ISSN 1725-2598

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 127

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

48e jaargang
20 mei 2005


Inhoud

 

I   Besluiten waarvan de publicatie voorwaarde is voor de toepassing

Bladzijde

 

 

Verordening (EG) nr. 758/2005 van de Commissie van 19 mei 2005 tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

1

 

 

Verordening (EG) nr. 759/2005 van de Commissie van 19 mei 2005 tot vaststelling van een verlagingscoëfficiënt voor de afgifte van restitutiecertificaten voor goederen die niet onder bijlage I van het Verdrag vallen, zoals bedoeld in artikel 8, lid 5, van Verordening (EG) nr. 1520/2000

3

 

*

Verordening (EG) nr. 760/2005 van de Commissie van 19 mei 2005 tot vaststelling van de hoeveelheden ruwe tabak die in Duitsland, Griekenland, Spanje, Frankrijk, Italië en Portugal in het kader van de garantiedrempel voor de oogst 2005 naar een andere soortengroep mogen worden overgedragen

4

 

*

Verordening (EG) nr. 761/2005 van de Commissie van 19 mei 2005 tot opening van de in artikel 30 van Verordening (EG) nr. 1493/1999 van de Raad bedoelde crisisdistillatie voor bepaalde soorten wijn in Frankrijk

6

 

*

Verordening (EG) nr. 762/2005 van de Commissie van 19 mei 2005 tot opening van de in artikel 30 van Verordening (EG) nr. 1493/1999 van de Raad bedoelde crisisdistillatie voor tafelwijn in Spanje

8

 

 

Verordening (EG) nr. 763/2005 van de Commissie van 19 mei 2005 betreffende de afgifte van invoercertificaten van rijst van oorsprong uit de ACS-staten en de LGO, die in de eerste vijf werkdagen van mei 2005 op grond van Verordening (EG) nr. 638/2003 zijn aangevraagd

10

 

 

Verordening (EG) nr. 764/2005 van de Commissie van 19 mei 2005 tot vaststelling van de restituties bij uitvoer voor granen en meel, gries en griesmeel van tarwe of van rogge

12

 

 

Verordening (EG) nr. 765/2005 van de Commissie van 19 mei 2005 betreffende de offertes voor de uitvoer van gerst die zijn meegedeeld in het kader van de openbare inschrijving bedoeld in Verordening (EG) nr. 1757/2004

14

 

 

Verordening (EG) nr. 766/2005 van de Commissie van 19 mei 2005 betreffende de offertes voor de uitvoer van haver, die zijn meegedeeld in het kader van de openbare inschrijving bedoeld in Verordening (EG) nr. 1565/2004

15

 

 

Verordening (EG) nr. 767/2005 van de Commissie van 19 mei 2005 tot vaststelling van de maximumrestitutie bij uitvoer van zachte tarwe in het kader van de inschrijving bedoeld in Verordening (EG) nr. 115/2005

16

 

 

II   Besluiten waarvan de publicatie niet voorwaarde is voor de toepassing

 

 

Commissie

 

*

Besluit van de Commissie van 11 mei 2005 inzake de verlenging van het mandaat van de Europese groep ethiek van de exacte wetenschappen en de nieuwe technologieën

17

 

*

Beschikking van de Commissie van 12 mei 2005 tot wijziging van de Beschikkingen 2000/45/EG, 2001/405/EG, 2001/688/EG, 2002/255/EG en 2002/747/EG met het oog op de verlenging van de geldigheidsduur van de milieucriteria voor de toekenning van de communautaire milieukeur aan bepaalde producten (Kennisgeving geschied onder nummer C(2005) 1446)  ( 1 )

20

 

*

Beschikking van de Commissie van 13 mei 2005 houdende goedkeuring voor het begrotingsjaar 2004 van de door de lidstaten ingediende rekeningen inzake de door het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL), afdeling Garantie, gefinancierde uitgaven (Kennisgeving geschied onder nummer C(2005) 1443)

22

 

 

Besluiten aangenomen krachtens titel V van het Verdrag betreffende de Europese Unie

 

*

Besluit 2005/386/GBVB van de Raad van 14 maart 2005 betreffende de sluiting van de Overeenkomst tussen de Europese Unie en Nieuw-Zeeland betreffende de deelname van Nieuw-Zeeland aan de militaire crisisbeheersingsoperatie van de Europese Unie in Bosnië en Herzegovina (Operatie Althea)

27

Overeenkomst tussen de Europese Unie en Nieuw-Zeeland betreffende de deelname van Nieuw-Zeeland aan de militaire crisisbeheersingsoperatie van de Europese Unie in Bosnië en Herzegovina (Operatie Althea)

28

 

 

Besluiten aangenomen krachtens titel VI van het Verdrag betreffende de Europese Unie

 

*

Besluit 2005/387/JBZ van de Raad van 10 mei 2005 inzake de uitwisseling van informatie, de risicobeoordeling en de controle ten aanzien van nieuwe psychoactieve stoffen

32

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


I Besluiten waarvan de publicatie voorwaarde is voor de toepassing

20.5.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 127/1


VERORDENING (EG) Nr. 758/2005 VAN DE COMMISSIE

van 19 mei 2005

tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 3223/94 van de Commissie van 21 december 1994 houdende uitvoeringsbepalingen van de invoerregeling voor groenten en fruit (1), en met name op artikel 4, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In Verordening (EG) nr. 3223/94 zijn op grond van de multilaterale handelsbesprekingen in het kader van de Uruguayronde de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de periodes die in de bijlage bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt.

(2)

Op grond van de bovenvermelde criteria moeten de forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld op de in de bijlage bij deze verordening vermelde niveaus,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 4 van Verordening (EG) nr. 3223/94 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld zoals aangegeven in de tabel in de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 20 mei 2005.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 19 mei 2005.

Voor de Commissie

J. M. SILVA RODRÍGUEZ

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 337 van 24.12.1994, blz. 66. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1947/2002 (PB L 299 van 1.11.2002, blz. 17).


BIJLAGE

bij de verordening van de Commissie van 19 mei 2005 tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

052

108,4

204

65,2

212

97,2

999

90,3

0707 00 05

052

92,3

204

51,2

999

71,8

0709 90 70

052

84,4

624

50,3

999

67,4

0805 10 20

052

41,9

204

39,9

212

108,2

220

45,2

388

52,1

400

44,6

624

61,2

999

56,2

0805 50 10

052

49,0

388

63,6

400

69,6

528

43,4

624

80,9

999

61,3

0808 10 80

388

92,1

400

112,5

404

78,7

508

62,3

512

72,1

524

57,3

528

68,5

720

64,4

804

94,0

999

78,0


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 2081/2003 van de Commissie (PB L 313 van 28.11.2003, blz. 11). De code „999” staat voor „andere oorsprong”.


20.5.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 127/3


VERORDENING (EG) Nr. 759/2005 VAN DE COMMISSIE

van 19 mei 2005

tot vaststelling van een verlagingscoëfficiënt voor de afgifte van restitutiecertificaten voor goederen die niet onder bijlage I van het Verdrag vallen, zoals bedoeld in artikel 8, lid 5, van Verordening (EG) nr. 1520/2000

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 3448/93 van de Raad van 6 december 1993 tot vaststelling van de handelsregeling voor bepaalde, door verwerking van landbouwproducten verkregen goederen (1),

Gelet op Verordening (EG) nr. 1520/2000 van de Commissie van 13 juli 2000 tot vaststelling van de gemeenschappelijke uitvoeringsbepalingen voor de regeling aangaande de toekenning van restituties bij uitvoer en de criteria voor de vaststelling van het restitutiebedrag betreffende bepaalde landbouwproducten, uitgevoerd in de vorm van goederen die niet onder bijlage I van het Verdrag vallen (2), en met name op artikel 8, lid 5,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Uit de mededelingen die de lidstaten overeenkomstig artikel 8, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1520/2000 hebben gedaan, blijkt dat in totaal voor 93 532 277 EUR restitutiecertificaten zijn aangevraagd, terwijl slechts 59 655 557 EUR beschikbaar is, zoals vastgesteld in artikel 8, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1520/2000.

(2)

Daarom wordt een verlagingscoëfficiënt berekend op basis van artikel 8, leden 3 en 4, van Verordening (EG) nr. 1520/2000. Deze coëfficiënt dient te worden toegepast op de bedragen die middels een restitutiecertificaat voor de periode vanaf 1 juni 2005 zijn aangevraagd, zoals vastgesteld in artikel 8, lid 6, van Verordening (EG) nr. 1520/2000,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Op de bedragen waarvoor restitutiecertificaten voor de periode vanaf 1 juni 2005 zijn aangevraagd, wordt een verlagingscoëfficiënt van 0,363 toegepast.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 20 mei 2005.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 19 mei 2005.

Voor de Commissie

Günter VERHEUGEN

Vice-voorzitter


(1)  PB L 318 van 20.12.1993, blz. 18. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2580/2000 (PB L 298 van 25.11.2000, blz. 5).

(2)  PB L 177 van 15.7.2000, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 886/2004 (PB L 168 van 1.5.2004, blz. 14).


20.5.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 127/4


VERORDENING (EG) Nr. 760/2005 VAN DE COMMISSIE

van 19 mei 2005

tot vaststelling van de hoeveelheden ruwe tabak die in Duitsland, Griekenland, Spanje, Frankrijk, Italië en Portugal in het kader van de garantiedrempel voor de oogst 2005 naar een andere soortengroep mogen worden overgedragen

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 2075/92 van de Raad van 30 juni 1992 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector ruwe tabak (1), en met name op artikel 9, lid 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij artikel 9 van Verordening (EEG) nr. 2075/92 is een quotaregeling ingesteld voor de verschillende groepen tabakssoorten. De individuele quota zijn aan de producenten toegewezen op basis van de garantiedrempels voor de oogst 2005 die zijn vastgesteld in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 546/2002 van de Raad van 25 maart 2002 tot vaststelling, voor de oogsten 2002, 2003 en 2004 en per soortengroep, van de garantiedrempels per lidstaat en de premies voor tabaksbladeren en tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 2075/92 (2). Op grond van artikel 9, lid 4, van Verordening (EEG) nr. 2075/92 kan de Commissie de lidstaten machtigen om garantiedrempelhoeveelheden naar andere soortengroepen over te dragen op voorwaarde dat de beoogde overdrachten tussen soortengroepen niet tot extra uitgaven voor het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL) en evenmin tot een stijging van de totale garantiedrempel voor elke lidstaat leiden.

(2)

Aangezien deze voorwaarden zijn vervuld, dient toestemming voor de betrokken overdrachten te worden verleend aan de lidstaten die daarom hebben verzocht.

(3)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor tabak,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Voor de oogst 2005 worden de lidstaten gemachtigd om vóór 30 mei 2005 hoeveelheden naar een andere soortengroep over te dragen overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 19 mei 2005.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 215 van 30.7.1992, blz. 70. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2319/2003 (PB L 345 van 31.12.2003, blz. 17).

(2)  PB L 84 van 28.3.2002, blz. 4. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1782/2003 (PB L 270 van 21.10.2003, blz. 1), zoals gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 864/2004 (PB L 161 van 30.4.2004, blz. 48).


BIJLAGE

Garantiedrempelhoeveelheden die de lidstaten naar een andere soortengroep mogen overdragen

Lidstaat

Soortengroep waarvan een hoeveelheid wordt overgedragen

Soortengroep waarnaar een hoeveelheid wordt overgedragen

Duitsland

1 036,2 t dark air-cured (groep III)

528,6 t flue-cured (groep I)

367,2 t light air-cured (groep II)

Griekenland

1 694 t light air-cured (groep II)

10 761 t flue-cured (groep I)

4 415 t sun-cured (groep V)

7 269 t Kabak Koulak (groep VIII)

122 t Katerini (groep VII)

5 267 t Kabak Koulak (groep VIII)

3 193 t Basmas (groep VI)

Spanje

1 999,8 t dark air-cured (groep III)

1 571,1 t flue-cured (groep I)

35,6 t light air-cured (groep II)

Frankrijk

3 828,4 t dark air-cured (groep III)

1 717,2 t flue-cured (groep I)

1 444,5 t light air-cured (groep II)

Italië

850,0 t sun-cured (groep V)

611,9 t flue-cured (groep I)

120,0 t sun-cured (groep V)

98,2 t fire-cured (groep IV)

Portugal

50,0 t light air-cured (groep II)

39,9 t flue-cured (groep I)


20.5.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 127/6


VERORDENING (EG) Nr. 761/2005 VAN DE COMMISSIE

van 19 mei 2005

tot opening van de in artikel 30 van Verordening (EG) nr. 1493/1999 van de Raad bedoelde crisisdistillatie voor bepaalde soorten wijn in Frankrijk

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1493/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening van de wijnmarkt (1), en met name op artikel 33, lid 1, onder f),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Artikel 30 van Verordening (EG) nr. 1493/1999 voorziet in de mogelijkheid een crisisdistillatiemaatregel te treffen indien zich als gevolg van grote overschotten een uitzonderlijk geval van marktverstoring voordoet. Deze maatregel kan tot bepaalde wijncategorieën en/of tot bepaalde productiegebieden worden beperkt en kan voor v.q.p.r.d. worden toegepast indien de betrokken lidstaat daarom verzoekt.

