ISSN 1725-2598 |
||
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 200 |
|
![]() |
||
Uitgave in de Nederlandse taal |
Wetgeving |
48e jaargang |
Inhoud |
|
I Besluiten waarvan de publicatie voorwaarde is voor de toepassing |
Bladzijde |
|
* |
||
|
|
||
|
* |
||
|
* |
||
|
* |
||
|
* |
||
|
|
||
|
|
||
|
|
||
|
|
||
|
|
||
|
|
||
|
|
||
|
|
||
|
|
||
|
|
||
|
|
||
|
|
||
|
|
||
|
|
||
|
|
||
|
|
||
|
|
||
|
* |
|
|
Besluiten aangenomen krachtens titel V van het Verdrag betreffende de Europese Unie |
|
|
* |
|
|
|
(1) Voor de EER relevante tekst |
NL |
Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben. Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten. |
I Besluiten waarvan de publicatie voorwaarde is voor de toepassing
30.7.2005 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 200/1 |
VERORDENING (EG) Nr. 1236/2005 VAN DE RAAD
van 27 juni 2005
met betrekking tot de handel in bepaalde goederen die gebruikt zouden kunnen worden voor de doodstraf, foltering of andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 133,
Gezien het voorstel van de Commissie,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De eerbiediging van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden vormt, overeenkomstig artikel 6 van het Verdrag van de Europese Unie, een van de beginselen die de lidstaten alle onderschrijven. De Gemeenschap besloot derhalve in 1995 de eerbiediging van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden een fundamenteel onderdeel te maken van haar betrekkingen met derde landen. Zij besloot hiertoe in alle nieuwe handels-, samenwerkings- en associatieovereenkomsten van algemene aard die zij met derde landen sluit, een hiertoe strekkende clausule op te nemen. |
(2) |
Artikel 5 van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, artikel 7 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten en artikel 3 van het Europees Verdrag van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden bevatten een onvoorwaardelijk, allesomvattend verbod op foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing. Andere bepalingen, met name de VN-verklaring tegen foltering (1) en het VN-verdrag van 1984 tegen foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing leggen staten de verplichting op foltering te voorkomen. |
(3) |
Artikel 2, lid 2, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (2) bepaalt dat niemand tot de doodstraf veroordeeld of terechtgesteld wordt. Op 29 juni 1998 hechtte de Raad zijn goedkeuring aan de „Richtsnoeren voor het EU-beleid ten aanzien van derde landen inzake de doodstraf” en werd besloten dat de Europese Unie zich zou inzetten voor de universele afschaffing van de doodstraf. |
(4) |
Artikel 4 van het voornoemde Handvest bepaalt dat niemand mag worden onderworpen aan folteringen of aan onmenselijke of vernederende behandelingen of bestraffingen. Op 9 april 2001 hechtte de Raad zijn goedkeuring aan de „Richtsnoeren voor het EU-beleid ten aanzien van derde landen inzake foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing”. In deze richtsnoeren wordt verwezen naar zowel de goedkeuring van de EU-gedragscode voor de wapenexport in 1998 als de lopende werkzaamheden om in de gehele Europese Unie controles in te voeren op de uitvoer van paramilitaire uitrusting als voorbeelden van doeltreffende maatregelen met het oog op de preventie van foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing in het kader van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid. In deze richtsnoeren wordt er tevens voor gepleit er bij derde landen op aan te dringen om het gebruik en de productie van en de handel in instrumenten die zijn ontworpen voor foltering en voor andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing, te voorkomen, evenals misbruik van andere instrumenten voor deze doeleinden. Voorts wordt in deze richtsnoeren verklaard dat het verbod op wrede, onmenselijke of onterende behandeling duidelijke grenzen stelt aan het gebruik van de doodstraf. Derhalve wordt, in overeenstemming met deze teksten, de doodstraf in geen geval als een wettige straf beschouwd. |
(5) |
De VN-commissie inzake mensenrechten vraagt de VN-lidstaten in haar resolutie inzake foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing, die op 25 april 2001 werd goedgekeurd en die wordt gesteund door de EU-lidstaten, passende maatregelen te nemen, met inbegrip van wetgeving, om onder meer de uitvoer van instrumenten die specifiek zijn ontworpen om foltering of andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing toe te brengen, te voorkomen en te verbieden. Dit punt werd bevestigd in resoluties die op 16 april 2002, 23 april 2003, 19 april 2004 en 19 april 2005 werden goedgekeurd. |
(6) |
Op 3 oktober 2001 hechtte het Europees Parlement zijn goedkeuring aan een resolutie (3) betreffende het tweede jaarverslag van de Raad overeenkomstig uitvoeringsbepaling nr. 8 van de gedragscode van de Europese Unie betreffende de wapenuitvoer, waarin het er bij de Commissie op aandrong, zo spoedig mogelijk met voorstellen te komen om een passend communautair mechanisme op te stellen om de promotie, handel en export van veiligheids- en politie-uitrusting, waarvan het gebruik inherent wreed, onmenselijk of vernederend is, te verbieden en ervoor te zorgen dat deze regeling de overdracht van uitrusting waarvan de medische effecten nog niet volledig bekend zijn, alsmede van uitrusting waarvan het gebruik in de praktijk een substantieel risico van misbruik of van ongerechtvaardigd letsel in zich bergt, op schorten. |
(7) |
Het is dan ook passend dat de Gemeenschap regels vaststelt voor de handel met derde landen in goederen die gebruikt zouden kunnen worden voor de doodstraf, en in goederen die gebruikt zouden kunnen worden voor foltering of andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing. Deze regels helpen het eerbiedigen van het menselijk leven en van de fundamentele rechten van de mens te bevorderen en dragen derhalve bij aan de bescherming van de goede zeden. Met deze regels wil men ervoor zorgen dat handelaren in de Gemeenschap geen voordeel halen uit handel die de uitvoering van beleid inzake de doodstraf of inzake foltering of andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing, dat niet verenigbaar is met de relevante EU-richtsnoeren, het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en internationale verdragen en overeenkomsten, bevordert of anderszins vergemakkelijkt. |
(8) |
Voor deze verordening dienen de definities van foltering of andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing te worden toegepast die zijn omschreven in het Verdrag van de Verenigde Naties van 1984 tegen foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing en in Resolutie nr. 3452 (XXX) van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties. Bij de interpretatie van de definities dient rekening te worden gehouden met de jurisprudentie inzake de interpretatie van de dienovereenkomstige termen in het Europees Verdrag van de rechten van de mens en in de relevante teksten die zijn goedgekeurd door de Europese Unie of haar lidstaten. |
(9) |
Het werd noodzakelijk geacht om de in- en uitvoer van instrumenten die geen andere toepassingen in de praktijk hebben dan de doodstraf of foltering of andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling en bestraffing, te verbieden. |
(10) |
Voorts dienen controles te worden ingesteld op de uitvoer van bepaalde goederen die niet alleen gebruikt kunnen worden voor foltering of andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing, doch ook voor andere, legitieme doeleinden. Deze controle dient te worden ingesteld op goederen die voornamelijk worden gebruikt voor wetshandhaving en, behalve wanneer dergelijke controles niet in verhouding zouden zijn, op andere instrumenten of producten die, gezien hun ontwerp en technische eigenschappen, zouden kunnen worden misbruikt voor foltering of voor andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing. |
(11) |
Wat de instrumenten voor wetshandhaving betreft, moet worden opgemerkt dat artikel 3 van de gedragscode voor wetshandhavers (4) bepaalt dat wetshandhavers alleen dwang mogen gebruiken wanneer dit strikt noodzakelijk is, en in de mate die vereist is voor het uitoefenen van hun taak. De basisbeginselen inzake het gebruik van geweld en vuurwapens door wetshandhavers, die in 1990 werden goedgekeurd door het achtste congres van de Verenigde Naties inzake de preventie van misdaad en de behandeling van misdadigers, bepalen dat wetshandhavers bij de uitoefening van hun taak zoveel mogelijk gebruik zouden moeten maken van geweldloze middelen alvorens hun toevlucht te nemen tot het gebruik van geweld en vuurwapens. |
(12) |
In deze basisbeginselen wordt ervoor gepleit niet-dodelijke wapens te ontwikkelen om mensen uit te schakelen, die onder passende omstandigheden moeten worden gebruikt, terwijl men zich er tegelijkertijd van bewust is dat zorgvuldig toezicht moet worden gehouden op het gebruik van dergelijke wapens. Bepaalde door de politie van oudsher gebruikte instrumenten voor zelfverdediging en oproerbeheersing werden bijvoorbeeld zodanig gewijzigd dat zij ook kunnen worden gebruikt voor het toedienen van elektrische schokken en chemische stoffen om mensen uit te schakelen. Er zijn aanwijzingen dat dergelijke wapens in verschillende landen worden misbruikt voor foltering of andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing. |
(13) |
In de basisbeginselen wordt benadrukt dat wetshandhavers moeten worden uitgerust met instrumenten voor hun zelfverdediging. Deze verordening dient derhalve niet van toepassing te zijn op de handel in traditionele instrumenten voor zelfverdediging zoals schilden. |
(14) |
Deze verordening dient tevens van toepassing te zijn op de handel in sommige specifieke chemische stoffen die worden gebruikt om mensen uit te schakelen. |
(15) |
Wat betreft voetboeien, groeps- en individuele kluisters en boeien, zij erop gewezen dat in artikel 33 van de minimumnormen voor de behandeling van gevangenen van de Verenigde Naties (5) is bepaald dat instrumenten om mensen in bedwang te houden nooit mogen worden toegepast als straf. Voorts mogen kluisters en boeien niet worden gebruikt om mensen in bedwang te houden. De minimumnormen voor de behandeling van gevangenen van de Verenigde Naties bepalen voorts dat andere instrumenten om mensen in bedwang te houden alleen mogen worden gebruikt als voorzorgsmaatregel om ontvluchting te voorkomen tijdens een verplaatsing, op medische gronden op aanwijzing van een arts of, indien andere controlemethodes het laten afweten, om te voorkomen dat een gevangene zichzelf of anderen verwondt of eigendom beschadigt. |
(16) |
Rekening houdend met het feit dat sommige lidstaten de invoer en uitvoer van dergelijke goederen reeds hebben verboden, díent de lidstaten het recht te worden gegeven de in- en uitvoer van voetboeien, groepskluisters en draagbare elektrische schokapparatuur, met uitzondering van elektrische schokgordels, te verbieden. De lidstaten dienen ook te worden gemachtigd om, indien zij zulks wensen, handboeien waarvan de maximumafmetingen, met inbegrip van de ketting, in gesloten toestand 240 mm overschrijden, aan exportcontroles te onderwerpen. |
(17) |
Voor deze verordening geldt dat zij de bestaande voorschriften inzake de uitvoer van traangas en stoffen voor oproerbeheersing (6), vuurwapens, chemische wapens en giftige chemische stoffen onverlet laat. |
(18) |
Er dient te worden voorzien in specifieke vrijstellingen van de uitvoercontroles, teneinde de werking van de politiediensten van de lidstaten en de uitvoering van vredeshandhavings- of crisisbeheersingsoperaties niet te belemmeren en, onder voorbehoud van een evaluatie in een later stadium, om de doorvoer van buitenlandse goederen toe te staan. |
(19) |
De richtsnoeren voor het EU-beleid ten aanzien van derde landen inzake foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing bepalen onder meer dat de hoofden van missies in derde landen in hun periodieke verslagen een analyse dienen op te nemen van eventuele gevallen van foltering of andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing in het land waarin zij geaccrediteerd zijn, en de maatregelen die zijn genomen om dit tegen te gaan. De bevoegde autoriteiten dienen, wanneer zij besluiten nemen inzake verzoeken om vergunningen, rekening te houden met deze en soortgelijke verslagen van relevante internationale en maatschappelijke organisaties. Dergelijke verslagen dienen tevens een beschrijving te omvatten van instrumenten die in derde landen worden gebruikt voor de doodstraf of voor foltering of andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing. |
(20) |
Om te kunnen bijdragen tot de afschaffing van de doodstraf in derde landen en foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing te voorkomen, wordt het noodzakelijk geacht om het verlenen van technische bijstand, aan derde landen, die betrekking heeft op het gebruik van goederen die geen andere toepassingen in de praktijk hebben dan de doodstraf of foltering of andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling en bestraffing, te verbieden. |
(21) |
De maatregelen van deze verordening hebben tot doel zowel de doodstraf als foltering of andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing in derde landen te voorkomen. Zij omvatten beperkingen voor de handel met derde landen in goederen die gebruikt zouden kunnen worden voor de doodstraf of voor foltering of andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing. Het wordt niet noodzakelijk geacht om soortgelijke controles in te stellen op transacties binnen de Gemeenschap, omdat de doodstraf niet bestaat in de lidstaten en de lidstaten passende maatregelen zullen hebben genomen om foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing te verbieden en te voorkomen. |
(22) |
Bovengenoemde richtsnoeren bepalen dat, om doeltreffende maatregelen te kunnen nemen tegen foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing, maatregelen zouden moeten worden genomen om het gebruik, de productie van en de handel in instrumenten die zijn ontworpen voor foltering of andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing, te voorkomen. Het is de taak van de lidstaten om de nodige beperkingen op te leggen op het gebruik en de productie van dergelijke instrumenten. |
(23) |
Om rekening te houden met nieuwe gegevens en technologische ontwikkelingen dienen de lijsten van goederen waarop deze verordening van toepassing is, te worden bijgehouden en moet een specifieke procedure worden opgesteld om deze lijsten te wijzigen. |
(24) |
De Commissie en de lidstaten dienen elkaar op de hoogte te brengen van de maatregelen die uit hoofde van deze verordening worden genomen, alsmede van andere relevante informatie waarover zij in verband met deze verordening beschikken. |
(25) |
De maatregelen die nodig zijn voor de uitvoering van deze verordening moeten worden aangenomen overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden (7). |
(26) |
De lidstaten dienen regels vast te stellen voor sancties die van toepassing zijn op overtreding van de bepalingen van deze verordening en er op toe te zien dat deze worden uitgevoerd. Deze sancties dienen doeltreffend, evenredig en afschrikkend te zijn. |
(27) |
Niets in deze verordening vormt een beperking van de bevoegdheden krachtens en overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (8) en de uitvoeringsbepalingen daarvan, zoals vervat in Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie (9). |
(28) |
Deze verordening neemt de fundamentele rechten in acht alsmede de beginselen die zijn erkend in, met name, het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
HOOFDSTUK I
Onderwerp, werkingssfeer en definities
Artikel 1
Onderwerp en werkingssfeer
1. In deze verordening worden communautaire voorschriften vastgesteld ten aanzien van de handel met derde landen in goederen die gebruikt zouden kunnen worden voor de doodstraf of voor foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing en in daarmee samenhangende technische bijstand.
2. Deze verordening is niet van toepassing op het verlenen van daarmee samenhangende technische bijstand, indien dit grensoverschrijdend verkeer van natuurlijke personen omvat.
Artikel 2
Definities
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
a) |
„foltering”: iedere handeling waardoor opzettelijk hevige pijn of hevig leed, lichamelijk dan wel geestelijk, wordt toegebracht aan een persoon met zulke oogmerken als om van hem of van een derde inlichtingen of een bekentenis te verkrijgen, hem te bestraffen voor een handeling die hij of een derde heeft begaan of waarvan hij of een derde wordt verdacht deze te hebben begaan, of hem of een derde te intimideren of ergens toe te dwingen dan wel om enigerlei reden gebaseerd op discriminatie van welke aard dan ook, wanneer zulke pijn of zulk leed wordt toegebracht door of op instigatie van dan wel met de instemming of het gedogen van een overheidsfunctionaris of andere persoon die in een officiële hoedanigheid handelt. Foltering omvat niet pijn of leed slechts voortvloeiend uit, inherent aan of samenhangend met wettige straffen; |
b) |
„andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing”: iedere handeling waardoor aanzienlijke pijn of aanzienlijk leed, lichamelijk dan wel geestelijk, wordt toegebracht aan een persoon, wanneer zulke pijn of zulk leed wordt toegebracht door of op instigatie van dan wel met de instemming of het gedogen van een overheidsfunctionaris of andere persoon die in een officiële hoedanigheid handelt. Dit omvat niet pijn of leed slechts voortvloeiend uit, inherent aan of samenhangend met wettige straffen; |
c) |
„wetshandhavingsinstantie”: iedere autoriteit van een derde land die verantwoordelijk is voor het voorkomen, opsporen, onderzoeken, bestrijden en bestraffen van misdaden, met inbegrip, doch niet beperkt tot de politie, aanklagers, juridische autoriteiten, openbare of particuliere gevangenisautoriteiten en, indien van toepassing, nationale veiligheidstroepen en militaire autoriteiten; |
d) |
„uitvoer”: elk vertrek van goederen uit het douanegebied van de Gemeenschap, met inbegrip van het vertrek van goederen waarvoor een douaneaangifte vereist is en het vertrek van goederen na de opslag ervan in een vrije zone van controletype I of een vrij entrepot in de zin van Verordening (EEG) nr. 2913/92; |
e) |
„invoer”: elke binnenkomst in het douanegebied van de Gemeenschap van goederen, met inbegrip van tijdelijke opslag, plaatsing in een vrije zone of een vrij entrepot, plaatsing onder een schorsingsprocedure en het in het vrije verkeer brengen in de zin van Verordening (EEG) nr. 2913/92; |
f) |
„technische bijstand”: elke technische steun in verband met reparaties, ontwikkeling, vervaardiging, beproeving, onderhoud, assemblage of andere technische diensten, die de vorm kan aannemen van bijvoorbeeld instructies, advies, opleiding, overdracht van praktische kennis of vaardigheden en adviesdiensten. Technische bijstand omvat ook verbale vormen van bijstand en bijstand door middel van elektronische middelen; |
g) |
„museum”: een permanente instelling zonder winstoogmerk, in dienst van de samenleving en van de ontwikkeling daarvan, die openstaat voor het publiek en die, ten behoeve van studie, onderricht en gewoon genieten, materiële getuigenissen van mensen en hun leefomgeving verwerft, conserveert, onderzoekt, meedeelt en ten toon stelt; |
h) |
„bevoegde autoriteit”: een in bijlage I vermelde autoriteit van een van de lidstaten, die overeenkomstig artikel 8, lid 1, gerechtigd is een besluit te nemen inzake een vergunningsaanvraag; |
i) |
„aanvrager”:
|
HOOFDSTUK II
Goederen die geen andere toepassingen in de praktijk hebben dan de doodstraf, foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing
Artikel 3
Uitvoerverbod
1. Het is verboden goederen die geen andere toepassingen in de praktijk hebben dan de doodstraf, foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing, zoals vermeld in bijlage II, uit te voeren, ongeacht de oorsprong van dergelijke goederen.
Het verlenen, al dan niet tegen vergoeding, van technische bijstand die betrekking heeft op in bijlage II vermelde goederen van het douanegebied van de Gemeenschap, aan natuurlijke of rechtspersonen of instanties in een derde land, is verboden.
2. In afwijking van lid 1 mogen de bevoegde autoriteiten toestemming verlenen voor de uitvoer van de in bijlage II vermelde goederen en het verlenen van de hiermee samenhangende technische bijstand, indien wordt aangetoond dat dergelijke goederen in het derde land waarnaar de goederen worden uitgevoerd, uitsluitend worden gebruikt om te worden tentoongesteld in een museum met het oog op hun historische betekenis.
Artikel 4
Invoerverbod
1. Het is verboden de in bijlage II vermelde goederen in te voeren ongeacht de oorsprong van dergelijke goederen.
Het is natuurlijke of rechtspersonen of instanties in het douanegebied van de Gemeenschap verboden technische bijstand te aanvaarden die samenhangt met in bijlage II vermelde goederen, en die al dan niet tegen vergoeding door natuurlijke of rechtspersonen of instanties uit een derde land wordt verleend.
2. In afwijking van lid 1 mogen de bevoegde autoriteiten toestemming verlenen voor invoer van de in bijlage II vermelde goederen en het verlenen van de hiermee samenhangende technische bijstand indien wordt aangetoond dat dergelijke goederen in de lidstaat van bestemming uitsluitend worden gebruikt om te worden tentoongesteld in een museum met het oog op hun historische betekenis.
HOOFDSTUK III
Goederen die gebruikt zouden kunnen worden voor foltering of andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing
Artikel 5
Verplichte uitvoervergunning
1. Voor de in bijlage III vermelde goederen, die gebruikt zouden kunnen worden voor foltering of andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing is een vergunning vereist, ongeacht de oorsprong van dergelijke goederen. Een vergunning is evenwel niet vereist voor goederen die slechts worden doorgevoerd over het grondgebied van de Gemeenschap; dit zijn goederen die geen andere douanebestemming hebben dan extern communautair douanevervoer in het kader van artikel 91 van Verordening (EEG) nr. 2913/92 tot vaststelling van het communautair douanewetboek, opslag van niet-communautaire goederen in een vrije zone van controletype I of een vrij entrepot daaronder begrepen.
2. Lid 1 is niet van toepassing op de uitvoer naar die gebieden van de lidstaten die in bijlage IV zijn opgenomen en die geen deel uitmaken van het douanegebied van de Gemeenschap, mits de goederen zullen worden gebruikt door een autoriteit die belast is met de wetshandhaving in zowel het land of gebied van bestemming als het Europese gedeelte van de lidstaat waartoe dat gebied behoort. De douaneautoriteiten of andere relevante autoriteiten hebben het recht te verifiëren of aan deze voorwaarde is voldaan, en kunnen beslissen dat de uitvoer in afwachting van die verificatie niet plaatsvindt.
3. Lid 1 is niet van toepassing op de uitvoer naar derde landen indien de goederen zullen worden gebruikt door militair of civiel personeel van een lidstaat van de Europese Unie en dat personeel deelneemt aan een EU- of VN-vredeshandhavings- of crisisbeheersingsoperatie in het betrokken derde land of aan een operatie die gebaseerd is op overeenkomsten tussen lidstaten en derde landen op het gebied van defensie. De douaneautoriteiten of andere relevante autoriteiten hebben het recht te verifiëren of aan deze voorwaarde is voldaan. In afwachting van die verificatie vindt de uitvoer niet plaats.
Artikel 6
Criteria voor het verlenen van uitvoervergunningen
1. De bevoegde autoriteiten besluiten per geval inzake uitvoervergunningen met betrekking tot de in bijlage III vermelde goederen, rekening houdend met alle relevante overwegingen, met inbegrip van met name de vraag, of een aanvraag voor een vergunning voor een in wezen identieke uitvoer in de afgelopen drie jaar is afgewezen door een andere lidstaat.
2. De bevoegde autoriteit verleent geen vergunning indien er redelijke gronden zijn om aan te nemen dat de in bijlage III vermelde goederen door een wetshandhavingsinstantie of een natuurlijke of rechtspersoon in een derde land zouden kunnen worden gebruikt voor foltering of andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing, met inbegrip van gerechtelijke lijfstraffen.
De bevoegde autoriteit houdt rekening met:
— |
de beschikbare internationale rechterlijke beslissingen, |
— |
de bevindingen van de bevoegde instanties van de Verenigde Naties, de Raad van Europa en de Europese Unie, en verslagen van het Europees Comité inzake de voorkoming van folteringen en onmenselijke of vernederende behandelingen of bestraffingen van de Raad van Europa en van de speciale VN-rapporteur voor foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing. |
Ook andere relevante informatie, met inbegrip van beschikbare nationale rechterlijke beslissingen, verslagen of andere informatie van organisaties van het maatschappelijke middenveld en informatie over beperkingen op de uitvoer van in de bijlagen II en III genoemde goederen die door het land van bestemming worden toegepast, kan in aanmerking worden genomen.
Artikel 7
Nationale maatregelen
1. Onverminderd de bepalingen van de artikelen 5 en 6 mag een lidstaat een verbod op de uitvoer en invoer van voetboeien, groepskluisters en draagbare elektrische schokapparatuur aannemen of handhaven.
2. Een lidstaat mag een vergunning verplicht stellen voor de uitvoer van handboeien waarvan de maximumafmetingen, met inbegrip van de kettingen, gemeten vanuit de uiterste hoek van een boei tot de uiterste hoek van de andere boei, meer dan 240 mm in gesloten toestand bedragen. De betrokken lidstaat past op dergelijke handboeien de hoofdstukken III en IV toe.
3. De lidstaten delen alle op grond van de leden 1 en 2 genomen maatregelen mee aan de Commissie. Bestaande maatregelen worden uiterlijk op 30 juli 2006 meegedeeld, later genomen maatregelen vóór de inwerkingtreding ervan.
HOOFDSTUK IV
Vergunningsprocedures
Artikel 8
Aanvragen voor vergunningen
1. Een vergunning voor uitvoer en invoer en voor het verlenen van technische bijstand wordt uitsluitend verleend door de bevoegde autoriteit van de in bijlage I genoemde lidstaat waarin de aanvrager is gevestigd.
2. Bij het aanvragen van een vergunning dient de aanvrager de bevoegde autoriteiten alle relevante informatie te verstrekken over de activiteiten waarvoor een vergunning wordt gevraagd.
Artikel 9
Vergunningen
1. Vergunningen voor in- en uitvoer worden verleend op een formulier dat in overeenstemming is met het in bijlage V opgenomen model, en zijn geldig in de gehele Gemeenschap. De geldigheidsduur van een vergunning bedraagt tussen drie en twaalf maanden, met een mogelijke verlenging met maximaal twaalf maanden.
2. De vergunning mag elektronisch worden afgegeven. De specifieke procedures worden op nationaal niveau vastgesteld. Wanneer de lidstaten gebruikmaken van deze optie, stellen zij de Commissie daarvan in kennis.
3. Vergunningen voor in- en uitvoer zijn onderworpen aan de voorschriften en voorwaarden die de bevoegde autoriteiten nodig achten.
4. De bevoegde autoriteiten mogen, in overeenstemming met deze verordening, weigeren een uitvoervergunning af te geven en reeds verleende uitvoervergunningen intrekken, schorsen, wijzigen of herroepen.
Artikel 10
Douaneformaliteiten
1. De importeur of exporteur dient bij het vervullen van de douaneformaliteiten het naar behoren ingevulde formulier van bijlage V in te dienen als bewijs dat de vereiste vergunning voor de desbetreffende in- of uitvoer is verkregen. Als het document niet is ingevuld in een officiële taal van de lidstaat waarin de douaneformaliteiten worden vervuld, kan de importeur of exporteur gevraagd worden een vertaling in een officiële taal te verstrekken.
2. Indien een douaneaangifte wordt gedaan voor de in de bijlage II of III opgenomen goederen en wordt bevestigd dat geen vergunning uit hoofde van deze verordening is verleend voor de voorgenomen in- of uitvoer, dan leggen de douaneautoriteiten beslag op de aangegeven goederen en wijzen zij op de mogelijkheid om uit hoofde van deze verordening een aanvraag voor een vergunning in te dienen. Indien binnen zes maanden na de beslaglegging geen aanvraag is ingediend voor een vergunning of indien de bevoegde autoriteiten een dergelijke aanvraag afwijzen, kunnen de douaneautoriteiten over de vastgehouden goederen beschikken overeenkomstig de nationale wetgeving die van toepassing is.
Artikel 11
Verplichte kennisgeving en raadpleging
1. De in bijlage I vermelde autoriteiten van de lidstaten stellen de in die bijlage opgenomen autoriteiten van alle overige lidstaten en de Commissie ervan in kennis wanneer zij besluiten om uit hoofde van deze verordening een aanvraag voor een vergunning af te wijzen en indien zij een reeds verleende vergunning intrekken. Deze kennisgeving dient uiterlijk 30 dagen na de datum waarop het besluit werd genomen, te geschieden.
2. De bevoegde autoriteiten raadplegen de autoriteit(en) die in de afgelopen drie jaar uit hoofde van deze verordening een vergunningsaanvraag heeft (hebben) afgewezen voor een in- of uitvoer of voor de levering van diensten, uit hoofde van deze verordening, indien zij een aanvraag ontvangen voor een in- of uitvoer of voor de levering van technische bijstand voor een transactie die in wezen identiek is aan die welke in zo’n eerdere aanvraag was vermeld, en zij van oordeel zijn dat een vergunning desalniettemin zou moeten worden verleend.
3. Indien de bevoegde autoriteiten, na een dergelijke raadpleging, besluiten om een vergunning te verlenen, dienen zij alle in bijlage I vermelde autoriteiten hiervan onmiddellijk in kennis te stellen, de redenen hiertoe uiteen te zetten en in voorkomend geval informatie ter staving van dat besluit te verstrekken.
4. Indien een weigering om een vergunning te verlenen, gebaseerd is op een nationaal verbod dat in overeenstemming met artikel 7, lid 1, is aangenomen, dan vormt dit geen besluit tot afwijzing van een aanvraag in de zin van lid 1.
HOOFDSTUK V
Algemene en slotbepalingen
Artikel 12
Wijziging van de bijlagen
1. De Commissie is bevoegd bijlage I te wijzigen. De gegevens betreffende de bevoegde autoriteiten van de lidstaten worden gewijzigd op basis van door de lidstaten verstrekte informatie.
