ISSN 1725-2598

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 233

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

48e jaargang
9 september 2005


Inhoud

 

I   Besluiten waarvan de publicatie voorwaarde is voor de toepassing

Bladzijde

 

 

Verordening (EG) nr. 1457/2005 van de Commissie van 8 september 2005 tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

1

 

*

Verordening (EG) nr. 1458/2005 van de Commissie van 8 september 2005 tot verlening van permanente en voorlopige vergunningen voor bepaalde toevoegingsmiddelen en een voorlopige vergunning voor nieuwe toepassingen van bepaalde al toegelaten toevoegingsmiddelen in de diervoeding ( 1 )

3

 

*

Verordening (EG) nr. 1459/2005 van de Commissie van 8 september 2005 tot wijziging van de toelatingsvoorwaarden voor een aantal toevoegingsmiddelen van de groep sporenelementen in diervoeders ( 1 )

8

 

*

Verordening (EG) nr. 1460/2005 van de Commissie van 8 september 2005 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 747/2001 van de Raad betreffende de wijze van beheer van communautaire tariefcontingenten en referentiehoeveelheden voor bepaalde producten van oorsprong uit Algerije

11

 

 

Verordening (EG) nr. 1461/2005 van de Commissie van 8 september 2005 tot vaststelling, voor de sector suiker, vanaf 9 september 2005 geldende representatieve prijzen en de bedragen van de aanvullende invoerrechten voor melasse

17

 

 

Verordening (EG) nr. 1462/2005 van de Commissie van 8 september 2005 tot vaststelling van de restituties bij uitvoer van witte en ruwe suiker in onveranderde vorm

19

 

 

Verordening (EG) nr. 1463/2005 van de Commissie van 8 september 2005 tot vaststelling van het maximumbedrag van de restitutie bij uitvoer naar bepaalde derde landen van witte suiker voor de 4e deelinschrijving in het kader van de inschrijving bedoeld in Verordening (EG) nr. 1138/2005

21

 

 

Verordening (EG) nr. 1464/2005 van de Commissie van 8 september 2005 tot vaststelling van de restituties bij uitvoer van op basis van granen en rijst verwerkte producten

22

 

 

Verordening (EG) nr. 1465/2005 van de Commissie van 8 september 2005 tot vaststelling van de restituties bij de productie in de sector granen

25

 

 

Verordening (EG) nr. 1466/2005 van de Commissie van 8 september 2005 houdende vaststelling van de restituties die van toepassing zijn op bepaalde graan- en rijstproducten, uitgevoerd in de vorm van goederen die niet onder bijlage I bij het Verdrag vallen

26

 

 

Verordening (EG) nr. 1467/2005 van de Commissie van 8 september 2005 tot vaststelling van de restituties bij uitvoer voor granen en meel, gries en griesmeel van tarwe of van rogge

30

 

 

Verordening (EG) nr. 1468/2005 van de Commissie van 8 september 2005 tot vaststelling van de maximumrestitutie bij uitvoer van gerst in het kader van de inschrijving bedoeld in Verordening (EG) nr. 1058/2005

32

 

 

Verordening (EG) nr. 1469/2005 van de Commissie van 8 september 2005 tot vaststelling van de maximumrestitutie bij uitvoer van zachte tarwe in het kader van de inschrijving bedoeld in Verordening (EG) nr. 1059/2005

33

 

 

II   Besluiten waarvan de publicatie niet voorwaarde is voor de toepassing

 

 

Raad

 

*

Besluit nr. 1/2005 van de Associatieraad EU-Israël van 29 augustus 2005 tot oprichting van subcomités van het Associatiecomité

34

 

*

Aanbeveling nr. 1/2005 van de Associatieraad EU-Israël van 26 april 2005 voor de tenuitvoerlegging van het Actieplan EU-Israël

52

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


I Besluiten waarvan de publicatie voorwaarde is voor de toepassing

9.9.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 233/1


VERORDENING (EG) Nr. 1457/2005 VAN DE COMMISSIE

van 8 september 2005

tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 3223/94 van de Commissie van 21 december 1994 houdende uitvoeringsbepalingen van de invoerregeling voor groenten en fruit (1), en met name op artikel 4, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In Verordening (EG) nr. 3223/94 zijn op grond van de multilaterale handelsbesprekingen in het kader van de Uruguayronde de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de periodes die in de bijlage bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt.

(2)

Op grond van de bovenvermelde criteria moeten de forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld op de in de bijlage bij deze verordening vermelde niveaus,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 4 van Verordening (EG) nr. 3223/94 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld zoals aangegeven in de tabel in de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 9 september 2005.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 8 september 2005.

Voor de Commissie

J. M. SILVA RODRÍGUEZ

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 337 van 24.12.1994, blz. 66. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1947/2002 (PB L 299 van 1.11.2002, blz. 17).


BIJLAGE

bij de verordening van de Commissie van 8 september 2005 tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

052

52,6

096

14,0

999

33,3

0707 00 05

052

52,8

068

65,2

096

25,9

999

48,0

0709 90 70

052

88,0

999

88,0

0805 50 10

052

100,1

382

64,7

388

70,7

524

59,1

528

63,3

999

71,6

0806 10 10

052

80,4

624

144,0

999

112,2

0808 10 80

388

72,8

400

78,6

508

36,6

512

68,1

528

39,5

720

32,8

800

126,8

804

73,0

999

66,0

0808 20 50

052

98,2

388

82,3

512

62,2

528

11,6

999

63,6

0809 30 10, 0809 30 90

052

94,3

999

94,3

0809 40 05

052

104,8

066

66,4

093

40,2

098

40,2

624

113,6

999

73,0


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 750/2005 van de Commissie (PB L 126 van 19.5.2005, blz. 12). De code „999” staat voor „andere oorsprong”.


9.9.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 233/3


VERORDENING (EG) Nr. 1458/2005 VAN DE COMMISSIE

van 8 september 2005

tot verlening van permanente en voorlopige vergunningen voor bepaalde toevoegingsmiddelen en een voorlopige vergunning voor nieuwe toepassingen van bepaalde al toegelaten toevoegingsmiddelen in de diervoeding

(Voor de EER relevante tekst)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 70/524/EEG van de Raad van 23 november 1970 betreffende toevoegingsmiddelen in de diervoeding (1), en met name op artikel 3, artikel 9.D, lid 1, en artikel 9.E, lid 1,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1831/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2003 betreffende toevoegingsmiddelen voor diervoeding (2), en met name op artikel 25,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EG) nr. 1831/2003 voorziet in de toelating van toevoegingsmiddelen voor diervoeding.

(2)

Artikel 25 van Verordening (EG) nr. 1831/2003 bevat overgangsmaatregelen voor vergunningaanvragen betreffende toevoegingsmiddelen die vóór de datum van toepassing van Verordening (EG) nr. 1831/2003 overeenkomstig Richtlijn 70/524/EEG zijn ingediend.

(3)

De aanvragen voor de in de bijlagen bij deze verordening genoemde toevoegingsmiddelen zijn vóór de datum van toepassing van Verordening (EG) nr. 1831/2003 ingediend.

(4)

De eerste opmerkingen betreffende deze aanvragen zijn krachtens artikel 4, lid 4, van Richtlijn 70/524/EEG vóór de datum van toepassing van Verordening (EG) nr. 1831/2003 aan de Commissie toegezonden. Die aanvragen moeten dus nog overeenkomstig artikel 4 van Richtlijn 70/524/EEG worden behandeld.

(5)

Voor het gebruik van het enzympreparaat endo-1,3(4)-bèta-glucanase, geproduceerd door Aspergillus niger (MUCL 39199), is bij Verordening (EG) nr. 1436/98 van de Commissie (3) voor het eerst een voorlopige vergunning verleend voor mestkippen. Er zijn nieuwe gegevens ingediend ter staving van de aanvraag van een vergunning zonder tijdsbeperking voor dit enzympreparaat. Uit de beoordeling blijkt dat aan de voorwaarden van artikel 3.A van Richtlijn 70/524/EEG voor een dergelijke vergunning wordt voldaan. Het gebruik van dit enzympreparaat, zoals omschreven in bijlage I, moet daarom voor onbeperkte duur worden toegestaan.

(6)

Voor het gebruik van het enzympreparaat endo-1,3(4)-bèta-glucanase, geproduceerd door Aspergillus aculeatus (CBS 589.94), endo-1,4-bèta-glucanase, geproduceerd door Trichoderma longibrachiatum (CBS 592.94), alfa-amylase, geproduceerd door Bacillus amyloliquefaciens (DSM 9553), en endo-1,4-bèta-xylanase, geproduceerd door Trichoderma viride (NIBH FERM BP 4842), is bij Verordening (EG) nr. 358/2005 van de Commissie (4) een vergunning zonder tijdsbeperking verleend voor mestkippen en is bij Verordening (EG) nr. 2013/2001 van de Commissie (5) een voorlopige vergunning verleend voor mestkalkoenen. Er zijn nieuwe gegevens ingediend ter staving van een aanvraag om uitbreiding van de vergunning voor het gebruik van dit enzympreparaat tot legkippen. De Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) heeft een advies uitgebracht over het gebruik van dit preparaat, waarin geconcludeerd wordt dat het voor deze nieuwe diercategorie geen risico inhoudt. Uit de beoordeling blijkt dat aan de voorwaarden van artikel 9.E, lid 1, van Richtlijn 70/524/EEG voor een vergunning voor een dergelijk preparaat wordt voldaan. Voor het gebruik van dit enzympreparaat, zoals omschreven in bijlage II, moet derhalve een vergunning voor vier jaar worden verleend.

(7)

Voor het gebruik van het enzympreparaat endo-1,4-bèta-xylanase, geproduceerd door Trichoderma longibrachiatum (ATCC 2105), en endo-1,3(4)-bèta-glucanase, geproduceerd door Trichoderma longibrachiatum (ATCC 2106), is bij Verordening (EG) nr. 833/2005 van de Commissie (6) een vergunning zonder tijdsbeperking verleend voor mestkippen. Er zijn nieuwe gegevens ingediend ter staving van een aanvraag om uitbreiding van de vergunning voor het gebruik van dit enzympreparaat tot legkippen. De EFSA heeft een advies uitgebracht over het gebruik van dit preparaat, waarin geconcludeerd wordt dat het voor deze nieuwe diercategorie geen risico inhoudt. Uit de beoordeling blijkt dat aan de voorwaarden van artikel 9.E, lid 1, van Richtlijn 70/524/EEG voor een vergunning voor een dergelijk preparaat wordt voldaan. Voor het gebruik van dit enzympreparaat, zoals omschreven in bijlage II, moet derhalve een vergunning voor vier jaar worden verleend.

(8)

Er zijn gegevens ingediend ter staving van een aanvraag om uitbreiding van de vergunning voor het gebruik van het enzympreparaat endo-1,4-bèta-xylanase, geproduceerd door Aspergillus niger (CBS 109.713), tot mestkippen. De EFSA heeft een advies uitgebracht over het gebruik van dit preparaat, waarin geconcludeerd wordt dat het geen risico inhoudt voor de consument, de gebruiker, de diercategorie of het milieu. Uit de beoordeling blijkt dat aan de voorwaarden van artikel 9.E, lid 1, van Richtlijn 70/524/EEG voor een vergunning voor een dergelijk preparaat wordt voldaan. Voor het gebruik van dit enzympreparaat, zoals omschreven in bijlage II, moet derhalve een vergunning voor vier jaar worden verleend.

(9)

Uit de beoordeling van deze aanvragen blijkt dat er bepaalde procedures nodig zijn om de werknemers tegen blootstelling aan de in de bijlagen opgenomen toevoegingsmiddelen te beschermen. Die bescherming moet worden gewaarborgd door toepassing van Richtlijn 89/391/EEG van de Raad van 12 juni 1989 betreffende de tenuitvoerlegging van maatregelen ter bevordering van de verbetering van de veiligheid en de gezondheid van de werknemers op het werk (7).

(10)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Voor het tot de groep „Enzymen” behorende preparaat dat in bijlage I wordt vermeld, wordt onder de in die bijlage vastgestelde voorwaarden een vergunning zonder tijdsbeperking voor gebruik als toevoegingsmiddel in de diervoeding verleend.

Artikel 2

Voor de tot de groep „Enzymen” behorende preparaten die in bijlage II worden vermeld, wordt onder de in die bijlage vastgestelde voorwaarden een vergunning voor vier jaar voor gebruik als toevoegingsmiddel in de diervoeding verleend.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 8 september 2005.

Voor de Commissie

Markos KYPRIANOU

Lid van de Commissie


(1)  PB L 270 van 14.12.1970, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1800/2004 van de Commissie (PB L 317 van 16.10.2004, blz. 37).

(2)  PB L 268 van 18.10.2003, blz. 29. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 378/2005 van de Commissie (PB L 59 van 5.3.2005, blz. 8).

(3)  PB L 191 van 7.7.1998, blz. 15.

(4)  PB L 57 van 3.3.2005, blz. 3.

(5)  PB L 272 van 13.10.2001, blz. 24.

(6)  PB L 138 van 1.6.2005, blz. 5.

(7)  PB L 183 van 29.6.1989, blz. 1. Richtlijn gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1882/2003 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 284 van 31.10.2003, blz. 1).


BIJLAGE I

EG-nr.

Toevoegingsmiddel

Chemische formule en beschrijving

Diersoort of categorie

Maximumleeftijd

Minimum

Maximum

Overige bepalingen

Einde van de vergunningsperiode

Aantal activiteitseenheden/kg volledig diervoeder

Enzymen

E 1634

Endo-1,3(4)-bèta-glucanase EC 3.2.1.6

Bereiding van endo-1,3(4)-bèta-glucanase, geproduceerd door Aspergillus niger (MUCL 39199), met een minimale activiteit van:

 

vast:

1 500 AGL (1)/g

 

vloeibaar:

200 AGL/ml

Mestkippen

25 AGL

1.

In de gebruiksaanwijzing voor het toevoegingsmiddel en het voormengsel de opslagtemperatuur, de houdbaarheid en de stabiliteit bij verwerking tot pellets vermelden

2.

Aanbevolen dosis per kg volledig diervoeder:

 

25-100 AGL

3.

Voor gebruik in mengvoeders die rijk zijn aan niet-zetmeelpolysachariden (vooral bèta-glucanen), bv. voeders die meer dan 50 % gerst bevatten

Onbeperkt


(1)  1 AGL is de hoeveelheid enzym die bij een pH van 4,6 en een temperatuur van 30 °C 5,55 micromol reducerende suikers (maltose-equivalent) per minuut vrijmaakt uit bèta-glucaan van gerst.


BIJLAGE II

Nr. of EG-nr.

Toevoegingsmiddel

Chemische formule en beschrijving

Diersoort of categorie

Maximumleeftijd

Minimum

Maximum

Overige bepalingen

Einde van de vergunningsperiode

Aantal activiteitseenheden/kg volledig diervoeder

Enzymen

54

Endo-1,3(4)-bèta-glucanase EC 3.2.1.6

Endo-1,4-bèta-glucanase EC 3.2.1.4

Alfa-amylase EC 3.2.1.1

Endo-1,4-bèta-xylanase EC 3.2.1.8

Bereiding van endo-1,3(4)-bèta-glucanase, geproduceerd door Aspergillus aculeatus (CBS 589.94), endo-1,4-bèta-glucanase, geproduceerd door Trichoderma longibrachiatum (CBS 592.94), alfa-amylase, geproduceerd door Bacillus amyloliquefaciens (DSM 9553) en endo-1,4-bèta-xylanase, geproduceerd door Trichoderma viride (NIBH FERM BP 4842), met een minimale activiteit van:

 

endo-1,3(4)-bèta-glucanase: 10 000 U (1)/g

 

endo-1,4-bèta-glucanase: 120 000 U (2)/g

 

alfa-amylase: 400 U (3)/g

 

endo-1,4-bèta-glucanase: 210 000 U (4)/g

Legkippen

Endo-1,3(4)-bèta-glucanase: 500 U

1.

In de gebruiksaanwijzing voor het toevoegingsmiddel en het voormengsel de opslagtemperatuur, de houdbaarheid en de stabiliteit bij verwerking tot pellets vermelden

2.

Aanbevolen dosis per kg volledig diervoeder:

 

endo-1,3(4)-bèta-glucanase: 500-1 500 U

 

endo-1,4-bèta-glucanase: 6 000-18 000 U

 

alfa-amylase: 20-60 U

 

endo-1,4-bèta-xylanase: 10 500-34 500 U

3.

