ISSN 1725-2598

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 132

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

48e jaargang
26 mei 2005


Inhoud

 

I   Besluiten waarvan de publicatie voorwaarde is voor de toepassing

Bladzijde

 

*

Verordening (EG) nr. 785/2005 van de Raad van 23 mei 2005 tot beëindiging van het tussentijdse onderzoek naar de antidumpingmaatregelen die van toepassing zijn op silicium uit de Volksrepubliek China

1

 

 

Verordening (EG) nr. 786/2005 van de Commissie van 25 mei 2005 tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

6

 

 

Verordening (EG) nr. 787/2005 van de Commissie van 25 mei 2005 betreffende de afgifte van invoercertificaten voor rietsuiker in het kader van bepaalde tariefcontingenten en preferentiële overeenkomsten

8

 

 

Verordening (EG) nr. 788/2005 van de Commissie van 25 mei 2005 houdende vaststelling van het definitieve eenheidsbedrag van de restitutie, en van het percentage in de sector groenten en fruit afgegeven uitvoercertificaten van het B-stelsel (tomaten, sinaasappelen, citroenen en appelen)

11

 

*

Verordening (EG) nr. 789/2005 van de Commissie van 25 mei 2005 tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1858/93 houdende toepassingsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 404/93 van de Raad ten aanzien van de regeling inzake compenserende steun voor verlies aan opbrengsten uit de afzet in de sector bananen

13

 

*

Verordening (EG) nr. 790/2005 van de Commissie van 25 mei 2005 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2406/96 van de Raad houdende vaststelling van gemeenschappelijke handelsnormen voor bepaalde visserijproducten

15

 

 

Besluiten aangenomen krachtens titel V van het Verdrag betreffende de Europese Unie

 

*

Besluit 2005/395/GBVB van de Raad van 10 mei 2005 tot wijziging van Besluit 2001/80/GBVB houdende instelling van de Militaire Staf van de Europese Unie

17

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


I Besluiten waarvan de publicatie voorwaarde is voor de toepassing

26.5.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 132/1


VERORDENING (EG) Nr. 785/2005 VAN DE RAAD

van 23 mei 2005

tot beëindiging van het tussentijdse onderzoek naar de antidumpingmaatregelen die van toepassing zijn op silicium uit de Volksrepubliek China

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad van 22 december 1995 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (1) („de basisverordening”), en met name op artikel 11, lid 3, en artikel 22, onder c),

Gelet op het voorstel dat de Commissie na overleg in het Raadgevend Comité heeft ingediend,

Overwegende hetgeen volgt:

A.   PROCEDURE

1.   Thans geldende maatregelen

(1)

In maart 2004 heeft de Raad, na een onderzoek bij het vervallen van de antidumpingmaatregelen, bij Verordening (EG) nr. 398/2004 (2) een definitief antidumpingrecht ingesteld op silicium uit de Volksrepubliek China („China”). Dit recht, dat van toepassing is op de nettoprijs, franco grens Gemeenschap vóór inklaring, bedraagt 49 %.

2.   Opening van het heronderzoek

(2)

Op 20 maart 2004 heeft de Commissie, met een bericht (3) in het Publicatieblad van de Europese Unie, de inleiding aangekondigd van een tussentijdse procedure voor de eventuele herziening van de antidumpingmaatregelen die van toepassing zijn op silicium uit China ingevolge artikel 11, lid 3 en artikel 22 onder c), van de basisverordening.

(3)

De tussentijdse herzieningsprocedure werd geopend op initiatief van de Commissie en had ten doel na te gaan of de antidumpingmaatregelen ten gevolge van de uitbreiding van de Europese Unie in mei 2004 („de uitbreiding”) — rekening houdend met het aspect „belang van de Gemeenschap” — moesten worden aangepast om te voorkomen dat belanghebbenden, waaronder verwerkende bedrijven, distributeurs en consumenten van het betrokken product, hierdoor plotseling een groot nadeel zouden ondervinden.

3.   Betrokken product

(4)

Het onderzoek had betrekking op hetzelfde product als de antidumpingprocedure die tot de instelling van de thans geldende antidumpingmaatregelen heeft geleid, namelijk silicium, ingedeeld onder GN-code 2804 69 00 (met een siliciumgehalte van minder dan 99,99 gewichtsprocenten). Silicium met een hogere zuiverheid, d.w.z. met een siliciumgehalte van ten minste 99,99 gewichtsprocenten, dat doorgaans wordt gebruikt bij de productie van elektronische halfgeleiders, is ingedeeld onder een andere GN-code en valt buiten deze procedure.

4.   Onderzoek

(5)

De Commissie heeft de haar bekende importeurs, verwerkende bedrijven en de Chinese exporteurs en hun organisaties van de inleiding van de herzieningsprocedure in kennis gesteld alsmede hun organisaties, de vertegenwoordigers van China en de EG-producenten. Belanghebbenden werden in de gelegenheid gesteld om hun standpunt binnen de bij het bericht van inleiding vastgestelde termijn schriftelijk bekend te maken en te verzoeken te worden gehoord.

(6)

De China Chamber of Commerce of Metals, Minerals & Chemicals Importers & Exporters (CCCMC), de organisatie van EG-producenten („Euroalliages”), handelaren/importeurs, de autoriteiten van sommige, op 1 mei 2004 tot de Europese Unie toegetreden lidstaten („de EU-10”) en siliciumverwerkende bedrijven in de EU-10 hebben hun standpunt schriftelijk bekendgemaakt. Alle partijen die binnen de termijn verzochten te worden gehoord en konden aantonen dat er bijzondere redenen waren om hen te horen, werden gehoord.

(7)

De Commissie heeft alle gegevens die zij nodig had om vast te stellen of de thans geldende maatregelen nog passend waren, verzameld en gecontroleerd.

B.   RESULTATEN EN BEËINDIGING VAN HET TUSSENTIJDSE ONDERZOEK

1.   Invoer van silicium uit China in de EU-10

(8)

Volgens Eurostat is de invoer van silicium uit China in de EU-10 in 2001 en 2002 gemiddeld met ongeveer 13 % per jaar gestegen. In 2003 steeg de invoer met ongeveer 54 % ten gevolge van de aanzienlijke stijging in de periode oktober-december.

(9)

Bovendien vond, net vóór de uitbreiding, d.w.z. in de periode januari-april 2004 een abnormale stijging van de invoer plaats, namelijk met ongeveer 120 % ten opzichte van dezelfde periode van het voorgaande jaar.

(10)

Voorts is bij het onderzoek gebleken dat de invoer van silicium uit China in de EU-10 na de uitbreiding is gedaald. Deze daling zou verklaard kunnen worden door de abnormale stijging van de invoer vóór de uitbreiding.

