ISSN 1725-2598

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 207

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

48e jaargang
10 augustus 2005


Inhoud

 

I   Besluiten waarvan de publicatie voorwaarde is voor de toepassing

Bladzijde

 

*

Verordening (EG) nr. 1300/2005 van de Raad van 3 augustus 2005 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 27/2005 ten aanzien van haring, makreel, horsmakreel en tong en vaartuigen die illegale visserij bedrijven

1

 

 

Verordening (EG) nr. 1301/2005 van de Commissie van 9 augustus 2005 tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

10

 

*

Verordening (EG) nr. 1302/2005 van de Commissie van 9 augustus 2005 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1060/2005 ten aanzien van de hoeveelheid waarop de permanente openbare inschrijving voor de uitvoer van zachte tarwe die in het bezit is van het Slowaakse interventiebureau betrekking heeft

12

 

*

Verordening (EG) nr. 1303/2005 van de Commissie van 9 augustus 2005 tot vaststelling van een verbod op de visserij op tong in de ICES-deelgebieden II en IV (wateren van de Gemeenschap) door vaartuigen die de vlag van Frankrijk voeren

13

 

*

Verordening (EG) nr. 1304/2005 van de Commissie van 9 augustus 2005 tot vaststelling van een verbod op de visserij op blauwe wijting in ICES-sector Vb (wateren van de Faeröer) door vaartuigen die de vlag van Frankrijk voeren

15

 

 

II   Besluiten waarvan de publicatie niet voorwaarde is voor de toepassing

 

 

Commissie

 

*

Beschikking van de Commissie van 8 augustus 2005 betreffende het in de handel brengen, overeenkomstig Richtlijn 2001/18/EG van het Europees Parlement en de Raad, van een maïsproduct (Zea mays L., lijn MON 863), genetisch gemodificeerd met het oog op resistentie tegen de maïswortelboorder (Kennisgeving geschied onder nummer C(2005) 2950)  ( 1 )

17

 

*

Beschikking van de Commissie van 8 augustus 2005 houdende wijziging van Beschikking 2005/240/EG tot toelating van methoden voor de indeling van geslachte varkens in Polen (Kennisgeving geschied onder nummer C(2005) 2985)

20

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


I Besluiten waarvan de publicatie voorwaarde is voor de toepassing

10.8.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 207/1


VERORDENING (EG) Nr. 1300/2005 VAN DE RAAD

van 3 augustus 2005

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 27/2005 ten aanzien van haring, makreel, horsmakreel en tong en vaartuigen die illegale visserij bedrijven

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad van 20 december 2002 inzake de instandhouding en de duurzame exploitatie van de visbestanden in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid (1), en met name op artikel 20,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 27/2005 van de Raad (2) zijn voor 2005 de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Gemeenschap en, voor vaartuigen van de Gemeenschap, in andere wateren met vangstbeperkingen van toepassing zijn, alsmede de bij de visserij in acht te nemen voorschriften vastgesteld.

(2)

De Internationale Visserijcommissie voor de Oostzee (IBSFC) heeft in september 2004 een aanbeveling goedgekeurd om de vangstmogelijkheden voor haring voor 2004 in Management Unit 3 met 10 000 ton te verhogen, waardoor die voor Finland met 8 199 ton zouden worden uitgebreid. Deze aanbeveling is niet omgezet in Gemeenschapswetgeving. Aangezien hierdoor de extra vangstmogelijkheden niet zijn toegewezen, heeft Finland zijn quotum voor 2004 met 7 856 ton overschreden. Bij Verordening (EG) nr. 776/2005 van de Commissie van 19 mei 2005 houdende aanpassing van sommige vangstquota voor 2005 op grond van Verordening (EG) nr. 847/96 van de Raad tot invoering van aanvullende voorwaarden voor het meerjarenbeheer van de TAC’s en quota (3) is het Finse quotum voor haring voor 2005 met 7 856 ton verlaagd. De Finse quota voor haring in deelsectoren 30-31 moeten derhalve met 7 856 ton worden verhoogd aangezien de verlaging het gevolg was van het feit dat de aanbeveling van de IBSFC niet in de Gemeenschapswetgeving is omgezet. Deze wijziging zal niet leiden tot een verhoging van de in 2005 door Finland gevangen hoeveelheid haring.

(3)

De totaal toegestane vangst (total allowable catch, TAC) die is vastgesteld voor makreel in beheersgebied II a (niet-EG-wateren), V b (EG-wateren), VI, VII, VIII a, b, d, e, XII, XIV moet zowel de Gemeenschapswateren als de internationale wateren van sector V b omvatten om foutieve aangiften te voorkomen. Het beheersgebied moet derhalve worden gewijzigd.

(4)

De TAC die is vastgesteld voor horsmakreel in beheersgebied V b (EG-wateren), VI, VII, VIII a, b, d, e, XII, XIV moet zowel de Gemeenschapswateren als de internationale wateren van sector V b omvatten om foutieve aangiften te voorkomen. Het beheersgebied moet derhalve worden gewijzigd.

(5)

Uit nieuw wetenschappelijk advies blijkt dat de TAC voor horsmakreel in beheersgebied III a, III b, c, d (EG-wateren) tot 900 ton kan worden verhoogd. De TAC moet derhalve worden gewijzigd.

(6)

Om mogelijk te maken dat hoeveelheden haring, makreel en horsmakreel na transport van de haven van aanlanding worden gewogen, moeten in 2005 aanvullende maatregelen ten uitvoer worden gelegd.

(7)

Volgens de goedgekeurde notulen van de Conclusies van het visserijoverleg tussen de Europese Gemeenschap en Noorwegen hebben de partijen voor 2005 de mogelijkheid om 50 000 ton van hun respectieve quota in de Noordzee voor haring te vissen in wateren van de andere partij in de gebieden IV a en IV b. Op verzoek kunnen deze hoeveelheden met 10 000 ton worden verhoogd. Noorwegen heeft bij schrijven van 29 juni 2005 een dergelijk verzoek ingediend. De Commissie heeft op 20 juli 2005 een dergelijk verzoek ingediend. Deze wijzigingen dienen derhalve in de Gemeenschapswetgeving te worden doorgevoerd.

(8)

In mei 2005 heeft de Visserijcommissie voor het noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan (NEAFC) een aanbeveling goedgekeurd om verscheidene vaartuigen op te nemen in de lijst van vaartuigen waarvan is aangetoond dat zij illegale, niet-aangegeven of niet-gereglementeerde visvangst hebben bedreven. Over de maatregelen die ten aanzien van dergelijke vaartuigen moeten worden getroffen is in februari 2004 een aanbeveling goedgekeurd. Deze aanbevelingen moeten worden omgezet in communautaire wetgeving.