Voor gebruik in mengvoeders die rijk zijn aan niet-zetmeelpolysachariden (vooral bèta-glucanen en arabinoxylanen), bv. voeders die meer dan 30 % tarwe bevatten

29.9.2009

Endo-1,4-bèta-glucanase: 6 000 U

Alfa-amylase: 20 U

Endo-1,4-bèta-xylanase: 10 500 U

60

Endo-1,4-bèta-xylanase EC 3.2.1.8

Endo-1,3(4)-bèta-glucanase EC 3.2.1.6

Bereiding van endo-1,4-bèta-xylanase, geproduceerd door Trichoderma longibrachiatum (ATCC 2105), en endo-1,3(4)-bèta-glucanase, geproduceerd door Trichoderma longibrachiatum (ATCC 2106), met een minimale activiteit van:

vloeibaar:

 

endo-1,4-bèta-xylanase: 5 000 U (5)/ml

 

endo-1,3(4)-bèta-glucanase: 50 U (6)/g

Mestkalkoenen

Endo-1,4-bèta-xylanase: 1 250 U

1.

In de gebruiksaanwijzing voor het toevoegingsmiddel en het voormengsel de opslagtemperatuur, de houdbaarheid en de stabiliteit bij verwerking tot pellets vermelden

2.

Aanbevolen dosis per kg volledig diervoeder:

 

endo-1,4-bèta-xylanase: 1 250-2 500 U

 

endo-1,3(4)-bèta-glucanase: 12-25 U

3.

Voor gebruik in mengvoeders die rijk zijn aan niet-zetmeelpolysachariden (vooral bèta-glucanen en arabinoxylanen), bv. voeders die meer dan 20 % gerst en 40 % tarwe bevatten

29.9.2009

Endo-1,3(4)-bèta-glucanase: 12 U

62

Endo-1,4-bèta-xylanase EC 3.2.1.8

Bereiding van endo-1,4-bèta-xylanase, geproduceerd door Aspergillus niger (CBS 109.713), met een minimale activiteit van:

 

vast:

5 600 TXU (7)/g

 

vloeibaar

5 600 TXU/ml

Mestkippen

200 TXU

1.

In de gebruiksaanwijzing voor het toevoegingsmiddel en het voormengsel de opslagtemperatuur, de houdbaarheid en de stabiliteit bij verwerking tot pellets vermelden

2.

Aanbevolen dosis per kg volledig diervoeder: 400-800 TXU

3.

Voor gebruik in mengvoeders die rijk zijn aan niet-zetmeelpolysachariden (vooral bèta-glucanen en arabinoxylanen), bv. voeders die meer dan 40 % tarwe bevatten

29.9.2009


(1)  1 U is de hoeveelheid enzym die bij een pH van 7,5 en een temperatuur van 30 °C 0,0056 micromol reducerende suikers (glucose-equivalent) per minuut vrijmaakt uit bèta-glucaan van gerst.

(2)  1 U is de hoeveelheid enzym die bij een pH van 4,8 en een temperatuur van 50 °C 0,0056 micromol reducerende suikers (glucose-equivalent) per minuut vrijmaakt uit carboxymethylcellulose.

(3)  1 U is de hoeveelheid enzym die bij een pH van 7,5 en een temperatuur van 37 °C 1 micromol glucosidebindingen per minuut hydrolyseert uit in water onoplosbaar vernet zetmeelpolymeer.

(4)  1 U is de hoeveelheid enzym die bij een pH van 5,3 en een temperatuur van 50 °C 0,0067 micromol reducerende suikers (xylose-equivalent) per minuut vrijmaakt uit berkenhoutxylaan.

(5)  1 U is de hoeveelheid enzym die bij een pH van 5,3 en een temperatuur van 50 °C 1 micromol reducerende suikers (xylose-equivalent) per minuut vrijmaakt uit haverkafxylaan.

(6)  1 U is de hoeveelheid enzym die bij een pH van 5,0 en een temperatuur van 30 °C 1 micromol reducerende suikers (glucose-equivalent) per minuut vrijmaakt uit bèta-glucaan van gerst.

(7)  1 TXU is de hoeveelheid enzym die bij een pH van 3,5 en een temperatuur van 55 °C 5 micromol reducerende suikers (xylose-equivalent) per minuut vrijmaakt uit tarwe-arabinoxylaan.


9.9.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 233/8


VERORDENING (EG) Nr. 1459/2005 VAN DE COMMISSIE

van 8 september 2005

tot wijziging van de toelatingsvoorwaarden voor een aantal toevoegingsmiddelen van de groep sporenelementen in diervoeders

(Voor de EER relevante tekst)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1831/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2003 betreffende toevoegingsmiddelen voor diervoeding (1), en met name op artikel 13, lid 2, derde zin,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verscheidene jodiumzouten, toevoegingsmiddelen die tot de groep „Sporenelementen” behoren, zijn toegelaten bij Richtlijn 70/524/EEG van de Raad (2), gewijzigd bij Richtlijn 96/7/EG van de Commissie (3). Die additieven zijn op grond van artikel 10 van Verordening (EG) nr. 1831/2003 als bestaande producten aangemeld en worden onderworpen aan de krachtens dat artikel vereiste controles en procedures.

(2)

Voor het sporenelement jodium in diervoeders geldt momenteel een maximumgehalte van 4 ppm voor paardachtigen, 20 ppm voor vissen en 10 ppm voor andere diersoorten en -categorieën.

(3)

Verordening (EG) nr. 1831/2003 biedt de mogelijkheid om de vergunning voor een toevoegingsmiddel te wijzigen ingevolge een advies van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) over de vraag of het toevoegingsmiddel nog steeds aan de voorwaarden van die verordening voldoet.

(4)

De Commissie heeft de EFSA verzocht de fysiologische behoeften van de verschillende in Richtlijn 70/524/EEG genoemde diersoorten aan jodium te evalueren en advies uit te brengen over de mogelijke schadelijke effecten van jodium op de gezondheid van mens en dier of op het milieu bij gebruik in de momenteel toegestane concentraties. Naar aanleiding van dat verzoek heeft de EFSA op 25 januari 2005 een advies uitgebracht over het gebruik van jodium in diervoeders.

(5)

De EFSA concludeert in haar advies dat volgens de modelberekeningen met het meest pessimistische scenario voor melk en eieren met het huidige maximumgehalte aan jodium in diervoeders de bovengrens voor volwassenen en jongeren kan worden overschreden.

(6)

Daarom moet het maximumgehalte aan jodium in diervoeders voor deze twee productietypen, dus voor melkkoeien en legkippen, worden verlaagd om de kans op nadelige gevolgen voor de menselijke gezondheid te verkleinen.

(7)

Er moet worden voorzien in een overgangsperiode van twaalf maanden voor het opmaken van de bestaande voorraden diervoeders volgens de vroegere voorwaarden die zijn vastgesteld overeenkomstig Richtlijn 70/524/EEG.

(8)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Onverminderd de overige toelatingsvoorwaarden voor de toevoegingsmiddelen die vermeld staan onder E 2 Jodium-I, behorende tot de groep „Sporenelementen”, in Richtlijn 70/524/EEG worden de maximumgehalten van het element in mg/kg volledig diervoeder vervangen door de in de bijlage vermelde maximumgehalten.

Artikel 2

1.   Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

2.   Deze verordening is van toepassing met ingang van twaalf maanden na de datum van haar bekendmaking.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 8 september 2005.

Voor de Commissie

Markos KYPRIANOU

Lid van de Commissie


(1)  PB L 268 van 18.10.2003, blz. 29. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 378/2005 van de Commissie (PB L 59 van 5.3.2005, blz. 8).

(2)  PB L 270 van 14.12.1970, blz. 1. Verordening ingetrokken bij Verordening (EG) nr. 1831/2003.

(3)  PB L 51 van 1.3.1996, blz. 45.


BIJLAGE

EG-nr.

Element

Toevoegingsmiddel

Chemische formule en beschrijving

Maximumgehalte van het element in mg/kg volledig diervoeder met een vochtgehalte van 12 %

Andere bepalingen

Duur van de vergunning

E2

Jodium-I

Calciumjodaat-hexahydraat

Ca(IO3)2 . 6H2O

Paardachtigen: 4 (totaal)

Melkkoeien en legkippen: 5 (totaal)

Vissen: 20 (totaal)

Andere diersoorten of -categorieën: 10 (totaal)

Onbeperkt

Calciumjodaat, watervrij

Ca(IO3)2

Natriumjodide

NaI

Kaliumjodide

KI


9.9.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 233/11


VERORDENING (EG) Nr. 1460/2005 VAN DE COMMISSIE

van 8 september 2005

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 747/2001 van de Raad betreffende de wijze van beheer van communautaire tariefcontingenten en referentiehoeveelheden voor bepaalde producten van oorsprong uit Algerije

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 747/2001 van de Raad van 9 april 2001 betreffende de wijze van beheer van communautaire tariefcontingenten en referentiehoeveelheden voor producten die voor preferenties in aanmerking komen op grond van overeenkomsten met bepaalde landen in het Middellandse-Zeegebied en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 1981/94 en (EG) nr. 934/95 (1), en met name op artikel 5, lid 1, onder b),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij zijn besluit van 18 juli 2005 (2) heeft de Raad de Euro-mediterrane overeenkomst goedgekeurd waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de Democratische Volksrepubliek Algerije, anderzijds.

(2)

In die overeenkomst zijn voor bepaalde producten van oorsprong uit Algerije tariefconcessies vastgesteld die binnen de maxima van de communautaire tariefcontingenten en in het kader van de referentiehoeveelheden van toepassing zijn.

(3)

Voor de tenuitvoerlegging van de tariefcontingenten en de referentiehoeveelheden dient Verordening (EG) nr. 747/2001 te worden gewijzigd.

(4)

Aangezien Verordening (EEG) nr. 3590/85 van de Commissie van 18 december 1985 betreffende het bij de invoer van wijn, druivensap en druivenmost voorgeschreven attest en analyseverslag (3) is ingetrokken bij Verordening (EG) nr. 883/2001 van de Commissie van 24 april 2001 tot vaststelling van de uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1493/1999 van de Raad met betrekking tot het handelsverkeer van producten van de wijnbouwsector met derde landen (4), dient de verwijzing in Verordening (EG) nr. 747/2001 naar Verordening (EEG) nr. 3590/85 terwille van de duidelijkheid te worden vervangen door een nieuwe verwijzing naar Verordening (EG) nr. 883/2001.

(5)

Voor het jaar 2005 dienen de hoeveelheden van de nieuwe tariefcontingenten te worden berekend in verhouding tot de basishoeveelheden die in de overeenkomst zijn gespecificeerd, rekening houdend met het gedeelte van de periode dat vóór de datum van inwerkingtreding van de overeenkomst reeds is verstreken.

(6)

Ter vergemakkelijking van het beheer voor het jaar 2005 van de twee in Verordening (EG) nr. 747/2001 voor wijn van oorsprong uit Algerije reeds bestaande tariefcontingenten, dienen in het kader van die contingenten ingevoerde hoeveelheden in mindering te worden gebracht op de daarmee overeenkomende tariefcontingenten die waren geopend in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 747/2001, zoals gewijzigd bij deze verordening.

(7)

Aangezien de overeenkomst van toepassing is met ingang van 1 september 2005 dient deze verordening met ingang van dezelfde datum van toepassing te zijn.

(8)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité douanewetboek,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EG) nr. 747/2001 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Artikel 3 wordt vervangen door de volgende tekst:

„Artikel 3

Bijzondere voorwaarden inzake tariefcontingenten voor bepaalde wijnen

Om in aanmerking te komen voor de communautaire tariefcontingenten die in de bijlagen I tot en met III zijn vermeld onder de volgnummers 09.1001, 09.1107 en 09.1205, dienen deze wijnen vergezeld te gaan van hetzij een certificaat van benaming van oorsprong, opgesteld door de bevoegde instantie van Algerije, Marokko of Tunesië, overeenkomstig het model dat in bijlage XII is opgenomen, hetzij van een VI 1-document of een VI 2-uittreksel waarop de vereiste vermeldingen zijn aangebracht overeenkomstig artikel 32, lid 2, van Verordening (EG) nr. 883/2001.”.

2)

Bijlage I wordt vervangen door de tekst die is opgenomen in de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Voor het jaar 2005 worden de hoeveelheden van de communautaire tariefcontingenten waarvoor de contingentsperiode aanvangt voor de datum van inwerkingtreding van de Euro-mediterrane overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de Democratische Volksrepubliek Algerije, anderzijds, behalve voor de hoeveelheden van de tariefcontingenten voor wijn met de volgnummers 09.1001 en 09.1003, verlaagd in verhouding tot het gedeelte van de periode die voorafgaande aan die datum reeds is verstreken.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 september 2005.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 8 september 2005.

Voor de Commissie

László KOVÁCS

Lid van de Commissie


(1)  PB L 109 van 19.4.2001, blz. 2. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 503/2005 van de Commissie (PB L 83 van 1.4.2005, blz. 13).

(2)  Nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad.

(3)  PB L 343 van 20.12.1985, blz. 20.

(4)  PB L 128 van 10.5.2001, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 908/2004 van de Commissie (PB L 163 van 30.4.2004, blz. 56).


BIJLAGE

„BIJLAGE I

ALGERIJE

Onverminderd de bepalingen voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur wordt de omschrijving van de goederen geacht slechts een indicatieve waarde te hebben, aangezien in het kader van deze bijlage het preferentiestelsel bepaald wordt door de GN-codes die van toepassing zijn op het ogenblik dat deze verordening wordt aangenomen. Daar waar de GN-code wordt voorafgegaan door de aanduiding „ex”, wordt het preferentiestelsel zowel door de strekking van de GN-codes als door de bijbehorende omschrijving bepaald.

DEEL A:

Tariefcontingenten

Volgnummer

GN-code

Taric-onderverdeling

Omschrijving

Contingentsperiode

Omvang van het contingent

(in t netto gewicht)

Contingentrecht

09.1002

0409 00 00

 

Natuurhoning

van 1.1. t/m 31.12.

100

Vrijstelling

09.1004

0603

 

Afgesneden bloemen, bloesems en bloemknoppen, voor bloemstukken of voor versiering, vers, gedroogd, gebleekt, geverfd, geïmpregneerd of op andere wijze geprepareerd

van 1.1. t/m 31.12.

100

Vrijstelling

09.1005

0604

 

Loof, bladeren, twijgen, takken en andere delen van planten, zonder bloemen, bloesems of bloemknoppen, alsmede grassen, mossen en korstmossen, voor bloemstukken of voor versiering, vers, gedroogd, gebleekt, geverfd, geïmpregneerd of op andere wijze geprepareerd

van 1.1. t/m 31.12.

100

Vrijstelling

09.1006

ex 0701 90 50

 

Nieuwe aardappelen, vers of gekoeld

van 1.1. t/m 31.3.

5 000

Vrijstelling

09.1007

0809 10 00

 

Abrikozen, vers

van 1.1. t/m 31.12.

1 000

Vrijstelling (1)

09.1008

0810 10 00

 

Aardbeien, vers

van 1.11. t/m 31.3.

500

Vrijstelling

09.1009

1509

 

Olijfolie en fracties daarvan, ook indien geraffineerd, doch niet chemisch gewijzigd

van 1.1. t/m 31.12.

1 000

Vrijstelling

1510 00

 

Andere olie en fracties daarvan, uitsluitend verkregen uit olijven, ook indien geraffineerd, doch niet chemisch gewijzigd, mengsels daarvan met olijfolie of fracties daarvan, bedoeld bij post 1509, daaronder begrepen

09.1010

ex 1512 19 90

10

Zonnebloemzaadolie, geraffineerd

van 1.1. t/m 31.12.

25 000

Vrijstelling

09.1011

2002 10 10

 

Gepelde tomaten, op andere wijze bereid of verduurzaamd dan in azijn of azijnzuur

van 1.1. t/m 31.12.

300

Vrijstelling

09.1012

2002 90 31

2002 90 39

2002 90 91

2002 90 99

 

Tomaten, op andere wijze bereid of verduurzaamd dan in azijn of azijnzuur, andere dan geheel of in stukken, met een gehalte aan droge stof van niet minder dan 12 gewichtspercenten

van 1.1. t/m 31.12.

300

Vrijstelling

09.1013

2009 50

 

Tomatensap

van 1.1. t/m 31.12.

200

Vrijstelling

09.1014

ex 2009 80 35

40, 91

Sap van abrikozen

van 1.1. t/m 31.12.

