen op 13 december 2005, wordt geen gevolg gegeven aan de inschrijving.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 17 december 2005.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 16 december 2005.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 160 van 26.6.1999, blz. 48. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 186/2004 van de Commissie (PB L 29 van 3.2.2004, blz. 6).

(2)  PB L 340 van 31.12.1999, blz. 3. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2250/2004 (PB L 381 van 28.12.2004, blz. 25).


17.12.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 331/10


VERORDENING (EG) Nr. 2065/2005 VAN DE COMMISSIE

van 16 december 2005

tot vaststelling van de minimumverkoopprijs voor boter voor de 32e bijzondere inschrijving in het kader van de permanente openbare inschrijving als bedoeld in Verordening (EG) nr. 2771/1999

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector melk en zuivelproducten (1), en met name op artikel 10, onder c),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 21 van Verordening (EG) nr. 2771/1999 van de Commissie van 16 december 1999 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad ten aanzien van de interventiemaatregelen op de markt voor boter en room (2) hebben interventiebureaus bepaalde hoeveelheden boter die in hun bezit zijn, te koop aangeboden door middel van een permanente openbare inschrijving.

(2)

Krachtens artikel 24 bis van Verordening (EG) nr. 2771/1999 wordt op basis van de voor elke bijzondere inschrijving ontvangen biedingen een minimumverkoopprijs vastgesteld of besloten geen boter toe te wijzen.

(3)

Gezien de ontvangen biedingen, dient een minimumverkoopprijs te worden vastgesteld.

(4)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor melk en zuivelproducten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Voor de 32e bijzondere inschrijving op grond van Verordening (EG) nr. 2771/1999, waarvoor de termijn voor het indienen van biedingen is verstreken op 13 december 2005, wordt de minimumverkoopprijs voor boter vastgesteld op 256,00 EUR/100 kg.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 17 december 2005.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 16 december 2005.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 160 van 26.6.1999, blz. 48. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 186/2004 van de Commissie (PB L 29 van 3.2.2004, blz. 6).

(2)  PB L 333 van 24.12.1999, blz. 11. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2250/2004 (PB L 381 van 28.12.2004, blz. 25).


17.12.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 331/11


VERORDENING (EG) Nr. 2066/2005 VAN DE COMMISSIE

van 16 december 2005

tot vaststelling van de minimumverkoopprijs voor mageremelkpoeder voor de 31e deelinschrijving in het kader van de permanente openbare inschrijving zoals bedoeld in Verordening (EG) nr. 214/2001

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector melk en zuivelproducten (1), en met name op artikel 10, onder c),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 21 van Verordening (EG) nr. 214/2001 van de Commissie van 12 januari 2001 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad ten aanzien van de interventiemaatregelen op de markt voor mageremelkpoeder (2) hebben interventiebureaus bepaalde hoeveelheden mageremelkpoeder die in hun bezit zijn, te koop aangeboden door middel van een permanente openbare inschrijving.

(2)

Krachtens artikel 24 bis van Verordening (EG) nr. 214/2001 wordt op basis van de voor elke bijzondere inschrijving ontvangen biedingen een minimumverkoopprijs vastgesteld of besloten geen mageremelkpoeder toe te wijzen.

(3)

Gezien de ontvangen biedingen, dient een minimumverkoopprijs te worden vastgesteld.

(4)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor melk en zuivelproducten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Voor de 31e deelinschrijving op grond van Verordening (EG) nr. 214/2001, waarvoor de termijn voor het indienen van biedingen is verstreken op 13 december 2005, wordt de minimumverkoopprijs voor mageremelkpoeder vastgesteld op 185,50 EUR/100 kg.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 17 december 2005.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 16 december 2005.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 160 van 26.6.1999, blz. 48. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 186/2004 van de Commissie (PB L 29 van 3.2.2004, blz. 6).

(2)  PB L 37 van 7.2.2001, blz. 100. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2250/2004 (PB L 381 van 28.12.2004, blz. 25).


17.12.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 331/12


VERORDENING (EG) Nr. 2067/2005 VAN DE COMMISSIE

van 16 december 2005

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 92/2005 voor wat betreft alternatieve methoden voor de verwijdering en het gebruik van dierlijke bijproducten

(Voor de EER relevante tekst)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1774/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 3 oktober 2002 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten (1), en met name op artikel 4, lid 2, onder e), artikel 5, lid 2, onder g), artikel 6, lid 2,onder i), en artikel 32, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EG) nr. 1774/2002 stelt voorschriften vast inzake de methoden voor de verwijdering en het gebruik van dierlijke bijproducten. Zij voorziet ook in de mogelijkheid om, na raadpleging van het bevoegde wetenschappelijk comité, aanvullende methoden voor de verwijdering en andere manieren van gebruik van dierlijke bijproducten goed te keuren.

(2)

Op basis van de adviezen van de Wetenschappelijke Stuurgroep en de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) heeft de Commissie, na de inwerkingtreding van Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden (2), tot dusverre vijf procédés goedgekeurd bij wijze van alternatief voor de verwijdering of het gebruik van dierlijke bijproducten.

(3)

Op basis van verdere door aanvragers verstrekte informatie na de goedkeuring van Verordening (EG) nr. 92/2005 van de Commissie van 19 januari 2005 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1774/2002 van het Europees Parlement en de Raad voor wat betreft de methoden voor de verwijdering of het gebruik van dierlijke bijproducten en tot wijziging van bijlage VI daarbij voor wat betreft de omzetting in biogas en de verwerking van gesmolten vet (3), heeft EFSA op 22 april 2004 een advies uitgebracht over de verbranding van talk in een thermische ketel en op 2 juni 2004 over het biodieselprocédé als veilige methoden voor de verwijdering van materiaal van categorie 1.

(4)

Op basis van deze evaluatie van EFSA kan het biodieselprocédé ook als een veilige methode worden beschouwd voor de verwijdering en het gebruik van materiaal van categorie 1. Verordening (EG) nr. 92/2005 moet daarom worden gewijzigd om rekening te houden met deze nieuwe evaluatie.

(5)

EFSA constateerde ook dat de verbranding van talk in een thermische ketel als een veilige methode kan worden beschouwd voor de verwijdering en het gebruik van dierlijke bijproducten. De voorwaarden waaronder dit procédé als veilig kan worden beschouwd zijn derhalve opgenomen in een nieuwe wijziging van de verordening. Vet dat overeenkomstig de procesparameters wordt behandeld, moet voor verbranding naar andere installaties kunnen worden gebracht om problemen te voorkomen bij de opslag van het resulterende materiaal in bestaande inrichtingen. Er moeten strenge voorwaarden worden toegepast voor de scheiding tussen verbranding en verwerking van levensmiddelen en diervoeders.

(6)

De technische vooruitgang heeft tot de ontwikkeling van een aantal gewijzigde procesparameters geleid voor de eindfasen van de procédés voor biodieselproductie en verbranding van talk in een thermische ketel. Mits een van de in Verordening (EG) nr. 1774/2002 vastgestelde verwerkingsmethoden eerder is toegepast, moeten de bevoegde autoriteiten van de lidstaten deze gewijzigde procesparameters kunnen goedkeuren.

(7)

De goedkeuring en toepassing van dergelijke alternatieve procédés dient onverminderd andere toepasbare communautaire wetgeving te zijn, met name milieuwetgeving. Dienovereenkomstig kunnen de eisen voor systemen voor de reiniging van gas in het alkalisch hydrolyseprocédé en het biodieselprocédé worden geschrapt.

(8)

Om het gebruik van biodiesel als alternatieve brandstof te vergemakkelijken, hoeft deze niet permanent gemerkt te worden daar het productieproces veilig is.

(9)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EG) nr. 92/2005 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Artikel 1, leden 1 en 2, komen als volgt te luiden:

„1.   De procédés alkalische hydrolyse zoals omschreven in bijlage I, biogasproductie door middel van hydrolyse bij verhoogde druk zoals omschreven in bijlage III, biodieselproductie zoals omschreven in bijlage IV en verbranding van dierlijk vet in een thermische ketel zoals omschreven in bijlage VI, worden goedgekeurd en kunnen door de bevoegde autoriteit worden toegestaan voor de behandeling en de verwijdering van materiaal van categorie 1.

2.   De bevoegde autoriteit kan het gebruik van andere procesparameters toestaan voor het stadium van de biodieselproductie waarnaar wordt verwezen in bijlage IV, punt 1, onder b), i), en voor het stadium van de verbranding van dierlijk vet in een thermische ketel waarnaar wordt verwezen in bijlage VI, punt 1, onder c), i), indien deze parameters een vergelijkbare reductie inhouden van de risico's voor de volksgezondheid en diergezondheid.”.

2)

Artikel 2 komt als volgt te luiden:

„Artikel 2

De procédés alkalische hydrolyse, hydrolyse bij verhoogde temperatuur en druk, productie van biogas door middel van hydrolyse bij verhoogde druk, biodieselproductie, Brookes-vergassing en verbranding van dierlijk vet in een thermische ketel zoals omschreven in de bijlagen I tot en met VI, worden goedgekeurd en kunnen door de bevoegde autoriteit worden toegestaan voor de behandeling en het gebruik of de verwijdering van materiaal van de categorieën 2 of 3. De bevoegde autoriteit kan het gebruik van andere procesparameters toestaan voor het stadium van de biodieselproductie waarnaar wordt verwezen in bijlage IV, punt 1, onder b), i), en voor het stadium van de verbranding van dierlijk vet in een thermische ketel waarnaar wordt verwezen in bijlage VI, punt 1, onder c), i), indien deze parameters een vergelijkbare reductie inhouden van de risico's voor de volksgezondheid of diergezondheid.”.

3)

In de titel en de eerste zin van artikel 3, wordt „bijlagen I tot en met V” vervangen door „bijlagen I tot en met VI”.

4)

Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:

a)

in lid 1 wordt de eerste alinea vervangen door:

„1.   Resulterend materiaal, met uitzondering van biodiesel geproduceerd overeenkomstig bijlage IV, moet permanent gemerkt worden, voorzover technisch mogelijk met een geur, overeenkomstig bijlage VI, hoofdstuk I, punt 8, van Verordening (EG) nr. 1774/2002.”;

b)

het volgende lid 5 wordt toegevoegd:

„5.   Dierlijke bijproducten die afkomstig zijn van de behandeling van materiaal overeenkomstig bijlage IV kunnen echter worden gebruikt voor de in deze bijlage vastgestelde doeleinden.”;

5)

De bijlagen I, III en IV worden gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening en bijlage VI wordt toegevoegd.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 16 december 2005.