(9)

Gezien de urgentie van deze kwestie moet een uitzondering worden gemaakt op de periode van zes weken, als vermeld in punt I.3 van het aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschappen gehechte Protocol betreffende de rol van de nationale parlementen in de Europese Unie.

(10)

Verordening (EG) nr. 27/2005 dient derhalve te worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De bijlagen I A, I B en III bij Verordening (EG) nr. 27/2005 worden gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 3 augustus 2005.

Voor de Raad

De voorzitter

J. STRAW


(1)  PB L 358 van 31.12.2002, blz. 59.

(2)  PB L 12 van 14.1.2005, blz. 1.

(3)  PB L 130 van 24.5.2005, blz. 7.


BIJLAGE

De bijlagen bij Verordening (EG) nr. 27/2005 worden als volgt gewijzigd:

1)

Bijlage IA

De tabel betreffende haring in deelsectoren 30-31 wordt vervangen door:

„Soort

:

Haring

Clupea harengus

Zone

:

Deelsectoren 30-31

HER/3D30.; HER/3D31

Finland

60 327

 

Zweden

11 529

 

EG

71 856

 

TAC

71 856

Voorzorgs-TAC waarop de artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 niet van toepassing zijn”

2)

Bijlage IB

a)

de tabel betreffende haring in zone IV benoorden 53° 30′ NB wordt vervangen door:

„Soort

:

Haring (1)

Clupea harengus

Zone

:

IV benoorden 53° 30′ NB

HER/4AB

Denemarken

95 211

 

Duitsland

57 215

 

Frankrijk

20 548

 

Nederland

56 745

 

Zweden

5 443

 

Verenigd Koninkrijk

70 395

 

EG

305 557

 

Noorwegen

60 000 (2)

 

TAC

535 000

Analytische TAC waarop de artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 niet van toepassing zijn.

Binnen de limieten van bovenstaande quota mag in de onderstaande zones niet meer worden gevangen dan de volgende hoeveelheden:

 

Noorse wateren bezuiden 62° NB

(HER/*04N-)

EG

60 000”;

b)

de tabel betreffende makreel in zone II a (niet-EG-wateren), V b (EG-wateren), VI, VII, VIII a, b, d, e, XII, XIV wordt vervangen door:

„Soort

:

Makreel

Scomber scombrus

Zone

:

II a (niet-EG-wateren), V b (EG-wateren en internationale wateren), VI, VII, VIII a, b, d, e, XII, XIV

MAC/2CX14-

Duitsland

13 845

 

Spanje

20

 

Estland

115

 

Frankrijk

9 231

 

Ierland

46 149

 

Letland

85

 

Litouwen

85

 

Nederland

20 190

 

Polen

844

 

Verenigd Koninkrijk

126 913

 

EG

217 477

 

Noorwegen

8 500 (3)

 

Faeröer

3 322 (4)

 

TAC

420 000 (5)

Voorzorgs-TAC waarop de artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 niet van toepassing zijn.

In de betrokken zones mogen, binnen de limieten van bovenstaande quota, niet meer dan de opgegeven hoeveelheden worden gevangen, en uitsluitend van 1 januari tot en met 15 februari en van 1 oktober tot en met 31 december.

 

IV a (EG-wateren) MAC/*04A-C

Duitsland

4 175

Spanje

0

Frankrijk

2 784

Ierland

13 918

Nederland

6 089

Verenigd Koninkrijk

38 274

EG

65 240

Noorwegen

8 500

Faeröer

1 002 ()

()  Benoorden 59° NB (EG-zone) van 1 januari tot en met 15 februari en van 1 oktober tot en met 31 december.”;

c)

de tabel betreffende tong in zone III a, III b, c, d (EG-wateren) wordt vervangen door:

„Soort

:

Tong

Solea solea

Zone

:

III a, III b, c, d (EG-wateren)

SOL/3A/BCD

Denemarken

755

 

Duitsland

44

 

Nederland

73

 

Zweden

28

 

EG

900

 

TAC

900

Analytische TAC waarop de artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 van toepassing zijn.”;

d)

de tabel betreffende horsmakreel in zone V b (EG-wateren), VI, VII, VIII a, b, d, e, XII, XIV wordt vervangen door:

„Soort

:

Horsmakreel

Trachurus spp.

Zone

:

V b (EG-wateren en internationale wateren), VI, VII, VIII a, b, d, e, XII, XIV

JAX/578/14

Denemarken

12 088

 

Duitsland

9 662

 

Spanje

13 195

 

Frankrijk

6 384

 

Ierland

31 454

 

Nederland

46 096

 

Portugal

1 277

 

Verenigd Koninkrijk

13 067

 

EG

133 223

 

Faeröer

4 955 (7)  (8)

 

TAC

137 000

Analytische TAC waarop de artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 van toepassing zijn.

3)

Bijlage III

a)

punt 9 wordt vervangen door:

„9.   Aanvoer- en weegprocedures voor haring, makreel en horsmakreel

9.1.   Werkingssfeer

9.1.1.

De volgende procedures zijn van toepassing op aanvoer in de Europese Gemeenschap door vaartuigen uit de Gemeenschap en uit derde landen van hoeveelheden die per aanvoer meer dan 10 ton haring, makreel, horsmakreel of een combinatie daarvan bedragen, gevangen in:

a)

voor haring, ICES-deelgebieden I, II, IV, VI en VII en sectoren III a en V b,

b)

voor makreel en horsmakreel in ICES-deelgebieden III, IV, VI en VII en sector II a.

9.2.   Aangewezen havens

9.2.1.

In punt 9.1 bedoelde aanvoer is alleen toegestaan in daartoe aangewezen havens.

9.2.2.

Elke betrokken lidstaat stuurt de Commissie alle wijzigingen toe in de in 2004 meegedeelde lijst van aangewezen havens waarin haring, makreel en horsmakreel mag worden aangevoerd, evenals wijzigingen in de inspectie- en controleprocedures voor die havens, inclusief de regels en voorwaarden voor het registreren en aangeven van de hoeveelheden voor elk van de in punt 9.1.1 bedoelde bestanden en soorten per aanvoer. Deze wijzigingen dienen ten minste 15 dagen voor de inwerkingtreding ervan te worden meegedeeld. De Commissie zendt deze informatie en de door derde landen aangewezen havens toe aan alle betrokken lidstaten.

9.3.   Binnenlopen van de haven

9.3.1.