200

Vrijstelling (1)

ex 2009 80 38

93, 97

ex 2009 80 79

40, 80

ex 2009 80 86

50, 80

ex 2009 80 89

50, 80

ex 2009 80 99

15, 92

09.1001

ex 2204 21 79

71

Wijn met een benaming van oorsprong die de volgende namen dragen: Aïn Bessem-Bouira, Médéa, Coteaux du Zaccar, Dahra, Coteaux de Mascara, Monts du Tessalah, Coteaux de Tlemcen, met een effectief alcoholvolumegehalte van niet meer dan 15 % vol, in verpakkingen inhoudende niet meer dan 2 l

van 1.1. t/m 31.12.

224 000 hl

Vrijstelling

ex 2204 21 80

71

ex 2204 21 84

51

ex 2204 21 85

71

09.1003

2204 10 19

2204 10 99

 

Andere mousserende wijn

van 1.1. t/m 31.12.

224 000 hl

Vrijstelling

2204 21 10

2204 21 79

 

Andere wijn van verse druiven

ex 2204 21 80

71

79

80

2204 21 84

 

ex 2204 21 85

71

79

80

ex 2204 21 94

20

ex 2204 21 98

20

ex 2204 21 99

2204 29 10

2204 29 65

10

ex 2204 29 75

2204 29 83

10

ex 2204 29 84

20

ex 2204 29 94

20

ex 2204 29 98

20

ex 2204 29 99

10


DEEL B:

Referentiehoeveelheden

Volgnummer

GN-code

Taric-onderverdeling

Omschrijving

Toepassingsperiode van de referentiehoeveelheid

Referentiehoeveelheid

(in t nettogewicht)

Recht in het kader van de referentiehoeveelheid

18.0410

0704 10 00

 

Bloemkool, vers of gekoeld

van 1.1. t/m 14.4. en van 1.12. t/m 31.12.

1 000

Vrijstelling

0704 20 00

 

Spruitjes, vers of gekoeld

van 1.1. t/m 31.12.

0704 90

 

Koolrabi, boerenkool en dergelijke eetbare kool van het geslacht Brassica, vers of gekoeld, andere dan bloemkool en spruitjes

van 1.1. t/m 31.12.

18.0420

0709 52 00

 

Truffels, vers of gekoeld

van 1.1. t/m 31.12.

100

Vrijstelling

18.0430

ex 2005 10 00

10

20

40

Gehomogeniseerde asperges, wortelen en mengsels van groenten, op andere wijze bereid of verduurzaamd dan in azijn of azijnzuur, niet bevroren

van 1.1. t/m 31.12.

200

Vrijstelling

18.0440

ex 2005 10 00

30

80

Andere gehomogeniseerde groenten, op andere wijze bereid of verduurzaamd dan in azijn of azijnzuur, niet bevroren, andere dan asperges, wortelen en mengsels van groenten

van 1.1. t/m 31.12.

200

Vrijstelling

18.0450

2005 51 00

 

Bonen, gedopt, op andere wijze bereid of verduurzaamd dan in azijn of azijnzuur, niet bevroren

van 1.1. t/m 31.12.

200

Vrijstelling

18.0460

2005 60 00

 

Asperges, op andere wijze bereid of verduurzaamd dan in azijn of azijnzuur, niet bevroren

van 1.1. t/m 31.12.

200

Vrijstelling

18.0470

2005 90 50

 

Artisjokken, op andere wijze bereid of verduurzaamd dan in azijn of azijnzuur, niet bevroren

van 1.1. t/m 31.12.

200

Vrijstelling

18.0480

2005 90 60

 

Wortelen, op andere wijze bereid of verduurzaamd dan in azijn of azijnzuur, niet bevroren

van 1.1. t/m 31.12.

200

Vrijstelling

18.0490

2005 90 70

 

Mengsels van groenten, op andere wijze bereid of verduurzaamd dan in azijn of azijnzuur, niet bevroren

van 1.1. t/m 31.12.

200

Vrijstelling

18.0500

2005 90 80

 

Andere groenten, op andere wijze bereid of verduurzaamd dan in azijn of azijnzuur, niet bevroren

van 1.1. t/m 31.12.

200

Vrijstelling

18.0510

2007 91 90

 

Jam, vruchtengelei, marmelade, vruchtenmoes en vruchtenpasta, door koken of stoven van citrusvruchten verkregen, met een suikergehalte van niet meer dan 13 gewichtspercenten, andere dan gehomogeniseerde bereidingen

van 1.1. t/m 31.12.

200

Vrijstelling

18.0520

2007 99 91

 

Appelmoes, met een suikergehalte van niet meer dan 13 gewichtspercenten

van 1.1. t/m 31.12.

200

Vrijstelling

18.0530

2007 99 98

 

Jam, vruchtengelei, marmelade, vruchtenmoes en vruchtenpasta, door koken of stoven van ander fruit verkregen, met een suikergehalte van niet meer dan 13 gewichtspercenten, andere dan gehomogeniseerde bereidingen

van 1.1. t/m 31.12.

200

Vrijstelling”


(1)  De vrijstelling is uitsluitend van toepassing op het ad valorem recht.


9.9.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 233/17


VERORDENING (EG) Nr. 1461/2005 VAN DE COMMISSIE

van 8 september 2005

tot vaststelling, voor de sector suiker, vanaf 9 september 2005 geldende representatieve prijzen en de bedragen van de aanvullende invoerrechten voor melasse

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1260/2001 van de Raad van 19 juni 2001 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector suiker (1), en met name op artikel 24, lid 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In Verordening (EG) nr. 1422/95 van de Commissie van 23 juni 1995 tot vaststelling, voor de sector suiker, van de uitvoeringsbepalingen voor de invoer van melasse en tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 785/68 (2) is bepaald dat de cif-invoerprijs voor melasse, vastgesteld overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 785/68 van de Commissie (3), als „representatieve prijs” wordt aangemerkt. Deze prijs geldt voor de standaardkwaliteit als gedefinieerd in artikel 1 van Verordening (EEG) nr. 785/68.

(2)

Voor de vaststelling van de representatieve prijs moet rekening worden gehouden met alle in artikel 3 van Verordening (EEG) nr. 785/68 genoemde inlichtingen, behalve in de in artikel 4 van die verordening genoemde gevallen. In voorkomend geval, mag deze vaststelling plaatsvinden overeenkomstig de in artikel 7 van Verordening (EEG) nr. 785/68 aangegeven werkwijze.

(3)

Voor andere kwaliteiten dan de standaardkwaliteit moeten de prijzen naar gelang van de kwaliteit van de aangeboden melasse overeenkomstig artikel 6 van Verordening (EEG) nr. 785/68 worden verhoogd of verlaagd.

(4)

Indien er een verschil is tussen de reactieprijs voor het betrokken product en de representatieve prijs, moeten aanvullende invoerrechten worden vastgesteld overeenkomstig artikel 3 van Verordening (EG) nr. 1422/95. Als de invoerrechten worden geschorst overeenkomstig artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1422/95, moeten specifieke bedragen ter vervanging van die rechten worden vastgesteld.

(5)

De representatieve prijzen en de aanvullende invoerrechten voor de betrokken producten moeten worden vastgesteld overeenkomstig artikel 1, lid 2, en artikel 3, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1422/95.

(6)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor suiker,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De representatieve prijzen en de aanvullende invoerrechten voor de in artikel 1 van Verordening (EG) nr. 1422/95 bedoelde producten worden vastgesteld in de bijlage.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 9 september 2005.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 8 september 2005.

Voor de Commissie

J. M. SILVA RODRÍGUEZ

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 178 van 30.6.2001, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 39/2004 van de Commissie (PB L 6 van 10.1.2004, blz. 16).

(2)  PB L 141 van 24.6.1995, blz. 12. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 79/2003 (PB L 13 van 18.1.2003, blz. 4).

(3)  PB 145 van 27.6.1968, blz. 12. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1422/95.


BIJLAGE

Vaststelling, voor de sector suiker, van de representatieve prijzen en de aanvullende invoerrechten voor melasse van toepassing vanaf 9 september 2005

(EUR)

GN-code

Representatieve prijs per 100 kg netto van het betrokken product

Aanvullend recht per 100 kg netto van het betrokken product

Toe te passen recht bij invoer als gevolg van schorsing van de invoerrechten, als bedoeld in artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1422/95, per 100 kg netto van het betrokken product (1)

1703 10 00 (2)

10,84

0

1703 90 00 (2)

11,24

0


(1)  Dit bedrag vervangt, overeenkomstig artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1422/95, het voor deze producten vastgestelde bedrag van het recht van het gemeenschappelijk douanetarief.

(2)  Vaststelling voor de standaardkwaliteit als gedefinieerd in artikel 1 van de gewijzigde Verordening (EEG) nr. 785/68.


9.9.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 233/19


VERORDENING (EG) Nr. 1462/2005 VAN DE COMMISSIE

van 8 september 2005

tot vaststelling van de restituties bij uitvoer van witte en ruwe suiker in onveranderde vorm

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1260/2001 van de Raad van 19 juni 2001 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector suiker (1), inzonderheid op artikel 27, lid 5, tweede alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Krachtens artikel 27 van Verordening (EG) nr. 1260/2001 kan het verschil tussen de noteringen of de prijzen op de wereldmarkt voor de in artikel 1, lid 1, onder a), van die verordening genoemde producten en de prijzen voor deze producten in de Gemeenschap overbrugd worden door een restitutie bij de uitvoer.

(2)

Krachtens Verordening (EG) nr. 1260/2001 moeten de restituties voor witte suiker en ruwe suiker, welke niet gedenatureerd en in onveranderde vorm uitgevoerd zijn, vastgesteld worden rekening houdend met de toestand op de markt van de Gemeenschap en op de wereldmarkt voor suiker, en vooral met de in artikel 28 van genoemde verordening bedoelde prijs- en kostenelementen. Volgens dit artikel moet eveneens met het economische aspect van de voorgenomen uitvoertransactie rekening worden gehouden.

(3)

Voor ruwe suiker moet de restitutie vastgesteld worden voor de standaardkwaliteit die bepaald is in bijlage I, punt II, van Verordening (EG) nr. 1260/2001. Deze restitutie werd bovendien vastgesteld overeenkomstig artikel 28, lid 4, van deze verordening. Kandijsuiker werd omschreven in Verordening (EG) nr. 2135/95 van de Commissie van 7 september 1995 inzake uitvoeringsbepalingen voor de toekenning van uitvoerrestituties in de sector suiker (2). Het aldus berekende restitutiebedrag voor gearomatiseerde suiker en suiker waaraan kleurstoffen zijn toegevoegd, moet gelden voor de hoeveelheid sacharose in de betreffende suiker en bijgevolg worden vastgesteld per percent sacharosegehalte.

(4)

In bijzondere gevallen kan het bedrag van de restitutie worden vastgesteld bij besluiten van verschillende aard.

(5)

De restitutie moet elke twee weken worden vastgesteld. De restitutie kan tussentijds gewijzigd worden.

(6)

Krachtens artikel 27, lid 5, eerste alinea, van Verordening (EG) nr. 1260/2001 kan de restitutie voor de in artikel 1 van deze verordening genoemde producten naar bestemming variëren indien dat vanwege de situatie op de wereldmarkt of de specifieke vereisten van bepaalde markten noodzakelijk is.

(7)

De aanzienlijke en snelle toename van de preferentiële invoer van suiker uit de westelijke Balkanlanden sedert begin 2001 en de uitvoer van suiker uit de Gemeenschap naar die landen lijken grotendeels kunstmatig te zijn.

(8)

Ter voorkoming van misbruiken waarbij producten van de suikersector waarvoor een uitvoerrestitutie is toegekend, weer in de Gemeenschap worden ingevoerd, mag voor geen van de westelijke Balkanlanden een restitutie worden vastgesteld voor de in deze verordening bedoelde producten.

(9)

Op grond van bovenstaande overwegingen en van de huidige situatie van de suikermarkt, en met name van de noteringen of prijzen van suiker in de Gemeenschap en op de wereldmarkt, dienen de restituties op een passend niveau te worden vastgesteld.

(10)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor suiker,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De restituties bij de uitvoer in onveranderde vorm van de in artikel 1, lid 1, onder a), van Verordening (EG) nr. 1260/2001 genoemde producten, welke niet gedenatureerd zijn, worden vastgesteld overeenkomstig de bedragen aangegeven in de bijlage.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 9 september 2005.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 8 september 2005.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 178 van 30.6.2001, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 39/2004 van de Commissie (PB L 6 van 10.1.2004, blz. 16).

(2)  PB L 214 van 8.9.1995, blz. 16.


BIJLAGE

RESTITUTIES BIJ UITVOER VAN WITTE SUIKER EN RUWE SUIKER IN ONVERANDERDE VORM VAN TOEPASSING VANAF 9 SEPTEMBER 2005 (1)

Productcode

Bestemming

Meeteenheid

Restitutiebedrag

1701 11 90 9100

S00

EUR/100 kg

34,58 (2)

1701 11 90 9910

S00

EUR/100 kg

33,88 (2)

1701 12 90 9100

S00

EUR/100 kg

34,58 (2)

1701 12 90 9910

S00

EUR/100 kg

33,88 (2)

1701 91 00 9000

S00

EUR/1 % saccharose × 100 kg nettogewicht product

0,3759

1701 99 10 9100

S00

EUR/100 kg

37,59

1701 99 10 9910

S00

EUR/100 kg

36,83

1701 99 10 9950

S00

EUR/100 kg

36,83

1701 99 90 9100

S00

EUR/1 % saccharose × 100 kg nettogewicht product

0,3759

NB: De codes van de producten en de codes van de bestemmingen serie „A” zijn vastgesteld in Verordening (EEG) nr. 3846/87 van de Commissie (PB L 366 van 24.12.1987, blz. 1).

De numerieke codes voor de bestemmingen zijn vastgesteld in Verordening (EG) nr. 2081/2003 van de Commissie (PB L 313 van 28.11.2003, blz. 11).

De andere bestemmingen worden als volgt vastgesteld:

S00

:

alle bestemmingen (derde landen, andere gebieden, bevoorrading en met uitvoer uit de Gemeenschap gelijkgestelde bestemmingen) met uitzondering van Albanië, Kroatië, Bosnië en Herzegovina, Servië en Montenegro (met inbegrip van Kosovo, zoals gedefinieerd in Resolutie 1244 van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties van 10 juni 1999) en de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië; de uitzondering geldt niet voor suiker die verwerkt is in producten als bedoeld in artikel 1, lid 2, onder b), van Verordening (EG) nr. 2201/96 van de Raad (PB L 297 van 21.11.1996, blz. 29).


(1)  De in deze bijlage vastgestelde restituties zijn niet van toepassing met ingang van 1 februari 2005 overeenkomstig Besluit 2005/45/EG van de Raad van 22 december 2004 betreffende het sluiten en de voorlopige toepassing van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat tot wijziging van de Overeenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat van 22 juli 1972, wat de bepalingen betreffende verwerkte landbouwproducten betreft (PB L 23 van 26.1.2005, blz. 17).

(2)  Dit bedrag geldt voor ruwe suiker met een rendement van 92 %. Indien het rendement van de geëxporteerde ruwe suiker afwijkt van 92 %, wordt het bedrag van de toe te passen restitutie berekend overeenkomstig het bepaalde in artikel 28, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1260/2001.


9.9.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 233/21


VERORDENING (EG) Nr. 1463/2005 VAN DE COMMISSIE

van 8 september 2005

tot vaststelling van het maximumbedrag van de restitutie bij uitvoer naar bepaalde derde landen van witte suiker voor de 4e deelinschrijving in het kader van de inschrijving bedoeld in Verordening (EG) nr. 1138/2005

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1260/2001 van de Raad van 19 juni 2001 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector suiker (1), en met name op artikel 27, lid 5, tweede alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Krachtens Verordening (EG) nr. 1138/2005 van de Commissie van 15 juli 2005 inzake een permanente inschrijving voor het verkoopseizoen 2005/2006 voor de vaststelling van heffingen en/of restituties bij uitvoer van witte suiker (2) worden deelinschrijvingen gehouden voor de uitvoer naar bepaalde derde landen van deze suiker.

(2)

Overeenkomstig de bepalingen van artikel 9, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1138/2005, naar gelang van het geval, wordt een maximumbedrag van de restitutie bij uitvoer vastgesteld voor de betrokken deelinschrijving, waarbij met name rekening wordt gehouden met de situatie en de te verwachten ontwikkeling van de suikermarkt in de Gemeenschap en daarbuiten.