Voor de Commissie

Markos KYPRIANOU

Lid van de Commissie


(1)  PB L 273 van 10.10.2002, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 416/2005 van de Commissie (PB L 66 van 12.3.2005, blz. 10).

(2)  PB L 31 van 1.2.2002, blz. 1. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1642/2003 (PB L 245 van 29.9.2003, blz. 4).

(3)  PB L 19 van 21.1.2005, blz. 27.


BIJLAGE

De bijlagen bij Verordening (EG) nr. 92/2005 worden als volgt gewijzigd:

1)

Bijlage I, punt 3, onder b), wordt geschrapt.

2)

Bijlage III, punt 2, onder b) wordt als volgt gelezen:

„b)

Het gedurende dit procédé geproduceerde biogas wordt snel in dezelfde installatie verbrand bij een minimumtemperatuur van 900 °C en vervolgens snel afgekoeld („geblust”).”.

3)

Bijlage IV, punt 1, wordt als volgt gewijzigd:

a)

punt b) wordt vervangen door:

„b)

Het verwerkte vet wordt dan met gebruikmaking van een van de volgende methoden verwerkt:

i)

een procédé waarbij het verwerkte vet van het eiwit wordt gescheiden en de onoplosbare onzuiverheden worden verwijderd tot een maximumgehalte van 0,15 gewichtsprocent, en vervolgens veresterd en omgeësterd. Verestering is echter niet vereist voor verwerkt vet afkomstig van materiaal van categorie 3. Voor de verestering wordt de pH verlaagd tot minder dan 1 door de toevoeging van zwavelzuur (H2SO4) of een gelijkwaardig zuur en het mengsel wordt, terwijl het krachtig wordt omgeroerd, gedurende twee uur tot 72 °C verhit. Omestering wordt uitgevoerd door de pH te verhogen tot ongeveer 14 met kaliumhydroxide of met een gelijkwaardige base bij 35 °C tot 50 °C gedurende ten minste 15 tot 30 minuten. De omestering moet tweemaal worden uitgevoerd onder de in dit punt beschreven omstandigheden met gebruikmaking van een nieuwe baseoplossing. Dit proces wordt gevolgd door raffinage van de producten, waaronder vacuümdistillatie bij 150 °C, waarna biodiesel ontstaat;

ii)

een procédé waarbij gebruik wordt gemaakt van vergelijkbare door de bevoegde autoriteit goedgekeurde procesparameters.”;

b)

punt c) wordt geschrapt;

c)

het volgende punt 3 wordt toegevoegd:

„3.

De dierlijke bijproducten die afkomstig zijn van het productieproces met gebruikmaking van de in punt 1, onder b), genoemde normen kunnen worden gebruikt voor verbranding in een goedgekeurde installatie. In het geval van vetfractie afkomstig van materiaal van categorie 3 kunnen de dierlijke bijproducten van het productieproces worden gebruikt voor de productie van technische producten.”.

4)

De volgende bijlage wordt als bijlage VI toegevoegd:

„BIJLAGE VI

Verbranding van dierlijk vet in een thermische ketel

1.

Onder de verbranding van dierlijk vet wordt verstaan de behandeling van de vetfractie afkomstig van dierlijke bijproducten onder de volgende omstandigheden:

a)

De vetfractie afkomstig van dierlijke bijproducten wordt eerst verwerkt volgens:

i)

in het geval van vetfractie bestemd voor de verbranding in een andere installatie, verwerkingsmethode 1 zoals beschreven in bijlage V, hoofdstuk III, van Verordening (EG) nr. 1774/2002 in het geval van materiaal van de categorieën 1 of 2; en

ii)

een van de verwerkingsmethoden 1 tot en met 5 of 7 of, in het geval van materiaal afkomstig van vis, verwerkingsmethode 6, zoals beschreven in bijlage V, hoofdstuk III, van Verordening (EG) nr. 1774/2002 in het geval van materiaal van categorie 1 en 2 bestemd voor verbranding in dezelfde installatie en voor materiaal van categorie 3.

b)

De vetfractie wordt van het eiwit gescheiden en onoplosbare onzuiverheden worden verwijderd tot een maximumgehalte van 0,15 gewichtsprocent.

c)

Na het in a) en b) beschreven procédé wordt het vet:

i)

in een stoomketel verdampt en bij een minimumtemperatuur van 1 100 °C gedurende ten minste 0,2 seconden verbrand; of

ii)

verwerkt met gebruikmaking van vergelijkbare door de bevoegde autoriteit goedgekeurde procesparameters.

2.

De verbranding van vet afkomstig van materiaal van de categorieën 1 en 2 moet in dezelfde installatie plaatsvinden waar het vet gesmolten wordt, teneinde de opgewekte energie voor de verwerkingsprocessen te gebruiken.

De bevoegde autoriteit kan echter het vervoer van dit vet voor verbranding naar andere installaties toestaan mits:

a)

de installatie van bestemming toestemming voor de verbranding heeft;

b)

strenge voorwaarden worden toegepast voor de scheiding tussen verbranding en de goedgekeurde verwerking van levensmiddelen en diervoeders in dezelfde inrichting.

3.

De verbranding van ander materiaal van dierlijke oorsprong dan dierlijk vet is niet toegestaan.”.


17.12.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 331/16


VERORDENING (EG) Nr. 2068/2005 VAN DE COMMISSIE

van 16 december 2005

betreffende de afgifte van certificaten voor de invoer van knoflook in het kader van het bij Verordening (EG) nr. 1982/2005 geopende autonome tariefcontingent

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1982/2005 van de Commissie van 5 december 2005 houdende opening en wijze van beheer van een autonoom tariefcontingent voor knoflook (1), en met name op artikel 6, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

De hoeveelheden waarvoor op grond van artikel 4, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1982/2005 bij de bevoegde autoriteiten van de lidstaten certificaataanvragen zijn ingediend door de traditionele en nieuwe importeurs, overschrijden de beschikbare hoeveelheden. Derhalve moet worden bepaald in hoeverre er certificaten kunnen worden afgegeven,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   De invoercertificaten die door de traditionele importeurs zijn aangevraagd op grond van artikel 4, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1982/2005 en waarvoor de aanvragen op 15 december 2005 door de lidstaten bij de Commissie zijn ingediend, worden afgegeven voor 2,362 % van de gevraagde hoeveelheid.

2.   De invoercertificaten die door de nieuwe importeurs zijn aangevaagd op grond van artikel 4, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1982/2005 en waarvoor de aanvragen op 15 december 2005 door de lidstaten bij de Commissie zijn ingediend, worden afgegeven voor 0,639 % van de gevraagde hoeveelheid.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 17 december 2005.

Zij is van toepassing tot en met 31 maart 2006.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 16 december 2005.

Voor de Commissie

J. M. SILVA RODRÍGUEZ

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 318 van 6.12.2005, blz. 8.


17.12.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 331/17


VERORDENING (EG) Nr. 2069/2005 VAN DE COMMISSIE

van 16 december 2005

betreffende de afgifte van certificaten voor de invoer van bepaalde conserven van paddestoelen in het kader van het bij Verordening (EG) nr. 1981/2005 geopende autonome tariefcontingent

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1981/2005 van de Commissie van 5 december 2005 betreffende de opening en de wijze van beheer van een autonoom tariefcontingent voor conserven van paddestoelen (1), en met name op artikel 6, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

De hoeveelheden waarvoor op grond van artikel 4, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1981/2005 bij de bevoegde autoriteiten van de lidstaten certificaataanvragen zijn ingediend door de traditionele en nieuwe importeurs, overschrijden de beschikbare hoeveelheden. Derhalve moet worden bepaald in hoeverre er certificaten kunnen worden afgegeven,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   De invoercertificaten die door de traditionele importeurs zijn aangevraagd op grond van artikel 4, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1981/2005 en waarvoor de aanvragen op 15 december 2005 door de lidstaten bij de Commissie zijn ingediend, worden afgegeven voor 8,407 % van de gevraagde hoeveelheid.

2.   De invoercertificaten die door de nieuwe importeurs zijn aangevraagd op grond van artikel 4, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1981/2005 en waarvoor de aanvragen op 15 december 2005 door de lidstaten bij de Commissie zijn ingediend, worden afgegeven voor 15,625 % van de gevraagde hoeveelheid.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 17 december 2005.

Zij is van toepassing tot en met 31 maart 2006.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 16 december 2005.

Voor de Commissie

J. M. SILVA RODRÍGUEZ

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 318 van 6.12.2005, blz. 4.


17.12.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 331/18


VERORDENING (EG) Nr. 2070/2005 VAN DE COMMISSIE

van 16 december 2005

tot wijziging van de restituties bij uitvoer van op basis van granen en rijst verwerkte producten

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1784/2003 van de Raad van 29 september 2003 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector granen (1), inzonderheid op artikel 13, lid 3,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1785/2003 van de Raad van 29 september 2003 houdende een gemeenschappelijke ordening van de rijstmarkt (2), inzonderheid op artikel 14, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De bij uitvoer van op basis van granen en rijst verwerkte producten toe te passen restituties zijn vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1837/2005 van de Commissie (3).

(2)

Toepassing van de in Verordening (EG) nr. 1837/2005 genoemde voorschriften, criteria en uitvoeringsbepalingen op de gegevens waarover de Commissie op het huidige tijdstip beschikt, geeft aanleiding tot verlaging van de op dit tijdstip geldende restituties bij uitvoer in de zin zoals vermeld in de bijlage bij deze verordening,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De restituties bij uitvoer in ongewijzigde staat van de in artikel 1, lid 1, onder d), van Verordening (EG) nr. 1784/2003 en in artikel 1, lid 1, onder c), van Verordening (EG) nr. 1785/2003 bedoelde producten, waarop Verordening (EG) nr. 1518/95 van de Commissie (4), van toepassing is, die vastgesteld zijn in de bijlage van Verordening (EG) nr. 1837/2005, worden in overeenstemming met de in de bijlage van deze verordening opgenomen bedragen gewijzigd, voor de daarin vermelde producten.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 17 december 2005.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 16 december 2005.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 270 van 21.10.2003, blz. 78. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1154/2005 van de Commissie (PB L 187 van 19.7.2005, blz. 11).

(2)  PB L 270 van 21.10.2003, blz. 96.

(3)  PB L 295 van 11.11.2005, blz. 27.

(4)  PB L 147 van 30.6.1995, blz. 55. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2993/95 (PB L 312 van 23.12.1995, blz. 25).