(2)

De Franse regering heeft bij brief van 18 februari 2005 gevraagd een crisisdistillatie te openen voor stille v.q.p.r.d. (in een bepaald gebied voortgebrachte kwaliteitswijn) die op het Franse grondgebied is geproduceerd. Op 25 februari en 25 maart 2005 zijn aanvullende inlichtingen toegezonden.

(3)

Er is geconstateerd dat zich op de Franse markt voor stille v.q.p.r.d. grote overschotten bevinden die tegen het einde van dit wijnoogstjaar zullen leiden tot een daling van de prijzen en een zorgwekkende toename van de voorraden. Om deze negatieve tendens om te buigen en de nijpende marktsituatie te verhelpen, moeten de voorraden stille v.q.p.r.d. worden teruggebracht tot een niveau dat voor het dekken van de behoeften van de markt als normaal wordt beschouwd.

(4)

Omdat aan de in artikel 30, lid 5, van Verordening (EG) nr. 1493/1999 bedoelde voorwaarden is voldaan, moet een crisisdistillatie voor maximaal 1,5 miljoen hl stille v.q.p.r.d. worden geopend.

(5)

De op grond van de onderhavige verordening geopende crisisdistillatie moet in overeenstemming zijn met de voorwaarden die zijn vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1623/2000 van de Commissie van 25 juli 2000 tot vaststelling van de uitvoeringsbepalingen met betrekking tot de marktmechanismen zoals bedoeld in Verordening (EG) nr. 1493/1999 houdende een gemeenschappelijke ordening van de wijnmarkt (2), met betrekking tot de crisisdistillatiemaatregel zoals bedoeld in artikel 30 van Verordening (EG) nr. 1493/1999. Er moeten ook andere in Verordening (EG) nr. 1623/2000 vastgestelde bepalingen in acht worden genomen, onder meer inzake de levering van alcohol aan het interventiebureau en inzake de betaling van een voorschot.

(6)

De aankoopprijs die door de distilleerder aan de producent moet worden betaald, dient op een zodanig niveau te worden vastgesteld dat de met de marktverstoring samenhangende problemen worden opgelost en de producenten tegelijkertijd kunnen profiteren van deze maatregel.

(7)

Bij de crisisdistillatie mag alleen ruwe of neutrale alcohol worden geproduceerd die verplicht aan het interventiebureau moet worden geleverd, ter voorkoming van verstoring van de drinkalcoholmarkt, die in eerste instantie wordt bevoorraad via de in artikel 29 van Verordening (EG) nr. 1493/1999 bedoelde distillatie.

(8)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor wijn,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

In Frankrijk wordt de in artikel 30 van Verordening (EG) nr. 1493/1999 bedoelde crisisdistillatie geopend voor maximaal 1,5 miljoen hl stille v.q.p.r.d. (in een bepaald gebied voortgebrachte kwaliteitswijn), overeenkomstig de bepalingen die voor dit soort distillatie zijn vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1623/2000.

Artikel 2

Elke producent kan van 23 mei 2005 tot en met 15 juli 2005 een in artikel 65 van Verordening (EG) nr. 1623/2000 bedoeld leveringscontract (hierna „het contract” genoemd) sluiten.

Het contract gaat vergezeld van het bewijs dat een zekerheid van 5 EUR per hectoliter is gesteld.

Het contract kan niet worden overgedragen.

Artikel 3

1.   Indien de totale hoeveelheid waarop de bij het interventiebureau ingediende contracten betrekking hebben, de in artikel 1 vastgestelde hoeveelheid overschrijden, bepaalt de lidstaat het op die contracten toe te passen verlagingspercentage.

2.   De lidstaat treft de nodige administratieve maatregelen om de contracten uiterlijk op 15 augustus goed te keuren. In het kader van deze goedkeuring worden het eventueel toegepaste verlagingspercentage, de per contract geaccepteerde hoeveelheid wijn en de mogelijkheid dat de producent bij toepassing van het verlagingspercentage het contract kan opzeggen, vermeld.

De lidstaat deelt de Commissie vóór 1 september de hoeveelheden wijn mee waarvoor contracten zijn goedgekeurd.

3.   De lidstaat mag het aantal contracten die een producent op grond van deze verordening kan sluiten, beperken.

Artikel 4

1.   De hoeveelheden wijn waarvoor goedgekeurde contracten zijn gesloten, worden uiterlijk op 15 december 2005 aan de distilleerderijen geleverd. De geproduceerde alcohol wordt uiterlijk op 15 maart 2006 aan het interventiebureau geleverd overeenkomstig artikel 6, lid 1.

2.   De zekerheid wordt naar rato van de geleverde hoeveelheden vrijgegeven wanneer de producent het bewijs van levering aan een distilleerderij overlegt.

Als vóór de in lid 1 vastgestelde datum geen levering plaatsvindt, wordt de zekerheid verbeurd.

Artikel 5

De minimumaankoopprijs voor de wijn die op grond van deze verordening aan de distilleerderij wordt geleverd, bedraagt 3,35 EUR per % vol en per hectoliter.

Artikel 6

1.   De distilleerder levert het distillatieproduct aan het interventiebureau. Dit product heeft een alcoholgehalte van ten minste 92 % vol.

2.   De prijs die door het interventiebureau aan de distilleerder moet worden betaald voor de geleverde ruwe alcohol bedraagt 3,717 EUR per % vol en per hectoliter. De betaling wordt verricht overeenkomstig artikel 62, lid 5, van Verordening (EG) nr. 1623/2000. Deze prijs mag evenwel pas met ingang van 16 oktober 2005 worden betaald.

De distilleerder kan hierop een voorschot krijgen van 2,558 EUR per % vol en per hectoliter. In dat geval wordt het bedrag van het voorschot van de daadwerkelijk betaalde prijs afgetrokken. De artikelen 66 en 67 van Verordening (EG) nr. 1623/2000 zijn van toepassing. Dit voorschot mag evenwel pas met ingang van 16 oktober 2005 worden betaald.

Artikel 7

Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 23 mei 2005.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 19 mei 2005.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 179 van 14.7.1999, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij de Akte van toetreding van 2003.

(2)  PB L 194 van 31.7.2000, blz. 45. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 616/2005 (PB L 103 van 22.4.2005, blz. 15).


20.5.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 127/8


VERORDENING (EG) Nr. 762/2005 VAN DE COMMISSIE

van 19 mei 2005

tot opening van de in artikel 30 van Verordening (EG) nr. 1493/1999 van de Raad bedoelde crisisdistillatie voor tafelwijn in Spanje

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1493/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening van de wijnmarkt (1), en met name op artikel 33, lid 1, onder f),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Artikel 30 van Verordening (EG) nr. 1493/1999 voorziet in de mogelijkheid om een crisisdistillatiemaatregel te treffen indien zich als gevolg van grote overschotten een uitzonderlijk geval van marktverstoring voordoet. Deze maatregel kan tot bepaalde wijncategorieën en/of tot bepaalde productiegebieden worden beperkt en kan voor v.q.p.r.d. worden toegepast indien de betrokken lidstaat daarom verzoekt.

(2)

De Spaanse regering heeft bij brief van 8 maart 2005 gevraagd een crisisdistillatie te openen voor tafelwijn die op het Spaanse grondgebied is geproduceerd.

(3)

Er is geconstateerd dat zich op de Spaanse markt voor tafelwijn grote overschotten bevinden die tegen het einde van dit wijnoogstjaar zullen leiden tot een daling van de prijzen en een zorgwekkende toename van de voorraden. Om deze negatieve tendens om te buigen en de nijpende marktsituatie te verhelpen, moeten de voorraden tafelwijn worden teruggebracht tot een niveau dat voor het dekken van de behoeften van de markt als normaal wordt beschouwd.

(4)

Omdat aan de in artikel 30, lid 5, van Verordening (EG) nr. 1493/1999 bedoelde voorwaarden is voldaan, moet een crisisdistillatie voor maximaal vier miljoen hl tafelwijn worden geopend.

(5)

De op grond van de onderhavige verordening geopende crisisdistillatie moet in overeenstemming zijn met de voorwaarden die zijn vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1623/2000 van de Commissie van 25 juli 2000 tot vaststelling van de uitvoeringsbepalingen met betrekking tot de marktmechanismen als bedoeld in Verordening (EG) nr. 1493/1999 van de Raad houdende een gemeenschappelijke ordening van de wijnmarkt (2), met betrekking tot de crisisdistillatiemaatregel zoals bedoeld in artikel 30 van Verordening (EG) nr. 1493/1999. Er moeten ook andere in Verordening (EG) nr. 1623/2000 vastgestelde bepalingen in acht worden genomen, onder meer inzake de levering van alcohol aan het interventiebureau en inzake de betaling van een voorschot.

(6)

De aankoopprijs die door de distilleerder aan de producent moet worden betaald, dient op een zodanig niveau te worden vastgesteld dat de met de marktverstoring samenhangende problemen worden opgelost en de producenten tegelijkertijd kunnen profiteren van deze maatregel.

(7)

Bij de crisisdistillatie mag alleen ruwe of neutrale alcohol worden geproduceerd die verplicht aan het interventiebureau moet worden geleverd, ter voorkoming van verstoring van de drinkalcoholmarkt, die in eerste instantie wordt bevoorraad via de in artikel 29 van Verordening (EG) nr. 1493/1999 bedoelde distillatie.

(8)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor wijn,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

In Spanje wordt de in artikel 30 van Verordening (EG) nr. 1493/1999 bedoelde crisisdistillatie geopend voor maximaal vier miljoen hl tafelwijn, overeenkomstig de bepalingen die voor dit soort distillatie zijn vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1623/2000.

Artikel 2

Elke producent kan van 23 mei tot en met 15 juni 2005 een in artikel 65 van Verordening (EG) nr. 1623/2000 bedoeld leveringscontract (hierna „contract” genoemd) sluiten.

Het contract gaat vergezeld van het bewijs dat een zekerheid van 5 EUR per hectoliter is gesteld.

Het contract kan niet worden overgedragen.

Artikel 3

1.   Indien de totale hoeveelheid waarop de bij het interventiebureau ingediende contracten betrekking hebben, de in artikel 1 vastgestelde hoeveelheid overschrijden, bepaalt de lidstaat het op die contracten toe te passen verlagingspercentage.

2.   De lidstaat treft de nodige administratieve maatregelen om de contracten op 18 juli 2005 te keuren. In het kader van deze goedkeuring worden het eventueel toegepaste verlagingspercentage, de per contract geaccepteerde hoeveelheid wijn en de mogelijkheid dat de producent bij toepassing van het verlagingspercentage het contract kan opzeggen, vermeld.

De lidstaat deelt de Commissie vóór 1 augustus 2005 de hoeveelheden wijn mee waarvoor contracten zijn goedgekeurd.

3.   De lidstaat mag het aantal contracten die een producent op grond van deze verordening kan sluiten, beperken.

Artikel 4

1.   De hoeveelheden wijn waarvoor goedgekeurde contracten zijn gesloten, worden uiterlijk op 15 oktober 2005 aan de distilleerderijen geleverd. De geproduceerde alcohol wordt uiterlijk op 15 maart 2006 aan het interventiebureau geleverd overeenkomstig artikel 6, lid 1.

2.   De zekerheid wordt naar rato van de geleverde hoeveelheden vrijgegeven wanneer de producent het bewijs van levering aan een distilleerderij overlegt.

Als vóór de in lid 1 vastgestelde datum geen levering plaatsvindt, wordt de zekerheid verbeurd.

Artikel 5

De minimumaankoopprijs voor de wijn die op grond van deze verordening aan de distilleerderij wordt geleverd, bedraagt 1,914 EUR per % vol en per hectoliter.

Artikel 6

1.   De distilleerder levert het distillatieproduct aan het interventiebureau. Dit product heeft een alcoholgehalte van ten minste 92 % vol.

2.   De prijs die door het interventiebureau aan de distilleerder moet worden betaald voor de geleverde ruwe alcohol bedraagt 2,281 EUR per % vol en per hectoliter. De betaling wordt verricht overeenkomstig artikel 62, lid 5, van Verordening (EG) nr. 1623/2000. Deze prijs mag evenwel pas met ingang van 16 oktober 2005 worden betaald.

De distilleerder kan hierop een voorschot krijgen van 1,122 EUR per % vol en per hectoliter. In dat geval wordt het bedrag van het voorschot van de daadwerkelijk betaalde prijs afgetrokken. De artikelen 66 en 67 van Verordening (EG) nr. 1623/2000 zijn van toepassing. Dit voorschot mag evenwel pas met ingang van 16 oktober 2005 worden betaald.

Artikel 7

Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 23 mei 2005.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 19 mei 2005.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 179 van 14.7.1999, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij de Akte van Toetreding van 2003.

(2)  PB L 194 van 31.7.2000, blz. 45. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 616/2005 (PB L 103 van 22.4.2005, blz. 15).