(3)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor suiker,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Voor de 4e deelinschrijving voor witte suiker, gehouden krachtens Verordening (EG) nr. 1138/2005, wordt het maximumbedrag van de restitutie bij uitvoer vastgesteld op 40,687 EUR/100 kg.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 9 september 2005.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 8 september 2005.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 178 van 30.6.2001, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 39/2004 van de Commissie (PB L 6 van 10.1.2004, blz. 16).

(2)  PB L 185 van 16.7.2005, blz. 3.


9.9.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 233/22


VERORDENING (EG) Nr. 1464/2005 VAN DE COMMISSIE

van 8 september 2005

tot vaststelling van de restituties bij uitvoer van op basis van granen en rijst verwerkte producten

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1784/2003 van de Raad van 29 september 2003 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector granen (1), inzonderheid op artikel 13, lid 3,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1785/2003 van de Raad van 29 september 2003 houdende een gemeenschappelijke ordening van de rijstmarkt (2), inzonderheid op artikel 14, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Volgens artikel 13 van Verordening (EG) nr. 1784/2003 en artikel 14 van Verordening (EG) nr. 1785/2003 kan het verschil tussen de noteringen of de prijzen op de wereldmarkt voor de in artikel 1 van deze verordeningen genoemde producten en de prijzen van deze producten in de Gemeenschap worden overbrugd door een restitutie bij de uitvoer.

(2)

Krachtens artikel 14 van Verordening (EG) nr. 1785/2003 moeten de restituties worden vastgesteld met inachtneming van de bestaande situatie en de vooruitzichten voor de ontwikkeling, enerzijds van de beschikbare hoeveelheden granen, rijst en breukrijst, evenals van hun prijzen op de markt van de Gemeenschap, en anderzijds van de prijzen van granen, rijst en breukrijst en de producten in de sector granen op de wereldmarkt. Krachtens deze artikelen moeten ook waarborgen worden geschapen dat op de graan- en rijstmarkten een evenwichtige toestand heerst en een natuurlijke ontwikkeling op het gebied van de prijzen en de handel plaatsvindt en moet bovendien rekening worden gehouden met het economische aspect van de bedoelde uitvoer en de noodzaak verstoringen op de markt van de Gemeenschap te vermijden.

(3)

Verordening (EG) nr. 1518/95 van de Commissie (3) betreffende de regeling voor de invoer en de uitvoer van op basis van granen en rijst verwerkte producten heeft in artikel 4 de specifieke criteria vastgesteld waarmee rekening moet worden gehouden voor de berekening van de restitutie voor deze producten.

(4)

Het is wenselijk de aan bepaalde verwerkte producten toe te kennen restitutie, al naar gelang van het product, hoger of lager vast te stellen volgens het asgehalte, het gehalte aan ruwe celstof, het gehalte aan doppen, het eiwitgehalte, het vetgehalte of het zetmeelgehalte, daar deze gehaltes van bijzondere betekenis zijn voor de hoeveelheid basisproduct die werkelijk voor de vervaardiging van het verwerkte product is gebruikt.

(5)

Ten aanzien van maniokwortel en andere tropische wortels en knollen en het daarvan vervaardigde meel behoeft het economische aspect van de uitvoeren die zouden kunnen worden overwogen, in het bijzonder gezien de aard en de herkomst van deze producten, op het ogenblik geen vaststelling van een restitutie bij uitvoer. Voor bepaalde verwerkte producten is het, gezien het geringe aandeel van de Gemeenschap aan de wereldhandel, op het ogenblik niet noodzakelijk een restitutie bij uitvoer vast te stellen.

(6)

De situatie op de wereldmarkt of de specifieke eisen van bepaalde markten voor zekere producten kunnen een differentiatie van de restitutie, naar gelang van de bestemming, nodig maken.

(7)

De restitutie moet eenmaal per maand worden vastgesteld. Zij kan in de tussentijd worden gewijzigd.

(8)

Bepaalde verwerkte producten op basis van maïs kunnen een warmtebehandeling ondergaan, waardoor een restitutie zou kunnen worden uitgekeerd die niet overeenstemt met de kwaliteit van het product. Duidelijk moet worden aangegeven dat deze producten, die voorgegelatineerd zetmeel bevatten, niet in aanmerking komen voor uitvoerrestituties.

(9)

Het Comité van beheer voor granen heeft geen advies uitgebracht binnen de door zijn voorzitter bepaalde termijn,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De restituties bij uitvoer van de in artikel 1 bedoelde producten van Verordening (EG) nr. 1518/95 van toepassing is, worden vastgesteld in overeenstemming met de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 9 september 2005.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 8 september 2005.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 270 van 21.10.2003, blz. 78.

(2)  PB L 270 van 21.10.2003, blz. 96. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1549/2004 van de Commissie (PB L 280 van 31.8.2004, blz. 13).

(3)  PB L 147 van 30.6.1995, blz. 55. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2993/95 (PB L 312 van 23.12.1995, blz. 25).


BIJLAGE

bij de verordening van de Commissie van 8 september 2005 tot vaststelling van de restituties bij uitvoer van op basis van granen en rijst verwerkte producten

Productcode

Bestemming

Meeteenheid

Bedrag van de restitutie

1102 20 10 9200 (1)

C10

EUR/t

64,61

1102 20 10 9400 (1)

C10

EUR/t

55,38

1102 20 90 9200 (1)

C10

EUR/t

55,38

1102 90 10 9100

C11

EUR/t

0,00

1102 90 10 9900

C11

EUR/t

0,00

1102 90 30 9100

C11

EUR/t

0,00

1103 19 40 9100

C10

EUR/t

0,00

1103 13 10 9100 (1)

C10

EUR/t

83,07

1103 13 10 9300 (1)

C10

EUR/t

64,61

1103 13 10 9500 (1)

C10

EUR/t

55,38

1103 13 90 9100 (1)

C10

EUR/t

55,38

1103 19 10 9000

C10

EUR/t

0,00

1103 19 30 9100

C10

EUR/t

0,00

1103 20 60 9000

C12

EUR/t

0,00

1103 20 20 9000

C11

EUR/t

0,00

1104 19 69 9100

C10

EUR/t

0,00

1104 12 90 9100

C10

EUR/t

0,00

1104 12 90 9300

C10

EUR/t

0,00

1104 19 10 9000

C10

EUR/t

0,00

1104 19 50 9110

C10

EUR/t

73,84

1104 19 50 9130

C10

EUR/t

60,00

1104 29 01 9100

C10

EUR/t

0,00

1104 29 03 9100

C10

EUR/t

0,00

1104 29 05 9100

C10

EUR/t

0,00

1104 29 05 9300

C10

EUR/t

0,00

1104 22 20 9100

C10

EUR/t

0,00

1104 22 30 9100

C10

EUR/t

0,00

1104 23 10 9100

C10

EUR/t

69,23

1104 23 10 9300

C10

EUR/t

53,07

1104 29 11 9000

C10

EUR/t

0,00

1104 29 51 9000

C10

EUR/t

0,00

1104 29 55 9000

C10

EUR/t

0,00

1104 30 10 9000

C10

EUR/t

0,00

1104 30 90 9000

C10

EUR/t

11,54

1107 10 11 9000

C13

EUR/t

0,00

1107 10 91 9000

C13

EUR/t

0,00

1108 11 00 9200

C10

EUR/t

0,00

1108 11 00 9300

C10

EUR/t

0,00

1108 12 00 9200

C10

EUR/t

73,84

1108 12 00 9300

C10

EUR/t

73,84

1108 13 00 9200

C10

EUR/t

73,84

1108 13 00 9300

C10

EUR/t

73,84

1108 19 10 9200

C10

EUR/t

0,00

1108 19 10 9300

C10

EUR/t

0,00

1109 00 00 9100

C10

EUR/t

0,00

1702 30 51 9000 (2)

C10

EUR/t

72,34

1702 30 59 9000 (2)

C10

EUR/t

55,38

1702 30 91 9000

C10

EUR/t

72,34

1702 30 99 9000

C10

EUR/t

55,38

1702 40 90 9000

C10

EUR/t

55,38

1702 90 50 9100

C10

EUR/t

72,34

1702 90 50 9900

C10

EUR/t

55,38

1702 90 75 9000

C10

EUR/t

75,80

1702 90 79 9000

C10

EUR/t

52,61

2106 90 55 9000

C10

EUR/t

55,38

NB: De codes van de producten en de codes van de bestemmingen serie „A” zijn vastgesteld in de gewijzigde Verordening (EEG) nr. 3846/87 van de Commissie (PB L 366 van 24.12.1987, blz. 1).

De numerieke codes voor de bestemmingen zijn vastgesteld in Verordening (EG) nr. 2081/2003 (PB L 313 van 28.11.2003, blz. 11).

De andere bestemmingen zijn als volgt gedefinieerd:

C10

:

Alle bestemmingen

C11

:

Alle bestemmingen, uitgezonderd Bulgarije

C12

:

Alle bestemmingen, uitgezonderd Roemenië

C13

:

Alle bestemmingen, uitgezonderd Bulgarije en Roemenië


(1)  Er worden geen restituties toegekend voor producten die een warmtebehandeling hebben ondergaan waardoor het zetmeel is voorgegelatineerd.

(2)  De restituties worden toegekend overeenkomstig de gewijzigde Verordening (EEG) nr. 2730/75 van de Raad (PB L 281 van 1.11.1975, blz. 20).

NB: De codes van de producten en de codes van de bestemmingen serie „A” zijn vastgesteld in de gewijzigde Verordening (EEG) nr. 3846/87 van de Commissie (PB L 366 van 24.12.1987, blz. 1).

De numerieke codes voor de bestemmingen zijn vastgesteld in Verordening (EG) nr. 2081/2003 (PB L 313 van 28.11.2003, blz. 11).

De andere bestemmingen zijn als volgt gedefinieerd:

C10

:

Alle bestemmingen

C11

:

Alle bestemmingen, uitgezonderd Bulgarije

C12

:

Alle bestemmingen, uitgezonderd Roemenië

C13

:

Alle bestemmingen, uitgezonderd Bulgarije en Roemenië


9.9.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 233/25


VERORDENING (EG) Nr. 1465/2005 VAN DE COMMISSIE

van 8 september 2005

tot vaststelling van de restituties bij de productie in de sector granen

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1784/2003 van de Raad van 29 september 2003 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector granen (1), en met name op artikel 8, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EEG) nr. 1722/93 van de Commissie van 30 juni 1993 tot vaststelling van de toepassingsbepalingen van de Verordeningen (EEG) nr. 1766/92 en (EEG) nr. 1418/76 van de Raad wat de regelingen inzake de productierestituties in de sector granen respectievelijk rijst betreft (2) zijn de voorwaarden voor de toekenning van de productierestitutie vastgesteld. De berekeningsgrondslag is bepaald in artikel 3 van genoemde verordening. De aldus berekende restitutie, zo nodig gedifferentieerd voor aardappelmeel, moet eenmaal per maand worden vastgesteld en mag slechts gewijzigd worden wanneer de maïs- en/of tarweprijzen een significante verandering te zien geven.

(2)

De in deze verordening vastgestelde productierestituties moeten worden aangepast met de in bijlage II bij Verordening (EEG) nr. 1722/93 bepaalde coëfficiënten, teneinde het juiste te betalen bedrag te verkrijgen.

(3)

Het Comité van beheer voor granen heeft geen advies uitgebracht binnen de door zijn voorzitter bepaalde termijn,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 3, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 1722/93 bedoelde productierestitutie per ton zetmeel wordt vastgesteld op:

a)

29,26 EUR/t voor zetmeel uit maïs, tarwe, gerst en haver;

b)

39,89 EUR/t voor aardappelmeel.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 9 september 2005.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 8 september 2005.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 270 van 21.10.2003, blz. 78.

(2)  PB L 159 van 1.7.1993, blz. 112. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1548/2004 (PB L 280 van 31.8.2004, blz. 11).


9.9.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 233/26


VERORDENING (EG) Nr. 1466/2005 VAN DE COMMISSIE

van 8 september 2005

houdende vaststelling van de restituties die van toepassing zijn op bepaalde graan- en rijstproducten, uitgevoerd in de vorm van goederen die niet onder bijlage I bij het Verdrag vallen

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1784/2003 van de Raad van 29 september 2003 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector granen (1), en met name op artikel 13, lid 3,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1785/2003 van de Raad van 29 september 2003 houdende een gemeenschappelijke ordening van de rijstmarkt (2), en met name op artikel 14, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 13, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1784/2003 en artikel 14, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1785/2003 kan het verschil tussen de noteringen of de prijzen van de in artikel 1 van deze beide verordeningen bedoelde producten op de wereldmarkt enerzijds en de prijzen in de Gemeenschap anderzijds door een restitutie bij de uitvoer worden overbrugd.

(2)

In Verordening (EG) nr. 1043/2005 van de Commissie van 30 juni 2005 houdende tenuitvoerlegging van Verordening (EG) nr. 3448/93 van de Raad wat betreft de regeling aangaande de toekenning van restituties bij uitvoer en de criteria voor de vaststelling van het restitutiebedrag betreffende bepaalde landbouwproducten, uitgevoerd in de vorm van goederen die niet onder bijlage I van het Verdrag vallen (3), is aangegeven voor welke producten een restitutie moet worden vastgesteld wanneer ze worden uitgevoerd in de vorm van goederen bedoeld naar gelang van het geval in bijlage III bij Verordening (EG) nr. 1784/2003 of bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 1785/2003.

(3)

Overeenkomstig artikel 14, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1043/2005 moet de restitutievoet per 100 kg van elk van de betrokken basisproducten maandelijks worden vastgesteld.

(4)

De naleving van de verplichtingen die zijn aangegaan met betrekking tot de restituties die kunnen worden toegekend bij de uitvoer van landbouwproducten die zijn verwerkt in niet onder bijlage I bij het Verdrag vallende goederen, kan in het gedrang komen door de vaststelling vooraf van hoge restituties. In deze situatie moeten derhalve vrijwaringsmaatregelen worden genomen zonder dat daardoor de sluiting van langetermijncontracten wordt verhinderd. De vaststelling van een specifieke restitutie voor de voorfixatie van restituties is een maatregel die aan deze verschillende doelstellingen beantwoordt.

(5)

Rekening houdend met de regeling tussen de Europese Gemeenschap en de Verenigde Staten van Amerika met betrekking tot de uitvoer van deegwaren uit de Gemeenschap naar de Verenigde Staten, goedgekeurd bij Besluit 87/482/EEG van de Raad (4), moet de restitutie voor goederen van de GN-codes 1902 11 00 en 1902 19 naar gelang van de bestemming worden gedifferentieerd.

(6)

Ingevolge artikel 15, leden 2 en 3, van Verordening (EG) nr. 1043/2005 moet een verlaagde restitutievoet worden vastgesteld, waarbij rekening wordt gehouden met het bedrag van de restitutie bij de productie tijdens de veronderstelde periode van de vervaardiging van de goederen, die krachtens Verordening (EEG) nr. 1722/93 van de Commissie (5) op het verwerkte basisproduct van toepassing is.

(7)

Alcoholhoudende dranken worden geacht minder gevoelig te zijn voor de prijs van de granen die voor de vervaardiging ervan worden gebruikt. In protocol nr. 19 van het Verdrag betreffende de toetreding van het Verenigd Koninkrijk, Ierland en Denemarken wordt evenwel bepaald dat de maatregelen moeten worden vastgesteld die noodzakelijk zijn om het gebruik van granen uit de Gemeenschap voor de vervaardiging van alcoholhoudende dranken uit granen te vergemakkelijken. Daarom moet de restitutie die wordt toegepast op granen die in de vorm van alcoholhoudende dranken worden uitgevoerd, worden aangepast.

(8)

Het Comité van beheer voor granen heeft geen advies uitgebracht binnen de door zijn voorzitter bepaalde termijn,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De restituties die van toepassing zijn op de in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1043/2005 en in artikel 1 van Verordening (EG) nr. 1784/2003 of in artikel 1 van Verordening (EG) nr. 1785/2003 opgenomen basisproducten die worden uitgevoerd in de vorm van goederen vermeld in bijlage III bij Verordening (EG) nr. 1784/2003, respectievelijk in bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 1785/2003, worden vastgesteld zoals in de bijlage is aangegeven.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 9 september 2005.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 8 september 2005.

Voor de Commissie

Günter VERHEUGEN

Vice-voorzitter


(1)  PB L 270 van 21.10.2003, blz. 78.

(2)  PB L 270 van 21.10.2003, blz. 96.

(3)  PB L 172 van 5.7.2005, blz. 24.

