ISSN 1725-2598

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 212

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

48e jaargang
17 augustus 2005


Inhoud

 

I   Besluiten waarvan de publicatie voorwaarde is voor de toepassing

Bladzijde

 

 

Verordening (EG) nr. 1340/2005 van de Commissie van 16 augustus 2005 tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

1

 

*

Verordening (EG) nr. 1341/2005 van de Commissie van 16 augustus 2005 tot vaststelling, voor het verkoopseizoen 2005/2006, van de steun voor de teelt van druiven bestemd voor de productie van bepaalde variëteiten rozijnen en krenten, en van de steun voor de heraanplant van door phylloxera aangetaste wijngaarden

3

 

*

Verordening (EG) nr. 1342/2005 van de Commissie van 16 augustus 2005 betreffende de toekenning van de compenserende vergoeding aan de producentenorganisaties voor in de periode van 1 januari tot en met 31 maart 2004 aan de verwerkende industrie geleverde tonijn

5

 

*

Verordening (EG) nr. 1343/2005 van de Commissie van 16 augustus 2005 betreffende de toekenning van de compenserende vergoeding aan de producentenorganisaties voor in de periode van 1 april tot en met 30 juni 2004 aan de verwerkende industrie geleverde tonijn

8

 

*

Verordening (EG) nr. 1344/2005 van de Commissie van 16 augustus 2005 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1555/96 met betrekking tot de drempelvolumes voor de toepassing van de aanvullende rechten voor appelen

11

 

*

Verordening (EG) nr. 1345/2005 van de Commissie van 16 augustus 2005 houdende uitvoeringsbepalingen voor de invoercertificatenregeling in de sector olijfolie

13

 

*

Verordening (EG) nr. 1346/2005 van de Commissie van 16 augustus 2005 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 2702/1999 van de Raad betreffende voorlichtings- en afzetbevorderingsacties voor landbouwproducten in derde landen

16

 

*

Verordening (EG) nr. 1347/2005 van de Commissie van 16 augustus 2005 tot 51e wijziging van Verordening (EG) nr. 881/2002 tot vaststelling van bepaalde specifieke beperkende maatregelen tegen sommige personen en entiteiten die banden hebben met Osama bin Laden, het Al Qa'ida-netwerk en de Taliban, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 467/2001 van de Raad

26

 

 

Verordening (EG) nr. 1348/2005 van de Commissie van 16 augustus 2005 tot vaststelling van de communautaire producentenprijzen en de communautaire invoerprijzen voor anjers en rozen in het kader van de toepassing van de regeling voor de invoer van bepaalde producten van de bloementeelt van oorsprong uit Jordanië

28

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


I Besluiten waarvan de publicatie voorwaarde is voor de toepassing

17.8.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 212/1


VERORDENING (EG) Nr. 1340/2005 VAN DE COMMISSIE

van 16 augustus 2005

tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 3223/94 van de Commissie van 21 december 1994 houdende uitvoeringsbepalingen van de invoerregeling voor groenten en fruit (1), en met name op artikel 4, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In Verordening (EG) nr. 3223/94 zijn op grond van de multilaterale handelsbesprekingen in het kader van de Uruguayronde de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de periodes die in de bijlage bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt.

(2)

Op grond van de bovenvermelde criteria moeten de forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld op de in de bijlage bij deze verordening vermelde niveaus,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 4 van Verordening (EG) nr. 3223/94 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld zoals aangegeven in de tabel in de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 17 augustus 2005.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 16 augustus 2005.

Voor de Commissie

J. M. SILVA RODRÍGUEZ

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 337 van 24.12.1994, blz. 66. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1947/2002 (PB L 299 van 1.11.2002, blz. 17).


BIJLAGE

bij de verordening van de Commissie van 16 augustus 2005 tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

052

57,6

096

18,0

999

37,8

0707 00 05

052

73,1

999

73,1

0709 90 70

052

68,5

999

68,5

0805 50 10

382

66,8

388

63,7

524

64,8

528

55,7

999

62,8

0806 10 10

052

100,6

220

103,3

400

135,2

624

162,1

999

125,3

0808 10 80

388

77,0

400

70,7

404

81,8

508

55,6

512

75,5

528

73,0

720

70,4

804

72,8

999

72,1

0808 20 50

052

104,2

388

79,4

512

28,3

528

37,8

999

62,4

0809 30 10, 0809 30 90

052

97,5

999

97,5

0809 40 05

508

43,6

624

63,9

999

53,8


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 750/2005 van de Commissie (PB L 126 van 19.5.2005, blz. 12). De code „999” staat voor „andere oorsprong”.


17.8.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 212/3


VERORDENING (EG) Nr. 1341/2005 VAN DE COMMISSIE

van 16 augustus 2005

tot vaststelling, voor het verkoopseizoen 2005/2006, van de steun voor de teelt van druiven bestemd voor de productie van bepaalde variëteiten rozijnen en krenten, en van de steun voor de heraanplant van door phylloxera aangetaste wijngaarden

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 2201/96 van de Raad van 28 oktober 1996 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector verwerkte producten op basis van groenten en fruit (1), en met name op artikel 7, lid 5,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De criteria voor de vaststelling van de steun voor de teelt van druiven bestemd voor de productie van sultanine en moscatelrozijnen en van krenten zijn vastgesteld in artikel 7, lid 1, tweede alinea, van Verordening (EG) nr. 2201/96.

(2)

Overeenkomstig artikel 7, lid 1, derde alinea, van Verordening (EG) nr. 2201/96 kan het steunbedrag variëren naar gelang van de druivenvariëteit en van andere factoren die van invloed kunnen zijn op de opbrengsten. In dit verband moet voor de sultaninedruiven worden voorzien in een aanvullende factor ter differentiëring van de steun, namelijk het feit of het areaal al dan niet aangetast is door phylloxera.

(3)

Verificatie van het areaal dat bestemd is voor de teelt van de in artikel 7, lid 1, eerste alinea, van Verordening (EG) nr. 2201/96 bedoelde druiven wijst, voor het verkoopseizoen 2004/2005, niet op een overschrijding van het communautaire gegarandeerde maximumareaal dat is vastgesteld in artikel 2, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1621/1999 van de Commissie van 22 juli 1999 houdende bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 2201/96 van de Raad wat betreft de steun voor de teelt van druiven die bestemd zijn voor de productie van bepaalde krenten- en rozijnenvariëteiten (2).

(4)

De steun voor de productie van de hierboven genoemde druiven moet worden vastgesteld voor het verkoopseizoen 2005/2006.

(5)

Bovendien moet de steun die telers krijgen om hun wijngaarden ter bestrijding van phylloxera te herbeplanten, worden vastgesteld overeenkomstig artikel 7, lid 4, van Verordening (EG) nr. 2201/96.

(6)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor op basis van groenten en fruit verwerkte producten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Voor het verkoopseizoen 2005/2006 bedraagt de in artikel 7, lid 1, van Verordening (EG) nr. 2201/96 bedoelde steun voor de teelt van druiven:

a)

2 603 EUR per hectare voor met sultaninedruiven beplante oppervlakten die zijn aangetast door phylloxera of ten hoogste vijf jaar voordien zijn herbeplant;

b)

3 569 EUR per hectare voor de overige met sultaninedruiven beplante oppervlakten;

c)

3 391 EUR per hectare voor met druiven van Korinthe beplante oppervlakten;

d)

969 EUR per hectare voor met moscateldruiven beplante oppervlakten.

2.   Voor het verkoopseizoen 2005/2006 bedraagt de in artikel 7, lid 4, van Verordening (EG) nr. 2201/96 bedoelde steun voor de heraanplant 3 917 EUR per hectare.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 16 augustus 2005.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 297 van 21.11.1996, blz. 29. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 386/2004 van de Commissie (PB L 64 van 2.3.2004, blz. 25).

(2)  PB L 192 van 24.7.1999, blz. 21. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1880/2001 (PB L 258 van 27.9.2001, blz. 14).


17.8.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 212/5


VERORDENING (EG) Nr. 1342/2005 VAN DE COMMISSIE

van 16 augustus 2005

betreffende de toekenning van de compenserende vergoeding aan de producentenorganisaties voor in de periode van 1 januari tot en met 31 maart 2004 aan de verwerkende industrie geleverde tonijn

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 104/2000 van de Raad van 17 december 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector visserijproducten en producten van de aquacultuur (1), en met name op artikel 27, lid 6,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De in artikel 27 van Verordening (EG) nr. 104/2000 bedoelde compenserende vergoeding kan op bepaalde voorwaarden aan de organisaties van tonijnproducenten uit de Gemeenschap worden toegekend voor de hoeveelheden tonijn die aan de verwerkende industrie werden geleverd in het kalenderkwartaal waarop de prijsconstateringen betrekking hebben, wanneer zowel de driemaandelijkse gemiddelde verkoopprijs op de interne markt als de invoerprijs, in voorkomend geval vermeerderd met de compenserende heffing, lager waren dan 87 % van de communautaire productieprijs voor het betrokken product.

(2)

Uit het onderzoek van de situatie op de interne markt is gebleken dat in de periode van 1 januari tot en met 31 maart 2004 de in artikel 27 van Verordening (EG) nr. 104/2000 bedoelde driemaandelijkse gemiddelde verkoopprijs en invoerprijs voor geelvintonijn (Thunnus albacares) met een gewicht van meer dan 10 kg per stuk, geelvintonijn (Thunnus albacares) met een gewicht van maximaal 10 kg per stuk en gestreepte tonijn (Euthynnus (Katsuwonus) pelamis) lager waren dan 87 % van de geldende communautaire productieprijs die is vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 2346/2002 van de Raad (2).

(3)

Ter bepaling van het recht op de vergoeding dient te worden uitgegaan van de verkopen waarvoor in het betrokken kwartaal facturen zijn opgesteld en die in aanmerking zijn genomen voor de berekening van de maandelijkse gemiddelde verkoopprijs overeenkomstig artikel 4 van Verordening (EG) nr. 2183/2001 van de Commissie van 9 november 2001 tot vaststelling van de uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EG) nr. 104/2000 van de Raad wat betreft de toekenning van de compenserende vergoeding voor tonijn voor de verwerkende industrie (3).

(4)

Overeenkomstig artikel 27, lid 2, van Verordening (EG) nr. 104/2000 mag de vergoeding in geen geval meer bedragen dan het verschil tussen de interventiedrempel en de gemiddelde verkoopprijs van het betrokken product op de interne markt, of dan een forfaitair bedrag dat gelijk is aan 12 % van die drempel.

