ISSN 1725-2598 |
||
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 209 |
|
Uitgave in de Nederlandse taal |
Wetgeving |
48e jaargang |
Inhoud |
|
I Besluiten waarvan de publicatie voorwaarde is voor de toepassing |
Bladzijde |
|
* |
|
|
II Besluiten waarvan de publicatie niet voorwaarde is voor de toepassing |
|
|
|
Raad |
|
|
* |
||
NL |
Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben. Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten. |
I Besluiten waarvan de publicatie voorwaarde is voor de toepassing
11.8.2005 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 209/1 |
VERORDENING (EG) Nr. 1290/2005 VAN DE RAAD
van 21 juni 2005
betreffende de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 37, lid 2, derde alinea,
Gezien het voorstel van de Commissie,
Gezien het advies van het Europees Parlement (1),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Het gemeenschappelijk landbouwbeleid omvat een reeks maatregelen, onder meer voor plattelandsontwikkeling. De financiering van die maatregelen dient te worden gewaarborgd om bij te dragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid. Aangezien die maatregelen bepaalde elementen gemeen hebben, maar toch in verscheidene opzichten van elkaar verschillen, is het dienstig voor de financiering ervan te werken met een regelgevend kader dat in voorkomend geval een verschillende behandeling mogelijk maakt. Om met die verschillen rekening te kunnen houden dienen twee Europese landbouwfondsen te worden opgericht, en wel in de eerste plaats het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) om de marktmaatregelen en andere maatregelen te financieren, en in de tweede plaats het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO) om de programma's voor plattelandsontwikkeling te financieren. |
(2) |
Overeenkomstig artikel 53 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (2) worden de uitgaven voor het gemeenschappelijk landbouwbeleid, met inbegrip van de uitgaven voor plattelandsontwikkeling, via de genoemde twee Fondsen uit de Gemeenschapsbegroting gefinancierd, hetzij op gecentraliseerde wijze, hetzij in het kader van het tussen de lidstaten en de Gemeenschap gedeelde beheer. Een volledige lijst dient te worden vastgesteld van de maatregelen die uit de twee Fondsen kunnen worden gefinancierd. |
(3) |
Indien de Commissie bij de goedkeuring van de rekeningen onvoldoende zekerheid heeft dat de nationale controles adequaat en doorzichtig zijn en dat de betaalorganen de wettigheid en ontvankelijkheid nagaan van de uitgavendeclaraties die zij inwilligen, kan de Commissie het totaalbedrag van de ten laste van de Europese Landbouwfondsen te boeken uitgaven niet binnen een redelijke termijn bepalen. Daarom dienen voorschriften te worden vastgesteld met betrekking tot de erkenning van de betaalorganen door de lidstaten, het instellen door de betaalorganen van procedures die het mogelijk maken de nodige borgingsverklaringen af te geven, en de certificering van de beheers- en controlesystemen en de jaarrekeningen door onafhankelijke instanties. |
(4) |
Met het oog op samenhang tussen de erkenningsnormen in de lidstaten dient de Commissie aanwijzingen te geven met betrekking tot de toe te passen criteria. Voor de doorzichtigheid van de nationale controles, vooral wat de procedures voor de betaalbaarstelling, het geven van de betalingsopdracht en de betaling betreft, is het voorts dienstig om in voorkomend geval het aantal diensten of instanties waaraan die taken worden gedelegeerd, met inachtneming van de grondwettelijke bepalingen van elke lidstaat te beperken. |
(5) |
Een lidstaat die meer dan één betaalorgaan erkent, moet een enkele coördinerende instantie aanwijzen die ermee wordt belast de samenhang in het beheer van de geldmiddelen te waarborgen, als schakel tussen de Commissie en de verschillende erkende betaalorganen te fungeren en ervoor te zorgen dat de door de Commissie gevraagde gegevens over de activiteiten van de verschillende betaalorganen haar snel worden verstrekt. |
(6) |
Om voor een harmonische samenwerking tussen de Commissie en de lidstaten op het gebied van de financiering van de uitgaven voor het gemeenschappelijk landbouwbeleid te zorgen, en meer in het bijzonder om het de Commissie mogelijk te maken het financiële beheer door de lidstaten op de voet te volgen en de rekeningen van de erkende betaalorganen goed te keuren, is het noodzakelijk dat de lidstaten bepaalde gegevens verstrekken aan de Commissie of tot haar beschikking houden. Daartoe dient zoveel mogelijk gebruik van informatietechnologie te worden gemaakt. |
(7) |
Opdat de aan de Commissie te verstrekken gegevens kunnen worden samengesteld en opdat de Commissie volledig en onmiddellijk toegang zal hebben tot de gegevens over de uitgaven, niet alleen op papier maar ook in elektronische vorm, moeten voorschriften inzake de aard van de betrokken gegevens en inzake de wijze en het tijdstip van mededeling daarvan worden vastgesteld. |
(8) |
De voor het gemeenschappelijk landbouwbeleid vereiste maatregelen en werkzaamheden worden gedeeltelijk in het kader van het gedeelde beheer gefinancierd. De Commissie moet nagaan of de met de betalingen belaste instanties van de lidstaten zorg dragen voor een goed financieel beheer van de communautaire geldmiddelen. Het is dienstig de aard van de door de Commissie te verrichten controles te bepalen, de voorwaarden te scheppen om het de Commissie mogelijk te maken haar taken op het gebied van de uitvoering van de begroting te vervullen en de door de lidstaten na te komen verplichtingen inzake samenwerking te verduidelijken. |
(9) |
Alleen de door de lidstaten erkende betaalorganen bieden een redelijke zekerheid dat vóór de toekenning van de communautaire steun aan de begunstigden de nodige controles zijn uitgevoerd. Daarom moet worden bepaald dat alleen de uitgaven van de erkende betaalorganen kunnen worden vergoed uit de Gemeenschapsbegroting. |
(10) |
De Commissie dient de kredieten ter dekking van de uitgaven van de erkende betaalorganen ten laste van het Europees Landbouwgarantiefonds aan de lidstaten beschikbaar te stellen in de vorm van vergoedingen op basis van de boeking van de door die betaalorganen verrichte uitgaven. In afwachting van de vergoedingen in de vorm van maandelijkse betalingen moeten de lidstaten de nodige middelen verschaffen naar gelang van de behoeften van hun erkende betaalorganen. De personeels- en administratieve kosten die de lidstaten en de bij de uitvoering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid betrokken begunstigden maken, zijn voor hun rekening. |
(11) |
Het is belangrijk dat de communautaire steun tijdig aan de begunstigden wordt betaald opdat dezen er een doeltreffend gebruik van kunnen maken. Als de lidstaten de in de communautaire regelgeving bepaalde betalingstermijnen niet in acht nemen, kunnen de begunstigden ernstige problemen ondervinden en kan de jaarperiodiciteit van de Gemeenschapsbegroting in gevaar komen. Daarom is het gerechtvaardigd de na het verstrijken van de betalingstermijnen verrichte uitgaven uit te sluiten van communautaire financiering. In overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel moet de Commissie in uitzonderingen op deze algemene regel kunnen voorzien. |
(12) |
Een administratieve procedure moet worden ingesteld die het de Commissie mogelijk maakt tot een tijdelijke verlaging of schorsing van de maandelijkse betalingen te besluiten in het geval dat zij in het licht van de door de betrokken lidstaat verstrekte gegevens moet concluderen dat geldende communautaire voorschriften niet zijn nageleefd of communautaire middelen onrechtmatig zijn besteed. In welomschreven gevallen moet een verlaging of schorsing ook zonder die procedure mogelijk zijn. In beide gevallen stelt de Commissie de lidstaat hiervan in kennis en deelt zij hem daarbij mee dat de verlaging of schorsing van de maandelijkse betalingen is vastgesteld onverminderd de besluiten die bij de goedkeuring van de rekeningen zullen worden genomen. |
(13) |
In het kader van de begrotingsdiscipline moet het jaarlijkse maximum voor de door het Europees Landbouwgarantiefonds gefinancierde uitgaven worden bepaald door uit te gaan van de maximumbedragen die voor dit Fonds zijn vastgesteld in de financiële vooruitzichten, van de bedragen die door de Commissie worden vastgesteld overeenkomstig artikel 10, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad van 29 september 2003 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers (3), en van de in de artikelen 143 quinquies en 143 sexies van die verordening vastgestelde bedragen. |
(14) |
Voor de begrotingsdiscipline is het tevens noodzakelijk dat het jaarlijkse maximum voor de door het Europees Landbouwgarantiefonds gefinancierde uitgaven onder alle omstandigheden en in alle stadia van de begrotingsprocedure en van de uitvoering van de begroting in acht wordt genomen. Daartoe dient het nationale maximum voor de rechtstreekse betalingen per lidstaat, gecorrigeerd overeenkomstig artikel 10 van Verordening (EG) nr. 1782/2003, als financieel maximum voor die betalingen voor de betrokken lidstaat te worden beschouwd en mogen de vergoedingen voor die betalingen dat maximum niet overschrijden. Voorts vergt de begrotingsdiscipline dat alle door de Commissie voorgestelde of door de Raad of de Commissie vastgestelde regelgeving op het gebied van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en de begroting van het Europees Landbouwgarantiefonds binnen het jaarlijkse maximum voor de door dit Fonds gefinancierde uitgaven blijft. Tevens dient de Commissie te worden gemachtigd de in artikel 11, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 bedoelde aanpassingen vast te stellen indien de Raad dit niet doet uiterlijk op 30 juni van het kalenderjaar waarvoor die aanpassingen gelden. Naar gelang van nieuwe elementen waarover de Raad beschikt, kan de Raad, op voorstel van de Commissie, met gekwalificeerde meerderheid van stemmen, uiterlijk op 1 december, de aanpassingsvoet van de betalingen aanpassen. |
(15) |
De maatregelen voor de berekening van de financiële maxima die worden genomen om de financiële bijdragen uit het ELGF en het ELFPO te bepalen, mogen geen afbreuk doen aan de bevoegdheden van de door het Verdrag aangewezen begrotingsautoriteit. Deze maatregelen moeten bijgevolg zijn gebaseerd op de referentiebedragen zoals vastgesteld overeenkomstig het interinstitutionele akkoord van 6 mei 1999 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie over de begrotingsdiscipline en de verbetering van de begrotingsprocedure (4)(interinstitutioneel akkoord) en de in bijlage I bij dat akkoord opgenomen financiële vooruitzichten. |
(16) |
De begrotingsdiscipline vergt ook een voortdurend onderzoek van de begrotingssituatie op middellange termijn. Daarom moet de Commissie bij de indiening van het voorontwerp van begroting voor een bepaald jaar haar ramingen en analysen aan het Europees Parlement en de Raad voorleggen en zo nodig passende maatregelen voorstellen aan de Raad. Bovendien is het noodzakelijk dat de Commissie op elk moment haar beheersbevoegdheden volledig gebruikt om de inachtneming van het jaarlijkse maximum te waarborgen en dat zij de Raad zo nodig passende maatregelen voorstelt om de begrotingssituatie te corrigeren. In het geval dat aan het einde van een begrotingsjaar het jaarlijkse maximum als gevolg van de door de lidstaten ingediende vergoedingsaanvragen niet in acht kan worden genomen, moet de Commissie maatregelen kunnen vaststellen die het mogelijk maken om enerzijds de beschikbare begrotingsmiddelen voorlopig over de lidstaten te verdelen naar evenredigheid van hun nog hangende vergoedingsaanvragen, en anderzijds het voor het betrokken jaar vastgestelde maximum in acht te nemen. De betalingen voor het betrokken jaar dienen dan in het volgende begrotingsjaar verder te worden afgewikkeld, waarbij het totaalbedrag van de communautaire financiering per lidstaat definitief wordt vastgesteld en verrekeningen tussen lidstaten plaatsvinden om de aldus vastgestelde bedragen in acht te nemen. |
(17) |
Bij de uitvoering van de begroting moet de Commissie een alarmsysteem toepassen waarbij de landbouwuitgaven per maand worden gevolgd, zodat de Commissie bij een dreigende overschrijding van het jaarlijkse maximum zo snel mogelijk kan reageren door passende maatregelen vast te stellen in het kader van haar eigen beheersbevoegdheden en, mochten die maatregelen ontoereikend blijken, aan de Raad andere maatregelen voor te stellen die zo spoedig mogelijk ten uitvoer moeten worden gelegd. Om nuttig te zijn moet een dergelijk systeem de mogelijkheid bieden de werkelijke uitgaven te vergelijken met uitgavenramingen die zijn gebaseerd op de uitgaven in de voorgaande jaren. Het is dienstig dat de Commissie maandelijks bij het Europees Parlement en de Raad een verslag indient waarin de ontwikkeling van de tot dan verrichte uitgaven wordt vergeleken met de uitgavenramingen en tevens de voor de rest van het begrotingsjaar te verwachten begrotingsuitvoering wordt beoordeeld. |
(18) |
De wisselkoers die de Commissie hanteert bij de opstelling van de bij de Raad in te dienen begrotingsdocumenten, moet zijn gebaseerd op de meest recente gegevens die beschikbaar zijn, mede gezien de tijd die tussen die opstelling en indiening verstrijkt. |
(19) |
De financiële bijdrage uit de Gemeenschapsbegroting voor de programma's voor plattelandsontwikkeling wordt verleend op basis van vastleggingen in jaartranches. Zodra deze programma's ten uitvoer worden gelegd, moeten de lidstaten over communautaire financiële middelen kunnen beschikken. Daarom moet binnen bepaalde grenzen een voorfinanciering worden ingevoerd die het mogelijk maakt te zorgen voor een regelmatige geldstroom om de betalingen aan de begunstigden op passende wijze te verrichten. |
(20) |
Wat de betalingen betreft die de Commissie na de voorfinanciering aan de erkende betaalorganen doet, dienen tussentijdse betalingen en de saldobetaling van elkaar te worden onderscheiden, waarbij voor een en ander nadere bepalingen moeten worden vastgesteld. |
(21) |
Ter bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschap moet de Commissie tussentijdse betalingen kunnen schorsen of verlagen in het geval van uitgaven die niet in overeenstemming zijn met de voorschriften. Een procedure moet worden ingesteld om het de lidstaten mogelijk te maken de door hen verrichte betalingen te verantwoorden. |
(22) |
De regel inzake het ambtshalve doorhalen van vastleggingen moet bijdragen tot een snellere uitvoering van de programma's en tot een goed financieel beheer. |
(23) |
Ter wille van heldere financiële betrekkingen tussen de erkende betaalorganen en de Gemeenschapsbegroting dient de Commissie jaarlijks de rekeningen van die betaalorganen goed te keuren. De betrokken beschikking tot goedkeuring van de rekeningen moet de vraag betreffen of de ingediende rekeningen volledig, juist en waarheidsgetrouw zijn, en niet de vraag of de uitgaven in overeenstemming zijn met de communautaire regelgeving. |
(24) |
De Commissie, die op grond van artikel 211 van het Verdrag toeziet op de goede toepassing van de communautaire regelgeving, moet uitmaken of de door de lidstaten verrichte uitgaven in overeenstemming zijn met die communautaire regelgeving. De lidstaten moeten het recht hebben hun besluiten tot betaling te verantwoorden en een beroep te doen op bemiddeling als zij het niet met de Commissie eens kunnen worden. Om de lidstaten juridische en financiële garanties te bieden ten aanzien van de in het verleden verrichte uitgaven dient een maximumperiode te worden vastgesteld waarop de financiële gevolgen die de Commissie aan de niet-naleving van voorschriften verbindt, betrekking kunnen hebben. |
(25) |
Ter bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschapsbegroting dienen de lidstaten maatregelen te nemen om zich ervan te vergewissen dat de door de Fondsen gefinancierde verrichtingen daadwerkelijk plaatsvinden en correct worden uitgevoerd. Ook moeten de lidstaten het nodige doen om door begunstigden begane onregelmatigheden te voorkomen en om dergelijke onregelmatigheden doeltreffend te behandelen. |
(26) |
Wanneer door het Europees Landbouwgarantiefonds betaalde bedragen worden teruggevorderd, moeten deze bedragen in het Fonds terugvloeien, aangezien zij betrekking hadden op uitgaven die niet in overeenstemming waren met de communautaire regelgeving en de begunstigde er geen enkel recht op had. Een regeling inzake financiële aansprakelijkheid moet worden ingesteld voor gevallen waarin niet het totale bedrag van de onregelmatig verkregen middelen is terugbetaald. Daartoe dient te worden voorzien in een procedure die het de Commissie mogelijk maakt de belangen van de Gemeenschapsbegroting te beschermen door te besluiten dat de betrokken lidstaat een deel voor zijn rekening moet nemen van de bedragen die wegens onregelmatigheden niet verschuldigd waren en niet binnen een redelijke termijn zijn terugbetaald. In sommige gevallen van nalatigheid van de betrokken lidstaat is het gerechtvaardigd die lidstaat het totale bedrag in rekening te brengen. Indien echter de lidstaten voldoen aan de verplichtingen die zij op grond van hun interne procedures hebben, moet de financiële last op billijke wijze tussen de Gemeenschap en de lidstaat worden verdeeld. |
(27) |
De door de lidstaten ingeleide terugvorderingsprocedures kunnen jaren vergen zonder enige zekerheid dat invordering daadwerkelijk plaatsvindt. Ook is het mogelijk dat de kosten van dergelijke procedures in geen verhouding staan tot de te ontvangen of inbare bedragen. Daarom moet de lidstaten worden toegestaan de terugvorderingsprocedures in bepaalde gevallen stop te zetten. |
(28) |
Wat het ELFPO betreft, dienen de in verband met onregelmatigheden teruggekregen of geannuleerde bedragen beschikbaar te blijven voor de goedgekeurde programma's voor plattelandsontwikkeling in de betrokken lidstaat, aangezien die bedragen aan die lidstaat zijn toegewezen. Ter bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschapsbegroting moeten passende voorschriften worden vastgesteld voor het geval dat een lidstaat die onregelmatigheden heeft ontdekt, niet de nodige maatregelen neemt. |
(29) |