(11)

Bovendien blijkt uit de statistieken over de invoer in de EU-10 over de periode na de uitbreiding dat de daling van de invoer uit China samenviel met een progressieve stijging van de invoer uit Noorwegen, Brazilië en van de 15 lidstaten waaruit de Europese Unie vóór de uitbreiding bestond („de EU-15”).

2.   Verbruik van silicium in de EU-10

(12)

Het verbruik van silicium in de EU-10 werd vastgesteld aan de hand van de totale invoer minus de totale uitvoer. Er werd geen melding gemaakt van siliciumproductie in de EU-10.

(13)

Rekening houdend met de abnormale stijging van de invoer uit China vóór de uitbreiding werd het nodig geacht enige correcties aan te brengen op de invoercijfers over 2003 en 2004 om de omvang van de invoer vast te stellen die, indien de uitbreiding niet had plaatsgevonden, in deze periode normaal zou zijn geweest.

(14)

In dat verband werd vastgesteld dat de jaarlijkse stijging van de invoer uit China in 2001 en 2002 13 % bedroeg. Op grond hiervan werd een normale invoer uit China voor 2003 en 2004 vastgesteld door het invoervolume van de voorgaande jaren met 13 % te verhogen om het invoervolume te verkrijgen dat naar verwachting, indien geen uitbreiding had plaatsgevonden, in die jaren zou zijn bereikt.

(15)

Volgens dezelfde methode werd de uitvoer uit de EU-10 in 2004 geraamd door aan de totale uitvoer in 2003 80 % toe te voegen, daar dit de gemiddelde jaarlijkse stijging was geweest van de uitvoer in 2002 en 2003.

Tabel 1

Verbruik van silicium in de EU-10

(in ton)

Jaar

2000

2001

2002

2003

2004 (raming)

Invoer in de EU-10

18 815

19 802

22 661

23 855 (raming)

26 957

Uitvoer uit de EU-10

37

6

84

153

275

Totaal verbruik in de EU-10

18 778

19 795

22 576

23 703

26 682

Bron: Eurostat en geraamde gegevens voor 2003 en 2004.

(16)

Gelet op het bovenstaande werd vastgesteld dat het verbruik in de EU-10 ongeveer 6 % bedraagt van het verbruik in de EU-15, zoals geraamd in het kader van het laatste onderzoek bij het vervallen van de antidumpingmaatregelen ten aanzien van silicium uit China in Verordening (EG) nr. 398/2004.

3.   Andere aanbieders die aan de vraag in de EU-10 kunnen voldoen

(17)

Bij het onderzoek bleek dat er voldoende andere aanbieders van het betrokken product dan China zijn die aan de vraag in de EU-10 kunnen voldoen, zelfs indien de invoer uit China, door de uitbreiding van het antidumpingrecht van de EU-15 tot de EU-10, volledig zou wegvallen of zou afnemen.

(18)

18 000 ton silicium kunnen eventueel uit de EU-15 worden geleverd. Dit bleek bij het meest recente onderzoek bij het vervallen van de antidumpingmaatregelen ten aanzien van silicium uit China, waarbij werd vastgesteld dat de siliciumproductie in de EU-15 in 2001 ongeveer 148 000 ton bedroeg. In het kader van hetzelfde onderzoek werd vastgesteld dat de productiecapaciteit in de EU-15 ongeveer 166 000 ton bedroeg, zodat de overcapaciteit ongeveer 18 000 ton bedroeg.

(19)

Bovendien zijn er andere mogelijke leveranciers van silicium (die niet aan antidumpingrechten onderworpen zijn), onder meer Noorwegen (dat een overcapaciteit van 18 000 ton heeft), Brazilië, Canada en de Verenigde Staten.

(20)

Zoals in overweging 11 vermeld, werd in de periode na de uitbreiding, d.w.z. de periode mei-november 2004, waarvoor Eurostat over betrouwbare gegevens beschikt, vastgesteld dat de invoer in de EU-10 uit andere landen, met name Noorwegen en Brazilië, alsmede de invoer uit de EU-15 geleidelijk is gestegen. De invoer uit de EU-15, Noorwegen en Brazilië nam respectievelijk toe met een factor 4, 5 en 6 in vergelijking met dezelfde periode in 2003.

Tabel 2

Invoer in de EU-10 uit Noorwegen, Brazilië en de EU-15

(in ton)

Periode van het jaar

Invoer uit de EU-15

Invoer uit Noorwegen

Invoer uit Brazilië

Mei-november 2003

2 070

238

152

Mei-november 2004

7 772

1 144

975

(21)

Gezien het bovenstaande is er geen dwingende reden om aan te nemen dat er op de markt van de EU-10 een tekort zal ontstaan aan silicium.

4.   Weerslag op de kosten

(22)

Diverse belanghebbenden beweerden dat silicium een halffabrikaat is dat slechts wordt gebruikt door een handvol verwerkende bedrijven in de nieuwe lidstaten, met name voor de vervaardiging van legeringen van secundair aluminium.

(23)

Producenten van aluminium in de EU-10 hebben bevestigd dat de gemiddelde hoeveelheid silicium die bij de productie van legeringen van secundair aluminium wordt verbruikt, varieert van 3 % tot 13,5 %.

(24)

Uit het onderzoek is gebleken dat een hogere siliciumprijs in de EU-10 of de overschakeling op andere leveranciers waarschijnlijk slechts geringe gevolgen zal hebben voor de productiekosten van de verwerkende bedrijven in de EU-10.

(25)

Rekening houdend met het bovenvermelde siliciumverbruik bij de productie van legeringen van secundair aluminium en met het antidumpingrecht op silicium uit China, namelijk 49 %, zouden de kosten die hierdoor voor de producenten van legeringen van secundair aluminium ontstaan slechts 1,47 % tot 6,6 % van de totale productiekosten van legeringen van secundair aluminium bedragen.

(26)

Sommige belanghebbenden wezen erop dat door de uitbreiding van de antidumpingmaatregelen tot de invoer in de EU-10 andere leveringsbronnen van silicium waren gezocht, maar dat de levering uit die andere bronnen tot een stijging van de prijzen van silicium met ongeveer 34 % hadden geleid. De invloed op de kosten van de producenten van legeringen van secundair aluminium zouden dan zelfs nog minder zijn, namelijk van 1 % tot 4,6 % van de totale productiekosten van legeringen van secundair aluminium.

5.   Opmerkingen van belanghebbenden

(27)

Verschillende importeurs en verwerkende bedrijven voerden aan dat in de EU-10 een tekort aan silicium zal ontstaan. Zoals echter reeds vermeld in de overwegingen 11, 19 en 20 is de invoer van silicium uit China in de EU-10 na de uitbreiding geleidelijk vervangen door de invoer van silicium uit de EU-15, Noorwegen en Brazilië. Er is derhalve geen reden om aan te nemen dat er in de EU-10 een tekort aan silicium zal ontstaan.