De kapitein van een in punt 9.1.1 bedoeld vaartuig of zijn gemachtigde stelt de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waarin de aanvoer zal plaatsvinden ten minste 4 uur vóór het binnenlopen van de aanvoerhaven van de betrokken lidstaat in kennis van:

a)

de haven die hij wil aandoen alsmede de naam en het registratienummer van het vaartuig;

b)

het verwachte tijdstip van aankomst in die haven;

c)

de hoeveelheid in kilogram in levend gewicht per aan boord aanwezige soort;

d)

het in bijlage I bij deze verordening vermelde beheersgebied waar de vangst is gedaan.

9.4.   Lossen

9.4.1.

De bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaat verlangen dat het lossen niet begint voordat daartoe toestemming is gegeven.

9.5.   Logboek

9.5.1.

In afwijking van het bepaalde in punt 4.2 van bijlage IV bij Verordening (EEG) nr. 2807/83 legt de kapitein van een vissersvaartuig onmiddellijk na aankomst in de haven de door de bevoegde autoriteit van de aanvoerhaven gevraagde bladzijde(n) uit het logboek over.

De aan boord aanwezige hoeveelheden die overeenkomstig punt 9.3.1, onder c), vóór de aanvoer zijn opgegeven, dienen gelijk te zijn aan de in het logboek vermelde hoeveelheden nadat dit is ingevuld.

In afwijking van het bepaalde van artikel 5, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 2807/83 geldt voor de in het logboek vermelde ramingen van de hoeveelheden van aan boord aanwezige vis (in kilogram) een tolerantiemarge van 8 %.

9.6.   Wegen van verse vis

9.6.1.

Kopers van verse vis zien erop toe dat alle ontvangen hoeveelheden worden gewogen op door de bevoegde autoriteiten goedgekeurde systemen. Dit wegen gebeurt voordat de vis gesorteerd, verwerkt, opgeslagen, uit de haven van aanlanding vervoerd of doorverkocht wordt. Het resultaat van de weging moet worden gebruikt voor het invullen van de aanvoeraangifte en verkoopdocumenten.

9.6.2.

Bij de gewichtsbepaling mag de aftrek voor water niet meer bedragen dan 2 %.

9.7.   Wegen van verse vis na vervoer

9.7.1.

In afwijking van punt 9.6.1 kan lidstaten worden toegestaan verse vis te wegen na vervoer van de aanvoerhaven mits de vis wordt vervoerd naar een bestemming op het grondgebied van de lidstaat die niet meer dan 60 km verwijderd is van de haven van aanvoer en:

a)

de container waarin de vis wordt vervoerd, van de aanvoerhaven naar de plaats van weging wordt begeleid door een inspecteur, of

b)

de bevoegde autoriteiten toestemming geven om de vis van de aanvoerhaven te vervoeren onder de volgende voorwaarden:

i)

onmiddellijk voordat de container de aanvoerhaven verlaat, verstrekt de koper of zijn gemachtigde de bevoegde autoriteiten een schriftelijke verklaring met de soort vis, de naam van het vaartuig waaruit de vis is gelost, het unieke identificatienummer van de container en bijzonderheden over de bestemming waar de vis wordt gewogen, evenals het verwachte tijdstip van aankomst van de container op de plaats van bestemming;

ii)

een kopie van de onder i) bedoelde ervaring wordt door de chauffeur tijdens het transport bewaard en op de plaats van bestemming aan de ontvanger van de vis overhandigd.

9.8.   Factuur

9.8.1.

Naast de verplichtingen vermeld in artikel 9, leden 1 en 2, van Verordening (EG) nr. 2847/93 dient de verwerker of koper van de aangevoerde hoeveelheden verse vis bij de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaat een kopie van de rekening of een document ter vervanging daarvan, als bedoeld in artikel 22, lid 3, van de Zesde Richtlijn 77/388/EEG van de Raad van 17 mei 1977 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting — Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde: uniforme grondslag (9) over te leggen.

9.8.2.

Op dergelijke rekeningen en vervangende documenten moeten steeds alle op grond van artikel 9, lid 3, van Verordening (EG) nr. 2847/93 vereiste gegevens worden vermeld, evenals de naam en het registratienummer van het vaartuig waarvan de vis is gelost. Deze rekening of dit document moet op verzoek of binnen 12 uur na voltooiing van de weging worden ingediend.

9.9.   Wegen van bevroren vis

9.9.1.

Alle kopers of houders van bevroren vis zien erop toe dat de aangevoerde hoeveelheden worden gewogen voordat de vis gesorteerd, verwerkt, opgeslagen, uit de haven van aanlanding vervoerd of doorverkocht wordt. Eventueel tarragewicht dat overeenstemt met het gewicht van de dozen, plastic of andere kratten waarin de af te wegen vis is verpakt, mag worden afgetrokken van het gewicht van alle aangelande hoeveelheden.

9.9.2.

Bij wijze van alternatief mag het gewicht van in dozen verpakte bevroren vis worden bepaald door vermenigvuldiging van het gemiddelde gewicht van een representatief monster gebaseerd op de weging van de uit de doos verwijderde inhoud zonder plastic verpakking, al dan niet na het ontdooien van eventueel ijs dat nog op de vis aanwezig is. De lidstaten leggen iedere wijziging in de door de Commissie in 2004 goedgekeurde bemonsteringsmethode ter goedkeuring aan haar voor. Deze wijzigingen worden door de Commissie goedgekeurd. Het resultaat van de weging moet worden gebruikt voor het invullen van de aanvoeraangifte en verkoopdocumenten.

9.10.   Weegvoorzieningen

9.10.1.

Indien openbare weeginstallaties worden gebruikt, verstrekt de partij die de vis weegt, de koper een weegbrief met vermelding van de datum en het tijdstip van de weging en het identificatienummer van de container. Een kopie van de weegbrief wordt gevoegd bij de rekening die overeenkomstig punt 9.8 bij de bevoegde autoriteiten wordt ingediend.

9.10.2.

Indien particuliere weeginstallaties worden gebruikt, moet het systeem door de bevoegde autoriteiten worden goedgekeurd, geijkt en verzegeld, en moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

a)

de partij die de vis weegt, houdt een gepagineerd weeglogboek bij, waarin het volgende wordt vermeld:

i)

naam en registratienummer van het vaartuig waarvan de vis is gelost;

ii)

het identificatienummer van de containers indien de vis vóór de weging van de haven van aanvoer is vervoerd;

iii)

de soort vis;

iv)

het gewicht van iedere aanvoer;

v)

de datum en het tijdstip van aanvang en einde van de weging;

b)

indien de weging wordt uitgevoerd op een transportband dient een zichtbaar systeem te worden aangebracht waarop het cumulatieve gewicht van de aanvoer wordt geregistreerd. Dit cumulatieve totale gewicht dient in het onder a) bedoelde gepagineerde logboek te worden vermeld;

c)

het weeglogboek en de kopieën van de in punt 9.7.1, onder b), ii), bedoelde schriftelijke verklaringen dienen drie jaar te worden bewaard.