(5)

De hoeveelheden waarvoor de compenserende vergoeding mag worden toegekend, mogen in geen geval groter zijn dan de in artikel 27, lid 3, van Verordening (EG) nr. 104/2000 voor het betrokken kwartaal vastgestelde hoeveelheden.

(6)

Voor geelvintonijn (Thunnus albacares) met een gewicht van meer dan 10 kg per stuk, geelvintonijn (Thunnus albacares) met een gewicht van maximaal 10 kg per stuk en gestreepte tonijn (Euthynnus (Katsuwonus) pelamis) zijn de hoeveelheden die in het betrokken kwartaal aan de op het douanegebied van de Gemeenschap gevestigde verwerkende bedrijven zijn verkocht en geleverd, groter dan de hoeveelheden die in het overeenkomstige kwartaal van de laatste drie visseizoenen zijn verkocht en geleverd. Aangezien deze hoeveelheden het in artikel 27, lid 3, van Verordening (EG) nr. 104/2000 vastgestelde maximum overschrijden, moeten de totale hoeveelheden van die producten die voor vergoeding in aanmerking komen, worden begrensd.

(7)

De verdeling over de producentenorganisaties van de hoeveelheden die voor vergoeding in aanmerking komen, moet worden bepaald naar verhouding van hun productie in hetzelfde kwartaal van de visseizoenen 2001, 2002 en 2003, met inachtneming van de maxima die overeenkomstig artikel 27, lid 4, van Verordening (EG) nr. 104/2003 gelden voor de berekening van de aan elke producentenorganisatie toe te kennen vergoeding.

(8)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor visserijproducten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 27 van Verordening (EG) nr. 104/2000 bedoelde compenserende vergoeding wordt voor de periode van 1 januari tot en met 31 maart 2004, met inachtneming van de volgende maxima, toegekend voor de volgende producten:

(EUR/t)

Product

Maximumvergoeding overeenkomstig artikel 27, lid 2, eerste en tweede streepje van Verordening (EG) nr. 104/2000

Geelvintonijn (Thunnus albacares) met een gewicht van meer dan 10 kg per stuk

127

Geelvintonijn (Thunnus albacares) met een gewicht van maximaal 10 kg per stuk

92

Gestreepte tonijn (Euthynnus (Katsuwonus) pelamis)

52

Artikel 2

1.   De totale hoeveelheid waarvoor deze compenserende vergoeding wordt toegekend, bedraagt:

voor geelvintonijn (Thunnus albacares) met een gewicht van meer dan 10 kg per stuk: 21 089,066 t;

voor geelvintonijn (Thunnus albacares) met een gewicht van maximaal 10 kg per stuk: 4 531,090 t;

voor gestreepte tonijn (Euthynnus (Katsuwonus) pelamis): 5 775,411 t.

2.   De totale hoeveelheid wordt over de betrokken producentenorganisaties verdeeld zoals is aangegeven in de bijlage.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de zevende dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 16 augustus 2005.

Voor de Commissie

Joe BORG

Lid van de Commissie


(1)  PB L 17 van 21.1.2000, blz. 22. Verordening laatstelijk gewijzigd bij de Toetredingsakte van 2003.

(2)  PB L 351 van 28.12.2002, blz. 3.

(3)  PB L 293 van 10.11.2001, blz. 11.


BIJLAGE

Overeenkomstig artikel 27, lid 4, van Verordening (EG) nr. 104/2000 berekende verdeling over de producentenorganisaties van de voor de compenserende vergoeding in aanmerking komende hoeveelheden tonijn voor de periode van 1 januari tot en met 31 maart 2004, uitgesplitst per vergoedingspercentage


(in t)

Geelvintonijn (Thunnus albacares) met een gewicht van meer dan 10 kg per stuk

Voor vergoeding in aanmerking komende hoeveelheden a rato van 100 %

(artikel 27, lid 4, eerste streepje)

Voor vergoeding in aanmerking komende hoeveelheden a rato van 50 %

(artikel 27, lid 4, tweede streepje)

Totale voor vergoeding in aanmerking komende hoeveelheden

(artikel 27, lid 4, eerste en tweede streepje)

Opagac

2 065,432

0

2 065,432

OPTUC

10 466,023

1 235,708

11 701,731

OP 42

0

0

0

Orthongel

6 548,707

773,196

7 321,903

APASA

0

0

0

Madeira

0

0

0

Gemeenschap — Totaal

19 080,162

2 008,904

21 089,066


(in t)

Geelvintonijn (Thunnus albacares) met een gewicht van maximaal 10 kg per stuk

Voor vergoeding in aanmerking komende hoeveelheden a rato van 100 %

(artikel 27, lid 4, eerste streepje)

Voor vergoeding in aanmerking komende hoeveelheden a rato van 50 %

(artikel 27, lid 4, tweede streepje)

Totale voor vergoeding in aanmerking komende hoeveelheden

(artikel 27, lid 4, eerste en tweede streepje)

Opagac

1 563,646

0

1 563,646

OPTUC

2 961,921

0

2 961,921

OP 42

0

0

0

Orthongel

5,523

0

5,523

APASA

0

0

0

Madeira

0

0

0

Gemeenschap — Totaal

4 531,090

0

4 531,090


(in t)

Gestreepte tonijn

(Euthynnus (Katsuwonus) pelamis)

Voor vergoeding in aanmerking komende hoeveelheden a rato van 100 %

(artikel 27, lid 4, eerste streepje)

Voor vergoeding in aanmerking komende hoeveelheden a rato van 50 %

(artikel 27, lid 4, tweede streepje)

Totale voor vergoeding in aanmerking komende hoeveelheden

(artikel 27, lid 4, eerste en tweede streepje)

Opagac

3 007,476

0

3 007,476

OPTUC

2 762,099

0

2 762,099

OP 42

0

0

0

Orthongel

5,836

0

5,836

APASA

0

0

0

Madeira

0

0

0

Gemeenschap — Totaal

5 775,411

0

5 775,411


17.8.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 212/8


VERORDENING (EG) Nr. 1343/2005 VAN DE COMMISSIE

van 16 augustus 2005

betreffende de toekenning van de compenserende vergoeding aan de producentenorganisaties voor in de periode van 1 april tot en met 30 juni 2004 aan de verwerkende industrie geleverde tonijn

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 104/2000 van de Raad van 17 december 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector visserijproducten en producten van de aquacultuur (1), en met name op artikel 27, lid 6,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De in artikel 27 van Verordening (EG) nr. 104/2000 bedoelde compenserende vergoeding kan op bepaalde voorwaarden aan de organisaties van tonijnproducenten uit de Gemeenschap worden toegekend voor de hoeveelheden tonijn die aan de verwerkende industrie werden geleverd in het kalenderkwartaal waarop de prijsconstateringen betrekking hebben, wanneer zowel de driemaandelijkse gemiddelde verkoopprijs op de interne markt als de invoerprijs, in voorkomend geval vermeerderd met de compenserende heffing, lager waren dan 87 % van de communautaire productieprijs voor het betrokken product.

(2)

Uit het onderzoek van de situatie op de interne markt is gebleken dat in de periode van 1 april tot en met 30 juni 2004 de in artikel 27 van Verordening (EG) nr. 104/2000 bedoelde driemaandelijkse gemiddelde verkoopprijs en invoerprijs voor geelvintonijn (Thunnus albacares) met een gewicht van meer dan 10 kg per stuk lager waren dan 87 % van de geldende communautaire productieprijs die is vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 2346/2002 van de Raad (2).

(3)

Ter bepaling van het recht op de vergoeding dient te worden uitgegaan van de verkopen waarvoor in het betrokken kwartaal facturen zijn opgesteld en die in aanmerking zijn genomen voor de berekening van de maandelijkse gemiddelde verkoopprijs overeenkomstig artikel 4 van Verordening (EG) nr. 2183/2001 van de Commissie van 9 november 2001 tot vaststelling van de uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EG) nr. 104/2000 van de Raad wat betreft de toekenning van de compenserende vergoeding voor tonijn voor de verwerkende industrie (3).

(4)

Overeenkomstig artikel 27, lid 2, van Verordening (EG) nr. 104/2000 mag de vergoeding in geen geval meer bedragen dan het verschil tussen de interventiedrempel en de gemiddelde verkoopprijs van het betrokken product op de interne markt, of dan een forfaitair bedrag dat gelijk is aan 12 % van die drempel.

(5)

De hoeveelheden waarvoor de compenserende vergoeding mag worden toegekend, mogen in geen geval groter zijn dan de in artikel 27, lid 3, van Verordening (EG) nr. 104/2000 voor het betrokken kwartaal vastgestelde hoeveelheden.

(6)

Voor geelvintonijn (Thunnus albacares) met een gewicht van meer dan 10 kg per stuk zijn de hoeveelheden die in het betrokken kwartaal aan de op het douanegebied van de Gemeenschap gevestigde verwerkende bedrijven zijn verkocht en geleverd, groter dan de hoeveelheden die in het overeenkomstige kwartaal van de laatste drie visseizoenen zijn verkocht en geleverd. Aangezien deze hoeveelheden het in artikel 27, lid 3, van Verordening (EG) nr. 104/2000 vastgestelde maximum overschrijden, moeten de totale hoeveelheden van die producten die voor vergoeding in aanmerking komen, worden begrensd.

(7)

De verdeling over de producentenorganisaties van de hoeveelheden die voor vergoeding in aanmerking komen, moet worden bepaald naar verhouding van hun productie in hetzelfde kwartaal van de visseizoenen 2001, 2002 en 2003, met inachtneming van de maxima die overeenkomstig artikel 27, lid 4, van Verordening (EG) nr. 104/2003 gelden voor de berekening van de aan elke producentenorganisatie toe te kennen vergoeding.

(8)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor visserijproducten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 27 van Verordening (EG) nr. 104/2000 bedoelde compenserende vergoeding wordt voor de periode van 1 april tot en met 30 juni 2004, met inachtneming van de volgende maxima, toegekend voor geelvintonijn (Thunnus albacares) met een gewicht van meer dan 10 kg per stuk.

De maximumvergoeding wordt overeenkomstig artikel 27, lid 2, eerste en tweede streepje, van Verordening (EG) nr. 104/2000 vastgesteld op 24 EUR per ton.

Artikel 2

1.   De totale hoeveelheid geelvintonijn (Thunnus albacares) met een gewicht van meer dan 10 kg die voor de compenserende vergoeding in aanmerking komt, bedraagt 26 353,548 t.