2. Overeenkomstig de procedure van artikel 15, lid 2, is de Commissie bevoegd de bijlagen II, III, IV en V te wijzigen.
Artikel 13
Uitwisseling van informatie tussen de autoriteiten van de lidstaten en de Commissie
1. Onverminderd artikel 11 stellen de Commissie en de lidstaten elkaar op verzoek in kennis van de maatregelen die uit hoofde van deze verordening worden genomen, en verstrekken elkaar alle relevante informatie waarover zij beschikken in verband met deze verordening, met name informatie over verleende en geweigerde vergunningen.
2. Relevante informatie over verleende en geweigerde vergunningen omvat ten minste het type besluit, de gronden voor dat besluit of een samenvatting ervan, de namen van de geadresseerden en, indien die niet dezelfde zijn, van de eindgebruikers, en de betrokken goederen.
3. De lidstaten stellen, indien mogelijk in samenwerking met de Commissie, een openbaar jaarverslag op van hun activiteiten, waarin zij informatie verstrekken over het aantal ontvangen aanvragen, de goederen en landen waarop deze aanvragen betrekking hebben, en de besluiten die zij hebben genomen inzake deze aanvragen. Dit verslag bevat geen informatie waarvan de verbreiding naar de mening van de lidstaat strijdig zou zijn met de wezenlijke belangen van zijn veiligheid.
4. Behoudens de in lid 2 genoemde informatieverstrekking aan de autoriteiten van de andere lidstaat en de Commissie, laat dit artikel de toepasselijke nationale voorschriften betreffende vertrouwelijkheid en geheimhouding onverlet.
5. Indien de weigering om een vergunning te verlenen gebaseerd is op een nationaal verbod dat in overeenstemming met artikel 7, lid 1, is aangenomen, dan vormt dit geen geweigerde vergunning in de zin van de leden 1, 2 en 3 van dit artikel.
Artikel 14
Gebruik van informatie
Onverminderd Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie (10) en de nationale wetgeving inzake de toegang van het publiek tot documenten wordt de uit hoofde van deze verordening ontvangen informatie alleen gebruikt voor de doeleinden waarvoor de informatie was gevraagd.
Artikel 15
Comité
1. De Commissie wordt bijgestaan door het bij artikel 4, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 2603/69 (11) ingestelde comité met betrekking tot gemeenschappelijke voorschriften voor de uitvoer van producten.
2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen zijn de artikelen 5 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing.
De in artikel 5, lid 6, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn wordt vastgesteld op twee maanden.
3. Het comité stelt zijn reglement van orde vast.
Artikel 16
Uitvoering
Het comité onderzoekt eventuele vragen in verband met de uitvoering van deze verordening die aan de orde worden gesteld door de voorzitter van het comité, hetzij op diens eigen initiatief hetzij op verzoek van een vertegenwoordiger van een lidstaat.
Artikel 17
Sancties
1. Elke lidstaat bepaalt de sancties die moeten worden genomen indien de bepalingen van deze verordening worden overtreden en neemt alle maatregelen die noodzakelijk zijn om ervoor te zorgen dat deze worden uitgevoerd. De voorziene sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn.
2. De lidstaten stellen de Commissie uiterlijk op 29 augustus 2006 van deze bepalingen in kennis en delen haar onverwijld alle latere wijzigingen van die bepalingen mee.
Artikel 18
Territoriale werkingssfeer
1. Deze verordening is van toepassing op:
— |
het douanegebied van de Gemeenschap, zoals omschreven in Verordening (EEG) nr. 2913/92; |
— |
de Spaanse gebieden Ceuta en Melilla; |
— |
het Duitse gebied Helgoland. |
2. Voor de toepassing van deze verordening worden Ceuta, Helgoland en Melilla behandeld als deel van het douanegebied van de Gemeenschap.
Artikel 19
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op 30 juli 2006.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Luxemburg, 27 juni 2005.
Voor de Raad
De voorzitter
L. LUX
(1) Resolutie 3452 (XXX) van 9 december 1975 van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties.
(2) PB C 364 van 18.12.2000, blz. 1.
(3) PB C 87 E van 11.4.2002, blz. 136.
(4) Resolutie nr. 34/169 van 17 december 1979 van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties.
(5) Goedgekeurd bij de Resoluties nr. 663 C (XXIV) van 31 juli 1957 en nr. 2076 (LXII) van 13 mei 1977 van de Economische en Sociale Raad van de Verenigde Naties.
(6) Zie punt ML7.c) van de gemeenschappelijke EU-lijst van militaire goederen (PB C 127 van 25.5.2005, blz. 1).
(7) PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.
(8) PB L 302 van 19.10.1992, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 648/2005 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 117 van 4.5.2005, blz. 13).
(9) PB L 253 van 11.10.1993, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 883/2005 (PB L 148 van 11.6.2005, blz. 5).
(10) PB L 145 van 31.5.2001, blz. 43.
(11) PB L 324 van 27.12.1969, blz. 25. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 3918/91 (PB L 372 van 31.12.1991, blz. 31).
BIJLAGE I
LIJST VAN DE IN DE ARTIKELEN 8 EN 11 BEDOELDE AUTORITEITEN
A. Autoriteiten van de lidstaten:
BELGIË
Ministerie van Economie, Energie, Handel en Wetenschapsbeleid |
Directoraat E4: Economisch Potentieel, Markttoegangsbeleid, Tarifaire en Non-tarifaire Maatregelen |
Vooruitgangsstraat 50c |
B-1210 Brussel |
Tel. (32-2) 277 51 11 |
Fax (32-2) 277 53 03 |
E-mail: Charles.godart@mineco.fgvov.be |
Ministère de l'économie, de l'énergie, du commerce et de la politique scientifique |
Directorat, E4: potentiel économique, politique d'accès aux marchés, mesures tarifaires et non-tarifaires |
Rue du Progrès 50c |
B-1210 Bruxelles |
Téléphone: 32 (2) 277 51 11 |
Télécopie: 32 (2) 277 53 03 |
E-mail: Charles.godart@mineco.fgvov.be |
TSJECHIË
Ministerstvo průmyslu a obchodu |
Licenční správa |
Na Františku 32 |
110 15 Praha 1 |
Česká republika |
Tel.: (420) 224 90 76 41 |
Fax: (420) 224 22 18 81 |
E-mail: osm@mpo.cz |
DENEMARKEN
Bijlage III, punten 2 en 3
Justitsministeriet |
Slotsholmsgade 10 |
DK-1216 København K |
Denmark |
Telephone: (45) 33 92 33 40 |
Telefax: (45) 33 93 35 10 |
E-mail: jm@jm.dk |
Bijlage II en bijlage III, punt 1
Økonomi- og Erhvervsministeriet |
Erhvers- og Byggestyrelsen |
Eksportkontroladministrationen |
Langelinie Allé 17 |
DK-2100 København Ø |
Denmark |
Telephone: (45) 35 46 60 00 |
Telefax: (45) 35 46 60 01 |
E-mail: ebst@ebst.dk |
DUITSLAND
Bundesamt für Wirtschaft und Ausfuhrkontrolle (BAFA) |
Frankfurter Straße 29—35 |
D-65760 Eschborn |
Tel.: (+49) 6196 908-0 |
Fax: (+49) 6196 908 800 |
E-Mail: ausfuhrkontrolle@bafa.bund.de |
GRIEKENLAND
Υπουργείο Οικονομίας και Οικονομικών |
Γενική Διεύθυνση Σχεδιασμού και Διαχείρισης Πολιτικής |
Διεύθυνση Διεθνών Οικονομικών Ροών |
Κορνάρου 1 |
GR-105 63 Αθήνα |
Τηλ. (30-210) 328 60 47, (30-210) 328 60 31 |
Φαξ (30-210) 328 60 94 |
E-mail: e3c@mnec.gr |
ESTLAND
Eesti Välisministeerium |
Välismajanduse ja arengukoostöö osakond |
Strateegilise kauba kontrolli büroo |
Islandi väljak 1 |
15049 Tallinn |
Eesti |
Tel: +372 631 7200 |
Faks: +372 631 7288 |
E-post: stratkom@mfa.ee |
SPANJE
Secretaría General de Comercio Exterior |
Secretaría de Estado de Turismo y Comercio |
Ministerio de Industria, Turismo y Comercio |
Paseo de la Castellana, 162 |
E-28046 Madrid |
Telephone: (34) 915 83 52 84 |
Telefax: (34) 915 83 56 19 |
E-mail: Buzon.Oficial@SGDEFENSA.SECGCOMEX.SSCC.MCX.ES |
Departamento de Aduanas e Impuestos Especiales de la |
Agencía Estatal de Administración Tributaria |
Avda. Llano Castellano, 17 |
28071 Madrid |
España |
Telephone: +34 91 7289450 |
Telefax: +34 91 7292065 |
FRANKRIJK
Ministère de l’économie, des finances et de l’industrie |
Direction générale des douanes et droits indirects |
Service des titres du commerce extérieur (SETICE) |
8, rue de la Tour-des-Dames |
F-75436 PARIS CEDEX 09 |
Téléphone: 01 55 07 46 73/- 46 42/- 48 64/- 47 64 |
Télécopie: 01 55 07 46 67/- 46 91 |
Courrier électronique: dg-setice@douane.finances.gouv.fr |
IERLAND
Licensing Unit |
Department of Enterprise, Trade and Employment |
Earlsfort Centre |
Lower Hatch Street |
Dublin 2 |
Ireland |
Telephone (353-1) 631 21 21 |
Telefax (353-1) 631 25 62 |
ITALIË
Ministero delle attività produttive |
Direzione generale per la politica commerciale |
Viale Boston, 25 |
I-00144 Roma |
Telephone: +39 06 59 93 25 79 |
Telefax: +39 06 59 93 26 34 |
E-mail: polcomsegr@mincomes.it |
CYPRUS
Υπουργείο Εμπορίου, Βιομηχανίας και Τουρισμού |
Υπηρεσία Εμπορίου |
Τμήμα έκδοσης αδειών εισαγωγών/εξαγωγών |
Ανδρέα Αραούζου 6 |
CY-1421 Λευκωσία |
Τηλ. (357-22) 86 71 00 |
Φαξ (357-22) 37 51 20 |
E-mail: perm.sec@mcit.gov.cygr |
Ministry of Commerce, Industry and Tourism |
Trade Service |
Import/Export Licensing Unit |
6 Andreas Araouzos Street |
CY-1421 Nicosia |
Telephone: (357- 22) 86 71 00 |
Telefax: (357-22) 37 51 20 |
E-mail: perm.sec@mcit.gov.cy |
LETLAND
Ekonomikas ministrija |
Brīvības iela 55 |
LV-1519 Rīga |
Latvija |
Telefax.: +371 7 280 882 |
LITOUWEN
Policijos departamento prie Vidaus reikalų ministerijos |
Licencijavimo skyrius |
Saltoniškių g. 19 |
LT-08105 Vilnius |
Lietuva |
Telephone: +370 8 271 97 67 |
Telefax: +370 5 271 99 76 |
E-mail: leidimai.pd@policija.lt |
LUXEMBURG
Commerce extérieur |
Office des licences |
B. P. 113 |
L-2011 Luxembourg |
Téléphone: 352 4782370 |
Télécopie: 352 466138 |
Courrier électronique: office.licences@mae.etat.lu |
HONGARIJE
Magyar Kereskedelmi |
Engedélyezési Hivatal |
Margit krt. 85. |
H-1024 Budapest |
Magyarország |
Telephone: +36 1 336 74 30 |
Telefax: +36 1 336 74 28 |
E-mail: spectrade@mkeh.hu |
MALTA
Diviżjoni għall–Kummerċ |
Servizzi Kummerċjali |
Lascaris |
Valletta CMR02 |
Telephone: +356 25 69 02 09 |
Telefax: +356 21 24 05 16 |
NEDERLAND (Adres zal zo spoedig mogelijk worden meegedeeld)
OOSTENRIJK
Bundesministerium für Wirtschaft und Arbeit |
Abteilung für Aus- und Einfuhrkontrolle |
A-1011 Wien |
Stubenring 1 |
Tel.: (+43) 1 71100 8327 |
Fax: (+43) 1 71100 8386 |
E-Mail: post@C22.bmwa.gv.at |
POLEN
Ministerstwo Gospodarki i Pracy |
plac Trzech Krzyży 3/5 |
00-507 Warszawa |
Polska |
Telephone: (+48-22) 693 50 00 |
Telefax: (+48-22) 693 40 48 |
PORTUGAL
Ministério das Finanças |
Direcção-Geral das Alfândegas e dos Impostos Especiais de Consumo |
Direcção de Serviços de Licenciamento |
Rua Terreiro do Trigo, edifício da Alfândega |
P-1149-060 Lisboa |
Tel.: (351-21) 881 42 63 |
Fax: (351-21) 881 42 61 |
SLOVENIË
Ministrstvo za gospodarstvo |
Direktorat za ekonomske odnose s tujino |
Kotnikova 5 |
1000 Ljubljana |
Republika Slovenija |
Telephone: +386 1 478 35 42 |
Telefax: +386 1 478 36 11 |
SLOWAKIJE
Ministerstvo hospodárstva Slovenskej republiky |
Odbor riadenia obchodovania s citlivými tovarmi |
Mierová 19 |
827 15 Bratislava |
Slovenská republika |
Telephone: +421 2 48 54 20 53 |
Telefax: +421 2 43 42 39 15 |
FINLAND
Sisäasiainministeriö |
Arpajais- ja asehallintoyksikkö |
PL 50 |
FI-11101 RIIHIMÄKI |
Puhelin (358-9) 160 01 |
Faksi (358-19) 72 06 68 |
Sähköposti: aahy@poliisi.fi |
ZWEDEN
Kommerskollegium |
PO Box 6803 |
S-113 86 Stockholm |
Tfn (46-8) 690 48 00 |
Fax (46-8) 30 67 59 |
E-post: registrator@kommers.se |
VERENIGD KONINKRIJK
Department of Trade and Industry |
Export Control Organisation |
4 Abbey Orchard Street |
London |
SW1P 2HT |
United Kingdom |
Telephone (44) 207 215 05 85 |
Telefax (44) 207 215 05 72 |
E-mail: mevlyn.tompkins@dti.gsi.gov.uk |
B. Adres voor kennisgeving aan de Commissie:
COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN |
Directoraat-generaal Externe betrekkingen |
Directoraat A: Gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB) en Europees veiligheids- en defensiebeleid (EVDB): Commissie coördinatie en bijdrage |
Eenheid A 2: Juridische en institutionele aangelegenheden, gemeenschappelijk optreden GBVB, sancties, Kimberley- proces |
CHAR 12/163 |
B-1049 Brussel |
Tel. (32-2) 296 25 56 |
Fax: (32-2) 296 75 63 |
E-mail: relex-sanctions@cec.eu.int |
BIJLAGE II
Lijst van de in de artikelen 3 en 4 bedoelde goederen
NB: Deze lijst omvat geen medisch-technische goederen.
GN-code |
Omschrijving |
||
1. De volgende goederen, ontworpen met het oog op de executie van mensen |
|||
ex 4421 90 98 ex 8208 90 00 |
|
||
ex 8543 89 95 ex 9401 79 00 ex 9401 80 00 ex 9402 10 00 ex 9402 90 00 |
|
||
ex 9406 00 38 ex 9406 00 80 |
|
||
ex 8413 81 90 ex 9018 90 50 ex 9018 90 60 ex 9018 90 85 |
|
||
2. De volgende goederen, ontworpen om mensen in bedwang te houden |
|||
ex 8543 89 95 |
|
BIJLAGE III
Lijst van goederen zoals bedoeld in artikel 5
GN-code |
Omschrijving |
||||||
1. De volgende goederen, ontworpen om mensen in bedwang te houden |
|||||||
ex 9401 61 00 ex 9401 69 00 ex 9401 71 00 ex 9401 79 00 ex 9402 90 00 ex 9403 20 91 ex 9403 20 99 ex 9403 50 00 ex 9403 70 90 ex 9403 80 00 |
|
||||||
ex 7326 90 98 ex 8301 50 00 ex 3926 90 99 |
|
||||||
ex 7326 90 98 ex 8301 50 00 ex 3926 90 99 |
|
||||||
2. De volgende draagbare toestellen die zijn ontworpen ten behoeve van oproerbeheersing of zelfbescherming |
|||||||
ex 8543 89 95 ex 9304 00 00 |
|
||||||
3. De volgende stoffen ten behoeve van oproerbeheersing of zelfbescherming en de bijbehorende draagbare verspreidingsapparatuur |
|||||||
ex 8424 20 00 ex 9304 00 00 |
|
||||||
ex 2924 29 95 |
|
||||||
ex 2939 99 00 |
|
BIJLAGE IV
Lijst van in artikel 5, lid 2, bedoelde gebieden van de lidstaten
DENEMARKEN
— |
Groenland |
FRANKRIJK
— |
Nieuw-Caledonië en onderhorigheden |
— |
Frans-Polynesië |
— |
Franse Zuidelijke en Zuidpoolgebieden |
— |
Wallis-archipel en Futuna-eiland |
— |
Mayotte |
— |
Saint-Pierre-et-Miquelon |
DUITSLAND
— |
Büsingen |
BIJLAGE V
In artikel 9, lid 1, bedoeld formulier voor in- of uitvoervergunningen
Technische specificatie
De afmetingen van onderstaand formulier zijn 210 × 297 mm, waarbij een afwijking van ten hoogste 5 mm minder of 8 mm meer is toegestaan. De vakken zijn gebaseerd op een meeteenheid van een tiende inch horizontaal en een zesde inch verticaal. De onderverdelingen zijn gebaseerd op een meeteenheid van een tiende inch horizontaal.
Toelichting bij het formulier
„Uitvoer- of invoervergunning voor goederen die gebruikt zouden kunnen worden voor folteringen (Verordening (EG) nr. 1236/2005 van de Raad)”
Dit vergunningsformulier wordt gebruikt voor de afgifte van een vergunning voor de uitvoer of de invoer van goederen in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 1236/2005 met betrekking tot de handel in goederen die gebruikt zouden kunnen worden voor de doodstraf, foltering of andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing. Het mag niet worden gebruikt om toestemming te verlenen voor het verlenen van technische bijstand.
De autoriteit van afgifte is de autoriteit zoals omschreven in artikel 2, onder h), van Verordening (EG) nr. 1236/2005, in bijlage I bij deze verordening.
Vergunningen worden afgegeven op dit uit één blad bestaande formulier, dat aan beide zijden bedrukt dient te zijn. Het bevoegde douanekantoor boekt de uitgevoerde hoeveelheden af van de totale beschikbare hoeveelheid. Het vergewist zich ervan dat de verschillende voorwerpen waarop de vergunning betrekking heeft, met het oog daarop duidelijk onderscheiden zijn.
Indien nationale procedures van de lidstaten extra kopieën van het formulier vereisen (bijvoorbeeld voor de aanvraag), kan dit vergunningsformulier worden opgenomen in een set formulieren die het volgens de geldende nationale voorschriften benodigde aantal kopieën omvat. In het vak boven vak 3 van elk exemplaar en in de linker kantlijn dient duidelijk te worden vermeld voor welk doel (bijvoorbeeld aanvraag, kopie voor de aanvrager) de betrokken kopieën bestemd zijn. Slechts één exemplaar vormt het vergunningsformulier van bijlage V bij Verordening (EG) nr. 1236/2005.
Vak 1 |
Aanvrager: |
Vermeld de naam en het volledige adres van de aanvrager. Het douanenummer van de aanvrager kan ook worden vermeld (in de meeste gevallen facultatief). Vermelding van het type aanvrager (facultatief) dient te geschieden in het desbetreffende vak, met behulp van het nummer 1, 2 of 4, verwijzend naar de definitie in artikel 2, onder i), van Verordening (EG) nr. 1236/2005. |
Vak 3 |
Nr. van de vergunning: |
Vul het nummer in en kruis hetzij uitvoer hetzij invoer aan. Zie artikel 2, onder d) en e), en artikel 17 van de verordening voor de definitie van de termen „uitvoer” en „invoer”. |
Vak 4 |
Vervaldatum: |
Vermeld de dag (twee cijfers), de maand (twee cijfers) en het jaar (vier cijfers). |
Vak 5 |
Agent/vertegenwoordiger: |
Vermeld de naam van een naar behoren gemachtigde vertegenwoordiger of (douane)agent die namens de aanvrager optreedt, indien de aanvraag niet door de aanvrager wordt ingediend. Zie ook artikel 5 van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad. |
Vak 6 |
Land waar de goederen zich bevinden: |
Vermeld zowel de naam van het betrokken land als de desbetreffende landencode; gebruik de landencodes die zijn vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1172/95 van de Raad (PB L 118 van 25.5.1995, blz. 10). Zie Verordening (EG) nr. 1779/2002 van de Commissie (PB L 296 van 5.10.2002, blz. 6). |
Vak 7 |
Land van bestemming: |
Vermeld zowel de naam van het betrokken land als de desbetreffende landencode; gebruik de landencodes die zijn vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1172/95 van de Raad (PB L 118 van 25.5.1995, blz. 10). Zie Verordening (EG) nr. 1779/2002 van de Commissie (PB L 296 van 5.10.2002, blz. 6). |
Vak 10 |
Omschrijving van het voorwerp: |
Denk eraan gegevens met betrekking tot de verpakking van de betrokken goederen te verstrekken. Ook de waarde van de goederen mag in vak 10 worden vermeld. Als er niet voldoende ruimte in vak 10 is, ga dan verder op een blanco blad waarop het vergunningsnummer wordt vermeld. Vermeld het aantal bijlagen in vak 16. Dit formulier is ontworpen voor maximaal drie verschillende soorten goederen (zie de bijlagen II en III bij de verordening). Indien er een vergunning voor de in- of uitvoer van méér dan drie soorten goederen vereist is, dan dienen twee vergunningen te worden afgegeven. |
Vak 11 |
Voorwerp nr. |
Dit vak moet alleen op de achterzijde van het formulier worden ingevuld. Zorg ervoor dat het nummer van het voorwerp overeenkomt met het gedrukte nummer in vak 11 naast de beschrijving van het betrokken voorwerp op de voorzijde. |
Vak 14 |
Specifieke voorschriften en voorwaarden |
Als er niet voldoende ruimte in vak 14 is, ga dan verder op een blanco blad, met vermelding van het vergunningsnummer. Vermeld het aantal bijlagen in vak 16. |
Vak 16 |
Aantal bijlagen: |
Vermeld het aantal eventuele bijlagen (zie de toelichting bij de vakken 10 en 14). |
30.7.2005 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 200/20 |
VERORDENING (EG) Nr. 1237/2005 VAN DE COMMISSIE
van 29 juli 2005
tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 3223/94 van de Commissie van 21 december 1994 houdende uitvoeringsbepalingen van de invoerregeling voor groenten en fruit (1), en met name op artikel 4, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
In Verordening (EG) nr. 3223/94 zijn op grond van de multilaterale handelsbesprekingen in het kader van de Uruguayronde de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de periodes die in de bijlage bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt. |
(2) |
Op grond van de bovenvermelde criteria moeten de forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld op de in de bijlage bij deze verordening vermelde niveaus, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De in artikel 4 van Verordening (EG) nr. 3223/94 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld zoals aangegeven in de tabel in de bijlage bij deze verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 30 juli 2005.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 29 juli 2005.
Voor de Commissie
J. M. SILVA RODRÍGUEZ
Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling
(1) PB L 337 van 24.12.1994, blz. 66. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1947/2002 (PB L 299 van 1.11.2002, blz. 17).
BIJLAGE
bij de verordening van de Commissie van 29 juli 2005 tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit
(EUR/100 kg) |
||
GN-code |
Code derde landen (1) |
Forfaitaire invoerwaarde |
0702 00 00 |
052 |
71,8 |
096 |
21,9 |
|
999 |
46,9 |
|
0707 00 05 |
052 |
61,9 |
999 |
61,9 |
|
0709 90 70 |
052 |
75,7 |
999 |
75,7 |
|
0805 50 10 |
388 |
72,5 |
508 |
58,8 |
|
524 |
69,1 |
|
528 |
72,2 |
|
999 |
68,2 |
|
0806 10 10 |
052 |
111,3 |
204 |
80,3 |
|
220 |
126,8 |
|
334 |
91,2 |
|
624 |
162,7 |
|
999 |
114,5 |
|
0808 10 80 |
388 |
92,3 |
400 |
101,0 |
|
508 |
69,1 |
|
512 |
63,3 |
|
528 |
88,5 |
|
720 |
73,3 |
|
804 |
85,4 |
|
999 |
81,8 |
|
0808 20 50 |
052 |
125,8 |
388 |
63,0 |
|
512 |
47,0 |
|
528 |
35,6 |
|
999 |
67,9 |
|
0809 10 00 |
052 |
141,4 |
999 |
141,4 |
|
0809 20 95 |
052 |
280,0 |
400 |
336,4 |
|
999 |
308,2 |
|
0809 30 10, 0809 30 90 |
052 |
109,8 |
999 |
109,8 |
|
0809 40 05 |
624 |
87,6 |
999 |
87,6 |
(1) Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 750/2005 van de Commissie (PB L 126 van 19.5.2005, blz. 12). De code „999” staat voor „andere oorsprong”.
30.7.2005 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 200/22 |
VERORDENING (EG) Nr. 1238/2005 VAN DE COMMISSIE
van 28 juli 2005
houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 85/2004 tot vaststelling van de handelsnorm voor appelen
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 2200/96 van de Raad van 28 oktober 1996 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector groenten en fruit (1), en met name op artikel 2, lid 2,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Verordening (EG) nr. 85/2004 van de Commissie van 15 januari 2004 tot vaststelling van de handelsnorm voor appelen (2) is onder meer vastgesteld dat met ingang van 1 augustus 2005 een kleinere minimumgrootte geldt die identiek is aan de grootte die is vastgesteld in norm FFV-50 van de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties (UN/ECE). |
(2) |
Aan de „Working Party on Agricultural Quality Standards” (Werkgroep kwaliteitsnormen voor landbouwproducten) van de UN/ECE is voorgesteld een op het suikergehalte gebaseerd rijpheidscriterium in norm FFV-50 op te nemen. |
(3) |
Aangezien de minimumgrootte ook een rijpheidscriterium is, moet worden onderzocht hoe beide rijpheidscriteria het best in de handelsnorm voor appelen kunnen worden geïntegreerd. |
(4) |
Aangezien dit onderzoek ten minste drie verkoopseizoenen moet bestrijken, is het dienstig de verlaging van de minimumgrootte pas vanaf 1 juni 2008 toe te passen en tot 31 mei 2008 te voorzien in overgangsbepalingen. |
(5) |
Er moet evenwel worden gewaakt over het gewettigde vertrouwen van de marktdeelnemers die contracten hebben gesloten op basis van het vermoeden dat de nieuwe normen inzake de kleinere grootte van toepassing zouden worden met ingang van 1 augustus 2005. |
(6) |
Duidelijkheidshalve moet worden gepreciseerd dat, wanneer voor de verkoop van een product een handelsmerk wordt gebruikt, ook de naam van de variëteit of het synoniem moet worden vermeld. |
(7) |
In de variëteitenlijst die is opgenomen in het aanhangsel bij de norm, zijn enkele fouten geslopen. |
(8) |
Verordening (EG) nr. 85/2004 moet dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(9) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor verse groenten en fruit, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Verordening (EG) nr. 85/2004 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
in artikel 2 wordt de in de inleidende zin opgenomen datum „31 juli 2005” vervangen door „31 mei 2008”; |
2) |
in artikel 4 wordt de in de tweede alinea opgenomen datum „1 augustus 2005” vervangen door „1 juni 2008”; |
3) |
de bijlage wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij de onderhavige verordening. |
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 1 augustus 2005.
Marktdeelnemers die ten genoegen van de autoriteiten van de lidstaten vóór 1 augustus 2005 contracten hebben gesloten op grond van punt III, tweede en derde alinea, van de bijlage bij Verordening (EG) nr. 85/2004, mogen evenwel de appelen waarvoor de reeds genoemde contracten zijn gesloten, in de handel brengen overeenkomstig de in die alinea's vastgestelde bepalingen.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 28 juli 2005.
Voor de Commissie
Mariann FISCHER BOEL
Lid van de Commissie
(1) PB L 297 van 21.11.1996, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 47/2003 van de Commissie (PB L 7 van 11.1.2003, blz. 64).
(2) PB L 13 van 20.1.2004, blz. 3. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 907/2004 (PB L 163 van 30.4.2004, blz. 50).
BIJLAGE
Titel 4 van het aanhangsel bij de bijlage bij Verordening (EG) nr. 85/2004 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
de eerste zin van de tweede alinea wordt vervangen door de volgende tekst: „Sommige van de in de onderstaande lijst vermelde variëteiten mogen in de handel worden gebracht onder handelsbenamingen waarvoor in een of meer landen bescherming is aangevraagd of verkregen, mits de naam van de variëteit of het synoniem ervan in de etikettering wordt gepreciseerd.”; |
2) |
de tabel met de niet-uitputtende lijst wordt vervangen door de volgende tekst:
|
(1) In de klassen I en II moet ten minste 20 % van de oppervlakte een rode kleur vertonen.
(2) Bij de variëteit Jonagold moeten echter ook de in klasse II ingedeelde vruchten op ten minste een tiende van hun oppervlakte rode strepen vertonen.
