ISSN 1725-2598

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 291

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

48e jaargang
5 november 2005


Inhoud

 

I   Besluiten waarvan de publicatie voorwaarde is voor de toepassing

Bladzijde

 

 

Verordening (EG) nr. 1807/2005 van de Commissie van 4 november 2005 tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

1

 

*

Verordening (EG) nr. 1808/2005 van de Commissie van 4 november 2005 betreffende de opening van een openbare inschrijving voor de vaststelling van de verlaging van het recht bij invoer van maïs, van herkomst uit derde landen, in Spanje

3

 

*

Verordening (EG) nr. 1809/2005 van de Commissie van 4 november 2005 betreffende de opening van een openbare inschrijving voor de vaststelling van de verlaging van het recht bij invoer van maïs, van herkomst uit derde landen, in Portugal

4

 

*

Verordening (EG) nr. 1810/2005 van de Commissie van 4 november 2005 ter verlening van een nieuwe vergunning voor tien jaar voor een toevoegingsmiddel in de diervoeding, een permanente vergunning voor bepaalde toevoegingsmiddelen in de diervoeding en een voorlopige vergunning voor nieuwe toepassingen van bepaalde al toegelaten toevoegingsmiddelen in de diervoeding ( 1 )

5

 

*

Verordening (EG) nr. 1811/2005 van de Commissie van 4 november 2005 tot verlening van voorlopige en permanente vergunningen voor bepaalde toevoegingsmiddelen in de diervoeding en een voorlopige vergunning voor een nieuwe toepassing van een al toegelaten toevoegingsmiddel in de diervoeding ( 1 )

12

 

*

Verordening (EG) nr. 1812/2005 van de Commissie van 4 november 2005 tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 490/2004, (EG) nr. 1288/2004, (EG) nr. 521/2005 en (EG) nr. 833/2005 wat betreft de voorwaarden voor de verlening van vergunningen voor het gebruik van bepaalde toevoegingsmiddelen in de diervoeding, behorende tot de groepen Enzymen en Micro-organismen ( 1 )

18

 

 

II   Besluiten waarvan de publicatie niet voorwaarde is voor de toepassing

 

 

Commissie

 

*

Besluit van de Commissie van 27 oktober 2005 tot vaststelling van de voorschriften voor de aanschaf van voedselhulp door NGO’s die door de Commissie gemachtigd zijn tot de aanschaf en beschikbaarstelling van producten die geleverd worden overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1292/96 van de Raad en tot intrekking van het besluit van 3 september 1998

24

 

*

Beschikking van de Commissie van 3 november 2005 tot wijziging van de bijlagen I en II bij Beschikking 2003/634/EG houdende goedkeuring van programma's ter verkrijging van de status van erkend gebied of erkend bedrijf in een niet-erkend gebied ten aanzien van virale hemorragische septikemie (VHS) en infectieuze hematopoïetische necrose (IHN) bij vis (Kennisgeving geschied onder nummer C(2005) 4185)  ( 1 )

33

 

*

Beschikking van de Commissie van 3 november 2005 tot wijziging van Beschikking 93/195/EEG inzake veterinairrechtelijke voorschriften en veterinaire certificering voor het opnieuw binnenbrengen, na tijdelijke uitvoer, van geregistreerde paarden voor wedrennen, wedstrijden en culturele manifestaties (Kennisgeving geschied onder nummer C(2005) 4186)  ( 1 )

38

 

*

Beschikking van de Commissie van 3 november 2005 betreffende het in de handel brengen, overeenkomstig Richtlijn 2001/18/EG van het Europees Parlement en de Raad, van een maïsproduct (Zea mays L., lijn 1507), genetisch gemodificeerd met het oog op resistentie tegen bepaalde schadelijke lepidoptera en met het oog op tolerantie voor het herbicide glufosinaatammonium (Kennisgeving geschied onder nummer C(2005) 4192)

42

 

*

Beschikking van de Commissie van 3 november 2005 tot intrekking van Beschikking 2003/136/EG inzake de goedkeuring van de programma's voor de uitroeiing van klassieke varkenspest bij wilde varkens en voor het uitvoeren van noodvaccinatie tegen klassieke varkenspest bij wilde varkens in Luxemburg (Kennisgeving geschied onder nummer C(2005) 4193)

45

 

*

Beschikking van de Commissie van 3 november 2005 tot wijziging van Beschikking 92/452/EEG wat betreft embryoteams in de Verenigde Staten van Amerika (Kennisgeving geschied onder nummer C(2005) 4195)  ( 1 )

46

 

 

Rectificaties

 

*

Rectificatie van Beschikking 2005/759/EG van de Commissie van 27 oktober 2005 tot vaststelling van bepaalde beschermende maatregelen in verband met hoogpathogene aviaire influenza in bepaalde derde landen en het verkeer uit derde landen van vogels die hun eigenaar vergezellen (PB L 285 van 28.10.2005)

48

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


I Besluiten waarvan de publicatie voorwaarde is voor de toepassing

5.11.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 291/1


VERORDENING (EG) Nr. 1807/2005 VAN DE COMMISSIE

van 4 november 2005

tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 3223/94 van de Commissie van 21 december 1994 houdende uitvoeringsbepalingen van de invoerregeling voor groenten en fruit (1), en met name op artikel 4, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In Verordening (EG) nr. 3223/94 zijn op grond van de multilaterale handelsbesprekingen in het kader van de Uruguayronde de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de periodes die in de bijlage bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt.

(2)

Op grond van de bovenvermelde criteria moeten de forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld op de in de bijlage bij deze verordening vermelde niveaus,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 4 van Verordening (EG) nr. 3223/94 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld zoals aangegeven in de tabel in de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 5 november 2005.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 4 november 2005.

Voor de Commissie

J. M. SILVA RODRÍGUEZ

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 337 van 24.12.1994, blz. 66. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 386/2005 (PB L 62 van 9.3.2005, blz. 3).


BIJLAGE

bij de verordening van de Commissie van 4 november 2005 tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

052

48,9

096

41,4

204

59,0

999

49,8

0707 00 05

052

95,1

204

23,7

999

59,4

0709 90 70

052

110,1

204

49,9

999

80,0

0805 20 30, 0805 20 50, 0805 20 70, 0805 20 90

624

88,1

999

88,1

0805 50 10

052

72,9

388

79,4

528

60,8

999

71,0

0806 10 10

052

116,8

400

238,9

508

242,7

624

181,1

720

95,2

999

174,9

0808 10 80

052

93,3

096

15,6

388

90,8

400

162,4

404

88,7

512

71,0

720

36,6

800

190,6

804

71,1

999

91,1

0808 20 50

052

88,2

720

50,7

999

69,5


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 750/2005 van de Commissie (PB L 126 van 19.5.2005, blz. 12). De code „999” staat voor „andere oorsprong”.


5.11.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 291/3


VERORDENING (EG) Nr. 1808/2005 VAN DE COMMISSIE

van 4 november 2005

betreffende de opening van een openbare inschrijving voor de vaststelling van de verlaging van het recht bij invoer van maïs, van herkomst uit derde landen, in Spanje

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1784/2003 van de Raad van 29 september 2003 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector granen (1), inzonderheid op artikel 12, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Naar aanleiding van de door de Gemeenschap in het kader van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde aangegane internationale verplichtingen (2), is het noodzakelijk om invoermogelijkheden te creëren om een bepaalde hoeveelheid maïs in Spanje in te voeren.

(2)

Verordening (EG) nr. 1839/95 van de Commissie van 26 juli 1995 houdende uitvoeringsbepalingen met betrekking tot de tariefcontingenten voor de invoer van maïs en sorgho in Spanje enerzijds en maïs in Portugal anderzijds (3), heeft de voor de uitvoering van de openbare inschrijving vereiste aanvullende bepalingen vastgesteld.

(3)

Gezien de huidige behoeften van de Spaanse markt, moet een inschrijving voor de vaststelling van de verlaging van het bij invoer van maïs geldende recht worden geopend.

(4)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor granen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Voor de verlaging van het recht bij invoer, zoals bedoeld in artikel 10, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1784/2003, van maïs in Spanje wordt een openbare inschrijving gehouden.

2.   De bepalingen van Verordening (EG) nr. 1839/95 zijn van toepassing voorzover in deze verordening niet anders is bepaald.

Artikel 2

De inschrijving blijft geopend tot en met 22 december 2005. Tijdens de geldigheidsduur ervan wordt wekelijks een deelinschrijving gehouden waarvoor de hoeveelheden en de uiterste data voor de indiening van de offertes met bericht van inschrijving worden vastgesteld.

Artikel 3

De in het kader van de onderhavige openbare inschrijving afgegeven invoercertificaten zijn 50 dagen geldig vanaf de datum van afgifte, in de zin van artikel 10, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1839/95.

Artikel 4

Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 4 november 2005.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 270 van 21.10.2003, blz. 78. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1154/2005 van de Commissie (PB L 187 van 19.7.2005, blz. 11).

(2)  PB L 336 van 23.12.1994, blz. 22.

(3)  PB L 177 van 28.7.1995, blz. 4. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1558/2005 (PB L 249 van 24.9.2005, blz. 6).


5.11.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 291/4


VERORDENING (EG) Nr. 1809/2005 VAN DE COMMISSIE

van 4 november 2005

betreffende de opening van een openbare inschrijving voor de vaststelling van de verlaging van het recht bij invoer van maïs, van herkomst uit derde landen, in Portugal

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1784/2003 van de Raad van 29 september 2003 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector granen (1), inzonderheid op artikel 12, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Naar aanleiding van de door de Gemeenschap in het kader van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde aangegane internationale verplichtingen (2), is het noodzakelijk om invoermogelijkheden te creëren om een bepaalde hoeveelheid maïs in Portugal in te voeren.

(2)

Verordening (EG) nr. 1839/95 van de Commissie van 26 juli 1995 houdende uitvoeringsbepalingen met betrekking tot de tariefcontingenten voor de invoer van maïs en sorgho in Spanje enerzijds en maïs in Portugal anderzijds (3), heeft de voor de uitvoering van de openbare inschrijving vereiste aanvullende bepalingen vastgesteld.

(3)

Gezien de huidige behoeften van de Portugese markt, moet een inschrijving voor de vaststelling van de verlaging van het bij invoer van maïs geldende recht worden geopend.

(4)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor granen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Voor de verlaging van het recht bij invoer, zoals bedoeld in artikel 10, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1784/2003, van maïs in Portugal wordt een openbare inschrijving gehouden.

2.   De bepalingen van Verordening (EG) nr. 1839/95 zijn van toepassing voorzover in deze verordening niet anders is bepaald.

Artikel 2

De inschrijving blijft geopend tot en met 30 maart 2006. Tijdens de geldigheidsduur ervan wordt wekelijks een deelinschrijving gehouden waarvoor de hoeveelheden en de uiterste data voor de indiening van de offertes in het bericht van inschrijving worden vastgesteld.

Artikel 3

De in het kader van de onderhavige openbare inschrijving afgegeven invoercertificaten zijn 50 dagen geldig vanaf de datum van afgifte, in de zin van artikel 10, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1839/95.

Artikel 4

Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 4 november 2005.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 270 van 21.10.2003, blz. 78. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1154/2005 van de Commissie (PB L 187 van 19.7.2005, blz. 11).

(2)  PB L 336 van 23.12.1994, blz. 22.

(3)  PB L 177 van 28.7.1995, blz. 4. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1558/2005 (PB L 249 van 24.9.2005, blz. 6).


5.11.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 291/5


VERORDENING (EG) Nr. 1810/2005 VAN DE COMMISSIE

van 4 november 2005

ter verlening van een nieuwe vergunning voor tien jaar voor een toevoegingsmiddel in de diervoeding, een permanente vergunning voor bepaalde toevoegingsmiddelen in de diervoeding en een voorlopige vergunning voor nieuwe toepassingen van bepaalde al toegelaten toevoegingsmiddelen in de diervoeding

(Voor de EER relevante tekst)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 70/524/EEG van de Raad van 23 november 1970 betreffende toevoegingsmiddelen in de diervoeding (1), en met name op artikel 3, artikel 9, artikel 9.D, lid 1, en artikel 9.E, lid 1,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1831/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2003 betreffende toevoegingsmiddelen voor diervoeding (2), en met name op artikel 25,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EG) nr. 1831/2003 voorziet in de toelating van toevoegingsmiddelen voor diervoeding.

(2)

Artikel 25 van Verordening (EG) nr. 1831/2003 bevat overgangsmaatregelen voor vergunningaanvragen betreffende toevoegingsmiddelen die vóór de datum van toepassing van Verordening (EG) nr. 1831/2003 overeenkomstig Richtlijn 70/524/EEG zijn ingediend.

(3)

De aanvragen voor de in de bijlagen bij deze verordening genoemde toevoegingsmiddelen zijn vóór de datum van toepassing van Verordening (EG) nr. 1831/2003 ingediend.

(4)

De eerste opmerkingen betreffende deze aanvragen zijn krachtens artikel 4, lid 4, van Richtlijn 70/524/EEG vóór de datum van toepassing van Verordening (EG) nr. 1831/2003 aan de Commissie toegezonden. Die aanvragen moeten dus nog overeenkomstig artikel 4 van Richtlijn 70/524/EEG worden behandeld.

(5)

Voor het gebruik van de groeibevorderende stof „Formi LHS (kaliumdiformiaat)” is bij Verordening (EG) nr. 1334/2001 van de Commissie (3) voor het eerst een voorlopige vergunning verleend voor biggen en mestvarkens. De persoon die verantwoordelijk is voor het in het verkeer brengen van „Formi LHS (kaliumdiformiaat)” heeft een aanvraag ingediend voor een definitieve vergunning voor tien jaar. Uit de beoordeling blijkt dat aan de voorwaarden van artikel 3 A van Richtlijn 70/524/EEG voor een dergelijke vergunning wordt voldaan. Voor het gebruik van dit preparaat, zoals omschreven in bijlage I, moet derhalve een vergunning voor tien jaar worden verleend.

(6)

Voor het gebruik van het toevoegingsmiddel „clinoptiloliet van sedimentaire oorsprong”, behorende tot de groep „Bindmiddelen, verdunningsmiddelen en stollingsmiddelen”, is bij Verordening (EG) nr. 1887/2000 van de Commissie (4) voor het eerst een voorlopige vergunning verleend voor varkens en mestkippen en -kalkoenen en voor runderen en zalm. Er zijn nieuwe gegevens ingediend ter staving van een aanvraag van een vergunning zonder tijdsbeperking voor dat toevoegingsmiddel. Uit de beoordeling blijkt dat aan de voorwaarden van artikel 3 A van Richtlijn 70/524/EEG voor een dergelijke vergunning wordt voldaan. Het gebruik van dat toevoegingsmiddel, zoals omschreven in bijlage II, moet daarom zonder tijdsbeperking worden toegestaan.

(7)

Voor het gebruik van het toevoegingsmiddel „natriumferrocyanide”, behorende tot de groep „Bindmiddelen, verdunningsmiddelen en stollingsmiddelen”, is bij Verordening (EG) nr. 256/2002 van de Commissie (5) voor het eerst een voorlopige vergunning verleend voor alle diersoorten of -categorieën. Er zijn nieuwe gegevens ingediend ter staving van een aanvraag van een vergunning zonder tijdsbeperking voor dat toevoegingsmiddel. Uit de beoordeling blijkt dat aan de voorwaarden van artikel 3 A van Richtlijn 70/524/EEG voor een dergelijke vergunning wordt voldaan. Het gebruik van dat toevoegingsmiddel, zoals omschreven in bijlage II, moet daarom zonder tijdsbeperking worden toegestaan.

(8)

Voor het gebruik van het toevoegingsmiddel „kaliumferrocyanide”, behorende tot de groep „Bindmiddelen, verdunningsmiddelen en stollingsmiddelen”, is bij Verordening (EG) nr. 256/2002 voor het eerst een voorlopige vergunning verleend voor alle diersoorten of -categorieën. Er zijn nieuwe gegevens ingediend ter staving van een aanvraag van een vergunning zonder tijdsbeperking voor dat toevoegingsmiddel. Uit de beoordeling blijkt dat aan de voorwaarden van artikel 3 A van Richtlijn 70/524/EEG voor een dergelijke vergunning wordt voldaan. Het gebruik van dat toevoegingsmiddel, zoals omschreven in bijlage II, moet daarom zonder tijdsbeperking worden toegestaan.