2.   De totale hoeveelheid wordt over de betrokken producentenorganisaties verdeeld zoals is aangegeven in de bijlage.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de zevende dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 16 augustus 2005.

Voor de Commissie

Joe BORG

Lid van de Commissie


(1)  PB L 17 van 21.1.2000, blz. 22. Verordening laatstelijk gewijzigd bij de Toetredingsakte van 2003.

(2)  PB L 351 van 28.12.2002, blz. 3.

(3)  PB L 293 van 10.11.2001, blz. 11.


BIJLAGE

Overeenkomstig artikel 27, lid 4, van Verordening (EG) nr. 104/2000 berekende verdeling over de producentenorganisaties van de voor de compenserende vergoeding in aanmerking komende hoeveelheden tonijn voor de periode van 1 april tot en met 30 juni 2004, uitgesplitst per vergoedingspercentage.


(in t)

Geelvintonijn (Thunnus albacares) met een gewicht van meer dan 10 kg per stuk

Voor vergoeding in aanmerking komende hoeveelheden a rato van 100 %

(artikel 27, lid 4, eerste streepje)

Voor vergoeding in aanmerking komende hoeveelheden a rato van 50 %

(artikel 27, lid 4, tweede streepje)

Totale voor vergoeding in aanmerking komende hoeveelheden

(artikel 27, lid 4, eerste en tweede streepje)

Opagac

5 757,564

0

5 757,564

OPTUC

8 122,423

2 510,256

10 632,679

OP 42 (CAN)

0

0

0

Orthongel

9 004,949

958,356

9 963,305

APASA

0

0

0

Madeira

0

0

0

Gemeenschap — Totaal

22 884,936

3 468,612

26 353,548


17.8.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 212/11


VERORDENING (EG) Nr. 1344/2005 VAN DE COMMISSIE

van 16 augustus 2005

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1555/96 met betrekking tot de drempelvolumes voor de toepassing van de aanvullende rechten voor appelen

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 2200/96 van de Raad van 28 oktober 1996 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector groenten en fruit (1), en met name op artikel 33, lid 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EG) nr. 1555/96 van de Commissie van 30 juli 1996 houdende uitvoeringsbepalingen van de regeling met betrekking tot de aanvullende invoerrechten in de sector groenten en fruit (2) voorziet in toezicht op de invoer van de in de bijlage bij die verordening genoemde producten. Voor dit toezicht gelden de uitvoeringsbepalingen die in artikel 308 quinquies van Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie van 2 juli 1993 houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek (3) zijn vastgesteld.

(2)

Met het oog op de toepassing van artikel 5, lid 4, van de in het kader van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde gesloten Overeenkomst inzake de landbouw (4) en op grond van de meest recente gegevens over 2002, 2003 en 2004, moeten de drempelvolumes voor de toepassing van de aanvullende rechten worden gewijzigd voor appelen.

(3)

Verordening (EG) nr. 1555/96 moet derhalve worden gewijzigd.

(4)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor verse groenten en fruit,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De bijlage bij Verordening (EG) nr. 1555/96 wordt vervangen door de tekst in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 september 2005.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 16 augustus 2005.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 297 van 21.11.1996, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 47/2003 van de Commissie (PB L 7 van 11.1.2003, blz. 64).

(2)  PB L 193 van 3.8.1996, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 828/2005 (PB L 137 van 31.5.2005, blz. 21).

(3)  PB L 253 van 11.10.1993, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 883/2005 (PB L 148 van 11.6.2005, blz. 5).

(4)  PB L 336 van 23.12.1994, blz. 22.


BIJLAGE

„BIJLAGE

Onverminderd de regels voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur, wordt de tekst van de omschrijving als louter indicatief beschouwd. De werkingssfeer van de aanvullende rechten wordt in het kader van deze bijlage bepaald door de draagwijdte van de GN-codes zoals deze bij de vaststelling van de onderhavige verordening bestaan. Indien de GN-code wordt voorafgegaan door „ex”, wordt de werkingssfeer van de aanvullende rechten zowel door de draagwijdte van de GN-code als door de corresponderende periode van toepassing bepaald.

Volgnummer

GN-code

Omschrijving van de producten

Toepassingsperiode

Drempelvolume

(ton)

78.0015

ex 0702 00 00

Tomaten

— van 1 oktober tot en met 31 mei

603 687

78.0020

— van 1 juni tot en met 30 september

531 117

78.0065

ex 0707 00 05

Komkommer

— van 1 mei tot en met 31 oktober

10 626

78.0075

— van 1 november tot en met 30 april

10 326

78.0085

ex 0709 10 00

Artisjokken

— van 1 november tot en met 30 juni

2 071

78.0100

0709 90 70

Courgettes

— van 1 januari tot en met 31 december

65 658

78.0110

ex 0805 10 20

Sinaasappelen

— van 1 december tot en met 31 mei

620 166

78.0120

ex 0805 20 10

Clementines

— van 1 november tot eind februari

88 174

78.0130

ex 0805 20 30

ex 0805 20 50

ex 0805 20 70

ex 0805 20 90

Mandarijnen (tangerines en satsuma's daaronder begrepen); wilkings en soortgelijke kruisingen van citrusvruchten

— van 1 november tot eind februari

94 302

78.0155

ex 0805 50 10

Citroenen

— van 1 juni tot en met 31 december

291 598

78.0160

— van 1 januari tot en met 31 mei

50 374

78.0170

ex 0806 10 10

Tafeldruiven

— van 21 juli tot en met 20 november

222 307

78.0175

ex 0808 10 80

Appelen

— van 1 januari tot en met 31 augustus

804 433

78.0180

— van 1 september tot en met 31 december

117 107

78.0220

ex 0808 20 50

Peren

— van 1 januari tot en met 30 april

239 335

78.0235

— van 1 juli tot en met 31 december

29 158

78.0250

ex 0809 10 00

Abrikozen

— van 1 juni tot en met 31 juli

127 403

78.0265

ex 0809 20 95

Kersen, andere dan zure kersen

— van 21 mei tot en met 10 augustus

54 213

78.0270

ex 0809 30

Perziken, nectarines daaronder begrepen

— van 11 juni tot en met 30 september

982 366

78.0280

ex 0809 40 05

Pruimen

— van 11 juni tot en met 30 september

54 605”


17.8.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 212/13


VERORDENING (EG) Nr. 1345/2005 VAN DE COMMISSIE

van 16 augustus 2005

houdende uitvoeringsbepalingen voor de invoercertificatenregeling in de sector olijfolie

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 865/2004 van de Raad van 29 april 2004 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten voor olijfolie en tafelolijven en tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 827/68 (1), en met name op artikel 10, lid 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij artikel 10 van Verordening (EG) nr. 865/2004 zijn bijzondere bepalingen voor de afgifte van invoercertificaten voor de sector olijfolie vastgesteld. Er dient te worden voorzien in een aantal bijzondere uitvoeringsbepalingen voor de afgifte van die certificaten.

(2)

De bij de onderhavige verordening vastgestelde bepalingen zijn een aanvulling op Verordening (EG) nr. 1291/2000 van de Commissie van 9 juni 2000 houdende gemeenschappelijke uitvoeringsbepalingen inzake het stelsel van invoer-, uitvoer- en voorfixatiecertificaten voor landbouwproducten (2).

(3)

In het belang van de duidelijkheid en de transparantie moet Verordening (EG) nr. 1476/95 van de Commissie van 28 juni 1995 houdende bijzondere uitvoeringsbepalingen voor de invoercertificatenregeling in de sector olijfolie (3) worden ingetrokken met ingang van 1 november 2005.

(4)

Verordening (EG) nr. 2543/95 van de Commissie van 30 oktober 1995 houdende bijzondere uitvoeringsbepalingen voor de uitvoercertificatenregeling in de sector olijfolie (4) voorziet in een verplichte regeling voor de afgifte van uitvoercertificaten. Krachtens artikel 10, lid 3, van Verordening (EG) nr. 865/2004 kán, indien dat voor het volgen van de ontwikkelingen op de markt noodzakelijk is, worden besloten dat voor bepaalde producten een uitvoercertificaat moet worden overgelegd. Bijgevolg moet Verordening (EG) nr. 2543/95 eveneens met ingang van 1 november 2005 worden ingetrokken.

(5)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor olijfolie en tafelolijven,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   In de onderhavige verordening worden de bijzondere uitvoeringsbepalingen voor de bij artikel 10 van Verordening (EG) nr. 865/2004 ingestelde invoercertificatenregeling vastgesteld.

2.   Voor de invoer van producten van de GN-codes 1509, 1510 00, 0709 90 39, 0711 20 90, 2306 90 19, 1522 00 31 en 1522 00 39 moet een invoercertificaat worden overgelegd.

De certificaataanvragen, certificaten en certificaatuittreksels worden opgesteld met gebruikmaking van formulieren volgens de in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1291/2000 opgenomen modellen.

Artikel 2

1.   Een invoertransactie komt slechts in aanmerking voor de speciale regeling die is vastgesteld bij de verordeningen ter uitvoering van de overeenkomsten die tussen de Gemeenschap en bepaalde derde landen zijn gesloten, als in de vakken 7 en 8 van de aanvraag voor het invoercertificaat en van het certificaat de naam van het betrokken derde land is vermeld.

2.   Het invoercertificaat houdt de verplichting in om het product waarvoor het is afgegeven en dat beantwoordt aan de voorwaarden van de in lid 1 bedoelde verordeningen, uit het vermelde derde land in te voeren.

Artikel 3

1.   Het invoercertificaat geldt gedurende 60 dagen te rekenen vanaf de dag van de feitelijke afgifte overeenkomstig artikel 23, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1291/2000.

2.   De voor de invoercertificaten te stellen zekerheid wordt vastgesteld op 10 EUR per 100 kg nettogewicht.

Artikel 4

1.   De lidstaten delen de hoeveelheden waarvoor invoercertificaten zijn afgegeven en de herkomst van de in artikel 2, lid 1, bedoelde invoer binnen de volgende termijnen aan de Commissie mee:

a)

voor de in artikel 1, onder a), van Verordening (EG) nr. 865/2004 bedoelde producten: uiterlijk op de vijfde dag van elke maand voor de periode vanaf de zestiende tot en met de laatste dag van de vorige maand, en uiterlijk de twintigste dag van elke maand voor de periode vanaf de eerste tot en met de vijftiende dag van de lopende maand;

b)

voor de in artikel 1, onder b) en c), van Verordening (EG) nr. 865/2004 bedoelde producten waarvoor een invoercertificaat is afgegeven: tijdens de eerste maand na het einde van elk verkoopseizoen.