De bestemming van de bedragen die de lidstaten terugkrijgen in het kader van de conformiteitsgoedkeuring en in het kader van de naar aanleiding van geconstateerde onregelmatigheden en nalatigheden ingestelde procedures, en de bestemming van de in de sector melk en zuivelproducten geïnde heffingen moeten worden vastgesteld om het mogelijk te maken de betrokken middelen opnieuw te gebruiken in het kader van respectievelijk het ELGF en het ELFPO. |
(30) |
Opdat de Commissie kan voldoen aan haar verplichting zich te vergewissen van het bestaan en de goede werking in de lidstaten van systemen voor het beheer van en de controle op de communautaire uitgaven dient, onverminderd de door de lidstaten zelf verrichte controles, te worden voorzien in verificaties door personen die door de Commissie zijn gemachtigd, en in de mogelijkheid voor de Commissie de lidstaten om bijstand te verzoeken. |
(31) |
Voor de samenstelling van de aan de Commissie te verstrekken gegevens moet een zo ruim mogelijk gebruik van informatietechnologie worden gemaakt. Bij de verificaties moet de Commissie volledig en onmiddellijk toegang hebben tot de op papier en in computerbestanden vastgelegde gegevens over de uitgaven. |
(32) |
Een uiterste datum moet worden vastgesteld voor de betalingen aan de begunstigden in het kader van de voor de periode 2000-2006 goedgekeurde programma's voor plattelandsontwikkeling die worden gefinancierd uit de afdeling Garantie van het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL). Opdat de lidstaten na die datum verrichte betalingen vergoed kunnen krijgen, moeten specifieke overgangsmaatregelen worden vastgesteld. Die maatregelen moeten tevens betrekking hebben op de verrekening van de voorschotten die de Commissie op grond van artikel 5, lid 1, tweede alinea, van Verordening (EG) nr. 1258/1999 van de Raad van 17 mei 1999 betreffende de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (5) heeft betaald, en op de bedragen die voortvloeien uit de vrijwillige differentiatie zoals bedoeld in de artikelen 4 en 5 van Verordening (EG) nr. 1259/1999 van de Raad van 17 mei 1999 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor de regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (6). |
(33) |
Er dient te worden vastgesteld vanaf welke datum de Commissie de bedragen die in het kader van de uit de afdeling Oriëntatie van het EOGFL gefinancierde programma's voor plattelandsontwikkeling zijn vastgelegd maar niet zijn uitgegeven, ambtshalve kan doorhalen wanneer zij op die datum de voor de afsluiting van het bijstandspakket benodigde documenten nog niet heeft ontvangen. De documenten die de Commissie voor die afsluiting nodig heeft, moeten nader worden omschreven. |
(34) |
De Fondsen worden beheerd door de Commissie en voorzien dient te worden in nauwe samenwerking tussen de lidstaten en de Commissie in het kader van een Comité voor de landbouwfondsen. |
(35) |
Gezien de omvang van de communautaire financiering moeten het Europees Parlement en de Raad regelmatig door middel van financiële verslagen worden geïnformeerd. |
(36) |
Aangezien in het kader van de toepassing van de nationale controlesystemen en van de conformiteitsgoedkeuring persoonlijke gegevens of bedrijfsgeheimen kunnen worden meegedeeld, moeten de lidstaten en de Commissie de vertrouwelijkheid van de in die context verkregen gegevens garanderen. |
(37) |
Voor een goed financieel beheer van de Gemeenschapsbegroting waarbij de beginselen van billijkheid zowel op het niveau van de lidstaten als op dat van de landbouwers in acht worden genomen, zijn regels betreffende het gebruik van de euro nodig. |
(38) |
Gezien de in de onderhavige verordening opgenomen corresponderende bepalingen, moeten Verordening nr. 25 van de Raad inzake de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (7), Verordening (EG) nr. 723/97 van de Raad van 22 april 1997 inzake de uitvoering van actieprogramma's van de lidstaten betreffende de controles op de uitgaven voor rekening van het EOGFL, afdeling Garantie (8) en Verordening (EG) nr. 1258/1999 worden ingetrokken. Sommige bepalingen van Verordening (EEG) nr. 595/91 van de Raad van 4 maart 1991 betreffende onregelmatigheden in het kader van de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en terugvordering van bedragen die in dat kader onverschuldigd zijn betaald, alsmede de organisatie van een informatiesysteem op dit gebied en houdende intrekking van Verordening (EEG) nr. 283/72 (9) moeten eveneens worden geschrapt omdat de onderhavige verordening daarmee overeenkomende bepalingen bevat. |
(39) |
De maatregelen ter uitvoering van de onderhavige verordening moeten worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden (10), waarbij moet worden aangegeven voor welke maatregelen de procedure van het comité van beheer en voor welke de procedure van het raadgevend comité geldt. Deze procedure is in bepaalde gevallen om redenen van doelmatigheid het meest aangewezen. |
(40) |
De vervanging van de bepalingen van de ingetrokken verordeningen door de bepalingen van de onderhavige verordening kan leiden tot enige specifieke praktische problemen die in de onderhavige verordening niet worden behandeld, waaronder met name problemen in verband met de overschakeling op de nieuwe voorschriften. Om dit te ondervangen moet de Commissie de nodige, naar behoren gemotiveerde maatregelen kunnen vaststellen. Die maatregelen kunnen afwijken van de bepalingen van de onderhavige verordening, doch slechts in de mate waarin dat nodig is, en voor een beperkte periode. |
(41) |
Omdat de programmeringsperiode voor de op grond van deze verordening gefinancierde programma's voor plattelandsontwikkeling op 1 januari 2007 begint, moet deze verordening met ingang van die datum van toepassing zijn. Sommige bepalingen moeten echter reeds eerder van toepassing zijn. |
(42) |
De Rekenkamer heeft een advies uitgebracht (11). |
(43) |
Het Europees Economisch en Sociaal Comité heeft een advies uitgebracht (12), |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
TITEL I
ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1
Onderwerp en toepassingsgebied
Bij deze verordening worden de specifieke voorwaarden en bepalingen vastgesteld die gelden voor de financiering van de uitgaven voor het gemeenschappelijk landbouwbeleid, met inbegrip van de uitgaven voor plattelandsontwikkeling.
Artikel 2
Fondsen voor de financiering van de landbouwuitgaven
1. Om de in het Verdrag omschreven doelstellingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid te bereiken en de financiering te verzekeren van de verschillende maatregelen van dat beleid, met inbegrip van de maatregelen voor plattelandsontwikkeling, worden opgericht:
a) |
een Europees Landbouwgarantiefonds, hierna „ELGF” genoemd; |
b) |
een Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling, hierna „ELFPO” genoemd. |
2. Het ELGF en het ELFPO zijn onderdelen van de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen.
Artikel 3
Uitgaven uit het ELGF
1. Het ELGF financiert op basis van een tussen de lidstaten en de Gemeenschap gedeeld beheer de volgende overeenkomstig het Gemeenschapsrecht verrichte uitgaven:
a) |
de voor de uitvoer van landbouwproducten naar derde landen vastgestelde restituties; |
b) |
de interventies ter regulering van de landbouwmarkten; |
c) |
de rechtstreekse betalingen aan de landbouwers in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid; |
d) |
de financiële bijdrage van de Gemeenschap aan voorlichtings- en afzetbevorderingsacties voor landbouwproducten op de interne markt van de Gemeenschap en in derde landen die door tussenkomst van de lidstaten worden uitgevoerd op basis van door de Commissie geselecteerde andere programma's dan de in artikel 4 bedoelde programma's. |
2. Het ELGF financiert op gecentraliseerde wijze de volgende overeenkomstig het Gemeenschapsrecht verrichte uitgaven:
a) |
de financiële bijdrage van de Gemeenschap voor specifieke veterinaire acties, voor controleacties op veterinair gebied en op het gebied van levensmiddelen en diervoeders, voor programma's om dierziekten uit te roeien of te bewaken (veterinaire maatregelen) en voor fytosanitaire acties; |
b) |
de rechtstreeks door de Commissie of door tussenkomst van internationale organisaties ondernomen afzetbevordering voor landbouwproducten; |
c) |
de overeenkomstig de communautaire regelgeving vastgestelde maatregelen voor de instandhouding, de karakterisering, de verzameling en het gebruik van genetische hulpbronnen in de landbouw; |
d) |
de totstandbrenging en het onderhoud van de informatiesystemen inzake landbouwbedrijfsboekhoudingen; |
e) |
de stelsels van landbouwenquêtes, waaronder de enquêtes inzake de structuur van de landbouwbedrijven; |
f) |
de uitgaven betreffende de visserijmarkten. |
Artikel 4
Uitgaven uit het ELFPO
Het ELFPO financiert op basis van een tussen de lidstaten en de Gemeenschap gedeeld beheer de financiële bijdrage van de Gemeenschap voor de programma's voor plattelandsontwikkeling uitgevoerd overeenkomstig communautaire wetgeving inzake plattelandsontwikkeling door het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO).
Artikel 5
Andere financieringen, met inbegrip van de technische bijstand
Het ELGF en het ELFPO kunnen elk voor zich op gecentraliseerde wijze op initiatief en/of voor rekening van de Commissie de acties op het gebied van voorbereiding, toezicht, administratieve en technische ondersteuning, evaluatie, audit en controle financieren die nodig zijn voor de tenuitvoerlegging van het gemeenschappelijk landbouwbeleid, met inbegrip van de plattelandsontwikkeling. Deze acties omvatten met name:
a) |
de acties die nodig zijn om het gemeenschappelijk landbouwbeleid te analyseren, het te beheren, er toezicht op uit te oefenen, er informatie over uit te wisselen en het ten uitvoer te leggen, alsmede de acties inzake de tenuitvoerlegging van de controlesystemen en de technische en administratieve bijstand; |
b) |
de acties die nodig zijn voor de instandhouding en de ontwikkeling van de methoden en technische middelen op het gebied van informatie, onderlinge koppeling, toezicht en controle met betrekking tot het financiële beheer van de voor de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid gebruikte geldmiddelen; |
c) |
de op initiatief van de Commissie gegeven voorlichting over het gemeenschappelijk landbouwbeleid; |
d) |
de studies over het gemeenschappelijk landbouwbeleid en de evaluatie van de door het ELGF en het ELFPO gefinancierde maatregelen, met inbegrip van de verbetering van de evaluatiemethoden en de uitwisseling van informatie over de betrokken werkwijzen; |
e) |
in voorkomend geval, de overeenkomstig Verordening (EG) nr. 58/2003 van de Raad van 19 december 2002 tot vaststelling van het statuut van de uitvoerende agentschappen waaraan bepaalde taken voor het beheer van communautaire programma's worden gedelegeerd (13) opgerichte uitvoerende agentschappen die optreden in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid; |
f) |
de in het kader van de plattelandsontwikkeling uitgevoerde acties op het gebied van verspreiding, bewustmaking, bevordering van samenwerking en uitwisseling van ervaringen op communautair niveau, met inbegrip van de vorming van netwerken van de betrokken actoren. |
Artikel 6
Erkenning en intrekking van de erkenning van de betaalorganen en de coördinerende instanties
1. De betaalorganen zijn de diensten of instanties van de lidstaten die voor de betalingen die zij verrichten en voor de verstrekking en de bewaring van de nodige gegevens voldoende garanties bieden dat:
a) |
de ontvankelijkheid van de aanvragen en, voor de plattelandsontwikkeling, de procedure voor de toekenning van de steun, alsmede de overeenstemming met de communautaire voorschriften vóór het geven van de betalingsopdracht worden gecontroleerd; |
b) |
de verrichte betalingen juist en volledig in de boekhouding worden geregistreerd; |
c) |
de door de Europese regelgeving voorgeschreven controles worden verricht; |
d) |
de vereiste stukken binnen de termijn en in de vorm zoals in de communautaire voorschriften bepaald worden ingediend; |
e) |
de stukken toegankelijk zijn en zo worden bewaard dat hun volledigheid, geldigheid en leesbaarheid in de loop van de tijd is gegarandeerd, hetgeen ook geldt voor elektronische documenten in de zin van de communautaire voorschriften. |
Behoudens de betaling van de communautaire steun kan de uitvoering van deze taken worden gedelegeerd.
2. Als betaalorgaan erkennen de lidstaten de diensten of instanties die aan de in lid 1 gestelde voorwaarden voldoen.
Elke lidstaat beperkt, met inachtneming van zijn grondwettelijke bepalingen en zijn institutionele inrichting, het aantal van zijn erkende betaalorganen tot het minimum dat nodig is voor een in administratief en boekhoudkundig opzicht goede afwikkeling van de in artikel 3, lid 1, en artikel 4 bedoelde uitgaven.
3. Indien meer dan één betaalorgaan wordt erkend, verstrekt de lidstaat de Commissie de nodige gegevens over de dienst of instantie die hij belast met de volgende taken:
a) |
de ter beschikking van de Commissie te stellen gegevens verzamelen en deze gegevens aan haar verstrekken; |
b) |
een geharmoniseerde toepassing van de communautaire voorschriften bevorderen. |
Deze dienst of instantie, hierna „coördinerende instantie” genoemd, is het voorwerp van een specifieke erkenning door de lidstaat.
4. Indien een erkend betaalorgaan niet of niet langer aan een of meer van de in lid 1 gestelde voorwaarden voldoet, trekt de lidstaat de erkenning in tenzij het betaalorgaan binnen een naar gelang van de ernst van het probleem vast te stellen termijn de nodige aanpassingen uitvoert.
Artikel 7
Certificerende instanties
De certificerende instantie is een door de lidstaat aangewezen publiek- of privaatrechtelijke persoon die is belast met de certificering van de door de erkende betaalorganen opgezette beheers-, toezicht- en controlesystemen en van de jaarrekeningen van die betaalorganen.
Artikel 8
Verstrekking van gegevens en toegang tot stukken
1. Onverminderd het bepaalde in de sectorale verordeningen, verstrekken de lidstaten de Commissie de volgende gegevens, declaraties, verklaringen en stukken:
a) |
met betrekking tot de erkende betaalorganen en de erkende coördinerende instanties:
|
b) |
met betrekking tot de certificerende instanties:
|
c) |
met betrekking tot de werkzaamheden inzake de door het ELGF en het ELFPO gefinancierde verrichtingen:
|
De jaarrekeningen van de erkende betaalorganen betreffende de uitgaven uit het ELFPO worden meegedeeld op het niveau van elk programma.
2. De erkende betaalorganen bewaren de bewijsstukken van de verrichte betalingen en de stukken over de uitvoering van de bij de communautaire regelgeving voorgeschreven administratieve en fysieke controles en stellen deze stukken en gegevens ter beschikking van de Commissie.
Indien deze stukken worden bewaard door een in opdracht van een betaalorgaan handelende autoriteit die belast is met het geven van de betalingsopdracht voor de uitgaven, dient deze autoriteit bij het erkende betaalorgaan verslagen in over het aantal verrichte verificaties, over de inhoud ervan en over de in het licht van de resultaten ervan genomen maatregelen.
Artikel 9
Bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschap en waarborgen inzake het beheer van de communautaire geldmiddelen
1. De lidstaten:
a) |
stellen in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid alle wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen en alle andere maatregelen vast die nodig zijn om een doeltreffende bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschap te waarborgen, en met name om:
|
b) |
zetten een doeltreffend beheers-, toezicht- en controlesysteem op waartoe een certificering van de rekeningen en een op de handtekening van de verantwoordelijke persoon van het erkende betaalorgaan gebaseerde borgingsverklaring behoren. |
2. De Commissie ziet erop toe dat de lidstaten zich vergewissen van de wettigheid en de regelmatigheid van de in artikel 3, lid 1, en artikel 4 bedoelde uitgaven en van de naleving van de beginselen van goed financieel beheer, en voert daartoe de volgende werkzaamheden en controles uit:
a) |
zij gaat na of in de lidstaten beheers-, toezicht- en controlesystemen bestaan en of deze goed functioneren; |
b) |
zij verricht de verlagingen of schorsingen van alle tussentijdse betalingen of van een deel daarvan en past de nodige financiële correcties toe, met name in geval van tekortkomingen van de beheers- en controlesystemen; |
c) |
zij ziet erop toe dat de voorfinanciering wordt verrekend, en haalt in voorkomend geval vastleggingen ambtshalve door. |
3. De lidstaten stellen de Commissie in kennis van de op grond van lid 1 van het onderhavige artikel vastgestelde bepalingen en maatregelen en, wat de programma's voor plattelandsontwikkeling betreft, van de beheers- en controlemaatregelen die zijn genomen overeenkomstig de communautaire wetgeving inzake steun voor plattelandsontwikkeling door het ELFPO, teneinde de financiële belangen van de Gemeenschap te beschermen.
Artikel 10
Ontvankelijkheid van de door de betaalorganen verrichte betalingen
Communautaire financiering van de in artikel 3, lid 1, en artikel 4 bedoelde uitgaven is slechts mogelijk indien deze uitgaven zijn verricht door de door de lidstaten aangewezen erkende betaalorganen.
Artikel 11
Volledige uitkering aan de begunstigden
Tenzij in de communautaire regelgeving anders is bepaald, worden de betalingen die betrekking hebben op de financieringen op grond van deze verordening of op de bedragen van de financiële bijdrage van de overheid in het kader van de programma's voor plattelandsontwikkeling, volledig aan de begunstigden uitgekeerd.
TITEL II
ELGF
HOOFDSTUK 1
Communautaire financiering
Artikel 12
Begrotingsmaximum
1. Het jaarlijkse maximum voor de uitgaven uit het ELGF wordt gevormd door de maximumbedragen die voor dit Fonds zijn vastgesteld in het meerjarige financiële kader zoals bepaald in het interinstitutionele akkoord verlaagd met de in lid 2 bedoelde bedragen.
2. De Commissie stelt de bedragen vast die overeenkomstig artikel 10, lid 2, artikel 143 quinquies en artikel 143 sexies van Verordening (EG) nr. 1782/2003 ter beschikking van het ELFPO worden gesteld.