(28)

Een van de verwerkende bedrijven in de EU-10 en de Slowaakse en Sloveense autoriteiten voerden aan dat silicium uit andere landen van een andere kwaliteit is dan silicium uit China. In dit verband wordt erop gewezen dat in Verordening (EG) nr. 398/2004 tot beëindiging van het tussentijdse onderzoek bij het vervallen van de antidumpingmaatregelen ten aanzien van silicium uit China werd gesteld dat silicium uit China, uit Noorwegen en silicium dat in de Europese Gemeenschap door EG-producenten wordt vervaardigd dezelfde fysische en chemische basiskenmerken hebben en voor dezelfde doeleinden worden gebruikt. Derhalve worden deze producten beschouwd als soortgelijke producten in de zin van artikel 1, lid 4 van de basisverordening. Er moesten geen correcties voor kwaliteitsverschillen worden toegepast. Derhalve is er geen reden om aan te nemen dat silicium uit bovenvermelde landen dat ter vervanging van silicium uit China in de EU-10 wordt ingevoerd, van een andere kwaliteit is. Bovendien blijkt uit de stijging van de invoer uit andere landen — zie de overwegingen 11, 19 en 20 van deze verordening — dat de producten onderling verwisselbaar zijn.

(29)

Hetzelfde verwerkende bedrijf voerde ook aan dat de gevolgen voor de kosten van de producenten van legeringen van secundair aluminium niet verwaarloosbaar waren, gezien de lage winstmarges in deze sector. Er wordt aan herinnerd dat in de overwegingen 25 en 26 geconcludeerd werd dat de uitbreiding van de antidumpingmaatregelen slechts geringe gevolgen zal hebben voor de bedrijven in de EU-10 die silicium verwerken: de totale kosten van de producenten van legeringen van secundair aluminium zullen ten hoogste met 6,6 % stijgen. Dit was geen voldoende dwingende reden om de huidige maatregelen te wijzigen en overgangsmaatregelen in te voeren. Deze gevolgen waren immers niet aanmerkelijk verschillend van de gevolgen die verwacht werden bij het onderzoek dat in 2004 tot de instelling van de definitieve antidumpingmaatregelen heeft geleid voor de EU-15. Ook toen werd geconcludeerd dat de maatregelen geen aanmerkelijke gevolgen voor de verwerkende bedrijven zouden hebben.

6.   Conclusie

(30)

Gezien de geringe gevolgen van het antidumpingrecht voor de productiekosten van legeringen van secundair aluminium in de EU-10 en het feit dat de EU-10 het betrokken product uit andere bronnen kan betrekken, wordt geconcludeerd dat de uitbreiding van de huidige, voor de EU-15 geldende maatregelen tot de EU-10 waarschijnlijk geen plotselinge en buitengewoon nadelige gevolgen voor de belanghebbenden zal hebben, waaronder bedrijven die het betrokken product verwerken, distributeurs en de consument. Overgangsmaatregelen zijn derhalve niet gerechtvaardigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De tussentijdse procedure voor de eventuele herziening van de antidumpingmaatregelen die van toepassing zijn op silicium uit China die werd ingeleid overeenkomstig artikel 11, lid 3, en artikel 22 onder c), van Verordening (EG) nr. 384/96 wordt beëindigd.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 23 mei 2005.

Voor de Raad

De voorzitter

J.-L. SCHILTZ


(1)  PB L 56 van 6.3.1996, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 461/2004 (PB L 77 van 13.3.2004, blz. 12).

(2)  PB L 66 van 4.3.2004, blz. 15.

(3)  PB C 70 van 20.3.2004, blz. 15.


26.5.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 132/6


VERORDENING (EG) Nr. 786/2005 VAN DE COMMISSIE

van 25 mei 2005

tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 3223/94 van de Commissie van 21 december 1994 houdende uitvoeringsbepalingen van de invoerregeling voor groenten en fruit (1), en met name op artikel 4, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In Verordening (EG) nr. 3223/94 zijn op grond van de multilaterale handelsbesprekingen in het kader van de Uruguayronde de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de periodes die in de bijlage bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt.

(2)

Op grond van de bovenvermelde criteria moeten de forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld op de in de bijlage bij deze verordening vermelde niveaus,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 4 van Verordening (EG) nr. 3223/94 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld zoals aangegeven in de tabel in de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 26 mei 2005.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 25 mei 2005.

Voor de Commissie

J. M. SILVA RODRÍGUEZ

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 337 van 24.12.1994, blz. 66. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1947/2002 (PB L 299 van 1.11.2002, blz. 17).


BIJLAGE

bij de verordening van de Commissie van 25 mei 2005 tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

052

77,3

204

85,3

212

97,2

999

86,6

0707 00 05

052

98,3

204

30,3

999

64,3

0709 90 70

052

91,9

624

50,3

999

71,1

0805 10 20

052

40,8

204

37,6

212

108,2

220

46,5

388

63,6

400

48,8

528

45,4

624

59,1

999

56,3

0805 50 10

052

107,2

388

60,1

524

56,8

528

64,4

624

64,9

999

70,7

0808 10 80

388

92,2

400

94,3

404

78,7

508

57,3

512

70,0

524

64,3

528

66,5

720

49,9

804

96,5

999

74,4

0809 20 95

400

432,0

999

432,0


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 2081/2003 van de Commissie (PB L 313 van 28.11.2003, blz. 11). De code „999” staat voor „andere oorsprong”.


26.5.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 132/8


VERORDENING (EG) Nr. 787/2005 VAN DE COMMISSIE

van 25 mei 2005

betreffende de afgifte van invoercertificaten voor rietsuiker in het kader van bepaalde tariefcontingenten en preferentiële overeenkomsten

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1260/2001 van de Raad van 19 juni 2001 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector suiker (1),

Gelet op Verordening (EG) nr. 1095/96 van de Raad van 18 juni 1996 betreffende de tenuitvoerlegging van de concessies in de lijst CXL die is opgesteld naar aanleiding van de voltooiing van de onderhandelingen in het kader van artikel XXIV, lid 6, van de GATT (2),

Gelet op Verordening (EG) nr. 1159/2003 van de Commissie van 30 juni 2003 tot vaststelling, voor de verkoopseizoenen 2003/2004, 2004/2005 en 2005/2006, van de uitvoeringsbepalingen voor de invoer van rietsuiker in het kader van bepaalde tariefcontingenten en preferentiële overeenkomsten en tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 1464/95 en (EG) nr. 779/96 (3), en met name op artikel 5, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij artikel 9 van Verordening (EG) nr. 1159/2003 zijn de voorwaarden vastgesteld voor de bepaling van de leveringsverplichtingen tegen nulrecht van de producten van GN-code 1701, uitgedrukt in wittesuikerequivalent, voor invoer van oorsprong uit de landen die het ACS-protocol en de overeenkomst met India hebben ondertekend.