(9)

Voor het gebruik van het enzympreparaat endo-1,4-bèta-xylanase, geproduceerd door Trichoderma longibrachiatum (CNCM MA 6-10 W), is bij Verordening (EG) nr. 418/2001 van de Commissie (6) voor het eerst een voorlopige vergunning verleend voor legkippen. Er zijn nieuwe gegevens ingediend ter staving van de aanvraag van een vergunning zonder tijdsbeperking voor dit enzympreparaat. Uit de beoordeling blijkt dat aan de voorwaarden van artikel 3 A van Richtlijn 70/524/EEG voor een dergelijke vergunning wordt voldaan. Het gebruik van dat enzympreparaat, zoals omschreven in bijlage III, moet daarom voor onbeperkte duur worden toegestaan

(10)

Voor het gebruik van het preparaat van micro-organismen Enterococcus faecium (NCIMB 11181) is bij Verordening (EG) nr. 1333/2004 van de Commissie (7) een vergunning zonder tijdsbeperking verleend voor kalveren en biggen. Er zijn nieuwe gegevens ingediend ter staving van de aanvraag om uitbreiding van de vergunning voor het gebruik van dit preparaat van micro-organismen tot mestkippen. De Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) heeft op 13 april 2005 een positief advies uitgebracht betreffende de veiligheid van het gebruik van dat toevoegingsmiddel voor de diercategorie mestkippen onder de in bijlage IV bij deze verordening vermelde gebruiksvoorwaarden. Uit de beoordeling blijkt dat aan de voorwaarden van artikel 9 E, lid 1, van Richtlijn 70/524/EEG voor een dergelijke vergunning wordt voldaan. Het gebruik van dat preparaat van micro-organismen, zoals omschreven in bijlage IV, moet daarom voorlopig voor vier jaar worden toegestaan.

(11)

Voor het gebruik van het preparaat van micro-organismen Enterococcus faecium (CECT 4515) is bij Verordening (EG) nr. 654/2000 van de Commissie (8) voor het eerst een voorlopige vergunning verleend voor kalveren en biggen. Er zijn nieuwe gegevens ingediend ter staving van de aanvraag om uitbreiding van de vergunning voor het gebruik van dit preparaat van micro-organismen tot mestkippen. De EFSA heeft op 13 april 2005 een positief advies uitgebracht betreffende de veiligheid van het gebruik van dat toevoegingsmiddel voor de diercategorie mestkippen onder de in bijlage IV bij deze verordening vermelde gebruiksvoorwaarden. Uit de beoordeling blijkt dat aan de voorwaarden van artikel 9 E, lid 1, van Richtlijn 70/524/EEG voor een dergelijke vergunning wordt voldaan. Het gebruik van dat preparaat van micro-organismen, zoals omschreven in bijlage IV, moet daarom voorlopig voor vier jaar worden toegestaan.

(12)

Uit de beoordeling van deze aanvragen blijkt dat er bepaalde procedures nodig zijn om werknemers tegen blootstelling aan de in de bijlagen opgenomen toevoegingsmiddelen te beschermen. Die bescherming moet worden gewaarborgd door toepassing van Richtlijn 89/391/EEG van de Raad van 12 juni 1989 betreffende de tenuitvoerlegging van maatregelen ter bevordering van de verbetering van de veiligheid en de gezondheid van de werknemers op het werk (9).

(13)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Voor het in bijlage I omschreven, tot de groep „Groeibevorderende stoffen” behorende preparaat wordt onder de in die bijlage vastgestelde voorwaarden een vergunning voor tien jaar voor gebruik als toevoegingsmiddel in de diervoeding verleend.

Artikel 2

Voor de in bijlage II omschreven, tot de groep „Bindmiddelen, verdunningsmiddelen en stollingsmiddelen” behorende toevoegingsmiddelen wordt onder de in die bijlage vastgestelde voorwaarden een vergunning zonder tijdsbeperking voor gebruik als toevoegingsmiddel in de diervoeding verleend.

Artikel 3

Voor het in bijlage III omschreven, tot de groep „Enzymen” behorende preparaat wordt onder de in die bijlage vastgestelde voorwaarden een vergunning zonder tijdsbeperking voor gebruik als toevoegingsmiddel in de diervoeding verleend.

Artikel 4

Voor de in bijlage IV omschreven, tot de groep „Micro-organismen” behorende preparaten wordt onder de in die bijlage vastgestelde voorwaarden een voorlopige vergunning voor vier jaar voor gebruik als toevoegingsmiddel in de diervoeding verleend.

Artikel 5

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 4 november 2005.

Voor de Commissie

Markos KYPRIANOU

Lid van de Commissie


(1)  PB L 270 van 14.12.1970, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1800/2004 van de Commissie (PB L 317 van 16.10.2004, blz. 37).

(2)  PB L 268 van 18.10.2003, blz. 29. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 378/2005 van de Commissie (PB L 59 van 5.3.2005, blz. 8).

(3)  PB L 180 van 3.7.2001, blz. 18. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 676/2003 (PB L 97 van 15.4.2003, blz. 29).

(4)  PB L 227 van 7.9.2000, blz. 13.

(5)  PB L 41 van 13.2.2002, blz. 6.

(6)  PB L 62 van 2.3.2001, blz. 3.

(7)  PB L 247 van 21.7.2004, blz. 11.

(8)  PB L 79 van 30.3.2000, blz. 26. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2200/2001 (PB L 299 van 15.11.2001, blz. 1).

(9)  PB L 183 van 29.6.1989, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1882/2003 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 284 van 31.10.2003, blz. 1).


BIJLAGE I

Registratienummer van het toevoegingsmiddel

Naam en registratienummer van de persoon die verantwoordelijk is voor het in het verkeer brengen van het toevoegingsmiddel

Toevoegingsmiddel

(handelsnaam)

Samenstelling, chemische formule, beschrijving

Diersoort of -categorie

Maximum- leeftijd

Minimum

Maximum

Overige bepalingen

Einde van de vergunningsperiode

mg werkzame stof/kg volledig diervoeder

Groeibevorderende stoffen

E 800

BASF Aktiengesellschaft

Kaliumdiformiaat (Formi LHS)

Samenstelling toevoegingsmiddel:

 

kaliumdiformiaat, vast min. 98 %

 

silicaat: max. 1,5 %,

 

water: max. 0,5 %

Werkzame stof:

 

kaliumdiformiaat, vast

 

KH(COOH)2

 

CAS nr. 20642-05-1

Biggen (gespeend)

6 000

18 000

Voor gebruik bij gespeende biggen tot ongeveer 35 kg

25.11.2015

Mestvarkens

6 000

12 000

25.11.2015


BIJLAGE II

Nr.

(of EG- nr).

Toevoegingsmiddel

Chemische formule en beschrijving

Diersoort of -categorie

Maximumleeftijd

Minimum

Maximum

Overige bepalingen

Einde van de vergunningsperiode

mg/kg volledig diervoeder

Bindmiddelen, verdunningsmiddelen en stollingsmiddelen

E 568

Clinoptiloliet van sedimentaire oorsprong

Gehydrateerd calciumaluminosilicaat van sedimentaire oorsprong dat ten minste 80 % clinoptiloliet en ten hoogste 20 % kleimineralen, en geen vezels of kwarts bevat

Mestvarkens

20 000

Alle diervoeders

Onbeperkt

Mestkippen

20 000

Alle diervoeders

Onbeperkt

Mestkalkoenen

20 000

Alle diervoeders

Onbeperkt

Runderen

20 000

Alle diervoeders

Onbeperkt

Zalm

20 000

Alle diervoeders

Onbeperkt

E 535

Natriumferrocyanide

Na4[Fe(CN)6]. 10H2O

Alle diersoorten of -categorieën

Maximum: 80 mg/kg NaCl (berekend als ferrocyanide-ion)

Onbeperkt

E 536

Kaliumferrocyanide

K4[Fe(CN)6]. 3H2O

Alle diersoorten of -categorieën

Maximum: 80 mg/kg NaCl (berekend als ferrocyanide-ion)

Onbeperkt


BIJLAGE III

EG-nr.

Toevoegingsmiddel

Chemische formule en beschrijving

Diersoort of -categorie

Maximum-leeftijd

Minimum

Maximum

Overige bepalingen

Einde van de vergunningsperiode

Aantal activiteitseenheden/kg volledig diervoeder

Enzymen

E 1613

Endo-1,4-bèta-xylanase EC 3.2.1.8

Bereiding van endo-1,4-bèta-xylanase, geproduceerd door Trichoderma longibrachiatum (CNCM MA 6-10 W), met een minimale activiteit van:

 

poeder: 70 000 IFP (1)/g

 

vloeibaar: 7 000 IFP/ml

Legkippen

840 IFP

1.

In de gebruiksaanwijzing van het toevoegingsmiddel en het voormengsel de opslagtemperatuur, de maximale opslagduur en de stabiliteit bij verwerking tot pellets vermelden.

2.

Aanbevolen dosis per kg volledig diervoeder: 840 IFP.

3.

Voor gebruik in mengvoeders die rijk zijn aan niet-zetmeelpolysachariden (vooral arabinoxylanen), bv. voeders die meer dan 40 % tarwe bevatten.

Onbeperkt


(1)  1 IFP is de hoeveelheid enzym die bij een pH van 4,8 en een temperatuur van 50 °C 1 micromol reducerende suikers (xylose-equivalent) per minuut vrijmaakt uit haverxylaan.


BIJLAGE IV

EG-nr. of Nr.

Toevoegingsmiddel

Chemische formule en beschrijving

Diersoort of -categorie

Maximum-leeftijd

Minimum

Maximum

Overige bepalingen

Einde van de vergunningsperiode

CFU/kg volledig diervoeder

Micro-organismen

15

Enterococcus faecium

NCIMB 11181

Bereiding van Enterococcus faecium met ten minste

 

poeder:

4 × 1011 CFU/g toevoegingsmiddel

 

gecoat:

5 × 1010 CFU/g toevoegingsmiddel

Mestkippen

2,5 × 108

15 × 109

In de gebruiksaanwijzing van het toevoegingsmiddel en het voormengsel de opslagtemperatuur, de maximale opslagduur en de stabiliteit bij verwerking tot pellets vermelden.

25.11.2009

18

Enterococcus faecium

CECT 4515

Mengsel van Enterococcus faecium met ten minste:

1 × 109 CFU/g toevoegingsmiddelen

Mestkippen

1 × 109

1 × 109

In de gebruiksaanwijzing van het toevoegingsmiddel en het voormengsel de opslagtemperatuur, de maximale opslagduur en de stabiliteit bij verwerking tot pellets vermelden.

25.11.2009


5.11.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 291/12


VERORDENING (EG) Nr. 1811/2005 VAN DE COMMISSIE

van 4 november 2005

tot verlening van voorlopige en permanente vergunningen voor bepaalde toevoegingsmiddelen in de diervoeding en een voorlopige vergunning voor een nieuwe toepassing van een al toegelaten toevoegingsmiddel in de diervoeding

(Voor de EER relevante tekst)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 70/524/EEG van de Raad van 23 november 1970 betreffende toevoegingsmiddelen in de diervoeding (1), en met name op artikel 3, artikel 9 D, lid 1, en artikel 9 E, lid 1,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1831/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2003 betreffende toevoegingsmiddelen voor diervoeding (2), en met name op artikel 25,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EG) nr. 1831/2003 voorziet in de toelating van toevoegingsmiddelen voor diervoeding.

(2)

Artikel 25 van Verordening (EG) nr. 1831/2003 bevat overgangsmaatregelen voor vergunningaanvragen betreffende toevoegingsmiddelen die vóór de datum van toepassing van Verordening (EG) nr. 1831/2003 overeenkomstig Richtlijn 70/524/EEG zijn ingediend.

(3)

De aanvragen voor de in de bijlagen bij deze verordening genoemde toevoegingsmiddelen zijn vóór de datum van toepassing van Verordening (EG) nr. 1831/2003 ingediend.

(4)

De eerste opmerkingen betreffende deze aanvragen zijn krachtens artikel 4, lid 4, van Richtlijn 70/524/EEG vóór de datum van toepassing van Verordening (EG) nr. 1831/2003 aan de Commissie toegezonden. Die aanvragen moeten daarom nog overeenkomstig artikel 4 van Richtlijn 70/524/EEG worden behandeld.

(5)

Voor het gebruik van het enzympreparaat endo-1,3(4)-bèta-glucanase, geproduceerd door Aspergillus aculeatus (CBS 589.94), is bij Verordening (EG) nr. 1436/98 van de Commissie (3) voor het eerst een voorlopige vergunning verleend voor biggen. Er zijn nieuwe gegevens ingediend ter staving van de aanvraag van een vergunning zonder tijdsbeperking voor dit enzympreparaat. Uit de beoordeling blijkt dat aan de voorwaarden van artikel 3 A van Richtlijn 70/524/EEG voor een dergelijke vergunning is voldaan. Het gebruik van dit enzympreparaat, zoals omschreven in bijlage I, moet daarom voor onbeperkte duur worden toegestaan.

(6)

Voor het gebruik van het enzympreparaat endo-1,3(4)-bèta-glucanase, geproduceerd door Trichoderma longibrachiatum (ATCC 2106), is bij Verordening (EG) nr. 1411/1999 van de Commissie (4) voor het eerst een voorlopige vergunning verleend voor mestkippen. Er zijn nieuwe gegevens ingediend ter staving van de aanvraag van een vergunning zonder tijdsbeperking voor dit enzympreparaat. Uit de beoordeling blijkt dat aan de voorwaarden van artikel 3 A van Richtlijn 70/524/EEG voor een dergelijke vergunning is voldaan. Het gebruik van dit enzympreparaat, zoals omschreven in bijlage I, moet daarom voor onbeperkte duur worden toegestaan.

(7)

Voor het gebruik van het enzympreparaat endo-1,4-bèta-glucanase, endo-1,3(4)-bèta-glucanase en endo-1,4-bèta-xylanase, geproduceerd door Trichoderma longibrachiatum (ATCC 74 252), is een voorlopige vergunning verleend voor mestkalkoenen bij Verordening (EG) nr. 937/2001 van de Commissie (5) en voor legkippen bij Verordening (EG) nr. 2188/2002 van de Commissie (6). Voor het gebruik van dit enzympreparaat is een vergunning zonder tijdsbeperking verleend voor mestkippen bij Verordening (EG) nr. 1259/2004 van de Commissie (7) en voor mestkalkoenen bij Verordening (EG) nr. 1206/2005 van de Commissie (8). Er zijn nieuwe gegevens ingediend ter staving van de aanvraag om uitbreiding van de vergunning voor het gebruik van dit enzympreparaat tot eenden. De Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) heeft een advies uitgebracht over het gebruik van dit preparaat, waarin geconcludeerd wordt dat het voor deze nieuwe diercategorie geen risico inhoudt. Uit de beoordeling blijkt dat aan de voorwaarden van artikel 9 E, lid 1, van Richtlijn 70/524/EEG voor een vergunning voor een dergelijk preparaat wordt voldaan. Voor het gebruik van dit enzympreparaat, zoals omschreven in bijlage II, moet daarom een vergunning voor vier jaar worden verleend.

(8)

Er zijn gegevens ingediend ter staving van een aanvraag van een vergunning voor het gebruik van het enzympreparaat endo-1,4-bèta-xylanase, geproduceerd door Trichoderma reesei (CBS 529.94), en endo-1,3(4)-bèta-glucanase, geproduceerd door Trichoderma reesei (CBS 526.94), voor mestkippen en voor mestkalkoenen. De EFSA heeft een advies uitgebracht over het gebruik van dit preparaat, waarin geconcludeerd wordt dat het geen risico inhoudt voor de consument, de gebruiker, de diercategorie of het milieu. Uit de beoordeling blijkt dat aan de voorwaarden van artikel 9 E, lid 1, van Richtlijn 70/524/EEG voor een vergunning voor een dergelijk preparaat wordt voldaan. Voor het gebruik van dit enzympreparaat, zoals omschreven in bijlage II, moet daarom een vergunning voor vier jaar worden verleend.