3. Op basis van de in de leden 1 en 2 bedoelde gegevens stelt de Commissie het voor de uitgaven uit het ELGF beschikbare nettosaldo vast.
Artikel 13
Administratieve en personeelskosten
De door de lidstaten en door de begunstigden van steun uit het ELGF verrichte uitgaven voor administratieve en personeelskosten worden niet door het ELGF gefinancierd.
Artikel 14
Maandelijkse betalingen
1. De Commissie stelt de kredieten die nodig zijn voor de financiering van de in artikel 3, lid 1, bedoelde uitgaven, in de vorm van maandelijkse vergoedingen, hierna „maandelijkse betalingen” genoemd, ter beschikking van de lidstaten op basis van de uitgaven die de erkende betaalorganen in een referentieperiode hebben verricht.
2. Totdat de maandelijkse betalingen door de Commissie worden uitgekeerd, verschaffen de lidstaten de voor de uitgaven benodigde middelen naar gelang van de behoeften van hun erkende betaalorganen.
Artikel 15
Wijze van uitkering van de maandelijkse betalingen
1. Onverminderd de in de artikelen 30 en 31 bedoelde beschikkingen, worden de maandelijkse betalingen door de Commissie uitgekeerd voor de uitgaven die de erkende betaalorganen van de lidstaten in de referentiemaand hebben verricht.
2. Volgens de in artikel 41, lid 3, bedoelde procedure geeft de Commissie op basis van een uitgavendeclaratie en de verstrekte gegevens zoals bedoeld in artikel 8, lid 1, en met inachtneming van de overeenkomstig artikel 17 toegepaste verlagingen of schorsingen een beschikking over de door haar uit te keren maandelijkse betalingen.
3. De maandelijkse betalingen worden aan de lidstaat uitgekeerd uiterlijk op de derde werkdag van de tweede maand na de maand waarin de uitgaven zijn verricht.
4. De uitgaven van de lidstaten in de periode van 1 tot en met 15 oktober worden beschouwd als in de maand oktober verrichte uitgaven. De uitgaven in de periode van 16 tot en met 31 oktober worden beschouwd als in de maand november verrichte uitgaven.
5. De Commissie kan besluiten aanvullende betalingen te doen of bedragen in mindering te brengen. In dergelijke gevallen wordt het Comité voor de landbouwfondsen in zijn volgende vergadering daarvan in kennis gesteld.
Artikel 16
Inachtneming van de betalingstermijnen
Indien in de communautaire regelgeving betalingstermijnen zijn vastgesteld, heeft, behalve in de gevallen, onder de voorwaarden en binnen de grenzen zoals volgens het evenredigheidsbeginsel vastgesteld, overschrijding van die termijnen door de betaalorganen tot gevolg dat de betalingen niet voor communautaire financiering in aanmerking komen.
Artikel 17
Verlaging en schorsing van de maandelijkse betalingen
1. Indien de uitgavendeclaratie of de gegevens zoals bedoeld in artikel 15, lid 2, het de Commissie niet mogelijk maakt of maken te constateren dat de geldmiddelen in overeenstemming met de geldende communautaire voorschriften zijn aangewend, verzoekt de Commissie de betrokken lidstaat aanvullende gegevens te verstrekken binnen een termijn die zij vaststelt naar gelang van de ernst van het probleem en die in de regel niet minder dan 30 dagen mag bedragen.
Indien de lidstaat het in de eerste alinea bedoelde verzoek van de Commissie niet beantwoordt of indien het antwoord ontoereikend wordt geacht of kan leiden tot de conclusie dat de geldende communautaire voorschriften niet zijn nageleefd of dat communautaire geldmiddelen onrechtmatig zijn gebruikt, kan de Commissie de maandelijkse betalingen aan de lidstaat tijdelijk verlagen of schorsen. Zij stelt de lidstaat hiervan in kennis en deelt hem daarbij mee dat die verlagingen of schorsingen zijn toegepast.
2. Indien de Commissie uit de declaratie of de gegevens zoals bedoeld in artikel 15, lid 2, kan concluderen dat een overeenkomstig de communautaire regelgeving vastgesteld financieel maximum is overschreden of dat de geldende communautaire voorschriften klaarblijkelijk niet zijn nageleefd, kan zij de in lid 1, tweede alinea, bedoelde verlagingen of schorsingen toepassen na de lidstaat in de gelegenheid te hebben gesteld zijn opmerkingen kenbaar te maken.
3. De verlagingen en schorsingen worden met inachtneming van het evenredigheidsbeginsel toegepast in het kader van de in artikel 15, lid 2, bedoelde beschikking over de maandelijkse betalingen, onverminderd de in de artikelen 30 en 31 bedoelde beschikkingen.
HOOFDSTUK 2
Begrotingsdiscipline
Artikel 18
Inachtneming van het maximum
1. Bij de begrotingsprocedure en de uitvoering van de begroting mogen de kredieten voor de uitgaven uit het ELGF op geen enkel moment het in artikel 12, lid 3, bedoelde nettosaldo overschrijden.
Bij alle door de Commissie voorgestelde of door de Raad of de Commissie vastgestelde rechtsbesluiten die van invloed zijn op de begroting van het ELGF, wordt het in artikel 12, lid 3, bedoelde nettosaldo in acht genomen.
2. Indien overeenkomstig de communautaire regelgeving voor een lidstaat een financieel maximum voor landbouwuitgaven is vastgesteld in euro, worden de desbetreffende uitgaven hem binnen de grenzen van dat in euro vastgestelde maximum vergoed, waarbij die uitgaven in voorkomend geval worden aangepast op basis van de gevolgen van de toepassing van artikel 11 van Verordening (EG) nr. 1782/2003.
3. De overeenkomstig de communautaire regelgeving vastgestelde nationale maxima voor de rechtstreekse betalingen, met inbegrip van de in artikel 41, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 bedoelde maxima, zoals gecorrigeerd aan de hand van de in artikel 10, lid 1, en artikel 11, lid 1, van die verordening vastgestelde percentages en aanpassingen, worden beschouwd als financiële maxima in euro.
4. Wanneer de Raad op 30 juni van een jaar de in artikel 11, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 bedoelde aanpassingen niet heeft vastgesteld, doet de Commissie dat volgens de procedure van artikel 41, lid 3, van deze verordening; zij stelt de Raad daarvan onverwijld in kennis.
5. Uiterlijk op 1 december kan de Raad, op voorstel van de Commissie, in verband met nieuwe elementen waarover hij beschikt, de overeenkomstig artikel 11 van Verordening (EG) nr. 1782/2003 vastgestelde aanpassingscoëfficiënt van de rechtstreekse betalingen aanpassen.
Artikel 19
Procedure inzake de begrotingsdiscipline
1. De Commissie dient tegelijk met het voorontwerp van begroting voor begrotingsjaar N haar ramingen voor de begrotingsjaren N — 1, N en N + 1 in bij het Europees Parlement en de Raad. Tegelijkertijd legt zij een analyse voor van de verschillen die voor de begrotingsjaren N — 2 en N — 3 zijn geconstateerd tussen de oorspronkelijke ramingen en de werkelijke uitgaven.
2. Indien bij de opstelling van het voorontwerp van begroting voor begrotingsjaar N blijkt dat het in artikel 12, lid 3, bedoelde nettosaldo voor begrotingsjaar N, rekening houdend met de in artikel 11 van Verordening (EG) nr. 1782/2003 vastgestelde marge, dreigt te worden overschreden, stelt de Commissie de nodige maatregelen voor aan de Raad, en met name de maatregelen die zijn vereist op grond van artikel 11, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1782/2003.
3. Op elk moment stelt de Commissie, indien zij van oordeel is dat het in artikel 12, lid 3, bedoelde nettosaldo overschreden dreigt te worden en dat het haar in het kader van haar beheersbevoegdheden niet mogelijk is de nodige maatregelen te nemen om de situatie te corrigeren, aan de Raad andere maatregelen voor om de inachtneming van dat saldo te waarborgen.
De Raad neemt binnen twee maanden na ontvangst van het voorstel van de Commissie volgens de procedure van artikel 37 van het Verdrag een besluit over die maatregelen. Het Europees Parlement brengt tijdig advies uit zodat de Raad binnen de aangegeven termijn kennis kan nemen van dat advies en een besluit kan nemen.
4. Indien aan het einde van begrotingsjaar N de vergoedingsaanvragen van de lidstaten het overeenkomstig artikel 12, lid 3, vastgestelde nettosaldo overschrijden of kunnen overschrijden, handelt de Commissie als volgt:
a) |
zij neemt de door de lidstaten ingediende aanvragen naar evenredigheid daarvan en binnen de grenzen van de beschikbare begroting in aanmerking en stelt het bedrag van de betalingen voor de betrokken maand voorlopig vast; |
b) |
uiterlijk op 28 februari van het volgende jaar bepaalt zij voor alle lidstaten hun situatie met betrekking tot de communautaire financiering voor het voorgaande begrotingsjaar; |
c) |
volgens de in artikel 41, lid 3, bedoelde procedure stelt zij, op basis van een uniform percentage van communautaire financiering en binnen de grenzen van de begroting die voor de maandelijke betalingen beschikbaar was, het totaalbedrag van de communautaire financiering, verdeeld over de lidstaten, vast; |
d) |
uiterlijk bij de maandelijkse betalingen voor de maand maart van jaar N + 1 voert zij de verrekeningen uit die eventueel tussen de lidstaten moeten plaatsvinden. |
Artikel 20
Alarmsysteem
Om te garanderen dat het begrotingsmaximum niet wordt overschreden, past de Commissie een alarmsysteem toe waarmee de uitgaven uit het ELGF per maand worden gevolgd.
Vóór het begin van elk begrotingsjaar bepaalt de Commissie daartoe profielen van de maandelijkse uitgaven, waarbij zij zich, als dat dienstig is, baseert op het gemiddelde van de maandelijkse uitgaven in de voorgaande drie jaren.
De Commissie dient bij het Europees Parlement en de Raad een maandelijks verslag in waarin zij de ontwikkeling van de verrichte uitgaven onderzoekt in vergelijking met de profielen en dat een beoordeling bevat van de voor het lopende begrotingsjaar te verwachten uitvoering van de begroting.
Artikel 21
Referentiewisselkoers
1. Wanneer de Commissie het voorontwerp van begroting of een op de landbouwuitgaven betrekking hebbende nota van wijzigingen bij het voorontwerp van begroting aanneemt, gebruikt zij voor de opstelling van de ramingen voor de begroting van het ELGF de wisselkoers van de euro ten opzichte van de dollar van de Verenigde Staten die gemiddeld op de markt is geconstateerd in het meest recente trimester dat ten minste twintig dagen vóór de aanneming van het begrotingsdocument door de Commissie is geëindigd.
2. Wanneer de Commissie een voorontwerp van gewijzigde begroting of een nota van wijzigingen bij een dergelijk voorontwerp aanneemt, gebruikt zij, voorzover deze documenten betrekking hebben op de kredieten voor de in artikel 3, lid 1, onder a) en b), bedoelde uitgaven:
a) |
enerzijds, de wisselkoers van de euro ten opzichte van de dollar van de Verenigde Staten die daadwerkelijk gemiddeld op de markt is geconstateerd in de periode vanaf 1 augustus van het voorgaande begrotingsjaar tot het einde van het meest recente trimester dat ten minste twintig dagen vóór de aanneming van het begrotingsdocument door de Commissie is geëindigd, en uiterlijk tot en met 31 juli van het lopende begrotingsjaar; |
b) |
anderzijds, bij wijze van raming voor de rest van het begrotingsjaar, de voornoemde wisselkoers die daadwerkelijk gemiddeld is geconstateerd in het meest recente trimester dat ten minste twintig dagen vóór de aanneming van het begrotingsdocument door de Commissie is geëindigd. |
TITEL III
ELFPO
HOOFDSTUK 1
Financieringsmethode
Artikel 22
Financiële bijdrage uit het ELFPO
De financiële bijdrage uit het ELFPO in de uitgaven voor de programma's voor plattelandsontwikkeling wordt voor elk programma bepaald binnen de grenzen van de maxima die zijn vastgesteld in de communautaire wetgeving inzake steun voor plattelandsontwikkeling door het ELFPO, verhoogd met de overeenkomstig artikel 12, lid 2, van de onderhavige verordening door de Commissie vastgestelde bedragen.
Voor de op grond van de onderhavige verordening gefinancierde uitgaven mag geen enkele andere financiering uit de Gemeenschapsbegroting worden verleend.
Artikel 23
Vastleggingen
De communautaire vastleggingen voor de programma's voor plattelandsontwikkeling (hierna „vastleggingen” genoemd) worden verricht in jaartranches over een periode tussen 1 januari 2007 en 31 december 2013.
De beschikking van de Commissie tot goedkeuring van elk door de lidstaat ingediend programma voor plattelandsontwikkeling geldt als financieringsbesluit in de zin van artikel 75, lid 2, van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 en vormt vanaf de kennisgeving ervan aan de betrokken lidstaat een juridische verbintenis in de zin van die verordening.
Voor elk programma volgt de vastlegging van de eerste tranche op de vaststelling van het programma door de Commissie. De verdere tranches worden vóór 1 mei van elk jaar door de Commissie vastgelegd op basis van de in de tweede alinea bedoelde beschikking.
HOOFDSTUK 2
Financieel beheer
Artikel 24
Gemeenschappelijke bepalingen betreffende de betalingen
1. De Commissie betaalt de bijdrage uit het ELFPO overeenkomstig de vastleggingen.
2. De Commissie stelt de ter dekking van de in artikel 4 bedoelde uitgaven benodigde kredieten ter beschikking van de lidstaten in de vorm van een voorfinanciering, tussentijdse betalingen en een saldobetaling. Deze kredieten worden uitgekeerd overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 25, 26, 27 en 28.
3. De betalingen worden afgeboekt op de oudste openstaande vastlegging.
4. Het gecumuleerde totaal van de voorfinanciering en de tussentijdse betalingen bedraagt ten hoogste 95 % van de bijdrage uit het ELFPO voor elk programma voor plattelandsontwikkeling.
Artikel 25
Wijze van uitkering van de voorfinanciering
1. Nadat een programma voor plattelandsontwikkeling is vastgesteld, keert de Commissie voor dat programma een enkele voorfinanciering uit aan het door de lidstaat aangewezen erkende betaalorgaan. Deze voorfinanciering bedraagt 7 % van de bijdrage uit het ELFPO voor het betrokken programma. Zij kan over twee begrotingsjaren worden gespreid, afhankelijk van de beschikbaarheid van begrotingsmiddelen.
2. Het totaalbedrag dat als voorfinanciering is uitgekeerd, wordt door het erkende betaalorgaan aan de Commissie terugbetaald indien geen enkele uitgavendeclaratie voor het programma voor plattelandsontwikkeling is toegezonden binnen een termijn van 24 maanden te rekenen vanaf de uitkering van het eerste gedeelte van de voorfinanciering.
3. De renteopbrengsten van de voorfinanciering worden voor het betrokken programma voor plattelandsontwikkeling bestemd en in mindering gebracht op het in de einddeclaratie van de uitgaven vermelde bedrag aan overheidsuitgaven.
4. Het als voorfinanciering uitgekeerde bedrag wordt in het kader van de goedkeuring van de rekeningen behandeld bij de afsluiting van het programma voor plattelandsontwikkeling.
Artikel 26
Wijze van uitkering van de tussentijdse betalingen
1. De tussentijdse betalingen worden verricht op het niveau van elk programma voor plattelandsontwikkeling. Zij worden berekend door het medefinancieringspercentage voor elk prioritair zwaartepunt toe te passen op de voor dat zwaartepunt gecertificeerde overheidsuitgaven.
2. De Commissie verricht de tussentijdse betalingen om de uitgaven te vergoeden die de erkende betaalorganen hebben betaald voor de tenuitvoerlegging van de concrete acties.
3. Elke tussentijdse betaling wordt door de Commissie verricht mits is voldaan aan de volgende verplichtingen:
a) |
de indiening bij de Commissie, overeenkomstig artikel 8, lid 1, onder c), van een door het erkende betaalorgaan ondertekende uitgavendeclaratie; |
b) |
de inachtneming van de totale bijdrage uit het ELFPO die voor elk van de prioritaire zwaartepunten voor de hele looptijd van het betrokken programma is toegekend; |
c) |
de indiening bij de Commissie van het jongste jaarverslag over de uitvoering van het programma voor plattelandsontwikkeling. |
4. Het erkende betaalorgaan en de coördinerende instantie, als er een is aangewezen, worden zo spoedig mogelijk door de Commissie geïnformeerd indien een van de in lid 3 genoemde voorwaarden niet is vervuld en de uitgavendeclaratie bijgevolg niet ontvankelijk is.
5. De Commissie verricht de betrokken tussentijdse betaling binnen 45 dagen te rekenen vanaf de registratie van een uitgavendeclaratie die voldoet aan de in lid 3 genoemde voorwaarden, onverminderd de in de artikelen 30 en 31 bedoelde beschikkingen.
6. De erkende betaalorganen stellen de declaraties van de tussentijdse uitgaven voor de programma's voor plattelandsontwikkeling op en doen deze met een door de Commissie vast te stellen frequentie aan de Commissie toekomen, via het coördinatieorgaan of rechtstreeks, als dat orgaan niet is aangewezen. Deze uitgavendeclaraties hebben betrekking op de uitgaven die het erkende betaalorgaan in elk van de betrokken tijdvakken heeft verricht.
De declaraties van tussentijdse uitgaven voor de op of na 16 oktober verrichte uitgaven worden ten laste van de begroting van het volgende jaar gebracht.
Artikel 27
Verlaging en schorsing van de tussentijdse betalingen
1. De tussentijdse betalingen worden overeenkomstig het bepaalde in artikel 81 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 verricht op basis van de door de lidstaten ingediende uitgavendeclaraties en financiële gegevens.