30.7.2005 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 200/32 |
VERORDENING (EG) Nr. 1239/2005 VAN DE COMMISSIE
van 29 juli 2005
houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 581/2004 tot opening van een permanente inschrijving voor de bepaling van de uitvoerrestituties voor bepaalde soorten boter en van Verordening (EG) nr. 582/2004 tot opening van een permanente inschrijving voor de bepaling van de uitvoerrestituties voor mageremelkpoeder
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector melk en zuivelproducten (1), en met name op artikel 31, lid 3, onder b), en lid 14,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Krachtens artikel 1, lid 1, van Verordening (EG) nr. 581/2004 van de Commissie (2) en artikel 1, lid 1, van Verordening (EG) nr. 582/2004 van de Commissie (3) mogen voor bepaalde bestemmingen geen uitvoerrestituties worden verleend. |
(2) |
Krachtens Verordening (EG) nr. 909/2005 van de Commissie van 16 juni 2005 tot vaststelling van de restituties bij uitvoer in de sector melk en zuivelproducten (4) zijn de gebieden Ceuta en Melilla met ingang van 17 juni 2005 ingedeeld onder de codes L 01 en L 03 (niet voor uitvoerrestituties in aanmerking komende bestemmingen) en is het restitutieniveau voor Rusland in overeenstemming gebracht met dat voor alle overige bestemmingen. Deze bestemmingen moeten derhalve worden uitgesloten van de toepassing van de op grond van de Verordeningen (EG) nr. 581/2004 en (EG) nr. 582/2004 vastgestelde restituties. |
(3) |
De Verordeningen (EG) nr. 581/2004 en (EG) nr. 582/2004 moeten dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(4) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor melk en zuivelproducten, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
In artikel 1, lid 1, van Verordening (EG) nr. 581/2004 wordt de tweede alinea vervangen door:
„De in de eerste alinea bedoelde producten zijn bestemd voor uitvoer naar alle bestemmingen met uitzondering van Andorra, Ceuta en Melilla, Gibraltar, de Verenigde Staten van Amerika en Vaticaanstad.”
Artikel 2
Artikel 1, lid 1, van Verordening (EG) nr. 582/2004 wordt vervangen door:
„1. Een permanente inschrijving wordt geopend voor de bepaling van de uitvoerrestitutie voor in sector 9 van bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 3846/87 van de Commissie (5) bedoeld mageremelkpoeder in zakken met een netto-inhoud van ten minste 25 kg en met niet meer dan 0,5 gewichtspercenten toegevoegde melkvreemde bestanddelen van productcode ex ex 0402 10 19 9000, bestemd voor uitvoer naar alle bestemmingen met uitzondering van Andorra, Bulgarije, Ceuta en Melilla, Gibraltar, de Verenigde Staten van Amerika en Vaticaanstad.
Artikel 3
Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 29 juli 2005
Voor de Commissie
Mariann FISCHER BOEL
Lid van de Commissie
(1) PB L 160 van 26.6.1999, blz. 48. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 186/2004 van de Commissie (PB L 29 van 3.2.2004, blz. 6).
(2) PB L 90 van 27.3.2004, blz. 64. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2250/2004 (PB L 381 van 28.12.2004, blz. 25).
(3) PB L 90 van 27.3.2004, blz. 67. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2250/2004.
(4) PB L 154 van 17.6.2005, blz. 10.
(5) PB L 366 van 24.12.1987, blz. 1.”
30.7.2005 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 200/34 |
VERORDENING (EG) Nr. 1240/2005 VAN DE COMMISSIE
van 29 juli 2005
tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1279/98, met betrekking tot bepaalde tariefcontingenten voor rundvleesproducten van oorsprong uit Roemenië
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1254/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector rundvlees (1), en met name op artikel 32, lid 1, eerste alinea,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Besluit 2003/18/EG van de Raad van 19 december 2002 inzake de sluiting van een protocol tot aanpassing van de handelsaspecten van de Europaovereenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en Roemenië, anderzijds, in verband met de resultaten van de onderhandelingen over nieuwe wederzijdse landbouwconcessies (2) zijn concessies vastgesteld voor de invoer van rundvleesproducten in het kader van het bij deze overeenkomst geopende tariefcontingent. |
(2) |
De bepalingen voor de toepassing van dit tariefcontingent zijn vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1279/98 van de Commissie van 19 juni 1998 tot vaststelling van de bepalingen voor de toepassing van de tariefcontingenten voor rundvlees die bij de Besluiten 2003/286/EG en 2003/18/EG zijn vastgesteld voor Bulgarije en Roemenië (3). |
(3) |
Aanvullende concessies voor rundvleesproducten zijn vastgesteld bij Besluit 2005/431/EG, Euratom van de Raad en de Commissie van 25 april 2005 inzake de sluiting van een aanvullend protocol bij de Europaovereenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en Roemenië, anderzijds, in verband met de toetreding van de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek tot de Europese Unie (4). |
(4) |
De maatregelen voor de toepassing van de concessies inzake rundvleesproducten moeten worden vastgesteld en Verordening (EG) nr. 1279/98 moet dienovereenkomstig worden aangepast. |
(5) |
In artikel 4, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1279/98 is bovendien bepaald dat certificaataanvragen alleen kunnen worden ingediend in de eerste tien dagen van elke in artikel 2 van die verordening bedoelde periode. Gezien de datum van inwerkingtreding van het aanvullend protocol moet van deze bepaling worden afgeweken voor de periode die loopt van de inwerkingtreding van de onderhavige verordening tot en met 31 december 2005. |
(6) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor rundvlees, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
1. In afwijking van artikel 4, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1279/98 moeten aanvragen van invoercertificaten voor de periode die loopt van de inwerkingtreding van de onderhavige verordening tot en met 31 december 2005, worden ingediend uiterlijk op de tiende werkdag na de datum van bekendmaking van de onderhavige verordening in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen, om 13.00 uur plaatselijke tijd Brussel.
2. Certificaataanvragen die overeenkomstig artikel 4, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1279/98 zijn ingediend in de eerste 10 dagen van juli 2005, worden beschouwd als aanvragen overeenkomstig het bepaalde in lid 1.
3. De bijlagen I en II bij Verordening (EG) nr. 1279/98 worden vervangen door de bijlage bij de onderhavige verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing met ingang van 1 augustus 2005.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 29 juli 2005
Voor de Commissie
Mariann FISCHER BOEL
Lid van de Commissie
(1) PB L 160 van 26.6.1999, blz. 21. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1782/2003 (PB L 270 van 21.10.2003, blz. 1).
(2) PB L 8 van 14.1.2003, blz. 18.
(3) PB L 176 van 20.6.1998, blz. 12. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1220/2005 (PB L 199 van 29.7.2005, blz. 47).
(4) PB L 155 van 17.6.2005, blz. 26.
BIJLAGE
BIJLAGE I
Bij invoer in de Gemeenschap van bepaalde producten van oorsprong uit bepaalde landen geldende concessies
(MFN = recht voor meestbegunstigde natie)
Land van oorsprong |
Volgnummer van de contingenten |
GN-code |
Omschrijving |
Toepasselijk recht (% van MFN) |
Jaarlijkse hoeveelheid vanaf 1.7.2005 (ton) (1) |
Jaarlijkse toename vanaf 1.7.2006 (ton) |
Roemenië |
09.4753 |
0201 0202 |
Vlees van runderen, vers, gekoeld of bevroren |
Vrij |
4 000 |
0 |
09.4765 |
0206 10 95 |
Eetbare omlopen en longhaasjes van runderen, vers of gekoeld |
Vrij |
100 |
0 |
|
0206 29 91 |
Eetbare omlopen en longhaasjes van runderen, bevroren |
|||||
0210 20 |
Vlees van runderen, gezouten, ingepekeld, gedroogd of gerookt |
|||||
0210 99 51 |
Omlopen en longhaasjes van runderen |
|||||
09.4768 |
1602 50 |
Bereidingen of conserven van vlees of slachtafvallen van runderen |
Vrij |
500 |
0 |
|
Bulgarije |
09.4651 |
0201 0202 |
Vlees van runderen, vers, gekoeld of bevroren |
Vrij |
2 500 |
0 |
09.4784 |
1602 50 |
Bereidingen of conserven van vlees of slachtafvallen van runderen |
Vrij |
660 |
60 |
BIJLAGE II
Fax EG (32-2) 292 17 34
E-mail: AGRI-Bovins-Import@cec.eu.int
(1) Voor Roemenië, jaarlijkse hoeveelheid vanaf 1.8.2005 (ton).
30.7.2005 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 200/38 |
VERORDENING (EG) Nr. 1241/2005 VAN DE COMMISSIE
van 29 juli 2005
betreffende de opening en de wijze van beheer van een tariefcontingent voor bepaalde levende runderen van oorsprong uit Roemenië, als vastgesteld bij Besluit 2003/18/EG van de Raad
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1254/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector rundvlees (1), en met name op artikel 32, lid 1, eerste alinea,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Besluit 2003/18/EG van de Raad van 19 december 2002 inzake de sluiting van een protocol tot aanpassing van de handelsaspecten van de Europaovereenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en Roemenië, anderzijds, in verband met de resultaten van de onderhandelingen over nieuwe wederzijdse landbouwconcessies (2) voorziet in de opening van tariefcontingenten voor de invoer van levende runderen van oorsprong uit Roemenië. |
(2) |
Besluit 2005/431/EG van de Raad en de Commissie van 25 april 2005 inzake de sluiting van een aanvullend protocol bij de Europaovereenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en Roemenië, anderzijds, in verband met de toetreding van de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek tot de Europese Unie (3) voorziet in aanvullende concessies voor de invoer van bepaalde levende runderen uit Roemenië. |
(3) |
De uitvoeringsbepalingen betreffende de opening en de wijze van beheer van de tariefcontingenten voor levende runderen moeten worden vastgesteld voor een periode van meerdere jaren die ingaat op 1 augustus 2005. |
(4) |
Om speculatie te voorkomen is het dienstig de beschikbare hoeveelheden ter beschikking te stellen van marktdeelnemers die kunnen aantonen dat zij daadwerkelijk hoeveelheden van enige omvang invoeren uit derde landen. Met het oog hierop en ter wille van een efficiënt beheer moeten de betrokken handelaren in het jaar dat voorafgaat aan het betrokken contingentjaar, een minimumaantal dieren hebben ingevoerd, wat bovendien een billijke toegang tot de concessies moet garanderen. Aangezien de huidige concessies enkel gelden voor de invoer van dieren uit Roemenië en rekening houdend met de feitelijke invoer uit dat land, kan een partij van 50 dieren als normaal worden beschouwd. Gebleken is dat een transactie slechts als reëel en lonend kan worden beschouwd indien ten minste één partij wordt aangekocht. |
(5) |
Met het oog op de controle op de naleving van deze voorwaarden moet worden geëist dat de aanvragen worden ingediend in de lidstaat waar de importeur in het BTW-register is ingeschreven. |
(6) |
Teneinde speculatie te voorkomen, moet worden bepaald dat importeurs die per 1 januari voorafgaand aan het begin van het betrokken contingentjaar geen levende runderen meer verhandelen, niet in aanmerking komen voor het contingent. Bovendien moet in verband met de invoerrechten een zekerheid worden gesteld in de lidstaat waar de marktdeelnemer in het nationale BTW register is ingeschreven. De invoercertificaten zijn niet overdraagbaar en worden slechts aan de handelaren afgegeven voor de hoeveelheden waarvoor hun rechten tot invoer zijn toegekend. |
(7) |
Om te zorgen voor een gelijkere toegang tot het contingent, waarbij het aantal dieren per aanvraag echter nog lonend moet zijn, moet voor elke aanvraag van invoercertificaten een maximum- en een minimumaantal dieren in acht worden genomen. |
(8) |
Er dient te worden bepaald dat de rechten tot invoer pas na afloop van een bedenktijd worden toegekend en dat daarop eventueel een uniform verlagingspercentage wordt toegepast. |
(9) |
Krachtens artikel 29, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1254/1999 moet de regeling worden beheerd door middel van invoercertificaten. Te dien einde moet worden vastgesteld hoe de aanvragen moeten worden ingediend en welke gegevens de aanvragen en de certificaten moeten bevatten, zo nodig door aanvulling van sommige bepalingen van Verordening (EG) nr. 1445/95 van de Commissie van 26 juni 1995 houdende uitvoeringsbepalingen voor de invoer- en uitvoercertificatenregeling in de sector rundvlees en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 2377/80 (4) en Verordening (EG) nr. 1291/2000 van de Commissie van 9 juni 2000 houdende gemeenschappelijke uitvoeringsbepalingen inzake het stelsel van invoer-, uitvoer- en voorfixatiecertificaten voor landbouwproducten (5). |
(10) |
Om de marktdeelnemer te verplichten invoercertificaten voor alle hem toegekende rechten tot invoer aan te vragen, moet worden bepaald dat een dergelijke aanvraag, met betrekking tot de voor de rechten tot invoer te stellen zekerheid, geldt als een primaire eis in de zin van Verordening (EEG) nr. 2220/85 van de Commissie van 22 juli 1985 tot vaststelling van gemeenschappelijke uitvoeringsbepalingen inzake de regeling voor het stellen van zekerheden voor landbouwproducten (6). |
(11) |
Voor een deugdelijk beheer van het contingent is het ook noodzakelijk dat de titularis van het certificaat een echte importeur is. Een dergelijke importeur moet derhalve een actief aandeel hebben in de aankoop, het vervoer en de invoer van de betrokken dieren. Overlegging van het bewijs van deze activiteiten geldt als een primaire eis in verband met de certificaatzekerheid. |
(12) |
Met het oog op een strikte statistische controle van de in het kader van het contingent ingevoerde dieren is de in artikel 8, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1291/2000 bedoelde tolerantie niet van toepassing. |
(13) |
Verordening (EG) nr. 1143/98 van de Commissie van 2 juni 1998 tot vaststelling van de uitvoeringsbepalingen voor een tariefcontingent voor niet voor de slacht bestemde koeien en vaarzen van bepaalde bergrassen, van oorsprong uit bepaalde derde landen, en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1012/98 (7) is overbodig geworden door de vaststelling van Besluit 2005/431/EG en van Besluit 2005/430/EG van de Raad en de Commissie van 18 april 2005 inzake de sluiting van een aanvullend protocol bij de Europaovereenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Bulgarije, anderzijds, in verband met de toetreding van de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek tot de Europese Unie (8). Die verordening moet derhalve worden ingetrokken. |
(14) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor rundvlees, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Per jaarlijkse periode die loopt van 1 juli tot en met 30 juni van het daaropvolgende jaar, mogen gedurende meerdere jaren telkens 46 000 levende runderen van de GN-codes 0102 90 05, 0102 90 21, 0102 90 29, 0102 90 41, 0102 90 49, 0102 90 51, 0102 90 59, 0102 90 61 of 0102 90 71 van oorsprong uit Roemenië met vrijstelling van rechten in de Gemeenschap worden ingevoerd.
Voor het contingentjaar 2005-2006 evenwel loopt de in de eerste alinea bedoelde contingentperiode van 1 augustus 2005 tot en met 30 juni 2006.
Het volgnummer van het in de eerste alinea bedoelde tariefcontingent is 09.4769.
Artikel 2
1. Om in aanmerking te komen voor het in artikel 1 bedoelde contingent moet de aanvrager van rechten tot invoer een natuurlijke of rechtspersoon zijn. Bij de indiening van de aanvraag moet de aanvrager ten genoegen van de bevoegde instanties van de betrokken lidstaat kunnen aantonen dat hij in het aan het betrokken contingentjaar voorafgaande jaar ten minste 50 dieren van GN-code 0102 90 heeft ingevoerd.
De aanvrager moet ingeschreven zijn in een nationaal BTW-register.
2. Als bewijs van invoer geldt uitsluitend het douanedocument waarmee de goederen in het vrije verkeer zijn gebracht, dat naar behoren is geviseerd door de douaneautoriteiten en waarin naar de betrokken aanvrager wordt verwezen als geadresseerde.
De lidstaten mogen kopieën van de in de eerste alinea bedoelde documenten aanvaarden die door de bevoegde instantie naar behoren zijn gecertificeerd. Wanneer dergelijke kopieën worden aanvaard, moet hiervan voor elke betrokken aanvrager melding worden gemaakt in de in artikel 3, lid 5, bedoelde mededeling van de lidstaten.
3. Marktdeelnemers die op 1 januari voorafgaand aan het betrokken contingentjaar niet meer actief waren in de handel met derde landen in de sector rundvlees, komen niet in aanmerking voor een toewijzing.
4. Ondernemingen die zijn ontstaan na een fusie van ondernemingen die elk een referentie-invoer hebben die in overeenstemming is met het in lid 1 bedoelde minimumaantal, mogen deze referentie-invoer als basis voor hun aanvraag gebruiken.
Artikel 3
1. Aanvragen van rechten tot invoer mogen slechts worden ingediend in de lidstaat waar de aanvrager in een nationaal BTW-register is ingeschreven.
2. Aanvragen van rechten tot invoer moeten betrekking hebben op ten minste 50 dieren en mogen slechts betrekking hebben op maximaal 5 % van het beschikbare aantal.
Indien de aangevraagde aantallen het in de eerste alinea vermelde percentage overschrijden, wordt slechts het bedoelde maximumaantal in aanmerking genomen.
3. Aanvragen van rechten tot invoer moeten uiterlijk op 15 juni voorafgaand aan het betrokken contingentjaar worden ingediend, vóór 13.00 uur plaatselijke tijd Brussel.
Voor de contingentperiode die loopt van 1 augustus 2005 tot en met 30 juni 2006 evenwel moeten de aanvragen van rechten tot invoer uiterlijk op de tiende werkdag na de datum van bekendmaking van de onderhavige verordening in het Publicatieblad van de Europese Unie worden ingediend, vóór 13.00 uur plaatselijke tijd Brussel.
4. Aanvragers mogen voor het in artikel 1 vastgestelde contingent niet meer dan één aanvraag indienen. Wanneer een aanvrager meer dan één aanvraag indient, worden al zijn aanvragen afgewezen.
5. Na verificatie van de ingediende documenten zenden de lidstaten de Commissie, uiterlijk op de tiende werkdag na afloop van de periode voor de indiening van aanvragen, de lijst van de aanvragers en hun adres, met vermelding van de aangevraagde aantallen.
Alle mededelingen, met inbegrip van die waarmee wordt gemeld dat geen aanvragen zijn ingediend, worden per fax of e-mail toegezonden, hetzij met gebruikmaking van het modelformulier in bijlage I, hetzij in een andere door de Commissie aan de lidstaten meegedeelde vorm.
Artikel 4
1. Na de in artikel 3, lid 5, bedoelde mededeling besluit de Commissie zo spoedig mogelijk in welke mate de aanvragen kunnen worden gehonoreerd.
2. Indien de aantallen die zijn vermeld in de in artikel 3 bedoelde aanvragen, de beschikbare aantallen overschrijden, stelt de Commissie een uniforme coëfficiënt vast waarmee de aangevraagde aantallen worden verminderd.
Indien de toepassing van de in de eerste alinea bedoelde verminderingscoëfficiënt leidt tot een saldo van minder dan 50 dieren per aanvraag, wijst de betrokken lidstaat, in het kader van de beschikbare aantallen, bij loting rechten tot invoer van telkens 50 dieren toe. Wanneer minder dan 50 dieren overblijven, wordt voor het betrokken aantal één recht tot invoer toegekend.
Artikel 5
1. De voor de rechten tot invoer te stellen zekerheid bedraagt 3 euro per dier. De zekerheid moet op het moment van indiening van de aanvraag voor rechten tot invoer worden gesteld bij de bevoegde instantie.
2. Voor het toegewezen aantal moeten invoercertificaten worden aangevraagd. Deze verplichting geldt als een primaire eis in de zin van artikel 20, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 2220/85.
3. Indien de toepassing van de in artikel 4, lid 2, bedoelde verminderingscoëfficiënt minder rechten tot invoer oplevert dan het aangevraagde aantal, wordt de gestelde zekerheid onverwijld naar evenredigheid vrijgegeven.
Artikel 6
1. De toegewezen aantallen worden na overlegging van één of meer invoercertificaten ingevoerd.
2. Certificaataanvragen mogen alleen worden ingediend in de lidstaat waar de aanvrager rechten tot invoer in het kader van het contingent heeft aangevraagd en gekregen.
Telkens wanneer een invoercertificaat aan de aanvrager wordt afgegeven, worden de daaraan verbonden rechten tot invoer in mindering gebracht op zijn totale aantal rechten op uitvoer.
3. Een invoercertificaat wordt afgegeven op aanvraag en op naam van de marktdeelnemer die de rechten tot invoer heeft gekregen.
4. Op de certificaataanvraag en op het certificaat worden de volgende vermeldingen aangebracht:
a) |
in vak 8: het land van oorsprong; |
b) |
in vak 16: één of meer van de volgende GN-codes:
|
c) |
in vak 20: het volgnummer van het betrokken contingent en ten minste één van de in bijlage II opgenomen vermeldingen. |
Het certificaat verplicht tot invoer uit het in vak 8 vermelde land.
Artikel 7
1. In afwijking van artikel 9, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1291/2000 zijn de op grond van de onderhavige verordening afgegeven invoercertificaten niet overdraagbaar en geven ze slechts toegang tot de met het tariefcontingent verbonden rechten wanneer ze op dezelfde naam en hetzelfde adres zijn gesteld als die van de geadresseerde in de douaneaangifte voor het vrije verkeer waarvan ze vergezeld gaan.
2. In afwijking van het bepaalde in artikel 3 van Verordening (EG) nr. 1445/95 zijn de invoercertificaten geldig gedurende 150 dagen, te rekenen vanaf de werkelijke datum van afgifte in de zin van artikel 6, lid 3, van de onderhavige verordening. Geen enkel invoercertificaat is nog geldig na 30 juni van elk contingentjaar.
3. Invoercertificaten worden pas afgegeven nadat een zekerheid is gesteld van 20 euro per dier, samengesteld als volgt:
a) |
de in artikel 5, lid 1, bedoelde zekerheid van 3 euro en |
b) |
een zekerheid van 17 euro die door de aanvrager moet worden gesteld op het moment dat hij de certificaataanvraag indient. |
4. De afgegeven certificaten zijn in de gehele Gemeenschap geldig.
5. Artikel 8, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1291/2000 is niet van toepasssing; Daartoe wordt in vak 19 van het certificaat het cijfer „0” (nul) ingevuld.
6. Onverminderd het bepaalde in titel III, afdeling 4, van Verordening (EG) nr. 1291/2000 betreffende het vrijgeven van zekerheden mag de in lid 3 bedoelde zekerheid niet worden vrijgegeven voordat het bewijs is geleverd dat de titularis van het certificaat commercieel en logistiek verantwoordelijk is geweest voor de aankoop, het vervoer en het in het vrije verkeer brengen van de betrokken dieren. Als bewijs geldt:
a) |
het origineel van de betrokken handelsfactuur of een gewaarmerkte kopie daarvan die aan de titularis is gericht door de verkoper of diens vertegenwoordiger, beiden gevestigd in het derde land van uitvoer, en het bewijs van betaling daarvan door de titularis, of de opening door de titularis van een onherroepelijk documentair krediet ten gunste van de verkoper, |
b) |
het cognossement of, in voorkomend geval, het weg- of luchtvervoersdocument voor de betrokken dieren dat op naam van de titularis is gesteld, |
c) |
een document waaruit blijkt dat de goederen in het vrije verkeer zijn gebracht, met vermelding van de naam en het adres van de titularis als geadresseerde. |
Artikel 8
Voor de ingevoerde dieren kan van de in artikel 1 bedoelde vrijstelling van rechten gebruik worden gemaakt na overlegging van hetzij een door het land van uitvoer overeenkomstig Protocol nr. 4 bij de Europaovereenkomst met Roemenië afgegeven certificaat inzake goederenverkeer EUR.1, hetzij een door de exporteur overeenkomstig het bepaalde in het genoemde protocol opgestelde verklaring.
Artikel 9
De Verordeningen (EG) nr. 1445/95 en (EG) nr. 1291/2000 zijn van toepassing onder voorbehoud van het bepaalde in de onderhavige verordening.
Artikel 10
Verordening (EG) nr. 1143/1998 wordt ingetrokken.
Artikel 11
Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing met ingang van 1 augustus 2005.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 29 juli 2005.
Voor de Commissie
Mariann FISCHER BOEL
Lid van de Commissie
(1) PB L 160 van 26.06.1999, blz. 21. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1782/2003 (PB L 270 van 21.10.2003, blz. 1).
(2) PB L 8 van 14.1.2003, blz. 18.
(3) PB L 155 van 17.6.2005, blz. 26.
(4) PB L 143 van 27.6.1995, blz. 35. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1118/2004 (PB L 217 van 17.6.2004, blz. 10).
(5) PB L 152 van 24.6.2000, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1741/2004 (PB L 311 van 8.10.2004, blz. 17).
(6) PB L 205 van 3.8.1985, blz. 5. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 673/2004 (PB L 105 van 14.4.2004, blz. 17).
(7) PB L 159 van 3.6.1998, blz. 14. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1118/2004.
(8) PB L 155 van 17.6.2005, blz. 1.
BIJLAGE I
Fax EG (32 2) 292 17 34
E-mail: AGRI-Bovins-Import@cec.eu.int
BIJLAGE II
In artikel 6, lid 4, onder c), bedoelde vermeldingen
— |
: |
Spaans |
: |
Reglamento (CE) no 1241/2005 |
— |
: |
Tsjechisch |
: |
Nařízení (ES) č. 1241/2005 |
— |
: |
Deens |
: |
Forordning (EF) nr. 1241/2005 |
— |
: |
Duits |
: |
Verordnung (EG) Nr. 1241/2005 |
— |
: |
Ests |
: |
Määrus (EÜ) nr 1241/2005 |
— |
: |
Grieks |
: |
Κανονισμός (ΕΚ) αριθ. 1241/2005 |
— |
: |
Engels |
: |
Regulation (EC) No 1241/2005 |
— |
: |
Frans |
: |
Règlement (CE) no 1241/2005 |
— |
: |
Italiaans |
: |
Regolamento (CE) n. 1241/2005 |
— |
: |
Lets |
: |
Regula (EK) Nr. 1241/2005 |
— |
: |
Litouws |
: |
Reglamentas (EB) Nr. 1241/2005 |
— |
: |
Hongaars |
: |
1241/2005/EK rendelet |
— |
: |
Nederlands |
: |
Verordening (EG) nr. 1241/2005 |
— |
: |
Pools |
: |
Rozporządzenie (WE) nr 1241/2005 |
— |
: |
Portugees |
: |
Regulamento (CE) n.o 1241/2005 |
— |
: |
Slowaaks |
: |
Nariadenie (ES) č. 1241/2005 |
— |
: |
Sloveens |
: |
Uredba (ES) št. 1241/2005 |
— |
: |
Fins |
: |
Asetus (EY) N:o 1241/2005 |
— |
: |
Zweeds |
: |
Förordning (EG) nr 1241/2005 |
30.7.2005 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 200/45 |
VERORDENING (EG) Nr. 1242/2005 VAN DE COMMISSIE
van 29 juli 2005
tot vaststelling van de minimumverkoopprijzen voor boter die gelden voor de 168e bijzondere inschrijving in het kader van de in Verordening (EG) nr. 2571/97 bedoelde permanente openbare inschrijving
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector melk en zuivelproducten (1), en met name op artikel 10,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij openbare inschrijving verkopen de interventiebureaus bepaalde hoeveelheden boter uit interventievoorraden die in hun bezit zijn, en kennen steun toe voor room, boter en boterconcentraat, een en ander overeenkomstig Verordening (EG) nr. 2571/97 van de Commissie van 15 december 1997 betreffende de verkoop van boter tegen verlaagde prijs en de toekenning van steun voor room, boter en boterconcentraat voor de vervaardiging van banketbakkerswerk, consumptie-ijs en andere voedingsmiddelen (2). In artikel 18 van die verordening is bepaald dat, rekening houdend met de voor elke bijzondere inschrijving ontvangen offertes, een minimumverkoopprijs voor boter en een maximumbedrag van de steun voor room, boter en boterconcentraat worden vastgesteld, die kunnen worden gedifferentieerd volgens de bestemming, het vetgehalte van de boter en de verwerkingsmethode, of wordt besloten aan de inschrijving geen gevolg te geven. De bedragen van de verwerkingszekerheden moeten dienovereenkomstig worden vastgesteld. |
(2) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor melk en zuivelproducten, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Voor de 168e bijzondere inschrijving in het kader van de permanente openbare inschrijving zoals bedoeld in Verordening (EG) nr. 2571/97, worden de minimumverkoopprijzen voor boter uit interventievoorraden alsmede de bedragen van de verwerkingszekerheden vastgesteld zoals aangegeven in de tabel in de bijlage.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 30 juli 2005.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 29 juli 2005.
Voor de Commissie
Mariann FISCHER BOEL
Lid van de Commissie
(1) PB L 160 van 26.6.1999, blz. 48. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 186/2004 van de Commissie (PB L 29 van 3.2.2004, blz. 6).
(2) PB L 350 van 20.12.1997, blz. 3. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2250/2004 (PB L 381 van 28.12.2004, blz. 25).