9.11.   Toegang door de bevoegde autoriteiten

De bevoegde autoriteiten hebben te allen tijde vrijelijk toegang tot het weegsysteem, de weeglogboeken, schriftelijke verklaringen en alle gebouwen waar vis wordt verwerkt en bewaard.

9.12.   Kruiscontroles

9.12.1.

De bevoegde autoriteiten voeren bij iedere aanvoer administratieve kruiscontroles uit ter vergelijking van:

a)

de hoeveelheden per soort die zijn vermeld in de voorafgaande verklaring van aanvoer als bedoeld in punt 9.3.1 met de hoeveelheden die zijn vermeld in het logboek van het vaartuig;

b)

de hoeveelheden per soort die zijn vermeld in het logboek van het vaartuig met de aanvoeraangifte of de rekening of een vervangend document als bedoeld in punt 9.8;

c)

de hoeveelheden per soort die zijn vermeld in de aanvoeraangifte met de rekening of een vervangend document als bedoeld in punt 9.8.

9.13.   Volledige inspectie

9.13.1.

De bevoegde autoriteiten van een lidstaat zien erop toe dat ten minste 15 % van de aangevoerde hoeveelheden vis en ten minste 10 % van het aantal aanlandingen volledig worden geïnspecteerd, wat ten minste het volgende moet omvatten:

a)

controle van de weging van de vangsten van het vaartuig per soort. Indien een voor inspectie geselecteerd vaartuig zijn vangst aan wal pompt, wordt de volledige lossing van het vaartuig gecontroleerd. Bij diepvriestrawlers worden alle kisten geteld. Een representatieve steekproef van de kisten/pallets wordt gewogen voor de berekening van het gemiddelde gewicht van de kisten/pallets. De kisten worden bemonsterd volgens een erkende methode om het gemiddelde nettogewicht van de vis (d.w.z. zonder verpakking, ijs enz.) te bepalen;

b)

naast de in punt 9.12 bedoelde kruiscontroles vindt een vergelijking plaats van:

i)

de per soort in het logboek geregistreerde hoeveelheden met de per soort op de rekening of een vergelijkbaar document als bedoeld in punt 9.8 geregistreerde hoeveelheden;

ii)

de door de bevoegde autoriteiten op grond van punt 9.7.1, onder b), i), ontvangen verklaringen met de schriftelijke verklaringen in het bezit van de ontvanger van de vis als bedoeld in punt 9.7.1, onder b), ii);

iii)

de identificatienummers van de containers als vermeld in de schriftelijke verklaringen bedoeld in punt 9.7.1, onder b), i), met de weeglogboeken;

c)

indien het lossen wordt onderbroken, kan dit pas worden hervat nadat hiervoor toestemming is verleend;

d)

zodra het lossen is beëindigd, moet worden gecontroleerd of het vaartuig volledig leeg is.

9.13.2.

Van alle in punt 9 genoemde inspectieactiviteiten moet verslag worden opgemaakt. Deze documenten moeten gedurende drie jaar worden bewaard.

b)

het volgende deel I wordt toegevoegd:

„DEEL I

NOORDOOSTELIJK DEEL VAN DE ATLANTISCHE OCEAAN

Vaartuigen die illegale, niet-aangegeven of niet-gereglementeerde visserij bedrijven

Vaartuigen die door de Visserijcommissie voor het noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan (NEAFC) zijn geplaatst op een lijst van vaartuigen waarvan is aangetoond dat zij illegale, niet-aangegeven of niet-gereglementeerde visvangst hebben bedreven (IUU-vaartuigen), staan vermeld in aanhangsel 5. Op deze vaartuigen zijn de volgende maatregelen van toepassing:

a)

IUU-vaartuigen die een haven aandoen krijgen geen toestemming om te lossen of over te laden en worden door de bevoegde autoriteiten geïnspecteerd. Deze inspectie heeft betrekking op de documenten van het vaartuig, de logboeken, het vistuig, de vangsten aan boord evenals alle andere zaken in verband met de visserijactiviteiten van het vaartuig in het gereglementeerde gebied van de NEAFC. Informatie over de resultaten van de inspectie wordt onmiddellijk aan de Commissie meegedeeld;

b)

vissersvaartuigen, ondersteuningsvaartuigen, bunkerschepen, moederschepen, en vrachtvaartuigen die de vlag van een lidstaat voeren, mogen op geen enkele wijze bijstand verlenen aan IUU-vaartuigen of deelnemen aan overladingen van of gezamenlijke visserijactiviteiten met vaartuigen van de lijst;

c)

in de haven mag aan IUU-vaartuigen geen goederen of brandstof worden geleverd, en er mogen geen diensten worden verleend;

d)

het is IUU-vaartuigen niet toegestaan te vissen in Gemeenschapswateren en zij mogen niet gecharterd worden;

e)

de invoer van vis afkomstig van IUU-vaartuigen is verboden;

f)

lidstaten staan IUU-vaartuigen niet toe om hun vlag te voeren en moedigen importeurs, vervoerders en andere sectoren aan om geen vis te verhandelen met of over te laden van dergelijke vaartuigen.

De Commissie brengt de lijst met die van de NEAFC in overeenstemming zodra de NEAFC een nieuwe lijst vaststelt.”;

c)

er wordt een nieuw aanhangsel 5 toegevoegd:

„Aanhangsel 5 van bijlage III

Lijst van vaartuigen waarvan is aangetoond dat zij illegale, niet-aangegeven of niet-gereglementeerde visvangst hebben bedreven

Naam van het vaartuig

Vlaggenstaat

FONTENOVA

Panama

IANNIS

Panama

LANNIS I

Panama

LISA

Gemenebest Dominica

KERGUELEN

Togo

OKHOTINO

Gemenebest Dominica

OLCHAN

Gemenebest Dominica

OSTROE

Gemenebest Dominica

OSTROVETS

Gemenebest Dominica

OYRA

Gemenebest Dominica

OZHERELYE

Gemenebest Dominica”


(1)  Aangeland als totale vangst of gesorteerd van de overage vangst; de lidstaten moeten de gevangen hoeveelheden haring melden aan de Commissie, daarbij onderscheid makend tussen ICES-sectoren IV a en IV b (zones HER/04 A en HER/04 B).

(2)  Mag in EG-wateren worden gevist. Binnen dit quotum gedane vangsten moeten van het Noorse TAC-aandeel worden afgetrokken.

Bijzondere voorwaarden:

Binnen de limieten van bovenstaande quota mag in de onderstaande zones niet meer worden gevangen dan de volgende hoeveelheden:

 

Noorse wateren bezuiden 62° NB

(HER/*04N-)

EG

60 000”;

(3)  Mag alleen worden gevist in II a, VI a (benoorden 56° 30′ NB), IV a, VII d, e, f, h.