BIJLAGE

bij de verordening van de Commissie van 16 december 2005 tot vaststelling van de restituties bij uitvoer van op basis van granen en rijst verwerkte producten

Productcode

Bestemming

Meeteenheid

Bedrag van de restitutie

1102 20 10 9200 (1)

C10

EUR/t

49,27

1102 20 10 9400 (1)

C10

EUR/t

42,23

1102 20 90 9200 (1)

C10

EUR/t

42,23

1102 90 10 9100

C11

EUR/t

0,00

1102 90 10 9900

C11

EUR/t

0,00

1102 90 30 9100

C11

EUR/t

0,00

1103 19 40 9100

C10

EUR/t

0,00

1103 13 10 9100 (1)

C10

EUR/t

63,34

1103 13 10 9300 (1)

C10

EUR/t

49,27

1103 13 10 9500 (1)

C10

EUR/t

42,23

1103 13 90 9100 (1)

C10

EUR/t

42,23

1103 19 10 9000

C10

EUR/t

0,00

1103 19 30 9100

C10

EUR/t

0,00

1103 20 60 9000

C12

EUR/t

0,00

1103 20 20 9000

C11

EUR/t

0,00

1104 19 69 9100

C10

EUR/t

0,00

1104 12 90 9100

C10

EUR/t

0,00

1104 12 90 9300

C10

EUR/t

0,00

1104 19 10 9000

C10

EUR/t

0,00

1104 19 50 9110

C10

EUR/t

56,30

1104 19 50 9130

C10

EUR/t

45,75

1104 29 01 9100

C10

EUR/t

0,00

1104 29 03 9100

C10

EUR/t

0,00

1104 29 05 9100

C10

EUR/t

0,00

1104 29 05 9300

C10

EUR/t

0,00

1104 22 20 9100

C10

EUR/t

0,00

1104 22 30 9100

C10

EUR/t

0,00

1104 23 10 9100

C10

EUR/t

52,79

1104 23 10 9300

C10

EUR/t

40,47

1104 29 11 9000

C10

EUR/t

0,00

1104 29 51 9000

C10

EUR/t

0,00

1104 29 55 9000

C10

EUR/t

0,00

1104 30 10 9000

C10

EUR/t

0,00

1104 30 90 9000

C10

EUR/t

8,80

1107 10 11 9000

C13

EUR/t

0,00

1107 10 91 9000

C13

EUR/t

0,00

1108 11 00 9200

C10

EUR/t

0,00

1108 11 00 9300

C10

EUR/t

0,00

1108 12 00 9200

C10

EUR/t

56,30

1108 12 00 9300

C10

EUR/t

56,30

1108 13 00 9200

C10

EUR/t

56,30

1108 13 00 9300

C10

EUR/t

56,30

1108 19 10 9200

C10

EUR/t

0,00

1108 19 10 9300

C10

EUR/t

0,00

1109 00 00 9100

C10

EUR/t

0,00

1702 30 51 9000 (2)

C10

EUR/t

55,16

1702 30 59 9000 (2)

C10

EUR/t

42,23

1702 30 91 9000

C10

EUR/t

55,16

1702 30 99 9000

C10

EUR/t

42,23

1702 40 90 9000

C10

EUR/t

42,23

1702 90 50 9100

C10

EUR/t

55,16

1702 90 50 9900

C10

EUR/t

42,23

1702 90 75 9000

C10

EUR/t

57,80

1702 90 79 9000

C10

EUR/t

40,12

2106 90 55 9000

C10

EUR/t

42,23

NB: De codes van de producten en de codes van de bestemmingen serie „A” zijn vastgesteld in de gewijzigde Verordening (EEG) nr. 3846/87 van de Commissie (PB L 366 van 24.12.1987, blz. 1).

De numerieke codes voor de bestemmingen zijn vastgesteld in Verordening (EG) nr. 2081/2003 (PB L 313 van 28.11.2003, blz. 11).

De andere bestemmingen zijn als volgt gedefinieerd:

C10

:

Alle bestemmingen

C11

:

Alle bestemmingen, uitgezonderd Bulgarije

C12

:

Alle bestemmingen, uitgezonderd Roemenië

C13

:

Alle bestemmingen, uitgezonderd Bulgarije en Roemenië

C14

:

Alle bestemmingen, uitgezonderd Zwitserland en Liechtenstein.


(1)  Er worden geen restituties toegekend voor producten die een warmtebehandeling hebben ondergaan waardoor het zetmeel is voorgegelatineerd.

(2)  De restituties worden toegekend overeenkomstig de gewijzigde Verordening (EEG) nr. 2730/75 van de Raad (PB L 281 van 1.11.1975, blz. 20).

NB: De codes van de producten en de codes van de bestemmingen serie „A” zijn vastgesteld in de gewijzigde Verordening (EEG) nr. 3846/87 van de Commissie (PB L 366 van 24.12.1987, blz. 1).

De numerieke codes voor de bestemmingen zijn vastgesteld in Verordening (EG) nr. 2081/2003 (PB L 313 van 28.11.2003, blz. 11).

De andere bestemmingen zijn als volgt gedefinieerd:

C10

:

Alle bestemmingen

C11

:

Alle bestemmingen, uitgezonderd Bulgarije

C12

:

Alle bestemmingen, uitgezonderd Roemenië

C13

:

Alle bestemmingen, uitgezonderd Bulgarije en Roemenië

C14

:

Alle bestemmingen, uitgezonderd Zwitserland en Liechtenstein.


17.12.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 331/20


VERORDENING (EG) Nr. 2071/2005 VAN DE COMMISSIE

van 16 december 2005

houdende wijziging van de restituties die worden toegepast voor bepaalde producten van de sector granen en de sector rijst die worden uitgevoerd in de vorm van niet in bijlage I van het Verdrag vermelde goederen

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1784/2003 van de Raad van 29 september 2003 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector granen (1), en met name op artikel 13, lid 3,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1785/2003 van de Raad van 29 september 2003 houdende een gemeenschappelijke ordening van de rijstmarkt (2), en met name op artikel 14, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De restitutiebedragen welke met ingang van 25 november 2005 worden toegepast op de in de bijlage bedoelde producten, uitgevoerd in de vorm van niet in bijlage I van het Verdrag vermelde goederen, zijn vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1925/2005 van de Commissie (3).

(2)

Toepassing van de regels en criteria welke zijn aangehaald in Verordening (EG) nr. 1925/2005 op de gegevens waarover de Commissie op het huidige tijdstip beschikt, geeft aanleiding tot wijziging van de op dit tijdstip geldende restituties in de zin als vermeld in de bijlage bij deze verordening,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De restitutiebedragen die zijn vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1925/2005 worden gewijzigd zoals in de bijlage van deze verordening aangegeven.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 17 december 2005.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 16 december 2005.

Voor de Commissie

Günter VERHEUGEN

Vicevoorzitter


(1)  PB L 270 van 21.10.2003, blz. 78. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1154/2005 van de Commissie (PB L 187 van 19.7.2005, blz. 11).

(2)  PB L 270 van 21.10.2003, blz. 96.

(3)  PB L 307 van 25.11.2005, blz. 33.


BIJLAGE

Restituties die met ingang van 17 december 2005 van toepassing zijn op bepaalde producten van de sector granen en de sector rijst, uitgevoerd in de vorm van goederen die niet onder bijlage I bij het Verdrag vallen (1)

(EUR/100 kg)

GN-code

Omschrijving (2)

Restitutievoet per 100 kg basisproduct

Bij vaststelling vooraf van de restituties

Andere

1001 10 00

Harde tarwe:

 

 

– in geval van uitvoer van goederen van de GN-codes 1902 11 en 1902 19 naar de Verenigde Staten van Amerika

– in andere gevallen

1001 90 99

Zachte tarwe en mengkoren:

 

 

– in geval van uitvoer van goederen van de GN-codes 1902 11 en 1902 19 naar de Verenigde Staten van Amerika

– in andere gevallen:

 

 

– – in geval van toepassing van artikel 15, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1043/2005 (3)

– – in geval van uitvoer van goederen van post 2208 (4)

– – in andere gevallen

1002 00 00

Rogge

1003 00 90

Gerst:

 

 

– in geval van uitvoer van goederen van post 2208 (4)

– in andere gevallen

1004 00 00

Haver

1005 90 00

Maïs, gebruikt in de vorm van:

 

 

– zetmeel:

 

 

– – in geval van toepassing van artikel 15, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1043/2005 (3)

2,707

2,707

– – in geval van uitvoer van goederen van post 2208 (4)

1,866

1,866

– – in andere gevallen

3,519

3,519

– glucose, glucosestroop, maltodextrine, maltodextrinestroop van de GN-codes 1702 30 51, 1702 30 59, 1702 30 91, 1702 30 99, 1702 40 90, 1702 90 50, 1702 90 75, 1702 90 79, 2106 90 55 (5):

 

 

– – in geval van toepassing van artikel 15, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1043/2005 (3)

1,827

1,827

– – in geval van uitvoer van goederen van post 2208 (4)

1,400

1,400

– – in andere gevallen

2,639

2,639

– in geval van uitvoer van goederen van post 2208 (4)

1,866

1,866

– andere (ook als zodanig)

3,519

3,519

Aardappelzetmeel van GN-code 1108 13 00 gelijkgesteld aan een verwerkingsproduct van maïs:

 

 

– in geval van toepassing van artikel 15, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1043/2005 (3)

2,153

2,153

– in geval van uitvoer van goederen van post 2208 (4)

1,866

1,866

– in andere gevallen

3,519

3,519

ex 1006 30

Volwitte rijst:

 

 

– rondkorrelig

– halflangkorrelig

– langkorrelig

1006 40 00

Breukrijst

1007 00 90

Graansorgho (m.u.v. hybriden, bestemd voor zaaidoeleinden)


(1)  De in deze bijlage vastgestelde restituties zijn niet van toepassing op de uitvoer naar Bulgarije met ingang van 1 oktober 2004 en naar Roemenië met ingang van 1 december 2005, noch op de goederen die zijn opgenomen in de tabellen I en II bij Protocol nr. 2 bij de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat van 22 juli 1972 en die met ingang van 1 februari 2005 naar de Zwitserse Bondsstaat of naar het Vorstendom Liechtenstein worden uitgevoerd.

(2)  Voor landbouwproducten verkregen door verwerking van een basisproduct en/of een daarmee gelijkgesteld product gelden de coëfficiënten vermeld in bijlage V bij Verordening (EG) nr. 1043/2005 van de Commissie.

(3)  De betrokken goederen vallen onder GN-code 3505 10 50.

(4)  Goederen opgenomen in bijlage III bij Verordening (EG) nr. 1784/2003 of bedoeld in artikel 2 van Verordening (EEG) nr. 2825/93 (PB L 258 van 16.10.1993, blz. 6).