Als volgens de lidstaat door de invoer van de hoeveelheden waarvoor in die lidstaat certificaten worden aangevraagd, een gevaar voor verstoring van de markt kan ontstaan, stelt deze lidstaat de Commissie daarvan onverwijld in kennis, met vermelding, op de in lid 1 aangegeven wijze, van de hoeveelheden, uitgesplitst in hoeveelheden waarvoor de certificaten nog niet zijn afgegeven of de aanvraag nog niet is ingewilligd, enerzijds, en hoeveelheden waarvoor in de lopende halve maand certificaten zijn afgegeven, anderzijds.

2.   De in lid 1 bedoelde mededelingen, inclusief de mededeling „nihil”, worden met gebruikmaking van een formulier volgens het in de bijlage opgenomen model opgesteld en elektronisch aan de Commissie verzonden.

Artikel 5

De Verordeningen (EG) nr. 1476/95 en (EG) nr. 2543/95 worden ingetrokken.

Artikel 6

Deze verordening treedt in werking op de zevende dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 november 2005.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 16 augustus 2005.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 206 van 9.6.2004, blz. 37.

(2)  PB L 152 van 24.6.2000, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1741/2004 (PB L 311 van 8.10.2004, blz. 17).

(3)  PB L 145 van 29.6.1995, blz. 35. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1081/2001 (PB L 149 van 2.6.2001, blz. 17).

(4)  PB L 260 van 31.10.1995, blz. 33. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 406/2004 (PB L 67 van 5.3.2004, blz. 10).


BIJLAGE

Uitvoering van Verordening (EG) Nr. 1345/2005

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN — DG AGRI.C.2

SECTOR OLIJFOLIE

 

Verzender:

 

Datum:

 

Periode:

 

Lidstaat:

 

Verantwoordelijke persoon:

 

Telefoon:

 

E-mail:

 

Geadresseerde: DG AGRI.C.2 — agri-hort-prix-ho@cec.eu.int

 

Mededelingen voor elke halve maand:

Categorie

Hoeveelheid

GN-code (8 cijfers)

Verpakking (bulk of kleine verpakkingen, 4 cijfers)

 

 

 

 

Totaal

 

 


Categorie

Hoeveelheid

GN-code (8 cijfers)

Verpakking (bulk of kleine verpakkingen, 4 cijfers)

 

 

 

 

Totaal

 

 


17.8.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 212/16


VERORDENING (EG) Nr. 1346/2005 VAN DE COMMISSIE

van 16 augustus 2005

houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 2702/1999 van de Raad betreffende voorlichtings- en afzetbevorderingsacties voor landbouwproducten in derde landen

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 2702/1999 van de Raad van 14 december 1999 betreffende voorlichtings- en afzetbevorderingsacties voor landbouwproducten in derde landen (1), en met name op artikel 5, lid 1, en de artikelen 7 en 11,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Gezien de ervaring die de vorige jaren is opgedaan, moet worden overgegaan tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2879/2000 van de Commissie van 28 december 2000 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 2702/1999 van de Raad betreffende voorlichtings- en afzetbevorderingsacties voor landbouwproducten in derde landen (2). In het belang van de duidelijkheid en de logica moet Verordening (EG) nr. 2879/2000 worden ingetrokken en vervangen door een nieuwe verordening.

(2)

Krachtens Verordening (EG) nr. 2702/1999 kan de indienende organisatie worden toegestaan bepaalde onderdelen van het programma zelf uit te voeren, de uitvoeringsorganen in een later stadium van de procedure te selecteren, en de hoogte van de bijdrage van de Gemeenschap te handhaven op een constant peil dat evenwel niet meer mag bedragen dan 50 % van de werkelijke kosten van elke fase van het programma. De desbetreffende uitvoeringsbepalingen moeten worden vastgesteld.

(3)

Voor een goed beheer moet worden bepaald dat de lijsten van producten en markten waarvoor voorlichtings- en afzetbevorderingsacties voor landbouwproducten in derde landen worden opgezet, opgesteld en regelmatig bijgewerkt moeten worden, dat de voor de toepassing van deze verordening verantwoordelijke nationale autoriteiten moeten worden aangewezen en welke de looptijd van de programma’s is.

(4)

Om elk gevaar van concurrentievervalsing te voorkomen, moeten de richtsnoeren worden vastgesteld met betrekking tot de verwijzing naar de bijzondere oorsprong van de producten waarvoor voorlichtings- en afzetbevorderingsacties worden opgezet.

(5)

Met het oog op het vrije dienstenverkeer en een zo ruim mogelijke concurrentie moet de procedure voor de indiening van de programma’s en voor de selectie van het uitvoeringsorgaan worden vastgesteld en hierbij moet, met name wanneer de indienende organisatie een publiekrechtelijke instelling is, rekening worden gehouden met Richtlijn 92/50/EEG van de Raad van 18 juni 1992 betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor dienstverlening (3).

(6)

Om de naleving van de communautaire regels te waarborgen en de doeltreffendheid van de acties te garanderen, moeten de criteria worden vastgesteld aan de hand waarvan de programma’s door de lidstaten worden geselecteerd en de geselecteerde programma’s door de Commissie worden onderzocht. Na het onderzoek van de programma's beslist de Commissie welke programma’s worden aanvaard en stelt zij de desbetreffende begrotingen vast.

(7)

Met het oog op de nodige uniformiteit bij de selectie van de uitvoeringsorganen en van de programma’s lijkt het aangewezen dezelfde voorschriften toe te passen voor alle acties die moeten worden uitgevoerd door de in artikel 6 van Verordening (EG) nr. 2702/1999 bedoelde internationale organisaties. Met het oog op de rechtszekerheid moet worden bepaald dat de in het kader van de programma’s gedane mededelingen in overeenstemming moeten zijn met de wetgeving van de derde landen waarvoor zij bestemd zijn.

(8)

Om de doeltreffendheid van de communautaire acties te garanderen, moeten de lidstaten erop toezien dat de goedgekeurde programma’s aansluiten bij en een aanvulling vormen op de nationale of regionale programma’s.

(9)

Met datzelfde doel moet ook worden bepaald op basis van welke criteria programma’s prioriteit moeten krijgen bij de selectie, ten einde aan de betrokken programma’s een zo groot mogelijke impact te geven.

(10)

Voor programma's waarbij meerdere lidstaten betrokken zijn, moeten maatregelen worden vastgesteld om ervoor te zorgen dat die lidstaten met het oog op de indiening en het onderzoek van de programma's onderling overleg plegen.

(11)

Met het oog op een goed financieel beheer moet in de programma’s worden vastgesteld hoe de lidstaten en de indienende organisaties tot de financiering van de programma’s kunnen bijdragen.

(12)

De verschillende bepalingen voor de uitvoering van de aangegane verplichtingen moeten worden vastgelegd in contracten die binnen een redelijke termijn tussen de belanghebbenden en de bevoegde nationale autoriteiten worden gesloten op basis van standaardcontracten die de Commissie ter beschikking stelt van de lidstaten.

(13)

Als garantie voor een goede uitvoering van het contract moet de contractant bij de bevoegde nationale autoriteit een zekerheid stellen ten belope van 15 % van de bijdragen van de Gemeenschap en van de betrokken lidstaten. Met hetzelfde doel moet hij ook een zekerheid stellen telkens wanneer hij voor elke fase van twaalf maanden een voorschot aanvraagt.

(14)

De door de lidstaten uit te voeren controles moeten worden vastgesteld.

(15)

Er moet worden vastgesteld dat de uitvoering van de in de contracten opgenomen acties een primaire eis vormt in de zin van artikel 20 van Verordening (EEG) nr. 2220/85 van de Commissie van 22 juli 1985 tot vaststelling van gemeenschappelijke uitvoeringsbepalingen inzake de regeling voor het stellen van zekerheden voor landbouwproducten (4).

(16)

Gelet op de eisen inzake het begrotingsbeheer moet worden voorzien in een geldstraf voor het geval dat de aanvragen voor tussentijdse betalingen niet worden ingediend of de termijn voor de indiening daarvan niet in acht wordt genomen, of voor het geval dat de betalingen van de lidstaten niet tijdig worden uitgevoerd.

(17)

Ter wille van een goed financieel beheer en om te voorkomen dat de financiële bijdrage van de Gemeenschap volledig wordt uitbetaald via de tussentijdse betalingen, zodat er geen saldo meer te betalen valt, moet worden vastgesteld dat het voorschot en de tussentijdse betalingen de drempel van 80 % van de bijdragen van de Gemeenschap en van de lidstaten niet mogen overschrijden. Om dezelfde reden moet de aanvraag om betaling van het saldo binnen een bepaalde termijn bij de bevoegde nationale autoriteit worden ingediend.

(18)

De lidstaten moeten al het voorlichtings- en afzetbevorderingsmateriaal dat in het kader van de programma's is geproduceerd, verifiëren. De voorwaarden voor het gebruik ervan na afloop van de programma’s moeten worden vastgesteld.

(19)

In het licht van de opgedane ervaring en met het oog op een goed beheer van de programma’s moeten bepalingen worden vastgesteld inzake het toezicht door de groep die met dat doel is opgericht bij Verordening (EG) nr. 2702/1999.

(20)

Het blijkt noodzakelijk dat de lidstaten de uitvoering van de acties controleren en dat de Commissie op de hoogte wordt gehouden van de resultaten van de in deze verordening bedoelde verificatie- en controlemaatregelen. Met het oog op een goed financieel beheer dient te worden voorzien in samenwerking tussen de lidstaten, wanneer de acties worden uitgevoerd in een andere lidstaat dan die waar de bevoegde contractsluitende organisatie is gevestigd.

(21)

Met het oog op een doeltreffende bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschap moeten gepaste maatregelen ter bestrijding van fraude en ernstige nalatigheid worden getroffen. Hiertoe moeten bepalingen inzake terugbetalingen en sancties worden vastgesteld.

(22)

Er dient duidelijk te worden vastgesteld dat voor de meerjarenprogramma's na afloop van elke fase van twaalf maanden een intern evaluatieverslag moet worden overgelegd, zelfs wanneer geen betalingsaanvraag is ingediend.

(23)

De door de begunstigde te betalen rentevoet voor onverschuldigde betalingen moet in overeenstemming worden gebracht met de in artikel 86 van Verordening (EG, Euratom) nr. 2342/2002 van de Commissie van 23 december 2002 tot vaststelling van uitvoeringsvoorschriften van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (5) bedoelde rentevoet voor schuldvorderingen die op de vervaldag niet zijn voldaan.