(2)

Bij artikel 16 van Verordening (EG) nr. 1159/2003 zijn de voorwaarden vastgesteld voor de bepaling van de tariefcontingenten tegen nulrecht van de producten van GN-code 1701 11 10, uitgedrukt in wittesuikerequivalent, voor invoer van oorsprong uit de landen die het ACS-protocol en de overeenkomst met India hebben ondertekend.

(3)

Bij artikel 22 van Verordening (EG) nr. 1159/2003 zijn tariefcontingenten tegen een recht van 98 EUR per ton geopend voor de invoer van producten van GN-code 1701 11 10 uit Brazilië, Cuba en andere derde landen.

(4)

Overeenkomstig artikel 5, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1159/2003 zijn in de week van 16 tot en met 20 mei 2005 bij de bevoegde instanties aanvragen ingediend voor de afgifte van invoercertificaten voor een totale hoeveelheid die groter is dan de overeenkomstig artikel 9 van Verordening (EG) nr. 1159/2003 per land vastgestelde verplicht te leveren hoeveelheid voor preferentiële suiker ACS-India.

(5)

De Commissie moet derhalve een verlagingscoëfficiënt vaststellen voor de afgifte van certificaten naar rato van de beschikbare hoeveelheid en melden dat de betrokken maximumhoeveelheid is bereikt,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Voor de van 16 tot en met 20 mei 2005 op grond van artikel 5, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1159/2003 ingediende aanvragen voor invoercertificaten worden de certificaten afgegeven voor maximaal de in de bijlage bij deze verordening aangegeven hoeveelheden.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 26 mei 2005.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 25 mei 2005.

Voor de Commissie

J. M. SILVA RODRÍGUEZ

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 178 van 30.6.2001, blz. 1. Verordening laastelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 39/2004 van de Commissie (PB L 6 van 10.1.2004, blz. 2).

(2)  PB L 146 van 20.6.1996, blz. 1.

(3)  PB L 162 van 1.7.2003, blz. 25. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 568/2005 (PB L 97 van 15.4.2005, blz. 9).


BIJLAGE

Preferentiële suiker ACS-INDIA

Titel II van Verordening (EG) nr. 1159/2003

Verkoopseizoen 2004/2005

Betrokken land

Percentage van de aangevraagde hoeveelheden waarvoor certificaten worden afgegeven in de week van 16.-20.5.2005

Maximumhoeveelheid

Barbados

100

 

Belize

0

Bereikt

Congo

100

 

Fiji

0

Bereikt

Guyana

0

Bereikt

India

100

 

Ivoorkust

26,3398

Bereikt

Jamaica

100

 

Kenia

100

 

Madagaskar

100

 

Malawi

0

Bereikt

Mauritius

0

Bereikt

Mozambique

0

Bereikt

Saint Kitts en Nevis

100

 

Swaziland

0

Bereikt

Tanzania

100

 

Trinidad en Tobago

100

 

Zambia

100

 

Zimbabwe

0

Bereikt


Verkoopseizoen 2005/2006

Betrokken land

Percentage van de aangevraagde hoeveelheden waarvoor certificaten worden afgegeven in de week van 16.-20.5.2005

Maximumhoeveelheid

Barbados

 

Belize

100

 

Congo

 

Fiji

100

 

Guyana

100

 

India

 

Ivoorkust

 

Jamaica

 

Kenia

 

Madagaskar

 

Malawi

100

 

Mauritius

100

 

Mozambique

100

 

Saint Kitts en Nevis

 

Swaziland

100

 

Tanzania

 

Trinidad en Tobago

 

Zambia

 

Zimbabwe

100

 

Bijzondere preferentiële suiker

Titel III van Verordening (EG) nr. 1159/2003

Verkoopseizoen 2004/2005

Betrokken land

Percentage van de aangevraagde hoeveelheden waarvoor certificaten worden afgegeven in de week van 16.-20.5.2005

Maximumhoeveelheid

India

0

Bereikt

ACS

100

 


Suiker CXL-concessies

Titel IV van Verordening (EG) nr. 1159/2003

Verkoopseizoen 2004/2005

Betrokken land

Percentage van de aangevraagde hoeveelheden waarvoor certificaten worden afgegeven in de week van 16.-20.5.2005

Maximumhoeveelheid

Brazilië

0

Bereikt

Cuba

0

Bereikt

Andere derde landen

0

Bereikt


26.5.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 132/11


VERORDENING (EG) Nr. 788/2005 VAN DE COMMISSIE

van 25 mei 2005

houdende vaststelling van het definitieve eenheidsbedrag van de restitutie, en van het percentage in de sector groenten en fruit afgegeven uitvoercertificaten van het B-stelsel (tomaten, sinaasappelen, citroenen en appelen)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 2200/96 van de Raad van 28 oktober 1996 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector groenten en fruit (1),

Gelet op Verordening (EG) nr. 1961/2001 van de Commissie van 8 oktober 2001 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 2200/96 van de Raad wat de toekenning van uitvoerrestituties in de sector groenten en fruit betreft (2), en met name op artikel 6, lid 7,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 291/2005 van de Commissie (3) zijn de indicatieve hoeveelheden vastgesteld waarvoor uitvoercertificaten van het B-stelsel kunnen worden afgegeven.

(2)

Het is dienstig om voor de certificaten van het B-stelsel die in de periode van 16 maart 2005 tot 13 mei 2005 voor tomaten, sinaasappelen, citroenen en appelen, het definitieve eenheidsbedrag van de restitutie vast te stellen op het niveau van het indicatieve eenheidsbedrag en om het op de gevraagde hoeveelheden toe te passen afgiftepercentage vast te stellen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Voor de uitvoercertificaataanvragen van het B-stelsel die op grond van artikel 1 van Verordening (EG) nr. 291/2005 zijn ingediend in de periode van 16 maart 2005 tot 13 mei 2005, worden de afgiftepercentages en de eenheidsbedragen van de restitutie die van toepassing zijn, vastgesteld in de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 26 mei 2005.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 25 mei 2005.

Voor de Commissie

J. M. SILVA RODRÍGUEZ

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 297 van 21.11.1996, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 47/2003 van de Commissie (PB L 7 van 11.1.2003, blz. 1).

(2)  PB L 268 van 9.10.2001, blz. 8. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 386/2005 (PB L 62 van 9.3.2005, blz. 3).

(3)  PB L 49 van 22.2.2005, blz. 4.