BIJLAGE
bij de verordening van de Commissie van 29 juli 2005 tot vaststelling van de minimumverkoopprijzen voor boter die gelden voor de 168e bijzondere inschrijving in het kader van de in Verordening (EG) nr. 2571/97 bedoelde permanente openbare inschrijving
(EUR/100 kg) |
||||||
Formule |
A |
B |
||||
Verwerkingsmethode |
Met verklikstoffen |
Zonder verklikstoffen |
Met verklikstoffen |
Zonder verklikstoffen |
||
Minimumverkoopprijs |
Boter ≥ 82 % |
In ongewijzigde staat |
206 |
210 |
— |
— |
Concentraat |
204,1 |
208,1 |
— |
— |
||
Verwerkingszekerheid |
In ongewijzigde staat |
79 |
79 |
— |
— |
|
Concentraat |
79 |
79 |
— |
— |
30.7.2005 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 200/47 |
VERORDENING (EG) Nr. 1243/2005 VAN DE COMMISSIE
van 29 juli 2005
tot vaststelling van de maximumbedragen van de steun voor room, boter en boterconcentraat die gelden voor de 168e bijzondere inschrijving in het kader van de in Verordening (EG) nr. 2571/97 bedoelde permanente openbare inschrijving
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector melk en zuivelproducten (1), en met name op artikel 10,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij openbare inschrijving verkopen de interventiebureaus bepaalde hoeveelheden boter uit interventievoorraden die in hun bezit zijn, en kennen steun toe voor room, boter en boterconcentraat, een en ander overeenkomstig Verordening (EG) nr. 2571/97 van de Commissie van 15 december 1997 betreffende de verkoop van boter tegen verlaagde prijs en de toekenning van steun voor room, boter en boterconcentraat voor de vervaardiging van banketbakkerswerk, consumptie-ijs en andere voedingsmiddelen (2). In artikel 18 van die verordening is bepaald dat, rekening houdend met de voor elke bijzondere inschrijving ontvangen offertes, een minimumverkoopprijs voor boter en een maximumbedrag van de steun voor room, boter en boterconcentraat worden vastgesteld, die kunnen worden gedifferentieerd volgens de bestemming, het vetgehalte van de boter en de verwerkingsmethode, of wordt besloten aan de inschrijving geen gevolg te geven. De bedragen van de verwerkingszekerheden moeten dienovereenkomstig worden vastgesteld. |
(2) |
Het Comité van beheer voor melk en zuivelproducten heeft geen advies uitgebracht binnen de door zijn voorzitter bepaalde termijn, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Voor de 168e bijzondere inschrijving in het kader van de permanente openbare inschrijving zoals bedoeld in Verordening (EG) nr. 2571/97, worden de maximumbedragen van de steun alsmede de bedragen van de verwerkingszekerheden vastgesteld zoals aangegeven in de tabel in de bijlage.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 30 juli 2005.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 29 juli 2005.
Voor de Commissie
Mariann FISCHER BOEL
Lid van de Commissie
(1) PB L 160 van 26.6.1999, blz. 48. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 186/2004 van de Commissie (PB L 29 van 3.2.2004, blz. 6).
(2) PB L 350 van 20.12.1997, blz. 3. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2250/2004 (PB L 381 van 28.12.2004, blz. 25).
BIJLAGE
bij de verordening van de Commissie van 29 juli 2005 tot vaststelling van de maximumbedragen van de steun voor room, boter en boterconcentraat die gelden voor de 168e bijzondere inschrijving in het kader van de in Verordening (EG) nr. 2571/97 bedoelde permanente openbare inschrijving
(EUR/100 kg) |
|||||
Formule |
A |
B |
|||
Verwerkingsmethode |
Met verklikstoffen |
Zonder verklikstoffen |
Met verklikstoffen |
Zonder verklikstoffen |
|
Maximumbedrag van de steun |
Boter ≥ 82 % |
41 |
37 |
41 |
37 |
Boter < 82 % |
39 |
36,1 |
— |
— |
|
Boterconcentraat |
49 |
45,1 |
49 |
45 |
|
Room |
— |
— |
20 |
16 |
|
Verwerkingszekerheid |
Boter |
45 |
— |
45 |
— |
Boterconcentraat |
54 |
— |
54 |
— |
|
Room |
— |
— |
22 |
— |
30.7.2005 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 200/49 |
VERORDENING (EG) Nr. 1244/2005 VAN DE COMMISSIE
van 29 juli 2005
tot vaststelling van het maximumbedrag van de steun voor boterconcentraat voor de 340e bijzondere inschrijving die wordt gehouden in het kader van de permanente verkoop bij inschrijving als bedoeld in Verordening (EEG) nr. 429/90
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector melk en zuivelproducten (1), en met name op artikel 10,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 429/90 van de Commissie van 20 februari 1990 betreffende de toekenning, via openbare inschrijving, van steun voor boterconcentraat voor rechtstreekse consumptie in de Gemeenschap (2), houden de interventiebureaus een permanente verkoop bij inschrijving voor de toekenning van steun voor boterconcentraat. In artikel 6 van die verordening is bepaald dat, rekening houdend met de voor elke bijzondere inschrijving ontvangen offertes, voor boterconcentraat met een botervetgehalte van ten minste 96 % een maximumbedrag voor de steun wordt vastgesteld of wordt besloten om aan de inschrijving geen gevolg te geven. De bestemmingszekerheid moet dienovereenkomstig worden vastgesteld. |
(2) |
Het verdient aanbeveling, met inachtneming van de ontvangen aanbiedingen, het maximumbedrag van de steun op de hiernavolgende hoogte vast te stellen en dienovereenkomstig de bestemmingszekerheid te bepalen. |
(3) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor melk en zuivelproducten, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Voor de 340e bijzondere inschrijving die wordt gehouden in het kader van de permanente verkoop bij inschrijving als bedoeld in Verordening (EEG) nr. 429/90, worden de maximumbedrag en de bestemmingszekerheid als volgt vastgesteld:
|
48 EUR/100 kg, |
||
|
53 EUR/100 kg. |
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 30 juli 2005.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 29 juli 2005.
Voor de Commissie
Mariann FISCHER BOEL
Lid van de Commissie
(1) PB L 160 van 26.6.1999, blz. 48. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 186/2004 van de Commissie (PB L 29 van 3.2.2004, blz. 6).
(2) PB L 45 van 21.2.1990, blz. 8. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2250/2004 van de Commissie (PB L 381 van 28.12.2004, blz. 25).
30.7.2005 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 200/50 |
VERORDENING (EG) Nr. 1245/2005 VAN DE COMMISSIE
van 29 juli 2005
tot schorsing van de boteraankopen in sommige lidstaten
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector melk en zuivelproducten (1),
Gelet op Verordening (EG) nr. 2771/1999 van de Commissie van 16 december 1999 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad ten aanzien van de interventiemaatregelen op de markt voor boter en room (2), en met name op artikel 2,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
In artikel 2 van Verordening (EG) nr. 2771/1999 is bepaald dat de Commissie de aankopen in een lidstaat opent, respectievelijk schorst, zodra is geconstateerd dat de marktprijs daar gedurende twee opeenvolgende weken beneden, respectievelijk op of boven, 92 % van de interventieprijs ligt. |
(2) |
De meest recente lijst van lidstaten waar de interventie wordt geschorst, is vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1186/2005 van de Commissie (3). Deze lijst moet worden aangepast om rekening te houden met de nieuwe marktprijzen die door Polen zijn meegedeeld op grond van artikel 8 van Verordening (EG) nr. 2771/1999. Duidelijkheidshalve moet de lijst worden vervangen en Verordening (EG) nr. 1186/2005 worden ingetrokken, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De in artikel 6, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1255/1999 bedoelde aankopen van boter worden in België, de Tsjechische Republiek, Denemarken, Duitsland, Estland, Frankrijk, Ierland, Italië, Cyprus, Letland, Hongarije, Malta, Griekenland, Luxemburg, Nederland, Oostenrijk, Portugal, Slovenië, Slowakije, Finland, Zweden en het Verenigd Koninkrijk geschorst.
Artikel 2
Verordening (EG) nr. 1186/2005 wordt ingetrokken.
Artikel 3
Deze verordening treedt in werking op 30 juli 2005.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 29 juli 2005.
Voor de Commissie
Mariann FISCHER BOEL
Lid van de Commissie
(1) PB L 160 van 26.6.1999, blz. 48. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 186/2004 van de Commissie (PB L 29 van 3.2.2004, blz. 6).
(2) PB L 333 van 24.12.1999, blz. 11. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2250/2004 (PB L 381 van 28.12.2004, blz. 25).
(3) PB L 193 van 23.7.2005, blz. 19.
30.7.2005 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 200/51 |
VERORDENING (EG) Nr. 1246/2005 VAN DE COMMISSIE
van 29 juli 2005
betreffende de 87e bijzondere inschrijving in het kader van de in Verordening (EG) nr. 2799/1999 bedoelde permanente verkoop bij inschrijving
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector melk en zuivelproducten (1), en met name op artikel 10,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Krachtens artikel 26 van Verordening (EG) nr. 2799/1999 van de Commissie van 17 december 1999 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad ten aanzien van de toekenning van steun voor ondermelk en magere melkpoeder voor voederdoeleinden en de verkoop van voornoemd magere melkpoeder (2), houden de interventiebureaus voor bepaalde in hun bezit zijnde hoeveelheden magere melkpoeder een permanente verkoop bij inschrijving. |
(2) |
Volgens de voorwaarden van artikel 30 van Verordening (EG) nr. 2799/1999 wordt, met inachtneming van de ontvangen aanbiedingen voor iedere bijzondere inschrijving, een minimumverkoopprijs vastgesteld of wordt besloten de verkoop bij inschrijving geen doorgang te laten vinden. |
(3) |
Het onderzoek van de offertes heeft er toe geleid geen gevolg te geven aan de inschrijving. |
(4) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor melk en zuivelproducten, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Voor de 87e bijzondere inschrijving in het kader van Verordening (EG) nr. 2799/1999, waarvoor de termijn voor indiening van de offertes is afgelopen op 26 juli 2005, wordt geen gevolg gegeven aan de inschrijving.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 30 juli 2005.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 29 juli 2005.
Voor de Commissie
Mariann FISCHER BOEL
Lid van de Commissie
(1) PB L 160 van 26.6.1999, blz. 48. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 186/2004 van de Commissie (PB L 29 van 3.2.2004, blz. 6).
(2) PB L 340 van 31.12.1999, blz. 3. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2250/2004 (PB L 381 van 28.12.2004, blz. 25).
30.7.2005 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 200/52 |
VERORDENING (EG) Nr. 1247/2005 VAN DE COMMISSIE
van 29 juli 2005
tot vaststelling van de minimumverkoopprijs voor boter voor de 24e bijzondere inschrijving in het kader van de permanente openbare inschrijving als bedoeld in Verordening (EG) nr. 2771/1999
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector melk en zuivelproducten (1), en met name op artikel 10, onder c),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Overeenkomstig artikel 21 van Verordening (EG) nr. 2771/1999 van de Commissie van 16 december 1999 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad ten aanzien van de interventiemaatregelen op de markt voor boter en room (2) hebben interventiebureaus bepaalde hoeveelheden boter die in hun bezit zijn, te koop aangeboden door middel van een permanente openbare inschrijving. |
(2) |
Krachtens artikel 24 bis van Verordening (EG) nr. 2771/1999 wordt op basis van de voor elke bijzondere inschrijving ontvangen biedingen een minimumverkoopprijs vastgesteld of besloten geen boter toe te wijzen. |
(3) |
Gezien de ontvangen biedingen, dient een minimumverkoopprijs te worden vastgesteld. |
(4) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor melk en zuivelproducten, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Voor de 24e bijzondere inschrijving op grond van Verordening (EG) nr. 2771/1999, waarvoor de termijn voor het indienen van biedingen is verstreken op 26 juli 2005, wordt de minimumverkoopprijs voor boter vastgesteld op 265 EUR/100 kg.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 30 juli 2005.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 29 juli 2005.
Voor de Commissie
Mariann FISCHER BOEL
Lid van de Commissie
(1) PB L 160 van 26.6.1999, blz. 48. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 186/2004 van de Commissie (PB L 29 van 3.2.2004, blz. 6).
(2) PB L 333 van 24.12.1999, blz. 11. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2250/2004 (PB L 381 van 28.12.2004, blz. 25).
30.7.2005 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 200/53 |
VERORDENING (EG) Nr. 1248/2005 VAN DE COMMISSIE
van 29 juli 2005
tot vaststelling van de minimumverkoopprijs voor mageremelkpoeder voor de 23e deelinschrijving in het kader van de permanente openbare inschrijving zoals bedoeld in Verordening (EG) nr. 214/2001
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector melk en zuivelproducten (1), en met name op artikel 10, onder c),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Overeenkomstig artikel 21 van Verordening (EG) nr. 214/2001 van de Commissie van 12 januari 2001 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad ten aanzien van de interventiemaatregelen op de markt voor mageremelkpoeder (2) hebben interventiebureaus bepaalde hoeveelheden mageremelkpoeder die in hun bezit zijn, te koop aangeboden door middel van een permanente openbare inschrijving. |
(2) |
Krachtens artikel 24 bis van Verordening (EG) nr. 214/2001 wordt op basis van de voor elke bijzondere inschrijving ontvangen biedingen een minimumverkoopprijs vastgesteld of besloten geen mageremelkpoeder toe te wijzen. |
(3) |
Gezien de ontvangen biedingen, dient een minimumverkoopprijs te worden vastgesteld. |
(4) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor melk en zuivelproducten, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Voor de 23e deelinschrijving op grond van Verordening (EG) nr. 214/2001, waarvoor de termijn voor het indienen van biedingen is verstreken op 26 juli 2005, wordt de minimumverkoopprijs voor mageremelkpoeder vastgesteld op 195,24 EUR/100 kg.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 30 juli 2005.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 29 juli 2005.
Voor de Commissie
Mariann FISCHER BOEL
Lid van de Commissie
(1) PB L 160 van 26.6.1999, blz. 48. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 186/2004 van de Commissie (PB L 29 van 3.2.2004, blz. 6).
(2) PB L 37 van 7.2.2001, blz. 100. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2250/2004 (PB L 381 van 28.12.2004, blz. 25).
30.7.2005 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 200/54 |
VERORDENING (EG) Nr. 1249/2005 VAN DE COMMISSIE
van 29 juli 2005
tot vaststelling van het op de restitutie voor granen toe te passen correctiebedrag
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1784/2003 van de Raad van 29 september 2003 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector granen (1), en met name op artikel 15, lid 2,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Krachtens artikel 14, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1784/2003 moet bij uitvoer van granen de op de dag van indiening van de aanvraag van een certificaat geldende restitutie op verzoek worden toegepast op uitvoer die tijdens de geldigheidsduur van het certificaat moet plaatsvinden. In dat geval kan op de restitutie een correctiebedrag worden toegepast. |
(2) |
Op grond van Verordening (EG) nr. 1501/95 van de Commissie van 29 juni 1995 tot vaststelling van enkele toepassingsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 1766/92 van de Raad voor wat de toekenning, in de graansector, van uitvoerrestituties en van bij verstoring van de graanmarkt te treffen maatregelen betreft (2) kan een correctiebedrag worden vastgesteld voor de in artikel 1, lid 1, onder c), van Verordening (EEG) nr. 1766/92 (3) bedoelde producten. Dit correctiebedrag moet worden berekend met inachtneming van de in artikel 1 van Verordening (EG) nr. 1501/95 genoemde elementen. |
(3) |
Op grond van de situatie op de wereldmarkt of de specifieke eisen van bepaalde markten kan het noodzakelijk zijn het correctiebedrag naar gelang van de bestemming te differentiëren. |
(4) |
Het correctiebedrag moet samen met de restitutie en volgens dezelfde procedure worden vastgesteld. Het kan tussentijds worden gewijzigd. |
(5) |
Uit de bovengenoemde bepalingen volgt dat het correctiebedrag moet worden vastgesteld overeenkomstig de bijlage bij deze verordening. |
(6) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor granen, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Het correctiebedrag op de vooraf vastgestelde restituties bij uitvoer van de in artikel 1, lid 1, onder a), b) en c), van Verordening (EG) nr. 1784/2003 bedoelde producten, met uitzondering van mout, wordt vastgesteld in de bijlage.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 1 augustus 2005.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 29 juli 2005.
Voor de Commissie
Mariann FISCHER BOEL
Lid van de Commissie
(1) PB L 270 van 21.10.2003, blz. 78.
(2) PB L 147 van 30.6.1995, blz. 7. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1431/2003 (PB L 203 van 12.8.2003, blz. 16).
(3) PB L 181 van 1.7.1992, blz. 21. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1104/2003 (PB L 158 van 27.6.2003, blz. 1).
BIJLAGE
bij de verordening van de Commissie van 29 juli 2005 tot vaststelling van het op de restitutie voor granen toe te passen correctiebedrag
(in EUR/t) |
|||||||||||||||||
Productcode |
Bestemming |
Lopend 8 |
1e term. 9 |
2e term. 10 |
3e term. 11 |
4e term. 12 |
5e term. 1 |
6e term. 2 |
|||||||||
1001 10 00 9200 |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
|||||||||
1001 10 00 9400 |
A00 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
— |
— |
|||||||||
1001 90 91 9000 |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
|||||||||
1001 90 99 9000 |
C01 |
0 |
– 0,46 |
– 0,92 |
– 1,38 |
– 1,84 |
— |
— |
|||||||||
1002 00 00 9000 |
A00 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
— |
— |
|||||||||
1003 00 10 9000 |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
|||||||||
1003 00 90 9000 |
C02 |
0 |
– 0,46 |
– 0,92 |
– 1,38 |
– 1,84 |
— |
— |
|||||||||
1004 00 00 9200 |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
|||||||||
1004 00 00 9400 |
C03 |
0 |
– 0,46 |
– 0,92 |
– 1,38 |
– 1,84 |
— |
— |
|||||||||
1005 10 90 9000 |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
|||||||||
1005 90 00 9000 |
A00 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
— |
— |
|||||||||
1007 00 90 9000 |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
|||||||||
1008 20 00 9000 |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
|||||||||
1101 00 11 9000 |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
|||||||||
1101 00 15 9100 |
C01 |
0 |
– 0,63 |
– 1,26 |
– 1,89 |
– 2,52 |
— |
— |
|||||||||
1101 00 15 9130 |
C01 |
0 |
– 0,59 |
– 1,18 |
– 1,76 |
– 2,36 |
— |
— |
|||||||||
1101 00 15 9150 |
C01 |
0 |
– 0,54 |
– 1,09 |
– 1,63 |
– 2,17 |
— |
— |
|||||||||
1101 00 15 9170 |
C01 |
0 |
– 0,50 |
– 1,00 |
– 1,50 |
– 2,00 |
— |
— |
|||||||||
1101 00 15 9180 |
C01 |
0 |
– 0,47 |
– 0,94 |
– 1,41 |
– 1,88 |
— |
— |
|||||||||
1101 00 15 9190 |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
|||||||||
1101 00 90 9000 |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
|||||||||
1102 10 00 9500 |
A00 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
— |
— |
|||||||||
1102 10 00 9700 |
A00 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
— |
— |
|||||||||
1102 10 00 9900 |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
|||||||||
1103 11 10 9200 |
A00 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
— |
— |
|||||||||
1103 11 10 9400 |
A00 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
— |
— |
|||||||||
1103 11 10 9900 |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
|||||||||
1103 11 90 9200 |
A00 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
— |
— |
|||||||||
1103 11 90 9800 |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
|||||||||
NB: De codes van de producten en de codes van de bestemmingen serie „A” zijn vastgesteld in Verordening (EEG) nr. 3846/87 van de Commissie (PB L 366 van 24.12.1987, blz. 1), zoals gewijzigd. De numerieke codes voor de bestemmingen zijn vastgesteld in Verordening (EG) nr. 2081/2003 van de Commissie (PB L 313 van 28.11.2003, blz. 11).
|
30.7.2005 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 200/56 |
VERORDENING (EG) Nr. 1250/2005 VAN DE COMMISSIE
van 29 juli 2005
tot vaststelling van de restituties bij uitvoer voor mout
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1784/2003 van de Raad van 29 september 2003 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector granen (1), inzonderheid op artikel 13, lid 3,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Volgens artikel 13 van Verordening (EG) nr. 1784/2003 kan het verschil tussen de noteringen of de prijzen op de wereldmarkt voor de in artikel 1 van die verordening genoemde producten en de prijzen van deze producten in de Gemeenschap worden overbrugd door een restitutie bij uitvoer. |
(2) |
De restituties moeten worden vastgesteld met inachtneming van de elementen als bedoeld in artikel 1 van Verordening (EG) nr. 1501/95 van de Commissie van 29 juni 1995 tot vaststelling van enkele toepassingsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 1766/92 van de Raad voor wat de toekenning, in de graansector, van uitvoerrestituties en van bij verstoring van de graanmarkt te treffen maatregelen betreft (2). |
(3) |
Voor mout moet de restitutie worden berekend met inachtneming van de hoeveelheid granen benodigd voor de vervaardiging van de betreffende producten. Deze hoeveelheden zijn vastgesteld in Verordening (EG) nr. 1501/95. |
(4) |
De situatie op de wereldmarkt of de specifieke eisen van bepaalde markten voor zekere producten kunnen een differentiatie van de restitutie, naar gelang van de bestemming, nodig maken. |
(5) |
De restitutie moet eenmaal per maand worden vastgesteld. Zij kan in de tussentijd worden gewijzigd. |
(6) |
Bij toepassing van deze regelen op de huidige situatie in de sector granen en met name op de noteringen of prijzen van deze producten in de Gemeenschap en op de wereldmarkt, moet de restitutie op de in de bijlage vermelde bedragen worden vastgesteld. |
(7) |
Het Comité van beheer voor granen heeft geen advies uitgebracht binnen de door zijn voorzitter bepaalde termijn, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De restituties bij uitvoer van de in artikel 1, lid 1, onder c), van Verordening (EG) nr. 1784/2003 bedoelde mout worden op de in de bijlage aangegeven bedragen vastgesteld.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 1 augustus 2005.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 29 juli 2005.
Voor de Commissie
Mariann FISCHER BOEL
Lid van de Commissie
(1) PB L 270 van 21.10.2003, blz. 78.
(2) PB L 147 van 30.6.1995, blz. 7. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1431/2003 (PB L 203 van 12.8.2003, blz. 16).
BIJLAGE
bij de verordening van de Commissie van 29 juli 2005 tot vaststelling van de restituties bij uitvoer voor mout
Productcode |
Bestemming |
Meeteenheid |
Bedrag van de restitutie |
1107 10 19 9000 |
A00 |
EUR/t |
0,00 |
1107 10 99 9000 |
A00 |
EUR/t |
0,00 |
1107 20 00 9000 |
A00 |
EUR/t |
0,00 |
NB: De codes van de producten en de codes van de bestemmingen serie „A” zijn vastgesteld in Verordening (EEG) nr. 3846/87 van de Commissie (PB L 366 van 24.12.1987, blz. 1), zoals gewijzigd. De numerieke codes voor de bestemmingen zijn vastgesteld in Verordening (EG) nr. 2081/2003 van de Commissie (PB L 313 van 28.11.2003, blz. 11). |
30.7.2005 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 200/58 |
VERORDENING (EG) Nr. 1251/2005 VAN DE COMMISSIE
van 29 juli 2005
tot vaststelling van het op de restitutie voor mout toe te passen correctiebedrag
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1784/2003 van de Raad van 29 september 2003 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector granen (1), en met name op artikel 15, lid 2,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Krachtens artikel 14, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1784/2003 moet bij uitvoer van granen de op de dag van indiening van de aanvraag van een certificaat geldende restitutie op verzoek worden toegepast op uitvoer die tijdens de geldigheidsduur van het certificaat moet plaatsvinden. In dat geval kan op de restitutie een correctiebedrag worden toegepast. |
(2) |
Op grond van Verordening (EG) nr. 1501/95 van de Commissie van 29 juni 1995 tot vaststelling van toepassingsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 1766/92 van de Raad voor de toekenning, in de graansector, van uitvoerrestituties en van bij verstoring van de graanmarkt te treffen maatregelen (2), kan een correctiebedrag worden vastgesteld voor de in artikel 1, lid 1, onder c), van Verordening (EEG) nr. 1766/92 (3) bedoelde mout. Het correctiebedrag moet worden berekend met inachtneming van de in artikel 1 van Verordening (EG) nr. 1501/95 genoemde elementen. |
(3) |
Uit de bovengenoemde bepalingen volgt dat het correctiebedrag moet worden vastgesteld overeenkomstig de bijlage bij deze verordening. |
(4) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor granen, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Het in artikel 15, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1784/2003 bedoelde correctiebedrag dat van toepassing is op de vooraf vastgestelde restituties bij uitvoer van mout, wordt vastgesteld in de bijlage.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 1 augustus 2005.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 29 juli 2005.
Voor de Commissie
Mariann FISCHER BOEL
Lid van de Commissie
(1) PB L 270 van 21.10.2003, blz. 78.
(2) PB L 147 van 30.6.1995, blz. 7. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1431/2003 (PB L 203 van 12.8.2003, blz. 16).
(3) PB L 181 van 1.7.1992, blz. 21. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1104/2003 (PB L 158 van 27.6.2003, blz. 1).
BIJLAGE
bij de verordening van de Commissie van 29 juli 2005 tot vaststelling van het op de restitutie voor mout toe te passen correctiebedrag
NB: De codes van de producten en de codes van de bestemmingen serie „A” zijn vastgesteld in Verordening (EEG) nr. 3846/87 van de Commissie (PB L 366 van 24.12.1987, blz. 1), zoals gewijzigd.
De numerieke codes voor de bestemmingen zijn vastgesteld in Verordening (EG) nr. 2081/2003 (PB L 313 van 28.11.2003, blz. 11).
(EUR/t) |
|||||||
Productcode |
Bestemming |
Lopend 8 |
1e term. 9 |
2e term. 10 |
3e term. 11 |
4e term. 12 |
5e term. 1 |
1107 10 11 9000 |
A00 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
1107 10 19 9000 |
A00 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
1107 10 91 9000 |
A00 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
1107 10 99 9000 |
A00 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
1107 20 00 9000 |
A00 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
(EUR/t) |
|||||||
Productcode |
Bestemming |
6e term. 2 |
7e term. 3 |
8e term. 4 |
9e term. 5 |
10e term. 6 |
11e term. 7 |
1107 10 11 9000 |
A00 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
1107 10 19 9000 |
A00 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
1107 10 91 9000 |
A00 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
1107 10 99 9000 |
A00 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
1107 20 00 9000 |
A00 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
30.7.2005 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 200/60 |
VERORDENING (EG) Nr. 1252/2005 VAN DE COMMISSIE
van 29 juli 2005
tot vaststelling van de restituties bij uitvoer voor mengvoeders op basis van granen
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1784/2003 van de Raad van 29 september 2003 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector granen (1), en met name op artikel 13, lid 3,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Volgens artikel 13 van Verordening (EG) nr. 1784/2003 kan het verschil tussen de noteringen of de prijzen op de wereldmarkt voor de in artikel 1 van die verordening genoemde producten en de prijzen van deze producten in de Gemeenschap worden overbrugd door een restitutie bij de uitvoer. |
(2) |
Verordening (EG) nr. 1517/95 van de Commissie van 29 juni 1995 houdende bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 1784/2003 van de Raad ten aanzien van de invoer- en uitvoerregeling voor mengvoeders op basis van granen en houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 1162/95 houdende bijzondere uitvoeringsbepalingen inzake het stelsel van invoer- en uitvoercertificaten in de sector granen en rijst (2) heeft in artikel 2 de specifieke criteria vastgesteld waarmee rekening moet worden gehouden voor de berekening van de restitutie voor deze producten. |
(3) |
Bij de berekening moet ook rekening worden gehouden met het gehalte aan graanproducten. Gemakshalve zou de restitutie moeten worden betaald voor twee categorieën „graanproducten”, namelijk voor maïs, de meest gebruikte component van uitgevoerde mengvoeders, en maïsproducten, en voor „andere granen”, dat wil zeggen voor restitutie in aanmerking komende graanproducten, andere dan maïs en maïsproducten. Een restitutie zou moeten worden toegekend voor de hoeveelheid graanproducten in het mengvoeder. |
(4) |
Anderzijds moet het bedrag van de restitutie eveneens rekening houden met de afzetmogelijkheden en verkoopvoorwaarden voor de betrokken producten op de wereldmarkt, het belang dat men erbij heeft om verstoringen op de markt van de Gemeenschap te voorkomen en het economisch aspect van de uitvoer. |
(5) |
Op grond van de huidige situatie op de markt voor granen, en met name de vooruitzichten inzake de voorziening, moeten de uitvoerrestituties worden geschrapt. |
(6) |
Het Comité van beheer voor granen heeft geen advies uitgebracht binnen de door zijn voorzitter bepaalde termijn, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De restituties bij uitvoer voor de in Verordening (EG) nr. 1784/2003 bedoelde mengvoeders waarop Verordening (EG) nr. 1517/95 van toepassing is, worden overeenkomstig de bijlage bij deze verordening vastgesteld.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 1 augustus 2005.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 29 juli 2005.