(24)

Om de overschakeling van Verordening (EG) nr. 2879/2000 naar de onderhavige verordening te vergemakkelijken, moeten overgangsbepalingen worden vastgesteld voor de voorlichtings- en afzetbevorderingsprogramma’s waarover de Commissie vóór de inwerkingtreding van de onderhavige verordening een financieringsbesluit heeft genomen.

(25)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het gezamenlijke Comité van beheer „Afzetbevordering van landbouwproducten”,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK 1

Algemene bepalingen

Artikel 1

Onderwerp en definities

Bij deze verordening worden de toepassingsbepalingen van Verordening (EG) nr. 2702/1999 vastgesteld, met name inzake het opstellen, selecteren, ten uitvoer leggen, financieren en controleren van de in artikel 7, lid 1, van die verordening bedoelde programma’s, en worden de regels vastgesteld voor de via een internationale organisatie uitgevoerde programma’s zoals bedoeld in artikel 6 van die verordening.

Onder „programma” wordt verstaan: een geheel van coherente acties met een reikwijdte die groot genoeg is om de voorlichting over de betrokken producten en de afzet ervan te helpen bevorderen.

Artikel 2

Aanwijzing van de bevoegde autoriteiten

De lidstaten wijzen de bevoegde autoriteiten aan die met de toepassing van deze verordening worden belast (hierna „de bevoegde nationale autoriteiten” genoemd).

Zij stellen de Commissie in kennis van de naam en alle contactgegevens van de aangewezen autoriteit, alsook van eventuele veranderingen daarin.

De Commissie maakt deze gegevens in een passende vorm bekend.

Artikel 3

Looptijd van de programma’s

De programma's worden uitgevoerd over een periode van minimaal één en maximaal drie jaar, te rekenen vanaf de datum van inwerkingtreding van het desbetreffende, in artikel 12, lid 1, bedoelde contract.

Artikel 4

Kenmerken van de in het kader van de programma’s verspreide boodschappen inzake voorlichting en afzetbevordering

1.   Elke boodschap inzake voorlichting of afzetbevordering die in het kader van de programma’s tot de consumenten en andere doelgroepen wordt gericht (hierna „de boodschap” genoemd), moet gebaseerd zijn op de intrinsieke eigenschappen of kenmerken van het betrokken product.

Deze boodschappen moeten in overeenstemming zijn met de terzake geldende wetgeving in de derde landen waarvoor zij bestemd zijn.

2.   Elke verwijzing naar de oorsprong van de producten moet ondergeschikt zijn aan de hoofdboodschap van de campagne. De oorsprong van een product mag wel worden vermeld in een voorlichtings- of afzetbevorderingsactie, wanneer het gaat om een aanduiding in het kader van de communautaire regelgeving of om een voorbeeldproduct waarmee de voorlichtings- of afzetbevorderingsactie wordt geïllustreerd.

Artikel 5

Lijst van producten en markten

De lijst van de in de artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 2702/1999 bedoelde producten en markten is opgenomen in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Deze lijst wordt om de twee jaar, uiterlijk op 31 december, bijgewerkt.

Artikel 6

In samenwerking met internationale organisaties uitgevoerde programma’s

Bij toepassing van artikel 6 van Verordening (EG) nr. 2702/1999 dienen de in dat artikel bedoelde internationale organisaties op verzoek van de Commissie de voorstellen voor de in het daaropvolgende jaar geplande programma’s in.

De voorwaarden voor het verlenen en betalen van de in artikel 9, lid 4, van Verordening (EG) nr. 2702/1999 bedoelde financiële bijdrage van de Gemeenschap worden vastgelegd in een subsidieovereenkomst die wordt gesloten tussen de Gemeenschap en de betrokken internationale organisatie.

HOOFDSTUK 2

Selectie van de in artikel 7 van Verordening (EG) nr. 2702/1999 bedoelde programma’s

Artikel 7

Indiening van de programma’s en voorafgaande selectie door de lidstaten

1.   Voor de uitvoering van de acties in het kader van de programma's doet de betrokken lidstaat elk jaar een oproep tot het indienen van voorstellen.

Uiterlijk op 31 maart dienen de beroeps- en bedrijfskolomorganisaties in de Gemeenschap die representatief zijn voor de betrokken sector (hierna „de indienende organisaties” genoemd), hun programma’s in bij de lidstaat.

De programma's worden ingediend volgens een model dat door de Commissie is opgesteld en op haar website kan worden opgevraagd. Het model wordt als bijlage opgenomen bij de in de eerste alinea bedoelde oproep tot het indienen van voorstellen.

2.   De overeenkomstig lid 1 ingediende programma's zijn in overeenstemming met:

a)

de communautaire regelgeving over de betrokken producten en de afzet ervan;

b)

het door de betrokken lidstaten bekendgemaakte bestek met uitsluitings-, selectie- en gunningscriteria.

De programma’s moeten voldoende worden uitgewerkt, zodat kan worden nagegaan of ze in overeenstemming zijn met de geldende regelgeving en de prijs-kwaliteitverhouding ervan kan worden beoordeeld.

De programma’s worden door de lidstaten onderzocht aan de hand van de onderstaande criteria:

de samenhang tussen de voorgestelde strategie en het vastgestelde doel,

de kwaliteit van de voorgestelde acties,

de te verwachten gevolgen van de uit te voeren acties voor de ontwikkeling van de vraag naar de betrokken producten,

de garanties inzake doeltreffendheid en representativiteit van de indienende organisaties,

de technische bekwaamheid en de garanties op het vlak van doeltreffendheid van het voorgestelde uitvoeringsorgaan.

De lidstaten stellen de voorlopige lijst van de door hen geselecteerde programma’s vast aan de hand van de in het in de eerste alinea, onder b), bedoelde bestek en in de derde alinea vastgestelde criteria.

3.   Elke indienende organisatie selecteert, na een inschrijvingsprocedure volgens passende en door de lidstaat geverifieerde methoden, één of meer uitvoeringsorganen die met de tenuitvoerlegging van haar programma’s worden belast. Indien deze selectie is gebeurd vóór het programma is ingediend, mag het uitvoeringsorgaan aan het uitwerken van dat programma deelnemen.

4.   Wanneer het gaat om een programma waarbij waarschijnlijk meerdere lidstaten worden betrokken, plegen de betrokken lidstaten overleg over de selectie van het programma en wijzen zij met name een coördinerende lidstaat aan. Zij verbinden zich er met name toe om overeenkomstig artikel 11, lid 2, bij te dragen tot de financiering van het programma en om, in het belang van het toezicht op en de uitvoering en de controle van het programma, op administratief gebied samen te werken.

5.   Elke lidstaat ziet toe op de samenhang tussen de geplande nationale en regionale acties en de krachtens Verordening (EG) nr. 2702/1999 gecofinancierde acties en zorgt ervoor dat de ingediende programma’s aansluiten bij de nationale en regionale campagnes.

Artikel 8

Prioriteit bij de selectie van programma’s

1.   In het kader van de in artikel 7, lid 1, van Verordening (EG) nr. 2702/1999 bedoelde programma’s die door meerdere lidstaten worden ingediend, wordt de voorkeur gegeven aan de programma’s die betrekking hebben op een groep producten en die met name de nadruk leggen op de kwaliteit, de voedingswaarde en de voedselveiligheid van de communautaire productie.

2.   Wanneer de programma’s betrekking hebben op één lidstaat of één product, wordt de voorkeur gegeven aan de programma's waarin de nadruk wordt gelegd op het communautaire belang, met name op de kwaliteit, de voedingswaarde en de voedselveiligheid, alsmede de representativiteit van de Europese landbouw- en voedselproductie.

Artikel 9

Selectie van de programma’s door de Commissie

1.   De lidstaten zenden de Commissie jaarlijks uiterlijk op 30 juni de in artikel 7, lid 2, bedoelde lijst, met daarbij in voorkomend geval de lijst van de uitvoeringsorganen die zij overeenkomstig artikel 7, lid 3, hebben geselecteerd, alsmede een kopie van de programma's.

Voor programma's waarbij meerdere lidstaten betrokken zijn, wordt deze mededeling door de betrokken lidstaten gezamenlijk gedaan in onderlinge overeenstemming.

2.   Wanneer de Commissie constateert dat een ingediend programma in zijn geheel of gedeeltelijk niet aan de communautaire regelgeving of aan de in artikel 7, lid 2, bedoelde criteria voldoet en dus in zijn geheel of gedeeltelijk niet voor steun in aanmerking komt, stelt de Commissie de betrokken lidstaten daarvan in kennis binnen 60 kalenderdagen na ontvangst van de in artikel 7, lid 2, bedoelde lijst.

3.   Na de in lid 2 van het onderhavige artikel bedoelde kennisgeving zenden de lidstaten, overeenkomstig artikel 7, lid 3, derde alinea, van Verordening (EG) nr. 2702/1999, de herziene programma’s binnen 30 kalenderdagen aan de Commissie.

Na verificatie van de herziene programma’s beslist de Commissie, volgens de in artikel 12, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2702/1999 bedoelde procedure, uiterlijk op 30 november welke programma’s zij kan cofinancieren.

4.   De indienende organisatie(s) is/zijn verantwoordelijk voor een goede uitvoering en een goed beheer van het geselecteerde programma.

Artikel 10

Goedkeuring van de uitvoeringsorganen

1.   De selectie van het uitvoeringsorgaan overeenkomstig artikel 7, lid 3, wordt eerst door de lidstaat goedgekeurd en vervolgens door die lidstaat aan de Commissie gemeld vóór de ondertekening van het in artikel 12, lid 1, bedoelde contract.

De lidstaat verifieert of het geselecteerde uitvoeringsorgaan overeenkomstig artikel 8, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2702/1999 over de nodige financiële en technische middelen beschikt om de acties met optimale efficiëntie uit te voeren. De lidstaat stelt de Commissie in kennis van de hiertoe gevolgde procedure.

2.   De indienende organisatie kan krachtens artikel 7, lid 5, van Verordening (EG) nr. 2702/1999 toestemming krijgen om bepaalde delen van het programma zelf uit te voeren, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:

a)

het uitvoeringsvoorstel moet voldoen aan de bepalingen van artikel 8, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2702/1999;

b)

de indienende organisatie moet beschikken over ten minste vijf jaar ervaring met de uitvoering van soortgelijke acties;

c)

de kosten voor het door de indienende organisatie uit te voeren gedeelte mogen niet meer dan 50 % van de totale kosten van het programma bedragen, behalve in naar behoren gemotiveerde uitzonderlijke gevallen en na schriftelijke toestemming van de Commissie;

d)

de indienende organisatie moet zich ervan vergewissen dat de kostprijs van de door haar uit te voeren acties niet hoger ligt dan de gebruikelijke markttarieven.