BIJLAGE

Op de gevraagde hoeveelheden toe te passen afgiftepercentage en eenheidsbedrag van de restitutie, van toepassing op certificaten van het B-stelsel die in de periode van 16 maart 2005 tot 13 mei 2005 zijn aangevraagd (tomaten, sinaasappelen, citroenen en appelen)

Product

Eenheidsbedrag van de restitutie

(EUR/t nettogewicht)

Op de gevraagde hoeveelheden toe te passen afgiftepercentage

Tomaten

30

100 %

Sinaasappelen

35

100 %

Citroenen

55

100 %

Appelen

37

100 %


26.5.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 132/13


VERORDENING (EG) Nr. 789/2005 VAN DE COMMISSIE

van 25 mei 2005

tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1858/93 houdende toepassingsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 404/93 van de Raad ten aanzien van de regeling inzake compenserende steun voor verlies aan opbrengsten uit de afzet in de sector bananen

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 404/93 van de Raad van 13 februari 1993 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector bananen (1), en met name op artikel 14,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In artikel 7 van Verordening (EEG) nr. 1858/93 van de Commissie (2) zijn de uitvoeringsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 404/93 vastgesteld met betrekking tot het indienen van aanvragen om voorschotten en de aanvraag voor de betaling van het saldo van de compenserende steun voor het verlies aan opbrengsten uit de afzet in de sector bananen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 12 van Verordening (EEG) nr. 404/93. Met het oog op een goed beheer en om aan het einde van het jaar zo snel mogelijk over de vereiste gegevens en informatie te beschikken voor met name de vaststelling van de steun, moet worden voorzien in sancties indien de aanvragen voor de betaling van het saldo van de steun te laat worden ingediend.

(2)

Voorts moet nader worden aangegeven welke bewijsstukken de aanvragen voor de betaling moeten vergezellen en moet worden bepaald dat uit die bewijsstukken moet blijken dat de goederen zijn verkocht, en met name dat zij door de koper zijn overgenomen.

(3)

Verordening (EEG) nr. 1858/93 moet derhalve worden gewijzigd.

(4)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor bananen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Artikel 7 van Verordening (EEG) nr. 1858/93 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Lid 2, onder b), derde alinea, wordt vervangen door:

„Indien de aanvraag voor de betaling van het saldo van de steun wordt ingediend na de onder b), eerste alinea, vastgestelde datum wordt het bedrag van het saldo waarop de producent recht zou hebben gehad bij een tijdige indiening van de aanvraag, verminderd met 1 % per werkdag vertraging. Als de vertraging meer dan 15 dagen bedraagt, is de aanvraag niet ontvankelijk.

In uitzonderlijke en naar behoren gemotiveerde gevallen kan de bevoegde autoriteit een na de onder b), eerste alinea, vastgestelde datum ingediende aanvraag voor de betaling van het saldo toch ontvankelijk verklaren, voorzover die vertraging de in artikel 10, lid 1, vastgestelde controle niet in de weg staat. In dat geval is het bepaalde in de vorige alinea niet van toepassing.”.

2)

Lid 4 wordt vervangen door:

„4.   De aanvragen gaan vergezeld van de volgende documenten:

de certificaten van overeenstemming met de normen of, in voorkomend geval, het in artikel 7 van Verordening (EG) nr. 2898/95 van de Commissie (3) bedoelde vrijstellingscertificaat,

de verkoopfacturen,

de vervoerdocumenten, wanneer de bananen buiten de productieregio worden afgezet.

Uit de overgelegde documenten moet blijken dat de goederen door de koper zijn overgenomen.

3)

Het volgende lid 4bis wordt ingevoegd:

„4bis.   Aanvragen die niet de in lid 3 bedoelde gegevens bevatten en niet vergezeld gaan van de in lid 4 genoemde bewijsstukken, zijn niet ontvankelijk.”.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de zevende dag na die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Het bepaalde in artikel 1, punten 2 en 3, is evenwel voor het eerst van toepassing op de aanvragen om voorschotten voor hoeveelheden die in mei en juni 2005 zijn afgezet.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 25 mei 2005.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 47 van 25.2.1993, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij de Toetredingsakte van 2003.

(2)  PB L 170 van 13.7.1993, blz. 5. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 471/2001 (PB L 67 van 9.3.2001, blz. 52).

(3)  PB L 304 van 16.12.1995, blz. 17.”.


26.5.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 132/15


VERORDENING (EG) Nr. 790/2005 VAN DE COMMISSIE

van 25 mei 2005

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2406/96 van de Raad houdende vaststelling van gemeenschappelijke handelsnormen voor bepaalde visserijproducten

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 104/2000 van de Raad van 17 december 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector visserijproducten en producten van de aquacultuur (1), en met name op artikel 2, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In artikel 2, lid 1, van Verordening (EG) nr. 104/2000 is bepaald dat gemeenschappelijke handelsnormen kunnen worden vastgesteld voor de in artikel 1 van die verordening genoemde producten of voor groepen van deze producten.

(2)

Bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 104/2000 bevat een lijst van soorten waarvoor interventiemechanismen gelden. In de Toetredingsakte van 2003 is bepaald dat sprot aan deze bijlage moet worden toegevoegd.

(3)

Het vaststellen van gemeenschappelijke, voor de hele Gemeenschap geharmoniseerde handelsnormen is bijzonder belangrijk voor de goede werking van de in Verordening (EG) nr. 104/2000 vastgestelde interventiemechanismen.

(4)

Verordening (EG) nr. 2406/96 van de Raad van 26 november 1996 houdende vaststelling van gemeenschappelijke handelsnormen voor bepaalde visserijproducten (2) bevat geen normen voor sprot. De werkingssfeer van deze verordening moet worden uitgebreid tot sprot.

(5)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor visserijproducten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EG) nr. 2406/96 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Aan de lijst in artikel 3, lid 1, onder a), wordt het volgende streepje toegevoegd:

„—

Sprot (Sprattus sprattus)”.

2)

De bijlagen I en II worden als volgt gewijzigd:

a)

Aan bijlage I, onder B (Vette vis), wordt het woord „sprot” toegevoegd.

b)

Aan bijlage II worden de in de bijlage bij deze verordening vermelde gegevens toegevoegd.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de zevende dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 25 mei 2005.

Voor de Commissie

Joe BORG

Lid van de Commissie


(1)  PB L 17 van 21.1.2000, blz. 22. Verordening laatstelijk gewijzigd bij de Toetredingsakte van 2003.

(2)  PB L 334 van 23.12.1996, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij de Toetredingsakte van 2003.


BIJLAGE

Grootte-indeling (gewicht)

Volgens de in artikel 7 bedoelde verordeningen toe te passen minimummaat

Soort

Grootte

Kg/vis

Aantal stuks/kg

Gebied

Geografische zone

Minimummaat

Sprot

(Sprattus sprattus)

1

0,004 of meer

250 of minder

 

 

 


Besluiten aangenomen krachtens titel V van het Verdrag betreffende de Europese Unie

26.5.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 132/17


BESLUIT 2005/395/GBVB VAN DE RAAD

van 10 mei 2005

tot wijziging van Besluit 2001/80/GBVB houdende instelling van de Militaire Staf van de Europese Unie

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name op artikel 28, lid 1,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 207, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De huidige organisatie en structuur van de Militaire Staf van de Europese Unie (EUMS) houden geen rekening met een aantal nieuwe taken.