(5)  Voor stropen van de GN-codes 1702 30 99, 1702 40 90 en 1702 60 90, verkregen door het mengen van glucose- en fructosestropen, betreft de uitvoerrestitutie alleen glucosestroop.


17.12.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 331/23


VERORDENING (EG) Nr. 2072/2005 VAN DE COMMISSIE

van 16 december 2005

houdende afwijzing van uitvoercertificaataanvragen voor bepaalde verwerkte producten op basis van granen

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1784/2003 van de Raad van 29 september 2003 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector granen (1),

Gelet op Verordening (EG) nr. 1342/2003 van de Commissie van 28 juli 2003 houdende bijzondere uitvoeringsbepalingen inzake het stelsel van invoer- en uitvoercertificaten in de sector granen en rijst (2), inzonderheid op artikel 8, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

De aanvragen voor certificaten met vaststelling vooraf van de restituties voor aardappelzetmeel en maïsproducten hebben betrekking op aanzienlijke hoeveelheden en vertonen een speculatief karakter. Derhalve is besloten alle op 14, 15 en 16 december 2005 ingediende uitvoercertificaataanvragen voor deze producten af te wijzen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Overeenkomstig artikel 8, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1342/2003 worden op 14, 15 en 16 december 2005 ingediende uitvoercertificaataanvragen met vaststelling vooraf van de restituties voor producten van de GN-codes 1102 20 10, 1102 20 90, 1103 13 10, 1103 13 90, 1104 23 10, 1108 12 00, 1108 13 00, 1702 30 51, 1702 30 91, 1702 30 99, 1702 40 90 en 1702 90 50 afgewezen.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 17 december 2005.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat

Gedaan te Brussel, 16 december 2005.

Voor de Commissie

J. M. SILVA RODRÍGUEZ

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 270 van 21.10.2003, blz. 78. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1154/2005 van de Commissie (PB L 187 van 19.7.2005, blz. 11).

(2)  PB L 189 van 29.7.2003, blz. 12. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1092/2004 (PB L 209 van 11.6.2004, blz. 9).


17.12.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 331/24


RICHTLIJN 2005/91/EG VAN DE COMMISSIE

van 16 december 2005

tot wijziging van Richtlijn 2003/90/EG houdende bepalingen ter uitvoering van artikel 7 van Richtlijn 2002/53/EG van de Raad met betrekking tot de kenmerken waartoe het onderzoek van bepaalde rassen van landbouwgewassen zich ten minste moet uitstrekken, en de minimumeisen voor dat onderzoek

(Voor de EER relevante tekst)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 2002/53/EG van de Raad van 13 juni 2002 betreffende de gemeenschappelijke rassenlijst van landbouwgewassen (1), en met name op artikel 7, lid 2, onder a) en b),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Richtlijn 2003/90/EG van de Commissie (2) is vastgesteld om ervoor te zorgen dat de rassen die de lidstaten in hun nationale rassenlijsten opnemen, aan de richtsnoeren van het Communautair Bureau voor plantenrassen (CBP) voldoen wat betreft de kenmerken waartoe het onderzoek van de rassen zich ten minste moet uitstrekken en de minimumeisen voor dat onderzoek, voorzover deze richtsnoeren zijn vastgesteld. Voor andere rassen bepaalt die richtlijn dat de richtsnoeren van de Internationale Unie tot bescherming van kweekproducten (UPOV) van toepassing zijn.

(2)

Het CBP heeft sindsdien richtsnoeren voor een aantal andere soorten opgesteld.

(3)

Richtlijn 2003/90/EG moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(4)

De in deze richtlijn vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor teeltmateriaal voor land-, tuin- en bosbouw,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

De bijlagen I en II bij Richtlijn 2003/90/EG worden vervangen door de bijlage bij deze richtlijn.

Artikel 2

In het geval van onderzoeken die vóór 1 april 2006 zijn begonnen, mogen de lidstaten beslissen om de tekst van Richtlijn 2003/90/EG zoals vóór de wijziging bij deze richtlijn toe te passen.

Artikel 3

De lidstaten dienen uiterlijk op 31 maart 2006 de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen en bekend te maken om aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mede, alsmede een tabel ter weergave van het verband tussen die bepalingen en deze richtlijn.

Zij passen die bepalingen toe vanaf 1 april 2006.

Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor die verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

Artikel 4

Deze richtlijn treedt in werking op de zevende dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 5

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 16 december 2005.

Voor de Commissie

Markos KYPRIANOU

Lid van de Commissie


(1)  PB L 193 van 20.7.2002, blz. 1. Richtlijn gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1829/2003 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 268 van 18.10.2003, blz. 1).

(2)  PB L 254 van 8.10.2003, blz. 7.


BIJLAGE

BIJLAGE I

Lijst van gewassen die moeten voldoen aan de CBP-testrichtsnoeren

Soorten die zijn opgenomen in de gemeenschappelijke rassenlijst

CBP-protocol

Voedererwt

Erwt, TP 7/1 van 6.11.2003

Koolzaad

Koolzaad, TP 36/1 van 25.3.2004

Zonnebloem

Zonnebloem, TP 81/1 van 31.10.2002

Haver

Haver, TP 20/1 van 6.11.2003

Gerst

Gerst, TP 19/2 van 6.11.2003

Rijst

Rijst, TP 16/1 van 18.11.2004

Rogge

Rogge, TP 58/1 van 31.10.2002

Triticale

Triticale, TP 121/1 van 6.11.2003

Tarwe

Tarwe, TP 3/3 van 6.11.2003

Harde tarwe

Harde tarwe, TP120/2 van 6.11.2003

Maïs

Maïs, TP 2/2 van 15.11.2001

Aardappel

Aardappel, TP 23/1 van 27.3.2002

De tekst van deze protocollen is te vinden op de website van het CBP (www.cpvo.eu.int).

BIJLAGE II

Lijst van gewassen die moeten voldoen aan de UPOV-testrichtsnoeren

Soorten die zijn opgenomen in de gemeenschappelijke rassenlijst

UPOV-richtsnoeren

Voederbiet

Voederbiet, richtsnoer TG/150/3 van 4.11.1994

Kruipend struisgras/heidestruisgras

Struisgras, richtsnoer TG/30/6 van 12.10.1990

Hoog struisgras

Struisgras, richtsnoer TG/30/6 van 12.10.1990

Wit struisgras

Struisgras, richtsnoer TG/30/6 van 12.10.1990

Gewoon struisgras

Struisgras, richtsnoer TG/30/6 van 12.10.1990

Paardengras

Paardengras, richtsnoer TG/180/3 van 4.4.2001

Alaskadravik

Alaskadravik, richtsnoer TG/180/3 van 4.4.2001

Kropaar

Kropaar, richtsnoer TG/31/8 van 17.4.2002

Rietzwenkgras

Rietzwenkgras, richtsnoer TG/39/8 van 17.4.2002

Schapengras

Schapengras, richtsnoer TG/67/4 van 12.11.1980

Beemdlangbloem

Beemdlangbloem, richtsnoer TG/39/8 van 17.4.2002

Roodzwenkgras

Roodzwenkgras, richtsnoer TG/67/4 van 12.11.1980

Italiaans raaigras

Raaigras, richtsnoer TG/4/7 van 12.10.1990

Engels raaigras

Raaigras, richtsnoer TG/4/7 van 12.10.1990

Gekruist raaigras

Raaigras, richtsnoer TG/4/7 van 12.10.1990

Kleine timothee

Kleine timothee, richtsnoer TG/34/6 van 7.11.1984

Veldbeemdgras

Veldbeemdgras, richtsnoer TG/33/6 van 12.10.1990

Witte lupine

Witte lupine, richtsnoer TG/66/4 van 31.3.2004

Blauwe lupine

Blauwe lupine, richtsnoer TG/66/4 van 31.3.2004

Gele lupine

Gele lupine, richtsnoer TG/66/4 van 31.3.2004

Luzerne

Luzerne, richtsnoer TG/6/5 van 6.4.2005

Rode klaver

Rode klaver, richtsnoer TG/5/7 van 4.4.2001

Witte klaver

Witte klaver, richtsnoer TG/38/7 van 9.4.2003

Paardenboon/veldboon

Paardenboon/veldboon, richtsnoer TG/8/6 van 17.4.2002

Voederwikke

Voederwikke, richtsnoer TG/32/6 van 21.10.1988

Koolraap

Koolraap, richtsnoer TG/89/6 van 4.4.2001

Bladrammenas

Bladrammenas, richtsnoer TG/178/3 van 4.4.2001

Grondnoot

Grondnoot, richtsnoer TG/93/3 van 13.11.1985

Raapzaad

Raapzaad, richtsnoer TG/185/3 van 17.4.2002

Saffloer

Saffloer, richtsnoer TG/134/3 van 12.10.1990

Katoen

Katoen, richtsnoer TG/88/6 van 4.4.2001

Vlas

Vlas, richtsnoer TG/57/6 van 20.10.1995

Blauwmaanzaad

Blauwmaanzaad, richtsnoer TG/166/3 van 24.3.1999

Gele mosterd

Gele mosterd, richtsnoer TG/179/3 van 4.4.2001

Soja

Soja, richtsnoer TG/80/6 van 1.4.1998

Sorghum

Sorghum, richtsnoer TG/122/3 van 6.10.1989

De tekst van deze richtsnoeren is te vinden op de website van het UPOV (www.upov.int).

”.

II Besluiten waarvan de publicatie niet voorwaarde is voor de toepassing

Raad

17.12.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 331/28


BESCHIKKING VAN DE RAAD

van 12 december 2005

waarbij Duitsland wordt gemachtigd met Zwitserland een overeenkomst te sluiten waarin bepalingen voorkomen die afwijken van de artikelen 2, lid 2, en 3 van Richtlijn 77/388/EEG betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting

(2005/910/EG)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op de Zesde Richtlijn (77/388/EEG) van de Raad van 17 mei 1977 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting — Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde: uniforme grondslag (1), en met name op artikel 30,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Krachtens artikel 30, lid 1, van Richtlijn 77/388/EEG kan de Raad op voorstel van de Commissie met eenparigheid van stemmen elke lidstaat machtigen met een derde land een overeenkomst te sluiten waarin bepalingen kunnen voorkomen die van deze richtlijn afwijken.

(2)

Bij brief, ingekomen bij het secretariaat-generaal van de Commissie op 21 oktober 2004, heeft Duitsland verzocht met Zwitserland een overeenkomst te mogen sluiten voor de renovatie en het latere onderhoud van een bestaande grensbrug over de Wutach tussen Stühlingen (Baden-Württemberg) en Oberwiesen (Schaffhausen).