De lidstaat verifieert of deze voorwaarden in acht worden genomen.

3.   Indien de indienende organisatie een publiekrechtelijke instelling is in de zin van artikel 1, onder b), tweede alinea, van Richtlijn 92/50/EEG, treffen de lidstaten de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de aanbestedende diensten toezien op de naleving van de bepalingen van die richtlijn.

Richtlijn 92/50/EEG is eveneens van toepassing op de in artikel 6 van Verordening (EG) nr. 2702/1999 bedoelde acties.

HOOFDSTUK 3

Bepalingen inzake de financiering van de programma’s

Artikel 11

Financiële bijdrage

1.   De financiële bijdrage van de Gemeenschap wordt betaald aan de betrokken lidstaten.

2.   Wanneer meerdere lidstaten bijdragen in de financiering van een programma, vervolledigt hun aandeel de financiële inbreng van de op hun respectieve grondgebied gevestigde indienende organisatie. Onverminderd artikel 9 van Verordening (EG) nr. 2702/1999 bedraagt de financiële bijdrage van de Gemeenschap in een dergelijk geval niet meer dan 50 % van de totale kosten van het programma.

3.   De in artikel 9, leden 2 an 3, van Verordening (EG) nr. 2702/1999 bedoelde financiële bijdragen moeten in het aan de Commissie meegedeelde programma worden weergegeven.

Artikel 12

Het sluiten van het contract en het stellen van de zekerheid

1.   Zodra de Commissie het in artikel 9, lid 3, bedoelde besluit heeft genomen, wordt elke indienende organisatie door de lidstaat ingelicht over het aan haar aanvraag gegeven gevolg.

De lidstaten sluiten contracten met de geselecteerde indienende organisaties binnen 90 kalenderdagen na de kennisgeving van het in artikel 9, lid 3, bedoelde besluit van de Commissie. Na het verstrijken van die termijn mag geen enkel contract meer worden gesloten zonder voorafgaande toestemming van de Commissie.

2.   De lidstaten gebruiken de standaardcontracten die de Commissie hun ter beschikking stelt.

Zo nodig mogen de lidstaten bepaalde voorwaarden van de standaardcontracten wijzigen om rekening te houden met nationale voorschriften, voorzover dit geen afbreuk doet aan de communautaire regelgeving.

3.   Het contract kan door de twee partijen pas worden gesloten, nadat de indienende organisatie, als garantie voor de goede uitvoering van het contract, overeenkomstig titel III van Verordening (EEG) nr. 2220/85 een zekerheid ten gunste van de lidstaat heeft gesteld ter waarde van 15 % van de maximale jaarlijkse bijdrage van de Gemeenschap en van de betrokken lidstaten.

Indien de contractsluitende organisatie evenwel een publiekrechtelijke instelling is of onder toezicht van een dergelijke instelling optreedt, kan de bevoegde nationale autoriteit een aan het in de eerste alinea vastgestelde percentage gelijkwaardige schriftelijke zekerheid van de toezichthoudende instelling aanvaarden, op voorwaarde dat die instelling zich ertoe verbindt:

a)

toe te zien op de correcte uitvoering van de aangegane verplichtingen, en

b)

na te gaan of de ontvangen bedragen daadwerkelijk voor de uitvoering van de aangegane verplichtingen worden gebruikt.

Het bewijs dat de zekerheid is gesteld, moet in het bezit van de lidstaat zijn vóór de in lid 1 genoemde termijn is verstreken.

4.   De primaire eis in de zin van artikel 20 van Verordening (EEG) nr. 2220/85 is de uitvoering van de in het contract opgenomen acties.

5.   De lidstaat verstrekt de Commissie onmiddellijk een kopie van het contract en het bewijs van het stellen van de zekerheid.

De lidstaat verstrekt de Commissie tevens een kopie van het contract dat de geselecteerde indienende organisatie met het uitvoeringsorgaan heeft gesloten. In dit laatste contract is bepaald dat het uitvoeringsorgaan verplicht is zich aan de in artikel 21 bedoelde controles te onderwerpen.

Artikel 13

Regeling voor de voorschotten

1.   Binnen 30 kalenderdagen na de ondertekening van het in artikel 12, lid 1, bedoelde contract en, voor meerjarenprogramma’s, binnen 30 dagen na het begin van elke fase van 12 maanden, kan de contractsluitende organisatie bij de lidstaat een voorschotaanvraag indienen, die vergezeld moet gaan van de in lid 3 van het onderhavige artikel bedoelde zekerheid. Na het verstrijken van die termijn kan geen voorschot meer worden aangevraagd.

Het voorschot mag niet meer bedragen dan 30 % van de in artikel 9, leden 2 en 3, van Verordening (EG) nr. 2826/2000 bedoelde jaarlijkse bijdragen van de Gemeenschap en de betrokken lidstaat/lidstaten.

2.   De lidstaat betaalt het voorschot binnen 30 kalenderdagen na de indiening van de voorschotaanvraag. Elke overschrijding van deze termijn leidt ertoe dat het door de Commissie aan de lidstaat betaalde maandelijkse voorschot wordt verlaagd overeenkomstig artikel 4 van Verordening (EG) nr. 296/96 van de Commissie (6), tenzij er sprake is van overmacht.

3.   Het voorschot wordt slechts betaald als de contractsluitende organisatie overeenkomstig titel III van Verordening (EEG) nr. 2220/85 een zekerheid ten gunste van de lidstaat heeft gesteld ter waarde van 110 % van dit voorschot. De lidstaat verstrekt de Commissie onmiddellijk een kopie van de voorschotaanvraag en een bewijs van het stellen van de overeenkomstige zekerheid.

Indien de contractsluitende organisatie evenwel een publiekrechtelijke instelling is of onder toezicht van een dergelijke instelling optreedt, kan de bevoegde nationale autoriteit een aan het in de eerste alinea vastgestelde percentage gelijkwaardige schriftelijke zekerheid van de toezichthoudende instelling aanvaarden, op voorwaarde dat die instelling zich ertoe verbindt het door de zekerheid gedekte bedrag uit te keren indien niet kan worden bewezen dat de betrokkene recht heeft op het voorgeschoten bedrag.

Artikel 14

Tussentijdse betalingen

1.   De aanvragen om tussentijdse betaling van de bijdragen van de Gemeenschap en van de lidstaten worden door de indienende organisaties bij de lidstaten ingediend vóór het einde van de kalendermaand die volgt op het einde van elk kwartaal, waarbij de berekening van de kwartalen ingaat op de datum van ondertekening van het in artikel 12, lid 1, bedoelde contract.

Deze aanvragen betreffen de in het betrokken kwartaal gedane uitgaven en gaan vergezeld van een financieel overzicht, een kopie van de betrokken facturen en bewijsstukken, en een tussentijds verslag over de uitvoering van het contract voor het betrokken kwartaal (hierna „het kwartaalverslag” genoemd). Wanneer in het betrokken kwartaal geen betaling is verricht of geen enkele activiteit heeft plaatsgevonden, worden die documenten bij de bevoegde nationale autoriteit ingediend binnen de in de eerste alinea bedoelde termijn.

Wanneer de aanvraag om tussentijdse betaling samen met de in de tweede alinea bedoelde documenten te laat wordt ingediend, wordt het te betalen bedrag met 3 % per volle maand vertraging verlaagd, tenzij er sprake is van overmacht.

2.   De tussentijdse betaling wordt pas verricht nadat de lidstaat de in lid 1, tweede alinea, bedoelde documenten heeft geverifieerd.

3.   De tussentijdse betaling en de betaling van het in artikel 13 bedoelde voorschot mogen in totaal niet meer bedragen dan 80 % van de totale, in artikel 9, leden 2 en 3, van Verordening (EG) nr. 2702/1999 bedoelde jaarlijkse financiële bijdragen van de Gemeenschap en van de betrokken lidstaten. Wanneer dit percentage is bereikt, kunnen geen nieuwe aanvragen om tussentijdse betaling meer worden ingediend.

Artikel 15

Betaling van het saldo

1.   De aanvraag om betaling van het saldo wordt door de indienende organisatie bij de lidstaat ingediend binnen vier maanden na de datum waarop de acties die voor het betrokken jaar zijn opgenomen in het in artikel 12, lid 1, bedoelde contract, zijn voltooid.

Deze aanvraag wordt slechts als ontvankelijk beschouwd, als zij vergezeld gaat van een uit de volgende elementen bestaand verslag (hierna „het jaarverslag” genoemd):

a)

een overzicht van de verwezenlijkingen en een beoordeling van de resultaten die op de datum van het verslag kunnen worden geconstateerd;

b)

een financieel overzicht van alle geplande en gedane uitgaven.

Het jaarverslag gaat vergezeld van een kopie van de facturen en bewijsstukken die betrekking hebben op de verrichte betalingen.

Wanneer de aanvraag om betaling van het saldo te laat wordt ingediend, wordt het saldo met 3 % per volle maand vertraging verlaagd, tenzij er sprake is van overmacht.

2.   Het saldo wordt pas betaald nadat de lidstaat de in lid 1, derde alinea, bedoelde facturen en documenten heeft geverifieerd.

Het saldo wordt verlaagd in verhouding tot de mate waarin niet aan de in artikel 12, lid 4, bedoelde primaire eis is voldaan.

Artikel 16

Door de lidstaat te verrichten betalingen

De lidstaat verricht de in de artikelen 14 en 15 bedoelde betalingen binnen 60 kalenderdagen na de datum van ontvangst van de betalingsaanvraag.

Deze termijn kan evenwel op elk ogenblik van de periode van 60 dagen na de eerste registratie van de betalingsaanvraag worden geschorst door aan de schuldeisende contractsluitende organisatie te melden dat haar aanvraag niet in aanmerking kan worden genomen omdat de vordering niet ontvankelijk of niet invorderbaar is, of omdat zij niet wordt gestaafd door de bewijsstukken die voor alle andere aanvragen vereist zijn, of omdat de lidstaat nadere gegevens of verificaties noodzakelijk acht. De termijn begint weer verder te lopen vanaf de datum waarop de gevraagde nadere gegevens worden ontvangen of de lidstaat de verificaties heeft verricht, met dien verstande dat voor het overleggen van de gegevens en het verrichten van de verificaties een termijn van 30 kalenderdagen na de melding geldt.