(2)

Voorts kan de Raad, wat het uitvoeren van autonome militaire operaties betreft, in bepaalde omstandigheden op advies van het Militair Comité van de Europese Unie besluiten, gebruik te maken van de collectieve capaciteit van de Militaire Staf van de Europese Unie, met name wanneer een gezamenlijke civiel-militaire reactie vereist is en wanneer er geen nationaal hoofdkwartier is aangewezen.

(3)

Het mandaat en de organisatie van de EUMS dienen bijgevolg te worden gewijzigd.

(4)

Het Politiek en Veiligheidscomité heeft op 12 april 2005 aanbevolen het mandaat en de organisatie van de EUMS te wijzigen.

(5)

Besluit 2001/80/GBVB dient derhalve te worden gewijzigd (1),

BESLUIT:

Artikel 1

Besluit 2001/80/GBVB wordt als volgt gewijzigd:

1)

Artikel 2 wordt vervangen door:

„Artikel 2

Het mandaat en de organisatie van de Militaire Staf van de Europese Unie zijn omschreven in de aan dit besluit gehechte bijlage.”.

2)

Artikel 4 wordt vervangen door:

„Artikel 4

Voor de leden van de Militaire Staf van de Europese Unie gelden de regels die zijn neergelegd in Besluit 2003/479/EG van de Raad van 16 juni 2003 betreffende de regeling die van toepassing is op nationale deskundigen en militairen die bij het secretariaat-generaal van de Raad zijn gedetacheerd (2).

3)

De bijlage bij Besluit 2001/80/GBVB van de Raad wordt vervangen door de bijlage bij dit besluit.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt aangenomen.

Artikel 3

Dit besluit wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 10 mei 2005.

Voor de Raad

De voorzitter

J. KRECKÉ


(1)  PB L 27 van 30.1.2001, blz. 7.

(2)  PB L 160 van 28.6.2003, blz. 72.”.


BIJLAGE

MANDAAT EN ORGANISATIE VAN DE MILITAIRE STAF VAN DE EUROPESE UNIE

1.   Inleiding

In Helsinki hebben de EU-lidstaten besloten binnen de Raad nieuwe permanente politieke en militaire instanties op te zetten om de Europese Unie in staat te stellen haar verantwoordelijkheid te nemen voor het geheel van taken op het gebied van conflictpreventie en crisisbeheersing zoals omschreven in het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU). Overeenkomstig het verslag van Helsinki verstrekt de EUMS „binnen de structuren van de Raad militaire expertise […] en steun voor het GEVDB, met inbegrip van de leiding over door de Europese Unie geleide militaire crisisbeheersingsoperaties”.

De Europese Raad heeft tijdens zijn bijeenkomst op 12 en 13 december 2003 zijn voldoening uitgesproken over het document „Europese defensie: overleg NAVO-EU, planning en operaties”. Op 16 en 17 december 2004 onderschreef de Europese Raad de gedetailleerde voorstellen voor de uitvoering van dit document. Het mandaat van de EUMS wordt gedefinieerd zoals hieronder wordt uiteengezet.

2.   Opdracht

De Militaire Staf heeft opdrachten op het gebied van vroegtijdige waarschuwing, situatiebeoordeling en strategische planning voor de in artikel 17, lid 2, van het Verdrag betreffende de Europese Unie bedoelde opdrachten en taken, met inbegrip van die welke zijn omschreven in de Europese veiligheidsstrategie. Een en ander omvat ook het aanwijzen van Europese nationale en multinationale strijdkrachten en uitvoering geven aan het beleid en de beslissingen overeenkomstig de richtlijnen van het Militair Comité van de Europese Unie (EUMC).

3.   Rol

De EUMS is de bron van militaire expertise voor de Europese Unie.

Hij is de schakel tussen het EUMC, enerzijds, en de militaire middelen die de Europese Unie ter beschikking staan, anderzijds, en hij verstrekt militaire expertise aan de EU-instanties overeenkomstig de richtlijnen van het EUMC.

Hij heeft drie belangrijke operationele functies: vroegtijdige waarschuwing, situatiebeoordeling en strategische planning.

Hij maakt vroegtijdige waarschuwing mogelijk. Hij stelt plannen, evaluaties en aanbevelingen op betreffende het crisisbeheersingsconcept en de algemene militaire strategie en hij geeft uitvoering aan de besluiten en adviezen van het EUMC.

Voor alle in artikel 17, lid 2, van het Verdrag betreffende de Europese Unie bedoelde opdrachten en taken in het kader van door de Europese Unie geleide operaties, met inbegrip van die welke zijn omschreven in de Europese veiligheidsstrategie, ondersteunt hij het EUMC op het gebied van situatiebeoordeling en de militaire aspecten van de strategische planning (1), ongeacht of de Europese Unie gebruik maakt van NAVO-middelen en vermogens.

Hij ondersteunt (op verzoek van de secretaris-generaal/hoge vertegenwoordiger (SG/HV) of het Politiek en Veiligheidscomité (PVC) tijdelijke missies naar derde landen of internationale organisaties, om op verzoek advies en bijstand te leveren over militaire aspecten van conflictpreventie, crisisbeheersing en post-conflictstabilisatie.

Hij draagt bij aan de opstelling, de evaluatie en de herziening van de vermogensdoelstellingen, rekening houdend met de noodzaak voor de betrokken lidstaten om de samenhang met het defensieplanningsproces (DPP) van de NAVO en het plannings- en toetsingsproces (PARP) van het Partnerschap voor de vrede (PFP), volgens overeengekomen procedures te verzekeren.

Hij werkt nauw samen met het Europees Defensieagentschap.

Wat betreft de strijdkrachten en vermogens die de lidstaten ter beschikking stellen van de Europese Unie, is hij verantwoordelijk voor het toezicht op, de evaluatie van en het opstellen van aanbevelingen met betrekking tot opleiding, oefeningen en interoperabiliteit.

Hij houdt, voornamelijk via de Civiel/Militaire Cel, het vermogen in stand om het nationale hoofdkwartier te versterken dat is aangewezen om een autonome EU-operatie uit te voeren.

Hij dient, via de Civiel/Militaire Cel, het vermogen te leveren om een autonome militaire EU-operatie te plannen en uit te voeren, en houdt het vermogen in stand om voor een specifieke operatie snel een operatiecentrum op te zetten, met name wanneer een gezamenlijke civiel-militaire reactie vereist is en wanneer er geen nationaal hoofdkwartier is aangewezen, zodra de Raad op advies van het EUMC een besluit over die operatie heeft genomen.