(3)

Overeenkomstig artikel 30, lid 2, van Richtlijn 77/388/EEG heeft de Commissie de overige lidstaten bij brief van 1 december 2004 van het verzoek van Duitsland in kennis gesteld. Bij brief van 2 december 2004 heeft de Commissie Duitsland meegedeeld dat zij over alle gegevens beschikte die zij nodig achtte voor de beoordeling van het verzoek.

(4)

Deze overeenkomst bevat bepalingen op het gebied van btw die afwijken van artikel 2, lid 2, en artikel 3 van Richtlijn 77/388/EEG wat betreft de levering van goederen en diensten alsook de invoer van goederen ten behoeve van de renovatie en het latere onderhoud van de grensbrug.

(5)

Indien geen afwijkingen van Richtlijn 77/388/EEG worden toegestaan, zijn de op Duits grondgebied verrichte renovatie- en onderhoudswerkzaamheden in Duitsland aan de btw onderworpen, terwijl de op Zwitsers grondgebied verrichte werkzaamheden buiten het toepassingsgebied van deze richtlijn vallen. Bovendien zou de invoer in Duitsland van goederen uit Zwitserland die voor de renovatie of het onderhoud van de grensbrug bestemd zijn, in Duitsland aan de btw onderworpen zijn.

(6)

De toepassing van de normale regels zou tot aanzienlijke fiscale complicaties leiden voor de met deze werkzaamheden belaste ondernemers.

(7)

Deze derogatie strekt ertoe de belastingheffing van de renovatie- en latere onderhoudswerkzaamheden aan de betrokken brug te vereenvoudigen.

(8)

De derogatie zal geen noemenswaardige gevolgen hebben voor de eigen middelen van de Gemeenschap uit de btw,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

Duitsland wordt gemachtigd met Zwitserland een overeenkomst te sluiten voor de renovatie en het latere onderhoud van een grensbrug over de Wutach tussen Stühlingen (Baden-Württemberg) en Oberwiesen (Schaffhausen), waarin bepalingen voorkomen die afwijken van Richtlijn 77/388/EEG van de Raad.

De afwijkende fiscale bepalingen van deze overeenkomst zijn in de artikelen 2 en 3 uiteengezet.

Artikel 2

In afwijking van artikel 2, lid 2, van Richtlijn 77/388/EEG van de Raad wordt de invoer in Duitsland van goederen uit Zwitserland niet aan de btw onderworpen, voorzover deze goederen worden gebruikt voor de renovatie of het latere onderhoud van de in artikel 1 bedoelde brug. Deze derogatie is evenwel niet van toepassing op goederen die voor hetzelfde doel door een overheidsdienst worden ingevoerd.

Artikel 3

In afwijking van artikel 3 van Richtlijn 77/388/EEG van de Raad wordt, wat de levering van goederen en diensten ten behoeve van de renovatie en het latere onderhoud van de brug betreft, het deel van de brug dat zich op Zwitsers grondgebied bevindt, geacht deel uit te maken van het Duitse grondgebied.

Artikel 4

Deze beschikking is gericht tot de Bondsrepubliek Duitsland.

Gedaan te Brussel, 12 december 2005.

Voor de Raad

De voorzitter

J. STRAW


(1)  PB L 145 van 13.6.1977, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2004/66/EG (PB L 168 van 1.5.2004, blz. 35).


17.12.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 331/30


BESCHIKKING VAN DE RAAD

van 12 december 2005

waarbij Duitsland wordt gemachtigd met Zwitserland een overeenkomst te sluiten waarin bepalingen voorkomen die afwijken van de artikelen 2, lid 2, en 3 van Richtlijn 77/388/EEG betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting

(2005/911/EG)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op de Zesde Richtlijn (77/388/EEG) van de Raad van 17 mei 1977 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting — Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde: uniforme grondslag (1), en met name op artikel 30,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Krachtens artikel 30, lid 1, van Richtlijn 77/388/EEG kan de Raad op voorstel van de Commissie met eenparigheid van stemmen elke lidstaat machtigen met een derde land een overeenkomst te sluiten waarin bepalingen kunnen voorkomen die van deze richtlijn afwijken.

(2)

Bij brief, ingekomen bij het secretariaat-generaal van de Commissie op 14 januari 2005, heeft Duitsland verzocht met Zwitserland een overeenkomst te mogen sluiten voor de bouw en het onderhoud van een grensbrug over de Rijn tussen Stühlingen Laufenburg (Baden-Württemberg, Duitsland) en Laufenburg (Aargau, Zwitserland).

(3)

Overeenkomstig artikel 30, lid 2, van Richtlijn 77/388/EEG heeft de Commissie de overige lidstaten bij brief van 17 januari 2005 van het verzoek van Duitsland in kennis gesteld. Bij brief van 19 januari 2005 heeft de Commissie Duitsland meegedeeld dat zij over alle gegevens beschikte die zij nodig achtte voor de beoordeling van het verzoek.

(4)

Deze overeenkomst bevat bepalingen op het gebied van btw die afwijken van artikel 2, lid 2, en artikel 3 van Richtlijn 77/388/EEG wat betreft de levering van goederen en diensten alsook de invoer van goederen ten behoeve van de bouw en het onderhoud van de grensbrug.

(5)

Indien geen afwijkingen van Richtlijn 77/388/EEG worden toegestaan, zijn de op Duits grondgebied verrichte bouw- en onderhoudswerkzaamheden in Duitsland aan de btw onderworpen, terwijl de op Zwitsers grondgebied verrichte werkzaamheden buiten het toepassingsgebied van deze richtlijn vallen. Bovendien zou de invoer in Duitsland van goederen uit Zwitserland die voor de bouw of het onderhoud van de grensbrug bestemd zijn, in Duitsland aan de btw onderworpen zijn.

(6)

De toepassing van de normale regels zou tot aanzienlijke fiscale complicaties leiden voor de met deze werkzaamheden belaste ondernemers.

(7)

Deze derogatie strekt ertoe de belastingheffing van de bouw- en onderhoudswerkzaamheden aan de betrokken brug te vereenvoudigen.

(8)

De derogatie zal geen noemenswaardige gevolgen hebben voor de eigen middelen van de Gemeenschap uit de btw,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

Duitsland wordt gemachtigd met Zwitserland een overeenkomst te sluiten voor de bouw en het onderhoud van een grensbrug over de Rijn tussen Laufenburg (Baden-Württemberg, Duitsland) en Laufenburg (Aargau, Zwitserland), waarin bepalingen voorkomen die afwijken van Richtlijn 77/388/EEG van de Raad.

De afwijkende fiscale bepalingen van deze overeenkomst zijn in de artikelen 2 en 3 uiteengezet.

Artikel 2

In afwijking van artikel 2, lid 2, van Richtlijn 77/388/EEG van de Raad wordt de invoer in Duitsland van goederen uit Zwitserland niet aan de btw onderworpen, voorzover deze goederen worden gebruikt voor de bouw of het onderhoud van de in artikel 1 bedoelde brug. Deze derogatie is evenwel niet van toepassing op goederen die voor hetzelfde doel door een overheidsdienst worden ingevoerd.

Artikel 3

In afwijking van artikel 3 van Richtlijn 77/388/EEG van de Raad wordt, wat de levering van goederen en diensten ten behoeve van de bouw en het onderhoud van de brug betreft, het deel van de brug dat zich op Duits grondgebied bevindt, geacht deel uit te maken van het Zwitserse grondgebied.

Artikel 4

Deze beschikking is gericht tot de Bondsrepubliek Duitsland.

Gedaan te Brussel, 12 december 2005.

Voor de Raad

De voorzitter

J. STRAW


(1)  PB L 145 van 13.6.1977, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2004/66/EG (PB L 168 van 1.5.2004, blz. 35).


17.12.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 331/32


BESLUIT VAN DE RAAD

van 12 december 2005

inzake de benoeming van de speciale coördinator voor het Stabiliteitspact voor Zuidoost-Europa

(2005/912/EG)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1080/2000 van 22 mei 2000 betreffende de ondersteuning van de tijdelijke missie van de Verenigde Naties voor Kosovo (UNMIK), het Bureau van de hoge vertegenwoordiger in Bosnië en Herzegovina (OHR) en het Stabiliteitspact voor Zuidoost-Europa (SP) (1), inzonderheid artikel 1 bis,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 10 juni 1999 zijn de ministers van Buitenlandse Zaken van de Europese Unie en de Commissie samen met de andere deelnemers aan het Stabiliteitspact voor Zuidoost-Europa, een Stabiliteitspact voor Zuidoost-Europa overeengekomen, hierna „het Stabiliteitspact” genoemd.

(2)

Artikel 1 bis van Verordening (EG) nr. 1080/2000 bepaalt dat de speciale coördinator van het Stabiliteitspact telkens voor een jaar wordt benoemd.

(3)

Samen met de benoeming dient het mandaat van de speciale coördinator te worden vastgesteld. Uit ervaring blijkt dat het mandaat vastgesteld bij Besluit 2004/928/EG van de Raad van 22 december 2004 inzake de benoeming van de speciale coördinator van het Stabiliteitspact voor Zuidoost-Europa voor het jaar 2005 (2) passend is.

(4)

De taakomschrijving dient duidelijk te worden afgebakend en er moeten richtsnoeren voor coördinatie en verslaglegging worden vastgesteld,

BESLUIT:

Artikel 1

De heer Erhard BUSEK wordt benoemd tot speciaal coördinator van het Stabiliteitspact voor Zuidoost-Europa.

Artikel 2

De speciale coördinator voert de functies uit die zijn vastgesteld in punt 13 van het document inzake het Stabiliteitspact van 10 juni 1999.