Voor de Commissie
Mariann FISCHER BOEL
Lid van de Commissie
(1) PB L 270 van 21.10.2003, blz. 78.
(2) PB L 147 van 30.6.1995, blz. 51.
BIJLAGE
bij de verordening van de Commissie van 29 juli 2005 tot vaststelling van de restituties bij uitvoer voor mengvoeders op basis van granen
Productcodes van de producten die in aanmerking komen voor een restitutie bij uitvoer:
|
2309 10 11 9000, |
|
2309 10 13 9000, |
|
2309 10 31 9000, |
|
2309 10 33 9000, |
|
2309 10 51 9000, |
|
2309 10 53 9000, |
|
2309 90 31 9000, |
|
2309 90 33 9000, |
|
2309 90 41 9000, |
|
2309 90 43 9000, |
|
2309 90 51 9000, |
|
2309 90 53 9000. |
Graanproducten |
Bestemming |
Meeteenheid |
Bedrag van de restitutie |
|||
Maïs en maïsproducten GN-codes 0709 90 60, 0712 90 19, 1005, 1102 20, 1103 13, 1103 29 40, 1104 19 50, 1104 23, 1904 10 10 |
C10 |
EUR/t |
0,00 |
|||
Graanproducten, met uitzondering van maïs en maïsproducten |
C10 |
EUR/t |
0,00 |
|||
NB: De codes van de producten en de codes van de bestemmingen serie „A” zijn vastgesteld in Verordening (EEG) nr. 3846/87 van de Commissie (PB L 366 van 24.12.1987, blz. 1), zoals gewijzigd.
|
30.7.2005 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 200/62 |
VERORDENING (EG) Nr. 1253/2005 VAN DE COMMISSIE
van 29 juli 2005
tot vaststelling van de restituties die gelden voor de in het kader van communautaire en nationale voedselhulpacties geleverde producten van de sectoren granen en rijst
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1784/2003 van de Raad van 29 september 2003 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector granen (1), en met name op artikel 13, lid 3,
Gelet op Verordening (EG) nr. 3072/95 van de Raad van 22 december 1995 houdende een gemeenschappelijke ordening van de rijstmarkt (2), en met name op artikel 13, lid 3,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
In artikel 2 van Verordening (EEG) nr. 2681/74 van de Raad van 21 oktober 1974 betreffende de communautaire financiering van de uitgaven in verband met de levering van landbouwproducten als voedselhulp (3) is bepaald dat het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw, afdeling Garantie, het gedeelte van de uitgaven financiert dat overeenkomt met de desbetreffende restituties bij uitvoer die overeenkomstig de betrokken communautaire voorschriften zijn vastgesteld. |
(2) |
Om de opstelling en het beheer van de begroting voor de communautaire voedselhulpacties te vergemakkelijken en om de lidstaten in staat te stellen het bedrag van de communautaire deelname in de financiering van de nationale voedselhulpacties te kennen, moet het bedrag van de voor deze acties toegekende restituties worden vastgesteld. |
(3) |
De algemene voorschriften en de uitvoeringsbepalingen die in artikel 13 van Verordening (EG) nr. 1784/2003 en artikel 13 van Verordening (EG) nr. 3072/95 voor de uitvoerrestituties zijn vastgesteld, zijn van overeenkomstige toepassing op bovenbedoelde transacties. |
(4) |
De specifieke criteria die in aanmerking moeten worden genomen bij de berekening van de uitvoerrestituties voor rijst zijn vastgesteld in artikel 13 van Verordening (EG) nr. 3072/95. |
(5) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor granen, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De geldende restituties voor de producten van de sectoren granen en rijst geleverd voor de communautaire en nationale voedselhulpacties, uitgevoerd in het kader van internationale verdragen of andere aanvullende programma's of die in het kader van andere communautaire acties gratis worden geleverd, worden vastgesteld overeenkomstig de bijlage.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 1 augustus 2005.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 29 juli 2005.
Voor de Commissie
Mariann FISCHER BOEL
Lid van de Commissie
(1) PB L 270 van 21.10.2003, blz. 78.
(2) PB L 329 van 30.12.1995, blz. 18. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 411/2002 van de Commissie (PB L 62 van 5.3.2002, blz. 27).
(3) PB L 288 van 25.10.1974, blz. 1.
BIJLAGE
bij de verordening van de Commissie van 29 juli 2005 tot vaststelling van de restituties die gelden voor de in het kader van communautaire en nationale voedselhulpacties geleverde producten van de sectoren granen en rijst
(in EUR/t) |
|
Productcode |
Bedrag van de restitutie |
1001 10 00 9400 |
0,00 |
1001 90 99 9000 |
0,00 |
1002 00 00 9000 |
0,00 |
1003 00 90 9000 |
0,00 |
1005 90 00 9000 |
0,00 |
1006 30 92 9100 |
0,00 |
1006 30 92 9900 |
0,00 |
1006 30 94 9100 |
0,00 |
1006 30 94 9900 |
0,00 |
1006 30 96 9100 |
0,00 |
1006 30 96 9900 |
0,00 |
1006 30 98 9100 |
0,00 |
1006 30 98 9900 |
0,00 |
1006 30 65 9900 |
0,00 |
1007 00 90 9000 |
0,00 |
1101 00 15 9100 |
5,48 |
1101 00 15 9130 |
5,12 |
1102 10 00 9500 |
0,00 |
1102 20 10 9200 |
53,30 |
1102 20 10 9400 |
45,68 |
1103 11 10 9200 |
0,00 |
1103 13 10 9100 |
68,53 |
1104 12 90 9100 |
0,00 |
NB: Productcodes: zie de gewijzigde Verordening (EEG) nr. 3846/87 van de Commissie (PB L 366 van 24.12.1987, blz. 1), zoals gewijzigd |
30.7.2005 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 200/64 |
VERORDENING (EG) Nr. 1254/2005 VAN DE COMMISSIE
van 29 juli 2005
tot vaststelling van de productierestitutie voor in de chemische industrie gebruikte witte suiker voor de periode van 1 tot en met 31 augustus 2005
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1260/2001 van de Raad van 19 juni 2001 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector suiker (1), en met name op artikel 7, lid 5, vijfde streepje,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Overeenkomstig artikel 7, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1260/2001 kan worden besloten om restituties bij de productie te verlenen voor de in artikel 1, lid 1, onder a) en f), genoemde producten, voor de onder d) van dat lid genoemde stropen, en voor chemisch zuivere fructose (levulose) van GN-code 1702 50 00 als tussenproduct, die zich in een van de in artikel 23, lid 2, van het Verdrag bedoelde situaties bevinden en worden gebruikt bij de vervaardiging van bepaalde producten van de chemische industrie. |
(2) |
Overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1265/2001 van de Commissie van 27 juni 2001 houdende vaststelling van de uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1260/2001 van de Raad, wat de productierestitutie voor bepaalde in de chemische industrie gebruikte producten van de sector suiker betreft (2) worden deze restituties bepaald op basis van de voor witte suiker vastgestelde restitutie. |
(3) |
In artikel 9 van Verordening (EG) nr. 1265/2001 is bepaald dat de productierestitutie voor witte suiker maandelijks wordt vastgesteld voor perioden die op de eerste van iedere maand beginnen. |
(4) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor suiker, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De in artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1265/2001 bedoelde productierestitutie voor witte suiker wordt voor de periode van 1 tot en met 31 augustus 2005 vastgesteld op 31,325 EUR/100 kg nettogewicht.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 1 augustus 2005.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 29 juli 2005.
Voor de Commissie
Mariann FISCHER BOEL
Lid van de Commissie
(1) PB L 178 van 30.6.2001, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 39/2004 van de Commissie (PB L 6 van 10.1.2004, blz. 16).
(2) PB L 178 van 30.6.2001, blz. 63.
30.7.2005 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 200/65 |
VERORDENING (EG) Nr. 1255/2005 VAN DE COMMISSIE
van 29 juli 2005
tot vaststelling van de mate waarin invoercertificaataanvragen die in juli 2005 in het kader van bij Verordening (EG) nr. 2535/2001 geopende tariefcontingenten voor bepaalde zuivelproducten zijn ingediend, kunnen worden geaccepteerd
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector melk en zuivelproducten (1),
Gelet op Verordening (EG) nr. 2535/2001 van de Commissie van 14 december 2001 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad voor de invoerregeling voor melk en zuivelproducten en houdende opening van tariefcontingenten (2), en met name op artikel 16, lid 2,
Overwegende hetgeen volgt:
De van 1 tot en met 10 juli 2005 ingediende aanvragen voor bepaalde in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 2535/2001 vermelde contingenten hebben op grotere hoeveelheden betrekking dan beschikbaar zijn. Bijgevolg moeten voor de aangevraagde hoeveelheden toewijzingscoëfficiënten worden vastgesteld,
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Op de hoeveelheden waarvoor in de periode van 1 tot en met 10 juli 2005 invoercertificaataanvragen worden ingediend voor producten van de in de deel I.A, deel I.B, punten 1 en 2, en de delen I.C, I.D, I.E, I.F, I.G en I.H van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 2535/2001 bedoelde contingenten, worden de in de bijlage bij deze verordening vastgestelde toewijzingscoëfficiënten toegepast.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 30 juli 2005.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 29 juli 2005.
Voor de Commissie
J. M. SILVA RODRÍGUEZ
Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling
(1) PB L 160 van 26.6.1999, blz. 48. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 186/2004 van de Commissie (PB L 29 van 3.2.2004, blz. 6).
(2) PB L 341 van 22.12.2001, blz. 29. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1036/2005 (PB L 178 van 2.7.2005, blz. 19).
BIJLAGE I.A
Contingentnummer |
Toewijzingscoëfficiënt |
09.4590 |
— |
09.4599 |
1,0000 |
09.4591 |
— |
09.4592 |
— |
09.4593 |
— |
09.4594 |
— |
09.4595 |
0,0083 |
09.4596 |
1,0000 |
BIJLAGE I.B
5. Producten van oorsprong uit Roemenië
Contingentnummer |
Toewijzingscoëfficiënt |
09.4771 |
0,0502 |
09.4772 |
— |
09.4758 |
0,3024 |
6. Producten van oorsprong uit Bulgarije
Contingentnummer |
Toewijzingscoëfficiënt |
09.4773 |
— |
09.4660 |
0,4123 |
09.4675 |
— |
BIJLAGE I.C
Producten van oorsprong uit ACS
Contingentnummer |
Hoeveelheid (t) |
09.4026 |
— |
09.4027 |
— |
BIJLAGE I.D
Producten van oorsprong uit Turkije
Contingentnummer |
Hoeveelheid (t) |
09.4101 |
— |
BIJLAGE I.E
Producten van oorsprong uit Zuid-Afrika
Contingentnummer |
Hoeveelheid (t) |
09.4151 |
— |
BIJLAGE I.F
Producten van oorsprong uit Zwïtzerland
Contingentnummer |
Toewijzingscoëfficiënt |
09.4155 |
0,9283 |
09.4156 |
1,0000 |
BIJLAGE I.G
Producten van oorsprong mit Jordanië
Contingentnummer |
Hoeveelheid (t) |
09.4159 |
— |
BIJLAGE I.H
Producten van oorsprong uit Noorwegen
Contingentnummer |
Toewijzingscoëfficiënt |
09.4781 |
1,0000 |
09.4782 |
0,9189 |
30.7.2005 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 200/68 |
VERORDENING (EG) Nr. 1256/2005 VAN DE COMMISSIE
van 29 juli 2005
tot vaststelling van de invoerrechten in de sector granen van toepassing vanaf 1 augustus 2005
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1784/2003 van de Raad van 29 september 2003 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector granen (1),
Gelet op Verordening (EG) nr. 1249/96 van de Commissie van 28 juni 1996 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 1766/92 van de Raad ten aanzien van de invoerrechten in de sector granen (2), en met name op artikel 2, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
In artikel 10 van Verordening (EG) nr. 1784/2003 is bepaald dat bij de invoer van de in artikel 1 van die verordening bedoelde producten de rechten van het gemeenschappelijk douanetarief worden geheven. Voor de producten als bedoeld in lid 2 van dat artikel is het invoerrecht echter gelijk aan de interventieprijs voor deze producten bij de invoer, verhoogd met 55 % en verminderd met de cif-invoerprijs van de betrokken zending. Dit invoerrecht mag echter niet hoger zijn dan het recht van het gemeenschappelijk douanetarief. |
(2) |
In artikel 10, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1784/2003 is bepaald dat de cif-invoerprijzen worden berekend aan de hand van de representatieve prijzen voor het betrokken product op de wereldmarkt. |
(3) |
Bij Verordening (EG) nr. 1249/96 zijn bepalingen vastgesteld voor de uitvoering van Verordening (EG) nr. 1784/2003 ten aanzien van de invoerrechten in de sector granen. |
(4) |
De vastgestelde invoerrechten zijn van toepassing totdat een nieuwe vaststelling in werking treedt. |
(5) |
Voor het normaal functioneren van het stelsel van invoerrechten moeten deze rechten worden berekend aan de hand van de in een referentieperiode geconstateerde representatieve marktkoersen. |
(6) |
De toepassing van Verordening (EG) nr. 1249/96 leidt ertoe de invoerrechten vast te stellen zoals vermeld in bijlage I bij deze verordening, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De in artikel 10, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1784/2003 bedoelde invoerrechten in de sector granen worden vastgesteld in bijlage I bij deze verordening en zijn bepaald aan de hand van de in bijlage II vermelde elementen.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 1 augustus 2005.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 29 juli 2005.
Voor de Commissie
J. M. SILVA RODRÍGUEZ
Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling
(1) PB L 270 van 21.10.2003, blz. 78.
(2) PB L 161 van 29.6.1996, blz. 125. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1110/2003 (PB L 158 van 27.6.2003, blz. 12).
BIJLAGE I
Vanaf 1 augustus 2005 geldende invoerrechten voor de in artikel 10, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1784/2003 bedoelde producten
GN-code |
Omschrijving |
Invoerrecht (1) (in EUR/ton) |
1001 10 00 |
Harde tarwe van hoge kwaliteit |
0,00 |
van gemiddelde kwaliteit |
0,00 |
|
van lage kwaliteit |
0,00 |
|
1001 90 91 |
Zachte tarwe, zaaigoed |
0,00 |
ex 1001 90 99 |
Zachte tarwe van hoge kwaliteit, andere dan voor zaaidoeleinden |
0,00 |
1002 00 00 |
Rogge |
37,12 |
1005 10 90 |
Maïs, zaaigoed, andere dan hybriden |
55,50 |
1005 90 00 |
Maïs, andere dan zaaigoed (2) |
55,50 |
1007 00 90 |
Graansorgho, andere dan hybriden bestemd voor zaaidoeleinden |
42,11 |
(1) Voor producten die via de Atlantische Oceaan of het Suezkanaal in de Gemeenschap worden aangevoerd (artikel 2, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1249/96) komt de importeur in aanmerking voor een verlaging van het invoerrecht met:
— |
3 EUR/t, als de loshaven aan de Middellandse Zee ligt, of |
— |
2 EUR/t, als de loshaven in Ierland, het Verenigd Koninkrijk, Denemarken, Estland, Letland, Litouen, Polen, Finland, Zweden of aan de Atlantische kust van het Iberisch Schiereiland ligt. |
(2) De importeur komt in aanmerking voor een forfaitaire verlaging van het invoerrecht met 24 EUR/t, als aan de in artikel 2, lid 5, van Verordening (EG) nr. 1249/96 vastgestelde voorwaarden is voldaan.
BIJLAGE II
Berekeningselementen
periode van 15.7.2005-28.7.2005
1) |
Gemiddelden over de referentieperiode bepaald in artikel 2, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1249/96:
|
2) |
Gemiddelden over de referentieperiode bepaald in artikel 2, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1249/96: Vrachttarieven/kosten: Golf van Mexico–Rotterdam: 16,58 EUR/t; Grote Meren–Rotterdam: 25,77 EUR/t. |
3) |
|
(1) Een korting van 10 EUR/t (artikel 4, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1249/96).
(2) Een korting van 30 EUR/t (artikel 4, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1249/96).
(3) Premie van 14 EUR/t inbegrepen (artikel 4, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1249/96).
30.7.2005 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 200/71 |
VERORDENING (EG) Nr. 1257/2005 VAN DE COMMISSIE
van 29 juli 2005
betreffende de afgifte van uitvoercertificaten van het B-stelsel in de sector groenten en fruit (perziken)
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 2200/96 van de Raad van 28 oktober 1996 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector groenten en fruit (1),
Gelet op Verordening (EG) nr. 1961/2001 van de Commissie van 8 oktober 2001 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 2200/96 van de Raad wat de toekenning van uitvoerrestituties in de sector groenten en fruit betreft (2), en met name op artikel 6, lid 6,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
In Verordening (EG) nr. 951/2005 van de Commissie (3) zijn de indicatieve hoeveelheden bepaald waarvoor uitvoercertificaten van het B-stelsel kunnen worden afgegeven. |
(2) |
Volgens de informatie waarover de Commissie op dit ogenblik beschikt, zouden de voor de lopende uitvoerperiode vastgestelde indicatieve hoeveelheden voor perziken binnenkort kunnen worden overschreden. Deze overschrijding zou nadelig zijn voor de goede werking van de uitvoerrestitutieregeling in de sector groenten en fruit. |
(3) |
Om deze situatie te verhelpen, moeten de certificaataanvragen van het B-stelsel worden afgewezen voor na 1 augustus 2005 uitgevoerde perziken, zulks tot het einde van de lopende uitvoerperiode, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De aanvragen voor uitvoercertificaten van het B-stelsel voor perziken, die zijn ingediend op grond van artikel 1 van Verordening (EG) nr. 951/2005 en waarvoor de aangifte ten uitvoer van de producten na 1 augustus en vóór 16 september 2005 is aanvaard, moeten worden afgewezen.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 1 augustus 2005.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 29 juli 2005.
Voor de Commissie
J. M. SILVA RODRÍGUEZ
Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling
(1) PB L 297 van 21.11.1996, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 47/2003 van de Commissie (PB L 7 van 11.1.2003, blz. 64).
(2) PB L 268 van 9.10.2001, blz. 8. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 386/2005 (PB L 62 van 9.3.2005, blz. 3).
(3) PB L 160 van 23.6.2005, blz. 19. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1078/2005 (PB L 177 van 9.7.2005, blz. 3).
30.7.2005 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 200/72 |
VERORDENING (EG) Nr. 1258/2005 VAN DE COMMISSIE
van 29 juli 2005
tot vaststelling van de wereldmarktprijs voor niet-geëgreneerde katoen
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op het aan de Akte van Toetreding van Griekenland gehechte Protocol nr. 4 betreffende katoen, laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1050/2001 van de Raad (1),
Gelet op Verordening (EG) nr. 1051/2001 van de Raad van 22 mei 2001 betreffende de steun voor de katoenproductie (2), en met name op artikel 4,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Krachtens artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1051/2001 wordt op gezette tijden een wereldmarktprijs voor niet-geëgreneerde katoen bepaald, rekening houdende met de historische verhouding tussen de in aanmerking genomen wereldmarktprijs voor geëgreneerde katoen en de berekende prijs voor niet-geëgreneerde katoen. Deze historische verhouding is vastgesteld in artikel 2, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1591/2001 van de Commissie van 2 augustus 2001, houdende uitvoeringsbepalingen van de steunregeling voor katoen (3). Als de wereldmarktprijs niet op die wijze kan worden bepaald, wordt hij bepaald op basis van de laatst vastgestelde prijs. |
(2) |
Krachtens artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1051/2001 wordt de wereldmarktprijs voor niet-geëgreneerde katoen bepaald voor een product met bepaalde kenmerken, waarbij rekening wordt gehouden met de gunstigste, voor de werkelijke markttendens representatief geachte aanbiedingen en noteringen. Om deze prijs te bepalen, wordt het gemiddelde berekend van de aanbiedingen en noteringen op één of meer Europese beurzen voor in een haven van Noord-Europa cif-geleverde producten uit de verschillende, voor de internationale handel als meest representatief beschouwde productielanden. Evenwel is bepaald dat deze criteria voor het bepalen van de wereldmarktprijs voor geëgreneerde katoen worden aangepast, om rekening te houden met de verschillen op grond van de kwaliteit van het geleverde product en de aard van de aanbiedingen en noteringen. In artikel 3, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1591/2001 is bepaald welke aanpassingen kunnen plaatsvinden. |
(3) |
Op grond van bovenbedoelde criteria moet de wereldmarktprijs voor niet-geëgreneerde katoen op het hieronder aangegeven niveau worden vastgesteld, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De in artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1051/2001 bedoelde wereldmarktprijs voor niet-geëgreneerde katoen wordt vastgesteld op 20,850 EUR/100 kg.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 1 augustus 2005.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 29 juli 2005.
Voor de Commissie
J. M. SILVA RODRÍGUEZ
Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling
(1) PB L 148 van 1.6.2001, blz. 1.
(2) PB L 148 van 1.6.2001, blz. 3.
(3) PB L 210 van 3.8.2001, blz. 10. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1486/2002 (PB L 223 van 20.8.2002, blz. 3).