4.   Taken

De EUMS verstrekt onder leiding van het EUMC militaire expertise aan de secretaris-generaal/hoge vertegenwoordiger en aan EU-instanties.

Hij volgt potentiële crisissen op basis van adequate nationale en multinationale inlichtingenvermogens.

Hij voorziet het Situatiecentrum van militaire informatie en is ontvanger van de output daarvan.

Hij voert de militaire aspecten van de strategische voorplanning uit.

In coördinatie met de NAVO stelt hij een lijst op van de Europese nationale en multinationale strijdkrachten voor door de Europese Unie geleide operaties.

Hij draagt bij tot de ontwikkeling en voorbereiding (met inbegrip van opleiding en oefeningen) van de door de lidstaten ter beschikking van de Europese Unie gestelde nationale en multinationale strijdkrachten. De regels voor de betrekkingen met de NAVO worden in de desbetreffende documenten bepaald.

Hij organiseert en coördineert de procedures met de nationale, multinationale en NAVO-hoofdkwartieren die de Europese Unie ter beschikking staan, waarbij hij zoveel mogelijk zorgt voor verenigbaarheid met de NAVO-procedures.

Hij draagt bij tot de militaire aspecten van de EVDB-dimensie van terrorismebestrijding.

Hij draagt bij tot de ontwikkeling van concepten, doctrine, plannen en procedures voor het gebruik van militaire middelen en vermogens voor operaties ter beheersing van de gevolgen van door de natuur of door de mens veroorzaakte rampen.

Hij programmeert, plant, leidt en evalueert de militaire aspecten van de EU-crisisbeheersingsprocedures, inclusief het valideren van EU-NAVO-procedures.

Hij neemt deel aan de financiële raming van operaties en oefeningen.

Hij onderhoudt contacten met de nationale hoofdkwartieren en met de multinationale hoofdkwartieren van de multinationale strijdkrachten.

Hij onderhoudt permanente betrekkingen met de NAVO overeenkomstig de permanente regelingen tussen de Europese Unie en de NAVO.

Hij beschikt over een NAVO-Verbindingsteam bij de EUMS en een EU-cel bij SHAPE, overeenkomstig het verslag van het voorzitterschap over het EVDB dat op 13 december 2004 door de Raad is goedgekeurd.

Hij onderhoudt passende betrekkingen met de aangewezen correspondenten bij de Verenigde Naties en andere internationale organisaties, waaronder de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE) en de Afrikaanse Unie (AU), afhankelijk van de instemming van deze organisaties.

Hij draagt bij aan het noodzakelijk alomvattend leerervaringsproces.

Via de Civiel/Militaire Cel uitgevoerde taken:

Hij houdt zich op initiatief van de SG/HV of het PVC bezig met strategische noodplanning;

Hij draagt bij tot de ontwikkeling van doctrine/concepten en trekt daarbij lering uit civiel/militaire operaties en oefeningen;

Hij bereidt de concepten en procedures voor het operatiecentrum van de Europese Unie voor en zorgt ervoor dat het personeel, de faciliteiten en de uitrusting van het operatiecentrum beschikbaar en gereed zijn voor operaties, oefeningen en opleiding;

Hij zorgt voor het onderhoud, de actualisering en de vervanging van de uitrusting van het operatiecentrum van de Europese Unie en onderhoudt de gebouwen en het terrein.

a)   Aanvullende taken in crisisbeheersingssituaties

De EUMS vraagt en verwerkt specifieke informatie van de inlichtingenorganisaties en andere relevante informatie uit alle beschikbare bronnen.

Hij steunt het EUMC in diens bijdragen tot de initiële planningsleidraad en de planningsrichtlijnen van het PVC.

Hij ontwikkelt militaire strategische opties als basis voor het militaire advies van het EUMC aan het PVC en bepaalt de prioriteiten daarvan, door:

ruime initiële opties te definiëren;

wanneer nodig, gebruik te maken van planningsondersteuning van externe bronnen die deze opties nader zullen analyseren en meer in detail zullen ontwikkelen;

het resultaat van deze meer diepgaande behandeling te evalueren en opdracht te geven voor de eventueel nog noodzakelijke werkzaamheden;

het EUMC een algemene beoordeling voor te leggen; hij duidt in voorkomend geval prioriteiten en aanbevelingen aan.

Hij bepaalt in coördinatie met de nationale planningsstaven en, indien nodig, de NAVO welke strijdkrachten aan eventuele door de Europese Unie geleide operaties zouden kunnen deelnemen.

Hij staat de operationele commandant bij in technische uitwisselingen met derde landen die militaire bijdragen aan een door de Europese Unie geleide operatie aanbieden, alsook in de voorbereiding van de conferentie voor de vorming van strijdkrachten.

Hij houdt crisissituaties voortdurend in het oog.

Via de Civiel/Militaire Cel uitgevoerde taken:

Hij verleent, naar aanleiding van een verzoek van DG E aan de DGEUMS, bijstand bij de politiek-militaire strategische planning van de reactie op een crisis onder de verantwoordelijkheid van DG E (voorbereiding van een CMC (crisisbeheersingsconcept), gezamenlijk optreden, enz.).

Hij draagt bij tot de strategische planning van de reactie op een crisis voor gezamenlijke civiel/militaire operaties door de ontwikkeling van strategische opties zoals voorzien in de crisisbeheersingsprocedures. Deze planning valt onder de rechtstreekse verantwoordelijkheid van de DGEUMS en DG E en onder het algehele gezag van de SG/HV.

Hij verleent, naar aanleiding van een verzoek van DG E aan de DGEUMS, bijstand bij de civiele strategische planning van de reactie op een crisis onder de verantwoordelijkheid van DG E (voorbereiding van PSO, CSO, enz.).

b)   Aanvullende taken tijdens operaties

De EUMS houdt onder leiding van het EUMC voortdurend toezicht op alle militaire aspecten van de operaties. Hij maakt strategische analyses in overleg met de aangewezen operationele commandant om het EUMC te steunen in zijn rol als adviseur van het PVC, dat de strategische leiding in handen heeft.

Hij reikt in het licht van de politieke en operationele ontwikkelingen aan het EUMC nieuwe opties aan als basis voor het militaire advies van het EUMC aan het PVC.

Hij draagt bij tot de versterkte kern en, indien nodig, tot de verdere uitbreiding van het operatiecentrum van de Europese Unie.

Via de Civiel/Militaire Cel uitgevoerde taken:

Hij stelt de vaste kern van het operatiecentrum van de Europese Unie ter beschikking.