2. Indien de door een lidstaat ingediende uitgavendeclaratie of gegevens het niet mogelijk maakt of maken te constateren dat de uitgavendeclaratie in overeenstemming is met de geldende communautaire voorschriften, wordt de betrokken lidstaat verzocht aanvullende gegevens te verstrekken binnen een termijn die wordt vastgesteld naar gelang van de ernst van het probleem en die in de regel niet minder dan 30 dagen mag bedragen.
3. Indien de lidstaat het in lid 2 bedoelde verzoek niet beantwoordt of indien het antwoord ontoereikend wordt geacht of kan leiden tot de conclusie dat de regelgeving niet is nageleefd of dat communautaire geldmiddelen onrechtmatig zijn gebruikt, kan de Commissie de tussentijdse betalingen aan de lidstaat tijdelijk verlagen of schorsen. Zij stelt de lidstaat hiervan in kennis.
4. Bij de schorsing of verlaging van tussentijdse betalingen zoals bedoeld in artikel 26 wordt het evenredigheidsbeginsel in acht genomen en worden de in de artikelen 30 en 31 bedoelde beschikkingen onverlet gelaten.
Artikel 28
Wijze van uitkering van het saldo en afsluiting van het programma
1. Na ontvangst van het van een programma voor plattelandsontwikkeling laatste jaarverslag over de uitvoering verricht de Commissie onder voorbehoud van de beschikbaarheid van begrotingsmiddelen de saldobetaling op basis van het medefinancieringspercentage per prioritair zwaartepunt, van de jaarrekeningen over het laatste begrotingsjaar waarin het betrokken programma voor plattelandsontwikkeling ten uitvoer werd gelegd, en van de betrokken goedkeuringsbeschikking. Die rekeningen worden uiterlijk op 30 juni 2016 bij de Commissie ingediend en hebben betrekking op de uitgaven die het erkende betaalorgaan tot en met 31 december 2015 heeft verricht.
2. De saldobetaling vindt plaats uiterlijk zes maanden na ontvangst van de in lid 1 bedoelde gegevens en documenten. Onverminderd het bepaalde in artikel 29, lid 6, worden de bedragen die na de saldobetaling vastgelegd zijn gebleven, uiterlijk binnen zes maanden door de Commissie doorgehaald.
3. Indien het laatste jaarverslag over de uitvoering en de documenten die nodig zijn voor de goedkeuring van de rekeningen over het laatste jaar van tenuitvoerlegging van het programma, niet uiterlijk op 30 juni 2016 bij de Commissie zijn ingediend, wordt het saldo overeenkomstig artikel 29 ambtshalve doorgehaald.
Artikel 29
Ambtshalve doorhalen van vastleggingen
1. Het gedeelte van een vastlegging voor een programma voor plattelandsontwikkeling dat uiterlijk op 31 december van het tweede jaar na het jaar van de vastlegging niet voor de voorfinanciering of voor tussentijdse betalingen is gebruikt en waarvoor uiterlijk op die datum bij de Commissie ook geen enkele uitgavendeclaratie uit hoofde van de verrichte uitgaven is ingediend die voldoet aan de in artikel 26, lid 3, genoemde voorwaarden, wordt door de Commissie ambtshalve doorgehaald.
2. Het gedeelte van de op 31 december 2015 nog openstaande vastleggingen waarvoor uiterlijk op 30 juni 2016 geen uitgavendeclaratie is ingediend, wordt ambtshalve doorgehaald.
3. Indien een latere beschikking van de Commissie dan de beschikking tot goedkeuring van het programma voor plattelandsontwikkeling nodig is om steunverlening of een steunregeling toe te staan, loopt de termijn voor het ambtshalve doorhalen vanaf de datum van die latere beschikking. De bedragen waarvoor deze afwijking geldt, worden vastgesteld op basis van een door de lidstaat meegedeeld overzicht.
4. In geval van een gerechtelijke procedure of een administratief beroep met schorsende werking wordt de in lid 1 of 2 bedoelde termijn waarna ambtshalve wordt doorgehaald, gedurende die procedure of dat administratief beroep geschorst voor het bedrag dat met de betrokken concrete acties overeenkomt, mits de Commissie uiterlijk op 31 december van jaar N + 2 een met redenen omklede kennisgeving ontvangt van de lidstaat.
5. Bij de berekening van de ambtshalve door te halen bedragen worden niet meegerekend:
a) |
het gedeelte van de vastleggingen waarvoor de situatie op 31 december van jaar N + 2 is dat een uitgavendeclaratie is ingediend, maar dat de Commissie de vergoeding heeft verlaagd of geschorst; |
b) |
het gedeelte van de vastleggingen waarvoor het betaalorgaan door overmacht geen betaling heeft kunnen verrichten, in het geval dat deze situatie ernstige repercussies heeft voor de tenuitvoerlegging van het programma voor plattelandsontwikkeling. De nationale autoriteiten die zich op overmacht beroepen, moeten de rechtstreekse gevolgen van de overmachtsituatie voor de tenuitvoerlegging van het programma als geheel of van een deel daarvan aantonen. |
6. De Commissie brengt de lidstaat en de betrokken autoriteiten tijdig op de hoogte wanneer er gevaar voor ambtshalve doorhalen bestaat. De Commissie stelt de lidstaat en de betrokken autoriteiten in kennis van het bedrag dat volgens de gegevens in haar bezit ambtshalve moet worden doorgehaald. De lidstaat beschikt over een termijn van twee maanden te rekenen vanaf de ontvangst van die kennisgeving om akkoord te gaan met het betrokken bedrag of zijn opmerkingen kenbaar te maken. De Commissie gaat over tot het ambtshalve doorhalen uiterlijk negen maanden na de in de leden 1 tot en met 4 bedoelde uiterste data.
7. Indien een bedrag ambtshalve wordt doorgehaald, wordt de bijdrage uit het ELFPO voor het betrokken programma voor plattelandsontwikkeling voor het betrokken jaar met dat bedrag verlaagd. De lidstaat legt een herzien financieringsplan over waarin de verlaging van de steun over de prioritaire zwaartepunten van het programma is verdeeld. Bij ontstentenis daarvan verlaagt de Commissie de voor de onderscheiden prioritaire zwaartepunten toegewezen bedragen verhoudingsgewijs.
8. Indien de onderhavige verordening na 1 januari 2007 in werking treedt, wordt voor de eerste vastlegging de termijn waarna de eerste ambtshalve verrichte doorhaling zoals bedoeld in lid 1 kan plaatsvinden, verlengd met het aantal maanden dat verstrijkt tussen 1 januari 2007 en de datum waarop de Commissie het betrokken programma voor plattelandsontwikkeling vaststelt.
TITEL IV
GOEDKEURING VAN DE REKENINGEN EN BEWAKING DOOR DE COMMISSIE
HOOFDSTUK 1
Goedkeuring van de rekeningen
Artikel 30
Boekhoudkundige goedkeuring
1. Vóór 30 april van het jaar na het betrokken begrotingsjaar beslist de Commissie op basis van de overeenkomstig artikel 8, lid 1, onder c), iii), meegedeelde gegevens volgens de in artikel 41, lid 3, bedoelde procedure bij beschikking over de goedkeuring van de rekeningen van de erkende betaalorganen.
2. De beschikking tot goedkeuring van de rekeningen heeft betrekking op de volledigheid, de juistheid en de waarheidsgetrouwheid van de ingediende jaarrekeningen. De beschikking wordt gegeven onverminderd de later op grond van artikel 31 gegeven beschikkingen.
Artikel 31
Conformiteitsgoedkeuring
1. De Commissie beslist bij beschikking volgens de in artikel 41, lid 3, bedoelde procedure over de aan communautaire financiering te onttrekken bedragen wanneer zij constateert dat uitgaven zoals bedoeld in artikel 3, lid 1, en artikel 4 niet overeenkomstig de communautaire voorschriften zijn verricht.
2. De Commissie bepaalt de aan financiering te onttrekken bedragen met name in het licht van het belang van de geconstateerde niet-naleving. Zij houdt rekening met de aard en de ernst van de inbreuk en met de financiële schade voor de Gemeenschap.
3. Voordat enig besluit tot weigering van financiering wordt genomen, doet de Commissie schriftelijk mededeling van de resultaten van haar verificaties, en de betrokken lidstaat van zijn antwoorden daarop, waarna beide partijen pogen overeenstemming te bereiken over de te nemen maatregelen.
Wordt geen overeenstemming bereikt, dan kan de lidstaat verzoeken om opening van een procedure die tot doel heeft de respectieve standpunten binnen een termijn van vier maanden tot elkaar te brengen en waarvan de resultaten worden vermeld in een verslag dat aan de Commissie wordt meegedeeld en door haar wordt onderzocht voordat zij een besluit neemt over een eventuele weigering van financiering.
4. Financiering kan niet worden geweigerd voor:
a) |
uitgaven zoals bedoeld in artikel 3, lid 1, die zijn verricht meer dan vierentwintig maanden voordat de Commissie de betrokken lidstaat schriftelijk van de resultaten van de verificaties in kennis heeft gesteld; |
b) |
onder artikel 3, lid 1, of binnen de werkingssfeer van in artikel 4 bedoelde programma's vallende uitgaven betreffende meerjarenmaatregelen waarvoor de meest recente verplichting die aan de begunstigde is opgelegd, dateert van meer dan vierentwintig maanden voordat de Commissie de betrokken lidstaat schriftelijk van de resultaten van de verificaties in kennis heeft gesteld; |
c) |
uitgaven betreffende andere maatregelen in het kader van in artikel 4 bedoelde programma's dan de in punt b) van dit lid bedoelde maatregelen, waarvoor de betaling of, in voorkomend geval, de saldobetaling door het betaalorgaan is verricht meer dan vierentwintig maanden voordat de Commissie de betrokken lidstaat schriftelijk van de resultaten van de verificaties in kennis heeft gesteld. |
5. Lid 4 geldt niet voor de financiële gevolgen in geval van:
a) |
onregelmatigheden zoals bedoeld in de artikelen 32 en 33; |
b) |
nationale steun of inbreuken waarvoor de procedure van artikel 88 of artikel 226 van het Verdrag is ingeleid. |
HOOFDSTUK 2
Onregelmatigheden
Artikel 32
Specifieke bepalingen voor het ELGF
1. De in verband met onregelmatigheden of nalatigheden teruggevorderde bedragen en de desbetreffende rentevergoedingen worden overgemaakt aan de betaalorganen en door hen geboekt als bestemmingsontvangsten van het ELGF voor de maand waarin zij daadwerkelijk zijn geïnd.
2. Bij de overmaking aan de Gemeenschapsbegroting van de teruggevorderde bedragen zoals bedoeld in lid 1 mag de lidstaat daarvan 20 % inhouden als forfaitaire vergoeding voor de terugvorderingskosten, behalve voor de bedragen waarbij sprake is van onregelmatigheden of nalatigheden die te wijten zijn aan overheidsdiensten of andere instanties van de betrokken lidstaat.
3. Bij de indiening van de jaarrekeningen overeenkomstig artikel 8, lid 1, onder c), iii), bezorgen de lidstaten de Commissie een samenvattend overzicht van de in verband met onregelmatigheden ingeleide terugvorderingsprocedures, waarbij zij de nog niet teruggekregen bedragen uitsplitsen per administratieve en/of gerechtelijke procedure en per jaar van het eerste administratief of gerechtelijk proces-verbaal van de onregelmatigheid.
De lidstaten houden het gedetailleerde overzicht van de individuele terugvorderingsprocedures en van de nog niet teruggekregen individuele bedragen ter beschikking van de Commissie.
4. Na de procedure van artikel 31, lid 3, te hebben gevolgd, kan de Commissie in de volgende gevallen besluiten de terug te vorderen bedragen ten laste van de lidstaat te laten komen:
a) |
indien de lidstaat in het jaar na het eerste administratief of gerechtelijk proces-verbaal voor de terugvordering niet alle administratieve of gerechtelijke procedures heeft ingeleid waarin de nationale en de communautaire wet- en regelgeving voorzien; |
b) |
indien het eerste administratief of gerechtelijk proces-verbaal niet is opgemaakt of is opgemaakt met een vertraging die de invordering in gevaar kan brengen, of indien de onregelmatigheid niet in het jaar van het eerste administratief of gerechtelijk proces-verbaal is opgenomen in het in lid 3, eerste alinea, van het onderhavige artikel bedoelde samenvattende overzicht. |
5. Indien de invordering niet heeft plaatsgevonden binnen vier jaar na de datum van het eerste administratief of gerechtelijk proces-verbaal, of binnen acht jaar na die datum als over de terugvordering een zaak is aangespannen bij nationale rechtbanken, worden de financiële gevolgen van het achterwege blijven van de invordering voor 50 % door de betrokken lidstaat en voor 50 % door de Gemeenschapsbegroting gedragen.
De betrokken lidstaat vermeldt de bedragen waarvoor de invordering niet binnen de in de eerste alinea van het onderhavige lid genoemde termijnen heeft plaatsgevonden, afzonderlijk in het in lid 3, eerste alinea, bedoelde samenvattende overzicht.
De verdeling, overeenkomstig de eerste alinea van het onderhavige lid, van de financiële last die het gevolg is van het achterwege blijven van invordering, doet niet af aan de verplichting voor de betrokken lidstaat om de terugvorderingsprocedures overeenkomstig artikel 9, lid 1, voort te zetten. De daarbij teruggekregen bedragen worden, na toepassing van de in lid 2 bedoelde inhouding, voor 50 % aan het ELGF gecrediteerd.
Indien in het kader van de terugvorderingsprocedure in een administratief of gerechtelijk besluit met een definitief karakter wordt geconstateerd dat er geen sprake is van een onregelmatigheid, declareert de betrokken lidstaat de financiële last die hij op grond van de eerste alinea van het onderhavige lid heeft gedragen, aan het ELGF als uitgave.
Indien evenwel, om redenen die niet kunnen worden toegeschreven aan de betrokken lidstaat, de terugvordering niet binnen de in de eerste alinea van dit lid gespecificeerde termijnen kon plaatsvinden en het terug te vorderen bedrag meer dan 1 miljoen EUR bedraagt, kan de Commissie op verzoek van de lidstaat de termijnen met maximaal de helft van de oorspronkelijke termijnen verlengen.
6. In naar behoren gemotiveerde gevallen kunnen de lidstaten besluiten de terugvordering niet voort te zetten. Een dergelijk besluit kan alleen in de volgende gevallen worden genomen:
a) |
indien het totaal van de reeds gemaakte en de nog te verwachten terugvorderingskosten hoger is dan het terug te vorderen bedrag; |
b) |
indien de invordering onmogelijk blijkt als gevolg van de overeenkomstig het nationale recht van de betrokken lidstaat geconstateerde en erkende insolventie van de debiteur of van de personen die juridisch aansprakelijk zijn voor de onregelmatigheid. |
De betrokken lidstaat vermeldt de bedragen waarvoor hij heeft besloten de terugvorderingsprocedures niet voort te zetten, afzonderlijk in het in lid 3, eerste alinea, bedoelde samenvattende overzicht, onder opgave van de redenen voor zijn besluit.
7. De ten laste van de lidstaat komende financiële gevolgen van de toepassing van lid 5 worden door de betrokken lidstaat opgenomen in de jaarrekeningen die op grond van artikel 8, lid 1, onder c), iii), bij de Commissie moeten worden ingediend. De Commissie gaat na of dit correct is gebeurd, en verricht in voorkomend geval de nodige aanpassingen bij de vaststelling van de in artikel 30, lid 1, bedoelde beschikking.
8. Na de procedure van artikel 31, lid 3, te hebben gevolgd kan de Commissie in de volgende gevallen besluiten ten laste van de Gemeenschapsbegroting gebrachte bedragen aan communautaire financiering te onttrekken:
a) |
in het kader van de toepassing van de leden 5 en 6 van het onderhavige artikel, indien zij constateert dat de onregelmatigheid of het achterwege blijven van invordering het gevolg is van onregelmatigheden of nalatigheden die te wijten zijn aan overheidsdiensten of andere instanties van de betrokken lidstaat; |
b) |
in het kader van de toepassing van lid 6 van het onderhavige artikel, indien zij van mening is dat de door de lidstaat aangevoerde redenen niet voldoende zijn om zijn besluit de terugvorderingsprocedure stop te zetten te rechtvaardigen. |
Artikel 33
Specifieke bepalingen voor het ELFPO
1. De lidstaten verrichten de financiële correcties die uit de ten aanzien van de concrete acties of de programma's voor plattelandsontwikkeling ontdekte onregelmatigheden en nalatigheden voortvloeien, door de betrokken communautaire financiering volledig of gedeeltelijk in te trekken. De lidstaten houden rekening met de aard en de ernst van de geconstateerde onregelmatigheden en met de omvang van het financiële verlies voor het ELFPO.
2. Indien de betrokken communautaire geldmiddelen reeds aan de begunstigde zijn betaald, vordert het erkende betaalorgaan deze geldmiddelen volgens zijn eigen terugvorderingsprocedures terug en gebruikt het de teruggekregen bedragen overeenkomstig lid 3, onder c), opnieuw.
3. De lidstaten verrichten de financiële correcties en gebruiken de betrokken geldmiddelen opnieuw met inachtneming van de volgende voorwaarden:
a) |
wanneer onregelmatigheden worden geconstateerd, verbreden de lidstaten hun onderzoek om alle concrete acties te bestrijken waarop die onregelmatigheden van invloed kunnen zijn; |
b) |
de lidstaten delen de overeenkomstige correcties mee aan de Commissie; |
c) |
de bedragen aan communautaire financiering die zijn ingetrokken, en de teruggekregen bedragen met inbegrip van de desbetreffende rentevergoedingen worden opnieuw toegewezen aan het betrokken programma. De lidstaat kan de ingetrokken of teruggekregen communautaire geldmiddelen echter alleen gebruiken voor een concrete actie in het kader van hetzelfde programma voor plattelandsontwikkeling, met dien verstande dat die geldmiddelen niet opnieuw mogen worden bestemd voor concrete acties waarvoor een financiële correctie heeft plaatsgevonden. |
4. Bij de indiening van de jaarrekeningen overeenkomstig artikel 8, lid 1, onder c), iii), bezorgen de lidstaten de Commissie een samenvattend overzicht van de in verband met onregelmatigheden ingeleide terugvorderingsprocedures, waarbij zij de nog niet teruggekregen bedragen uitsplitsen per administratieve en/of gerechtelijke procedure en per jaar van het eerste administratief of gerechtelijk proces-verbaal van de onregelmatigheid.