(9)

Voor het gebruik van het preparaat van micro-organismen Saccharomyces cerevisiae (NCYC Sc 47) is bij Verordening (EG) nr. 937/2001 voor het eerst een voorlopige vergunning verleend voor melkkoeien. Er zijn nieuwe gegevens ingediend ter staving van een aanvraag van een vergunning zonder tijdsbeperking voor dit preparaat van micro-organismen. Uit de beoordeling blijkt dat aan de voorwaarden van artikel 3 A van Richtlijn 70/524/EEG voor een dergelijke vergunning is voldaan. Het gebruik van dit preparaat van micro-organismen, zoals omschreven in bijlage III, moet daarom voor onbeperkte duur worden toegestaan.

(10)

Voor het gebruik van het preparaat van micro-organismen Saccharomyces cerevisiae (CBS 493.94) is bij Verordening (EG) nr. 937/2001 voor het eerst een voorlopige vergunning verleend voor melkkoeien. Er zijn nieuwe gegevens ingediend ter staving van een aanvraag van een vergunning zonder tijdsbeperking voor dit preparaat van micro-organismen. Uit de beoordeling blijkt dat aan de voorwaarden van artikel 3 A van Richtlijn 70/524/EEG voor een dergelijke vergunning is voldaan. Het gebruik van dit preparaat van micro-organismen, zoals omschreven in bijlage III, moet daarom voor onbeperkte duur worden toegestaan.

(11)

Uit de beoordeling van deze aanvragen blijkt dat er bepaalde procedures nodig zijn om werknemers tegen blootstelling aan de in de bijlagen opgenomen toevoegingsmiddelen te beschermen. Die bescherming moet worden gewaarborgd door toepassing van Richtlijn 89/391/EEG van de Raad van 12 juni 1989 betreffende de tenuitvoerlegging van maatregelen ter bevordering van de verbetering van de veiligheid en de gezondheid van de werknemers op het werk (9).

(12)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Voor de tot de groep „Enzymen” behorende preparaten die in bijlage I worden vermeld, wordt onder de in die bijlage vastgestelde voorwaarden een vergunning zonder tijdsbeperking voor gebruik als toevoegingsmiddel in de diervoeding verleend.

Artikel 2

Voor de tot de groep „Enzymen” behorende preparaten die in bijlage II worden vermeld, wordt onder de in die bijlage vastgestelde voorwaarden een vergunning voor vier jaar voor gebruik als toevoegingsmiddel in de diervoeding verleend.

Artikel 3

Voor de tot de groep „Micro-organismen” behorende preparaten die in bijlage III worden vermeld, wordt onder de in die bijlage vastgestelde voorwaarden een vergunning zonder tijdsbeperking voor gebruik als toevoegingsmiddel in de diervoeding verleend.

Artikel 4

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 4 november 2005.

Voor de Commissie

Markos KYPRIANOU

Lid van de Commissie


(1)  PB L 270 van 14.12.1970, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1800/2004 van de Commissie (PB L 317 van 16.10.2004, blz. 37).

(2)  PB L 268 van 18.10.2003, blz. 29. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 378/2005 van de Commissie (PB L 59 van 5.3.2005, blz. 8).

(3)  PB L 191 van 7.7.1998, blz. 15.

(4)  PB L 164 van 30.6.1999, blz. 56.

(5)  PB L 130 van 12.5.2001, blz. 25.

(6)  PB L 333 van 10.12.2002, blz. 5.

(7)  PB L 239 van 9.7.2004, blz. 8.

(8)  PB L 197 van 28.7.2005, blz. 12.

(9)  PB L 183 van 29.6.1989, blz. 1. Richtlijn gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1882/2003 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 284 van 31.10.2003, blz. 1).


BIJLAGE I

EG-nr.

Toevoegingsmiddel

Chemische formule, beschrijving

Diersoort of -categorie

Maximum-leeftijd

Minimum

Maximum

Andere bepalingen

Einde van de vergunningperiode

Aantal activiteitseenheden/kg volledig diervoeder

Enzymen

E 1603

Endo-1,3(4)-bèta-glucanase

EC 3.2.1.6

Bereiding van endo-1,3(4)-bèta-glucanase, geproduceerd door Aspergillus aculeatus (CBS 589.94), met een minimale activiteit van:

 

gecoat:

Endo-1,3(4)-bèta-glucanase: 50 FBG (1)/g

 

vloeibaar:

endo-1,3(4)-bèta-glucanase: 120 FBG/ml

Biggen

(gespeend)

Endo-1,3(4)-bèta-glucanase: 10 FBG

1.

In de gebruiksaanwijzing voor het toevoegingsmiddel en het voormengsel de opslagtemperatuur, de houdbaarheid en de stabiliteit bij verwerking tot pellets vermelden

2.

Aanbevolen dosis per kg volledig diervoeder:

endo-1,3(4)-bèta-glucanase: 10-25 FBG

3.

Voor gebruik in mengvoeders die rijk zijn aan niet-zetmeelpolysachariden (vooral bèta-glucanen), bv. voeders die meer dan 60 % plantaardige ingrediënten (maïs, lupine, tarwe, gerst, soja, raapzaad of erwten) bevatten

4.

Voor toediening aan gespeende biggen tot ongeveer 35 kg

Onbeperkt

E 1635

Endo-1,3(4)-bèta-glucanase

EC 3.2.1.6

Bereiding van endo-1,3(4)-bèta-glucanase, geproduceerd door Trichoderma longibrachiatum (ATCC 2106), met een minimale activiteit van:

 

vloeibaar:

endo-1,3(4)-bèta-glucanase: 200 U (2)/ml

Mestkippen

Endo-1,3(4)-bèta-glucanase: 75 U

1.

In de gebruiksaanwijzing voor het toevoegingsmiddel en het voormengsel de opslagtemperatuur, de houdbaarheid en de stabiliteit bij verwerking tot pellets vermelden

2.

Aanbevolen dosis per kg volledig diervoeder: 75-100 U

3.

Voor gebruik in mengvoeders die rijk zijn aan niet-zetmeelpolysachariden (vooral bèta-glucanen), bv. voeders die meer dan 30 % gerst bevatten enz.

Onbeperkt


(1)  1 FBG is de hoeveelheid enzym die bij een pH van 5,0 en een temperatuur van 30 °C 1 micromol reducerende suikers (glucose-equivalent) per minuut vrijmaakt uit bèta-glucaan van gerst.

(2)  1 U is de hoeveelheid enzym die bij een pH van 5,0 en een temperatuur van 30 °C 1 micromol reducerende suikers (glucose-equivalent) per minuut vrijmaakt uit bèta-glucaan van gerst.


BIJLAGE II

EG-nr. of Nr.

Toevoegingsmiddel

Chemische formule, beschrijving

Diersoort of -categorie

Maximumleeftijd

Minimum

Maximum

Andere bepalingen

Einde van de vergunningperiode

Aantal activiteitseenheden/kg volledig diervoeder

Enzymen

11

Endo-1,4-bèta-glucanase EC 3.2.1.4

Endo-1,3(4)-bèta-glucanase EC 3.2.1.6

Endo-1,4-bèta-xylanase EC 3.2.1.8

Bereiding van endo-1,4-bèta-glucanase, endo-1,3(4)-bèta-glucanase en endo-1,4-bèta-xylanase, geproduceerd door Trichoderma longibrachiatum (ATCC 74 252), met een minimale activiteit van:

vloeibaar en korrels:

 

endo-1,4-bèta-glucanase: 8 000 U (1)/ml of g

 

endo-1,3(4)-bèta-glucanase: 18 000 U (2)/ml of g

 

endo-1,4-bèta-xylanase: 26 000 U (3)/ml of g

Eenden

Endo-1,4-bèta-glucanase: 400 U

1.

In de gebruiksaanwijzing voor het toevoegingsmiddel en het voormengsel de opslagtemperatuur, de houdbaarheid en de stabiliteit bij verwerking tot pellets vermelden

2.

Aanbevolen dosis per kg volledig diervoeder:

 

endo-1,4-bèta-glucanase: 400-1 600 U

 

endo-1,3(4)-bèta-glucanase: 900-3 600 U

 

endo-1,4-bèta-xylanase: 1 300-5 200 U

3.

Voor gebruik in mengvoeders die rijk zijn aan niet-zetmeelpolysachariden (vooral arabinoxylanen en bèta-glucanen), bv. voeders die meer dan 45 % gerst en/of triticale bevatten

25.11.2009

Endo-1,3(4)-bèta-glucanase: 900 U

Endo-1,4-bèta-xylanase: 1 300 U

63

Endo-1,4-bèta-xylanase EC 3.2.1.8

Endo-1,3(4)-bèta-glucanase EC 3.2.1.6

Bereiding van endo-1,4-bèta-xylanase, geproduceerd door Trichoderma reesei (CBS 529.94), en endo-1,3(4)-bèta-glucanase, geproduceerd door Trichoderma reesei (CBS 526.94), met een minimale activiteit van:

vast:

 

endo-1,4-bèta-xylanase: 800 000 BXU (4)/g

 

endo-1,3(4)-bèta-glucanase: 200 000 BU (5)/g

vloeibaar:

 

endo-1,4-bèta-xylanase: 120 000 BXU/ml

 

endo-1,3(4)-bèta-glucanase: 30 000 BU/ml

Mestkippen

Endo-1,4-bèta-xylanase: 6 000 BXU

Endo-1,3(4)-bèta-glucanase: 1 500 BU

1.

In de gebruiksaanwijzing voor het toevoegingsmiddel en het voormengsel de opslagtemperatuur, de houdbaarheid en de stabiliteit bij verwerking tot pellets vermelden

2.

Aanbevolen dosis per kg volledig diervoeder:

 

endo-1,4-bèta-xylanase: 16 000-24 000 BXU

 

endo-1,3(4)-bèta-glucanase: 4 000-6 000 BU

3.

Voor gebruik in mengvoeders die rijk zijn aan niet-zetmeelpolysachariden (vooral arabinoxylanen en glucanen), bv. voeders die meer dan 54 % tarwe bevatten

25.11.2009

Mestkalkoenen

Endo-1,4-bèta-xylanase: 16 000 BXU

Endo-1,3(4)-bèta-glucanase: 4 000 BU

1.

In de gebruiksaanwijzing voor het toevoegingsmiddel en het voormengsel de opslagtemperatuur, de houdbaarheid en de stabiliteit bij verwerking tot pellets vermelden

2.

Aanbevolen dosis per kg volledig diervoeder:

 

endo-1,4-bèta-xylanase: 16 000-40 000 BXU

 

endo-1,3(4)-bèta-glucanase: 4 000-10 000 BU

3.

Voor gebruik in mengvoeders die rijk zijn aan niet-zetmeelpolysachariden (vooral arabinoxylanen en glucanen), bv. voeders die meer dan 44 % tarwe bevatten

25.11.2009


(1)  1 U is de hoeveelheid enzym die bij een pH van 5,0 en een temperatuur van 40 °C 0,1 micromol glucose per minuut vrijmaakt uit carboxymethylcellulose.

(2)  1 U is de hoeveelheid enzym die bij een pH van 5,0 en een temperatuur van 40 °C 0,1 micromol glucose per minuut vrijmaakt uit bèta-glucaan van gerst.

(3)  1 U is de hoeveelheid enzym die bij een pH van 5,0 en een temperatuur van 40 °C 0,1 micromol glucose per minuut vrijmaakt uit xylaan van haverkaf.

(4)  1 BXU is de hoeveelheid enzym die bij een pH van 5,3 en een temperatuur van 50 °C 0,06 micromol reducerende suikers (xylose-equivalent) per minuut vrijmaakt uit berkenxylaan.

(5)  1 BU is de hoeveelheid enzym die bij een pH van 4,8 en een temperatuur van 50 °C 0,06 micromol reducerende suikers (glucose-equivalent) per minuut vrijmaakt uit bèta-glucaan van gerst.


BIJLAGE III

EG-nr. of Nr.

Toevoegingsmiddel

Chemische formule, beschrijving

Diersoort of -categorie

Maximum-leeftijd

Minimum

Maximum

Andere bepalingen

Einde van de vergunningperiode

CFU/kg volledig diervoeder

Micro-organismen

E 1702

Saccharomyces cerevisiae

NCYC Sc 47

Bereiding van Saccharomyces cerevisiae met ten minste:

5 × 109 CFU/g toevoegingsmiddel

Melkkoeien

4 × 108

2 × 109

In de gebruiksaanwijzing voor het toevoegingsmiddel en het voormengsel de opslagtemperatuur, de houdbaarheid en de stabiliteit bij verwerking tot pellets vermelden.

De hoeveelheid Saccharomyces cerevisiae in het dagrantsoen mag bij een lichaamsgewicht van 100 kg niet groter zijn dan 5,6 × 109 CFU. Voor elke volgende 100 kg lichaamsgewicht wordt dit met 8,75 × 109 CFU verhoogd.

Onbeperkt

E 1704

Saccharomyces cerevisiae

CBS 493.94

Bereiding van Saccharomyces cerevisiae met ten minste:

1 × 109 CFU/g toevoegingsmiddel

Melkkoeien

5 × 107

3,5 × 108

In de gebruiksaanwijzing voor het toevoegingsmiddel en het voormengsel de opslagtemperatuur, de houdbaarheid en de stabiliteit bij verwerking tot pellets vermelden.

De hoeveelheid Saccharomyces cerevisiae in het dagrantsoen mag bij een lichaamsgewicht van 100 kg niet groter zijn dan 1,2 × 109 CFU. Voor elke volgende 100 kg lichaamsgewicht wordt dit met 1,7 × 108 CFU verhoogd.

Onbeperkt


5.11.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 291/18


VERORDENING (EG) Nr. 1812/2005 VAN DE COMMISSIE

van 4 november 2005

tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 490/2004, (EG) nr. 1288/2004, (EG) nr. 521/2005 en (EG) nr. 833/2005 wat betreft de voorwaarden voor de verlening van vergunningen voor het gebruik van bepaalde toevoegingsmiddelen in de diervoeding, behorende tot de groepen „Enzymen” en „Micro-organismen”

(Voor de EER relevante tekst)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 70/524/EEG van de Raad van 23 november 1970 betreffende toevoegingsmiddelen in de diervoeding (1), en met name op artikel 3, artikel 9.D, lid 1, en artikel 9.E, lid 1,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1831/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2003 betreffende toevoegingsmiddelen voor diervoeding (2), en met name op artikel 25,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EG) nr. 1831/2003 voorziet in de toelating van toevoegingsmiddelen voor diervoeding.

(2)

Artikel 25 van Verordening (EG) nr. 1831/2003 bevat overgangsmaatregelen voor vergunningaanvragen betreffende toevoegingsmiddelen die vóór de datum van toepassing van Verordening (EG) nr. 1831/2003 overeenkomstig Richtlijn 70/524/EEG zijn ingediend.

(3)

De aanvragen voor de in de bijlagen bij deze verordening genoemde toevoegingsmiddelen zijn vóór de datum van toepassing van Verordening (EG) nr. 1831/2003 ingediend.

(4)

De eerste opmerkingen betreffende deze aanvragen zijn krachtens artikel 4, lid 4, van Richtlijn 70/524/EEG vóór de datum van toepassing van Verordening (EG) nr. 1831/2003 aan de Commissie toegezonden. Die aanvragen moeten dus nog overeenkomstig artikel 4 van Richtlijn 70/524/EEG worden behandeld.

(5)

Voor het gebruik van het preparaat van micro-organismen nr. 5 Saccharomyces cerevisiae (CBS 493.94) is bij Verordening (EG) nr. 490/2004 van de Commissie (3) een voorlopige vergunning voor vier jaar verleend voor paarden. Er zijn nieuwe gegevens ingediend ter staving van een verhoging van het minimumaantal kolonievormende eenheden (CFU) van dit preparaat in de kolom „Chemische formule, beschrijving” zonder wijziging van het maximum-, minimum- of aanbevolen aantal CFU in volledig diervoeder in de voorwaarden voor de verlening van de vergunning. Uit de beoordeling blijkt dat aan de voorwaarden van artikel 3.A van Richtlijn 70/524/EEG voor een dergelijke vergunning wordt voldaan. Het gebruik van dit preparaat van micro-organismen, zoals omschreven in bijlage I, moet daarom tot en met 20 maart 2008 worden toegestaan.