(4)  PB L 275 van 29.9.1987, blz. 36.

(5)  PB L 159 van 1.7.1993, blz. 112. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1584/2004 (PB L 280 van 31.8.2004, blz. 11).


BIJLAGE

Restituties die met ingang van 9 september 2005 van toepassing zijn op bepaalde producten van de sector granen en de sector rijst, uitgevoerd in de vorm van goederen die niet onder bijlage I bij het Verdrag vallen (1)

(EUR/100 kg)

GN-code

Omschrijving (2)

Restitutievoet per 100 kg basisproduct

Bij vaststelling vooraf van de restituties

Andere

1001 10 00

Harde tarwe:

 

 

– in geval van uitvoer van goederen van de GN-codes 1902 11 en 1902 19 naar de Verenigde Staten van Amerika

– in andere gevallen

1001 90 99

Zachte tarwe en mengkoren:

 

 

– in geval van uitvoer van goederen van de GN-codes 1902 11 en 1902 19 naar de Verenigde Staten van Amerika

– in andere gevallen:

 

 

– – in geval van toepassing van artikel 15, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1043/2005 (3)

– – in geval van uitvoer van goederen van post 2208 (4)

– – in andere gevallen

1002 00 00

Rogge

1003 00 90

Gerst

 

 

– in geval van uitvoer van goederen van post 2208 (4)

– in andere gevallen

1004 00 00

Haver

1005 90 00

Maïs, gebruikt in de vorm van:

 

 

– zetmeel:

 

 

– – in geval van toepassing van artikel 15, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1043/2005 (3)

3,150

3,175

– – in geval van uitvoer van goederen van post 2208 (4)

2,993

2,993

– – in andere gevallen

4,615

4,615

– glucose, glucosestroop, maltodextrine, maltodextrinestroop van de GN-codes 1702 30 51, 1702 30 59, 1702 30 91, 1702 30 99, 1702 40 90, 1702 90 50, 1702 90 75, 1702 90 79, 2106 90 55 (5):

 

 

– – in geval van toepassing van artikel 15, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1043/2005 (3)

1,996

2,021

– – in geval van uitvoer van goederen van post 2208 (4)

2,245

2,245

– – in andere gevallen

3,461

3,461

– in geval van uitvoer van goederen van post 2208 (4)

2,993

2,993

– andere (ook als zodanig)

4,615

4,615

Aardappelzetmeel van GN-code 1108 13 00 gelijkgesteld aan een verwerkingsproduct van maïs:

 

 

– in geval van toepassing van artikel 15, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1043/2005 (3)

2,585

2,604

– in geval van uitvoer van goederen van post 2208 (4)

2,993

2,993

– in andere gevallen

4,615

4,615

ex 1006 30

Volwitte rijst:

 

 

– rondkorrelig

– halflangkorrelig

– langkorrelig

1006 40 00

Breukrijst

1007 00 90

Graansorgho (m.u.v. hybriden, bestemd voor zaaidoeleinden)


(1)  De in deze bijlage vastgestelde restituties zijn niet van toepassing op de uitvoer naar Bulgarije met ingang van 1 oktober 2004, noch op de goederen die zijn opgenomen in de tabellen I en II bij Protocol nr. 2 bij de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat van 22 juli 1972 en die met ingang van 1 februari 2005 naar de Zwitserse Bondsstaat of naar het Vorstendom Liechtenstein worden uitgevoerd.

(2)  Voor landbouwproducten verkregen door verwerking van een basisproduct en/of een daarmee gelijkgesteld product gelden de coëfficiënten vermeld in bijlage V bij Verordening (EG) nr. 1043/2005 van de Commissie.

(3)  De betrokken goederen vallen onder GN-code 3505 10 50.

(4)  Goederen opgenomen in bijlage III bij Verordening (EG) nr. 1784/2003 of bedoeld in artikel 2 van Verordening (EEG) nr. 2825/93 (PB L 258 van 16.10.1993, blz. 6).

(5)  Voor stropen van de GN-codes 1702 30 99, 1702 40 90 en 1702 60 90, verkregen door het mengen van glucose- en fructosestropen, betreft de uitvoerrestitutie alleen glucosestroop.


9.9.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 233/30


VERORDENING (EG) Nr. 1467/2005 VAN DE COMMISSIE

van 8 september 2005

tot vaststelling van de restituties bij uitvoer voor granen en meel, gries en griesmeel van tarwe of van rogge

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1784/2003 van de Raad van 29 september 2003 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector granen (1), en met name op artikel 13, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Volgens artikel 13 van Verordening (EG) nr. 1784/2003 kan het verschil tussen de noteringen of de prijzen op de wereldmarkt van de in artikel 1 van die verordening bedoelde producten en de prijzen van deze producten in de Gemeenschap worden overbrugd door een restitutie bij uitvoer.

(2)

De restituties moeten worden vastgesteld met inachtneming van de elementen als bedoeld in artikel 1 van Verordening (EG) nr. 1501/95 van de Commissie van 29 juni 1995 tot vaststelling van enkele toepassingsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 1766/92 van de Raad voor wat de toekenning, in de graansector, van uitvoerrestituties en van bij verstoring van de graanmarkt te treffen maatregelen betreft (2).

(3)

Voor meel, gries en griesmeel van tarwe of van rogge moet de restitutie worden berekend met inachtneming van de hoeveelheid granen benodigd voor de vervaardiging van de betreffende producten. Deze hoeveelheden zijn vastgesteld in Verordening (EG) nr. 1501/95.

(4)

De situatie op de wereldmarkt of de specifieke eisen van bepaalde markten voor sommige producten kunnen een differentiatie van de restitutie naar bestemming nodig maken.

(5)

De restitutie moet eenmaal per maand worden vastgesteld. Zij kan tussentijds worden gewijzigd.

(6)

De toepassing van deze regelen op de huidige situatie in de sector granen en met name op de noteringen of prijzen van deze producten in de Gemeenschap en op de wereldmarkt voert tot het vaststellen van de bedragen van de restitutie zoals vermeld in de bijlage.

(7)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor granen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De restituties bij uitvoer in ongewijzigde staat van de in artikel 1, onder a), b) en c), van Verordening (EG) nr. 1784/2003 bedoelde producten, met uitzondering van mout, worden op de in de bijlage aangegeven bedragen vastgesteld.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 9 september 2005.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 8 september 2005.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 270 van 21.10.2003, blz. 78.

(2)  PB L 147 van 30.6.1995, blz. 7. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 777/2004 (PB L 123 van 27.4.2004, blz. 50).


BIJLAGE

bij de verordening van de Commissie van 8 september 2005 tot vaststelling van de restituties bij uitvoer voor granen en meel, gries en griesmeel van tarwe of van rogge

Productcode

Bestemming

Meeteenheid

Bedrag van de restitutie

1001 10 00 9200

EUR/t

1001 10 00 9400

A00

EUR/t

0

1001 90 91 9000

EUR/t

1001 90 99 9000

A00

EUR/t

0

1002 00 00 9000

A00

EUR/t

0

1003 00 10 9000

EUR/t

1003 00 90 9000

A00

EUR/t

0

1004 00 00 9200

EUR/t

1004 00 00 9400

A00

EUR/t

0

1005 10 90 9000

EUR/t

1005 90 00 9000

A00

EUR/t

0

1007 00 90 9000

EUR/t

1008 20 00 9000

EUR/t

1101 00 11 9000

EUR/t

1101 00 15 9100

C01

EUR/t

8,22

1101 00 15 9130

C01

EUR/t

7,68

1101 00 15 9150

C01

EUR/t

7,08

1101 00 15 9170

C01

EUR/t

6,54

1101 00 15 9180

C01

EUR/t

6,12

1101 00 15 9190

EUR/t

1101 00 90 9000

EUR/t

1102 10 00 9500

A00

EUR/t

0

1102 10 00 9700

A00

EUR/t

0

1102 10 00 9900

EUR/t

1103 11 10 9200

A00

EUR/t

0

1103 11 10 9400

A00

EUR/t

0

1103 11 10 9900

EUR/t

1103 11 90 9200

A00

EUR/t

0

1103 11 90 9800

EUR/t

NB: De codes van de producten en de codes van de bestemmingen serie „A” zijn vastgesteld in Verordening (EEG) nr. 3846/87 van de Commissie (PB L 366 van 24.12.1987, blz. 1), zoals gewijzigd.

C01

:

Alle derde landen met uitzondering van Albanië, Bulgarije, Roemenië, Kroatië, Bosnië en Herzegovina, Servië en Montenegro, de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, Liechtenstein en Zwitserland.


9.9.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 233/32


VERORDENING (EG) Nr. 1468/2005 VAN DE COMMISSIE

van 8 september 2005

tot vaststelling van de maximumrestitutie bij uitvoer van gerst in het kader van de inschrijving bedoeld in Verordening (EG) nr. 1058/2005

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1784/2003 van de Raad van 29 september 2003 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector granen (1), en met name op artikel 13, lid 3, eerste alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 1058/2005 van de Commissie (2) is een openbare inschrijving voor de restitutie bij uitvoer van gerst naar bepaalde derde landen opengesteld.

(2)

Overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 1501/95 van de Commissie van 29 juni 1995 tot vaststelling van enkele toepassingsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 1766/92 van de Raad voor wat de toekenning, in de graansector, van uitvoerrestituties en van bij verstoring van de graanmarkt te treffen maatregelen betreft (3) kan de Commissie, op grond van de meegedeelde offertes, besluiten een maximumrestitutie bij uitvoer vast te stellen, daarbij rekening houdend met de in artikel 1 van Verordening (EG) nr. 1501/95 bedoelde criteria. In dat geval wordt gegund aan de inschrijver(s) wiens (wier) offerte niet hoger is dan de vastgestelde maximumrestitutie.

(3)

De toepassing van de bovenbedoelde criteria op de huidige marktsituatie leidt voor de betrokken graansoort tot de vaststelling van de maximumrestitutie bij uitvoer.

(4)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor granen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Voor de offertes die op 2 tot en met 8 september 2005 in het kader van de inschrijving bedoeld in Verordening (EG) nr. 1058/2005 werden meegedeeld, wordt de maximumrestitutie bij uitvoer van gerst vastgesteld op 4,89 EUR/t.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 9 september 2005.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 8 september 2005.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 270 van 21.10.2003, blz. 78.

(2)  PB L 174 van 7.7.2005, blz. 12.

(3)  PB L 147 van 30.6.1995, blz. 7. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 777/2004 (PB L 123 van 27.4.2004, blz. 50).


9.9.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 233/33


VERORDENING (EG) Nr. 1469/2005 VAN DE COMMISSIE

van 8 september 2005

tot vaststelling van de maximumrestitutie bij uitvoer van zachte tarwe in het kader van de inschrijving bedoeld in Verordening (EG) nr. 1059/2005

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1784/2003 van de Raad van 29 september 2003 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector granen (1), en met name op artikel 13, lid 3, eerste alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 1059/2005 van de Commissie (2) is een openbare inschrijving voor de restitutie bij uitvoer van zachte tarwe naar bepaalde derde landen opengesteld.

(2)

Overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 1501/95 van de Commissie van 29 juni 1995 tot vaststelling van enkele toepassingsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 1766/92 van de Raad voor wat de toekenning, in de graansector, van uitvoerrestituties en van bij verstoring van de graanmarkt te treffen maatregelen betreft (3) kan de Commissie, op grond van de meegedeelde offertes, besluiten een maximumrestitutie bij uitvoer vast te stellen, daarbij rekening houdend met de in artikel 1 van Verordening (EG) nr. 1501/95 bedoelde criteria. In dat geval wordt gegund aan de inschrijver(s) wiens (wier) offerte niet hoger is dan de vastgestelde maximumrestitutie.

(3)

De toepassing van de bovenbedoelde criteria op de huidige marktsituatie leidt voor de betrokken graansoort tot de vaststelling van de maximumrestitutie bij uitvoer.

(4)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor granen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Voor de offertes die van 2 tot en met 8 september 2005 in het kader van de inschrijving bedoeld in Verordening (EG) nr. 1059/2005 werden meegedeeld, wordt de maximumrestitutie bij uitvoer van zachte tarwe vastgesteld op 6,00 EUR/t.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 9 september 2005.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 8 september 2005.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 270 van 21.10.2003, blz. 78.

(2)  PB L 174 van 7.7.2005, blz. 15.

(3)  PB L 147 van 30.6.1995, blz. 7. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 777/2004 (PB L 123 van 27.4.2004, blz. 50).


II Besluiten waarvan de publicatie niet voorwaarde is voor de toepassing

Raad

9.9.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 233/34


BESLUIT Nr. 1/2005 VAN DE ASSOCIATIERAAD EU-ISRAËL

van 29 augustus 2005

tot oprichting van subcomités van het Associatiecomité

(2005/640/EG)

DE ASSOCIATIERAAD EUROPESE UNIE/ISRAËL,

Gelet op de Euro-mediterrane Overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de staat Israël, anderzijds,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De betrekkingen van de Europese Unie met de landen van het zuidelijke Middellandse-Zeegebied worden steeds complexer ten gevolge van de tenuitvoerlegging van de Euro-mediterrane overeenkomsten en de voortzetting van het Euro-mediterrane partnerschap. Voorts is het ten behoeve van de werking van het Europese Nabuurschapsbeleid en de talrijke sectoren bestrijkende actieprogramma’s in het kader van dit beleid noodzakelijk dat subcomités worden opgericht.

(2)

Volgens artikel 73 van de overeenkomst kunnen werkgroepen of organen (hierna „subcomités” genoemd) worden opgericht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van de overeenkomst,

BESLUIT:

Artikel 1

De in bijlage I vermelde subcomités bij het Associatiecomité EU-Israël zijn ingesteld en de in bijlage II vermelde reglementen van orde van deze subcomités zijn vastgesteld.

Zij werken onder het gezag van het Associatiecomité, waaraan zij na elke vergadering verslag uitbrengen. De bovengenoemde subcomités zijn niet bevoegd om besluiten te nemen.

Het Associatiecomité neemt alle nodige maatregelen met het oog op het goed functioneren ervan en stelt de Associatieraad daarvan in kennis.

De Associatieraad kan besluiten bestaande andere subcomités of groepen op te richten, of bestaande subcomités of groepen op te heffen.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de dag van zijn vaststelling.

Gedaan te Brussel, 29 augustus 2005.

Voor de Associatieraad

De voorzitter

S. SHALOM


BIJLAGE I

ASSOCIATIEOVEREENKOMST EUROPESE UNIE/ISRAËL

SUBCOMITÉS TOEGEVOEGD AAN HET ASSOCIATIECOMITÉ

1.

Politieke dialoog en samenwerking

2.

Economische en financiële zaken

3.

Sociale zaken en migratie

4.

Douanesamenwerking en heffingen

5.

Landbouw en visserij

6.

Interne markt

7.

Handel, industrie en diensten

8.

Justitie en juridische zaken

9.

Vervoer, energie en milieu

10.

Onderzoek, innovatie, informatiemaatschappij, onderwijs en cultuur


BIJLAGE II

Reglement van orde

EU/Israël subcomité nr. 1

Politieke dialoog en samenwerking

1.   Samenstelling en voorzitterschap

Het subcomité bestaat uit vertegenwoordigers van de Europese Gemeenschap en haar lidstaten en van de regering van Israël; het wordt beurtelings voorgezeten door de twee partijen. Iedere partij benoemt haar eigen voorzitter.

2.   Functie

Het subcomité is een forum voor discussie, raadpleging en evaluatie en staat onder het gezag van en wordt geleid door het Associatiecomité, waaraan het na elke vergadering verslag uitbrengt. Het subcomité is niet bevoegd om besluiten te nemen, maar kan voorstellen aan het Associatiecomité voorleggen.

3.   Thema’s

Het subcomité bespreekt de tenuitvoerlegging van de Associatieovereenkomst en van het daarmee verwante actieprogramma in het kader van het Europese Nabuurschapsbeleid op onderstaande gebieden. Het beoordeelt de vooruitgang die is gemaakt bij het realiseren van de doelstellingen en bij het nemen van de maatregelen waarover in het kader van het actieprogramma overeenstemming is bereikt. Zo nodig wordt de samenwerking op het gebied van openbaar bestuur onderzocht. Het subcomité onderzoekt alle problemen die zich op onderstaande gebieden kunnen voordoen en stelt eventueel maatregelen voor.

a)

Gedeelde waarden:

Democratie, mensenrechten en fundamentele vrijheden

Bestrijding van antisemitisme

Bestrijding van racisme en xenofobie, waaronder islamofobie

b)

Regionale en internationale kwesties:

Samenwerking in het kader van het GBVB/EVDB, crisisbeheer

Situatie in het Midden-Oosten

Non-proliferatie van massavernietigingswapens en middelen om deze wapens over te brengen, waaronder ballistische raketten

Illegale handel in militair materieel

Bestrijding van terrorisme

Internationale organisaties

Regionale samenwerking (waaronder de coördinatie van regionale kwestie die in andere subcomités worden besproken)

Deze lijst is niet limitatief; het Associatiecomité kan andere thema’s toevoegen.