Artikel 3

Teneinde de in artikel 2 bedoelde doelstellingen te bereiken, wordt de speciale coördinator met het volgende mandaat belast:

a)

bevorderen van de verwezenlijking van de doelstellingen van het Stabiliteitspact in en tussen de afzonderlijke landen waar het Stabiliteitspact zijn meerwaarde heeft bewezen;

b)

fungeren als voorzitter van het Regionaal Overlegorgaan voor Zuidoost-Europa;

c)

nauwe contacten onderhouden met alle deelnemers en steunverlenende staten, organisaties en instellingen van het Stabiliteitspact en met de relevante regionale initiatieven en organisaties, ter bevordering van de regionale samenwerking en ter versterking van de zelfbeschikking van de regio;

d)

nauw samenwerken met alle instellingen van de Europese Unie en haar lidstaten teneinde de rol van de Europese Unie in het Stabiliteitspact overeenkomstig de punten 18, 19 en 20 van het document betreffende het Stabiliteitspact te versterken, en te zorgen voor complementariteit van de werkzaamheden van het Stabiliteitspact en die van het Stabilisatie- en Associatieproces;

e)

regelmatig en zo nodig met alle betrokkenen tegelijk vergaderen met de voorzitters van de werkgroepen met het oog op algemene strategische coördinatie, en uitvoeren van de secretariaatswerkzaamheden van het Regionaal Overlegorgaan voor Zuidoost-Europa en de instrumenten daarvan;

f)

werken aan de hand van een van tevoren in overleg met de deelnemers aan het Stabiliteitspact overeengekomen lijst van de prioritaire maatregelen die in 2005 in het kader van het Stabiliteitspact moeten worden uitgevoerd, en toetsing van de werkmethoden en structuren van het Stabiliteitspact, teneinde te zorgen voor samenhang en een doeltreffend gebruik van de middelen.

Artikel 4

De speciale coördinator sluit met de Commissie een financieringsovereenkomst.

Artikel 5

De activiteiten van de speciale coördinator worden gecoördineerd met die van de secretaris-generaal van de Raad/de hoge vertegenwoordiger voor het GBVB, het voorzitterschap van de Raad en de Commissie, met name in het kader van het Informeel Raadgevend Comité. Ter plaatse worden nauwe contacten onderhouden met het voorzitterschap van de Raad, de Commissie, de hoofden van de missies van de lidstaten, de speciale vertegenwoordigers van de Europese Unie, het Bureau van de hoge vertegenwoordiger in Bosnië en Herzegovina, en het civiele bestuur van de Verenigde Naties in Kosovo.

Artikel 6

De speciale coördinator brengt in voorkomend geval verslag uit aan de Raad en de Commissie. Hij blijft het Europees Parlement regelmatig informeren omtrent zijn activiteiten.

Artikel 7

Dit besluit wordt van kracht de dag na de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Het is van toepassing van 1 januari 2006 tot en met 31 december 2006.

Gedaan te Brussel, 12 december 2005.

Voor de Raad

De voorzitter

J. STRAW


(1)  PB L 122 van 24.5.2000, blz. 27. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2098/2003 (PB L 316 van 29.11.2003, blz. 1).

(2)  PB L 396 van 31.12.2004, blz. 47.


Besluiten aangenomen krachtens titel V van het Verdrag betreffende de Europese Unie

17.12.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 331/34


GEMEENSCHAPPELIJK OPTREDEN 2005/913/GBVB VAN DE RAAD

van 12 december 2005

betreffende de ondersteuning van OPC-activiteiten in het kader van de uitvoering van de strategie van de Europese Unie ter bestrijding van de verspreiding van massavernietigingswapens

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name op artikel 14,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 12 december 2003 heeft de Europese Raad de strategie van de Europese Unie ter bestrijding van de verspreiding van massavernietigingswapens aangenomen, met in hoofdstuk III een lijst van bestrijdingsmaatregelen.

(2)

De doelstellingen van de strategie van de Europese Unie zijn complementair aan die van de Organisatie voor het verbod van chemische wapens (OPCW), in de context van de verantwoordelijkheid van die organisatie voor de uitvoering van het Verdrag inzake chemische wapens (CWC).

(3)

De Raad heeft op 22 november 2004 Gemeenschappelijk Optreden 2004/797/GBVB betreffende de ondersteuning van OPCW-activiteiten in het kader van de strategie van de Europese Unie tegen de verspreiding van massavernietigingswapens (1) aangenomen, dat één jaar na aanneming diende te verstrijken.

(4)

Met het oog op de actieve uitvoering van hoofdstuk III van de EU-strategie, in het bijzonder van de maatregelen in verband met het mondialiseren van het CWC en de financiële steun aan specifieke projecten die uitgevoerd worden door multilaterale instellingen, is het noodzakelijk dat deze intensieve en gerichte steun van de Europese Unie aan de OPCW wordt voortgezet.

(5)

De Commissie heeft zich bereid verklaard het toezicht op de correcte aanwending van de EU-bijdrage op zich te nemen,

HEEFT HET VOLGENDE GEMEENSCHAPPELIJK OPTREDEN VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Om onverwijld praktische uitvoering te geven aan sommige elementen van de EU-strategie ter bestrijding van de verspreiding van massavernietigingswapens zal de Europese Unie steun verlenen aan activiteiten van de OPCW die erop gericht zijn:

de wereldwijde toepassing van het CWC te bevorderen;

de verdragsluitende staten te steunen bij de onverkorte uitvoering van het CWC;

internationale samenwerking op het gebied van chemische activiteiten, zoals begeleidende maatregelen voor de uitvoering van het CWC, tot stand te brengen.

2.   OPCW-projecten sluiten aan bij de maatregelen van de EU-strategie wanneer zij gericht zijn op de verbetering van:

het promoten van het CWC door middel van activiteiten, waaronder regionale en subregionale workshops en seminars, die tot doel hebben meer staten tot de OPCW te doen toetreden;

duurzame technische ondersteuning van verdragsluitende staten die hierom verzoeken, met het oog op het instellen en effectief functioneren van de nationale autoriteiten en de totstandbrenging van nationale uitvoeringsmaatregelen, als bepaald in het CWC;

de internationale samenwerking op het gebied van chemische activiteiten, door middel van uitwisseling van wetenschappelijke en technische informatie, chemische stoffen en apparatuur voor niet bij het CWC verboden doeleinden, teneinde het vermogen van de verdragsluitende staten om het CWC uit te voeren te helpen ontwikkelen.

In de bijlage gaat een nadere omschrijving van bovenbedoelde projecten.

Artikel 2

1.   Het financiële referentiebedrag voor de drie in artikel 1, lid 2, bedoelde projecten bedraagt 1 697 000 EUR, te financieren uit de algemene begroting voor 2006.

2.   De met het in lid 1 genoemde bedrag gefinancierde uitgaven worden beheerd met inachtneming van de procedures en voorschriften van de Europese Gemeenschap die van toepassing zijn op de algemene begroting van de Europese Unie, met dien verstande dat eventuele voorfinanciering niet het eigendom van de Europese Gemeenschap blijft.

3.   Voor de uitvoering van de in artikel 1 bedoelde projecten sluit de Commissie een financieringsovereenkomst met de OPCW over het gebruik van de bijdrage van de Europese Unie, die als schenking wordt verstrekt. Die financieringsovereenkomst bepaalt dat de OPCW er zorg voor draagt dat de bijdrage van de Europese Unie zichtbaar is in een mate die overeenstemt met haar omvang.

4.   De Commissie brengt, samen met het voorzitterschap, bij de Raad verslag uit over de wijze waarop de bijdrage van de Europese Unie aangewend is.

Artikel 3

Het voorzitterschap is, in volledige samenwerking met de Commissie, verantwoordelijk voor de uitvoering van dit gemeenschappelijk optreden. De Commissie ziet toe op correcte aanwending van de in artikel 2 bedoelde bijdrage.

Artikel 4

Dit gemeenschappelijk optreden treedt in werking op de dag waarop het wordt aangenomen.

Het verstrijkt één jaar na de aanneming ervan.

Artikel 5

Dit gemeenschappelijk optreden wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 12 december 2005.

Voor de Raad

De voorzitter

J. STRAW


(1)  PB L 349 van 25.11.2004, blz. 63.


BIJLAGE

Ondersteuning door de Europese Unie van OPCW-activiteiten in het kader van de uitvoering van de strategie van de Europese Unie ter bestrijding van de verspreiding van massavernietigingswapens

1.   Doel en omschrijving

Algemene doelstelling: ondersteuning van het mondialiseren van het CWC en in het bijzonder bevordering van de toetreding tot het CWC van staten die nog geen partij zijn (staten die wél en staten die niet hebben ondertekend), en ondersteuning van de uitvoering van het CWC door de staten die wel reeds partij zijn.

Omschrijving: De steun van de Europese Unie aan de OPCW is gericht op de volgende gebieden, die CWC-staten hebben aangemerkt als gebieden waarop dringend actie moet worden ondernomen:

i)

bevordering van de wereldwijde toepassing van het CWC;

ii)

steun voor de uitvoering van het CWC door de staten die partij zijn bij dat verdrag;

iii)

internationale samenwerking op gebied van chemische activiteiten.

De EU-steun komt uitsluitend de hieronder omschreven projecten ten goede. De EU-financiering bestrijkt alleen uitgaven die specifiek verband houden met de uitvoering van de projecten. Die projecten worden dan ook niet gefinancierd uit hoofde van de gewone begroting van de OPCW voor 2006. Daarnaast wordt de aankoop van goederen, werk en diensten verricht door de OPCW.

2.   Omschrijving

2.1.   Project 1: Bevordering van de wereldwijde toepassing van het CWC

Doel van het project: Bevorderen toetreding tot het CWC.

Projectresultaten:

i)

Toetreding van meer landen tot het CWC in verscheidene geografische gebieden (Afrika, het Caribisch gebied, het Middellandse-Zeegebied en het Midden-Oosten);

ii)

versterkte regionale netwerking (waarbij relevante subregionale organisaties en netwerken in diverse voor het CWC belangrijke gebieden zijn betrokken).

Omschrijving: Regionale, subregionale en bilaterale activiteiten die gericht zijn op de wereldwijde toepassing.

De deelneming van niet-CWC-staten aan regionale, subregionale en bilaterale activiteiten biedt de OPCW de gelegenheid om contacten met vertegenwoordigers van de hoofdsteden te leggen/ontwikkelen en de voordelen en winstpunten van een toetreding tot het CWC, alsook de daarmee gepaard gaande verplichtingen onder de aandacht te brengen. Tevens wordt er bijstand en technische ondersteuning verleend op specifieke punten in verband met de voorbereiding op toetreding tot het verdrag.

Voor 2005 kon de OPCW met de beschikbare financiering slechts een gering aantal regionale seminars en workshops organiseren, die in eerste instantie beogen de mensen politiek bewust te maken van de voordelen die het verdrag te bieden heeft aan staten die geen partij zijn. Dankzij de financiële steun van de Europese Unie werd het in 2005 mogelijk staten die geen partij zijn op een intensievere en meer doelgerichte manier te assisteren bij de voorbereiding op toetreding tot het CWC, bijvoorbeeld door middel van bilaterale bezoeken of regionale/subregionale bijeenkomsten over aspecten van nationale uitvoeringswetgeving die met de ratificatie van het CWC samenhangen.