Hij draagt bij tot de coördinatie van civiele operaties. Deze operaties worden uitgevoerd onder het gezag van DG E. Hij levert een bijdrage op het stuk van de planning, de ondersteuning (met inbegrip van het eventuele aanwenden van militaire middelen) en het uitvoeren van civiele operaties (op strategisch niveau blijft DG E bevoegd).

5.   Organisatie

De EUMS werkt onder de militaire leiding van het EUMC, waaraan hij rapporteert.

De EUMS is een afdeling van het secretariaat van de Raad die rechtstreeks aan de secretaris-generaal/hoge vertegenwoordiger is toegevoegd, en werkt nauw samen met andere afdelingen van het Raadssecretariaat.

De EUMS wordt geleid door de DGEUMS, een driesterren-vlagofficier.

Hij bestaat uit door de lidstaten gedetacheerd personeel dat in internationaal verband optreedt overeenkomstig de regeling die van toepassing is op nationale deskundigen en militairen die bij het secretariaat-generaal van de Raad zijn gedetacheerd, alsmede uit door het secretariaat-generaal van de Raad en de Commissie gedetacheerde ambtenaren. Teneinde de selectieprocedure van de EUMS te verbeteren, worden de lidstaten aangemoedigd om voor elke aangevraagde betrekking meer dan één kandidaat voor te dragen.

Om alle opdrachten en taken volledig te kunnen beheersen, wordt de EUMS georganiseerd volgens het bijgaande schema.

In crisisbeheersingssituaties of -oefeningen kan de EUMS crisisactieteams (CAT’s) instellen, steunend op eigen expertise, personeel en infrastructuur. Tevens kan hij de EU-lidstaten, indien nodig, via het EUMC om personeel verzoeken voor een tijdelijke uitbreiding.

De opdracht, functie en organisatie van de Civiel/Militaire Cel en de configuratie van het operatiecentrum zijn door de Raad op 13 december 2004 goedgekeurd en door de Europese Raad op 16-17 december 2004 bevestigd. Het EUMC zal via de DGEUMS leiding geven aan de militaire activiteiten van de Civiel/Militaire Cel. DG E blijft functioneel verantwoordelijk voor de bijdragen van de Cel aan de civiele aspecten van crisisbeheersing. Aan het Civcom wordt gerapporteerd overeenkomstig de vastgelegde procedures inzake de civiele aspecten van crisisbeheersing.

6.   Betrekkingen met derde landen

De betrekkingen tussen de EUMS en de Europese NAVO-landen die geen EU-lidstaat zijn, andere derde staten en de kandidaat-lidstaten van de Europese Unie worden omschreven in de desbetreffende documenten over de betrekkingen van de Europese Unie met derde landen.


(1)  Voorlopige definities:

Strategische planning: planningsactiviteiten die van start gaan zodra een crisis uitbreekt en die eindigen wanneer de politieke instanties van de Europese Unie gekozen hebben voor één of voor een reeks militaire strategische opties. Het strategische proces omvat de beoordeling van de militaire situatie, de definitie van een politiek-militair kader en de ontwikkeling van militaire strategische opties.

Militaire strategische optie: een mogelijke militaire actie om de in het politiek-militaire kader vastgestelde politiek-militaire doelstellingen te bereiken. Een militaire strategische optie omschrijft de militaire oplossing, de vereiste middelen en de beperkingen en geeft aanbevelingen voor de keuze van de bevelhebber van de operaties en het operationele hoofdkwartier.

AANHANGSEL

ORGANISATIESCHEMA VAN DE EUMS

Image

AFKORTINGEN

A

ACOS

Adjunct-chef-staf (Assistant Chief of Staff)

ADMIN

Onderafdeling Administratie (Administration Branch)

C

CEUMC

Voorzitter van het Militair Comité van de Europese Unie (Chairman of the European Union Military Committee)

CIS

Afdeling Communicatie- en informatiesystemen (Communications and Information Systems Division)

Civ/Mil Cell

Civiel/Militaire Cel (Civilian/Military Cell)

CIVCOM

Comité voor de civiele aspecten van crisisbeheersing

CMC SPT

Ondersteuning van de voorzitter van het Militair Comité van de Europese Unie (Support to Chairman of the European Union Military Committee)

CMSP

Onderafdeling Civiel/Militaire Strategische Planning (Civilian/Military Strategic Planning Branch)

CONOPS

Operationeel concept (Concept of Operations)

CRP/COP

Onderafdeling Planning van de reactie op een crisis/Lopende Operaties (Crisis Response Planning/Current Operations Branch)

D

DDG/COS

Adjunct-directeur-generaal en chef-staf van de Militaire Staf van de Europese Unie (Deputy Director General and Chief of Staff of the European Union Military Staff)

DGEUMS

Directeur-generaal van de Militaire Staf van de Europese Unie (Director General of the European Union Military Staff)

DOC/CON

Onderafdeling Doctrine en Concepten (Doctrine and Concepts Branch)

E

EUMC

Militair Comité van de Europese Unie (European Union Military Committee)

EUMS

Militaire Staf van de Europese Unie (European Union Military Staff)

EXE/TRG/ANL

Onderafdeling Oefeningen, Opleiding en Analyse (Exercises, Training and Analysis Branch)

EX OFFICE

Kabinet (Executive Office)

F

FOR/CAP

Onderafdeling Ontwikkeling Strijdkrachten en Vermogens (Force and Capability Development Branch)

I

INT

Afdeling Inlichtingen (Intelligence Division)

INT POL

Onderafdeling Inlichtingenbeleid (Intelligence Policy Branch)

ITS

Onderafdeling Informatietechnologie en -beveiliging (Information Technology and Security Branch)

L

LEGAL

Juridisch adviseur (Legal Adviser)

LOG

Onderafdeling Logistiek (Logistics Branch)

LOG/RES

Afdeling Logistiek en Middelen (Logistics and Resources Division)

O

OCPS

Vast Personeel Operatiecentrum (Operations Centre Permanent Staff)

OHQ

Operationeel hoofdkwartier (Operations Headquarters)

OPLAN

Operatieplan (Operations Plan)

OPSCEN

Operatiecentrum (Operations Centre)

OPS/EXE

Afdeling Operaties en Oefeningen (Operations and Exercises Division)

P

PERS

Persoonlijke staf (Personal Staff)

POL

Onderafdeling Beleid (Policy Branch)

POL/PLS

Afdeling Beleid en Plannen (Policy and Plans Division)

POL/REQ

Onderafdeling Beleid en Behoeften (Policy and Requirements Branch)

PRD

Onderafdeling Productie (Production Branch)

R

REQ

Onderafdeling Behoeften (Requirements Branch)

RES/SPT

Onderafdeling Ondersteuning Middelen (Resources Support Branch)

U

UN MLO

Militair verbindingsofficier bij de Verenigde Naties (United Nations Military Liaision Officer)