(6)

Voor het gebruik van het preparaat van micro-organismen nr. E 1704 Saccharomyces cerevisiae (CBS 493.94) is bij Verordening (EG) nr. 1288/2004 van de Commissie (4) een vergunning zonder tijdsbeperking verleend voor kalveren en mestrunderen. Er zijn nieuwe gegevens ingediend ter staving van een verhoging van het minimumaantal CFU van dit preparaat in de kolom „Chemische formule, beschrijving” zonder wijziging van het maximum-, minimum- of aanbevolen aantal CFU in volledig diervoeder in de voorwaarden voor de verlening van de vergunning. Uit de beoordeling blijkt dat aan de voorwaarden van artikel 3.A van Richtlijn 70/524/EEG voor een dergelijke vergunning wordt voldaan. Het gebruik van dit preparaat van micro-organismen, zoals omschreven in bijlage II, moet daarom voor onbeperkte duur worden toegestaan.

(7)

Voor het gebruik van het enzympreparaat nr. E 1623 endo-1,3(4)-bèta-glucanase, geproduceerd door Trichoderma longibrachiatum (ATCC 2106), endo-1,4-bèta-xylanase, geproduceerd door Trichoderma longibrachiatum (ATCC 2105), en subtilisine, geproduceerd door Bacillus subtilis (ATCC 2107), is bij Verordening (EG) nr. 521/2005 van de Commissie (5) een vergunning zonder tijdsbeperking verleend voor mestkippen. Er zijn nieuwe gegevens ingediend ter staving van een wijziging van de minimale enzymactiviteit in dit preparaat, zoals beschreven in de kolom „Chemische formule, beschrijving”, zonder wijziging van het maximum-, minimum- of aanbevolen aantal activiteitseenheden in volledig diervoeder in de voorwaarden voor de verlening van de vergunning. Uit de beoordeling blijkt dat aan de voorwaarden van artikel 3.A van Richtlijn 70/524/EEG voor een dergelijke vergunning wordt voldaan. Het gebruik van dit enzympreparaat, zoals omschreven in bijlage III, moet daarom voor onbeperkte duur worden toegestaan.

(8)

Voor het gebruik van het enzympreparaat nr. E 1627 endo-1,3(4)-bèta-glucanase, geproduceerd door Trichoderma longibrachiatum (ATCC 2106), en endo-1,4-bèta-xylanase, geproduceerd door Trichoderma longibrachiatum (ATCC 2105), is bij Verordening (EG) nr. 833/2005 van de Commissie (6) een vergunning zonder tijdsbeperking verleend voor mestvarkens. Er zijn nieuwe gegevens ingediend ter staving van een wijziging in de formulering van dit preparaat, zoals beschreven in de kolom „Chemische formule, beschrijving”, zonder wijziging van het maximum-, minimum- of aanbevolen aantal activiteitseenheden in volledig diervoeder in de voorwaarden voor de verlening van de vergunning. Uit de beoordeling blijkt dat aan de voorwaarden van artikel 3.A van Richtlijn 70/524/EEG voor een dergelijke vergunning wordt voldaan. Het gebruik van dit enzympreparaat, zoals omschreven in bijlage IV, moet daarom voor onbeperkte duur worden toegestaan.

(9)

De Verordeningen (EG) nr. 490/2004, (EG) nr 1288/2004, (EG) nr 521/2005 en (EG) nr 833/2005 moeten daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De bijlage bij Verordening (EG) nr. 490/2004 wordt vervangen door bijlage I bij deze verordening.

Artikel 2

Bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1288/2004 wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage II bij deze verordening.

Artikel 3

Bijlage I bij Verordening (EG) nr. 521/2005 wordt vervangen door bijlage III bij deze verordening.

Artikel 4

De bijlage bij Verordening (EG) nr. 833/2005 wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage IV bij deze verordening.

Artikel 5

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 4 november 2005.

Voor de Commissie

Markos KYPRIANOU

Lid van de Commissie


(1)  PB L 270 van 14.12.1970, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1800/2004 van de Commissie (PB L 317 van 16.10.2004, blz. 37).

(2)  PB L 268 van 18.10.2003, blz. 29. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 378/2005 van de Commissie (PB L 59 van 5.3.2005, blz. 8).

(3)  PB L 79 van 17.3.2004, blz. 23.

(4)  PB L 243 van 15.7.2004, blz. 10.

(5)  PB L 84 van 2.4.2005, blz. 3.

(6)  PB L 138 van 1.6.2005, blz. 5.


BIJLAGE I

Nr. (of EG-nr.)

Toevoegingsmiddel

Chemische formule, beschrijving

Diersoort of -categorie

Maximumleeftijd

Minimum

Maximum

Overige bepalingen

Einde van de vergunningperiode

CFU/kg volledig diervoeder

Micro-organismen

5

Saccharomyces cerevisiae

CBS 493.94

Bereiding van Saccharomyces cerevisiae met ten minste 1 × 109 CFU/g toevoegingsmiddel

Paarden

4 × 109

2,5 × 1010

In de gebruiksaanwijzing voor het toevoegingsmiddel en het voormengsel de opslagtemperatuur, de houdbaarheid en de stabiliteit bij verwerking tot pellets vermelden.

De hoeveelheid Saccharomyces cerevisiae in het dagrantsoen mag bij een lichaamsgewicht van 100 kg niet groter zijn dan 4,17 × 1010 CFU.

Gebruik toegestaan vanaf twee maanden na het spenen.

20.3.2008


BIJLAGE II

In bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1288/2004 worden de vermeldingen voor E 1704 vervangen door:

Nr. (of EG-nr.)

Toevoegingsmiddel

Chemische formule, beschrijving

Diersoort of -categorie

Maximumleeftijd

Minimum

Maximum

Overige bepalingen

Einde van de vergunningperiode

CFU/kg volledig diervoeder

Micro-organismen

„E 1704

Saccharomyces cerevisiae

CBS 493.94

Bereiding van Saccharomyces cerevisiae met ten minste

1 × 109 CFU/g toevoegingsmiddel

Kalveren

Zes maanden

2 × 108

2 × 109

In de gebruiksaanwijzing voor het toevoegingsmiddel en het voormengsel de opslagtemperatuur, de houdbaarheid en de stabiliteit bij verwerking tot pellets vermelden.

Zonder tijdsbeperking

Mestrunderen

1,7 × 108

1,7 × 108

In de gebruiksaanwijzing voor het toevoegingsmiddel en het voormengsel de opslagtemperatuur, de houdbaarheid en de stabiliteit bij verwerking tot pellets vermelden.

De hoeveelheid Saccharomyces cerevisae in het dagrantsoen mag bij een lichaamsgewicht van 100 kg niet groter zijn dan 7,5 x 108 CFU.

Voor elke volgende 100 kg lichaamsgewicht wordt dit met 1 x 108 CFU verhoogd.

Zonder tijdsbeperking”


BIJLAGE III

EG-nr.

Toevoegingsmiddel

Chemische formule, beschrijving

Diersoort of -categorie

Maximum-leeftijd

Minimum

Maximum

Overige bepalingen

Einde van de vergunningperiode

Aantal activiteitseenheden per kg volledig diervoeder

Enzymen

E 1623

Endo-1,3(4)-bèta-glucanase EC 3.2.1.6

Endo-1,4-bèta-xylanase EC 3.2.1.8

Subtilisine EC 3.4.21.62

Bereiding van endo-1,3(4)-bèta-glucanase, geproduceerd door Trichoderma longibrachiatum (ATCC 2106), endo-1,4-bèta-xylanase, geproduceerd door Trichoderma longibrachiatum (ATCC 2105), en subtilisine, geproduceerd door Bacillus subtilis (ATCC 2107), met een minimale activiteit van:

 

endo-1,3(4)-bèta-glucanase: 200 U (1)/g

 

endo-1,4-bèta-xylanase: 5 000 U (2)/g

 

subtilisine: 1 600 U (3)/g

Mestkippen

Endo-1,3(4)-bèta-glucanase: 25 U

1.

In de gebruiksaanwijzing voor het toevoegingsmiddel en het voormengsel de opslagtemperatuur, de houdbaarheid en de stabiliteit bij verwerking tot pellets vermelden.

2.

Aanbevolen dosis per kg volledig diervoeder:

 

endo-1,3(4)-bèta-glucanase: 25-100 U

 

endo-1,4-bèta-xylanase: 625-2 500 U

 

subtilisine: 200-800 U

3.

Voor gebruik in mengvoeders die bijvoorbeeld meer dan 30 % tarwe en 10 % gerst bevatten.

Zonder tijdsbeperking

Endo-1,4-bèta-xylanase: 625 U

Subtilisine: 200 U


(1)  1 U is de hoeveelheid enzym die bij een pH van 5,0 en een temperatuur van 30 °C 1 micromol reducerende suikers (glucose-equivalent) per minuut vrijmaakt uit bèta-glucaan van gerst.

(2)  1 U is de hoeveelheid enzym die bij een pH van 5,3 en een temperatuur van 50 °C 1 micromol reducerende suikers (xylose-equivalent) per minuut vrijmaakt uit xylaan van haverkaf.

(3)  1 U is de hoeveelheid enzym die bij een pH van 7,5 en een temperatuur van 40 °C 1 microgram fenolverbinding (tyrosine-equivalent) per minuut vrijmaakt uit caseïnesubstraat.


BIJLAGE IV

In de bijlage bij Verordening (EG) nr. 833/2005 worden de vermeldingen voor E 1627 vervangen door:

„E 1627

Endo-1,3(4)-bèta-glucanase EC 3.2.1.6

Endo-1,4-bèta-xylanase EC 3.2.1.8

Bereiding van endo-1,3(4)-bèta-glucanase, geproduceerd door Trichoderma longibrachiatum (ATCC 2106) en endo-1,4-bèta-xylanase, geproduceerd door Trichoderma longibrachiatum (ATCC 2105), met een minimale activiteit van:

poeder:

 

endo-1,3(4)-bèta-glucanase: 800 U (1)/g

 

endo-1,4-bèta-xylanase: 800 U (2)/g

vloeibaar:

 

endo-1,3(4)-bèta-glucanase: 800 U/ml

 

endo-1,4-bèta-xylanase: 800 U/ml

Mestvarkens

Endo-1,3(4)-bèta-glucanase: 400 U

1.

In de gebruiksaanwijzing voor het toevoegingsmiddel en het voormengsel de opslagtemperatuur, de houdbaarheid en de stabiliteit bij verwerking tot pellets vermelden.

2.

Aanbevolen dosis per kg volledig diervoeder:

 

endo-1,3(4)-bèta-glucanase: 400 U

 

endo-1,4-bèta-xylanase: 400 U.

3.

Voor gebruik in mengvoeders die rijk zijn aan niet-zetmeelpolysachariden (vooral bèta-glucanen en arabinoxylanen), bijvoorbeeld voeders die meer dan 65 % gerst bevatten

Zonder tijds-beperking

Endo-1,4-bèta-xylanase: 400 U


(1)  1 U is de hoeveelheid enzym die bij een pH van 5,0 en een temperatuur van 30 °C 1 micromol reducerende suikers (glucose-equivalent) per minuut vrijmaakt uit bèta-glucaan van gerst.

(2)  1 U is de hoeveelheid enzym die bij een pH van 5,3 en een temperatuur van 50 °C 1 micromol reducerende suikers (xylose-equivalent) per minuut vrijmaakt uit xylaan van haverkaf.”


II Besluiten waarvan de publicatie niet voorwaarde is voor de toepassing

Commissie

5.11.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 291/24


BESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 27 oktober 2005

tot vaststelling van de voorschriften voor de aanschaf van voedselhulp door NGO’s die door de Commissie gemachtigd zijn tot de aanschaf en beschikbaarstelling van producten die geleverd worden overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1292/96 van de Raad en tot intrekking van het besluit van 3 september 1998

(2005/769/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1292/96 van de Raad van 27 juni 1996 betreffende het voedselhulpbeleid en het beheer van de voedselhulp en specifieke acties ter ondersteuning van voedselveiligheid (1), en met name op artikel 19, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op grond van artikel 3, lid 1, van Verordening (EG) nr. 2519/97 van de Commissie van 16 december 1997 tot vaststelling van algemene voorschriften op grond van Verordening (EG) nr. 1292/96 van de Raad voor de beschikbaarstelling van als communautaire voedselhulp te leveren producten (2) kan de Commissie machtiging verlenen aan internationale en niet-gouvernementele organisaties (NGO’s) die van de Gemeenschap hulp ontvangen, om zelf de producten voor levering als voedselhulp aan te kopen en voor de beschikbaarstelling ervan zorg te dragen, waarbij de Commissie de daarvoor geldende voorschriften en procedures vaststelt.

(2)

In artikel 164 van Verordening (EG, Euratom) nr. 2342/2002 van de Commissie van 23 december 2002 tot vaststelling van uitvoeringsvoorschriften van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (3) (hierna „uitvoeringsvoorschriften” genoemd) wordt bepaald dat wanneer voor een actie waarvoor een subsidie van de Gemeenschap kan worden ontvangen, opdrachten moeten worden geplaatst, in de daartoe gesloten subsidieovereenkomst de regels voor het plaatsen van opdrachten dienen te worden opgenomen die de begunstigde moet naleven.

(3)

In artikel 120 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (4) (hierna „Financieel Reglement” genoemd) wordt bepaald dat, wanneer door de begunstigde van een subsidie overheidsopdrachten moeten worden geplaatst, de in het Financieel Reglement en de uitvoeringsvoorschriften daarvan opgenomen beginselen gelden.

(4)

De regels voor het plaatsen van opdrachten die nageleefd moeten worden door de organisaties vermeld in deel 2 van de bijlage bij Verordening (EG) nr. 1292/96, zijn reeds opgenomen in de bijdrageovereenkomsten die de Commissie voor de tenuitvoerlegging van de voedselhulp met die internationale organisaties heeft gesloten; voor NGO’s dienen de regels voor het plaatsen van opdrachten en andere voorwaarden die noodzakelijk zijn voor de beschikbaarstelling van voedselhulp en de naleving van de financiële beginselen van het Financieel Reglement en de uitvoeringsvoorschriften daarvan, met name te worden gebaseerd op de regels en beginselen van Verordening (EG) nr. 2519/97, waar nodig aangepast om rekening te houden met de situatie betreffende het financiële beheer.

(5)

De regels voor het plaatsen van opdrachten moeten worden toegepast wanneer de Commissie aan NGO’s machtiging verleent om voedselhulp aan te schaffen en beschikbaar te stellen in het kader van de overeenkomsten die worden gesloten voor de uitvoering van het jaarlijkse voedselhulpprogramma; dit laat onverlet dat de ordonnateur van de Commissie in dergelijke overeenkomsten aanvullende eisen kan opnemen met het oog op gezond financieel beheer. Het besluit van de Commissie van 3 september 1998 moet derhalve worden ingetrokken.

(6)

Overeenkomstig artikel 29 van Verordening (EG) nr. 1292/96 is het Comité voedselzekerheid en voedselhulp van deze maatregel in kennis gesteld,

BESLUIT:

Artikel 1

De regels voor het plaatsen van opdrachten voor voedselhulp door niet-gouvernementele organisaties die door de Commissie gemachtigd zijn tot de aanschaf en beschikbaarstelling van producten die geleverd worden overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1292/96 zijn opgenomen in de bijlage bij dit besluit. Die regels maken een integrerend onderdeel uit van de overeenkomsten die de Commissie voor dat doel sluit.

Artikel 2

Het besluit van de Commissie van 3 september 1998 waarbij bepaalde organisaties die van de Gemeenschap voedselhulp ontvangen, gemachtigd worden om zelf bepaalde producten voor levering als communautaire voedselhulp aan te kopen, wordt ingetrokken.

Artikel 3

Dit besluit wordt van kracht op de dag waarop het wordt bekendgemaakt.

Gedaan te Brussel, 27 oktober 2005.

Voor de Commissie

Louis MICHEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 166 van 5.7.1996, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1882/2003 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 284 van 31.10.2003, blz. 1).

(2)  PB L 346 van 17.12.1997, blz. 23.