Zij stellen de Commissie in kennis van hun besluit of voornemen met betrekking tot de wijze waarop zij de geannuleerde geldmiddelen opnieuw zullen gebruiken en in voorkomend geval het financieringsplan voor het betrokken programma voor plattelandsontwikkeling zullen wijzigen.
5. Na de procedure van artikel 31, lid 3, te hebben gevolgd, kan de Commissie in de volgende gevallen besluiten de terug te vorderen bedragen ten laste van de lidstaat te laten komen:
a) |
indien de lidstaat voor de terugvordering van de aan de begunstigden betaalde geldmiddelen niet alle administratieve of gerechtelijke procedures heeft ingeleid waarin de nationale en communautaire wet- en regelgeving voorzien; |
b) |
indien de lidstaat zijn verplichtingen op grond van lid 3, onder a) en c), niet is nagekomen. |
6. Indien de in lid 2 bedoelde invordering eerst na de afsluiting van het betrokken programma voor plattelandsontwikkeling heeft kunnen plaatsvinden, betaalt de lidstaat de teruggekregen bedragen aan de Gemeenschapsbegroting terug.
7. De lidstaat kan na de afsluiting van het betrokken programma voor plattelandsontwikkeling onder de in artikel 32, lid 6, vastgestelde voorwaarden besluiten de terugvorderingsprocedure stop te zetten.
8. Indien de invordering niet heeft plaatsgevonden binnen vier jaar na de afsluiting van het betrokken programma voor plattelandsontwikkeling, of binnen zes jaar na die afsluiting als over de terugvordering een zaak is aangespannen bij nationale rechtbanken, worden de financiële gevolgen van het achterwege blijven van de invordering voor 50 % door de betrokken lidstaat en voor 50 % door de Gemeenschapsbegroting gedragen.
Indien evenwel, om redenen die niet kunnen worden toegeschreven aan de betrokken lidstaat, de terugvordering niet binnen de in de eerste alinea van dit lid gespecificeerde termijnen kon plaatsvinden en het terug te vorderen bedrag meer dan 1 miljoen EUR bedraagt, kan de Commissie op verzoek van de lidstaat de termijnen met maximaal de helft van de oorspronkelijke termijnen verlengen.
9. In de in lid 8 bedoelde gevallen worden de bedragen die overeenkomen met het door de lidstaat gedragen deel van 50 %, door deze laatste aan de Gemeenschapbegroting betaald.
10. Indien de Commissie een financiële correctie verricht, doet die correctie niet af aan de verplichtingen van de lidstaat om de bedragen die hij bij wijze van eigen financiële bijdrage heeft betaald, overeenkomstig artikel 14 van Verordening (EG) nr. 659/1999 van de Raad (14) terug te vorderen.
Artikel 34
Bestemming van de van de lidstaten afkomstige ontvangsten
1. Als bestemmingsontvangsten in de zin van artikel 18 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 worden beschouwd:
a) |
de bedragen die overeenkomstig de artikelen 31, 32 en 33 aan de Gemeenschapsbegroting moeten worden betaald, met inbegrip van de desbetreffende rentevergoedingen; |
b) |
de bedragen die overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1788/2003 van de Raad van 29 september 2003 tot vaststelling van een heffing in de sector melk en zuivelproducten (15) worden ontvangen of ingevorderd. |
2. De in lid 1, onder a) en b), bedoelde bedragen worden aan de Gemeenschapsbegroting overgemaakt en worden in geval van hergebruik uitsluitend gebruikt om uitgaven uit het ELGF, respectievelijk het ELFPO te financieren.
Artikel 35
Definitie van het eerste proces-verbaal
Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt onder „eerste administratief of gerechtelijk proces-verbaal” verstaan de eerste schriftelijke evaluatie door een bevoegde administratieve of gerechtelijke autoriteit waarin op basis van concrete feiten wordt geconcludeerd tot het bestaan van een onregelmatigheid, onverminderd de mogelijkheid dat deze conclusie naderhand, in het licht van de ontwikkelingen bij de administratieve of de gerechtelijke procedure, moet worden herzien of ingetrokken.
HOOFDSTUK 3
Bewaking door de Commissie
Artikel 36
Toegang tot de gegevens
1. De lidstaten houden alle gegevens die voor een goed functioneren van het ELGF en het ELFPO nodig zijn, ter beschikking van de Commissie en nemen alle maatregelen ter vergemakkelijking van de controles die de Commissie in het kader van het beheer van de communautaire financiering nuttig acht, met inbegrip van controles ter plaatse.
2. Op verzoek van de Commissie delen de lidstaten de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen mee die zij voor de toepassing van de communautaire besluiten betreffende het gemeenschappelijk landbouwbeleid hebben vastgesteld, voorzover die besluiten financiële gevolgen hebben voor het ELGF of het ELFPO.
3. De lidstaten houden alle gegevens over de geconstateerde onregelmatigheden zoals bedoeld in de artikelen 32 en 33 en over de acties die worden ondernomen om de in verband met die onregelmatigheden onverschuldigd betaalde bedragen terug te vorderen, ter beschikking van de Commissie.
Artikel 37
Controles ter plaatse
1. Onverminderd de door de lidstaten overeenkomstig hun nationale wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen verrichte controles, het bepaalde in artikel 248 van het Verdrag en de op grond van artikel 279 van het Verdrag georganiseerde controles, kan de Commissie controles ter plaatse organiseren om met name na te gaan:
a) |
of de administratieve werkwijzen in overeenstemming zijn met de communautaire voorschriften; |
b) |
of de nodige bewijsstukken voorhanden zijn en of deze corresponderen met de door het ELGF of het ELFPO gefinancierde verrichtingen; |
c) |
op welke wijze de door het ELGF of het ELFPO gefinancierde verrichtingen worden uitgevoerd en geverifieerd. |
De personen die de Commissie voor de controles ter plaatse heeft gemachtigd, of de personeelsleden van de Commissie die handelen in het kader van de hun verleende bevoegdheden, hebben toegang tot de boeken en alle andere documenten, met inbegrip van de op een elektronische informatiedrager opgestelde of ontvangen en bewaarde documenten en hun metagegevens, die betrekking hebben op de door het ELGF of het ELFPO gefinancierde uitgaven.
Bovenbedoelde controlebevoegdheden zijn niet van invloed op de toepassing van nationale bepalingen op grond waarvan bepaalde handelingen alleen kunnen worden verricht door daartoe specifiek door de nationale wetgeving aangewezen ambtenaren. De door de Commissie gemachtigde personen nemen, in het bijzonder, niet deel aan bezoeken thuis of aan formele ondervragingen van personen in het kader van de nationale wetgeving van de lidstaat. Zij hebben wel toegang tot aldus verkregen informatie.
2. Vóór een controle waarschuwt de Commissie tijdig de betrokken lidstaat of de lidstaat op wiens grondgebied de controle moet plaatsvinden. Ambtenaren van de betrokken lidstaat kunnen aan die controle deelnemen.
Op verzoek van de Commissie en met instemming van de lidstaat worden door de bevoegde instanties van die lidstaat aanvullende controles of andere onderzoekingen met betrekking tot de in deze verordening bedoelde verrichtingen uitgevoerd. Personeelsleden van de Commissie of door haar gemachtigde personen kunnen daaraan deelnemen.
Ter verbetering van de verificaties kan de Commissie met instemming van de betrokken lidstaten overheidsdiensten van die lidstaten bij bepaalde controles of onderzoekingen betrekken.
TITEL V
OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN
Artikel 38
Uitgaven uit de afdeling Garantie van het EOGFL, met uitzondering van die voor plattelandsontwikkeling
1. De afdeling Garantie van het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL) financiert de uitgaven die de lidstaten tot en met 15 oktober 2006 overeenkomstig artikel 2 en artikel 3, leden 2 en 3, van Verordening (EG) nr. 1258/1999 verrichten.
2. Voor de uitgaven die de lidstaten op of na 16 oktober 2006 verrichten, gelden de voorschriften van de onderhavige verordening.
Artikel 39
Uitgaven voor plattelandsontwikkeling uit de afdeling Garantie van het EOGFL
1. Voor de lidstaten die vóór 1 mei 2004 lid waren van de Europese Unie gelden de volgende voorschriften voor de programma's voor plattelandsontwikkeling van de periode 2000-2006 die overeenkomstig artikel 3, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1258/1999 worden gefinancierd uit de afdeling Garantie van het EOGFL:
a) |
de betalingen aan de begunstigden worden uiterlijk op 15 oktober 2006 beëindigd en de desbetreffende uitgaven van de lidstaten worden hun door de Commissie vergoed uiterlijk in het kader van de declaratie van de uitgaven van de maand oktober 2006. De Commissie kan echter in gerechtvaardigde gevallen en in overeenstemming met de procedure bedoeld in artikel 41, lid 2, tot 31 december 2006 betalingen toestaan mits identieke bedragen aan het ELGF worden terugbetaald van de voorschotten die aan de lidstaten zijn betaald voor de periode van tenuitvoerlegging van deze programma's overeenkomstig artikel 5, lid 1, tweede alinea, van Verordening (EG) nr. 1258/1999; |
b) |
de voorschotten die overeenkomstig artikel 5, lid 1, tweede alinea, van Verordening (EG) nr. 1258/1999 voor de periode van tenuitvoerlegging van deze programma's aan de lidstaten zijn betaald, worden uiterlijk in het kader van de declaratie van de uitgaven van de maand december 2006 door hen afgetrokken van de uitgaven die door het ELGF zijn gefinancierd; |
c) |
op verzoek van de lidstaten worden de uitgaven die de erkende betaalorganen tussen 16 oktober en 31 december 2006 verrichten voor maatregelen voor plattelandsontwikkeling, met uitzondering van de uitgaven die zijn toegestaan in overeenstemming met de tweede zin van punt a), geboekt ten laste van de begroting van het ELFPO in het kader van de programmering van de plattelandsontwikkeling voor de periode 2007-2013; |
d) |
de financiële middelen die op 1 januari 2007 in een lidstaat beschikbaar zijn als gevolg van verlagingen van bedragen van betalingen die deze lidstaat overeenkomstig de artikelen 3, 4 en 5 van Verordening (EG) nr. 1259/1999 op vrijwillige basis heeft toegepast, kunnen door die lidstaat worden gebruikt voor de financiering van de in artikel 4 van de onderhavige verordening bedoelde maatregelen voor plattelandsontwikkeling; |
e) |
indien de lidstaten de onder d) bedoelde financiële middelen niet binnen een volgens de in artikel 41, lid 2, bedoelde procedure te bepalen termijn gebruiken, worden de betrokken bedragen aan de begroting van het ELGF terugbetaald. |
2. Voor de lidstaten die op 1 mei 2004 tot de Europese Unie zijn toegetreden, geldt dat de bedragen die zijn vastgelegd om overeenkomstig artikel 3, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1258/1999 acties voor plattelandsontwikkeling te financieren waarover de Commissie tussen 1 januari 2004 en 31 december 2006 een beschikking heeft gegeven, en waarvoor de voor de afsluiting van het bijstandspakket benodigde documenten niet binnen de termijn voor de indiening van het eindverslag aan de Commissie zijn bezorgd, uiterlijk op 31 december 2010 door de Commissie ambtshalve worden doorgehaald en aanleiding geven tot terugbetaling door de lidstaten van de onverschuldigd ontvangen bedragen.
3. Bedragen die verband houden met concrete acties of programma's die zijn geschorst wegens een gerechtelijke procedure of administratief beroep met opschortend effect overeenkomstig de nationale wetgeving, worden niet in aanmerking genomen bij de berekening van de in de leden 1 en 2 bedoelde ambtshalve door te halen bedragen.
Artikel 40
Uitgaven uit de afdeling Oriëntatie van het EOGFL
1. De bedragen die zijn vastgelegd om acties voor plattelandsontwikkeling te financieren uit de afdeling Oriëntatie van het EOGFL op grond van een beschikking van de Commissie die tussen 1 januari 2000 en 31 december 2006 is gegeven, en waarvoor de voor de afsluiting van het bijstandspakket benodigde documenten niet binnen de termijn voor de indiening van het eindverslag aan de Commissie zijn bezorgd, worden uiterlijk op 31 december 2010 door de Commissie ambtshalve doorgehaald en geven aanleiding tot terugbetaling door de lidstaten van de onverschuldigd ontvangen bedragen. De voor de afsluiting van het bijstandspakket benodigde documenten zijn de uitgavendeclaratie voor de saldobetaling, het eindverslag over de uitvoering en het desbetreffende verslag over de certificatie van de rekeningen, overeenkomstig artikel 38, lid 1, onder f), van Verordening (EG) nr. 1260/1999 van de Raad van 21 juni 1999 houdende algemene bepalingen inzake de Structuurfondsen (16).
2. Bij de berekening van het ambtshalve door te halen bedrag zoals bedoeld in lid 1 worden die bedragen niet meegerekend die betrekking hebben op verrichtingen of programma's die het voorwerp zijn van een gerechtelijke procedure die, of van een administratief beroep dat volgens de nationale wet- en regelgeving schorsende werking heeft.
Artikel 41
Comité voor de landbouwfondsen
1. De Commissie wordt bijgestaan door een Comité voor de landbouwfondsen (hierna het „Comité” genoemd).
2. In het geval dat naar het onderhavige lid wordt verwezen, zijn de artikelen 4 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing.
De in artikel 4, lid 3, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn wordt vastgesteld op één maand.
3. In het geval dat naar het onderhavige lid wordt verwezen, zijn de artikelen 3 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing.
4. Het Comité stelt zijn reglement van orde vast.
Artikel 42
Uitvoeringsbepalingen
De uitvoeringsbepalingen van deze verordening worden door de Commissie vastgesteld volgens de in artikel 41, lid 2, bedoelde procedure. Ter uitvoering van deze verordening en inzonderheid van de artikelen 6, 7, 8, 9, 16, 26, 28, 31, 32, 33, 34, 37 en 48, stelt de Commissie het volgende vast:
1. |
de voorwaarden voor de erkenning van de betaalorganen en de certificerende instanties en voor de specifieke erkenning van de coördinerende instanties, hun respectieve functies, de vereiste informatie en de nadere bepalingen voor het ter beschikking stellen of de toezending ervan aan de Commissie; |
2. |
de voorwaarden voor de delegatie van de taken van de betaalorganen; |
3. |
de aanvaarde certificeringsnormen, alsmede de aard, de draagwijdte en de frequentie van de certificeringen; |
4. |
de voorwaarden voor de uitvoering van de procedures voor het ambtshalve doorhalen van vastleggingen, de conformiteitsgoedkeuring en de goedkeuring van de rekeningen; |
5. |
de nadere bepalingen betreffende de boeking en de bestemming van de van de lidstaten afkomstige ontvangsten; |
6. |
de algemene regels van toepassing op de controles ter plaatse; |
7. |
de vorm, de inhoud, de frequentie, de termijnen en de wijze van de toezending aan de Commissie of van het ter beschikking van de Commissie stellen van:
|
8. |
de regels betreffende de bewaring van de documenten en de informatie; |
9. |
de voor de uitvoering van deze verordening vereiste overgangsmaatregelen. |
Artikel 43
Jaarlijks financieel verslag
Vóór 1 september van elk jaar stelt de Commissie een financieel verslag op over het beheer van het ELGF en het ELFPO in het voorgaande begrotingsjaar en doet dit aan het Europees Parlement en de Raad toekomen.
Artikel 44
Vertrouwelijkheid
De lidstaten en de Commissie nemen alle nodige maatregelen om de vertrouwelijkheid te garanderen van de gegevens die worden meegedeeld of verkregen in het kader van de op grond van de onderhavige verordening verrichte werkzaamheden op het gebied van controle en goedkeuring van de rekeningen.
De in artikel 8 van Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad van 11 november 1996 betreffende de controles en verificaties ter plaatse die door de Commissie worden uitgevoerd ter bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen tegen fraudes en andere onregelmatigheden (17) neergelegde beginselen zijn van toepassing op die gegevens.
Artikel 45
Gebruik van de euro
1. De bedragen in de beschikkingen van de Commissie tot vaststelling van de programma's voor plattelandsontwikkeling, de bedragen van de vastleggingen en betalingen van de Commissie en de bedragen van de bekrachtigde of gecertificeerde uitgaven van de lidstaten en van hun uitgavendeclaraties worden uitgedrukt en betaald in euro.
2. Wanneer een rechtstreekse betaling als bedoeld in artikel 17, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 aan een begunstigde wordt gedaan in een andere munteenheid dan de euro, rekenen de lidstaten het bedrag van de in euro uitgedrukte steun om in de nationale munteenheid aan de hand van de laatste wisselkoers die de Europese Centrale Bank heeft vastgesteld vóór 1 oktober van het jaar waarvoor de steun werd toegekend.
3. In geval van toepassing van lid 2 worden de terugbetalingen aan de lidstaten van de aan de begunstigden uitgekeerde bedragen door de Commissie verricht op basis van de door de lidstaten gedane uitgavendeclaraties. Voor de vaststelling van de uitgavendeclaraties passen de lidstaten dezelfde omrekeningskoers toe als die welke bij de uitbetaling aan de begunstigde werd gebruikt.
Artikel 46
Wijziging van Verordening (EEG) nr. 595/91
Verordening (EEG) nr. 595/91 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
Artikel 5, lid 2, wordt geschrapt. |
2) |
Artikel 7, lid 1, wordt geschrapt. |
Artikel 47
Intrekkingen
1. Verordening nr. 25, Verordening (EG) nr. 723/97 en Verordening (EG) nr. 1258/1999 worden ingetrokken.
Verordening (EG) nr. 1258/1999 blijft evenwel tot en met 15 oktober 2006 van toepassing voor de door de lidstaten verrichte uitgaven, en tot en met 31 december 2006 voor de door de Commissie verrichte uitgaven.