(4)  Waarvan 1 002 ton mag worden gevist in ICES-sector IV a benoorden 59° NB (EG-zone) van 1 januari tot en met 15 februari en van 1 oktober tot en met 31 december. Een hoeveelheid van 2 763 ton van het eigen quotum van de Faeröer mag worden gevist in ICES-sector VI a (benoorden 56° 30′ NB) gedurende het gehele jaar en/of in ICES-sectoren VII e, f, h, en/of ICES-sector IV a.

(5)  TAC overeengekomen door de Gemeenschap, Noorwegen en de Faeröer voor het noordelijke gebied.

Bijzondere voorwaarden:

In de betrokken zones mogen, binnen de limieten van bovenstaande quota, niet meer dan de opgegeven hoeveelheden worden gevangen, en uitsluitend van 1 januari tot en met 15 februari en van 1 oktober tot en met 31 december.

 

IV a (EG-wateren) MAC/*04A-C

Duitsland

4 175

Spanje

0

Frankrijk

2 784

Ierland

13 918

Nederland

6 089

Verenigd Koninkrijk

38 274

EG

65 240

Noorwegen

8 500

Faeröer

1 002 ()

()  Benoorden 59° NB (EG-zone) van 1 januari tot en met 15 februari en van 1 oktober tot en met 31 december.”;

(6)  Benoorden 59° NB (EG-zone) van 1 januari tot en met 15 februari en van 1 oktober tot en met 31 december.”;

(7)  Mag enkel worden gevangen in ICES-gebieden IV, VI a (benoorden 56° 30′ NB) en VII e, f, h.

(8)  Binnen een totaal quotum van 6 500 ton voor ICES-gebieden IV, VI a (benoorden 56° 30′ NB) en VII e, f, h.”.

(9)  PB L 145 van 13.6.1977, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2004/66/EG (PB L 168 van 1.5.2004, blz. 35).”.


10.8.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 207/10


VERORDENING (EG) Nr. 1301/2005 VAN DE COMMISSIE

van 9 augustus 2005

tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 3223/94 van de Commissie van 21 december 1994 houdende uitvoeringsbepalingen van de invoerregeling voor groenten en fruit (1), en met name op artikel 4, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In Verordening (EG) nr. 3223/94 zijn op grond van de multilaterale handelsbesprekingen in het kader van de Uruguayronde de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de periodes die in de bijlage bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt.

(2)

Op grond van de bovenvermelde criteria moeten de forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld op de in de bijlage bij deze verordening vermelde niveaus,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 4 van Verordening (EG) nr. 3223/94 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld zoals aangegeven in de tabel in de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 10 augustus 2005.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 9 augustus 2005.

Voor de Commissie

J. M. SILVA RODRÍGUEZ

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 337 van 24.12.1994, blz. 66. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1947/2002 (PB L 299 van 1.11.2002, blz. 17).


BIJLAGE

bij de verordening van de Commissie van 9 augustus 2005 tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

096

23,8

999

23,8

0707 00 05

052

70,8

999

70,8

0709 90 70

052

78,8

999

78,8

0805 50 10

388

64,1

524

54,6

528

63,3

999

60,7

0806 10 10

052

83,8

204

57,3

220

120,9

624

164,6

999

106,7

0808 10 80

388

75,5

400

66,3

508

66,5

512

58,8

528

66,4

720

41,4

804

71,4

999

63,8

0808 20 50

052

108,7

388

61,2

512

13,1

999

61,0

0809 20 95

052

320,1

400

294,2

404

269,6

999

294,6

0809 30 10, 0809 30 90

052

101,8

999

101,8

0809 40 05

508

43,6

624

63,2

999

53,4


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 750/2005 van de Commissie (PB L 126 van 19.5.2005, blz. 12). De code „999” staat voor „andere oorsprong”.


10.8.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 207/12


VERORDENING (EG) Nr. 1302/2005 VAN DE COMMISSIE

van 9 augustus 2005

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1060/2005 ten aanzien van de hoeveelheid waarop de permanente openbare inschrijving voor de uitvoer van zachte tarwe die in het bezit is van het Slowaakse interventiebureau betrekking heeft

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1784/2003 van de Raad van 29 september 2003 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector granen (1), en met name op artikel 6,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EEG) nr. 2131/93 van de Commissie (2) zijn de procedures en de voorwaarden voor de verkoop van graan door de interventiebureaus vastgesteld.

(2)

Bij Verordening (EG) nr. 1060/2005 van de Commissie (3) is een permanente inschrijving geopend voor de uitvoer van 30 000 t zachte tarwe die in het bezit is van het Slowaakse interventiebureau.

(3)

Slowakije heeft de Commissie ervan in kennis gesteld dat zijn interventiebureau voornemens is de hoeveelheid waarvoor de inschrijving voor uitvoer wordt gehouden, met 84 757 t te verhogen. Gezien de marktsituatie is het dienstig op dit verzoek van Slowakije in te gaan.

(4)

Verordening (EG) nr. 1060/2005 moet dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(5)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor granen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EG) nr. 1060/2005 wordt als volgt gewijzigd:

Artikel 2 wordt vervangen door:

„Artikel 2

De inschrijving heeft betrekking op een hoeveelheid van ten hoogste 114 757 t zachte tarwe voor uitvoer naar derde landen, met uitzondering van Albanië, de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, Bosnië en Herzegovina, Bulgarije, Kroatië, Liechtenstein, Roemenië, Servië en Montenegro (4) en Zwitserland.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 9 augustus 2005.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 270 van 21.10.2003, blz. 78.

(2)  PB L 191 van 31.7.1993, blz. 76. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 749/2005 (PB L 126 van 19.5.2005, blz. 10).

(3)  PB L 174 van 7.7.2005, blz. 18.

(4)  Met inbegrip van Kosovo, zoals gedefinieerd in Resolutie 1244 van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties van 10 juni 1999.”.


10.8.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 207/13


VERORDENING (EG) Nr. 1303/2005 VAN DE COMMISSIE

van 9 augustus 2005

tot vaststelling van een verbod op de visserij op tong in de ICES-deelgebieden II en IV (wateren van de Gemeenschap) door vaartuigen die de vlag van Frankrijk voeren

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad van 20 december 2002 inzake de instandhouding en de duurzame exploitatie van de visbestanden in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid (1), en met name op artikel 26, lid 4,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 2847/93 van de Raad van 12 oktober 1993 tot invoering van een controleregeling voor het gemeenschappelijk visserijbeleid (2), en met name op artikel 21, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 27/2005 van de Raad van 22 december 2004 tot vaststelling, voor 2005, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Gemeenschap en, voor vaartuigen van de Gemeenschap, in andere wateren met vangstbeperkingen van toepassing zijn, en tot vaststelling van de bij de visserij in acht te nemen voorschriften (3) zijn de quota voor 2005 vastgesteld.