Elke overschrijding van de betalingstermijn leidt ertoe dat het door de Commissie aan de lidstaten betaalde maandelijkse voorschot wordt verlaagd overeenkomstig artikel 4 van Verordening (EG) nr. 296/96, tenzij er sprake is van overmacht.

Artikel 17

Zekerheid

1.   De in artikel 13, lid 3, bedoelde zekerheid wordt vrijgegeven voorzover de betrokken lidstaat heeft vastgesteld dat de betrokkene definitief recht heeft op het voorgeschoten bedrag.

2.   De in artikel 12, lid 3, bedoelde zekerheid is geldig tot de betaling van het saldo en wordt vrijgegeven op basis van een brief terzake van de bevoegde nationale autoriteit.

Voor het vrijgeven van de zekerheid gelden de in artikel 16 bedoelde termijnen en voorwaarden inzake de betaling van het saldo.

3.   Verbeurde zekerheden en opgelegde boetes worden, voor het met de communautaire financiering overeenkomende gedeelte, in mindering gebracht op de bij het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL), afdeling Garantie, gedeclareerde uitgaven.

Artikel 18

Bij de Commissie in te dienen documenten

1.   Het jaarverslag wordt na afloop van elke jaarfase ingediend, zelfs wanneer geen aanvraag om betaling van het saldo is ingediend.

2.   De lidstaat dient binnen 30 kalenderdagen na de betaling van het in artikel 15, lid 2, bedoelde saldo de in artikel 15, lid 1, tweede alinea, onder a) en b), bedoelde overzichten in bij de Commissie.

3.   De lidstaat zendt overeenkomstig artikel 14 twee maal per jaar de voor de tussentijdse betaling vereiste kwartaalverslagen aan de Commissie.

Het eerste en het tweede kwartaalverslag worden binnen 60 kalenderdagen na ontvangst van het tweede kwartaalverslag door de lidstaat verstuurd, en het derde en het vierde kwartaalverslag worden bij de in lid 2 bedoelde overzichten gevoegd.

Het kwartaalverslag over het vierde kwartaal mag worden verwerkt in het jaarverslag over het afgelopen jaar.

4.   Binnen 30 kalenderdagen na betaling van het saldo stuurt de lidstaat de Commissie een financieel overzicht van de in het kader van het contract gedane uitgaven toe, aan de hand van een model dat de Commissie heeft opgesteld en aan de lidstaten heeft gestuurd. Dat overzicht gaat vergezeld van een door de lidstaat opgesteld, met redenen omkleed advies over de uitvoering van de voor de afgelopen fase geplande taken.

Voorts wordt in het overzicht verklaard dat, gezien de overeenkomstig artikel 14, lid 2, en artikel 15, lid 2, uitgevoerde controles, alle uitgaven als subsidiabel kunnen worden beschouwd overeenkomstig de bepalingen van het contract.

HOOFDSTUK 4

Toezicht en controles

Artikel 19

Gebruik van het materiaal

1.   De lidstaten verifiëren of het voorlichtings- en afzetbevorderingsmateriaal dat in het kader van de op grond van deze verordening gefinancierde programma’s wordt geproduceerd of gebruikt, in overeenstemming is met de communautaire regelgeving.

Zij stellen de Commissie in het bezit van het goedgekeurde materiaal.

2.   Alle in het kader van een in lid 1 bedoeld programma geproduceerd en gefinancierd materiaal, met inbegrip van de grafische, visuele en audiovisuele ontwerpen en de internetsites, mag later worden gebruikt met de voorafgaande schriftelijke toestemming van de Commissie, de betrokken indienende organisaties en de tot de financiering van het programma bijdragende lidstaten, en met inachtneming van de rechten die voor de contractanten voortvloeien uit de nationale wetgeving die op het contract van toepassing is.

Artikel 20

Toezicht op de programma’s

1.   De in artikel 8, lid 3, van Verordening (EG) nr. 2702/1999 bedoelde toezichtgroep komt geregeld samen om de voortgang van de op grond van de onderhavige verordening gesubsidieerde programma’s te volgen.

Hiertoe wordt de toezichtgroep voor elk programma in kennis gesteld van het tijdschema voor de geplande acties, de kwartaal- en jaarverslagen en de resultaten van de op grond van de artikelen 14, 15 en 21 van de onderhavige verordening uitgevoerde controles.

De groep wordt voorgezeten door een vertegenwoordiger van de betrokken lidstaat. Indien meerdere lidstaten bij een programma zijn betrokken, zit een door die lidstaten aangewezen vertegenwoordiger de groep voor.

2.   Ambtenaren en andere personeelsleden van de Commissie kunnen deelnemen aan de activiteiten die worden georganiseerd in het kader van een op grond van deze verordening gesubsidieerd programma.

Artikel 21

Door de lidstaten te verrichten controles

1.   De betrokken lidstaat bepaalt welke de meest geschikte middelen zijn voor de controle op de op grond van deze verordening gesubsidieerde programma’s en stelt de Commissie daarvan in kennis.

De controles worden jaarlijks uitgevoerd op ten minste 20 % van de tijdens het vorige jaar afgelopen programma’s — minimaal twee programma’s — en hebben betrekking op ten minste 20 % van de totale begrotingen voor de betrokken programma’s. De steekproef die met het oog op de keuze van de programma’s wordt genomen, wordt gebaseerd op een risicobeoordeling.

De lidstaat dient bij de Commissie voor elk gecontroleerd programma een verslag in met een beschrijving van de resultaten van de controles en de geconstateerde onregelmatigheden. Dat verslag wordt onmiddellijk na het opstellen ervan overgelegd.

2.   De lidstaat neemt de nodige maatregelen om, met name aan de hand van technische en boekhoudkundige controles bij de contractsluitende organisatie en het uitvoeringsorgaan, na te gaan of:

a)

de verstrekte gegevens en bewijsstukken juist zijn, en

b)

alle verplichtingen van het in artikel 12, lid 1, bedoelde contract zijn nagekomen.

Onverminderd Verordening (EEG) nr. 595/91 van de Raad (7) stelt de lidstaat de Commissie zo spoedig mogelijk in kennis van elke onregelmatigheid die bij de controles wordt geconstateerd.

3.   Indien meerdere lidstaten bij de programma’s zijn betrokken, nemen deze lidstaten de nodige maatregelen om hun controles te coördineren en stellen zij de Commissie daarvan in kennis.

4.   De Commissie kan te allen tijde deelnemen aan de in de leden 1, 2 en 3 bedoelde controles. Hiertoe stellen de bevoegde nationale autoriteiten de Commissie ten minste 30 dagen vóór de uitvoering van de controles in kennis van een voorlopig tijdschema van de door de lidstaat uit te voeren controles.

De Commissie kan bovendien extra controles uitvoeren, wanneer zij dat noodzakelijk acht.

Artikel 22

Terugvordering wegens onverschuldigde betaling

1.   In geval van onverschuldigde betaling betaalt de begunstigde het ten onrechte ontvangen bedrag terug, vermeerderd met een rente die wordt berekend over de periode tussen de betaling van het betrokken bedrag en de terugbetaling ervan door de betrokkene.

De toe te passen rentevoet wordt vastgesteld overeenkomstig artikel 86, lid 2, onder b), van Verordening (EG, Euratom) nr. 2342/2002.

2.   De teruggevorderde bedragen en de rente worden overgemaakt aan de betaalorganen van de lidstaten, die ze vervolgens in verhouding tot de financiële bijdrage van de Gemeenschap in mindering brengen op de door het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw gefinancierde uitgaven.

Artikel 23

Sancties

1.   Indien sprake is van fraude of ernstige nalatigheid, betaalt de indienende organisatie het dubbele van het verschil tussen het oorspronkelijk betaalde bedrag en het daadwerkelijk verschuldigde bedrag terug.

2.   Behoudens artikel 6 van Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 van de Raad (8) doen de in het kader van de onderhavige verordening vastgestelde verlagingen en uitsluitingen geen afbreuk aan op grond van andere communautaire of nationale regelgeving getroffen sancties.

HOOFDSTUK 5

Intrekking, overgangsbepalingen en slotbepalingen

Artikel 24

Intrekking van Verordening (EG) nr. 2879/2000

Verordening (EG) nr. 2879/2000 wordt ingetrokken. De bepalingen van die verordening blijven evenwel van toepassing op de voorlichtings- en afzetbevorderingsprogramma’s waarvoor de Commissie reeds vóór de inwerkingtreding van de onderhavige verordening een financieringsbesluit heeft getroffen.

Verwijzingen naar de ingetrokken verordening gelden als verwijzingen naar de onderhavige verordening.

Artikel 25

Overgangsbepalingen

1.   Met betrekking tot het jaar 2005 geldt als uiterste datum voor het indienen van de programma’s de in artikel 7, lid 1, tweede alinea, vastgestelde datum of 31 oktober 2005.

2.   In afwijking van het bepaalde in artikel 9, lid 1, eerste alinea, wordt, met betrekking tot het jaar 2005 en met betrekking tot de uiterlijk op 31 oktober ingediende programma’s, de voorlopige lijst van programma’s uiterlijk op 15 december 2005 aan de Commissie gemeld.

3.   In afwijking van het bepaalde in artikel 9, lid 3, neemt de Commissie, met betrekking tot het jaar 2005, uiterlijk op 28 februari 2006 het in dat lid bedoelde besluit.

Artikel 26

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de zevende dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 16 augustus 2005.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 327 van 21.12.1999, blz. 7. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2060/2004 (PB L 357 van 2.12.2004, blz. 3).

(2)  PB L 333 van 29.12.2000, blz. 63. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 67/2005 (PB L 14 van 18.1.2005, blz. 5).

(3)  PB L 209 van 24.7.1992, blz. 1. Richtlijn ingetrokken met ingang van 31 januari 2006 bij Richtlijn 2004/18/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 134 van 30.4.2004, blz. 114).

(4)  PB L 205 van 3.8.1985, blz. 5. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 673/2004 (PB L 105 van 14.4.2004, blz. 17).

(5)  PB L 357 van 31.12.2002, blz. 1. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1261/2005 (PB L 201 van 2.8.2005, blz. 3).

(6)  PB L 39 van 17.2.1996, blz. 5. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 605/2005 (PB L 100 van 20.4.2005, blz. 11).

(7)  PB L 67 van 14.3.1991, blz. 11.

(8)  PB L 312 van 23.12.1995, blz. 1.