Het subcomité kan in een vergadering kwesties betreffende één of meer van de bovenstaande gebieden behandelen.

4.   Secretariaat

Een vertegenwoordiger van de Commissie en een vertegenwoordiger van de Israëlische regering treden gezamenlijk op als permanente secretarissen van het subcomité.

Alle mededelingen betreffende het subcomité worden naar de secretarissen van het subcomité gezonden. Het is de taak van de secretarissen de vergaderingen van de subcomités voor te bereiden, waaronder het vaststellen van data en agenda’s.

5.   Vergaderingen

Het subcomité komt bijeen wanneer de omstandigheden zulks vereisen, maar in beginsel ten minste eenmaal per jaar. Er kan een vergadering worden belegd op verzoek van de voorzitter of van een van de partijen, dat via de secretaris aan de andere partij wordt doorgegeven. Na ontvangst van het verzoek antwoordt de secretaris van de andere partij binnen 15 werkdagen. Zo mogelijk, en met instemming van beide partijen, kan een aantal vergaderingen van subcomités over verschillende dagen worden gegroepeerd.

In bijzonder spoedeisende gevallen kunnen de subcomités met goedkeuring van beide partijen op kortere termijn bijeengeroepen worden. Alle verzoeken om vergaderingen te beleggen moeten schriftelijk worden gedaan.

Elke vergadering van het subcomité wordt gehouden op de door de partijen overeengekomen tijd en plaats.

De vergaderingen worden voor elke partij met instemming van de voorzitter door de bevoegde secretaris bijeengeroepen. Voor elke vergadering wordt de voorzitter in kennis gesteld van de voorgenomen samenstelling van de delegatie van elke partij.

Indien de partijen zulks overeenkomen, kan het subcomité deskundigen uitnodigen om aan zijn vergaderingen deel te nemen om bepaalde inlichtingen te verstrekken.

6.   Agenda

Alle verzoeken om punten op de agenda van het subcomité te plaatsen worden aan de secretarissen van het subcomité gezonden.

Voor elke vergadering wordt een voorlopige agenda opgesteld door de voorzitter. Deze wordt uiterlijk tien dagen voor het begin van de vergadering door de secretaris van het subcomité aan de andere partij gezonden.

De voorlopige agenda omvat de punten waarvoor de secretarissen uiterlijk 15 dagen voor het begin van de zitting een verzoek tot opname op de agenda hebben ontvangen. De desbetreffende documentatie moet uiterlijk zeven dagen voor de vergadering door de beide partijen zijn ontvangen. In spoedeisende gevallen kunnen deze termijnen met instemming van beide partijen worden verkort.

De agenda wordt aan het begin van iedere vergadering door het subcomité vastgesteld.

7.   Notulen

Notulen worden na elke vergadering opgesteld en goedgekeurd door de twee secretarissen. Een exemplaar van de notulen, met inbegrip van de voorstellen en aanbevelingen van het subcomité, wordt door de secretarissen van het subcomité aan de secretarissen en aan de voorzitter van het Associatiecomité gezonden.

8.   Openbaarmaking

De vergaderingen van het subcomité zijn niet openbaar en de notulen zijn vertrouwelijk, tenzij anders wordt beslist.

Reglement van orde

EU/Israël subcomité nr. 2

Economische en financiële zaken

1.   Samenstelling en voorzitterschap

Het subcomité bestaat uit vertegenwoordigers van de Europese Gemeenschap en haar lidstaten en van de regering van Israël; het wordt beurtelings voorgezeten door de twee partijen. Elke partij benoemt haar eigen voorzitter.

2.   Functie

Het subcomité is een forum voor discussie, raadpleging en evaluatie en staat onder het gezag van en wordt geleid door het Associatiecomité, waaraan het na elke vergadering verslag uitbrengt. Het subcomité is niet bevoegd om besluiten te nemen, maar kan voorstellen aan het Associatiecomité voorleggen.

3.   Thema’s

Het subcomité bespreekt de tenuitvoerlegging van de Associatieovereenkomst en van het daarmee verwante actieprogramma in het kader van het Europese Nabuurschapsbeleid op onderstaande gebieden. Het beoordeelt de vooruitgang die is gemaakt bij het realiseren van de doelstellingen en bij het nemen van de maatregelen waarover in het kader van het actieprogramma overeenstemming is bereikt. Zo nodig wordt de samenwerking op het gebied van openbaar bestuur onderzocht. Het subcomité onderzoekt alle problemen die zich op onderstaande gebieden kunnen voordoen en stelt eventueel maatregelen voor.

a)

Macro-economisch beleid

b)

Structureel economisch beleid

c)

Financiële diensten (macro-economische aspecten) en kapitaalmarkten

d)

Kapitaalbewegingen en betalingen

e)

Financiële voorschriften (bv. beheer van overheidsfinanciën en transparantie)

f)

Pensioenen en sociale zekerheid (economische aspecten)

g)

Statistieken

Deze lijst is niet limitatief; het Associatiecomité kan andere thema’s toevoegen.

Het subcomité kan in een vergadering kwesties betreffende één of meer van de bovenstaande gebieden behandelen.

4.   Secretariaat

Een vertegenwoordiger van de Commissie en een vertegenwoordiger van de Israëlische regering treden gezamenlijk op als permanente secretarissen van het subcomité.

Alle mededelingen betreffende het subcomité worden naar de secretarissen van het subcomité gezonden. Het is de taak van de secretarissen de vergaderingen van de subcomités voor te bereiden, waaronder het vaststellen van data en agenda’s.

5.   Vergaderingen

Het subcomité komt bijeen wanneer de omstandigheden zulks vereisen, maar in beginsel ten minste eenmaal per jaar. Er kan een vergadering worden belegd op verzoek van de voorzitter of van een van de partijen, dat via de secretaris aan de andere partij wordt doorgegeven. Na ontvangst van het verzoek antwoordt de secretaris van de andere partij binnen 15 werkdagen. Zo mogelijk, en met instemming van beide partijen, kan een aantal vergaderingen van subcomités over verschillende dagen worden gegroepeerd.

In bijzonder spoedeisende gevallen kunnen de subcomités met goedkeuring van beide partijen op kortere termijn bijeengeroepen worden. Alle verzoeken om vergaderingen te beleggen moeten schriftelijk worden gedaan.

Elke vergadering van het subcomité wordt gehouden op de door beide partijen overeengekomen tijd en plaats.

De vergaderingen worden voor elke partij met instemming van de voorzitter door de bevoegde secretaris bijeengeroepen. Voor elke vergadering wordt de voorzitter in kennis gesteld van de voorgenomen samenstelling van de delegatie van elke partij.

Indien de partijen zulks overeenkomen kan het subcomité deskundigen uitnodigen om aan zijn vergaderingen deel te nemen om bepaalde inlichtingen te verstrekken.

6.   Agenda

Alle verzoeken om punten op de agenda van het subcomité te plaatsen worden aan de secretarissen van het subcomité gezonden.

Voor elke vergadering wordt een voorlopige agenda opgesteld door de voorzitter. Deze wordt uiterlijk tien dagen voor het begin van de vergadering door de secretaris van het subcomité aan de andere partij gezonden.

De voorlopige agenda omvat de punten waarvoor de secretarissen uiterlijk 15 dagen voor het begin van de zitting een verzoek tot opname op de agenda hebben ontvangen. De desbetreffende documentatie moet uiterlijk zeven dagen voor de vergadering door de beide partijen zijn ontvangen. In spoedeisende gevallen kunnen deze termijnen met instemming van beide partijen worden verkort.

De agenda wordt aan het begin van iedere vergadering door het subcomité vastgesteld.

7.   Notulen

Notulen worden na elke vergadering opgesteld en goedgekeurd door de twee secretarissen. Een exemplaar van de notulen, met inbegrip van de voorstellen en aanbevelingen van het subcomité, wordt door de secretarissen van het subcomité aan de secretarissen en aan de voorzitter van het Associatiecomité gezonden.

8.   Openbaarmaking

De vergaderingen van het subcomité zijn niet openbaar en de notulen zijn vertrouwelijk, tenzij anders wordt beslist.

Reglement van orde

EU/Israël subcomité nr. 3

Sociale zaken en migratie

1.   Samenstelling en voorzitterschap

Het subcomité bestaat uit vertegenwoordigers van de Europese Gemeenschap en haar lidstaten en van de regering van Israël; het wordt beurtelings voorgezeten door de twee partijen. Elke partij benoemt haar eigen voorzitter.

2.   Functie

Het subcomité is een forum voor discussie, raadpleging en evaluatie en staat onder het gezag van en wordt geleid door het Associatiecomité, waaraan het na elke vergadering verslag uitbrengt. Het subcomité is niet bevoegd om besluiten te nemen, maar kan voorstellen aan het Associatiecomité voorleggen.

3.   Thema’s

Het subcomité bespreekt de tenuitvoerlegging van de Associatieovereenkomst en van het daarmee verwante actieprogramma in het kader van het Europese Nabuurschapsbeleid op onderstaande gebieden. Het beoordeelt de vooruitgang die is gemaakt bij het realiseren van de doelstellingen en bij het nemen van de maatregelen waarover in het kader van het actieprogramma overeenstemming is bereikt. Zo nodig wordt de samenwerking op het gebied van openbaar bestuur onderzocht. Het subcomité onderzoekt alle problemen die zich op onderstaande gebieden kunnen voordoen en stelt eventueel maatregelen voor.

a)

Sociale problemen van postindustriële samenlevingen

b)

Bestrijding van discriminatie, waaronder ten aanzien van gehandicapten

c)

Volksgezondheid

d)

Gelijke kansen

e)

Verkeer van werknemers

f)

Migratiebeleid

g)

Arbeidsmarktbeleid

h)

Sociale bescherming

Deze lijst is niet limitatief; het Associatiecomité kan andere kwesties toevoegen.

Het subcomité kan in een vergadering kwesties betreffende één of meer van de bovenstaande gebieden behandelen.

4.   Secretariaat

Een vertegenwoordiger van de Commissie en een vertegenwoordiger van de Israëlische regering treden gezamenlijk op als permanente secretarissen van het subcomité.

Alle mededelingen betreffende het subcomité worden naar de secretarissen van het subcomité gezonden. Het is de taak van de secretarissen de vergaderingen van de subcomités voor te bereiden, waaronder het vaststellen van data en agenda’s.

5.   Vergaderingen

Het subcomité komt bijeen wanneer de omstandigheden zulks vereisen, maar in beginsel ten minste eenmaal per jaar. Er kan een vergadering worden belegd op verzoek van de voorzitter of van een van de partijen, dat via de secretaris aan de andere partij wordt doorgegeven. Na ontvangst van het verzoek antwoordt de secretaris van de andere partij binnen 15 werkdagen. Zo mogelijk, en met instemming van beide partijen, kan een aantal vergaderingen van subcomités over verschillende dagen worden gegroepeerd.

In bijzonder spoedeisende gevallen kunnen de subcomités met goedkeuring van beide partijen op kortere termijn bijeengeroepen worden. Alle verzoeken om vergaderingen te beleggen moeten schriftelijk worden gedaan.

Elke vergadering van het subcomité wordt gehouden op de door beide partijen overeengekomen tijd en plaats.

De vergaderingen worden voor elke partij met instemming van de voorzitter door de bevoegde secretaris bijeengeroepen. Voor elke vergadering wordt de voorzitter in kennis gesteld van de voorgenomen samenstelling van de delegatie van elke partij.

Indien de partijen zulks overeenkomen kan het subcomité deskundigen uitnodigen om aan zijn vergaderingen deel te nemen om bepaalde inlichtingen te verstrekken.

6.   Agenda

Alle verzoeken om punten op de agenda van het subcomité te plaatsen worden aan de secretarissen van het subcomité gezonden.

Voor elke vergadering wordt een voorlopige agenda opgesteld door de voorzitter. Deze wordt uiterlijk tien dagen voor het begin van de vergadering door de secretaris van het subcomité aan de andere partij gezonden.

De voorlopige agenda omvat de punten waarvoor de secretarissen uiterlijk 15 dagen voor het begin van de zitting een verzoek tot opname op de agenda hebben ontvangen. De desbetreffende documentatie moet uiterlijk zeven dagen voor de vergadering door de beide partijen zijn ontvangen.

In spoedeisende gevallen kunnen deze termijnen met instemming van beide partijen worden verkort.

De agenda wordt aan het begin van iedere vergadering door het subcomité vastgesteld.

7.   Notulen

Notulen worden na elke vergadering opgesteld en goedgekeurd door de twee secretarissen. Een exemplaar van de notulen, met inbegrip van de voorstellen en aanbevelingen van het subcomité, wordt door de secretarissen van het subcomité aan de secretarissen en aan de voorzitter van het Associatiecomité gezonden.

8.   Openbaarmaking

De vergaderingen van het subcomité zijn niet openbaar en de notulen zijn vertrouwelijk, tenzij anders wordt beslist.

Reglement van orde

EU/Israël subcomité nr. 4

Douanesamenwerking en heffingen

1.   Samenstelling en voorzitterschap

Het subcomité bestaat uit vertegenwoordigers van de Europese Gemeenschap en haar lidstaten en van de regering van Israël; het wordt beurtelings voorgezeten door de twee partijen. Elke partij benoemt haar eigen voorzitter.

2.   Functie

Het subcomité is een forum voor discussie, raadpleging en evaluatie en staat onder het gezag van en wordt geleid door het Associatiecomité, waaraan het na elke vergadering verslag uitbrengt. Het subcomité is niet bevoegd om besluiten te nemen, maar kan voorstellen aan het Associatiecomité voorleggen.

3.   Thema’s

Het subcomité bespreekt de tenuitvoerlegging van de Associatieovereenkomst en van het daarmee verwante actieprogramma in het kader van het Europese Nabuurschapsbeleid op onderstaande gebieden. Het beoordeelt de vooruitgang die is gemaakt bij het realiseren van de doelstellingen en bij het nemen van de maatregelen waarover in het kader van het actieprogramma overeenstemming is bereikt. Zo nodig wordt de samenwerking op het gebied van openbaar bestuur onderzocht. Het subcomité onderzoekt alle problemen die zich op onderstaande gebieden kunnen voordoen en stelt eventueel maatregelen voor.

a)

Algemene douaneregelingen, douanenomenclatuur, douanewaarde

b)

Oorsprongsregels

c)

Tariefregelingen

d)

Douanesamenwerking

e)

Heffingen

Deze lijst is niet limitatief; het Associatiecomité kan andere kwesties toevoegen.

Het subcomité kan in een vergadering kwesties betreffende één of meer van de bovenstaande gebieden behandelen.

4.   Secretariaat

Een vertegenwoordiger van de Commissie en een vertegenwoordiger van de Israëlische regering treden gezamenlijk op als permanente secretarissen van het subcomité.

Alle mededelingen betreffende het subcomité worden naar de secretarissen van het subcomité gezonden. Het is de taak van de secretarissen de vergaderingen van de subcomités voor te bereiden, waaronder het vaststellen van data en agenda’s.

5.   Vergaderingen

Het subcomité komt bijeen wanneer de omstandigheden zulks vereisen, maar in beginsel ten minste eenmaal per jaar. Er kan een vergadering worden belegd op verzoek van de voorzitter of van een van de partijen, dat via de secretaris aan de andere partij wordt doorgegeven. Na ontvangst van het verzoek antwoordt de secretaris van de andere partij binnen 15 werkdagen. Zo mogelijk, en met instemming van beide partijen, kan een aantal vergaderingen van subcomités over verschillende dagen worden gegroepeerd.

In bijzonder spoedeisende gevallen kunnen de subcomités met goedkeuring van beide partijen op kortere termijn bijeengeroepen worden. Alle verzoeken om vergaderingen te beleggen moeten schriftelijk worden gedaan.

Elke vergadering van het subcomité wordt gehouden op de door beide partijen overeengekomen tijd en plaats.

De vergaderingen worden voor elke partij met instemming van de voorzitter door de bevoegde secretaris bijeengeroepen. Voor elke vergadering wordt de voorzitter in kennis gesteld van de voorgenomen samenstelling van de delegatie van elke partij.