(2)

Uit door de Commissie ontvangen informatie blijkt dat, gezien de vangsten van het in de bijlage bij deze verordening vermelde bestand door vaartuigen die de vlag van de in die bijlage vermelde lidstaat voeren of daar geregistreerd zijn, de betrokken, voor 2005 toegewezen quota volledig zijn opgebruikt.

(3)

Derhalve moet het worden verboden op dit bestand te vissen en vis uit dit bestand aan boord te houden, over te laden en aan te voeren.

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Het opgebruiken van het quotum

Het quotum dat voor 2005 aan de in de bijlage bij deze verordening genoemde lidstaat is toegewezen voor de visserij op het in die bijlage vermelde bestand, wordt met ingang van de in die bijlage opgenomen datum als opgebruikt beschouwd.

Artikel 2

Verbod

De visserij op het in de bijlage bij deze verordening vermelde bestand door vaartuigen die de vlag van de in die bijlage genoemde lidstaat voeren of daar geregistreerd zijn, is verboden met ingang van de in die bijlage opgenomen datum. Het is verboden om vis uit dit bestand die vanaf die datum door deze vaartuigen is gevangen, aan boord te hebben, over te laden of aan te voeren.

Artikel 3

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 9 augustus 2005.

Voor de Commissie

Jörgen HOLMQUIST

Directeur-generaal Visserij en maritieme zaken


(1)  PB L 358 van 31.12.2002, blz. 59.

(2)  PB L 261 van 20.10.1993, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 768/2005 (PB L 128 van 21.5.2005, blz. 1).

(3)  PB L 12 van 14.1.2005, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 860/2005 (PB L 144 van 8.6.2005, blz. 1).


BIJLAGE

Lidstaat

Frankrijk

Bestand

SOL/24.

Soort

Tong (Solea solea)

Zone

II en IV (wateren van de Gemeenschap)

Datum

12 juli 2005


10.8.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 207/15


VERORDENING (EG) Nr. 1304/2005 VAN DE COMMISSIE

van 9 augustus 2005

tot vaststelling van een verbod op de visserij op blauwe wijting in ICES-sector Vb (wateren van de Faeröer) door vaartuigen die de vlag van Frankrijk voeren

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad van 20 december 2002 inzake de instandhouding en de duurzame exploitatie van de visbestanden in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid (1), en met name op artikel 26, lid 4,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 2847/93 van de Raad van 12 oktober 1993 tot invoering van een controleregeling voor het gemeenschappelijk visserijbeleid (2), en met name op artikel 21, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 27/2005 van de Raad van 22 december 2004 tot vaststelling, voor 2005, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Gemeenschap en, voor vaartuigen van de Gemeenschap, in andere wateren met vangstbeperkingen van toepassing zijn, en tot vaststelling van de bij de visserij in acht te nemen voorschriften (3) zijn de quota voor 2005 vastgesteld.

(2)

Uit door de Commissie ontvangen informatie blijkt dat, gezien de vangsten van het in de bijlage bij deze verordening vermelde bestand door vaartuigen die de vlag van de in die bijlage vermelde lidstaat voeren of daar geregistreerd zijn, de betrokken, voor 2005 toegewezen quota volledig zijn opgebruikt.

(3)

Derhalve moet het worden verboden op dit bestand te vissen en vis uit dit bestand aan boord te houden, over te laden en aan te voeren.

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Het opgebruiken van het quotum

Het quotum dat voor 2005 aan de in de bijlage bij deze verordening genoemde lidstaat is toegewezen voor de visserij op het in die bijlage vermelde bestand, wordt met ingang van de in die bijlage opgenomen datum als opgebruikt beschouwd.

Artikel 2

Verbod

De visserij op het in de bijlage bij deze verordening vermelde bestand door vaartuigen die de vlag van de in die bijlage genoemde lidstaat voeren of daar geregistreerd zijn, is verboden met ingang van de in die bijlage opgenomen datum. Het is verboden om vis uit dit bestand die vanaf die datum door deze vaartuigen is gevangen, aan boord te hebben, over te laden of aan te voeren.

Artikel 3

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 9 augustus 2005.

Voor de Commissie

Jörgen HOLMQUIST

Directeur-generaal Visserij en maritieme zaken


(1)  PB L 358 van 31.12.2002, blz. 59.

(2)  PB L 261 van 20.10.1993, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 768/2005 (PB L 128 van 21.5.2005, blz. 1).

(3)  PB L 12 van 14.1.2005, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 860/2005 (PB L 144 van 8.6.2005, blz. 1).


BIJLAGE

Lidstaat

Frankrijk

Bestand

WHB/05B-F.

Soort

Blauwe wijting (Micromesistius poutassou)

Zone

Vb (wateren van de Faeröer)

Datum

12 juli 2005


II Besluiten waarvan de publicatie niet voorwaarde is voor de toepassing

Commissie

10.8.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 207/17


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 8 augustus 2005

betreffende het in de handel brengen, overeenkomstig Richtlijn 2001/18/EG van het Europees Parlement en de Raad, van een maïsproduct (Zea mays L., lijn MON 863), genetisch gemodificeerd met het oog op resistentie tegen de maïswortelboorder

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2005) 2950)

(Slechts de tekst in de Duitse taal is authentiek)

(Voor de EER relevante tekst)

(2005/608/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 2001/18/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 maart 2001 inzake de doelbewuste introductie van genetisch gemodificeerde organismen in het milieu en tot intrekking van Richtlijn 90/220/EEG van de Raad (1), en met name op artikel 18, lid 1, eerste alinea,

Na raadpleging van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Krachtens Richtlijn 2001/18/EG is het in de handel brengen van een product dat geheel of gedeeltelijk uit een genetisch gemodificeerd organisme of een combinatie van genetisch gemodificeerde organismen bestaat, onderworpen aan de schriftelijke toestemming van de bevoegde instantie van een lidstaat, in overeenstemming met de in die richtlijn neergelegde procedure.

(2)

Door Monsanto SA is bij de bevoegde instantie van Duitsland een kennisgeving ingediend betreffende het in de handel brengen van twee genetisch gemodificeerde maïsproducten (Zea mays L., lijn MON 863, en hybride MON 863 × MON 810).