20.5.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 127/10


VERORDENING (EG) Nr. 763/2005 VAN DE COMMISSIE

van 19 mei 2005

betreffende de afgifte van invoercertificaten van rijst van oorsprong uit de ACS-staten en de LGO, die in de eerste vijf werkdagen van mei 2005 op grond van Verordening (EG) nr. 638/2003 zijn aangevraagd

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 2286/2002 van de Raad van 10 december 2002 tot vaststelling van de regeling voor landbouwproducten en door verwerking daarvan verkregen goederen, van oorsprong uit de staten in Afrika, het Caribische gebied en de Stille Oceaan (de ACS-staten), en houdende intrekking van Verordening (EG) nr. 1706/98 (1),

Gelet op Besluit 2001/822/EG van de Raad van 27 november 2001 betreffende de associatie van de LGO met de Europese Gemeenschap („LGO-besluit”) (2),

Gelet op Verordening (EG) nr. 638/2003 van de Commissie van 9 april 2003 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 2286/2002 van de Raad en Besluit 2001/822/EG van de Raad ten aanzien van de invoerregeling voor rijst van oorsprong uit de staten in Afrika, het Caribische gebied en de Stille Oceaan (de ACS-staten) en uit de landen en gebieden overzee (LGO) (3), en met name op artikel 17, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

Op basis van de hoeveelheden waarvoor aanvragen voor de tranche van mei 2005 zijn ingediend, moet worden voorzien in de afgifte van certificaten voor de gevraagde hoeveelheden, al dan niet verminderd, naar gelang van het geval, door toepassing van een percentage en moeten de naar de volgende tranche over te dragen hoeveelheden worden vastgesteld,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Voor de invoercertificaataanvragen voor rijst die de eerste vijf werkdagen van mei 2005 overeenkomstig Verordening (EG) nr. 638/2003 zijn ingediend en waarvan de Commissie in kennis is gesteld, worden certificaten afgegeven voor de in de aanvragen vermelde hoeveelheden, naar gelang van het geval, verminderd door toepassing van de in de bijlage vastgestelde percentages.

2.   De naar de volgende tranche over de te dragen hoeveelheden zijn in de bijlage vastgesteld.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 20 mei 2005.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 19 mei 2005.

Voor de Commissie

J. M. SILVA RODRÍGUEZ

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 348 van 21.12.2002, blz. 5.

(2)  PB L 314 van 30.11.2001, blz. 1.

(3)  PB L 93 van 10.4.2003, blz. 3.


BIJLAGE

Verminderingspercentage dat moet worden toegepast op de gevraagde hoeveelheden voor de tranche van mei 2005, en naar de volgende tranche over te dragen hoeveelheden

Oorsprong/Product

Verminderingspercentage

Naar de tranche van september 2005 over te dragen hoeveelheid (in t)

Nederlandse Antillen en Aruba

Minder ontwikkelde LGO

Nederlandse Antillen en Aruba

Minst ontwikkelde LGO

LGO (artikel 10, lid 1, onder a) en b), van Verordening (EG) nr. 638/2003):

GN-code 1006

0

0

8 484,759

6 667


Oorsprong/Product

Verminderingspercentage

Naar de tranche van september 2005 over te dragen hoeveelheid (in t)

ACS (artikel 3, lid 1, van Verordening (EG) nr. 638/2003):

GN-codes 1006 10 21 tot en met 1006 10 98, 1006 20 en 1006 30

40,8392

ACS (artikel 5, lid 1, van Verordening (EG) nr. 638/2003):

GN-codes 1006 40 00

0

16 530


20.5.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 127/12


VERORDENING (EG) Nr. 764/2005 VAN DE COMMISSIE

van 19 mei 2005

tot vaststelling van de restituties bij uitvoer voor granen en meel, gries en griesmeel van tarwe of van rogge

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1784/2003 van de Raad van 29 september 2003 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector granen (1), en met name op artikel 13, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Volgens artikel 13 van Verordening (EG) nr. 1784/2003 kan het verschil tussen de noteringen of de prijzen op de wereldmarkt van de in artikel 1 van die verordening bedoelde producten en de prijzen van deze producten in de Gemeenschap worden overbrugd door een restitutie bij uitvoer.

(2)

De restituties moeten worden vastgesteld met inachtneming van de elementen als bedoeld in artikel 1 van Verordening (EG) nr. 1501/95 van de Commissie van 29 juni 1995 tot vaststelling van enkele toepassingsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 1766/92 van de Raad voor wat de toekenning, in de graansector, van uitvoerrestituties en van bij verstoring van de graanmarkt te treffen maatregelen betreft (2).

(3)

Voor meel, gries en griesmeel van tarwe of van rogge moet de restitutie worden berekend met inachtneming van de hoeveelheid granen benodigd voor de vervaardiging van de betreffende producten. Deze hoeveelheden zijn vastgesteld in Verordening (EG) nr. 1501/95.

(4)

De situatie op de wereldmarkt of de specifieke eisen van bepaalde markten voor sommige producten kunnen een differentiatie van de restitutie naar bestemming nodig maken.

(5)

De restitutie moet eenmaal per maand worden vastgesteld. Zij kan tussentijds worden gewijzigd.

(6)

De toepassing van deze regelen op de huidige situatie in de sector granen en met name op de noteringen of prijzen van deze producten in de Gemeenschap en op de wereldmarkt voert tot het vaststellen van de bedragen van de restitutie zoals vermeld in de bijlage.

(7)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor granen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De restituties bij uitvoer in ongewijzigde staat van de in artikel 1, onder a), b) en c), van Verordening (EG) nr. 1784/2003 bedoelde producten, met uitzondering van mout, worden op de in de bijlage aangegeven bedragen vastgesteld.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 20 mei 2005.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 19 mei 2005.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 270 van 21.10.2003, blz. 78.

(2)  PB L 147 van 30.6.1995, blz. 7. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1431/2003 (PB L 203 van 12.8.2003, blz. 16).


BIJLAGE

bij de verordening van de Commissie van 19 mei 2005 tot vaststelling van de restituties bij uitvoer voor granen en meel, gries en griesmeel van tarwe of van rogge

Productcode

Bestemming

Meeteenheid

Bedrag van de restitutie

1001 10 00 9200

EUR/t

1001 10 00 9400

A00

EUR/t

0

1001 90 91 9000

EUR/t

1001 90 99 9000

A00

EUR/t

0

1002 00 00 9000

A00

EUR/t

0

1003 00 10 9000

EUR/t

1003 00 90 9000

A00

EUR/t

0

1004 00 00 9200

EUR/t

1004 00 00 9400

A00

EUR/t

0

1005 10 90 9000

EUR/t

1005 90 00 9000

A00

EUR/t

0

1007 00 90 9000

EUR/t

1008 20 00 9000

EUR/t

1101 00 11 9000

EUR/t

1101 00 15 9100

C01

EUR/t

8,91

1101 00 15 9130

C01

EUR/t

8,32

1101 00 15 9150

C01

EUR/t

7,67

1101 00 15 9170

C01

EUR/t

7,09

1101 00 15 9180

C01

EUR/t

6,63

1101 00 15 9190

EUR/t

1101 00 90 9000

EUR/t

1102 10 00 9500

A00

EUR/t

0

1102 10 00 9700

A00

EUR/t

0

1102 10 00 9900

EUR/t

1103 11 10 9200

A00

EUR/t

0

1103 11 10 9400

A00

EUR/t

0

1103 11 10 9900

EUR/t

1103 11 90 9200

A00

EUR/t

0

1103 11 90 9800

EUR/t

NB: De codes van de producten en de codes van de bestemmingen serie „A” zijn vastgesteld in Verordening (EEG) nr. 3846/87 van de Commissie (PB L 366 van 24.12.1987, blz. 1), zoals gewijzigd.

C01

:

Alle derde landen met uitzondering van Albanië, Roemenië, Kroatië, Bosnië en Herzegovina, Servië en Montenegro, de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, Liechtenstein en Zwitserland.


20.5.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 127/14


VERORDENING (EG) Nr. 765/2005 VAN DE COMMISSIE

van 19 mei 2005

betreffende de offertes voor de uitvoer van gerst die zijn meegedeeld in het kader van de openbare inschrijving bedoeld in Verordening (EG) nr. 1757/2004

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1784/2003 van de Raad van 29 september 2003 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector granen (1), en met name op artikel 13, lid 3, eerste alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 1757/2004 van de Commissie (2) is een inschrijving voor de restitutie bij uitvoer van gerst naar bepaalde derde landen opengesteld.

(2)

Overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 1501/95 van de Commissie van 29 juni 1995 tot vaststelling van enkele toepassingsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 1766/92 van de Raad voor wat de toekenning, in de graansector, van uitvoerrestituties en van bij verstoring van de graanmarkt te treffen maatregelen betreft (3) kan de Commissie op grond van de meegedeelde offertes besluiten niet tot toewijzing over te gaan.

(3)

Het is, met name rekening houdend met de in artikel 1 van Verordening (EG) nr. 1501/95 genoemde criteria, niet wenselijk een maximumrestitutie vast te stellen.

(4)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor granen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Er wordt geen gevolg gegeven aan de offertes van 13 tot en met 19 mei 2005 zijn meegedeeld in het kader van de in Verordening (EG) nr. 1757/2004 bedoelde inschrijving voor de restitutie bij uitvoer van gerst.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 20 mei 2005.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 19 mei 2005.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 270 van 21.10.2003, blz. 78.

(2)  PB L 313 van 12.10.2004, blz. 10.

(3)  PB L 147 van 30.6.1995, blz. 7. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 777/2004 (PB L 123 van 27.4.2004, blz. 50).


20.5.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 127/15


VERORDENING (EG) Nr. 766/2005 VAN DE COMMISSIE

van 19 mei 2005

betreffende de offertes voor de uitvoer van haver, die zijn meegedeeld in het kader van de openbare inschrijving bedoeld in Verordening (EG) nr. 1565/2004

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1784/2003 van de Raad van 29 september 2003 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector granen (1), en met name op artikel 7,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1501/95 van de Commissie van 29 juni 1995 tot vaststelling van enkele toepassingsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 1766/92 van de Raad voor wat de toekenning, in de graansector, van uitvoerrestituties en van bij verstoring van de graanmarkt te treffen maatregelen betreft (2), en met name op artikel 7,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1565/2004 van de Commissie van 3 september 2004 betreffende een bijzondere interventiemaatregel voor haver in Finland en Zweden voor het verkoopseizoen 2004/2005 (3),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Een openbare inschrijving voor de vaststelling van de restitutie bij uitvoer uit Finland en Zweden van in die landen geproduceerde haver naar alle derde landen met uitzondering van Bulgarije, Noorwegen, Roemenië en Zwitserland is opengesteld bij Verordening (EG) nr. 1565/2004.

(2)

Het is, met name rekening houdend met de in artikel 1 van Verordening (EG) nr. 1501/95 genoemde criteria, niet wenselijk een maximumrestitutie vast te stellen.

(3)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor granen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Er wordt geen gevolg gegeven aan de offertes die in de periode van 13 tot en met 19 mei 2005 zijn meegedeeld in het kader van de in Verordening (EG) nr. 1565/2004 bedoelde inschrijving voor de restitutie bij uitvoer van haver.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 20 mei 2005.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 19 mei 2005.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 270 van 21.10.2003, blz. 78.

(2)  PB L 147 van 30.6.1995, blz. 7. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1431/2003 (PB L 203 van 12.8.2003, blz. 16).

(3)  PB L 285 van 4.9.2004, blz. 3.


20.5.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 127/16


VERORDENING (EG) Nr. 767/2005 VAN DE COMMISSIE

van 19 mei 2005

tot vaststelling van de maximumrestitutie bij uitvoer van zachte tarwe in het kader van de inschrijving bedoeld in Verordening (EG) nr. 115/2005

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1784/2003 van de Raad van 29 september 2003 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector granen (1), en met name op artikel 13, lid 3, eerste alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 115/2005 van de Commissie (2) is een openbare inschrijving voor de restitutie bij uitvoer van zachte tarwe naar bepaalde derde landen opengesteld.

(2)

Overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 1501/95 van de Commissie van 29 juni 1995 tot vaststelling van enkele toepassingsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 1766/92 van de Raad voor wat de toekenning, in de graansector, van uitvoerrestituties en van bij verstoring van de graanmarkt te treffen maatregelen betreft (3) kan de Commissie, op grond van de meegedeelde offertes, besluiten een maximumrestitutie bij uitvoer vast te stellen, daarbij rekening houdend met de in artikel 1 van Verordening (EG) nr. 1501/95 bedoelde criteria. In dat geval wordt gegund aan de inschrijver(s) wiens (wier) offerte niet hoger is dan de vastgestelde maximumrestitutie.

(3)

De toepassing van de bovenbedoelde criteria op de huidige marktsituatie leidt voor de betrokken graansoort tot de vaststelling van de maximumrestitutie bij uitvoer.

(4)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor granen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Voor de offertes die van 13 tot en met 19 mei 2005 in het kader van de inschrijving bedoeld in Verordening (EG) nr. 115/2005 werden meegedeeld, wordt de maximumrestitutie bij uitvoer van zachte tarwe vastgesteld op 6,50 EUR/t.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 20 mei 2005.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 19 mei 2005.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 270 van 21.10.2003, blz. 78.

(2)  PB L 24 van 27.1.2005, blz. 3.

(3)  PB L 147 van 30.6.1995, blz. 7. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 777/2004 (PB L 123 van 27.4.2004, blz. 50).


II Besluiten waarvan de publicatie niet voorwaarde is voor de toepassing

Commissie

20.5.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 127/17


BESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 11 mei 2005

inzake de verlenging van het mandaat van de Europese groep ethiek van de exacte wetenschappen en de nieuwe technologieën

(Slechts de tekst in de Franse taal is authentiek)

(2005/383/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In november 1991 heeft de Commissie van de Europese Gemeenschappen besloten de afweging van ethische aspecten op te nemen in het besluitvormingsproces voor communautair beleid op het gebied van onderzoek en technologische ontwikkeling door de instelling van de Adviesgroep ethische implicaties van de biotechnologie (AGEIB).