30.7.2005 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 200/73 |
VERORDENING (EG) Nr. 1259/2005 VAN DE COMMISSIE
van 27 juli 2005
tot instelling van een voorlopig antidumpingrecht op de invoer van wijnsteenzuur uit de Volksrepubliek China
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad van 22 december 1995 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (1) („basisverordening”), en met name op artikel 7,
Na overleg in het Raadgevend Comité,
Overwegende hetgeen volgt:
1. PROCEDURE
1.1. Inleiding van de procedure
(1) |
Op 24 september 2004 heeft de Commissie een klacht ontvangen die, overeenkomstig artikel 5 van de basisverordening, was ingediend door de volgende producenten (hierna de „indieners van de klacht” genoemd): Legré-Mante SA, Industria Chimica Valenzana S.p.A, Distilleries Mazzari S.p.a., Alcoholera Vinicola Europea S.A. en Comercial Quimica Sarasa s.l., wier gezamenlijke productie meer dan 50 % bedraagt van de totale productie van wijnsteenzuur in de Gemeenschap. |
(2) |
De klacht bevatte bewijsmateriaal inzake de dumping van wijnsteenzuur uit de Volksrepubliek China en de schade die daaruit voortvloeide werd voldoende geacht om tot inleiding van een procedure over te gaan. |
(3) |
Op 30 oktober 2004 werd de procedure geopend met de publicatie van een bericht van inleiding (2) in het Publicatieblad van de Europese Unie. |
1.2. Partijen bij de procedure
(4) |
De Commissie heeft de volgende partijen in kennis gesteld van de inleiding van de procedure: de indieners van de klacht, andere EG-producenten, de haar bekende producenten/exporteurs, importeurs, toeleveranciers, gebruikers en organisaties van deze bedrijven, alsmede de vertegenwoordigers van de Volksrepubliek China. Zij konden binnen de in het bericht van inleiding vermelde termijn hun standpunt schriftelijk bekendmaken en verzoeken te worden gehoord. |
(5) |
De klagende producenten, andere medewerkende EG-producenten, producenten/exporteurs, importeurs, toeleveranciers, gebruikers en organisaties van deze bedrijven hebben hun standpunt bekendgemaakt. Alle belanghebbenden die verzochten om te worden gehoord en die konden aantonen dat zij daarvoor bijzondere redenen hadden, werden gehoord. |
(6) |
Om producenten/exporteurs in de Volksrepubliek China in de gelegenheid te stellen desgewenst een verzoek om behandeling als marktgerichte onderneming of individuele behandeling in te dienen, heeft de Commissie de betrokken Chinese producenten/exporteurs de daarvoor benodigde formulieren toegezonden. Verzoeken om behandeling als marktgerichte onderneming of individuele behandeling (indien uit het onderzoek blijkt dat niet aan de voorwaarden wordt voldaan voor behandeling als marktgerichte onderneming) werden ontvangen van drie producenten/exporteurs. |
(7) |
De Commissie heeft een vragenlijst gezonden aan alle haar bekende belanghebbenden en alle andere ondernemingen die zich bekend hadden gemaakt binnen de in het bericht van inleiding vermelde termijn. Antwoord werd ontvangen van drie Chinese producenten/exporteurs, een producent in het referentieland Argentinië en zeven producenten en twee gebruikers in de Gemeenschap. |
(8) |
De Commissie heeft alle gegevens die nodig waren voor de voorlopige vaststelling van dumping, schade en het belang van de Gemeenschap ingewonnen en gecontroleerd. Bij de volgende ondernemingen werd ter plaatse een controle verricht:
|
(9) |
Daar voor het vaststellen van de normale waarde voor Chinese producenten/exporteurs die niet als marktgericht bedrijf konden worden beschouwd, gebruik moest worden gemaakt van de gegevens in een referentieland, in dit geval Argentinië, heeft een controlebezoek plaatsgevonden bij onderstaande onderneming:
|
1.3. Onderzoektijdvak
(10) |
Het onderzoek naar de dumping en de schade had betrekking op de periode van 1 juli 2003 tot en met 30 juni 2004 (hierna „onderzoektijdvak” genoemd). Voor de ontwikkelingen die relevant zijn voor de beoordeling van de schade, heeft de Commissie gegevens onderzocht die betrekking hadden op de periode van 1 januari 2001 tot en met 30 juni 2004 (hierna „beoordelingsperiode” genoemd). De periode die in aanmerking is genomen voor de bevindingen inzake prijsonderbieding, streefprijsonderbieding en schademarge, is het al eerder genoemde onderzoektijdvak. |
2. BETROKKEN PRODUCT EN SOORTGELIJK PRODUCT
2.1. Betrokken product
(11) |
Het betrokken product is wijnsteenzuur. Het product wordt momenteel ingedeeld onder GN-code 2918 12 00. Het betrokken product wordt voornamelijk gebruikt door wijnproducenten, de voedingsmiddelenindustrie en talloze andere industrieën, als bestanddeel van het eindproduct of als additief om chemische processen te versnellen of vertragen. Het product wordt verkregen uit de bijproducten van de wijnproductie of uit petrochemische verbindingen door middel van chemische synthese. Gelet op de fysieke kenmerken, het productieproces en de vervangbaarheid van de verschillende soorten van het product vanuit het perspectief van de gebruiker, wordt wijnsteenzuur voor deze procedure in alle gevallen beschouwd als één product. |
2.2. Soortgelijk product
(12) |
Bij het onderzoek is gebleken dat de fysieke basiskenmerken van wijnsteenzuur dat in de Gemeenschap door de EG-producenten wordt geproduceerd en verkocht, wijnsteenzuur dat in de Gemeenschap wordt ingevoerd uit China en wijnsteenzuur dat in Argentinië wordt geproduceerd en verkocht, niet van elkaar verschillen en grotendeels voor hetzelfde eindgebruik bestemd zijn. |
(13) |
Derhalve werd voorlopig geconcludeerd dat het betrokken product en wijnsteenzuur dat op de binnenlandse markt van China wordt verkocht, wijnsteenzuur dat in Argentinië wordt geproduceerd en verkocht, en wijnsteenzuur dat in de Gemeenschap wordt geproduceerd en verkocht door de EG-producenten, dezelfde fysieke basiskenmerken en hetzelfde eindgebruik hebben en om die reden soortgelijke producten zijn in de zin van artikel 1, lid 4, van de basisverordening. |
3. DUMPING
3.1. Behandeling als marktgericht bedrijf
(14) |
Overeenkomstig artikel 2, lid 7, onder b), van de basisverordening wordt bij antidumpingonderzoeken betreffende producten uit de Volksrepubliek China de normale waarde vastgesteld overeenkomstig de leden 1 tot en met 6 van bedoeld artikel voor producenten waarvoor werd vastgesteld dat zij voldoen aan de criteria van artikel 2, lid 7, onder c), van de basisverordening. |
(15) |
Om verwijzing te vergemakkelijken, zijn deze criteria hieronder kort samengevat:
|
(16) |
In dit onderzoek hebben drie Chinese producenten/exporteurs zich bekendgemaakt en overeenkomstig artikel 2, lid 7, onder c), van de basisverordening een verzoek ingediend om te worden behandeld als marktgericht bedrijf. Elk verzoek om te worden behandeld als marktgericht bedrijf werd geanalyseerd en ter plaatse zijn controlebezoeken afgelegd bij de medewerkende ondernemingen (zie overweging 7). Daarbij is gebleken dat de drie producenten aan alle voorwaarden voldeden om als marktgericht bedrijf te worden behandeld. |
(17) |
De volgende Chinese producenten/exporteurs werd een behandeling als marktgericht bedrijf toegekend:
|
3.2. Normale waarde
3.2.1. Vaststelling van de normale waarde voor producenten/exporteurs die als marktgericht bedrijf werden beschouwd
(18) |
Voor de vaststelling van de normale waarde is de Commissie eerst voor elke producent/exporteur nagegaan of zijn totale binnenlandse verkoop van wijnsteenzuur representatief was in vergelijking met zijn totale uitvoer naar de Gemeenschap. Overeenkomstig artikel 2, lid 2, van de basisverordening werd de binnenlandse verkoop representatief geacht wanneer de totale binnenlandse verkoop van elke producent/exporteur tenminste 5% bedroeg van zijn totale uitvoer naar de Gemeenschap. |
(19) |
Vervolgens heeft de Commissie voor de producenten/exporteurs met een over het geheel genomen representatieve binnenlandse verkoop onderzocht welke soorten van het product die op de binnenlandse markt waren verkocht, identiek waren of rechtstreeks vergeleken konden worden met de soorten die naar de Gemeenschap waren uitgevoerd. |
(20) |
Voor elk van deze soorten werd vastgesteld of de binnenlandse verkoop voldoende representatief was in de zin van artikel 2, lid 2, van de basisverordening. De binnenlandse verkoop van een soort werd voldoende representatief geacht wanneer de binnenlandse verkoop daarvan in het onderzoektijdvak tenminste 5% bedroeg van de export van die soort naar de Gemeenschap. |
(21) |
Of de binnenlandse verkoop van een soort in het kader van normale handelstransacties had plaatsgevonden, werd onderzocht door het aandeel van de winstgevende verkoop in de totale verkoop van die soort aan onafhankelijke afnemers vast te stellen. |
(22) |
Wanneer 80 % of meer van de totale verkoop van een bepaalde soort was verkocht tegen nettoverkoopprijzen die gelijk waren aan of hoger dan de productiekosten en de gewogen gemiddelde prijs van die soort gelijk was aan of hoger dan de productiekosten, werd de normale waarde gebaseerd op de werkelijke binnenlandse prijs. Die prijs werd berekend als het gewogen gemiddelde van alle binnenlandse prijzen van die soort in het onderzoektijdvak, ongeacht de vraag of de gehele verkoop winstgevend was geweest of niet. |
(23) |
Wanneer van een bepaalde soort 80 % of minder met winst was verkocht of wanneer de gewogen gemiddelde prijs van die soort lager was dan de productiekosten, werd de normale waarde gebaseerd op de werkelijke binnenlandse prijs, berekend als het gewogen gemiddelde van de winstgevende verkoop van die soort, mits die verkoop ten minste 10 % bedroeg van de totale verkoop van die soort. |
(24) |
Wanneer de winstgevende verkoop van een soort minder bedroeg dan 10 % van de totale verkoop van die soort, werd die verkoop niet als representatief beschouwd en was de binnenlandse prijs geen geschikte basis voor de vaststelling van de normale waarde. |
(25) |
Wanneer de binnenlandse prijzen van een door een producent/exporteur verkochte soort niet konden worden gebruikt, werd de normale waarde geconstrueerd. |
(26) |
Overeenkomstig artikel 2, lid 3, van de basisverordening werd de normale waarde derhalve geconstrueerd door aan de productiekosten van de uitgevoerde soorten een redelijk bedrag toe te voegen voor verkoopkosten, algemene en administratieve kosten (VAA-kosten) en winst. De Commissie heeft onderzocht of de VAA-kosten en de winst van de betrokken producenten/exporteurs bij verkoop op de binnenlandse markt betrouwbare gegevens waren. |
(27) |
De binnenlandse VAA-kosten werden als betrouwbaar beschouwd wanneer de binnenlandse verkoop van een onderneming in vergelijking met de uitvoer naar de Gemeenschap als representatief kon worden beschouwd. Voor de vaststelling van de winst op de binnenlandse verkoop werd de binnenlandse verkoop van die soorten in aanmerking genomen die in het kader van normale handelstransacties waren verkocht. Hiertoe werd de in de overwegingen 21, 22 en 23 beschreven methode toegepast. |
(28) |
Bij alle ondernemingen met een over het geheel genomen representatieve verkoop werd vastgesteld dat de meeste uitgevoerde soorten van het product op de binnenlandse markt waren verkocht in het kader van normale handelstransacties. Voor de soorten waarvoor dit niet het geval was, werd de normale waarde geconstrueerd op basis van de methode die in overweging 26 al is genoemd, met behulp van de VAA-kosten en de winstcijfers van elke betrokken onderneming. |
3.2.2. Vaststelling van de normale waarde voor producenten/exporteurs die niet als marktgericht bedrijf worden beschouwd
a) Referentieland
(29) |
Overeenkomstig artikel 2, lid 7, van de basisverordening werd de normale waarde voor ondernemingen die niet als marktgericht bedrijf konden worden beschouwd, gebaseerd op de prijzen of de geconstrueerde waarde in het referentieland. |
(30) |
In het bericht van inleiding was vermeld dat de Commissie voornemens was Argentinië als referentieland te kiezen voor het vaststellen van de normale waarde voor China; belanghebbenden konden hierover opmerkingen maken. |
(31) |
De Chinese producenten/exporteurs die niet als marktgericht bedrijf waren beschouwd, hebben geen bezwaar gemaakt tegen deze keuze. Verder zijn op de Argentijnse markt voor het betrokken product tenminste twee binnenlandse producenten actief, zowel een grote als een kleine, en is er sprake van invoer uit derde landen. De Argentijnse producenten bleken dezelfde soorten te produceren als de Chinese producenten, maar van verschillende productiemethoden gebruik te maken. De Argentijnse markt werd derhalve voldoende representatief geacht om de normale waarde vast te stellen. |
(32) |
De Commissie nam contact op met alle haar bekende producenten in Argentinië en vond een onderneming bereid mee te werken. Deze producent werd een vragenlijst toegezonden en de gegevens in zijn antwoord werden ter plaatse gecontroleerd. |
b) Normale waarde
(33) |
Overeenkomstig artikel 2, lid 7, onder a), van de basisverordening wordt de normale waarde voor producenten/exporteurs die niet als marktgericht bedrijf werden beschouwd, vastgesteld aan de hand van de gecontroleerde gegevens die een producent in het referentieland heeft verstrekt, in dit geval de prijzen die op de binnenlandse markt van Argentinië voor vergelijkbare productsoorten zijn betaald of moeten worden betaald in het kader van normale handelstransacties, overeenkomstig de in overweging 23 beschreven methode. Voor zover nodig werden deze prijzen gecorrigeerd om een billijke vergelijking te kunnen maken met de door de betrokken Chinese producenten naar de Gemeenschap uitgevoerde soorten. |
(34) |
De normale waarde was dus de gewogen gemiddelde binnenlandse verkoopprijs van de medewerkende producent in Argentinië bij levering aan niet-verbonden afnemers. |
3.3. Exportprijs
(35) |
In alle gevallen werd het betrokken product uitgevoerd naar onafhankelijke afnemers in de Gemeenschap. De exportprijs werd derhalve, overeenkomstig artikel 2, lid 8, van de basisverordening, vastgesteld aan de hand van de daadwerkelijk betaalde of te betalen exportprijs. |
3.4. Vergelijking
(36) |
De normale waarde en de exportprijzen werden vergeleken af fabriek. Om een billijke vergelijking te kunnen maken van de normale waarde met de exportprijs werden correcties toegepast voor verschillen die gevolgen hadden voor de prijzen en de vergelijkbaarheid van de prijzen, overeenkomstig artikel 2, lid 10, van de basisverordening. Correcties werden toegestaan wanneer de verzoeken daartoe redelijk en nauwkeurig bleken en met bewijsmateriaal waren gestaafd. Zo werden correcties toegepast voor de kosten van transport, verzekering, krediet en commissies en voor bankkosten. |
(37) |
Er werden ook correcties toegepast voor de verschillen in terugbetaling van BTW: bij de uitvoer bleek minder BTW te zijn terugbetaald dan bij de binnenlandse verkoop. |
3.5. Dumpingmarge
3.5.1. Voor de medewerkende producenten/exporteurs die als marktgericht bedrijf werden beschouwd
(38) |
Voor de drie ondernemingen die als marktgericht bedrijf werden beschouwd, werd de gewogen gemiddelde normale waarde van elke soort van het betrokken product dat naar de Gemeenschap was uitgevoerd, vergeleken met de gewogen gemiddelde exportprijs van de overeenkomstige soort van het betrokken product, overeenkomstig artikel 2, lid 11, van de basisverordening. |
(39) |
De voorlopige gewogen gemiddelde dumpingmarges, in procenten van de cif-prijs, grens Gemeenschap, vóór inklaring, zijn als volgt:
|
3.5.2. Voor alle andere producenten/exporteurs
(40) |
Om het antidumpingrecht te berekenen voor alle andere Chinese producenten/exporteurs, heeft de Commissie eerst het niveau van medewerking onderzocht. Hiertoe werd de totale invoer van het betrokken product uit China volgens de gegevens van Eurostat vergeleken met de antwoorden van de Chinese producenten/exporteurs op de vragenlijst. Hierbij werd vastgesteld dat het niveau van medewerking laag was, dat wil zeggen 63 % van de totale Chinese export naar de Gemeenschap. |
(41) |
De dumpingmarge werd vervolgens berekend op basis van de exportprijzen en exportvolumes, zoals die waren verkregen van Eurostat, na aftrek van de exportprijzen en exportvolumes van de medewerkende producenten/exporteurs die als marktgericht bedrijf werden beschouwd. Eurostat-gegevens werden gebruikt als beschikbare gegevens overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening bij gebrek aan nadere gegevens over de exportprijzen om de voor het gehele land geldende rechten vast te stellen. De aldus verkregen exportprijzen werden vergeleken met de gewogen gemiddelde normale waarde die voor vergelijkbare productsoorten in het referentieland was vastgesteld |
(42) |
De voor het gehele land geldende dumpingmarge werd zo voorlopig vastgesteld op 34,9 % van de cif-prijs, grens Gemeenschap. |
4. SCHADE
4.1. Productie van de Gemeenschap
(43) |
Uit het onderzoek bleek dat het soortgelijke product op dit moment door acht producenten in de Gemeenschap wordt vervaardigd. Een van hen heeft echter niet verder meegewerkt aan het onderzoek. Verder zijn in de beoordelingsperiode vier producenten gestopt met de vervaardiging van het product; zij zijn derhalve niet in het onderzoek opgenomen. |
(44) |
Het volume van de productie van de Gemeenschap is derhalve, met het oog op artikel 4, lid 1, van de basisverordening, berekend door de productie van de zeven medewerkende EG-producenten op te tellen bij het volume van de productie van de andere producenten, als geraamd door de indieners van de klacht. |
4.2. Definitie van de bedrijfstak van de Gemeenschap
(45) |
De klacht werd ondersteund door zeven EG-producenten die volledig hebben meegewerkt aan het onderzoek. Deze producenten hebben naar schatting meer dan 95 % geproduceerd van alle wijnsteenzuur die in de Gemeenschap is geproduceerd. Zij worden derhalve geacht „de bedrijfstak van de Gemeenschap” te vormen in de zin van artikel 4, lid 1, en artikel 5, lid 4, van de basisverordening. |
4.3. Verbruik van de Gemeenschap
(46) |
Het verbruik werd geraamd door aan de EG-verkoop van de medewerkende EG-producenten de geraamde verkoop van niet-medewerkende EG-producenten en de totale invoer toe te voegen. De verkoop van de niet-medewerkende EG-producenten, met inbegrip van enkele ondernemingen die niet langer produceren, werd gebaseerd op de klacht; andere gegevens ontbraken. Uit de volgende tabel blijkt dat de vraag naar het betrokken product in de Gemeenschap in de beoordelingsperiode met 15 % is gestegen.
|
4.4. Invoer in de Gemeenschap uit het betrokken land
4.4.1. Omvang van de betrokken invoer en marktaandeel
(47) |
De ontwikkeling van de invoer uit het betrokken land werd geanalyseerd op basis van Eurostat-gegevens, aangezien de volumes die de medewerkende producenten/exporteurs opgaven, aanzienlijk lager waren dan die van Eurostat voor de beoordelingsperiode. |
(48) |
De invoer heeft zich wat volume en marktaandeel betreft als volgt ontwikkeld:
|
(49) |
Het verbruik van wijnsteenzuur is in de beoordelingsperiode weliswaar met 15 % toegenomen, maar de invoer uit het betrokken land steeg in dezelfde periode met 50 %. Na een relatief groot invoervolume in 2001, als gevolg van de hoge prijzen en de schaarste op de Europese markt, daalde de invoer uit de Volksrepubliek China in 2002, maar sindsdien is de invoer weer meer dan verdubbeld dankzij de agressief lage prijzen. Bijgevolg steeg het marktaandeel van het Chinese product in de beoordelingsperiode in minder dan twee jaar van 6,0 % tot 11,5 %. |
4.4.2. Prijzen van de invoer en prijsonderbieding
(50) |
Uit de volgende tabel blijkt de ontwikkeling van de gemiddelde prijs bij invoer uit China. In de beoordelingsperiode daalden deze prijzen met bijna 50 %.
|
(51) |
Wat de verkoopprijs van het betrokken product gedurende het onderzoektijdvak op de markt van de Gemeenschap betreft: de prijzen van de EG-producenten werden vergeleken met die van de producenten/exporteurs in de Volksrepubliek China. Dit was gebaseerd op de verkoopprijzen van de EG-producenten aan onafhankelijke afnemers, waar nodig gecorrigeerd op het niveau af-fabriek, dat wil zeggen met uitsluiting van de kosten van het vervoer in de Gemeenschap en met aftrek van alle kortingen en rabatten. Deze prijzen werden vergeleken met de verkoopprijzen van de Chinese producenten/exporteurs, zonder kortingen en indien nodig gecorrigeerd tot cif grens Gemeenschap, alsmede gecorrigeerd voor de inklaringskosten en de kosten na invoer. |
(52) |
Bij deze vergelijking bleek dat het betrokken product in het onderzoektijdvak in de Gemeenschap was verkocht tegen prijzen die de prijzen van de EG-producenten met 22 % onderboden. |
4.5. Situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap
(53) |
Overeenkomstig artikel 3, lid 5, van de basisverordening omvatte het onderzoek naar de gevolgen van de invoer met dumping voor de bedrijfstak van de Gemeenschap een analyse van alle economische indicatoren die van invloed zijn op de situatie van die bedrijfstak, vanaf 2001 tot het onderzoektijdvak. |
(54) |
De volgende gegevens over de bedrijfstak van de Gemeenschap zijn de gecumuleerde gegevens van de zeven medewerkende EG-producenten. Twee van die producenten zijn echter pas in de beoordelingsperiode met hun activiteiten begonnen, de ene in 2001 en de andere in 2003. Aangezien die ondernemingen in een bijzondere situatie verkeerden, was de algemene opvatting dat hun gegevens een storende invloed konden hebben op de algemene trends, met name wat kosten, winstgevendheid, investeringen en opbrengst uit investeringen betreft. Derhalve werden de gegevens voor die twee ondernemingen, voor zover passend, niet meegerekend bij de gecumuleerde indicatoren en afzonderlijk bezien om een correct en representatief beeld te geven. |
4.5.1. Productie, productiecapaciteit en capaciteitsbenutting
(55) |
De evolutie van productie, productiecapaciteit en capaciteitsbenutting voor de zeven medewerkende ondernemingen is als volgt:
|
(56) |
De totale productie steeg van 2001 tot het onderzoektijdvak met 8 %. Er moet echter op worden gewezen dat deze stijging exclusief moet worden toegeschreven aan de twee nieuwkomers, want de productie van de overige vijf is in dezelfde periode met 6 % gedaald. |
(57) |
De productiecapaciteit is met 12 % gestegen, ook dankzij de twee nieuwkomers. Bij deze cijfers is niet meegerekend de verlaging met enkele duizenden ton die is veroorzaakt door de vier EG-producenten die in de beoordelingsperiode met de productie zijn gestopt (zie overweging 43). Hoewel bij het onderzoek voor die producenten geen precieze cijfers zijn verzameld, wordt op basis van de gegevens van de klacht geraamd dat de totale capaciteit in de Gemeenschap van 2001 tot het onderzoektijdvak grotendeels constant is gebleven. |
(58) |
De capaciteitsbenutting is in de beoordelingsperiode gedaald, van 81 % in 2001 tot 78 % tijdens het onderzoektijdvak. |
4.5.2. Voorraden
(59) |
Hieronder de cijfers over de omvang van de voorraden aan het eind van elke periode.
|
(60) |
De voorraden zijn in de beoordelingsperiode met 18 % gestegen. De cijfers over het onderzoektijdvak zijn voor een deel het gevolg van een tijdelijk hoogtepunt in de zomer. Voor tenminste een van de onderzochte ondernemingen was echter sprake van abnormaal hoge voorraden, die door de onderneming zelf werden toegeschreven aan het besluit van de onderneming om niet tegen marktprijzen te verkopen die zo laag zijn dat er geen winst meer op wordt gemaakt. |
4.5.3. Verkoop, marktaandeel, groei en gemiddelde prijs per eenheid in de Gemeenschap
(61) |
De volgende cijfers hebben betrekking op de verkoop van de bedrijfstak van de Gemeenschap aan onafhankelijke afnemers in de Gemeenschap.
|
(62) |
De verkoop van de bedrijfstak van de Gemeenschap steeg in de beoordelingsperiode met 24 %, het marktaandeel met 8 %. |
(63) |
Het marktaandeel van de vijf ondernemingen is in de beoordelingsperiode fors geslonken, namelijk met meer dan 10 percentpunt. Worden de twee ondernemingen toegevoegd die in de beoordelingsperiode met productieactiviteiten zijn begonnen, dan stijgt het marktaandeel met 6 %. Zoals in overweging 57 evenwel reeds is gezegd, is bij deze cijfers geen rekening gehouden met de vier EG-producenten die in dezelfde periode met hun productieactiviteiten zijn gestopt. Exacte cijfers over deze laatste zijn niet beschikbaar, maar de indieners van de klacht schatten dat deze producenten een productie hadden kunnen bereiken van enkele duizenden ton. Dit betekent dat als de producenten worden meegerekend die met hun productieactiviteiten zijn gestopt, het totale marktaandeel van de EG-producenten van 2001 tot het onderzoektijdvak met tenminste 2,5 % is gedaald. |
(64) |
De gemiddelde verkoopprijzen aan niet-verbonden afnemers op de communautaire markt zijn van 2001 tot het onderzoektijdvak fors gedaald, namelijk met meer dan 50 %. |
(65) |
Door een van de importeurs is erop gewezen dat de prijzen van wijnsteenzuur in het verleden wel eens op dezelfde manier hebben gefluctueerd, zelfs gedurende een langere periode dan in de beoordelingsperiode, en een piek bereikten in 2000-2001. Uit onderzoek is echter gebleken dat de prijzen in het onderzoektijdvak zelfs naar historische maatstaven extreem laag waren als rekening wordt gehouden met de inflatie. |
(66) |
Gezien de afname van het marktaandeel, en rekening houdende met het feit dat bepaalde EG-producenten hun productie hebben stopgezet en de verkoopprijzen scherp zijn gedaald, werd geoordeeld dat de bedrijfstak van de Gemeenschap niet participeerde in de groei van de markt, die het gevolg was van de toename met 15 % van het verbruik in de Gemeenschap in de beoordelingsperiode. |
4.5.4. Winstgevendheid
(67) |
Hieronder is de winstgevendheid uitgedrukt als percentage van de omzet, in termen van de verkoop aan onafhankelijke afnemers op de markt van de Gemeenschap. Er worden ook cijfers gegeven voor de vijf medewerkende ondernemingen die aan het begin van de beoordelingsperiode reeds actief waren („de gevestigde ondernemingen”). In deze periode verkeerden de twee andere ondernemingen in een overgangssituatie wat kosten en inkomsten betreft, wat grote invloed had op hun winstgevendheid.
|
(68) |
Voor de vijf gevestigde ondernemingen daalde de winstgevendheid van 2001 tot 2003 aanzienlijk door de sterke verlaging van de prijzen, die samenviel met de stijging van de invoer met dumping uit China. De trends voor de gehele bedrijfstak van de Gemeenschap, dat wil zeggen met inbegrip van de twee producenten die in de beoordelingsperiode waren gestart, zijn grotendeels vergelijkbaar. Nadat de winsten in 2002 fors waren gedaald, ging het globaal beter met de bedrijfstak in 2003, toen de producent die in 2001 was begonnen, inmiddels gevestigd was en de andere nieuwe producent zijn intrede deed op de markt. In het onderzoektijdvak veranderde de winst van de twee nieuwe producenten echter in verlies; de situatie was vergelijkbaar voor de vijf gevestigde ondernemingen. |
(69) |
De daling van de prijzen was grotendeels ook terug te vinden in de prijzen van de leveranciers van grondstoffen; contracten voor de levering van grondstoffen zijn vaak gekoppeld aan de prijs van wijnsteenzuur. De daling van de grondstofprijzen was echter onvoldoende om een afname van de winstgevendheid van de bedrijfstak te voorkomen; de winstgevendheid liep in de beoordelingsperiode terug van 1,9 % tot -6,7 %. |
4.5.5. Rendement van investeringen, cashflow, investeringen en vermogen kapitaal aan te trekken
(70) |
De ontwikkelingen inzake rendement van investeringen (in dit geval nettoactiva), cashflow en investeringen zijn in de volgende tabel weergegeven. Om de in overweging 67 genoemde redenen worden de cijfers gegeven voor de vijf medewerkende producenten die in 2001 actief waren.
|
(71) |
De ontwikkeling van het rendement van de nettoactiva weerspiegelt grotendeels die van de winstgevendheid van de verkoop. De cashflow is van 2001 tot het onderzoektijdvak verslechterd, al moeten bepaalde fluctuaties toegeschreven worden aan schommelingen van de omvang van de voorraden. Wat de twee nieuwe ondernemingen betreft, vertoonde de cashflow bijzonder sterke fluctuaties als gevolg van de start van hun activiteiten, die samenviel met een snel veranderende marktsituatie. Voor alle ondernemingen geldt dat de daling van het rendement van investeringen en de cashflow het gevolg zijn van het feit dat de gemiddelde verkoopprijzen sneller daalden dan de gemiddelde kosten van de verkochte producten. |
(72) |
De omvang van de investeringen van de bedrijfstak van de Gemeenschap was in de beoordelingsperiode aanhoudend hoog; bij de vijf gevestigde ondernemingen was er zelfs sprake van een stijging ten opzichte van 2001. Deze investeringen hielden voornamelijk verband met modernisering, vervanging van verouderde apparatuur en technische verbeteringen die vereist waren vanwege milieuvoorschriften. Wat de investeringen in vaste activa van de twee nieuwe ondernemingen betreft, deze betroffen voornamelijk 2001 en het onderzoektijdvak. |
(73) |
Het vermogen van de bedrijfstak van de Gemeenschap om kapitaal aan te trekken, van externe kapitaalverschaffers of moederondernemingen, werd in de beoordelingsperiode niet ernstig aangetast. In de meeste gevallen, en dit gold vooral voor de twee nieuwe ondernemingen, was dit omdat zij tot grotere groepen behoorden, die hun activiteiten op de langere termijn bezien en erop vertrouwen dat herstel zal volgen op de moeilijke situatie waarin de bedrijfstak zich nu bevindt. |
4.5.6. Werkgelegenheid, productiviteit en lonen
(74) |
De volgende tabel geeft een overzicht van de ontwikkeling van de werkgelegenheid, de productiviteit en de loonkosten van de zeven onderzochte EG-producenten.
|
(75) |
Zoals uit de tabel hierboven blijkt, is het aantal werknemers van de zeven onderzochte EG-producenten van 2001 tot en met het onderzoektijdvak gestegen. Die stijging is, zoals in punt 5.1 en 5.3 wordt vermeld, toe te schrijven aan het feit dat deze cijfers ook betrekking hebben op de ondernemingen die in de beoordelingsperiode met hun productieactiviteiten zijn begonnen, terwijl zij geen betrekking hebben op de vier EG-producenten die in dezelfde periode zijn gestopt. Toch was vanaf het eind van het onderzoektijdvak duidelijk dat het aantal werknemers begon te dalen. |
(76) |
De productiviteit was in de beoordelingsperiode relatief stabiel, met een lichte stijging tussen 2001 en het onderzoektijdvak. De loonkosten zijn van 2001 tot het onderzoektijdvak gestegen, ondanks enkele fluctuaties. Deze fluctuaties waren het gevolg van tijdelijke kosten die verband hielden met de herstructurering van enkele van de ondernemingen. |
4.5.7. Hoogte van de dumpingmarge
(77) |
De dumpingmarges zijn hierboven weergegeven in het deel over dumping. Deze marges zijn duidelijk meer dan minimaal. Gezien de omvang van de invoer met dumping en de prijzen waartegen dit geschiedde, kunnen de gevolgen van de dumping niet als te verwaarlozen worden beschouwd. |
4.5.8. Conclusie in verband met de schade
(78) |
De omvang van de invoer uit de Volksrepubliek China is zowel qua omvang als in termen van marktaandeel gestegen. Verder is de gemiddelde eenheidsprijs van die invoer met bijna 50 % gedaald, hetgeen blijkt uit de prijsonderbieding die tijdens het onderzoek is vastgesteld. |
(79) |
Terwijl verkoop en marktaandeel in de Gemeenschap stegen voor de zeven onderzochte ondernemingen, zouden deze stabiel zijn gebleven als de twee nieuwkomers niet zouden zijn meegerekend. Anderzijds werd de bedrijfstak van de Gemeenschap in de beoordelingsperiode getroffen door gemiddelde dalingen van de prijzen ter hoogte van 51 %. Ondanks de daling van de grondstofprijzen en de inspanningen om de productiviteit te verbeteren, waren de winstpercentages in het onderzoektijdvak negatief. |
(80) |
De verslechterende situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap in de beoordelingsperiode wordt overigens mede bevestigd door de negatieve ontwikkeling van indicatoren als capaciteitsbenutting, voorraden, rendement van investeringen en cashflow. Ook moet worden opgemerkt dat vier EG/producenten de afgelopen jaren met hun activiteiten zijn gestopt. Twee nieuwe producenten zijn weliswaar in 2001 begonnen met hun activiteiten, maar zij zijn opgericht op basis van bedrijfsplannen die uitgingen van een toename van het verbruik in de Gemeenschap. Gebleken is echter dat de situatie van deze ondernemingen, wat de trends van prijzen, winstgevendheid en rendement van investeringen betreft, vergelijkbaar is met die van de andere EG-producenten. |
(81) |
Bovenstaande negatieve ontwikkelingen deden zich voor in een periode waarin de productiviteit relatief stabiel was, er meer investeringen werden gedaan en de capaciteitsbenutting verbeterde. |
(82) |
Gelet op alle indicatoren werd voorlopig geconcludeerd dat de bedrijfstak van de Gemeenschap in het onderzoektijdvak aanmerkelijke schade heeft geleden in de zin van artikel 3 van de basisverordening. |
5. OORZAAK VAN DE SCHADE
5.1. Opmerking vooraf
(83) |
Overeenkomstig artikel 3, leden 6 en 7, van de basisverordening werd nagegaan of de aanmerkelijke schade die de bedrijfstak van de Gemeenschap had geleden, veroorzaakt was door de invoer met dumping uit de Volksrepubliek China. Andere bekende factoren dan de invoer met dumping, waardoor de bedrijfstak van de Gemeenschap ook schade had kunnen lijden, werden eveneens onderzocht om te voorkomen dat schade die mogelijk het gevolg was van deze andere factoren, aan de invoer met dumping werd toegeschreven. |
5.2. Gevolgen van de invoer uit de Volksrepubliek China
(84) |
In de beoordelingsperiode is de invoer uit de Volksrepubliek China met 56 % gestegen en het marktaandeel met 3 percentpunten. Daarnaast zijn de prijzen van de invoer uit de Volksrepubliek China gedaald met ongeveer 50 % en was er aanzienlijke prijsonderbieding. De bedrijfstak van de Gemeenschap zag zich genoodzaakt op deze invoer te reageren: de prijzen werden met 53 % verlaagd om het volume van de verkoop te handhaven. De daling van de grondstofprijzen was echter onvoldoende om de afname van de winstgevendheid van de bedrijfstak te voorkomen; die liep terug van ongeveer 8 % tot - 6 %. De winstgevendheid was aanzienlijk lager dan wat voor deze bedrijfstak werd verwacht, maar nog belangrijker is dat een dergelijke negatieve situatie niet langer hanteerbaar is. |
(85) |
De voorlopige conclusie luidt derhalve dat de druk door de invoer met dumping, waarvan volume en marktaandeel vanaf 2001 aanzienlijk zijn gestegen, en die tegen sterk dalende dumpingprijzen heeft plaatsgevonden, een doorslaggevende rol heeft gespeeld bij de prijsdalingen en de prijsdruk voor de bedrijfstak van de Gemeenschap en, als gevolg daarvan, de verminderde winstgevendheid en verslechtering van de financiële situatie. |
5.3. Gevolgen van de invoer uit derde landen
(86) |
Na de Volksrepubliek China volgen Argentinië en Chili als grote leveranciers van wijnsteenzuur aan de Gemeenschap.