(3)

De kennisgeving betreft de invoer en het gebruik op dezelfde wijze als alle andere maïskorrels inclusief het gebruik in voeder maar niet in voedingsmiddelen, met uitzondering van de teelt in de Gemeenschap van variëteiten die zijn afgeleid van de MON 863-transformatiestap en met uitzondering van de teelt in de Gemeenschap van MON 863 × MON 810-hybriden.

(4)

Overeenkomstig de in artikel 14 van Richtlijn 2001/18/EG vastgestelde procedure heeft de bevoegde instantie van Duitsland een beoordelingsrapport opgesteld, dat bij de Commissie en de bevoegde instanties van de andere lidstaten is ingediend. De conclusie van dat beoordelingsrapport is dat er geen redenen zijn om geen toestemming te geven voor het in de handel brengen van MON 863-maïs en MON 863 × MON 810-maïs indien bepaalde voorwaarden worden vervuld.

(5)

De bevoegde instanties van andere lidstaten hebben bezwaar gemaakt tegen het in de handel brengen van het product.

(6)

In het advies dat op 2 april 2004 door de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid is aangenomen, in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden (2), is op basis van het verstrekte bewijsmateriaal geconcludeerd dat het onwaarschijnlijk is dat Zea mays L., lijn MON 863, binnen de context van het voorgestelde gebruik ervan een negatief effect zal hebben op de menselijke en dierlijke gezondheid of op het milieu. De Europese Autoriteit voor voedselveiligheid is voorts tot de bevinding gekomen dat de draagwijdte van het door de houder van de toestemming verstrekte monitoringplan in overeenstemming is met de beoogde toepassingen van MON 863.

(7)

Betreffende de hybride MON 863 × MON 810 was de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid van oordeel dat het gebruik van de gegevens van de parentale lijnen MON 863 en MON 810 ter ondersteuning van de veiligheidsbeoordeling van de hybride MON 863 × MON 810 wetenschappelijke gegrond is, maar besliste zij in verband met de noodzaak van confirmatieve gegevens voor de veiligheidsbeoordeling van de hybride zelf een 90-daagse subchronische studie bij ratten met de maïshybride te vragen om haar beoordeling te voltooien.

(8)

Uit een onderzoek van elk van de bezwaren in het licht van Richtlijn 2001/18/EG, van de in het kader van de kennisgeving ingediende informatie en van het advies van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid komen geen redenen naar voren om aan te nemen dat het in de handel brengen van Zea mays L., lijn MON 863, nadelige effecten op de gezondheid van mens of dier of op het milieu zal hebben.

(9)

Met het oog op Verordening (EG) nr. 1830/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2003 betreffende de traceerbaarheid en etikettering van genetisch gemodificeerde organismen en de traceerbaarheid van met genetisch gemodificeerde organismen geproduceerde levensmiddelen en diervoeders en tot wijziging van Richtlijn 2001/18/EG (3) en op Verordening (EG) nr. 65/2004 van de Commissie van 14 januari 2004 tot vaststelling van een systeem voor de ontwikkeling en toekenning van eenduidige identificatienummers voor genetisch gemodificeerde organismen (4) dient aan MON 863-maïs een eenduidig identificatienummer te worden toegekend.

(10)

Onvoorziene of technisch niet te voorkomen sporen van genetisch gemodificeerde organismen in producten worden overeenkomstig de drempelwaarden die zijn vastgesteld krachtens Richtlijn 2001/18/EG en Verordening (EG) nr. 1829/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2003 inzake genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders (5) vrijgesteld van de eisen inzake etikettering en traceerbaarheid.

(11)

In het licht van het advies van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid behoeven er voor de voorgenomen toepassingen geen specifieke voorwaarden te worden vastgesteld voor de behandeling of verpakking van het product en voor de bescherming van specifieke ecosystemen, milieus of geografische gebieden.

(12)

Alvorens het product in de handel wordt gebracht, dienen de nodige maatregelen van toepassing te zijn om de etikettering en traceerbaarheid ervan in alle fasen van het in de handel brengen te waarborgen, met inbegrip van controle met behulp van een geschikte gevalideerde detectiemethode.

(13)

De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn niet in overeenstemming met het advies van het bij artikel 30 van Richtlijn 2001/18/EG opgerichte comité. De Commissie heeft daarom een voorstel met betrekking tot deze maatregelen ingediend bij de Raad. Aangezien de Raad na het verstrijken van de in artikel 30, lid 2, van Richtlijn 2001/18/EG vastgestelde termijn de voorgestelde maatregelen niet had goedgekeurd, noch zich tegen deze voorstellen had verzet overeenkomstig artikel 5, lid 6, van Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden (6), dienen deze maatregelen door de Commissie te worden goedgekeurd,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

Toestemming

Onverminderd andere communautaire wetgeving, met name Verordening (EG) nr. 258/97 en Verordening (EG) nr. 1829/2003, verleent de bevoegde instantie van Duitsland schriftelijke toestemming om het in artikel 2 bedoelde product, waarvan kennisgeving is gedaan door Monsanto Europe SA (referentie C/DE/02/9), overeenkomstig deze beschikking in de handel te brengen.

Overeenkomstig artikel 19, lid 3, van Richtlijn 2001/18/EG worden in de toestemming expliciet de voorwaarden vermeld die aan de toestemming zijn verbonden en die in de artikelen 3 en 4 zijn beschreven.

Artikel 2

Product

1.   De genetisch gemodificeerde organismen die als product of in een product in de handel worden gebracht, hierna „het product” genoemd, zijn korrels van maïs (Zea mays L.), resistent tegen de maïswortelboorder (Diabrotica spp.), afgeleid van de Zea mays-cellijn AT824 (verkregen uit onvolgroeide embryo's van een ingeteelde maïslijn AT), die met een MluI DNA-restrictiefragment, geïsoleerd uit het plasmide PV-ZMIR13, met behulp van deeltjesversnellingstechnologie is getransformeerd.

Het product bevat de volgende DNA-sequenties in twee cassettes:

a)

Cassette 1

Een gemodificeerd cry3Bb-gen afgeleid van Bacillus thuringiensis subsp. kumamotoensis, dat resistentie verleent tegen de maïswortelboorder Diabrotica spp., gereguleerd door de 4AS1-promoter afgeleid van het bloemkoolmozaïekvirus, de wtCAB-translatie-enhancer uit tarwe (Triticum aestivum), de transcriptie-enhancer ract1-intron uit het actin 1-gen van rijst (Oryza sativa) en terminatorsequenties tahsp 17 3’ uit tarwe.

b)

Cassette 2

Het nptII-gen uit E. coli, dat resistentie verleent tegen aminoglycosides zoals kanamycine en neomycine, gereguleerd door de 35S-promoter afgeleid van het bloemkoolmozaïekvirus, en de NOS 3’-terminatorsequenties uit Agrobacterium tumefaciens en het niet-functionele, afgeknotte ble-gen uit E. coli.