Indien de partijen zulks overeenkomen kan het subcomité deskundigen uitnodigen om aan zijn vergaderingen deel te nemen om bepaalde inlichtingen te verstrekken.

6.   Agenda

Alle verzoeken om punten op de agenda van het subcomité te plaatsen worden aan de secretarissen van het subcomité gezonden.

Voor elke vergadering wordt een voorlopige agenda opgesteld door de voorzitter. Deze wordt uiterlijk tien dagen voor het begin van de vergadering door de secretaris van het subcomité aan de andere partij gezonden.

De voorlopige agenda omvat de punten waarvoor de secretarissen uiterlijk 15 dagen voor het begin van de zitting een verzoek tot opname op de agenda hebben ontvangen. De desbetreffende documentatie moet uiterlijk zeven dagen voor de vergadering door de beide partijen zijn ontvangen. In spoedeisende gevallen kunnen deze termijnen met instemming van beide partijen worden verkort.

De agenda wordt aan het begin van iedere vergadering door het subcomité vastgesteld.

7.   Notulen

Notulen worden na elke vergadering opgesteld en goedgekeurd door de twee secretarissen. Een exemplaar van de notulen, met inbegrip van de voorstellen en aanbevelingen van het subcomité, wordt door de secretarissen van het subcomité aan de secretarissen en aan de voorzitter van het Associatiecomité gezonden.

8.   Openbaarmaking

De vergaderingen van het subcomité zijn niet openbaar en de notulen zijn vertrouwelijk, tenzij anders wordt beslist.

Reglement van orde

EU/Israël subcomité nr. 5

Landbouw en visserij

1.   Samenstelling en voorzitterschap

Het subcomité bestaat uit vertegenwoordigers van de Europese Gemeenschap en haar lidstaten en van de regering van Israël; het wordt beurtelings voorgezeten door de twee partijen. Elke partij benoemt haar eigen voorzitter.

2.   Functie

Het subcomité is een forum voor discussie, raadpleging en evaluatie en staat onder het gezag van en wordt geleid door het Associatiecomité, waaraan het na elke vergadering verslag uitbrengt. Het subcomité is niet bevoegd om besluiten te nemen, maar kan voorstellen aan het Associatiecomité voorleggen.

3.   Thema’s

Het subcomité bespreekt de tenuitvoerlegging van de Associatieovereenkomst en van het daarmee verwante actieprogramma in het kader van het Europese Nabuurschapsbeleid op onderstaande gebieden. Het beoordeelt de vooruitgang die is gemaakt bij het realiseren van de doelstellingen en bij het nemen van de maatregelen waarover in het kader van het actieprogramma overeenstemming is bereikt. Zo nodig wordt de samenwerking op het gebied van openbaar bestuur onderzocht. Het subcomité onderzoekt alle problemen die zich op onderstaande gebieden kunnen voordoen en stelt eventueel maatregelen voor.

a)

Landbouwproducten en verwerkte landbouwproducten (waaronder handel)

b)

Sanitaire en fytosanitaire kwesties

c)

Plattelandsontwikkeling en regionale samenwerking

d)

Visserijproducten, waaronder handel

Deze lijst is niet limitatief; het Associatiecomité kan andere kwesties toevoegen.

Het subcomité kan in een vergadering kwesties betreffende één of meer van de bovenstaande gebieden behandelen.

4.   Secretariaat

Een vertegenwoordiger van de Commissie en een vertegenwoordiger van de Israëlische regering treden gezamenlijk op als permanente secretarissen van het subcomité.

Alle mededelingen betreffende het subcomité worden naar de secretarissen van het subcomité gezonden. Het is de taak van de secretarissen de vergaderingen van de subcomités voor te bereiden, waaronder het vaststellen van data en agenda’s.

5.   Vergaderingen

Het subcomité komt bijeen wanneer de omstandigheden zulks vereisen, maar in beginsel ten minste eenmaal per jaar. Er kan een vergadering worden belegd op verzoek van de voorzitter of van een van de partijen, dat via de secretaris aan de andere partij wordt doorgegeven. Na ontvangst van het verzoek antwoordt de secretaris van de andere partij binnen 15 werkdagen. Zo mogelijk, en met instemming van beide partijen, kan een aantal vergaderingen van subcomités over verschillende dagen worden gegroepeerd.

In bijzonder spoedeisende gevallen kunnen de subcomités met goedkeuring van beide partijen op kortere termijn bijeengeroepen worden. Alle verzoeken om vergaderingen te beleggen moeten schriftelijk worden gedaan.

Elke vergadering van het subcomité wordt gehouden op de door beide partijen overeengekomen tijd en plaats.

De vergaderingen worden voor elke partij met instemming van de voorzitter door de bevoegde secretaris bijeengeroepen. Voor elke vergadering wordt de voorzitter in kennis gesteld van de voorgenomen samenstelling van de delegatie van elke partij.

Indien de partijen zulks overeenkomen kan het subcomité deskundigen uitnodigen om aan zijn vergaderingen deel te nemen om bepaalde inlichtingen te verstrekken.

6.   Agenda

Alle verzoeken om punten op de agenda van het subcomité te plaatsen worden aan de secretarissen van het subcomité gezonden.

Voor elke vergadering wordt een voorlopige agenda opgesteld door de voorzitter. Deze wordt uiterlijk tien dagen voor het begin van de vergadering door de secretaris van het subcomité aan de andere partij gezonden.

De voorlopige agenda omvat de punten waarvoor de secretarissen uiterlijk 15 dagen voor het begin van de zitting een verzoek tot opname op de agenda hebben ontvangen. De desbetreffende documentatie moet uiterlijk zeven dagen voor de vergadering door de beide partijen zijn ontvangen. In spoedeisende gevallen kunnen deze termijnen met instemming van beide partijen worden verkort.

De agenda wordt aan het begin van iedere vergadering door het subcomité vastgesteld.

7.   Notulen

Notulen worden na elke vergadering opgesteld en goedgekeurd door de twee secretarissen. Een exemplaar van de notulen, met inbegrip van de voorstellen en aanbevelingen van het subcomité, wordt door de secretarissen van het subcomité aan de secretarissen en aan de voorzitter van het Associatiecomité gezonden.

8.   Openbaarmaking

De vergaderingen van het subcomité zijn niet openbaar en de notulen zijn vertrouwelijk, tenzij anders wordt beslist.

Reglement van orde

EU/Israël subcomité nr. 6

Interne markt

1.   Samenstelling en voorzitterschap

Het subcomité bestaat uit vertegenwoordigers van de Europese Gemeenschap en haar lidstaten en van de regering van Israël; het wordt beurtelings voorgezeten door de twee partijen. Elke partij benoemt haar eigen voorzitter.

2.   Functie

Het subcomité is een forum voor discussie, raadpleging en evaluatie en staat onder het gezag van en wordt geleid door het Associatiecomité, waaraan het na elke vergadering verslag uitbrengt. Het subcomité is niet bevoegd om besluiten te nemen, maar kan voorstellen aan het Associatiecomité voorleggen.

3.   Thema’s

Het subcomité bespreekt de tenuitvoerlegging van de Associatieovereenkomst en van het daarmee verwante actieprogramma in het kader van het Europese Nabuurschapsbeleid op onderstaande gebieden. Het beoordeelt de vooruitgang die is gemaakt bij het realiseren van de doelstellingen en bij het nemen van de maatregelen waarover in het kader van het actieprogramma overeenstemming is bereikt. Zo nodig wordt de samenwerking op het gebied van openbaar bestuur onderzocht. Het subcomité onderzoekt alle problemen die zich op onderstaande gebieden kunnen voordoen en stelt eventueel maatregelen voor.

a)

Wetgevende en bestuurlijke samenwerking bij technische regelingen, normen en conformiteitsbeoordeling

b)

Mededingingsbeleid

c)

Overheidsaankopen

d)

Intellectuele, industriële en commerciële eigendom

e)

Diensten (beleid en regelgevingskwesties)

f)

Recht van vestiging, vennootschapswetgeving

Deze lijst is niet limitatief; het Associatiecomité kan andere kwesties toevoegen.

Het subcomité kan in een vergadering kwesties betreffende één of meer van de bovenstaande gebieden behandelen.

4.   Secretariaat

Een vertegenwoordiger van de Commissie en een vertegenwoordiger van de Israëlische regering treden gezamenlijk op als permanente secretarissen van het subcomité.

Alle mededelingen betreffende het subcomité worden naar de secretarissen van het subcomité gezonden. Het is de taak van de secretarissen de vergaderingen van de subcomités voor te bereiden, waaronder het vaststellen van data en agenda’s.

5.   Vergaderingen

Het subcomité komt bijeen wanneer de omstandigheden zulks vereisen, maar in beginsel ten minste eenmaal per jaar. Er kan een vergadering worden belegd op verzoek van de voorzitter of van een van de partijen, dat via de secretaris aan de andere partij wordt doorgegeven. Na ontvangst van het verzoek antwoordt de secretaris van de andere partij binnen 15 werkdagen. Zo mogelijk, en met instemming van beide partijen, kan een aantal vergaderingen van subcomités over verschillende dagen worden gegroepeerd.

In bijzonder spoedeisende gevallen kunnen de subcomités met goedkeuring van beide partijen op kortere termijn bijeengeroepen worden. Alle verzoeken om vergaderingen te beleggen moeten schriftelijk worden gedaan.

Elke vergadering van het subcomité wordt gehouden op de door beide partijen overeengekomen tijd en plaats.

De vergaderingen worden voor elke partij met instemming van de voorzitter door de bevoegde secretaris bijeengeroepen. Voor elke vergadering wordt de voorzitter in kennis gesteld van de voorgenomen samenstelling van de delegatie van elke partij.

Indien de partijen zulks overeenkomen kan het subcomité deskundigen uitnodigen om aan zijn vergaderingen deel te nemen om bepaalde inlichtingen te verstrekken.

6.   Agenda

Alle verzoeken om punten op de agenda van het subcomité te plaatsen worden aan de secretarissen van het subcomité gezonden.

Voor elke vergadering wordt een voorlopige agenda opgesteld door de voorzitter. Deze wordt uiterlijk tien dagen voor het begin van de vergadering door de secretaris van het subcomité aan de andere partij gezonden.

De voorlopige agenda omvat de punten waarvoor de secretarissen uiterlijk 15 dagen voor het begin van de zitting een verzoek tot opname op de agenda hebben ontvangen. De desbetreffende documentatie moet uiterlijk zeven dagen voor de vergadering door de beide partijen zijn ontvangen. In spoedeisende gevallen kunnen deze termijnen met instemming van beide partijen worden verkort.

De agenda wordt aan het begin van iedere vergadering door het subcomité vastgesteld.

7.   Notulen

Notulen worden na elke vergadering opgesteld en goedgekeurd door de twee secretarissen. Een exemplaar van de notulen, met inbegrip van de voorstellen en aanbevelingen van het subcomité, wordt door de secretarissen van het subcomité aan de secretarissen en aan de voorzitter van het Associatiecomité gezonden.

8.   Openbaarmaking

De vergaderingen van het subcomité zijn niet openbaar en de notulen zijn vertrouwelijk, tenzij anders wordt beslist.

Reglement van orde

EU/Israël subcomité nr. 7

Handel, industrie en diensten

1.   Samenstelling en voorzitterschap

Het subcomité bestaat uit vertegenwoordigers van de Europese Gemeenschap en haar lidstaten en van de regering van Israël; het wordt beurtelings voorgezeten door de twee partijen. Elke partij benoemt haar eigen voorzitter.

2.   Functie

Het subcomité is een forum voor discussie, raadpleging en evaluatie en staat onder het gezag van en wordt geleid door het Associatiecomité, waaraan het na elke vergadering verslag uitbrengt. Het subcomité is niet bevoegd om besluiten te nemen, maar kan voorstellen aan het Associatiecomité voorleggen.

3.   Thema’s

Het subcomité bespreekt de tenuitvoerlegging van de Associatieovereenkomst en van het daarmee verwante actieprogramma in het kader van het Europese Nabuurschapsbeleid op onderstaande gebieden. Het beoordeelt de vooruitgang die is gemaakt bij het realiseren van de doelstellingen en bij het nemen van de maatregelen waarover in het kader van het actieprogramma overeenstemming is bereikt. Zo nodig wordt de samenwerking op het gebied van openbaar bestuur onderzocht. Het subcomité onderzoekt alle problemen die zich op onderstaande gebieden kunnen voordoen en stelt eventueel maatregelen voor.

a)

Ondernemingenbeleid en industriële samenwerking

b)

Tenuitvoerlegging van de handelsbepalingen van de Associatieovereenkomst en de actieprogramma’s in het kader van het Europese Nabuurschapsbeleid

c)

Bilaterale handelskwesties

d)

Diensten en investeringen (handelsaspecten waaronder de opening van bilaterale onderhandelingen)

e)

Voorbereiding van handelsovereenkomsten inzake technische regelingen, normen en conformiteitsbeoordeling

f)

Samenwerking en kwesties in verband met de e-commerce

g)

Toerisme

h)

Internationale ontwikkelingssamenwerking (EG-Israël toegangskwesties)

Deze lijst is niet limitatief; het Associatiecomité kan andere kwesties toevoegen.

Het subcomité kan in een vergadering kwesties betreffende één of meer van de bovenstaande gebieden behandelen.

4.   Secretariaat

Een vertegenwoordiger van de Commissie en een vertegenwoordiger van de Israëlische regering treden gezamenlijk op als permanente secretarissen van het subcomité.

Alle mededelingen betreffende het subcomité worden naar de secretarissen van het subcomité gezonden. Het is de taak van de secretarissen de vergaderingen van de subcomités voor te bereiden, waaronder het vaststellen van data en agenda’s.

5.   Vergaderingen

Het subcomité komt bijeen wanneer de omstandigheden zulks vereisen, maar in beginsel ten minste eenmaal per jaar. Er kan een vergadering worden belegd op verzoek van de voorzitter of van een van de partijen, dat via de secretaris aan de andere partij wordt doorgegeven. Na ontvangst van het verzoek antwoordt de secretaris van de andere partij binnen 15 werkdagen. Zo mogelijk, en met instemming van beide partijen, kan een aantal vergaderingen van subcomités over verschillende dagen worden gegroepeerd.

In bijzonder spoedeisende gevallen kunnen de subcomités met goedkeuring van beide partijen op kortere termijn bijeengeroepen worden. Alle verzoeken om vergaderingen te beleggen moeten schriftelijk worden gedaan.

Elke vergadering van het subcomité wordt gehouden op de door beide partijen overeengekomen tijd en plaats.

De vergaderingen worden voor elke partij met instemming van de voorzitter door de bevoegde secretaris bijeengeroepen. Voor elke vergadering wordt de voorzitter in kennis gesteld van de voorgenomen samenstelling van de delegatie van elke partij.

Indien de partijen zulks overeenkomen kan het subcomité deskundigen uitnodigen om aan zijn vergaderingen deel te nemen om bepaalde inlichtingen te verstrekken.

6.   Agenda

Alle verzoeken om punten op de agenda van het subcomité te plaatsen worden aan de secretarissen van het subcomité gezonden.

Voor elke vergadering wordt een voorlopige agenda opgesteld door de voorzitter. Deze wordt uiterlijk tien dagen voor het begin van de vergadering door de secretaris van het subcomité aan de andere partij gezonden.

De voorlopige agenda omvat de punten waarvoor de secretarissen uiterlijk 15 dagen voor het begin van de zitting een verzoek tot opname op de agenda hebben ontvangen. De desbetreffende documentatie moet uiterlijk zeven dagen voor de vergadering door de beide partijen zijn ontvangen. In spoedeisende gevallen kunnen deze termijnen met instemming van beide partijen worden verkort.

De agenda wordt aan het begin van iedere vergadering door het subcomité vastgesteld.

7.   Notulen

Notulen worden na elke vergadering opgesteld en goedgekeurd door de twee secretarissen. Een exemplaar van de notulen, met inbegrip van de voorstellen en aanbevelingen van het subcomité, wordt door de secretarissen van het subcomité aan de secretarissen en aan de voorzitter van het Associatiecomité gezonden.

8.   Openbaarmaking

De vergaderingen van het subcomité zijn niet openbaar en de notulen zijn vertrouwelijk, tenzij anders wordt beslist.