(3)  PB L 357 van 31.12.2002, blz. 1.

(4)  PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.


BIJLAGE

Een niet-gouvernementele organisatie die de begunstigde is van hulp van de Gemeenschap (hierna „de NGO” genoemd) moet de volgende regels toepassen voor de beschikbaarstelling van producten die overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1292/96 worden geleverd als communautaire voedselhulp, onverminderd aanvullende eisen inzake financieel beheer die zijn opgenomen in de overeenkomst die met de begunstigde is gesloten met het oog op de uitvoering van het voedselhulpbeleid.

I.   ALGEMENE BEGINSELEN

Deze bijlage is van toepassing op goederen die „franco bestemming” worden geleverd.

II.   PLAATS VAN AANKOOP VAN DE GOEDEREN

Volgens de voor een bepaalde levering vastgestelde voorwaarden wordt het te leveren product aangekocht in de Europese Gemeenschap of in een in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 1292/96 genoemd ontwikkelingsland dat indien mogelijk tot dezelfde regio behoort. Voorzover mogelijk dient de voorkeur te worden gegeven aan aankoop in het land waarvoor de voedselhulp bestemd is of een buurland.

Bij uitzondering mag, volgens de voorschriften van artikel 11, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1292/96, de aankoop geschieden op de markt van een ander land dan de in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 1292/96 genoemde landen.

De NGO draagt er zorg voor dat de als voedselhulp te leveren artikelen in het begunstigde land vrij kunnen worden ingevoerd en niet onderworpen worden aan invoerrechten of heffingen van gelijke werking.

III.   KENMERKEN VAN DE PRODUCTEN

De producten moeten zoveel mogelijk in overeenstemming zijn met de voedingsgewoonten van de begunstigde bevolking.

De kenmerken van de als voedselhulp beschikbaar te stellen producten dienen in overeenstemming te zijn met de voorschriften in de mededeling van de Commissie met betrekking tot de kenmerken van de als communautaire voedselhulp te leveren producten (1).

Bovendien dient de verpakking in overeenstemming te zijn met de voorschriften in de mededeling van de Commissie inzake de verpakking van als communautaire voedselhulp te leveren producten (2).

IV.   REGELS BETREFFENDE DE NATIONALITEIT

De deelname aan de aanbestedingen waarin is voorzien in het kader van de beschikbaarstelling van als voedselhulp te leveren producten, staat onder gelijke voorwaarden open voor iedere natuurlijke persoon en iedere rechtspersoon uit de Europese Gemeenschap of een van de ontwikkelingslanden genoemd in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 1292/96.

De inschrijver moet wettelijk zijn geregistreerd en dit desgevraagd kunnen aantonen.

V.   GRONDEN VOOR UITSLUITING VAN DEELNAME AAN PROCEDURES VOOR HET PLAATSEN VAN OPDRACHTEN EN VAN GUNNING VAN OPDRACHTEN

1.   Gronden voor uitsluiting van deelname aan procedures voor het plaatsen van opdrachten

Van deelname aan een opdracht worden uitgesloten: gegadigden of inschrijvers die:

a)

in staat van faillissement, vereffening, akkoord of surséance van betaling verkeren of wier faillissement is aangevraagd of tegen wie een procedure van vereffening, akkoord of surséance van betaling loopt, dan wel die hun werkzaamheden hebben gestaakt of in een overeenkomstige toestand verkeren als gevolg van een soortgelijke procedure krachtens de nationale wet- en regelgeving;

b)

bij een rechterlijke beslissing met kracht van gewijsde zijn veroordeeld voor een delict dat hun beroepsmoraliteit in het gedrang brengt;

c)

in de uitoefening van hun beroep een ernstige fout hebben begaan, vastgesteld op elke grond die de begunstigde van de subsidie aannemelijk kan maken;

d)

niet hebben voldaan aan hun verplichtingen tot betaling van socialezekerheidsbijdragen of belastingen volgens de wetgeving van het land waar zij zijn gevestigd of van het land van de begunstigde van de subsidie, dan wel van het land waar de opdracht moet worden uitgevoerd;

e)

bij een rechterlijke beslissing met kracht van gewijsde zijn veroordeeld voor fraude, corruptie, deelname aan een criminele organisatie of enige andere illegale activiteit die de financiële belangen van de Gemeenschappen schaadt;

f)

na de procedure voor de plaatsing van een andere opdracht of de procedure voor de toekenning van een subsidie uit de communautaire begroting ernstig in gebreke zijn gesteld wegens niet-nakoming van hun contractuele verplichtingen.

De inschrijvers moeten bewijzen dat zij niet in een van de hierboven genoemde situaties verkeren.

2.   Uitsluiting van de gunning van opdrachten

Van de gunning van een opdracht worden uitgesloten: gegadigden of inschrijvers die in verband met de aanbestedingsprocedure:

a)

in een belangenconflict verkeren;

b)

valse verklaringen hebben afgelegd in de door de begunstigde van de subsidie verlangde inlichtingen voor deelname aan de aanbesteding, of deze inlichtingen niet hebben verstrekt.

VI.   GUNNINGPROCEDURES

1.   Algemene bepalingen

De NGO schrijft voor opdrachten voor leveringen met een waarde van 150 000 EUR of meer een internationale openbare aanbesteding uit. Wanneer de NGO een internationale openbare aanbesteding uitschrijft, publiceert zij een bericht van aanbesteding in alle geschikte media, met name op de website van de NGO, in de internationale pers en de nationale pers van het land waar de actie wordt uitgevoerd, of in andere gespecialiseerde periodieken.

Opdrachten voor leveringen met een waarde van 30 000 EUR of meer, doch minder dan 150 000 EUR, worden gegund door middel van een openbare aanbesteding die plaatselijk wordt bekengemaakt. Wanneer de NGO een plaatselijke openbare aanbesteding uitschrijft, publiceert zij het bericht van aanbesteding in alle geschikte media, echter alleen in het land waar de actie wordt uitgevoerd. Aan andere in aanmerking komende leveranciers moeten echter dezelfde mogelijkheden worden geboden als aan plaatselijke bedrijven.

Opdrachten voor leveringen met een waarde van minder dan 30 000 EUR worden gegund door middel van een concurrentiële onderhandelingsprocedure zonder publicatie, waarbij de NGO ten minste drie leveranciers van haar keuze raadpleegt en met één of meer van hen over de voorwaarden van de opdracht onderhandelt.

Voor opdrachten voor leveringen met een waarde van minder dan 5 000 EUR volstaat één offerte.

De termijnen voor de indiening van offertes en deelnemingsverzoeken dienen lang genoeg te zijn om belangstellenden een redelijke en passende tijd te geven om hun offerte voor te bereiden en in te dienen.

2.   Onderhandelingsprocedure

De begunstigde kan in de volgende gevallen gebruikmaken van een onderhandelingsprocedure op basis van één offerte:

a)

wanneer de termijnen voor de in punt 1 bedoelde procedures niet in acht kunnen worden genomen wegens dringende noodzaak als gevolg van gebeurtenissen die door de begunstigde niet konden worden voorzien en die in geen geval aan hem te wijten zijn. De ter rechtvaardiging van de dringende noodzaak ingeroepen omstandigheden mogen in geen geval aan de begunstigde te wijten zijn. Acties die worden uitgevoerd in crisissituaties die door de Commissie als zodanig zijn aangewezen, worden geacht aan het criterium van dringende noodzaak te voldoen. De Commissie stelt de begunstigde op de hoogte wanneer een crisissituatie bestaat en wanneer deze is beëindigd;

b)

voor aanvullende leveringen door de eerste leverancier die bestemd zijn voor hetzij de gedeeltelijke vervanging van benodigdheden of installaties van courant gebruik, hetzij de uitbreiding van benodigdheden of bestaande installaties, wanneer verandering van leverancier de begunstigde zou verplichten materieel met andere technische kenmerken aan te kopen, hetgeen zou leiden tot incompatibiliteit of onevenredige technische problemen bij gebruik en onderhoud;

c)

wanneer een aanbesteding zonder gevolg is gebleven, dat wil zeggen geen offertes heeft opgeleverd die op kwalitatief en/of financieel vlak kunnen worden aanvaard. In dat geval kan de begunstigde na annulering van de aanbesteding onderhandelingen beginnen met de inschrijver of inschrijvers van zijn keuze die aan de aanbesteding heeft of hebben deelgenomen, mits de oorspronkelijke voorwaarden van de opdracht niet wezenlijk worden gewijzigd;

d)

wanneer de betrokken opdracht wordt gegund aan organisaties die zich rechtens of feitelijk in een monopoliepositie bevinden, naar behoren gemotiveerd in het desbetreffende gunningbesluit van de Commissie;

e)

tot onderhandse aanbesteding mag worden overgegaan indien de bijzondere kenmerken van een levering dat rechtvaardigen, en met name wanneer de levering bij wijze van experiment geschiedt.

3.   Regels voor de inschrijving

De NGO vermeldt in het bericht van aanbesteding de vorm waarin en de termijn waarbinnen de inschrijver zijn offerte moet indienen.

Alle deelnemingsverzoeken en offertes waarvan is vastgesteld dat zij aan de eisen voldoen, worden door een evaluatiecomité geëvalueerd en gerangschikt op basis van vooraf bekendgemaakte uitsluitings-, selectie- en gunningcriteria. Dit comité dient te bestaan uit een oneven aantal leden, ten minste drie, die over de technische en administratieve deskundigheid beschikken die nodig is om de offertes te beoordelen.

Per partij mag één offerte worden ingediend. De offerte is slechts geldig wanneer deze een partij in haar totaliteit betreft. Wanneer een partij in deelpartijen is onderverdeeld, wordt de offerte als een gemiddelde opgesteld. Indien de aanbesteding uit verscheidene partijen bestaat, wordt per partij een afzonderlijke offerte ingediend. De inschrijver is niet verplicht voor alle partijen een offerte in te dienen.

In de offerte worden vermeld:

naam en adres van de inschrijver;

de referenties van de aanbesteding, van de partij en van de actie;

het nettogewicht van de partij of het bepaalde geldbedrag waarop de offerte betrekking heeft;

het voorgestelde bedrag per metrieke ton nettoproduct waarvoor de inschrijver zich verbindt de levering onder de vastgestelde voorwaarden uit te voeren;

of

de voorgestelde nettohoeveelheid van het product, indien de aanbesteding betrekking heeft op de levering van een maximumhoeveelheid van een bepaald product voor een bepaald geldbedrag;

de vervoerskosten voor het aangegeven leveringsstadium;

de leveringstermijn.

De offerte is slechts geldig indien deze vergezeld gaat van het bewijs dat een inschrijvingszekerheid is gesteld. Het bedrag van de inschrijvingszekerheid, uitgedrukt in de munteenheid waarin de betaling plaatsvindt, en de geldigheidsduur worden in het aanbestedingsbericht vastgesteld. De zekerheid bedraagt ten minste 1 % van het totale bedrag van de offerte en de geldigheidsduur bedraagt ten minste één maand.

De zekerheid wordt ten gunste van de NGO gesteld, in de vorm van een garantie van een door een lidstaat erkende of door de NGO aanvaarde kredietinstelling. De zekerheid moet onherroepelijk en op eerste verzoek opeisbaar zijn.

Bij beschikbaarstelling in het voedselhulp ontvangende land zelf kan de NGO, rekening houdende met de gebruiken van het land, in het aanbestedingsbericht andere voorschriften voor de zekerheid geven.

De zekerheid wordt vrijgegeven:

per brief of per fax door de NGO, wanneer de offerte niet is aanvaard of is afgewezen, of wanneer de opdracht niet is gegund;

wanneer de inschrijver die als leverancier is aangewezen, de leveringszekerheid heeft gesteld.

De zekerheid wordt verbeurd indien de leverancier niet binnen redelijke tijd na de gunning van de opdracht de leveringszekerheid heeft gesteld en eveneens in het geval dat de inschrijver zijn offerte intrekt nadat deze is ontvangen.

Een offerte die niet aan deze bepalingen beantwoordt of die een voorbehoud of andere dan de voor de aanbesteding vastgestelde voorwaarden bevat, wordt afgewezen.

Nadat de offerte is ontvangen, mag deze niet worden gewijzigd of ingetrokken.

De opdracht wordt gegund aan de inschrijver die, met inachtneming van alle aanbestedingsvoorwaarden en met name de kenmerken van de beschikbaar te stellen producten, de laagste offerte heeft ingediend. Wanneer de laagste offerte gelijktijdig door verscheidene inschrijvers wordt ingediend, geschiedt gunning van de opdracht door middel van loting.

Wanneer de opdracht is gegund, wordt aan de leverancier en aan de inschrijvers wier aanbod niet in aanmerking is genomen, per brief of per fax een bericht van gunning gezonden.

De NGO kan besluiten de opdracht bij het verstrijken van de eerste of de tweede inschrijvingstermijn niet te gunnen, met name wanneer de ingediende offertes niet binnen de gebruikelijke marktprijzen vallen. De NGO is niet verplicht de reden van haar besluit mee te delen. Aan de inschrijvers wordt binnen drie werkdagen schriftelijk meegedeeld dat is besloten de opdracht niet te gunnen.

VII.   VERPLICHTINGEN VAN DE LEVERANCIER EN VOORWAARDEN BETREFFENDE DE LEVERING VAN DE PRODUCTEN

De NGO specificeert in het bericht van aanbesteding de voorwaarden met betrekking tot de verantwoordelijkheden van de leverancier volgens deze regels en de leverancier komt zijn verplichtingen na overeenkomstig de in het bericht van aanbesteding vastgestelde voorwaarden en de voorwaarden die uit zijn offerte voortvloeien.

De leverancier laat het vervoer op eigen kosten verrichten vanaf de in zijn offerte vermelde laadhaven of laadkade tot de in het aanbestedingsbericht vermelde plaats van bestemming, langs de meest geschikte route om de goedgekeurde termijn na te leven.

Op schriftelijk verzoek van de leverancier kan de NGO evenwel een verandering van laadhaven of laadkade toestaan, mits de leverancier de uit deze verandering voortvloeiende kosten voor zijn rekening neemt.

De leverancier sluit te zijnen gunste een zeeverzekering af of maakt gebruik van een contractpolis. Deze polis dekt, voor een bedrag dat ten minste gelijk is aan dat van de offerte, alle risico’s in verband met het vervoer en van elke andere met de levering samenhangende activiteit van de leverancier tot het vastgestelde leveringsstadium. Tevens dekt de polis alle kosten van sortering, herverpakking, terugname of vernietiging van bedorven producten en analyse van de producten die niet dermate beschadigd zijn dat zij niet door de begunstigde kunnen worden aanvaard.

Levering in gedeelten, gesplitst over verscheidene schepen, mag slechts met toestemming van de NGO geschieden. In dat geval brengt de NGO de bijkomende controlekosten ten laste van de leverancier.

In voorkomend geval kan in het aanbestedingsbericht worden bepaald dat elke levering die vóór een in dat bericht gestelde leveringstermijn aankomt, als te vroeg zal worden beschouwd.

Levering is geschied wanneer alle producten daadwerkelijk „franco bestemming” zijn geleverd. Alle kosten tot aan de beschikbaarstelling van de goederen aan de ingang van het pakhuis op de plaats van bestemming zijn ten laste van de leverancier.

De leverancier draagt alle risico’s, met name die van verlies of beschadiging, waaraan de producten kunnen blootstaan tot het tijdstip waarop de levering is geschied en de levering door de toezichthoudende instantie in de definitieve gelijkvormigheidsverklaring is vastgesteld (zie hoofdstuk VIII).

De leverancier stelt de begunstigde en de toezichthoudende instantie zo spoedig mogelijk in kennis van de gebruikte vervoermiddelen, van de data van lading, van de vermoedelijke datum van aankomst ter bestemming en van elk zich tijdens de aanvoer van de producten voordoend incident.

De leverancier verricht de formaliteiten voor de verkrijging van het uitvoer- en uitklaringscertificaat; de desbetreffende kosten en heffingen komen voor zijn rekening.

Om te waarborgen dat hij zijn verplichtingen nakomt, verstrekt de leverancier binnen een redelijke termijn na de mededeling van de gunning van de opdracht een leveringszekerheid. Deze in de munteenheid van de betaling gestelde zekerheid beloopt 5 % tot 10 % van het totale bedrag van de offerte. De geldigheidsduur eindigt één maand na de datum van levering. De leveringszekerheid wordt gesteld op dezelfde wijze als de inschrijvingszekerheid.