|
(87) |
Uit deze cijfers blijkt dat alle leveranciers, China niet meegerekend, gezamenlijk slechts 2,5 % van het verbruik in de Gemeenschap voor hun rekening namen en dat hun marktaandeel van 2001 tot het onderzoektijdvak is afgenomen. De gemiddelde prijzen waren ook hoger dan die van de Volksrepubliek China, al moet worden gezegd dat de Argentijnse prijzen in het onderzoektijdvak vrij sterk daalden. De druk van de Chinese invoer op de markt heeft ongetwijfeld een rol gespeeld bij de daling van de prijzen van deze exportlanden. |
(88) |
Gezien het bovenstaande luidt de conclusie dat de ontwikkeling van de invoer uit andere derde landen, zoals Argentinië en Chili, onvoldoende was om te kunnen hebben bijgedragen tot de door de bedrijfstak van de Gemeenschap geleden schade. |
5.4. Gevolgen van het regelgevingskader
(89) |
Enkele belanghebbenden hebben erop gewezen dat de winstgevendheid van de bedrijfstak wordt beïnvloed door de EG-regelgeving, die een minimumaankoopprijs vaststelt voor de belangrijkste grondstoffen en een verkoopprijs voor alcohol, zulks in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid in deze sector. Bepaalde regelgevingsfactoren kunnen weliswaar de situatie van de bedrijfstak als geheel beïnvloeden, maar zij zijn de gehele beoordelingsperiode stabiel gebleven en kunnen niet verantwoordelijk worden gehouden voor de verslechtering van de situatie in de bedrijfstak. |
5.5. Gevolgen van de uitvoer door de bedrijfstak van de Gemeenschap
(90) |
In het onderzoektijdvak werd ongeveer 25 % van de productie van de bedrijfstak van de Gemeenschap uitgevoerd naar landen buiten de Gemeenschap. Het volume van de uitvoer nam in de beoordelingsperiode licht toe. |
(91) |
De winstgevendheid van deze uitvoer was iets hoger dan die van de verkoop op de markt van de Gemeenschap, ondanks het feit dat deze uitvoer ook enigszins te lijden had gehad van de dalende prijzen en de concurrentie van de Chinese uitvoer naar andere derde landen. |
(92) |
Gezien het bovenstaande werd geconcludeerd dat de ontwikkeling van de uitvoerprestaties geen belangrijke oorzaak kon zijn van de door de bedrijfstak van de Gemeenschap geleden schade. |
5.6. Gevolgen van de verkoop van andere EG-producenten
(93) |
De verkoop van andere EG-producenten, met inbegrip van de producenten die hun activiteiten in de beoordelingsperiode hebben stopgezet, is van 2001 tot het onderzoektijdvak scherp gedaald. Deze invoer kan dan ook niet hebben bijgedragen aan de schade die de bedrijfstak van de Gemeenschap heeft geleden. |
5.7. Conclusie inzake de oorzaak van de schade
(94) |
De schade bestaat in dit geval voornamelijk uit een daling van de prijzen waardoor ook de winsten zijn gedaald. Dit viel samen met de snel stijgende invoer met dumping uit de Volksrepubliek China, met aanzienlijke prijsonderbieding van de prijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap. Er zijn geen aanwijzingen dat de bovengenoemde andere factoren een belangrijke oorzaak zijn geweest van de aanmerkelijke schade voor de bedrijfstak van de Gemeenschap. Het onderzoek heeft geen andere factoren aan het licht gebracht die aanmerkelijke schade konden hebben veroorzaakt. |
(95) |
Op basis van bovenstaande analyse van de gevolgen van alle bekende factoren voor de situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap, is de voorlopige conclusie dat er een oorzakelijk verband is tussen de invoer met dumping uit de Volksrepubliek China en de aanmerkelijke schade die de bedrijfstak van de Gemeenschap heeft geleden. |
6. BELANG VAN DE GEMEENSCHAP
6.1. Algemene overwegingen
(96) |
Er is onderzocht of er dwingende redenen zijn die tot de conclusie leiden dat het niet in het belang van de Gemeenschap is antidumpingrechten in te stellen op de invoer uit het betrokken land. De Commissie heeft vragenlijsten verzonden naar importeurs, handelaars en industriële gebruikers. Twee gebruikers hebben de vragenlijst gedeeltelijk beantwoord. Andere gebruikers hebben de vragenlijst niet beantwoord, maar wel hun standpunten schriftelijk bekendgemaakt. |
(97) |
Aan de hand van de informatie die van de medewerkende ondernemingen is ontvangen, zijn de volgende conclusies geformuleerd. |
6.2. Belang van de bedrijfstak van de Gemeenschap
(98) |
De bedrijfstak van de Gemeenschap bestaat uit zeven producenten die ruim 200 personeelsleden tellen voor de productie en de verkoop van het betrokken product. De economische indicatoren van de bedrijfstak van de Gemeenschap wezen erop dat de financiële resultaten van die bedrijfstak in de beoordelingsperiode zijn verslechterd, waardoor vier EG-producenten de afgelopen jaren hun productie hebben moeten stopzetten. |
(99) |
Indien geen maatregelen worden ingesteld, zal de financiële situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap als gevolg van de prijsdruk door de invoer met dumping waarschijnlijk verder verslechteren en zullen ook andere EG-producenten hun productie moeten stopzetten, met alle negatieve gevolgen van dien voor de bredere wijnsector (zie hieronder). Indien wel maatregelen worden ingesteld, zullen de prijzen en de winstgevendheid naar verwacht op een duurzamer niveau worden gebracht en zal de economische levensvatbaarheid van de Europese industrie verzekerd zijn. |
(100) |
Het is dan ook duidelijk dat antidumpingmaatregelen in het belang van de bedrijfstak van de EU zijn. |
6.3. Belang van de leveranciers
(101) |
Twee leveranciers van grondstoffen hebben de Commissie geschreven ter ondersteuning van de procedure. Enkele indieners van de klacht zijn verbonden met ondernemingen in de wijnsector en hebben tijdens het onderzoek de gelegenheid te baat genomen om op het belang van die ondernemingen te wijzen. |
(102) |
Alle partijen hebben op het economisch belang gewezen van de wijnsteenzuursector vanuit het oogpunt van de communautaire wijnbouwers. |
(103) |
Ten eerste heeft de wijnsector een betrouwbare bron nodig van wijnsteenzuur van goede kwaliteit. |
(104) |
Ten tweede is de wijnsteenzuursector, die gebruik maakt van druivenmoer en droesem, een belangrijke bron van inkomsten voor de wijnsector. Deze sector valt onder het gemeenschappelijk landbouwbeleid en kent op dit moment ernstige economische problemen. |
(105) |
Ten derde, als er in de Gemeenschap geen levensvatbare wijnsteenzuursector was, zou de wijnsector gezien de steeds strengere milieuvoorschriften extra kosten hebben om deze bijproducten kwijt te raken. |
(106) |
Derhalve wordt geconcludeerd dat antidumpingmaatregelen in het belang van de EG-leveranciers zijn. |
6.4. Belang van de gebruikers
(107) |
Er zijn vragenlijsten toegezonden aan alle partijen die in de klacht zijn genoemd als gebruikers. Op basis van de gegevens die tijdens het onderzoek zijn verkregen, heeft de Commissie vast kunnen stellen wie de voornaamste gebruikers zijn van wijnsteenzuur. Bijgevolg zijn ook vragenlijsten toegezonden aan enkele voedsel-, drank- en gipsproducenten, en aan de European Federation of Pharmaceutical Industries and Associations. |
(108) |
Een gipsproducent en een voedselproducent hebben gereageerd: zij verklaarden dat wijnsteenzuur in hun kosten een zo onbelangrijke plaats innam dat het voor hen niet de moeite was om een antwoord in te sturen op de vragenlijst. |
(109) |
Een gipsproducent heeft meegewerkt en een antwoord ingestuurd op de vragenlijst. Een andere gipsproducent heeft de vragenlijst gedeeltelijk beantwoord. Uit deze gegevens kan worden geconcludeerd dat het betrokken product minder dan 2 % vertegenwoordigt van de kosten van de door de medewerkende ondernemingen geproduceerde gipsproducten. Derhalve kan worden geconcludeerd dat de voorgestelde antidumpingrechten een vrij geringe invloed zullen hebben op de kosten en de concurrentiepositie van die gebruikers. Aangezien het een grote gipsproducerende groep betreft, mag de informatie als vrij representatief worden beschouwd voor de gehele sector. Bouwmaterialen worden hoofdzakelijk geproduceerd voor de plaatselijke of nationale markt en staan niet bloot aan wereldwijde concurrentie, wat inhoudt dat ondernemingen in de bouwnijverheid kostenstijgingen kunnen doorberekenen aan hun klanten. |
(110) |
Er werden ook opmerkingen ontvangen van twee ondernemingen uit de voedingsmiddelenindustrie die emulgatoren produceren voor bakkerijen. Deze ondernemingen hebben zich gekant tegen het onderzoek en verklaard dat wijnsteenzuur een belangrijk onderdeel was van de kostprijs van hun producten. Deze ondernemingen hebben echter de vragenlijst niet beantwoord, en hun argumenten konden dus niet worden geverifieerd op basis van gekwantificeerde gegevens. |
(111) |
In de ontvangen opmerkingen hebben de gebruikers erop gewezen dat de markt voor natuurlijk wijnsteenzuur instabiel is en ook op de steeds terugkerende tekorten op de Europese markt in het verleden. De continuïteit van de voorziening lijkt voor deze ondernemingen de voornaamste bron van zorg te zijn, in veel grotere mate dan de kostprijs van wijnsteenzuur. |
(112) |
Gezien het bovenstaande is het niet waarschijnlijk dat antidumpingmaatregelen tot een tekort of een niet-competitieve situatie van de gebruikers leiden. De voorgestelde maatregelen dragen slechts bij tot het herstel van de Europese marktprijzen op een niveau dat dichter bij de langetermijntrend ligt en ook tot het voorkomen dat nog meer ondernemingen hun productie stopzetten. De kostenstijging zou slechts marginaal zijn en het concurrentievermogen van de gebruikers niet aanmerkelijk aantasten. Derhalve wordt voorlopig geconcludeerd dat de instelling van antidumpingmaatregelen niet indruist tegen de belangen van de gebruikers. |
6.5. Conclusie inzake het belang van de Gemeenschap
(113) |
Het is onmiskenbaar in het belang van de bedrijfstak van de Gemeenschap om maatregelen in te stellen tegen de invoer van wijnsteenzuur uit de Volksrepubliek China. Voor de importeurs/handelaars en de gebruikers zijn de gevolgen voor de prijzen van wijnsteenzuur naar verwachting slechts marginaal. Daarentegen zijn de verliezen voor de bedrijfstak van de Gemeenschap en de leveranciers en de risico’s van nog meer sluitingen duidelijk groter. |
(114) |
Gelet op het bovenstaande wordt voorlopig geconcludeerd dat er geen dwingende redenen zijn om geen antidumpingrechten in te stellen op de invoer van wijnsteenzuur uit de Volksrepubliek China. |
7. ANTIDUMPINGMAATREGELEN
7.1. Schade-eliminatieniveau
(115) |
Gelet op de conclusies inzake dumping, schade en belang van de Gemeenschap, dienen voorlopige maatregelen te worden ingesteld om te voorkomen dat de bedrijfstak van de Gemeenschap nog meer schade lijdt door de invoer met dumping. |
(116) |
De rechten moeten voldoende hoog zijn om een einde te maken aan de geleden schade, maar mogen het niveau van de vastgestelde dumpingmarge niet overschrijden. Bij het berekenen van de hoogte van het recht waarbij de gevolgen van de invoer met dumping worden geneutraliseerd, is overwogen dat de maatregelen de bedrijfstak van de Gemeenschap in staat moeten stellen zijn productiekosten te dekken en een winst voor belasting te maken, zoals die door een bedrijfstak van dit type in de betrokken sector op de verkoop van het betrokken product in de Gemeenschap redelijkerwijs zou kunnen worden gemaakt onder normale concurrentieomstandigheden, namelijk wanneer er geen sprake was geweest van dumping. Voor deze berekening is een winstmarge, voor belasting, van 8 % van de omzet gebruikt, gelet op de winsten die werden bereikt voordat de invoer met dumping zich voordeed. Op deze basis is een niet-schadeveroorzakende prijs berekend voor de bedrijfstak die het betrokken product in de Gemeenschap vervaardigt. Deze niet-schadeveroorzakende prijs is berekend door de productiekosten met de genoemde winstmarge van 8 % te vermeerderen. Een productsoort die in het onderzoektijdvak uit de Volksrepubliek werd uitgevoerd, werd in het onderzoektijdvak niet door de bedrijfstak van de Gemeenschap geproduceerd en verkocht. Bij de berekening van de hoogte van het recht waarbij een einde wordt gemaakt aan de schade als gevolg van de invoer, zonder dat de dumpingmarge wordt overschreden, is rekening gehouden met de prijsverhouding tussen deze soort en de andere soorten die door de Chinese exporteurs zijn uitgevoerd. |
(117) |
De noodzakelijke prijsstijging werd vervolgens vastgesteld door de gewogen gemiddelde invoerprijs te vergelijken met de gewogen gemiddelde niet-schadelijke prijs van het door de bedrijfstak van de Gemeenschap op de markt van de Gemeenschap verkochte soortgelijke product. |
(118) |
Bij deze vergelijking gevonden verschillen werden vervolgens uitgedrukt in procenten van de gemiddelde cif-invoerwaarde. |
7.2. Voorlopige maatregelen
(119) |
In het licht van het voorgaande meent de Commissie dat een voorlopig antidumpingrecht moet worden ingesteld dat met de dumpingmarge overeenstemt, en niet hoger is dan de hierboven, overeenkomstig artikel 7, lid 2, van de basisverordening, berekende schademarge. |
(120) |
De antidumpingrechten die bij deze verordening voor bepaalde ondernemingen worden vastgesteld, zijn gebaseerd op de bevindingen in het kader van dit onderzoek. Zij zijn in overeenstemming met de situatie die bij het onderzoek voor die ondernemingen werd vastgesteld. Deze rechten (in tegenstelling tot het voor het gehele land geldende recht dat van toepassing is op „alle overige ondernemingen”) zijn derhalve uitsluitend van toepassing op producten uit het betrokken land die door de genoemde ondernemingen (rechtspersonen) zijn geproduceerd. Producten die door andere ondernemingen zijn geproduceerd die niet specifiek, met naam en adres, in het dispositief van deze verordening zijn genoemd, met inbegrip van ondernemingen die banden hebben met de specifiek genoemde ondernemingen, komen niet voor deze rechten in aanmerking. Op deze ondernemingen is het recht van toepassing dat voor „alle overige ondernemingen” geldt. |
(121) |
Aanvragen in verband met de toepassing van een voor een bepaalde onderneming geldend antidumpingrecht (bijv. na de naamswijziging van een onderneming of na de oprichting van nieuwe productie- of verkoopmaatschappijen) dienen aan de Commissie (3) te worden gericht, onder opgave van alle relevante gegevens, met name indien deze naamswijziging of de oprichting van nieuwe productie- of verkoopmaatschappijen verband houden met wijzigingen in de activiteiten van de onderneming op het gebied van productie en de verkoop in binnen- en buitenland. Indien zij dit gerechtvaardigd acht, zal de Commissie, na raadpleging van het Raadgevend Comité, de verordening wijzigen door bijwerking van de lijst van ondernemingen die voor een individueel recht in aanmerking komen. |
(122) |
Op basis van het bovenstaande zijn de voorlopige rechten als volgt:
|
8. SLOTBEPALING
(123) |
Gelet op de beginselen van behoorlijk bestuur dient een termijn te worden vastgesteld waarbinnen de belanghebbenden die zich binnen de in het bericht van inleiding vermelde termijn bij de Commissie kenbaar hebben gemaakt, schriftelijk opmerkingen kunnen maken en kunnen vragen te worden gehoord. Voorts dient te worden opgemerkt dat alle bevindingen betreffende de instelling van rechten in het kader van deze verordening voorlopig zijn en in het kader van de instelling van definitieve rechten kunnen worden herzien, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
1. Er wordt een voorlopig antidumpingrecht ingesteld op de invoer van wijnsteenzuur, ingedeeld onder GN-code 2918 12 00, uit de Volksrepubliek China.
2. Het voorlopige antidumpingrecht, dat van toepassing is op de nettoprijs, franco grens Gemeenschap, vóór inklaring, bedraagt:
Onderneming |
Antidumpingrecht |
Aanvullende TARIC-code |
Hangzou Bioking Biochemical Engineering Co., Ltd, Hangzou, Volksrepubliek China |
2,4 % |
A687 |
Changmao Biochemical Engineering Co., Ltd, Changzou City, Volksrepubliek China |
13,8 % |
A688 |
Ninghai Organic Chemical Factory, Ninghai, Volksrepubliek China |
6,6 % |
A689 |
Alle overige ondernemingen |
34,9 % |
A999 |
3. Bij het in het vrije verkeer brengen in de Gemeenschap van het in lid 1 bedoelde product dient een zekerheid te worden gesteld ten bedrage van het voorlopig recht.
4. Tenzij anders vermeld zijn de geldende bepalingen inzake douanerechten van toepassing.
Artikel 2
Onverminderd artikel 20 van Verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad kunnen belanghebbenden binnen een maand na de inwerkingtreding van deze verordening de Commissie verzoeken in kennis te worden gesteld van de voornaamste feiten en overwegingen op grond waarvan deze verordening werd vastgesteld, schriftelijk opmerkingen maken en vragen door de Commissie te worden gehoord.
Overeenkomstig artikel 21, lid 4, van Verordening (EG) nr. 384/96 kunnen belanghebbenden, binnen een maand na de inwerkingtreding van deze verordening, opmerkingen maken over de toepassing van deze verordening.
Artikel 3
Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Artikel 1 van deze verordening is gedurende een periode van zes maanden van toepassing.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 27 juli 2005.
Voor de Commissie
Peter MANDELSON
Lid van de Commissie
(1) PB L 56 van 6.3.1996, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 461/2004 van de Raad (PB L 77 van, 13.3.2004, blz. 12).
(2) PB C 267 van 30.10.2004, blz. 4.
(3) Europese Commissie, Directoraat-generaal Handel, Directie B, B-1049 Brussel, België.
II Besluiten waarvan de publicatie niet voorwaarde is voor de toepassing
Raad
30.7.2005 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 200/91 |
Informatie betreffende de inwerkingtreding van het aanvullend protocol bij de Europaovereenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en Roemenië, anderzijds, in verband met de toetreding van de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek tot de Europese Unie
Het aanvullend protocol bij de Europaovereenkomst met Roemenië in verband met de toetreding van de tien nieuwe lidstaten tot de Europese Unie, tot sluiting waarvan de Raad en de Commissie op 25 april 2005 hebben besloten (1), treedt op 1 augustus 2005 in werking, aangezien de kennisgevingen van de afsluiting van de in artikel 10 van het protocol bedoelde procedures op 14 juli 2005 zijn voltooid.
(1) PB L 155 van 17.6.2005, blz. 26.
Commissie
30.7.2005 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 200/92 |
BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE
van 30 oktober 2002
inzake een procedure op grond van artikel 81 van het EG-Verdrag en artikel 53 van de EER-overeenkomst
(COMP/E-2/37.784 — Kunstveilinghuizen)
(Kennisgeving geschied onder nummer C(2002) 4283 def. en rectificaties C(2002) 4283/7 en C(2002) 4283/8)
(Slechts de tekst in de Engelse taal is authentiek)
(Voor de EER relevante tekst)
(2005/590/EG)
Op 30 oktober 2002 heeft de Commissie beschikking C(2002) 4283 def. gegeven in een procedure op grond van artikel 81 van het EG-Verdrag en artikel 53 van de EER-overeenkomst. Op 6 november 2002 heeft de Commissie, via schriftelijke procedure C(2002) 4283/7, een rectificatie van de C(2002) 4283/5-versie van beschikking C(2002) 4283 def. en, via schriftelijke procedure C(2002) 4283/8, een rectificatie van de C(2002) 4283/6-versie van beschikking C(2002) 4283 def. goedgekeurd. Overeenkomstig artikel 21 van Verordening nr. 17 van de Raad (1) publiceert de Commissie hierbij de namen van de partijen en de belangrijkste inhoud van de beschikking, rekening houdend met het rechtmatige belang van ondernemingen bij de bescherming van hun commerciële belangen. Een niet-vertrouwelijke versie van de volledige tekst van de beschikking in de authentieke talen en in de werktalen van de Commissie is te vinden op de website van het directoraat-generaal Concurrentie: http://europa.eu.int/comm/competition/index_en.html
I. SAMENVATTING VAN DE INBREUK
1. Adressaten
(1) |
Deze beschikking is gericht tot de volgende ondernemingen en/of ondernemersverenigingen:
|
2. Duur en aard van de inbreuk
(2) |
Vanaf 30 april 1993 tot minstens februari 2000 namen Christie’s International plc (hierna „Christie’s” genoemd) en Sotheby’s Holding, Inc. (hierna „Sotheby’s” genoemd), wereldwijd de twee grootste concurrenten op het gebied van de verkoop in commissie bij opbod van zogenaamde kunstvoorwerpen, antiek, meubelen, verzamelobjecten en memorabilia (hierna in het algemeen ook „kunst” genoemd), deel aan een tussen hen gesloten voortdurende overeenkomst en/of onderlinge afgestemde gedraging op het gebied van prijzen en andere verkoopvoorwaarden voor veilingen, welke in strijd waren met artikel 81, lid 1, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap (EG-Verdrag) en artikel 53 van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (EER-overeenkomst). |
(3) |
De ondernemingen spraken onder meer af identieke verkoopcommissiestructuren te hanteren, op een niet-bespreekbare schaal van verkoopcommissietarieven over te stappen (ter vervanging van de commissie waarover onderhandeld kon worden), de commissiekosten te verhogen en geen speciale voorwaarden meer toe te kennen aan verkopers. Zij legden ook nog andere voorwaarden vast waardoor zij de mededinging tussen beide ondernemingen in de kunstveilingsector verhinderden of beperkten. Voorts voerden zij een controlemechanisme in om ervoor te zorgen dat hun overeenkomst en/of onderlinge afgestemde gedraging werden gerespecteerd. |
3. De markt van kunstveilingdiensten
(4) |
Kunstvoorwerpen, antiek, meubels, verzamelobjecten en memorabilia worden gewoonlijk op veilingen te koop aangeboden. Er gelden geen beperkingen wat het soort voorwerpen betreft dat op een veiling kan worden verkocht en de voorwerpen moeten evenmin een bepaalde minimumwaarde hebben. Er kunnen veilingen worden gehouden van een bepaalde individuele collectie of rondom een bepaald thema, een bepaalde categorie goederen, een bepaalde kunstperiode of een bepaald soort kunst. |
(5) |
De belangrijkste kunstveilinglocaties zijn voor beide veilinghuizen Londen en New York, maar er worden regelmatig ook in plaatsen zoals Genève, Zürich, Amsterdam, Rome, Milaan, Hongkong en Melbourne veilingen gehouden. De voornaamste kunstveilingen worden opgezet en georganiseerd als exclusieve societygebeurtenissen die door de rijken der aarde worden bezocht. |
(6) |
De verkopingen worden lang op voorhand gepland volgens een internationaal „veilingseizoen”. De belangrijkste veilingen vinden van oudsher plaats in het voor- en najaar, waardoor de inkomsten en bedrijfsresultaten van de veilinghuizen in het tweede en vierde kwartaal pieken. |
(7) |
Eigenaren van goederen, die wensen te verkopen, brengen de goederen in bij het veilinghuis, dat zijn verkoopsknowhow biedt, de veiling organiseert, een catalogus uitbrengt en zorgt voor publiciteit vooraf. De goederen worden meestal als individuele stukken (zogenoemde kavels) te koop aangeboden. Zelfs stukken die van een hele collectie deel uitmaken, worden met het oog op de veiling gewoonlijk in individuele kavels verdeeld. Het veilinghuis verkoopt het goed als agent van de inbrenger, stuurt de koper de rekening voor de gekochte goederen en maakt het ontvangen bedrag - na inhouding van de commissie, kosten en belastingen - over aan de inbrenger. De verkoopcommissie - ook courtage of provisie genoemd - die de inbrenger/verkoper wordt aangerekend, is een percentage dat doorgaans wordt berekend over de zogenaamde „hamerprijs”, dit is de prijs waartegen het goed op de veiling aan de eindbieder is toegewezen. Ook aan personen die op veilingen kopen, wordt een percentage van de hamerprijs aangerekend, dat het opgeld wordt genoemd. |
4. Functioneren van het kartel
(8) |
Vanaf april 1993 werden Christie's en Sotheby's het eens over een gezamenlijk plan tot beperking van de mededinging door afspraken te maken over een aantal mededingingsparameters. Deze hadden in de eerste plaats betrekking op de voorwaarden voor verkopers, maar ook op de voorwaarden voor kopers en andere elementen. De verschillende onderdelen van het plan werden gewijzigd en aangevuld tijdens topmanagementvergaderingen in de jaren die volgden en duurden tot februari 2000. |
(9) |
De overeenkomst en/of onderlinge afgestemde gedragingen tussen Christie's en Sotheby's omvatten met name de volgende elementen:
|
(10) |
Voorts vonden er met het oog op de uitvoering en/of eventueel vereiste aanpassing van de overeenkomsten onderling overleg en informatie-uitwisseling plaats tussen partijen tijdens regelmatige bijeenkomsten of (telefonische) contacten over alle onderwerpen of zaken (veilingen, verkopers, handelaren, kopers) die aanleiding konden geven tot concurrentie tussen hen of die concurrentie konden aanmoedigen, of die op een andere manier in tegenspraak waren met of een bedreiging vormden voor hun overeenkomst om niet met elkaar te concurreren. |
II. GELDBOETES
1. Basisbedrag van de geldboete
Zwaarte van de inbreuk
(11) |
Gelet op de aard van de onderzochte gedragingen, de reële gevolgen ervan voor de kunstveilingmarkt en met name de in overweging 206 beschreven omstandigheden, alsmede het feit dat deze gedragingen de gehele gemeenschappelijke markt en de hele EER sinds de oprichting ervan bestreken, is de Commissie van oordeel dat de ondernemingen tot welke de onderhavige beschikking is gericht, een zeer zware inbreuk op artikel 81, lid 1, van het EG-Verdrag en artikel 53, lid 1, van de EER-overeenkomst hebben gemaakt. |
Aard van de inbreuk
(12) |
Het kartel vormde een opzettelijke inbreuk op artikel 81, lid 1, van het EG-Verdrag en artikel 53, lid 1, van de EER-overeenkomst. Hoewel zij zich ten volle bewust waren van de onwettigheid van hun handelingen, hebben de deelnemers samengespannen om een geheime en geïnstitutionaliseerde onrechtmatige regeling op te zetten met het doel om de mededinging tussen de twee belangrijkste kunstveilinghuizen te verhinderen. Deze inbreuk bestond hoofdzakelijk in prijsafspraakpraktijken, die, per definitie, de zwaarste soorten inbreuken op artikel 81, lid 1, van het EG-Verdrag en artikel 53, lid 1, van de EER-overeenkomst zijn. |
(13) |
De kartelregelingen werden op het hoogste niveau van elke deelnemende onderneming uitgedacht, gestuurd en aangemoedigd. Door hun aard zelf leiden zij tot een aanzienlijke vervalsing van de mededinging, die uitsluitend ten goede komt aan de deelnemende ondernemingen, maar zeer nadelig is voor de klanten. |
Gevolgen van de inbreuk in de EER
(14) |
De inbreuk werd gemaakt door de twee grootste ondernemingen op de markt voor kunstveilingen en had betrekking op hun veilingen in de EER en elders. Het gezamenlijke plan om de inkomsten te verhogen, werd door beide ondernemingen uitgevoerd. Gezien de grote marktaandelen van de betrokken ondernemingen en het feit dat de overeenkomst gold voor alle veilingen van de ondernemingen in de EER, had zij een daadwerkelijke impact op de EER-markt. |
Omvang van de relevante geografische markt
(15) |
Voor de vaststelling van de zwaarte van de inbreuk gaat de Commissie er derhalve van uit dat de gehele Gemeenschap en de gehele EER sinds de oprichting ervan de ongunstige invloed van het kartel hebben ondervonden. |
(16) |
De Commissie heeft het basisbedrag van de boete voor beide ondernemingen bijgevolg vastgesteld op 25,2 miljoen EUR. |
Duur van de inbreuk
(17) |
De Commissie is van oordeel dat de in aanmerking te nemen duur van 30 april 1993 tot 7 februari 2000 loopt. De duur van de inbreuk bestrijkt derhalve een periode van zes jaar en negen maanden. Bijgevolg kan de inbreuk als een inbreuk van lange duur worden beschouwd, waardoor het op grond van de zwaarte van de inbreuk bepaalde bedrag met 65 % wordt verhoogd. |
(18) |
Op basis van het bovenstaande stelt de Commissie het basisbedrag van de geldboete als volgt vast:
|
2. Verzwarende of verzachtende omstandigheden
(19) |
De Commissie is niet van oordeel dat in deze zaak verzwarende of verzachtende omstandigheden gelden. |
3. Toepassing van de omzetdrempel van 10 %
(20) |
Omdat het voor Sotheby’s berekende bedrag meer dan 10 % bedraagt van de wereldwijde omzet in het jaar dat aan de beschikking voorafgaat, zal het basisbedrag in overeenstemming met artikel 15, lid 2, van Verordening nr. 17 tot 34,05 miljoen EUR worden beperkt |
4. Toepassing van de clementieregeling van 1996 (3)
(21) |
Aangezien de verzoeken om clementie in 2000 in het kader van de toen geldende clementieregeling werden ingediend, is de clementieregeling van 1996 op deze zaak van toepassing en niet de herziene clementieregeling van 2002. |
Niet-oplegging of zeer aanzienlijke vermindering van de geldboete („deel B”)
(22) |
Christie’s heeft als eerste de Commissie op de hoogte gebracht van het bestaan van het kartel en bewijsmateriaal verstrekt dat van doorslaggevend belang was en zonder hetwelk het kartel wellicht niet aan het licht was gekomen. Toen Christie’s deze informatie aanbracht, had de Commissie nog geen onderzoek ingesteld en beschikte zij evenmin over voldoende gegevens om het bestaan van het kartel te bewijzen. Voorts had Christie's een einde gemaakt aan zijn betrokkenheid bij het kartel, doordat het de Commissie bevestigde dat er geen contacten met Sotheby's met betrekking tot de betrokken gedragingen meer plaatsvonden en dat het slechts een paar dagen na het verstrekken van het bewijsmateriaal aan de Commissie een nieuwe regeling voor de verkoopcommissie bekendmaakte. Daarnaast heeft Christie's voortdurend zijn medewerking aan de Commissie verleend en is niet vastgesteld dat het Sotheby's heeft gedwongen deel te nemen aan het kartel of dat het, vergeleken bij de deelneming van Sotheby's, een bepalende rol in het kartel heeft gespeeld. |
(23) |
De Commissie is daarom van mening dat Christie’s voldoet aan de relevante criteria van deel B van de clementieregeling. |
Belangrijke vermindering van de geldboete („deel D”)
(24) |
De Commissie stelt vast dat Sotheby's in de loop van het onderzoek zijn volledige medewerking aan de Commissie heeft verleend. Voorts heeft het de Commissie inlichtingen en bewijsstukken verstrekt die wezenlijk bijdragen tot het aantonen van het bestaan van de inbreuk. Bovendien heeft het de feiten waarop de Commissie haar beschuldigingen baseert, niet fundamenteel betwist. Het gaf het bestaan toe van een aantal elementen van de inbreuk zoals deze door de Commissie in deze beschikking worden beschreven. |
(25) |
Sotheby's voldoet derhalve aan de voorwaarden van deel D, eerste en tweede streepje, van de clementieregeling. |
Conclusie betreffende de toepassing van de clementieregeling
(26) |
Concluderend, kent de Commissie de adressaten van deze beschikking, gelet op de aard van hun medewerking en in het licht van de voorwaarden van de clementieregeling, de volgende verminderingen van de hun op te leggen geldboeten toe:
|
5. Beschikking
(27) |
De volgende boetes worden opgelegd:
|
(28) |
De genoemde ondernemingen maken onverwijld een eind aan de inbreuken, voorzover zij dat nog niet hebben gedaan. Zij onthouden zich van herhaling van enige handeling of gedraging die met de in deze procedure aangetoonde inbreuk overeenkomt, of van het goedkeuren van enige maatregel die gelijkaardige doelstellingen of gevolgen heeft. |
(1) PB 13 van 21.2.1962, blz. 204/62. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1216/1999 (PB L 148 van 15.6.1999, blz. 5).