Die intensieve, doelgerichte begeleiding zal in 2006 worden voortgezet, waardoor de OPCW haar ledenaantal zal kunnen vergroten en, in het vooruitzicht van de tiende verjaardag van de inwerkingtreding van het CWC in april 2007, vooruitgang zal kunnen boeken in haar streven naar een wereldwijde toepassing van het verdrag.

Het project zal in 2006 de volgende activiteiten financieren:

i)

een workshop over het CWC en bilaterale opleiding en ondersteuning voor Afrikaanse staten die geen partij zijn (nog te bepalen plaats in Afrika, twee à drie dagen in het eerste en derde kwartaal van 2006). Steun zal worden toegekend aan deelnemers van beleidvormingsinstanties uit staten die geen partij zijn, en van betrokken regionale/subregionale instanties, bijv. de Afrikaanse Unie. Er zullen vertegenwoordigers uit Angola, de Centraal-Afrikaanse Republiek, de Comoren, Congo, Djibouti, Egypte, Guinee-Bissau, Liberia, en Somalië worden uitgenodigd. Het zou zeer nuttig zijn dat een gastspreker van de Europese Unie de deelnemers informeert over voor Afrika belangrijke EU-initiatieven inzake non-proliferatie en ontwapening met betrekking tot massavernietigingswapens.

Geraamde totale kostprijs: 56 000 EUR;

ii)

workshop over het CWC voor landen van het Middellandse-Zeegebied en het Midden-Oosten (plaats nog te bepalen, twee à drie dagen, tweede kwartaal 2006). Na de met EU-middelen gefinancierde workshop in Cyprus in 2005, waaraan voor het eerst is deelgenomen door alle staten uit de regio die geen partij zijn bij het verdrag, zullen vertegenwoordigers worden uitgenodigd van staten die geen partij zijn (bijv. Egypte, Irak, Israël, Libanon, Syrië en andere niet-CWC-staten die lid zijn van de Arabische Liga). Voorts zullen er beleidsvormings- en adviesinstanties van niet-CWC-staten worden uitgenodigd, naast belangrijke vertegenwoordigers van tot de regio behorende CWC-staten en organisaties. Een of twee gastsprekers van de Europese Unie kan worden verzocht de deelnemers te informeren over EU-initiatieven inzake non-proliferatie en ontwapening met betrekking tot massavernietigingswapens, de politieke en veiligheidsaspecten van het Europees-mediterrane partnerschap en de door de Europese Unie toegepaste exportcontrolemaatregelen.

Geraamde totale kostprijs: 46 000 EUR;

iii)

doelgerichte subregionale en bilaterale opleiding en ondersteuning voor niet-CWC-staten in het Caribisch gebied (plaats nog te bevestigen, twee dagen, eerste en laatste kwartaal 2006). Er zullen vertegenwoordigers van onder meer de Bahama’s, Barbados, de Dominicaanse Republiek, Haïti, en van regionale/subregionale organisaties als de OAS en de OECS worden uitgenodigd. Het zou zeer nuttig zijn een gastspreker van de Europese Unie uit te nodigen om de deelnemers te informeren over EU-initiatieven inzake non-proliferatie en ontwapening met betrekking tot MVW.

Geraamde totale kostprijs: 24 000 EUR.

Geraamde totale kostprijs van project 1: 126 000 EUR.

2.2.   Project 2: Nationale uitvoering van het CWC

Doel van het project: Instelling en effectief functioneren van nationale autoriteiten, totstandbrenging van nationale uitvoeringsmaatregelen, en aanneming van eventuele administratieve maatregelen die nodig zijn krachtens de verplichtingen van artikel VII van het CWC.

Projectresultaten:

i)

Het instellen en effectief functioneren van nationale autoriteiten en de aanneming van adequate uitvoeringsmaatregelen in alle regio’s blijven vergemakkelijken door wetgevings- en technische bijstand en uitvoeringsondersteuning te verstrekken aan de nationale autoriteiten;

ii)

de nationale autoriteiten helpen met het proces van nationale uitvoering door steun voor capaciteitsopbouw;

iii)

in het kader van een programma voor lange bezoeken: voorzien in een tijdelijke aanwezigheid van de OPCW in Afrika ter ondersteuning van de nationale uitvoering krachtens artikel VII van het CWC in Afrikaanse staten die partij zijn bij het verdrag;

iv)

adequate informatie verschaffen wat betreft de overdrachten van in het CWC opgenomen chemische stoffen naar en vanaf het grondgebied dat onder de jurisdictie van de nationale autoriteiten valt, alsook een ruimere verspreiding daarvan aan douaneautoriteiten teneinde eventuele verschillen in de door de CWC-staten verstrekte overdrachtsgegevens, te kunnen wegwerken.

Omschrijving: Het project zal bijdragen aan de huidige pogingen om het functioneren van de nationale autoriteiten en het treffen van adequate uitvoeringsmaatregelen te verbeteren, door middel van:

a)

steun, in het kader van bilaterale bezoeken of in een andere passende vorm, in alle aangelegenheden die verband houden met het CWC, in het bijzonder wat wetgevings- en technische aspecten betreft, om in te gaan op de behoeften van daarom verzoekende staten die partij zijn en hen te helpen hun verplichtingen op grond van artikel VII na te komen. De steun zal worden verleend door deskundigen/resource persons van de OPCW, waaronder, zo nodig, EU-deskundigen. Ieder bezoek zal ongeveer vijf werkdagen duren en telt normaal gezien drie deskundigen. Hoe lang het bezoek duurt en hoeveel personen per team meereizen, wordt per geval bepaald, teneinde de voor dat geval vereiste steun op de meest kostenefficiënte manier te kunnen verstrekken.

Voorts zal de Europese Unie een programma voor lange bezoeken financieren om in Afrika in een tijdelijke aanwezigheid van de OPCW te voorzien; doel van deze aanwezigheid is, de Afrikaanse staten die partij zijn bij het verdrag, te helpen hun verplichtingen ingevolge artikel VII na te komen. De OPCW zal gedurende een strikt beperkte termijn aanwezig zijn, met als enige doel de nationale uitvoering in Afrika te ondersteunen.

Geraamde totale kosten: 225 000 EUR;

b)

financiële steun aan nationale autoriteiten om hen te helpen capaciteit op te bouwen met het oog op de nationale activiteiten en infrastructuur die nodig zijn voor de uitvoering van het CWC: er wordt een proefproject opgezet om activiteiten met betrekking tot de nationale uitvoering in bepaalde nationale autoriteiten te financieren. In het proefstadium zouden in het kader van het project ca. twaalf nationale autoriteiten worden gefinancierd, met een maximumbedrag van 15 000 EUR per geselecteerde nationale autoriteit. Hoeveel en welk soort steun wordt verleend, hangt af van de specifieke activiteiten die nodig worden geacht om in de nationale autoriteiten meer capaciteit op te bouwen met het oog op een vlotter verloop van de nationale uitvoering.

In 2005 is de vrijwillige bijdrage van de Europese Unie ten goede gekomen aan de pogingen die de OPCW onderneemt om de verdragsluitende staten te helpen hun verplichtingen in het kader van het actieplan voor de uitvoering van de verplichtingen ingevolge artikel VII na te komen. Aan de daarom verzoekende verdragsluitende staten is specifieke steun verleend in het kader van bezoeken voor bilaterale technische bijstand. Tijdens die bezoeken is bekeken welke activiteiten nog ondernomen moeten worden om aan de uit artikel VII voortvloeiende verplichtingen te voldoen, met name wat betreft de ontwikkeling van op een specifiek land toegesneden actieplannen. Deze bezoeken voor bilaterale technische bijstand hebben positieve resultaten opgeleverd: de verdragsluitende staten hebben activiteiten opgezet om aan hun verplichtingen te voldoen en hebben aangegeven op welke gebieden verdere steun nodig is. Om door te kunnen gaan op het elan voor verdere uitvoering dat in deze verdragsluitende staten is gevonden, kan voor de specifieke gebieden waarop deze staten verdere steun nodig achten, in 2006 financiële steun van de Europese Unie ter beschikking worden gesteld.

In de nabije toekomst kunnen de verdragsluitende staten om steun verzoeken op onder meer de volgende gebieden: financiering van opleidingen om het thema van de uitvoering van de verschillende bepalingen van het CWC op nationaal niveau beter bekend te maken bij het personeel van bevoegde instanties, departementen en ministeries; honoraria voor juristen die nationale uitvoeringswetgeving opstellen; publicatie en verspreiding van aangenomen wet- en regelgeving; vertaling in de plaatselijke taal van nationale uitvoeringswetgeving en regelgeving in verband met handhaving, en oprichting van een dienst voor de nationale autoriteit. Deze schenkingen mogen niet worden gebruikt om salarissen te betalen.

Doel van het proefproject voor specifieke steunbehoeften is de verdragsluitende staten beter in staat te stellen de bepalingen van het verdrag uit te voeren, en een tastbare bijdrage te leveren aan de vooruitgang die van de begunstigde verdragsluitende staten wordt verwacht.

Welke nationale autoriteiten voor een schenking in aanmerking komen, wordt bepaald op grond van zorgvuldig gekozen criteria: de nationale autoriteiten moeten onder meer bewijzen dat zij in staat zijn meetbare vooruitgang te boeken met het uitvoeren van de bepalingen van het CWC, volgens een op het land toegesneden actieplan dat tijdens een bilateraal bezoek zal worden opgesteld. Er wordt een goedkeuringsmechanisme voor de selectie van de nationale autoriteiten en de voorgestelde consultants ingesteld met vertegenwoordigers van het voorzitterschap van de Raad van de Europese Unie, het Bureau van de persoonlijke vertegenwoordiger van de hoge vertegenwoordiger voor de non-proliferatie van massavernietigingswapens, de Commissiediensten en de OPCW. Mede dankzij deze schenkingen zou de nationale autoriteit in de daaropvolgende jaren een zelfstandige entiteit moeten worden.

Om deze schenkingen te kunnen ontvangen, moeten de begunstigde nationale autoriteiten de OPCW kwantificeerbare doelstellingen voorleggen, alsook een duidelijk tijdschema waarin die doelstellingen met de genoemde schenking verwezenlijkt zullen worden. In de overeenkomst wordt ook bepaald dat de begunstigde nationale autoriteit bij de OPCW op gezette tijden verslag moet uitbrengen over haar activiteiten. De schenking wordt in tranches uitbetaald, na evaluatie van de geboekte vooruitgang. De OPCW verschaft de Europese Unie de nodige informatie over de vooruitgang die in de begunstigde verdragsluitende staten wordt geboekt, alsook een financiële verklaring over het gebruik van de middelen in de verschillende begunstigde verdragsluitende staten.