De leveringszekerheid wordt per brief of per fax door de NGO volledig vrijgegeven wanneer de leverancier:

de levering onder naleving van al zijn verplichtingen heeft uitgevoerd, of

van zijn verplichtingen is ontslagen, of

om door de NGO erkende redenen van overmacht de levering niet heeft uitgevoerd.

VIII.   TOEZICHT

Zodra de opdracht is gegund, deelt de NGO aan de leverancier mee welke onderneming met de controle en certificatie van de kwaliteit, de hoeveelheid, de verpakking en de markering van de te leveren goederen, met de afgifte van de gelijkvormigheidsverklaring of het leveringscertificaat, en in het algemeen met de coördinatie van alle met de levering verband houdende verrichtingen zal worden belast. Deze onderneming wordt hierna de „toezichthouder” genoemd.

Na de ontvangst van het bericht van gunning van de opdracht meldt de leverancier aan de toezichthouder schriftelijk de naam en het adres van de fabrikant, de verpakker of het bedrijf dat de te leveren goederen in voorraad houdt, de data van fabricage of verpakking (bij benadering), alsmede de naam van zijn vertegenwoordiger op de plaats van levering.

De toezichthouder verricht ten minste twee controles op basis van normen die in overeenstemming zijn met de internationale normen voor toezicht, en wel als volgt:

a)

Bij het laden van de goederen of in de fabriek wordt een voorlopige controle verricht. De definitieve controle geschiedt in het vastgestelde leveringsstadium.

b)

Na afloop van de voorlopige controle geeft de toezichthouder aan de leverancier een voorlopige gelijkvormigheidsverklaring af, in voorkomend geval onder voorbehoud. De toezichthouder geeft aan of dit voorbehoud van dien aard is dat de producten in het leveringsstadium niet kunnen worden aanvaard.

c)

Na afloop van de definitieve controle geeft de toezichthouder aan de leverancier een definitieve gelijkvormigheidsverklaring af, zo nodig onder voorbehoud, waarin met name de datum van uitvoering van de levering en de geleverde nettohoeveelheid zijn vermeld.

d)

Wanneer de toezichthouder een gemotiveerde „kennisgeving van voorbehoud” afgeeft, deelt hij dit zo spoedig mogelijk schriftelijk mee aan de leverancier en aan de NGO. De leverancier kan binnen twee werkdagen na de verzending van deze kennisgeving de uitslag bij de toezichthouder en bij de NGO betwisten.

De kosten van de bovengenoemde controles komen voor rekening van de NGO. Alle financiële gevolgen van kwaliteitsgebreken in de producten of van een te late beschikbaarstelling van de producten met het oog op controles komen ten laste van de leverancier.

Ingeval de leverancier of de begunstigde de uitslag van een controle betwist, laat de toezichthouder met de toestemming van de NGO een tegenonderzoek uitvoeren dat, naar gelang van de aard van de betwisting, uit een tweede monsterneming, een tweede analyse en/of een herweging of nieuwe controle van de verpakking bestaat. Het tegenonderzoek wordt uitgevoerd door een dienst die of een laboratorium dat door de leverancier, de begunstigde en de toezichthouder in onderling overleg wordt aangewezen.

De kosten van dit tegenonderzoek komen ten laste van de in het ongelijk gestelde partij.

Wanneer na afloop van de controles of van het tegenonderzoek geen definitieve gelijkvormigheidsverklaring wordt afgegeven, is de leverancier verplicht de producten te vervangen.

De kosten voor vervanging en de daarmee gepaard gaande controles komen ten laste van leverancier.

De vertegenwoordigers van de leverancier en van de begunstigde worden door de toezichthouder schriftelijk verzocht de controles en met name de monsterneming met het oog op de analyses bij te wonen. De monsterneming geschiedt volgens de in het bedrijfsleven geldende gebruiken. Bij de monsterneming neemt de toezichthouder twee extra monsters die hij verzegeld ter beschikking van de NGO houdt om een eventuele tweede controle mogelijk te maken en met het oog op een mogelijke betwisting door de begunstigde of de leverancier.

De kosten van de voor de monsterneming gebruikte producten komen ten laste van de leverancier.

Zo snel mogelijk nadat de producten in het stadium „franco bestemming” zijn geleverd en de leverancier de begunstigde het origineel van de definitieve gelijkvormigheidsverklaring, de pro-formafactuur met vermelding van de waarde van de producten en de kosteloze overdracht aan de begunstigde heeft verstrekt, geeft de ontvanger van de goederen aan de leverancier een overnamecertificaat af.

Bij levering van producten in bulk is een gewichttolerantie van 3 % beneden de gevraagde hoeveelheid toegestaan (het gewicht van de monsters niet in aanmerking genomen). Bij levering in verpakte vorm bedraagt de tolerantie 1 %. Wanneer de toleranties worden overschreden, kan de NGO eisen dat de leverancier een aanvullende levering verricht tegen dezelfde financiële voorwaarden als die voor de aanvankelijke levering.

IX.   BETALINGSVOORWAARDEN

Het door de NGO aan de leverancier te betalen bedrag beloopt maximaal dat van de offerte, in voorkomend geval vermeerderd met kosten respectievelijk verminderd met de hieronder vermelde refacties.

Wanneer bij de levering wordt vastgesteld dat de kwaliteit, de verpakking of de markering van de producten niet met de voorschriften overeenstemt, maar zulks voor de afgifte van het overnamecertificaat geen beletsel heeft gevormd, kan de NGO bij de berekening van het te betalen bedrag refacties toepassen.

Behoudens in gevallen van overmacht worden in de volgende gevallen op de leveringszekerheid gecumuleerde partiële inhoudingen toegepast:

10 % van de waarde van de nog niet geleverde hoeveelheden, onverminderd de in hoofdstuk VIII genoemde toleranties;

0,2 % van de waarde van de buiten de termijn geleverde hoeveelheden, per dag vertraging;

in voorkomend geval en uitsluitend wanneer zulks in het aanbestedingsbericht is bepaald, 0,1 % per dag in geval van te vroege levering.

De bedragen van de te verrichten inhoudingen op zekerheden worden afgetrokken van het uiteindelijk te betalen bedrag. De zekerheden worden dan gelijktijdig volledig vrijgegeven.

De NGO kan de leverancier op diens schriftelijke verzoek bepaalde bijkomende kosten vergoeden die zij aan de hand van passende bewijsstukken raamt, zoals de kosten van opslag of van verzekering die door de leverancier zelf zijn betaald, doch met uitsluiting van administratieve kosten, mits zonder voorbehoud met betrekking tot de aard van de opgegeven onkosten een overname- of leveringscertificaat is afgegeven, en in geval van:

een op verzoek van de begunstigde toegestane verlenging van de leveringstermijn, of

vertragingen van meer dan 30 dagen tussen de leveringsdatum en de afgifte van het overnamecertificaat dan wel de definitieve gelijkvormigheidsverklaring.

De bijkomende kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking indien zij meer bedragen dan:

1 EUR per ton producten in bulk en 2 EUR per ton verwerkte producten, per week, voor opslagkosten;

0,75 % per jaar van de waarde van de producten voor verzekeringskosten.

Uitkering van het te betalen bedrag geschiedt op een in twee exemplaren ingediend verzoek van de leverancier. Bij het verzoek om betaling van het totale bedrag van de opdracht, respectievelijk het saldo, worden de volgende documenten gevoegd:

een voor het gevraagde bedrag opgemaakte factuur;

het origineel van het overnamecertificaat;

een door de leverancier ondertekende en voor echt verklaarde kopie van de gelijkvormigheidsverklaring.

Wanneer 50 % van de in het bericht van aanbesteding genoemde hoeveelheid is geleverd, kan de leverancier een verzoek om betaling van een voorschot indienen, vergezeld van een factuur voor het gevraagde bedrag en een kopie van de voorlopige gelijkvormigheidsverklaring.

Betalingsverzoeken voor het gehele bedrag of voor het saldo moeten bij de NGO worden ingediend na de afgifte van het overnamecertificaat. Alle betalingen worden verricht binnen 60 dagen na ontvangst door de NGO van een volledig en correct opgemaakt betalingsverzoek. Indien een betaling na genoemde termijn geschiedt, zonder dat zulks is gerechtvaardigd, worden moratoire interesten uitgekeerd tegen de door de Europese Centrale Bank toegepaste maandelijkse rentevoet.

X.   SLOTBEPALING

De NGO beoordeelt of niet-levering van de goederen of niet-naleving van een van de verplichtingen van de leverancier te wijten is aan overmacht. De kosten die voortvloeien uit een door de NGO erkend geval van overmacht worden door de NGO gedragen.


(1)  PB C 312 van 31.10.2000, blz. 1.

(2)  PB C 267 van 13.9.1996, blz. 1.


5.11.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 291/33


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 3 november 2005

tot wijziging van de bijlagen I en II bij Beschikking 2003/634/EG houdende goedkeuring van programma's ter verkrijging van de status van erkend gebied of erkend bedrijf in een niet-erkend gebied ten aanzien van virale hemorragische septikemie (VHS) en infectieuze hematopoïetische necrose (IHN) bij vis

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2005) 4185)

(Voor de EER relevante tekst)

(2005/770/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 91/67/EEG van de Raad van 28 januari 1991 inzake veterinairrechtelijke voorschriften voor het in de handel brengen van aquicultuurdieren en aquicultuurproducten (1), en met name op artikel 10, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Beschikking 2003/634/EG van de Commissie (2) zijn door een aantal lidstaten ingediende programma's goedgekeurd, op grond waarvan zij de procedures kunnen inleiden om voor een gebied of voor een bedrijf in een niet-erkend gebied de status van erkend gebied of erkend bedrijf in een niet-erkend gebied te verkrijgen ten aanzien van virale hemorragische septikemie (VHS), van infectieuze hematopoïetische necrose (IHN) of van beide visziekten.

(2)

Het voor Finland betreffende IHN voor zijn gehele grondgebied en betreffende VHS voor het continentale deel van zijn grondgebied geldende programma is afgerond en dient in bijlage I bij Beschikking 2003/634/EG te worden geschrapt.

(3)

Het voor Incubatoio ittico di valle — Loc. Cascina Prelle — Traversella (TO) geldende programma is afgerond en dient in bijlage II bij Beschikking 2003/634/EG te worden geschrapt.

(4)

Beschikking 2003/634/EG moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(5)

De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

Beschikking 2003/634/EG wordt als volgt gewijzigd:

1)

Bijlage I wordt vervangen door de tekst van bijlage I bij deze beschikking.

2)

Bijlage II wordt vervangen door de tekst van bijlage II bij deze beschikking.

Artikel 2

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 3 november 2005.

Voor de Commissie

Markos KYPRIANOU

Lid van de Commissie


(1)  PB L 46 van 19.2.1991, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 806/2003 (PB L 122 van 16.5.2003, blz. 1).

(2)  PB L 220 van 3.9.2003, blz. 8. Beschikking laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 2005/414/EG (PB L 141 van 4.6.2005, blz. 29).


BIJLAGE I

„BIJLAGE I

PROGRAMMA'S TER VERKRIJGING VAN DE STATUS VAN ERKEND GEBIED TEN AANZIEN VAN VHS, VAN IHN OF VAN BEIDE VISZIEKTEN

1.   DENEMARKEN

DE OP 22 MEI 1995 DOOR DENEMARKEN INGEDIENDE PROGRAMMA'S VOOR:

het stroomgebied van FISKEBÆK Å

ALLE DELEN VAN JUTLAND ten zuiden en ten westen van de stroomgebieden van de Storå, Karup å, de Gudenå en Grejs å

het gebied van alle DEENSE EILANDEN.

2.   DUITSLAND

HET OP 25 FEBRUARI 1999 DOOR DUITSLAND INGEDIENDE PROGRAMMA VOOR:

een gebied in het stroomgebied van „OBERN NAGOLD”.

3.   ITALIË

3.1.   HET OP 6 OKTOBER 2001 DOOR ITALIË INGEDIENDE PROGRAMMA VOOR DE AUTONOME PROVINCIE BOLZANO, ZOALS GEWIJZIGD BIJ BRIEF VAN 27 MAART 2003:

Gebied provincie Bolzano

Het gebied omvat alle stroomgebieden in de provincie Bolzano.

Het gebied omvat het noordelijke deel van de ZONA VAL D'ADIGE, d.w.z. de stroomgebieden van de Adige van de bronnen daarvan in de provincie Bolzano tot de grens met de provincie Trento.

(NB: het zuidelijke deel van het gebied VAL D'ADIGE valt onder het goedgekeurde programma voor de autonome provincie Trento. Het noordelijke en zuidelijke deel van dit gebied moet worden aangemerkt als één enkele epizoötiologische eenheid).

3.2.   DE OP 23 DECEMBER 1996 EN 14 JULI 1997 DOOR ITALIË INGEDIENDE PROGRAMMA'S VOOR DE VOLGENDE GEBIEDEN IN DE AUTONOME PROVINCIE TRENTO:

Gebied Val di Sole e Val di Non

het stroomgebied van de bron van de rivier Noce tot de dam van S. Giustina.

Gebied Val d'Adige — zuidelijk gedeelte

de stroomgebieden van de Adige en de bronnen daarvan die gelegen zijn in de autonome provincie Trento, vanaf de grens met de provincie Bolzano tot de dam van Ala (waterkrachtcentrale).

(NB: Het stroomopwaartse gedeelte van het gebied VAL D'ADIGE valt onder het goedgekeurde programma voor de provincie Bolzano. Het noordelijke en zuidelijke deel van dit gebied moet worden aangemerkt als één enkele epizoötiologische eenheid.)

Gebied torrente Arnò

het stroomgebied van de bron van de rivier Arnò tot de dammen op de benedenstroom, voordat de Arnò uitmondt in de Sarca.

Gebied Val Banale

het stroomgebied van het bekken van de rivier Ambies tot de dam van een waterkrachtcentrale.

Gebied Varone

het stroomgebied van de bron van de rivier Magnone tot de waterval.

Gebied Alto e Basso Chiese

het stroomgebied van de rivier Chiese van de bron tot de dam van Condino, met uitzondering van de bekkens van de Adaná en de Palvico.

Gebied torrente Palvico

het stroomgebied van het bekken van de Palvico tot de dam van stenen en beton.

3.3.   HET OP 21 FEBRUARI 2001 DOOR ITALIË INGEDIENDE PROGRAMMA VOOR HET VOLGENDE GEBIED IN DE REGIO VENETO:

Gebied torrente Astico

het stroomgebied van de Astico van de bron (in de autonome provincie Trento en in de provincie Vicenza, in de regio Veneto) tot de dam nabij de Pedescala-brug in de provincie Vicenza.

De benedenloop van de Astico, tussen de dam nabij de Pedescala-brug en de Pria-Maglio-dam, wordt aangemerkt als een bufferzone.

3.4.   HET OP 20 FEBRUARI 2002 DOOR ITALIË INGEDIENDE PROGRAMMA VOOR HET VOLGENDE GEBIED IN DE REGIO UMBRIË:

Gebied Fosso di Monterivoso: het stroomgebied van de Monterivoso, van de bronnen daarvan tot aan de niet te overschrijden barrières in de omgeving van Ferentillo.

3.5.   HET OP 23 DECEMBER 2003 DOOR ITALIË INGEDIENDE PROGRAMMA: VOOR HET VOLGENDE GEBIED IN DE REGIO LOMBARDIJE:

Gebied valle del torrente Venina: het stroomgebied van de Vienna van de bronnen daarvan en begrensd door:

in het westen: het Livrio-dal

in het zuiden: de Orobie-Alpen tussen de Publino-pas en de Pizzo Redorta

in het oosten: de dalen van de Armisa en Armisola.

3.6.   HET OP 23 SEPTEMBER 2004 DOOR ITALIË INGEDIENDE PROGRAMMA VOOR HET VOLGENDE GEBIED IN DE REGIO TOSCANE:

Gebied valle di Tosi: het stroomgebied van de Vicano di S. Ellero, van de bronnen daarvan tot de dam bij Il Greto in de omgeving van het dorp Raggioli.