2. Verwijzingen naar de ingetrokken verordeningen gelden als verwijzingen naar de onderhavige verordening en moeten worden gelezen volgens de in de bijlage opgenomen concordantietabel.
Artikel 48
Overgangsmaatregelen
Voor de tenuitvoerlegging van de onderhavige verordening stelt de Commissie de maatregelen vast die zowel noodzakelijk als naar behoren gerechtvaardigd zijn om in spoedgevallen specifieke praktische problemen op te lossen, in het bijzonder de problemen die verband houden met de overgang van de Verordeningen nr. 25, (EG) nr. 723/97 en (EG) nr. 1258/1999 naar de onderhavige verordening. Die maatregelen kunnen van bepaalde onderdelen van de onderhavige verordening afwijken, doch uitsluitend voorzover en zolang dat strikt noodzakelijk is.
Artikel 49
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de zevende dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2007, met uitzondering van artikel 18, leden 4 en 5, die, onverminderd het bepaalde in artikel 47, van toepassing zijn vanaf de inwerkingtreding van deze verordening.
De volgende bepalingen zijn evenwel van toepassing met ingang van 16 oktober 2006:
— |
de artikelen 30 en 31 voor de op of na 16 oktober 2006 verrichte uitgaven; |
— |
artikel 32 voor de op grond van artikel 3 van Verordening (EEG) nr. 595/91 meegedeelde gevallen waarvoor op 16 oktober 2006 nog geen volledige invordering heeft plaatsgevonden; |
— |
de artikelen 38, 39, 41, 44 en 45 voor de uitgaven die in 2006 worden gedeclareerd voor het begrotingsjaar 2007. |
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Luxemburg, 21 juni 2005.
Voor de Raad
De voorzitter
F. BODEN
(1) Advies uitgebracht op 26 mei 2005 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).
(2) PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.
(3) PB L 270 van 21.10.2003, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 118/2005 (PB L 24 van 27.1.2005, blz. 15).
(4) PB C 172 van 18.6.1999, blz. 1. Interinstitutioneel akkoord laatstelijk gewijzigd bij Besluit 2003/429/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 147 van 14.6.2003, blz. 25).
(5) PB L 160 van 26.6.1999, blz. 103.
(6) PB L 160 van 26.6.1999, blz. 113.
(7) PB 30 van 20.4.1962, blz. 991/62. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 728/70 (PB L 94 van 28.4.1970, blz. 9).
(8) PB L 108 van 25.4.1997, blz. 6. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2136/2001 (PB L 288 van 1.11.2001, blz. 1).
(9) PB L 67 van 14.3.1991, blz. 11.
(10) PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.
(11) PB C 121 van 20.5.2005, blz. 1.
(12) Advies uitgebracht op 9 februari 2005 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).
(13) PB L 11 van 16.1.2003, blz. 1.
(14) PB L 83 van 27.3.1999, blz. 1. Verordening gewijzigd bij de Toetredingsakte van 2003.
(15) PB L 270 van 21.10.2003, blz. 123. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2214/2004 (PB L 375 van 23.12.2004, blz. 1).
(16) PB L 161 van 26.6.1999, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 173/2005 (PB L 29 van 2.2.2005, blz. 3).
(17) PB L 292 van 15.11.1996, blz. 2.
BIJLAGE
Concordantietabel
Verordening nr. 25 |
Onderhavige verordening |
Artikel 1 |
Artikel 2, lid 2 |
Artikelen 2 tot en met 8 |
— |
Verordening (EEG) nr. 595/91 |
Onderhavige verordening |
Artikel 5, lid 2 |
Artikel 32, lid 3 Artikel 8 |
Artikel 7, lid 1 |
Artikel 32, lid 2 |
Verordening (EG) nr. 723/97 |
Onderhavige verordening |
Artikelen 1, 2 en 3 |
— |
Artikel 4, leden 1 en 2 |
— |
Artikel 4, lid 3 |
Artikel 5, onder b) |
Artikelen 5 tot en met 9 |
— |
Verordening (EG) nr. 1258/1999 |
Onderhavige verordening |
Artikel 1, lid 1, eerste alinea |
Artikel 2, lid 2 |
Artikel 1, lid 2, onder a) |
Artikel 3, lid 1, onder a) |
Artikel 1, lid 2, onder b) |
Artikel 3, lid 1, onder b) |
Artikel 1, lid 2, onder c) |
Artikel 4 |
Artikel 1, lid 2, onder d) |
Artikel 3, lid 2, onder a) |
Artikel 1, lid 2, onder e) |
Artikel 3, lid 1, onder d) Artikel 5, lid 1, onder c) Artikel 5, lid 1, onder d) |
Artikel 1, lid 3 |
Artikel 4 |
Artikel 1, lid 4 |
Artikel 13 |
Artikel 2, leden 1 en 2 |
Artikel 3 |
Artikel 2, lid 3 |
Artikel 42 |
Artikel 3, lid 1 |
Artikel 4 |
Artikel 3, lid 2 |
Artikel 3, lid 2, onder a) |
Artikel 3, lid 3 |
Artikel 5 |
Artikel 3, lid 4 |
Artikel 42 |
Artikel 4, lid 1, onder a) |
Artikel 8, lid 1, onder a) Artikel 8, lid 1, onder b) |
Artikel 4, lid 2 |
Artikel 6, lid 1 |
Artikel 4, lid 3 |
Artikel 8, lid 2 |
Artikel 4, lid 4 |
Artikel 10 |
Artikel 4, lid 5 |
Artikel 6, lid 2 |
Artikel 4, lid 6 |
Artikel 8, lid 1, onder a) |
Artikel 4, lid 7 |
Artikel 6, lid 3 |
Artikel 4, lid 8 |
Artikel 42 |
Artikel 5, lid 1, eerste alinea |
Artikel 14, lid 1 |
Artikel 5, lid 1, tweede alinea |
Artikel 25, lid 1 |
Artikel 5, lid 2 |
Artikel 14, lid 2 |
Artikel 5, lid 3 |
Artikel 42 |
Artikel 6, lid 1 |
Artikel 8, lid 1, onder c) |
Artikel 6, lid 2 |
Artikel 42 |
Artikel 7, lid 1 |
Artikel 15, lid 2 |
Artikel 7, lid 2, eerste alinea |
Artikel 15, lid 2 |
Artikel 7, lid 2, tweede alinea |
Artikel 15, leden 3 en 4 |
Artikel 7, lid 2, derde alinea |
Artikel 15, lid 5 |
Artikel 7, lid 3, eerste alinea |
Artikel 30, lid 1 |
Artikel 7, lid 3, tweede alinea |
Artikel 30, lid 2 |
Artikel 7, lid 4, eerste alinea |
Artikel 31, lid 1 |
Artikel 7, lid 4, tweede alinea |
Artikel 31, lid 3, eerste alinea |
Artikel 7, lid 4, derde alinea |
Artikel 31, lid 3, tweede alinea |
Artikel 7, lid 4, vierde alinea |
Artikel 31, lid 2 |
Artikel 7, lid 4, vijfde alinea |
Artikel 31, lid 4 |
Artikel 7, lid 4, zesde alinea |
Artikel 31, lid 5 |
Artikel 7, lid 5 |
Artikel 42 |
Artikel 8, lid 1, eerste alinea |
Artikel 9, lid 1 |
Artikel 8, lid 1, tweede alinea |
Artikel 9, lid 3 |
Artikel 8, lid 2 |
Artikel 32, leden 1 en 8 |
Artikel 8, lid 3 |
Artikel 42 |
Artikel 9, lid 1, eerste alinea |
Artikel 36, lid 1 |
Artikel 9, lid 1, tweede alinea |
Artikel 36, lid 2 |
Artikel 9, lid 2 |
Artikel 37, lid 1 |
Artikel 9, lid 3 |
Artikel 42 |
Artikel 10 |
Artikel 43 |
Artikelen 11 tot en met 15 |
Artikel 41 |
Artikel 16 |
Artikel 41 |
Artikel 17 |
— |
Artikel 18 |
Artikel 48 |
Artikel 19 |
— |
Artikel 20 |
Artikel 49 |
II Besluiten waarvan de publicatie niet voorwaarde is voor de toepassing
Raad
11.8.2005 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 209/26 |
BESLUIT VAN DE RAAD
van 21 juni 2005
betreffende de ondertekening namens de Europese Gemeenschap van de Overeenkomst tot wijziging van de Partnerschapsovereenkomst tussen de leden van de groep van staten in Afrika, het Caribische gebied en de Stille Oceaan, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds, ondertekend te Cotonou op 23 juni 2000
(2005/599/EG)
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 310, in samenhang met artikel 300, lid 2, eerste alinea, tweede zin,
Gezien het voorstel van de Commissie,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij besluit van 27 april 2004 heeft de Raad de Commissie gemachtigd onderhandelingen met de ACS-staten te openen met het oog op het wijzigen van de Partnerschapsovereenkomst tussen de leden van de groep van staten in Afrika, het Caribische gebied en de Stille Oceaan, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds, ondertekend te Cotonou op 23 juni 2000 (1), hierna „de Overeenkomst van Cotonou” genoemd. De onderhandelingen werden in februari 2005 afgesloten. |
(2) |
De Overeenkomst tot wijziging van de Overeenkomst van Cotonou dient namens de Gemeenschap te worden ondertekend, |
BESLUIT:
Artikel 1
De ondertekening van de Overeenkomst tot wijziging van de Partnerschapsovereenkomst tussen de leden van de groep van staten in Afrika, het Caribische gebied en de Stille Oceaan, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds, ondertekend te Cotonou op 23 juni 2000, en van de aan de Slotakte gehechte verklaringen die de Gemeenschap unilateraal of samen met andere partijen heeft afgelegd, wordt namens de Gemeenschap goedgekeurd onder voorbehoud van het besluit van de Raad tot sluiting van voornoemde Overeenkomst.
De tekst van de Overeenkomst en van de Slotakte is aan dit besluit gehecht.
Artikel 2
De voorzitter van de Raad wordt gemachtigd de personen aan te wijzen die bevoegd zijn de Overeenkomst namens de Gemeenschap te ondertekenen onder voorbehoud van sluiting.
Gedaan te Luxemburg, 21 juni 2005.
Voor de Raad
De voorzitter
F. BODEN
(1) PB L 317 van 15.12.2000, blz. 3. Overeenkomst gewijzigd bij PB L 385 van 29.12.2004, blz. 29.
OVEREENKOMST
tot wijziging van de Partnerschapsovereenkomst tussen de leden van de groep van Afrika, het Caribische gebied en de Stille Oceaan, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds, ondertekend te Cotonou op 23 juni 2000
ZIJNE MAJESTEIT DE KONING DER BELGEN,
DE PRESIDENT VAN DE TSJECHISCHE REPUBLIEK,
HARE MAJESTEIT DE KONINGIN VAN DENEMARKEN,
DE PRESIDENT VAN DE BONDSREPUBLIEK DUITSLAND,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK ESTLAND,
DE PRESIDENT VAN DE HELLEENSE REPUBLIEK,
ZIJNE MAJESTEIT DE KONING VAN SPANJE,
DE PRESIDENT VAN DE FRANSE REPUBLIEK,
DE PRESIDENT VAN IERLAND,
DE PRESIDENT VAN DE ITALIAANSE REPUBLIEK,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK CYPRUS,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK LETLAND,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK LITOUWEN,
ZIJNE KONINKLIJKE HOOGHEID DE GROOTHERTOG VAN LUXEMBURG,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK HONGARIJE,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK MALTA,
HARE MAJESTEIT DE KONINGIN DER NEDERLANDEN,
DE FEDERALE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK OOSTENRIJK,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK POLEN,
DE PRESIDENT VAN DE PORTUGESE REPUBLIEK,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK SLOVENIË,
DE PRESIDENT VAN DE SLOWAAKSE REPUBLIEK,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK FINLAND,
ZIJNE MAJESTEIT DE KONING VAN ZWEDEN,
HARE MAJESTEIT DE KONINGIN VAN HET VERENIGD KONINKRIJK VAN GROOT-BRITTANNIË EN NOORD-IERLAND,
partijen bij het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, hierna „de Gemeenschap” genoemd, wier staten hierna „de lidstaten” worden genoemd,
en
DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
enerzijds, en
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK ANGOLA,
HARE MAJESTEIT DE KONINGIN VAN ANTIGUA EN BARBUDA,
HET STAATSHOOFD VAN HET GEMENEBEST VAN DE BAHAMA'S,
HET STAATSHOOFD VAN BARBADOS,
HARE MAJESTEIT DE KONINGIN VAN BELIZE,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK BENIN,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK BOTSWANA,
DE PRESIDENT VAN BURKINA FASO,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK BOEROENDI,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK KAMEROEN,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK KAAPVERDIË,
DE PRESIDENT VAN DE CENTRAAL-AFRIKAANSE REPUBLIEK,
DE PRESIDENT VAN DE ISLAMITISCHE BONDSREPUBLIEK DER COMOREN,
DE PRESIDENT VAN DE DEMOCRATISCHE REPUBLIEK CONGO,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK CONGO,
DE REGERING VAN DE COOKEILANDEN,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK IVOORKUST,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK DJIBOUTI,
DE REGERING VAN HET GEMENEBEST DOMINICA,
DE PRESIDENT VAN DE DOMINICAANSE REPUBLIEK,
DE PRESIDENT VAN DE STAAT ERITREA,
DE PRESIDENT VAN DE DEMOCRATISCHE FEDERALE REPUBLIEK ETHIOPIË,
DE PRESIDENT VAN DE SOEVEREINE DEMOCRATISCHE REPUBLIEK FIJI,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK GABON,
DE PRESIDENT EN HET STAATSHOOFD VAN DE REPUBLIEK GAMBIA,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK GHANA,
HARE MAJESTEIT DE KONINGIN VAN GRENADA,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK GUINEE,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK GUINEE-BISSAU,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK EQUATORIAAL GUINEA
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK GUYANA,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK HAÏTI,
HET STAATSHOOFD VAN JAMAICA,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK KENIA,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK KIRIBATI,
ZIJNE MAJESTEIT DE KONING VAN HET KONINKRIJK LESOTHO,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK LIBERIA,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK MADAGASKAR,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK MALAWI,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK MALI,
DE REGERING VAN DE REPUBLIEK DER MARSHALLEILANDEN,
DE PRESIDENT VAN DE ISLAMITISCHE REPUBLIEK MAURITANIË,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK MAURITIUS,
DE REGERING VAN DE FEDERALE STATEN VAN MICRONESIË,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK MOZAMBIQUE,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK NAMIBIË,
DE REGERING VAN DE REPUBLIEK NAURU,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK NIGER,
DE PRESIDENT VAN DE FEDERALE REPUBLIEK NIGERIA,
DE REGERING VAN NIUE,
DE REGERING VAN DE REPUBLIEK PALAU,
HARE MAJESTEIT DE KONINGIN VAN DE ONAFHANKELIJKE STAAT PAPOEA-NIEUW-GUINEA,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK RWANDA,
HARE MAJESTEIT DE KONINGIN VAN SAINT KITTS EN NEVIS,
HARE MAJESTEIT DE KONINGIN VAN SAINT LUCIA,
HARE MAJESTEIT DE KONINGIN VAN SAINT VINCENT EN DE GRENADINES,
HET STAATSHOOFD VAN DE ONAFHANKELIJKE STAAT SAMOA,
DE PRESIDENT VAN DE DEMOCRATISCHE REPUBLIEK SÃO TOMÉ AND PRÍNCIPE,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK SENEGAL,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK DER SEYCHELLEN,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK SIERRA LEONE,
HARE MAJESTEIT DE KONINGIN VAN DE SALOMONSEILANDEN,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK ZUID-AFRIKA,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK SOEDAN,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK SURINAME,
ZIJNE MAJESTEIT DE KONING VAN HET KONINKRIJK SWAZILAND,
DE PRESIDENT VAN DE VERENIGDE REPUBLIEK TANZANIA,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK TSJAAD,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK TOGO,
ZIJNE MAJESTEIT KONING TAUFA'AHAU TUPOU IV VAN TONGA,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK TRINIDAD EN TOBAGO,
HARE MAJESTEIT DE KONINGIN VAN TUVALU,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK OEGANDA,
DE REGERING VAN DE REPUBLIEK VANUATU,
DE REGERING VAN DE REPUBLIEK ZAMBIA,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK ZIMBABWE,
wier staten hierna „de ACS-staten” worden genoemd,
anderzijds,
GELET OP het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, enerzijds, en de Overeenkomst van Georgetown tot oprichting van de Groep van Staten in Afrika, het Caribische gebied en de Stille Oceaan (ACS), anderzijds,
GELET OP de Partnerschapsovereenkomst, tussen de leden van de groep van staten in Afrika, het Caribische gebied en de Stille Oceaan, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds, ondertekend te Cotonou op 23 juni 2000 (hierna „de Overeenkomst van Cotonou” genoemd),
OVERWEGENDE dat artikel 95, lid 1, van de Overeenkomst van Cotonou bepaalt dat de overeenkomst wordt gesloten voor een periode van twintig jaar die aanvangt op 1 maart 2000.
OVERWEGENDE dat artikel 95, lid 3, van de Overeenkomst van Cotonou bepaalt dat de partijen tien maanden vóór het verstrijken van elke periode van vijf jaar onderhandelingen openen om na te gaan welke wijzigingen eventueel in de bepalingen van de Overeenkomst van Cotonou moeten worden aangebracht.