(2)

De Commissie heeft op 16 december 1997 besloten de AGEIB te vervangen door de Europese groep ethiek van de exacte wetenschappen en de nieuwe technologieën (EGE) en daarbij het werkgebied van de groep uit te breiden tot alle toepassingsgebieden van wetenschap en technologie.

(3)

Het mandaat van de EGE is bij besluit van de Commissie van 26 maart 2001 met een periode van vier jaar verlengd, waarbij de opdracht enigszins is gewijzigd teneinde de werkmethoden van de groep te verbeteren.

(4)

De EGE heeft behoefte aan nieuwe werkmethoden om tijdig op de steeds snellere ontwikkelingen op het gebied van wetenschap en technologie te kunnen reageren en nieuwe deskundigheid om een breder scala van toepassingen van wetenschap en technologie te kunnen bestrijken.

(5)

In de mededeling van de Commissie over het bijeenbrengen en benutten van deskundigheid door de Commissie: beginselen en richtsnoeren (COM(2002) 713) wordt gesteld dat „openbare aanbestedingen zeer bruikbaar kunnen zijn wanneer het gaat om gevoelige kwesties en wanneer groepen gedurende een redelijke tijd blijven bestaan”.

(6)

Het huidige mandaat van de EGE loopt tot 25 maart 2005 en het onderhavige besluit vervangt derhalve de opdracht in de bijlage van de mededeling van de Commissie van 26 maart 2001 (C(2001) 691),

BESLUIT:

Artikel 1

De Commissie besluit het mandaat van de Europese groep ethiek van de exacte wetenschappen en de nieuwe technologieën (EGE) met een periode van vier jaar te verlengen.

Artikel 2

Opdracht

De EGE heeft als taak de Commissie op haar verzoek of op eigen initiatief te adviseren over ethische vraagstukken in verband met de exacte wetenschappen en de nieuwe technologieën. Het Parlement en de Raad kunnen de aandacht van de Commissie vestigen op vraagstukken die zij van groot ethisch belang achten. Wanneer de Commissie de EGE om advies vraagt, bepaalt zij binnen welke termijn dit advies dient te worden uitgebracht.

Artikel 3

Samenstelling — Benoeming

1.   De leden van de EGE worden door de voorzitter van de Commissie benoemd.

2.   De volgende bepalingen zijn van toepassing:

De leden worden op persoonlijke titel benoemd. De leden treden op in hun persoonlijke hoedanigheid en worden verzocht onafhankelijk van invloeden van buiten advies uit te brengen aan de Commissie. De EGE is onafhankelijk, pluralistisch en multidisciplinair.

De EGE heeft ten hoogste vijftien leden.

Elk lid van de EGE wordt voor een ambtstermijn van vier jaar benoemd. Deze benoeming kan met ten hoogste twee ambtstermijnen worden verlengd.

Leden die niet langer een efficiënte bijdrage tot de werkzaamheden van de groep kunnen leveren of die aftreden, kunnen overeenkomstig artikel 3, lid 1, op basis van een reservelijst voor de rest van hun mandaat door een ander lid worden vervangen.

De keuze en selectie van de leden van de EGE vindt plaats op basis van een open uitnodiging tot het indienen van blijken van belangstelling. Bij de selectieprocedure wordt ook rekening gehouden met aanvullende kandidaturen die via andere kanalen worden ingediend.

De ledenlijst van de EGE wordt door de Commissie in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakt.

Artikel 4

Werkwijze

1.   De leden van de EGE kiezen uit hun midden een voorzit(s)ter en een vice-voorzit(s)ter voor de duur van een ambtstermijn.

2.   Het werkprogramma van de EGE (met inbegrip van de ethische evaluaties die uit hoofde van haar initiatiefrecht door de EGE zelf worden voorgesteld — zie artikel 2) wordt door de voorzitter van de Commissie goedgekeurd. Het Bureau van Europese beleidsadviseurs (BEPA) van de Commissie is in nauwe samenwerking met de voorzit(s)ter van de EGE verantwoordelijk voor de organisatie van de werkzaamheden van de EGE en haar secretariaat.

3.   De werkvergaderingen van de EGE zijn besloten. Naast deze werkvergaderingen kan de EGE haar werkzaamheden met betrokken diensten van de Commissie bespreken en kan zij indien van toepassing vertegenwoordigers van NGO's of representatieve organisaties uitnodigen om met hen van gedachten te wisselen. De agenda voor de vergaderingen van de EGE wordt aan de betrokken diensten van de Commissie toegezonden.

4.   De EGE komt normaal gesproken volgens door de Commissie vastgestelde procedures en tijdschema’s ten kantore van de Commissie bijeen. De EGE dient gedurende een periode van twaalf maanden ten minste zes keer te vergaderen, hetgeen neerkomt op ongeveer twaalf werkdagen per jaar. Van de leden wordt verwacht dat zij ten minste vier vergaderingen per jaar bijwonen.

5.   Ten behoeve van de opstelling van haar adviezen en binnen de grenzen van de hiervoor beschikbare middelen:

kan de EGE als leidraad en informatie ten behoeve van haar werkzaamheden, indien dit nuttig en/of nodig wordt geacht, deskundigen met specifieke kennis uitnodigen;

kan de EGE het initiatief nemen voor studies teneinde alle benodigde wetenschappelijke en technische informatie te verzamelen;

kan de EGE werkgroepen instellen om specifieke aspecten te bestuderen;

zal de EGE voor elk advies dat zij uitbrengt een publieke rondetafelconferentie organiseren teneinde de dialoog te bevorderen en de transparantie te verbeteren;

zal de EGE intensieve contacten onderhouden met de diensten van de Commissie die betrokken zijn bij het onderwerp dat de groep bespreekt;

kan de EGE intensieve contacten onderhouden met vertegenwoordigers van de verschillende organen op het gebied van de ethiek in de Europese Unie en in de kandidaat-lidstaten.

6.   Elk advies wordt onmiddellijk na de vaststelling gepubliceerd. Wanneer een advies niet met algemene stemmen wordt vastgesteld, worden hierin ook afwijkende standpunten opgenomen. Wanneer een advies over een bepaald onderwerp om operationele redenen sneller moet worden uitgebracht, wordt er een kort verslag opgesteld dat indien nodig door een vollediger analyse wordt gevolgd, zonder dat dit afbreuk doet aan de transparantie zoals die bij elk ander advies in acht wordt genomen. In adviezen van de EGE wordt altijd uitgegaan van de actuele stand van zaken op het desbetreffende gebied op het moment dat het advies wordt uitgebracht. Als de EGE dit nodig acht, kan zij besluiten een advies te actualiseren.

7.   De EGE stelt haar reglement van orde vast.

8.   Vóór het eind van het mandaat van de EGE wordt onder verantwoordelijkheid van de voorzit(s)ter een verslag over haar activiteiten samengesteld. Dit verslag wordt gepubliceerd.

Artikel 5

Onkostenvergoeding

De reis- en verblijfskosten voor de vergaderingen van de EGE worden overeenkomstig de voorschriften van de Commissie door de Commissie vergoed.

Artikel 6

Inwerkingtreding

Dit besluit wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie en treedt in werking op de dag waarop de nieuwe EGE-leden worden benoemd.

Gedaan te Brussel, 11 mei 2005.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


20.5.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 127/20


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 12 mei 2005

tot wijziging van de Beschikkingen 2000/45/EG, 2001/405/EG, 2001/688/EG, 2002/255/EG en 2002/747/EG met het oog op de verlenging van de geldigheidsduur van de milieucriteria voor de toekenning van de communautaire milieukeur aan bepaalde producten

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2005) 1446)

(Voor de EER relevante tekst)

(2005/384/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1980/2000 van het Europees Parlement en de Raad van 17 juli 2000 inzake een herzien communautair systeem voor de toekenning van milieukeuren (1), en met name op artikel 6, lid 1, tweede alinea,

Na raadpleging van het Bureau voor de milieukeur van de Europese Unie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De omschrijving van de productengroep en de milieucriteria die zijn opgenomen in Beschikking 2000/45/EG van de Commissie van 17 december 1999 tot vaststelling van de milieucriteria voor de toekenning van de communautaire milieukeur voor wasmachines (2) verstrijken op 30 november 2006.

(2)

De omschrijving van de productengroep en de milieucriteria die zijn opgenomen in Beschikking 2001/405/EG van de Commissie van 4 mei 2001 tot vaststelling van de milieucriteria voor de toekenning van de communautaire milieukeur voor tissuepapierproducten (3) verstrijken op 5 mei 2006.

(3)

De omschrijving van de productengroep en de milieucriteria die zijn opgenomen in Beschikking 2001/688/EG van de Commissie van 28 augustus 2001 tot vaststelling van de milieucriteria voor de toekenning van de communautaire milieukeur aan bodemverbeteraars en groeimedia (4) verstrijken op 29 augustus 2006.

(4)

Beschikking 2002/255/EG van de Commissie van 25 maart 2002 tot vaststelling van de milieucriteria voor de toekenning van de communautaire milieukeur voor televisietoestellen (5) verstrijkt op 31 maart 2006.

(5)

Beschikking 2002/747/EG van de Commissie van 9 september 2002 tot vaststelling van de herziene milieucriteria voor de toekenning van de communautaire milieukeur voor lampen en tot wijziging van Beschikking 1999/568/EG (6) verstrijkt op 31 augustus 2006.

(6)

Overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1980/2000 werd tijdig een beoordeling uitgevoerd van de milieucriteria evenals van de daarmee samenhangende beoordelings- en verificatievereisten, die bij de voornoemde beschikkingen zijn ingesteld.

(7)

Op grond van de beoordeling van deze criteria en vereisten is het aangewezen de geldigheidsduur van de milieucriteria en de vereisten met één jaar te verlengen.

(8)

Daar de verplichting tot herziening op grond van Verordening (EG) nr. 1980/2000 uitsluitend betrekking heeft op de milieucriteria en de beoordelings- en verificatievereisten, is het aangewezen de Beschikkingen 2002/255/EG en 2002/747/EG te handhaven.

(9)

De Beschikkingen 2000/45/EG, 2001/405/EG, 2001/688/EG, 2002/255/EG en 2002/747/EG moeten dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(10)

De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 17 van Verordening (EG) nr. 1980/2000 ingestelde comité,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

Artikel 3 van Beschikking 2000/45/EG wordt vervangen door de volgende tekst:

„Artikel 3

De milieucriteria evenals de daarmee samenhangende beoordelings- en verificatievereisten voor de productengroep wasmachines blijven van toepassing tot 30 november 2007.”.

Artikel 2

Artikel 3 van Beschikking 2001/405/EG wordt vervangen door de volgende tekst:

„Artikel 3

De milieucriteria evenals de daarmee samenhangende beoordelings- en verificatievereisten voor de productengroep tissuepapierproducten blijven van toepassing tot 4 mei 2007.”.

Artikel 3

Artikel 3 van Beschikking 2001/688/EG wordt vervangen door de volgende tekst:

„Artikel 3

De milieucriteria evenals de daarmee samenhangende beoordelings- en verificatievereisten voor de productengroep bodemverbeteraars en groeimedia blijven van toepassing tot 28 augustus 2007.”.

Artikel 4

Artikel 4 van Beschikking 2002/255/EG wordt vervangen door de volgende tekst:

„Artikel 4

De milieucriteria evenals de daarmee samenhangende beoordelings- en verificatievereisten voor de productengroep televisietoestellen blijven van toepassing tot 31 maart 2007.”.

Artikel 5

Artikel 5 van Beschikking 2002/747/EG wordt vervangen door de volgende tekst:

„Artikel 5

De milieucriteria evenals de daarmee samenhangende beoordelings- en verificatievereisten voor de productengroep lampen blijven van toepassing tot 31 augustus 2007.”.

Artikel 6

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 12 mei 2005.

Voor de Commissie

Stavros DIMAS

Lid van de Commissie


(1)  PB L 237 van 21.9.2000, blz. 1.

(2)  PB L 16 van 21.1.2000, blz. 74. Beschikking gewijzigd bij Beschikking 2003/240/EG (PB L 89 van 5.4.2003, blz. 16).

(3)  PB L 142 van 29.5.2001, blz. 10.

(4)  PB L 242 van 12.9.2001, blz. 17.

(5)  PB L 87 van 4.4.2002, blz. 53.

(6)  PB L 242 van 10.9.2002, blz. 44.


20.5.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 127/22


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 13 mei 2005

houdende goedkeuring voor het begrotingsjaar 2004 van de door de lidstaten ingediende rekeningen inzake de door het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL), afdeling Garantie, gefinancierde uitgaven

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2005) 1443)

(2005/385/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1258/1999 van de Raad van 17 mei 1999 betreffende de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (1), en met name op artikel 7, lid 3,

Na raadpleging van het Comité van het Fonds,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 7, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1258/1999 keurt de Commissie, op basis van de door de lidstaten ingediende jaarrekeningen, vergezeld van de voor de goedkeuring daarvan vereiste gegevens, alsmede van een verklaring inzake de volledigheid, de juistheid en de waarheidsgetrouwheid van de ingediende rekeningen, en van de door de verklarende instanties opgestelde rapporten, de rekeningen goed van de in artikel 4, lid 1, van die verordening bedoelde betaalorganen.