4.   FINLAND

4.1.   HET OP 29 MEI 1995 DOOR FINLAND INGEDIENDE PROGRAMMA BETREFFENDE VHS (1), INCLUSIEF SPECIFIEKE UITROEIINGSMAATREGELEN, ZOALS GEWIJZIGD BIJ DE BRIEVEN VAN 27 MAART 2002, 4 JUNI 2002, 12 MAART 2003, 12 JUNI 2003, 20 OKTOBER 2003 EN 17 MEI 2005 VOOR:

Alle kustgebieden van FINLAND met specifieke uitroeiingsmaatregelen in:

de provincie Åland

het aan beperkingen onderworpen gebied in Pyhtää

het aan beperkingen onderworpen gebied dat de gemeenten Uusikaupunki, Pyhäranta en Rauma omvat.

5.   CYPRUS

DE OP 20 APRIL 2004 DOOR CYPRUS INGEDIENDE PROGRAMMA'S VOOR:

het hele grondgebied van Cyprus”.


(1)  Met deze beschikking is het programma ten aanzien van IHN afgesloten, aangezien voor deze ziekte de status van erkende gebieden is verkregen.


BIJLAGE II

„BIJLAGE II

PROGRAMMA'S TER VERKRIJGING VAN DE STATUS VAN ERKEND BEDRIJF IN EEN NIET-ERKEND GEBIED TEN AANZIEN VAN VHS, VAN IHN OF VAN BEIDE VISZIEKTEN

1.   ITALIË

1.1.   HET OP 2 MEI 2000 DOOR ITALIË INGEDIENDE PROGRAMMA VOOR DE VOLGENDE BEDRIJVEN IN DE REGIO FRIULI-VENEZIA GIULIA, PROVINCIE UDINE:

Bedrijven in het afwateringsbekken van de rivier Tagliamento:

Azienda Vidotti Giulio s.n.c., Sutrio.

1.2.   HET OP 21 DECEMBER 2003 DOOR ITALIË INGEDIENDE PROGRAMMA VOOR HET VOLGENDE BEDRIJF IN DE REGIO VENETO:

Het bedrijf:

Azienda agricola Bassan Antonio.”


5.11.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 291/38


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 3 november 2005

tot wijziging van Beschikking 93/195/EEG inzake veterinairrechtelijke voorschriften en veterinaire certificering voor het opnieuw binnenbrengen, na tijdelijke uitvoer, van geregistreerde paarden voor wedrennen, wedstrijden en culturele manifestaties

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2005) 4186)

(Voor de EER relevante tekst)

(2005/771/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 90/426/EEG van de Raad van 26 juni 1990 tot vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor het verkeer van paardachtigen en de invoer van paardachtigen uit derde landen (1), en met name op artikel 19, onder ii),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig de algemene voorschriften van bijlage II bij Beschikking 93/195/EEG van de Commissie (2) is het opnieuw binnenbrengen, na tijdelijke uitvoer, van geregistreerde paarden voor wedrennen, wedstrijden en culturele manifestaties alleen toegestaan voor paarden die minder dan 30 dagen hebben verbleven in een of meer tot dezelfde groep behorende derde landen als vermeld in bijlage I bij die beschikking.

(2)

Geregistreerde paarden die deelnemen aan de Olympische Spelen, met inbegrip van voorbereidende concours, en aan de Paralympische Spelen staan onder veterinair toezicht van de bevoegde autoriteit van het gastland en de organiserende instantie, de Internationale Paardensportfederatie (FEI).

(3)

Gezien de mate van veterinair toezicht en het feit dat de paarden in kwestie gescheiden worden gehouden van dieren met een lagere gezondheidsstatus, moet voor de tijdelijke uitvoer een periode van minder dan 90 dagen worden vastgesteld en moeten de dienovereenkomstige veterinairrechtelijke voorschriften en veterinaire certificering worden vastgesteld voor het opnieuw binnenbrengen van geregistreerde paarden na tijdelijke uitvoer voor deelname aan paardensportmanifestaties voor de Olympische Spelen, met inbegrip van voorbereidende concours, en de Paralympische Spelen.

(4)

Beschikking 93/195/EEG moet dus dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(5)

De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

Beschikking 93/195/EEG wordt als volgt gewijzigd:

1)

In artikel 1 wordt het volgende streepje toegevoegd:

„—

voorzover het paarden betreft die aan paardensportmanifestaties voor de Olympische Spelen, met inbegrip van voorbereidende concours, of de Paralympische Spelen hebben deelgenomen, aan de eisen van het gezondheidscertificaat volgens het in bijlage IX bij deze beschikking vastgestelde model voldoen.”.

2)

De tekst in de bijlage bij de deze beschikking wordt toegevoegd als bijlage IX.

Artikel 2

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 3 november 2005.

Voor de Commissie

Markos KYPRIANOU

Lid van de Commissie


(1)  PB L 224 van 18.8.1990, blz. 42. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2004/68/EG (PB L 139 van 30.4.2004, blz. 320).

(2)  PB L 86 van 6.4.1993, blz. 1. Beschikking laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 2005/605/EG (PB L 206 van 9.8.2005, blz. 16).


BIJLAGE

„BIJLAGE IX

Image

Image

Image


5.11.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 291/42


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 3 november 2005

betreffende het in de handel brengen, overeenkomstig Richtlijn 2001/18/EG van het Europees Parlement en de Raad, van een maïsproduct (Zea mays L., lijn 1507), genetisch gemodificeerd met het oog op resistentie tegen bepaalde schadelijke lepidoptera en met het oog op tolerantie voor het herbicide glufosinaatammonium

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2005) 4192)

(Slechts de tekst in de Nederlandse taal is authentiek)

(2005/772/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 2001/18/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 maart 2001 inzake de doelbewuste introductie van genetisch gemodificeerde organismen in het milieu en tot intrekking van Richtlijn 90/220/EEG van de Raad (1), en met name op artikel 18, lid 1, eerste alinea,

Na raadpleging van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Krachtens Richtlijn 2001/18/EG is het in de handel brengen van een product dat geheel of gedeeltelijk uit een genetisch gemodificeerd organisme of een combinatie van genetisch gemodificeerde organismen bestaat, onderworpen aan de schriftelijke toestemming van de bevoegde instantie van een lidstaat, in overeenstemming met de in die richtlijn neergelegde procedure.

(2)

Door Pioneer Hi-Bred International, Inc. en Mycogen Seeds is bij de bevoegde instantie van Nederland (referentie C/NL/00/10) een kennisgeving ingediend betreffende het in de handel brengen van een genetisch gemodificeerd maïsproduct (Zea mays L., lijn 1507).

(3)

De kennisgeving betreft de invoer en het gebruik op dezelfde wijze als alle andere maïskorrels inclusief het gebruik in voeder, met uitzondering van de teelt en toepassingen als of in levensmiddelen, in de Gemeenschap van variëteiten die zijn afgeleid van de 1507-transformatiestap.

(4)

Overeenkomstig de in artikel 14 van Richtlijn 2001/18/EG vastgestelde procedure heeft de bevoegde instantie van Nederland een beoordelingsrapport opgesteld, dat bij de Commissie en de bevoegde instanties van de andere lidstaten is ingediend; de conclusie van het beoordelingsrapport was dat er geen redenen zijn om geen toestemming te geven voor het in de handel brengen van Zea mays L. lijn 1507 indien bepaalde voorwaarden worden vervuld.

(5)

De bevoegde instanties van andere lidstaten hebben bezwaar gemaakt tegen het in de handel brengen van het product.

(6)

De Europese Autoriteit voor voedselveiligheid heeft in haar advies van 24 september 2004 geconcludeerd dat Zea mays L. lijn 1507 binnen de context van het voorgestelde gebruik waarschijnlijk geen negatief effect zal hebben op de menselijke en dierlijke gezondheid of op het milieu. De Europese Autoriteit voor voedselveiligheid was voorts van oordeel dat het door de aanvrager verstrekte monitoringplan in overeenstemming was met de beoogde toepassingen van 1507-maïs.

(7)

Uit een onderzoek van elk van de bezwaren in het licht van Richtlijn 2001/18/EG, van de in het kader van de kennisgeving ingediende informatie en van het advies van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid komen geen redenen naar voren om aan te nemen dat het in de handel brengen van Zea mays L. lijn 1507 nadelige effecten op de gezondheid van mens of dier of op het milieu zal hebben.

(8)

Met het oog op Verordening (EG) nr. 1830/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2003 betreffende de traceerbaarheid en etikettering van genetisch gemodificeerde organismen en de traceerbaarheid van met genetisch gemodificeerde organismen geproduceerde levensmiddelen en diervoeders en tot wijziging van Richtlijn 2001/18/EG (2) en met het oog op Verordening (EG) nr. 65/2004 van de Commissie van 14 januari 2004 tot vaststelling van een systeem voor de ontwikkeling en toekenning van eenduidige identificatienummers voor genetisch gemodificeerde organismen (3) dient aan 1507-maïs een eenduidig identificatienummer te worden toegekend.

(9)

Onvoorziene of technisch niet te voorkomen sporen van genetisch gemodificeerde organismen in producten worden overeenkomstig de drempelwaarden die zijn vastgesteld krachtens Richtlijn 2001/18/EG en Verordening (EG) nr. 1829/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2003 inzake genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders (4) vrijgesteld van de eisen inzake etikettering en traceerbaarheid.

(10)

Met het oog op het advies van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid dienen er voor de voorgenomen toepassingen geen specifieke voorwaarden te worden vastgesteld betreffende de behandeling of verpakking van het product en de bescherming van specifieke ecosystemen, milieus of geografische gebieden.

(11)

Alvorens het product in de handel wordt gebracht, dienen de nodige maatregelen van toepassing te zijn om de etikettering en traceerbaarheid ervan in alle fasen van het in de handel brengen te waarborgen, met inbegrip van controle met behulp van een geschikte gevalideerde detectiemethode.

(12)

De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn niet in overeenstemming met het advies van het in artikel 30 van Richtlijn 2001/18/EG bedoelde comité en derhalve heeft de Commissie bij de Raad een voorstel betreffende deze maatregelen ingediend. Aangezien de Raad bij afloop van de in artikel 30, lid 2, vastgestelde termijn de voorgestelde maatregelen niet heeft aangenomen, noch te kennen heeft gegeven dat hij zich tegen het voorstel verzet overeenkomstig het bepaalde in artikel 5, lid 6, van Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden (5), moeten de maatregelen door de Commissie worden vastgesteld,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

Toestemming

Onverminderd andere communautaire wetgeving, met name Verordening (EG) nr. 258/97 van het Europees Parlement en de Raad (6) en Verordening (EG) nr. 1829/2003, verleent de bevoegde instantie van Nederland schriftelijke toestemming om het in artikel 2 bedoelde product, zoals ter kennis gebracht door Pioneer Hi-Bred International, Inc. en Mycogen Seeds (referentie C/NL/00/10), overeenkomstig deze beschikking in de handel te brengen.

Overeenkomstig artikel 19, lid 3, van Richtlijn 2001/18/EG worden in de toestemming expliciet de voorwaarden vermeld die aan de toestemming zijn verbonden en die in de artikelen 3 en 4 zijn beschreven.

Artikel 2

Product

1.   De genetisch gemodificeerde organismen die als product of in een product in de handel worden gebracht, hierna „het product” te noemen, zijn korrels van maïs (Zea mays L.) met resistentie tegen Ostrinia nubilalis en bepaalde andere schadelijke lepidoptera en tolerantie voor het herbicide glufosinaatammonium, afgeleid van Zea mays lijn 1507 die met behulp van deeltjesversnellingstechnologie is getransformeerd met het lineair DNA-fragment PHI8999A dat het volgende DNA in twee cassettes bevat:

a)

cassette 1:

Een synthetische versie van het afgeknotte cry1F-gen afgeleid van Bacillus thuringiensis subsp. aizawai, dat resistentie verleent tegen Ostrinia nubilalis en bepaalde andere schadelijke lepidoptera zoals Sesamia spp., Spodoptera frugiperda, Agrotis ipsilon en Diatraea grandiosella, gereguleerd door de ubiquitine-promoter ubiZM1(2) afgeleid van Zea mays en de ORF25PolyA-terminator uit Agrobacterium tumefaciens pTi15955;

b)

cassette 2:

Een synthetische versie van het pat-gen afgeleid van Streptomyces viridochromogenes stam Tü494, dat tolerantie verleent voor het herbicide glufosinaatammonium, gereguleerd door de 35S-promoter van het bloemkoolmozaïekvirus en terminatorsequenties.

2.   De toestemming geldt voor korrels van de nakomelingen van hybriden van maïslijn 1507 met conventioneel geteelde maïs, als product of in producten.

Artikel 3

Voorwaarden voor het in de handel brengen

Het product mag voor dezelfde toepassingen als alle andere maïs worden gebruikt, behalve voor de teelt en voor gebruik als voedsel of in voedsel, en mag met inachtneming van de volgende voorwaarden in de handel worden gebracht:

a)

de toestemming heeft een geldigheidsduur van tien jaar, die ingaat op de datum waarop de toestemming wordt verleend;

b)

het eenduidige identificatienummer van het product is DAS-Ø15Ø7-1;

c)

onverminderd artikel 25 van Richtlijn 2001/18/EG stelt de houder van de toestemming op verzoek positieve en negatieve controlemonsters van het product of het genetisch materiaal daarvan of referentiematerialen ter beschikking van de bevoegde instanties en inspectiediensten van de lidstaten en de communautaire controlelaboratoria;

d)

onverminderd specifieke etiketteringseisen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1829/2003 worden op een etiket of in een bij het product gevoegd document de woorden „Dit product bevat genetisch gemodificeerde organismen” of „Dit product bevat genetisch gemodificeerd 1507-maïs” vermeld, tenzij in andere communautaire regelgeving een minimumdrempel wordt vastgesteld waarbeneden dergelijke informatie niet vereist is;

e)

zolang het product niet voor de teelt in de handel mag worden gebracht, worden op een etiket of in een bij het product gevoegd document de woorden „niet voor de teelt” vermeld.

Artikel 4

Monitoring

1.   Gedurende de gehele geldigheidsduur van de toestemming ziet de houder van de toestemming erop toe dat het in de kennisgeving opgenomen monitoringplan, dat bestaat uit een algemeen plan van toezicht en dat tot doel heeft na te gaan of de behandeling of het gebruik van het product eventueel nadelige effecten heeft op de gezondheid van mens en dier of op het milieu, wordt opgesteld en uitgevoerd.

2.   De houder van de toestemming stelt de exploitanten, gebruikers, nationale agentschappen voor diervoeding en onderzoek op het gebied van diervoeder, alsmede veterinaire diensten rechtstreeks op de hoogte van de introductie van 1507-maïs in de Gemeenschap en betreffende de veiligheid en de algemene kenmerken van het product en de monitoringvoorwaarden.

3.   De houder van de toestemming dient jaarlijks bij de Commissie en de bevoegde instanties van de lidstaten een verslag in over de resultaten van de monitoringactiviteiten.

4.   Onverminderd artikel 20 van Richtlijn 2001/18/EG moet het monitoringplan, zoals ter kennis gebracht, in voorkomende gevallen en behoudens instemming van de Commissie en de bevoegde instantie van de lidstaat die de oorspronkelijke kennisgeving heeft ontvangen, door de houder van de toestemming en/of door de bevoegde instantie van de lidstaat die de oorspronkelijke kennisgeving heeft ontvangen, worden herzien in het licht van de resultaten van de monitoringactiviteiten. Voorstellen voor herziening van het monitoringplan moeten worden ingediend bij de bevoegde instanties van de lidstaten.

5.   De houder van de toestemming dient bij machte te zijn om aan de Commissie en de bevoegde instanties van de lidstaten het bewijs te leveren dat:

a)

de monitoringnetwerken, zoals gespecificeerd in het monitoringplan waarvan kennis is gegeven, de informatie verzamelen die relevant is voor de monitoring van het product en

b)

de leden van deze netwerken zijn overeengekomen deze informatie beschikbaar te stellen aan de houder van de toestemming vóór de datum van indiening van de monitoringverslagen bij de Commissie en de bevoegde instanties van de lidstaten in overeenstemming met lid 3.