BIJLAGE

1.   Lijst van de markten in derde landen waarvoor afzetbevorderingsacties kunnen worden uitgevoerd

A.   LANDEN

 

Zuid-Afrika

 

Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië

 

Australië

 

Bosnië en Herzegovina

 

Bulgarijë

 

China

 

Zuid-Korea

 

Kroatië

 

India

 

Japan

 

Noorwegen

 

Nieuw-Zeeland

 

Roemenië

 

Rusland

 

Servië en Montenegro (1)

 

Zwitserland

 

Turkije

 

Oekraïne

B.   GEOGRAFISCHE GEBIEDEN

 

Noord-Afrika

 

Noord-Amerika

 

Latijns Amerika

 

Zuidoost-Azië

 

Het Nabije Oosten en het Midden-Oosten

2.   Lijst van de producten waarvoor afzetbevorderingsacties kunnen worden uitgevoerd in derde landen

Vers, gekoeld of bevroren rund- en varkensvlees; levensmiddelenbereidingen op basis van deze producten

Kwaliteitsvlees van pluimvee

Zuivelproducten

Olijfolie en tafelolijven

Tafelwijn met een geografische aanduiding. VQPRD

Gedistilleerde dranken met een geografische aanduiding of een gereserveerde traditionele aanduiding

Verse en verwerkte groenten en fruit

Verwerkte producten op basis van granen en rijst

Vezelvlas

Levende planten en producten van de bloementeelt

Producten met een beschermde oorsprongsbenaming (BOP), een beschermde geografische aanduiding (BGA) of een gegarandeerde traditionele specialiteit (GTS) in de zin van Verordening (EEG) nr. 2081/92 van de Raad (2) en van Verordening (EEG) nr. 2082/92 van de Raad (3)

Producten van de biologische landbouw in de zin van Verordening (EEG) nr. 2092/91 van de Raad (4).


(1)  Kosovo inbegrepen, onder auspiciën van de Verenigde Naties, krachtens Resolutie nr. 1244 van de Veiligheidsraad van 10 juni 1999.

(2)  PB L 208 van 24.7.1992, blz. 1.

(3)  PB L 208 van 24.7.1992, blz. 9.

(4)  PB L 198 van 22.7.1991, blz. 1.


17.8.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 212/26


VERORDENING (EG) Nr. 1347/2005 VAN DE COMMISSIE

van 16 augustus 2005

tot 51e wijziging van Verordening (EG) nr. 881/2002 tot vaststelling van bepaalde specifieke beperkende maatregelen tegen sommige personen en entiteiten die banden hebben met Osama bin Laden, het Al Qa'ida-netwerk en de Taliban, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 467/2001 van de Raad

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschappen,

Gelet op Verordening (EG) nr. 881/2002 van 27 mei 2002 tot vaststelling van bepaalde specifieke beperkende maatregelen tegen sommige personen en entiteiten die banden hebben met Osama bin Laden, het Al Qa'ida-netwerk en de Taliban, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 467/2001 van de Raad tot instelling van een verbod op de uitvoer van bepaalde goederen en diensten naar Afghanistan, tot versterking van het verbod op vluchten en verlenging van de bevriezing van tegoeden en andere financiële middelen ten aanzien van de Taliban van Afghanistan (1), en met name op artikel 7, lid 1, tweede streepje,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bijlage II bij Verordening (EG) nr. 881/2002 vermeldt de bevoegde autoriteiten waaraan informatie over en verzoeken betreffende de bij die verordening ingestelde maatregelen moeten worden gericht.

(2)

Duitsland, Litouwen, Nederland en Zweden hebben verzocht om wijziging van de adresgegevens van hun bevoegde autoriteiten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage II bij Verordening (EG) nr. 881/2002 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 16 augustus 2005.

Voor de Commissie

Eneko LANDÁBURU

Directeur-generaal Buitenlandse betrekkingen


(1)  PB L 139 van 29.5.2002, blz. 9. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1278/2005 van de Commissie (PB L 202 van 3.8.2005, blz. 34).


BIJLAGE

Bijlage II van Verordening (EG) nr. 881/2002 wordt als volgt gewijzigd:

1)

De adresgegevens voor „Duitsland” worden vervangen door:

„—

Voor het bevriezen van tegoeden:

Deutsche Bundesbank

Servicezentrum Finanzsanktionen

D-80281 München

Tel.: (49-89) 28 89 38 00

Fax: (49-89) 35 01 63 38 00

Voor het bevriezen van economische middelen:

Bundesamt für Wirtschaft und Ausfuhrkontrolle (BAFA)

Frankfurter Straße 29-35

D-65760 Eschborn

Tel.: (49-6196) 908-0

Fax: (49-6196) 908-800”

2)

De adresgegevens voor „Litouwen” worden vervangen door:

„Ministry of Foreign Affairs

Security Policy Department

J.Tumo-Vaizganto 2

LT-01511 Vilnius

Tel.: (370-5) 236 25 16

Fax: (370-5) 231 30 90”

3)

De adresgegevens voor „Nederland” worden vervangen door:

„Ministerie van Financiën

Directie Financiële Markten/Afdeling Integriteit

Postbus 20201

2500 EE Den Haag

The Netherlands

Tel.: (31-70) 342 89 97

Fax: (31-70) 342 79 84”

4)

De adresgegevens voor „Zweden” worden vervangen door:

„Artikel 2bis

Försäkringskassan

S-103 51 Stockholm

Tel.: (46-8) 786 90 00

Fax: (46-8) 411 27 89

Artikel 4

Rikspolisstyrelsen

Box 12256

S-102 26 Stockholm

Tel.: (46-8) 401 90 00

Fax: (46-8) 401 99 00

Artikel 5

Finansinspektionen

Box 6750

S-113 85 Stockholm

Tel.: (46-8) 787 80 00

Fax: (46-8) 24 13 35”


17.8.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 212/28


VERORDENING (EG) Nr. 1348/2005 VAN DE COMMISSIE

van 16 augustus 2005

tot vaststelling van de communautaire producentenprijzen en de communautaire invoerprijzen voor anjers en rozen in het kader van de toepassing van de regeling voor de invoer van bepaalde producten van de bloementeelt van oorsprong uit Jordanië

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 4088/87 van de Raad van 21 december 1987 tot vaststelling van de voorwaarden voor de toepassing van preferentiële douanerechten bij invoer van bepaalde producten van de bloementeelt van oorsprong uit Cyprus, Israël, Jordanië, Marokko alsmede de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook (1), en met name op artikel 5, lid 2, onder a),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In artikel 2, lid 2, en artikel 3 van Verordening (EEG) nr. 4088/87 is bepaald dat voor eenbloemige anjers (standaard), veelbloemige anjers (tros), grootbloemige rozen en kleinbloemige rozen om de twee weken communautaire invoerprijzen en communautaire producentenprijzen worden vastgesteld die telkens voor twee weken gelden. Overeenkomstig artikel 1 ter van Verordening (EEG) nr. 700/88 van de Commissie van 17 maart 1988 houdende een aantal uitvoeringsbepalingen van de regeling inzake de invoer in de Gemeenschap van bepaalde producten van de bloementeelt van oorsprong uit Cyprus, Israël, Jordanië en Marokko alsmede de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook (2) worden deze prijzen vastgesteld voor perioden van twee weken op basis van de door de lidstaten verstrekte gewogen gegevens.

(2)

De bovengenoemde prijzen dienen onverwijld te worden vastgesteld opdat de toe te passen douanerechten kunnen worden bepaald.

(3)

Als gevolg van de toetreding van Cyprus tot de Europese Unie per 1 mei 2004 hoeft voor dat land niet langer een invoerprijs te worden vastgesteld.

(4)

Voor Israël, Marokko en de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook hoeft evenmin nog een invoerprijs te worden vastgesteld in verband met de overeenkomsten die zijn goedgekeurd bij Besluit 2003/917/EG van de Raad van 22 december 2003 inzake de sluiting van een Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Gemeenschap en de Staat Israël betreffende liberaliseringsmaatregelen voor het onderlinge handelsverkeer en de vervanging van de Protocollen nrs. 1 en 2 bij de Associatieovereenkomst EG-Israël (3), Besluit 2003/914/EG van de Raad van 22 december 2003 betreffende de sluiting van een overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Gemeenschap en het Koninkrijk Marokko inzake de liberaliseringsmaatregelen voor het onderlinge handelsverkeer en de vervanging van de Protocollen nr. 1 en nr. 3 bij de Associatieovereenkomst tussen de EG en het Koninkrijk Marokko (4) en Besluit 2005/4/EG van de Raad van 22 december 2004 inzake de sluiting van een overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Gemeenschap en de Palestijnse Bevrijdingsorganisatie (PLO) ten behoeve van de Palestijnse Autoriteit van de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook betreffende liberaliseringsmaatregelen voor het onderlinge handelsverkeer en de vervanging van de Protocollen nrs. 1 en 2 bij de interim associatieovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Palestijnse Autoriteit (5).

(5)

De Commissie dient, in de periodes tussen de vergaderingen van her Comité van beheer voor levende planten en producten van de bloementeelt, deze maatregelen zonder het advies van het comité vast te stellen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De communautaire producentenprijzen en de communautaire invoerprijzen voor de in artikel 1 van Verordening (EEG) nr. 4088/87 bedoelde eenbloemige anjers (standaard), veelbloemige anjers (tros), grootbloemige rozen en kleinbloemige rozen worden in de bijlage bij de onderhavige verordening vastgesteld voor de periode van 18 tot en met 30 augustus 2005.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 16 augustus 2005.

Voor de Commissie

J. M. SILVA RODRÍGUEZ

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 382 van 31.12.1987, blz. 22. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1300/97 (PB L 177 van 5.7.1997, blz. 1).

(2)  PB L 72 van 18.3.1988, blz. 16. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2062/97 (PB L 289 van 22.10.1997, blz. 1).

(3)  PB L 346 van 31.12.2003, blz. 65.

(4)  PB L 345 van 31.12.2003, blz. 117.

(5)  PB L 2 van 5.1.2005, blz. 4.


BIJLAGE

(EUR/100 stuks)

Periode: van 18 tot en met 30 augustus 2005

Communautaire producentenprijzen

Eenbloemige anjers

(standaard)

Veelbloemige anjers

(tros)

Grootbloemige rozen

Kleinbloemige rozen

 

19,76

13,79

29,89

11,63

Communautaire invoerprijzen

Eenbloemige anjers

(standaard)

Veelbloemige anjers

(tros)

Grootbloemige rozen

Kleinbloemige rozen

Jordanië