(2)

Op grond van artikel 7, lid 1, van Verordening (EG) nr. 296/96 van de Commissie van 16 februari 1996 betreffende de door de lidstaten te verstrekken gegevens en de maandelijkse boeking van de uit de afdeling Garantie van het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL) gefinancierde uitgaven (2) worden voor het begrotingsjaar 2004 de door de lidstaten van 16 oktober 2003 tot en met 15 oktober 2004 gedane uitgaven in aanmerking genomen.

(3)

De termijnen voor de indiening door de lidstaten bij de Commissie van de documenten die zijn bedoeld in artikel 6, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 1258/1999 en in artikel 4, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1663/95 van de Commissie van 7 juli 1995 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 729/70 van de Raad aangaande de procedure inzake de goedkeuring van de rekeningen van het EOGFL, afdeling Garantie (3), zijn verstreken.

(4)

De Commissie heeft de meegedeelde gegevens gecontroleerd en heeft vóór 31 maart 2005 de resultaten van deze controles, samen met de noodzakelijke aanpassingen, aan de lidstaten meegedeeld.

(5)

Overeenkomstig artikel 7, lid 1, eerste alinea, van Verordening (EG) nr. 1663/95, wordt in het in artikel 7, lid 3, van Verordening (EG) 1258/1999 bedoelde besluit tot goedkeuring van de rekeningen, onverminderd latere besluiten op grond van artikel 7, lid 4, van laatstgenoemde verordening, het bedrag vastgesteld van de uitgaven die door elke lidstaat in het betrokken begrotingsjaar zijn verricht en die op basis van de in artikel 6, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 1258/1999 bedoelde rekeningen en van de verminderingen en opschortingen van voorschotten voor het betrokken begrotingsjaar, met inbegrip van de in artikel 4, lid 3, tweede alinea, van Verordening (EG) nr. 296/96 bedoelde verminderingen, als ten laste van het EOGFL, afdeling Garantie, moeten worden aangemerkt. Overeenkomstig artikel 154 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (4), wordt het resultaat van de goedkeuringsbeschikking, namelijk het eventuele verschil tussen het totaal van de op grond van artikel 151, lid 1, en artikel 152 voor het betrokken begrotingsjaar in aanmerking genomen uitgaven en het totaal van de bij deze beschikking door de Commissie goedgekeurde uitgaven, als meer- of minderuitgave in één enkel artikel opgenomen.

(6)

Voor sommige betaalorganen kan de Commissie, aan de hand van de jaarrekeningen en de begeleidende documenten en in het licht van de uitgevoerde controles, een besluit nemen over de volledigheid, de juistheid en de waarheidsgetrouwheid van de ingediende rekeningen. Bijlage I geeft voor elke lidstaat een overzicht van de goedgekeurde bedragen. Meer gedetailleerde gegevens over deze bedragen zijn opgenomen in het syntheseverslag dat samen met deze beschikking ter kennis is gebracht van het Comité van het Fonds.

(7)

In het licht van de uitgevoerde controles moeten de door sommige betaalorganen verstrekte gegevens nader worden onderzocht en derhalve kunnen de jaarrekeningen voor de betreffende betaalorganen niet bij deze beschikking worden goedgekeurd. De betrokken betaalorganen zijn vermeld in bijlage II.

(8)

In artikel 4, lid 2, van Verordening (EG) nr. 296/96, juncto artikel 14 van Verordening (EG) nr. 2040/2000 van de Raad van 26 september 2000 betreffende de begrotingsdiscipline (5) is bepaald dat, wanneer een lidstaat uitgaven betaalt na het verstrijken van de voorgeschreven termijn, een verminderde boeking in het kader van de voorschotten wordt toegepast. Op grond van artikel 4, lid 3, van Verordening (EG) nr. 296/96 moet evenwel bij het geven van de beschikking tot goedkeuring van de rekeningen rekening worden gehouden met de overschrijdingen in de maanden augustus, september en oktober, tenzij deze overschrijdingen kunnen worden geconstateerd voordat de laatste voorschottenbeschikking van het begrotingsjaar wordt gegeven. Een deel van de door sommige lidstaten in voornoemde periode aangegeven uitgaven voor maatregelen waarvoor de Commissie geen verzachtende omstandigheden heeft aanvaard, is na de voorgeschreven termijnen verricht. Bij deze beschikking moet derhalve over de daarmee verband houdende verminderingen worden beslist. Op grond van artikel 7, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1258/1999 zal later over deze verminderingen en alle eventuele andere uitgaven welke na de voorgeschreven termijnen zijn verricht, een besluit worden genomen waarbij de definitief van communautaire financiering uit te sluiten uitgaven worden vastgesteld.

(9)

De Commissie heeft, op grond van artikel 14 van Verordening (EG) nr. 2040/2000 en artikel 4, lid 2, van Verordening (EG) nr. 296/96, sommige maandelijkse voorschotten op de in rekening gebrachte uitgaven voor het begrotingsjaar 2004 tijdelijk verlaagd of opgeschort en stelt bij deze beschikking de in artikel 4, lid 3, van Verordening (EG) nr. 296/96 bedoelde verminderingen vast; derhalve mogen, om te vermijden dat de betrokken bedragen voortijdig of tijdelijk worden terugbetaald, deze bedragen bij deze beschikking niet worden erkend in afwachting van later onderzoek op grond van artikel 7, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1258/1999.

(10)

In artikel 7, lid 1, tweede alinea, van Verordening (EG) nr. 1663/95 is bepaald dat bedragen die, overeenkomstig het in de eerste alinea bedoelde besluit tot goedkeuring van de rekeningen, van een lidstaat moeten worden teruggevorderd of aan een lidstaat moeten worden betaald, worden vastgesteld door het bedrag van de in de loop van het betrokken begrotingsjaar, i.c. 2004, betaalde voorschotten af te trekken van de voor hetzelfde jaar overeenkomstig de eerste alinea vastgestelde uitgaven. De door of aan de lidstaten te betalen bedragen worden afgetrokken van of toegevoegd aan de voorschotten op de uitgaven van de tweede maand na de maand waarin het besluit tot goedkeuring van de rekeningen is genomen.

(11)

Overeenkomstig artikel 7, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1258/1999 en artikel 7, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1663/95 neemt deze op basis van boekhoudkundige informatie gegeven beschikking niet weg dat de Commissie later nog steeds kan besluiten dat niet overeenkomstig de communautaire voorschriften verrichte uitgaven van communautaire financiering worden uitgesloten,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

Met uitzondering van de in artikel 2 bedoelde betaalorganen, worden bij deze beschikking de rekeningen van de betaalorganen van de lidstaten inzake de door het EOGFL, afdeling Garantie, gefinancierde uitgaven voor het begrotingsjaar 2004 goedgekeurd. De krachtens deze beschikking van elke lidstaat terug te vorderen of aan elke lidstaat te betalen bedragen worden vastgesteld in bijlage I.

Artikel 2

Deze beschikking is niet van toepassing op de rekeningen van de in bijlage II vermelde betaalorganen van de lidstaten, die betrekking hebben op de door het EOGFL, afdeling Garantie, gefinancierde uitgaven voor het begrotingsjaar 2004; voor deze uitgaven wordt later een aparte beschikking gegeven.

Artikel 3

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 13 mei 2005.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 160 van 26.6.1999, blz. 103.

(2)  PB L 39 van 17.2.1996, blz. 5. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1655/2004 (PB L 298 van 23.9.2004, blz. 3).

(3)  PB L 158 van 8.7.1995, blz. 6. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 465/2005 (PB L 77 van 23.3.2005, blz. 6).

(4)  PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.

(5)  PB L 244 van 29.9.2000, blz. 27.


BIJLAGE I

Goedkeuring van de jaarrekeningen van de betaalorganen — Begrotingsjaar 2004

Bedrag terug te vorderen van of te betalen aan de lidstaat

LS

 

Uitgaven voor begrotingsjaar 2004 voor de betaalorganen waarvan de jaarrekeningen

Total a + b

Verminderingen en schorsingen voor het volledige begrotingsjaar

Totaal inclusief de verminderingen en de schorsingen

Voorschotten gestort aan de lidstaat ten laste van het begrotingsjaar

Bedrag terug te vorderen van (–) of betaalbaar aan (+) de lidstaat

goedgekeurd

uitgesteld

= uitgaven gedeclareerd in de jaardeclaratie

= totaal van de uitgaven in de maandelijkse declaraties

a

b

c = a + b

d

e = c + d

f

g = e – f

AT

EUR

1 141 832 188,85

0,00

1 141 832 188,85

0,00

1 141 832 188,85

1 141 832 509,04

– 320,19

BE

EUR

1 072 926 545,09

0,00

1 072 926 545,09

0,00

1 072 926 545,09

1 072 805 591,37

120 953,72

CZ

CZK

148 270 977,89

0,00

148 270 977,89

0,00

148 270 977,89

148 270 977,89

0,00

DE

EUR

6 010 175 861,68

23 818 955,08

6 033 994 816,76

– 150 191,69

6 033 844 625,07

6 033 635 575,97

209 049,10

DK

DKK

9 058 346 238,16

0,00

9 058 346 238,16

– 68 177,57

9 058 278 060,59

9 058 602 584,17

– 324 523,58

EE

EEK

8 595 434,55

0,00

8 595 434,55

0,00

8 595 434,55

8 595 434,55

0,00

EL

EUR

2 781 442 489,74

0,00

2 781 442 489,74

– 5 228 942,57

2 776 213 547,17

2 777 610 434,43

– 1 396 887,26

ES

EUR

6 269 452 812,02

57 020 505,80

6 326 473 317,82

– 7 926 338,98

6 318 546 978,84

6 319 215 724,26

– 668 745,42

FI

EUR

869 358 525,94

0,00

869 358 525,94

– 4 383,80

869 354 142,14

868 904 449,67

449 692,47

FR

EUR

9 395 956 559,98

1 868 053,41

9 397 824 613,39

– 9 219 078,83

9 388 605 534,56

9 389 117 043,59

– 511 509,03

HU

HUF

125 098 884,00

0,00

125 098 884,00

0,00

125 098 884,00

125 098 884,00

0,00

IE

EUR

1 829 924 935,77

0,00

1 829 924 935,77

– 1 354 653,66

1 828 570 282,11

1 829 730 495,20

– 1 160 213,09

IT

EUR

1 194 172 909,54

3 835 460 014,48

5 029 632 924,02

– 48 452 006,98

4 981 180 917,04

5 022 642 872,80

– 41 461 955,76

LT

LTL

1 826 753,89

0,00

1 826 753,89

0,00

1 826 753,89

1 826 753,89

0,00

LU

EUR

0,00

37 803 193,51

37 803 193,51

– 42 350,66

37 760 842,85

37 760 842,85

0,00

LV

LVL

23 671,15

0,00

23 671,15

0,00

23 671,15

23 671,15

0,00

NL

EUR

1 262 187 678,33

0,00

1 262 187 678,33

– 313 300,35

1 261 874 377,98

1 261 891 680,76

– 17 302,78

PL

PLN

46 695 429,61

0,00

46 695 429,61

0,00

46 695 429,61

46 695 429,61

0,00

PT

EUR

824 235 249,10

0,00

824 235 249,10

– 884 668,91

823 350 580,19

823 155 282,67

195 297,52

SE

SEK

7 740 689 327,48

0,00

7 740 689 327,48

0,00

7 740 689 327,48

7 740 689 327,48

0,00

SI

SIT

16 964 300,84

0,00

16 964 300,84

0,00

16 964 300,84

16 964 300,84

0,00

SK

SKK

57 252 395,16

0,00

57 252 395,16

0,00

57 252 395,16

57 252 395,16

0,00

UK

GBP

2 782 254 804,67

0,00

2 782 254 804,67

– 36 835 148,07

2 745 419 656,60

2 747 004 082,12

– 1 584 425,52

(1)

Voor de berekening van het bedrag dat dient te worden teruggevorderd van of betaalbaar is aan de lidstaat is het in overweging genomen bedrag, ofwel het totaal van jaardeclaratie voor de goedgekeurde jaarrekeningen (kolom a), ofwel het totaal van de uitgaven in de maandelijkse declaraties voor de uitgestelde uitgaven (kolom b).

(2)

De in aanmerking genomen verminderingen en schorsingen zijn deze in rekening gebracht binnen het systeem van de voorschotten, vermeerderd met ondermeer de correcties ten gevolge van het niet naleven van de betaaltermijnen vastgesteld in de maanden augustus, september en oktober 2004.


BIJLAGE II

Goedkeuring van de jaarrekeningen van de betaalorganen — Begrotingsjaar 2004

Lijst van betaalorganen waarvan de jaarrekeningen worden uitgesloten en zullen deel uitmaken van een latere beschikking

Lidstaat

Betaalorgaan

Duitsland

Bayern Umwelt

Spanje

Madrid

Frankrijk

SDE

Italië

AGEA

Luxemburg

Ministère de l'agriculture


Besluiten aangenomen krachtens titel V van het Verdrag betreffende de Europese Unie

20.5.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 127/27


BESLUIT 2005/386/GBVB VAN DE RAAD

van 14 maart 2005

betreffende de sluiting van de Overeenkomst tussen de Europese Unie en Nieuw-Zeeland betreffende de deelname van Nieuw-Zeeland aan de militaire crisisbeheersingsoperatie van de Europese Unie in Bosnië en Herzegovina (Operatie Althea)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name op artikel 24,

Gezien de aanbeveling van het voorzitterschap,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 12 juli 2004 heeft de Raad Gemeenschappelijk Optreden 2004/570/GBVB inzake de militaire operatie van de Europese Unie in Bosnië en Herzegovina (1) vastgesteld.