Artikel 5

Toepasbaarheid

Deze beschikking is van toepassing vanaf de datum van toepassing van een besluit van de Gemeenschap houdende toestemming voor het in de handel brengen van het in artikel 1 bedoelde product voor toepassingen als of in levensmiddelen in de zin van Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad (7), waarin een door het communautaire referentielaboratorium gevalideerde methode voor de detectie van het product is opgenomen.

Artikel 6

Adressaat

Deze beschikking is gericht tot het Koninkrijk der Nederlanden.

Gedaan te Brussel, 3 november 2005.

Voor de Commissie

Stavros DIMAS

Lid van de Commissie


(1)  PB L 106 van 17.4.2001, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1830/2003 (PB L 268 van 18.10.2003, blz. 24).

(2)  PB L 268 van 18.10.2003, blz. 24.

(3)  PB L 10 van 16.1.2004, blz. 5.

(4)  PB L 268 van 18.10.2003, blz. 1.

(5)  PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.

(6)  PB L 43 van 14.2.1997, blz. 1.

(7)  PB L 31 van 1.2.2002, blz. 1.


5.11.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 291/45


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 3 november 2005

tot intrekking van Beschikking 2003/136/EG inzake de goedkeuring van de programma's voor de uitroeiing van klassieke varkenspest bij wilde varkens en voor het uitvoeren van noodvaccinatie tegen klassieke varkenspest bij wilde varkens in Luxemburg

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2005) 4193)

(Slechts de tekst in de Franse taal is authentiek)

(2005/773/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 2001/89/EG van de Raad van 23 oktober 2001 tot vaststelling van communautaire maatregelen ter bestrijding van klassieke varkenspest (1), en met name op artikel 16, lid 1, artikel 25, lid 3, en artikel 29, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In 2001 is klassieke varkenspest geconstateerd bij wilde varkens in Luxemburg.

(2)

Bij Beschikking 2003/136/EG van de Commissie (2) heeft de Commissie de door Luxemburg ingediende programma's voor de uitroeiing van klassieke varkenspest bij wilde varkens en voor de noodvaccinatie van wilde varkens goedgekeurd.

(3)

Bij Beschikking 2005/224/EG heeft de Commissie de beëindiging van het programma voor het uitvoeren van noodvaccinatie tegen klassieke varkenspest bij wilde varkens goedgekeurd.

(4)

Uit de door Luxemburg verstrekte informatie blijkt dat klassieke varkenspest bij wilde varkens met succes is uitgeroeid en dat het goedgekeurde uitroeiingsprogramma niet langer hoeft te worden toegepast.

(5)

Beschikking 2003/136/EG moet daarom worden ingetrokken.

(6)

De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

Beschikking 2003/136/EG wordt ingetrokken.

Artikel 2

Deze beschikking is gericht tot de Franse Republiek en het Groothertogdom Luxemburg.

Gedaan te Brussel, 3 november 2005.

Voor de Commissie

Markos KYPRIANOU

Lid van de Commissie


(1)  PB L 316 van 1.12.2001, blz. 5. Richtlijn gewijzigd bij de Toetredingsakte van 2003.

(2)  PB L 53 van 28.2.2003, blz. 52. Beschikking gewijzigd bij Beschikking 2005/224/EG (PB L 71 van 17.3.2005, blz. 69).


5.11.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 291/46


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 3 november 2005

tot wijziging van Beschikking 92/452/EEG wat betreft embryoteams in de Verenigde Staten van Amerika

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2005) 4195)

(Voor de EER relevante tekst)

(2005/774/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 89/556/EEG van de Raad van 25 september 1989 tot vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor het intracommunautaire handelsverkeer in embryo's van als huisdier gehouden runderen en de invoer daarvan uit derde landen (1), en met name op artikel 8, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In Beschikking 92/452/EEG van de Commissie van 30 juli 1992 houdende vaststelling van lijsten van embryoteams en embryoproductieteams die in derde landen zijn erkend met het oog op de uitvoer van runderembryo's naar de Gemeenschap (2) is bepaald dat de lidstaten de invoer van runderembryo's uit derde landen alleen toestaan als die embryo's zijn verzameld, behandeld en opgeslagen door embryoteams die voorkomen op de lijsten in de bijlage bij die beschikking.

(2)

De Verenigde Staten van Amerika hebben gevraagd de lijst voor dat land te wijzigen, namelijk om een team toe te voegen en een team te schrappen.

(3)

De Verenigde Staten van Amerika hebben garanties gegeven betreffende de naleving van de desbetreffende voorschriften van Richtlijn 89/556/EEG en het betrokken embryoteam is door de veterinaire diensten van dat land officieel erkend voor uitvoer naar de Gemeenschap.

(4)

Beschikking 92/452/EEG moet dus dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(5)

De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN :

Artikel 1

De bijlage bij Beschikking 92/452/EEG wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze beschikking.

Artikel 2

Deze beschikking is van toepassing met ingang van 8 november 2005.

Artikel 3

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 3 november 2005.

Voor de Commissie

Markos KYPRIANOU

Lid van de Commissie


(1)  PB L 302 van 19.10.1989, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 806/2003 (PB L 122 van 16.5.2003, blz. 1).

(2)  PB L 250 van 29.8.1992, blz. 40. Beschikking laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 2005/450/EG (PB L 158 van 21.6.2005, blz. 24).


BIJLAGE

In de bijlage bij Beschikking 92/452/EEG wordt de lijst betreffende de Verenigde Staten van Amerika als volgt gewijzigd:

a)

de gegevens met betrekking tot embryoteam nr. 91NJ021 E503 worden geschrapt:

„US

 

91NJ021 E503

 

Huff-N-Puff ET

221 Newbold’s Corner Road

Southampton, NJ

Dr William H. Pettitt”

b)

de volgende gegevens worden toegevoegd:

„US

 

05NC114 E705

 

Kingsmill Farm II

5914 Kemp Road

Durham, NC 27703

Dr Samuel P. Galphin”


Rectificaties

5.11.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 291/48


Rectificatie van Beschikking 2005/759/EG van de Commissie van 27 oktober 2005 tot vaststelling van bepaalde beschermende maatregelen in verband met hoogpathogene aviaire influenza in bepaalde derde landen en het verkeer uit derde landen van vogels die hun eigenaar vergezellen

( Publicatieblad van de Europese Unie L 285 van 28 oktober 2005 )

Bladzijde 52, Beschikking 2005/759/EG wordt als volgt gelezen:

BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 27 oktober 2005

tot vaststelling van bepaalde beschermende maatregelen in verband met hoogpathogene aviaire influenza in bepaalde derde landen en het verkeer uit derde landen van vogels die hun eigenaar vergezellen

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2005) 4287)

(Voor de EER relevante tekst)

(2005/759/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 998/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 26 mei 2003 inzake veterinairrechtelijke voorschriften voor het niet-commerciële verkeer van gezelschapsdieren en houdende wijziging van Richtlijn 92/65/EEG (1) van de Raad, en met name op artikel 18,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Aviaire influenza is een besmettelijke virale ziekte bij pluimvee en vogels, die leidt tot sterfte en anomalieën die snel de vorm van een epizoötie kunnen aannemen en daardoor een ernstige bedreiging vormen voor de dieren de volksgezondheid en voor de rentabiliteit van de pluimveehouderij. Het gevaar bestaat dat de ziekteverwekker via de internationale handel in levende andere vogels dan pluimvee, waaronder vogels die hun eigenaar vergezellen (gezelschapsvogels), wordt binnengebracht.

(2)

Beschikking 2000/666/EG van de Commissie van 16 oktober 2000 tot vaststelling van de veterinairrechtelijke voorschriften en de voorschriften inzake veterinaire certificering voor de invoer van vogels, met uitzondering van pluimvee, alsmede van quarantainevoorschriften (2) bepaalt dat de lidstaten de invoer van vogels uit derde landen die lid zijn van de Werelddiergezondheidsorganisatie (OIE) moeten toestaan. De in bijlage I bedoelde landen zijn lid van de OIE en daarom moeten de lidstaten de invoer van andere vogels dan pluimvee uit die landen krachtens Beschikking 2000/666/EG toestaan.

(3)

Waar nodig moet ook worden verwezen naar Beschikking 79/542/EEG van de Raad van 21 december 1976 tot vaststelling van een lijst van derde landen of delen van derde landen, alsmede tot vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften, gezondheidsvoorschriften en voorschriften inzake de veterinaire certificering voor de invoer in de Gemeenschap van levende dieren en vers vlees daarvan (3).

(4)

Verordening (EG) nr. 998/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 26 mei 2003 inzake veterinairrechtelijke voorschriften voor het niet-commerciële verkeer van gezelschapsdieren en houdende wijziging van Richtlijn 92/65/EEG van de Raad voorziet in verschillende regelingen voor de veterinaire controle, afhankelijk van het aantal dieren. Voor de toepassing van deze beschikking moet van dat onderscheid naar aantal gebruik worden gemaakt.

(5)

Volgens Richtlijn 92/65/EEG van de Raad van 13 juli 1992 tot vaststelling van de veterinairrechtelijke voorschriften voor het handelsverkeer en de invoer in de Gemeenschap van dieren, sperma, eicellen en embryo's waarvoor ten aanzien van de veterinairrechtelijke voorschriften geen specifieke communautaire regelgeving als bedoeld in bijlage A, onder I, van Richtlijn 90/425/EEG geldt (4) moeten ingevoerde dieren de in Richtlijn 91/496/EEG van de Raad voorgeschreven controles ondergaan.

(6)

Overeenkomstig artikel 18 van Verordening (EG) nr. 998/2003 zijn de vrijwaringsmaatregelen van Richtlijn 91/496/EEG van de Raad van 15 juli 1991 tot vaststelling van de beginselen voor de organisatie van de veterinaire controles voor dieren uit derde landen die in de Gemeenschap worden binnengebracht en tot wijziging van de Richtlijnen 89/662/EEG, 90/425/EEG en 90/675/EEG (5) van toepassing.

(7)

Aangezien hoogpathogene aviaire influenza is geconstateerd bij in quarantaine geplaatste ingevoerde vogels in een lidstaat, dient het verkeer van gezelschapsvogels uit bepaalde risicogebieden opgeschort te worden, waarbij voor de omschrijving van die gebieden moet worden verwezen naar de desbetreffende regionale commissies van de OIE.

(8)

De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

Verkeer uit derde landen

1.   De lidstaten staan uitsluitend het verkeer van zendingen van minder dan vijf levende gezelschapsvogels toe. Dat verkeer is toegestaan indien de vogels afkomstig zijn van een land dat lid is van de OIE en behoort tot een regionale commissie die niet in bijlage I is vermeld.

2.   De lidstaten staan uitsluitend het verkeer van zendingen van minder dan vijf levende gezelschapsvogels toe. Dat verkeer is toegestaan indien de vogels afkomstig zijn van een land dat lid is van de OIE en behoort tot een regionale commissie die in bijlage I is vermeld, en:

a)

de vogels gedurende 30 dagen vóór de uitvoer zijn geïsoleerd op de plaats van vertrek in een derde land dat is opgenomen in Beschikking 79/542/EEG, of

b)

gedurende 30 dagen na de invoer in de lidstaat van bestemming in quarantaine worden geplaatst in een inrichting die overeenkomstig artikel 3, lid 4, van Beschikking 2000/666/EG is erkend, of

c)

in de laatste zes maanden en uiterlijk 60 dagen vóór verzending zijn ingeënt en ten minste eenmaal zijn heringeënt, overeenkomstig de instructies van de fabrikant, tegen aviaire influenza met een H5-vaccin dat voor de desbetreffende diersoort is goedgekeurd, of

d)

ten minste tien dagen vóór de uitvoer zijn geïsoleerd en een test hebben ondergaan om H5N1-antigeen of -genoom aan te tonen zoals beschreven in hoofdstuk 2.1.14 van het Manual of Diagnostic Tests and Vaccines for Terrestrial Animals, aan de hand van een monster dat op zijn vroegst op de derde dag van de isolatie is genomen.

3.   Een officiële dierenarts in het derde land van verzending verklaart onder gebruikmaking van het modelcertificaat van bijlage II dat aan de voorwaarden van de leden 1 en 2 is voldaan, wat de voorwaarden van lid 2, onder b), betreft aan de hand van een verklaring van de eigenaar.

4.   Het veterinaire certificaat wordt aangevuld door:

a)

een verklaring van de eigenaar of diens vertegenwoordiger overeenkomstig bijlage III;

b)

de volgende vermelding:

„Gezelschapsdieren overeenkomstig artikel 2 van Beschikking 2005/759/EG”.

Artikel 2

Veterinaire controles

1.   De lidstaten nemen de nodige maatregelen om te waarborgen dat gezelschapsvogels die uit een derde land op het grondgebied van de Gemeenschap worden binnengebracht, op de plaats van binnenkomst van de reizigers in de Gemeenschap een documentencontrole en een overeenstemmingscontrole door de bevoegde autoriteiten ondergaan.

2.   De lidstaten wijzen de in lid 1 bedoelde autoriteiten aan die voor de bedoelde controles verantwoordelijk zijn en stellen de Commissie daar onverwijld van in kennis.

3.   Elke lidstaat stelt een lijst op van de in lid 1 bedoelde plaatsen van binnenkomst en zendt die lijst aan de andere lidstaten en aan de Commissie.

4.   Indien uit de bedoelde controles blijkt dat de dieren niet aan de eisen van deze beschikking voldoen, is artikel 14, derde alinea, van Verordening (EG) nr. 998/2003 van toepassing.

Artikel 3

Deze beschikking is niet van toepassing op het verkeer van vogels die hun eigenaar vergezellen uit Andorra, de Faeröer, Groenland, IJsland, Liechtenstein, Noorwegen, San Marino en Zwitserland naar het grondgebied van de Gemeenschap.

Artikel 4

De lidstaten nemen onmiddellijk de nodige maatregelen om aan deze beschikking te voldoen en zij maken die maatregelen bekend. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.

Artikel 5

Deze beschikking is van toepassing tot en met 30 november 2005.

Artikel 6

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 27 oktober 2005.

Voor de Commissie

Markos KYPRIANOU

Lid van de Commissie

BIJLAGE I

Derde landen die behoren tot de volgende regionale commissies van de OIE, als bedoeld in artikel 1:

Afrika

Noord-, Midden- en Zuid-Amerika

Azië, Verre Oosten en Oceanië

Europa

Midden-Oosten.

BIJLAGE II

Image

Image

BIJLAGE III

Verklaring van de eigenaar van de gezelschapsdieren of diens vertegenwoordiger

Ondergetekende, eigenaar (6)/vertegenwoordiger van de eigenaar (6) verklaart hetgeen volgt:

1)

De dieren worden gedurende het vervoer vergezeld door een persoon die voor de dieren verantwoordelijk is.

2)

De dieren zijn niet voor commerciële doeleinden bestemd.

3)

Gedurende de periode tussen de veterinaire controle vóór het vervoer en het feitelijke vertrek worden de dieren geïsoleerd gehouden zodat elk contact met andere vogels onmogelijk is.

4)

De dieren zijn vóór het vervoer gedurende 30 dagen geïsoleerd, waarbij zij niet in contact gekomen zijn met vogels die niet onder het certificaat vallen. (6)

5)

Ik heb ervoor gezorgd dat de vogels gedurende 30 dagen na het binnenbrengen in quarantaine worden gehouden in … , zoals aangegeven in punt I.12 van het certificaat. (6)

Datum en plaats

Handtekening


(1)  PB L 146 van 13.6.2003, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 529/2004 (PB L 94 van 31.3.2004, blz. 7).

(2)  PB L 278 van 31.10.2000, blz. 26. Beschikking laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 2002/279/EG (PB L 99 van 16.4.2002, blz. 17).

(3)  PB L 146 van 14.6.1979, blz. 15. Beschikking laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 2004/372/EG van de Commissie (PB L 118 van 23.4.2004, blz. 45).

(4)  PB L 268 van 14.9.1992, blz. 54. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij de Toetredingsakte van 2003.

(5)  PB L 268 van 24.9.1991, blz. 56. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij de Toetredingsakte van 2003.

(6)  Doorhalen wat niet van toepassing is.