(2) Een glijdende schaal betekent dat het percentage dat de verkoper als commissie op de verkoop wordt aangerekend, verandert bij de overschrijding van bepaalde drempels. In de praktijk komt dat op het volgende neer: hoe hoger de prijs die voor een ingebracht goed wordt verkregen, hoe lager het percentage dat de verkoper moet betalen.
(3) Mededeling van de Commissie betreffende het niet opleggen of verminderen van geldboeten in zaken betreffende mededingingsregelingen (PB C 207 van 18.7.1996, blz. 4).
30.7.2005 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 200/96 |
BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE
van 26 juli 2005
tot wijziging van aanhangsel B van bijlage XII bij de Toetredingsakte van 2003 wat betreft bepaalde bedrijven in de vis-, vlees- en melksector in Polen
(Kennisgeving geschied onder nummer C(2005) 2813)
(Voor de EER relevante tekst)
(2005/591/EG)
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op de Akte betreffende de toetredingsvoorwaarden voor de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek en de aanpassing van de Verdragen waarop de Europese Unie is gegrond (1), en met name op bijlage XII, hoofdstuk 6, afdeling B, onderafdeling I, punt 1, onder e),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Aan Polen is voor bepaalde in aanhangsel B van bijlage XII bij de Toetredingsakte van 2003 vermelde bedrijven een overgangsperiode toegestaan. |
(2) |
Aanhangsel B van bijlage XII bij de Toetredingsakte van 2003 is gewijzigd bij de Beschikkingen 2004/458/EG (2), 2004/471/EG (3), 2004/474/EG (4) en 2005/271/EG (5) van de Commissie. |
(3) |
Volgens een officiële verklaring van de bevoegde Poolse autoriteit hebben nog eens vier bedrijven in de vis-, vlees- en melksector hun moderniseringsproces voltooid en voldoen zij nu volledig aan de communautaire wetgeving. |
(4) |
Aanhangsel B van bijlage XII bij de Toetredingsakte van 2003 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(5) |
Het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid is van de in deze beschikking vervatte maatregelen in kennis gesteld, |
HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING VASTGESTELD:
Artikel 1
De in de bijlage bij deze beschikking vermelde bedrijven worden geschrapt uit aanhangsel B van bijlage XII bij de Toetredingsakte van 2003.
Artikel 2
Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.
Gedaan te Brussel, 26 juli 2005.
Voor de Commissie
Markos KYPRIANOU
Lid van de Commissie
(1) PB L 236 van 23.9.2003, blz. 33.
(2) PB L 156 van 30.4.2004, blz. 53. Beschikking 2004/458/EG gerectificeerd in PB L 202 van 7.6.2004, blz. 39.
(3) PB L 160 van 30.4.2004, blz. 56. Beschikking 2004/471/EG gerectificeerd in PB L 212 van 12.6.2004, blz. 31.
(4) PB L 160 van 30.4.2004, blz. 73. Beschikking 2004/474/EG gerectificeerd in PB L 212 van 12.6.2004, blz. 44.
(5) PB L 86 van 5.4.2005, blz. 13.
BIJLAGE
Lijst van bedrijven die geschrapt moeten worden uit aanhangsel B van bijlage XII bij de Toetredingsakte van 2003
VLEESBEDRIJVEN
Initiële lijst
Nr. |
Veterinair nr. |
Naam van het bedrijf |
103 |
14250301 |
Radomskie Zakłady Drobiarskie „Imperson” Sp. z o.o. |
WIT VLEES
Initiële lijst
Nr. |
Veterinair nr. |
Naam van het bedrijf |
30 |
18030501 |
„Animex-Południe” Sp. z o.o. |
VISSECTOR
Initiële lijst
Nr. |
Veterinair nr. |
Naam van het bedrijf |
13 |
22111807 |
„Laguna” s.j. |
MELKSECTOR
Aanvullende lijst
Nr. |
Veterinair nr. |
Naam van het bedrijf |
11 |
14031601 |
Okregowa Spółdzielnia Mleczarska w Garwolinie |
Besluiten aangenomen krachtens titel V van het Verdrag betreffende de Europese Unie
30.7.2005 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 200/98 |
BESLUIT 2005/592/GBVB VAN DE RAAD
van 29 juli 2005
tot uitvoering van Gemeenschappelijk Standpunt 2004/161/GBVB houdende verlenging van de beperkende maatregelen tegen Zimbabwe
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op Gemeenschappelijk Standpunt 2004/161/GBVB (1), en met name op artikel 6, in samenhang met artikel 23, lid 2, van het Verdrag betreffende de Europese Unie,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Door middel van Gemeenschappelijk Standpunt 2004/161/GBVB heeft de Raad onder meer maatregelen genomen om de binnenkomst op of de doorreis via het grondgebied van de lidstaten te beletten van personen die zich schuldig maken aan activiteiten die de democratie, de eerbiediging van de mensenrechten en de rechtsstaat in Zimbabwe ernstig ondermijnen, alsmede om de tegoeden en economische middelen van die personen te bevriezen. |
(2) |
De Raad heeft op 13 juni 2005 naar aanleiding van een herschikking van de Zimbabwaanse regering Besluit 2005/444/GBVB (2) tot uitvoering van Gemeenschappelijk Standpunt 2004/161/GBVB houdende verlenging van de beperkende maatregelen tegen Zimbabwe aangenomen. |
(3) |
De lijst van personen voor wie de in de bijlage van Gemeenschappelijk Standpunt 2004/161/GBVB opgenomen beperkende maatregelen gelden, moet worden bijgewerkt om ook van toepassing te kunnen zijn op de personen die verantwoordelijk zijn voor de huidige schendingen van de mensenrechten in het kader van „Operatie Murambatsvina” (onder dwang uitgevoerde vernielingen en ontheemding in eigen land), |
BESLUIT:
Artikel 1
De lijst van personen in de bijlage bij Gemeenschappelijk Standpunt 2004/161/GBVB wordt vervangen door de in de bijlage bij dit besluit opgenomen lijst van personen.
Artikel 2
Dit besluit treedt in werking op de dag van zijn bekendmaking.
Artikel 3
Dit besluit wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Gedaan te Brussel, 29 juli 2005.
Voor de Raad
De voorzitter
J. STRAW
(1) PB L 50 van 20.2.2004, blz. 66.
(2) PB L 153 van 16.6.2005, blz. 37.
BIJLAGE
Lijst van personen bedoeld in de artikelen 4 en 5 van Gemeenschappelijk Standpunt 2004/161/GBVB
1. |
Mugabe, Robert Gabriel |
President, geboren op 21.2.1924 |
2. |
Bonyongwe, Happyton |
Directeur-generaal Centrale Inlichtingendienst, geboren op 6.11.1960 |
3. |
Buka (ook: Bhuka), Flora |
Minister voor Speciale Zaken, verantwoordelijk voor Land- en Relocatieprogramma's (voormalig staatsminister bij het Kabinet van de Vice-President en voormalig staatsminister van het Landhervormingsprogramma bij het Kabinet van de President), geboren op 25.2.1968 |
4. |
Bvudzijena, Wayne |
Ondercommissaris van politie, politiewoordvoerder |
5. |
Chapfika, David |
Onderminister van Financiën (voormalig onderminister van Financiën en Economische Ontwikkeling), geboren op 7.4.1957 |
6. |
Charamba, George |
Permanent secretaris Dienst Voorlichting en Publiciteit, geboren op 4.4.1963 |
7. |
Charumbira, Fortune Zefanaya |
Voormalig onderminister van Plaatselijk Bestuur, Openbare Werken en Nationale Huisvesting, geboren op 10.6.1962 |
8. |
Chigudu, Tinaye |
Gouverneur van de provincie Manicaland |
9. |
Chigwedere, Aeneas Soko |
Minister van Onderwijs, Sport en Cultuur, geboren op 25.11.1939 |
10. |
Chihota, Phineas |
Onderminister van Industrie en Internationale Handel |
11. |
Chihuri, Augustine |
Commissaris van politie, geboren op 10.3.1953 |
12. |
Chimbudzi, Alice |
Commissielid van het ZANU (PF) — Politbureau |
13. |
Chimutengwende, Chen |
Staatsminister van Openbare en Interactieve Zaken (voormalig minister van Post en Telecommunicatie), geboren op 28.8.1943) |
14. |
Chinamasa, Patrick Anthony |
Minister van Justitie en Juridische en Parlementaire Zaken, geboren op 25.1.1947 |
15. |
Chindori-Chininga, Edward Takaruza |
Voormalig minister van Mijnbouw en Mijnontwikkeling, geboren op 14.3.1955 |
16. |
Chipanga, Tongesai Shadreck |
Voormalig onderminister van Binnenlandse Zaken, geboren op 10.10.1946 |
17. |
Chitepo, Victoria |
Commissielid van het ZANU (PF) — Politbureau, geboren op 27.3.1928 |
18. |
Chiwenga, Constantine |
Bevelhebber van de Zimbabwaanse Defensiemacht, Generaal (voormalig bevelhebber Landmacht, Lt Gen), geboren op 25.8.1956 |
19. |
Chiweshe, George |
Voorzitter, Zimbabwaanse kiescommissie (rechter bij het Hooggerechtshof en voorzitter van de controversiële commissie voor de indeling van kieskringen), geboren op 4.6.1953 |
20. |
Chiwewe, Willard |
Gouverneur van de provincie Masvingo (voormalige hoge secretaris voor Speciale Zaken bij het Kabinet van de President), geboren op 19.3.1949 |
21. |
Chombo, Ignatius Morgan Chininya |
Minister van Plaatselijk Bestuur, Openbare Werken en Nationale Huisvesting, geboren op 1.8.1952 |
22. |
Dabengwa, Dumiso |
Hoger Commissielid van het ZANU (PF) — Politbureau, geboren in 1939 |
23. |
Damasane, Abigail |
Onderminister van Vrouwenzaken, Genderkwesties en Maatschappelijk Opbouwwerk |
24. |
Goche, Nicholas Tasunungurwa |
Minister van Overheidsdienst, Arbeid en Welzijn (voormalig staatsminister van Nationale Veiligheid bij het Kabinet van de President), geboren op 1.8.1946 |
25. |
Gombe, G |
Voorzitter van de Commissie voor verkiezingstoezicht |
26. |
Gula-Ndebele, Sobuza |
Voormalig voorzitter van de Commissie voor verkiezingstoezicht |
27. |
Gumbo, Rugare Eleck Ngidi |
Minister van Economische Ontwikkeling (voormalig staatsminister voor staats- en parastatale bedrijven bij het Kabinet van de President), geboren op 8.3.1940 |
28. |
Hove, Richard |
Secretaris van het ZANU (PF) — Politbureau voor Economische Zaken, geboren in 1935 |
29. |
Hungwe, Josaya (ook: Josiah) Dunira |
Voormalig gouverneur van de provincie Masvingo, geboren op 7.11.1935 |
30. |
Jokonya, Tichaona |
Minister van Voorlichting en Publiciteit, geboren op 27.12.1938 |
31. |
Kangai, Kumbirai |
Commissielid van het ZANU (PF) — Politbureau, geboren op 17.2.1938 |
32. |
Karimanzira, David Ishemunyoro Godi |
Gouverneur van Harare en secretaris van het ZANU (PF) — Politbureau voor Financiën, geboren op 25.5.1947 |
33. |
Kasukuwere, Saviour |
Onderminister van Jeugdontwikkeling en Werkgelegenheidsgroei, en ondersecretaris van het ZANU (PF) — Politbureau voor Jeugdzaken, geboren op 23.10.1970 |
34. |
Kaukonde, Ray |
Gouverneur van de provincie Oost-Mashonaland, geboren op 4.3.1963 |
35. |
Kuruneri, Christopher Tichaona |
Voormalig minister van Financiën en Economische Ontwikkeling, geboren op 4.4.1949 NB: momenteel in hechtenis |
36. |
Langa, Andrew |
Onderminister van Milieu en Toerisme (voormalig onderminister van Vervoer en Communicatie) |
37. |
Lesabe, Thenjiwe V. |
Secretaris van het ZANU (PF) — Politbureau voor Vrouwenzaken, geboren in 1933 |
38. |
Machaya, Jason (ook: Jaison) Max Kokerai |
Voormalig onderminister van Mijnbouw en Mijnontwikkeling, geboren op 13.6.1952 |
39. |
Made, Joseph Mtakwese |
Minister van Landbouw en Plattelandsontwikkeling (voormalig minister van Landzaken, Landbouw- en Plattelandsrelocatie), geboren op 21.11.1954 |
40. |
Madzongwe, Edna (ook: Edina) |
Ondersecretaris van het ZANU (PF) — Politbureau voor Productie en Arbeid, geboren op 11.7.1943 |
41. |
Mahofa, Shuvai Ben |
Voormalig onderminister van Jeugdontwikkeling, Genderkwesties en Werkgelegenheidsgroei, geboren op 4.4.1941 |
42. |
Mahoso, Tafataona |
Voorzitter van de Commissie mediavoorlichting |
43. |
Makoni, Simbarashe |
Adjunct-secretaris-generaal van het ZANU (PF) — Politbureau voor Economische Zaken (voormalig minister van Financiën), geboren op 22.3.1950 |
44. |
Makwavarara, Sekesai (vr.) |
Waarnemend burgemeester van Harare (ZANU-PF) |
45. |
Malinga, Joshua |
Ondersecretaris van het ZANU (PF) — Politbureau voor Gehandicapten en Kansarmen, geboren op 28.4.1944 |
46. |
Mangwana, Paul Munyaradzi |
Staatsminister (voormalig minister van Overheidsdienst, Arbeid en Welzijn, geboren op 10.8.1961 |
47. |
Manyika, Elliot Tapfumanei |
Minister zonder portefeuille (voormalig minister van Jeugdontwikkeling, Genderkwesties en Werkgelegenheidsgroei), geboren op 30.7.1955 |
48. |
Manyonda, Kenneth Vhundukai |
Voormalig onderminister voor Industrie en Internationale Handel, geboren op 10.8.1934 |
49. |
Marumahoko, Rueben |
Onderminister van Binnenlandse Zaken (voormalig onderminister van Energie en Energieontwikkeling), geboren op 4.4.1948 |
50. |
Masawi, Eprahim Sango |
Gouverneur van de provincie Centraal-Mashonaland |
51. |
Masuku, Angeline |
Gouverneur van de provincie Zuid-Matabeleland (Secretaris van het ZANU (PF) — Politbureau voor Gehandicapten en Kansarmen), geboren op 14.10.1936 |
52. |
Mathema, Cain |
Gouverneur van de provincie Bulawayo |
53. |
Mathuthu, Thokozile |
Gouverneur van de provincie Noord-Matabeleland en ondersecretaris van het ZANU (PF) — Politbureau voor Vervoer en Welzijn |
54. |
Matiza, Joel Biggie |
Onderminister van Plattelandshuisvesting en Sociale Voorzieningen, geboren op 17.8.1960 |
55. |
Matonga, Brighton |
Onderminister van Voorlichting en Publiciteit, geboren in 1969 |
56. |
Matshalaga, Obert |
Onderminister van Buitenlandse Zaken |
57. |
Matshiya, Melusi (Mike) |
Permanent secretaris, ministerie van Binnenlandse Zaken |
58. |
Mbiriri, Partson |
Permanent secretaris, ministerie van Plaatselijk Bestuur, Openbare Werken en Stadsontwikkeling |
59. |
Midzi, Amos Bernard (ook: Mugenva) |
Minister van Mijnbouw en Mijnontwikkeling (voormalige minister van Energie en Energieontwikkeling), geboren op 4.7.1952 |
60. |
Mnangagwa, Emmerson Dambudzo |
Minister van Plattelandshuisvesting en Sociale Voorzieningen (voormalig Parlementsvoorzitter), geboren op 15.9.1946 |
61. |
Mohadi, Kembo Campbell Dugishi |
Minister van Binnenlandse Zaken (voormalig onderminister van Plaatselijk Bestuur, Openbare Werken en Nationale Huisvesting), geboren op 15.11.1949 |
62. |
Moyo, Jonathan |
Voormalig staatsminister van Voorlichting en Publiciteit bij het Kabinet van de President, geboren op 12.1.1957 |
63. |
Moyo, July Gabarari |
Voormalig minister van Energie en Energieontwikkeling (voormalig minister van Overheidsdienst, Arbeid en Welzijn), geboren op 7.5.1950 |
64. |
Moyo, Simon Khaya |
Ondersecretaris van het ZANU (PF) — Politbureau voor Juridische Zaken, geboren in 1945 NB: ambassadeur in Zuid-Afrika |
65. |
Mpofu, Obert Moses |
Minister van Industrie en Internationale Handel (voormalig gouverneur van de provincie Noord-Matabeleland) (Ondersecretaris van het ZANU (PF) — Politbureau voor Nationale Veiligheid), geboren op 12.10.1951 |
66. |
Msika, Joseph W. |
Vice-President, geboren op 6.12.1923 |
67. |
Msipa, Cephas George |
Gouverneur van de provincie Midlands, geboren op 7.7.1931. |
68. |
Muchena, Olivia Nyembesi (ook: Nyembezi) |
Staatsminister van Wetenschap en Technologie bij het kabinet van de President (voormalig staatsminister bij het Kabinet van Vice-President Msika), geboren op 18.8.1946 |
69. |
Muchinguri, Oppah Chamu Zvipange |
Minister van Vrouwenzaken, Genderkwesties en Maatschappelijk Opbouwwerk, en secretaris van het ZANU (PF) — Politbureau voor Genderkwesties en Cultuur, geboren op 14.12.1958 |
70. |
Mudede, Tobaiwa (Tonneth) |
Griffier-generaal, geboren op 22.12.1942 |
71. |
Mudenge, Isack Stanilaus Gorerazvo |
Minister van Hoger en Tertiair Onderwijs (voormalig minister van Buitenlandse Zaken), geboren op 17.12.1941 |
72. |
Mugabe, Grace |
Echtgenote van Robert Gabriel Mugabe, geboren op 23.7.1965 |
73. |
Mugabe, Sabina |
Hoger Commissielid van het ZANU (PF) — Politbureau, geboren op 14.10.1934 |
74. |
Muguti, Edwin |
Onderminister van Volksgezondheid en Kinderwelzijn, geboren in 1965 |
75. |
Mujuru, Joyce Teurai Ropa |
Vice-President (voormalig minister van Watervoorraden en Infrastructuurontwikkeling), geboren op 15.4.1955 |
76. |
Mujuru, Solomon T.R. |
Hoger Commissielid van het ZANU (PF) — Politbureau, geboren op 1.5.1949. |
77. |
Mumbengegwi, Samuel Creighton |
Voormalig minister van Industrie en Internationale Handel, geboren op 23.10.1942 |
78. |
Mumbengegwi, Simbarashe |
Minister van Buitenlandse Zaken, geboren op 20.7.1945 |
79. |
Murerwa, Herbert Muchemwa |
Minister van Financiën (voormalig minister van Hoger en Tertiair Onderwijs), geboren op 31.7.1941 |
80. |
Musariri, Munyaradzi |
Ondercommissaris van politie |
81. |
Mushohwe, Christopher Chindoti |
Minister van Vervoer en Communicatie (voormalig onderminister van Vervoer en Communicatie), geboren op 6.2.1954 |
82. |
Mutasa, Didymus Noel Edwin |
Minister van Nationale Veiligheid (voormalig minister van Speciale Zaken bij het Kabinet van de President, belast met het anti-corruptie en anti-monopolieprogramma en voormalig secretaris van het ZANU (PF)-Politbureau voor Externe Betrekkingen), geboren op 27.7.1935 |
83. |
Mutezo, Munacho |
Minister van Watervoorraden en Infrastructuurontwikkeling |
84. |
Mutinhiri, Ambros (ook: Ambrose) |
Minister van Jeugdontwikkeling, Genderkwesties en Werkgelegenheidsgroei, brigadegeneraal in ruste |
85. |
Mutiwekuziva, Kenneth Kaparadza |
Onderminister van Ontwikkeling van Kleine en Middelgrote Ondernemingen en Werkgelegenheidsgroei (voormalig onderminister van Ontwikkeling van Kleine en Middelgrote Ondernemingen), geboren op 27.5.1948 |
86. |
Muzenda, Tsitsi V. |
Hoger Commissielid van het ZANU (PF) — Politbureau, geboren op 28.10.1922 |
87. |
Muzonzini, Elisha |
Brigadegeneraal (voormalig directeur-generaal van de Centrale Inlichtingendienst), geboren op 24.6.1957 |
88. |
Ncube, Abedinico |
Onderminister van Overheidsdienst, Arbeid en Welzijn (voormalig onderminister van Buitenlandse Zaken), geboren op 13.10.1954 |
89. |
Ndlovu, Naison K. |
Secretaris van het ZANU (PF) — Politbureau voor Productie en Arbeid, geboren op 22.10.1930 |
90. |
Ndlovu, Richard |
Ondersecretaris van het ZANU (PF) — Politbureau voor het commissariaat, geboren op 20.6.1942 |
91. |
Ndlovu, Sikhanyiso |
Ondersecretaris van het ZANU (PF) — Politbureau voor het commissariaat, geboren op 20.09.1949 |
92. |
Nguni, Sylvester |
Onderminister van Landbouw, geboren op 04.8.1955 |
93. |
Nhema, Francis |
Minister van Milieu en Toerisme, geboren op 17.4.1959 |
94. |
Nkomo, John Landa |
Parlementsvoorzitter (voormalig minister voor Speciale Zaken bij het Kabinet van de President), geboren op 22.8.1934 |
95. |
Nyambuya, Michael Reuben |
Minister van Energie en Energieontwikkeling (voormalig luitenant-generaal, Gouverneur van de provincie Manicaland), geboren op 23.7.1955 |
96. |
Nyanhongo, Magadzire Hubert |
Onderminister van Vervoer en Communicatie |
97. |
Nyathi, George |
Ondersecretaris van het ZANU (PF) — Politbureau voor Wetenschap en Technologie |
98. |
Nyoni, Sithembiso Gile Glad |
Minister van Ontwikkeling van Kleine en Middelgrote Ondernemingen en Werkgelegenheidsgroei (voormalig minister van Ontwikkeling van Kleine en Middelgrote Ondernemingen), geboren op 20.9.1949 |
99. |
Parirenyatwa, David Pagwese |
Minister van Volksgezondheid en Kinderwelzijn (voormalig onderminister), geboren op 2.8.1950 |
100. |
Patel, Khantibhal |
Ondersecretaris van het ZANU (PF) — Politbureau voor Genderkwesties en Cultuur |
101. |
Pote, Selina M. |
Ondersecretaris van het ZANU (PF) — Politbureau voor Genderkwesties en Cultuur |
102. |
Rusere, Tino |
Onderminister van Mijnbouw en Mijnontwikkeling (voormalig onderminister van Watervoorraden en Infrastructuurontwikkeling, geboren op 10.5.1945 |
103. |
Sakabuya, Morris |
Onderminister van Plaatselijk Bestuur, Openbare Werken en Stadsontwikkeling |
104. |
Sakupwanya, Stanley |
Ondersecretaris van het ZANU (PF) — Politbureau voor Volksgezondheid en Kinderwelzijn |
105. |
Samkange, Nelson Tapera Crispen |
Gouverneur van de provincie West-Mashonaland |
106. |
Sandi ou Sachi, E. (?) |
Ondersecretaris van het ZANU (PF) — Politbureau voor Vrouwenzaken |
107. |
Savanhu, Tendai |
Ondersecretaris van het ZANU (PF) — Politbureau voor Vervoer en Welzijn, geboren 21.3.1968 |
108. |
Sekeramayi, Sydney (ook: Sidney) Tigere |
Minister van Defensie, geboren op 30.3.1944 |
109. |
Sekeremayi, Lovemore |
Hoofdambtenaar voor de organisatie van de verkiezingen |
110. |
Shamu, Webster |
Staatsminister voor Beleidsimplementatie (voormalig Staatsminister voor Beleidsimplementatie bij het Kabinet van de President), geboren op 6.6.1945 |
111. |
Shamuyarira, Nathan Marwirakuwa |
Secretaris van het ZANU (PF) — Politbureau voor Voorlichting en Publiciteit, geboren op 29.9.1928 |
112. |
Shiri, Perence |
Luitenant-generaal (Luchtmacht), geboren op 1.11.1955 |
113. |
Shumba, Isaiah Masvayamwando |
Onderminister van Onderwijs, Sport en Cultuur, geboren op 3.1.1949 |
114. |
Sibanda, Jabulani |
Voormalig voorzitter Nationale Vereniging van Oorlogsveteranen, geboren op 31.12.1970 |
115. |
Sibanda, Misheck Julius Mpande |
Kabinetssecretaris (opvolger van nr. 122 Charles Utete), geboren op 3.5.1949 |
116. |
Sibanda, Phillip Valerio (ook: Valentine) |
Bevelhebber van het Zimbabwaanse Nationale Leger, Luitenant-generaal, geboren op 25.8.1956 |
117. |
Sikosana, Absolom |
Secretaris van het ZANU (PF) — Politbureau voor Jeugdzaken |
118. |
Stamps, Timothy |
Adviseur Volksgezondheid bij het Kabinet van de President, geboren op 15.10.1936 |
119. |
Tawengwa, Solomon Chirume |
Ondersecretaris van het ZANU (PF) — Politbureau voor Financiën, geboren op 15.6.1940 |
120. |
Tungamirai, Josiah T. |
Staatsminister voor Inheems bewustzijn en Empowerment, luitenant-generaal in ruste (voormalig secretaris van het ZANU (PF)-Politbureau voor Inheems bewustzijn en Empowerment), geboren op 8.10.1948 |
121. |
Udenge, Samuel |
Onderminister van Economische Ontwikkeling |
122. |
Utete, Charles |
Voorzitter van de Presidentiële commissie voor landherziening (voormalig Kabinetssecretaris), geboren op 30.10.1938 |
123. |
Veterai, Edmore |
Hoofd ondercommissaris van politie, politiecommandant Harare |
124. |
Zimonte, Paradzai |
Hoofd Strafinrichtingen, geboren op 4.3.1947 |
125. |
Zhuwao, Patrick |
Onderminister van Wetenschap en Technologie (NB: neef van Mugabe) |
126. |
Zvinavashe, Vitalis |
Generaal in ruste (voormalig Chef Defensiestaf), geboren op 27.9.1943 |