(2)

In artikel 11, lid 3, van dat gemeenschappelijk optreden is bepaald dat gedetailleerde regelingen betreffende de deelneming van derde landen worden vastgesteld in een overeenkomst op grond van artikel 24 van het Verdrag betreffende de Europese Unie.

(3)

Hiertoe op 13 september 2004 door de Raad gemachtigd, heeft het voorzitterschap, bijgestaan door de secretaris-generaal/hoge vertegenwoordiger, onderhandeld over een overeenkomst tussen de Europese Unie en Nieuw-Zeeland betreffende de deelname van Nieuw-Zeeland aan de militaire crisisbeheersingsoperatie van de Europese Unie in Bosnië en Herzegovina (Operatie Althea).

(4)

De overeenkomst dient te worden goedgekeurd,

BESLUIT:

Artikel 1

De Overeenkomst tussen de Europese Unie en Nieuw-Zeeland betreffende de deelname van Nieuw-Zeeland aan de militaire crisisbeheersingsoperatie van de Europese Unie in Bosnië en Herzegovina (Operatie Althea) wordt namens de Europese Unie goedgekeurd.

De tekst van de overeenkomst is aan dit besluit gehecht.

Artikel 2

De voorzitter van de Raad is gemachtigd de persoon aan te wijzen die bevoegd is de overeenkomst te ondertekenen teneinde daardoor de Europese Unie te binden.

Artikel 3

Dit besluit wordt van kracht op de dag van zijn aanneming.

Artikel 4

Dit besluit wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 14 maart 2005.

Voor de Raad

De voorzitter

F. BODEN


(1)  PB L 252 van 28.7.2004, blz. 10.


VERTALING

OVEREENKOMST

tussen de Europese Unie en Nieuw-Zeeland betreffende de deelname van Nieuw-Zeeland aan de militaire crisisbeheersingsoperatie van de Europese Unie in Bosnië en Herzegovina (Operatie Althea)

DE EUROPESE UNIE (EU),

enerzijds, en

DE REGERING VAN NIEUW-ZEELAND (hierna „NIEUW-ZEELAND” genoemd),

anderzijds,

hierna te noemen „de partijen”,

REKENING HOUDEND MET

ZIJN HET VOLGENDE OVEREENGEKOMEN:

Artikel 1

Deelname aan de operatie

1.   Nieuw-Zeeland sluit zich aan bij Gemeenschappelijk Optreden 2004/570/GBVB van 12 juli 2004 inzake de militaire operatie van de Europese Unie in Bosnië en Herzegovina, en bij ieder gemeenschappelijk optreden of besluit waarbij de Raad van de Europese Unie besluit de militaire crisisbeheersingsoperatie van de Europese Unie te verlengen overeenkomstig de bepalingen van deze overeenkomst en eventuele vereiste uitvoeringsregelingen.

2.   De deelname van Nieuw-Zeeland aan de militaire crisisbeheersingsoperatie van de Europese Unie doet geen afbreuk aan de autonome besluitvorming van de Europese Unie.

3.   Nieuw-Zeeland draagt er zorg voor dat de strijdkrachten en het personeel die aan de militaire crisisbeheersingsoperatie van de Europese Unie deelnemen, hun taak uitoefenen overeenkomstig

Gemeenschappelijk Optreden 2004/570/GBVB en eventuele latere wijzigingen daarvan;

het operatieplan;

de uitvoeringsmaatregelen.

4.   De strijdkrachten en het personeel die door Nieuw-Zeeland voor de operatie gedetacheerd worden, laten zich bij de uitvoering van hun taken en in hun gedrag uitsluitend leiden door het belang van de militaire crisisbeheersingsoperatie van de Europese Unie.

5.   Nieuw-Zeeland informeert te gelegener tijd de operationeel commandant van de Europese Unie over elke wijziging in zijn deelname aan de operatie, met inbegrip van de terugtrekking van zijn bijdrage.

Artikel 2

Status van de strijdkrachten

1.   De status van de strijdkrachten en het personeel die door Nieuw-Zeeland worden uitgezonden naar de militaire crisisbeheersingsoperatie van de Europese Unie, wordt geregeld overeenkomstig de bepalingen van punt 12 van Resolutie 1575 (2004) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties van 22 november 2004.

2.   De status van de strijdkrachten en het personeel die worden uitgezonden naar het hoofdkwartier of de commando-onderdelen buiten Bosnië en Herzegovina, wordt bepaald middels regelingen tussen het betrokken hoofdkwartier en de betrokken commando-onderdelen en Nieuw-Zeeland.

3.   Onverminderd de in lid 1 bedoelde bepalingen betreffende de status van de strijdkrachten oefent Nieuw-Zeeland bevoegdheid uit ten aanzien van zijn strijdkrachten en personeel die aan de militaire crisisbeheersingsoperatie van de Europese Unie deelnemen.

4.   Nieuw-Zeeland is verantwoordelijk voor de afhandeling van schadevorderingen uit hoofde van, aangaande of met betrekking tot de deelname van leden van zijn strijdkrachten of personeel aan de militaire crisisbeheersingsoperatie van de Europese Unie. Nieuw-Zeeland stelt overeenkomstig zijn wet- en regelgeving in voorkomend geval een, inzonderheid juridische of disciplinaire, vordering in tegen leden van zijn strijdkrachten en personeel.

5.   Nieuw-Zeeland legt bij de ondertekening van deze overeenkomst een verklaring af inzake het afzien van schadevorderingen tegen een aan de militaire crisisbeheersingsoperatie van de Europese Unie deelnemend land.

6.   De Europese Unie draagt er zorg voor dat haar lidstaten bij de ondertekening van deze overeenkomst een verklaring afleggen inzake het afzien van schadevorderingen, wat betreft de deelname van Nieuw-Zeeland aan de militaire crisisbeheersingsoperatie van de Europese Unie.

Artikel 3

Gerubriceerde informatie

1.   Nieuw-Zeeland neemt de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat gerubriceerde EU-informatie wordt beschermd overeenkomstig de beveiligingsvoorschriften van de Raad van de Europese Unie, vervat in Besluit 2001/264/EG van de Raad (4), en overeenkomstig verdere richtsnoeren van de bevoegde autoriteiten, waaronder de operationeel commandant van de Europese Unie.

2.   Indien de Europese Unie en Nieuw-Zeeland een overeenkomst zijn aangegaan over beveiligingsvoorschriften voor de uitwisseling van gerubriceerde informatie, gelden de bepalingen daarvan ook voor de militaire crisisbeheersingsoperatie van de Europese Unie.

Artikel 4

Commandostructuur

1.   Alle aan de militaire crisisbeheersingsoperatie van de Europese Unie deelnemende strijdkrachten en personeel blijven volledig onder bevel van hun nationale autoriteiten.

2.   De nationale autoriteiten dragen het operationele en tactische bevel, dan wel het operationele en tactische toezicht over hun strijdkrachten en personeel over aan de operationeel commandant van de Europese Unie. De operationeel commandant van de Europese Unie heeft het recht zijn gezag te delegeren.

3.   Nieuw-Zeeland heeft bij de dagelijkse aansturing van de operatie dezelfde rechten en verplichtingen als de deelnemende lidstaten van de Europese Unie.

4.   De operationeel commandant van de Europese Unie kan te allen tijde — na overleg met Nieuw-Zeeland — om de terugtrekking van de bijdrage van Nieuw-Zeeland verzoeken.

5.   Een hoge militaire vertegenwoordiger (HMV) wordt door Nieuw-Zeeland benoemd om zijn nationale contingent in de militaire crisisbeheersingsoperatie van de Europese Unie te vertegenwoordigen. De HMV overlegt met de commandant van de EU-strijdkrachten over alle aangelegenheden die van invloed zijn op de operatie en is verantwoordelijk voor de dagelijkse discipline van het contingent.

Artikel 5

Financiële aspecten

1.   Nieuw-Zeeland draagt alle kosten in verband met zijn deelname aan de operatie, tenzij de kosten vallen onder de gemeenschappelijke financiering zoals omschreven in de in artikel 1, lid 1, bedoelde rechtsinstrumenten en in Besluit 2004/197/GBVB van de Raad van 23 februari 2004 tot instelling van een mechanisme voor het beheer van de financiering van de gemeenschappelijke kosten van de operaties van de Europese Unie die gevolgen hebben op militair of defensiegebied (5).

2.   In geval van overlijden, lichamelijk letsel, verlies of schade geleden door natuurlijke personen of rechtspersonen van het land/de landen waar de operatie plaatsvindt, betaalt Nieuw-Zeeland, wanneer zijn aansprakelijkheid is vastgesteld, schadevergoeding onder de voorwaarden, genoemd in de bepalingen betreffende de status van de strijdkrachten zoals bedoeld in artikel 2, lid 1.

Artikel 6

Regelingen voor de uitvoering van de overeenkomst

De voor de uitvoering van deze overeenkomst noodzakelijke technische en administratieve regelingen worden getroffen door de secretaris-generaal van de Raad van de Europese Unie, hoge vertegenwoordiger voor het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid, en de bevoegde autoriteiten van Nieuw-Zeeland.

Artikel 7

Niet-naleving

Indien een van de partijen de in de voorgaande artikelen neergelegde verplichtingen niet nakomt, heeft de andere partij het recht om deze overeenkomst te beëindigen met inachtneming van een opzeggingstermijn van één maand.

Artikel 8

Geschillenbeslechting

Geschillen met betrekking tot de uitlegging of de toepassing van deze overeenkomst worden langs diplomatieke weg opgelost tussen de partijen.

Artikel 9

Inwerkingtreding

1.   Deze overeenkomst treedt in werking op de eerste dag van de maand volgende op de wederzijdse kennisgeving van de partijen dat de voor dit doel noodzakelijke interne procedures zijn afgerond.

2.   Deze overeenkomst wordt voorlopig toegepast vanaf de datum van de ondertekening.

3.   Deze overeenkomst blijft van kracht zolang de deelname van Nieuw-Zeeland aan de operatie duurt.

Gedaan te Brussel, Image, in vier exemplaren in de Engelse taal.

Voor de Europese Unie

Voor Nieuw-Zeeland


(1)  PB L 252 van 28.7.2004, blz. 10.

(2)  PB L 324 van 27.10.2004, blz. 20.

(3)  PB L 325 van 28.10.2004, blz. 64. Besluit gewijzigd bij Besluit BiH/5/2004 (PB L 357 van 2.12.2004, blz. 39).

(4)  PB L 101 van 11.4.2001, blz. 1. Besluit gewijzigd bij Besluit 2004/194/EG (PB L 63 van 28.2.2004, blz. 48).

(5)  PB L 63 van 28.2.2004, blz. 68.

VERKLARINGEN

zoals bedoeld in artikel 2, leden 5 en 6, van de overeenkomst

Verklaring van de lidstaten van de Europese Unie

„De lidstaten van de Europese Unie die Gemeenschappelijk Optreden 2004/570/GBVB van 12 juli 2004 inzake de militaire operatie van de Europese Unie in Bosnië en Herzegovina uitvoeren, zullen, voorzover hun nationale rechtsstelsel dit toelaat, op basis van wederkerigheid zoveel mogelijk afzien van schadevorderingen tegen Nieuw-Zeeland wegens lichamelijk letsel of dood van een lid van hun personeel, c.q. schade aan of verlies van middelen die hun eigendom zijn en die door de crisisbeheersingsoperatie van de Europese Unie zijn gebruikt, wanneer het letsel, het overlijden, de schade of het verlies:

door personeel van Nieuw-Zeeland werd veroorzaakt bij de uitvoering van zijn taken in het kader van de crisisbeheersingsoperatie van de Europese Unie, behalve in gevallen van grove nalatigheid of opzettelijk wangedrag;

voortvloeide uit het gebruik van middelen van Nieuw-Zeeland, mits die middelen gebruikt werden in het kader van de operatie, en behalve in gevallen van grove nalatigheid of opzettelijk wangedrag van het uit Nieuw-Zeeland afkomstige personeel van de crisisbeheersingsoperatie van de Europese Unie dat die middelen gebruikte.”

Verklaring van Nieuw-Zeeland

„Nieuw-Zeeland, dat Gemeenschappelijk Optreden 2004/570/GBVB van 12 juli 2004 inzake de militaire operatie van de Europese Unie in Bosnië en Herzegovina uitvoert, zal, voorzover zijn nationale rechtsstelsel dit toelaat, op basis van wederkerigheid zoveel mogelijk afzien van schadevorderingen tegen elk ander aan de EU-crisisbeheersingsoperatie deelnemend land wegens lichamelijk letsel of dood van een lid van zijn personeel, c.q. schade aan of verlies van middelen die zijn eigendom zijn en die door de crisisbeheersingsoperatie van de Europese Unie zijn gebruikt, wanneer het letsel, het overlijden, de schade of het verlies:

door personeel werd veroorzaakt bij de uitvoering van zijn taken in het kader van de crisisbeheersingsoperatie van de Europese Unie, behalve in gevallen van grove nalatigheid of opzettelijk wangedrag;

voortvloeide uit het gebruik van middelen die eigendom zijn van aan de crisisbeheersingsoperaties van de Europese Unie deelnemende landen, op voorwaarde dat deze middelen ten behoeve van de operatie zijn gebruikt, behalve in gevallen van grove nalatigheid of opzettelijk wangedrag van het personeel van de crisisbeheersingsoperatie van de Europese Unie dat die middelen gebruikte.”.