Reglement van orde

EU/Israël subcomité nr. 8

Justitie en juridische zaken

1.   Samenstelling en voorzitterschap

Het subcomité bestaat uit vertegenwoordigers van de Europese Gemeenschap en haar lidstaten en van de regering van Israël; het wordt beurtelings voorgezeten door de twee partijen. Elke partij benoemt haar eigen voorzitter.

2.   Functie

Het subcomité is een forum voor discussie, raadpleging en evaluatie en staat onder het gezag van en wordt geleid door het Associatiecomité, waaraan het na elke vergadering verslag uitbrengt. Het subcomité is niet bevoegd om besluiten te nemen, maar kan voorstellen aan het Associatiecomité voorleggen.

3.   Thema’s

Het subcomité bespreekt de tenuitvoerlegging van de Associatieovereenkomst en van het daarmee verwante actieprogramma in het kader van het Europese Nabuurschapsbeleid op onderstaande gebieden. Het beoordeelt de vooruitgang die is gemaakt bij het realiseren van de doelstellingen en bij het nemen van de maatregelen waarover in het kader van het actieprogramma overeenstemming is bereikt. Zo nodig wordt de samenwerking op het gebied van openbaar bestuur onderzocht. Het subcomité onderzoekt alle problemen die zich op onderstaande gebieden kunnen voordoen en stelt eventueel maatregelen voor.

a)

Migratie

b)

Asiel

c)

Specifieke acties ter bestrijding van terrorisme op het gebied van justitie en binnenlandse zaken

d)

Bestrijding van de georganiseerde misdaad, waaronder mensensmokkel

e)

Drugs

f)

Witwaspraktijken, financiële en economische misdrijven

g)

Politie en gerechtelijke samenwerking

Deze lijst is niet limitatief; het Associatiecomité kan andere kwesties toevoegen.

Het subcomité kan in een vergadering kwesties betreffende één of meer van de bovenstaande gebieden behandelen.

4.   Secretariaat

Een vertegenwoordiger van de Commissie en een vertegenwoordiger van de Israëlische regering treden gezamenlijk op als permanente secretarissen van het subcomité.

Alle mededelingen betreffende het subcomité worden naar de secretarissen van het subcomité gezonden. Het is de taak van de secretarissen de vergaderingen van de subcomités voor te bereiden, waaronder het vaststellen van data en agenda’s.

5.   Vergaderingen

Het subcomité komt bijeen wanneer de omstandigheden zulks vereisen, maar in beginsel ten minste eenmaal per jaar. Er kan een vergadering worden belegd op verzoek van de voorzitter of van een van de partijen, dat via de secretaris aan de andere partij wordt doorgegeven. Na ontvangst van het verzoek antwoordt de secretaris van de andere partij binnen 15 werkdagen. Zo mogelijk, en met instemming van beide partijen, kan een aantal vergaderingen van subcomités over verschillende dagen worden gegroepeerd.

In bijzonder spoedeisende gevallen kunnen de subcomités met goedkeuring van beide partijen op kortere termijn bijeengeroepen worden. Alle verzoeken om vergaderingen te beleggen moeten schriftelijk worden gedaan.

Elke vergadering van het subcomité wordt gehouden op de door beide partijen overeengekomen tijd en plaats.

De vergaderingen worden voor elke partij met instemming van de voorzitter door de bevoegde secretaris bijeengeroepen. Voor elke vergadering wordt de voorzitter in kennis gesteld van de voorgenomen samenstelling van de delegatie van elke partij.

Indien de partijen zulks overeenkomen kan het subcomité deskundigen uitnodigen om aan zijn vergaderingen deel te nemen om bepaalde inlichtingen te verstrekken.

6.   Agenda

Alle verzoeken om punten op de agenda van het subcomité te plaatsen worden aan de secretarissen van het subcomité gezonden.

Voor elke vergadering wordt een voorlopige agenda opgesteld door de voorzitter. Deze wordt uiterlijk tien dagen voor het begin van de vergadering door de secretaris van het subcomité aan de andere partij gezonden.

De voorlopige agenda omvat de punten waarvoor de secretarissen uiterlijk 15 dagen voor het begin van de zitting een verzoek tot opname op de agenda hebben ontvangen. De desbetreffende documentatie moet uiterlijk zeven dagen voor de vergadering door de beide partijen zijn ontvangen. In spoedeisende gevallen kunnen deze termijnen met instemming van beide partijen worden verkort.

De agenda wordt aan het begin van iedere vergadering door het subcomité vastgesteld.

7.   Notulen

Notulen worden na elke vergadering opgesteld en goedgekeurd door de twee secretarissen. Een exemplaar van de notulen, met inbegrip van de voorstellen en aanbevelingen van het subcomité, wordt door de secretarissen van het subcomité aan de secretarissen en aan de voorzitter van het Associatiecomité gezonden.

8.   Openbaarmaking

De vergaderingen van het subcomité zijn niet openbaar en de notulen zijn vertrouwelijk, tenzij anders wordt beslist.

Reglement van orde

EU/Israël subcomité nr. 9

Vervoer, milieu en energie

1.   Samenstelling en voorzitterschap

Het subcomité bestaat uit vertegenwoordigers van de Europese Gemeenschap en haar lidstaten en van de regering van Israël; het wordt beurtelings voorgezeten door de twee partijen. Elke partij benoemt haar eigen voorzitter.

2.   Functie

Het subcomité is een forum voor discussie, raadpleging en evaluatie en staat onder het gezag van en wordt geleid door het Associatiecomité, waaraan het na elke vergadering verslag uitbrengt. Het subcomité is niet bevoegd om besluiten te nemen, maar kan voorstellen aan het Associatiecomité voorleggen.

3.   Thema’s

Het subcomité bespreekt de tenuitvoerlegging van de Associatieovereenkomst en van het daarmee verwante actieprogramma in het kader van het Europese Nabuurschapsbeleid op onderstaande gebieden. Het beoordeelt de vooruitgang die is gemaakt bij het realiseren van de doelstellingen en bij het nemen van de maatregelen waarover in het kader van het actieprogramma overeenstemming is bereikt. Zo nodig wordt de samenwerking op het gebied van openbaar bestuur onderzocht. Het subcomité onderzoekt alle problemen die zich op onderstaande gebieden kunnen voordoen en stelt eventueel maatregelen voor.

a)

Vervoer

b)

Energie

c)

Milieu

Deze lijst is niet limitatief; het Associatiecomité kan andere thema’s toevoegen.

Het subcomité kan in een vergadering kwesties betreffende één of meer van de bovenstaande gebieden behandelen.

4.   Secretariaat

Een vertegenwoordiger van de Commissie en een vertegenwoordiger van de Israëlische regering treden gezamenlijk op als permanente secretarissen van het subcomité.

Alle mededelingen betreffende het subcomité worden naar de secretarissen van het subcomité gezonden. Het is de taak van de secretarissen de vergaderingen van de subcomités voor te bereiden, waaronder het vaststellen van data en agenda’s.

5.   Vergaderingen

Het subcomité komt bijeen wanneer de omstandigheden zulks vereisen, maar in beginsel ten minste eenmaal per jaar. Er kan een vergadering worden belegd op verzoek van de voorzitter of van een van de partijen, dat via de secretaris aan de andere partij wordt doorgegeven. Na ontvangst van het verzoek antwoordt de secretaris van de andere partij binnen 15 werkdagen. Zo mogelijk, en met instemming van beide partijen, kan een aantal vergaderingen van subcomités over verschillende dagen worden gegroepeerd.

In bijzonder spoedeisende gevallen kunnen de subcomités met goedkeuring van beide partijen op kortere termijn bijeengeroepen worden. Alle verzoeken om vergaderingen te beleggen moeten schriftelijk worden gedaan.

Elke vergadering van het subcomité wordt gehouden op de door beide partijen overeengekomen tijd en plaats.

De vergaderingen worden voor elke partij met instemming van de voorzitter door de bevoegde secretaris bijeengeroepen. Voor elke vergadering wordt de voorzitter in kennis gesteld van de voorgenomen samenstelling van de delegatie van elke partij.

Indien de partijen zulks overeenkomen kan het subcomité deskundigen uitnodigen om aan zijn vergaderingen deel te nemen om bepaalde inlichtingen te verstrekken.

6.   Agenda

Alle verzoeken om punten op de agenda van het subcomité te plaatsen worden aan de secretarissen van het subcomité gezonden.

Voor elke vergadering wordt een voorlopige agenda opgesteld door de voorzitter. Deze wordt uiterlijk tien dagen voor het begin van de vergadering door de secretaris van het subcomité aan de andere partij gezonden.

De voorlopige agenda omvat de punten waarvoor de secretarissen uiterlijk 15 dagen voor het begin van de zitting een verzoek tot opname op de agenda hebben ontvangen. De desbetreffende documentatie moet uiterlijk zeven dagen voor de vergadering door de beide partijen zijn ontvangen. In spoedeisende gevallen kunnen deze termijnen met instemming van beide partijen worden verkort.

De agenda wordt aan het begin van iedere vergadering door het subcomité vastgesteld.

7.   Notulen

Notulen worden na elke vergadering opgesteld en goedgekeurd door de twee secretarissen. Een exemplaar van de notulen, met inbegrip van de voorstellen en aanbevelingen van het subcomité, wordt door de secretarissen van het subcomité aan de secretarissen en aan de voorzitter van het Associatiecomité gezonden.

8.   Openbaarmaking

De vergaderingen van het subcomité zijn niet openbaar en de notulen zijn vertrouwelijk, tenzij anders wordt beslist.

Reglement van orde

EU/Israël subcomité nr. 10

Onderzoek, innovatie, informatiemaatschappij, onderwijs en cultuur

1.   Samenstelling en voorzitterschap

Het subcomité bestaat uit vertegenwoordigers van de Europese Gemeenschap en haar lidstaten en van de regering van Israël; het wordt beurtelings voorgezeten door de twee partijen. Elke partij benoemt haar eigen voorzitter.

2.   Functie

Het subcomité is een forum voor discussie, raadpleging en evaluatie en staat onder het gezag van en wordt geleid door het Associatiecomité, waaraan het na elke vergadering verslag uitbrengt. Het subcomité is niet bevoegd om besluiten te nemen, maar kan voorstellen aan het Associatiecomité voorleggen.

3.   Thema’s

Het subcomité bespreekt de tenuitvoerlegging van de Associatieovereenkomst en van het daarmee verwante actieprogramma in het kader van het Europese Nabuurschapsbeleid op onderstaande gebieden. Het beoordeelt de vooruitgang die is gemaakt bij het realiseren van de doelstellingen en bij het nemen van de maatregelen waarover in het kader van het actieprogramma overeenstemming is bereikt. Zo nodig wordt de samenwerking op het gebied van openbaar bestuur onderzocht. Het subcomité onderzoekt alle problemen die zich op onderstaande gebieden kunnen voordoen en stelt eventueel maatregelen voor.

a)

Wetenschap en technologische innovatie

b)

Samenwerking op het gebied van onderwijs, opleiding en uitwisseling van jongeren

c)

Culturele samenwerking

d)

Informatiemaatschappij

e)

Audiovisueel beleid

f)

Samenwerking van maatschappelijke organisaties

Deze lijst is niet limitatief; het Associatiecomité kan andere thema’s toevoegen.

Het subcomité kan in een vergadering kwesties betreffende één of meer van de bovenstaande gebieden behandelen.

4.   Secretariaat

Een vertegenwoordiger van de Commissie en een vertegenwoordiger van de Israëlische regering treden gezamenlijk op als permanente secretarissen van het subcomité.

Alle mededelingen betreffende het subcomité worden naar de secretarissen van het subcomité gezonden. Het is de taak van de secretarissen de vergaderingen van de subcomités voor te bereiden, waaronder het vaststellen van data en agenda’s.

5.   Vergaderingen

Het subcomité komt bijeen wanneer de omstandigheden zulks vereisen, maar in beginsel ten minste eenmaal per jaar. Er kan een vergadering worden belegd op verzoek van de voorzitter of van een van de partijen, dat via de secretaris aan de andere partij wordt doorgegeven. Na ontvangst van het verzoek antwoordt de secretaris van de andere partij binnen 15 werkdagen. Zo mogelijk, en met instemming van beide partijen, kan een aantal vergaderingen van subcomités over verschillende dagen worden gegroepeerd.

In bijzonder spoedeisende gevallen kunnen de subcomités met goedkeuring van beide partijen op kortere termijn bijeengeroepen worden. Alle verzoeken om vergaderingen te beleggen moeten schriftelijk worden gedaan.

Elke vergadering van het subcomité wordt gehouden op de door beide partijen overeengekomen tijd en plaats.

De vergaderingen worden voor elke partij met instemming van de voorzitter door de bevoegde secretaris bijeengeroepen. Voor elke vergadering wordt de voorzitter in kennis gesteld van de voorgenomen samenstelling van de delegatie van elke partij.

Indien de partijen zulks overeenkomen kan het subcomité deskundigen uitnodigen om aan zijn vergaderingen deel te nemen om bepaalde inlichtingen te verstrekken.

6.   Agenda

Alle verzoeken om punten op de agenda van het subcomité te plaatsen worden aan de secretarissen van het subcomité gezonden.

Voor elke vergadering wordt een voorlopige agenda opgesteld door de voorzitter. Deze wordt uiterlijk tien dagen voor het begin van de vergadering door de secretaris van het subcomité aan de andere partij gezonden.

De voorlopige agenda omvat de punten waarvoor de secretarissen uiterlijk 15 dagen voor het begin van de zitting een verzoek tot opname op de agenda hebben ontvangen. De desbetreffende documentatie moet uiterlijk zeven dagen voor de vergadering door de beide partijen zijn ontvangen. In spoedeisende gevallen kunnen deze termijnen met instemming van beide partijen worden verkort.

De agenda wordt aan het begin van iedere vergadering door het subcomité vastgesteld.

7.   Notulen

Notulen worden na elke vergadering opgesteld en goedgekeurd door de twee secretarissen. Een exemplaar van de notulen, met inbegrip van de voorstellen en aanbevelingen van het subcomité, wordt door de secretarissen van het subcomité aan de secretarissen en aan de voorzitter van het Associatiecomité gezonden.

8.   Openbaarmaking

De vergaderingen van het subcomité zijn niet openbaar en de notulen zijn vertrouwelijk, tenzij anders wordt beslist.


9.9.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 233/52


AANBEVELING Nr. 1/2005 VAN DE ASSOCIATIERAAD EU-ISRAËL

van 26 april 2005

voor de tenuitvoerlegging van het Actieplan EU-Israël

(2005/641/EG)

DE ASSOCIATIERAAD EU-ISRAËL,

Gelet op de Euro-mediterrane Overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de staat Israël, anderzijds, en met name op artikel 69,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Artikel 69 van de Euro-mediterrane overeenkomst geeft de Associatieraad de bevoegdheid passende aanbevelingen te doen om de doelstellingen van de overeenkomst te bereiken.

(2)

Overeenkomstig artikel 79 van de Euro-mediterrane overeenkomst treffen de partijen alle algemene en bijzondere maatregelen die vereist zijn om aan hun verplichtingen krachtens de overeenkomst te voldoen en zien zij erop toe dat de in de overeenkomst aangegeven doelstellingen worden bereikt.

(3)

Het Actieplan EU-Israël strekt tot ondersteuning van de tenuitvoerlegging van de Euro-mediterrane overeenkomst door de partijen door uitwerking van en overeenstemming over concrete stappen die een praktische leidraad bieden voor die tenuitvoerlegging.

(4)

Het actieplan dient een tweeledig doel: enerzijds worden concrete stappen gezet ter bevordering van de verwezenlijking van de doelstellingen die de partijen bij de Euro-mediterrane overeenkomst zijn aangegaan, en anderzijds wordt een breder kader geboden voor verdere versterking van de betrekkingen tussen de Europese Unie en Israël, met inbegrip van een aanzienlijke mate van economische integratie en verdieping van de politieke samenwerking, zulks overeenkomstig de algemene doelstellingen van de Euro-mediterrane overeenkomst.

(5)

De partijen bij de Euro-mediterrane overeenkomst zijn tot overeenstemming gekomen over de tekst van het Actieplan EU-Israël,

HEEFT DE VOLGENDE AANBEVELING VASTGESTELD:

Enig artikel

De Associatieraad beveelt de partijen aan het Actieplan EU-Israël (1) ten uitvoer te leggen, voorzover die tenuitvoerlegging bijdraagt tot de verwezenlijking van de doelstellingen van de Euro-mediterrane overeenkomst.

Gedaan te Brussel, 26 april 2005.

Voor de Associatieraad

De voorzitter

S. SHALOM


(1)  http://register.consilium.eu.int