ZIJNE MAJESTEIT DE KONING DER BELGEN,
DE PRESIDENT VAN DE TSJECHISCHE REPUBLIEK,
HARE MAJESTEIT DE KONINGIN VAN DENEMARKEN,
DE PRESIDENT VAN DE BONDSREPUBLIEK DUITSLAND,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK ESTLAND,
DE PRESIDENT VAN DE HELLEENSE REPUBLIEK,
ZIJNE MAJESTEIT DE KONING VAN SPANJE,
DE PRESIDENT VAN DE FRANSE REPUBLIEK,
DE PRESIDENT VAN IERLAND,
DE PRESIDENT VAN DE ITALIAANSE REPUBLIEK,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK CYPRUS,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK LETLAND,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK LITOUWEN,
ZIJNE KONINKLIJKE HOOGHEID DE GROOTHERTOG VAN LUXEMBURG,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK HONGARIJE,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK MALTA,
HARE MAJESTEIT DE KONINGIN DER NEDERLANDEN,
DE FEDERALE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK OOSTENRIJK,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK POLEN,
DE PRESIDENT VAN DE PORTUGESE REPUBLIEK,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK SLOVENIË,
DE PRESIDENT VAN DE SLOWAAKSE REPUBLIEK,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK FINLAND,
ZIJNE MAJESTEIT DE KONING VAN ZWEDEN,
HARE MAJESTEIT DE KONINGIN VAN HET VERENIGD KONINKRIJK VAN GROOT-BRITTANNIË EN NOORD-IERLAND,
DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK ANGOLA,
HARE MAJESTEIT DE KONINGIN VAN ANTIGUA EN BARBUDA,
HET STAATSHOOFD VAN HET GEMENEBEST VAN DE BAHAMA'S,
HET STAATSHOOFD VAN BARBADOS,
HARE MAJESTEIT DE KONINGIN VAN BELIZE,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK BENIN,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK BOTSWANA,
DE PRESIDENT VAN BURKINA FASO,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK BOEROENDI,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK KAMEROEN,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK KAAPVERDIË,
DE PRESIDENT VAN DE CENTRAAL-AFRIKAANSE REPUBLIEK,
DE PRESIDENT VAN DE ISLAMITISCHE BONDSREPUBLIEK DER COMOREN,
DE PRESIDENT VAN DE DEMOCRATISCHE REPUBLIEK CONGO,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK CONGO,
DE REGERING VAN DE COOKEILANDEN,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK IVOORKUST,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK DJIBOUTI,
DE REGERING VAN HET GEMENEBEST DOMINICA,
DE PRESIDENT VAN DE DOMINICAANSE REPUBLIEK,
DE PRESIDENT VAN DE STAAT ERITREA,
DE PRESIDENT VAN DE DEMOCRATISCHE FEDERALE REPUBLIEK ETHIOPIË,
DE PRESIDENT VAN DE SOEVEREINE DEMOCRATISCHE REPUBLIEK FIJI,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK GABON,
DE PRESIDENT EN HET STAATSHOOFD VAN DE REPUBLIEK GAMBIA,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK GHANA,
HARE MAJESTEIT DE KONINGIN VAN GRENADA,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK GUINEE,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK GUINEE-BISSAU,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK EQUATORIAAL-GUINEE,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK GUYANA,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK HAÏTI,
HET STAATSHOOFD VAN JAMAICA,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK KENIA,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK KIRIBATI,
ZIJNE MAJESTEIT DE KONING VAN HET KONINKRIJK LESOTHO,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK LIBERIA,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK MADAGASKAR,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK MALAWI,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK MALI,
DE REGERING VAN DE REPUBLIEK DER MARSHALLEILANDEN,
DE PRESIDENT VAN DE ISLAMITISCHE REPUBLIEK MAURITANIË,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK MAURITIUS,
DE REGERING VAN DE FEDERALE STATEN VAN MICRONESIË,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK MOZAMBIQUE,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK NAMIBIË,
DE REGERING VAN DE REPUBLIEK NAURU,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK NIGER,
DE PRESIDENT VAN DE FEDERALE REPUBLIEK NIGERIA,
DE REGERING VAN NIUE,
DE REGERING VAN DE REPUBLIEK PALAU,
HARE MAJESTEIT DE KONINGIN VAN DE ONAFHANKELIJKE STAAT PAPOEA-NIEUW-GUINEA,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK RWANDA,
HARE MAJESTEIT DE KONINGIN VAN SAINT KITTS EN NEVIS,
HARE MAJESTEIT DE KONINGIN VAN SAINT LUCIA,
HARE MAJESTEIT DE KONINGIN VAN SAINT VINCENT EN DE GRENADINES,
HET STAATSHOOFD VAN DE ONAFHANKELIJKE STAAT SAMOA,
DE PRESIDENT VAN DE DEMOCRATISCHE REPUBLIEK SÃO TOMÉ AND PRÍNCIPE,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK SENEGAL,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK DER SEYCHELLEN,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK SIERRA LEONE,
HARE MAJESTEIT DE KONINGIN VAN DE SALOMONSEILANDEN,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK ZUID-AFRIKA,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK SOEDAN,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK SURINAME,
ZIJNE MAJESTEIT DE KONING VAN HET KONINKRIJK SWAZILAND,
DE PRESIDENT VAN DE VERENIGDE REPUBLIEK TANZANIA,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK TSJAAD,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK TOGO,
ZIJNE MAJESTEIT KONING TAUFA'AHAU TUPOU IV VAN TONGA,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK TRINIDAD EN TOBAGO,
HARE MAJESTEIT DE KONINGIN VAN TUVALU,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK OEGANDA,
DE REGERING VAN DE REPUBLIEK VANUATU,
DE REGERING VAN DE REPUBLIEK ZAMBIA,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK ZIMBABWE,
ALS VOLGT ZIJN OVEREENGEKOMEN:
Enig Artikel
Overeenkomstig de procedure van artikel 95 wordt de Overeenkomst van Cotonou als volgt gewijzigd:
A. PREAMBULE
1. |
Na de achtste overweging, die begint met „IN AANMERKING NEMENDE het Verdrag inzake de rechten van de mens …”, worden de volgende overwegingen ingevoegd: „OPNIEUW BEVESTIGENDE dat de ernstigste misdrijven die de internationale gemeenschap aangaan, niet ongestraft mogen blijven en dat de effectieve vervolging ervan moet worden gewaarborgd door maatregelen op nationaal niveau te nemen en de wereldwijde samenwerking te intensiveren; OVERWEGENDE dat de instelling en het effectief functioneren van het Internationaal Strafhof een belangrijke ontwikkeling voor vrede en internationale gerechtigheid zijn;”. |
2. |
De 10e overweging die begint met „IN OVERWEGING NEMENDE dat de doelstellingen en beginselen …”, wordt vervangen door: „OVERWEGENDE dat de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling, zoals die zijn vastgelegd in de Millenniumverklaring die de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties in 2000 heeft vastgesteld, met name de uitroeiing van extreme armoede en honger, alsmede de ontwikkelingsdoelen en de beginselen die zijn overeengekomen op de Conferenties van de Verenigde Naties, een duidelijke visie bieden en aan de samenwerking tussen de ACS en de Europese Unie in het kader van deze Overeenkomst ten grondslag moeten liggen;”. |
B. TEKST VAN DE ARTIKELEN VAN DE PARTNERSCHAPSOVEREENKOMST
1. |
De inleiding van artikel 4 wordt vervangen door: „De ACS-staten bepalen de beginselen, strategieën en modellen voor de ontwikkeling van hun economie en hun samenleving in volledige soevereiniteit. Zij stellen samen met de Gemeenschap de samenwerkingsprogramma's vast waarin de Overeenkomst voorziet. De partijen erkennen echter dat niet-overheidsactoren en plaatselijke gedecentraliseerde autoriteiten in het ontwikkelingsproces een complementaire rol kunnen spelen en daartoe een bijdrage kunnen leveren. Niet-overheidsactoren en plaatselijke gedecentraliseerde autoriteiten worden daartoe in voorkomend geval, overeenkomstig de voorwaarden bepaald in de Overeenkomst, op de volgende wijze bij het proces betrokken:” |
2. |
Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:
|
3. |
De titel van artikel 9 wordt vervangen door: „ ”. |
4. |
Artikel 11 wordt als volgt gewijzigd:
|
5. |
De volgende artikelen worden ingevoegd: „Artikel 11 bis Bestrijding van terrorisme De partijen uiten opnieuw hun krachtige veroordeling van alle daden van terrorisme en verbinden zich ertoe het terrorisme te bestrijden door internationale samenwerking overeenkomstig het Handvest van de Verenigde Naties en het internationale recht, de desbetreffende verdragen en instrumenten en met name de volledige tenuitvoerlegging van de resoluties 1373 en 1456 van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties en andere relevante VN-resoluties. De partijen komen hiertoe overeen:
Artikel 11 ter Samenwerking inzake de bestrijding van de verspreiding van massavernietigingswapens 1. De partijen zijn van oordeel dat de verspreiding van massavernietigingswapens en de middelen om die zowel aan staten als aan niet-statelijke actoren te verschaffen, een van de ernstigste bedreigingen voor de internationale stabiliteit en veiligheid vormt. De partijen komen daarom overeen samen te werken en bij te dragen tot de bestrijding van de verspreiding van massavernietigingswapens en de middelen tot verschaffing daarvan, door volledige naleving en nationale tenuitvoerlegging van hun bestaande verplichtingen op grond van de internationale ontwapenings- en non-proliferatieverdragen en -overeenkomsten en andere internationale verplichtingen op dit gebied. De partijen komen overeen dat deze bepaling een essentieel element van deze Overeenkomst vormt. 2. De partijen komen voorts overeen samen te werken en bij te dragen tot de doelstelling van non-proliferatie door:
De financiële en technische bijstand voor de samenwerking bij het bestrijden van de verspreiding van massavernietigingswapens wordt gefinancierd met andere specifieke middelen dan die welke bestemd zijn voor de financiering van de ACS-EG-samenwerking. 3. De partijen komen overeen een regelmatige politieke dialoog in te stellen ter begeleiding en consolidatie van deze elementen. 4. Indien een partij, na een versterkte politieke dialoog te hebben gevoerd, waarbij met name gebruik is gemaakt van verslagen van het Internationaal Atoomagentschap (IAEA), de Organisation for the Prohibition of Chemical Weapons (OPCW) en andere relevante multilaterale instellingen, van oordeel is dat een andere partij niet heeft voldaan aan een verplichting die voortvloeit uit lid 1 van dit artikel inzake de non-proliferatie van massavernietigingswapens, verstrekt die partij, behalve in bijzondere dringende gevallen, de andere partij, de ACS-Raad van ministers en de EU-Raad van de ministers alle terzake dienende informatie die nodig is voor een grondig onderzoek van de situatie, teneinde tot een voor de partijen aanvaardbare oplossing te komen. Met dit doel verzoekt zij de andere partij om overleg te plegen over maatregelen die door de betrokken partijen zijn genomen of moeten worden genomen om de situatie recht te zetten. 5. Het overleg vindt plaats op het niveau en in de vorm die het meest geschikt wordt geacht om tot een oplossing te komen. Het overleg begint uiterlijk 30 dagen na de datum van het verzoek; de duur ervan wordt, afhankelijk van de aard en ernst van de schending, met wederzijdse instemming vastgesteld. De dialoog in het kader van de overlegprocedure duurt in geen geval langer dan 120 dagen. 6. Indien het overleg niet tot een voor beide partijen aanvaardbare oplossing leidt, indien overleg wordt geweigerd of in bijzonder dringende gevallen, kunnen passende maatregelen worden genomen. Deze maatregelen worden ingetrokken zodra de redenen ervoor hebben opgehouden te bestaan.”. |
6. |
Aan artikel 23 wordt het volgende punt toegevoegd:
|
7. |
Artikel 25, lid 1, punt d), wordt vervangen door:
|
8. |
Artikel 26 wordt als volgt gewijzigd:
|
9. |
De inleiding van artikel 28 wordt vervangen door: „In het kader van de samenwerking wordt effectieve bijstand verleend ter verwezenlijking van de doelstellingen en prioriteiten van de ACS-staten in de context van de regionale en subregionale samenwerking en integratie, met inbegrip van de interregionale samenwerking en de samenwerking tussen de ACS-staten onderling. De regionale samenwerking kan ook betrekking hebben op ontwikkelingslanden die niet tot de ACS behoren, alsmede op de landen en gebieden overzee en de ultraperifere regio's. In deze context is de steunverlening in het kader van de samenwerking gericht op:”. |
10. |
Artikel 2, onder a), punt i) wordt vervangen door:
|
11. |
Artikel 30, lid 2, wordt vervangen door:
|
12. |
Aan artikel 43, lid 4, wordt het volgende streepje toegevoegd:
|
13. |
Artikel 58 wordt vervangen door: „Artikel 58 Begunstigden 1. Voor financiële steun uit hoofde van deze Overeenkomst komen de volgende entiteiten en organisaties in aanmerking:
2. Met instemming van de betrokken ACS-staat of -staten komen eveneens voor financiële steun in aanmerking:
3. Niet-statelijke actoren uit de ACS-staten en de Gemeenschap die een plaatselijk karakter hebben, komen in aanmerking voor financiële steun uit hoofde van deze Overeenkomst volgens de modaliteiten die zijn overeengekomen bij de nationale en regionale indicatieve programma's.”. |
14. |
De leden 2 en 3 van artikel 68 worden vervangen door:
|
15. |
Artikel 89, lid 1, wordt vervangen door:
|
16. |
Artikel 96 wordt als volgt gewijzigd:
|
17. |
Artikel 97, lid 2, wordt vervangen door:
|
18. |
Arikel 100, tweede alinea, wordt vervangen door: „Artikel 100 Status van de teksten De aan deze Overeenkomst gehechte protocollen en bijlagen vormen daarvan een integrerend deel. De bijlagen I bis, II, III, IV en VI kunnen door de Raad van ministers worden herzien en/of gewijzigd op basis van een aanbeveling van het ACS-EG-Comité voor Samenwerking inzake Ontwikkelingsfinanciering. Deze Overeenkomst, opgesteld in de Deense, Duitse, Engelse, Estse, Finse, Franse, Griekse, Hongaarse, Italiaanse, Letse, Litouwse, Maltese, Nederlandse, Poolse, Portugese, Sloveense, Slowaakse, Spaanse, Tsjechische en Zweedse taal, zijnde alle teksten gelijkelijk authentiek, wordt nedergelegd in de archieven van het secretariaat-generaal van de Raad van de Europese Unie en het secretariaat van de ACS-staten, die beide een voor eensluitend gewaarmerkt afschrift aan elk van de ondertekenende staten zal doen toekomen.”. |
C. BIJLAGEN
1. |
Aan bijlage I wordt het volgende punt toegevoegd:
|
2. |
De volgende bijlage wordt ingevoegd: „BIJLAGE I BIS Meerjarig financieel kader voor de samenwerking in het kader van deze Overeenkomst
|
3. |
Bijlage II wordt als volgt gewijzigd:
|
4. |
Bijlage IV wordt als volgt gewijzigd:
|
5. |
De volgende bijlage wordt toegevoegd: „BIJLAGE VII Politieke dialoog inzake mensenrechten, democratische beginselen en de rechtsstaat Artikel 1 Doelen 1. Het in artikel 96, lid 3, onder a), bedoelde overleg wordt, behalve in bijzonder dringende gevallen, gevoerd nadat een uitvoerige politieke dialoog heeft plaatsgevonden zoals bedoeld in artikel 8 en artikel 9, lid 4, van de Overeenkomst. 2. Beide partijen voeren deze politieke dialoog in de geest van de Overeenkomst en met inachtneming van de richtlijnen voor de politieke dialoog tussen de ACS en de Europese Unie die de Raad van ministers heeft vastgesteld. 3. De politieke dialoog is een proces dat versterking van de betrekkingen tussen de ACS en de Europese Unie dient te bevorderen en bij dient te dragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen van het partnerschap. Artikel 2 Geïntensiveerde politieke dialoog voorafgaand aan overleg op grond van artikel 96 1. De politieke dialoog inzake eerbiediging van de mensenrechten, de democratische beginselen en de rechtsstaat wordt gevoerd overeenkomstig het bepaalde in artikel 8 en artikel 9, lid 4, van de Overeenkomst en met inachtneming van internationaal erkende normen. In het kader van deze dialoog kunnen de partijen overeenstemming bereiken over een gemeenschappelijke agenda en gemeenschappelijke prioriteiten. 2. Binnen het kader van internationaal overeengekomen normen kunnen de partijen gezamenlijk specifieke ijkpunten of doelstellingen ontwikkelen en overeenkomen met betrekking tot de mensenrechten, de democratische beginselen en de rechtsstaat, daarbij rekening houdende met de specifieke en bijzondere omstandigheden van de betrokken ACS-staat. Deze ijkpunten zijn een middel om doelen te verwezenlijken door het vaststellen van tussentijdse doelstellingen en termijnen voor de verwezenlijking daarvan. 3. De in de leden 1 en 2 bedoelde politieke dialoog wordt op systematische en formele wijze gevoerd en dient alle mogelijkheden uit te putten alvorens overeenkomstig artikel 96 van de Overeenkomst overleg wordt gepleegd. 4. Behalve in bijzonder dringende gevallen, zoals bedoeld in artikel 96, lid 2, onder b), van de Overeenkomst, kan overleg op grond van artikel 96 ook plaatsvinden zonder voorafgaande geïntensiveerde politieke dialoog, indien een van de partijen de in het kader van een eerdere dialoog aangegane verplichtingen systematisch niet nakomt, of indien een partij weigert in goed vertrouwen een dialoog aan te gaan. 5. De politieke dialoog op grond van artikel 8 van de Overeenkomst wordt door de partijen ook benut om landen bij te staan ten aanzien waarvan passende maatregelen als bedoeld in artikel 96 worden genomen, teneinde de betrekkingen te normaliseren. Artikel 3 Aanvullende regels inzake overleg op grond van artikel 96 van de Overeenkomst 1. De partijen streven naar het bevorderen van een gelijk niveau van vertegenwoordiging bij het overleg op grond van artikel 96 van de Overeenkomst. 2. De partijen zien toe op transparante interactie voor, tijdens en na het formele overleg, daarbij rekening houdende met de specifieke ijkpunten en doelstellingen bedoeld in artikel 2, lid 2, van deze bijlage. 3. De partijen benutten de periode van dertig dagen vóór de aanvang van het overleg, waarin is voorzien in artikel 96, lid 3, van de Overeenkomst, om zich op dit overleg terdege voor te bereiden en om nader overleg te plegen binnen de ACS-groep en tussen de Gemeenschap en haar lidstaten. Tijdens het overleg dienen de partijen flexibele tijdschema's overeen te komen, waarbij zij erkennen dat in bijzonder dringende gevallen, zoals gedefinieerd in artikel 96, lid 3, onder b), van de Overeenkomst en in artikel 1, lid 4, van deze bijlage, onmiddellijk optreden noodzakelijk kan zijn. 4. De partijen erkennen de rol van de ACS-groep in de politieke dialoog op basis van modaliteiten die de ACS-groep vaststelt en aan de Gemeenschap en haar lidstaten mededeelt. 5. De partijen erkennen de noodzaak van gestructureerd en voortdurend overleg overeenkomstig artikel 96 van de Overeenkomst. De Raad van ministers kan hiertoe nadere modaliteiten vaststellen.” |
TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekende gevolmachtigden hieronder hun handtekening hebben gesteld.