Besluiten aangenomen krachtens titel VI van het Verdrag betreffende de Europese Unie

20.5.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 127/32


BESLUIT 2005/387/JBZ VAN DE RAAD

van 10 mei 2005

inzake de uitwisseling van informatie, de risicobeoordeling en de controle ten aanzien van nieuwe psychoactieve stoffen

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name op artikel 29, artikel 31, lid 1, onder e), en artikel 34, lid 2, onder c),

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Parlement (1),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De bijzondere gevaren die inherent zijn aan de ontwikkeling van psychoactieve stoffen vereisen dat de lidstaten snel maatregelen nemen.

(2)

Indien nieuwe psychoactieve stoffen niet in alle lidstaten onder het strafrecht vallen, kunnen er problemen ontstaan bij de samenwerking tussen de justitiële autoriteiten en wetshandhavingsinstanties van de lidstaten, omdat de feiten in kwestie dan niet strafbaar zijn krachtens het recht van zowel de verzoekende als de aangezochte staat.

(3)

In het Actieplan inzake drugs 2000-2004 van de Europese Unie wordt de Commissie verzocht om een evaluatie van Gemeenschappelijk Optreden 97/397/JBZ van de Raad van 16 juni 1997 betreffende de uitwisseling van informatie, de risicobeoordeling en de controle inzake nieuwe synthetische drugs (2) (hierna „het gemeenschappelijk optreden” genoemd), rekening houdend met de op verzoek van het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving (hierna „het EWDD” genoemd) verrichte externe beoordeling van het systeem voor vroegtijdige waarschuwing. Uit de evaluatie blijkt dat het gemeenschappelijk optreden aan de verwachtingen heeft voldaan. Niettemin is het op grond van het resultaat van de evaluatie duidelijk dat er behoefte is aan verbetering en heroriëntering van het gemeenschappelijk optreden. Met name moeten de hoofddoelstelling, de duidelijkheid van de procedures en definities, de transparantie van de werking en het toepassingsgebied ervan opnieuw worden gedefinieerd. In de mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement betreffende de tussentijdse evaluatie van het EU-actieplan inzake drugs (2000-2004) staat dat de wetgeving zal worden gewijzigd om de maatregelen ter bestrijding van synthetische drugs te versterken. Het bij het gemeenschappelijk optreden opgezette systeem moet bijgevolg worden aangepast.

(4)

Nieuwe psychoactieve stoffen kunnen schadelijk zijn voor de gezondheid.

(5)

De onder dit besluit vallende nieuwe psychoactieve stoffen kunnen geneesmiddelen omvatten zoals omschreven in Richtlijn 2001/82/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 november 2001 tot vaststelling van een communautair wetboek betreffende geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik (3) en in Richtlijn 2001/83/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 november 2001 tot vaststelling van een communautair wetboek betreffende geneesmiddelen voor menselijk gebruik (4).

(6)

De uitwisseling van informatie in het kader van het systeem voor vroegtijdige waarschuwing dat op grond van het gemeenschappelijk optreden is opgezet, is voor de lidstaten een waardevol hulpmiddel gebleken.

(7)

Niets in dit besluit mag de lidstaten beletten in het kader van het Reitox-netwerk informatie uit te wisselen over nieuwe ontwikkelingen in het gebruik van bestaande psychoactieve stoffen die een potentieel gevaar voor de volksgezondheid vormen, en over mogelijke maatregelen op het gebied van de volksgezondheid, in overeenstemming met het mandaat en de procedures van het EWDD.

(8)

Op grond van dit besluit mag geen afbreuk worden gedaan aan de kwaliteit van de gezondheidszorg voor mens of dier. Stoffen waarvan de medische waarde vaststaat en erkend is, kunnen derhalve niet op grond van dit besluit aan controlemaatregelen worden onderworpen. Met betrekking tot het misbruik van stoffen waarvan de medische waarde vaststaat en erkend is, moet passende regelgeving op het gebied van de volksgezondheid worden vastgesteld.

(9)

Naast hetgeen is voorgeschreven in het kader van de systemen voor geneesmiddelenbewaking zoals die zijn omschreven in Richtlijn 2001/82/EG en in Richtlijn 2001/83/EG, moet de uitwisseling van informatie over psychoactieve stoffen die misbruikt of verkeerd gebruikt worden, worden versterkt en moet voor een passende samenwerking met het Europees Geneesmiddelenbureau (hierna „het EMEA” genoemd) worden gezorgd. CND-resolutie 46/7 „Measures to promote the exchange of information on new patterns of drug use and on psychoactive substances consumed” biedt een nuttig kader voor het optreden van de lidstaten.

(10)

De vaststelling van termijnen in elke fase van de bij dit besluit vastgestelde procedure moet de snelle werking van het instrument waarborgen en doet duidelijk uitkomen dat het een systeem voor snelle reactie betreft.

(11)

Het wetenschappelijk comité van het EWDD speelt een centrale rol bij de beoordeling van de aan een nieuwe psychoactieve stof verbonden risico’s. Voor de toepassing van dit besluit zal het worden uitgebreid met deskundigen van de Commissie, Europol en het EMEA, alsmede met deskundigen uit vakgebieden die niet of onvoldoende vertegenwoordigd zijn in het wetenschappelijk comité van het EWDD.

(12)

Het uitgebreide wetenschappelijk comité, dat de aan nieuwe psychoactieve stoffen verbonden risico’s beoordeelt, moet beperkt blijven tot een kleine technische groep van deskundigen die in staat is om op doeltreffende wijze alle aan een nieuwe psychoactieve stof verbonden risico’s te beoordelen. De omvang van het uitgebreide wetenschappelijk comité moet dan ook werkbaar blijven.

(13)

Aangezien de doelstellingen van dit besluit, namelijk de uitwisseling van informatie, een risicobeoordeling door een wetenschappelijk comité en een procedure op het niveau van de Europese Unie om de gemelde stoffen onder controle te stellen, niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt en derhalve vanwege de omvang of de gevolgen beter door de Gemeenschap kunnen worden verwezenlijkt, kan de Gemeenschap, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel, gaat dit besluit niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.

(14)

Overeenkomstig artikel 34, lid 2, onder c), van het Verdrag kunnen op grond van het onderhavige besluit genomen maatregelen bij gekwalificeerde meerderheid worden aangenomen, aangezien zij nodig zijn om dit besluit uit te voeren.

(15)

Dit besluit neemt de grondrechten in acht en gaat uit van de beginselen die in artikel 6 van het Verdrag zijn erkend en in het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie zijn weergegeven,

BESLUIT:

Artikel 1

Onderwerp

Bij dit besluit wordt een systeem ingesteld voor de snelle uitwisseling van informatie over nieuwe psychoactieve stoffen. In het systeem wordt informatie opgenomen betreffende vermoedelijke bijwerkingen die moeten worden gemeld in het kader van het krachtens titel IX van Richtlijn 2001/83/EG ingestelde geneesmiddelenbewakingssysteem.

Dit besluit voorziet ook in de beoordeling van de aan deze nieuwe psychoactieve stoffen verbonden risico’s, zodat de in de lidstaten geldende controlemaatregelen inzake verdovende middelen en psychotrope stoffen ook op de nieuwe psychoactieve stoffen kunnen worden toegepast.

Artikel 2

Toepassingsgebied

Dit besluit is van toepassing op stoffen die momenteel niet voorkomen op een van de lijsten bij:

a)

het Enkelvoudig Verdrag van de Verenigde Naties van 1961 inzake verdovende middelen en die een vergelijkbaar gevaar voor de volksgezondheid kunnen vormen als de stoffen die op lijst I, II of IV bij dat verdrag voorkomen, en

b)

het Verdrag van de Verenigde Naties van 1971 inzake psychotrope stoffen en die een vergelijkbaar gevaar voor de volksgezondheid kunnen vormen als de stoffen die op lijst I, II, III of IV bij dat verdrag voorkomen.

Dit besluit heeft betrekking op eindproducten en niet op precursoren, waarvoor een communautaire regeling is vastgelegd in Verordening (EEG) nr. 3677/90 van de Raad van 13 december 1990 houdende maatregelen om te voorkomen dat bepaalde stoffen worden misbruikt voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen en psychotrope stoffen (5) en Verordening (EG) nr. 273/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 inzake drugsprecursoren (6).

Artikel 3

Definities

In dit besluit wordt verstaan onder:

a)

„nieuwe psychoactieve stof”: een nieuw verdovend middel of een nieuwe psychotrope stof in zuivere vorm of in een preparaat;

b)

„nieuw verdovend middel”: een stof, in zuivere vorm of in een preparaat, die niet op een van de lijsten bij het Enkelvoudig Verdrag van de Verenigde Naties van 1961 inzake verdovende middelen voorkomt en die een vergelijkbaar gevaar voor de volksgezondheid kan vormen als de op lijst I, II of IV voorkomende stoffen;

c)

„nieuwe psychotrope stof”: een stof, in zuivere vorm of in een preparaat, die niet op een van de lijsten bij het Verdrag van de Verenigde Naties van 1971 inzake psychotrope stoffen voorkomt en die een vergelijkbaar gevaar voor de volksgezondheid kan vormen als de op lijst I, II, III of IV voorkomende stoffen;

d)

„vergunning voor het in de handel brengen”: de door de bevoegde autoriteit van een lidstaat verleende toestemming voor het op de markt brengen van een geneesmiddel, overeenkomstig titel III van Richtlijn 2001/83/EG (geneesmiddelen voor menselijk gebruik) of titel III van Richtlijn 2001/82/EG (geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik) of een door de Commissie overeenkomstig artikel 3 van Verordening (EG) nr. 726/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 tot vaststelling van communautaire procedures voor het verlenen van vergunningen en het toezicht op geneesmiddelen voor menselijk en diergeneeskundig gebruik en tot oprichting van een Europees Geneesmiddelenbureau (7) verleende vergunning voor het in de handel brengen;

e)

„bestel van de Verenigde Naties”: de Wereldgezondheidsorganisatie (WGO), de Commissie voor Verdovende Middelen (CND) en/of het Economisch en Sociaal Comité die handelen overeenkomstig hun respectieve bevoegdheden zoals vastgelegd in artikel 3 van het Enkelvoudig Verdrag van de Verenigde Naties van 1961 inzake verdovende middelen of artikel 2 van het Verdrag van de Verenigde Naties van 1971 inzake psychotrope stoffen;

f)

„preparaat”: een bereiding die een nieuwe psychoactieve stof bevat;

g)

„rapportageformulier”: een gestructureerde vorm voor de melding van een nieuwe psychoactieve stof en/of een preparaat dat een nieuwe psychoactieve stof bevat, overeengekomen tussen het EWDD/Europol en hun respectieve netwerken in de lidstaten — Reitox en de nationale Europol-eenheden.

Artikel 4

Uitwisseling van informatie

1.   Elke lidstaat ziet erop toe dat zijn nationale Europol-eenheid en zijn vertegenwoordiger in het Reitox-netwerk informatie over de vervaardiging van, de handel in en het gebruik — met inbegrip van aanvullende informatie over mogelijk medisch gebruik — van nieuwe psychoactieve stoffen en van preparaten die nieuwe psychoactieve stoffen bevatten, verstrekken aan Europol en het EWDD, rekening houdend met de respectieve mandaten van die twee instanties.

Europol en het EWDD verzamelen uit de lidstaten ontvangen informatie via een rapportageformulier en delen deze onmiddellijk mee aan elkaar, aan de nationale Europol-eenheden en de Reitox-vertegenwoordigers van de lidstaten, aan de Commissie en aan het EMEA.

2.   Indien Europol en het EWDD van oordeel zijn dat de door een lidstaat verstrekte informatie over een nieuwe psychoactieve stof niet hoeft te worden doorgegeven zoals beschreven in lid 1, stellen zij deze lidstaat hiervan onmiddellijk in kennis. Europol en het EWDD delen de Raad binnen zes weken de redenen voor hun besluit mee.

Artikel 5

Gezamenlijk verslag

1.   Indien door Europol en het EWDD, dan wel door de Raad bij meerderheid van diens leden, wordt geoordeeld dat de door een lidstaat verstrekte informatie over een nieuwe psychoactieve stof aanvulling behoeft, dan vergaren Europol en het EWDD de gewenste informatie en nemen zij deze op in een gezamenlijk verslag (hierna „het gezamenlijke verslag” genoemd). Het gezamenlijke verslag wordt aan de Raad, het EWDD en de Commissie voorgelegd.