2.   De toestemming geldt voor korrels van de nakomelingen van hybriden van maïslijn MON 863 met conventioneel geteelde maïs, als product of in producten.

Artikel 3

Voorwaarden voor het in de handel brengen

Het product mag voor dezelfde toepassingen als alle andere maïs worden gebruikt, behalve voor de teelt en voor gebruik als voedsel of in voedsel, en mag met inachtneming van de volgende voorwaarden in de handel worden gebracht:

a)

de toestemming heeft een geldigheidsduur van tien jaar, die ingaat op de datum waarop de toestemming wordt verleend;

b)

het eenduidige identificatienummer van het product is MON-ØØ863-5;

c)

onverminderd artikel 25 van Richtlijn 2001/18/EG stelt de houder van de toestemming op verzoek positieve en negatieve controlemonsters van het product of het genetische materiaal daarvan of referentiematerialen ter beschikking van de bevoegde instanties en inspectiediensten van de lidstaten en de communautaire controlelaboratoria;

d)

onverminderd specifieke etiketteringseisen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1829/2003 worden op een etiket of in een bij het product gevoegd document de woorden „Dit product bevat genetisch gemodificeerde organismen” of „Dit product bevat genetisch gemodificeerd MON 863-maïs” vermeld, tenzij in andere communautaire regelgeving een minimumdrempel wordt vastgesteld waarbeneden dergelijke informatie niet vereist is;

e)

zolang het product niet voor de teelt in de handel mag worden gebracht, worden op een etiket of in een bij het product gevoegd document de woorden „niet voor de teelt” vermeld.

Artikel 4

Monitoring

1.   Gedurende de gehele geldigheidsduur van de toestemming ziet de houder van de toestemming erop toe dat het in de kennisgeving opgenomen monitoringplan, dat tot doel heeft na te gaan of de behandeling of het gebruik van het product eventueel nadelige effecten heeft op de gezondheid van mens en dier of op het milieu, wordt opgesteld en uitgevoerd.

2.   De houder van de toestemming stelt de exploitanten en gebruikers rechtstreeks op de hoogte betreffende de veiligheid en de algemene kenmerken van het product en de monitoringvoorwaarden, inclusief de maatregelen die moeten worden genomen in geval van accidentele verspreiding van korrels.

3.   De houder van de toestemming dient jaarlijks bij de Commissie en de bevoegde instanties van de lidstaten een verslag in over de resultaten van de monitoringactiviteiten.

4.   Onverminderd artikel 20 van Richtlijn 2001/18/EG moet het monitoringplan, zoals ter kennis gebracht, in voorkomende gevallen en behoudens instemming van de Commissie en de bevoegde instantie van de lidstaat die de oorspronkelijke kennisgeving heeft ontvangen, door de houder van de toestemming en/of door de bevoegde instantie van de lidstaat die de oorspronkelijke kennisgeving heeft ontvangen, worden herzien in het licht van de resultaten van de monitoringactiviteiten.

5.   De houder van de toestemming dient bij machte te zijn om aan de Commissie en de bevoegde instanties van de lidstaten het bewijs te leveren dat:

a)

de monitoringnetwerken, zoals gespecificeerd in het monitoringplan waarvan kennis is gegeven, de informatie verzamelen die relevant is voor de monitoring van het product, en

b)

de leden van deze netwerken zijn overeengekomen deze informatie beschikbaar te stellen aan de houder van de toestemming vóór de datum van indiening van de monitoringverslagen bij de Commissie en de bevoegde instanties van de lidstaten in overeenstemming met lid 3.

Artikel 5

Toepasbaarheid

Deze beschikking is van toepassing vanaf de datum van toepassing van een besluit van de Gemeenschap houdende toestemming voor het in de handel brengen van het in artikel 1 bedoelde product voor toepassingen als of in levensmiddelen in de zin van Verordening (EG) nr. 178/2002, waarin een door het communautaire referentielaboratorium gevalideerde methode voor de detectie van het product is opgenomen.

Artikel 6

Adressaat

Deze beschikking is gericht tot de Bondsrepubliek Duitsland.

Gedaan te Brussel, 8 augustus 2005.

Voor de Commissie

Stavros DIMAS

Lid van de Commissie


(1)  PB L 106 van 17.4.2001, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1830/2003 (PB L 268 van 18.10.2003, blz. 24).

(2)  PB L 31 van 1.2.2002, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1642/2003 (PB L 245 van 29.9.2003, blz. 4).

(3)  PB L 268 van 18.10.2003, blz. 24.

(4)  PB L 10 van 16.1.2004, blz. 5.

(5)  PB L 268 van 18.10.2003, blz. 1.

(6)  PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.


10.8.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 207/20


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 8 augustus 2005

houdende wijziging van Beschikking 2005/240/EG tot toelating van methoden voor de indeling van geslachte varkens in Polen

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2005) 2985)

(Slechts de tekst in de Poolse taal is authentiek)

(2005/609/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 3220/84 van de Raad van 13 november 1984 tot vaststelling van het communautaire indelingsschema voor geslachte varkens (1), en met name op artikel 5, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Beschikking 2005/240/EG van de Commissie (2) wordt het gebruik van drie methoden voor de indeling van geslachte varkens in Polen toegelaten.

(2)

De Poolse regering heeft de Commissie verzocht toestemming te geven voor een wijziging in de beschrijving van twee apparaten.

(3)

Na onderzoek van dat verzoek is gebleken dat de voorwaarden om toestemming te verlenen voor een wijziging in de beschrijving van de betrokken apparaten zijn vervuld.

(4)

Beschikking 2005/240/EG moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(5)

De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor varkensvlees,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

De bijlage bij Beschikking 2005/240/EG wordt als volgt gewijzigd:

1)

Deel 2, punt 2, wordt vervangen door:

„2)

Het apparaat is uitgerust met een rij ultrasone transducers van 3,5 MHz (U-Systems).

De meetwaarden worden door het „Ultra-FOM”-toestel zelf omgezet in een schatting van het aandeel mager vlees.”

2)

Deel 3, punt 2, wordt vervangen door:

„2)

Het apparaat is uitgerust met 16 ultrasone transducers van 2 MHz (GE Inspection Technologies).

De ultrasone gegevens omvatten de gemeten rugspek- en spierdikte.

De meetwaarden worden door een computer omgerekend in het geschatte aandeel mager vlees.”

Artikel 2

Deze beschikking is gericht tot de Republiek Polen.

Gedaan te Brussel, 8 augustus 2005.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 301 van 20.11.1984, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 3513/93 (PB L 320 van 22.12.1993, blz. 5).

(2)  PB L 74 van 19.3.2005, blz. 62.