Geraamde totale kosten: 180 000 EUR;

c)

deelname van de nationale autoriteiten en douaneautoriteiten aan één of meer technische vergaderingen in Den Haag of in verschillende regio’s over de CWC-bepalingen inzake overdracht, met het oog op een betere verspreiding van de informatie over deze bepalingen. Bij deze bijeenkomsten zullen, indien nodig, theoretische simulatieoefeningen plaatsvinden, scenario’s worden besproken en ervaringen worden uitgewisseld tussen deskundigen van de Europese Unie en van andere deelnemende staten.

Geraamde totale kosten: 180 000 EUR.

Geraamde totale kostprijs van project 2: 585 000 EUR.

2.3.   Project 3: Internationale samenwerking op het gebied van chemische activiteiten

 

Doel van het project:

Helpen bij de ontwikkeling van het vermogen van de CWC-staten om het Verdrag inzake chemische wapens te implementeren op het gebied van chemische activiteiten, overeenkomstig artikel XI van het CWC.

Dit project is vooral gericht op capaciteitsopbouw door middel van bijstand aan analytische laboratoria en opleiding op het gebied van analyses.

 

Projectresultaten/activiteiten:

i)

Levering van bepaalde essentiële apparatuur om de kwaliteit en juistheid van chemische analyses te verbeteren in door de overheid gefinancierde laboratoria in CWC-staten met een economie in een ontwikkelings- of overgangsstadium;

ii)

de laboratoria in die doellanden de mogelijkheid geven hun technische vaardigheden te verbeteren;

iii)

gekwalificeerde chemische analisten van CWC-staten helpen om meer ervaring en praktische kennis op te doen teneinde de analyse van chemische stoffen die verband houden met de nationale uitvoering van het CWC te vergemakkelijken.

 

Omschrijving:

De bijdrage van de Europese Unie zal voornamelijk gericht zijn op de volgende twee aspecten:

a)

Laboratoriumbijstand

De OPCW heeft in het kader van een programma voor laboratoriumbijstand geholpen om het technische bekwaamheidsniveau van laboratoria die zich bezighouden met chemische analyses en toezicht, te verbeteren. De bijstand neemt voornamelijk de vorm aan van financiële steun voor een technische evaluatie of audit van een laboratorium met het oog op verhoging van het bekwaamheidsniveau, de opleiding van technisch personeel in een geavanceerd(e) laboratorium/instelling met het oog op de ontwikkeling van vaardigheden, praktijkstages, met hetzelfde doel, in een erkend laboratorium, kleinschalige onderzoeksprojecten met betrekking tot de ontwikkeling van methodes, validatie, enz.

De steun van de OPCW bestrijkt evenwel niet de kosten voor de aanschaf van hardware of andere investeringskosten. Voorts is het ook nodig om deskundige bijstand te betrekken uit externe bronnen, aangezien die in de OPCW vanwege haar andere taken slechts beperkt voorhanden is. Als onderdeel van het gemeenschappelijk optreden van de Raad van de Europese Unie van 22 november 2004 is in 2005 een begin gemaakt met de uitvoering van een project voor laboratoriumbijstand; in het kader van dit project wordt aan acht door de overheid gefinancierde laboratoria in landen met een ontwikkelings- of een overgangseconomie essentiële analyseapparatuur ter beschikking gesteld, zoals een bench top gaschromatograaf (GC-werkbankmodel) en een bench top gaschromatograaf-massaspectrometer (GC-MS-werkbankmodel), samen met de nodige technische bijstand om de technische bekwaamheid op het gebied van de analyse van chemische stoffen die verband houden met het CWC te verbeteren. Een door het technisch secretariaat van de OPCW verspreide oproep tot steunaanvragen in het kader van het project heeft in totaal 100 aanvragen opgeleverd, waarvan er 19 voor nadere overweging aan de Europese Unie werden aanbevolen. In 2005 kon in het kader van het project evenwel slechts aan acht laboratoria steun worden toegekend, de andere elf geselecteerde aanvragen konden niet in aanmerking worden genomen.

Dankzij EU-steun ter bekostiging van die behoeften zullen laboratoria in de doellanden hun technische bekwaamheid en de kwaliteit en juistheid van hun chemische analyses aanzienlijk kunnen verbeteren. Het nieuwe in 2006 uit te voeren project betreft acht andere laboratoria, of zoveel als de middelen toelaten, die via het in project 2.2.b bedoelde goedkeuringsmechanisme worden geselecteerd.

Dit project wordt dus een verlenging van het project voor laboratoriumbijstand van 2005. De uitvoering ervan zal starten zodra de lidstaten van de Europese Unie een positieve beoordeling van het lopende project hebben gegeven, op basis van een door de OPCW in te dienen schriftelijk verslag.

Goedkeuringsmechanisme:

Het voor project 2.2.b ingestelde goedkeuringsmechanisme zal worden gebruikt ten behoeve van de selectie van de voor financiering uit dit project in aanmerking komende instellingen. Voor projecten die de acht door de overheid gefinancierde laboratoria betreffen, inclusief hardwarebijstand, is een voorafgaande goedkeuring door de EU-lidstaten vereist. Laboratoria kunnen alleen in aanmerking komen wanneer er een verband is met het CWC; bovendien zal zorgvuldig bekeken worden hoever de uitvoering van het CWC gevorderd is en of de eventueel begunstigde staten hun bijdrage aan de gewone begroting van de OPCW tijdig betalen. Overdrachten in het kader van dit project dienen te geschieden in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 1334/2000 van de Raad van 22 juni 2000 tot instelling van een communautaire regeling voor controle op de uitvoer van producten en technologie voor tweeërlei gebruik (1) en met de richtsnoeren van de desbetreffende uitvoercontroleregeling; in het kader daarvan kan het Technisch Secretariaat van de OPCW worden verzocht toezicht te houden. Door een daartoe strekkend memorandum van overeenstemming met het Technisch Secretariaat van de OPCW te ondertekenen, zullen de CWC-staten die voor dit project in aanmerking komen, garanderen dat de overgedragen goederen in overeenstemming met de bepalingen van het CWC worden gebruikt.

Geraamde totale kosten: 700 000 EUR.

b)

Cursus ontwikkeling van analysevaardigheden

In Gemeenschappelijk Optreden 2004/797/GBVB was een bedrag voorzien om in 2005 in een lidstaat van de Europese Unie een cursus Ontwikkeling van analysevaardigheden aan te bieden voor 20 deelnemers. De cursus is met succes georganiseerd in Nederland (24 juni tot en met 8 juli 2005). De vraag om deelname aan de cursus vanuit de doellanden, d.w.z. landen met een ontwikkelings- of een overgangseconomie was zo groot (bijna 180 aanvragen), dat wordt voorgesteld dezelfde cursus in 2006 twee keer te organiseren. De cursus zal georganiseerd worden met medewerking van één of twee Europese instellingen en in beide gevallen plaats bieden aan 20 deelnemers. Deelnemers moeten duidelijk betrokken zijn bij activiteiten van het CWC, meer in het bijzonder de daadwerkelijke uitvoering van het verdrag in hun land. Doel zal zijn gekwalificeerde chemische analisten van CWC-staten die ontwikkelingslanden zijn of een overgangseconomie hebben, de mogelijkheid te bieden meer ervaring en praktische kennis op te doen; de analyse van chemische stoffen die verband houden met de nationale uitvoering van het verdrag te vergemakkelijken; de nationale capaciteit in de verdragsluitende staten te verbeteren door een opleiding in chemische analyse aan te bieden aan personeelsleden uit het bedrijfsleven, de academische instellingen en de overheidslaboratoria; de invoering van goede laboratoriumpraktijken te faciliteren, en de personeelspool te vergroten waaruit de nationale autoriteiten en het secretariaat in de toekomst kunnen putten. De cursus zal betrekking hebben op zowel theoretische als praktische opleiding inzake systeemvalidatie, probleemoplossing, prepareren en analyseren van monsters. Beide cursussen zullen twee weken duren en plaatsvinden in juni-juli of een andere geschikte periode in 2006.

Geraamde totale kosten: 230 000 EUR.

Geraamde totale kostprijs van project 3: 930 000 EUR.

3.   Duur

De totale duur van de uitvoering van het gemeenschappelijk optreden wordt op twaalf maanden geraamd.

4.   Begunstigden

De begunstigden van de activiteiten die gericht zijn op het universeel maken van het verdrag zijn niet-CWC-staten (staten die wèl, maar ook staten die niet hebben ondertekend). De begunstigden van de op uitvoering gerichte activiteiten zijn niet-EU-staten die partij zijn bij het CWC. De selectie van de begunstigde landen zal geschieden door de OPCW, in overleg met het voorzitterschap van de Raad van de Europese Unie.

5.   Uitvoeringsorgaan

De OPCW wordt met de uitvoering van de drie projecten belast. Deze drie projecten worden uitgevoerd door de personeelsleden van de OPCW, met hulp van de verdragsluitende staten van de OPCW en hun instellingen, geselecteerde deskundigen of hierboven bedoelde contractanten. In het geval van contractanten moet de levering van goederen, werken of diensten door de OPCW in het kader van dit gemeenschappelijk optreden geschieden volgens de desbetreffende regels en procedures van de OPCW, als omschreven in de bijdrageovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap en een internationale organisatie.

6.   Deelnemende derde partijen

Deze projecten worden volledig gefinancierd uit dit gemeenschappelijk optreden van de Europese Unie. Deskundigen van de verdragsluitende staten van de OPCW mogen als deelnemende derde partijen worden beschouwd. Zij zullen hun werkzaamheden verrichten volgens de standaardwerkwijze voor OPCW-deskundigen.

7.   Raming van de benodigde middelen

De bijdrage van de Europese Unie dekt volledig de uitvoering van de drie in deze bijlage omschreven projecten. De kosten worden als volgt geraamd:

Project 1:

126 000 EUR

Project 2:

585 000 EUR

Project 3:

930 000 EUR.

TOTALE KOSTPRIJS (exclusief onvoorziene kosten):

1 641 000 EUR.

Verder is er voor onvoorziene kosten een reserve van ongeveer 3 % (56 000 EUR) van de voorziene kosten.

TOTALE KOSTPRIJS (inclusief onvoorziene kosten):

1 697 000 EUR.

8.   Financieel referentiebedrag voor de totale kosten van het project

De totale kosten van het project bedragen 1 697 000 EUR.


(1)  PB L 159 van 30.6.2000, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1504/2004 (PB L 281 van 31.8.2004, blz. 1).