2.   Het gezamenlijke verslag bevat de volgende gegevens:

a)

een chemische en uiterlijke beschrijving, inclusief de naam waaronder de nieuwe psychoactieve stof bekend is en, indien bekend, de wetenschappelijke benaming (INN);

b)

informatie over de frequentie, de omstandigheden en/of de hoeveelheden waarin een nieuwe psychoactieve stof wordt aangetroffen en informatie over de middelen en methode voor vervaardiging van de nieuwe psychoactieve stof;

c)

informatie over de betrokkenheid van de georganiseerde criminaliteit bij de vervaardiging van of de handel in de nieuwe psychoactieve stof;

d)

een eerste aanwijzing betreffende de aan de nieuwe psychoactieve stof verbonden risico’s, zoals de gezondheids- en sociale risico’s en de kenmerken van de gebruikers;

e)

of de nieuwe stof al dan niet wordt beoordeeld of reeds is beoordeeld in het kader van het VN-bestel;

f)

de datum waarop de nieuwe psychoactieve stof aan de hand van het rapportageformulier bij het EWDD of Europol is gemeld;

g)

of op de nieuwe psychoactieve stof in een lidstaat al dan niet reeds controlemaatregelen op nationaal niveau van toepassing zijn;

h)

voorzover mogelijk wordt informatie verstrekt over:

i)

de chemische precursoren waarvan bekend is dat zij voor de vervaardiging van de stof zijn gebruikt;

ii)

de wijze en de omvang van het geconstateerde of verwachte gebruik van de nieuwe stof;

iii)

ander gebruik van de nieuwe psychoactieve stof en de omvang van dit gebruik, en de aan dit gebruik van de nieuwe psychoactieve stof verbonden risico’s, met inbegrip van de gezondheids- en sociale risico’s.

3.   Het EMEA laat Europol en het EWDD weten of in de Europese Unie of in een lidstaat:

a)

een vergunning voor het in de handel brengen van de nieuwe psychoactieve stof is verleend;

b)

een vergunning voor het in de handel brengen van de nieuwe psychoactieve stof is aangevraagd;

c)

een verleende vergunning voor het in de handel brengen van de nieuwe psychoactieve stof is geschorst.

Indien deze informatie betrekking heeft op een door een lidstaat verleende vergunning voor het in de handel brengen, wordt zij op verzoek van het EMEA door de lidstaat aan het EMEA verstrekt.

4.   De in lid 2 bedoelde informatie wordt door de lidstaten uiterlijk zes weken na de meldingsdatum op het in artikel 4, lid 1, bedoelde rapportageformulier verstrekt.

5.   Het gezamenlijke verslag wordt uiterlijk vier weken na ontvangst van de informatie van de lidstaten, en in voorkomend geval van het EMEA, door Europol of het EWDD overeenkomstig artikel 5, leden 1 en 2, ingediend.

Artikel 6

Risicobeoordeling

1.   Rekening houdend met het advies van Europol en het EWDD, kan de Raad bij meerderheid van de leden verlangen dat de risico’s, onder meer de gezondheids- en sociale risico’s die voortvloeien uit het gebruik of de vervaardiging van of de handel in een nieuwe psychoactieve stof, de betrokkenheid van de georganiseerde criminaliteit en de mogelijke gevolgen van controlemaatregelen, worden beoordeeld volgens de in de leden 2 tot en met 4 vastgelegde procedure, mits ten minste een kwart van zijn leden dan wel de Commissie de Raad schriftelijk heeft laten weten voorstander van een dergelijke beoordeling te zijn. De lidstaten of de Commissie doen zulks zo spoedig mogelijk, in ieder geval binnen vier weken na de datum van ontvangst van het gezamenlijke verslag. Het secretariaat-generaal van de Raad stelt het EWDD onverwijld van de betrokken informatie in kennis.

2.   Het EWDD belegt met het oog op het verrichten van de beoordeling een bijzondere vergadering in het kader van zijn wetenschappelijk comité. Het wetenschappelijk comité kan voor deze vergadering worden uitgebreid met maximaal vijf deskundigen die, op advies van de voorzitter van het wetenschappelijk comité, door de directeur van het EWDD worden gekozen uit een door de lidstaten voorgesteld en om de drie jaar door de raad van bestuur van het EWDD goedgekeurd panel van deskundigen. Deze deskundigen komen uit niet of onvoldoende in het wetenschappelijk comité vertegenwoordigde vakgebieden, waarvan de bijdrage nodig is voor een correcte en evenwichtige beoordeling van de mogelijke risico’s, waaronder de gezondheids- en sociale risico’s. De Commissie, Europol en het EMEA worden uitgenodigd om elk maximaal twee deskundigen naar deze vergadering af te vaardigen.

3.   De risicobeoordeling wordt verricht op basis van de informatie die aan het wetenschappelijk comité is verstrekt door de lidstaten, het EWDD, Europol en het EMEA, rekening houdend met alle factoren die volgens het Enkelvoudig Verdrag van de Verenigde Naties van 1961 inzake verdovende middelen of het Verdrag van de Verenigde Naties van 1971 inzake psychotrope stoffen rechtvaardigen dat een stof onder internationale controle wordt gesteld.

4.   Wanneer de risicobeoordeling voltooid is, stelt het wetenschappelijk comité een verslag (hierna „het risicobeoordelingsverslag” genoemd) op. Het risicobeoordelingsverslag omvat een analyse van de beschikbare wetenschappelijke en wetshandhavingsinformatie en weerspiegelt alle opinies van de leden van het comité. Het risicobeoordelingsverslag wordt door de voorzitter van het comité namens het comité aan de Commissie en de Raad voorgelegd binnen twaalf weken na de datum van de in lid 1 bedoelde kennisgeving door het secretariaat-generaal van de Raad aan het EWDD.

Het risicobeoordelingsverslag omvat:

a)

de chemische en uiterlijke beschrijving van de nieuwe psychoactieve stof en de werkwijze ervan, alsook de medische waarde;

b)

de aan de nieuwe psychoactieve stof verbonden gezondheidsrisico’s;

c)

de aan de nieuwe psychoactieve stof verbonden sociale risico’s;

d)

informatie over de mate van betrokkenheid van de georganiseerde criminaliteit, inbeslagname en/of opsporing door de autoriteiten en over de vervaardiging van de nieuwe psychoactieve stof;

e)

informatie betreffende beoordelingen van de nieuwe psychoactieve stof in het kader van het bestel van de Verenigde Naties;

f)

een beschrijving van de controlemaatregelen waaraan de nieuwe psychoactieve stof in de lidstaten onderworpen is, indien van toepassing;

g)

controlemogelijkheden en de mogelijke gevolgen van de controlemaatregelen, en

h)

de chemische precursoren die bij de vervaardiging van de stof worden gebruikt.

Artikel 7

Omstandigheden waarin geen risicobeoordeling wordt verricht

1.   Er wordt geen risicobeoordeling verricht indien Europol en het EWDD geen gezamenlijk verslag hebben opgesteld of indien de beoordeling van de betrokken nieuwe psychoactieve stof door het bestel van de Verenigde Naties reeds ver gevorderd is, d.w.z. indien het deskundigencomité van de WGO inzake drugsafhankelijkheid haar kritische evaluatie, vergezeld van een schriftelijke aanbeveling, heeft bekendgemaakt, tenzij belangrijke nieuwe informatie voorhanden is die relevant is in het kader van dit besluit.

2.   Indien de nieuwe psychoactieve stof in het kader van het bestel van de Verenigde Naties is beoordeeld en niet besloten is tot opname ervan op een van de lijsten bij het Enkelvoudig Verdrag van de Verenigde Naties van 1961 inzake verdovende middelen of bij het Verdrag van de Verenigde Naties van 1971 inzake psychotrope stoffen, wordt enkel een risicobeoordeling verricht als belangrijke nieuwe informatie voorhanden is die relevant is in het kader van dit besluit.

3.   Er wordt geen risicobeoordeling verricht van nieuwe psychoactieve stoffen die tot één van de volgende categorieën behoren:

a)

stoffen die worden gebruikt voor de vervaardiging van een geneesmiddel waarvoor een vergunning voor het in de handel brengen is verleend, of

b)

stoffen die worden gebruikt voor de vervaardiging van een geneesmiddel waarvoor een vergunning voor het in de handel brengen is aangevraagd, of

c)

stoffen die worden gebruikt voor de vervaardiging van een geneesmiddel waarvan de vergunning voor het in de handel brengen door een bevoegde autoriteit is geschorst.

Indien de nieuwe psychoactieve stof tot één van de in de eerste alinea opgesomde categorieën behoort, oordeelt de Commissie, op basis van de door het EWDD en Europol verzamelde gegevens, tezamen met het EMEA of er verdere maatregelen moeten worden genomen, zulks in nauwe samenwerking met het EWDD en in overeenstemming met het mandaat en de procedures van het EMEA.

De Commissie brengt over haar bevindingen verslag uit aan de Raad.

Artikel 8

Procedure om specifieke nieuwe psychoactieve stoffen onder controle te stellen

1.   Binnen zes weken na de datum van ontvangst van het risicobeoordelingsverslag dient de Commissie bij de Raad een initiatief in om de nieuwe psychoactieve stof aan controlemaatregelen te laten onderwerpen. Indien de Commissie het niet nodig acht een initiatief in te dienen om de nieuwe psychoactieve stof aan controlemaatregelen te laten onderwerpen, legt zij binnen zes weken na de datum van ontvangst van het risicobeoordelingsverslag een verslag voor aan de Raad waarin zij haar standpunt toelicht.

2.   Mocht de Commissie het niet nodig achten een initiatief in te dienen om de nieuwe psychoactieve stof aan controlemaatregelen te laten onderwerpen, dan kan het initiatief, bij voorkeur uiterlijk zes weken na de datum waarop de Commissie bij de Raad haar verslag heeft ingediend, door één of meer lidstaten bij de Raad worden ingediend.

3.   De Raad besluit op grond van artikel 34, lid 2, onder c), van het Verdrag, op een overeenkomstig lid 1 of lid 2 ingediend initiatief, met gekwalificeerde meerderheid van stemmen of de nieuwe psychoactieve stof aan controlemaatregelen wordt onderworpen.

Artikel 9

Controlemaatregelen van de lidstaten

1.   Indien de Raad besluit om een nieuwe psychoactieve stof aan controlemaatregelen te onderwerpen, streven de lidstaten ernaar zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen een jaar na de datum van het besluit, overeenkomstig hun nationale wetgeving de maatregelen te nemen waarmee:

a)

de nieuwe psychotrope stof wordt onderworpen aan de controlemaatregelen en strafrechtelijke sancties waarin wordt voorzien door de wetgeving die zij hebben aangenomen om te voldoen aan hun verplichtingen op grond van het Verdrag van de Verenigde Naties van 1971 inzake psychotrope stoffen;

b)

het nieuwe verdovende middel wordt onderworpen aan de controlemaatregelen en strafrechtelijke sancties waarin wordt voorzien door de wetgeving die zij hebben aangenomen om te voldoen aan hun verplichtingen op grond van het Enkelvoudig Verdrag van de Verenigde Naties van 1961 inzake verdovende middelen.

2.   De lidstaten delen, zo spoedig mogelijk nadat het betrokken besluit is genomen, de genomen maatregelen mee aan de Raad en de Commissie met het oog op doorgeleiding van die mededeling aan het EWDD, Europol, het EMEA en het Europees Parlement.

3.   Niets in dit besluit belet een lidstaat om, indien hij zulks passend acht, op zijn grondgebied nationale controlemaatregelen te handhaven of in te voeren zodra een nieuwe psychoactieve stof door een lidstaat is vastgesteld.

Artikel 10

Jaarlijkse verslagen

Het EWDD en Europol brengen jaarlijks verslag uit aan het Europees Parlement, de Raad en de Commissie over de uitvoering van dit besluit. In het verslag worden alle aspecten in aanmerking genomen die nodig zijn voor de beoordeling van de doeltreffendheid en de resultaten van het bij dit besluit ingestelde systeem. Het verslag behelst in het bijzonder de ervaringen die zijn opgedaan met de coördinatie tussen voornoemd systeem en het systeem voor geneesmiddelenbewaking.

Artikel 11

Systeem van geneesmiddelenbewaking

De lidstaten en het EMEA waarborgen de passende uitwisseling van informatie tussen het bij dit besluit ingestelde systeem en de systemen voor geneesmiddelenbewaking van titel VII van Richtlijn 2001/82/EG en titel IX van Richtlijn 2001/83/EG.

Artikel 12

Intrekking

Gemeenschappelijk Optreden 97/397/JBZ inzake nieuwe synthetische drugs wordt ingetrokken. Door de Raad op grond van artikel 5 van dat gemeenschappelijk optreden aangenomen besluiten blijven van kracht.

Artikel 13

Bekendmaking en van kracht worden

Dit besluit wordt van kracht op de dag volgende op die van zijn bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 10 mei 2005.

Voor de Raad

De voorzitter

J. KRECKÉ


(1)  Advies uitgebracht op 13 januari 2004 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

(2)  PB L 167 van 25.6.1997, blz. 1.

(3)  PB L 311 van 28.11.2001, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2004/28/EG (PB L 136 van 30.4.2004, blz. 58).

(4)  PB L 311 van 28.11.2001, blz. 67. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2004/27/EG (PB L 136 van 30.4.2004, blz. 34).

(5)  PB L 357 van 20.12.1990, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1232/2002 van de Commissie (PB L 180 van 10.7.2002, blz. 5).

(6)  PB L 47 van 18.2.2004, blz. 1.

(7)  PB L 136 van 30.4.2004, blz. 1.