SLOTAKTE
ZIJNE MAJESTEIT DE KONING DER BELGEN,
DE PRESIDENT VAN DE TSJECHISCHE REPUBLIEK,
HARE MAJESTEIT DE KONINGIN VAN DENEMARKEN,
DE PRESIDENT VAN DE BONDSREPUBLIEK DUITSLAND,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK ESTLAND,
DE PRESIDENT VAN DE HELLEENSE REPUBLIEK,
ZIJNE MAJESTEIT DE KONING VAN SPANJE,
DE PRESIDENT VAN DE FRANSE REPUBLIEK,
DE PRESIDENT VAN IERLAND,
DE PRESIDENT VAN DE ITALIAANSE REPUBLIEK,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK CYPRUS,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK LETLAND,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK LITOUWEN,
ZIJNE KONINKLIJKE HOOGHEID DE GROOTHERTOG VAN LUXEMBURG,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK HONGARIJE,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK MALTA,
HARE MAJESTEIT DE KONINGIN DER NEDERLANDEN,
DE FEDERALE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK OOSTENRIJK,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK POLEN,
DE PRESIDENT VAN DE PORTUGESE REPUBLIEK,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK SLOVENIË,
DE PRESIDENT VAN DE SLOWAAKSE REPUBLIEK,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK FINLAND,
ZIJNE MAJESTEIT DE KONING VAN ZWEDEN,
HARE MAJESTEIT DE KONINGIN VAN HET VERENIGD KONINKRIJK VAN GROOT-BRITTANNIË EN NOORD-IERLAND,
en van DE EUROPESE GEMEENSCHAP,
enerzijds, en
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK ANGOLA,
HARE MAJESTEIT DE KONINGIN VAN ANTIGUA EN BARBUDA,
HET STAATSHOOFD VAN HET GEMENEBEST VAN DE BAHAMA'S,
HET STAATSHOOFD VAN BARBADOS,
HARE MAJESTEIT DE KONINGIN VAN BELIZE,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK BENIN,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK BOTSWANA,
DE PRESIDENT VAN BURKINA FASO,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK BOEROENDI,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK KAMEROEN,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK KAAPVERDIË,
DE PRESIDENT VAN DE CENTRAAL-AFRIKAANSE REPUBLIEK,
DE PRESIDENT VAN DE ISLAMITISCHE BONDSREPUBLIEK DER COMOREN,
DE PRESIDENT VAN DE DEMOCRATISCHE REPUBLIEK CONGO,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK CONGO,
DE REGERING VAN DE COOKEILANDEN,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK IVOORKUST,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK DJIBOUTI,
DE REGERING VAN HET GEMENEBEST DOMINICA,
DE PRESIDENT VAN DE DOMINICAANSE REPUBLIEK,
DE PRESIDENT VAN DE STAAT ERITREA,
DE PRESIDENT VAN DE DEMOCRATISCHE FEDERALE REPUBLIEK ETHIOPIË,
DE PRESIDENT VAN DE SOEVEREINE DEMOCRATISCHE REPUBLIEK FIJI,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK GABON,
DE PRESIDENT EN HET STAATSHOOFD VAN DE REPUBLIEK GAMBIA,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK GHANA,
HARE MAJESTEIT DE KONINGIN VAN GRENADA,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK GUINEE,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK GUINEE-BISSAU,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK EQUATORIAAL-GUINEE,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK GUYANA,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK HAÏTI,
HET STAATSHOOFD VAN JAMAICA,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK KENIA,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK KIRIBATI,
ZIJNE MAJESTEIT DE KONING VAN HET KONINKRIJK LESOTHO,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK LIBERIA,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK MADAGASKAR,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK MALAWI,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK MALI,
DE REGERING VAN DE REPUBLIEK DER MARSHALLEILANDEN,
DE PRESIDENT VAN DE ISLAMITISCHE REPUBLIEK MAURITANIË,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK MAURITIUS,
DE REGERING VAN DE FEDERALE STATEN VAN MICRONESIË,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK MOZAMBIQUE,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK NAMIBIË,
DE REGERING VAN DE REPUBLIEK NAURU,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK NIGER,
DE PRESIDENT VAN DE FEDERALE REPUBLIEK NIGERIA,
DE REGERING VAN NIUE,
DE REGERING VAN DE REPUBLIEK PALAU,
HARE MAJESTEIT DE KONINGIN VAN DE ONAFHANKELIJKE STAAT PAPOEA-NIEUW-GUINEA,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK RWANDA,
HARE MAJESTEIT DE KONINGIN VAN SAINT KITTS EN NEVIS,
HARE MAJESTEIT DE KONINGIN VAN SAINT LUCIA,
HARE MAJESTEIT DE KONINGIN VAN SAINT VINCENT EN DE GRENADINES,
HET STAATSHOOFD VAN DE ONAFHANKELIJKE STAAT SAMOA,
DE PRESIDENT VAN DE DEMOCRATISCHE REPUBLIEK SÃO TOMÉ EN PRÍNCIPE,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK SENEGAL,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK DER SEYCHELLEN,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK SIERRA LEONE,
HARE MAJESTEIT DE KONINGIN VAN DE SALOMONSEILANDEN,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK ZUID-AFRIKA,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK SOEDAN,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK SURINAME,
ZIJNE MAJESTEIT DE KONING VAN HET KONINKRIJK SWAZILAND,
DE PRESIDENT VAN DE VERENIGDE REPUBLIEK TANZANIA,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK TSJAAD,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK TOGO,
ZIJNE MAJESTEIT KONING TAUFA'AHAU TUPOU IV VAN TONGA,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK TRINIDAD EN TOBAGO,
HARE MAJESTEIT DE KONINGIN VAN TUVALU,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK OEGANDA,
DE REGERING VAN DE REPUBLIEK VANUATU,
DE REGERING VAN DE REPUBLIEK ZAMBIA,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK ZIMBABWE,
anderzijds,
op de vijfentwintigste dag van juni in het jaar tweeduizend vijf bijeengekomen te Luxemburg voor de ondertekening van de Overeenkomst tot wijziging van de Partnerschapsovereenkomst tussen de leden van de groep van staten in Afrika, het Caribische gebied en de Stille Oceaan, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds, ondertekend te Cotonou op 23 juni 2000,
hebben bij de ondertekening van deze overeenkomst hun goedkeuring gehecht aan de volgende aan deze Slotakte gehechte verklaringen:
Verklaring I Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 8 van de Overeenkomst van Cotonou
Verklaring II Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 68 van de Overeenkomst van Cotonou
Verklaring III Gemeenschappelijke verklaring betreffende bijlage I bis
Verklaring IV Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 3, lid 5, van bijlage IV
Verklaring V Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 9, lid 2, van bijlage IV
Verklaring VI Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 12, lid 2, van bijlage IV
Verklaring VII Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 13 van bijlage IV
Verklaring VIII Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 19 bis van bijlage IV
Verklaring IX Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 24, lid 3, van bijlage IV
Verklaring X Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 2 van bijlage VII
Verklaring XI Verklaring van de Gemeenschap betreffende artikel 4 en artikel 58, lid 2, van de Overeenkomst van Cotonou
Verklaring XII Verklaring van de Gemeenschap betreffende artikel 11 bis van de Overeenkomst van Cotonou
Verklaring XIII Verklaring van de Gemeenschap betreffende artikel 11 ter, lid 2, van de Overeenkomst van Cotonou
Verklaring XIV Verklaring van de Gemeenschap betreffende de artikelen 28, 29, 30 en 58 van de Overeenkomst van Cotonou en artikel 6 van bijlage IV
Verklaring XV Verklaring van de Europese Unie betreffende bijlage I bis
Verklaring XVI Verklaring van de Gemeenschap betreffende artikel 4, lid 3, artikel 5, lid 7, artikel 16, leden 5 en 6 en artikel 17, lid 2 van bijlage IV
Verklaring XVII Verklaring van de Gemeenschap betreffende artikel 4, lid 5 van bijlage IV
Verklaring XVIII Verklaring van de Gemeenschap betreffende artikel 20 van bijlage IV
Verklaring XIX Verklaring van de Gemeenschap betreffende de artikelen 34, 35 en 36 van bijlage IV
Verklaring XX Verklaring van de Gemeenschap betreffende artikel 3 van bijlage VII
VERKLARING I
Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 8 van de overeenkomst van cotonou
Wat betreft de dialoog op nationaal en regionaal niveau wordt voor de toepassing van artikel 8 van de Overeenkomst van Cotonou onder „ACS-groep” verstaan: de trojka van het ACS-Comité van Ambassadeurs en de voorzitter van het ACS-subcomité voor politieke, sociale, humanitaire en culturele aangelegenheden; de Paritaire Parlementaire Vergadering ACS—EU wordt geacht te bestaan uit de medevoorzitters van de Paritaire Parlementaire Vergadering ACS—EU of de daartoe voorgedragen personen.
VERKLARING II
Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 68 van de overeenkomst van Cotonou
De ACS-EG-Raad van Ministers zal, uit hoofde van artikel 100 van de Overeenkomst van Cotonou een onderzoek instellen naar de voorstellen van de ACS met betrekking tot bijlage II betreffende kortdurende fluctuaties van de exportopbrengsten (FLEX).
VERKLARING III
Gemeenschappelijke verklaring betreffende bijlage I bis
Mocht de Overeenkomst van Cotonou op 1 januari 2008 niet in werking zijn getreden, dan wordt de samenwerking gefinancierd uit de resterende bedragen van het 9e EOF en uit de vorige EOF's.
VERKLARING IV
Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 3, lid 5, van bijlage IV
Voor de toepassing van artikel 3, lid 5, worden met bijzondere behoeften de behoeften bedoeld die het gevolg zijn van uitzonderlijke en/of onvoorziene omstandigheden zoals post-crisissituaties. Met ‘uitzonderlijke prestaties’ wordt de situatie bedoeld waarin buiten de tussentijdse evaluatie en de eindevaluatie om de toewijzing van een land volledig is vastgelegd en een aanvullende financiering van het normale indicatieve programma kan worden geabsorbeerd dankzij een doeltreffend beleid op het gebied van armoedebestrijding en een gezond financieel beheer.
VERKLARING V
Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 9, lid 2, van bijlage IV
Voor de toepassing van artikel 9, lid 2, worden met nieuwe behoeften de behoeften bedoeld die het gevolg zijn van uitzonderlijke en/of onvoorziene omstandigheden zoals post-crisissituaties. Met „uitzonderlijke prestaties” wordt de situatie bedoeld waarin buiten de tussentijdse evaluatie en de eindevaluatie om, de regionale toewijzing volledig is vastgelegd en een aanvullende financiering van het regionaal indicatief programma kan worden geabsorbeerd op basis van een doeltreffend beleid op het gebied van regionale integratie en een gezond financieel beheer.
VERKLARING VI
Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 12, lid 2, van bijlage IV
Voor de toepassing van artikel 12, lid 2, worden met nieuwe behoeften de behoeften bedoeld die het gevolg kunnen zijn van uitzonderlijke en/of onvoorziene omstandigheden zoals nieuwe verbintenissen in het kader van internationale initiatieven of gemeenschappelijke uitdagingen van de ACS-landen.
VERKLARING VII
Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 13 van bijlage IV
Gelet op de bijzondere geografische situatie van het Caribische gebied en de Stille Oceaan kan de ACS-Raad van Ministers of het ACS-Comité van Ambassadeurs in afwijking van artikel 13, lid 2, onder a), van bijlage IV een specifiek financieringsverzoek voor de ene of de andere regio indienen.
VERKLARING VIII
Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 19 bis van bijlage IV
Overeenkomstig artikel 100 van de Overeenkomst van Cotonou, zal de Raad van ministers de teksten van bijlage IV betreffende de gunning en uitvoering van opdrachten onderzoeken, teneinde deze goed te keuren vóór de inwerkingtreding van de Overeenkomst tot wijziging van de Overeenkomst van Cotonou.
VERKLARING IX
Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 24, lid 3, van bijlage IV
De ACS-staten worden vooraf geraadpleegd over elke wijziging van de in artikel 24, lid 3, van bijlage IV bedoelde communautaire regels.
VERKLARING X
Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 2 van bijlage VII
Deze internationaal erkende normen zijn die welke zijn vervat in de instrumenten genoemd in de preambule van de Overeenkomst van Cotonou
VERKLARING XI
Verklaring van de gemeenschap betreffende artikel 4 en artikel 58, lid 2, van de overeenkomst van cotonou
Voor de toepassing van artikel 4 en artikel 58, lid 2, wordt de term „plaatselijke gedecentraliseerde autoriteiten” geacht alle niveaus van decentralisatie te omvatten, met inbegrip van „collectivités locales”.
VERKLARING XII
Verklaring van de gemeenschap betreffende artikel 11 bis van de overeenkomst van cotonou
De financiële en technische bijstand voor de samenwerking bij het bestrijden van terrorisme wordt gefinancierd uit andere middelen dan die welke bestemd zijn voor de financiering van de ACS-EG-ontwikkelingssamenwerking.
VERKLARING XIII
Verklaring van de gemeenschap betreffende artikel 11 ter, lid 2, van de overeenkomst van cotonou
De maatregelen die zijn uiteengezet in artikel 11 ter, lid 2, zullen worden genomen binnen een aangepaste termijn die rekening houdt met de specifieke beperkingen van elk land.
VERKLARING XIV
Verklaring van de gemeenschap betreffende de artikelen 28, 29, 30 en 58 van de overeenkomst van cotonou en artikel 6 van bijlage IV
De tenuitvoerlegging van de bepalingen betreffende regionale samenwerking waarbij niet tot de ACS behorende landen zijn betrokken, is afhankelijk van de tenuitvoerlegging van gelijkwaardige bepalingen in het kader van de financiële instrumenten van de Gemeenschap op het gebied van samenwerking met andere landen en regio's in de wereld. De Gemeenschap zal de ACS-groep van de inwerkingtreding van deze gelijkwaardige bepalingen in kennis stellen.
VERKLARING XV
Verklaring van de europese unie betreffende bijlage I BIS
1. |
De Europese Unie verbindt zich ertoe zo vroeg mogelijk en indien dat haalbaar is uiterlijk in september 2005, een exact bedrag voor te stellen voor het meerjarige financiële kader voor samenwerking in het kader van de Overeenkomst tot wijziging van de Overeenkomst van Cotonou en voor de toepassingsperiode daarvan. |
2. |
Het minimumpeil van de steun zoals bedoeld in punt 2 van bijlage I bis wordt gegarandeerd, zonder dat afbreuk wordt gedaan aan de mogelijkheid voor de ACS-staten om steun te ontvangen uit andere middelen uit hoofde van andere financiële instrumenten die reeds bestaan of kunnen worden ingesteld ter ondersteuning van maatregelen op gebieden als humanitaire noodhulp, voedselzekerheid, armoedegerelateerde ziekten, steun voor de tenuitvoerlegging van overeenkomsten inzake economisch partnerschap, steun voor beoogde maatregelen na de hervorming van de suikermarkt, alsmede op het gebied van vrede en stabiliteit. |
3. |
De uiterste termijn voor de vastlegging van middelen van het 9e EOF, vastgesteld op 31 december 2007, kan indien nodig worden herzien. |
VERKLARING XVI
Verklaring van de gemeenschap betreffende artikel 4, lid 3, artikel 5, lid 7, artikel 16, leden 5 en 6, en artikel 17, lid 2, van bijlage IV
Deze bepalingen zijn niet van invloed op de rol van de lidstaten in het besluitvormingsproces.
VERKLARING XVII
Verklaring van de gemeenschap betreffende artikel 4, lid 5, van bijlage IV
Artikel 4, lid 5, van bijlage IV en de hervatting van de normale beheersprocedures zullen bij besluit van de Raad op voorstel van de Commissie uitgevoerd worden. Dit besluit wordt aan de ACS-groep meegedeeld.
VERKLARING XVIII
Verklaring van de gemeenschap betreffende artikel 20 van bijlage IV
Het bepaalde in artikel 20 van bijlage IV zal worden uitgevoerd volgens het principe van wederkerigheid met andere donors.
VERKLARING XIX
Verklaring van de gemeenschap betreffende de artikelen 34, 35 en 36 van bijlage IV
De respectieve gedetailleerde verantwoordelijkheden van de functionarissen die met het beheer en de uitvoering van de middelen van het Fonds zijn belast, zullen worden opgenomen in een handboek van procedures waarover overleg zal plaatsvinden met de ACS-staten overeenkomstig artikel 12 van Overeenkomst van Cotonou en dat beschikbaar zal zijn vanaf de inwerkingtreding van de Overeenkomst tot wijziging van de Overeenkomst van Cotonou. Voor elke wijziging van dit handboek zal dezelfde procedure worden gevolgd.
VERKLARING XX
Verklaring van de gemeenschap betreffende artikel 3 van bijlage VII
Ten aanzien van de modaliteiten zoals bedoeld in artikel 3 van bijlage VII wordt het door de Raad van de Europese Unie in de Raad van ministers in te nemen standpunt gebaseerd op een voorstel van de Commissie.